Ga direct naar de content

Jrg. 32, editie 1592

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 12 1947

AUTEURSRECHT
VOORBEHOUDEN

conomisch
,
-rStatistisch.,,e
,.

Berichten .

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

1
32E
JAARGANG

WOENSDAG -12 NOVEMBER 1947

No. 1592
1

INHOUD:

,
BIz.

1)0

artikelen

van

tieze

week
………………
899
Sontinalres,

Suinmarios

………………….
899

Wie doet wât2
door Mr K. P. van der Mandele
…………
900
Voorzichtig

vertrot&wen

door

J.

Hasper

………………
901
De Belgische
wet
betreffeitde tle lierstelling der oorlogsscbatle
aan private
goederen
door Mr IV.

F. Lichtenauer
……..
905

Nog eens deskundigheid
in
het bezuinigen
door Dr A. Winsemius
907
Aantekening:
De Europese graanvoorziening
door Dr F. J. Weale
……
909
Internationale

notities:
Econontisclto

aspecten van Duitsland

………………
910
De uitvoer van
de
Verenigde Staten

………………….
910
liet

Krtig-rapport

……………………………….
911
Nog eens
de
inwisselbaarlieid van het pond sterling
……
911′
Korte

berichten

………………………………..
912

Ooit!-

en

kapitaalniarkt

…………………………..
912

Statist,ieken:
Bankstaten

……………………………………
912
Stand van ‘s Rijks Kas
813
Iiilegglngn
en
tcrugbetalingen
op
particuliere spaarhoekjes

bij de
Algemene Spaar- en Lijfreuiteleas
iii België

……
913 OverziCht der laatste vier verkorte halanseit van 0e Nederland-
sclue

Bank

………………………………….
914
Emissies

In

October

1947
…………………………
914
Werlelootheld

in

Belkië
…………………………..
914

DEZER DAGEN

zakelijke voorbereiding; St. Nicolaas is in .aantocht.

Maandag as, begint het Amerikaanse Congres zijn spe-
ciale zitting, gewijd aan het ,,Marshall-plan”. President
Truman trof als een goed huisvader tijdig voorbereidselen:

na Krug en Nourse heeft thans ook Harriman over de te

verdelen koek geadviseerd. Voorshands schijnt de door de 16 Europese landen klaargezette schoen iets te groot
te zijn. De Amerikaanse Regering rekent echter op mede-
werking van Canada en – Zuid-Amerika
1
om de gevraagde
.$ 22 milliard vol te maken; ook de Amerikaanse waren-
huizen hebben reeds hun St. Nicolaas op elke verdieping.

,Americans, notoriously, are often foolishly generous”,
Aus Ernie Pyle in zijn ,,I

Iere is your war”. Molotov’s
rede bij de 30ste verjaardag valt d€ – gctoberrevolutie
schijnt intussen deze bereidheid tot gevert zelfs te hebben
versterkt. Daarom is thans de vraag: op welke condities,-
nationaal en internationaal, komt. het lekkers beschik- –
.bâai’? 1-her ontbreekt het nie..aan adviseurs. Zo wil
Thomas E. Dewey de hulpactie organiséren op een twee-
partijen-basis; Dewey – dit ter verduidelijking – is
candidaat vöoi’ het Presidentschap. Evedmin zuiver
alti’uïstisch is voorts Senator Herter’s voorstel om een

commissie van 4 Republikeinen en 3 Democraten met de
uitdeling der goede gaven

te belasten.
Inmiddels is er anderzijds een ijverig pogen – getuige
de trek van Oost-Europese oppositieleiders naar het
Westen – om nog tijdig tot de zoete kinderen te behoren. De Engelse Regering verlaagde de le.vensmiddelenrant-
soenen; inflationaire ondeugden – zullen met

een aan-
vullende begroting worden bestreden. Nederland doet dit
laatste thans met name door middel van prijsverlaging, althans in de industriële sector. Het is echter de Franse
Regering, die de sterkste afkeer v-an zwarte pieten toont.
Zij tracht althans in elk geval de levensmiddelenprijzen te

stabiliseren of zelfs te verlagen; een desbetreffend be-
roep op de handel is zowaar met enig succes bekroond.
Anderzijds gaan de prijzen in de industriële sfeer om-
hoog, door afschaffing van subsidies; een te letterlijke
opvolging van het Amerikaanse advies tot budgetaire
sanering? Raniadier streeft:er blijkbaar naar, getuige ook
de loonsverhoging voor de stakers in de Parijse gemeente-lijke diensten, om ieder het zijne te geven.

– ,,Suum cuique”: -de basis, waarop in Nederland de
partijgroeperingen in de Tweede Kamer over het houden

van een enquête naar – in ruime zin -. het ,,Londense
beleid” overeenstemming bereikten. Daarentegen zijn,
op hoger plan, de besprekingen van de plaatsvervangende
MinisLers van Buitenlandse Zaken dér Grote Vier voor-
lopigvastgélopeei W.at te zeggen van de C6mmissi6 van
Drie voor Indonesië, die, na een algemeen gehouden resolu-

tie van de Veiligheidsraad, slechts enige vaste grond kon
vinden door ‘een schip aIs plt ‘n discussie te kiezen?
Van een stoomboot uit Spanje, met aangename verras
t

singen, schijnt hier voorshands nog geen sprake.

COMMISSIE VAN REDACTIE:

H. W. Lainbers; N. J. Pola/s; J. Tinbergen; F. de Vries;

J. H. Lubbers (Redacteur-Secretâris).

Assistent-Redacteur: A. de Wit.

COMMISSIE VAN ADVIES VOOR BELGIË:

J. E. Mertens; R. Miy; J. van Tichelen; R. Vandepuüe;

F. Vers ichelen.

Adres voor Nederland: Pieter de I-Ioochstraat
s,
Rotterdam (IV.).
Telefoon: Redactie
38040,
Administratie
38340.
Giro:
8408.
Bankiers: R. Meso en Zosnen, Rotterdam.
Adres voor België: Seminarie voor Gespecialiseerde Econçmie,
14,
Universiteitstraat, Gerit.
Bankiers: Ban que de Commerce, Brussel.

Abonnementsprijs, franco per post, voor Nederland f
26*
per jaar,
voor België/Luxemburg f
28
per jaar, te voldoen door storting van de
tegenvaarde in francs bij de Ban que de Commerce te Brussel. Overzeese
gebiedsdelert (per zeepost) en overige landen f
28
per jaar. Abonnamen-ten kunnen ingaan met elk nummer en slechts Avorden beëindigd per
ultimo van het kalenderjaar.

Aangetehende stukken in Nederland aan het Bijkantoor V,Teetzee-
dijk, Rotterdam (W.).

Alle correspondentie betreffende advertenties te richten aan de
Firma 11. A. M. Roelants, Lange 1-laven
ir,
Schiedam (Telefoon
69300,
toestel
6).

Nederlandsche

HandeI-Maatschappij,
N.V.

Hoofdkantoor: Amsterdam

Kantoren in binnen- en buitenland

Voorlichting op het gebied van

im- en

export, betalingsverkeer enz.

Financiering van im-
en
exportzaken
Behandeling van alle

bankzaken

* *•

Bezorging-van alle

assurantiën.

R; MEES & ZOONEN
BANKIERS EN ASSURANTIE-MAKELAARS

AMSTERDAM
– ROTTERDAM – ‘
S-GRAVENNAGE
DELFT – BCHIEDAM – VLAARDINGEN
EERSTE NEDERLANDSCHE

Verzekering Mij. op het Leven en tegen Invaliditeit N.V.
Gevestigd tr’s-Grayeuhage

AOMIN1ST6ATIEKANTOOR BORORECHT – BELLEVUESTRAAT 2, TELEFOON 5346.

Pers on eels- Pensioenverzekering
verschaft directe fiscale besparing — afschrijving van
tekomstige lasten — blijvende sociale voldoening
Vraagt U eens
welgedocumenteerd
advies aan ons
BUREAU VOOR COLLECTIEVE CONTRACTEN

Koninklijke

Nederlandsche

Boekdrukkerij

N. A. N. Roelants

EMB

Schiedam

II-

NEDERLANDSCH-E BEDRUFSBAK t•

HERENGRACHT 320, AMSTERDAJvI

TELEF. 35634, 35173, 33454.

KAPITAALVERSCHAFFING AAN

NEDERLANDSCHE BEDRIJVEN
RAADGEVENDE FUNCTIE BIJ BEDRIJFS.;

FINANCIERING

N.V. KONINKLIJKE

N ED E R L A N D S C H E

ZOUTINDUSTRIE

Boekelo Hengilo

ZOUTZIEDERIJ

Fabriek van:

zoutzuur, (alle kwaliteiten)

vloeibaa chloor

cbloorbleekloog

natronloog caustic soda.

12 November 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN

899

DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK.

Mr K. P. van
der Mandele,
Wie doet wât?

In de Verenigde Staten bewegen de besprekingen over

het Marshall-plan zich thans op het niveau der binnen-

lands-politieke discussie. Europa moet daarom zijn ver-

wachtingen niet te hoog stellen; het zal zich voor een groot

deel zelf moeten behelpen.

Reeds zijn verschillende Europese landen bezig te trach-

ten hun devïezenbalans sluitend

te maken, en wel door

te streven naar enerzijds opvoering van de export, ander-
zijds beperking van de import. Zo gaan echter één voor

één de deuren dicht-; het resultaat kan niet anders zijn dan
diepe armoede.
Hiertegen bestaat voor West-Europa slechts één middel:

verdeling van de gezamenlijke taak, waarbij ieder land

datgene krijgt te doen, waarvoor het het meest geschikt is.
Is een dergelijk contact eenmaal gelegd, dan kan het over

de grenzen van West-Europa worden uitgebreid.

J. Hasper,
Voorzichtig Qertrouwen.

Dit is een vervolg op ,,Juichende gemeenten” in het

nummer van 29 October jl. De financiële verhouding tussen
het Rijk en de gemeenten is, in weerwil van goedbedoelde
pogingen, steeds onduidelijker, ja, chaotisch geworden.
De Commissie-Oud berekent, dat de toestand ipet f 96 millioen voor elk der jaren 1948-1950 kan worden ge-
zuiverd. De gemeenten hebben dan een zekere zelfstandig-
heid, doch niet ten koste van ‘s Rijks Kas, want deze geniet
als gevolg van diverse wijzigingen nog eerder voordeel
dan nadeel. Er wordt tegen gewaarschuwd op de aanvul-

lende bijdrage van f 96 millioen te beknibbelen, waardoor
ook deze goed bedoelde poging zou mislukken. Dan

is
het nog beter het rapport te verwerpen en de chaos te
bestendigen. Een, egalisatiereserve wordt voorgesteld om
over het dode punt heen te komen.

Mr
W.
F. Lichtcnaucr,
De. Belgische Wet betreffende de her-
stelling de, oorlogsschade aan priQate goederen.

Een documenterend artikel over de inhoud van deze wet, welke in het Belgische Staatsblad van 10 October
1947 is gepubliceerd. Kennisneming van deze wet, zo be-
sluit schrijver, doet te meer verlangen naar het ogenblik,
dat ook de Nederlandse Regering een voorstel tot defini-

tieve regeling van deze materie aan de volksvertegenwoor-diging zal voorleggen.

Dr A.
%Vinsemius,
iTog
eens deskundigheid in het bezuini-
gen. II.

Na de behandeling van de
beleidsuitgaQen
in het nummer
van 29 October jl. zijn in dit artikel de
beheersuitgaven
aan
de orde. liet gaat hier om het probleem van de efficiency.
liet is niet mogelijk, het gehele ambtelijk apparaat
binnen korte tijd aan een efficiency-onderzoek te onder-
werpen. Daarom moet de verbetering van binnen uit
komen; de hoofden van diensten enz. moeten worden
geanimeerd om de efficiency van hun onderdeel op te voe-
ren. Schr. wil onder deze hoofden een aantal functionarissen
instellen, die zich binnen het onderdeel speciaal toeleggen
op de beheersfunctie.

De te volgen procedure staat en valt met de beschikbaar-

heid van cijfers omtrent de doelmatigheid. In eerste aanleg
zal men zich moeten beperken tot vergelijking van de te
besteden hoeveelheid man dagen met de verrichte prestaties.
De ervaring leert, dat het overgrote deel van de ambtelijke
organisatie in een dergelijke prestatievergel ij ken de sta-
tistiek kan worden opgenomen. In het algemeen geldt,
dat men moet beginnen met een beperkt doel; de ervaring
zal op de duur de practische grenzen aangeven.

SOMMAIRES.

Les nations
ellrol)éennes
doivont mettre leurs ressources

en commun
pa, K. P. pan der Mandele.

Les réactions américaines devant le rapport des seize

pays de l’Europe Occidentale montrent que l’Europe doit

s’aider elle-même dans toute la mesure du possible. Sti-

muler les exportations et limiter les importations d’un

point de vue national est une forme nuisible d’aide, dont

le résultat ne peut être u’une pauvreté générale. La

seule forme juste d’aide consiste dans la mise en commun

des ressources européennes.

Confianee vigilante
pai J. liasper.

Une analyse du rapport de la Commission pour la restau-

ratïon de l’indépendance fïnancïère des provinces et corn-
miines, établie par le gouvernement des Pays-Bas. Malgré
ce rapport, les relations financiëres entre les communes

et le Trésor ne sont pas précïsées. Les autorités communales

doivent attendre des développements ultérieurs avec une
confiance vigilante.

La bi concernant les dommages
de la
guerre causés 1,. la
propriété privée en Bclgique
par W. F. Lichtenauer.

L’auteur passe en revue le contenu de cette bi, dont
l’introduction peut servir d’exemple aux Pays-Bas.

De l’babilité pour réduiro les dépenses gouvernomentales
par le Dr A. Winsernius.

L’efficience doit être obtenue de l’intéiieur dans l’ad-
ministration gouvernementale. L’auteur propose d’intro-
duire des organisateurs dans l’administration. Les données
statistiques, nécessaires pour rendre fécond -le travail
.de ces organisateurs, seront certainement accessibles.

SUMMARIES.

Europe has to pool its resourcCs
by K.P. pan der Mandele.

American reactions on the report of the sixteen Western
European countries demonstrate that Europe has to
rely on self help as much as possible. Stimulating exports
and restricting imports from a national point of view
is certainly a bad form of self help, the result of which
will be a general poverty. The only right way consïsts
of a pooling of European resources.

Careful confidence
by J. Has per.

An analysis of the report of the ,,Commisston for the
restoration of financial independency of provinces and
municipalities”, set up by the Dutch Government. Not-withstandïng this report the financial relations between
municipalities and the Treasury are still vague. Municipal
authorities have to watch further developments with
careful confidence.

The Belgian Bill concerning restoration of war damaged
private property
by W. F. Lichtenauer.

A survey of the contents of this Bill, the introduction of which may serve as an example for the Netherlands.

Expertness in curtaiing Government
expenses
II
by Dr A.
Winsemius.

Efficiency in governmental management has to be
achieved from within. The writer proposes to introduce
efficiency managers in governmental agencies. Sta-
tistical data, necessary for making the work of these
managers a success, will be certainly available.

rT

900

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

12 November 1947

WIE DOET WÂT?

• Het schijnt, dat in de vorige ooilog een groot Nederlands

koopman eens tot een Nederlandse Minister heeft gezegd:
Gij moet toch eindelijk bevrijd worden van al die paperas-

sen en van al die beslommeringen, conferenties en plicht-

plegingen en kunnen gaan zitten, alléén, in een duinpan

en…. denken. Wat voor 1917 en 1918 gold, geldt 66k voor
1947′ en 1948: wij moeten méér tijd vrijmaken om te kun

nen denken. De dollarnood alleen al dwingt daartoe; de

hele internationale economie dwingt ertoe.
De dollar. In Parijs is voortreffelijk werk gedaan. Men
heeft met prijzenswaardige voortvarendheid de examen-

opgaven, die Generaal Marshall had voorgelegd, binnen

de zo .kort gestelde termijn trachten te beântwoorden;
men heeft, toen deeerste proeve niet geheel aan Washing-

ton bleek te bevallen, in sâmenverkïng en onder leiding

van de inmiddels toegezönden tutor een tweede werkstuk
geleverd, dat aanvaardbaar moest worden geacht en dat

door het State Department waarschijnlijk ook wel als
aanvaardbaar zou worden beoordeeld. Maar het State
Department is niet almachtig en Mr. Truman is niet al-

machtig: tenslotte hebben zij zich te richten naar het

Congres. En het is nog een open vraag, of en. hoe het Con-

gres op deze voorstellen reageren zal: er zijn leden, die
,,European-minded” zijn,maar er zijn er ook zovelen, die

uit de Middlewest komen, ‘waar men dikwijls tôch nog’

isolationistisch gestemd blijft, en die aan de wensen van hun
,,constituency” moeten gehoorzamen, willen zij hun zetel

behouden. Er moet dus voorzichtig gemanoeuvreerd worden. Voors-

hands moeten de ,,staten in nood” en
die alléén
geholpen

worden, liefst als het ka,n uit een of ander bizonder fondsje
en pas als dat niet blijkt te gaan, openlijk uit de Schatkist,

ook al moet daarvoor het onsympathieke middel van een

speciale cöngreszitting worden gebezigd. Want het vol-

gend jaar is ,,election year” en de President en zijn Partij
willen alles vermijden wat hinderen kan. En zo hoorden

w’ij dezer dagen uit een blijkbaar goed geïnformeerde bron

deze uitspraak: geen acht milliard voor ’48, hoogstens

maai’ één miljard en dan ,,only for food and agricultural
machinery”. Deze opinie moge te somber zijn, zij gaf toch

de richting aan, in welke wij denken moeten. Op de gevel van het mooie gebouw aan de Boompjes
van de Rotterdamsche Bank – schepping van Adriaan
van der Verff en eenmaal een gastvrij tehuis voor Marl-

bourough – dat helaas in de strijd om de rivierovergang
in de Meidagen.van 1940 is gevallen, stond dit gebeiteld:

,,spera prudenter”. Stel uwe verwachtingen
niet te hoog.

