Ga direct naar de content

Jrg. 33, editie 1608

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 3 1948

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

E

Berichten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

1
33E
JAARGANG

WOENSDAG 3 MAART 1948

. No. 1608

t

COMMISSIE VAN REDACTIE:

Ch. Glasz; H. W. Lambers; N. J. Polak; J. Tinbergen;

F.de Vries;

J. H. Lubbers (Redacteur-Secretaris).

Assistenr-Redacteur: A. de Wit.

COMMISSIE VAN AD VIES VOOR..BELGIË:.
J. E. Menens; R. Miry; J. van Tichelen; R. Vandepuue;
t
F. Vers ,.chelen.

Geger’ens oc’er adressen, abonnementen enz. op de laatste
bladzijde van dit nummer.

INHOUD:

,’
Blz.

De

artikelen

van

deze

wëek

……..
163

Sommaire, summaries

……
163

1-let kolenvraagstuk in België
door Paul Lambert ..
164

De verbroken koopkrachtpariteit van de Indische
gulden door Mr D. J. Hulshoff Pol …………
167

De betekenis var4 het Marshall-plan voor landbouw ei voedselvoorziening (II)
door Ir A. H. Boerma ..
169

De Zuid-Afrikaanse goudiening aan Engeland
door
Prof. Dr II. W. J. Wijnholds

………………
170

Ingezonden

stuk:
Dollarsoliaarste
.
on pri.Jsaanpassing
door W. C.

M.

Mut-

sacrs, met naschrift
van
Prof.
Dr J. Tinbergen
…..
..
172

Aantekening:

.
Do na-oorlogse emleslobedrljvigheld in Engeland
……..
173

Internationale

notities:
De
Rongaarso herstolbetalingen
……………….
.
….
174
Do

woningbouw

in

België

……………………….
174


Bericht

………………………………….
175

Ontvangen boeken eh brochures

……………..
175

Geld-

en

kapitaalmarkt

…………………….
175

Statistieken:
Bankstaton

………………………………….
176
Inleggingen en torugbetaiingen op particuliere spaarbockjes
bij do Algenteno Spaar. en. Lijfrentekas in België
177
Stand

van

‘s Rijks

Kas

…………………………..
177
Overzicht der laatste vier verkorte balansen van Do Neder.
landscho

Bank

………………………………..
178
IndoxctJfers van groothandelsprijzen In Nederland

……
178
Inlegglugon en terugbetalingen bij de spaarbanken In No-
(Ierland

…………………………………….
178
Maandcijfers van de groto banken in Nederland
……..
178
Werkloosheid

In

Nederland

………………………
79
Werkloosheid

In

België

…………………………
179
Do koleapositie van

België
……………………….
179
Productie en export van natuurrubber

…………….
179

DEZER DAGEN

wordt men er niet geruster op. ‘t ‘Wordt echt onveilig,

zei Stalin, en hij stelde de Finnen een verdrag van ieder-
zijdse bijstand voor. Zozeer ging hem de aangelegenheid

ter harte, dat hij bereid was zijn delegatie nar Fiiland te zenden, als de Finnen geen gelegenleid zagen naar
Moskou te komen. De Finnen hebben het overlegd; zij

laten hun hart waarschijnlijk niet weten, wat hun mond

spreelt. Een reis via Praag achten zij niet nodig om tot
een beslissing te kômen, dat is duidelijk.

In Tsjechoslowakije, immers, is intussen de beslissing

gevallen. Geruststellende gedachten kunnen er voor hen,
die vrije meningsvorming zoeken, niet aan worden ontleenël.
President Benesj heeft een voltallig communistisch
ministerie beëdigd., dat niet op grond van verkiezingen tot
stand was gekomen. Integendeel, de verkiezingen zijn ver-
daagd, ad calendas Graecas.

Dat wil men niet in Griekenland, ook al heeft het parle-
ment besloten zichzelf voor drie maanden te verdagen.

Minister Marshall heeft het bij een nieuwe aanvraag van een crediet van $ 275 millioen aan het Congres duidelijk gemaakt, dat hij in Griekenland de Verenigde Staten niet .wil doen-bertisten in een critieke situatie. Wil men dat wel voor Palestina? De Amerikanen zien,

bij de huidige onrust, vaneen verdeling een onbeheerst
Palestina komen. Zij willen thans eerst rustig met alle
onruststokers spreken en onderwijl omzien naar nieuwe
huisbewaarders. De huidige bewaarders van orde en rust,
de Engelsei, hebben prompt geantwoord, dat zij bij de
zelf gestelde termijn van aftreding onherroepelijk cipiers

in ruste zullen blijven. 1-let antwoord van de betrokken
partijen is dat geweest van ‘Chesterton’s anarchist:
,,we dig deeper and we blow you higher”. Daar helpt
geen rammelen met de sleutelbos.
Datzelfde heeft Senator Vkndenherg gezegd tot het
Ame?ikaanse Congres; doch daar geldt het het openen
van de Amerikaanse provisiekast voor de behoeften der,
zestien Marshall-landen. Aan die Amerikanen, die rustig
hun Jegersteden zouden willen opzoeken, heeft hij de
onrustbarende ontwikkeling in °Europa •vooijehouden.
Dacht hij ook aan de andere rand van hët Continent, aan
Mandsjoerije, dat voor de Chinese Regering ver]oren is
gegaan?
,,Gelukkig is een vast gemoed”; in het economische
blijken er echter ook nadelen aan verbonden. De aarzelende
prijsdaling in de Verenigde Staten is doorkruist door een
kalme verhoging der staalprijzen, die ,,stuit gelijk een
taaie schild”. President Truman Iegde dit ongunstig uit
en verordende een onderzoek op grond der anti-trustwetten.
Doch de onrust der inflatiegedachten is reeds weer ont-

ketend En toch, het werkt haast kalmerend, als men
in een verslag van een der Zwitserse bankpresidenten leest:
,,Besorgtiis um den Rückgang der Kaufkraft des Geldes”,

gevolgd door een bezonnen betoog over de mogelijkheden
der credietpolitiek. Hoe keurig ‘loopt het deductief be-
toog; hoe zeker ook, dat de theorie van het goed verwarmd
vertrek altijd .van buiten door het insmijten van ramen
kan worden verstoord. –
,,Haud facile; Pamphile.”, het valt niet mee, Pamphilus;
maar het onderhandelen over handelsverdragen heeft
Nederland althans enige zinvolle resultaten opgeleverd.

GEMEENSCHAPPELIJK INSTITUUT
Y.
TOEGEPASTE P,SYCHOLOGIE

met
medewerking der R.K. Universiteit en de Kaf h. Econ. Hogeschool

Nijmegen, Berg en Dalscheweg 97 – Heerlen, Stationsstraat 59
Tilburg; Wilheiminapark 25

‘Eindhoven, Dommelhoefstraat 8

Arbeidsanalyse – PersoeeIsseIectie

EERSTE NEDERLANDSCHE

Verzekering Mij. op het Leven en tegen Invaliditeit N.V.
Gevestigd te’s-Gravenhage

&OHINISTRATIEKANTOOR OORDRECHT

BELLEVUESTRAAT 2, TELEFOON 5346

Pers o n eels-
Perisioenverzekering
verschaft directe fiscale besparing – afschrijving van

EMBO
toekomstige lasten – blijvende soctale voldoening
Vraagt U eens welgedocumenteerd advies aan ons
BUREAU VOOR COLLECTIEVE CONTRACTEN

N.V. KONINKLIJKE

N E D E R L A N D S C H E

ZO U T 1 N D U ST RI E

Boekelo .Hengelo

• ZOUTZIEDERU

Pabriek van:

zoutzuur, (alle kwaliteiten)

vloeibaar bloor,

cbloorbleeklaog

natronloog Cautic suSi.


1
:

•’

Behandeling van alle

bankzaken

Bezorging van alle

assurantiën.

R. MEES & ZOONE’N
BANKIERS EN ASSURANTIE.MAKELAARS

AMSTERDAM
– ROTTERDAM . ‘
S-GRAVENHAGR
DELFT – SCHIEDAM – VLAARDINCEN

P,r

es

1,

NederIansch Indische Handetshank,N.Y.

Amsterdam — Rotterdam — ‘s-Gravenhagi

Alle Bank- en Effectenzakén

Verzendt per

VAN CEND & LOOS

Vervoer in één hand

dooi- ‘t gehele land

maximum
service,
,,nininum kosten

0

8 Maart 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

163

DÉ ARTIKELEN VAN’DEZE WEEK.

Paul Lambort,
Het kolen Qraagstuk in België

Voor de oorlog was de Belgische steenkoolproductie
(ca 29 mln ton per jaar) ongeveer voldoende om de be-

hoefte te dekken;
in7
en uitvoer betroffen uitwisseling van

soorten. De productiedaling tijdens de oorlog wordt thans

langzamerhand weer ingelopen: het maandgemiddeldë

bedroeg in 1947 2,03 mlnton, tegen 2,42 mln ton in 1936/’38.
Hoewel thans meer arbeiders dan voor de oorlog in de
mijnen werkzaam zijn, is er een tekort aan geschoolde krachten; de arbeidsproductiviteit wordt daardoor’ ge-
drukt. Hetzelfde gevolg kleeft aan de grote wisselingen
in de aantrekking van buitenlandse krachten, eerst krijgs-

gevangenen en politieke delinquenten, thans Italianen en

,,displacé’d persons”. De mijnwerkerslonen zijn sinds de
bevrijding acht maal verhoogd; de verkoopsprijs is door de

Regering vastgesteld. Aanvankelijk toegestane subsidies

aan de producenten zijn in ï947 afgeschaft; de Regering

acht de huidige moeilijkheden voor de mijnen slechts
tijdelijk.

3Ir
D. J.
Huishoif Pol, De oerbrohen hoopkrachtpariteit
oan de Indische gulden.

In vergelijking met 1938 zijn in Indonesië de prijzei
zeer sterk gestegen. Dit heeft geleid tot een ernstige ver-
breking van de koopkrachtpariteit van de Indische gulden.

De prijsstijging is te wijten zowel aan de sterk toegenomen
geldcirculatie als aan een aanmerkelijk afgenomen goede-
renaaihod. Het hoge prijspeil houdt.gevaren in voor de
export. Herstel van de koopkrachtpariteit kan worden
nagestreefd door verdere geidzuivering (die moeilijk uit te voeren is), zwaardere belastingheffing en vooral door
vermeerdering der productie. Voorts moeten de overheids-
begrotingen sluitend worden gemaakt. Lukt dit programma niet, dan is depreciatic van de Indische gulden onvermijde-
lijk, echter slechts als uiterste redmiddel.

Ir A. H. Boerma,
De betekenis oan het Marshall-plan 000r landbouw en ooedsel000rziening (II).
Bij de besprekingen, diè na de Parijse conferentie door
de West-Europese landen te Washington met vertegen-
woordigers der Verenigde Staten zijn gehouden, kwam tot
uiting, dat de Amerikanen de wereldpositie van de belang-
rijkste voedingsmiddelen aanmerkelijk ongunstiger be- –
oordeelden dan de vertegenwoordigers van Europa. 1-let wereldtekort aan
granen
werd voor 1947/’48 geschat op
21 â 22 mln ton. De wereldproductie van
olees
zal in
1947/’48 ongeveer dezelfde zijn als voor de oorlog; Europa’s
– productie is echter lager dan in 1938, zodat vrij omvang-
rijke invoer nodig blijft. Wat
suiker
betreft, zijn wereld-
vraag en -aanbod thans weer ongeveer in evenwicht. De
toekomstige productie van
oliën en oeaen
laat zich tamelijk gunstig aanzien.

Prof. Dr H. W. J.
Wijnholds,
De Zuid-Afrikaanse goud-
lening aan Engeland.

Deze lening, thans door het Zuid-Afrikaanse Parlement
goedgekeurd, zal £ 80 mln groot zijn en geheel in goud
beschikbaar worden gesteld; zij kan worden besteed
zoals Engeland dat zal wensen. De duur van de lening is
drie jaar; daarna moet Engeland dezelfde
hoeoeelheid
goud terugbetalen’, een formulering, die van belang is in
verbançl met de huidige geruchten over depreciatie van het
£. Terugbetaling op andere wijze kan echter bij nadere
overeenkomst worden geregeld. De lening kan bijdragen

tot vermindering van het Engelse dollartekort; van, be-
slissende betekenis kan deze hulp echter voor Engeland
niet zijn.. Amerikaans kapitaal neemt thans deel in de
ontwikkeling van de Zuid-Afrikaanse goudindustrie;

de Verenigde Staten hebben langs deze weg belang ge-
kregen bij de goudprijs.

SOMMAIRE.
Paul Iambert,
Le problème charbpnnier en Belgique.

Avant Ja guerre Ja production houillère mensuelle

atteignait 2,42 million de tonnes en Belgique, tandis que
J’extraction se chiffre pour le moment â 2,03 million de

tonnes. 11 y a une sérieuse pénurie de main d’oeuvre

qualifiée. Les prix des combustibles étant 6ontr8l6s par
le Gouvernement, J’augmentation det salaires provoque

quelques difficultés qui cependant disparaîtront probable- –

ment quand le rendement du mineur aura atteint le

niveau d’avant-guerre.

Dr D.
J. Hulshoff
Pol,
Le pouooir d’achat du florin indo-
nésien.

Comme suite â J’extensiôn de Ja circulation fiduciaire
d’après-guerre et
bL
Ja diminution de Ja production, le
niveau des prix est très élevé en Indonésie. Les mesures

suivantes s’imposent: assainissement monétaire, augmenta-

tion des impôts et extension de la production. Si ce pro-

gramme ne réussit pas, une dévaluation du florin indo-
nésien est inéluctabl.

Ir A. H. Boerma,
L’Agriculture et le plan Marshall (II).

Après Ja conférence de Paris, les pays de l’Europe
Occidentale ont disciité en octobre et novembre 1947
Je’jrs besoins avec l’Administration américaine. Les

prévisions en ce qui concerne les livraisons de blé en 1947
et 1948 étaient plutôt pessimistes. Le ravitaillement en

viande également se montrait assez difficile. Les1ivraisons
de sucre et de matières ‘grasses offrent des aspects plus
favorables.

Le professcur H. W. J.
Wijnholds,
Le prêt d’or de l’Afrique
du Sud â la Grande-Bretagne.
J’Aîrique du Sud prête 80 millions £ d’or â Ja Grande
Bretagne. Le Royaume Uni aura â rendre Ja même quntité
d’or après trois ans. Ce fait est plutôt important par
rapport aux bruits récents concernant Ja dévaluation de,
Ja £.

– SUMMARIES,

Paul Lambort,
Goal problems in Belgiurn.,

Before the war coal production in Belgium amounted
to a monthly average of 2,42 millions of tons; the present
figure is 2,03 millions of tons. There is a serious shortago
of skilled labour. Coal prices being controlled by the
Government rising wages offer some di.fficulties.

Dr D.
J.
Hulshoff Pol,
The purchasing power panty of the Indonesian guilder.

The Indonesian price level is very high. Post war ex-
pansion of the amount’ of money in circulation and a
diminished supply of goeds are responsible for this situation.
Possible counter measures are a currency purge, heavier
taxes and increasing production.

Ir A. H. Boerma,
Soine agnicultural aspects of the Marshall
Plan (II).

After the Paris conference the countries of Western
Europe discussd their needs, in October and November
1947, with the American Administration.’ Expectations
concerning the supply of
wheat
in 1947/’48 appeared to be rather pessimistic.
Meat
also will continue to be scarce.
The supply of
sugar
and
oils and fats
offers more favourable
aspects.

Professor
H. W. J. WijnhoJds,
The South Af rican gold
ban to Great Bnitain.

South Africa Jends £ 80 millions of gold to Great Britain.
After three years Great Britain will have to return the
same
amount
of gold. This fact is rather important in view

of recent rumours about devaluation of the E.

164

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

3 Maart 1948

HET. KOLENVRAAGSTUK IN BELGIË.

Wanneer liet kolenvraagstuk een allereerte plaats

inneemt onder de problemen, die de Belgische staatslieden

met zorg vervullen, dan is dat daaraan toe te schrijven,

dat de steenkool de enige industriële grondstof is, die op

Belgisch grondgebied wordt gevonden. Andere warmte- of

krachtbronnen komen, er niet voor. Het hout uit de Ar-

dennen dient slechts voor huisbrand; de schaarse water-
krachtcentrales hebben een vermogen van niet meer dan

23.000 kw
1)
en België moet zijn benzine, stookolie en

petroleum imorteren.

De wereldsch’arste van kolen, die sedert de oorlog be-

staat, heeft tengevolge gehad, dat de omvang van de pro-

ductie en de uitvoer, het nationale inkomen en de lev’ens-

standaard der bevolking ten nauwste samenhingen met

de in het land gewonnen hoeveelheden.

Enkele gegeQens.

Het zij ons veroorloofd hier allereerst de meer algemene

kanten van de Belgische kolennijverheid in herinnering

te brengen.
Zij wordt in twee bekkens uitgeoefend. Dat van het

Zuiden, het oudste, strekt zich uit van Condé (Franse

grens) tot aan de hoogvlakte van Hervé over Charleroi,

Namen en Luik. Het heeft een oppervlakte van 137.681

hectaren en levert ongeveer 70 pCt van de productie. Zijn

geplooide en hier en daar gestoorde bedding bevat alle
s

soorten kolen met uitzondering van anthraciet. De winning
heeft plaats op 159 vestigingspunten, waarvan liet meren-

deel nog geen 500 ton per dag oplevert en waarvan de
blangrijkste de 1.500 ton per dag niet overschrijden
(cijfers van 1939).
Het Noordei’-bekken, in de Limburgse Kempen, beslaat

slechts 35.112 hectaren tussen Oostham en Nederlands

Limburg en brengt niettemin ongeveer 30 pCt van het
totaal voort. De lagen zijn er regelmatiger en het kleine
getal mijnen (het zijn er zeven) verklaart deze intensievere

exploitatie. Geen dezer mijnen levert veel minder dan
2.000 ton per dag en de belangrijkste produceert meer dan
5.000 ton. Zij brengen industriekolen voort, vet en

,,Flénu” *)
Voor de oorlog bewoog zich de totale productie van
België om de 29 millioen ton per jaar en was ongeveer
voldoende om de behoefte te dekken. Hieronder volgen
de cijfers van de productie, invoer, uitvoer en het verbruik

van de Belgisch-Luxemburgse Unie voor de jaren 1936

tot 1939
2)

In millioenen tonnen.

Jaar
Productie
Invoer
Uitvoer
Voorraad-
Totaal
verandering verbruik

1936
27.867
7.285 6.838
-1.487.
.29.801

1937
29.859 10.457 6.707
+
408
34.017

1938
29.585
7.096
6.906
+1.5$7
28.238

1939
29.844
6.205
7.666
-.

896

29.279

Er blijkt uit deze cijfers, dat de produclie in 1936 en
1937 een deficit aantoonde, maarin 1938 en 1939 voldoende
was. Uit- en invoer hielden elkaar in evenwicht; het ijiter-

nationale klenverkeer betond uit de uitwisseling van

bepaalde soorten tegen andere.

