Ga direct naar de content

Jrg. 33, editie 1626

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 7 1948

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

1

‘-

rconorniscntatist

iscne

B
e

rich*ten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCJN EN VERKEER

UITGÂVE VAN’ HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

33E
JAARGANG

WOENSDAG 7 JULI 1948

No. 1626

COMMISSIE VAN REDACTIE:
Ch. Glasz; H. W. Lambers; N. J. Polak; J. Tinbeigen;

F. de Vries;

J. H. Lubbers (Redacteur-Secretaris)

Assistent-Redacteur: A. de Wit.

COMMISSIE VAN ADVIES VOOR BELGIË:

J. E. Mertens; R. Miry; J. i’an Tichelen; R. Vandeputte;

F. Vers ichelen.

Gegec’ens ooer adressen, abonnementen enz. ‘p de laatste

bladzijde ç’an dit nummer.

INHOiJD:

Blz

De artikelen van deze week ……..523

Sommaire, summaries ………………523

De Nederlandse kolenbasis
door Ir G. J. de Vooys ..
524

Afwikkeling van de geidzuivering
door Prof. Dr’N. J.

Polak

………………………………..
527

De Belgische oorlogsschaderegeling (III)
door Prof.

Mr J. oan Hou,tte ……………………….
528

liet economisch Benelux-congres te Amsterdam
dooi

A. Rom Colthoff …………………………
531

Geldzuivering in Duitsland (1)
door Mrs R. II. M.
Worsley………………………………..
533

Mededeling:
Verkort Jaarverslag van het NeilerlatdseIt Econontisch
Instituut over 1947

…………………………
535

Internationale notities:
liet E.R.P. cii de Amerikaanse landbouw
…………..
535
ilaurse in dc Âiiierllcaanse olie-industrie
…………..
536
(root-flrittaiiniü eis Ierland
……………………..
536

Geld- en kapitaalmarkt ……………………..536

S t a t is t i e k e n:

Bankataten

………………………………….
337
Stand

van

‘S

l

ijks

Kas

…………………………
538
Speciticatle der eiiilsSies in Mei 1918

………………..
538
Inleggingen en tertigbetalingen bij de spaarbanken in Neder-
1811(1

……………………………………..
538
Otticilije

disconto’s

…………………………….
538
trootIiaiidelsprjzcn. van granen, veklboiien, boter en kaas
in

Nederland

………………………………
539

DEZER DAGEN

kiezen en delen. 1-let eerste door stemgerechtigd Neder-
land, bestook t door campagnes met soms bedenkelijke

vermenging van hoofd- en bijzaken; het tweede door de
verkiezingsrekenkunde, die de preferentieschalen dey

kiezers tot aantallen zetels herleidt. Aan de nieuwe volks-vertegenwoordigers thans het ,,embarras du choix” inzake
de structuur van het Koninkrijk. ,,Non numero haec

judicantur sed pondere”, aldus Cicero: er zijn zaken, die
men niet naar het getal, maar naar het gewicht afmeet.

Dit geldt niet voor de Marshall-hulp, die in dollars wordt berekend, terwijl de groothandelsprijzen in de
Verenigde Staten nog steeds stijgen; volgens het ,,Labor
Department” lagen zij in Juni jl. slechts een fractie

beneden het ,,alltime” hoogtepunt van Mei 1920. De
E.R.P.-landen hebben echter geen keus; de bilaterale
overeenkomsten werden in snel tempo ondertekend. Gegeven keur: van April t/m Juni, het eerste E.R.P.-
kwartaal, is – naar de E.C.A.-administratie heeft mede-
gedeeld – in totaal $ 762,7 mln toegewezen, di. 58 pCt
van het oorspronkelijk gestelde doel. Echter, ongebruikte
saldi zullen bij komende toewijzingen worden opgeteld; nuttige marge voor wie reeds eieren voor zijn geld heeft
gekozen.

Wat deze laatste procedure betreft, stelt in Frankrijk
de prijsontwikkeling in opwaartse richting de Regering
voor een dilemma: wil zij de kosten van levensonderhoud
stabiliseren, dan zijn hogere subsidie-uitgaven vereist;
in dat geval komt echter het begrotingsevenwicht in gevaar.
Productieverhoging is het derde alternatief, dat, naar het
schijnt, de preferentie der Amerikanen heeft. Zelf hebben
deze inmiddels, in verband met de stijgende kosten-van
lèvensonderhoud in de Verenigde Staten, de graansubsi-
dies aan de boeren van $ 1,84 tot $ 2 per bushel verhoogd.
Zij kunnen zich echter beroepen op het grootste budget-
overschot uit hun geschiedenis: $ 8,4 mld voor het fiscale jaar 1948.

– Scylla en Charybdis bedreigden slechts Srme zwervers.
Griekenland heeft zich genoodzaakt gezien, de subsidies
op de broodprijs drastisch te verlagen; Italië wordt door
een nieuwe stakingsgolf bedreigd. Finland heeft gekozen;
Palestina kan nog niet tot deling geraken. Inmiddels

tracht Joegoslavië, na het schervengericht van de Corn-
inform, zo goed mogelijk tussen de klippen door te zeilen.
Het heeft thans bij de Internationale Bank voor herstel
en Ontwikkeling een crediet van $ 500 mln aangevraagd.
Dat Albnië de economische banden niet Joegoslavië heeft
verbroken, behoeft niet als directe aanleiding tot dit ver

zoek te worden gezieiT; er staan in Oost-Europa grotere
zaken op het spel..

Kiezen of delen: ook het alternatief, waarvoor, naar
het schijnt, de nota der Westelijke bezetters van Duits-
land de Russen zal stellen, nu de besprekingen der mili-
taire gouverneurs te Berlijn geen keus meer lieten. Zal

Moskou de organisatorische bekwaamheid der tegenpartij
op luchtvaartgebied bij de bepaling zijner preferentie
laten gelden? ,,You ’11 make me giddy soon, if you go on
turning round like that”, zoals het schaap tegen Alice zei.

Behandeling van alle

bankzaken

* *
V

Bezorging van alle

assurantiën.

Groothandel

Weekblad voor de
internationale handel

Heeft U al eens

een proefnummer
aangevraagd?

H. A. M. Roelants

Schiedam

G

C
“Sp

Hi

N.V. KONINKLIJKE

14 EDE R LAN DS C H E

ZOUTINDUSTRIE

Boekelo
.
Hengelo

ZOUTZIEDERIJ

Fabriek
van:

zoutzuur; (alle kwaliteiten)

vloeibaar chloor

cbloorbkekloog

natronloo& cauitic soa’a.

S

14
De CuraçâoscheHandel

cczr
!:
C
!!
r
!:
J
ySA.Y

GEBOUW

ATLANTA”

* ‘
Stadhouderskade .6


Amsterdam

Is voor hare kantoren en vestigingen in Curaçao,

Suriname

en

alle
voorname

plaatsen

in

het

Caraïbische gebied
blijvend geïnteresseerd

in. offerten van fabrikanten van:

Bouwmaterialen
Hulsh. artikelen

Textiel

Hang- en Sluitwerk
Elecir. Technische art.

Papier

Bouwbeslag Glas

Emaille

KleIne IJzerwaren
Sanitaire
artikelen

Levetsmlddelen

Gereedschappen
Dakpannen

Keramische art.

EERSTE NEDERLANDSCHE

Verzekering Mij. op het Leven en tegen Invaliditeit N.V.
Gevestigd
te’e-Gravenhage

AOMINISTRATIEKANTOOH DORDRECHT. BELLEVUESTRAAT
2, TELEFOON 5346

Personeel s- Pensioenverzekering
verschaft directe fiscale besparing – afschrijving van
toekomstige lasten – blijvende sociale voldoening
Vraagt U eens welgedocumenteerd advies aan ons
BUREAU VOOR COLLECTIEVE CONTRACTEN

N.V. BRONSWERK

AMERSFOORT•

AMSTERDAM

ROTTERDAM

Afd.
Pijpleidingen

Vul
BECI-IT
&
DYSERINCK

Afd
Warmtetechniek

V/I-4 HUYGEN
&
WESSEL

Afd.
Luèhttechniek

VIH
BECHT
&
DYSERINCK
1

Afd.
Koeltechniek


V/H HUYGEN &
WESSEL

Afd.
Electrotechniek

V/H HUYGEN
&
WESSEL

Land- en Scheepsinstallaties

BRONS WERK

1

-II

R. MEELS & ZOONEN
BANKuERS EN ASSURANTIE-MAKELAARS

AMSTERDAM
– ROTTERDAM
S•GRAVENNAGB
DELFT – SCHIEDAM – VLAARDINGEN

Nederlandsch Indische ilandelsbank, N.V.

Amsterdam – Rotterdam –
‘s-Gravenhago

Alle Bank. en Effectenzaken

N.V. A.T.O. – VAN GEND & LOOS

Geregelde vrachtauto-dienst

Nederland – Tsjecho-Slowakîje

Vraagt inlichtingen bij onze 80 kantoren of bij van

Uden’s Transport Bureau – Veerhaven 15 – Rotterdam

7 Juli 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

523

DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK.

Ir G. J.
de Vooys,
De iVede,landse kolenbasis.

Naar schatting zal het Nederlandse kolenverbruik per

1965 stijgen tot 27 mln ton per jaar. Ter dekking komen
de volgende bronnn in aanmerking:

Zuidliroburgse productie

12 mln ton
Gegarandeerde levering uit produc-
tie Sophia:Jacoba en WTaIsum

2,5
‘Gegarandeerde levering uit verdere
Westduitse mij ribouw onder meest-

begunstigihgsclausule

4

Productie nieuwe zetels Vlodrop en
Geldern

4
5

kopen o vrije markt

4

Totaal

27 mln toh

Prof. Dr N. J.
Polak,
Afwikkeling. Qan de geldzuioering

Vermogensaanwasbelas ting en Vermögensheffing ineens
moeten wordeii gezien als een sluitstuk van de geidsa-
nering. Dit sluitstuk dreigt gebrekkig te gaan werker
doordat, tengevolge van het niet afwerken van het des-

betreffend wetsontw’p door de Kamer, de overdracht

van geblokkeerde middelen ter betalig ‘an belasting
nog onvoldoende is geregeld. Twee wegen kunnen thans
worden ingeslagen: vertraging van deinning der heffingen
(voor
alle
aanslagen 1) totdat de regèling overeenkomstig het ontwerp wet is geworden, of spoedige verruiming van
de overdrachtsmogelijkheid.

Prof. Mr J. van iloutte,
De Belgische oorlogsschadcregeling

liet speekt vanzelf, dat in België ieeds vÔôr het in-
workingtreden van de wet op de hers telling van de oor-
logsschade aan private goederen een begin werd gemaakt
met dë wederopbouw. Sedert het einde der vijandelijk:
heden is het bouwbedrijf in België zeer actief. Een en
ander is in hoge mate te danken aan de politiek der Open-
bare credietinstellingen. Zij verstrekken restauratie-
credieten; de
Staat
verleent zijn garantie en betaalt een
deel vad de interest voor de getroffene. Inclusief dé voor-
schotten, rechtstreeks uitbetaald door het Ministerie
van Wederopbouw, is reeds ruim 7,5 mld franc ter beschik-
king der getroffenen gesteld.

A. Roni C’ltliolf,
Het economisch Benelux- co ngres te Am-sterdam.

liet op 11 en 12 Juni jl. te Âmsterdam gehouden econo-
inisch drielanden-congres viel juist in dezelfde week,

waarin de Ministers der Benelux-landen te Château d’Ar-
dennès overeenkwmen, dat in beginsel per 1 Januari

1950 de economische unie een feit zou worden. Tijdens
de besprekingen kwam algemeen de wens van het be-
drijfsleven naar voren, dat de op Château d’Ardenres
uitgesproken verwachting inderdaad zal worden vervuld.
De betekenis van het congres ligt met name hierin, dat
niet

alleen de hangende problemen zijn gesignaleerd,
maar dat ook op de moeilijkheden is gewezen, die nôg
moeten worden overwonnen, en dat de wegen zijn aange-
geven, die daartoe moetqn worden ingeslagen. –

Mrs
R. 11. M.
Worslcy,
Geldzuioering in Duitslan,d (1).

Na een uitstel vai meer dan twee jaren zijn thans
twee verschillende systemen van gelzuivering, resp.
in dè drie Westelijke bezettingszônes en Oost-Duitsland,
in toepassing gebracht-. lIet artikel geeft een overzicht
van de belangrijkste bepalingen der beide systemen.

SOMMAIRE.;

Dr G. J:de
‘Tooys,
Les préQisions de la production de charbons
aux Pays-Bas.

.

.,

.

.

En 939
.
la consommation de charbons aux Pays-Ba se chiffrait â 14,2 millions de tonnes. On estime que ce

chïffre augmentera ,graduellement jusqu’ 1’ordre de
27 millions d.e tonnes en 1965. A,ce moment
la
production

destinée. Ja consommation intériure aura atteint envWon
12 millions de tonnes. L’écart doit tre, cpmblé par: des

fournitures du bassin de la Ruhr (6,5 millions de tonnes),
l’exploitation de nouveauxgiseinents aux
Pays

Bas
(4,5 milliofi’s de tonnes), des achats au marchéIire (4
millions de tonnes). .
.

Prof. Dr
N.
J.
Polak,
Le stade final’de -l’assdinisse,nent
,3zonétaire.

‘.

En principe, le stade final de l’asainissement moié-

taire doit consister dans la liquidation des derniers conptes
bloqués,
a
l’aid d’impôts sur l’accroissement dü patri-moine et.les.prélèvements uniques sr les capitaux. En
fait, le but estloin d’être atteint. •C’est pourquoi l’auteur
propose quelques arnéljorations

Prof. J. van Iloutte,
Le systine belgi dis financernFii des
.domnages de guerre (III).

La restauration des dommages de guerre a été entamé
dès la cessation des hostilités et même avant quo Ja bi

sur les dommages de guerre entra en vigueur… Ces :Malisa-

tions sont dues aux crédits de reconstruc,tion .octroyés
par différents organismes public. . .

A. Rorn
Colthoif,
Le .congrès économique dans ‘l cadre
Benelux â Amsterdam.
1′

Mrs R. II. – M. ‘%Vorsley,
Les réformes mo>vétaires en A lle
magne (1).’

.

L’article cïone un aperçu des deixsyèmes dé laré-
forme monétaire, appliqués en Alldmagjie. ocidentalè et
orientale.

SUMMARIES..

Dr G
J de
Voo s,
Goal prospecis nn the JYetherlands
In 1939 coal consumption in the Netherlands arnoun
ted to 14, millionsof, tons., It is estimated that, this figure
will gracjuafly rise.to
27 millions of tons in 196. Bythat
year Dutch production for home use willbe about 12,mil-
lions of tons.
The
rema-ining gap has to he filiedby sjiply from Western German produqtion (6,5 millions of
tons),
development of new Dutch coal fields (4,5 millions of
tons) and purchases in the free market (4 millions of
tons). .

Professor N. J. Polak,
The final .phase of the currèncy
purge.

In principle, the final plase’6f the curre’ncy purehas
to exist in taking away remaining blocked balances with
the aid of the projerty increinent ta and, th bapitl
levy. In practice, this goal seem still far
froiit
being
reached. Accorling1y, théwriter propuios home impro

vements. . .. …

Professor J. – van Houtte,
The Belgian.-systenz !of füiancing
– war damage (JIJ).

Restoration of war damage inBélgiufh,
diafely after the end of hostilities,’even liefi’é th’ W’âi’
Damage Act cam& into operation. ThisctivitSVhan
made possible by rebuilding credits’ granted by
1
sevral
public institutions –

A. Rorn
€olthoff,
The Ben,elux economic cpngress. at Anij

sterdam.

.,

.

Mrs.
R. H. M.
Worsley,’Monetaryrefcirnis
itt
Germany (i)
– The article gives é surve5 of the two &ystems of monetaiy
reform as applied in Westen- dnd-
Eastern:
Germaii’-.

`524

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

7 Juli 1948

DENEDERLANDSE ICOLENBASIS.

De tegenwoordige Nederlandse kolenbasis zoili in een
economisch vrij WestEuropa als zeer breed kunnen

wörden beschouwd, ni:. een eigen mijnindustrie, die een

groot deel van de behoefte dekt, en een gunstige geo-

grafische situatie ten opzichte van de voornaamste kolen-

producerende landen. Wij zouden op goede gronden

kuflnen hopen, dat de barrières, die een vrije goedere’n-

uitwisseling nu nog, belemmeren, spoedig lager worden

en zelfs dat deze zouden kunnen verdwijnen. In dit geyal

zou er geen reden zijn om ons op het pu.nt der kolen-

voorziening ernstige zorgen te maken.

-Er zijn echter een reeks elementen in de ontwikkeling
•op lange termijn, die aan de continuïteit van deze schijn-

baar gunstige situatie afbreuk kunnen doen en wâar-

schijnlijk ook zullen doen.

De toekomstige ontwikkeling aan het yerbruik.

een gleidelijke stijging in de twintiger jaren van

7 op 13 millioen ton, waarbij in aanmerking dient te worden

genomen, – dat in de eerste vier jaren een uitgesproken

kolennood heerste en dus van een te laag verbruik kon

wirden gesproken, schommelde het vei’briiik in de dertiger

jaren om en-bij de 12millioen ton, met 1939 als spits
an 14,2 millioen ton.
• Dit betekent; dat het verbruik per inwoner zich beweegt

• om ei bij dè 1,6 ton per jaar, een merkwaardig laag getal
vergeleken bij het verbruik
in
de omringende landen.
Het verbruik per in*oner in Engeland was in de dertiger
jared ongeveer 3,8 ton per jaar, terwijl België en Duits-
land resp 9,5 en 2,4 ton per jaar per inwoner verbruikten.

– Het lage’ verbruik in Nederland ws gebaseerd op een
traditioneel zuinig huisbrandverbruik, een industrie, die

‘Voor een groot gedeelte éen relatief gering kolenverbruik ‘had, en een verkeer, dat voor een belangrijker deel dan in

de omringende landen per schip geschiedde.


• Dat het verbruik bij toenemende industrialisatie niet
of slechts gering steeg, had verschillende oorzaken, die

nu echtr bijna alle geheel zijn uitgewerkt en geen remmen-

de ‘invloed meer kunnen doen gelden. Het verbruik aan
vloeibare brandstof nam zeer snel toe. De grotere intensvi-
teit van het vervoer en het verkeer werd bijna voor het
grootste deel op deze basis gebouwd. Maar vooral het
– steeds rdtioneler verbruik van kolen voor het opwekken van

energie bracht met zich, dat de snelle stijging van het
ènergieverbruik niet parallel liep met de stijging van de
tot opwekking hiervan bénodigde kolen.
Hoe iullen zich nu al deze factoren in de komende tijd
ontwikkelen?