Deze woorden gelden nu in volle mate voor wat ons zal

worden toegedacht uit’ het land, dat nu overal in moet
springen en voor alles op moetkomen. Dus: wij zullen
het grotentleels zelf moeten doen en Europa zal het groten-

deels. zelf moeten doen. –
**
*

Hoe? Hoe zal de internationale Europese economie
moeten werken om het leven er bij te houden zonder als-

maar de bedelnap op

te moeten houden? Op het ogenblik
is men in ieder land wakker geworden; het-groene licht is

rood geworden, de dromen en phantasieën gaan over in
harde realiteit. Men gaat aan de slag, ieder voor zich. Men

gaat trachten het nationale budget sluitend te maken,
men wil trachten de schuldenlast te verminderen, men zal
trachten – wat het dringendste is – de deviezenhalans

in evenwicht te brengen.
Nodig voor dit laatste is allereerst opvoering van de

export; daarnaast zeker niet minder de beperking van de
import. Dus Nederland, wil men slagen in zijn pogingen
moetgeen citrusfruit meer uit Spanje kopen, maar het

moet toch zijn radio-export naar dat land opvoeren. Na-
tuurlijk lukt dit niet. Spanje zal proberen zelf zijn radio’s
te maken. Frankrijk heeft geen Zwitserse franken en geen
dollars meer en kan geen horloges meer kopen; het, ,ontman

telt” de ,,Uhrenindustrie” in hetSchwarzwald en sleept die
binnen zijn grenzen: het is ,,onafhankelijk” geworden van

het buitenland in de horlogerie. Zwitserland’ bouwt rijn-

schepen aan, wat het kan, en zal zich voor zijn toevoeren

van overzee ,,onafhankélijk” weten te maken van het

buitenland, van de rijnvaartstaten als Nederland, België en

Frankrijk, en die zullen dus minder kunnen kopen van al

datgene wat de voortreffelijke Zwitserse nijverheid biedt.
Z6 gaan één voor één de deuren dicht. Nederland, waar

vroeger dé rijwielindustrie eigenlijk voor een groot gedeelte

betond uit het in elkaar zetten van geïmporteerde, onder-

delen, gaat langzamerhand de volledige fabricage ter hand
nemen, maar het gaat moeite krijgen met de afzet van zijn

stofzuigers, die andere landen ook wel kunnen maken.

Engeland ziet ‘dit alles heel goed in en het strijdt

om
zijn bestaan. Het wendt zich, voorzover het gaat, van de’

Europése economie af en trekt’ zich t.erug in die van de

Commonwealth. Maar ook’ dat zal’ niet onvoorwaardelijk
lukken. Want de Canadese nijverheid is enorm uitgebreid,

in Zuid-Afrika zweept Van der Bijl Regering en volk op

tot zelf-industrialisatie en ,Australië en Nieuw-Zeeland trekken immigranten aan van her- en derwaarts om 66k

op dit gebied verder aan slag te kunnen gaan. Om van

India en Pakistan niet-te spreken. Toch geeft dat grote
imperium aan Engeland nog steun en bescherming voor

zijn handel. Maar daarbuiten, Noord-, Midden- en Zuid-

Amerika, Midden- en Noord-Afrika? Hier rakei wij aan

een ander probleem; de toekomst van Duitsland, laten wij
zeggen van West-Duitsland.

Duitsland wordt ontmanteld, d.w.z. allereerst wordeii
geliquideerd’ of weggenomen die bedrijven, welke dii’ect

of indirect kunnen worden benut voor de vervaardiging
van wapentuig. Maar de ontmanteling zal wellicht veMer moeten gaan. Wanneer al die wapenfabricage is verdwe-
fien, zal Duitsland zich met alle energie op ander& finish-

ing industries” moeten gaan werpen en zal het schiijf-

machines en naaimachines en bijlen, beilels en boren gaan
vervaardigen in ongekende hoeveelheden en tegen onge-
kend lage prijzen. Kan Engeland die concurrentie ver-

dragen op de nog vrije internationale markten, in Argen-

tinië bijvoorbeeld, waar de Duitsei’s van oudsher vaste
voet hebben gehad? En zal Nederland het kunneii hebben,

dat die pas gQïnstalleerde fietsenfabiicage vermoord wordt

door een overstroming van goedkope Duitse niassa-rijwie-
len, die een grotere bedreiging zullen vormen dan vroeger
de al te goedkope Japanse? En toch zullen wij die artikelen

van Duitsland moeten kopen, willen onze tuinders niet te

gronde gaan aan ,,doorgedraaide” sla.

**
*

Men ziet het, men voelt het. De Westelijk-Europese
economie gaat knersen en knarsen en ‘krimpen, want als

een ieder zich terugtrekt op zijn eigen welvaartsbolwerk,
gaan grote stukken welvaart te gronde en dompelt men
zich in diepe armoede. En een ,,Customs Union” geeft

hier .geen uitweg.
Om zich tegen dit alles te weren bestaan er twee middelen.

Het een is de dictatuur, die van boven beveelt en ordent
en indeelt, zodat elk zijn taak toegeschoven en opgelegd
krijgt. Die weg wil het Westen niet op. Maar dan is het
geboden, dat het vastberaden het andere pad opgaat: dat
van de verdeling van de gezamenlijke taak, warbi,j ieder
land .dat stuk krijgt, waarvoor het het meest geschikt en

berekend’ is: de functionele decentralisatie.
Dit verdelen in vrijwillig overleg is allerminst gemakke-

lijk en er is bijzonder veel goede wil voor nodig. Men merkt
het al bij Benelux – hoe gelukkig toch, dat dit een ;,lich-
tend” voorbeeld kan zijn – wanneer men voorzichtig

tastenderwijs probeert te onderzoeken, welk werk dooi
het ene en welk door het andere land behoort te worden

gedaan. Maar er wordt gepraat, onderhandeld en geregeld;
men weet te geven en te nemen en er is een grondslag ge-
legd voor een nuttige verleling van functies, waarbij 7,eker

12 November 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

901

nu en dan het belang van het individu zal moeten worden
aangepast of zelfs opgeofferd aan de grote welvaartshe-
langen van het geheel, die op het spel staan.
**
*

Dit is dus een voorbeeld voor ,,the way ahead”. Maar er

is haast bij en de mogelijkheid om er haast bij te zetten

is er. Straks immers, binnen twee maanden,’. weten wij

hoe de Duitse steen rollen zal. Eigenlijk weten wij het nu

reeds en Generaal Robertson is allang bezig om aan

Duitsland de industrie toe te bedelen, die het houden mag.
Dit gaat dan nog krachtens het recht van de bezetter langs

dictbtoriale weg. Maar daarop zullen met de grootste spoed
– er is eigenlijk geen dag te verliezen – de contacten
gelegd moeten worden tussen al die staten, die aan een

‘V7estEuropese econorhische samenwerking deel kunnen

hebben. Frankrijk zal de ‘trwe leveren en 1-Iolland de
groente; Frankrijk de wijn en Holland de pootkardappelen;

België het glas en Flolland de lanlpen; Zweden het hout en 1-lolland de bollen; Spanje zijn fruit en Flolland zijn

kaas. En er zal ingedeeld moeten worden, hoeveel staal

Frankrijk met de Saar, hoeveel Benelux en hoeveel de
Ruhr zal mogen en moeten produceren. Hier zal de kans

voor West-Duitsland moeten liggen, dat al zijn kracht

en al zijn energie’zal ‘behoren te geven aan kolen, staal
en ijzer, in het algemeen belang. ‘ –

Is West-Eurdpa z6 tot een ,,understanding” en een
,,working agreement” gekomen, dan behoort hetzelfde
contact te worden gelegd.met het Verenigd Koninkrijk en zijn Commonwealth, nog altijd met touwen en kabels aan
elkander verbonden. ZÔ wordt dan al de West-Europese
economie langs Londen met een belangrijk deel van de
wereld verbonden en men zal aan de heer
,
Van der Bijl
kunnen vragen om de wol van zijn schapen over te

blijven sturen en de Europese spinnerijen hun bestaan te
laten; aan Canada om de veiverking van de ruwe asbestos
niet zelf ter hand te nemen; aan Australië om zich in de scheepsbouw te matigen en de voorrang te laten aan de
Clyde en de. Waterweg.

Dit alles zal voor de grote industrieën niet meer van
Staat tot Staat geregeld moeten worden, maar door de

individuele groepen, die, inter-nationaal en super-nationaal
verbonden, tot taakverdeling ‘en tot uitwisseling van
ervaring en kennis kunne,n komen. Dus: het ijzer en staal,

cle kolen en de cokes, het katoen en de wol, de auto’s en
de vliegtuigen, de scheepsbouw en de bruggenbouw, de
cellulose en de chemie. Maar 66k op Iandbôuwgebied: het
vlas en het koren, de suikerbietenen de olieaden, de kaas
en de boter.
Is men eenmaal zover, gekomen, dan zal de stap totde
,,Western hemisphere” niet moeilijk zijn en wat onder de
producenten van petroleum en de derivaten ervan moge-

lijk bleek, zal ook over de andere takken van bedrijf
kunnen worden t’ot stand gebracht. En dan, wij gaan nu
over in hoop en verwachting;- zal misschien nog eens het
tijdstip aanbreken, waarop ook. de ,,Eastern hemisphere”
in dit grootse plan kan worden betrokken. Dan zal men
inderdaad komen tot: ,,one world”
i
niet, op statengehied,
niet op talengebied, niet op het gebied van aanleg, karakter en gewoonten, maar op het gebied van de economie,en. als
men het daarover ééris is, volgt al het andere vanzelf.
**
*

Wij zijn ver afgedwaald, naar Wendeil Wilkie’s stoute
dromen. Laat ons teruggaan naar dat beperkte ‘gebied,
dat West-Europa, het vasteland van West-Europa heet;
het gebied, dat in kommervolle toestand is, nog altijd lijdend aan uitputting, aan armoede, aan gebrek en zo

dadelijk wellicht wederom aan koude en aan honger. J,aat
het ,,pool its reources”, zoals Marshall zeide, laat het
,,pool its forces”, laat het ,,pool all its energies and vita-
lities” en laat het’ wèloverwogeni, het wèrk functioneel

decentraliserend, die korte allesbeheersende vraag stellen:
doet wât?”

K. P. VAN DER. MANDELE.

VOORZICHTIG VERTROUWEN.

Ten einde een werkbasis te vinden om uit dé toenemende

moeilijkheden van de laatste jaren te komen, neemt de

Commissie-Oud aan, datde uitkei’ingen, welke de gemeen-
ten in 1948 uit het .Gemeentefonds zullen ontvangen, op

de juiste hoogte worden vastgesteld,
d.w.z.
voor100 pCt’
in de uitgâven zullen voozïen. Doen zich geen buitenge-

wone omstandigheden voor, dan zal het natuurlijke accres

van de uitgaven, door het natuurlijke accres van de ont-

vangsten worden opgevangen en zullen de gemeenten’ in
1949 en 1950 niet andermaal in financiële moeilijkheden

geraken. Voor de financiering ‘van nieuwe maatregelen,
waartoe de ‘gemeenten zouden willen besluiten, zullen’
zij’ zelf nieuwe middelen moeten aanwijzen, c.q. zich be-
perking van andere uitgaven moeten opleggen. In ieder

geval zal de subjectieve beoordeling wegvallen en zullen’
slechts objectieve uitkeringen worden toegekend. De

Commissie hoopt, dat zij tijdens het 8-jarig bestand de
goede’sfeer zal vinden om plannen voor eën (meer) duur-

zame oplossing te ontwerpen. In die tijd zal de strijd tussen

Rijk en gemeenten, als afzonderlijke partijen, worden ge-
staakt. De Regering zal niet meer voor een taak staan –

de financiering en daarmede het b,estuur van de gemeenten

-, die haar bestuursrechtelijk’ boven het hoofd is ge-
groeid
1)

Mën kan zonder kans op tegenspraak constateren, dat
de Commissie uitgaat van een fictie. Toch zal de aan het

rapport ten grondslag liggend,,e gedachte kunnen worden
verwezenlijkt. Maar dan zullen de gemeenten nog éénmaal
naar subjectief inzicht moeten worden geholpen, en wel
voor het belangrijke basisjaar 1948. En nu is het dus de
grote vraag: hoe zal het Rijk daarbij te werk gaan? Als

wetgever, die naar recht en billijkheid ieder het zijne geeft,
of als belanghebbende bij ‘s Rijks Schatkist? M.a.v., is
de Regering bezield dooi’ de wil de gemeenten een redelijke
zelfstandigheid te waarborgen of zal zij op eigen behoeften
letten en zo weinig mogelijk willen geven? Zullen Rijk en
gemeen ten – nu hopelijk voor de laatste maâl – in de ring

treden en elkander weer toevoegen: ,,Gij werkt, met mijn
– geld, ik geef niets meer” en ,,Mijn armoede is ontstaan,
doordat Gij mijn bronnen in beslag hebt genomen”, of

zal in redelijkheid worden overlegd om een goede en vol-
doende basis te vinden?

Afgezien van het onwaarschijnlijke geval, dat een ge-
meent,e evident te veel geld uitgeeft, zal men mogen aan-
nemen, dat de budgetten, die de laatste jaren van zgn.
noodlijdendheid onder verscherpt toezicht hebben gestaan,

zo zijn opgesteld, dat de uitkomsten zonder veel delibe-
ratie als feitelijk moeten worden erkend. Er zijn natuurlijk
verschillen tussen de ene en de andere gemeente, maar
men mag ei’ na zoveel jaren van uitgaan, dat deze een
zakelijke achtergrond ‘hebben. Die verschillen waren er
en zij zullen wel blijvén bestaan ook. Deze feitelijkheden moeten worden aanvaard.

Overigens is er natuurlijk alles voor te zeggen, dat op
de oorzaken van de verschillen de aandacht gevestigd
bljjft. Maar daar gaat het nu niet om. Thans gaat het om

de intentie, welke bij het onderzoek voorzit. Met het oog
daarop ‘is
(
het interessant te weten, welke offers het Rijk
brengt, m.a.w. welk bedrag ten behoeve van de gemeenten
aan ‘s Rijks Kas wordt onttrokken.

Uithering’en uit ‘s Rijks Kas.

Vergeleken met 1947 zijn, volgens de cijfers van de
Commissie-Oud, de gevolgeri van de nieuwe regeling voor
het Rijk:
1. nieiwe uitkering aan het Gemeente-

.
fonds (storting 8,2 pCt van de op-
brengstvan de’ massa der Rijksbelas-

1)
Zie Ook: ,,Juichende gemeenten” in ;,E,-S,B,” van 29 October
1947, blz, 859,

902

1

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

12 November 1947

tingen
2
)f 178,2 millioen

2. nader aandeel in de kosten van de

politie

………………………..
333

Totaal
………………
..”f 211,5 millioen
Iliertegenover staat, dat voor het Rijk vervalt:
de bijdrage aan de Iie

afd. van het Gemeente

fonds (steun aan nood-

lijdende gemeenten) f 85millioén

de uitkering aan de Ie

afd. (wegens het niet

heffen van de vennoot-

schaisbelasting van

openbare nutsbedrij-

ven, waarop bij de toe-
wij zing van de midde-

len in 1943 was ge-
rekend)
…………
,, 20 millioen

de uitkering wegens
suppietie van belastin-

gen in door de oorlog
getroffen gebieden .

10 millioen

115 millioen

In de vergelijking 1947-1948 zal het

Rijk een hogere bijdrage geven van f 96,5 ‘millioen

Men kan het nu niet zo stellen, dathet Rijk van zijn

hogere ontvangsten uit de belastingen van f 583 millioen
in 1930 op f 2.205 millioen geraamd voor 1947 (vermoede-
lijke uitkomst 1 2.344,6 millioen) f 96,5 millioen afstaat

Het totaal van de bijdragen van het Rijk blijft f 211,5
millioen, een aanzienlijk bedrag, zelfs voor de tegenwoor-

dige staatsbegroting. Maar is dit nu werkelijk een offer?

‘Men weet, dat het Rijk in de loop der jaren al meer-
malen belastingbronnen van de gemeente te eigen bate
heeft aangewend en daartegenover compensaties heeft

verleend. Men weet eveneens, dat het Rijk de gemeenten
vele taken heeft opgedragen, waarvoor de gemeenten ver-

goeding ontvingen. Ook dat deze uitkeringen steeds on-

voldoende werden geacht en dat het Rijk heffingen in-
voerde, waarvan de gemeenten een aandeel in de opbrengst
behoorden te genieten, doch niet ontvingen (inkomsten-

loon-belasting, rechten warenwet, motorrijtuigenbelasting)
of waaraan de gemeenten onderworpen waren (omzetbe-
lasting). Wil men nu de grootte van het offer voor 1948,
dus met volledige toepassing van het rapport van de Com-
missie-Oud, berekenen, dan moet men uitgaan pan het
jaar 1930, toen pan rijksoffers nog niet aerd gesproken.

Berekening oan het directe geldelijke offer.

In 1930 genoten de gemeenten uit ‘s Rijks

Kas, volgens de wet van 1897, totaal f 20,2 millioen

Thans zal het Rijk in het Gemeentefonds

storten de hoofdsommen grond- en per-
sonele belasting
………………
f 44 millioen

8,2 pCt van de massa van ‘s Rijks -belas-
tingen (percentage vastgesteld naar een
opbengst van f 2.170 millioen en naar

de vermoedelijke behoeften ‘der ge-
meenten in 1948)
………………
,, 178,2

Totaal van de Rijksbijdragen . . f 222,2 millioen
In 1930 werd gegeven
…………..,,
20,2

zodat de gemeenten-meer iullen ontvan-
gen
………………………….
f 202

millioen

‘)
Zie voor een opsomming: ,,E.-S.B.” van 15 October 1947,
blz. 820.

f 202 millioen

We moeten hierbij echter in -aanmerking

nemen, dat het Rijk verschillende be-
lastingen, die in 1930 gemeentelijke be- –

lastingen waren, heeft afgenomen en te –
eigen bate heeft aangewend. Het zijn

de volgende:

de gemeentelijke in-

komstenbelasting . . f 177,6 millioen

opcenten vermogensbe-
slasting

……….
,,

6

millioen

opcenten dividend- en
tantièmebelasting. .

