Ga direct naar de content

Jrg. 32, editie 1590

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 29 1947

FF
,AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

E

B

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

32E
JAARGANG

WOENSDAG 29 OCTOBER 1947

No. 1590

COMMISSIE VAN REDACTIE:

H.
w:
Lamber,s; N. J. Polak; J. Tinbergen;

F. de Vries;

J. H. Lubbers (Redacteur-Secretaris).

Assistent-Redacteur: A. de Wit.

Administratie: Pieter de Hoochstraat 5, Rotterdam (W.).
Telefoon: ‘Redactie 38040, Administratie 38340. “Giro 8408.

Alle correspondentie betieffende adc’ertenties te richten
aan de Firma H. A. M. Roelants, Lange Hac’en 141,

Schiedam (Tel. 69300, toestel 6).

LNROUF:
Blz.

De

artikelen

van

deze

w e e k

……..
855

Uit

buitenlandse

bron

……………..
855

Nog

eens

deskundigheid

in

het

bezuinigen

door

Dr

A.

Winsemius

……………………….
856

Juichende genieenten door
J. Hasper…………..
859

Tweeërlei investeringscontrôle door
J. Bartels ……
861.

De betekenis van de indexcijfers van de arbeidspro- ductiviteit van het- Centraal 13ureau voor de Sta-
tistiek

door’
Ir J.

Sandee …………………..
863

Mededeling van het Secretariaat van de Centrale
Commissie voor de Rijnvaart

……………….
864

Aantekening:


Enkele aspecten van de Internationale handel

……….
866

Internationale

notities:
Oostenrijk tussen Oost en West
……………………
866
liet Engelse betalingsverkeer met België
…………….
866

Ontvangen boeken en brochures ……………….
867

Geld-

en

kapitaalmarkt ………. ………………
867

Statistieken:
‘Bankstatoii

…………………………………..
868
Groothandelsprljzon van granen, veidbonen, boter en kaas
869
Verkeer en vervoer in Nederland

………………….
869
Maandcijfers van de grote banJen in Nederland
……….
870

DEZER DAGEN

heeft President Truman verzamelen geblazen: op 17 No-
vember as. komen de vertegenwoordigers van het Ameri-kaanse volk in krijgsraad bijeen. Het te bestrij ken terrein
omvat, volgens de toelichting van de President, het totaal
der Amerikaanse economische, politiek, nationaal en inter-
nationaal. liet materiaal, waarop de te volgen strategie zich zal moeten baseren, nadert zijn voltooiing: de be-
studering van het rapport der 16 Europese landen is bijna
ten einde; de Coihmissie-Herter, die een verkenningstocht
door Europa hef t gemaakt, en de Commissie-Harriman, die moet aangeven, wat de Yerenigde Staten in totaal in
het vuur kunnen brengen, hebben binnenkort hun verslag gereed. Ook volgens Marshall is de tijd van handelen ge-
komen.

Deze verklaring van de Amerikaanse minister van Bui-
tenlandse Zaken houdt tevens nogmaals de erkenning in,

dat Europa de slag tegen’ de naderende winter en de

dollarschaarste dreigt te verliezen. De Engelsen althan

kregen van Sir Stafford Cripps te horen, dat de ravitaille-
ring uit dollrgehieden verder moet worden beperkt; zij,

raken er langzamerhand aan gewend, dat de Regering

alarm slaat in étappes. Slechts de passage uit de Troonrede,
die een wet tot beperking van -de bevoegdheden van het
Hogerhuis aankondigde, verwekte meer dan gewone
deining in de gelederen. In Zweden machtigde de Regering
de Rijksbank tot vordering van alle activa in het buiten-
land. Nederland heeft weliswaar geen ,,stop-gap aid” nodig,

maar het krijgt minder beniine, en aardappelmeel in het brood. In Frankrijk strijdt, nu de Gaulle zijn stilzwijgen

heeft verbroken, Ramadier met de rug tegen de muur
tegen de inflatie en een politieke aanval van twee fronten.
Bij dit alles veroorzaken lage waterstanden een verdere

teruggang van een toch reeds beperict Europees handels-
verkeer.

Er is van het standpunt der Amerikaanse Regering uit
dus alle reden .voor eeh economisch offensief. Zal het Con-gres de door de Regering ontwikkelde plannen goedkeuren?

In elk geval ligt,’naar het schijnt, voor President Truman
een Pyrrhus-ovërwinning in het verschiet. ,,It is belieVed
to be political suicide for the President to call a hostile
Congress”, aldus ,,The Times” van 25 dezer; Truman heeft
volgens dit blad het besluit tot deze moedige actie genomen
‘op advies van Marshall, ,,who is not interested in clomestic
politics”. Het zijn met name de Republikeinse senatoren,
die hiervoor meer belangstelling tonen. Velen .van hen leve-
ren thans reeds slag met de Regering; zo verklaarde John
Taber reeds, dat hij de aan Frankrijk en Italië toegedachte
voorlopige steun van $ 642 millioen te veel vond; voorts achtte Senator Bridges, op inspectietocht door Duitsland
met het ,,Senate Appropriations Committee”, de ontman-
teling van de Duitse industrie en de herstelleveranties aan
Rusland een strategische fout. Het betreft hier, volgens de ,,New York Herald Tribune” van 25 dezer, tactische
finesses op één grondplan: ,,in fact, November 17 now
-appears as the realdateior theopening ofthe1948 Pre-
sidential Campaign”.

Inmiddels hebben twee Republikeinse candidaten dit
strijdperk thans . officieel betreden: Harold Stassen en
Robert A. Taft. Stassen heeft juist ontdekt, dat het
Congres met de economische strategie ook de ,,cold war”
tegen de Sovjet-Unie te lijf kan gaan; hij heeft althans
verklaard, dat Rusland, wanneer de Verenigde’Staten en
Europa een snelle stijging der productie weten te bereiken,
vanzelf zal overgaan tot een systeem van economishe
vrijheid; de tragedie van een derde wereldoorlog kan aldus
worden voorkomen. Zal Taft nog hoger weten te grijpen?.

,,Il faut cultfrer notre jardin”, aldus Candide. De
Nederlanders bereiden zich, ,,cold war” en beginnende
trijd tegen de koude ten spijt, reeds voor op de komende
lente, getuige de boomplantdag’op Walcheren.

1.4

ljisen.

cul.mborg

amsterdam
rotterdam

Koninklijke

Nederlandsche

Boekdrukkerij

H. A.M. Roelunts

Schiedam

II

De Cûraaosche Handél-,

cX

* ‘

Stadhoudersksde 6 – Amsterdam

Is voor hare kantoren en vestigingen in Curaçao,

Suriname en alle voorname_ plaatsen in het

Caraïbischegebied
blijvend geïnteresseerd

In offerten van fabrIkanten van:

Bouwmaterialen
Huish. artIkelen
Textiel

Hang- en Sluitwerk
Electr. Technische art.
Papier

Bouwbeslag
Glas
Emaille

Kleine IJzerwaren
SanitaIre artikilen
Levensmiddelen

Gereedschappen
Dakpannen
Keramische art.

Behandeling van alle

bankzaken

• Bezorging van alle’

assurantiën.

R. MEES & ZOONE
BANKIERS’EM ASSURANTJE-MAKEL.4A55

AMSTERDAM
– ROTTERDAM – ‘
S-GKAVENHAGE
DELFT • SCHIEDAM – VLAARDINGEN

Nedeîlalldsch Indische ilandeishank, N.V.

Amsterdam

Rotterdam

‘s•Cravenbage
Alle Bank- en Effectenzaken

1

EERSTE NEDERLANDSCHE

Verzekering Mij. op het Leven en tegen Invaliditeit N.V.
Gevestigd te ‘s.Gravenhage

£OMI!1STRATIEKANTOOR DORDRECHT. D(LLEVUESTRAAT 2, TELEFOON 5346

Personeels-Pensioenverzekering
verschaft directe
fiscale besparing – afschrijving van
toekomstige lasten -, blijvende sociale voldoening
• Vraagt U eens
welgedocumenteerd
advies aan ons
• BUREAU VOOR COLLECTIEVE CONTRACTEN

NEDERLANDSCHE BEDRIMSBAk t•

HERENGRACHT 320, AMSTERDAM

TELEF. 35634, 35173, 33454.

-.

KAPITAALVERSCHAFFING
AAN

NEDERLANDSCHE BEDRIJVEN

RAADGEVENDE FUNCTIE BIJ BEDRIJFS-
FINANCIERING

.

‘met papier gelsofeerde kabels

voor zwakstroom -en sterkstroom

koperdrad en koperdraadkabel

J(abeigarnituren,vulmassa en olie

HE KABELFABRIEK

DELFT.