De traditionele spaarzaamheid van de bevolking heeft
in de oorlogsjaren een duw gekregen en of deze spaar-
zaamheid in de toekomstige jaren zal terugkomen, is nog een vraag. Zeèr zeker zöu op het ogenblik bij vrije koop-
mogelijkheden het verbruik voor huisbranddoeleinden
belangrijker hoger liggen dan in de jaren voor de oorlog.

Dat de vloeibare brandstof in zulke hoeveelheden ter
beschikking zal staan, dat in dezelfde mate als in de dertiger
jaren een stijging van het verbruik hiervan mojelijk zal
zijn, is, alhoewel niet te overzien, hoogst onwaarschijnlijk.
Niet alleen tekent zich reedseen wereldtekort aan vloei-
bare brandstof séherp af, doch bobndien zal voor ons land,

evenals voor geheel West-Europa, de aankoopmogelijkheid
van dit voor het grootste deel overzeese product dôor
gebrek aan ruilmiddelen beperkt blijven.- Deomzetting van kolen in energie is nog vel iets verder
te verbeteren, maar een rendementsverhoging zoals tussen
– 1920-1940 plaats -vond, is niet meer te verwachten.
Het is natuurlijk mogelijk en- zelf waarschijnlijk, dat
nieuwe energiebronnen zullen ontstaan en wij mogen
-niet nalaten de atoonlenergie in dit verband te noemen;
M en wanneer echter de atoomenergie in grotere door-
“slaggevende hoeveelheden voor industrieel en ander ver-

bruik ter beschikking zal komen, is nog niet positief te

zèggen. De waarschijnlijkheid is w’el reeds gegeven, doch de
ontwikkeling verlangt zeer zeker tijd Als er een schatting

moet worden gemaakt, kan men zeggen, dat wij, in onze
omstandigheden, vôhr 1965 hiermede geen i’ekening be-

hoeven te houden, zodat onze energie- en warmtever-

zorging tot die tijd vrijwel geheel
op
kolenbasis z,41 dienen

te geschieden.

In dit verband een enkel woord over de ondergrondse
vergassing, een nieuw element in de energieverzorging,

dat vooral door de Belgische exj2erimenten veel opzien

baart. De ondergrondse vergassing is technisch en weten-

schappelijk zeer interesant en kan ook onder bepaalde,
omstandighedén economisch zeer ïnteressnt worden.

Vôoi West-Europa, waar de totale ondergrondse voorraden

zo beperkt zijn, zal, indien de kolenbehoefte in de tegen-

woordige omvang blijft bestaan, of zelfs toeneemt, het
rendement van de vergassing, d.i. het aantal calorïeën,
dat werkelijk wordt gewonnen in gasvorm, vergeleken met

de calorische waarde van de vergast&kolen doorslaggevend
zijn voor het economisch verbruik.

Indien, wat misschien reeds hoog is geschat dit rende-

inent 50 pCt bedraagt, zal de ondergrondse•vergassing zich
in IVest-Europa
moeten beperken tot die voorraden, die

op andere wijze (gewone mijnbouw) niet economisch zijn

te winnen, bïjv. dunne lagen in reeds uitgeputte mijnen of

kolenvoorraden op grotere diepte,’ waarbij te hoge tempe-

raturen de gewone mijnbouw niet toelaten.

Met welke hoeveelheder en in hoeverre het energie-
verbruik toeneemt, wordt in de eerste plaats beheerst

door liet tempo der verdere industrialisatie, doch vooral ook in welke bedrijfstakken deze plaats vindt.

Van doorslaggevende betekenis zal zijn, of in belangrijk
grotere mate dan tot nu toe hoogovens en staalwerken

zullen worden gebouwd, daar deze industrie, vergeleken
hij andere, een grote kolen- en energiebehoefte heeft. Dat

Nederland niet in zijn staalhehoefte kan voorzien- en dit
gebrek de laatste jaren zeer nadelig heeft gevoeld, drijft

tot het bouwen van hoogovens en staalwerken, doch

binnen het kader van de Benelux krijgt deze kwestie een
ander aanzien.
Op bovengenoemde gronden zal elke schatting van het
toekomstig vérbruik met de nodige reserve dienen te
worden beschouwd. Als men het nochtans waagt hiervoor

een getalte nöemen, zal het verbruik per inwoner in de
jaren 1950-1965 zich waarschijnlijk tussen 1,8 e?i 2,3 ton
per jaar bewegen. –
Dit brengt met zich, dat wij zullen moeten rekenen op
een kolenverbruik in die jaren wisselende tussen 17 en
langzaam stijgende tot 27 millioen ton per jaar. Elke –
schatting voor de jaren na 1965 moet als te riskant worden
afgewezen. Nochtans zal men, gezien de lange duur van
voorbereiding, benodigd –voor versterking van de kôlen-
basis, maatregelen ook na deze datum reeds in overweging
moeten nemen. Men moet er echter zo mogelijk de nodige
flexibiliteit aan geven om nü reeds geen te groot offer te
brengen, ter bereiking van de dekking van een kolenbe-
hoefte, die op te losse schroeven staat._

Middelen tot dekking der behoefte.

Ter dekking van de behoefte komt in de eerste plaats de
eigen productie in’ aanmerking: Nog zeer onlangs heeft

de Beheerder van de – Nederlandse steenkolenmijnen, Dr
Ch. Th. Groothoff, als zijn mening te kennen gegeven,
dat hij ongeveer.12 millioen ton als ‘een redelijke toekom-
stige productie vn Zuid-Limburg beschouwde. Iets öpti-
mististher geluiden spreken van een uitbreiding tot 14 millioen ton: Daar voor 1905 met volledige uitputting
van de nu in productie zijnde mijnen niet behoeft te worden
gerekend, kan f6t die tijd met redelijke zekerheid een
productie van bovengenoemde hoogte worden aangenomen.
Er moet echter wel op worden gewezen, dat het soorten-

7 Juli 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

:525

vraagstuk er toe zal leiden, dat blijvend belangrijke hoeveel-

heden, vooral cokes, zullen moeten worden uitgevoerd,

terwijl de procentsgewijze dekking in andere soorten,

vooral die van de huisbrand en gaskolen, lager dan in de
andere soorten is.

Een schatting van de uitvoer voor de komende tijd in
cijfers uit te drukken is een lastige opgave, daar de ont-

wikkeling der internationale kolenmarkt sterk aan
,
een

vaak plotseling veranderde politieke situatie onderhevig

is. liet enige blijvende element is de zeer grote behoefte

van de Belgische, Franse en Luxemburgse staalindustrie
aan cokes. Deze verbruikers zullen zeer zeker alle middelen
aanwenden om uit de buurlanden op zo lang mogelijke

termijn en in zo ruim mogelijke hoeveelheden deze behoefte

te dekken, liet is zeer wel mogelijk, dat Nederland, ook
indien zijn eigen kolenbehoefte nog niet volledig is gedekt,
toch, zoals nu reeds geschiedt, belangrijke hoeveelheden
cokes aan deze industrieën zal moetën leveren ter verkrij-

ging van de noodzakelijke invoer uit deze landen.

De hoeveelheden echter, die hiervoor in aanmerking
komen, te schatten, is zeer riskant, daar zij afhangen van

te veePnog onbekend zijnde factoren. Een te noemen getal kan zijn
4
millioen ton. Een verder uitvoeren van steen-
kolen en andere daaruit verwerktë producten, cokes uit-
gezonderd, komt echter, zolang de,behoefte niet is gedekt,

nauwelijks in aanmerking. Uit dit alles volgt, dat een zeer
belangrijk kwantum (5-15 millioen ton) nog mankeert
om de Nederlandse behoefte te dekken en dit kan alleen
door import en door in productie brengen van nieuwe
zetels worden overbrugd.

Daar met’ het in productiebrengen van nieuwe zetels
veel tijd is genioeid (7 10 jaren), blijft voor deze periode
slechts import ter, dekking van de benodigde hoeveel-
heden over.

Inhoeverre is het noodzakelijk een importgarantie te
verkrijgen en op w’elke wijze zou deze zijn te realiseren?-
De mogelijkheid bestaat om deze importbehoefte steeds
te dekken door aankoopovereenkomsten van betrekkelijk
geringe duur (1 A 2 jaren) en te hopen, dat telkens de
mogelijkheid zal bestaan zulke aankoopovereenkomsten,
met of zonder staatsbemoeiingen, af te sluiten. Een zeker-
heid hiervan bestaat er echter niet, zodat het aanbevejing
zal verdienen een belangrijk deel van de Nederlandse

importbehoefte door het verkrijgen van leveringsverplich-
tingen op lange termijn te dekken.

Daar het onwaarschijnlijk is, dat België en Frankrijk
in de komende decenniën een productie-overschot zullen
hebben, terwijl bij een enigerrnate verzadigde kolenmarkt
niet-Europese kolen vermoedelijk geen of slechts een
ondergeschikte rol zullen spelen
;
komt als contractant
voor het verkrijgen van zulk een leveringsverplichting
slechts de Engelse, Duitse en Poolse productie in aan-
merking.

Indien men dan ook het gehele complex, nl. markt-
positie, politieke Situatie, mogelijke afsnijding van de

aanvoer der kolen döoi’ politieke omstandigheden, zoals
oorlogsdreiging en oorlog, benevens de mogelijkheid om
een recht als bovengenoemd te verkrijgen, beziet, is het
vrijwel zeker, dat de Westduitse kolenproductie in de
allereerste plaats in aanmerking komt om aan de Neder-
landse verbruikers dit recht te verlenen.
De practische vorm van dit recht zal kunnen zijn:
het ter beschikking krijgen van gegarandeerde hoe-
veelheden kolen, ingedeeld naar de waarschijnlijk benodig-
de soorten uit de gehele Westduitse productie;
het ter beschikking krijgen van de gehele productie
of een groot percentage van de productie van bepaalde,
met name te noemen mijnen.
De laatste vorm is gekozen door de Nederlandse Rege-
ring in haar Memorandum van 5 November 1946 en biedt
waarschijnlijk een grotere garantie voor vervulling der’
leveringsplicht dan de andere oplossing. De soortenvai-iatie is echter in dit geval niet aanwezig

en de vrantwoordelijkIieid voor de rentabiliteit van deze

mijnen berust dan aan Nederlandse zijde. Om misverstanden

‘te vobrkomen dient uitdruklceiik te ‘worden vastgsteld,
dat door het ter beschikking krijgen.ter dekking van de

Nederlandse behoefte van de productie van enige bepaalde
mijnen, deze productie daarom niet geheel bin,pen Neder-

lands economisch verband komt, daar alle kosten der

productie, zoals lonen, materiaal, sociale verzekeringen,

diensten verkregen van derden in Duitsland en belastingen,

een betaling aan Duitsland vormen, die de Nederlandse
betalingsbalans belast. Het is mogelijk, dkt onder zulk
een regeling deze kolen relatief goedkoop kunnen worden,
terwijl het verschil met een vrije koopprijs echter. niet
moet worden overschat en in een tijd van kolenovervloed
en
Ihet
weder optreden van dumpingverschïjnselen.in één
of andere vorm, deze kolen zelfs duurder kunnen worden
dan zulke, die op een vrije kolenmarkt worden gekocht.

Het zal daarom aanbeveling verdienen een combinatie
van beide mogelijkheden na te streven.

Indien de productie van met name te noemen mijnen

wordt gevraagd, .dan zal het nodig zijn zulke mijnen aan

te geven, die kolensoorten produceren, ”aaraan in Neder-
land naar grote waarschijnlijkheid een blijvend tekort is.
In de eerste plaats komen daarvoor in aanmerking huis-
brandkolen en gaskolen. Een aanvullende levering van

huisbrandkolen van 1 millioe’n toh uit de productie van
de zich geheel in Nederlands bezit bevindeiide mijn , ,Sophia-

Jacoba” zou de basis voor de huisbrandverzorging redelijk
,verhreden, terwijl het ter beschikking krijgen over
4
millioen ton gaskolen van de mijn ,,Walsiim” dèverzorging

der gasfabrieken voor het grootste gedeeltekon dekken.
Indien verder het recht op levering uit de Westduitse
productie van 4 millioen ton kolen per jaar wordt ver-
langd, waarbij de variaties in soorten en kwaliteiten aan
de van jaar tot jaar vast te stellen behoefte moeten worden
aangepast, op basis van de meest begunstigde, dan zou de
tegenwoordige Nederlandse behoefte zijn gedekt en behoèft
.slechts het door industrialisatie en bevolkingsaanwas

stijgend verbruik uit andere bronnen te worden verkregen.
Hiervoor staan dan ter beschikking:

de productie van de nog te bouwen mijnzetels, waar-
dooi’ het dekkingspercentage van de behoefte uit eigen
productie wordt verhoogd, en

het kopen. op eventuele vrije markt of daarmede
gelijkstaande aankopen al of niet door staatsbemiddeling
op korte termijn.

In het kolenprogramma moet nl. noodzakelijk een aan-
passend element zijn, daar, zoals vanzelf spreekt, de trend

van het verbruik door conjunctuurschommelingen van het
reële verbruik afwijkt. Fliervoor is het noodzakelijk niet

van te voren 10.0 pCt van de geschatte behoefte te dekken, doch een klein ged.eelte ter dekking aan de mogelijkheden
van liet ogenblik over te laten.
Bij het vrijwel zek’er stijgen van de kolenbehoefte is
echter eep daling van het dekkingspercentage uit èigen
productie van ,een zo essentiële grondstof als kolen onge-
wenst. Het zal daarom noodzakelijk zijn om buiten Zuid-
Limburg nieuwe ontginningen, die geheel in het Neder-
lands economisch verband liggen, te verkrijgen.

Welke nieuwe ontginningen koden nu in Nederlands
economisch verband nog in aanmerking? …,
Op het Nederlands grondgebied zijn dit:
een zetel op, het kleine Vlodropveld, en
nieuwe ontgin’ningen in de Peel en in de Achterhoek.

liet Vlodropveld is door zijn weinig aantrekkelijke
vorm en gering oppervlak niet zeer aanlokkelijk voor het
vestigen van een nieuwe mijnzetel. Het is echter het enige
nog niet in ontginning zijnde veld-op Nederlandse bodem,
waarvan de diepte, waarin de kolenlagen zich bevinden,
voorlopig. niet prohibitief behoeft te werken. . ‘

Het niveau van de kolenrots ligt hier op ca 460 m, een
voor de tegenwoordige kolenmijnbouw volkomen normale

526

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

7 Juli 1948
diepte,’ in tegnstolling met de Pel en Achterhoek, waar
deze bij
7001.000
‘m ligt. Dit zou betekenen, daf deze oritinningen oor het grootste deel op 1.000 m en dieper
zbuden moeten plaats vinden. ‘Daar het vrijwel zeker is,

dat de toenèming van de temperatuur mèt de diepte,

19 per 26/7 mter, vooral in het Peelvèld vrij ongunstig

zal zijn, zullén in deze velden zich omstandigheden voor-

doen; die een exploitatie, dié zal moeten concurreren met de

andere Wstcuropese kolen producerende bedrijven, voor-
loig niet zullen toelaten. Eerst als de meeste mijnen in

West-Europa door uitputting der bovenste gedeelten in

analoge diepten moetn komen, kan het stichten van zulke

bedrijven verantwoord ‘o’den geacht

Er bestaat echter nog een mogelijkheid om binnen

Nederlands economisch verband productie te verkrijgen
uit kolenvêlden in Duitsland.

Het Staatserdrag van-‘Mei 1920 opent de mogelijkheid

de zich in Nederlands bezit bevindende concessies, die als
een krans om het Vlodropveld liggen; vanuit schachten op

Nederlands terrein té -exploiteren. hierdoor krijgt het

töt nu toè onbelangrijk schijnende Vlodropveld èen geheel

andere betekenis. In 1938 werd hiervoor een project ge-

maakt; waarbij een combinatie zïan het Nederlandse

Vlodropveld’ met bovengênoemde concessies door twee

mijnzetels zou worden’ontslotert en de totale kolenvodrraad
vhn c’a 310 milliben ton t&r beschikking zou konien,

ijaârvan 60 millioen ton uit de Nederlandse concessies en

250 mi1lioeh Von Uit het Duitse gedeelte. hiermede zou
en oiidergrondse grensverandering zijn gemoeid en zal
het aanbeveling veidienen om de oude Nederlandse rechten
iii
èen overeeiikomst (nét de toekomstige Duitse Staat.
naûwkeuriervhst te-leggen en te verankeren. Zeer geringe bclvei’igrondse grenscorrecties kunnen de exploitatie be-

langrijk Fgenakkelijken, daar dan een grotere vrijheid
zoü
-.
korhen bij de plaatskuze der schachten.

in dit verband heeft’dan ook de gemengde Nedërlands’

Engelse commissie aanbavolen in de buürt van ‘Vlodrop een grensverlegging te doen plaats vinden, die met deze
problemen rekening houdt.
.

Een bezwaar van deze exploitatie is, dat deze velden
slechts ‘s-kolen bevattèn, zodat zij geen basis zijn’ voor

‘dekking der Nederlandse ‘cokes- en gasbehoeften. Flier-

door vordt de latere rentabiliteit nadelig beïnvloed, daar

de gemiddelde opbrengst der es-kolen de laatste 25 jaren

niet onbelangrijk onder die van mager- en vetkolen is

gebleven. In hoevrre deze omstandigheid in de komnde

jaren zich zal continueren, is nog niet tè overïién. De

calorische NVaarde der kolen is volkomen gelijkwaardig

an die van de mager: en vetkolen en het gebruik van es-

kolen voor het opwekken van energie is meestal te prefe-
reren.

Een tweede kolenveld dicht bij onze grens bevindt zich
ten X
.
O. van Venlo met een middelpunt van ongeveer
15 kin ten Oosten van de tegenwoordige grens, zodat

ook

hier exploitatie met Nederlandse arbeidskrachten en aWoer

der prôductie naar de Nederlandse Maas zeer zeker tot de

mogelijkheden behoort. Een eenvoudige boven’grondse
grenscorrectie kan hier echter de toekomstige zetels niet
binnen de Nederlandse grenzen brengen.

Een voordeel is, dat dit kolenveld door zijn voor DUits-

land ongunstige geografische positie nog zeer lange tijd
voor Duitse productie-uitbreiding, of vrva.nging van uit-

geputte mijnen, niet in aanmërking komt.

Een belangrijk nadeel is echter nog de onvoldoende
exploratie, waardoor kolenvoorraden en de daarmede
gepaard gaande rentabiliteit nog moeilijk zijn te bepalen.

Belangrijk is echter, dat dit veld hoofdzakelijk vetkolen
bevat.

Een regeling als hierboven genoemd met de toekomstige

tt_it

RN

IRIJE. MAR,T

1

T
GEGARAMDE.RDE, LaVR,Nc
ur VFROEPE W,sr.
DU,TSF
fr1UN50ij

~
EOARANJOE
E
RZF
L.VERIN, VOOR Ng. E

.,o

Co

r

0
1’RQ

T

30F

.JACR

WALf,.
ri

.*
JO

….