S)
Belgische gemeente, arr. Bergen, bekend om de ,,Produits
du FIënu” (Red.). –
‘) Het tijdschrift
,,Energie” (
Vereniging van industriële electrl-
sche centrales in België – Brussel) heeft een zeer uitvoerige studie
gewijd aan ,,Les ressources hydrauliques de la Belgique” (no. 66-67
Mei-Juni, 68-69 Juli-Augustus en 70-71 September-October 1947),
waaruit blijkt:
1.
dat in België de hydraulische kw in liet alge-
meen duurder uitkomt dan de thermische;
2.
dat de exploitatie
van alle hydraulische krachtbronnen, die op economische wijze exploiteerbaar zijn, slechts een besparing van minder dan
1
pct
van de vooroorlogse productie onzer kolenmijnen zou opleveren.
2)
Internationaal Arbeidsbureau,
Enquête sur l’industrie
char-
bonnière
Deze niet gepubliceerde studie werd opgesteld door het
Beheer van het Mijnwezen, en het Ministerie van Arbeid, omstreeks
eind 1946.
Men zal er de onderdelen van vinden, verdeeld over ver-
schillende hoofdstukken, in de Verslagen van de Commissie voor
de Mijnbouwnijverheid, 2e zitting I.A.B., 1947.

Hieruit mag de gevolgtrekking worden gemaakt, dat

een jaarlijkse productie van ongeveer 30 millioen ton vol-

doende zou zijn om de Belgische behoeften te bevredigen.

Ongetwijfeld vereisen de economische expansie en de voor-

uitgang op sociaal gebied een toenemend krachtsverbruik.

Maai’ evenwijdig met deze feiten heeft de toenemende

technische volmaking telkens een bezuiniging op hel kolen-

verbruik tengevolge
3)

Ongelukkigerwijze is dit optimum gedurende de oorlog

niet bereikt.

P,’oductie, inpoer en• uitpoer sedert de oorlog.

Gedurende de oorlog was de productie in 1941 liet grootst,

nl. 26,7 millioen ton. Vervolgens zakte zij af om in 1944

te dalen tot 13,5 millioen ton
4).

Daarna toonde de productie de volgendecijfers in een-

heden van 1.000 ton (Bron: Algemeen beheer der Mijnen):

1936-1938 maandelijks gemiddelde …………..2.420

1945

…………1.319

1946

.,,

…………..
1
.
898

1947 Januari

………………………….;.

2.146
4
Februari …………………………..1.954

Maart …………………… . ……..2.198

April …………………….. .
……….

2.184

2.081

J.pni ………………………………2.011

Jih ………………………………..1.860
Augustus …………………………1.827

September …………………………. 2.006

October

…………………………2.144
No”mber

…………………………1.911
December

…………………………..2.067

Maandelijks gemiddelde ………………2.032

Onder het stelsel der toewijzingen van de ,,European
Coal Oianisation” konden wij vooral uit Duitsland en de
Verenigde Staten imorteren, terwijl wij, ondanks onze

binnenlridse behoeftefir, bepaalde hoeveelheden uitvoer-den (v6oiamelijk naar Frankrijk) bij wijze van onmisbaar

rtiilobject.
V

In duizenden tonnen zijn de cijfers over 1945 en 1946

aldus’

Jaar

Productie

Invoer

Uitvoer Voorraad- Totaal
verandering verbruik

1945

15.718

1.893

241

-207

17.577

1946

,
22.779 ‘ ‘3.993

946

+ 11

25.815

In 1947 zijn zowel in- als uitvoer belangrijk toegenomen.

De globale jaarcijfers zullen stellig bekend zijn, wanneer
dit artikel verschijnt.

Het oraagstuk der werkhrachten.

1-foewel sedert de oorlog het totaal aantal arbeidskrach-
ten is toegenomen, zijn de geschoolde arbeiders in aantal

verminderd –
HierOnder volgt een vergelijkend overzicht van het ge-
middelde aantal arbeiders, dât in het tijdsverloop 1936-’38

en in Januari en in October 1947 anvezig was:

8)
Een Ministerleel Besluit van
31
October 1946 heeft een Com-
missie ingesteld voor brandstof-en krachtbesparing. De beer Paul
Gérard, adviseur hij hetMinisterie voor de Nationale Wederuitrus-
ting en voorzitter van genoemde commissie,
is
van mening, dat
er. 20 tot
30
pCt bezuinigd zou kunnen worden in ieder groot ver-
brulkscentrum van kolen, door ‘s lands installaties op het technisch
hoogste peil te brengen, dat thans bereikbaar is: vgl. Ministerie
voor economische coördinatie,
Deuxième
Rapport relatif
au problème des investissements,
Mei 1947,
hz.
48 e.v.
Er moge tevens aan herinnerd worden, dat er een Conferentie
over Brandstofbezuiniging van 2 tot 9 September 1947 in Den
Haag werd gehouden. Het tijdschrift
,,Energie”,
hierboven reeds genoemd, zal de belangrijkste mededelingen, die daar gedaan iver-
den, publiceren.
4)
Voor de oorlogsperiode, zie
A.
Meyers
,,Sur l’activité des mines de honille du bassin du Nord de la Belgique en 1942″,
Annates des
Mines,
1945-1946,
II
blz. 447; liaudhuin
,,i’Economie beige saus
l’occupation
1940-1944, Bruylant, Brussel 1945, blz.
144,
278, 279,
281, 379 en vooral
,,Les indusiries belges de 1939 â ‘945″ –
La
houille et le coke,
,, Bulleiin
d’informaiion
de
ta Ban
que Nationale
de Belgique”,
September 1946, blz. 64 tot 97.

3 Maart 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

165

Ondergronds Ondergronds
en bovengronds

1936-’38
(gem.)

……….
86.827
125.238

1947-eind
Januari

……..
99.582
140.748

id.
October

……………
88.300
132.000

id.
November

…………
92.401
136.549

id.
December

…………
94.572 137.784

Sedert November 1945 was het aantal ondergrondse en

het totaal aantal arbeiders voortdurend groter dan de

overeenkomstige aantallen in 1936-’38. Wanneer des-
ondanks de productie steeds geringer was, dan komt dat

in de eerste plaats, omdat de gemiddelde arbeidsgeschikt-heid geringer werd.
De Belgische arbeider verlaat de mijnen en wordt, zo

goed en zo kwaad als dat gaat, vervangen door buiten-

landers, die merendeels ongeschoold zijn. De Belgische arbeiderskiasse wendt zich af van de mijn
om zeer bekende redenen: onvoldoende sociale zorg, harde

arbeidsvoorwaarden en de mogelijkheid om evenveel of
meer te verdienen in een prettiger vak.

De Regering heeft haar best gedaan om de Belgische
arbeiders in groter getal tot de mijnen te brengen en hen

er vaster aan te verbinden door de meest uiteenlopende

maatregelen: mobilisatie van burgers, bijzondere sociale
wetsvoorschriften (bekend onder de naam ,,Mijnwerkers-
statuut”), herhaalde pogingen om de hogere loWen voor

mijnwerkers vast te leggen, strijd voor betere hSiënische
toestanden en in ‘t bijzonder bestrijding van ‘he’t stof,

enz. ).
Wanneer de resultaten van deze actie tot nu toe teleur-
stellend genoemd moeten worden, dan komt omdat

periodiek de loonsverhogingen voor mijnwerkers bereikt
of overschreden werden in de sectoren, waar de b1ocage”
ondoeltreffend was, daarenboven omdat de geriiakkelijk
op de zwarte markt behaalde winsten de arbeiders van
zwaar werk vervreemdden en tenslotte omdat verbetering
van arbeidsvoorwaarden en van de geestesgesteldheid van de mijnwerker zeer veel tijd vergen: vervoer der
f
arbeiders
in gesloten wagentjes tussen het terrein en de.,schacht,
inrichting van zindelijke kleedlokalen, zodat de arbeider
in behoorlijke kleren naar zijn werk kan gaan, oprichting
van bedrijfsraden, die bij de werknemer het verntw’oor-

delijkheidsgevoel tot ontwikkeling brengen
6)

Intussen moest men toch de onmisbare aanvil1ing van
het mijnpersoneel trachten te vinden.
In Januari 1939 varen er 25.054 buitenlanders bij de
mijnen ingeschreven. Eind 1944 waren er ruim 10.000 van
over. Reeds in Mei 1945 werden er Duitse krijgsgevangenen
naar de mijnen gebracht. 1-lun aantal nam snel toe tot 45.928
in Januari 1946. In die maand begonnen ook de politieke
delinquenten in de mijnen te werken. Hun aantal was nooit
groter dan 3.163 (December 1946). Tegelijkertijd vermeer-
derde het aantal Vrije buitenlanders geregeld sedert ,Tuni
1945. Zodra de Regering de zekerheid had, dat de krijgs-
gevangenen uiterlijk 1 October 1947 moesten worden vrij-
gelaten, versnelde zij het tempo, waarin buitenlahdse
arbeidskrachten werden aangevoerd, en zij beijverde ziph
om het toenemend vertrek der gevangenen te doen sanien-
vallen met de aanwerving van 15.700 Italianen ..sedert
Augustus 1946, vervolgens van 10.000 uit de Amerikaanse
bezettingszône ,,verplaatste personen” en nog eens 10.000
Italianen. Men mag wel zeggen, dat ondanks heel wat
tegenspoed deze politiek opmerkelijk goed ten uitvoer

‘)
Voor de betaling en de duur van de arbeid, voor ht ,,Statut
du mineur”, de relaties van de nijverheid en de sociale diensten,
verwijzen wij naar de
,,Enquête sur t’industrie charbonnière”,
hier
boven reeds genoemd, blz. 8 tot 39. Over de gezondheidstoestand
zie men het
,,Arrête du Régenl”,
van 6 December 1945,
waarbij
de ,,Conseil supérieur d’hygimne des mines” is ingesteld, en het
Arrête du R”gent’:
van dezelfde datum over de bestrijding van stof.
Men consultere ook
,,Annates des Mines de Belgique
194-1946″,
passim.
•) Het kader van dit geschrift veroorlooft ons niet in te gaan
op de kwestie van het verzuim. Vgl. ,,L’absentéisme”,
Industrie,
tijdschrift van het Verbond der Belgische Nijverheden, September
1947.

is gebracht. Hier volgt een overzicht van de in Januari,

Augustus en October 1946 en 1947 ingeschreven arbeiders

(Bron: Federatie van Mijnvereniginen in België):

Vrije arbeiders

Andere

Totaal

Duitse

Fe
ti ke

Einde der

Belgen

Bulten-

krijgs-

delin-
maand

landers gevan-

genen

uenten-

1946 Jan.

99.964
7
13.922 45.928

395

160.209

Aug.

93.994 20.268 38.224

3.092

155.578

Oct.

93.748 25.109 36.868′ 3.128

158.853

1947 Jan.

95.451 31.300 35.847

2.983

165.581

Aug.

95.177 52.1376

8.270

2.310

158.433

Oct.

95.650 56.329

65

1.858

158.02

Al dieverancieringen in de samenstelling der arbeiders-

gemeenschap komen op fatale wijze tot uiting in de op-

brengst. De gemiddelde dagproductie per in de ader ver-

kende arbeider heeft sinds de bevrijding nog nooit het cijfer
van 1936- ’38 (nl. 5.576 kg) bereikt. Van ongeveer 4.500

kg in 1944 was het in Mei 1945 gestegen tot 5.389 kg, om

in December van hetzelfde jaar terug te vallen op 3.811 kg.

In 1.946 was het hoogste cijfer dat van Jwti met 4.459 kg.
In 1947 bereikte het in October 4.746 kg.

Er blijft in België. nog veel te doen over, om de mijn-

arbeiders voor hun taak geschikt te maken of hun prestaties
tot groter volkomenheid te brengen. –

Het prijs probleem.

1-let mijnwezen behoort tot die takken van nijverheid,
waarin de lonen en de sociale llsten het sterkst op de kost-
prijs drukken. Zij maken er twee derden van uit.
Nu zijn, sedert de bevrijding, de lonen van de mijnwer-

kers acht maal verhoogd: op 1 September 1944; op 1April, 29 Juli en 2 December 1945; op 1 Augustus en 4November
1946; op 12 Januari en 1 September 1947.
Bij de economische en sociale telling van 27 Februari
1937 kon worden vastgesteld, dat het uur-gemiddelde der
lonen in de mijnen 5,55 franken bedroeg. Het Nationaal
Bureau voor Maatschappelijke Veiligheid schat dit gemid-delde op 20,15 franken voor het vierde trimester van 1946
en op 22,35 franken voor het tweede trimester 1947, het-
geen het indexcijfer, in vergelijking met 1937, op 403 brengt.
Fletgeen wij hierboven opmerkten, verklaart waarom deze
evolutie onvermijdelijk was. De mïjnwerker genoot trou-
wens véör 1914 een levensstandaard, die ver uitging boven

die der andere nrbeiders, maar hij heeft deze positie sedert
1920 verloren.
De kostprjs van het product weerspiegelde natuurlijk deze verhogingen, en zulks te duidelijker, omdat de ge-
middelde productie laag bleef. In 1939 berekende het
Mijnwezen de gemiddelde kostprijs van een ton steenkool
op 132,50 franken, met inbegrip van 9,27 franken voor
installatiekosten. In het begin van 1947 schatte een door’
de Regering Huysmans ingestelde commissie de exploita-
tiekostprijs (zonder winst, zonder afschrijving en zonder
finânciële lasten) op 584,50 franken.
Aan dit bedrag (dat het Ministerie van Steenkolenwezen
terugbracht op 578,50 franken) moesten worden toege-
voegd 10 franken voor financiële lasten en 40 franken voor
afschrijvingen. Deze laatste post was nauwelijks toereikend.

Want al hebben onze mijnen niet geleden van oorlogs-
verwoestingen, deze hebben toch hun veroudering, die in

1939 al onmiskenbaar was, in de hand gewerkt
8).

Wat de verkoopsprijs.betreft, deze was van overheids-
wege sedert 1941 vastgesteld en bleef dat ook na de be-
vrijding. Hij steeg van 150 franken per ton in 1939 tot 320
franken in 1945, 480 franken in Juli 1946 en 629 franken
in Maart 1947 (coëfficiënt 4,2).

7)
Vgl. ,,Apercu de la situation économique de la Belgique ti tin
mars 1947″, Bulletin d’information de la Banque Nationale de Let-
giquc, April 1947, bIs. 196.
9)
Bij de zuidelijk gelegen mijnen daalden de,,oprlcht.ingskosten”,
die van 1901-1913 ongeveer één twaalfde van de waarde der pro-
ductie beliepen, tot een twintigste in de periode tussen de twee
oorlogen. Zie, omtrent de noodzakelijke investeringen, Minlstère
de la Coordination,
Tweede verslag,
hierboven genoemd, blz. 48 e.v.

166

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

3 Maart 1948

Tot 1 Maart 1947 lag de verkoopsprijs onder de kost-
prijs en hij kon slechts gehandhaafd blijven door een poli-

tiek van subsidies. Deze aanul1ende subsidies dateren
van 15 Augustus 1941. Zij bedroegen op 31 December

1944 1.756 millioen. In 1945 liepen zij op tot 2.182 millioen

en van Januari 1946 tot Februari 1947 bedroegen zij 2.629
millioen franken
9).

Reeds op 1 Juli 1946 wilde de Regering, toen zij de

prijs op 480 franken stelde, een eind maken aan het

stelsel van subsidies. Maar nieuwe loonsverhogingen

noopten haar nogmaals in te grijpen; zij stelde toen de
Enquête-Commissie in, waarvan wij reeds gewag maakten.

flet Ministerieel Besluit van 10 Maart 1947, dat de prijs

vaststelde op 629 franken, was de oorzaak van of het voor,

wendsel voor een ministeriële crisis en van een verandering

in de meerderheid. Niettemin ws het het sluitstuk van een
weloverwogen plan:

Afschaffing van subsidies aan kolenmijnen om een

te hevige terugslag op de kosten voor levensonderhoud te

vermijden, gedeeltelijke afwenteling van de rijksbijdragen op sommige grondstoffen-verwerkende industrieën en be-

taling aan gezinnen met beperkte inkomens van een toe-
slag, gelijkstaande met het verschil tussen de oude en de
nieuwe prijs van huisbrandkolen.

Staatscontrôle op de voorziene investering van 40
franken per ton voor nieuwe installaties.

Staatscontrôle op decompensatie tussen rendabele
en niet rendabele mijnen, daar het ,,gemeenschappelijk

Fonds” kan worden gevormd uit 85 pCt van de’ winst dei
bevoorrechte mijnen.

In de loop van het jaar 1947 steeg de kostprijsper ge-

dolven ton nog meer. De loonsverhogingen tengevolge
dan de vervanging van krijgsgevangenen door Vrije arbei-

ders, de extra sociale lasten (dubbele vacantietoeslag, twee
extra dagen vrij) en de loonsverhogiig van 1 September
hebben de kostprijs met 46,62 franken verhoogd.

Toch heeft de Regering de basisprijs van 629 franken
ongewijzigd gelaten. Zij heeft er slechts in toegestemd de

prijs van fijne cokes en eierkolen, die sinds 11 November
Vrij waren, te verhogen. Bovendien verhoogde zij met 250 franken de prijs per ton geïmporteerde kolen, die zij buiten

de distributie leverde aan hen, die centrale verwarming

hebben. Zij meent, dat de huidige moeilijkheden voor’de
mijnen ten dele van tijdelijke aard zijn en gelijk met de
toeneming van de produëtie zullen verdwijnen. Tenslotte
zijn andere regeringsvoortellen tot hulpverlening aan de

mijnen tot heden dode letter gebleven, omdat de Regering

ze verbond met een nauwgezetter toepassing van de com-
pensatie.

De compensatie. Studie van een herziening

De werkgevers in het mijnbedrijf hadden zich slechts
voorlopig neergelegd bij de compensatie. Deze was alleen
in Maart en April toereikend om alle verliezen te dekken.

Daarna dekte zij niet meer dan 81 pCt in Mei, 46 pCt in
Juni, 34 pCt in Juli en 22pCt in Augustus. Sedert Septem-
ber passen de mijnen haar zelfs niet meer toe.
Na vruchteloze onderhandelingen diende de Regering,
die de onmogelijkheid van een vergelijk inzag, op 26 No-
venber 1947 bij’ de Kamer een wetsontwerp in ,,om de Koning te machtig’en om een’ stelsel van con’ïpensatie
voor de mijnbouwnijverheid in te stellen en over te gaan
tot naasting der mijnen die hun bedrijf zouden staken”.
Dit ontw&rp werd met talloze amendementen bestookt en tenslotte op 24 December naar de Commissie terugge-
zonden op het ogenblik, dat de werkgevers in het mijn-
bedrijf de voorstellen aangaande de compensatie aan:
vaardden.

‘) Men vindt een uiteenzetting van de overeenkomsten, die de
Staat met de steenkolenmijnen sloot, en een raming der verliezen
door laatstgenoemde geleden in Charles Demeure: ,,Le nouvel
aspect du problème charbonnier beIge”,
Bulletin de l’!nstiiul de
Rccherches,
Leuven, April 1946 en ,,L’avenir de notre production
de houille”, zelfde Bulletin, Juli 1946.

Een solidariteitsformule werd voor de periode van 1

September 1947 tot 30 September 1948 voorzien. Men
mochtdan ook geloven, dat de Regering haar ontwerp zou

terugtrekken. Dit is niet gebeurd, want de contractuele

compensatie, die thans in .voege is, is eerder precair en

kan door de werkgevers opgezegd worden. Het is dus on-
ontbeerlijk, dat de Regering over een dwangmiddel zou

beschikken, waardoor zij desgevallend zou kunnep op-treden. Het in dë commissie volgens de voorstellen der

Regering geamendeerd ontwerp werd terug in de Kamer
besproken-en op 5 Februari 1948 goedgekeurd.