29 October 1947-

ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN

855

DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK.

Dr
A. Winsemius.
Nog eens deskundigheid in het bezuinigen.

Enige gezichtspunten; die an belang zijn in een dis-

cussie over de techniek van het bezuinigen door de Over-

heid. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen
beleids-

uitgaPen
en
beheersuitgaen.
Bij de
beleidsuitgaen
gaat•
het om vraagstukken van regeringsbeleid; zij kunnen

slechts worden verminderd door samenwerking van Kabi-

net en Staten-Generaal. Vermindering der beheersuitgaen

– uitgaven voor de organisatie – moet zich binnen ieder

der Departementen afspelen. Opgemerkt wordt, dat de

beheersuitgaven naar schatting 25 pCt van de totale
overheidsüitgaven uitmaken; dat door rationele Organisatie
het begrotingstekort zeer aanzienlijk kan worden ver-

kleind, is dus niet juist.

Dit artikel beperkt zich tot de
beleidsuitüape,i.
De ana-

lyse leidt’ tot de conclusie, dat eên doorwerking van de
tweede wet van Gossen – vgl. Prof. Dr 0. ‘Bakker in

,,E.-S.B.” van 20 Augustus ji. – slechts mogelijk is bij

de tot heden gevolgde methode: budgettering van onderaf,

en dat deze wet nimmer, een uitgangspunt voor een be-‘
zuiniging levert.

J. ilasper,
Juichende gemeenen.

Een analyse van het rapport, dat de Commissie-Oud
met betrekking tot de gemeentelijke financiën heeft uitge-
bracht. Dit is een ‘voorlopig rapport, dat eennoodop1os-

sing geeft, bestaaridein een reorganisatie van het Gemeente-
fonds. De splitsing van dit fonds in twee gedeelten komt
te vervallen;’de gemeenten zullen er thans vier uitkeringen
uit kunnen ontvangen, t.w. de zgn. jaarwedde-uitkering,

een belastinguitkering, een bijzondere uitkering en een
algemene uitkering.
Schr. gaat nader op deze uitkeringen in en blijkt op
enkele punten de opvatting van Prof. Mr C. W. de Vries –
zie o.a. ,,E.-S.B.” van 15 October ji. —niet te kunnen on-
derschrijven. , In dit verband wijst schr. met nadruk op de noodzaak tot herstel van de verantwoordelijkheid der ge-
meenten voor de gang van zaken, obk in financieel opzicht.

J. Bartels,
Tweeë,’lei inoesteringcontrôle.

Er zijn twee verschillende vormen van investerings-
contrôle: de investeringscontrôle als onderdeel van de
conjunctuurpolitiek en de structurele investeringscontrôle
in de periode van wederopbouw, (prioritèitencontrôle).

In het wederopbouwproces wordt, gezipn de excessieve
schaarste, tav. de .investeringen het prijsmechanisme ver-
vangen door het prioriteitenschema. Primair doel van dit
laatste is beheersing van de goederenstroom, zodat de priori-
teitencontrôle zich dient af te spelen in de materiële sfeer.
Bij de conjuncturele investeringscontrôle gaat het om
het evenwicht tussen besparingen en investeringen. Hierbij
kan worden volstaan met een geheel van niet-discrimine-
rende maatregelen, die aangrijpen via de financiële sfeer
(prijspolitiek, belasting- en budgetpolitiek).
Het is te verwachten, dat het zwaartepunt van de in-
vesteringscontrôle zich geleidelijk zal verplaatsen van de
physieke naar de financiële sfeer. –

Ir J.
Sandee,
De betekenis pan de indexcijIers pan de arbeids-
productiiteit pan het Centraal Bureau poor de Statistiek.

De indexcijfers va’n’de arbeidsproducthiteit, sinds korte
tijd door het C.B.S. gepubliceerd, worden voor velerlei
doel gebruikt, zodat het van belang is de nauwkeurigheid
ervan na te gaan. De berekening blijkt gebaseerd te zijn
op een aantal statistisch moeilijk te verifiëren hypothesen,
welke in dit artikel nader worden aangegeven.
De cijfers zijn dus niet zo exact als de meeste andere
gegevens van het C.B.S. De Nederlandse’cijfers zijn echter
in vergelijking met die, waarover andere landen beschik-
ken, alleszins aanvaardbaar; het algemene beeld, dat de
indices aaneien, is ‘zekèrjuist.

UIT BUITENLANDSE BRON. –

KOSTPRIJSBEREKENING IN DE AMERIKAANSE INDUSTRIE.

Een medewerker-schrijft ons uit Chicago:

De efficiency in de Amerikaanse industrie wordt in het’

algemeen hoog geroemd, en wellicht is men geneigd om
te veronderstellen, dat ook ten aanzien van boekhouding
en kostprijsberekening eenzelfde efficiency is bereikt, nu

vele boeken en artikelen betreffende kostprijsberekening
zijn geschreven, ideale methoden zijn ontworpen en spe-

ciale problemen in bepaalde industrieën uitgebreid zijn’
besproken.

In hoeverre de ontworpen methoden en voorgestelde
werkwijzen in de praltijk ingang hebben gevonden, wordt

besproken in een rapport,,,On cost accounting in industry”,

uitgebracht door het ,,Accoi3nting Department Office of

Price Administration” (O.P.A.) in 1946, en samengesteld door Martin L. Black en Harold B. Eversole.

De conclusies, die in dit rapport worden genoemd,

zullen, evenals in de Verenigde Staten, wellicht ook

de lezers in Nederland ten sterkste verbazen. Immers,

van de ongeveer 187.400 onderzochte ondernemingen
kon van nog geen 30.000 ondernemingen worden gezegd,
dat ze een kostprijsberekening per eenheid product hadden.
Derhalve is in ongeveer 85 pCt van alle ondernemingen
niet bekend wat de kostprijs per eenheid product is. Zelfs voor
de totale kosten per product kon slechts van 25 pCt der
ondernemingen worden gezegd, dat cijfers aanwezig
waren. Over het algemeen is de kostprijsberekening beter

opgezet in de grote dan in de kleine bedrijven, doch ook
in het eerste geval bleken de resultaten verre beneden de
verwachtingen te liggen. In ééh van de grootste industrieën
in de Verenigde Staten bleek, dat op een artikel, dat in
het bedrijf als ,,winstgevend” werd verondersteld, $ 30
millioen per jaar werd verloren.
Voor enkele van de industrietakken rnogen
1
de resultaten
van ht onderzoek worden genoemd:

90 pCt van de productie der rijstmalerijen wordt

geleverd door 35 van de 75 ondernemingen. ,,The larger
companies record some costs , on a very limited basis.
.OPA accountants have never been able to secure finished

product costs by types”.

Voor de ,,machinery industries”,waarin o.a. zijn opge-
nomen de autoproductie, landbouwwerktuigen, machine-
fabrieken, fabrieken voor transportmiddelen, draad en
kabel, radio-onderdelen, enz., wordt het volgende staatje

gegeven:
Sales
Number
No ,costs

Volume
of
available

in millions
Companies

of S
under 0,5
333
273

0,5-2,—

177
97

over 2,—
189
86

Voor radio-onderdelen wordt opgemerkt:
,,There is a distinct absence of cost finding in this
industry. Approximately one half of the industries n’iakes

some attempt to estimate cost in advance of production”.
Het is natuurlijk niet moeilijk om onder de 150 industrie-
takken, die worden genoemd, gunstiger voorbeelden te
vinden. Van de 300 hoogovens heeft80 pCt (95 pCt van
de totale productie verzorgend) een systeem van kost-
prijsberekening, en in de productie van kunstmeststoffen
zelfs 90 pCt. Doch over het algemeen blijkt vel zeer dui-
delijk, dat de theorie de praktijk nog verre vooruit is,
of wel, dat de methoden, die de wetenschap ontwerpt, in,
de praktijk nog slechts zeer weinig ingang hebben gevonden.
Dat in de Verenigde Staten een zor’gvuldige. en
nauwkeurige kostprijsberekening, zelfs bij ‘dè grote be
drijven, algemeeb ingang zou liebben gevonden, is dus
zeker niet waar. . ‘ – . .. ‘• •

r

856

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

29 October 1947

/
NOG EENS DESKUNDIGHEID IN HET

BEZUINIGEN.