9,7 millioen

Totaal

……..
f 193,3 millioen

waarvoor de. gemeenten compensatie be-

horen te ontvangen, zodat dit bedrag in

– mindering mag worden gebracht
….
,, 193,3 millioen

Bij volledige aanvaarding van de voor-
stellen van

de Commissie-Oud zal het

Rijk in 1948 aan directe middelen meer

geven dan in 1930
…………….
f

.8,7 millioen

De voorlopige conclusie is dus, dat, indien de voorstellen

van de Commissie-Oud, alsmede de door haar geproduceer-

de cijfers worden aanvaard, de gemeenten

aan directe

middelen f 8,7 millioen meer uit ‘s Rijks Kas zullen ont-

vangen dan in 1930, welk bedrag echter nog niet toereikend

is voor de jaarlijkse afschrijving, gedurende 30 jaar, van

de geaccumuleerde crisis- en oorlogstekorten van ruim

f 300 millioen, een schuld, die de gemeenten wegens het
uitblijven van’ een redelijke regeling voor de financiële
verhouding met het Rijk, slechts formeel als de hare

hebben moeten erkennen. Die laatste f 8,7 millioen, be-

grepen in -de bijzondere uitkering, dienen dus om de ver-

zuimen van vroeger goed te maken.
:

Dioerse mutaties sedert 1930.

Men zal geneigd zijn te denken, dat de zaak zo eenvoudig

niet is en dat in de
jaren,
verstreken ‘tussen 1930 en 1947,

nog andere mutaties hebben plaats gehad. Ik zie dat niet voorbij en zal de voornaamste noemen om aan te tonen,

dat zij ôf geëcarteerd kunnen worden ôf voor de berekening
van het offer van het Rijk buiten beschouwing moeten
blijven, dan wel van zulk een aard zijn -te achten, dat zij
in dit grote verband zonder bezwaar kunnen worden

weggelaten. Voorzover -toch nog met indirecte voordelen valt te rekenen, zullen de indirecte nadelen daartegenover moeten worden gesteld.
Allereerst zij dan herinnerd aan de gemeentefondsbe-lasting, die de plaats van de oude gemeentelijke inkom-

stenbelasting innam. Maar sedert is ook de gemeentefonds-
belasting bezweken, om het Rijk in staat te stellen alle
profijten van een inkomsten-loon-belasting te genieten.
In de vergelijking 1930-1948 blijft de gehele gemeente-

fondsbelasting dus terzijde. De gemeenten mogen het be-drag van haar inkomstenbelasting in ‘1930 dus voor’ 1948
in de weegschaal leggen.
Dan valt te wijzen op de intrekking van de zakelijke
bedrijfsbelasting en de gelijktijdige invoering, tijdens de

bezetting, van de ondernemingsbelasting, welker opbrengst
van meer dan f100 millioen geheel aan de gemeenten ten
goede komt. De heffing heeft als regel plaats naar de factor
2,4, waarvan de opbrengst bij de factor 1 aan het Ge-
meentefonds wordt uitgekeerd en het restant – meestal
naar de factor 1,4 – aan de gemeenten rechtstreeks. In
dezelfde sfeer ligt de hogere heffing ten behoeve van de
gemeenten van de opcenten op de grondbelasting (gebouwd
en o,ngebouwd) met een grotere opbrengst van pIm. f 26,5 millioen. Deze middelen zijn voor de gemeenten natuurlijk
van grote betekenis, maar dan in een ander verband, nl.
in de vergelijking van wat zij in totaal aan belastingen,
heffingen en uitkeringen uit het Gemeentefonds ontvan:

12 November 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

903

gen
3).
Dat was volgens de cijfers van de Commissie-Oud:

1930 f275,5 millioen en in 1947 f265,3 millioen, dus in
1947 rond f10 millioen minder dan ‘in 1930. Zeker, daar

zal dan, als hierboven reeds werd berekend, in 1948

f 200 millioen bijkomen. Maar daar gaat het hier niet om.

Het onderzoek gaat thans over de vraag, welke offers
‘s Rijks Kas zich onder de nieuwe toestand zal moeten

getroosten. Bij de invoering van de hier besproken hef-

fingen heeft het Rijk geen offer gebracht. Hier heeft

‘s Rijks wetgever besluiten genomen, waartoe de gemeenten

geen bevoegdheid hadden. Er zijn nieuwe bronnen van

inkomsten aangewezen, die nog niet waren aangeboord.
De werkloosheidsiasten, vroeger onderdeel van de armen-
zorg, zijn in het laatste decennium door nieuwe sociale

inzichten aan de armensfeer onttrokken. De werkloosheid

werd in dat tijdvak tot een nationaal probleem. Om de

gevolgen van onvrijwillige werkloosheid te verzachten
werden ondersteuningen gegeven, die de draagkracht der

gemeenten ver te boven gingen. Het Rijk subsidieerde

aanvankelijk de gemeenten. Later werd het Werkloosheids-
subsidiefonds ingesteld, doch tegelijk en voor dat doel

moesten de gemeenten, die als regel met 15 pCt van de
uitgaven belast bleven, nog 1/4 van haar belastingcapaci-

teit (pim. f 45 millioen) missen. Doch het Werkloosheids-subsicliefonds werd opgeheven en het Rijk nam de kosten
over. In de vergelijking 1930-1948 moet de kwestie van
de verminderde belastingcapaciteit, die de gemeente hoog heeft gezeten, buiten beschouwing blijven; in dat verband

is slechts van belang het feit, dat de last in 1930 ten volle
op de gemeenten en in 1948 bijna geheel op het Rijk drukt.
In de vergelijking met 1930 zal dus rekening moeten wor-

den gehouden met een indirect voordeel voor de gemeenten
tot een bedrag van f 15 millioen, dat voor de werkloosheid op de staatsbegroting voor 1948 is geraamd. Daarop wordt
hieronder nog terggekomen.

Met de besparing op de uitgaven voor armenzorg door
de Noodwet Ouden van Dagen ligt het iets anders.FIet
Rijk heeft, niet om de gemeenten te ontlasten, doch uit-
sluitend in het belang van de ouden van dagen, een rege-

ling getroffen, welke voor de gemeenten een besparing
op de steunuitkeringen van f 24 millioen (raming) ten ge-volge zal hebben. Dat wil zeggen, dat, wanneer die nood-

wet niet verschenen was, de gemeentendit bedrag meer
nodig zouden hebben gehad. De billijkheid eist, dat ook
dit indirecte voordeel in de vergelijking 1930-1948 wordt
betrokken. Intussen is dit nog maar een betrekkelijk ge-
ringe verlichting van lasten, vergeleken met de enorme
stijging van de kosten voor armenzorg van 1930 op 1948.
Een derde indirect voordeel is gelegen in het overnemen
van de politie-uitgaven, voorzover zij nog door de ge-
meenten worden gedragen;
t.w.
f 33,3 millioen. 1-let res-
terende deel representeert de hogere kosten wegens de
staatsbemoeiing, welk deel het Rijk uiteraard zelf betaalt.
Er vallen meer wijzigingen te constateren. De arbeids-
beurzen werden door het Rijk overgenomen, doch deze
uitgaven waren relatief niet hoog. Het Rijk voerde nieuwe
belastingen. in, waarin de gemeenten aanzienlijke sommen
moesten bijdragen (zoals de omzetbelasting, die ook van
de gemeentebedrijven wordt geheven, de couponbelasting,
die bij nieuwe emissies op de gemeenten werd afgewenteld,
maar intussen weer is vervallen) en naastte van de grote
gemeenten de telefoondiensten, waardoor deze nog steeds
een verlies lijden van f 6 millioen per jaar. Dan komen nog

‘)
Bij de behandeling van dit onderwerp komt het herhaaldelijk
voor, dat de cijfers van voor- en nadelen wisselen naar gelang van
het verband, waarin zij, ten behoeve van het Onderzoek moeten
worden gezien. Zo zijn hierboven reeds twee verschillende bedragen
genoemd, fl1. f 211,5 millioen en T 222 millioen als nieuwe kosten
van het Rijk. Zo ook komt de Commissie-Oud als uitwerking van
haar eigen voorstellen, werkende met dezelfde cijfers, tot een nuttig effect voor de gemeenten in 1948 van f 199,3 millioen, nieuwe dek-
kingsmiddelen voor het Gemeentefonds van f194,2 millioen en een
hogere uitgaaf voor het Rijk van f96,3 millioen. Al deze getallen zijn slechts goed in het verband, waarin zij zijn berekend en naar
de facetten, die worden belicht. Ook bij bouwtekeningen vindt men
andere aspecten naar gelang men voor- en zijgevel, dan wel dwars-
doorsneden ziet.

tal van kleinere zaken, zoals de afschaffing van de port-

vrijdom voor de gemeenten (nadeel f1,8 millioen), die
echter het algemene beeld niet kunnen veranderen.

Resultante indirect poor- en nadeel.

Blijkens het bovenstaande genieten de gemeenten de

volgende indirecte voordelen:

werkloosheidslasten

…………….
f 15

millioen
besparing noodwet ouden van dagen ,, 24

politie-uitgaven

………………,,
33,3

Totaal indirect voordeel
……….
f 72,3 millioen

Hiertegenover staat als indirect nadeel de derving van

het accres van de ontnomen inkomstenbelasting, niet
alleen door een hogere opbrengst, verband houdende met

de bevolkingstoeneming en de waardeverandering van

het geld, maar ook wegens een mogelijke expansie als ge-
volg van een tariefherziening. De betekenis hiervan blijkt

hieruit, dat Rijk en gemeenten tezamen in 1930 aan in-

komstenbelasting ontvingen f 288,6 millioen, terwijl het

Rijk alleen thans ruim f 1.060 millioen (herziene raming)
zal ontvangen of rond 270 pCt meer.

Welk percentage voor de gemeenten zou mogen worden
aangenomen, is niet te zeggen; tal van factoren doen
daarbij hun invloed gelden. Misschien hadden de gemeenten
met een verhoging van 100 pCt kunnen volstaan, waardoor
zij een extra-opbrengst van f 177,6 millioen zouden heb-

ben genoten. Het is zeker niet te veel, wanneer de gemeenten stellen,
dat het natuurlijke accres en de expansie van het gemeen-
telijk deel in 1948 50 pCt meer dan in 1930 zouden
kunnen opbrengen. Het indirecte nadeel is

dan laag ge-
raamd te stellen op 50 pCt van f 177,6 millioen of f 88,8
millioen, of per saldo f 16,5 millioen hoger dan het zo-
even becijferde bedrag van f 72,3 millioen, voorstellende het indirecte nadeel.
Zoveel is dus wel zeker, dat van het brengen van een
offer door het Rijk op het altaar van de herrezen financieel
zelfstandige gemeente geen sprake kan zijn, zelfs niet
bij volledige doorvoering van het rapport der Com-
missie-Oud en met toekenning van de door haar berekende
bijdragen. Deze conclusie moet vani nvloed zijn op de be-
slissing, welke de wetgever moet nemen. 1-let Rijk mag het
niet doen voorkomen alsof de gemeenten ten laste van
‘s Rijks Kas leven.

Aspect 1948.

Men neemt aan, dat de financiële aspecten voor 1948
gunstiger zijn dan voor 1947. De cijfers, die gediend hebben

voor de berekening van de nieuwe Rijksbijdragen aan het
Gemeentefonds, zijn gebaseerd op de ramingen van ge-
meentelijke begrotingstekorten van 1947. Deze ramingen
zijn in 1946 opgesteld. Er bestaat een vermoeden, dat de
uitkomsten ‘lagere nadelige saldi zullen tonen en dat deze
verbetering zich in 1948 zal voortzetten. De vraag is echter,
welke tegenwerkende factoren hun invloed zullen doen
gelden’. De onlangs gepubliceerde gemeentebegroting van
Rotterdam wijst bijv. voor 1948 op een verbetering van
111 millioen, hoewel het tekort, evenals in 1947, op f 51
millioen moest worden geraamd. Het deficit is dus even

hoog gebleven. Dit is o.a. toe te schrijven aan de omstan-
digheid, dat in het geraamde nadelige saldo thans een af-
schrijving van f 9 millioen op de geaccumuleerde verliezen
van vorige jaren is opgenomen ,(.

1-Jet Departement gaat thans na, of het in het rapport
van de Commissie-Oud genoemde cijfer van het totaal
der begrotingstekorten (circa 1 200 millioen) lager kan
worden geschat met de bedoeling de som van de afdi’acht
van de massa der Rijksbelastingen en dienvolgens het per-

centage van 8,2 te drukken. De behoeften van de gemeenten
worden nu voor 3 jaar naar subjectief inzicht gefixeerd.

‘) Zie: ,,E.-S.B. van 15 October 1947, blz. 825.

r

904

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

12 November 1947

Sub jectieoe uitkeringen.

1-Toe zal nu worden vastgesteld, wat de gemeenten in

1948 nodig hebben? 1-let zal daarbij voornamelijk gaan om

het bepalen van het bedrag van de bijzondere uitkering
aan de gemeenten, waarvan de (altijd bezadigde) ,,Ge-
meentestem” in het nummer van 4 October ji., no,. 4930
o.a. zegt:

,,Het merkwaardige van deze uitkering is, dat zij op

geen enkel objectief gegeven berust en dus volkomen

subjectief is. De door de Commissie aangegeven basis is
uitermate vaag. Wij voorspellen dan ook een zeer onver-

kwikkelijke strijd tussen de gemeentebesturen enerzijds

èn de Provincie en het Rijk anderzijds over wat de ,,ver-

moedelijke behoeften voor 1948″ zullen zijn. Daar deze

strijd voor al de betrokken gemeenten individueel zal

moeten worden uitgevochten, voorspellen wij tevens, dat

er niets terecht komt van het voornemen om al deze bij-

zondere uitkeringen vast te stellen, i,00rdat de begrotingen
voor 1948 binnen de door dè gemeentewet bepaalde ter-
mijnen zullen moeten worden vastgesteld. De tijd dringt

daarvoor te zeer. ‘Wij voorzien daarvan derhalve een em-
stige vertraging in de gemeentelijke begrotingsarbeid. Een redelijke eis is toch, dat aan het gemeentelijk inzicht recht

zal worden gedaan en dat de Regering (w’ie is dat in de

practijk?) in deze niet geheel willekeurig zal kunnen be-

schikken en beslissen. Het kan hierbij om grote bedragen

gaan”:
Deze toestand ontstaat, doordat het Rijk in twee doelen

tegelijk wil scoren, 1-let wil de gemeénten zelfstandigheid

verlenen, maar haar geen speling in de financiën laten.

Het wil van het chaotische mede-bestuur af, maar als be-langhebbende- zo weinig mogelijk in het Gemeentefonds

storten.

– Het tragische is, dat, hoe beter een dergelijke opzet zou
slagen, hoe meer aan de bedoelingen van het rapport van

de Commissie-Oud geweld wordt aangedaan. –

Nu is het mogelijk, dat iemand het statidpunt zou willen
innemen, dat het met het oog op de algemene verarming

van ons land wenselijk is de gemeenten enige jaren in de
klem te zetten. Maar dan is het toch zuiverdei’ het gehele

rapport van de Commissie-Oud te verwerpen dan daar-
van gebruik te maken: 1-let is beter cle chaoste bestendigen

dan een goedbedoelde poging om orde te scheppen te laten
mislukken.
ik vraag mij evenwel af, of het ‘oI nodig is in de positie
van twee elkander bekampende partijen te gaan staan.

De toestand zij eenvoudig zo, dat het Rijk de reeds te lang
achter gehouden belastingontvangsten als gewetensgeld
in

het Gemeentefonds stort. De verdeling van het fonds
heeft plaats op advies van Gedeputeerde Staten, die met de

locale toestanden beter op de hoogte zijn dan de departe-
menten.

Verdeling oçcn het fonds.

De vrees, dat de gemeenten gedurende 3 jaar over te
ruime middelen zullen beshikken, is ongegrond. Want
zou te veel in het Gemeentefonds worden gestort, dan zal,
volgens het voorstel van de Commissié, het percentage
van de afdracht van ‘s Rijks belastingen worden verlaagd. Zijn de uitkeringen incidenteel te hoog, dan zal een even-
tueel overschot extra op de crisis- en oorlogsschuld worden
afgeschreven. Zouden enkele gemeenten doorlopend voor-
delige saldi hebben, dan komen zij in dezelfde positie te
verkeren als zij, die haar belastingcapaciteit niet ten volle

hebben behoeven te benutten.
Er bestaat echter ook nog een kans, dat ankele ge-
méenten, wellicht de kleinere, wier budget reeds kân wor-

den ontwricht, wanneer een plaatselijke industrie wordt
stilgelegd of – na,,verwoestingen – nieuwe woningen zijn
gebouwd m.t een jaarlijks verlies van 10 pCt der exploi-
tatiekosten ten laste van die gemeenten, niet toekomen en
reeds in 1949 noodlijdend zullen worden. Wanneer er nu
inderdaad reden bestaat om aan te nemen, dat de aspecten

voor de gemeenten’ als totaliteit gunstiger zijn dan door
de Commissie-Oud werd aangenomen, dan is er mi., op

grond’ van al het voorafgaande, nog geen reden om de

Rijksbijdrage aan het Gemeentefonds te verminderen. – In

bet veronderstelde geval zou kunnen worden bepald, dat

98 pCt van de ,,normale uitkeringen” (raming f 157,2 mil-

lioen) aan alle gemeenten wordt uitbetaald en dat het

restarrt voorlopig in het fonds wordt gelaten, onder belofte,
dat dit bedrag te zijner tijd zal worden bestemd, hetzij

voor, volledige betaling van alle algemene uitkeringen,

hetzij voor hulp in individuele gevallen. Met deze egalisatie-

reserve zal – ik geef het toe – weer een subjectief

element in het uitkeringssysteem worden gebracht, maar

zo beperkt, dat het voor een korte overgangstijd is te

aanvaarden. In vele gevallen zal, dan in het overgangstijd-

perk formele noodlijdendheid kunnen worden ontgaan.

De kans, dat de uitkomsten gunstiger zullen zijn, aan

thans wordt verwacht, mag geen beletsel zijn een fors ge-

baar te maken en van loyale opvattingen te doen blijken.

Er zal nu spoedig een besluit moeten worden genomen.

De wetgever kan niet wschten tot alle bedragen precies

bekend zijn. Exacte gegevens zijn het eerste jaar toch niet

beschikbaar. Het, beste zal zijn de geraamde bedragen
eenvoudig beschikbaar te stellen en daar niet meer’ op af
te knabbelen. Moet voor 1948 dan nKg met de gemeente-

besturen worden overlegd, dan heeft de ontmoeting .niet
plaats in de ring, maarin de kring. Men is dan nu reeds

uit de toestand, waarvan Minister Beel zei: ,,Maar even

begrijpelijk en duidelijk is ook, dat zulk een toezicht funest

is voor de ontplooiing van het gemeentelijke leven, voor

haar zelfwerkzâamheid en voor het verantwooi’delijkheids-
besef van haar bestuurders. Met hoe goede bedoelingen

partijen ook bezield mogen zijn, zulk een systeem leidt te

gemakkelijk tot een overvraging door de ene en een onder-
bieding van de andere partij, in plaats*van afweging – in

eigen kring – van de financiële tegen de audere belangen”.