In de nieuwe tekst ziet men af van het begrip ,,opeising”

en vervangt het door een systeem ,,sui generis”, geken-

merkt door het feit, dat de eigenaar op gelijk welk ogenblik

en mits een, opzeg van een maand, de exploitatie van zijn
onderneming kan hernemen.

Het ontwerp moet nog door de Senaat goedgekeurd.

worden. Wat de compensatié zelf betreft, is deze kwestie

geregeld, maar de opeising der steenkolenmijnen, die hun

activiteit zouden stopzetten, zal ongetwijfeld nog veel

stof doen opwaaien.

Iii ieder geval is de compensatie n,Dodzakelijk. Sommige
schrijvers bestrijden haar, maar vergeefs. Indien het

algemeen belang een maximum productie voorschrijft,

eist het ook de laagst mogelijke prijs: Wanneer de prijs de
kosten moest dekken van het noodlijdende bedrijf, zou hij

voor de meest rendabelé schandelijke winsten opleveren.

De n’oeilijkheden, die de vereffening oplevert, houden
verband met een dieper liggend kwaad: le versnippering
der concessies.

Wat dat betreft, zal ongetwijfeld een ieder het eens zijn met de mening van de heer De Smaele: ,,Deze versnippe-
ring heeft het initiatief aan banden gelegd, toen_ het

mogelijk was initiatief te nemen; het heeft verspilling van
kolen, kapitaal en arbeid veroorzaakt”. De heer De

Smaele is de ontwerper van een concentratieplan in vijf

grote eenheden, onder staatscontrôle, van de verschillende centra.

klet schijnt, dat dit plan, hoe gematigd het ook was,
geen parlementaire meerderheid heeft kunnen krijgen.

De Regering heeft niet meer gedhan gekiegen dan dat
het ‘raagstuk bestudeerd zou worden. –

De wèt ‘an 13 Augustus 1947 heeft de Nationale Raad voor de Mijnen en het Nationaal Instituut der Steenkool-
nijverheid ingesteld. Aan het Instituut is de vooral tech-
nische bestudering opgedragen. De Raad zal daarnaast.

onderzoekingen verrichten en contrôle uitoefenen (namelijk
ten aanzien van de kostprijs). Hij zal rapport moeten uit-
brengen over ,,alle herverkavelingen en samenvoeging
van mijnen, die hij nodig acht”.

Daarenboven stelt dezelfde wet het recht der ministers
vast om de maximumprijzen der kolen te bepalen en de in-en uitvoer van brandstoffen aan hun goedkeuring te onder-
werpen.

Samenvattend, is het de Regering, die de prijs, de om-
vang der productie (omdat hij immeis de sluiting van nood-
lijdende mijnen niet toestaat) en de aanwending der win-
sten vaststelt.

Het is overduidelijk, dat dit hybridisch stelsel, dat noch
de particuliere onderneming wil, noch de nationalisatie,
niet lang zal kunnen stand houden. De werkgevers in de

mijnbouw hopen, dat’door de tiermeerdering van de pro-
ductie en de terugkeer tot internationale mededinging,
de vooroorlogse regeling gewoon in ere hersteld zal kunnen

worden. Men vermoedt wel, dat anderen juist op een evolu-
tie,, rekenen, die het omgekeerde teweeg zal, brengen,
maar – en hiermede willén wij dit artikel besluiten –

waarin de doctrinaire ovewegingen geen plaats vinden.

Luik.

PAUL LAMBERT.

3 Maart 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

167

DE VERBROKEN KOOPKRACHTPARITEIT

VAN DE INDISCHE GpLDEN.

De grote prijsstijging.

Wanneer men de sitiatie in Indonesië beschouwt, is

het eerste verschijnsel, dat de aandacht trekt, de zeer
belangrijke prijsstijging der goederen. Dit blijkt al aan-

stonds uit de indexcijfers van de kosten van voeding in

de verschillende plaatsen. Deze zijn de volgende (basis

Batavia Juli 1938 = 100):

Gebied

Januari
Juli
Sept. of
November
1947 1947
Oct. 1947
1947
(laagste
cijfer)
Java
Batavia

…………..
3.002
2.279
1.526
1.949
Bandoeng

……….
4.714

.
2.031
1.465
1.620
Semarang

……….
3.290 3.305
1.024
1.152
Soerabaja

……….
3.754
1.690
961
1.069
Sumatra
Medan

…………..
2.531
6.460 2.118
1.948
Padang

…………
4.156
3.352
1.677
2.298
Palembang

……….

3.47701ei)

1.991- 1.981
Tandjong Pinang (Riouw)

1.123
948
1.735
Tangkal Pinang (Banka)
2.050
4.208
1.983 2.715
Tandjong Pandan
(Billiton)

………..
2.227
3.297′
1.639
2.216
Bornoo
Pontlanak (W. Borneo)
1.999
3.947 2.556
2.482
Bandjermasin (Z. BorneO)
1.900
1.644
1.271
•1 .300
Samarinda (0. Borneo)
2.460
2.120 1.586
2.451
Oost Lfl(lOfleSlë
MenaçlO (N. Celebes)

..
2.194
1.651
1.361, .,
)
.1.218
Makassar (Z.Celebes)
.
1.495
1.536
1.546
1.324
Singaradja (Bali)

. . .
1.497 2.384 1.163 1.289
Mataram (Loinbok)
….
2.856 2.297
1.029
1.094
Koepang (Timor)

. . .
2.699
1.454
1.427
2.024
Ternate

(N. Molukken)
2.650 2.336
1.302
1.125
Amboina (Z. Molukken)
1.963

.
2.384(Juni)
2.392
1.938
Biak (Nw Guinea)

– –
3.032


(Sept.)

Uit deze cijfers blijkt wel welk een enorme prijsstijging

in Indonesië vergeleken, met de tijd van vÔÔr de oorlog
heerst. Deze prijsstijging loopt vrij sterk uiteen al naar
gelang men te doen heeft met gebieden, waar veel rijst
geteeld wordt of die nabij rijstexportstreken liggen (Java,

Bandjermasin,in Zuid-Borneo, Celebes, Bali en Lombok en
Ternate in de Noordelijk Molukken), en de overige arealen,
waar dat niet het geval is
1).
Doch afgezien van dee ver-

schillen is wel zonneklaar, dat overal een grote ‘prijsver-
hoging is opgetreden.
Het is intussen wel duidelijk, dat de grote prijsstijging

geleid heeft tot een ernstige ‘verbreking van de köopkracht-
pariteit van de Indische gulden. De Indische gulden tegen-
over het buitenland is gelijk gesteld met de Nederlandse,
zodat de Amerikaanse dollar ongeveer f 2,65 Indisch
courant waard is, terwijl hij voor de oorlog f 1,87 bedroeg.
De devaluatie van de Indische gulden na de oorlog bedroeg
dus 40 pCt, hetgeen overeen zou komen met een binnen-,
landse prijsstijging van ongeveer 42 pCt. De feiteli,tke
binnenlandse prijsstijging is echter veel en veel hoger.
De vraag is nu, of dit hoge prijsniveau is veroorzaakt door
een teveel uitgezette geldcirculatie (inflatie) dan wel door
een te geringe productie en distributie (goederenschaarste)
of wel door beide.

De stijging can de geldcirculatie (inflatie).

Omtrent de omvang van de geldcirculatie bestaan
globale schattingen, die een voldoende basis geven
,
voor de
beoordeling van de vraag, in hoeverre de circulatie een
oorzaak is van de prijsstijging, m.a.w. in welke mate in-
flatie heerst.
In de jaren 1930-1939 was de gemiddelde bankbiljetten-
circulatie van de Javase Bank f 250 millioen en stond aan
giraal geld bij de andere banken f 150
b
L
f 200 millioen uit,
-zodat in totaal f 400 â f 450 millioen in omloop was. In

1940 en 1941 steeg het aantal bankbiljetten tot f 400
millioen en de omvang der banksaldi tot f 800 millioen,

1)
Vgl. voor de betekenis van de rijstvoorzlening voor de kosten
van levensonderhoud de aan Indonesid gewijde artikelen In het
,,Economisch-Statlstlscb Kwartaalbericht” van September en
December 1947.

tezamen dus f1,2 milliard. Dit laatste hield verband met

het feit, dat in beide laatstgenoemde jaren geen geld-
overmakingen naar Nederland konden plaatsvinden.
Gedurende de oorlog hebben de Japanners ongeveer

f 3 milliard uitgegeven, terwijl na de oorlog de republiek
Indonesië naar schatting f 250 millioen in circulatie bracht.

Verder is tot aan het begin van dit jaar ongeveer f 600

millioen nieuw Nederlands geld (Nicageld) in omloop ge-

bracht, welke hoeveelheid natuurlijk geregeld stijgL De

momentele circulatie is derhalve in geheel Indonesië

ongeveer als volgt samengesteld:

Vôôroorlogs Nederlands geld
………………
t 1,2 milliard
Japans geld
…………………………….
3
Origcld (Ori = Oeang(geld) Repoebllk Indonesia) ,, 0,25
Nieuw Nederlands geld
……………………
..0,6

Totaal rond

……………………….
t 5

milliard

Een dergelijke stijging van de circulatie leidt natuurlijk

tot de. noodzaak een grondige gcldzuivering toe te passen. Dit is ten dele al opeen eenvoudige, men zou haast zeggen elegante, wijze geschied doordat enerzijds het Japans geld

omwisselbaar werd gesteld tegen Nederlands ‘geld in de

verhouding van 1 Japanse gulden = 3 Nederlandse centen
en anderzijds het Origeld evenzeer in de verhouding
1 Origulden = 5 Nederlandse centen. Wat dit laatste betreft
wilde de Nederlandse Overheid aanvankelijk het Origeld
in het geheel •niet erkennen, doch zij is er in het belang
van de Indonesische bevolking toe overgegaan dat geld
tegen een sterk verlaagde waarde in te wisselen. In elk
gevalis het echter duidelijk, dat, als men de omwisseling
toepast, in feite niet meer dan f 1,9 milliard, zegge rond
f 2 milliard in omloop is, d.w.z. het vier
a
vijfvoud van de
circulatie in 1939.

Hierbij moet nog in aanmerking worden genomen, dat
het vôôroorlogs Nederlands geld en het Japanse geld ht

gehele gebied van Indonesië omvatten, het Origeld aan-
vankelijk ook vrijwel het gehele gebied, doch het nieuwe
Nederlandse geld alleen het door Nederland bezette gebied,
dat door ruim 70 pCt van de totale bevolking werd bewoond.
In verband met de omstandigheid, dat bij een opbouw
van het nog door de Republiek bezette gebied noodzakelijk
nieuw geld in circulatie zal komen, zou de tegenwoordige
hoeveelheid van f 0,6 millioen nieuÇv Nederlands geld
moeten worden verhoogd tot f 0,85 millioen, hetgeen ten-
slotte op de totale circulatie geen groot verschil uitmaakt.
Met het oog op de sterk toegenomen circulatie staat men
voor het alternatief: .sterke inkrimping der circulatie of
verdere devaluatie van de Indonesische gulden. Een andere
uitweg is er niet.
Men zou natuurlijk kunnen aanvoeren, dat een deel van de grote uitbreiding der circulatie te wijten is aan de ver-
minderde omloopssnelheid van het geld,die een prijsstijging
bij toeneming van de circulatie pleegt tegen te houden. Deze
verminderde omloopssnelheid is het gevglg van de grote
-transportmoeilijkheden in Indonesië, waardoor de goederen
minder gemakkelijk van hand tot hand gaan, de terreur

in verschillende delen van Java, die belemmerend werkt
op de verkoop van goederen door de bevolking en de
distributie van verschillende goederen, waarvan de circu-
latie door het stelsel van toewijzingen en bonnen wordt
vertraagd. Doch al kent men aan deze factor een grote

betekenis toe, dan nog blijft de geldcirculatie en de daar’
door iiaarschijnlijk veroorzaakte prijsstijging te groot.

Daarbij komt, dat vele inheemsen tegenwoordig, omdat zij
geen of onvoldoende geld hebben, meer dan vroeger tot
directe ruil van goederen zijn overgegaan, waardoor de
gestegen geidhoeveelheid voor een kleinere kring van be-langhebbenden bestaat en dientengevolge de lirijzen weer
worden gestimuleerd, zodat de prijsremmende tendens
der verlangzaamde omloopssnelheid van het geld geheel of
ten dele is geneutraliseerd. Alles bijeengenomen moet
dus ce zeer toegenomen geldhoeveelheid een sterk prijs-
pdrijvende invloed heblen.

168

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

S Maart 1948

Het eerminderde goederenaanbod.
Intussen is een vijfvoudige toeneming der geldcirculatie

niet voldoende voor een verklaring van een prijsstijging

tot het 10 is 20-voudige, ja soms tot het BO-voudige. Het
ligt voor de hand aan te nemen, dat hij laatstgenoemde

stijging nog andere factoren in het spel zijn. Deze zijn ge-

legen in een sterk verminderd goederenaanbôd.

Hoeveel deze vermindering heeft bedragen, is moeihjk

te schatten: Men dient in dit verband onderscheid ‘te

maken tussen de voedselproductie, die in hoofdzaak voor
het binnenland bestemd is, en de productie van handels-

gewassen, die geëxporteerd worden, welke laatste weer te

spliLsen zijn in bevolkings- en ondernemingsproductenl

Wat het voedsel betreft , is volgens officiële schattingen

de productie nog niet op peil. Zij is sterk gedaald, zoals
blijkt uit de volgende meest recente cijfers.

Gemiddelde
Schatting Product
1937/1941
1947
in 1.000 ton
In 1.000 ton
PadI
8.511


6.596

. .

2.056 1.313
Maïs..
Tapioca

….
8.249
5.632
Bataten
1.309
1.248
Sojabonen

..
301
183
Aardnoten

.
. .

194
130

Ook verschillende exportcultures hebben zeer geleden

of zijn nog lang niet in staat de oude productie te hervatten,

zoals de suikercultuur, de ondernemingsrubbercultuur, de

ondernemingstheecultuur, de koffiecultuur van de onder-
nemingen. en de bevolking, de oliepalmcultuur ( die een

ondernemingscultuur is), de ondernemingsvezelcultuur en de bevolkingscultures van de copra, de peper en de spece-
rijen op de Molukken. In verband hiermede was de uitvoer,
die in 1939 12 milliard kg bedroeg, in de eerste tien maan-

den van 1947 707 millioen kg. De import, die in 1939 2 mii-

hard kg beliep, bedroeg in de eerste tien maanden van 1947

684 millioen kg. De goederenomzet in Indonesië is thans

dus wel veel minder dan voor de oorlog.

De monetaire consequenties ean het te hoge prijspeil.
Het te hoge prijspeil heeft belangrijke gevolgen voor de

export. Dit was vooral het geval, toen in het midden van

1947 de prijzen van verschillende Indonesische export-
pröducten een bedenkelijke daling vertoonden, die in-
tussen weer heft plaatsgemaakt voor een sterke stijging.
Het bleek toen namelijk, dat de exportprijzen o.a. van

rubber en copra in verschillende streken niet lonend genoeg
waren om de bevolking, die op hoge kosten zat wegens de
te hoge prijzen van rijst en andere voedingsmiddelen, er

toe te brengen om het bovolkingsproduct af. te leveren of
als arbeiders op ondernemingen werkzaam te zijn. Om een
verbetering in deze situatie te brengen, werden export-
premies toegekend of andere maatregelen genomen:
Gedurende een gedeelte van 1947 kregen exporteurs

40 pCt van de deviezenopbrengst hunner exportproducten
teneinde daarvoor bijv machines te kunnen kopen voor
de ondernemingen, dan wel textielgoederen e.d. om daar-

mede Indonesiërs er toe te brengen als arbeider op de
ondernemingen te werken, als zij daartoe niet voor geld

te bewegen waren.
Speciaal door het rubberfonds en het coprafonds
werden tegen verlaagde prijs, of zelfs gratis, ,,inducement-

goederen”
2)
(bïjv. textielgoederen of rijst) ten behoeve
van de bevolking verstrekt om deze te bewegen rubber te
tappen of copra te leveren, wanneer zij dit niet voor geld
wenste te doen. Ook werd in verschillende gevallen een ,,inducement” verstrekt ter bevordering van de verkoop
van rijst naar gebieden waar daaraan een tekort bestond.
Vanaf
5
Augustus 1947 tot 1 Februari jl. werd het

uitvoerrecht op ondernemings- of bevolkingsrubber ter
tegemoetkoming aan belanghebbenden niet meer geheven.
Nadien werd weer 2 ct per kg berekend.

‘) Inducement-goederen zijn letterlijk gocdereii gegeveii om be-
paalde personen te ,,verlokken” iets te doen.

In verschillende gevallen werd bij de handel met

Hongkong de mogelijkheid geopend tot een directe ruil

van goederen.
Al deze maatregelen konden uit de aard der zaak het

euvel van de koopkrachtdispariteit niet in de wortel

aantasten.

De monetaire geoolgen oan de buitenlandse credieten Poor

het binnenlands prijsnioeau.

Indonesië had na de oorlog een niet onbelangrijke

reserve aan buitenlandse deviezen, waaronder dollars. Deze

voorraad is echter voor militaire doeleinden verbruikt en

aangezien de export nog steeds op een laag peil staat,
heeft het land voor de voorziening in zijn behofte aan

buitenlandse goederen credieten nodig. Deze worden in

ruime mate verstrekt door de Nederlandse Staat en ook,

voorzover betreft het herstel der bedrijven, door de parti-

culiere Nederlandse ondernemingen.
Indien de buitenlandse goederen contant hadden moeten

worden betaald, terwijl de koers van de Inlische gulden
gehandhaafd bleef, zou slechts een’ beperkt gedeelte van

de vraag kunnen zijn bevredigd. Indien de Overheid

koershandhaving van de Indische gulden niet noodzakelijk
zou hebben geacht, zouden de vragers tegen elkander

hebben opgeboden en zou de guldenkoers scherp naar

omlaag zijn gegaan en daarmedd een extra inflationistische

tendens, in het leven worden geroepen. Vandaar dat de

credietverlening volkomen gerechtvaardigd is te achten,

mits eerlang de orde wordt hersteld en de credieten kunnen
worden terugbetaald. Door deze credietverlening wordt

verdere inflatie voorkomen.

De monetaire geQolgen oan de begrotingstekorten voor het
binnenlands prijsnioeau.

Het is bekend, dat de overheidsbegrotingen in Indonesië

aan het euvel van ernstige tekorten lijden. De centrale

Overheid moet vele uitgaven doen en heeft daartegen-
over geringe inkomsten, daar nog slechts weinig belastingen
‘orden geïnd en ook de inkomsten uit monopolies en
overheidsbedrijven hun oude niveau nog niet hebben
bereikt. Doch ook de begroting van een Staat als Oost-
Indonesië, waar volkomen rust heerst, is nog niet in orde.

Blijkens een medede]iiig van de Minister van Financiën
vandie Staat is 1947 nog maar beschouwd als een periode
van voorbereiding en 1948 als een proefjaar, terwijl eerst
roor 1949 aan een a.o1ledige begroting kan worden gedacht.