In het nummer van 30 Juli ji. heeft Prof. de ‘Vooys

een discussie geopend omtrent de deskundigheid in het

bezuinigen
1).
De conclusie van zijn artikel was, dat het

niet voldoende is, om vast te stellen, dat er moet worden
bezuinigd, maar dat als noodzakelijk complement hierop

een weg moet worden gewezen, waarlangs de bezuiniging

kan worden doorgevoerd. Prof. Bakker reageerde hierop

in het nummer van’ 20 Augustus jl. met een artikel
2),

waarin hij in grote trekken aangeeft op welke wijze naar
zijn gevoelen deze bezuiniging zal kunnen plaatsvinden.

Ik heb niet de illusie in dit artikel het probleem afdoende

op te lossen. Het bevat slechts enige gezichtspunten, die
van belang zijn in een discussie omtrent de techniek van
het bezuinigen.

Verschillen met Qroeger.

Een schip op het strand is een baken in zee. Zijn dus
de vroegere ervaringen met het bezuinigen niet bemoe-

digend, ,,de les, die er in schuilt, is
7
.naar Prof. de Vooys

opmerkt – niet te verwaarlozen”. 1-let is bij het stellen

van de huidige bezuinigingsproblematiek evenwel goed

enkele verschillen met vroeger voor ogen te houden. In

tegenstelling tot vroeger zitten wij thans met een oorlogs-

erfenis, waaraan grotendeels niet kan worden ontkomen.
Bovendien ontbreekt op het ogenblik in de staatsuitgaven

de traditie, waardoor de continuïteit in de uitgavenposten

voor een deel is verdwenen. Tenslotte is gedurende de
oorlogsjaren de financiële klem van de Staten-Generaal

en van de minister van Financiën afwezig ‘geweest; gedu-
rende de eerste tijd na de bevrijding was deze nog aan-

zienlijk zwakker ‘dan vroeger.

De liquidatie van de erfenis van de oorlog is de
af-

bôeking van een reeds geleden verlies. Voor de techniek
van de bezuiniging zijn deze posten derhalve van- minder

belang. De verstorirg van de continuïteit in de opbouw
van de staatsuitgaven is een uitermate ernstige omstan-

digheid, omdat hierdoor het realiseren van de tweede wet
van Gossen – het door Prof. Bakker gepropageerde uit-

gangspunt voor een bezuiniging – ,wordt bemoeilijkt.

Bij een,continuïteit in de opbouw van de staatsuitgaven,
waarbij de begroting slechts partiële veranderingen toont ten opzichte van de voorgaande, is immers een afweging
van diverse soorten uitga’iïen -‘ hierop berust de moge-
lijkheid van het toepassen van de tweede wetvan Gossen –
gemakkelijk. Bij afwezigheid van deze dontinufteit is deze afweging veel moeilijker. Hier komt nog hij, dat
door de vele andere belangrijke ‘problemen de rust, die voor eeh dergelijke afweging nodig is, vaak ontbreekt.

Het gaat de Staat al precies als de particulier, wiens
inkomen zich snel wijzigt. Bij vergroting zal hij zijn geld
vaak voor allerlei dingen besteden, die hij achteraf weer
afschaft, omdat hij tot de ontdekking is gekomen, dat
hij zijn geld beter kan besteden. Tenslotte is het dooi de
verslapping van de financiële klem gedurende de oorlogs
jaren en de eerste tijd na de bezetting mogelijk geweest
plannen uit te’ voeren en organisaties op te zetten of uit te breiden, die op de duur vermoedelijk niet kunnen worden
gehandhaafd. Deze algemene stemming van , happy

days are here again” heeft op verschillende punten zowel
het beleid als de Organisatie overspannen.

Ervaringen.

En nu de ervaringen. De in 1922 ingestelde Commissie-
Rink had slechts een taak op organisatorisch gebied.
l-Ietzeli’de was, het geval met de Centralé Reorganisatie
Commissie. OQk de taak van de Bezuinigirigscommissie Pop
was beperkt tot het organisatorische terrein.- 1-loewel het

1)
Zie:„Deskundigheid in het bezuinigen” door Prof. Ir.
1. P.
cle
Vooys in ,,II.-S.B.”
van
30 Juli 1947,
blz.
005,
‘) Zie: Deskundigheid in het bezuinigen’ door Prof. Dr
0.
Bak-
ker in ,,E.-S.B.’ van
20
Augustus
1947,
biz.
661.

beleid, dus geheel buiten de taak van deze commissies

was gehoude’n en zij slechts een adviserende bèvoegdheid

hadden ten aanzien van de organisatie, waren de erva-

ringen niet bemoedigend. De Commissie-Rink vroeg ontslag
als gevolg van een meningsverschil met één van de Mi-

nistei’s. De Bezuinigingscommissie zag blijkbaar geen
kans haar voorstellen in voldoende mate uitgevoerd te’

krijgen. Als gevolg hiervan trachtte zij te bereiken bij een

super-instantie te kunnen rapporteren. Dientengevolge

werd in 1929 bepaald, dat zij mocht rapporteren bij de

Voorzitter van de Raad van Ministers. Ook dit was niet

voldoende, omdat de Voorzitter van de Raad van Ministers

niet bôvengeschikt is. aan de andere Ministers en deze

derhalve niets kan afdwingen. Vandaar, dat de Bezuini-
gingscommissie in haar 9de verslag (1930) propageerde,

dat er een Minister-President moest komen, waardoor

de absolute zelfstandigheid vo ieder der Departementen

zou zijn gebroken. De Minister-President zou dan, een

apparaat moeten hebben, dat de beheerswerkzaamheden

in de Departementen zou kunnen coördineren.

Toen de crisisgevolgen ook in de staatshuishouding
merkbaar werden, werden de twee bestaande commissies

opgeheven en werd de Commissie Welter ingesteld. Haar

opdracht was ruimer dan die van de vorige commissies.

Voorstellen te doen als in verband met de noodzakelijk-

heid van een blijvende en aanzienlijke verlaging van het

peil der Rijksuitgaven dienstig zullen zijn”. In deze op-
clracht was derhalve ook begrepen een beoordeling van

het beleid Zij beval aan een verkleining van het tekort

met ruim ‘f100 millioèn. Van dit bedrag ‘is ongeveer

f20 millioen afkomstig van het aanwijzen van nieuwe

inkomstenbronnen, ruim f12 millioen van- een afwente-ling op anderen en f 8 millioen van diverse kleine bezui-
nigingen. De wei-kelijke bezuiniging ten bedrage van f 61

millioen kan als volgt w’orden ingedeeld:

reductie op salarissen

…………….f 25,0

millioen

inkrimping van organisaties ……….,, 18,4
beperking van het beleid …………..,, 9,1

beperking van uitgaven voor, materiële –
behoeften

…………………….,

7,1

verlaging van subsidies

…………..,, 1,4

In feite heeft dus de Commissie Welter, hoewel zij

stellig de bevoegdheid had ook in een beoordeling van het
beleid te treden, dit vrijwel onaangetast gelaten. Het is
wel zeker, dat het onaangetast laten van het beleid dit-
maal niet mogelijk is.

Twee categorieën ç’an litgaYen: beleids- ën beheersuitgaoen.

Het lijkt mij goed bij het nagaan van de weg der be-
zuiniging dit onderscheid tussen beleids- en beheersuit-

gaven – uitgaven voor de organisatie – aan te houden.
Uiteraard zijn er geen zelfstandige beheersuitgaven, om-
dat alle uitgaven van de Staat op een regeringsbeleid
berusten, voor de uitvoering waarvan soms een organisatie
nodig is. Alle uitgaven zijn dus beleidsuitgaven, terwijl
een deel daarvan beheersuitgaven kunnen zijn.,In sommige
gevallen zijn de beleidsuitgaven tientallen malen groter
dan de beheersuitgaven; men denke bijv. aan het Com-
missariaat voor Oorlogsschade, waarvan de kosten gering
zijn vergeleken bij aan de oorlogsslachtoffers uitbetaalde vergoedingen. In andere gevallen zijn de beleidsuitgaven
vrijwel gelijk aan de beheersuitgaven, zoals bijv. bij de
politie, de landbouwvoorlichtingsdiensten e.d.
De hier voorgestelde onderscheiding van beleids- en
beheersuitgaven is van belang, omdat de beleidsuitgaven
slechts kunnen worden verminderd door een samenwerking
van Kabinet en Staten-Generaal. Het gaat hier om vraag-
stukken van regeringsbeleid, om ,,doen” of , niet doen”.
Behoudens zijn adviserende functie ten aanzien van zijn
Minister, staat de ambtenaar buiten de beantwoording
van die vragen. Bij de beheersuitgaven ligt de zaak anders
Hoewel ook de Staten-Generaal ten aanzien hiervan

29 October 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN.

857

zeggenschap heeft, is zij vrijwel nimmer in staat de hoogte

hiervan te beoordelen. Het zijn
val.
de departements-

hoofden, in samenwerking met de hoofdambtenaren,
die invloed kunnen uitoefenen op de hoogte van de be-

heersuitgaven. Het zijn vermoedelijk deze beheersuit-

gaven, waarvan Prof. Bakker vermoedt, dat een ver-
laging met 25 pCt nog tot een ,,redelijk en verantwoord

resultaat” zou leiden. Maai een dergelijke verlaging
alleen van de beheersuitgaven is lang niet voldoende

om de gewenste verlaging der uitgaven te

verkrijgen.