Wees niet al te rechtvaardig. Men zij niet al te bevreesd;
er zijn waarborgen voor een goed beheer genoeg. Men ver-

trouwe op ‘het toezicht van Gedeputeerde Staten en –
als dat eens gezegd mag worden – ook nog een beetje op
het inzicht van de gemeentebesturen. Het slagen van het

plan van de Commissie-Oud hangt hiervan af, want eerst

dan is ccii 3-jarig bestand uitvoerbaar. –

Nieuwe 000i-bereiding.

• Tijdens dezë trève worden de plannen voor.de
toekomst
ontworpen. Dat is een kunstig smeedwerk, waaraan de
meesters in het vak, mannen van-ervaring, al hun denk-

kracht moeten geven. De bedoeling—is: de gemeenten weer
permanent zelfstandig te makçn, zodat met een normaal

toezicht op het beleid van de lagere publiekrechtelijke
lichamen kan worden volstaan, teneinde excessen-te keren;
de opdracht luidt: een automatisch werkende regulateur uit te denken, die, eenmaal aangebracht, de beschikbare ,middelen zo verdeelt, dat de gemeenten redelijk in haar
individuele behoeften kunnen voorzien. Slaagt men hierin niet, dan zal men de chaos slechts kunnen beëindigen door
opheffing van de autonomie en invoering van een gedecen-
traliseerd centraal bestuur, met de oplossing van Prof.
Mr C. W. de Vries als een verzachte vorm: ,,Eén staat, één
gemeente”, te executeren door een gezellige functionele

san’ienwerking onder de leiding van één Minister voor de
begroting. –
Ik kom hier op een nieuw chapiter, dat te’uitvoerig zou’
worden om in dit artikel nog te behandelen: Toch was het
heihalen van de opdracht nodig om duidelijk te maken,
welke vèrstrekkende gevolgen een mislukking van de
studie zou zijn. In principe staat het bestaan van de lagere
vertegenwood’igende lichamen op het spel en in verband
daarmede een efficient bestuur en beheer
5).
Elke centra-

‘) Zie
mijn prac-advies ,,Doelmatig gemeenteheheer”, uitgebracht
in
1937
voor het Necleri. Instituut voor Erficiency (Publicatie no.
147). ,

• –‘

-,-. ,- _-.ç4.
,

12November 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE’ BERICHTEN

11

905
II

lisatie leidt tot de terecht verfoeide ,,red tape” en doet

de bureaucratie, die om haar traditie haar goede zijde heeft,
naar eën verkeerde kant’ met uitwassen uitgroeien. Modern

oitgedriikt kan deze verticale collaboratie uit een oogpunt
van efficiency beter niet in de communale sector worden

geïntroduceerd.
Bovendien heeft deze samenwerking slechts zin, wanneer
‘iet geld er is. Aan de propaganda voor de functionele

samenwerking ligt, wat de uitgaveii betreft, de gedachte

ten grondslag, dat de Regering de financiën wel heeft,
maar niet wil afstaan, alleen maar omdat de gemeenten

de leiding hebben. Dat.het deelgenootschap met hetRijk

niet zal leiden tot goedkoper en efficiënter beheer, toonde

ik reeds aan
6).

Er ‘moet dus alles aan gelegen zijn de financiële zelf

standigheid te w’aarborgen, welk doel niet kan worden
bereikt, als de gemeenten geen billijk aandeel in de ont-

vangsten w’ordt gegund. Het voorstel van de Commissie-
Oud om de gemeenten een vast percentage te geven van

dé massa der Rijksbelastingen, verdient steun en ware
nader uit te verken. Ik zou de wenselijkheid willen beplei-ten naast de uitkeringen uit het Gemeentefonds aan iedere

gemeente een percentage uit te keren van het bedrag, dat
in die bepaalde gemeente wegens inkomsten-loon-belasting
wordt ontvangen. Dat stuit, naar men zegt, op admini-
stratiëve moeilijkheden, maar deze moeten technisch
kunnen worden opgelost. Wanneer een algemeen belang
niet kan worden gediénd wegens administratieve moeilijk-

heden, zou zulks betekenen, dat de dienende administratie
zich superieur gaat achten ten opzichte van het algemeen

belang, ‘hetgeen m.i. onaanvaardbaar is.
Er kan geen spiake van zijn het veld der ontvangsten
en het moeilijke terrein van de behoeftebepaling hier nu te behandelen. Het ging er bij mij om eens aan te tonen,
hoe haastig men dikwijls is geweest in de beoordeling van
de offers van het Rijk. Toebereidselen worden gemaakt

om het beleg van Troje op ‘te heffen. Men zie toe, wat
zal worden binnengehaald. Geleerd door de ervaringen
van de laatste jaren, zijn de. gemeenten in haar ver-

tiouwen ‘voorzichtig geworden. –
J. HASPER.

Zie: ,,De Gemeentefinanciën”
iii ,,E.-S.B.’,’
van
22
Januar’
1947, bit. 67.

DE BELGISCHE WET BETREFFENDE

DE HERSTELLING DER OORLOGSSCHADE

AAN
PRIVATE GOEDEREN.

liet Belgische Staatsblad van 10 October 1947 bevat
op de bladzijden 9312 en volgende den tekst van de op
1 October 1947 gegevèn bovenvermelde wet. In 70 arti-
kelen is een.betrekkelijk bondige en desniettemin in vele
bijzonderheden afaalende regeling, vervat. Hoewel de
verwijzing op vele plaatsen naar uitvoeringsvoorschriften
een volledig oordeel omtrent de betekenis van deze wet-geving nog niet mogelijk maakt, is het toch verantwoord
om op grond van den thans gepubliceerden tekst een alge-

meen beeld te geven.
De bijdrage van den Staat voor de financiering van den wederopbouw valt uiteen in twee. grote onderdelen
vergoeding voor herstel,
verlening van wederopbouwcredieten.
De vergoeding voor het herstel wordt gekenmerkt door
een ver doorgevoerde discriminatie ten aanzien van oorlogs-
slachtoffers van verschillende gegoedheid.
Het eerste hoofdstuk, bevattende de artikelen 1 tot
en met 8, geeft algemene voorschriften met betrekking

tot de tussenkomst van den Staat, welke voor de materie
in’ haar geheel gelden.
De tussenkomst van den Staat zal bëtrekking hebben
op de rechtstreekse materiële cii zekere schade,- door

oorlogshandelingen op Belgisch gebied toegebrcht na

27 Augustus 1939, aan lichamelijke, roerende en onroerende
goederen. Voor door Belgen op buitenlands grondgebied
geleden schade wordt verwezen naar een nader Koninklijk

besluit. Slechts wordt een regeling gegeven voor schade

aan schepen buitenslands, waarop hier niet nader kan

worden inggaan. Repatriëringskosten van goederen, die

door het toedoen van den vijand naar vreemde landen
werden overgebracht en die ten laste van de geteisterden

vallen, worden als oorlogsschade beschouwd.

Volgens art. 2 vallen kort samengevat onder oorlogs-

handelingen:

oorlogshandelingen in den engen zin van het wooi-d,
bepaalde daden gericht tegen liet oorlogspotentieel
van den vijand,

bepaalde misdaden en wanhedrijven (crimes et délits)

tegen de private eigendommen,


de gedwongen evacuatie,

de onbekende oorzaak; die het verlies of de bescha-

diging heeft veroorzaakt van goederen, welke zich in de
Meidagen van 1940 of tussen April 1944 en Februari 1945

op de Belgische Spoorwegen bevonden.

Art. 3 beperkt de toepassing van cle wet tot Belgen
en als van Belgische nationaliteit zijnde beschouwd ‘wor
dende rechtspersonen.. –
Art. 4 verwijst voor vreemdelingen naar internationale
regelingen.

Art. 5 sluit collaborateurs e.d. uit.


In art. 8 worden in de eerste plaats de beide bovenge-
noemde grote categorieën van st5atshulp omschreven,
terwijl voorts de tussenkomst van den Staat wordt uitge-
sloten voor zeer kleine schaden. Een waarde van drie-
duizend francs geldt als de benedengrens, behoudens voor
behoeftige natuurlijke personen. Deze benedengrén wordt
groter naarmate de geteisterde welgestelderis. Zij bediaagt
ten slotte 3 pCt van het vermogen voor personen, die meer
dan 50 millioen francs rijk zijn. De hulp gaat pas in voor
bedragen, welke boven de in elk geval toepasselijke grens
liggen. Een uitvoerige regeling is gegeven voor de volgorde,
waarin dezè aftrek op verschillende rubEieken van schade

plaatsvin d t.
De betrokken Minister kan vrijstelling geven van de
verplichting tot wederopbouw of herstel, in welk geval
de waarde van de toegekende vergoeding niet hoger wordt gesteld dan die op 31 Augustus 1939.
Floofdstuk 11 handelt over de vergoeding voor herstel
in het bijzonder. 1-let omvat de artikelen 9 tot en met 11. Art. 9 maakt onderscheid tussen onroeiende en roeren-

,de goederen. –
Van de negen categorieën, welke de wet kent, is de laagste
die van de geteisterden, w’ier vermogen op 9 October 1944 niet meer bedroeg dan 200.000 francs: De volgende maxi-
mumgrenzen zijn 500.000 francs, een millioen francs,tvee
millioen francs, vijf millioen francs, tien millioen francs,
twintig millioen francs en vijftig millioen francs De negende
categorie bevat’ tenslotte de personen met een groter
vermogen.

– De volledige vervangingswaarde voor onroerende goe-
deren wordt toegekend aan geteisterden uit de laagste
rubriek, die de vergoeding aanwenden voor den weder-
opbouw van het gebouw, dat hun tot woning diende, wan-
neer zij op 9 Octobr 1944 geen onroerende goederen be-
zaten, waarvan de globale verkoopprijs op 31 Augustus 1939 en in den toestand vôér het schadegeval, na aftrek
van de verkoopwaarde van’ het terrein, hoger was dan
80.000 francs, welk bedrag weder wordt verhoogd niet
5 pCt per bloedverwant in de opgaande linie of kind, dat ten laste kwam van den geteisterde en bij hem inwoonde
op het ogenblik van het schadegeval.
In de andere gevallen ontvangen de ge’teisterden-de
waarde van het vernielde onroerend goed per 31 Augustus
1939, verhoogd met een coëfficiënt volgefis de- onder-
staande tabel: ‘- –

906

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

12
November 1947

i3edrag ‘van de schade in
1.000
francs
A
B
C
D
E
F
&
H
Otot
3
0
0
0
0
0 0
0
0
3,,
10
3,50
0
0
0 0
0’0
10
20
3,5 3,4
0
0
0
0
0 0
20
50
3,5 3,4
3,2
0 0
0
0 0
50

,,
100
3,5
3,4
3,2
2,5
0
0 0


0
100
200
3,5
‘3,4
3,2
2,5
2
0 0
0
200

,,
500
3
3
2,9 2,5
2,1
1,9
0
0

500

,,
1.000
3 3
2,9 2,5
2,2
2
1,8
0
i.000

,,
2.000
2,6
2,6
2,6
2,6
2,3
2,1
1,9
1,7
2.000

,,
5.000
2,4 2,4
2,4
2,6
2,6
2,2
2
1,8
5.000

,,
10.000
2,3
2,3 2,3
2,3
2,3
2,4
2,1 1,9
10.000

,,
20.000
2,2
2,2
2,2
2,2
2,2
2,2
2,3
2
20.000

,,
50.000,.
2,1
2,1 2,1
2,1
2,1 2,1
2,1
2,2
50.000 en
meer
2
2
-2
2

/
2 2
2
2

In

deze
tabel stellen
de rubrieken
A
tot en
met
1-1
de eerste 8
rubrieken van welgesteldheid
voor,
welke hierboven
zijn
opgesomd.

Voor decategorie van personen, die meer dan
50
nul-

lioen francs bezitten, bedraagt de vergoedingscoëfficiënt:

Schade uitgedrukt in
Vergoedings-
percenten van het vermogen
coëfîiciënt
Van

Otot

3pCt
0
Van

3 tot

6 pCt
1,6 Van

6
tot 10 pCt
1,7
Van 10.tot 25 pCt
1,8
Van 25 tot 50 pOt
1,9
Van 50 pOt en meer
2,1

Evenwel mag de coëfficiënt nooit stijgen boven twee
maal de totale schade na aftrek van de 3 pCt bedoeld in
artikel S.

,Voor bloedverwanten in opgaande linie of voor kinderen

worden weder betrekkelijk kleine verhègingen toegekend.

Voor roerende goederen ontvangt men een vergoeding,
welke wordt ‘bêrekend op grondslag van eenheden, waarvan

de omvang en de waarde wordt vastgesteld bij Koninklijk
besluit. Ook hieraan is weder eeiî vrij gecompliceerd stelsel
van toeslagen verbonden.
Voor schepen en boten worden de beginseleo van de

vergoeding voor onroerende goederen toepasselijk ver-
klaard met bepaalde uitzonderingen.

Art.
9
bevat voorts uitvoerige vorschriften omtrent,

vermeerdering en vermindering van de herstelvergoeding,
waaruit in het bijzonder
nioge
worden vermeld, dat alle
bedragen, vergbedingen, betalingen, welke zijn ontvangen

van alle Belgische of buitenlandse openbare of privaat-.
organismen, van. verzekeringmaatschappijen tegen• oor-

logsrisico’s, met. uitzondering van de verenigingen voor

onderlinge verzekering, hulpfondsen enz,, in mindering
worden gebracht na aftrek van de daaraan betaalde bij-
premiën (surprimes). Voorts wordt, in mindering gebracht 2/3 van de sommen, welke boven vijfduizend francs door
de openbare hulporganismen in specie of in iiatura aan de
geteisterden zijn toegekend.
Hoofdstuk III (artt.
12
tot en met
15)
behandelt de
wederopbouwcredieten. Door aan staatscontrôle onder-
worpen instellingen, welke bij Koninklijk besluit worden aangewezen, kunnen aan de geteisterden herstelcredieten
worden geopend onder waarborg van den Staat. Het be-
drag van deze credieten, hun toekenningsvoorwaarden en
het ogenblik waarop zij worden toegekend, worden vast-
gesteld door Koninklijke besluiten. Hoofdstuk IV handelt over de rechtspleging. 1-let om-vat de artikelen
16
tot en met
42.
Art.
16
bepaalt, dat aanvragen om staatstussenkomst

door de rechthebbenden moeten worden gericht aan den provincialen directeur voor oorlogsschade van de plaats
van het schadegeval. De volgende artikelen geven allerlei procedurevoorschriften, welke uitlopen in art:
20,
inhou-
dende dat, indien na de door den geteisterde voorgebrachte
opmerkingen, een overeenkomst tot stand komt tussen
hem en den directeur aangaande de hem toe te kennen som,
onmiddellijk een akte wordt opgemaakt, welke door de

twee betrokken partijen w’ordt ondertekend. Blijkt daar- –
entegen gebrek aan oyereenkomst te moeten worden vast-
gesteld, dan zal de provinciale directeur volgens art.
22

daarvan per bangetekenden brief aan den betrokkene
‘gemotiveerd mededeling doen.
Het gevolg is een eigenlijk rechtsgeding. Volgens art.
25

wordt per provincie een commissie vai beroep ingerichV..

Voorzitter is een staatscommissaris, die wordt bijgestaan
door twee bijzitters: een technicus en een geteisterde. De
laatste wordt door den minister van Wederopbouw ge-
kozen uit een lijst van vijf namen, welke voor ieder van

een vijftal met name genoemde categorieën van geteister-

den wordt opgemaakt door ,,de coöperatief of coöperatie-
ven van geteisterden van het arrOndissement”. De staats-commissaris-voorzitter moet zijn Belg,
35
jaar of ouder,

doctor in de rechten, die gedurende ten minste tien jaren

aan de balie verbonden is gëweest, als pleitbezorger is

opgetreden,’ rechterlijke ambten heeft uitgeoefend of het

recht gedoceerd heeft aan een universiteit.

Met deze ,,eigenlijke i’echtspleging” voor de commissies

van beriep behoeft de zaak nog niet afgelopen te zijn,

omdat tenslotte nog verhaal vôôr den Raad van State
mogelijk is, overeenkomstig artikel9 van de wet van
23
December
1946.
Indien de sectie administratie van den

Raad van State vernietiging van de beslissing uitspreekt,

dan wordt de zaak verzonden naar een andere commissie
van beroep.

Hoofdstuk V regelt de Waarborgen van de kreçlieten
voor restauratie” ,in de artikelen
43
tot en met
49.
De

terugbetaling van de hoofdsom met toebehoren van de

toegestane wederopbouwcredieten wordt gewaarborgd

door een voorrecht, rustend op de gezamenlijke roerende

en onroerende oederen van den rechthebbende op het

crediet. Dit voorrecht heeft op het geteisterd goed voorrang

vôér alle voorrechten en hypotheken van vröegeren datum.
Op de overige goederen van den schuldenaar heeft het een

lageren rang. Ook voor andere goederen wordt een ‘regeling
gegeven. Tenslotte verdient in dit verband nog vermelding,
dat, wanneer het herstelcrediet w’oi’dt gebruikt voor het

bouwen op een ander stuk grond dan dit van het bescha-

digd goed, het voorrecht slechts rang neemt na de vroeger
ingeschreven voorrechten en ‘hypotheken.

Hoofdstuk VI houdt zich bezig met de rechten van der-
den in de artikelen
50
tot en met
54.
in de eerste plaats
worden de gevolgen van cessies en subrogties verschillend

geregeld al naarmate deze hebben ‘plaats gevonden véôr

of na het in werking treden van de wet. Dit zijn bijzonder-
heden, waarvoor naar den tekst van art.
50
moge woi’den
verwezen. Een bijzonder bevoorrechte plaats wordt inge-
nomen’ door overdrachten tussen bloedverwanten of aan-
verwanten in de rechtstreekse linie of in de zijlinie tot en
met den vierden graad, in geval van afstand bij ope,nbaren
verkoop, bij vervreem.ding van het goed om uit een onver-
deeldheid te treden en ter voldoening aan een recht van
– optie, dat dateerde v56r het tijdstip van de ramp.-

Hoofdstuk VII geeft in de artikelen
55
tot en met
58
strafbepalingen.