De voorlopige begroting voor 1948 wijst op een totaal aan
uitgaven van de Staat met de zelfhesturen van f 205
millioen, tegenover f 70 milijoen aan inkomsten. De uit-
gaven moeten dan nog worden verhoogd met ongeveer.
fl50 tot f 350 millioen voor een bijdrage tot de normale
uitgaven van de Federatie Indonesië, zodat het totaal
tekort f 280 mihlioen bedraagt en de uitgaven slechts voor
20 pCt door de inkomsten zullen zijn gedekt. Ongetwijfeld
is de bouw van de nieuwe Staat te groots opgezet en zal
in de komende jaren ernstig op de uitgaven moeten worden

besnoeid.
1-let spreekt vanzelf, dat de begrotingstekorten een ernstige bron van inflatie zijn. Deze bron kan tijdelijk
worden gestopt door credietverlening van het moeder-
land – dat echter zelf -daardoor het risico loopt van
inflatie, tenzij en zolang buitenlandse credieten als de
Marshall-credieten ter beschikking staan – doch dat kan
zo niet doorgaan. Vroeg of laat moeten deze credieten
worden terugbetaald. In verband hiermede zullen de
begrotingen zo spoedig mogelijk sluitend moeten worden –
gemaakt door beperking van uitgaven – hetgeen speciaal
geldt voor Oost-Indonesië, waarvan de overheidsdiensten

veel te ruim zijn opgezet en waar ook te hoge salarissen wor-
den uitbetaald – of verhoging van belastinginkomsten, die
in het bijzonder voor de centrale Regering te laag zijn,
omdat het bedrijfsleven nog niet voldoende op streek is.

3 Maart 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

169

De toekomstige gedragslijn 000r het terugkrijgen van de

hooplcrachtpariteit Qan de Indische gulden.

In mdnetair opzicht moet het streven van de Overheid

er op gericht zijn de koopkrachtpariteit van de Indische
gulden in binnen- en buitenland zo spoedig mogelijk te
herwinn’en. Op grond van vorenstaande beschouwingen

zal de te volgen politiek de volgende maatregelen moeten

omvatten:

Verdere .geldzuivering, die gericht moet zijn op ver-

mindering van de hoeveelhéid oud en nieuw Nederlands

geld. Het zal echter niet eenvoudig zijn deze geldzuivering
door te voeren. Uit de ervaring in Nederland is wel
gebleken, dat enerzijds van het bankwezen en anderzijds

van het begripsvermogen
.
van het geldbczittend publiek

zeer veel wordt gevergd. In Indonesië is geen vijdvertakt

bankwezen aanwezig om de met de geidzuivering verband,
houdende administratieve maati-egelen op te vangen.

De particuliert’ kootbanken en het volkscredietwezen zijn

voor dit doel niet genoeg gerspreid. Ook bestaat het be-

zwaar, dat de
1
bevolking voor een groot deel analphabeet

en verder oM.twikkeld is, zodat zij moeite zal hebben de

voorschriften te begrijpen en op te volgen. Daarbij komt,

dat het niet is uitgesloten, dat de verplichting om des-
verlangd aan të tonen, dat men te goeder trouw (en dus
niet als zwarte handelaar) in het bezit van het:geld is

gekomen, politiek een verkeerde indruk zal kunnen maken,
omdat de Nederlands-Indische Overheid dan ‘in’ de ver-‘
denking zal komen het er op toe te leggen, de bevolking op
deze wijze haar geld te ontfutselen. Wellicht znu een
oplossing kunnen worden gevonden door alleen de ‘Wester-
hagen en Chinezen (deze laatsten zijnde zwarte hkndelaren
bij uitnemendheid) te onderwerpen aan een geldzuivering,
maar dan kunnen de bepalingen gemakkelijk worden
ontdoken door het onzuivere geld tijdelijk bij Indonesiërs als stromannen onder te brengen. Gemakkelijk zal de uit-
voering van de geldzuivering in elk geval niet zijn.

Gaat een vei’dere geldzuivering niet door, dan zou
de te veel uitgezette circulatie geleidelijk kunnen iworden
verminderd door een zwaardere belastingheffing. Evenwel
zijn in Indonesië de belastingen reeds zeer hoog, zodat de
belastingplichtigen dan wel ernstig in de knelkornn.
Door sterke productievermeerdering kan1 gétracht
worden het prijspeil omlaag te krijgen. Dit is thans de
duidelijk uitgesproken bedoeling, der Indische Regering
en reeds is men, zoals uit de indexcijfers in de aanhef
van het artikel blijktf hier gedeeltelijk in geslaagdDe pro-
ductievérmeerdering betreft dan enerzijds die van de goede-
ren voor de binnenlandse consumptie, zoals rijst en andere
voedingsmiddelen, welke voor de vorenbedoelde kosten
van levensonderhoud van overwegend belang zijn; ander-zijds betreft zij de goederen voor export, die deviezen op-
leveren, waardoor dan weer buitenlandse artikelen kunnen

worden verkregen.
Het is echter niet aannemelijk,’dat de hiet’ bedoelde pro-
ductievermeerdering tot ten hoogste het oude niveau
(hoger zal men voorlopig zeker niet komen) er toe zal

kunnen leiden, dat liet tevoren teveel in omloop gebrachte
geld uit de omloop verdwijnt. Dit laatste kan alleen ge-
beuren door de hiervoren besproken geldzuivering of be-

lastingheffing.

liet sluitend maken van de begrotingen is uit de aard
der zaak een conditio sine ‘qua non om verdere inflatie
te voorkomen.
Indien – hetgeen de toekomst nog moet leren – deze

maatregelen niet of met onvoldoende succes unnen worden
ten uitvoer gelegd, zal er voor de Indische Overheid niets
anders opzitten dan tot depreciatie van de Indische gulden
over te gaan’, dus de pariteit tussen de Nederlandse en de
Indische gulden te verbreken. Op iichzelf is dit niet zo
bezwaarlijk, omdat tenslotte vôôr alles het’concurrentie-
vermogen van de Indische exportbedrijven moet worden
hersteld door lrvinning van de kodpkrachpariteit van

de Indische gulden. Toch is het wenselijk een dergelijke

depreciatie thans te voorkomen, omdat zij alleen als uiterste
redmiddel moet worden aangewend. Hiertoe bestaat des
te meer reden, omdat ‘bver één of enkele jaren een crisis

mag worden ver’wacht, die Indonesië als van ouds voor het

probleem depreciatie of handhaving van,de Indische gulden

zal stellen. Zeer waarschijnlijk zal dan toch, als de crisis
ernstig zal’blijken te zijn, een depreciatie nodig blijken.

Twee waardeverminderingen in korte tijd is wel wat te

veel.

‘s-Gravenhiage.

Mr D. J. IIULSHOFF POL.

DE BETEKENIS VAN HET

MARSHALL-PLAN VOOR LANDBOUW EN

VOEDSELVOORZIENING
(II).

Na de schets van enkele algemene aspecten
1)
mogen

thans in het kort de voornaamste agrarische problemen

worden vermeld, die bij de in October, en November te
‘iVashington gehouden conferenties, tussen de Amerikaanse

Administratie en vertegenwoordigers van het ,,Committee
of European Economic Cooperation”, naar voren zijn

gekomen.

De wereldoedselpositie en de , importbehoe/ten Qan de

Marshall-landen.
Bij de opstelling van de ramingen omtrent de behoefte

van de Marshall-landen aan voedingsmiddelen werd aan-
vankelijk de momenteel heersende wereldschaarste aan

bepaalde producten buiten beschouwing gelaten. De

individuele landen hebben hun
werkelijke
behoeften ge-

meld, daarbij slechts rekening houdende met de aanwijzing
van het ,,Committee of European Economic Cooperation”,
dat de behoeften gedurende de periode 1948/’51 niet moch-
ten worden opgevoerd boven het peil, dat het betreffende
land na 1951, wanneer verondersteld wordt, dat zijn be-

talingsbalans weer in evenwicht dient te zijn, zou kunnen

betalen. ‘
Toen na optelling van alle door de deelnemende landen
gemelde behoeften bleek, ‘dat van bepaalde produëten,

de wereidpositie in aanmérking nernende, de totale import-
behoefte te hoog moest orden geacht, werd te Parijs op

dat totaal een correctie aangebracht.
Zo meldden de deelnemende landen (mcl. West-Duits-
land) een graanbehoefte van 30 millioen ton voor elk der vier
planjaren. Te Parijs werd dit cijfer op grond van het
wereldgraantekort gewijzigd in 20 millioen ton voor 1947/
’48 en 25 millioen ton voor elk der drie volgende jaren.

Ook op de behoefte aan veekoeken en rijst werden te
Parijs soortgelijke correcties toegepast. Zoals vanzelf spreekt,
droegen de te Parijs genomen beslissingen een arbitrair karakter. Vooral op het gebied van de productie van de,

landbouw is het uitermate moeilijk schattingen te maken
voor toekomstige jaren. 1-Jet bovenstaande impliceert,
dat de Europese schattingen dan ook gemakkelijk te be-
critiseren zijn. De moeilijkheid is evenwel er betere voor

in de plaats te stellen.
Bij de besprekingen, die hierover te Washington met
vertegenwoordigers van de Verenigde Staten werden ge-
houden, kwam tot uiting, dat de Amerikanen de wereld-
positie van de belangrijkste voedingsmiddelen aanmerkelijk
ongunstiger beoordeelden dan de vertegenwoordigers van

Europa.

a. De wereldgraanpos iiie.

1-let wereld tekort aan granen voor het seizoen 1 947/’48
wordt geschat, bij een totale wereldimporthehoefte van ca
50 millioen ton, op 21 â 22 millioen ton. Granen zijn benodigd
voor menselijke consumptie en veevoeder. 1-let spreekt
vanzelf, dat bij een zo groot tekort de eerste prioriteit

1)
Zie ,,E.S-B.”. van 25 Februari ii., -blz. 144.

170

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

3 Maart 1948

wordt verleend aan de dekking van de behoefte voor

menselijke consumptie. Het gevolg is evenwel, dat vooral
die landen, die vôôr d oorlog zeer grote hoeveelheden

voedergranen importeerden (zoals Nederland), thans de
dupe worden. De Amerikanen achtten de Europese schat-

ting van 20 millioen ton te importeren graan in 1947/’48

aan de hoge kant, gezien de huidige précaire wereidpositie.

Een schatting van de wereldgraanpositie voor de ko-
mende jaren is niet eenvoudig te maken. Er bestond

evenwel tussen de Amerikanen en de Europese vertegen-

woordigers overeenstemming over het feit, dat er geen

reden is voor optimisme. Veel hangt af van factoren als
de rijstpositie in Oost-Azië, de oogstresu1tten in de Ver-

enigde Staten, de ontwikkeling van de graansituatie in

Argentinië en het al of niet terugkeren op de wereldmarkt

van Rusland en de Balkanlanden als exporteur van granen.

Alle factoren, die nog moeilijk op juiste waarde kunnen

worden geschat De gemeenschappelijke indruk is, dat

rekening gehouden moet worden met een wereldgraan-

schaarste, die vermoedelijk nog wel twee jaar en wèllicht

nog drie of meer jaren zal duren. Als men zich realiseert,
dat de wereidbevolking jaarlijks met niet minder dan 20

millioen mensen toeneemt, is het eigenlijk niet te ver-
wonderen, dat er deskundigen zijn, die met een permanent

wereldgraantekort rekening houden, tenzij in die landen,

waar een belangrijke uitbreiding van de graanproductie
nog mogelijk is, ingrijpende maatregelen daartoe zouden

worden getroffen.
De vereldvleespositie.
De totale wereldvleesproductie in 1947/’48 zal ongeveer
dezelfde zijn als vÔôr de oorlog. Voornamelijk ten gevolge
van tekort aan veevoeder is de Europese productie even-

wel ongevëer 3 millioen ton lager dan vÔÔr de oorlog, terwijl

de productie in de Verenigde Staten, Canada en Argentinië

in deze zelfde verhouding is toegenomen. Uit deze toege-.

nomen productie op het Amerikaanse continent komt
weinig voor export beschikbaar, daar ook de vleescon-

sumptie aldaar belangrijk is toegenomen.

De Amerikanen schatten, dat ongeveer 30 pCt .van de

Europese importbehoefte niet gedekt zal kunnen worden.
De Europese landen hebben in hun rapport aangenomen,

dat er gedurende de eerste planjaren geen moeilijkheden
zullen zijn om aan hun importbehoefte te voldoen, doch
dat er vermoedelijk in 1950/’51 een tekort zal zijn van

ca 12 pCt. Dit in verband met het feit, dat ook West-

Duitsland tegen die tijd weer belangrijke hoeveelheden
vlees zal gaan importeren.
Ook de vleesproductie der 16 landen wordt door. de
Amerikanen circa 10 pCt lager geraamd dan in Parijs was
aangenomen, aangezien’men meende, dat de verwachtin-

gen ten opzichte van de veevoedervoorziening in Parijs te
optimistisch zouden zijn gesteld.

De wereidsuikerpositie.

De internationale suikersituatie heeft zich langzamer-
hand in zodanige richting ontwikkeld, dat aangenomen mag worden, dat wereldvraag en wereldaanbod van dit

artikel practisch met elkander in evenwicht zijn.
De ,,International Sugar Coinci1″ raamdé in haar op 8
December jI. te Londen gehouden vergadering reeds weer

een suikeroverschot voor het lopende productiejaar van

500.000 ton.
Gezien deze situatie zijn dan ook de hoeveelheden, die
door de Marshall-landen als benodigd voor import zijn

opgegeven, als, redelijk te beschouwen. Deze hoeveelheden

bedrgen in duizenden tonnen:
2.345 voor 1947/’48,
3.214 voor 1948/’49,
3.406 voor 1949/’50 en
3.540 voor 1950/’51.

De wereldpositie van oliën en vetten.

De wereldproductie. voor 1947/’48 wordt geschat op

ca 18 millioen ton tegen een vooroorlogse productie van
ca 21 millioen ton.

De Marshall-landen meldden de volgende importbehoef-
ten in duizenden tonnen:

1947/’48

1948/’49

1949/’50

19501’51

2.545

2.35

3.246

3.500

De algemene mening van deskundigen over de toekom-
stige wereldolie- en vetpositie is optimistischer dan op
het gebied van granen.

Men neemt nl. aan, dat de belangrijke productiegebieden
voor oliën en vetten, die tengevolge van de oorlog practisch

alsleverancier waren uitgeschakeld, zich geleidelijk in de

komende jaren zullen herstellen. In de_Philippijnen bijv.

is de copraproductie niet ver meer verwijderd van het

,vooroorlogse peil, terwijl ook in Nederlands-Indië reeds

een belangrijke stijging van de exportcapaciteit van olie-

houdende producten als copra en palmolie valt te con-

stateren. Bovendien dient er rekening mede gehouden te

.worden, dat zowel Engeland als Frankrijk bezig zijn in
hun Afrikaanse koloniën nieuwe gebieden voor de productie

van oliezaden te ontsluiten. De eerste productie uit deze
gebieden wordt omstreeks 1950 verwacht.

Alles tezamen genomen is er reden voor een gematigd

optimisme met betrekking tot de wereldvetpositie in de
komende jaren.

De belangrijkste voedingsmiddelen zijn hiermede be-
handeld. Het zou te ver voeren op deze plaats nog in te

gaan op de vele andere wensen, die het Europese import-
programma op het gebied van voedings- en genotmiddelen
omvat. Genoeg zij te vermelden, dat dit programma ten-
slotte in hoofdlijnen door de Amerikaanse Administratie
werd geaccepteerd.

Wassenaar.

Ir A. H. BOERMA.

DE ZUID-AFRIKAANSE GOUDLENING

AAN
ENGE LANI),

In ons vorige artikel
1)
hebben wij terloops ‘gewezen op
de te verwachten lening van de Unie van’ Zuid-Afrika
aan Engeland. Thans is de lening, waarvan de Zuid-
afrikaanse Regering de bijzonderheden reeds enige maanden

geleden heeft bekend gemaakt, door het Parlement goed-

geketïrd. Men weet, dat de overeenkomst voor Engeland
gunstiger is dan de vroegere berichten dienaangaande
deden verwachten. Werd oorspronkelijk gesproken van
een bedrag van £ 60-80 millioen, zonder dat uitdrukkelijk
werd vermeld, dat het gehele bedrag in goud beschikbaar

zou worden gesteld, thans staat vast, dat de lening
£ 80 millioen groot zal zijn en geheel in goud ter beschik-

king wordt gesteld. Ook de vroegere suggestie, dat de
lening, althans vooreen deel, zou dienen om Zuidafrikaanse
producten aan te kopen, is niet in de oveieenkomst vast-
gelegd. De lening bevat geen enkele beperkende bepaling;
zij kan worden besteed zoals. Bngelapd dat zal wensen.

Dit laatste heeft al dadelijk critiek verwekt in nijverheids-
kringen, welke verwacht hadden, dat juist door de lening
de beperkingen, die Engeland aan de invoer van Zuid-
afrikaanse producten oplegde (bijvoorbeeld schoenen)
zouden verminderen. Wel heeft de Engelse Regering zich
bereid verklaard om bepaalde goederen (vooral verse en
geconserveerde vruchten, wijn, spiritus, ingemaakte vis,
eieren en aardappelen) uit Zuid-Afrika in te voeren, indien
deze goederen,tegen redelijke prijzen verkrijgbaar zijn.

Daarbij wordt voor de eerstvolgende drie jaar een totaal
bedrag genoemd van £ 12 millioen per jaar.
Wij hebben in het bovenstaande gezegd’, dat de lening
S 80 millioen groot is. Dit is eigenlijk niet juist. De
leningsovereedkomst heeft betrekking op 9.275.000 ons

1)
,,Zutd-Afr?ka en de dollarschaarste”, In ,,E.-S.B.” ,an 24
September ji., blz. 762.

S Maart 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

171

1

(Imperiale ounces) fijn goud. De duur van de lening is drie

jaar. Na deze drie jaar zal dezelfde gewichtshoeveelheid
goud door Engeland moeten worden terugbetaald. Dit

betekent dus, dat een evntuele stijging van de goudprijs
aan Zuid-Afrika ten goede komt. Juist in de laatste tijd,

waarin geruchten van depreciatie van het £ opnieuw op-

duiken, beseft men het belang van deze formulering. In de

overeenkomst is echter uitdrukkelijk bepaald, dat de terug-

betaling ook op andere wijze zal kunnen geschieden, indien
zulks zal worden overeengekomen. Een zodanige Overeen-
komst zal men intussen wel mogen verwachten, want het

ziet er niet naar uit, dat Engeland werkelijk na drie jaar in

goud zal terugbétalen. Misschien zal Zuid-Afrika dit ook
niet vragen en zal de Unie met terugbetaling in ponden ster-

ling genoegen nemen, welke ponden mogelijk zelf reeds ge-

durende de looptijd der lening voor importen uit Engeland
zullen worden gebruikt. In deze richting gaan ook de gedach-

ten van Dr deKock, de president van de Suid-Afrikaanse

Reserwe Bank, in zijn loelichting aande pers. Ook thans
reeds gebruikt Zuid-Afrika een aanzienlijk deel van zijn
goudproductie om het nadelig saldo op de handelsbalans

met Engeland te dekken. Indien de lening in’derdaad zou

yorden gebruikt om gedurende. de drie komende jaren
een deel van het tekort op de handélsbalans met Engeland
te dekken, dan zou dit betekenen, dat vaA de lopende
goudproductie, welke ongeveer, £ 100 millioen – per jaar
bedraagt, een kleiner deel dan vroeger aan Engeland zou
worden verkocht, tenzij de invoer uit Engeland sterk zou
toenemen. Dit laatste nu wordt verwacht. In de eerste
plaats bestaat de neiging de invoer uit Engeland op te
voeren ten koste van die uit de Verenigde Staten en in
de tweede plaats is aangekondigd, dat Engeland op be-
langrijke schaal nieuwe installaties en machinerieën voor
de goudproductie zal leveren. Het is duidelijk, dat de be-
doeling hiervan is de goudproductie op te voeren en zo-
doende het dollartekort te verminderen.