…_L..

…j,L.

………….
L.._

J_…….

_j__.
__J
._

_J

1
Zuio tiMuncs

PRoDucr,
TER

v,s,. BI,’
,
,’,

c,,L,,r,Os

CO5UMPT,

.

j
1

T

–‘—

•—
-.’——
-•’
-.



1

r’
±-:z-
-4—-
—r–


-4-
– –
_j_•__
.––
-4

2

—;

z—

—-
L__

.
O

I5

52
r

S5

6

/

/
)

/

/

,1


/

-‘

/
./ 1/

•(. /


Z,.’,D- L,M,RG

PRO OCT

VOOR

E*ORT
..-

t

/

/

/

.

/ ,’

CC0F5
VOOF
.Bc.c.,

,

/
/

-.

—–


—-

c

1-0
Bisis

DINC
NEDEJLAND5E
KOLNHOEFTE.

.

7 Juli 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

527

p
uitse Staat te treffen, zal echter niet eenvoudig zijn

,en zal zeer goede
wil:van
beide zijden verlangen om tot

een bruikbare oplossing te geraken, die op de lange, duur

kan blijven gehandhaafd.
Indien West-Europa een geheel vrije economie zou

krijgen, kan aan exploitatie van de voorraden in de Peel

en in de Achterhoek in de eerste 20 jaren niet worden
gedacht, tenzij dringende plaatselijke werkverschaffings-

behoeften de noodzakelijkheid van deze exploitatie, ook

âl zou zij op verliesbasis geschieden, vereisen.
Indien productie-uitbreiding een volkshuishoudkundige
eis, wocdtgeacht, kan deze slechts gaan over het met in
Duitsland geleg,pn concessies uitgebreide Vlodropplan en

over exploita_t’i€ ten N.O. van Venlo.
Om een redelijke aanvulling van de Nederlandse produc-
tie te krijgen, waarbij bovendien het soortenvraagstuk in

.het oog dient te wörden gehouden, zal het noodzakelijk
zijn, indien deze concessies ter beshikking komen, beide

projecten tot iiitvoering te brengên.
• len verhoging van de Nederlandse productie met 4 tot
5,millioen ton zal het minimum zijn, waarmede deze dient

te worden veisterkt.
Als wij nu komen tot de periode na .1965, een periode

waarin:
een onherroepelijke teruggang van de Zuid-Lirnburgse

productie is te verwachten;
de gehele productie in West-Europa op grotere diepte

zal zijn .gekonen, en
de energievoorziening,uit andere bronnen, voorname
lijk atoomenergie, waarschijnlijk zal zijn,

dan kunnen wij slechts tot de slotsom komen, dat
tegen die tijdonze diepere kolenafzettingen moeten zijn

ontsloten.
Daar met de schahtbouw tot zo grote diepte ca 10 jaren
zullen zijn gemoeid, moet het risico van de ontsluiting
tegen 1955 worden aanvaard. Om dit risico tot een zo
gering mogelijk bedrag te reduceien, moet hiervoor een
technisch project worden opgezet naar het schema van
geleidelijke uitbreiding en het vermijden van te grote he-

•gininvestaties.
Dit bedujdt in de kolenmijnbouw schachten van kleinere
doorsnede dan de laatste 20 jaren de gewoonte is geworden
en het bouwen van aanvullende schachten, zodra de onder-
grondse uitbreiding deze vooral voor haar ventilatie en
a
fk
oe
li
l
:
Ig
nodig heeft.
• Indien wordt getracht de Nederlandse kolenvoorziening
in de periode 1949165 in een graphiek samen te stellen,
ziet deze er ongeveer als volgt uit: (zie vôrige bladzijde).
De maatregelen om dit programma te bereiken kunnen
als volgt worden samengevat:
1. De Zuidlimburgse productie op het verlangde peil
(12-14 millioen ton) brengen en hierop houden.
2. liet vredesverdrag met Duitsland of een andere, de

economische verhoudingen met Duitsland regelende
overeenkomst, moet het volgende bevatten:
a.- het ter beschikking krijgen van de productie van een
xiiagerkolenmïjn ter versterking van de huisbrandsituatie.
• Hiervoor komt in de allereerste plaats in aanmerking de productie van de mijn ,,Sophia-Jacoba”, welke geheel in
Nederlands bezit is, en de productie van een gaskolenmijn

ter versterking van de verzorging der gasfabrieken. Het
waarschijnlijkste is, dat hirvoor de mijn ,,Walsum” de
aangewezen mijn zal zijn,. die èn geografisch gunstig ligt
èn waarin Nederlandse groepen grote belangen hebben;
de garantie van de levering van 4 5 millioen ton
kolen uit de algemene Westduitse kolenproductie op basis

van de meest begunstigde;
de mogelijkheid tot exploitatie van de aan de grens
gelegen kolenconcessies, die aansluiten aan het Neder-
landse Vlodropveld en de concessies ten N.O. van Venlo, bij Geldern, geheel in Nederlands economisch verband. 3. liet ontwerpen van mijnzetels op de,velden genoemd
onder 2e, rekening houdénde met de mogelijkheid, dat de

ondergrondse kolenvoorraden ernstig kunnen tegenvallen,

zodat aan de ene kant voor overinvestatie. moet worden
gewaakt en aan de andere kant bij gunstige vooruitzichten
snelle uitbreiding zal kunnen plaatsvinden.

Zodra het i’echt, genoemd onder 2c, zal’zijn verkregei,

te beginnen met de voorbereidende werkzaamheden in de

eerste plaats met het afdiepen van schachen. ,

-let ontwerpen van rnijnexploibaties in bet Peelveld,
waarbij echter rekening dient te worden gehouden

met. de
mogelijkheid, dat nieuwe energiebronnen de zekerheid.van

een grote afzet twijfelachtig kunnen maken, zodatvoor
overinvestatie door te breed opgezet begin dient. te
worden gewaakt.

… • .
Arfthern.

Ir
G-
•J DE VOOS.

AFWIKKELING VAN DE diLDUÎVEiTNc.

-. Bij Koninklijk Besluit van 3 Augustus 1945 (Stbl. ,

F 133) werd de Minister van Financiën- voor een jaar

gemachtigd, bepalingen vast te stellen met% beti’ékking
tot de geidzuivering. De termijn van een jaar werd e’erst
bij de Wet van 8 Augustus 1946 (Stbl. G 203) verlengd

tot twee jaar en andermaal bij de Wet van4 Augustus
1947 (Stbl. II 287) tot drie jaar. Bij laatstgenoemde wet
werd de machtiging beperkt. tot. bepalingen .rnethetrek-
king tot de afwikkeling dei geldzuivering. Krachtens.’teze

machtiging heeft de Minister op 21 NÖveiiber 1947’uif-
gevaardigd de Beschikking Afwikkeling Géldzuiverïnga947
(Stbl. II 377), benevens enkele Aanvillingsbeschikkingen.

In het vooruitzicht van het aflope’n van de wettelijke machtiging in Augustus 1948′ heeft dê Regeriâg bij -de
Staten Generaal een wetsontwerp ingediend, deze haLerie
betreffend. Dit onterp (Zitting 1947-48 no. 837)houdt
niet de verlenging van de machtiging in, m’aar een regeling
in, extenso, welke’ voor een groot deel een herhaling ‘is
van de Beschikking Afwikkeling Geldzuivering 1947. Slechts op enkele punten wijkt het wetontwerp van de

Beschikking af. . . ..
Het gaat om die afwijkende punten. Want de Tweede ‘
Kamer is v66r de ontbinding niet gereed gekomen .mt
het wetsontwerp. De Beschikking van 1947, -krachtens de machtiging tot stand gekomen, blijft dus van kracht,
.tezamen met de aanvullingsbeschikkingen, maar Mi-
nister zal over een maand niet meer bevpegd zijn, de
blijkens de afwijkende voorzieningen van,, het ontwerp nodige wijzigingen en aanvullingen tot stand te.bregen.
t

liet tot stand komen van de bij hetontwerp voorziene
nieuwe bepalingen dient spoedig plaats te vinden, wilde
afwikkeling van de geidzuivering niet doo,dloenin,schro-
melijke onrechtvaardigheid. . ‘ • ‘
De hoofdpunten van de afwikkeling zijn de, hëffin-
gen ineens (Vermogensaanwasbelasting. en Vermogens-
heffing) en het geconsolideerde .overheidscrediet.: De
geldsanering met de blokkade van vlçttende koopkracht was een voorlopige maatregel om die koopkracht onge-
vaarlijk te maken, een soort noodverband.
Zij
liep vooruit

op de noodzakelijke vernietiging van de oervloedige ver-
mogensaanspraken, waaraan door’ de yerarming, de be-
roving en de vernieling de reële grondslag was ontvallen.

Zij legde voorlopig beslag op de overtollige
yloueade
mid-

delen, hier en overzee, hij degenen,..die toevallig.ruim bij
kas waren, zulks in het vooruitzicht van latere retifi-
caties. Wij hebben dit uitvoerig uiteen(vezet in een artikel
in ,,E.-S.B.” van 12 Maart 1947
1),
waarin wij op blz.

206 het volgende schreven:
. t

,,Wanneer de draagkracht evenredig vare geweest met
het bezit aan vlottende middelen in September 1945 en
met het tegoed in Amerika en Engeland, dan, zou door confiscatie van het- thans geblokkeerde. dc :monetaire
sanering kunnen worden afgesloten en ware geen-heffing
nodig. De rechtvaardigheid eist een herverdeling-van de

‘)
Strijdpunten ten aanzien van de veiinogènsheffing, ,,E.-S.B,”
1947, hlz. 205/07.

52

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

7 Juli 1948

lasten. Doze dient nu zodanig te geschieden, dat zij, die

tot hogere bedragen in de heffing worden aangeslagen.

d’an hun geblokkeerde saldi belopen, geblokkeerd tegoed
ter betaling van belasting overnemen van diegenen, die

hogere geblokkeerde banksaldi bezitten dan hun be-

lastingplichten bedragen”.

Ook de Minister en menig Kamerlid noemden bij de
behandeling van de Vermogensheffing deze belasting

een sluitstuk van de geldsanering.

Dit sluitstuk dreigt gebrekkig te gaan werken. Daar-

voor zijn verschillende oorzaken. De heffingen brengen

veel minder op dan het totaal der geblokkeerde tegoeden,

een verstoring van het evenwicht, waaraan de Tweede

Kamer met haar aandrang tot verlaging van de heffing
schuld heeft. De gelegenheid is opengesteld, heffingen

te voldoen met staatsfondsen, waardoor, zolang die schuld-

brieven onder pari of onder de betalingskoers noteren,

een prikkel is geschapen tot deconsolidering van staats-

schuld met gelijktijdige belemmering van de afwikke-
ling der geidzuivering. In het zoëven aangehaalde artikel
hebben wij ook hierop gewezen. Dit zijn twëe absolute

oorzaken van gebrekkige functionering.
– Er is nog een derde oorzaak, die gemakkelijk kan wor-

den weggenomen: deyrdracht van geblokkeerde mid-

delen ter betaling, van belasting is nog onvoldoende gere-
geld. 1-let feit, dat t/m Mei j.l. naast 252 mln gulden in

geblokkeerd geld en 81 mln gulden staatsobligaties niet

minder dan 148 mln gulden Yrij geld ter betaling van

heffingen ineens is gestort, bewijst, dat de overdracht van
geblokkeerde middelen niet goed werkt, en wettigt de vrees, dat talrijke bonafIde houders van geblokkeerde
tegoeden daarmede zullen ,,blijven zitten”.
Wel is in de Beschikking van 2 November 1947 een

regeling getroffen voor overneming van onroerende goe-

dèren en schepen en voor verlening van hypothecaire

geldleningen door houders van geblokkeerd tegoed van
resp.. aan belastingschuldigen maar het zou wel toeval
zijn, als deze bijzondere vermogensbestanddelen en de
bepaalde daarop betrekking hebbende bedragen juist
pasten voor de wederpartij. Voor die vermogensbestand-

delen, die door deelbaarheid en verruilingsmogelijkheid
het sdepelst en dus het best geschikt zijn voor deze over-
dracht, de effecten, werd de mogelijkheid nog niet geopend.

In de Beschikking van 24 November 1947 is wel een
regeling vervat voor ovei’dracht van effecten tegen ge-

blokkeerd tegoed ter betaling an belastingen voor blok-
kering van die effecten of van daarvo’oi bij ruiling in de

plaats tredende vermogenswaarden, maar die regeling zou
slechts toeasng kunnen vinden ten aanzien van door de
Minister aan te wijzen effecten. Van de bevoegdheid tot aan-
wij zing heeft de Minister tot dusverre geen gebruik gemaakt,
dus is overdracht van effecten nog niet mogelijk, lIet
wetsontwerp voorziet intussen overdracht van effecten
ook zonder dat de Minister enige aanwijzing behoeft te

doen, met vergunning van De Nederlandsche Bank
om technische redenen. Ware de wet overeenkomstig
het ontwerp tot stand gekomen, dan zou de overdracht van
effecten, *elke ook, kunnen plaats vinden en dan zou
de afwikkeling der geldsanering althans op dit punt be-
hoorlijk kunnen functionneren. Zoals de zaken thans staan,
hokt deze afwikkeling.
Toch is er haast bij. Het grootste deel der aanslagen is
,,uit”, vele termijnen vervallen binnenkort. Voorzover die door d’ contribuahelen worden voldaan, is voor de
houders van geblokkeerde tegoeden de kans op door hen
gewenste belegging
verkeken. Teneinde geen wrok en
geen wantrouwen te doen be- of ontstaan, moet hier met
bekwamQ spoed worden gehandeld.
• ,. Hiertoe kan men twee wegen inslaan: vertraging van
de inning der heffingen totdat de regeling overeenkomstig
het ontwerp wet is georden, of spoedige verruiming
van de overdrachtmogelijkheid.
Wat het eerste betreft heeft de Minister voor kleine
aanslagen verlenging van de betaaltermijnen met vier

maanden verleend. Doet men zulks voor
alle
aanslagen
in de beide heffingen ineens, dan kan binnen die vier

maanden het ontwerp tot wet’ zijn’ verheven.

De tweede weg is, ondanks het wetsontwerp en de
aflopende machtiging, te begaan door alle
binnenlandse

effecten aan te wijzen. De Minister behoudt •daartoe

de bevcegdheid, krachtens art. 6 van de tot de nieuwe

‘wet geldig blijvende Beschikking van 24 November 1947.

Geheel voldoende is dit niet: wil men een behoorlijke

afwikkeling van het geblokkeerde tegoed bevorderen,

dan dient men de belastingbetaling langs deze weg te sti-

muleren. Men kan dat doen door de verkoop van effecten

onder deze regeling vrij te stellen van notazegel en door

er bij de Vereniging voor de Effectenhandel op aan te

dringen, met betrekking tot provisietarief en koersbe-
paling zodanige regelingen te treffen, dat de verkoper

van effecten, die heffingen moet voldoen, er een belang
in ziet, zijn effectn teken geblokkeerd geld ter voldoening

van de aanslag van de hand te doen. Reductie op de
provisie aan verkoperszijde en een matig agio boven beurs-

koers moeten de verkoper in de gewenste richting bewegen.

De houder van geblokkeerd tegoed kan op deze wijze

vecht gedaan worden, al zal dat rechtdoen dan ook onvolle-
dig blijven, tenzij men de fout van de Tweede Kamer on-

gedaan maakt door een suppletoire heffing van een vierde

van de thans vastgestelde aanslagen in de vermogensheffing

en men evenveel geblokkeerd tegoed op enigerlei w’ijze (bijv.

door toepassing van art. 6 lid 10 der Beschikking van
24 November 1947) vrijgeeft als er heffingen met vrij geld
zijn betaald. liet is beter, tijdig ten halve te keren dan
voort te gaan op de weg, die dooi’ onrechtv’aardigheid naar

wan trouwen l3idt.

Rotterdam.

P.

DE BELGISCHE’ OORLOGSSCHADE-

REGELING (III).

De restauratiekrodietgu en do financiering van de weder-

opbouw.

Ruim zeven jaar verliepen tussen de eerst,e vernielingen
door oorlogsfeiten op Belgisch grondgebied en de stemming
van de wet van 1 October 1947 op de herstelling van de
oorlogsschade aan private goederen. Deze wet, die van
kracht geworden is op 10 November 1947, werd practisch
nog niet toegepast begin Mei 1948, en wel om twee redenen:
een groot aantal iiitvoeringsbesluiten moesten worden
genomen, en de referentie naar het netto-vermogen van
de gesinistreerde op 9 October 1944 zal, zoals vanzelf
spreekt, de berekening van de herstelvergoedingen niet

bespoedigen.
En nochtans werd met de wederopbouw reeds een aan-
vang gemaakt. Van de 451.720 beschadigde en herstel-
bai’e huizen waren er 98.761 reeds volledig hersteld op 10 Mei 1945. Sedert’ het einde van de vijandelijkheden

is het bouwbedrijf buitengewoon actief in België. Volledige
statistieken van de herstelde gebouwen voor de. periode
na 10 Mei 1945 zijn ons niet bekend, maar het volstaat
zwaar geteisterde steden zoals Kortrijk of Leuveb te be-

zoeken om die activiteit
de Qisu
vast te stellen.
Als op zovele plaatsen beschadigde gebouwen werden
opgeknapt, ja zelfs gang heropgebouwd, dan is zulks wel
in de eerste plaats te danken aan de hardnekkige moed van de oorlogsgetroffenen, ook aan de snelle èconomische her-
opbloei na de bevrijding, maar toch grotendeels aan de
wijze politiek van de Belgische openbare kredietinstellin-

gen. ‘
liet belang van de restauratiekredieten voor.de weder-
opbouw kan o.i. niet overschat worden.
Terwijl de besluiten van de Secretarissen-Generaal be-
treffende de oprichting van het Commissariaat-Generaal
voor de wederopbouw en de verplichte aangifte van de

7 Juli .1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

529

oorlogsschade nietig verklaard werden bij de bevrijding

van het grondgebied, werden andere door deze ambtenaren
getroffen riaatregelen door de Regering overgenomen bij
de Besluitwet van 30 November 1944 en later bij artikel

68 van de wet van 1 October 1947:
Blijven van kracht, alle wettelijke bepalingen van de

besluiten van de secretarissen-generaal vermeld in de
beslititwet van 30 November 1944, betreffende het stelsel

der bijzondere kredieten bestemd om de herstelling der
schade toegebracht door oorlogshandelingen aan roerende

en onroerende goederen te vergemakkelijken
….