Hoofdstuk VIII bevat in de artikelen
59
tot en met
62
voorschriften van fiscalen aard, o.a: inhoudende verlaging
van bepaalde retributies aan hypotheekbewaarders enz.

Tenslotte zijn in het ‘IXde hoofdstuk in de artikelen
63
tot en met 70 diverse bepalingen tezamengebracht. Hier moge worden vermeld, dat artikel
63
bepaalt, dat
de vereffening van de vergoedingen en der herstelcredieten
gesbhiedt door tussenkomst van een openbare inrichting
(établissement public), waarvan de wet den rechtsvorm, de
wijze van samenstelling en van werking zal vastleggen.
Art.
64
legt bepaalde verplichtingen tot het doen van
mededelingen op aan verzekeraars.
Art.
,
65
bepaalt, wie rechtsbijstand aan de geteisterden
in verband met deze w’et kunnen verlenen.
Art.
66
spreekt de nietigheid uit van verschillende over-eenkomsten, welke met, bepdalde voorschriften van de wet
onverenigbaar zijn.
Art.
67
geeft voorschriften met betrekking tot ont-
eigening te algemenen nutte varj gronden door oorlogs-
handelingen verwoest of waarop versterkingen waren aan-gebracht.
Art.
68
bevat voorschriften van overgangsrecht.

Art, 69 stelt bepaalde regelingen uit den oorlogstijd

buiten werking.

Kennisneming van deze wet doet te meer verlangen naar
het ogenblik, waarnaar de Nederlandse oorlogsslachtoffers
reikhalzend uitzien, dat ook de Nederlandse Regering een

voorstel tot defihitieve regeling van deze materie aan de

Volksvertegenwoordiging zal voorleggen. De tijd van on-
zekerheid, welke belemmerend werkt op de plannen tot

wederopbouw, heeft reeds te lang geduurd.

Mr
W. F.
LICHTENAUER.

NOG EENS DESKUNDIGHEID IN HET

BEZUINIGEN 111).

Do beheersuitgaven.

Schaar, hakmes of maaimachine.

En nu het beheer; de kosten van de organisatie. Flier

liggen de kaarten gehêel anders. 1-her gaat het om de vraag,

of niet met minder kosten hetzelfde doel kan worden be-
reikt; het probleem van de efficiency. Bij de beleidsuit-

gaven kan met één beslissing een complex van uitgaven
vervallen; de bezuiniging op de beheersuitgaven veronder-
stelt daarentegen detailonderzoek van de organisatie. De

mate van doelmatigheid is meestal slechts na onderzoek
te bepalen. Dat een hoge graad van doelmatigheid gewenst
is, is voor ieder duidelijk. Wannéér deze hoge graad van
doelmatigheid is bereikt, kan daarentegen meestal slechts
na diepgaand onderzoek met behulp van cijfers worden
aangetoond. Floewel dus, in tegenstelling tot het beleid, een
gebrek aan doelmatigheid in de organisatie meestal met
cijfers kan w’orden aangetoond, is de verzameling van dçze
cijfers veelal uiterst moeizaam en tijdrovend. De ervaring
leert verder, dat het verkrijgen van de uitvoering van ge-
dane en op hun juistheid bewezen voorstellen vaak nog
moeizamer is.’
Eén van de oorzaken hiervan is stellig, dat de behande-
ling van organisatorische vraagstukken in de ambtelijke
Organisatie vaak in de verdi’ukkng raakt. De practijk
schijnt wel uit te wijzen, dat de beleidsproblemen zich
meer opdringen dan de beheersvraagstukken. 1-Jet is
vreemd, dat dit kan gebeuren. ,,Government itself is a
form of management, and the government should exemplify
the best management techniques” schrijft Jurarf
2
), maar
in de werkelijkheid spant het er wel eens om. Hoewel het in dc onderneming ook niet altijd rozegeur en maneschijn
is; maar wie zich aan een ander spiegelt, spiegelt zich zacht.
Fliermede is de doelmatigheid van-de bestuursorganisatie

niet gediend. ‘Wanneer soms de wal het schip keert en de
indruk ontstaat, datde beheersonkosten te hoog opgelopen
zijn, komen deze organisatievraagstukken plotseling in
het centrum van de aandacht en moet worden ingehaald,
wat jaren werd verwaarloosd. En dan loopt men, zoals vanzelf spreekt, het gevaar, dat in plaats van de snoei-schaar, waarmede na rijp beraad ieder overbodig takje

wordt weggeknipt, de maaimachine wordt gehanteerd en
iedere organisatie, ongeacht haar taak, structuur en per-
soneelsbezetting, vo]gens een uniform recept wordt hij-
geschoren.

In analogie ret het jongensspel ,,lepel, schaa” of hak-
mes?” kan men bij de pogingen tot opvoering van de doel-
matigheid van de organisatie de vraag stellen: ,,schaar,
hakmes of maaimachine?” Geen der middelen is op zichzelf
af te keuren. Wanneer vaststaat, dat het apjaraat te groot
is – en daarvan gaat deze discussie uit -, dan gaat het
hoogstens om het zoeken van het middel, dat tot het beste
resultaat leidt. Is de snoeischaarmethode niet mogelijk,
dan moet het hakmes worden gehanteerd. Kan ook dit

‘) Het eerste gedeelte van dit artikel werd geplaatst in
van
29
October
jI., hlz. 856.
‘) J. M. Juran ,,Bureaucracy: a Challenge to Better Management”,
Harper and Brothers, New York, Londen (blz.
104).

niet, dan blijft als enige oplossing de maaimachine. Waar

het op het ogenblik gaat om het bereiken van resultaten
op korte termijn, is het hanteren van de snoeischaar over

de gehele linie uitgesloten. liet micro-organisatieonderzoek,
dat moet voorafgegaan aan het wegknippen van alle over-

bodige lootjes, is zo tijdrovend, dat deze methode eerst

na jaren tot resultaten zou leiden. Bovendien is het de

vraag, of deze resultaten bevredigend zouden zijn, omdat

slechts een sanerende werking van binnen uit tot duurzame

resultaten kan: leiden. Het gaat dus thans om de keuze

tussen hakmes en maaimachine. Het eerste wordt nog met

intelligentie gehanteerd’ en kan rekening houden met bij-
zondere omstandigheden. De maaimachine doet dit niet
meer; zij werkt mechanisch.

Indien mogelijk geen maaimachine.

Prof. Bakker stelt de maaimachine voor: 25 pCt ver-

mindering over de gehele linie. Wellicht zal deze 25 pCt
er over het geheel genomen wel inzitten. Maar dit is stellig

niet het geval voor alle onderdelen. In het ene zit meer, in

het andere minder. hierdoor zou de maaimachine hier en
daar in het vlees snijden. Wanneer het evenwel niet moge-

lijk is een weg aan. te wijzen, waarlangs met meer onder-

scheid de besnoeiing kan plaatsvinden, blijft als onver-
mijdelijk middel over de door Prof. Bakker gepropageerde
uniforme inkrimping. Dus ,,het domme potlood”, dat

in dit geval, bij afwezigh’id van betere middelen die
effectief zijn, het intelligente potlood wordt.
Zoals gezegd, gaat het om het bereiken van resultaten op

korte termijn. Verbeteringen, die, hoe wenselijk ook, eert
op langere termijn resultaten opleveren, kunnen hier
buiten beschouwing blijven. Bij een andere gelegenheid
3)

heb ik er reeds op gewezen, dat er in de structuur van de
leiding van de ambtelijke Organisatie enkele zeer ernstige fouten zitten, die belangrijke consequenties hebben. Vooi’
een deel zouden deze kunnen worden opgevangen door
het benoemen van een Staatsseci’etaris, die de leiding
van het gehele ambtelijke apparaat zou moeten voeren en
terzake verantwoording schuldig zou zijn aan de Minister-

President. Ten aanzien van het beleid zou de instelling
van een zelfstandige Minister-President een zaak van uiterst
gewicht zijn. Ook voor de oorlog werd, zoals ik in het vorige
artikel opmerkte, deze Minister-President reeds gepropa-geerd door de Bezuinigingscommissie. Wellicht moet dit
advies ten dele worden verklaard uit het streven van deze
commissie, om, waai’ zij verschillende plannen tot reorga-nisatie niet kon doorzetten bij de betrokken ministers, een
super-minister te krijgen. Zuiver organisatorisch gezien had
de commissie het evenwel bij het i’echte eind, lIet ziet er
echterniet naar uit, dat een dergelijke reorganisatie binnen
afzienbare tijd zal worden dooi’gevoerd. Een andere me-

thode tot verhoging van de doelmatigheid propageerde
ik op de efficiency-dagen in 1946
4).
Ook dit plan, dat be-oogt tot een betere methode van selectie en promotie te
komen, zal slechts na verloop van jaren tot de beoogde
verbeteringen leiden. Waar het thans om gaat, is een ver-
hoging van de doelmatigheid – vnl. door hogere prestaties
– op korte termijn, zeg binnen één of twee jaar.
Hierbij moet vooropgesteld worden, dat het uitgesloten is, binnen een zo korte tijd het gehele ambtelijke apparaat

aan een onderzoek te onderwerpen. Dit zou jaren kosten
en vermoedelijk toch nog niet tot geheel bevredigende resul-

taten leiden. Wat nodig is, is een verbetering van binnen
uit. Deze

is slechts mogelijk, indien degene, die verantw’oor-

delijk is voor de gang van zaken in de organisatie, hiei’voor
verantwoordelijk wordt gesteld, en het zijn, zoals Prof.

Bakker terecht opmerkt, ,,in de eei’ste plaats de leiders
van de diensten, die voor een efficiënte uitvoering van hun
taak moeten zorgen”. Deze verantwoordelijkheid moet
onder geen omstandigheid van deze leiders worden afge-

3)
De opbouw van het bestuursapparaat, Elsevier
1945.
‘) Enkele opmerkingen over de Organisatie van
‘5
Rijks bestuurs-apparaat (Publicatie no.
254
van het Ned. Instituut Voor Efiiciency).

r
– 908

EcoNoMIscHsTATIsT.ISc}

: BERICHTEN

12 November 1947

• nomen. Maar dan moeten zij ook in staat worden gesteld,

deze verantwoordelijkheid te-dragen en moeten zij ver-
antwoordelijk word’en gehouden. Dit kan alleen, wanneer
de hogere instantie contrôle uitoefent. Deze contrôle is

slechts mbgelijk met behulp van cijfers omtrent-de doel-
matigheid. – –

1-let gaat er dus om de hoofden van diensten, afdelingen,

bureaux enz. te animeren de efficiency van hun dnderdeel

op te voeren, door hen op deze taak te wijzen, hun de
uitoefening mogelijk te maken en deze te controleren.

Eerst wanneer dit mogelijk is, kan worden verwacht, dat

het streven naar meer doelmatigheid zich van boven af
naar beneden voortplant, een cumulatieve werking gaat

krijgen en bij de uitvoering een goede voedingsbodem vindt.

Waarom ontbreekt dan veelal tegenwoordig deze ket-

tingreactie? Ik zie drie mogelijkheden bij de chef van l{et
onderdeel. Onwil, onkunde, onmacht. De onwil is geloof

ik niet vaak aanwezig. Hier ‘en daar wellicht, maar zij

behoeft slechts te worden onderkend om daaraan een eind&

te maken. Dit onderkennen vereist bij de hogere functio-

naris echter weer vergelijkiiigsmateriaal, hetzij met een
standaardprestatie of met prestaties bij andere organisa
torische onderdelen. Onkunde komt wellicht vaker voor;
het gaat hier dan om voorlichting cii steun bij de uitvoe-

ring. Onmacht is aan de orde van de dag. Vrijwel steeds

zijn de leiders van diensten, afdelingen enz. zodanig met

beleidsvraagstukken bezet, dat er weinig tijd overblijft

om aandacht te besteden aan de beheersproblemen. Hij

zou dit moeten doen, omdat hij terzake verantwoordelijk

is en iemand anders het dus niet voor hem doet, maar hij

heeft geen tijd. En zo vallen vaak de organisatieproblemen
tussen’ wal en schip. Dit is niet een onbekend verschijnsel.
integendeel, het wordt algemeen erkend. Het detailonder-

zoek van de organisatiedeskundige moet dan vaak redding

brengen, maar dit kan deze leemte niet opvullen, omdat
het incidenteel is; het wekt gee,n kettingreactie op.

Wat er dus nodig is, is in de eerste plaats de wil om tot

een efficiëntere Organisatie te komen. In deze discussie
mag deze als aanwezig worden beschouwd, omdat anders

een bespreking van de techniek geen zin heeft. De teehiiiek

moet deze zijn, dat do hoofden van onderdelen in staat

worden gesteld om deze beheersfunctie te vervullen en dat
deze vervulling word t gecon troleercl door de hogere organen.
Structureel betekent dit, dat er in de hiërarchie van liet-
ambtelijke apparaat onder de aansprakelijke hoofden van
diensten enz. een aantal functionarissen wordt geschapen,

die zich binnen het onderdeel speciaal toeleggen op deze
beheersfunctie. In het kleine onderdeel – bureau en af-
deling – kan de chef het geheel gemakkelijk overzien. Hier
zijn de uitvoering van het beleid en de wijze, waarop dit
wordt gedaan, zo dicht oider de aandacht van de chef,
dat hij hiervoor de tijd moet kunnen vrij maken. In het
grotere onderdeel gaat dit al minder goed, zodat men deze
beherende functie meestal zal moeten opdragen aan een
functionaris, die daarvoor de geschiktheid heeft en tege- –
lijkertijd een functie uitoefent, – die zich leent voor een
dergelijke combinatie, bijv. de personeelschef, het hoofd
van de afdeling Comptabiliteitf van de afdeling Algemene
Zaken. In de nog grotere organisatorische onderdelen
5)

met bijv. meer dan 500 ambtenaren lijkt mij de aanstelling
van een ‘speciale organisatiechef onder de directeur meestal

onontkoombaar. Tenslotte behoren deze lijnen samen te
komen bij de Secretaris-Generaal, die vooral bij de grote
Departementen veel van dit deel van de leiding aan een
organisatiedirecteur zal moeten delegeren. –

Prestatieoergelijhende cijfers. –

Tot zover de structuur, die met een betrekkelijk geringe
verhoging van kosten kan worden bereilct. Maar nu de

procedure. Deze staat en valt met de beschikbaarheid
van cijfers omtrent de doelmatigheid. Prof. Bakker noemt
de verschillende contrôle- en efficiency-organen op, waar-

– ‘) Het
kleiné onderdeel maakt uiteraard deel uit vail hêt grotere.

over het bestuursapparaat
beschikt.
Die. van de Ministe-

ries, van Financiën en van de -Algemenè Rekenkamer.
,,Zij moeten – aldus Prof. Bakker – de doelmatigheid

van-de uitvoeriiig op een telkens hoger niveau controleren”

en
,,zô
dâartoe aanleiding is, voorstellen tot verbetering
doen”. Maar degene, die wijziging voorstelt, heeft door-

gaans de bewijslast. Fliervan kan-hij zich slechts kwijten

door cijfers te presenteren, waaruit blijkt, dat zijn voorstel

een verbetering is vergeleken bij de bestaande situatie.

Zijn deze cijfers èr nit,- dan valt er zelden wat te contro-
leren én vrijwel nooit iets te bewijzen. Uiteindelijk hangt

dus de ddorvoerbaarheid van deze methode af van de

mogelijkheid om cijfers omtrent de doelmatigheid te ver-

krijgen.

In doorsnee is îïien bij het verzamelen beperkt tot kos-

tencijfers en ‘prestatiegegevehs. Opbrengsten zijrf er in

het ambtelijke zo hoogst zelden, dat. een vergelijking van

kosten en opbrengsten weinig zin heeft. Ook het uitdrukken

van de kosten per organisatôrisch onderdeel in geld is nog
slechts in beperkte mate mogelijk. 1-let gaat er echter niet
om, om vast te stellen, w’at voorlopig niet bereikbaar is.
De vraag is, of er op korte termijn zo veel bereikbaar is,

dat de methode van de maairnachine kan worden ver-
meden. Ik geloof wel, dat dit mogelijk is. In eerte aanleg

zou men zich moeten bepçrken tot de vergelijking van

de bestede hoeveelheid mandagen met de verrichte
prestaties. Indien per organisatorisch onderdeel per maand

de hoeveelheid mandagen zou kunnen worden gesteld

tegenover de verrichte prestaties en er op deze wijze een
aantal prestaties per mandag berekend zou kunnen wor-

den, dan zouden’ij een eind verder zijn. In’ de eerste plaats
zou er binnen dezelfde Organisatie – aangenomen, dat
haar taak gelijk gebleven is – een vergelijking van de

prestaties met vorige maanden mogelijk worden. Vooral

bij organisaties met een aflopende taak zou dit een ding

van belang zi.in
. in de ‘tweede plaats zou een vergelijking

mogelijk worden met andereorganisaties met een gelijke
taak. Vooral deze mogelijkheden zijn in het ambtelijke vele.

Ik denk hierbij ijiet alleen aan de administratieve onder-,

delen, zoals typekamers, postkamers e.d., clie bij honderden
in de ambtelijke organisatie aanwezig zijn. Ook de vele

hoofdkan toren met regionale bij kan toren zouden in een

dergelijke presta tievergelij kende statistiek uitmuntend
materiaal beschikbaar krijgen om toezicht uit •te oefenen
op de doelmatigheid van deze bijkantoren. Het aantal
hiervan moet men niet onderschatten. Om maar enige
grote te noemen: de Gewestelijke Arbeidsburedux, de J3c-
lastingkantoren, de Kantongerechten, de Bouwbureaux.
Tenslotte biedt een dergelijke vergelijkende statistiek de
mogelijlcheid om op één punt via een micro-organisatorisch
onderzoek een standaardprestatie en procedure te bepalen
en deze na raadpleging van de statistiek en uiteraard na
instructie van de betrokkenen aan alle vergelijkbare
onderdelen op te Jeggen. Op deze wijze kan het micro-
organisatorisch onderzoek, waaraan men wegens de tijd-
rovendheid het gehele apparaat niet kan onderwerpen,
weer uitermate vruchtbaar worden: –

Moeilijkheden..