Gojjdoc’ereenkomst niet Qerlengd.

In dit verband is het van belang een anler punt, te
vermelden, nl, dat de bestaande overeenkomst inzake de
verkoop van minstens £ 70 millioen goud aan Engeland

niet zal worden verlengd. Ingevolge de bestaande Overeen-
komst, welke aan het eind yan dit jaar afloopt, werd dit
goud (uit de lopende productie) omgezet in ponden, welke
te Londen werden aangehouden. Deze ponden werden in
de eerste plaats gebruikt
om
het tekort op de betalings-

balans met Engeland te dekken en voorts konden zij
worden omgezet in andere valuta. Volledigheidshalve zij
hierbij nog opgemerkt, dat dollars in de regel niet op deze
wijze werden verkregen, maar dat daarvoor rechtstreekse
goudverschepingen naar de Verenigde Staten plaats
vonden. ,
Zuid-Afrika verplicht zich dus thans niet meer min-
stens £ 70 millioen goud aan Engeland te verkopen. Een
zodanige verplichting zou onder de gegeven omstandig

heden ook wel te zwaar kunnen worden. In ons vorig
artikel hebben wij er reeds op gewezen, dat de Unie nog
steeds een achterstand heeft in te halen bij haar invoer
en dat daarvoor goud nodig is. Wanneer Y. 80 millioen goud
ineens wordt afgestaan, is de goudpositie van de Unie niet
zo overvloedig meer. liet zou zelfs kunnen gebeuren, dat
het dekkingspercentage van de verplichting van de Re-
serwe Bank tot een ongewenst laag peil (het wettelijk mini-
mum dekkingspercentage is 30, terwijl met het oog op
een behoorlijk bankbeleid 40 pCt als minimum moet
worden beschouwd) zou dalen. In de overeenkomst
heeft men hiervoor voorziening gemaakt door de be-
paling, dat de Unie op ieder ogenblik terugbetaling

in sterling kan vragen van een zodanig gedeelte van
de lening als nodig is om te1voorkomen, dat de goud-
voorraad van de Reserwe Bank beneden £ 100 millioen
daalt. 1-let lijkt op het eerste gezicht misschien vreemd,
dat terugbetaling in sterling de goudvoorraad kan ver-

sterken, maar bij nadere beschouwing is de situatie

duidelijk. Behalve het verstrekken van £ 80 millioen aan
goud als lening zal de Unie doorgaan met aan Engeland

een belangrijk deel van het goud uit de lopende productie

te verkopen, ook al is de Unie daartoe niet meer krachtens

overeenkomst verplicht. Nu zou het kunnen gebeuren,

dat de betalingsbalans van Zuid-Afrika zo sterk passief

zou worden, dat de lopende goudproductie niet voldoende’

is om de goudvoorraad van de Reserwe Bank op het ge-
wenste peil van minstens £ 100 millioen te houden. In dat

geval zal de Unie haar nadelig saldo op de betalingsbalans

met Engeland niet in goud behoeven te betalen, doch kan

zij de daarvoor benodigde ponden sterling verkrijgen als
aflossing op de goudiening. In dat geval zou dus de lening

reeds gedeeltelijk v66r het einde van de leningstermijn worden terugbet’aald. ‘Indien men de ontwikkeling van

het afgelopen jaar als uitgangspunt neemt ziet het er

wel naar uit, dat van deze mogelijkIeid gebruik zal worden gemaakt.

In tegenstelling tot vroeger van Engelse zijde gedane

mededelingen zal het kapitaalverkeer tussen Engeland en

de Unie niet aan strengere voorschriften worden onder-
worpen. Belegging van Eigels’ kapitaal in Zuid-Afrika zal

ongehinderd voortgaan. Wel heeft de Unie toegezegd
maatregelen, welke Engeland tegen kapitaalvlucht mocht
nemen, door aanvullende maatregelen te steunen. Er be-
stond trouwens al een overeenkomst tussen de landen van
het Britse Rijk, welke in deze richting ging.
Als verdere voorwaarde van de lening kan worden ge-
noemd het rentepercentage: j pCt per jaar. Ook deze voor-

waarde duidt er wel op, dat men de lening niet als een
zuiver commerciële transactie van de kant van Zuid-
Afrika moet zien, doch als een gebaar om Engeland te

helpen. Sterker nog blijkt dit uit het feit, dat geen bin-
dende voorwaarden voor besteding van (een deel van) het
bedrag in de Unie zijn gesteld. Het is dan’ook van zekere
zijden als een punt van critiek aangevoerd, dat niet in de
eerste plaats gelet is op het belang van de Unie – speciaal
de verzekering van bepaalde exportmogelijkheden – maar
op dat van Engeland.

Dat de Zuidafrikaanse hulp voor Engeland niet van

beslissende betekenis is, is intussen wel duidelijk. Wanneer
en lening van £ 1.000 millioen Engeland niet uit de moei-
lijkheden kan helpen, zal de £ 80 millioen van de Unie
weinig baten, temeer daar de Overeenkomst – op de
gronden, die hierboven werden genoemd – voor Engeland

waarschijnlijk geen extra goudvermeerdering van £ 80
millioen betekent. Naast andere drastische maatregelen

kan evenwel de lening bijdragen tot vermindering van het
Engelse dollartekort.

Amerikaans kapitaal in de goudindustrie.
Ongeveer gelijktijdig met de.goudlening van de Unie
aan Engeland meldden de berichten, dat in de financiële
structuur van de goudindustrie een reorganisatie heeft
plaats gevonden en dat daarbij in belangrijke mate van
Amerikaans kapitaal gebruik is gemaakt.

De New Union Goldfields (Erleigh-groepen) zijn over-
genomen door de Anglo-Transvaal Consolidated Invest-
ment Cy, met uitzondering van een drietal maatschappijen
(Union Free State Mining and Financial Corporation,
Bloemfontein Consolidated Investment Company en Free
State Gold Areas). De president van de Anglo-Transvaal,
A. S. Hersov, is thans ook president van de New Union-

groep, waarvan tot dusverre Norbert S. Erleigh de vooi’-
zitterstoel bezette.

De American Anglo-Transvaal Investment Corp. is ruim
een jaar geleden opgericht als een zusterorganisatie van de

Anglo-Transvaal. Eerstgenoemde maatschappij heeft het
recht om tot 331/3 pCt deel te nemen in alle nieuwe onder-nemingen van de laatstgenoemde. Als gevolg hiervan heeft
de Amërican Anglo-Transvaal belang in meer dan 100

goudmaatschappijen en van de New Union Goldfields.

172

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

3 Maart 1948

Tot dusverre bestond de American Anglo-Transvaal nog

slechts op papier, doch thans betekent zij een actieve

deelneming van Amerikaans kapitaal in de ontwikkeling
van de goudproductie van Zuid-Afrika.

Dat de reorganisatie van de New Union Goldfields nog

een gerechtelijk staartje heeft gekregen (de vroegere

directeuren zullen zich o.a. strafrechtelijk te verantwoor-
den hebben) zij hier slechts terloops vermeld.

De deelneming van Amerikaans kapitaal in de ontwik-

keling van de goudindustrie van Zuid-Afrika betekent niet
alleen een intensivering van de exploitatie, in welke rich-

ting ook reeds van Engels-Zuidafrikaanse kant gewerkt

wordt, maar heeft tot gevolg, dat de Verenigde Staten

langs deze weg belang krijgen bij de goudprijs. Eén ding

kan men met zekerheid concluderen, nl. 1at de betrokken
Amerikaanse financiers blijkbaar geen verlaging van de

oudprijs vrezen. Bij een daling van de goudprijs zou nl.

bij de huidige kosten de exploitatie der meeste mijnen

niet lonend meer zijn. Men is thans wçl aan de grens. An-

derzijds lijkt het mij geenszins verantwoord om in de
Amerikaanse deelneming een aanwijzing te zien voor een

vermoedelijke verhoging vân de goudprijs in de naaste

toekomst. Er wordt op het ogenblik op belangrijke schaal

Amerikaans kapitaal in de Unie geïnvesteerd op allerlei
gebied.

Behalve de Verenigde Staten is ook Engeland bij de

reorganisatie betrokken. In de eerste plaats is tot director

(commissaris) van de New Union-groepen benoemd de
bekende Engelse Generaal de Guingand, terwijl verder de

Londense concerns Lazard Bros. and Co. en J. Henry
Schreuder geïnteresseerd zijn. De Amerikaanse belangen

zijn verbonden met Mr. Lewis Cates, president van de

Phelps Dodge Corp., Mr. H. B. Lake, vice-president van

,Ladenburg, Thalmann Corp. en David Rockefeller.

Pretoria.

Prof. Dr H. W. J. IJNHOLDS

INGEZONDEN STUK.

DOLLARSCRAARSTE EN P1UJSAANPÂSSIN&.

De heer W. C. M. Mutsaers te Amsterdam schrijft ons:

Prof. Tinbergen onderscheidt een tweetal groepen van
oorzaken, welke tot de ônevenwichtigheid van het be-
Lalingsverker tussen Amerika en Niet-Amerika hebben
geleid.
1
) Wij willen in de hierna volgende beschouwing af-
zien van de acute en dus voorbijgaande oorzaken, en
enige opmerkingen maken over het slepend dollartekort.
Van deze laatste groep stellen we dan nog alleen de econo-

mische factoren aan de orde,’ door Tinbergen samengevat

als gewijzigde concurrentiekracht.
Uitgangspunt is, dat bij handhaving van de momentele
verhoudingen een evenwicht in de betalingsbalans perma-
nent zal uitblijven. 1-lierbij zijn weer een tweetal factoren
werkzaam, nl. het voor goed uitvallen van renteopbrengsten
e.d., en de daling van het Amerikaanse kostenpeil ten
opzichte van Niet-Amerika.
Tinbergen stelt nu terecht als desideratum, dat deze
slepende ,,gap” in de betalingsbalans moet worden op-
geheven, omdat kapitaalinvoer ter compensatie hiervan
niet verantwoord is.

Hij stelt nu voor om door een verlaging van het Neder-
landse prijspeil onze uitvOer op te voeren en de invoer te
verlagen. Op grond van gemaakte brekeningen helt hij
over tot de opvatting, dat het inderdaad mogelijk is

langs deze weg het slepend exportsurpltis op te heffen. Wij nemen dit, zo lang het tegendeel niet wordt aange-
toond, gaarne dan.
Een andere kwestie, welke Tinbergen niet behandelt,
is of een correctie op deze manier wel 7in heeft. Immers,
het evenwicht in de betalingsbalans is één van de factoren,
waarin het evenwicht in het gehele economische proces

‘) Zie
,,E.-S.B.” van 15
October
1947,
blz.
816

tot

uiting komt. Indien er geen interventie plaats vindt,

zal een totaal-evenwicht kunnen ontstaan, waarbij de

verschillende partiële evenwichten zijn verwerkelijkt.

Ook dat in het betalingsverkéer met het buitenland.

Maar men kee de zaak niet om en onderstelle niet, dat

indien dit laatste partiële evenwicht verwerkelijkt is,

alle partiële evenwichten, alsmede het totale, zijn hersteld.
Eén van de belangrijkste partiële evenwichten, welke
bij vraagstukken betreffende de internationale handel

aan de orde komen, is, dat de productie zodanig over de verschillende landen verdeeld moet zijn, dat-aan de wet
der ,,comparatieve” kosten wordt voldaaii. Uit relatieve

kostenverschillen resulteert het internationale ruilver-

keer en slechts voorzover het daarmee in overeenstemming

is, heeft het in beginsel economische betekenis.
Keren we nu ferug tot de suggestie om het prijsniveau

te verlagen. Deze zal van invloed zijn op de internationale

arbeidsverdeling. Wanneer Niet-Amerika zijn goederen

aanbiedt tegen lagere prijs, betekent dit, dat indien

zoals aangenomen wordt de wisselkoers onveranderd blijft,

de ruilvoet voor Niet-Amerika ongunstiger wordt.
Wanneer Amerika besluit om op grond daarvan meer

Niet-Amerikaanse goederen in te voeren, zal het de prQ-

ductie van bepaalde goederen, die het tot dan toe zelf

vervaardigde, hetzij voor eigen gebruik of voor export,
moeten staken. Want ook Amerika heeft een bepaalde

productiecapaciteit. Wordt nu van het ene goed minder
geproduceerd, dan zal de productie van andere goederen

toenemen. Op grond van de comparatieve kosten verdeelt een land nl. zijn productiecapaciteit over de verschillende

goederensoorten. Wanneer nu Niet-Amerika zijn ruilvoet
verandert, zal dit tot een andere opbouw van het Ameri-

kaanse productie-apparaat leiden. Iets soortgelijks zal

buiten Amerika plaatsvinden. Dit betekent dus, dat een
andere internationale arbeidsverdeling zal worden door-
gevoerd. Bij de berekening van de invloed van een prijs-.

verlaging op het exportsurplus van Amerika Moet men

met deze repercussies rekening houden, maar dit sluit
niet uit, dat aldus toch uiteindelijk dit surplus wordt

verminderd of opgeheven.
Maar tot welke prijs? Wanneer tot dan toe de ruilvoet
was: 1 Amerikaans goed x = 2 Niet-Amerikaanse goederen:
y, wordt dit nu bijv. 1 Amerikaans goed x 4 Niet-
Amerikaanse goederen y. Reëel gezien,-dus uitgedrukt in
productiemoeite of zo men wil in alternatieve productie-

mogelijkheden, zijn
1
de kosten van goed. y voor Niet-

Amerika onveranderd gebleven, afgezien van genoemde
repercussies via de arbeidsverdeling op de productie-

kosten. En deze laatste zullen in het algemeen niet zodanig
zijn, dat zij de nieuwe ruilvoet kunnen motiveren,.
Dit betekent, dat de .goederenruil met Amerika voor
Niet-Amerika nadeliger is geworden. 1-let verwerven van
goederen door eerst andere goederen te vervaardigen en

deze op de-internationale markt tegen de begeerde goederen
te ruilen, biedt -niet meer de voordelen van voorheen.
Bovendien wordt nog een groter deel van de productie-

capaciteit indirect, dus via de internationale ruil, aan-
gewend dan vroeger het geval
was.
Op die wijze gaan de
reële voordelen, welke de internationale handel biedt,

ten dele, mogelijk zelfs geheel en al, teloor. ‘Vat baat het –
dan, indien aldus de betalingsbalans sluitend wordt ge-
maakt? –

Dit houdt niet in, dat persé een politiek van het kunst-matig ongunstiger maken van de ruilvoet te veroordelen
is. Maar dan moet men uitdrukkelijk voor- en nadelen

afwegen, en het afnemen van de voordelen van de inter-
nationale handel dient daarbij zwaar te worden geteld.
Dat hierbij wel degelijk de mogelijkheid onder het oog
moet worden gezien van een beperking van de goedeien-
ruil tussen Amerika en Niet-Amerika, volgt geheel uit
de door ons behandelde oorzaak van de dollarschaarste.
Het is in overeenstemming met de theorie van de inter
nationale handel, dat als de relatieve verschillen in

,.

8 Maart 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

173

productiekosten afnemen de internationale handel natuur-

lijkerwijs in omvang moet afnemen. Deze tendens is in de literatuur niet geheel onbekend. Zo heeft Robertson

reeds hierop gewezen en onder meer als oorzaken ervan

vermeld: de mechanisatie van nieuwe landen en het

opraken van maagdelijke grond
1).
Van de andere kant

komt een onderzoek van de Volkenbond tot de conclusie,

dat tot 1913 de verspreiding van de industrialisatie over
de wereld de handelsbalansen van de oudere industriële
landen niet zodanig heeft beïnvloed, dat hun economische

ontwikkeling werd gestoord. De achteruitgang van de
internationale handel na die periode zou aan andere

factoren moeten worden geweten
2)

Tinbergen neemt aan, dat de handelsbalans van Niet-

Amerika wel door de industriële ontwikkeling van Amerika
op lange termijn uit het evenwicht wordt gebracht.

Voorzover dit het geval is, menen wij, dat de door hem

voorgestelde oplossing ernstige nadelen heeft. De discre-
pantie uit hoofde van deze oorzaak, dient mede, en daar

het hier een long run oplossing betreft, primair, door

beperking van de internationale handel tussen Amerika

en Niet-Amerika (welke nog niet bepalend is voor de

totale wereidhandel) te worden opgeheven.
De oplossing, welke Tinbergen aan de hand doet,
vertoont een sterke gelijkenis met de zo sterk veroordeelde
methoden van dumping. Met name kan men hierbij
denken aan de zgn. valutadumping. Ware het alleen zijn

bedoeling het binnenlandse prijsniveau zodanig te ver-
anderen, dat het, gege’en de wisselkoers, weer een juiste weergave is van de productiemoeite, dan zou in beginsel

,

hiertegen geen bezwaar bestaan. Met deze beperkte doel-
stelling kan Tinbergen evenwel geen genoegen nemen,

omdat, juist door de gewijzigde productiemoeite in Amerika,
daardoor geen sluitende betalingsbalans verkregen zou

worden. Zijn prijsdaling moet dus
meer
zijn dan een-aan-

passing aan natuurlijke verhoudingen: zij komt neer
Op

een falsificatie van de ruilvoet, omdat de productiefactoren
in Niet-Amerika, voorzover zij worden aangewend om
er exportgoederen mee te vrvaardigen, niet op grond

van hun kostprijs worden gecalculeerd.
De oplossing, welke bestaat in een beperking van de

handel tussen de twee econortiische blokken, moge rationeel
zijn, aantrekkelijk is zij niet. Er is echter nog een andere

weg. Deze bestaat hierin, dat de oorzaak van deze ontwikke-
ling wordt opgeheven. De voorsprong van Niet-Amerika

in de productie van bepaalde goederen dient te worden
gehandhaafd, in casu hersteld. Het is o.i. op deze wijze,
dat het probleem van de dollarschaarste, voorzover het

door Tinbergen aan de orde is gesteld, op een constructieve wijze kan worden opgelost. Daarvoor zal het nodig zijn, dat
Niet-Amerika, dus ook Nederland, tracht zijn efficiency
in de productie zo hoog mogelijk op te voeren. Naast
de beschikking over een modern productieapparaat,

is hiervoor een grondig geschoolde arbeidskracht vereist.
In ieder geval zien wij in grote lijn slechts twee alterna-
tieven. Aanpassing aan de gewijzigde prijsve’rhoudingen,
voorzover dez,e de reële kosten weergeven of beïnvloeding
van de reële kosten’verhoudingen. De door Tinbergen
naar voren gebrachte mogelijkheid om de reële kosten-
verhoudingen te handhaven maar de ruilvoet daarvan
kunstmatig te doen afwijken, komt ons minder gewenstvoor.