.
,,Worden geldig verklaard de krediétopeningen-, de voor-
schotten op oorlogsschadevergoedingen en alle financiële

-verrichtingen, die werden gedaan krachtens de wettelijke

bepalingen bedoeld bij vorige alinea
……

De aldus gevalideerde bepalingen betreffen alle de
machtiging door de uiti’oerende macht verleend aan be-
paaide openbare kredietinstellingen om kredieten toe te
staan aan de gesinistreerden, mits betaling van een deel

van de interest en waarborg van de terugbetaling door de

Staat.
Deze openbarê kredietinstellingen bestonden reeds vôôr

de oorlog.
liet Centraal Btrcau aoor
Hypothecair ‘Crediet
werd
opgericht bij Koninklijk Besluit van 7 Januari 1936 als
openbare staatsinstélling, teneinde, binnen zekere perken,
de voorwaarden van de hypotheeklëhingen te normali-

seren.
De
Nationale Maatschappij aoor Krediet aan de Nijver:

heid
is een naamloze vennootschap, gesticht de 16e Maart
1919, echter onder een bijzonder statuut, waarbij staats-
tussenkomst voorzien wordt bij de samenstelling van het beheer. Zoals eerder reeds gezegd heeft zij reeds een be-
ldngrijke rol gespeeld bij het mobiliseren van de nomina-
tieve titels van de oorlogsschadeleningen na 1918.

Het Nationaal Instituut
Poor Landbouwkrediet
is een

openbre staatsinstelling, opgericht bij Koninklijk Besluit
van 30 Sptember 1937.
De
Nationale Kas voor het klein Beroepskrediet
en de
Nationale Kredietkas ç’oor de Middenstand
zijn insgelijks

openbare instellingen resp. opgericht bij de wet van
11 Mei 1929 en het Koninklijk Besluit van 14 October
1937.
liet zijn deze openbare organismes, welke als rechts-
personen een patrimonium bezitten onderscheiden van dat van de Belgische Staat, welke als geldschieters op-
treaen. De Staat verleent zijn garantie en betaalt een

deel van de interest ter ontlasting van de gesinistreerde.
Voor de schuldenaar is de rentevoet aldus merkelijk lager

dan deze, die normaal bij hypotheekleningen wordt be-
dongen: bij het Centraal Bureau voor 1-lypothecair Krediet
beloopt het in de meeste gevallen 2 pCt.
Op 29 Februari 1948 hadden voornoemde kredietin-
stellingen reeds van 72.509 gesinistreerden aanvragen voor
restauratiekredieten ont-vangen voor een totaal bedrag
groot 10.990.503,85 Frank. De toegestane kredieten be-
lopen 6.144.634.099 Frank, waarvan genieten 56.863
gesinistreerden. Het hoogste totaal werd uitgeleend door
het Centraal Bureau voor ilypothecair . Krediet
(3.768.723.451 Frank) en door de Natïonle Maatschappij voor Krediet aan de Nijverheid (2.163.488.500 Frank)
1).

Als men hij deze bedragen de voorschotten voegt welke
– zonder interest – aan de prioritaire geteisterden recht-
streeks werden uitbetaald door het Ministerie van Weder-
opbouw op grond van de Besluitwet van 27 December
1945 —’ruim 1.500.000.000 Frank – dan stelt men vast,
dat reeds meer dan 7.500.000.000 Frank ter beschikking
van de gesinistreerden werden gesteld. Een feit waarmede
rekening moet worden gehouden bij de beoordeling van het
financieringsplan voor het herstël van de oorlogsschade.
De restauratiekrédieten hebben aldus aan een groot

‘)
Medcdeline van liet Ministerie van Wederopbouw

aantal gesinistreerden de middelen – verschaft om de
dringendste herstellingswerken t laten uitvoeren v66i

de definitieve regeling van het recht op v,ergoeding voor’
oorlogsschade. –

Voorts zullen zij een regelmatige financiering van de wederopbouw” verzekeren gedurende de, naar alle ver-
wachtirig, vrij lange periode waarin, ter uitvoering van de

wet-van 6-October 1947, de dossiers van de geteisterden

zullen worden onderzocht, de schade geraamd, ht netto-

vermogen (althans bij benadering) v4stgest61d en de
herstelvergoedingen berekend. De mogelijkheid kredietën

aan de aanvragers van oorlogsschadevergoedingen to
te kennen geldt dus ook als correctief van het vrij inge-
wikkeld systeem van vaststelling en uitbetaling van de

hérstelvergoedingen.

Maar het toekennen van restauratiekredieteh dient niet
alleen beschouwd, als een overgangsmaatregel. Ook in het
stelsel van de wet van 1 October 1947 wordt voorzien het’

toestaan aan de geteisterden van leningen tegen verrnin

derde rentevoet en met staatsgaraiitie, door de penbare

instellingen, w’elke tot nu toe’ belast waren met het restau-
ratiekrediet. –

Deze kredieten zullen immers onmisbaar blijven voor
dezen onder de oorlogsgetroffenen, welke over geen eigen
middelen beschikken – althans over onvoldoende niidde-
len – voor de wederopbouw. Dit lijkt wel evident telkens

wanneer de gesinistreerde geen herstelvergoeding ontvangt,
of slechts een onbeduidende vergoeding, bij toepassing van
het abattement. Maar ook zij die het integrale herstel
genieten zullen soms beroep moeten doen op het krediet,
daar de integrale herstelling doorgaans berekend wordt,

rekening houdend met de ouderdömssleet’van,het geteis-
terd goed, zodat de vergoeding niet volsta.t orii nieuw
te bouwen. – –
Practisch is dus geen wederopbouw mogelijk’ zode

herstelvergoedingen niet aangevuld worden door kredieten:
1-loe had trouwens de wetgever het principe vn de ver
plichte wederbelegging kunnen uitroepén, had hij 1e
nodige middelen ter beschikking van de gesinistreerden
niet gesteld om aan deze verplichting te voldoen?
Het valt evenwel op te merken, dat de wet van 1 October 1947 geen
recht
op krediet toekent aan de geteisterde.
,,Het gaat niet op”, verklaarde de Minister van Weder-
opbouw-in de Senaat, ,,krediet toe te kennen aan personen
die ovei aanzienlijke liquiditeiten beschikken en misschien
geld zouden aanvragen 2 pCt om het weder te beleggen
â 5 of 6 pCt”
2).
De beslissingen van de Provinciale Direc-

teur voor Oorlogsschade – of, in voörkomend geval, van
de Commissie van Beroep – zullen derhalve tevens de
herstivergoeding bepalen, waarop de gesinitreerde
reht

heeft, en het maximumbedrag van het krediet, dat aan de
gesinistreerde kan’verleend worden met staatstussenkomst
voor de betaling van de interest en garantie van de terug-
betaling. De dpenbare kredietinstelling zal dan verder
oordelen, -naar omstandigheden, of dat maximum-krediet
w’el moet worden toegestaan.

De voofw’aarden voor het verlenen, van een – weder-
opbouwkrediet zijn dezelfde – eigendom, nationaliteit,
burgertrouw – als voor het toekennen van en herstel-
vergoeding. Het krediet zijnde beschouwd o.m.

als een

suppletieve staatstussenkomst voor het geval de herstel-
vergoeding niet volstaat om weder op te bouwen: daarom
ook kan het w’orden toegestaan aan gesinistreerden, welke,
op basis van hun netto-vermogen, geén aanspraak op ver-
goedingen zouden kunnen maken.
Wat de waarborgen betreft voor de terugbetaling, heeft de wetgever zich ten doel gesteld aan de openbare instel-
lingen, welke de kredieten verlenen, genoegzame zeker-heden te verschaffen, zonder de belangen van de andere
pandhebbende schuldeisers noch het krediet van de ge-sinistreerde in gevaar te brengen.

) J. van Houtie.
0C.
no. 362.


-S.



t-

536

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

7 Juli 1948

LAan de ôpénhare instellingen, die wed eropbouwkredieten

verlenen, wordt een algemeen -voorrecht toegekend op de
.

roerendd en – onroerende – goederen van de schuldenaar.
Dat voorrecht komt v66r alle andere op het goed waarvan

de restauratie ‘geschiedt dank zij het krediet, terwijl de

schuldvordering slechts op haar noi’male iang komt op

de andere goederen vande gesinistreerde. Voor het geval

dat’de wederopbouv

geschiedt op ‘een ander ,grondvlak

dan dat •van het beschadigd ‘of erniôld onroerend goed,
alsook voor het geval dat hypotheken reeds waren inge-

schr&s’en op het geteisterd goed vddr het getroffen werd
door oorlôgshandeiinen. heeft de wet van 1 October

1947 hijzondèreregelen voorzien,-o.m. het instellen doof
de hypothecair& schuldeiservan een zgn.’ , ,vordering tot

aftrekking” waarvan de uitvoeringsvoorwaarden nog

noeten worden geregeld hij Koninklijk Besluit (art:43-49).

De wetgev’er isverder vai’oordeel geweest, dat aande

kredietinstellingen en ruime bevoegdheid moest over-

geïaten’worden-omde-han de gsinistreerden op teleggen

trmijnen ‘en terugbetalingsmodaliteiten te bepalen.

Tijdens ‘de bespreking. in het Parlement lradden.- zekere
leden aangedrongen opdat in de wet zou worden voorzien

dat geen bnkole .têrugbetaling. van restairatiekredieten

zou mogen ‘worden geëist ,,v66r het verstrijken van eed

termijn -van vijf

jaar te rekenett van het ogenblik af dat

de latste schijf ter b’eschikking vn de geteisterde wordt

gesteld”. Daartoe ingediende amendemente’n werden

e’vhwe1 verworpen, ‘hadat de Minister
,
van Financiën

ûitdrukkelijk.erklaârd’had dat do ielffinancierin – van

de openbarê kredietinsteilingen, waarop

in het’restauratie-
plan geekeiid v’erd, -door dergelijke maatregelen gevaar-

lijk zou worden belemmrd
3)
.

En zo komen wij tot de laatste vraag, welke i’ij in deze

bijdrage k’ènsten te behandelen: waar zullen ‘de geldmidde-

len vandaan gehaald worden

voor de financiering van het

hrstel’ vn d -oorlogschade? . . –
`Uit’de studie”vande voornaamste ‘bepalingen van de

wet’van 1 Octobr 1947 mochten wij reeds besluiten, dat
de Belgische wetgever eerder vooizicitig is geweest hij

de regeling va’n dè iechted

van de- ‘oorlogsgetroffcnen.

Het herstel van de oorlogsschade aan private goederen
kan, 1s financieel ‘ragstûk, tiiet beschouwd worden los
van het’probleem ‘van de fïn’dnciering van de herstelling
van de oorlogsschade in

hèt algemeeiL, -van de w.ederop-

bouw èii wederuitrüsting van ‘het land:• –
‘}istelling vah ‘de – oorlogsscliade in het algerneen.
Benevénsde- materiële schade aan’ goederen van particu-
lieren hëeft d &orlog oèk lichamelijke schade-toegebracht.
Aanzielijkd ‘btdragn -moeten op de Staatbegroting

worden oorzièn’,’oot ‘het ‘hatalen van pensioenen aan
Oorlosinvalidên,’ – sdhadeloosstellingan -aan burgerlijke
oorlirsgettoffenMi; -politieke gedetineerden, weggevoer-
den’, en – – – – – –

Wèderopbbuw in’ liet’algerneen. Niet alleen de goederen
van private natuurlijke en rechtspersonen werden onder

dé ooHog”getisterd: ‘Ook aan de goedei’ôn -van

liet open-

bar ‘dbfnèin van dStaat, van’ hët domein vari Provinciën,
Gemèentën en Openbaie lnstèllingen ‘werd schade toe-

gebracht.

Wedëriiitiusting’. Niet alleen voorde eigénlijke weder-
dpbouv, maar voör ;’dè wdei’uitrusting, t:tz.voor’het

moderniseren varï ‘s L

and5

productiemiddelen zullen in

de loöp van de tied volgende jaren massale investeringen
nodig zijn. Naar de berekeningen van het Ministerid van
‘ Lands Wedeihitrusting zôuden voor deze periode de

uitgdt’eri voor wêderopbôuw en wederuitrusting, samen
1irekend,’ i’üim 357 Milliard Frank moeten bdragen,

ivkar’rad: 132 Millikrdvoode publieke sector, 22 Milliard
vdor de ‘openbare diensteh en 202 Milliai’d vôor de’private

sector.
S

3)
Ihid, no. 374.

In hoever is de Belgische economie in staat deze in-
vesteringen te doen?

Uitgaande, enerzijds van de veronderstelling, dat er in

de komende jaren geen voldoende

spaargelden zullen zijn
op de financiële markt in België om wederopbouw en

wederuitrusting door binnenlandse leningen te financieren,

en anderzijds van het postulaat, dat buitenlandse leningen

uitsluitend mogen aangegaan worden voor het bestrijden

van uitgaven, welke het economisch potentieel van het
land niet enkel op zijn vooroorlogs

peil herstellen, maar
w’el verhogen, is men tot het besluit gekomen, dat de

herstelling van dè oorlogsschade kan private goederen
dende gefinancierd te worden door een soort verplicht

sparen, anders gezegd: door de belastingen.

Zo is allengs de gedachte naar voren gekomen een

jaarlijkse .dotatie vooi- te behouden voor het herstel van

de oorlogsschade aan private goederen, en deze dotatie

te laste te leggen van begrotingen door belastingen gedekt,
t.t.z. van de gewone begroting of van de begroting der

uitgaven voortkomend uit de oorlog. Daartoe wordt een
Zelfstandige Kas (‘oo,’ Oorlogsschade
opgericht – – de wet
werd op 9 Mei 1948 uitgèvaardigd – cn de Zelfstan-

dige Kas zal de dotatie ontvangen en uitdelen naar
de voorschriften van de wet.

De omvang van de dotatie werd- bepaald, .naar het
financieel draagvermogen van ‘s Lands economie, op 2,5
Milliard Frank.

De Staat is tegenover de Zelfstandige Kas voor Oorlogs-

schadé, publiekrechtelij ke persoon, verbonden, zodat :de
dotatie ondér de verplichte uitgaven moet -opgenomen
worden, ook voor de toekomst, in het budget.
– De duur van de Zelfstandige Kas werd bepaald; naar de

normale luur van de wederopbouw, op vijftien jaar.

I-Iieromtrent werd, bij- de bespreking van de wet van 1
October ‘1947 in het Parlement, lang en vurig gedebat-
teerd. De vraag werd gesteld of het, door verlenging van
de duui’ van de Zelfstandige Kas en door vermeerdering,

-bijgevolg, van het aantal annuïteiten der dotatie, niet
mogelijk ware geweest het-toekennen van de vergoedingen

aan de gesinistreerden onder gunstiger voorwaarden te –
regelen. Men mag evenweF uit het oog niet verliezen dat,
wil men “s Lands economie in evenwicht houden, het
volume van het spaarwezen, inzonderheid van het ver-
plicht sparen dat de jaarlijkse dotatie van, de Zelfstandige
Kas voor Oorlogsschade veronderstelt, steeds moet over-
– eenstemmen met het volume der investeringen, nI. der
uitgaven voor wederopbouiv, daar het juist dit spaarwézen
is, dat de in

estering mogelijk maakt. M.a.w. moeten de
besparingen parallel lopen met de investeringen, en ‘t is

rond de periode, waarin feitelijk wordtwederopgebouwd,
dat de belastingplichtige het nodige offer moet doen om de
dotatie van de Zelfstandie Kas op last van de gewone
begroting mogelijk te maken. De termijn van de financie-
ring wordt aldus bepaald tevens door de normale duur van
de w-ederopbouw en door de noodzakelijkheid voor de
Zelfstandige Kas leningen op korten bf gemiddelden ter-
mijn te kunnen aangaan
4)
.

S

– Inderdaad zal de Kas, alhoewel ze een

regelmatig in-
komen van 2,5 iiilliard Frank verzekerd is, zich op de
kapitalenrnarkt – de aanvullende middelen – moeten aan-

schaffen. Deze zullen immers onmisbaar zijn gedurendn

de eerste jaren na het effectief in werking treden van de
wet van 1 October- 1947, -wegens het versneld tempo van
de uitgaven. Zo is enkele maanden geleden, dus reeds .vddr
de Zelfstandige Kas voor Ooi-logsschade wettelijk bestond,
een lotenlening groot 3,5 Milliard Frank vbor haar rekening
uitgeschreven geworden. De delging van de aangegane
leningen is gëwaarborgd, dank zij het batig saldo, waar-

over de Kas zal beschikken tijdens de laatste jaren van
haar bestaan –

Men rekent er op, dat het herstel der oorlogsschade

‘)
Ibid. no. 19.

1

7 Juli 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE’ BERICHTEN

531

aldus zowel financieel en economisch zal zijn gedelgl,

en dat België zijn puinen zal heropgebouwd hebben

zonder vermeerdering van de openbare schuld.
Het inkomen van de Zelfstandige Kas zal nochtans

niet volstaan, om de.werkelijke kostprijs van de weder-

opbouw ‘te dekken. Feitelijk zal het slechts daartoe bij-
dragen voor iets meer dan de helft, en voor het overige

dient er beroep gedaan op de eigen middelen van de ge-

sinistreerde of op het krediet. De openbare kredietinstel-

lingen halen de nodige liquiditeiten deals uit voorschotten
door de Schatkist -gedaan, deels uit obligatiënuitgiften.
Ook zelffinanciering van de kredietinstellingcn wordt
binnen afzienbareri tijd verwacht.

BrusseL

Prof. Mr J.
A.,T
IIOUTTE.

HET ECONOMISCH BENELUX-CONGRES
TE AMSTERDAM.

liet
01)
11 en 12 Juni jl. te Amsterdam gehouden econo-

misch drielanden-Congres, georganiseerd door de econo-
mische stutliecommissies van het Conité voor Belgisch-
Nederlands-Luxemburgse Sameiwerking, kwam öp een
historisch n’ioment. Immers, juist in diezelfde

week hadden de Ministers der
Benelux-lande’ii op het Château d’Ardennes de afspraak
gemaakt, dat tegen 1 Januari 1950 de economische unie een feit zou worden, tenminste als alle.-loopt zoals men
meent te mogen verwachten.