Natuurlijk zijn’ er vele moeilijkheden .,,Voor verschillen-
de soorten werk is het moeilijk prestatiemeters te vinden”.
Volkomen juisi., Maar de practijk wijst uiA, dat gemiddeld

ongeveer 90 pCt van de personeelsbezetting in deze sta-
tistiek kân worden opgenomen zonder al te veel extra-stu-
die. ,,Deuitgaven voor het personeel vormen maar een deel van de kosten”. Eveneens toegegeven. Maar is de
personeelsstatistiek gereed, dan is een introductie van de
lonen en een vèrdere uitbreiding tot de huisvestingskosten
en de regelmatig terugkerende uitgaven voor materiaal-
kosten niet moeilijk. ,,Beleid valt niet te meten”. Maar
meestal is,wat men een beleidsonderdeel noemt, niet meer
dan een organisatorisch onderdeel, dat beleid uitvoert.
Bovendien, zodra -‘dc aantallen beleidsbeslissingen voldoen-

11

12 November 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

909

,de groot zijn,.gaat ook hier de wet van de. grote getallen

werken en plegen gemakkelijke en moeilijke béslissingen

in een vaste verhouding te komen Absolute vergelijk-

baarheid vanide onderdelen is er zelden of nooit”. Inder-
daad. Maar zodra in een vergelijkende statistiek een be-
,,paald onderdeel ongunstig uitspringt, zijn er drie onder-
delen:,

er is geen yergelijkbaarheid;

er is een onjuiste werkmethode;
er wordt niet voldoende gewerkt.

In alle drie gévallen dus een reden om eens te gaan kij-

ken. In het eerste geval moet de statistiek worden herzien,
in detwee andere gevallen moet de organisatie worden
gecorrigeerd. Onderzoek wordt dus niet uitgeschakeld,

maar het kan veel gerichter zijn, omdat de zwakke punten

gemakkelijker op het spoor te komen zijn. Een dergelijke

statistiek vervangt het beheer niet, maar het is een instru-

ment voor het beheer. Zonder dit instrument is het wel-
haast onmogelijk in dezezeer omvangrijke organisatie het

beheer tot zijn recht te doen komen. ,,FIet kost geld”.

Aanvnkelijk stellig. Op dduur spaart het geld uit. En

ook op het gebied van de organisatie kan men niet voor
e’en dubbeltje op de eerste rang komen.

Er kunnen nog tal van ançlere bezwaren worden aange-
voerd. Hiertegenover staat evenwel de ervaring, dat het
overgrote deel van de ambtelijke Organisatie in een derge-
lijke prestatievergelijkende statistiek kan woden opge-

• nornen en dat op deze wijze een ‘uitstekend instrument
ontstaat voor de toetsing van de doelmatigheid.
• Er zijn, natuurlijk tegenwerkende factoren. De door Prof.
Bakker vermelde uitlating van Dewing ,,the bigger the

business’the bigger the man” geeft een oude wijsheid weer.
• Salomo merkt in zijn Spreuken al op dat ,,in de menigte
des volks des Konings heerlijkheid is”. De Nederlandse
versie dat ,,de lengte van de telefoonlijst van de afdeling
de glorie van de chef is” zal velen niet onbekend zijn.

1-let wordt hier en daar stellig een hele toer om te berei-
ken, dat de waarde van de leidinggevende ambtenaar
niet meer wordt bepaald door het aantal ambtenaren, dat
in zijn afdeling werkzaam is, Maar ‘door de hoogte van’ de

prestaties per ambtenaat’ – de grootste weerstand zal
niet bij de ambtenaar, iilaar hij de Overheid zelf zitten.

Maar wanneer hetgelukt de uitvoering efficiency-minded
te maken, en dat geschiedt door hen op hun taak te dien
aanzien te w’ijzen, hen terzake verantwoordelijk te stellen
en contrôlé uit te oifenen, dan moet het ook fnogelijk zijn

de geest die streeft naar lange telefoonlijsten, te bestrijden. Vooral, indien bij promotie met het al of niet nuttig gebrui-ken van organisatorische kundigheden wordt gerekend.
Waar hèt samenstellen van een dergelijke statistiek
binnen één jaar mogelijk moet zijn, acht ik het de moeite
‘aard deze weg in te slaan. Men moet vooral in eerste aanleg niet te ver willen mikken. Wanneer men begint
met een beperkt doel, zal de érvaring op de duur’de prac-
tische grenzen aangeven. De moeilijkheden bij de uitvoe-
ring zijn, zoals vanzelf spreekt, talrijk. Ook zal de volle
100 pCt nooit worden bereikt. Maar zelfs voor die onder-
delen, waar weinig kan worden bereikt, is iets nog altijd
beter dan niets. Enover het geheel ge,nomen kan zeer veel
worden bereikt. En dit is nodig, want wanneer het niet
mogelijk blijkt een betere methode aan te wijzen en door
te voeren, blijft als het meest intelligente alternatief
:
de
maaimachine of het domme potlood.
**
*
,,Wie is nu deskundig in het bezuinigen?”, de vraag,
welke Prof. de Vooys stelt. Ik geloof, dat deze vraag anders
moet worden gesteld. ,,Wie moet, indien er op de over-
heidsuitgaven bezuinigd zal kunnen worden, deskuçlig

in het bezuinigen zijn?” Voor de beleidsuitgaven, die zeker
driê kwart van het totaal uitmaken, de Ministers en de
Volksvertegenwoordiging; voor de beheersuitgaven, de

kosten van de Organisatie, de Ministers en de ambtenaren.

Dr A. WINSEMIUS.

AANTEKENING.

DE EUROPESE GRA.ANVOORZIENING.

Dr F. J. Weale teLonden schrijft ons:
1-let eerste resultaat, waartoe de Amerikaanse experts,

die het rapport van de ,,Marshall”-conferentie te Parijs

in studie 11ebben genomen, zijn gekomen,’is,dat de in het
rapport gegeven cijfers voor een periode langer dan één

jaar nauwelijks een betrouwbare basis voor berekeningen

opleveren. Andersgezegd: het rapport is in sommige op-

zichten re’eds als verouderd te beschouwen.

Het rapport dient echter, ook al is dit het geval, zeer

zeker ernstig te worden genomen voorzoveire het de graan-
voorziening der 16 deelnemende landen onder de loupe
neemt. Wat dit betreft, komt het rapport tot de conclusie,-
dat de hroodgraanproductie der 16 landen niet eerder dan

in 1951 het vodroorlogse peil weer zal bereiken. Daarbij

moet echter rekening worden gehouden met het feit, dat
de bevolking dezer landen in totaal gestegen is van 249

millioen vôér 1940 tot 269 millioen thans; het geschatte

cijfer voor 1951 is 279 millioen. Een stijging van de import

boven het percentage, dat deze vôér 1940 van de totale

voorziening uitmaakt, is dus slechts te voorkomen door
de binnenlandse productie, in overéenstemming met de
toeneming der bevolking, boven het vooroorlogse niveau
op te voeren.

Het rapport bevat de volgende cijfers:

in duizenden tons

Gemiddelde
Broodgraan

1934/’38

1946/47

1947/’48

1050/51
Productie der
16

landen
……….
35.871

30.201

23.361

36.025
lmportbehoefte der

16
landen
……..
13.939

15.341

23.777

17.858

Totaal ‘ …….
49.810

45.548

47.138

53.883

1-let is interessant, om in dit verband de cijfers van de

Benelux te vermelden; zij houden, zoals uit onderstaande
opsomming blijkt, rekening met een stijging dci’ brood-
graanimporten gedurende de komende vier jaren.

in duizenden tons
Gemiddelde
Belgid
1934/38
1946/47
1947148
19501’51
Productie
874

487 225
-.

580
Iinportbclioeftc

.
1.285
.

658
1.000
1.570
Totaal

……..
2.150


1.145
1.225
2.150
Luxemburg

Productie
43 36
IS

42
Iniportbehoefte

-.
ii
12
28
10
Totaal
54 48
44
52
Nederland
Productie

……..
877 815 545
678
linportbehoefte

.
755 709 1.046
1.114

Totaal

……..
1.632
1.524
1.591


1.792

Welke zijn nu de perspectieven van de Europese brood-
graanvoorziening op korte termijn?


Toen de bovenvermelde schattingen werden opgesteld,
werd het tekort der 16 landen voor het komende seizoen
geschat op rond 24 millioen ton. Hoewel definitieve oogst-
cijfers aan beide zijden van de Oceaan nog niet beschikbaai’
waren, nam men kort geleden aan, dat in de voornaamste

productielanden (de Verenigde Staten, Cânada, Argentinië
en Australië) niet meer dan 20 millioen ton voor export
beschikbaar zou zijn. Meer in het bijzonder Moet thans
rekening worden géhouden met de slechte oogstresultaten
in Europa, terwijl bovendien de maïsoogst in de Verenigde

Staten ongunstig is uitgevallen. Een en ander leidt er toe,
dat de gaping tussen exportmogelijkheden enerzijds en
importbehoeften andei’zijds nog is verbreed. Tenzij de
.Amerikaanse Regering erin slaagt een verhoogde export
te bewerkstelligen, zullen drastische yerminderingen in de
toewijzingen, en daardoor daling der rantsoenen, voor
sommige landen onvermijdelijk zijn.
Voorts het prijsprobleem. 1-let is voor de deskundigen – der 16 landen zeer moeilijk’geweest om een betrouwbare
kostenberekening aan de schatting der behoeften ten grond-

910

ECONOMISCH.STATISTISCHE BERICHTEN

12 November 1947

slag te leggen. Men is overeengekomen, één prijs aan te

nemen voor de gehele periode van vier jaren. In verband

met de betekenis van de Verenigde Staten als leverancier

heeft men zich gebaseerd op de Ameiikaanse graanprijzen,

geldende op 1 Juli jl.
Nauwkeurige gegevens omtrent de berekeningen ont-

breken. De deskundigen hebben echter de totale kosten

van de bovengenoemde hoeveelheid van 20 millioen ton

geschat op
S
1.720 millioen, di. rond S 86 per ton. De vooi
4

1947/1 948 benodigde hoeveelheid, vastgesteld op 25

millioen ton, zijn daarnaast berekend tegen $ 2.400 mil-
lioen, d.i. rond S 96 per ton. Daar, zoals gezegd, bijzon-;

derheden ontbreken, is het niet mogelijk om na te gaan,

hoe dit laatste cijfer isherekend. In totaal is er een verschil

van
S
250 millioe.n; een nadere verklaring hiervan ware

zeer gewenst.

Dit is een interne aangelegenheid van het rapport. Een

ander probleem vloeit voort uit de stijginj van de graan-

prijzen op verschillende markten sinds 1 Juli ji. Op die

datum noteerde tarwe (cash) te Chicago $ 2,231 per bushel.
Als deze prijs aan de berekeningen van het rhpport ten
grondslag ligt, heeft hij thans zeker zijn gelding verloren.

Sindsdien is immers de tarweprijs reeds tot $ 3 per bushel
gestegen, U. met 30 pCt. Termijnprijzen liggen iets lager,
maar de October-noteringen lagen desondanks toch ook

30 pCt boven die van Juli jl. Dat wil zeggen, dat de be

langrijkste post in het ,,Marshall-plan”, t.w. broodgraan,
berekend voor een hoeveelheid van 20 millioen ton, rond

$ 516 millioen duurder is geworden. Dit bedrag staat

gelijk met 10 pCt van Eet totale deficit der 16 landen voor
het jaar 1947/1948, ten bedrage van $ 5,1 milliard.
Dit is slechts één voorbeeld van de gevaren, waaraan
iedere schatting onder de huidige omstandigheden bloot
staat. 1-let stelt duidelijk in •het licht, dat er voor de

Arerikaanse Regering alle aanleiding bestaat om tegen de

bifmnenlandse inflationaire prijsbeweging in het veld te
treden. Zonder bestrijding hiervan is een financiële limiet
voor de omvang van de Amerikaanse hulpverlening zeer

moeilijk aan te geven. Bestaat voor Europa de mogelijkheid om té profiteren van mogelijke exportoverschotten van Sovj et-Rusland?

Over de nieuwe Russische oogst zijn geen absolute cijfers

bekend. Officieel werd bekend gemaakt, dat de graanoogst
in Sovjet-Ruslaid dit jaar 58 pCt hoger ligt dan het vorige
jaar. De ogst van 1946 was er echter bijzonder slecht; de
oogst van dit jaar zal naar schatting een exportsurplus

van hoogstens 1 tot 1f millioen ton opleveren. In Sovjet-Rusland is bovendien brood nog steeds gerantsoenneerd;
waarschijnlijk zal hieraan eerst een einde worden gemaakt,
alvorens tot export wordt overgegaan. De veronderstelling
ligt voor de hand, dat Rusland weinig kan bijdragen tot
leniging van de nood in Europa. Momenteel ligt de beslis-
sing inzake de Europese broodvoorziening duidelijk in

handen van het Westelijk halfrond.

/
INTERNATIONALE NOTITIES.

ECONOMISCHE ASPECTEN VAN DUITSLAND.
Het jongste verslag van het Engelse ,,Select Committee
on Estimates” sprak er. zijn verbazing over uit, dat de
Contrôle Commissie voor Duitsland nog steeds geen af-deling bezat om de uitgaven in Duitsland te controleren.
Dit is nu recht gezet. Gegronde reden tot verbazing be-
stond er inderdaad, aldus .,Thè Economist” van 1 dezer,

gezien het feit, dat de netto jaarlijkse last, die op de

Engelse belastingbetaler drukt om de Duitse economie
in stand te houden, meer dan £ 80 millioen bedraagt, een
bedrag van ‘ 60 mïllioen, uitgegeven voor de bezetting,
niet medegerekend. Van dit totaal wordt £ 71.250.000 uit-

gegeven voor noodzakelijke importen – overwegend voed-
sel – en £ 5 millioen voor de import van grondstoffen
en enkele eindproducten. Hierteenover kan voor 1946

slechts £ 8 millioen worden gesteld alsopbrengst van expor-

ten uit de Britse zône.

Uit de 21 aanbevelingen van he.t genoemde comité stipt

,,The Economist” er een tweetal aan: een voorstel, dat

het probleem van de herziening van de Duitse prijsstruc-

tuur en het vaststellen van een uniforme wisselkoers voor

de mark door deskundigen moet worden bestudeerd, en
het vestigen van de aandacht op het
feitL
dat in Engeland
meer papier wordt gebruikt voor voetbalkaartjes dan be-

schikbaar is voor opvoeding in de gehele Britse zône. De

discussie over de monetaire sanering in Duitsland is,

zo zegt het -blad, lopeloos gecompliceerd geworden, daar

de vier bezettende machten het niet met elkaar eens zijn;

voorts ook door het verschil van mening tussen diegenen,

die deze sanering willen uitstellen totdat de productiviteit

toeneemt, -en hen, die zeggen, dat de productiviteit niet
kan stijgen alvorens de valuta is gesaneerd. ,It is time for

fresh minds to get to work”, schrijft
rghe
Economist”.

Tenslotte nog een enkele opmerking uit het
erslag over
transportproblemen in

het gebied van de Boven-Rijn-

Westfalen en over de voedselsituatie. 1-let verslag wijst

er op, dat slechts aan een derdevan de vraag naar extra

wagons om de Ruhrsteenkool te vervoeren kan worden
voldaan. Men is slechts ternauwernood in staat de lopende

productie te verwerken, zodat de bijna 11 millioen ton

grote steenkoolvoorraad ter plaatse blijft liggen. Wat de

voedselsituatie betreft zegt het verslag, dat, bij de huidige

agrarische productie, West-Duitsland de niet-agrarische

bevolking slechts kan voorzien niet 1.000 calorieën per dag,

U. nog geen 39 pCt van het minimumrantsoen, vereist

voor ,,real recover”. Het huidige rantsoen moet volgens
het verslag onmiddellijk worden verhoogd. –

DE UITVOER VAN DE

VERENIGDE STATEN.

-In verband met de eventuele Amerikaanse hulpver-
lening aan Europa verdient de uitvoer van de Verenigde
Staten bijzondere aandacht. De onderstaande tabel,

evenals de volgende gegevens ontleend aan een artikel in

,,Foreign Commerce Weekly” van 18 October jl., laat zien,
dat de uitvoer in het eerste halfjaar van 1947 een record-

hoogte heeft bereikt. Vergeleken met een jaar geleden

is de waarde van de uitvoer met60 pCt gestegen; een derde
van deze stijging is aan de prijsstijging van goederen toe
te schrijven. Uit de derde k.ilom blijkt, dat de betaalde
uitvoer (;,cash purchases”) sedert de bevrijding een steeds
groter percentage bedraagt. De uitvoer van ,,lend-lease”-
goederen, die een zo groot gedeelte van de uitvoer in de
oorlog uitmaakte– in de jaren 1942-1944 werd slechts
een vierde van de uit-voer betaald – was te verwaarlozen.
De uitvoer van goederen van de U.N.R.R.A. en verder uit –
particuliere hulpacties daalde tot 5 pCt van de totale
export, terwijl dit percentage in de eerste helft van 1946
nog 15 bedroeg. In absolute cijfers was deze daling natuur-
lijk geringer.
De verhouding van de uitvoer tot de totale productie
van roerende goederen in de Terenigde Staten bedroeg
in de eerste zes maanden van dit jaar 12 15Ct, vergeleken
met7,6pCt in 1939 en 16 pCt in 1919, toen de Verenigde
Staten op grote schaal goederen uitvoerden als hulp bij

de na-oorlogse reconstructie. Dit gestegen percentage, ver-
geleken met 1939, is voor een belangrijk deel toe te schrijven
aan de uitvoer van voedingsmiddelen en textielgoederen.
In de richting van de export is een verschuiving opge-
treden. Terwijl in de jaren 1936-1938 en in de eerste helft
van 1946 67 pCt van de export naar de landen van het

Oostelijk halfrond ging, was dit percentage voor de eerste
zes maanden van dit jaar gedaald tot 58. Naar de zestien
Europese landen, die aan het Europese herstelplan mee-
weî’ken, ging in deze periode een hoeveelheid goederen
ter waarde van $ 2.498 millioen, waarvan 94 pCt werd
betaald. De hulpverlening kwam voornamelijk Oostenrijk,
Frankrijk, Griekenland en Italië ten goed.
In de laatste maandèn is de uitvoer iets gedaald. In

12 November 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

911

In- en uitooer pan de Veenigde Staten.