Naar ruwe schatting makén de heheersuitgaven een

kwart van de totale uitgaven uit. Stel, dat het
1
mogelijk

zou zijn hierop 25 pCt te besparen, dan levert dit op basi
van de begrotingscijfers voor 1948 een verlaging van de
uitgaven met
1
/
16
van 1 4 milliard is f 250 millioen. Het

geraamde begrotingstekort bedraagt ruim f 1-k milliard.
De hier en daar heersende mening, dat door een ratio

nalisatie van de organisatie het begrotingstekort zeer
aanzienlijk zou kunnen worden ‘verkleind, is derhalve
niet juist. Hiervoor is het in de eerste plaats nodig, dat
delen van het beleid afvallen. Waar een verlaging van de

beleidsuitgaven een zaak is van 1(abinet en Staten-
Generaal, eeh vermind ering van beheersuitgaven zich

vnl. binnen ieder dei Departementen moet afspelen, moet
men naar mijn gevoelen deze twee categorieën uitgaven
met verschillende middelen te lijf gaan.

De beleidsuitgaven.

De ge-‘estigde belangen.

1-Jet afsnijden van overheidsbeleid is uiterst moeilijk.
Prof. de Vooys wijst er al op, dat er in de ambtelijke Orga-
nisatie een voortdurende drang tot uitbreiding van het
beleid aanwezig is. Flier komt de veel ernstiger omstandig-
heid bij, dat uit de Volksvertegenwoordiging meestal
dezelfde drang voortkomt. Vooral wanneer er, belangen
in het geding zijn van goed georganiseerde groepn met
een sterke onderhandelingspositie, springen zowel in het
ambtelijke apparaat als in de Volksvertegenwoordiging
talrijke specialisten in het geweer. Gaat het om een ver-
betering in de positie van een bepaalde groep, dan bestaat
nog vaak de kans, dat 4e voorvechters daarvan weinig
bijval krijgen. Indien er evenwel verzet moet w’orden ge-
pleegd tegen een aantasting van de positie van een groep,
blijkt het aantal medestanders meestal groot. 1-let aan-
tasten van gevestigde belangen is daardoor uiterst moei-
lijk. In deze strijd is de positie van de Schatkist niet sterk.
In vele gevallen blijkt zij het zwakste punt te zijn, dat
aan deze druk is blootgesteld. Men denke bijv. aan de
prijzensubsidies, die op de ontwerp begroting voor 1948
met ruim een f j niilliard voorkomen. Deze post ontstaat,
doordat de prijsstijging zodanige afmetingen heeft aan-
genomen. dat een verdere doorberekening daarvan aan
de consumenten voor een deel van de bevolking niet
meer te dragen zou zijn. Nu is liet een bekende omstandig-
heid, dat een zeer groot deel van het bedrijfsleven op
grond van de huidige prijsvaststelling resultaten behaalt,
‘elke die van de recente jaren van voor de oorlog enige
malen overtreffen. Eveneens is bekend, dat de trekkers
van min of meer vaste inkomens – alleen in overheids-
dienst reeds ongeveer 450.000 – hun positie vergeleken
bij voor de oorlog aanzienlijk slechter zagen worden.
1-loewel de laatste groep slecht georganiseerd is en vrijwel
geen machtspositie kan innemen, profiteert’ zij nog iets
van de sterke positie •van de arbeiders in particuliere be-
drijven, die er -weliswaar vrij wat beter aan toe zijn, maar
die zich toch met kracht verzetten tegen verdere prijs-
verhogingen. In deze situatie vindt bij èen dreiging van

verdere prijsstijgingen de arbeidende bevôlking sterke
en fanatieke voorvechters, zowel in de Volksvertegen-
woordiging als in het ambtelijke apparaat. Evenzo sprin-
gen, indien er voor onderdelen van het bedrijfsleven een
prijsverlaging dreigt, de voorvechters daarvan in het
geweer. Bij deze druk en tegendruk is de Schatkist be-

zweken. En dat, ondanks de omstandigheid, dat het
terugbrengen van de overspannen rentabiliteit tot het
niveau van voor de oorlog – met een correctie, op het

ondernemersloon voor de gestegen kosten voor levens-

onderhoud – de Schatkist een groot deel van deze uit-
gaven van een f j milliard zou besparen. Toch mag men

hier niet zonder meer van een onjuist beleid spreken,

door voor deze politiek bedrijfseconomische maatstaven

aan te leggen. Hoewel bedrijfseconomisch niet juist, is,
dit beleid politiek wellicht noodzakelijk, en waar het hier

gaat om de vraag wat politiek wenselijk en mogelijk is,

moet het antwoord van de Regering en hiet van de bedrijfs-
econoom komen.
De tweede wet van Gossen.

Prof. Bikker stelt voor als uitgangspunt voor de be-
zuinigingsgang te trachten de tweede wet van Gossen

te doen doorwerken in de overheidsuitgaven. Nu is het
stellig niet voor bestrijding vatbaar, dat in een begroting

het grensnut moet zijn genivelleerd. Enerzijds tussen
inkonsten en uitgaven, anderzijds tussen de uitgaven
onderling. Maar dit behoort het geval te zijn bij iedere

begroting, ook bij die met een tekort. Vandaar, dat de

tweede i#et van Gossen geen uitgangspunt kan bieden
voor een bzuinigingsprogramma. Prof. Bakker meent
hierbij houvast te vinden aan de zijde van de inkomsten.
‘Nu is er in de belastingheffing stellig een critisch punt,
waar de kip zelf gevaar loopt. 1-let berekenen en aan-
wijzen van dit punt is uitermate belangrijk. 1-let is goed,
dat hier de rode vlag wordt gehesen. Men kan evenwel
niet zeggen, dat bij dit punt de wal het schip keert. Wan-
neer de belangen, die met verdere uitgaven zijn gemoeid,
zwaardr wegen, moet men dit punt overschrijden. Wat
het zwaarst is, moet dan ook het zwaarst wegen. Aan de
andere kant is het niet nodig dit critische punt te bereiken.
Wanneer is vastgesteld, dat de volkshuishouding wel wat hogere belastingen kan dragen, is het niet nodig,
dat de belastingen tot dit niveau worden verhoogd. Een
overheveling van geld met als resultaat een in totaal
geringer nut is niet wenselijk. Ook niet, wanneer de be-
lastingbetaler bij een verhoging der belastingen het leven

er nog afbrengt. Het toelaatbare is dus geen absoluut
gegeven, maar hangt af van het nut van de laatste uit-
gave. Wanneer Prof. Bakker bovendie,n voorstelt om het
bedrag, dat voor het geheel mag’worden uitgegeven,
van bovenaf vast te stellen, geloof ik, dat hij juist met
zijn eigen stelling in strijd komt. Toch kan ik het in
feite met hem eens zijn. Maar dan niet, omdat daardoor
de tweede wet van Gossen wordt toegepast. Slechts
indien de tweede wet van Gossen toch niet kan worden
toegepast, kan ik er voor voelen de uitgaven van bovenaf
vast te stellen.
1-10e behoort een budget te worden opgebouwd binnen
het kader van de volkshuishouding? Door toepassing van
de tweede wet van Gosen, d.w.z., dat bij uitbreidende
overheidsuitgaven steeds twee afwegingen dienen plaats te vinden.