Het Congres heeft in alle toonaarden de wens van het
bedrijfsleven vertolkt, dat die verwachting inderdaad
vervuld zal worden. Men heeft echter tegelijkertijd ge-
wezen öp de moeilijkheden, die nog moeten worden over-
wonnen, en ook de wegen aangegeven, die daartoe moeten
worden ingeslagen.
In het brandpunt der beschouwingen stond daarbij wel
het monetaire probleem, aangezien men overtuigd is, dat,
wanneer daarvoor geen oplossing wordt gevonden, alle
streven n’aar een economische unie nutteloos is.
Twee uitstekende inleidingen over dit vraagstuk boden
ruimschoots gelegenheid diep in deze materie te duiken,
de ene van Prof. F. Collin, President-Directeur der Krediet-
bank te Brussel over de situatie in België, en de andere
van Prof. Dr G. M. Verrijn Stuart, Directeur der ‘Amster-
damse Bank, over de situatie in Nederland.
Floewel Prof. Collin uiteraard een hoopvoller geluid
omtrent de resultaten der monetaire politiek van zijn land

kon den horen, was zijn rede toch niet zonder critiek en
waarschuwing.
Spreker achtte het in de eerst plaats noodzakelijk,
dat de Nederlandse en de Belgische munt over en weer
vrij kunnen circuleren. Aan Belgische zijde is de politiek
tot binding der overtollige koopkracht door onbeperkte
goederenimport praktisch gelukt. Toch blijft nog stdeds
een tendenz naar inflatie bestaan. 1

let actuele prijzerp’il
kan echter moeilijk vergele(cen worden met dat van andere
landen, w’aar nog strenge contrales van kracht zijn en
hoge staatssubsidies toegekend worden. 1-let zou voor-
barig zijn pessimisme omtrent de ontwikkeling in België
aan de dag te leggen, zolang zich geen exportrnoeilikheden
voordoen en het budgetaire evenwicht verzekerd blijft.
In België werkt het economische apparaat opvolle toeren,
men leeft er beter clan in andere landen en dit is groten-
deels het gevolg van de verstandige en moedige financiële
politiek, welke ononderbroken door de Regering werd

gevderd.
Critischer dan cle eerste spreker was Prof. Verrijn Stuart
in zijn uiteenetting van het monetaire beleid in Nederland.
Dit culmineerde in zijn peroratie, dat in Nederland de

grootste gevarsbron voor inflatie gelegen is in het deficit
in de staatsfinanciën. Al is het niet mogelijk dit met één
slag te doen verdwijnen, verlangd mag worden dat d€

financiering van het deficit zonder extra geldcreatie zal

geschieden. Daartoe openen de importen der E.R.P.-
goederen een gunstig perspectief. Ook zal men het, ter

voorbereiding van de economische unie, eens moeten

worden over de methode van credietcontrôle (kwalitatief,
zoals in Nederland of kwantitatief als in België) en de rente

zal in Nederland weer reële betekenis moeten krijgen;

geleidelijke aanpassing van pijs- en loonpolitiek (afschaf-

fing van het subsidiestelsel waardoor’de levenskosten in
Nederland kunstmatig laag gehouden worden) en ver-

wezenlijking van multilaterale betalingsregelingen, zeker
tussen de Benelux-landen. Niet nodig achtte spreker het,
dat Nedérland daarvoor eerst even rijk zou zijn als België

ën Luxemburg, immers, ook binnen ons land kennen wij

rijke en arme streken, die zééi’ wel in één economisch

verband kunnen leven zolang , vrije uitwisseling van
goederen en diensten, geëffecteerd door een stabiel en

volwaardig geldstelsel, verzekerd ‘blijft.

Na diepgaande discussies in de Monetaire sectie kon men
tenslotte een aantal conclusies aan het Congres voorstellen,

die unaniem door de plenaire vergadering werden aanvaard.
Deze resoluties luiden als volgt:
het is gewenst, dat de monetaire politiek der in d
Benelux verenigde landen volledig wordt gecoördineerd;
in verband daarmede moeten de voorwaarden
worden geschapen voor een politiek, die .gericht is op een

stabiel geldwezen;
dartoe is nodig, dat evénwicht wordt verkregen in
de staatsbegroting der deelnemende landen, of indien en
voorzover dit evenwicht vooralsnog niet bereikbaar, is,

een deficit op de staatsbegroting niet op inflationistische
wijze ‘wordt gefinancierd en bestaande inflationistische
financiering wordt gecorrïgeerd;
zulks impliceert mede, dat ook hij financiering van
het bedrijfsleven inflationistische tendenties moeten

worden vermeden;


het is daarbij gewenst, dat de in Benelux verenigde
landen een gelijksoortig systeem van crediétcontrôle toe-
passen;


om een evenwichtige verhouding tussen de deel-

nemende landen te verkrijgen is het gewenst maatregelen
te treffen tot herstel var een’natuurlijk prijsniveau; daartoe
is nodig afschaffing der subsidiepolitiek en opheffing der
prijscontrôle, zodra zulks in verband met een ruimere
goedeenvoorziening mogelijk is. Naar deze ruimere
goederenvoorziening zal krachtig moeten worden ge-
streefd;
indien na herstel van een natuurlijk prijsniveau in
de deelnemende landen nog essentiële afwijkingen mochten
overblijven, dient valutacorrectie te worden overwogen;
herstel van ‘evenwicht tussen de prijsniveaux der deelnemende landen behoeft niet te impliceren gelijk-
schakeling van het niveau der inkomens, aangezien bij verschil in reële welvaart een dispariteit zowel in reëel
als in nominaal inkomen geen bezwaar voor een goede
functionnering van het monetaire systeem der economische
Unie behoeft op te leveren;
ook indien aan bovenstaandé voorwaarden is vol-
daan,
zal
in verband met de verhoudingen in de betalings-balansen der Benelux-landen onderling vervanging van het
bilaterale systeem door een goed functionnerend multi-
lateraal systeem noodzakelijk zijn.
Ook over het agrarische probleem binnen de Benelux

zijn belangwekkende beschouwingen geleverd. Ui tgangs-
punt daartoe vormde de rede, welke Mi
,
J. Linthorst

Floman,. voorzitter der Alg. Ned. Zuivelbond F.N.Z.,
voor het Congres heeft gehouden. Deze spreker gaf’inde
eerste plaats een uiteenzetting, hoe ht met de agrarische
vraagstukken in de drie Benelux-landen staat. De grote vraag op agrarisch gebied is thans: moet de
Eüropese landbouw ziöh instellen op het voortbrengen
van voedingsstoffen voor de eigen hevolicingen, dan wel
kan en zal voortgang worden gegeven aan het destijds in

532

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

7 Juli 1948

Nederland moeiaam opgebouwde systeed, grondstoffen

en huipstoffen uit Amerika te importeren en die in een hoog

opgevoerde veredelingsiandbouw om te zetten in de beste

kwaliteitsproducten, welke dan weer worden geëxporteerd?
Op dit gebied bestaan belangrijke verschillen tussen de

drie landen. . De Benelux-landen zijn niet complementair,

zij vullen elkaar niet aan. De onderlinge oplossing kan dan
ook niet déze zijn, dat België zijn landbouw loslaat en

Nederland zijn industrie. Wanneer men voorop stelt, dat
er een economische unie moet zijn, dan moet er ook één
landbouwbeleid, één landbouwpolitiek van Benelux zijn

en dan moet ook de oude exporttaak van onze landbouw,

welke een positieve landbouworganisatie en een positief

landbouwbeleid eist; worden gehandhaafd.

Bij de discussies over vrijheid of dirigisme moet het

z.i. niet gaan over het een of het ander, doch voor de land-

bouw gaat het om een juiste middenweg. Fiet is mogelijk

in onderling overleg liet allerbeste binnen het Benelux-

gebied te gaan voortbrengen, mits men dat doet in vriend-

schappelijk contact tussen de betrokkenen in het bedrijfs-
leven. Dit kan geschieden met inachtneming van een be-

trekkelijk korte overgangstijd. Dit behoeft niet te beteke-
nen, datinihet gehele gebied ineé’sallesprecies gelijk moet
zijn. Naar deze taak zal .Benelux binnen het Vijflanden-

pact en binnen de kring der zestien landen moeten streven.

Ilet vraa(ystuk der agrarische overhevolking, vooral in
Nederland, zal een oplossing moeten vinden, waarbij

speciaal een samenwerking met Frankrijk moet worden

betrachtOver de toekomst van het West-Duitse con-
sumptiegebied moet echter zo spoedig mogelijk zekerheid
komen..,Teneinde dit alles nog eens tussen landbouw’

experts
)
nader te bespreken, zou een speciaal congrës van
de. georganiseerde landbouw, tezamen met de landarhei-dersorganisaties der Benelux-landen, gewenst zijn.

De discussies in de Agrarische sectie leidden tot over-eenstemming tussen de landbouwexperts der drie landen
omtrent eenaantal concIsies, die tenslotte ongewijzigd

door het Congres zijn aanvaard.
De landbouw neemt acte van het feit, dat ingevolge
recent contact van de Regeringen der drie landen de

economische unie op 1 Januari 1950 tot stand zal komen;
de landbouw dient te beseffen, dat de waarde van deze unie zo groot is, dat de landbouw zich in de over-
gangsperiode in eigen kring over en weer eventuele op-
offeringen zal moeten getroosten, teneinde daaruit in de toekomst voor de landbouw der drie landen een zo groot. mogelijke welvaart te doen resulteren;
.3. Benelux dient. te beseffen, dat een gezond platteland
met een gezonde landbouw voor Benelux onmisbaar is;
de Regeringen der drie landen dienen aan de land-
bouw de waarborgen te verschaffen, welke de landbouw
zelf de, verantwoordelijkheid kunnen doen aanvaarden
voor een’ vèi’gaand plan van moderne rationalisering en
de daarvoor noodakelijke investeringen, opdat de land-bouw van Benelux met succes en op verantwoordelijke
wijze veredelde producten kan blijven voortbrengen voor

binnenlandse consumptie en export;
zowel binnen het Vijfiandenpact als binnen de kring
der zestien landen, betrokken bij het Marshall-plan, streve
Benelux naar een erkenning Tan die taak;,

0. het vraagstuk der agrarische overbevolking worde in

samenwerking o.a. met Frankrijk besproken;
“ter bereiking van een uiteindelijke zekerheid inzake
de.afzet van agrarische producten naar het
VlT
es
tD
u
it
se

consûmptiegebied is intensief overleg en gemeenschappe-
lijke activiteit der Benelux-landen gewenst;
in de landbouw leeft het besef, dat enerzijds de
Overheid de richtlijnen moet aangeven en de mégelijk-
‘heden dient te scheppen inzake de algemeen te volgen
economische politiek ten bate van de vo1ksgeneenschap,
maar dat anderzijds de uitvoering dezer richtlijnen behoort
te berusten bij het particulier initiatief;
het reeds bestaande contact van de georganiseerde

landbouw en landarbeidersstand der drie landen dient

te worden versterkt.
In de sectie Flandel hield eerst. Mr H. Zwaresteyn,
secretaris der Ned. Kamer van Koophandel te New York,

een pleidooi voor de Vorming van gezamenlijke Benelux-
Kamers van Koophandel, waarvan eerst sprake kan zijn,

nadat !de economische unie een feit geworden is. liet Con-

gi’es heeft een resolutie in die geest aanvaard. Bovendien

sprak het Congre’ als ‘zijn wens uit, dat wettelijke be-

scherming zal worden verleend aan de benaming,Kamer

van Koophandel in het Buitenland”, opdat de goede naam

van instellingen van deze aard niet benadeeld zal worden

door lichamen, die zulks niet verdienen.
Bijzondere aandacht verdient nog de inleiding, welke

Prof. Dr P. Kuin heeft gehouden in de sectie 1-landel over

de mogelijkheid van vrijer ruilverkeer tussen de Benelux-

landen. Reeds is een voorstel in ambtelijke kringen in
overweging geweest,om een vrij aanzienlijk aantal artikelen,

waarvan men meende, dat aan weerszijden van de grens

voldoende aanbod bestônd, Vrij over en weer te laten ver-

handelen.
Deze poging is destijds afgestuit op de vrees, dat de

goederenstroom uit België en Luxemburg naar Nederland
toch nog zoveel groter zou zijn dan in omgekeerde richting

en dat de vrijlating zou betekenen een toéneming van het
deficit op de lopende bétalingen. De tijd schijnt evenw’el

rijp te zijn voor het ondernemen van een dergelijke stap,

waarbij het belang symbolisch zou zijn als tastbaar bew’ijs

ener groeiende economische unie. Het grote probleem
hierbij vormt natuurlijk de financiering, waarbij een beroep
op de Verenigde Staten zal moeten worden gedaan.

De conclusies, waartoe het Congres omtrent dit probleem

is gekomen, luiden als volgt:
het Congres heeft met instemming kennis genomen
van het voornemen van deRegeringen om voor de invoe-
ring van de economische unie een bèpaalde datum vast
te stellen en in afwachting daarvan te trachten door een

bijzondere invoer voornamelijk uit België en Luxemburg in Nederland de voorzieningsniveauxin de partnerlanden

meer in evenwicht te brengen;

het Congres dringt er op
1
aan de voorbereidingen van

de economische unie in dier voege te bevorderen, dat tege-
lijk met de bijzondere importen als bovenbedoeld, voor
bepaalde categorieën van goederen de wederzijdse handel
wordt bevrijd van de belemmeringen, waaraan hij thans

nog onderworpen is;
8. het Congres is van oordeel, ‘dat in dit verband bij-

zondere aandacht moet worden geschonken aan de achter-

stand, die bij de Nederlandse bevolking nog bestaat in
de voorziening van duurzame gebruiksgoederen. Deze achterstand dient zoveel mogelijk te worden ingehaald
door een doeltreffende samenwerking van de Nederlandse

industrie met het bedrijfsleven in België en Luxemburg.
In de Industriële sectie hield ondergetekende een in-

leiding over ,,Samenwerking op industrieel gebied in

Benelux-verband”.
De tendenz van dit betoog kwam hierop neer, dat de
industrieën nog veel meer dan tot dusverre zich zullen

moeteri realiseren, dat de economische unié binnen af-
zienbare tijd (1950) een feit zal zijn.

Thans verkeert de Nederlandse industrie nog in een

betrekkelijk gunstige positie wat haar concurrentiekracht
betreft, doch dit is ten dele kunstmatig, als gevolg van prijs-
beheersing en subsidies op eerste levensbehoeften. Waar
het op aankomt is de arbeidsproductiviteit en hieraan

ontbreekt het in Nederland nog in vele opzichten. ‘Wil
men voorkQmen, dat de inwerkingtreding der econombche

unie zonder khokken verloopt, dan is het gewenst, dat de
industriëlen nu reeds met hun Benelux-collega’s overleg plegen over de wijze waarop die situatie het hoofd moet
worden geboden. Dat de Regeringen hierbij de helpende
hand w’illen bieden, blijkt o.a. uit de afspraak inzake de

wederzijdse raadpleging over industriële uitbreidingen in

Juli 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

533

bepaalde bedrijfstakken. Deze afspraak heeft echter slechts
zin zolang de economische unie nog geen feit is; daarna
doet het er in beginsel weinig toe, in welk der Benelux-

landen de industriële capaciteit wordt uitgebreid, zodat dit

in hoofdzaak kan worden overgelaten aan de keuze der
rationeelste combinatie der voorhanden vestigingsfactoren.

Wanneei de Regeringen eèn gecoördineerde vestigings-

politiek wensen te voeren, is het zaak, dat de industrieën

met elkaar overleggen, in hoeverre zij toepassing daarvan

op hun branches wensen te vragen of te beperken.
De discussies omtrent deze voordracht hebben geleid
tot de aanvaarding van de volgende resoluties, voorgesteld

door de sectie Industrie:
de totstandkoming van een douane-unie tussen de

Benelux-landen moet worden beschouwd als een eerste
stap tot een ‘economische unie. I’Iet bedrijfsleven dient

zich dit goed te realiseren en zich nu reeds in te stellen op
een toekomst, waarin de Benelux-landen één grote markt

zullen vormen. T-let bedrijfsleven bereide zich op die situa-
tie nu reeds voor, door nationaal en in Benelux-verband

met collega’s overleg te plegen.
Daarbij is het gewenst, om dit overleg zo snel mogelijk
tot stand te brengen en zo doeltreffend mogelijk te doen
functionneren, dat binnen elke bedrijfstak de fabrikanten
zelf met hun rechtstreekse vakgenoten in de andere landen
overleg kunnen plegen, met inachtneming van het belang
der consumenten bij een zo vrij mogelijke concurrentie;
voor een goede functionnering der economische unie
is ht noodzakelijk, dat de regelingen van overheidswege
der productie en distributie binnen het Benelux-gebied
zodanig effect hebben, dat zij gelijke concurrentievoor-
waarden in het hele gebied scheppen en niet discrimine-
rend ten aanzien van de industrie der partnerlanden

werken. Het is dringend gewenst, dat door de Regeringen
der drie landen in de peribde, die ons nog van de economi-
sche unie scheidt, geen maatregelen worden getroffen,
die tegen deze doelstelling ingaan;


de huidige afspraak der Regeringen inzake raadple-

ging omtrent industriële plannen in bepaalde bedrijfstak-
ken gaat uit van de toestand, dat de Benelux-landen nog

niet zijn overgegaan tot de economische unie. Na totstand-
koming der economische unie dient in de eerste plaats
aan het gezonde economische inzicht van de samenwerken-
de bedrijfstakken der partnerlanden te worden overgelaten,
of zij voor hun sector toepassing willen vragen van een

dan eventueel bestaande gecoördineerde vestigingswet-

geving.
Tenslotte werd in de Fiscale sectie een inleiding gehouden
door Dr Carlo de Mey uit Brussel over het vraagstuk der
unificatie op het gebied belastingen. Als resultaat hiervan zijn door het Congres de volgende resoluties bekrachtigd:
er wordt met klem op aangedrongen, dat het rapport,
hetwelk inzake accijnzen en omzetbelasting door de
Administratieve Raad voor de Douaneregelingen en de
Economische Raad aan de Regeringen is uitgebracht,
tr kennis wordt gebracht;


het is gewenst, dat in de drie landen wetsontwerpen
betreffende bëlastingen, welke de strekking hebben ‘de
verschillen in belastingheffing in de drie landen te ver-
groten, tijdig ter discussiëring aan de Raden, die met de
bestudering van de unificatie vari die belastingen zijn
belast, worden voorgelegd;

de zeer grote verschillen in belastingheffing in de
drie landen maken het voorshands bnmogelijk een volko-,
men unificatie van de belastingen te verkrijgen. ,Zulks
is echter ook niet noodzakelijk; een globale gelijkheid in
di’uk zal voorlopig voldoende zijn om een economische
unie te verwezenlijken. Met betrekking tot belastingen,
welke mede ter zake van het goederenverkeer over de
grenzen worden geheven, zoals accijnzen en omzetbelasting,
zal echter een vei’deigaande gelijkheid noodzakelijk zijn,
.teneinde de heffing dier belastingen bij de grensoverschrij-
dingen tussen de drie landen te achterwege kunnen laten.

Aan het eind van het Congres hield Prof. A. Coppé,
Volksvertegenwoordiger en Hoogleraar te Leuvën, i’iog
een rede, waarin hij de verschillende moeilijkheden, die

bij het totstandkomen der economische unie moeten

worden overwonnen, nog eens resurneerde. Spreker gaf

de weg aan, hoe door innig contact tussen experts op ver-

schillend gebied wel degelijk een bevredigend resultaat

kan-worden bereikt.