(in millioenen_dollars)

Periode

Export
1)
Betaalde

aan-
kopen in perc.
van liet totaal
Import

Exportoverschot (+)
Importoverschot (-)

Tohal
Betaalde
Totaal
1

Betaald
aankopen ‘)

geiii. 1936-’38
2.967

.
2.967
106,0
2.489
+

478
+

478
gem. 1939-’41
4.115 3.853
93,6
2.763
±
1.352
+
1.090
gem. 1942-’44
11.767
2.834
24,1 .349
+
8.418
515

1945
9.803
3.759
38,3
4.136
+
5.667

377
1946
9.742
7.965
81,8
4.935
+
4.807
+
3.030
Juli-Dec.

1945
3.972
2120
53,3
2.014
+
1.958
+

106
Jan-Juni 1946
4.770
‘3.505 73,5
2.28(1
+
2.483
+
1.218
Juli-Dec. 1946
4.972
4.460
89,7
2.649
+
2.324
+
1.812
Jan-Juni 1947
7.553- 7.124
94,3
2.859
.

+
4.694
+
4.265

1)
Inclusief her-exporten.
) Inclusief alle overzeese ,,cash” of ,,credit”-verschepingen, behalve ,,len&lease”, TJ.N.R.R.A., particuliere hulpacties en
goederen voor cle Amerikaanse troepen in liet buitenland. Inbegrepen zijn ook verschepingen voor de Amerikaanse ,,agencies and
estahlishments” in het buitenland. In de periode Juli-December 1945 vertegenwoordigden deze verschepingen een waarde van
$ 15 millioen, in 1946 een waarde van $ 164 millioen. –

Juli bedroeg zij $ 1.151 millioen en in Augustus $ 1.149
millioen. Daar de grote uitvoer voor een zeer belangrijk

deel het gevolg is van de door de Verenigde Statén ver-strekte leningen, zal een handhaving op dit hoge niveau

of een verdere stijging – afgezien van de prijsstijging –
afhangen van da omvang van de nieuwe Amerikaanse
hulpverlening.

lIET ICRTJG-ItAPPORT.

1-let idee van Minister Marshall hulp aan Europa te
verlenen, heeft President Truman aanleiding gegeven tot
het instellen van drie commissies, om de gevolgen van een

mogelijke hulpvei’lening op de Amerikaanse volkshuis-
houding na te gaan. De eerste commissie benadert het
vraagstuk van de goederen-, de tweede van de geidzijde
de derde bepaalt de omvang van de steun en de export.
De eerste commissie, onder leiding van Minister Krug
(Binnenlandse Zaken), heeft haar rapport 18 October jl.

uitgebracht. De voornaamste algemene conclusie van het
rapport is, – dït ter vergelijking niet het pas gepubliceerde
rapport 1-larriman -, dat de Verenigde Staten hulp aan
West-Europa kunnen verlenen ten bedrage van ongeveer
$ 20 milliard over een periode van vijf jaren. Deze con-
clusie vereist echter nog enige toelichting. FIet rapport
gaat uit van een goed gebruik van de aanwezige hulp.
bronnen, van een toestand van ,,full employment”, van
een jaarlijkse inschakeling van een half millioen personen
in het p?oductieproces en van een jaarlijkse stijging van de productiviteit met ongeveer 3 pct.
De schaarste aan bepaalde goederen in de Verenigde

Staten w’orde in het algemeen niet aan de uitvoer toege-
schreven, daar deze een klein de

el van de nationale pro-
duQtie bedraagt. Niettemin zullen door een mogelijke hulp
aan het buitenland twee soorten van problemen rijzen.
liet allereerste probleem is om een voldoende productie
van bepaalde goedei’en te krijgen. Dit zal 6f een uitbreiding
of een meer intensief gebruik van het productie-apparaat
vereisen, 61 een ovei’schakeling van de consumptie van
minder essentiële naar meer essentiële goederen. ‘Daar-
naast bestaat hel probleem van de conservering van de
nationale hulpbronnen; liet oneconomisch gebruik hiervan
moet worden voorkomen.

Hoewel de nationale productie onder, de genoemde
voorwaarden in haar geheel voldoende is om de hulp te
verlenen, zullen er evenwel op bepaalde gebieden spanningen
en ‘,,bottle necks” ontstaan. Dit is ook hieraan toe te

schrijven, dat de hulp in de eerste jaren groter zal zijn dan
op het eind van de vijfjarige periode. 1-Jet lijvige rapport
gaat uitvoerig in op de productieverhoudingen van die
producten waaraan een wereldtekort bestaat, zoals granen,
kunstmest, kolen, staal, enz. De moeilijkheden voor een
grote uitvoer iran kolen liggen in het tekort aan wagons;
staal is een van de grootste ,,bottle necks”. De’huidige
capaciteit is onvoldoende om aan de vraag te voldoen.
De hoeveelheid, welke voor export beschikbaar is, moet

voor de meest belangrijke doeleinden worden, aangewend.

De export van granen zal 300 tot 400 millioen bushels

kunnen bedragen, als de weersomstandigheden normaal

zijn.

De genoemde feiten w’ijzen er op, dat ingeval van een

hulpverlening op grote schaal contrôle op de export van
bepaalde goederen nodig zal blijven en voor andere goede-
ren zal moeten w’orden ingevoerd. In zijn geheel is het rap-
port een gunstige factor voor de hulpverlening aan Europa.

NOG EENS
DE INW’ISSELBAARHEID VAN HET POND STERLING.

De mate, waarin verschillende landen gebruik hebben
gemaakt van de inwisselbaarheid van het pond sterling,
blijkt uit onderstaande cijfers, welke openbaar werden
gemaakt door Minister Dalton bij het beantwoorden
van een vraag in het Lagerhuis. De transfer van België
bedroeg van 1 Juli tot 20 Augustus (de dag, waarop de
inwisselbaarheid werd stopgezet) niet minder dan £ 34,4
millioen. Gedurende de gehele eerste helft van dit jaar
beliepen deze ti’ansfers van Belgische ,,transferable ac-
counts” naar ,,American accounts” slechts £ 18,3 mii-
lioen. Ook Argentinië heeft in grote mate van de inwissel-
baarheid gebruik gemaakt: £ 23,3 millioen van 1 Juli-
20 Augustus, d. i. £ 4,6 millioen meer dan over de daar-aan voorafgegane zes maanden. Brazilië, Finland en het
Nedei’landse monetaire gebied zetten eveneens vele ponden
in dollars om, hoewel niet in die mate als België en Ar-
gentinië (zie ond ersta and staatje).
Minister Dalton gaf eveneens cijfers met betrekking

tot de veranderingen, welke in het pondenbezit van diverse
landen hebben plaatsgevonden. Zo nam hèt pondenbezit
van België gedurende de eerste helft van 1947 toe met
£ 21,6 millioen, terwijl dit land toch het recht had ponden
in dollars om te zetten. Na dit tijdvak begon België echter
zeer snel zijn pondenbezit te liquideren, zodat zich eind
Augustus een daling, t. o. v. eind Juni, met £ 23,2 millioen
had voltrokken. Een dergelijk6 gang van zaken viel ook
in Argentinië te constateren. Een typische uitzondering

De inwisseling oan ponden in dollars
(in millioenen ponden)

1 Jan.-
1 Juli-
Totaal 30 Juni
20 Aug.

Argentinië

…. . …..
18,7 23,3 42,0
1-let Belgische mon.
gebied

.
………..
18,3
34,4 52,7 Bi’azilië

…………..
5,0
7,5
12,5
Finland

…………

2,8 2,8
Italië

…………..

..
1,3
1,3 2,6

Het Nederlandse mon.
gebied

…………
1,1
2,7

.
3,8
Het Portugese mon.
gebied

…………
4,7
2,9
7,6
Andere landen

……
0,2
0,9
1,1

912

ECONOMISCH-STATISTISCHE. BERICHTEN

1-2 November 1947

op dit verschijnsel vormt Italië. Het pdnden bezit van

Italië was gedurende de eerste helft van 1947 gedaald,

maar steeg in Juli en Augustus met £ 4,1 millioen, hoewel

ook dit land op 15 Juli bij monetaire overeenkomst het
recht tot inwisseling had gekregen. .

1.Jit de gegevens, door Minister Dalton verstrekt, blijkt,

dat het aantal landen, dat aanleiding heeft gegeven tot de

stopzetting van de inwisselbaarheid van het pond sterling,

erg klein was. Hieronder volgt een tweede tabel (evenals de

vorige opgenomen in ,,The Financial Times”. van 0 dezer):

Veranderingen in hei pondenbezit
(in

millioenen
ponden)


1 Jan.-
1 Juli-
Totaal

30 Juni
31 Aug.

Argentinië

……….
+’

9,3

7,5
+
1,8

Het Belgische mon.

gebied’

…………
+
21,6
–23,2

1,6

Brazilië

…………..
+

5,0

2,9.
+
2,1

Finland

…………
+

2,9

2,2
.+
07

Italië

………………


7
+

4,1

8,6

Het Nederlandse mon.

gebied

… ………
+

4,3

4,0
+
0,3

1-let Portugese mon.

gebied

…………

1,8

0,6
-.
2,4

Het Engelse
tabaksverbruik is sedert de prijsstijging in

het voorjaar aanzienlijk
teruggelopen.
.In Maart werden

per dag 14 millioen onzen tabak verrookt; thans bedraagt

het verbruik 9 millioen onzen, ni. 1.750.000 onzen pijp-

tabak, 115,2 millioen cigaretten per dag en enkele dlii-zenden – sigaren. De Engelsen geven aan rookartikelen

per dag £ 1,45 millioen uit. Van de 3
S
4 d, die men voor

20 cigarelten moet betalen, gaan 2 s 9 d naar de Schatkist,
3 d naar de tussenhandel, 1 d naar de fabrikanten en 3 d

naar – de tabakproducenteri .en de buitenlandse tabak-
exporteurs. De Schatkist ontvangt per dag aan tabak-
belasting £ 1,196 millioen – aldus de ,,Neue Zürcher

Zeitung” van 1 dezer.
1
.

De noodzaak van economische sainenwerkitig tussen iie

West-Europese landen wordt nog duidelijker, indien men
denkt aan de passage uit het rapport van de zestien landen
betreffende de noodzakelijkheid van een ,,modification
of political intervention” in OostEuroa, meent een
artikel in ,,The Investors’ Chronicle” van 1 dezer; het
rapport wijst nl. met nadruk op het feit, dat Polen, de

Baltische staten, Roemenië, Bulgarije en Joegoslavië
satellietstatenvan Rusland zijn. 1-let gevolg hiervan is,

dat West-Europa niet meer, zoals vroeger, landbouw-
producten van deze landen kan kopen in ruil voor fabri-
katen, machines, gereedschQppen, enz. In -plaats daarvan
moet het voortgaan met de zo nodige levensmiddelen
uit Amerika te betrekken, zonder in staat te zijn aan
dat land in voldoende mate industriële producten af te
zetten ter betaling vaii de importen. Van de importen
van West-Europa uit Amerika bestaat 24 pCt uit agra-
rische producten en voedsel, zodat het vooruitzicht be-
staat van ,,a – permanent disequilibrium which must inevitably produce a complete transformation of the

economie structure iti the countries of Western Europe”.
En – zo zegt het blad – het is onmogelijk in te zien,

hoe een oplossing voor dit probleem kan worden gevonden
zonder der een of andere vorm van economische samen-
werking.

GELD- EN KAPITAALMARKT.

– De geldmarkt vertoonde in de afgelopen week een voort-
gaande verruiming, tot uiting komende in een verkiging
van de callgeldrnte tot.
I
pCt, terwijl ook de markt-

disconto’s een lichte daling vertoonden. Merkwaardig was,

/
dat gedurende korte tijd het zeer ruim in de portefe.iilles

aanwezige 1 eipapier Ij pCt noteerde; het ruime aanbôd

van deze promessen werd waarschijnlijk hierdoor veroor-

zaakt, dat men ter voorziening in de geldbehoeften niet

gebruik wenste te maken van het zeer schaars aanwezige
kortlopende papier, doch voor het verkrijgen van een betere

verdeling in de portefeuilles liever het overvloedig aan-

wezige Meipapier afstootte. Aan het einde der week werd

driemaandspapier tegen,
/8
pCt aangeboden, zesmaands-

promessen werden tegen
17/16
pCt aangeboden, terwijl

behoudens Junipapier, dat l/ pCt noteeMe, de langere

termijnen practisch tegen Ij pCt werden v&i’hndeld.

1-J6t .conversie-aanbod der gemeente Amsterdam, dat

in het voorgaande overzicht werd behandeld, is eeiï volledig
succes geworden. Het lijkt, dat het welslogen der overheids-
politiek’op het terrein van de rentestand hiermede duidelijk:

wordt geïllustreerd. Enigszins hiermede in tegenspraak

schijnt het koersverloop op de staatsfondsenmarkt, waar

3–3
+ pCt.Nedrland 1947 tot
/16
pCt

daalde. Erg goed

vergelijkingsmateriaal met de Amsterdamse conversie-

lening is dit echter niet, daar de genoemde staatslening

wegens haar relatief zeer ongunstige modaliteiten bij de
beleggers in een kwade reuk staat.

De aandelenmarkt gaf in de afgelopn week per saldo

weinig koersveranderingen te zien. Het opnemingsvermo-

gen van de markt schijnt echter beperkter te worden,

getuige het dikwijls minder gunstige koersverloop der

claims bij de aanhoudende stroom van emissies.

’31 Oct.
7 Nov.
1947 1947

A.

K.

U…………………..
168
‘168
v.

Berkel’s

Patent

…………..
124 122

Lever Bros. Unilever C. v. A…..
286 292

Philips

G. b. v. A.

…………..

3731

3711

Konin klijke

Petroleum
.

……….
447
448

H.

A.

L …………….

. ………
180k

182k

N.

S.

U.

…………………..
185k
189

H.

V.

A…………………..
234k 2871

I)ehi

Mij.

C. v. A.

……….
….
171k,
1681

Amsterdam

Rubber

………….
167k
165

STATISTIEKEN.

NATIONALE BANI VAN BELGIË.
(Voornaamste posten In millioenen francs). –

..
.

Data
88
8)0 8)0
00 0
11

26
Dec.

1946
32.226
5.648
4.953
214
698-
49.158
2
Oct.

1947
28.288
12.531
4.848
600
708-
51.861
9

,,

1947
28.434
12.229 5.445 467
705
51.916
16

1947
,,
27.611
12.431
4.887
422 735
52.191
23

,,

1947.
26.960
12.589 4.886
231
758
52.367
29

,,

1947
26.260
13.074
4.827
596

-.

765
52.692
6 Nov.

1947
1
25.607 13.884
5.536
618
757
52.557

Rekening-


courant saldi

Data

,
•l3gi
.00

Cd
ce
•…
000
1
0
1

0
ce

cd
0
ce

26
Dec.

1946
637
159.377
72.165
1
4.482
614
2
Oct.

1947
637
166.275
79.647
5
4.667
514


9

,,

1947
637
166.774
79.750
1

4.902
512
16

,,

1947 637
165.907 78.964
4
4.930
511
23

1947 637
165.287
78.326
5
5.029
510
29

1947
637
165.847
78.402
5
5.416
509
6 Nov.

1947
637
166.665
79.588
4
5.036
508

1)
Waarvan
10.493
millioen fres onbeschikbaar goudsaldo na her-
waardering van de goudvoorraad (Besluitwet no.
5
van
1-5-1944):
) Waaronder begrepen de post ,,Emissiebank te Brussel”, ten
bedrage van
64.597
millioen frcs.
8)
Deze Post omvat: oude biljetten over te boeken op tijdelijk
onbeschikbare of geblokkeerde rekeningen en niet aangegeven
oude biljetten. –

12 November 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
913

31

Oct. 1947

23 Oct. 1947

1269.468.800,-
f 1269.168.SOO,L.

21Ô0.000.000,-
,,2100.000.000,-

,,5740.700.000,-.
,,5750.900.000,-

147.319.619,50
,,

145.659.749,-
,

DE NEDERLANDCHE BANK.
Verkorte balans op 10 November 1947.

. Activa.
Wissels, pro-
Ç
Hoofdbank f

messen en

chldbriven

Bhjbank
,Agentsch.
::

17.578,83

f

17.578,83
1
)
Wissels, schatkistpapier en schuldbrieven, door
de Bank gekocht (art. II, Ie lid, sub 3 van de
Bankwet 1937

art. 4 van het Koninklijk
besluit van 1 Oçtober 1945, Staatsbiad No. –
F204)

……………………………….
Schatkistpapier, door de Bank overgenomen van
de Staat der Nederlanden ingevolge overeen-
komst van 26 Februari 1947 …………….. 2.100.000.000,-
Beleningen:

Hoofdbank
1

140.283.604,55 ‘)
(mcl.
voor-
schotten In re- Bijbank

,,

623.546,95
kening-courant /
OP onderpand) Agentsch.
,,
.

6.016.112,63

-r

146.923.263,93
Op effecten, enz ……….. ..146.570.916,50 ‘)
Op goederen en celen …….,

352.347,4f

. .

146.923.263,93′)
Voorschotten aan het Rijk (art. 16 van de Bank-
wet

1937)

………………………….
Boekvordering op de Staat der Nederlanden
ingevolge overeenkomst van 26 Februari 1947 ,, I.500.000.000,-
Munt en muntmateriaal:
Gouden munt en gouden

muntmateriaal ……..t

504.193,139,17
Zilveren munt, enz.

…. ..2.343.742,86
506.536.882,03
Papier op het buitenland . . . f 180.124,600,-
Tegoed bij correspondenten in
het buitenland ………….1 03:628.730,71
Buitenlandse betaal-
middelen ……………. ..