In de eerste plaats moet bij een additionele beleids-
uitgave steeds worden afgewogen, of het hiervoor’ nodige
geld niet beter aan iets anders kan worden besteed, hetzij
door uitbreiding van een bestaand beleid of door het enta-
meren van een nieuw staatsbeleid. De tweede afweging,
die nodig is, is de vergelijking van het iut, dat op deze
wijze door het laatste millioen bij de uitgaven vordt aan-
gericht, met het nut, dat door dit laatste millioen aan de
belastingzijde wordt weggenomen. Deze twee dienen –
ik laat een theoretische verfijning buiten beschouwing –
gelijk te zijn. Prof. Bakker stelt voor, dat van bovenaf
wor t vastgesteld, hoeveel er in het valgende jaar maximaal

besteed kan worden voor de overheidsdienst. Maar hier-
door tast hij de vergelijking van de tweede wet van Gossen
aan. Deze berust immers op de gelijkheid van het w’eg-
genomen nut bij de belastingbetaler en het geschapen

858

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

29 October 1947

nut’ door de uitbreiding van het overheidsbeleid. Wil

men hier de tweede
wet
van Gossen laten doorwerken,

dan moet men derhalve deze uitgaven kennen. Dit bete-

kent het budgetteren van onderaf, en het bijvijln van de

ontwerpen tot de bovengenoemde gelijkheid is ontstaan.
Het beoordelen van de al of niet aanwezigheid van deze

gelijkheid is een vraagstuk van beleid. Het hoort thuis

in de Volksvertegenwoordiging. Deze maakt uit, of de

nadelen van de belastingheffing – inclusief die van de

aanwezigheid van tekorten – opwegen Legen de belang-

rijkheid van de uitgaven. Vandaar dat de specialist en

de buitenstaander de Regering op dit gebied niet kunnen

helpen. Zij kunnen hoogstens zeggen, dat zij het met de

gevoerde politiek niet eens zijn. Dat wil dan zeggen, dt

zij een andere opvatting ten aanzien van de nivellering

van liet grensnut hebben dan de Regering. Bij de sub-

jectieve schattingen van het punt, waarop het grens-

nut is genivelleerd, komt geen ambtenaar te pas.

1-loewel dus de doorwerking van de tweede wet van
Gossen van weinig of geen belang is voor de techniek
van de bezuiniging, wil ik toch wijzen op een verdere

inconsequentie in het betoog van Prof. Bakker.

Men kan,zich deze rangorde van beleidsuitgaven voor-
stellen als een stel vérticaal naast elkaar op dezelfde grond-

lijn opgestelde balken, waarvan ieder een beleidsdoel

voorstelt, met de belangrijkste – de hoogste – balk
links. Trekt mh nu door dit stel balken een horizontale

lijn, dan kan men zich voorstellen, dat de inhoud van de

balken, voorzover deze boven de lijn is, de overheids-

uitgaven voorstellen. De delen van de balken beneden

de lijn, en rechts in de rij enige balken, die geheel onder de
lijn staan, vormen de delen van het overheidsbeleid, die
tot heden bij gebrek aan middélen achterwege bleven.

Komt er nu meer geld beschikbaar, dan verschuift de

horizontale lijn naar beneden. Voor de bestaande stukken
beleid wordt meer geld uitgetrokken, nieuwe beleids-
objecten komen binnen de grens van de mogelijkheden.

In de practijk hebben wij meestal te doen met tien of

twaalf stellen van die balken. Ieder Departement virtegen

woordigt een stel. In de Ministerraad moeten deze stellen
worden samengevoegd tot één stel. Immers, wanneer

binnen ieder Departement de tweede wet, van Gossen
heeft doorgewerkt, betekent dit nog niet, dat bij samen-
voeging van die stellen balken ht grensnut aanstonds
in iedere voorgestelde uitgave gelijk is. Dit is stellig niét
het geval. Een voortdurende vergelijking van de eigen
grensuitgaven met die van collega’s is in de Ministerraad

nodig om deze nivellering tot stand te brengen. Prof.
Bakker stelt voor het Centraal Planl7ureau de verdeling
over de Departementen te doen maken. Indien dit ge-
schiedt zonder budgettering van onderaf, d.w.z. zonder
kennis van de grensuitgaven op ieder der Departementen,
dan zou het blind geluk zijn, wanneer een nivellering
van het grensnut tussen de uitgaven van de Departe-

menten tot stand zou komen.’
De verdere verdeling van de beschikbare gelden over
de verschillende diensten moge ik laten

rusten. Ook
hiervoor geldt, dat een nivellering van het grensnut niet
mogelijk is zonder budgettering .van onderaf
In dit verband is de discontinuïteit in de uitgâven,
die ik in het begin van dit artikel vermeldde, juist van zo

groot belang. Kan de begroting op een voorgaande worden
opgebouwd, en mag men verwachten, dat hierin een ni-
vellering van het grensnut aanwezig is, dan is het ver-
anderen van enkele cijfers gemakkelijk. Ontbreekt deze

continuïteit, dan is de nivellering van het grensnut binnen
de uitgaven schier onmogelijk. Naarmate er minder tijd
beschikbaar is, dus naar gelang zich meer andere be-
langrijke problemen opdringen, ontbreekt de tijd voor
de discussies, waarin deze nivellering ‘moet geschieden.

Conclusie.

Mijn conclusie is derhalve, dat een doorwerking van

de tweede wei van Gossen slechts mogelijk is bij een

budgettering van onderaf: de tot heden gevolgde methode.

Bovendien, dat in iedere begroting deze wet doorge-
werkt moet hebben en dat de verhouding tussen de in-

komsten en de uitgaven, waarbij het grensnut is geni-

velleerd, afhangt van het subjectieve inzicht van de

Regering. Derhalve levert deze wet nimmer een uitgangs:

punt voor een bezuiniging. Wat dan wel? ,,Een weg be-
gaanbaar te maken is even noodzakelijk als de weg aan

te wijzen”, zegt Prof. de Vooys. Ik geloof, dat hier

lering zit in het v,erleden. Het was stellig niet zonder

reden, dat een oude rot als Dr Colijn een opdracht aan

bezuinigingscommissies om te bezuinigen ‘niet vol-

doende vond, en dat hij aan de Commissie Welter opdracht

gaf om voorstellen te doen, teneinde f100 millioen te
bezuinigen. Aan een opdracht om te bezuinigen of in te

krimpen heeft men weinig of niets. Alle gevestigde be-

langen verzetten zich daartegen en hun kampvechters

gaan gezamelijk de uitvoerder te lijf, die in arre moede

steun zoekt bij steedg hogere instanties. Wanneer men

echter een opdracht krijgt om f 10 millioen te bezuinigen

of 100 ambtenaren in te krimpen, dan gaan de kamp-

vechters voor de diverse belangen elkaar te lijf. De uit-

voerder kan rustig het slot van deze strijd afwachten
en zien of hij accoord kan gaan met de uitslag.

Dit betekent het budgetteren van onderaf. Zijn de

verlanglijsten samengevoegd en is het totale bedrag vast-

gesteld, dan moet het nut van de laatste uitgave worden

vergeleken met het weggenomen nut van de laatste be-

lastingverhoging. Dit dient in eerste aanleg in de Mi-

nisterraad, daarna in de ‘Staten-Generaal te geschieden. Zijn deze beleidsinstanties van mening, dat de uitgaven
te hoog zijn in verhouding tot de inkomsten, dan moet het

grensnut – volgens hun inzichten – worden genivelleerd,

en wanneer dan het totaal der üitgaven globaal vast-

staat, dient de strijd tussen de verschillende Departe-
menten te ontbranden, ten einde tussen de uitgaven van

ieder der Departementen een nivellering van het grensnut

te krijgen. Het gaat dan niet om een gezamenlijke druk
op Financiën, die Prof. Bakker terecht een ,,moeilijke en
ongelijke strijd” noemt, maar öm een strijd van iedere

Minister tegen alle anderen. De omvang van de koek

staat vast. De verdeling hiervan tussen de Departementen
moet nog worden uitgemaakt. Is deze achter de rug, dan
komt nog eens dezelfde procedure binnen ieder der De-
partementen.

In cle practijk komt mijn methode, ..naar ‘ik geloof,
vrijwel op hetzelfde neer als die Prof. Bakker aanbeveelt.
Vandaar, dat ik het in féite met hem eens kan zijn. De realisatie moet inderdaad komen door een taakstelling
en een limitatief finantieel programma. Kan dit worden
doorgevoerd-met behoud van een realisatie van de tweede

wet van Gossen, dan is dit de juiste manier. Gaat dit
echter niet, dan moet de tweede wet van Gossen maar enig geweld worden aangedaan en moet desnoods een
budgettering van bovenaf geschieden. Een verdere poging
om via een nivellering van het grensnut een inkrimping
der uitgaven te verkrijgen is echter zeker de moeite Waard.
Dit kan slechts door opbouw van het budget van onderaf.
Gebeurt dit niet, dan komt de tweede wet van Gossen in
het gedrang. Deze is slechts te realiseren door steeds weer
te vergelijken; zelfs tot in details. Ik geef toe, dat mijn
methode gevaarlijker is, omdat zij opzettelijk strijd op-

wekt tussen de verschillende belangen. De hogere fun-
tionaris kan evenwel de zwaart6 van de verschillende be-

langen niet wegen, indien hij niet de voorvechters van
ieder van deze belangen tegen elkaar in het vuur brengt
en aan deze strijd zijn conclusies ontleent. En deze con-
clusies zijn nodig voor het nivelleren van het grensnut.