Naschrift.

Ik vroeg in mijn artikel aandacht voor het partiële
evenwicht in de betalingsbalans, zonder te willen sugge-
reren, dat daarmee algemeen evenwicht verkregefl zou
worden. Daarom kunnen wij deze laatste kwestie m.i.

laten rusten.
Nu interpreteert de heer Mutsaers mijn voorstel van

prijsaanpassing-op-de-lange-duur als , ,kunstmatig on-

‘)
,,The Futyre of International Trade” blz. 210 in ,,Essays in
Monetary Theory”, 1940.
‘) ,,Industrialisation and Foreign Trade”, League of Nations, 1945.

gunstiger maken van de ruilvoet”, als een met dumping
verwante actie. Dit is een misverstand. Uit de gaping in

de betalingsbalans ,blijkt juist, dat ons prijsniveau niet

met zijn evenwichtswaarde overeenstemt. Op die even-
wichtswaarde wil ik het brengen. De internationale ruil
zal dèn zijn maximum rendement opleveren.
Er is trouwens op de iange duur geen andere keuze.

We kunnen toch niet zeggen: dn laten we de bétalings-
balans maar nietluiten? Men zal er ons op de duur, en

terecht, wel toe dwingen.
Het is echter a priori niet zeker, dat het evenwicht op
deze wijze bereikbaar is. Als de elasticiteit van in- en

uitvoer te laag is, zou er geen evenwichtstoestand bestaan
of hij zou zeer moeilijk te realiseren zijn. Over deze vraag

handelde mijn artikel. Mijn voorlopige indruk was, dat

het met die elasticiteiten meevalt. Mijn verzoek was, daar-

over te discussiëren. Voorzover ik de heer Mutsaers heb

begrepen, opponeert hij hierin niet.
‘s-Gravenhage.

J. T.

AANTEKENING.

DE NA-OORLOGSE EMISSIEBEDRIJVIOHEID IN ENGELAND.

Gedurende de oorlogsjaren heeft de activiteit van het bedrijfsleven cp de publieke kapitaalmarkt in Engeland
– zoals te begrijpen valt – slechts een zeer geringe om-
vang aangenomen. 1-let jaar 1946 en nog sterker,het jaar

1947 gaven daarentegen een zeer aanzienlijke-weder-

opleving te zien
1).
Terwijl in 1945 in totaal nog slechts

voor £ 20 millioen werd geëmitteerd, bedroegen deze cijfers
voor 1946 en 1947 respectievelijk £ 131 en £ 151 millioen.
Hiermede was, in absolute cijfers althans, weer ongeveer

het vooroorlogse niveau bereikt (1939: £ 171 millioen,

1938: £ 118 millioen). Onderstaande tabel geeft de totale emissiecijfers
2)
weer

over twee vooroorlogse en drie na-oorlogse jaren, verdeeld
naar bestemming en groepen emittenten (evenals de ver-
dere gegevens ontlend aan ,,Midland Bank Review” van

Februari 1948):

Geographische oerdeling der totale emissies.
(in millioenen ponden)

1938 1939 1945
1946

.
1947
Engeland:

Overheidsllchamen
27,6
12,1


50
Ondernemingen:

Productie

……
48,3
19,0
13,1
73,5
82,3
Handel en trans-
port

……..
11,5
10,S
3,1
26,9 25,5
FinanciCle instel-
lingen
5,4
1,5
0,8
11,3

4,8

92,7
43,3
17,0
111,7 117.6
In pCt van de totale
emissies

……..
78,5 65,4 82,9
85,4
77,8
Britse

overzeese ge-
blodsdelen:
Ovcrheidslichamen
10,1
12,6
– –
8,9
Ondernemingen

.
11,2
5,7 2,5
16,8
21,6

21,3 18,3
2,5
16,8
30,5
In pCt van de totale
emissies

………
18,0 27,6
12,1
12,9
20,2
Asidere landen’)

.
4,1
4,7 1,0 2,3 3,0
In pCt van de totale
emissies
……..
3,5
7,0
5,0 1,7
2,0
TotaaibultonEngeland
25,4
23,0
3,5
19,1

33,5
In pCt van de totale
emissies
……..
21,5
34,6
17,1
14,6
22,2

Totaal emissies

. . . .
118,1 66,3
20,5
130,8
151,1

‘) Uitsluitend emissies door ondernemingen.

Dit overzicht geeft een ‘duidelijk beeld van de hervatting

van de, activiteit op de publieke kapitaalmarkt na de
oorlog. Hierbij aangetekend zij nog, dat de belangrijke
uitbreiding van de emissies in 1947 vöor de Britse overzeese

1)
Vgl. voor de analoge ontwikkeling in Nederland: ,,De publieke
kapitaalmarkt in 1947″ door D. C. Renooij In ,,E.-S.B.” van 4
Februari 1948.
‘) De emissiestatistiek is gebaseerd op de emisslekoersen; niet
inbegrepen zijn leningen van de Britse Regering, aandelen uitge-
geven aan inbrengers, ‘uitdelingen bij kapitalisatie van reserves’ en
onverdeelde winsten, conversies en reeds uitgegeven effecten, welke
op-de Beurs worden geïntroduceerd.’

174

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICIJTEN

3 Mart 1948

gebiedsdelen voor practisch £ 9 millioen is toe te schrijven

aan een emissie door de Regering van Zuid-Rhodesië.

Evenals in 1946 waren in 1947 de emissies van onder-

nemingen, die voornamelijk in het buitenland werkzaam
zijn, grotendeels afkomstig van mijnbouwondernemingen

en in hoofdzaak bestemd voor de ontwikkeling van de
Britse delen van Afrika. Bovendien werd een groot bedrag

aangetrokken voor de overzeese financiële ontwikkeling.
Wat Engeland zeil betreft, de £ 5 millioen onder het hoofd

,,overheidslichamen” heeft betrekking op een aandelen-
uitgifte door de ,,North of Scotland Hydro-Electric

Board”.

De ondernemingen, die afgelopen jaar nieuw kapitaal

hebben aangetrokken, beslaan een groot terrein van econo-

mische activiteit. De grootste bedragen werden aange-

trokken door de zware industrie (alleen al £ 15 millioen

aandelenkapitaal door de ,,Steel Company of Wales”).

In onderstaand staatje zijn de totale emissiecijfers gespe-

cificeerd naar groepen emittenten:

Verdeling der emissies oçe, groepen emittenten.
(in millioenen ponden).

1938

1939

1945

1946

1947
Overheidslichamen ..
37,3

24,7

13,9
Openbare nutsbedrijven 22,1

18,0

– 1,6

5,1

7,1
FinanciOle instellingen

6,2

1,7

0,8

12,3

10,7
Onroerend goed . . . .

5,4

0,5

2,6

11,8

5,5
Mijnbouw

……..
5,9

3,4

2,2

14,9

13,3
Olie
…………….
4,9

4,5

1,0

2,3

2,6
Zware
industrie,
mci.

machinebouw . . . . 11,0

4,8

3,9

14,1

33,8
Andere ondernemingen 24,9

8,6

8,3

70,2

64,2
Totaal voor onderne-

mingen
……….
80,4

41,6

20,4

130.8

137,2

Tenslotte volgt nog een analyserend overzicht wat be-
treft de aard der emissies, dus verdeeld naar vreemd kapi-

taal – in hoofdzaak ,,mortgage debentures” – enerzijds

en eigen kapitaal anderzijds. Uit dit staatje blijkt, dat de
na-oorlogse emissies voor een groot gedeelte uit aandelen
bestonden. Deze verhouding zou voor 1947 nog treffender
zijn geweest dan voor 1946, ware het niet, dat de vorenge-

noemde grote emissie van de ,,Steel Company of Wales”

een schuidkarakter had. –

Aard der emissies pan de onderneihingen
1),

Oblipaties

Aandelen

Totaal

x61

pCt

xZ1

pct

x1

millioen

millioen

millioen
1938

……..
33,6

45,2

40,7

54,8

74,4
1939

……..
15,2

49,2

15,7

50,8

30,9
gem. 1940-’45

8,4

21,1

31,6

78,9

40,0
1946

……..
20,1

15,7

108,3

84,3

128,4
1947

……..
32,3

24,1

101,6

75,9

133,8

‘) Exclusief spoorwegen en gas- en waterleidingmaatschappijen

INTERNATIONALE NOTITIES.

DE JIONGAAIISE BERSTELBETALINOEN.

De door Hongarije te verrichten herstelbetalingen werden,
aldus de ,,Neue Zürcher Zeitung” van 26 Februari jl., in
Januari 1945 vastgesteld op een totaalbedrag van $ 200
m)n. Op de verplichtingen uit dozen hoofde zijn inmiddels
met toestemming van de Russische autoriteiten enkele
correcties aangebracht:
I.
Begin 1946 werd de termijn der betalingen van 6 tot
8 jaar verlengd.
Medio 1946 stemde de Sovjet-Unie, ter vergemakke-
lijking van de Hongaarse valutastabilisatie, toe in een

progressieve verdeling der herstelbetalingen.
Kort geleden stond de Sovjet-Unie toe om het groot-
ste deel der verplichte graanleveranties (60.00Q ton),
gezien de slechte oogst in 1947, pas uit de oogst van 1948

te voldoen.
Tenslotte is in Februari jl. een prijsverhoging voor
verschillende te leveren goederen toegestaan. Aldus worden,
aangezien aan het totaalbedrag van $ 200 mln wordt vast-
gehouden, de door Hongarije te leveren, hoeveelheden

goederen verminderd. De vermindering komt neer op een

bedrag van $ 17,2 mln, d.i. ruim 12 pCt van het nog te
presteren bedrag ad $ 140 mln. Een verdere verzachting
van Hongarije’s verplichtingen vormt het feit, dat voortaan

aflevering der goederen mag plaatsvinden in 1-longaarse.
Donauhavens; dit zal nogmaals $ 3 â 3,5 mln, besparen.

De cijfers van de nieuwe Hongaarse begroting geven

inmiddels een indruk van de last, die de herstelbetalingen

op de nationale economie leggen:

Internationale verplichtingen pan Hongarije

1946/’47
1947/’48

(in millioenen forint)
Herstelbetalingen

industrie

. . .
662,5
900,0
landbouw
125,0
188,0
Bezettingskosten

…………..
132,8
101,0

Geallieerde Contrôleraad
30,0
10,0
Overige verplichtingen

……….
17,7
142,1

Totaal

………. . …………..
967,5 1.341,1

Het bedrag van 1.341,1 mln forint komt overeen met

ca $ 115 mln. De totale cijfei’s tonen een stijging van ca
38 pCt; vergeleken met het vorige begrotingsjaar zijn

echter de totale staatsuitgaven bijna verdubbeld, zodat
het aandeel der internationale verplichtingen van 24 tot

18 pCt is gedaald. Op te merken ‘alt, dat van het bedrag

van 900 mln forint aan industriële herstelleveranties
570 ‘mln forint bestemd is voor de Sovjet-Unie, 260 mln

forint voor Joegoslavië en 70 mln forint voor Tsjechoslo-
wakije.

DE WONINGBOUW IN DENEMARKEN.

In het dezer dagen verschenen nummer van de reeks

,,Economic Conditions in Denmark”, uitgegeven door het

Kopenhaagse Instituut voor Economie en Geschiedenis,
komt het volgende overzicht voor betreffende de Deense

woningbouw:

Aantal woningen in Denemarken.

Begonnen
Voltooid
In aanbouw
(aan

het

einde
van elk kwart.)
1945

Eerste kwartaal
1.674
1.930
9.996
Tweede,,
1.526 2.636
8.886
Derde

,,
1.843 1.743 8.986
Vierde
2.430
2.t03
9.313
1946
Eerste kwartaal
2.928 2.777 9.864
Tweede

,,
6.129 1.769
14.224
Derde

,,

)
4.901

(4.577)
1.944 (1.859)
17.181 (16.942)
Vierde

,,
3.509

»
2.179
18.511
1947
Eerste kwartaal
1.254 1.673
18.092
Tweede

,,
7.765
1.793
24.064
Derde

,,
6.402 2.972
27.494

1)
Van dit kwartaal af zijn, door technische wijziging in de statistiek,
de cijfers niet direct vergelijkbaar met de vorige. Tussen haakjes
staat het cijfer volgens de oude opstelling.

In het tweede en derde kwartaal van 1946, aldus het Instituut, werd een zeer groot aantal objecten ter hand
genomen. Een versnippering van arbeidskrachten was het
gevolg, zodat, mede door de strenge winter 1946/’47, de

gemiddelde bouwtijd per woning toenam; in de eerste
helft van 1947 werden nauwelijks 3.500 woningen voltooid.

Teneinde de afbouw der begonnen woningen te bespoedigen,
staakte de Regering in Juli 1947 de uitgifte van materiaal-
toewijzingen, terwijl vervolgens het verrichten van repara-
tiewerk aan speciale vergunning der locale autoriteiten

werd onderworpen. Het resultaat van deze maatregelen
zal in de cijfers voor de tweede helft’ van 1947 tot uiting moetQn komen; enige aanwijzing voor succes, aldus het
Instituut, geeft reeds het aantal voltooide woningen (bijna

3.000) in het derde kwartaal van het afgelopen jaar.

}._••’• .-.v..

3 Maart 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

175

BERICHT.

Aan de leden van het Nederlandsch Economisch Instituut

en aan de abonné’s van ons weekblad wordt beleefd ver-
zocht om – voorzover zij dit niet reeds deden – de

contributie voor het jaar 1948, ten bedrage van f 30 voor

het binnenland en f 38 voor het buitenland, resp. het

abonnementsgeld voor het jaar 1948, ten bedrage van f 26

voor het binnenland en f 28 voor het buitenland (of wel,

voor abonnementen, gecombineerd met het ,,Economisch-
Statistisch Kwartaalbericht”, f 31 en f 33) v65r 15 Maart

a.s. te voldoen op girorekening no. 8408 of op onze rekening

bij de heren R. Mees en Zoonen, alhier. Leden en abonné’s
in België-Luxemburg wordt beleefd verzocht de tegen-

waarde in francs van het verschuldigde bedrag te storten

bij de Banque de Commerce te Brussel. Na genoemde

datum zullen wij over het betreffende bedrag, verhoogd
met incassokosten, per kwitantie disponeren.

ONTVANGEN BOEKEN EN BROCHURES.

BOEREN.

Coöperatie in Zweden
door Dr H. J. Frietma. Uitgave
Nationale Coöperatieve Raad, ‘s-Gravenhage 1947,
80 blz. + bijlagen, f 1.
Nederland werkt!
door F.
W.
Michels. Uitgeverij Vrij Nederland, Amsterdam z.j., 144 blz., geb. f 7.50.
Oorlogsschade en recht.
Een onderzoek naar de rechts-
gronden voor vergoeding van oorlogsschade door

A. Schoenmakers en
J.
Ch. A. Merx. Uitg. Centrale
Bond van Plaatselijke Verenigingen van Oorlogs-
getroffenen. Roosendaal 1947, 80 blz.
Verre Oosten.
Overdruk uit ,,Economische Voorlichting”,
1 Mei-1 September 1947. Uitg. C. Blommendaal
N.V., ‘s-Gravenhage 1947, 183 blz. + bijlagen.

De toekomst van Nederlands industriële ontwikkeling,
proefschrift door Dr G. A. Kohnstamm. N.V. Boek-
en Kunstdrukkerij v/h Mouton & Co., ‘s-Gravenhage
1948, 144 blz., ingen. f 3.50.
Canada.
Verzameling van overdrukken uit het dagblad
,,Economische Voorlichting”, 1 Mei-1 November
1947. Uitgegeven voor de Stichting Economische
Publicaties door C. Blommendaal N.V., ‘s-Graven-
hage 1947, 75 blz. + bijlagen.
Groot-Brittannië en Ierland. Overdrukken uit het dagblad
,,Economische Voorlichting”, 1 Mei-1 October 1947.
Uitgegeven voor de Stichting Economische Publi-
caties door C. Blommendaal N.V., ‘s-Gravenhage
1947, 76 blz. + bijlagen.
Nationaal landbouwbeleid
door Drs Th. J. Platenburg.
Uitgave van de Katholieke Nederlandse Boeren- en
Tuindersbond, ‘s-Gravenhage 1947. 400 blz.

EECTrFICATIE.

Vers une économie pro portionelle
door Eugène Schueller,
Uitg. Recueil Sirey, Parijs 1947, 221 blz.
Practische psyçhologic,
Deel 1. Algemene isyhologie, door
Drs J. Slikboer, 2e druk, H. E. Stenfert Kroese’s
Uitg.-Mij. N.V., Leiden 1947, 308 blz. + bijlagen.
f10 gebonden, f 8,25 ingenaaid. Verschijnt in twee
delen, niet afzonderlijk verkrijgbaar.

BROCISTJRES.

Wendingen in de economische gesrhiedenis.
Rede uitge-
sproken bij de aanvaarding van het ambt van

hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam door
Dr 1. J. Brugmans. J. B Wolters’ Uitgeversmij. N.V., Groningen—Batavia 1947, 27-.blz., f 090.

Plichten en rechten in een orijere economie
door Ir H. I.
Keus. Nederlandse Vereniging voor vrijhandel, 1947,
20 blz.

Belastingherziening
1947. Overdruk uit de losbiadige
F.E.D.-uitgave. 1947, 128 blz.

De betekenis tan de steekproef aoor het economisch-statistisch
onderzoek
door P. de Wolff. Rede uitgesproken hij
de aanvaarding van het ambt van lector in de sta-

tistiek aan de Universiteit te Amsterdam op Vrijdag

31 October 1947. N. Samsom N.V., Alphen aan de
Rijn 1947, 30 blz., fl.25.
Nederland en Indonesië. Publicatie van de Nederlandse
Stichting voor Statistiek. H. E. Stenfert Kroese’s

Uitg. Mij. N.V., Leiden 1947, 31 blz., ingen. f 3.

Enkele opmerkingen o9er de .’erdeling der arbeidsinkomens

door J. Tinbergen. Mededelingen der, Koninklijke

Nederlandsche Akademie van Wetenschappen, afd.
letterkunde. Nieuwe. Reeks, deel 10, No. 8. N.V.
Noord-Hollandsche Uitgevers Maatschappij, Amster-
dam 1947, 15 blz., ingen. f 0.80.

GELD- EN KAPftAALMARKT.

De geldmarkt heeft in de laatste week van Februari
bepaalde tekenen van krapheid te zien gegeven. De call-geidrente steeg in het midden der week tot 1 pCt, terwijl
ook de discontonoteringen iets aantrokken. Mei- en
Juni-papier noteerden 1/
16
pCt, het iets minder ruim aan-
wezige Julipapier was tegen ‘/ pCt gevraagd, terwijl
alle langere termijnen veelszins nominaal 1 pCt noteerden.
De oorzaken van deze krapte zijn niet gemakkelijk aan te

geven. Vermoedelijk hebben de banken in Februari vrij
grote posten jaarpapier van de Agent afgenomen, om het
,,vacuum” in hun portefeuilles voor het volgende jaar op te vullen. Bovendien werd voor levensverzekeringmaat-
schappijen en pensioenfondsen per 1 Maart 1948 de waar-
schijnlijk laatste inschrijvingsmogelijkheid op 3J pCt
schatkistbiljetten geopend, waarbij ook nog geblokkeerd geld voor deze instellingen een bestemming kan vinden.