5.117.503,92 288.870.834,63
Belegging. van kapitaal; reserves en pensioen:
fonds ………………………………79.962.687,80
Gebouwen en inventaris …………………..3.500.000,- Diverse rekeningen …………………… .67.606.939,87

Verplichtingen

Voorschot door De Neder
Bank N.V. verstrekt …..
Voorschot door De Neder
landsche Bank N.V. in reke
ning-courant verstrekt
Schuld aan de Bank voo
?ederlandsche Gemeenten
Schatkistbiljetten in omloo
Schatkistpromessen hij De N
derlandsche Bank N.V. ing€
voige Overeenkomst van 2
Februari 1947
Schatkistpromessen in oiv
loop (rechtstreeks bij D
Nederlandsche Bank
N.
is geplaatst nihil) f6.438,
m/m w.o. garantie Bretto
Woods 1`698 mfm
Daggeldleningen
Muntbiljetten in Omloop
Schuld op ultimo Septembe
1947 aan de gemeenten’we
gens aan haar uit te kere
.
ngen

Nederlands-Indië

………


– – –
Het Algemeen Burgerlijk Pen-
.

2.402.729,64
2.741.409,72

Suriname

…………………..

Het staatsbedrijf der P.,

T.

Curaçao

……… …………….

en

T.

………………
471.615.496,94
511.932.545,03

sioenfonds

……………..

Schuld aan diverse instellingen
Andere staatsbedrijven

……….
….
5.319.447,51
5.319.447,51

in

Iekening

met

‘s

Rijks Sch4tkist

……………..
3108.646.809,05
,,3128.723.109,05
S

DE NEDERLANDSCHE BANK.
(Voornaamste osten in duizenden tildenei.
4-
,

Ej
4)
45
‘4

4)
cc
,_

30 Dec.’46
700.876
4.434.786
100.816
103
.,

153.109
29Sept.’47
504.224 157.430
221.868

153.732
6 0ct.’47
504.270 160.207
189.655

155.949
13

,,

’47
506613
166.137 167.574
34
151.613
20

,,

’47
‘06.703
173.076 134.904
34
151.238
27

,,

’47
506.738
173.076
118.990
18
155.942
3Nov.’47
506.779 173.076
111.778
.

18
149.197
10

,,- ’47
506.537
180.125 108.746
18
146.923

Saldi in rekening-courant
4
O

.4
.9

Id
Q
4,
O’

1

a

h


-‘4

.

co
P
‘O
1 1

4)

PQ
ubj.n
b.-

30Dec.’46
2.744.151
1.099.855.
90.071

43.706
1

590.158
29Sept.’47
2.856.116
860.416
41.084

38.197
1

647.384
6 Oct.’47
2.857.169
985.170 39.044

43.615
1

483.981
13

,,

’47
2.828.328
1.002.647
61.767

41.156
1

459.534
20

,,

’47
2.812.020
973.280 .73.543

38.397
1

4-71.014
27

,,

’47
2.829.409
967.261
56.249

38.829
1

466.932
3 Nov.’47
2.888.738
890.336 52.787

42.586
1

469.638
10

,,

’47
2.869.488 913.112
62.434

38.554
472.258

Passiva.
Kapitaal

…………………………….f
20.000.000,-
Reservefonds

…………………………..
12.452.579,46
Bijzondere

reserves

…………………….

..
32.247.868,69
Pensioenfonds

…………………………..
16.893.988,35
Bankbiljetten in omloop (oudeuitglften)
……..
125.323.470.-
Bankbiljetten in omloop (nIeuwe uitgiften)
……
2:869.488.055,-
Bankassignaties in

omloop
…………………

36.986,5i
Rekening-courant

saldo’s:
‘5
Rijks Schatkist’

……f

913.111.659,98
Geblokkeerde

saldo’s

van
banken

…………..

..

62.434.486,04
Geblokkeerde saldo’s van
anderen

…………..

..

38.553.626,02
Vrije

saldo’s

…………

..472.257.516,30
1.486.357.288,34
Diverse

rekeningen

……………………..
130.617.950,74

t
4.693.418.187,09

‘)
Waarvan schatklstpapler rechtstreeks door de
Bank in disconto genomen
…………….t

‘)
Waarvan aan Nederlands-Indië
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsblad no. 99)
,,
39.529.875,-
Circulatie der door de Bank namens

de Staat
in het verkeer gebrachte muntblljetten

……
146.692.157,-

STAND VAN
‘s
RIJKS KAS.

Vorderingen
31

Oct. 1947
23 Oct. 1947

Saldo van
‘s
Rijks Schatkist’
1

bij

De Nederl. Bank N.V.
t

898.905.408,34
t

991.281.388,83
Saldo van
‘s
Rijks
Schatkist
hij

de flank voor Neder-
349.008,57
,,.

273.092,83
Kasvorderingen wegens

ere-

dietverstrekking

aan

het

buitenland

…………..

landsclue Gemeenten
…………..

Daggeldlening

tegen

onder-
p
and

………………

Saldo der postrekeningen van
Rijkscomptabelen

……..
386.035.129,40 ,,

386.487.855,85
Voorschotten
op
ultirno Sept.
1947

aan

de gemeenten
wegens

aan

haar uit te

keren

belastingen ………..67.544.017,04

………

,,

67.544.017,04
Vordering in rek.-courant
op:

………

Nederlands-Indië

……..,,

….

710.205.926,13
713.692.443,78
Suriname

…………..
28.748.895,44
,,

22.902.352,52
Curaçao

…………….
2.578.845,82
,,

1.095.980,99
Het Algemeen Burgerlijk Pen-


sioenfonds

……………
Het staatsbedrijf ‘der
P.,

T

.
.



-.
enT

……………….
Andere ‘staatsbedrijven en In-
stellingen

……………
.

204:080.545,53

195.982676,87

INLEGGINOEN EN ‘I’ERUGBETAJJGEN
or
PARTICULIERE
SPAARJIOEKJES BIJ DE ALGE3NE SPAAR. EN
LIJFRENTEKAS IN BELGIË
1
1.

Tegoed der
Terug-
inleggcrs aan
Tijdvak
,,Y
betalin-
Saldo
het

einde
gen
van het
tijdvak ‘)

3.331.391
3.496.925
-165.534
12.670.559
1946
))
5.008.161
3.741.614
1.266.547
‘19.811.854
1947

[anuari
621.541
263.882
357.659
21.023.513
1
)

Februari
878.350 425.706
452.644
21.476.157

1938

……….

Maart
673.360 387.866
285.494
‘21.761.651
April
561.287 423.335
.

137.952
21.899.603
Mi
435347
397.832
37,515
21.937.118
Juni
511.311
455.638
55.673
21.992.791
Juli
598.4
1
,5
480.587 117.858
22.114.662

‘) Bron

S1tis’tisch Bulletin” van het Nationaal Instituut voor
dc Statistiek.
‘) Op het einde van liet jaar inclusief gekapitaliseerde interest
van het dienstjaar.
‘) Van 1946 af voorlopige cijfers.
4) Van Januari af inclusief inkoop van obligatiën van de Munt-
– saneringsiening ad fr.854.000.000.

•5

914

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

12 November 1947


OVERZIChT DER LAATSTE VIER VERKORTE I3ALANSEN VAN DE NEDERLANDSCIIE BANK.
(in millioenen auldens)

Actief

data
120_10_’47127-10_’47I
3-11-47
1
10_11..’47
.
1
Passief

data
20-10-47
27_10_47I

311’47
10_11_’47

Wissels,

prornessen

en
Kapitaal

……………..
20,0
20,0
20,0 20,0
schuldbrieven in disconto
‘)
Reservefonds

. .
12,5
12,5
12,5
12,5
Wissels,

schatkietpapier

en
Bijzondere reserves

……
32,2 32,2
32,2
32,2
schuldhrieven

door

de
.
Pensioenfonds

……….
16,8
16,9
16,9
16,9




Bankbiljetten

in

omloop

Schatkistpapier,

door

de
(oude uitgiften)

……..

..

125,3
125,3 125,3
Bank

overgenomen

van
.
Bankbiljetten

in

omloop
..125,4

..

de

Staat

der

,Neder-
,
.
(nieuwe uitgiften)

……
2.812,0

..

2.829,4
2.888,7
2.869,5
landen

ingevolge

over-
Bankassignaties in omloop
0,1
0,6
0,2

eenkomst van 26 Februari

Rekening-courant saldo’s:

2.100,0
2.100,0 2.100,0 2.100,0
‘s Rijks Schatkist
973,3 967,3 890,4
913,1
151,2′)
155,9
2
)
149,2′)
146,9′)
Geblokkeerde saldo’s_van

Bank,gekocht

…………..

Voorschotten aan het Rijk




banken

…………
73,5
56,2
52,8
62,4
Boekvordering op de Staat
Geblokkeerde saldo’s van der Nederlanden ingevol-
anderen

…………
38,4 38,8
42,6 38,6
ge overeenkomst van 26
Vrije

saldo’s

……….
471,0 466,9 469,6
472,3
Februari

1947 ……….
1.500,0
1.500,0
1.500,0
Diverse rekeningen

……
131,7 129,3
130,9
130,6
Munt en muntrnateriaal:

1947

………………
..
Beleningen

……………….

Gouden munt en gouden

1.5
.00,0

muntmateriaal

……..
504,4
504,4
504,4
504,2
Zilveren munt, enz
2,3 2,3 2,3 2,4
.
Papier op het buitenland
. .
173,1
173,1
173,1 180,1
Tegoed bij correspondenten

..

in het buitenland
129,8 113,9 106,7 103,6
Buitenl. betaalmiddelen

.
5,1
5,1


5,1 5,1

..

Belegging van kapitaal, re-

..

serves en pensioenfonds.
.
70;0 78,0 80,0
80,0

..
..

Gebouwen en inventaris.
. :
3,5
3,5
3,5 3,5

Diverse rekeningen

……

..
58,5

..

59,2
57,8 67,6

4.706,9
4.695,4 4.682,1

14.693,4
4.706,9 4.695,4
4.682,1
4.693,4
‘) Waarvan schatkistpapier
,
__
rechtstreeks door de Bank
in disconto genomen
. .
.’
1)


)

i)


)

Circulatie

der

door

de
‘) Waarvan aan Ned.-Indië
Bank

namens

de

Staat
(Wet van 15-3-’33 Staats-
in

het

verkeer gebrachte
blad

no.

99)

………..
‘) 39,5
)
39,5
)
39,5
1)39,5
muntbiljetten

………….
145,9
,
146,2
167,4
146,7

EMISSIES IN 1947.
(Reële bedragen in duizenden guldens).

Aan-Totaalover-

geld
Maand

Obligaties

delen

sies

T
..a
rvan
Nieuw

Januari

2.742.702

750

2.743,452

2.742.452

1.000
Februari

3.463

600

4.063

2.458

1.605
Maart

11.862

11.862

1.712

10.150
April

12.179

7.133

19.812

10.125

9.687 Mei

52.988

3.216

56.204

3.554

52.650
Juni

14.367

3.000

17.637

385

16.982
Juli

1

9.707

17.138

26.845

448

26.397
Augustus 1

12.005

546

12.551

5.398 .

7.153
Septemberi

16.926

28.645

43.571

575

42.996
October

5.408

14.404

19.812

19.812

1

SPECIFJC’ATIÈ DER EMISSIES IN OCTOBER 1947
‘).
Bedragen-in duizenden guldens: koersen en rentevoeten in pCt).

Naam

b

,,

tO-


‘.,

l

g:lj

OhligaIies.
Overheid:
Nederlandse Staatslening 1947


Particulieren:
G.
H.
Bührrnann’s Papiergroot-

Aandelen.


Rouppe van der Voort’s indus-
trie

en

metaalmaatschappij

934

120

1121

(dollarlening)

…………….3.398

100

3.398

3

40

1)

handel NV., Amsterdam …….2.000

1004

2.010

34

20 ‘)

N.V., ‘s-Hertogenbosch

{ 191

132

‘252
G. Dikkers en Co. N.V., Hengelo

2.000

105

2.100
C.V. op aandelen Tieleman en
N.V. Houthandel v.h. P. M. en
J. Jongeneel, Utrecht …..

300

130

390
Machinefabriek Voorwaarts
Dros, Leiden

………………660

135,

891

G. H. Bührinann’s Papiergroot-
N.V., Amsterdam …………..225

120

270

handel N.V., Amsterdam

1.000

.125

1.250
N.V Amstel Hotel Maatschap-
pij,

Amsterdam …………

.300

110

330
van Gelder ZonenNV., Am-

N.V.

Emballagefabrieken

en


stei’dam

……………….4.635

120

5.562

Flouthandel, Rotterdam . . .

1.800

120

2.160
N.V. Machinale Sleenfabriek v/h
J.

Helder, Dokkum ………78

100

78

1)
Aansluitend op de emissiestatistiek in ,,E.-S.B.” van 15 Oc-
tober
1947,
blz.
830.
‘) Versterkte en/of vervroegde gehele of gedeeltelijke aflossing van
zekere datum af toegestaan.

WERKLOOSHEID IN BELGIË
1)

G h

1

Gedeeltelijk
Maand

werkloos

en toevallig
werkloos

Juli

1946

32.635

15.055
Augustus

30.637

18.905
September

26.937

9.768
October

26.076

11.128
November

28.647

.

14.744

Januari

1947.,,,,.,….,

40.364

49.877

Maart

42.991

50.658

December

…………….

..36.986

43.756

Februari

.
……………..43.786

87.193

April

32.449

18.705
Mei

………………28.872

.

16.297
Juni

26.465

19.794
Juli

28.543

26.361

1)
Bron:

,,Statistiscb

Bulletin”

van

het

Nationaal

Instituut
voor de Statistiek.

Abonneert U op

DE ECONOMIST

Maandblad onder redactie van
Prof.
P.
Hennlp-

man, Prof.
P. B.
Kreukniet,
Th.
Ligthart, Prof.

N. J.
Polak, Prof.
J.
Tinbrgen, Prof. H. M. H.

A. van der Valk,
Prof.
C.
A. Verrijn Stuart, Prof.

G.
M. Verrijn Stuart,
Prof.
Mr.
F.
de Vries.

Abonnementsprijs
f
22,50;
franco p. post
f
23,30;

voor studenten
f
19.-;
franco per post
f
19.80.

Abonnementen worden aangenomen door den’

boekhandel en doo. deuitgevers
DE ERVEN F.BOHN’TE HAARLEM

Annonces, waarvan de tekst ‘s Maandags in ons bezit is, –

kunnen, plaatsruimte voorbehouden, in het jiummer van

dezelfde week worden opgenomen.

GROOT ‘HANDELSKANTOOR vraagt voor

haar Producten-Afdeling in Nederland een

employé

met dommerciële ervaring. Kennis van Indische

producten strekt tot aanbeveling. Leeftijd bij

voorkeur niet boven 35 jaar.

Brieven onder no.
ESB
1057 aan het Bureau

van dit Elad, postbûs 42, Schiedam.
1

Bij GROTE CIGARETTENFABRIEK in de
omgeving van. Rotterdam is plaats voor

een jong econoom

om na opleiding aangesteld te . worden als
assistent van de directie.

Sollicitanten moeten genegen zijn zich te on-
derwerpen aan een. psychotechnisch onderzoek
bij het RAADGEVBJND EFFICIENCY BUREAU
te Amsterdam.
Eigenhandig, geschreven brieven, liefst met
pasfoto, te zenden onder no.
ESB
1058 bureau
van dit blad, postbus 42, Schiedam.

Bij publiekrechtelijk lichaam, gevestigd te

‘s-Gravenhage, kan voor het verrichten van ju-

ridische werkzaamheden op economisch terrein

geplaatst worden

jong jurist

liefst met enige practijkervaring. Eigenh. ge-

schreven soll.-brieven onder letter C. P.
,
P; aan

Nijgh & van Ditmar, Parkstraat 27, Den Haag.

Door
Organisaties van Assuraleuren ter

Beurze van Rotterdaïn
voor onmiddellijke’ in-

diensttreding gevraagd een

mr in de rechten

als Secretaris. Br. met volledige opgave van

personalia, opleiding, vorige werkkringen – en

laatstgenoten salaris te richten aan het secre-

tariaat van Assuradeuren, Beursgebou, Kamer

204, Rotterdam.

Nedérlaedsch Indische OandeIhank, NV.

Amsterdam

Rotterdam

‘s.Gravenhage

Alle Bank- enEffectenzaken

NV. Koninklijke Fabriek v. VerbaDdiff

v.h.

Otermöhlell &”Co. –

gevestigd te Amsterdam.

UITGIFTE van’

500, aandelen aan toonder,

elk groot t 700.— nominaal,

voor
1/4
gedeelte delende in de resultaten van het boek-
jaar 1947 en ten volle delende in de resultaten van do
volgende boekjaren.

Ondergetekende bericht, dat zij de inschrijving op
bovengenoemde aandelen,
uitsluitend
voor
aandeel-
houders,
openstelt op

MAANDAG, 17 NOVEMBER 1947,

van des voormiddags
9
uur tot des namiddags 4 uur
s

tot de koers van 110 pCt..,

bij haar kantoren te KMSTERDAM,
ROTTERDAM
en
‘s-G RAVEN HAG
E, alwaar tevens prospectussen
en
inschrijvingsformulieren verkrijgbaar zijn.

DE TWENT8CHE BANK N.V.

Amsterdam, 7 November 1947.

GROOTHANDEL

Weekblad voor de

Internationale Handel

Eciusieve berichtgeving!

VRAAGT PRbEFNUMMER

H. A. M. ROELANTS – SÇHIËDAM

El

Verzendt per.

VAN GEND & LOOS

Vervôer in één hand

door ‘t geheele land

maximum service, minimum
kosten

Verliesposten Voorkomend Systeem

bestaande Uit 4 Diensten


V.V.S.

Het V.V.S. is een onmisbaar hulpmiddel bij het
gezondhouden van uitstaande credieten. Aan.
vsard als onderdeel der debiteuren.administra-
tic, zal het van groote practische waarde blijken, te zijn.

Onze V.V.S..brochure wordt op aanvrage kosteioos toegezonden

Yan der Graaf & Co’s hureaux voor den handel H.V…
Amsteistraat 14-18, Amsterdam.C, Telefoon 38631 (5 lijnen)

4.

de
t
euS

Döe ee.0 goe

GE

DE
.

c
Be

pDSE
t”
10

31 Mei :12

-VI

1

Caflaeuts, gestex0g

sue’t aoot.

S

S

CO

S
OJ
JAMA

Alle correspondentie betreffende advertenties, gelieve U te richten aan Koninklijke Nederlandsche Boekdrukkerij H. A. M. Rcelants,
Lange Haven 141, Schiedam (Tel. 69300 tosstel 6)

Losse nummers
75
cents resp. 12 B. francs.

Auteur