1-lee meer vergelijkingen er binnen het raam van het be-
schikbare bedrag worden gemaakt, des te beter werkt
de tweede wet van Gossen dcor. Dit geldt voor ieder der Ministers en wel met name voor de minister van Finan-

r’rl
–‘-‘r’;:)

29 October 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

859

ciën, maar eveneens voor de Volksvertegenwoordiging,

die de ontwerp-begroting tot en met moet uitpluizen

en nog eens uitpluizen.
Over de beheersuitgaven in een volgend artikel.

Dr A WINSEMIUS.

JUICHENDE GEMEENTEN.

De gemeenten gaan een nieuw tijdperk in. De Com-
missie tot herstel van de financiële zelfstandigheid van de

gemeenten en de provinciën heeft een rapport uitgebracht,
waarin een voorlopige oplossing wordt gegeven in die zin,
dat in 1948 alle tekorten zullen verdwijnen. De Commissie-
Oud hoopt, dat de gemeenten, met inspanning van alle

krachten, 1949 en
1950
op gelijke wijze zullen halen en

dat zij, de Commissie, in dit tijdvak met een nieuw rapport

zal kunnen komen om de zaak definitief, althans hader,

te regelen. Het voorlopige rapport getuigt van grote

werkelijkheidszin; het opent voor de impasse, waarin
Rijk en gemeenten zijn geraakt, een uitweg, die voor de

betrokken partijen aanvaardbaar is. Dit is een gelukwens

waard.

Een verdienste is, dat een begrijpelijke oplossing wordt
aangegeven. Al zal bij de uitwerking veel arbeid door deskundigen moeten worden verricht, de zaak is voor
de belanghebbende burger duidelijk te maken, hetgeen
van de overgangsregelingen, welke tijdens de bezetting werden gemaakt, niet kon worden gezegd.

Toewijzing pan nieuwe middelen.

Het zal niet nodig zijn de bezwaren tegen de bestaande
toestand hier nog eens uiteen te zetten. Hiervoor zij kort-
heidshalve verwezen naar mijn artikel .,De Gemeente-
financiën” in dit blad
1).
Ik had toen tevens de gelegen-
heid de aandacht te vestigen op het feit, dat de Rijks-

inkomsten aanzienlijk waren gestegen, terwijl die van de gemeenten ophetzelfde peil waren blijven staan. Volgens
de toen bekende gegevens tr’bk het Rijk uit de inkomsten-
.(loon-)belasting f 1 milliard, tegen ruim f 111 millioen in
1930. In dat jaar ontvingen de gemeenten uit de inkom-
stenbèlasting nog f165 millioen, tegen. thans nihil. In

totaal brachten de Rijksbelastingen in 1930 f 583 millioen
op, tegen een raming van f 2.205 millioen voor 1947,
terwijl de gemeentelijke heffingen slechts van f 239,7

millioen tot f 256,5 millioen konden stijgen. Zou de op-
brengst van de belastingen naar het inkomen ad f 1

milliard in de verhouding van 1930′ worden verdeeld,

dan zou – zo merkte ik op – aan de gemeenten bijna
f 600 millioen toevallen, een, bedrag, dat zij geenszins
nodig hebben en dat door haar dan ook niet wordt ge-
claimd.

Ook de Commissie-Oud vindt hier een aangrijpingspunt
om een bedrag ter beschikking van de gemeenten te
stellen. Volgens haar berekening zou het Rijk door uit-

kering van een bedrag van f 96,5 millioen per jaar aan
alle . gemeenten tezamen deze weer zover op de been
helpen, dat daarmede de jaarlijkse tekorten zullen worden
overbrugd; bovendien zullen de geaccumuleerde nadelige
saldi van de voorafgaande crisis- en oorlogsjaren volgens een 30-jarig afschrijvingsplan worden gedelgd.
.-
De bedoeling is, het totaal van de Rijksuitkeringen
zodanig over de gemeenten te verdeln, dat zij alle, althans
de ëerste drie jaren, een redelijke zelfstandigheid kunnen
genieten. Als dit doel wordt bereikt, hebben de gemeenten,
die .met tekorten te kampen hebben, uiteraard alle reden tot juichen.

De noodoplossizg.

-Denoodoplôssing van dé Commissie-Oud bestaat in een
reorganisatie van het Gemeentefonds.. Dit was tijdens de
oorlog’ gesplitst in twee afdelingen: de ene diende om aan
de gemeenten normale uitkeringen te don, de tweede

van 22 Januari1947,. blz. 67.

was ingesteld om noodlijdende gemeenten te kunnen be-

délen. Aan dit laatste wordt een einde gemaakt. Om nu
alle gemeenten toch aan voldoende middelen te helpen

ter bestrijding van haar individuele behoeften, zullen zij

vier uitkeringen uit het Gemeentefonds kunnen ont-
vangen, t.w.:
10.
de zgn. jaarwedde-uitkering tot een bedrag, gelijk

aan 75 pCt der jaarwedden van de burgemeester en de

secretaris, met een maximum van f 3.000 per jaar; -.

2°. een belastinguitkering voor die gemeenten, welker

belastingopbrengst beneden een nader bij algemene maat-

regel van bestuur te bepalen bedrag blijft, dat verschillend

kan zijn naar,gelang van de klasse, waarin de gemeente
voor de toepassing der wet wordt ingedeeld;

3°. een bijzondere uitkering, welke moet dienen om

bestaande tekorten te overbruggen en dus de financieel

afhankelijke gemeenten te plaatsen op het niveau van de
financieel zelfstandige gemeenten;

4°. een algemene uitkering, welke voor elke gemeente

gelijk zal zijn aan de gemiddelde uitgaven voor het onder-
wijs – daaronder, in afwijking van vroeger, thans mede

begrepen die, welke betrekking hebben op het middelbaar,

voorbereidend hoger, hoger en het nijverheidsonderwijs –

en voor de armenzorg over de jaren 1939, 1940 en 1941,
omgerekend naar de nieuwe aantallen inwoners.
Van de nieuwe uitkeringen worden die betreffende de
jaarwedden en de belastingen naar objectieve normen
vastgesteld; de bijzondere uitkering, wordt, nadat zij
voor 1948 naar subjectieve inzichten is bepaald, ook nog

in 1949 en 1950 als objectieve uitkering genoten de laatste,
de zgn. algemene uitkering, wordt naar objectieve maat-

staven berekend, doch ieder jaar opnieuw vastgesteld naar-
mate het Gemeentefonds over middelen beschikt.

Men zal begrijpen, dat de uitwerking vakwerk is, waarbij
moeilijkheden zulleh moeten worden overwonnen, waar-voor hier geen aandacht kan worden gevraagd. Evenzeer
is het duidelijk – de Commissie heeft er zelf op gewezen -,
dat aan het voorstel onvolkomenheden kleven. Niet alle
gemeenteri zullen gelijkelijk van de aangegeven oplossing
profiteren, ja zelfs zullen enkele gemeenten, die haar

belastingen nog niet tot het hoogste niveau hebben op-
gevoerd, op de nieuwe uitkeringen een korting zien toe-
gepâst. Deze korting doet denken aan het zgn., Scheer-
wetje, dat was de wet-de Geer, waarin werd bepaald,
dat gemeenten, die de salarissen yan haar personeel niet
gelijkelijk met het Rijk verlaagden, een korting op de

uitkering van het Gemeentefonds zouden zien toegepast
tot het bedrag, dat,naar het oordeel der Regering te veel
aan salarissen werd uitbetaald. Thans zal op de uitkeringen
van het Gemeentefonds worden gekort, wanneer de ge-
meenten haar belastingen nog niet tot het plafond heb-

ben opgevoerd. Deze bepaling moet dienen om deze

ge-
meenten tot belastingverhoging te bewegen, omdat het
onder de tegenwoordige omstajidigheden niet juist is te
achten op sommige plaatsen belastingcapaciteit ongebruikt
te laten. Die gemeenten zullen misschien nu spijt hebben,
dat zij de belastingschroef niet éerder hebben aangedraaid,
waardoor zij de gelegenheid zouden hebben gehad be-
paalde voorzieningen te treffen. Thans komen zij in de
positie, dat zij – zonder die voorzieningen – even hoge
belastingen moeten heffen. Die hogere opbrengst moet nu
dienen om het bedrag dat het Rijk uit de algômene
middelen beschikbaar stelt, te drukken. Voor alle ge
;

meenten tezamen gaat het hier om een bedrag van

f 8.200.000. Wij hopen voor de betrokken gemeenten,
dat de nieuwe wettelijke voorschriften zo zullen worden
geïnterpreteerd, dat zij niet meer worden gekortdan zij
door hogere belastingontvangsten kunnen verwerven. De
bewoordingen van het ontworpen art. 5laten daartoe ni.
ruimte. –
Met terzijdelating van de jaarwedde-uitkering, die.geen
toelichting behoèft, kan omtrent :de drie resterende uit:
keringen het volgende wordeh gezegd.