Voor vrij grote bedragen is’ hiervan gebruik gemaakt.
Verder schijnt onze betalingsbalans in de laatste tijd weer
zeer grote tekorten te vertonen (de in- en uitvoercijfers
over Januari wijzen daar ook op), hetgeen uiteraard een
sterk verkrappend effect op de geldmarkt heeft, dat niet
ten volle door overheidsinstellingen werd gecompenseerd,
omdat de banken, zoals aangegeven, een vrij sterke vraag
naar jaarpapier hebben uitgeoefend. Het is niet uitgesloten,
dat de rentebetalingen en lossingen op de 3-3k pCt Staats-

lening 1938 ten bedrage van ruim f 60 millioen per 1 Maart
a.s. een zekere verruiming teweeg brengen, temeer omdat
in Maart weer vrij grote bedragen aan schatkistpapier
komen te vervallen.
De Nederlandsche Bank moest ook in de afgelopen

verslagweek weer een deel van haar goudvoorraad afstaan.
Het ging hier om een bedrag van f27 millioen ter voor-
ziening in de lopende dollarbehoeften. In de officiële toe-lichting werd vermeld, dat het hier betrof de omzetting in
dollars van een deel van het destijds uit Duitsland terug-

ontvangen goud. Dit laatste behoort dus blijkbaar niet
tot het van officiële zijde gelanceerde begrip ,,minimum
goudvoorraad”, want anders zou een dergelijke motivering
weinig zin hebben. Het zou wel interessant zijn om te
weten, hoe een dergelijk minimum is berekend en wat de
eigenlijke zin er van is.

Onder de huidige omstandigheden kan aan het goud
moeilijk meer betekenis worden toegekend dan die van een
uiterst liquide internationaal begeerd actief, doch het
levert geen inkomsten op. Dit laatste in tegenstelling tot
Amerikaanse fondsen, waarbij bedacht moet worden, dat
de dollar als internationaal betaalmiddel voor het goud
niet onder doet.

De aandelenmarkt vertoonde in de afgelopen week een

reactie, welke veelszins als een technische correctie op
voorgaande koersstijgingen wordt aangemerkt. Op de
laatste beursdag van de afgelopen week trad enig herstel
in, doch per saldo waren de koersen over het algemeen
lager dan aan het einde der voorgaande week.

1

176

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

3 Maart 1948

De staatsfondsenmarkt gaf gedurende de laatste week
weinig.verarMeringen te zien. De 3-31 pCt Staatslening•

1947 noteert reeds gçruirne tijd omstreeks-98, terwijl de

3-3k pCt Staatslening 1938 de paristand handhaaf t,
ondanks het
feit,
dat deze lening per 1 Maart a.s. 3j pCt

rente gaat dragen. Men houdt dus sterk rekening met de

conversiemogelijkheid, waartoe de aanneming in de Tweede

Kamran het wetsontwerp, dat een dergelijke conversie
;

mogelijk maakt, alle aanleiding geeft.

20 Febr. 27 Febr.

1948

1948

A.K.U.

……………………..

1901

187

v. Berkel’s Patent
…………..
126

127k GB

Lever Bros. Unilever C.v.A. . . . .

320 GB

315

Philips G.b.v.A .

…………..

407.

385

Koninklijke Petroleum
………..
364

357

H.A.L. …………………….

225

215k

N.S.0 .

……………………

192

1901

H.V.A. …….. …………….

260 GB

2684,

Deli Mij. Lv.A.

…………. .203k

2221

Amsterdam Rubber
…………
181 ‘

191

STATISTIEKEN.

DE NEDERLANDSCHE BANK.
(Voornaamste postenin duizenden guldens).

0

.0

0
0’0O’0

to
0
8
Cd
0

8

1

,..–

B’

0

1
cd

t

0.0

30 Dec. ’46

700.876

4.434.796

100.816

103

153.109
19

Jan. ’48

584.220

171.578

94.213

2.005

150.304
26

,,

’48

584.254

138.706

195.943

2.005

1 50.663
2 Febr.48

583.958

232.537

139.961

2.005

148.810
9

’48

584.022

246.137

114.698

2.000

150.114
16

,,

’48

580.885

255.166

102.100

2.000

152.524
23

,,

’48

554.204

272.552

121.576

2.000

158.994
1 Mrt

’48

554.269

276.907

102.967

478.510

0

Saldi in rekening-courant

.0
0
Id
.0
0
CIS
(17

,

te

30 DecT’46

2.744.151

1.099.855

90.071

43.706

590.158
19

Jan. 148

2.915.131

821.129

92.984

35.736

484.145
26

,,

’48

2.911.251

856.524

101.714

35.806

508.673
2 Febr.’48

2.953.413

909.063

70.084

39.930

475.005
9

,,

’48

2.921.575

946.746

73.679

35.757

462.176
16 –

448

2.900.739

992.899

42.372

28.993

476.015
23

.,

’48

2.896.639

1.013.627

44.478

35.785

464.375
1 Mrt -’48

2.959.043

974.150

64.501

29.928

487.737

BANK VAN ENGELAND.

(Voornaamste posten in millioenen ponden).

0

cd
.B’

.bb
‘+ cd
0

.0
0

5′

•.;

:2

z.
5.

0

25 Den. ’46

0,2

.

1.449,1

1.450

1.428,2

22,1
11 Febr.’48

0,2

1.349,2

9,350

1.247,0

103,2
18 Febr.’48

0,2

1,349,2

1.350

1.235,2

115,0
25 Febr.’48

0,21

1.349,2

1.350

1.231,6

118,6

0

Otherserurities

DepOsits
0
00

Cd

t5

Cd

5

‘B

.

..

‘5

04

25 Dec. ’46

1,3

311,8

63,6

15.8

346,5

10,3

278,9
11 Febr.’48

0,2

276,0

10,6

23,8

395,4

17.3

285.8
18 Febr.’48

0,3

270,6

11,9

22,1

401,5

11,7

296,3
25 Febr.’48

0,2

263,3

11,3

21,0

396,0

12,1

290,6

DE NEDERLANDSC}!E BANK.

Verkorte bJans op 1 Maart 1948.

Activa.

e0

( Hoofdhank

t

t
)
schuldbrieven

Bljbank

In disconto

Agentsch.,,

Wissels, schatkistpapier en schuldbrieven, door
de Bank gekodlit (art. II, le lid, sub 3 van de


Bankwet

1937 j’ art. 4 van liet Koninklijk
besluit van 1

October 1945, Staatsblad No.
F204)

…………………………..

Schatkistpapier, door de Bank ovèrgenomen van
de Staat der Nederlanden ingevolge Overeen-
komst vn 26 Februari

1947

…………

..2.000.000.000,-
Belenincen:

Hoofdbank

t

157.834.359,08
t
)
(mci

voor-
schotten in re-

Bijbank

,,

1.279.210,42
ken ing-cou rant
op onderpancl)

Agentsch

,,

19.396.426,48

178.509.995,98
Op effecten,

en7.

……….

..177.584.252,38 ‘)
Op goederen en celen

925.743,60
178.509.995,98
2
)
Voorschotten aan het Rijk (art. 16 van de Bank-
vet
1
937)

………………………….. –
Boekvordering

op

de

Staat der Nederlanden
Ingevoige overeenkomst van 26 Februari 1947 ,, 1,500.000.000,-
Munt en muntmateriaal:
Gouden munt

en

gouden
muntmaterlaal

………

t

551.352.462,03
Zilveren munt, enz……….2.916.792,76
554.269.254,79
Papier op het buitenland

. .

t 276.906.900,-
Teuoed bij correspondenten in
het

buitenland

……….,,

97.906 . 707.62
Buitenlandse betaal-
middelen

…………….

..

5.060.622,90
379.874.230,52
Belegging van kapitaal, reserves en pensioen-
fonds

……………………………..,

81.215.649,91
Gebouwen en

inventaris

………………

…3.500.000,-
Diverse rekeningen

…………………..,

152.812.459,20
4.850.181.590,40

Passiva.

Kapitaal

…………………………..t

20.000 000,-
Reservefonds

…………………………12.452.579,46
Bijzondere

reserves

……………………..32.247.868.69
Pensioenfonds

………………………..,

16.964.731,40
Bankbiljetten in omloop (oude uitgiften)

124.388.885,-
Bankbiljetten in omloop (nieuwe uitgifte)

. . ,, 2.959.043.495.-
Bankassignaties in

omloop ……………….. ,,

588.462,48
Rekening-courant saldo’s:
‘s Rijks Schatkist

……t

974.149.522,89
Gebiokkeerde saldo’s van
banken

…………..

..

34.501.026,54
Gebiokkeerde

saldo’s

van
anderen

…………..

..

29.927.903,16
Vrije saldo’s

… . ……

…487.736.811,50
1.526.315.264,09
Diverse rekeningen

………………….

..158.180.304,28

4.850.181,590,40

1)
Waarvan schatklstpapier rechtstreeks door
de Bank in disconto genomen

……….t


‘) Waarvan aan Ned4lands-Indi6
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsbiad no. 99) . ,,

39.529.875,-
Circulatie der door de Bank namens de Staat
in het verkeer gebrachte muntbiijetten …… .

151.083.288,50

ZWEEDSE RIJRSBANTC.
(Voornaamste posten in millioenen kronen).

Metaal

Staatsfondsen


00

Data

17

8


t)

T

‘0

t)

(17
t)

‘8

C

05
.17

31 Dec.

1946

839 1

532

1.544

504

284

94

182
7 Febr.1948

229 1

145

2.554

438

149

182
14 Febr. 1948

228 1

145

2.559

443

119

182
23 Febr. 1948

2231141

2.620

432

133

182

Deposito’s
17

—-
Direct opvraagbaar

Cd
Data

bp

St)

te’S
(17.
0

.0

31 Dec.

1946

2.877

8751

706

1

94

230

1

174

7
7 Febr. 1948

2.611

8981

673

1

150

68

207

4
14 Febr. 1948

2.589

9611

665

1

223

68

1

202

4
23 Febr. 1948

2,562

1,009

653

252

68 1

189

4

3 Maart 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

177

NATIONALE BANK VAN BELGIË.
(Voornaamste posten in millioenen franes).

,

‘O
.Q
Data

QO
,,,
cd
01

26 Dec.

1946
32.226 5.648
4.953
214 698
49.158
15 Jan.

1948
25.688 12.848
7.698
836
752 51.927
22

1948
,,
25.727
13.211
7.004
675
775
51.992
29

,,

4948
25.980
13.307
7.084
799
793
52.562
5 Febr. 1948
25.980
12.689 8.159
804
721
52.577
12

1948
25.546
12.807
8.018
605
732
52.626
19

1948
25.643
12.938
7.029
558
727.
52.526

C
Rekening-
courant
saldi
…. c-
1
1
cd

Data
.0
°-

ce

0
ce
1r.
rn

26 Dec.

1946
637
159.377
72.165
1
4.482
616
15 Jan.

1948
637
167.368
79.813
5
5.552
500
22

1948
,,
637
167.064
7.9.442
6
5.738
500
29

,,

1948
637
168.047
79.736
6
6.397
499
5 Febr. 1948
637
168.477
80.790
3
5.772
499
12

1948
637
167.887
80.160
1
5.805
498
19

,,

1948
637
167.092
79.243
4
5.825
497

‘) Waarvan 10.493 millioen frcs onbeschikbaar goudsaldo na her-
waardering van de goudvoorraad (Besliiitwet no. 5 van 1-5-1 944).
‘) Waaronder begrepen de post. ,,Emissiebank te Brussel”, ten
bedrage van 64.597 millioen fres.
‘) Deze post omvat: oude biljetten over te boeken ‘op tijdelijk
onbeschikbare of geblokkeerde rekeningen en niet aangegeven
oude biljetten.

BANK VAN FRANRRLIIC.
(Voornaamste posten in millioenen francs).
Voorschotten aan de Staat

-d
e
.’

0
….
Data
.
-8
ni2

0)

26 De’.

1946
94.817 118.302
59.449
67.900 426.000
8 Jan.1948

. 55.173 202.647
125.042
140.700
426.000
15

Jan. .1948
55.173 197.725
125.042
136.100
426.000
22 Jan.

1948
55.173
205.657
125.042
1

120.700 426.000

Bankbil-
Deposito’s
Data
jetten I.
circulatie
Totaal
Staat
Diversen

26 Dec.

1946
721.865
63.458
765
62.693
8 Jan.

1948
916.946
81.499
766
‘79.249
15 Jan.

1948
901.916 81.876
742
79.608
22 Jan.

1948

..
891.546
83.620
771

.
81.537

INLEGGINGEN EN TERUGBETALINGEN OP PARTICULIERE
SPAARBOEKJES BIJ DE ALGEMEENE SPAAR- EN
LIJFRENTEKAS IN BELGIË
(in duizenden france)


Tijdvak

T


.
eggingen

.

Terug-
betalin-
gen

Saldo

Tegoed der
inleggers aan
het

einde
van het
tijdvak ‘)

1938
3.331.391
3.496.925
-165.534
12.670.559
1946
5.213.361
3.828.538
1384 823
19.823.453
1947 Januari
1
)
621.541
263.882
357.659
21.035.11 2)
Februari
879.350
425.706
452.644
21.487.756
Maart

673.360
..

$87.866 285.494
21.773.250
April
561.287
423.335
137.952
.
21.911.202

Mei
435.347 397.832
37.515
21.948.717
Juni
511.311
455.638
55.673
22.004.390
Juli
598.445 480.587 117.858
22.122.248
Augustus
545.504
386.402 159.102
22.281.350
September
580.403

365.898
214.505
22.495.855
October
647.343 389.953 257.390
22.753.245

November
556.266 341.954
214.312
22.967.557
Derember
658.173
548.051
110 122
23.077.679

Totaal 1947
j 7.267.330′)
4.867.104
i

2.400.226

‘) Bron: ,,Studiën van de Algemeene Spaar- en Lijfrentekas’.
‘) Op het einde van het jaar inclusief gekapitaliseerde interest
van het dienstjaar.
‘) Van Januari 1947 af voorlopige cijfers.
‘) Van Januari af inclusief linkoop van obligatiën van de Munt-
saneringsiening ad fr.856.000.000.
Exclusief Inkoop van obligatiën van de muntsaneringsiening.

FEDE1IAL RESERVE BANKS.
(Voornaamste oosten in millioenen dollars).

Metaalvoorraad
t,.

Data
Other
U.S. Govt

Totaal
Goud eer-
cash
securities
tificaten

31

Dec.

1946
18.381
17.587
268
23.350
5 Febr. 1948
21.700 21.008
372
20.523
13

1948
,,
21.699
21008
352
20817
19

,,

1948
21.719
21.036
368
20.943

F.R.-bil-

Deposito’s

i
Data
jetten in
circulatie.
Totaal

j
GOVt
banks

31

Dec.

1946
24.945 17.353
1
16.139
5 Febr. 1948
24.148
18.675
1

616
17.084
13

1948
24.184 19.168
1

1.187
17.037
,,
19

,,

1948
24.070 19.374

j
1.725
16.750

NATIONALE BANK VAN ZWITSERLAND.
(Voornaamste Oosten In millioenen francs)

co
cd
10

0
Data
.-‘,-
.,
0

e
•+.’
.2.-.
-E

C

0 0

31

Dec.

1946
4.949,9
158,0
238,7
52,7
4.090,7
1.113,7
7 Febr. 1948
5.603,4
135,0
213,5
48,5
4.071,1
1.267,4
14 Febr. 1948
5.605,9
132,8 192,0
48,5
4.027,3 1.295,2
23 Febr. 1948
5.603,6 122,2
174,6 48,5
4.024,2
1.254,8

STAND VAN
‘8
RIJKS KAS.

V
0
r d erin g e n

14 Febr. 1948

7 Febr. 1948

Saldo van

‘s Rijks Schatkist’
bij De Nederl. Bank N.V.
f

955.781.315,66
t

932.551.563,97
Saldo

van ‘s Rijks

Schaikist
hij

de

Bank voor Neder-
sche

Gemeenten

……..
310.121,55
,,

656.271,-
Kasvorderingen

wegens

ere-
dietverstrekking

aan

het
buitenland

…………..


Daggeldlening

tegen

onder-

……

pand

Saldo der postrekeningen van

…….

Rijkscomptabelen

……..
386.724.772,48
,,

372.882.478,45
Vporschotten op uIt. Jan. ’48
resp. D cc. ’47 a. d. gemeenten
wegens aan haar uit te keren
belastingen

…………..

….

52.037.202,28
,,

64.807.906,15
Vorderingen in rekening-cou-

rant

op:

Nederlands-Indië

….

,,

716.952.460,61
,,

716.019.325,23
Suriname

…………….
30.951.696,68
,,

30.948.031,19
Cura,ao

………………
7.265.917,10
,,

2.712.664,01
Het Algemeen Burgerlijk Pen-
sioenfonds

…………..
11.657.465,-

Het staatsbedrijf der P., T

….
…..


enT
.

……………….

….


Andere staatsbedrijven en In-
……..

stellingen

……………..
214.343.555,82
,, .218.056.485,50

Verplichtingen

1

Voorschot,

door

De

Nederl.
Bank N.V. verstrekt


Voorschot,- door •De

Neder-
.—
landsche

Bank

N.V.

in
rekening-courant

verstrekt


Schuld aan de Bank voor Ne-
derlandsche Gemeenten

Schatkistbiljetten

in

omloop
11371.704.600,-
fl367.704.600,-
Schatkistpromessen bij De Ne-
-.
.
derlandsche Bank N.V. in-
gevolge Overeenkomst van
2000.000.000,-
,,2000.000.000,-
Schatkistpromessen in omloop
26

Februari

1947

………..

(rechtstreeks bij de Nederl.
Bank N.V. is geplaatst nihil)
/6.814

m/m

w.o.

garantie
.l3retton. Voods
f
785 milI
,,6029.000.000,- ,,5995.400.000,-
Daggeldieningen
149.194.753,50
150.005.445,-
Schuld op uit. Jan :48 resp.Dec.
1947 aan de gemeenten we-
gens aan haar uit te keren
belastingen

…………..

-•
Schuld

in

rek-courant

aan:
Nederlands-Indië
.



Muntbiljetr,en in omloop ……..

Curaçao

…………….


Het Algemeen Burgerlijk Pen-
sioenfonds

…………..
11.657.465,-

………

,,

21.394.195,09

Suriname

…………………..

Het staatsbedrijf der P., T.
en

T.

………………

………

494.121.904,55
,,

497.086.514,17
Andere staatsbedrijven

….

…..