Dit 2de econonisch drielanden-Congi’es is erin geslaagd

de problemen, welke aan de orde zijn, en de w’egën, die

moeten worden bewandeld, te concretiseren, waartoe de:
medewerking van een groot aantal deskundigen – zeker

niet weinig heeft bijgedragen.
Van overheidswege is in belangrijke mate belangstelling
voor dit Congres betoond, doordat verscheidene hoge

ambtenaren de discussies gevolgd hebben en de Minister
van Economische Zaken aan het Congresdiner heeft willen

aanzitten. Ook de Gezanten en Consuls van België en
Luxemburg waren aanwezig of vertegenwoordigd. Wij

hopen uit deze belangstelling de conclusie te mogen trek-
ken, dat de Regeringen aan de zakelijke wensen van he

Congres ook zoveel mogelijk gevolg zullen willen geven

‘s-Gravenhage.

A. ROM COLTIIOFF

GELDZUIVERING IN DUITSLAND (1).

Na een uitstel van meer dan twee jaren, in belangrijke,
mate veroorzaakt door het voortdurend mislukken van
pogingen der “Westelijke en Russische bezettingsautoriteiten
om over een voor geheel Duitsland geldig systeem ran
monetaire en financiële hervorming tot een vergelijk te
komen, zijn thans twee verschillende systemen van gëld-zuivering, resp. in Trizonië en Oost-Duitsland, in toepas-

sing gebracht: Hieronder volgt een overzicht van de be-
langrijkste bepalingen dezer beide systemen.

West-Du,tsland.


Met ingang van 21 Juni jl. werd de oude Duitse valuta
(,,Reichsmark”, , ,Rentenmark” en , ,Bezettingsmark”) on-
geldig verklaard; de ,,Deutsche Mark” werd tot enig
wettig betaalmiddel verheven. Deze operatie (de zgn.
,,Operation bird dog”) berust op een herziene visie van het
Dodge-Colm-Goldsmith’ plan, een Amerikaans schema, –
waarin elementen van het Duitse zgn. Flomburg-plan zijn
verwerkt. Het systeem beôogt een drastische_-reductie
van de in omloop zijnde koopkracht door middel van een
gemengd stelsel van omwisseling en blokkering,’ aan te
vullen door een verordening, véér einde 1948, op’ te stellen
en goed te keuren door de (nog te vormen) West-Duitse
constituerende vergadering te Frankfort en betreffende
een zgn. ,,Lastenausgleich”, welke zowel op geld als op
goederenbezit betrekking zal hebben.
– Verordening no. 61 van het Militair Gezag voorziet
in de eerste stap de geidhervorming, welke in dri&étappes
ten uitvoer zal worden gelegd. Tot nu toe is pei’hoofd
een bedrag van 60 mark pari ingewisseld in ‘nieuwe
marken; 40 mark wexd contant uitbetaald, het restant
binnen een maand betaalbaar gesteld. Alle kassaldi in
oude marken moesten worden aangegeven en geregistreerd;
zij werden voorlopig geblokkeerd, terwijl de omwisselings-
koers zal worden vastgesteld en bekendgemaakt vanneer

het volume aan oud geld, dat in Trizonië in omloopwas,
is bepaald. Vat dit laatste betreft variëren schattingen
van geallieerde zijde tussen 60 en 80 mld mark; schattingen
van Duitse zijde gaan aanzienlijk hoger.
1
1

Volgens Verordening no. 62 van het Militair Gezag
mag çle bankbiljetten- en muntenomloop van de ,,Bank
Deutscher Lënder” (de West-Duitse circulatiebank) een
bedrag-van 10 mld mark niet te.bo
en gaan; verhoging van dit bedrag, met niet meer dan 1 mld mark per keer,

kan plaatsvinden met goedkeuring van een bepaalde

r

534

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

7 Juli 1948

xeerderheid in het bankbestuur en van tenminste zes der

;,Liinder”. Bovengenoemde, bedragen wijzen op. .een

omwisselingsverhouding, van ongeveei 10 oude ni.arkn

teen 1 nieuwe. . ,.
Lonen bn salarissen moeten voortaan in. het nieuwe

geld worden uitbetaald en •bljjven op bet bestaande peil

gehandhaafd. Een algemeen moratorium voorgeldscliulçlen

werd afgekondigd, lopende tot 26 Juni •jl. en voor yer

lenging vatbaar. Officieel is omtrent prijzen niets bepaald;

in alle ver6rdeningn, besluiten, contracten etc. wordt de

oude mark eenvoudig- vervangen door de nieuwe. Een

Duitse maatregel echter;angenomen tijdens een drama-

tische zitting van de ,,Frankfurt Economie Council”, die

de gehele nacht duurde, – de Sociaal-Democraten ver-

zetten zich ertegen -, voorziet in afschaffing van de
prijscontrôle op goederen, uitgezonderd voedingsmiddelen,

bepaalde grondstoffen, textiel en kleding teneinde vrije

prijsvorming te herstellen.
0 –

Maatrégelen zijn getroffen teneinde ledrijven door, de

overgangsmoeilijkheden heen te helpen. Dit geschiedt op

tweëerlei wijze: door middel van kasvoorschotten —,op

aanvrage— van ca 60 mark per werknemer (ten bate van
loonbetalingen), en door middel van een stelsel van korte

credietverlening, teneinde illiquiditeit en dientengevolge

teruglopende activitèit en werkloosheid te voorkomen.

Det’ails omtrent deze credietpolitiek zijn nog niet bekend;

men gelooft echter, dat vnl. gewerkt zal wordei met

wissels en’ promessen, welke laatste, na endos’sering door
de bankrelatie van het bedrijf in kwestie, bij de centrale

banken der ,,Lënder” kerdisconta.bel zijn..
Verordening no. 62 van Jet Militair Gezag bevat voorts

maatregelen tot verbetering van het statuut – van de
,,Bank Deutscher Lhnder” en van de centrale banken

der ,,Lânder”, o.a. betreffende de reserves en wettelijke
sancties tegen ontduiking der geldzuiveringsbepalingen;

deze Verordening voorziet tevens in de ‘intrekking en
vervanging van pasmunt, andere munten en postzegels,
w’aarvan de waarde voorlopig beperkt is tot
1
/
10
van de

vroeger geldende. Interessant is, dat in art. VIII,

§ 2, een Duits voorstel is belichaamd, dat oorspronkelijk

door de Bizonale autoriteiten werd afgewezen; volgens dit
.voorstel moet de ,,Bank Deutscher Liinder” als advise-
eend lichaam voor de directie instellen een ,currency
department”, bestaande uit zowel financiële als economi-
sche’èxperts uit kringen van industrie, handel en landbouw.
De taak van deze afdeling zal zijn de gevolgen van de geld-
zuivering te bestuderen en voorstellen te doen voor verdere

vervolmaking, welke na goedkeuring door de bankdirectie
aan çle geallieerde bankcommissie zullen worden voor-

gelegd.
De nieuwe Duitse marken, gedrukt in de Verenigde
Staten en vroeg in de herfst van 1947 verscheept (in 23.000 kisten, die elk ca 40 kg wogen), dragen geen

handtekening noch een datering. Verordening no. 62 bevat een clausule, die de ,,Bank Deutscher Lbnder”
machtigt de biljetten door,een andere uitvoering te ver-
vangen, doch niet v66r einde 1951.

De belastinghervorrning in West-Duitsland wordt ge-
regeld door Verordening no. 63. Voorzien wordt in een
verlaging van,belastingen welke echter, naar.het, schijnt,
de stijging der belastingdruk, die als deflationaire maat-
regel kort na de Duitse capitulatie door de bezettings-.
autoriteiten werd afgekondigd (en in alle vier zônes werd
ingevoerd), niet geheel zal opvangen. In elk geval echter

brengt de genoemde verordening de belastingdruk omlaag
tot slechts 10 15 pCt boven het peil, dat in Duitsland
gedurende de oorlog gold; wijzigingen in het belasting-
systeem blijven voorlopig rusten. Dit laatste betekent, dat in Trizon’ië de directe belastingen de voornaamste
‘bron van inkomsten blijven (tegenover de -indireôte, be-
lastingen in de Russische zône). De hoofdgedachte-.van.de

huidige hervorming schijnt te zijn de lagere inkomens-klassen voordelen te bieden en de lasten, die op het be-
drijfsleven drukken,, te verlichten. Als voorbeeld moge

dienen, dat ,inlcqmen- en loonbelasting m.et 33/
3
pCt
worden . verlaagd en dat ook de tabaksaccijns. met
1/3

wordt verminderd (ingaande December a.s., , teneindé

voorraadvorming inmiddels te bevorderen);, voorts is
bijv. voorzien
in
hogere,gezinstoelagen.
J
.

Voorshands vait niet te ontkennen, dat het effect van

de bovengeschetste maatregelen bevredigend is uitgevallen.
Ondanks cle acute geldschaarste e,n de opofferingen,.welke

de ca 45,6 mln inwoners van’ Trizonië zich .moeen ge-

troosten, is de geldzuivering gunstig ontvangen. Voor het

eerst sinds de Duitse capitulatie is er veer een atmosfeer

van hoopvolle verwachting en a.h.w. een gevoel van

vertrouwen in hulp, uit_het Westen en, in het welslagen

van het economisch herstel van West-Duitsland, gevoelens,

die in de achterliggende jaren vrijweJ geheel afwpzig waren.

Dg bevige inflati gedûrende de week, die aan het begin

der, geidzuivering vo.orafging, heeft deze stemming niet

geschokt. 1-Jet feit, dat zich .t.a.vj de geldzuivering een

scheiding met de Russische zône heeft voltrokken, schijnt

de gemiddelde Duitser in Trizonië tamelijk -koud te-laten.

,Er is reeds geruime tijd ‘vrees voor een conflict tussen de
Westerse mogendheden en de Sovjet-Unie. Overwegende

is echter het.gevoel van verlichting en hoop, in sterice mate

gesteund door het weder verschijnen van, goederen in de

winkels en de ineenstorting van, de zwarte narkt.

Opst-Duitsln1.

‘•

.

.’

. -.

De financiële en monetaire hervorming in’de Russische
zône berust op andere basis dan in’ West-Duitsland; zij
geschiedt, naar het schijnt, vnl. met politieke .00gmerken.
‘J
In herinnering moge worden gebracht, dat de Russische
militaire adtoriteiten enkele jaren geleden een voorlopige
monetaire sanering doorvoerden door het. bloickeren (en

in ‘feite confiskeren) van bankrekeningen. Desondanks,
t
en de buitengewoon hoge belastingen ten spijt, ‘is het

deflationaire effect vn deze maatregel miniem geweest.
Aangezien in feite de goeçlerenvoorziening in de Russische

zône beperkter is dan in Trizonië, neemt ‘men algemeen

aan, dat het teveel aan koopkracht in de Sovjét-zône niinstens even groot, zo niet groter is geweest dan in
West-Duitsland. De uitzonderingspositie van een groot ‘

deel van de industrie-als Sovjet-maatschappi,jea werkzaam
t
in een in econo’misch opzicht vrijwel ,,exterritoriale” positie,
heeft de economische’ moeilijkheden van deze zône ver-
schei’pt. De financiële mislukkingen van de genationali-
seerde bedrijven hebben- in dezelfde richting gewerkt.
liet is duidelijk, dat een financiële en monetaire hervor-
ming slechts effectief zou kunnen zijn, indien de Sovjet-
maatschappijen volledig in het verband der Oost-Duitse
economie zouden worden opgenomen en ‘een volledige

herziening zou plaats vinden van de privileges, van de
‘t

thans hevoordeelde bedrijven. Dit is bij de thans begonnen
geldzuivering in Oost-Duitsland; niet geschied. . Integen-
deel, het ,yoornaarnste doel der nieuwe maatregelen is,
naar het schijnt, bescherming van het belang van bepaalde 1
gl’oepen, teneinde een tegenwicht te 9cheppen. tegen de
anti-Russische gevoelens, die sinds de invoering van de }
nieiiw’e marlc in Trizonië sterk zijn gestegen. In deze
richting wijst in elk geval .de verklaring van de heer Rau,
president van de ,,German Berlin Economie Commission”,
afgelegdaan le vooravond van Maarschalk Sokolovsky’s
afkondiging van Verordening no. 111 van het. Russische
militair gezag, en betreffende de structuur en de doel-

.stellïiig van de geldzu.ivering. ,Eensdeels beogen de maat-
regelen de hervorming in ‘Trizonië te overtreffen door het

publiek betere voorwaarden te. bieden (bijv. door inwisse-
ling â pari van 70 mark contant, in. plaats van 40 + 20,
.to’e te staan); anderdeels wordt getracht de positie van de
pro-Russische sector van het economisch leven te ver-
sterken, Nieuwe hetaalmiddelen komen voorshands niet
in omloop,; van een zegel.voorziene oude marken (t.w.. de

0

“1 r

1
7 Juli 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

535
11

,,Reichsmark” en de ,’,Rentenniark”, maar niet de geallier

de’ bezeLtingsmarkei zijn tot ivettig betaalmiddel ier-

klaard. Ban kgeld is geblokkeerd en v’ordt geregistreerd.
De omwisselingsverhouding tussen oude en nieuwe marken

zal, naar verwacht wordt, groepsgewijs verschillend iVorden

vastgesteld. Saldi van genationaliseerde bedrijven, van de

regeringen der ,,Liinder”, van de vakvererdging en bepaalde

kleine fonden zullen daarbij worden b6oördee1d. iIet

zelfde geldt voor de fondsen van politike partijen. Wat

de gewone man betreft: spreekt genoemde verôrdening

vén de noodzaak, rekening te houden niet de ‘behoeften
van middenstand, kleine boeren, in’tllectii’dlen e.d.; dit

kan echter niet anders geschiedefl dan nt behulp van een
drastische verlaging der directe en indirecte belastingen,
waarover momenteel nog niets bekend is.

iIet stelsel van indirecte belastingen-datde voornaamste

bron van overheidsinkomsten in Oost-Duitsland is, ver-schaf t de bezettingsa’.itoriteiten de’ middelen dm de op
de lagere inkomensklassen drukkende directe belastingen

drastisch te reduceren of zelfs geheel af te schaffen. Er
bestaat gegronde reden om aan tè’ nemen, dat op grbnd
van politieké motieven een afschdffin,g van de lodnbe
;

lasting momenteel in de Russische zône in liet voornemôn

ligt.
/ Hetis ‘inmiddëls wel zeker, dat de mbnetaireen findh-
ciële probleien in dezé zône op de geschetste wijze nauwe

lijks kunnen vorden opgelost, tenzij de Rusen bereid zijn

de in’directe belastingen en de bezettingskosten aânzien-
lijk te verlagen en hun greep op de industl’iëleprodiictiè
te verzwakken. Zulleti zij hiertoe overgaan? Stappen in

deze i’ichting ‘zullen welliht worden heorderd door de
doodzaak, de’ tliaris bestaande moeilijkhden t.a.v. de

consumptiegoèderenvoorziening te overwinnen.
Vast’te stellen is, dat de inschakeling van Odt-D’uits-

land ‘in het Sovjet-bloc niet op één lijn te stellen is met de
ititegratïe van West-Duitsland i’n,het E.R.P. en’ de wereld-
eçônomie. Momenteel bestaan er bijna geefi commerciële
kanalen, die de Russïscihe bezettingszône met de Oost:
Europese satellietstaten verbinden (van welke laatste
Tsjechoslowakije in de toekomst de enige bron van kapitaal
goederen, die voorheen uit West-:Duitland werden be-
trokken, kan zijn). En hoewel ‘de Russische vraag naar goederen ‘enorm is, staat het nog te bezieii, of Rusland

in ruil hiervoor aan Oost-Duitsland voldoénde goederen
en vremde valuta kan bieden ten bate van het ecojiomisch
herstel, zodat het exces van geld- tegenover goederen-

omloop voorshands moeilijk te elimineren sehijiit.

Frankîort, einde Juni 1945.

R. Ii.,
M.
VOBLEY

MEDEDELING.

VERKORT JAARVERSLAG VAN lIET NEDERLANDSCU
ECONOMISCh INSTITUUT OVER 1947.

Direcloriurn en personeel.

Aangezien Prof. H. W. Lambers in de loop van 1947
tot het directorium toetrad en Prof. Çh. Glasz de uit-
nodiging om per begin 1948 als directeur toe ‘te treden

aanvaardde, bestond het directorium ômstreeks de jaars-
wisseling uit: Prof. Ch. Glasz, Prof. H. W. Lambers,
Prof. Dr N. J. Polak, Prof. Dr J. Tinbergen en Prof.
Dr II. M. H.’A. van der Valk. Drs Khouw Bian Tié volgde
Prof. H. W. Lambers, als secretaris van het Instituut op.
Aan het einde van het jaar wain 11 doctorandi als
meaewerker aan het Instituut verbonden. Twee hiervan
bevonden zich voor studiedoeleinden in de Verenigde
Staten. Daarnaast waren voor het wetenschappélîjk
werk 6 doctoraal studenten en eeii aantal candidaat-
studnten op het Instituut werkzaam. –

Werkzaamheden.

De werkzaamheden van het Instituut hadden betrek-

king op:

, ,Eeonoii’iisch-StatitisChe Berichten”

,,Economisch-Statistisch Kvartaalbericht”

3f’Mon6graphie6n
4.- Interne”research en opdrachten.

Het weekblad ,,Economisch-Statistische Berichten”

vr1oonde iii dit ‘jaar een bevredigende ontwikkeling.
Dit geldt zowel voor de’ medewerking van de auteurs als

voor de’ belangstelling van de’ lezers. Met ingang van 1 November .1947 werd, door middel van een Commissie

van Advies voor België, gèstreefd naar een nauwere
samenwerking met ‘dit land. Onafhankelijke voorlichting
was oék dit jaar het richtsnoer voor het. beleid van de

reddctie. In 1947 zagen het licht:

2 nummers van 24 pagina’s

49

11
20

in 1947 verscheen het ,,Economisch-Statistisch

Kwartaalbericht” als voortzetting van het voor de oorlog

verschijnende ‘Economisch-Statistisch Maandbericht”.
In verband met de papiersituatie kan dit conjunctuur-

bericht voorlopig slechts éénma’al per drie maanden ver-
sçhijnen. De commissie van medewerkers, allen verbonden
aan het Instituut, bestaat uit de doctdrandi: C. ‘van den

Berg; J. C. Brezet, II. Burger (secretaris), L. M. Koyck,

J. H. Lubbers.
In -het verslagjaar verschenen drie nummers.

Twee publicaties kwamen dit jaar gereed, ni. Dr

H J. ‘Witteveen, Loonshoogte en wei’kgelegenheid, en
Dr J. H., van Stuyvenberg, Enkele economische aspecten

van de kersenteelt in Nederland.. Hiardoor steeg het totale

aantal monographieën, verschenen
in
de serie van ‘het

Nederlandsch. Economisch Instituut, tot, 40. ,,Bedrijvig

Nederland”, een studie over Nederlands economische
structuur, door. Di Th. L. M. Thurlings en Drs J. II.