860

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1
29 October 1947

De
belastinguitkering
wordt geraamd oh f36.900.000.
Zij dient, voorzover nodig, ter aanvulling van de op-

brengst, welke kan worden verkregen bij heffing van

190 opcenten op de hoofdsom van de grondbëlasting

voor de gebouwde eigendommen;

110 opcenten op idem ongebouwd;

150 opcenten op de hoofdsom van de personele be-

lasting, tot een bij algemene maatregel van bestuur vast

te stellen bedrag. Dit bedrag kan verschillend zijn naar
gelang van de klasse, waarin de gemeenten worden in-

gedeeld. Wanneer eenmaal de klasse van de gemeente is

bepaald en het bedrag van een veronderstelde opbrengst

in die bepaalde klasse is vastgesteld; zal deze uitkering

ter aanvulling van de opbrengst van plaatselijke belas-
tingen een stabiele inkomst blijken te zijn.

De
. bijzondere
uitkeringen worden aan de financieel

niet-zelfstandige gemeenten toegekend om ‘ze op het

niveau van de zelfstandigheid te brengen. De uitkering

wordt. voor 1948 vastgesteld en zal in 1949 en 1950 niet

veranderd worden. Indien de fâ.ctoren, die tot d&tekoiten
hebben geleid, gelijk blijven, zullen deze gemeenten onder

dezelfde omstandigheden leven als die, welke alleen de
jaarwedde-, de belasting- en de algemene uitkering ont-
vangen. Werken evenbedoelde factoren door; dan zal de

gemeente noodlijdend worden, tenzij de andere ont-

vangsten buitengewone meevallers zouden tonen. Worden
de factoren gunstiger, dan zal een eventueel overschot

moeten worden aangewend voor extra-delging van de

geaccumuleerde crisis- en oorlogsschuld.

Nu zit hierin een zwakke stee. Waarschijnlijk is nl.,

dat de factoren ongunstiger zullen worden, omdat in deze
bijzondere uitkering begrepen is de tegemoetkoming van
het Rijk in de budgetaire tekorten van de laatste )aren,

waarvan alleen bekend
is,
dat zij zullen toenemen. Gaat

men voor de berekening van de iiitkering 1948 uit van
hetgeen deswege nodig was in 1947, dan zal slechts re-kening zijn gehouden met het delgingsplan, opgemaakt

tot en met het jaar 1945. In 1948 komen de gemeenten
echter voor het’ feit te staan, dat ook het tekort 1946 in
hetdelgingsplan begrepen wordt, zodat de bijzondere uit-

kering, die voor een hogere afschrijving moet dienen,

reeds in 1948 te laag zal kunnen blijken te zijn. Dit her-
haalt zich in 1949, wanneer het tekort 1947 verschijnt.
Dit zal extra hoog zijn, omdat in 1947 begonnen is met de

eerste afschi’ijving op het delgingsplan t/m 1945 – voor
Rotterdam alleen is dat ruim f 7 millioen, behalve het

tekort op 1947 zelf, geraamd op f 51 millioen —; hoewel
deze delgingsplannen worden gebaseerd op een afschrij-vingsplan van 30 jaar, zullen de jaarlijkse afschrijvingen
in 1949 en 1950 nog aanzienlijk hoger worden. lIet z4l dus
gewenst zijn bij het bepalen van de grondslag ,,afschrijving
op crisis- en oorlogsschuld” voor de bijzondere uitkering
voor 1948/1950 alvast het oog te richtenop hetgeen ver-
moedelijk in 1949 nodig zal zijn. Daar het bedrag in eens
voor drie jaar wordt vastgesteld, bestaat er een kans, dat
in 1948 iets te veel wordt genoten – hetgeen dan voor
extra-delging van de
crisisscbuld
zal moeten worden
aangewend -‘ maar voorkomen wordt dan, dat de ge-

meenten reeds in 1949 en 1950 noodlijdend worden op
grond van een fixatie op een te laag niveau. Het totaal van
de bijzondere uitkeringen is geraamd op f 81,1 millioen.

Dealgemene uitkering
wordt berekend naar het gemiddel-
de van de werkelijk gedane uitgaven voor onderwijs en
armenzorg over de jaren 1939, 1940 en 1941 per inwoner.
Dit aldus gevonden getal wordt vermenigvuldigd met het

aantal inwoners der gemeente op de 3lste December
‘oorafgaande aan het uitkeringsjaar. Het betreft hier
niet een vergoeding van de reële uitgaven in 1948, 1949
en 1950, want dan zou met onbekende gegevens rekening

moeten worden gehouden
2).
De bedoeling is te komen

1)
Zie Een bijzonder aspect in de gemeentefinanciên” betret
fende de afwijkingen in de uitgaven
voor
armenzorg in ,,.-S.B.”
van 18 Juni 1947 blz. 490: ‘ •

tot een uitkering, welke met de
uitgaQen
verband hoüdt,

zoals de belastingbijdrage op de
ontaangsten
is georiënteerd
zonder de pretentie, dat een nauwkeurig te berekenen

bedrag wordt toebedeeld. Met deze algemene uitkering

wordt het Gemeentefonds uitgeput. Flet bedrag per inwoner
zal dus stijgen en dalen met de middelen van het fonds,
dat ten dele gevoed wordt door het afstaan van een per-

centage gedacht is aan 8,2 pCt) van de opbrengst van

een reeks van Rijksbeiastingen, die voor het tegenwoor-

dige in totaal op f 2.170.700.000 wordt geraamd. Daar-

door komt in totaal ter verdeling beschikbaar een be-

drag van f178,2 millioen.

Con functuurinploeden.

Het heeft zijn voordeel, dat de gemeentelijke financiën

mede de schommelingen van de conjunctuurgevoelige

belastingen zullen ondervinden. Dit geldt niet alleen voor

tijden van voor-, maar ook van tegenspoed, wanneer de

tering naar de nering moet worden gezet, ook dooi’ de

lagere publiekrechtelijke lichamen. Maar het grootste
voordeel is wel, dat de gemeenten, die in dure tijden

de invloed van het verhoogde prijspeil ondergaan; ook
hogere ontvangsten zullen boeken tengevolge van hogere

opbrengsten wegens de waardedaling van het geld. De
regeling zal een bezwaar ontmoeten als het percentage

van het aandeel in ‘s Rijks belastingen redelijk wordt

vastgesteld.

Daarbij kunnen zich drie mogelijkheden voordoen:

‘s Rijks belastingstelsel wordt ge)vijzigd, waarvan de

totale opbrengst invloed ondergaat; dit zal naar het

oordeel van de Commissie-Oud tot herziening van het
percentage leiden;
de geraamde tekorten voor 1948 zijn lagér of hoger

dan f199,3 millioen,
dat
is het totaal, waarvan bij de

berekeningen is uitgegaan. Het percentage zal dan lager,

i’esp. hoger, moeten zijn dan aanvankelijk berekend

(8,2 pCt).
De moeilijkheid is, dat dit bedrag naar subjectief inzicht

moet worden bepaald. Zal de Regering uitgaan van de
nader te ramen gemeentelijke tekortén van ‘1947 of van
nieuw geschatte nadelige saldi voor 1948? En in hoeverre

zal rekening w9rden gehouden met mogelijke mee- en
tegenvallers (bijv. verhoogde bedrijfs- en belastinguit-
komsten, nieuwe loonsverhogingen, pijsstijgingen, 10 pCt
verlies op nieuwe woningexploitalie, enz.)?
Wil men dit vbor elke gemeente nagaan, dan gaat daar
nog een jaar mee heen. Daarom zal een zekei’ bedrag

moeten worden geraamd. – Kan dat op redelijke gronden
lager zijn dan f 199,3 millioen, dan kan daartegen uiter-
aard geen bezwaar bestaan, noch, hijgevolg, tegen ‘een lager percentage dan 8,2;

de belastingontvangsten kunnen toe- of afnemen.
Prof. Mr’ C. W. de Vries heeft daarvan in ,,E.-S.B.”
van 15 October 1947
3)
vermeld, dat de totale opbrengst,
door de Commissie-Oud geraamd op f 2.170,7 millïoen, ver-
moedelijk hoger zal zijn en wel f2.344,6 niillïoen. i-Iet schijnt
mij toe, dat, wanneer bij de vaststelling van het bedrag
van de bijdrage aan het Gemeentefonds van ‘de nieuwe
raming 1948 is uitgegaan, zonder dat ten volle rekening

is gehouden met mogelijke tegenvallers, het belasting-
accres niet mag leiden tot een verlaging van het percen-
tage. En in geen geval zal mogen worden uitgegaan van
een vast bedi’ag. Mogen de gemeenten dan geen accres
in de ontvangsten boeken, hoewel zij aan een toeneming
van de uitgaven het hoofd hebben te bieden? Als men het werk van de Commissie-Oud wil fnuiken, dan zou
men geen beter middel kunnen aanwenden. We moeten
vertrouwen hebben in de goede bedoelingen en zullen
deze mogelijkheid als onmogelijk moeten uitschakelen.
De gemeenten moeten vasthouden aan de bedoeling van

de Commissie-Oud om het percentage voor de eerst

) ,,Financitle betrekking van het Rijk tot de provincies en de
gemeenten”, No. 1588, blz. 820.