5.701.238,99
,,

5.701.238,99
Schuld

aan

diverse Instellin-

….

gen in rekening met ‘s Rijks

……

Schatkist

………….
.-

,,2973.307.323,33
,,2930.307.474,70

178

, ECONOMISCH-STATISTISCHE ‘BERICHTEN

3 Maart 1948

OVERZICHT DER LAATSTE VIER VERKORTE BALANSEN VAN DE NEDERLANDSCHE DANK.’
(in niI1inn., ,,.,1.1..,…1

Actief

data
9–’48’I
16-2248
23.2

48
1
1324
8
1

Passief

daa
9-2-’48
1
16-2248
J
23-2-‘4$ 1-3-’48
Wissels,

prornessen

en
schuidbrieven in disconto
2,01) 2,01)
2,0
1
)
-‘)
Kapitaal

……………..
20,0
12,4
20,0
12,5
20,0
12,5
20,0
12,5
Wissels,

schatkitpapier en
schuldhrieveii

door

de
,
Bijzondere reserves
32,2
• 32,2
32,2,
32,3

Bank gekocht

– –

Pensioenfonds

…… ….
Bankbiljetten

in

omloop
16,8
16,8
16,9
17,0
Schatkistpapier,

door

de
Bank

124,7 124,6 124,5 124,4
overgenomen van
de

Staat

der

Neder-
.
Bankbiljetten

in

omloop
2.921,6
2.900,7 2.896,6 2.959,0
landen

ingevolge

over-
eenkomst van 26 Februari
Bankassignaties in

omloop
0,3
0,1
0,2

0,6
1947

………………
2.000,0
2.000,0 2.000,0 2.000,0
Rekening-courant saldo’s:
‘s Rijks Schatkist
946,7
992,9

.
1.013,6
9741
Beleningen

…………..
Voorschotten. aan. het Rijk
150,1′)

152,5
2
)

159,0
1
)
178,5
2
)
Geblokkeerde saldo’s van

Boekvordering op de Staat
-‘

Geijlokkeerde saldo’s van
73,7 42,4
44,5 64,5

der Nederlanden ingevol-
35,8 29,0 35,8
29,9
ge overeenkomst van 26
Februari

1947 ..

…….
1.500,0 1.500,0 1.500,0 1.500,0
Diverse rekeningen
462,2
146,4
476,0 150,4
464,4
158,5
487,7 158,2
Munt en muntmateriaal:
Gouden munt en gouden
muntmaterlaal

……..
581,3
578,1
551,4 551,4

Reservefonds

………….

Zilveren munt, enz
2,8
2,8
2,8 2,9

.

Papier op het builenland .
246,1
255,2
272,6
276,9

(oude uit giften)

………

Tegoed bij correspondenten

(nieuwe

uitgifte)

…….

in het buitenland

..

109
1
8

..

97.1
116,5
97,9
Buitenl. betaalmiddelen

.
4,9

..

5,0
5,1 5,1
Belegging van kapit al, re-

banken

………….

serves en pensicenfonds.
81,3
81,3
81,3
81,2

anderen

………….
Vrije saldo’s

………..

Gebouwen en inventaris

.
3,5 3,5 3,5 3,5
Diverse rekeningen
111
1
0

..

120,1
125,5 152,8

.
47928
4.797,6
4.819,7
4.850,2 4.792,8 4.797,6 4.819,6
4.850,2
1)

Waarvan schatkistpapier
_______ _______ ________
rechtstreeks door de Bank in disconto genomen . . .

Circulatie

der

door

de
‘) Waarvan aan Ned.-jndië
(Wet van 153-’33

taats-
.
,
Bank

namens

de

Staat

blad

no.

99)

…..
……
‘) 39,5
‘)
39,5

‘)
39,5

‘) 39,5
in

het

verkeer gebrachte muntbiljetten

………….
151,2
150
1
5
149,6
151,1
S

INDEXCIJFERS VAN OROOTILt.NDELSPRIJZEN I’i NEDER-
T.&1J15 11 21

li’38-Juni’39=0
Sept.
Oct.tNov.D.
1946
47

Voodingsmid(lolon:
228 227
230
232
209
230
183 199
223
239
191
199
205 213
227
236
200
214
Grondstoffen:

plantaardige

…….

houtw, buitenlands
647 647
647
647
463
631
chem. producten

..
362
371
365
367
272
342
287 286
286
281
258
286 243
.243
243
243
224
243
296
296
300
304
261
294

dierlijke

………..

textielwaren

…….
Ieder

…………..

520
520
538
538
332
474

totaal

………….

metaalwaren

……..
papierwaren

…….
hulpstoffen
216
216 216
216′
170
201
totaal

…………..
339 339
341
342
282
328
Afgowerkte
producten: glas, aardewerk, enz
257 256
257
257
238
256
392
392
399
399
349
390
chem. producten

.
316 319
.320
322
328
318
352
350
351
357
315 344

houtwaren

……….

327 328
327
325
292
321
textielwaren

…….
lederwaren ………
papierwaren

…….
305 309
310
308,
283
303
gefabr. voed.midd..
223 223
223
222
211
223 264
266
268
248
263
metaalwaren

…….263
277
279
279
261
276
totaal

. ‘
…………277
algom. indoxeijter
..
.
272
274
277
280
251
271
1)
Bron: ,,Statistisch Bulletin van het C.B.S.”.
‘) De wegingscoefficionten zijn vastgesteld overeenkomstig de
verhoudingen.in 1941.-.

INLEGOINGEN EN TERUGBETALINGEN DLI DE SPAARBANKEN
IN NEDERLAND
1)

(in millioenen uldens.

Maand

Inleggingen

R.P.S.

Part.

Totaal

Terugbetalingen

R.P.S.

Part. Totaal
Saldo

Aug. 1939
22,7
24,3

47,0
29,7
22,9
52,6

5,6
Dec. 1946
1.8,2
17,9
36,1
25,2
18,9
44,1

8,0
Jan.

1967
20,5
31,2
51,7
26,2
24,2
50,4
+

1,3
Febr. 1947
21,8
22,8 44,6 20,3
18,3
38,6
+

6,0
Mrt

1947
18,9
26,1
45,0 24,6 22,7
47,3

2,3
April 1947
23,8
22,4
46,2
29,3 25,2
54,5

8,3
Mei

1967
19.8
25,5
45,3′
28,9 25,6
54,5

9,2
Juni 1947
20,9 26,7
. 45,6
26,2
23,0 49,2
‘-

3.6
Juli

1947
22,3 26,0 48,3
29,1
25,5′
54,6
– . 6,3
Aug. 1947
21,9
26,5
68,4
24,7
22,6
47,3
+

1,1
Sept. 1947
22,9
26,4
49,3 26,8 24,7
51,5

2,2
Oct.

1947
20,6
26,1
46,7 29,6 26,5
56,1

9,4
Nov. 1947
18,7
24,7
43,4 24,8 22,7
67,5

6,1
Dec. 1947
21,6
20,7
1
)
62,3
25,7
21,0
2
)
46,7
1

4,4
Tot. ’47
1
)
253,7
T’
303,1
556,8
316,2
282,0
598,2
0
– 41,4
Tot. ’46
266,4
1
295,1
541,5
544,5
377,1
921,6
II
-380,1

‘) Bron: ,,Statlstisch Bulletin van het C.B.S.”.
‘) Voorlopige gegevens.

IAANDCIJFERS.

GECOMBINEERDE MAANDSTAAT VAN
DE VIER NEDER.
LANI)SE GROTE BANKEN EN
VA,N
HET’ NEI)ER- LANDSE BEDRIJF
VAN DE
NEDERLANDSCHE.
RANDEL-MAATSCILAPPIJ ‘).

Nederl.

Nederl.

Banken

Banken

en Ned.

(In millioenen guldens)

– _____________ _ Handel-Mij.

1131

31

31
Dec.

Jan. ‘ Dec.

Jan.
1947

1968

1947 ‘ 1948

Activa:


Kas, kassiers en daggeluleningen
102
79
129
155
2310
2246
.2883
2862
Ned.

schatkisepapler

…………

2421
2325
3012
3017

Ander overheidspapler
33
33
67
65
4
6
6
Wissels

……………………4
Bankiers In binnen- en buitenland
89
’84
135
130
Proloog, en voorsch. tegen effecten
39 40
54
57

Debiteuren

…………………
Effecten en syndicaten
Deelnemingen
(md. voorschotten)

411 10 30

410
12

’30

502
15
41

502
16
– 42

560
451
452
558

.
11
16 16
Diverseirekeningen

…………




Belegde bestemmlngsreserven ….
1 1

1
1

Gebouwen

…………………11

-.
3852
3049
2950
.3849

Passiva:

..

2577 2442
3231
3199
..
2
1
1

2
Deposito’s op termijn

……….
186
191
.

247
254

Crediteuren

……………….
Wissels

…………………..1

Kassiers en genom. daggeldl.

1

t
33

.

$4
53
101
Diverse rekeningen

………….
Bestemmingsreserven
1

1

1
1

Aandelenkapitaal ……………..170

155

218

203
Reserve ……………………81

74

98

91

3049
2950
3849
3852

1) Met inging van Januari 1948 zijn de maandstaten van de
Amsterdamsche Bank en van de Incasso..Bank gecombineerd op-gegeven i.v.m. de op 22 October 1947 aangegane fusie.

N.V. BRONSWERK

AMERSFOORT

AMSTERDAM

ROTTERDAM

Af’d.
Pijpleidingen

V/H BECHT & DYSERINCK

Âfd.
Warmtetechniek

V/H HUYGEN & WESSEL

Afd.
Luôhttechniek

Vul BECHT & DYSERINCK 1

Afd.
Koèltechniek,

V/H HUYGEN & WESSEL

Afd.
Electrotechniek,.

V/H HUYGEN & WESSEL

Land- en Scheepsinstallaties

t1:i.

3 Maart 1948

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

179

WERKLOOSHEID IN NEDERLAND
)

Maand
Werklozen’)
9
,

30

Juni

1945 … . …………..
112.62Z
201.400
45.953
7.800
31.000

….

3.400
29

Juni

1946

…….. ………

……

24.100 2.500
19.:OO
1.800

30

April

1947

………………….

18.800
1.300
31

Aug.

1947 …………….
20.200
1.200

81

Mei

1947 …………………

21:600
900

30

Juni

194’7 ………………….
31

Juli

1947 ……………..

22.400
1.000
30

Sept.

1947
.

……………..

…24.600
1.200
31

Oct.

1947

…… … ………
29

Nov.

1947 ……………..
30.600
8
)
1.400
31

Dec.,

1947………………..
31

‘Jan’.

1948’……………..
36.700′)
t

2.600

9 Bron: ,,Statistlscb Bulletin van het C.B.S.”.
8)
Gegevens van de arbeldshuriaux.
9
Bovendien 600 vorst- en hoogwaterwerklozen
uit het vrije
bedrijf.
9′
Bovendien 4.200 vorst- en hoogwaterwerklozen uit het vrije
bedrijf..

.,

WERKLOOSHEID IN BELGIË
2).

G li

1
Gedeeltelijk
awaand.
weis
en toevallig
werkloos

September 1946 ……………..
26.937
9.768
October

……………..
26.076
11.128
November

…………….
28.647 14.744
.
December

……………..
36.986
43.756
Januari

1947 …………….
40.364
49.877
.
87.193
Maart

..

42 991
50.658
April

…………………

..

32.449
18.705
Mei

..

28.872
16.297

Februari

.’ …………….43.786

Juni
26.465
19.794
Juli

..

28.543
26.361
Augustus8

.

…………….
27.891
20.846
September

…….. . …….
..
15.513
October

……………..
.29.963
30.913
16.829

‘) Bron:

,Statistisch

Bulletin”
van het Nationaal
Instituut
voor de Statistiek.

Onder
:0?ië)
van het

Nederlondsch Economisch Instituut verscheen:

BEDRIJVIG NEDERLAND

en’Studeover

.

Nederlands economische structuur door

Dr •LM.ThurIings

en

Drs J. H. Lubbers

PrIjsf 6.90

(voor leden en donateurs van het N.E.I.
f
5.17)

*

Verkrijgbaar in de boekhandel en bij de uitgevers

N.V. UITGEVERSMIJ. ,,ELSEVIER”

AMSTERDAM

,Ook voor Beschikbate Krachten iq een annonce In

,,Econbmlscb-Statlstische Berichten” de aangewezen
weg. Annonces, waarvan de tekst ‘s Maandags In ons

bezit Is, kunnen, ‘plaatsruimte voorbehouden, in het

nummer an dezelfde week worden opgenomen. ‘

DE KOLENPOSITIE
VAN
BELGIË
8).
(in duizenden toflnen

Maand
Productie
Afzet
Voorraad aan
het einde van
de maand

1938
29.575 28.029
2.222
2)
1946
22.779
22.767
311 9
Januari 1947 ..
2.146 2.140
318
Februari

.
. .
1.954
1.934 338
Maart
2.198 2.216
320
April

.
2.184
1.210
294
Mei

. . .
2.081
2.084
291
Juni

. . .
2.011
2.006
296
Juli
1.860 ‘1.855
302
Augustus

. . .
1.827
1.787
342
$eptember

….
2.006
1.941
407
October

. . .
2.144
2.158
393

2)
Bron: ,,Statistisch Bulletin” van het Nationaal Instituut
voor de Statistiek.
8)
UItimo December.

PRODUCTIE EN EXPORT VAN NATUURRUBBER
1).

In 1.000
Productie natuurrubber
Export natuurrubber

long
tons’
1 d
M

lakka
Totaal
1 d –
nesle
M

lakka
Totaal

1941
850
600
1.600
636
573

8)1.510
1962
200

2)
155

2)

640

8)
150

9
)
125

8)

475

1)
1943
100

2)

75

9

465

8)

75

8)

75

2)

360

9
1944
50

8)

’25
.360

1
)
25
2
)
25

9

255

2)
1945
10

2)

8,6
250

1)
4,3
51,6
250
1946
175
403,7
837,5.
1
)
230
366,9
967,5
2
)
1947
Jan.
20
52,7
102,5
2)
18,8
40,7
85

8)
Febr.

22,5
50,1
97,5
21,3 41,6
90
Maart
22,5
58,9
105

9

19,9
62,7
115
April
25
49,7
100

9
29.5
41
100
Mei

30
47,2
105

•)
26,6
67,3
115
Juni
22,5
52,8
100

2)
24,8
39,1
77,5
Juli
22,5
53,9
102,5
2)
23
48,5

.
92,5
2)

Aug…
17,5
.49,1 92,5
19,3
53,1
95
Sept’
17,5′
53,6
95
21,6
47,7
92,5
Oct.
20
65
11,5
19,8
70,6
115
Nov.
20
54,6
1
102,5
20
73,2
120
Dec.
.
.’
20,6
54,6
97,5

Totaal’471
.,.,

.
1
265
640,1,.
f1,.19

8)
Bron:,lltibber Sati’sticil Bulletin” van JanurI 1948.
9
Gecorrigeerde gegevens.

.

_
IJT

Mr. in de rechten

30 jaar, met goed commercieel inzicht en administra-

tief organisatorische aanleg, en veel persoonlijk ini-

tiatief, uitgebr. talenkennis (Engelandvaarder), grote

energie en ambitie zoekt weÈkkring m. goede vooruitz.
bij Handels- of Industriële ondern. in binnen- of buiten-

land. Er. onder no. 66602 Reci. Ad. en Advert. Bur.

Die Haghe”,t Plein 11, Den Haag.

‘JURIST.

33 jaar, met alzijdige ervaring in overheidsdienst, thans

advocaat

zoekt werkkring

in het bedrijfsleven. (Directie-Secr. en/of Jurid. Adv.)

Brieven

onder no.
ESB
1154, bureau van dit blad,

Postbus 42, Schiedam.
Omdat dc door Gedeputeerde Staten van Fries-
land reeds benoemde

/

hoofdadministrateur

bij het Provinciaal Electriciteitsbedrijf

je functie

wegens persoonlijke omstandigheden

niet kon aanvaarden, worden opnieuw

sollicitanten

opgeroepen voor deze betrekking.

Vereisten: leeftijd 35-45 jaar.
Bij voorkeur
doctoraiidus in de economie met als studievak
accountancy of het bezit van, het volledige di-
ploma van het Nederlands Instituut van Ac-
countants. Voldoende ervaring
in
het leiden ener
omvangrijke – administratie, stylistische be-
kwaamheid, op de hoogte van bedrijfsstatistiek
en beheersdocumentatie.
Salaris (tevens pensioengrondsiag) 18.050,-
tot
f
9.350.— met 2 jaarlijkse verhogingen van
f 250.—
en 4 van
f
200.—. Aanstelling boven het
minimum niet uitgesloten.
Eigenhandig geschreven sollicitatis – met vol-
ledige inlichtingen over opleiding, verworven
diploma’s, vroegere en tegenwoordige werkkrin-
gen en wat verder tot staving kan dienen, te
richten tot de directeur van het Provinciâal Elec-triciteitsbedrijf in Friesland, Emmakade N.Z. 59,
te Leeuwarden vÔÔr 22 Maart 1948.
Bezoek alleen na uitnodiging.

De Geldersch-Overijselsche Bond van Coöp.

Zuivelfabrieken, Nieuwstad – 69, Zutphen vraagt

een

adjunct-secretaris

bij voorkeur Landbouwkundig Ir. of Econ. Drs.

met agrarische belangstelling.

Sollicitaties in te dienen binnén 10 dagen na

het verschijnen van dit blad.

NAAMLOZE VENNOOTSCHAP

HOUTHANDEL vborhen WILLIAM PONT

gevestigd te ZAANDAM.

UITGIFTE van –

1
2.000

000.— 3
1
/2
pCt.- Obligatiën

in stukken van
1
1006.— aan toonder. –

Ondergetekende bericht, dat -de

inschrijving op
bovengenoemde uitgifte zal zijn opengesteld op

VRIJDAG, 5 MAÂRT 1948,

van des voormiddags 9 uur tot des namiddags 4
uur,

bij haar kantoren te
AMSTERDAM, ROTTERDAM.

‘s-GRAVENHAGE
en
ZAANDAM.

tot de koers van 101 pCt.

Prospectussen en inschrijvingsformulieren zijn bij de

kantoren van inschrijving verkrijgbaar.

DE TWENTSCHE BANK -N.V.’

AMSTERDAM,
27 Februari 1948.

De economische situatie in Indonesië:

– – -. Economisch- –

Statistisch

kwartaalbericht –

Research uitgave van


het Nederlandsch Economisch Instituut

Jaarabonnementen f 6.50

voor abonné’s E.-S.B. f5.-

Telefoon 38340, Rotterdam –
Giro no. 8408

%Iuuui

Economisch – Statistische
Berichtèn

Adres voor Nederland: Pieter de Hoochsfraal 5, Rotterdam (W).
Telefoon: Redactie 38040, Administratie 38340. Giro: 8408.
Bankiers: R. Alee.3 en Zoonen, Rotterdam.
Redactie-adres .voor Belgi – Seminarie voor Gespecialiseerde Eko-
nomie, 14, Universiteitstraui, Gaat. Abonnementen: Pieter de Hoochstraat 5 Rotterdam (W).
Bankiers: Banque de Commerce, Brussel.

Abonnementspr-ijs, franco ser post, voor Nederland f 26 per jaar,
voor Belgiii Luxemburg f 28 per jaar, te voldoen door sto-ting van de
tegenwaardein francs bij de Ban que de Commerce te Brussel. Overzeese
gebiedsdelen (per zeepost) en overige landen
/
28 per jaar. Abonnemen-
ten kunnen ingaan met elk nummer en slechts worden be8indigd per
ultino van het kalenderjaar. –

Aangetekende stukken in Nederland aan het Bijkantoor Westzee-
dijk, Rotterdam (W.). – –

ADV1E1TENTIES.

Alle correspondentie betreffende advertenties te r-ichten aan de
Firma H. A. M. Roelants, Lange Haven
141,
Schiedam (Telefoo’
69360, toestel 6).

1

Losse nummers
75
cents, resp. 12 B. francs.

Auteur