Lubbers, naderde het einde van het jaar haar voltooiing:

De- werkzaamheden voor de ,,interne research”,
betrekking hebbende op meer theoretische onderzoekingen,

ter scholing van de medewerkers van het Instituut, maak-
ten gestadige, voortgang. In 1948 zullen enkele dezer

onderzoekingen kunnen worden afgesloten.
‘De afdeling opdrachten mag zich in een levendige be-

langstôlling van bedrijfsleven en instellingen verheugen.
In 1947 werden 9 opdrachten beëindigd, terwijl een aantal

interim-rapporten betreffende nog lopende onderzoekingen
werden vërzonden. De’ werkzaamheden van de afdeling
opd’rachtên hadden betrekking op: ‘analise vande econo-
mische positie van Nederland, conjunctuurdiagnose van

verschillende

landen, wederopbouw en uitbreiding van

steden, vervoersproblemen, structuur van handel in
bepaalde grondstoffen, •balansanalyses e.d. Uit aantal en
verscheidenhéid der öpdrachten ‘blijkt, dat deze jonge’ afdeling in een algemeen gevoelde ‘behoefte voorziet.

• Het geheel overziende is dé ontwikkling van het
Nederlandsch Economisch Instituut in deze periode be-

vredigend te noemen.

De Wnd SecreLaris van Curatoren:
nof: Dr T. TINBERGEN

INTERNATIONALE NOTITIES.

HET È.R.P. EN DE AMERIKAANSE ‘LANDBOUW.

In 1947, ‘beliep de Amerikaanse export $ 19,6 mld, de
import $8,3 mid. flet saldo ad $ 11,3 mld werd voor $ 5,7
mld. gefinancierd doôr leningen en – ,,grants” aan het
buitenland, vnl. de E.R.P.-landen; het restant moest
door het buitenland me,t verkoop van goud en andere
actiira woi’den gedekt. Daar laatstgenoemde ‘ middelen

voor ,1948 vrijwel niet ter beschikking staan en opvoering
van de export naar de Verenigde Staten slechts in geringe
mate môgelijk z’al zijn, zal het buitenland, E.R.P.-hu’lp

5.36

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

7 Juli 1948

ten spijt, zijn import uit de Verenigde Staten in verge-

lijking met 1947 moeten beperken.
In aansluiting op deze beschouwing verwacht N. Koffsky

in een artikel ,,What E.R.P. meansto farmers”
1),
dat de

Amerikaanse agrarische exporten in 1948 met 15 è20 pCt
t.o:v. 1947 (toen ze S 3,9. mid beliepen) zullen dalen, d.i.

iets sterker dan de totale exporten. Immers, de’E.R.P.-
landen – die in 1947 ruim de helft van de Amerikaanse

agrai’ische exporten afnamn – verwachten thans algemeen

goede oogsten. Voor Amerikaanse tarwe wordt zelfs een

ëxportdaling van ca 25 pCt verwacht.

Schr. verdeelt de gevolgen van het E.R.P. voor de

Amerikaanse agrarisch6 prijzen en inkomens in drie groepen:
De directe gevolgen:
ondnks de te verwachten daling

van de Europese vraag zal het niveau van 1947 ongeveer kunnen worden gehandhaafd. Vol, als gevolg der hogere

prijzen zal de waarde der agrarische exporten uit de Ver-

enige Staten ongeveer 4 maal zo hoog zijn als véÔr de
oorlog.

De indirecte gevolgen:
het E.R.P. zal de Amerikaanse

industriële rbductie, werkgelegenheid. en inkomens op
peil helpen houden. 1-letzeifde resultaat levert de verlaging

der inkomstenbelasting op; stijging, in het algemeen, van

de vraag van militaire zijde is niet uitgesloten. Ook de
binnenlandse Amerikaanse vraag naar agrarische produc-
ten zal zich dus niet ongunstig ontwikkelen.

S.
Gevolgen op langere termijn:
zonder het E.R.P. zou de

Amerikaanse.agrarische export niet meer dan 15 â ZO pCt

zijn gedaald. Wèl zouden de Europese landen hebben
getracht; üit noodzaak, om met agrarische import hun

bevolkingen in het le’en te houden, een en ander echter
zeker ten ‘kost& van de iriiport van grondstoffen en

mchin’erieën, zodat de vooruitzichten op een stabiele

buitenlandse markt voor Amerikaanse agrarische produc-

ten, als gevolg van het economisch herstel van Europa,
voorshands zeer va.g zouden zijn geweest.

/
‘) In ,,The AgricuItura Situation’, Bureau
of
AgrLcultural.
Economics, U
S.
Department
of
Agricutture,
Vol. 32,
Number.5,
iIay 1948.

HAUSSE XN DE .&IIER1KAANSFJ OLIE-INDUST1HE.

Toen de tweede wereldoorlog begon, had de Amerikaanse

olie-industrië een exces aan raffinagecapaciteit vari ca
25 pCt. Dit maakte het mogelijk, aldus ,,The Investors’ Chronicle” van 3 dezer, om aan de geweldige militaire
vraag naar olie tegemoet te knmen zonder grote offers van
het burgerlijk verbruik te vragen. Tegen het einde van de
orlog beliep de vraag om militaire doeleinden 1,5 mln
barrelsper dag. Zij daalde in 1947 tot 340.000 barrels
per dag, déch daartegenover was sinds 1945 de vraag voor
civiele doeleinden met niet minder dan 50 pCt gestegen.
Deze stijging betreft vooral het verbruik van dieselolie en
olie voor verwarmingsdoeleinden. De meeste nieuwe
huizen in de Verenigde Staten worden thans met behulp
van olie verwarmd; snelle mechanisatie in de landbouw en vervanging van stoomlocomotieven door diesels zijn
evéneens belangrijke factoren.
Wat de omvang der productie en de winsten betreft, slaat de Amerikaanse olie-industrie thanè alle records.

1-let – netto-inkomen van 32 leidende maatschappijen
(dat in 1937
.
8 634 mln en in 1941 $ 585 mln beliep) lag in
1947 met $ 1.399 mln 60 pCt hoger dan in 1946; men ver-
wacht, dat de winsten dit jaar 50 pCt boven die van 1947
zullen liggen. Inmiddels zijn de uitbreidingsprogramma’s van de Amerikaanse olie-industrie van een zodanige om-
vang, dat, ondanks, de grote winsten verschillende maat-
schappijeii een beroep op de kapitaalmarkt hebben moeten

doen.
Deze uitbreidingsprogramma’s worden gestimuleerd
door Eet beloop der olieprijzen sinds het eind van de oorlog.
De prijs van ruwe olie, die,in 1946 $ 1,17 per barrel bedroeg,
beloopt thans $ 2,65 per barrel; een verdëre stijging wordt

verwacht. Binnen de Verenigde Staten zijn verschillende
nieuwe bronnen aangeboord; daarnaast neemt de belang-

stelling voor vindplaatsen buitenslands voortdurend toe,
waarbij met name de aandacht op het Midden-Oosten is
gericht.

,,The Investors” Chronicle” ziet voor de oliemaatschap-

pijen slechts één wolkje aan de hemel: ,,If the foreign
situation
O
deteriorates still more, the Government may –
begin to ,,stockpile” oil – and demand from this source on

top of an already tight supply situation cQuld probably

not be satisfied without Government control”,enrantsoene-
ring zou prijsbeheersing met zich brengen.

0ROOT-BRITTNNIË EN IERLAND.

Op 2Juni jl. werd officieel bekend gemaakt, dat tussen
Groot-Brittannië en Ierland een handels- en betalings-

accoord tot stand was gekomen. ,,The Financial Times”

I. stelt vast, dat hiermede in de verhouding
van 24 Juni j

tussen de beide landen een fase is bereikt, die voor de toe-

komst vele mogelijkheden opent. Groot-Brittannië en
Ierland zijn in’ economisch opzicht complementair. Groot-

Brittannië staat reeds geruime tijd voor het probleem,

landen te vinden, die voedingsmiddelen kunnen leveren

en daarvoor Britse industriële producten in

ruil willen
accepterén. In het verdrag is nu vastgelegd, dat Ierland
een plan op lange termijn zal entameren tot verhoging

‘van de ‘productie van vlees en andere voedingsmiddelen’

voor de Britse markt. Bij verw’ezenlijking hiervan zal de
Ierse markt ongetwijfeld in ruimere mate voor Britse

industrieproducten toegankelijk, zijn.
Op korte termijn zal Groot-Brittannië profiteren van de
Ierse toezegging tot beperking van de veeverschepingen

naar het Europese vasteland tot 50.000 stuks in 1948 en

tot 10 pCt der totale productie in de toekomst. Het feit,
dat tot nu .toe verschillende andere Europese landen

hogere prijzen voor Iers yee boden dan Ierland met het

Engelse Ministerie van Voedselvoorziening was overeen-gekomen, heeft in feite Groot-Brittannië’s dollarproblee’m
verscherpt. Ook Ierland tobt met het dollarprobleem.

Oplossing hiervan zal o.a. wordèn bevorderd door ver-

hoging der Engelse steenkoolleveranties. Met de coördinatie van het economisch leven der beide
landen is thans, aldus ,,The Financial Times”, een hoop-

vol begin gemaakt. Er is één wég, waarlangs in de toekomst
Groot-Brittannië zowel Ierland als zichzelf ten zeerste zou

kunnen helpen, nl. door het leveren van kapitaalgoederen
aan de Ierse landbouw. jf only part of the vast sum now

being expended in Africa were diverted to Eire, ‘the
return ,to Britain, by way of increased food suplïes,
would be, proportionately, many times larger.”

GELD- EN KAPITAALMARKT.

Ook gedurende de afgelopen week deden zich op de geld-
markt geen belangrijke veranderingen voor en bleef de
handel van geringe omvang.
Voorbereidingen voor de ultimo, welke ditmaal tevens

een kwartaalultimo was, waren blijkbaar in de vooraf- /
gaande periode reeds in zodanige mate getroffen, dat het-
merendeel der noteringen slechts weinig steeg. Driemaands-
prornessen werden tegen.
15/16
pCt gelaten, Septembér t/m Maartpapier handhaafde zich op
1
/8

1
7
/1
6
pCt,’
terwijl langere jermijnen 1
1
/
2
pCt noteerden.
Slechts in het aantrekkèn van de callrente van
3/4
tot
1 pCt kwam de ultimospanning enigermate tot uiting.

Het is opmerkelijk, dat de bankbiljettencirculatie per
saldo inds einde 1947 vrijwel niet meer stijgt; in de
maanden, waarin kwartaglultimo’s vallen, ontwikkelde
zij zich als volgt:

29 Sept. 1947 f 2.856 mln
Dec. 1947 f8.011
29 Mrt. 1948 f 2.948

28 Juni 1948 f 2.961

/

1

7 Juli 1948.

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

537

DE NEDERLANDSCIJE BANK.


Verkorte balans op 5 Juli 1948

•,

,

Activa.
Wissels, pro-

(
Hoofdbank

f

5)
., Bijbank

C
U
,

neven

Agentscb.,,

10.000,-
in

ISCOfl 0

f

t
10.000,-9
Wissels, schatkistpapier en schuldbrieven, door
de Bank gekocht (art.
II,
le lid, sub 3 van de
Bankwet .1937
j
5
art. 4 van het Koninklijk
besluit van
1

October 1945, Staatsblad No.
F
204
)…………………………..
-..h,

Schatkistpapier, door de Bank overgenomen van
de Staat der Nederlanddn ingevolge overeen-
komst van 26 Februari

1947

…………

..
1.800.000.000,-
l3eleningen:

Hoofdbank

f

142.786.648,09
‘)
(mcl.
voor-
schotten in re-

Bijbank

,,

1.408.860,69
kening-courant
op
onderpand)

Agentsdh.,,

7.074.909,11
151.270.417,89
Op

effecten,

enz.

……….

..150.731.711,-
‘)
Op
goederen en celen

5738.706,89

151.270.417,89
1
)
Voorschotten aan het Rijk (art. 16 van de Bank-
wet

1937)

…………………………

Boekvordering
op
de Staat der Nederlanden
ingevolge
overeenkomst
van 26 Februari 1947
,,
1.500.000.000,-
Munt en muntmateriaal: gouden munt

en

gouden

muntmateriaal

……..1

481.702.591,66
Zilveren munt, enz.
……

..459.596,22

11
482162.187,88
Papier
op
het buitenland

..

f

315.820.200,-
Tegoed bij correspondenten in


,,

,
het’ buitenland

….
……..199.559.334,53
Buitenlandse betaal-
middelen

…………….

…5.832.312,49
461.211.847,02
Belegging van kapitaal, reserves en pensioen
fonds

……………………………..

..
106.052.351,83
Gelouwen

en

Inventaris

………………

..
2.500.000,-
Diverse

rekeningen

………………….,,222.046.752,53

f

4.725.253.557,15

Passlva.

Kapitaal

…………………………..t
20.000.000,
Reservefonds

……………. ……………
12.759.703,05
Bijzondere

reserves

……………………

..
54.447.566,03
Pensioenfonds

……………………….

..
19.936.266,17
Bankbiljetten in omloop (oude uitgiften)

…. ..
119,516.550,- Bankbiljetten in omloop (nieuwe uitgifte)

..,,
2.991.442.915,.:_
Bankassignaties

in

omloop
………………..
187.650;81
Rekening-courant saldo’s:
‘s
Rijks Schatkist

t

719.553.773,70
Geblokkeercie saldo’s van
banken

…………..

..

44.718.940, 14
Geblokkeerde

saldo’s

van
anderen…………….22.297.173,80
Vrije

saldo’s

……….

..

505.168.493,15
.,»
1.291.78:380,79
Diverse

rekeningen….
. ……………..

..
215.224.525,30

1
,
4.725.253.557,15

‘)
Waarvan

schatkistpapier rechtstreeks

door
de Bank in disconto genomen

……….f

‘)
Waarvan aan Nederlands-Indië

.
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsblad no. 99)

. ,,
39:529.875,-
Circulatie der door de Bank naniens de Staat
.b


in het verkeer gebrachte muntbiljetten
……

..
146.547.531,-.

BANK VAN ENOELAND.
-”

(Voornaamste posten inmillloenen ponden).

De continue stijging van vorige jaren heeft wederom

in belangrijke mate plaat§ gemaakt voor het ,,normaie”
seizoenpatroon: stijging van de biljettencirculatie op de

ultirno’s – gepaard gaande met enige spanning op’ de
geldmarkt – en daling tussen de ultimo’s in.
Op de kapitaalmarkt kwamen gedurende de verslag-

week enige vaste, dagen voor, waardoor de meeste no-

teringen per saldo enige stijging t,o.v. de vorige week te

zien gaven. Politieke fatoren,
.ïoals
de gerezen moeilijk’

heden tussen Rusland en Joegoslavië, zowel als economi-

sche mdtieven, ni. het wederom ter sprake komen,_ondanks officiële ontkenningen, van demogelijkheid van devaluatie,
vooral i.v.m. het sluiten van de bilaterale verdragen

tussen de Verenigde Staten en di,rerse Europese landen,

speelden hierbij waarschijnlijk een rol. Tenslotte volgt

hier het gebruikelijke koerslijstje:

25 Juii

2 Juli

1948

1948

A.K.0.

…………
……….

161 GB

1634

Van Berkel’s Patent

……….
– 1244

125

Lever Bros. Unilever C.v.A.
….

289

2964

Philips G.b.v.A .

…………..

258 GB

256 GB

Koninklijke Petroleum
……….
388

3484

H.A.L. …………………….

196

2024

N.S.0.

…………………….

.185 GB

1884

FI.V.A. ……………………..

221

2214

Deli Mij C.v.A

……………
1534GB

157 GB

Amsterdam Rubber
…………
160

1634

STATISTIEKEN.

YEDERAL RESERVE
DANKS.
(Voornaamste oosten in millioenen dollars)

Metaalvoorraad

1
1
Other
U.S.
Govt
,
Totaal
Goudcer-
Data
cash
securities
tificaten

31 Dec.

1946 18.381
17.587
268
23.350
10 Juni

1948
22.086
21.465
255
20.349
17

Juni

1948
22.241

1
21.623
263
20.749
24 Juni

1948
22.261

J
21.642
271
21.365

F.R.-bil-
Deposito’s.

Member-
Data
jetten in
circulatie
Totaal
Govt
banks

31

Dec.

1946,
1

24.945
17.353
393
1

16.139
10 Juni

1948
1

23.722
.
19:126
1.144
1

17.154
17

Juni

1948
1

23.689
19.862
984
17.999
24 Juni

1948
23.669 20.098
1.863
1

17.408

DE NEDERLANDSCRE BANK.
(Voornaamste posten In duizenden guldens).
0

cn

5,
to
0
5,0)
0)
16
Cz
bIll

.

Pl

30 Dec. ’46
700.876
4.434.786
100.816
103
153.109
24 Mei ’48
483.652
335:815
132.142
1
149.785
31

,,

’48
483.477 339.990 129.682
1
164.430
7 Juni ’48
482.744 328.940
158.037
1
149.440
14,,

’48
482.446
338.062
145.814
1
146.374
21

,,

’48
482.260
321.995
164.189
10
145.075
28,,

’48
482.131
318.167
149.260
10
150.156
‘5

Juli ’48
482.162
315,820
145.392
10
151.270

0
Saldi
In rekening-courant

.,,d0
1)0

00
0)
1
51
PQ
,

1)
90)
5,

30 Dec. ’46
2.744.151
1.099.855 90.071
43.706 590.158
24 Mei ’48
2.891.990 780.762
69.836
26.818
537.913
31

,,

’48
2.947.391 778.917
45.578
25.659 503.197
7 Juni ’48
2.943.010
736.536
51.903
25.598 578.198
14

,,

’48
2.924.460
769.017
77.377
25.654
514.171
21

’48
2.909.438 761.640
97.996
29.003 506.454
,,
28

,,

.
’48
2.960.501
741.422
56:898
1
23.610 506.384
5

Juli ’48
2.991.443
.

719.554
44.719
22.297
505.168
,

sI.

00

CI

5

‘r
•Ç0Id

Cd

.’

25 Dec. ’46

0,2

1.449,1

1.450

. 1.428,2

22,1
16

Juni’48

. 0,2

1

1.299,3

1.300

1.250,0

50,2
23

Juni ’48

0,2

1

1.299,2

1.’300

1.249,8

50,4
30

Juni ’48

0,2

299,2

1.300

1.252,2

48,0

Otherseeurities

Deposit'”
..’
0)


51

0)b)0

5,

0

.

…..,

0)

.


Id
CId
0
P,

25 Dec. ‘4 61

1;3

3118

13,6

15,8

‘346,5

10,3

278,9
16

Juni’48

0,7

335,8

23,9

20,2

412,7.

14,7

304,5
23 Juni ’48

0,8

338,8

23,3

20,9

416,2- “13,6

312,8
30

Juni,48

0,7

351,7

17,8

32,1

432,1

14,5

.325,4

t-.

38

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

7 Juli 1948

ZWEEDSE EIJKSDANR.

(Voornaamste posten in millioellen kronen), –

Metaal
Staatsfondsen
,

Data
‘t’
t’
,!,
‘t’
0
4
Id
53
2
CO
0
o
4
p
c0

31Dec.

1946
839
532
1.544
504 284
1

182
15 Juni

1948
194
123
2.950
304

1
96
1
-.
182
22 Juni

1948
189
120
2.964
300
1
1


182
30 Juni

1948
188
119
3.065
300
1.11]-
182

Deposito’s
4
1
)
t’

.2
Direct opvraagbaar
Data
t’
‘5
E’
Q
,.
ce
‘t’
53
5•
01
________
•1
U2

Pq

31 Dec.

1946
2.877
875
706
94
230
174
7
15 Juni

1948
2.644
988
672
223
109
t

234
5
22 Juni

1948
2.710
823
595 135
115
1

243
5
30 Juni 1948
2.284
865
732
44
125 241
6

STAND
VAN
‘S RIJKS KAS.

V o r d e r i n g e n

15 Juni 1948 1 7Juni 1948

Saldo ‘van
‘s
Rijks Schatkist
hij De Nedeni. Bank N.V.
f

803.103.247,08
f

736.535,6.28,80
Saldo van
‘s
Rijks Schatkist
hij de Bank voor Neder-
.
landsche

Gemeenten
161.007,22
.,,

335.552,87
Kasvorderingen wegens ere-

clietverstre.kking

aan

het

buitenland

…… ……..

Daggeldlening

tegen

onder-
..

..
Saldo der postrekeningen van
Rijkscomptabelen

……
625.762.280,59
,,

586.179.49650
Voorschotten
op
ultimo Mei
5

resp

April

1948
a.
d. ge-
meenten wegens aan baar
uit te keren belastingen

..,,
51.868.142,48
,,

50.543.381,95
Vorderingen in
.
rekening-cou-

pand

………………….-

rant

op

Nederlands-Indië
,,

650.158.985,71
,,

687.358.790,80
Suriname

…………….

..

31.988.650,22
,,

31.988.650,22 Curaçao

………………
2.245.014,22
,,

2.245:014,22
I’let Algemeen Burgerlijk Pen-
sioenfonds

…………..
24.780.418,-
24.762.104,09
1-Jet staatsbedrijf der
P.,

T.

….
……

enT
.

……………….

….



Andere staatsbedrijven en in-
……..

stellingen

……………
.
217.917.320,77
,,

195.807.320,77

Verplichtingen

.

SPECIFICATIE DER EMISSIES IN MEI
1948 ‘).

Bedragen in
diVzenden
guldens; koersen en rentevoeten in, pCt

Naam
sei2

1

10-

ce

Obllgats.
Orerheid:
Nederlandse. Staatslening 1947
(dollarlenina)

………..
11.180
100.
.11.180
3
39
2
)
126.270
100
126.270
3
20′)
Nederlandse

Staatslening

per
Investeringscertificaten …….

1962-’64
4)

1.140.000
100
1.140,000
3
162)
NedeTlandse Staatslening 1948′)
360.000
1001
311.800
39
50
3
)
‘POrfieu(jSr2fl
N.V. Maats’Iiappij tot vervaar-
diging van Fijn Aardewerk
en Ceramieke Voortbeengse-
len van alle soorten, genaamd
,,Société Cérarnique”, Maas-
2.000
101
2.020
3
22
1
)
Nederduitsche I-Jervor.inde Ge-
triclit

…………………

meente, ‘s-Gravenhage

. .
1.000
100
1.000
34
402)
Aandelen.
Diepenbrock en Reigers NV.,
IJIft

……………….
1.143′)
138
1.577
N.V. ,,Industrie” v.h. Van Lo-
huizen en Co., Vaassen ……
1.000
115
1.150
ieuwe Rotteï’damse Courant
NV.,

Rotterdam (certifica-
ten van gewone aandelen)
. .
401

.

2.827

110
441
N.V. Tabak Maatschappij
Arendsburg. Rotterdam

. .
1.600
150
2.400
N.V.

Deli-Maatschappij, Am-
sterdam ………………
125
16.034
Koninklijke Nederlandsche Pa-
.

pierfabriek N.V.. Maastricht
9001
160
1.440

‘) Aansluitend op de’ emissiestatisticic in ,,E.-S.B.” van .2 Juni
1948. blz. 439.
‘) Versterkte en/of verv,roègde gehele of gedeeltelijke aflossing van
zekere datum af toegestaan.
Versterkte en/of vervroegde gehele of gedeeltelijke aflossing te allen tijde toegestaan.
Conversje f854.000.000.
Conversie t 310.000.000.
‘) Bovendien bij oude aandeelhouders t pari geplaatst f562.500,
wellicht betaald uit het agio op de overige (1.143.000.

EMISSIES IN 1948.

(Reële bedragen in duizenden guldens).

t’
. cd
.

bil
S
E

co

.

‘t’
0
t’
Ei
t’
o

0

d,2
2
3)
3_
0

Jan.
1

68.546
305.244
373.790
66.3501
46
306.594
Febr.
1

11.60/s
8.619
20.223

11.404′
8.819
Mrt
1

104.779 4.505
109.284
4.3631
22.646 82,275
April
103.728 143.525
247.253
.-
102.518
144.735
Mei
11.642.270
23.042 1.665.312 1.164.000
137.450
363.862

1) Zie voor toelichting de aantekening ,,De emissiestatistiek”, in
,,E.-S.B.” van 2 Juni 1948, blz. 434.

Voorschot door De Nederl.
Bank N.V. verstrekt . . . .


Voorschot, door De Neder-
landsche Bank NV. in

.
rekening-courant verstrekt

.- .
Schuld aan de Bank voor Ne-
clerlandsche Gemeenten

Schatkistbiljetten in omloop f 1504.973.100,- t 1497.873.100,-
Schatkistpromcssen hij Dc
Neclerlandsche Bank N.V.
ingevolge Overeenkomst
van 26 Februari 1947.. ‘.
11
1800.000.000,-. ,, 1800.000.000,-
Schatkistpromessen in omloop
(rechtstreeks hij De Nederl.
Bank N.V.iS geplaatst nihil)
f6.283,2 in/m wo. garantie
Bretton Woods / 804 mill.,,5479.ZOO.000,- 5520.000.000,-
Daggeldleningen


Muntbijjetten in omloop ……145.382.668,50

146.360.481,-
Schuld op ultimo Mei resp.
April 1948 aan de gemeen-
ten wegens aan haar uit te
keren belastingen

. –
Schuld in rek-courant aan:
Nederlands-Indië ………..


Suriname

………………….

Curaçao ……………………..-


Het Algemeen Burgerlijk Pen-
sioenfonds ………………….-


Het staatsbedrijf der P,, T.
en T………………….732.301.606,82

682.801.218,07
Andere staatsbedrijven ….
…..5.868.091,80 ,,

5.868.091,80
Schuld aan diverse instellin-
gen in rekening met’s Rijks-
Schatkist

……………..2712.433.793,21

,, 2716.875.743,21

INLEGOINOEN EN TERUcBETALINGEN BIJ DE SPAARBSkNKEN
IN NEDERLAND
1)

(in millioenen guldens).

Inleggingen
rerugbetalingen
Maand
R.P.S.
Part.
Totaal
.
R.P.S
Part. ITotaal

Saldo

Aug. 1939
22,7
24,3

47,0 29,7
22,9
52,6

5,6
Dec. 1946
18,2 17,9
36,1
25,2
18,9
44,1

8,0
Gem. 1946
20,5 24,6
45,1
45,4
31,4
76,8

31,7
Gem. 1947 21,2
29,6
46,8
26,4
23,8
50,2

3,4
Jan.

1948
25,2
36,1
59,3
25,6
27,8′
53,4
+

5,9
Febr.1948
22,9
32,3
55
1
2
26,8
26,2
51,0
+

4,2
Mrt

1948
21,2
26,1
47,3
31,5
29,9
61,4

14,1
April 1948
17,2 23,0
1
)
40,2
33,5
30,5′)
1

64,0
t

13,8

2) Bron: ,,Statistisch Bulletin van het C.B.S.”.
‘) Voorlopige gegevens.

OFFIcIËLE DISCONTO
‘S.

Land

.
Perçentage
Geldend sedert

Nedem’land
2’/, 27 Juni 1941
België
3
1
1,
28 Augustus 1947
Engeland
2
.

26 October 1939
Versigde

Staten


1’/
12 Januari 1968
Framikrijk
25/,1) en 3
‘)
9 October 1947
2’/.
.

9 Februari 1945-
Zweden

………
Zwitserland

. . . .
1′!,
26 November 1946

Schatkistpapier en kortlopcnde
handelswissels.

.
Ander handelspapier.
1

S,

7 :Jiilij948

..

.

. .

,
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICI-ITEN
.


539

(31tOOTIILNDELSPRIJZEN VAN
ORANEN, VELDBONEN, BOTER ENXAAS IN NEDERLAND.

Tarwe
Rôge

Gerst
-Üaver
iIais
.Sor-
Kaff
Ir-
Millet- Veld-
Boter
Kaa’s
ghum corn
zaad
bonen

en



.
0’OC
,

w7c.
op
‘0Q
‘0
0
en

Tijdvak
.


o
‘0bo
O
,

Q
n,O
,

‘O

Q
-,
‘0

0_.
‘0.5
6
6)

.
00
’00
00
cd
_6)

1
0
0)

0)
0
”000
‘o,-

‘6)-
,

t



f
f

f

Jan.

1967 21,776

21,52′
22,75
23,65 21,50
22,67′ 20,67′
20,67′
20,67′
24,51
2,31
1,51
Febr.
21,75

21,50
23,75 24,06
21,86.
22,7′
20,67′
20,67!.
20,67′.
24,81

2,31
.1,55
Maart

21,96

21,32

22,00

21,20

.
24,75 24,58
22,37′
22,67′
20,676
20,676
20,67′
24,92
2,31
1,52′
April
2’i,97
.
22,56
22,67′
20,676
20,67′
20,67′
27,00
2,31
1,52
Mei
21,90

21,25 26,25
.

.
22,75
22,67′ 20,67′
‘20,67’
20,67′
31,00 2,28
1,54
Juni
21,50

21,25


27,00
. .
22,67′ 20,67′
20,67′
20,67′
.
2,28
1,52,
Juli
21,50

21,25
. .
..

22,67′ 20,67′
20,67′
20,67′
.
2,25 1,35
Aug.
21,25

21,25 20,35 23,00 18,85
22,17′ 20,17′
20,17′
20,17′
28,00 2,25
1,40
Sept.
21,35

21,25
20,35
23,00 18,85
22,17′
20,17′
20,17′
20,17′
28,00 2,25
1,41
Oct.

.
21,32

21,32
20,36
23,16
.

22,94
18,79′ 22,17′
20;17′
20,17′ 20,17′
24,37′
2,25 1,35
Nov.
21,29

21,29 20,35 18,85
22,1′
20,17′
20,17′ 20,17′
23,00 2,47 1,43 Dec.
21,38′

21,27′
20,35
22,70

.
18,85
22,17′
20,17′
20,17′
20,17′
23,00
3,12
1,67

Jan.

1948
21,50

21,29 20,35
22,62′
18,85
22,17′ 20,17′
20,17′ 20,17′
23,00
3,12
1,63′
Febr.
21,50

21,24
20,35
22,50
18,85
22,37′
20,37′
20,37′
20,37′
26,06
3,12
1,66
Maart
21,35

21,19
20,50 23,10
19,-
2250
20,50
20,50
20,50
26,70
3,12
1,68
April
21,34

21,19
20,60
.
19,10
22,67′
20,67′
20,67′
20,67′
29,56
3,12
1,64′

3-8 Mi
21,20-21,30

21,15-21,25
20,70
.
19,20
22,67′ 20,77′
20,77′
20,77′
28,50 3,07
1,65
10-15 Mdi
21,15-21,25

21,10-21,20
20,70
.
19,20
22,67′ 20,77′
20,77′ 20 77′
27,50
3,07
1,65
17-22 Mei
21,1 5-21,25

21,05-21,15
20,60
. .
19,20
22,07′ 20,77′ 20,77′
2O:77
27,50
3,07
1,65
24-29 Mci 21,15-21,25

21,10-21,15
20,70

.
19,20
.
22,77′
20,77′
20,77′
20,77′
26,50
3,0-7
1,65
ii Mei-
.

.
.

5 Juni
21,20-21,30

21,05-21,15
20,80 19,30
22,77′
20,77′
20,77′
20,77′
28,50 3,07 1,65
7-12 Juni
21,20.21,30

21,05-21,15
20,80
.
19,30
92,87′
20,87′
20,87′ 20,87′
29,25 3,07
1,64
14-13 Juni
21,25-21,35

21,00-21,10
20,80
,

.
19,30
22,87′
20,87′
20,87′ 20,87′
28,50
3,07
1,67
21-26 Juni
21,40-21,50

21,15-21,25
20,80
.
19,30
22,87′
20,87′ 20,87′
20,87′
.
3,07
1,65

Ir. H. Vos

*
BE ALGEMEENE RUISIZUBE
UNI[XV.
.
Enige kwantitatieve

onderzoekingen
te Arnhem, kan een
,

over de betrekkingen

.
Fünctionaris
voor
tussen

overheidsfinanciën

wetertsch.
bedrijfsorgarz,iscttie
en volkshuishouding

*
plaatsen.

38e publicatie van het
Geëist

wordt

een

gedegen
wetenschappelijke

opleiding;

academische
Nederi. Economisch Instituut
vorming
en practische ervaring
in een grotere industriële onderneming
Prijs f 9,*
is
gewenst.

(Prijs voor leden

en

dona:
Technisch
inzicht en sciale belangstelling strekken tot aanbeveling.
teurs van het N.E.I. f 6.75)

*
1
Gegadigden,
die

geen

bezwaar. hebben

tegén
een

psycho-technisch
Verkrijgbaar

in

den boek-
onderzoek, worden uitgenodigd schriftelijk te solliciteren
‘(met bijvoeging
handel en

bij

de

uitgevers

DE ERVEN
u

van pasfoto) aan het adres:
Velperweg 76, Arnhem.

F. BOHN N.V., HAARLEM

.

Kon. Ned. Boekdrukkerij H. A.
M. Roelants
-.

Schiedam

Bij het Secretariaat van de NED. SPAAR-
ANKBOND, Vakgroep Algemene Spaarbanken
te Amersfoort, is gelegenheid tot plaatsing van
een

jurist of econoom

Ervaring op beleggingsgebied of met bedrijf
S-
economische vraagstukken strekt tot a.anbeve-
ling. Uitvoerige schriftelijke sollicitaties te rich-
ten aan de Secretaris, P.. Bothlaan 1, Amersfoort.

AAL

N.V. BOUWKAS ,,ROHYP”

gevestigd te Utrecht

(Kantoor houdende te AMSTERDAM).

INTRODUCTIE

ter beurze van Amsterdam van:

500 Aandelen Série B,

aan toonder


elk groot f1000.— nominaal,

ten volle delende in de winst van het boekjaar 1948 en

volgende boekjaren, waarvan reeds 100 aandelen op in-

séhrijvingsvoorwaarden zijn geplaatst.

Ondergetekende bericht, dat zij de inschrijving op de

resterende 400 aandelen openstelt bij hare kantoren te

Amsterdam, Rotterdam, ‘s-Gravenhage en Utrecht op


VRIJDAG, 9 JULI 1948

van des voormiddags 9 uur tot des namiddags 4 uur,

tot de koers van
115 pCt.

op de voorwaarden van het prospectus d.d.

1 Juli 1948.

Prospectussen en inschrijvingsformulieren zijn ver-
krijgbaar bij de insctirijvingskantoren.

DE TWENTSCHE BANK NV.

Amsterdam, 1 Juli 1948.

Annonces voor het volg’end nummer

dienen uiterlijk Niaandag 12 Juli a.s. in het bezit te

zijn van de administratie, Lange Haven 141, Schiedam

DE N.V. BILLITON MAATSCE1PPIJ

zoekt voor haar kantoor te ‘s-Gravenhage,

latere uitzending naar haar bedrijven over-

zee mogelijk,

een accountant

academisch gevormd of lid
N.I.V.A.

een jurist

leeftijd niet boven 30 jaar.

enige gevorderde boekhouders

bij voorkeur in bezit van S.P.D. of acte

M.O. Boekhoudèn.

Sollicitaties uitsluitend schriftelijk aan de

afdeling Personeelszaken,
Lyceumplein 19,

‘s-Gravenhage.

Economisch – Statistische
Berichten

Adres voor Nederland: Pieter de Iloochstraal 5, Rotterdam (1V.).
Telefoon: Redactie
38040,
Administratie
38340.
Giro
8408.
Bankiers: R. Mees en Zoonen, Rotterdam.
Redactie-adres voor België: Seminarie voor Gespecialiseerde Eko-
nomie,
14,
Universiteitslraat, Genl.


Abonnementen: Pieter de Iloochstraal 5, Rotterdam (W.).
Bankiers: Banque de Commerce, Brussel.

Abonnementsprijs, franco per post, voor Nederland
1
a6
per jaar,
voor België/Luxemburg f
28
per jaar, te voldoen door storting van de
legenwaarde in francs bij de Ban que de Commerce te Brussel. Overzeese
gebiedsdelen (per zeepost) en overige landen
/
28
per jaar. Abonnemen-
ten kunnen ingaan met elk nummer en slechts worden beëindigd per
ultimo van het kalenderjaar.

Aan getekende stukken in Nederland aan het Bijkantoor Westzee-
dijk, Rotterdam (W.).

ADVERTENTIES.
Alle correspondentie bclrçffende advertenties te richten aan de
Firma II. A. M. Roelant6, Lange Haven
141,
Schiedam (Telefoon
69300,
toestel
6).

Economisch -Statistisch kwartaalbericht

Research-uitgave van
het Nederlondch Economisch Instituut

Verschenen is het tweede nummer van de leergang 1948


UIT DE’INHOUD:

De economische situatie in Nederland

De voortgag van het economisch herstel
in Indonesië

De conjunctuur in België

De conjunctuur in de Verenigde Staten

De economische toestand in Groot-Brittannië

De economische toestand in Frankrijk

Conjunctuur en conjunctuurpolitiek in Zweden

Internationale geld- en kapitaalmarkten

Jaarabonnementen 16.50; voor abonné’s ,,E.-S.B.” 15.-

Telefoon 38340 – Rotterdam – Giro no. 8408

Losse nummers
75
cents, resp. 12 B. francs.

Auteur