29 October 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

861

keer, dus voor 1948, op zodanige hoôgte vast te stellen,
dat de uitgaven van de gemeenten voor 100 pCt worden

gedekt. Behoudens bijzondere omstandigheden zal het-
zelfde percentage voor 1949 en 1950 gelden, zodat de ge-

meentep in die jarén de voor- of nadelen van deze con-

junctuur in haar financiën zullen ondervinden. Alleen
wanneer zoveel middelen worden beschikbaar gesteld,

dat het mogelijk wordt voor alle gemeenten een sluitende

begroting te verzekeren, zo schrijft de Comnissie, kan

het zoeken van een oplossing, ook een tijdelijke, zin

hebben. En zij vervolgt: een regeling, waardoor alleen dc

tekorten van de gemeenten worden gereduceerd en mis-schien het aantal financieel afhankelijke gemeenten iets
verminderd, beantwoordt niet aan het nagestreefde doel.
nI. het herstel van de financiële zelfstandigheid en daar-

mede van de verantwoordelijkheid der gemeenten voor
de gang van zaken, ook in financieel opzicht.

Worden de gemeenten zelfstandig?

Wordt dit doel door ieder nagestréefd? 1-let vraagteken

achter deze zin mag wel verdubbeld worden, wanneer men

kennis neëmt van de brochure van Prof. Mr C. W. de
Vries ,,Het Rijksbijdragenstelsel”
4),
waarin de Staat
wordt gezien als één grote gemeente.
De schrijver wijst er op, dat de gemeentelijke autonomie
bezig is te verdwijnen, om op te gaan in het zelfbestuur,
als gevolg van het feit, dat de centrale Overheid steeds

meer taken van de lagere publiekrechtelijke organen ovei-
neemt met het open laten van de mogelijkheid van zelf-
werkzaamheid bij de uitvoering. Prof. de Vries, die deze
brochure blijkens de aankondiging schrijft als voorzitter
van de rijkscommissie van advies voor de gemeente-
financiën – een interdepartementale commissie voor de

uitvoering van de w’et op de financiële verhouding tussen
het Rijk en de gemeenten – pleit nu voor eên reorgani-
satie van de staatsdienst in die zin, dat een departement
van algemeen bestuur voor de nationale begroting wordt
ingesteld, waaraan een hoofdambtenaar en een afzonder
lijke directie ware te verbinden, die met het coördineren

van het nationaal budget en met de budgetten van provin-
ciën en gemeenten worden belast. Rijk, provincie en
gemeenten verrichten een gemeenschappelijke taak, waar-

van de kosten plaatselijk kunnen verschillèn. Onder leiding
van de minister voor de begroting zal volgens de schrijver
een afdeling moeten werken, die, al of niet in samen-
werking met de Organisatie der gemeentebesturen, de deel-
genootschappelijke samenwerking beheert, zulks in nauw
contact met alle andeEe departementen van algemeen
bestuur. Deze functionele samenwerking van Rijk, pro-
vincie en gemeente zou als een nieuwe waarheid tot het
politiek bewustzijn moeten doordringen.

Is dit nu ‘een nieuwe waarheid? We constateren het
verschijnsel, dat de Staat meer en ineer gaat regelen,
wat de gemeenten krachtens haar autonome bevoegd-heden reeds tot stand hadden gebracht. De gemeenten
zullen dit niet altijd prettig vinden, maar het is soms
niet te ontgaan. Doch het maakt een groot verschil, of
men elk geval van overgang van een taak op zijn efficiency
beoordeelt, of dat men ‘elke poging tot centrale regeling
beschouwt als te liggen in de natuur der dingen en als’
vanzelfsprekend aanvaardt.
Tijdens een oorlog, als alle krachten eenzijdig op een
bepaald doel moeten worden gericht, is centrale regeling
niet te vermijden. Maar oorlog is – naar we hopen –
een abnormale toestand. Allegorisch wordeii de wapens
omgesmeed tot landbouwwerktuigen. Zo ook moet de eenzijdige oriëntering na de oorlog verdwijnen om het
veld te ruimen voor de vrije ontplooiing van het burger-
schap, dat zich het beste uit in de plaatselijke gemeen-schappen, die zich in het verleden uitnemend van haar
taak hebben gekweter en die gereed staan dit weer te doeh.
Dit is niet de klok terugzetten, d.w.z. een ingaan tegen

4)
Uitgaaf N. Samsom N.V., Alphen a. d. Rijn.

de natuurlijke ontwikkeling der dingen, maar een over-

schakeling van oorlogs- naar vredespolitiek. Een voor-
beeld is het weder teruggeven van de staatsbrandweer aan

de gemeenten. 1-let is niet langer de Staat, die een dienst
onderhoudt met in het beste geval het inroepen van de

medewerking van plaatselijke organen, maar de brandweer

is nu weer een gemeentelijke dienst, zij het met toezicht

van het Rijk, om te controleren of door eventuele ver-

waarlozing van het plaatselijkë het hogere belang niet
kan worden geschaad. Gaan we de weg, die de voorzitter

van de rijkscommissie van advies voor de gemeente-

financiën ons wijst, dan is er principieel .voor de gemeente-
raden geen plaats en zal geen gemeentebestuur hem na-
zeggen: ,,aan de chaos komt een einde”, doch deze con-
clusie variëren en betogen ‘.,,aan de verdere ontwikkeling

van het burgerschap in de locale gemeenschappén wordt

een einde gemaakt zonder dat daartegenover elders enige

winst voor een efficiënt bestuur en een doelmatig beheei
wordt verkregen”.
Sucres nog onzeker.

T-let is wel zeker, dat deze gedachte niet door de Com-
missie-Oud wordt gedeeld. Nu zij echter is uitgesproken,

zal daaraan ook aandacht moeten worden geschonken,
wanneer het gaat om een beoordeling van de mogelijke
verdere strekking van het rapport, met name welke
richting na de uitwerking daarvan in 1950 moet worden
ingeslagen. Wil men een verzachte voi’m van de deelge-

nootschappel ij ke samenwerking, of wil men decentrali-
seren en bovendien de gemeenten een redelijke financiële
zelfstandigheid hergeven, zodat het burgerschap weer tot
ontplooiing kan komen?
Voor het slagen nu hangt veel af van de vraag, of het
percentage van de algemene uitkering en het bedrag van
de bijzondere uitkering voor 1948 op de juiste hoogte

zullen worden vastgesteld. Nog gelden geen objectieve
maatstaven, zodat de gemeenten hier – voor het laatst? –
te doen hebben met het subjectieve inzicht van de mi-
nister van Binnenlandse Zaken, d.w.z. zijn departement,

voorgelicht door de inspectie voor de gemeentefinanciën.
De bel voor de laatste ronde heeft geluid en men weet,
dat nu het gevecht op leven, en dood, d.w.z. de mogelijk-
heid van de dood alleen ‘voor de gemeente, begint. De
experts in gemeentelijke noodlijdendheid verschijnen in de

ring. Dit is wel niet in de geest van Prof. de Vries, maar
we leven niet in het phlegmatische Engeland, noch in
Frankrijk, om over Duitsland maar te zwijgen. léder land
kent zijn eigen structuur, ook van het bestuur, afhan-
kelijk van de nationale mentaliteit. Dit is voor Nederland:
,,penny wise”. FIe,t zal van het overleg in de ring afhangen,
of de noodoplossing van de Commissie-Oud een succes

wordt of niet.
Bij alle vreugde over de verlichting, die het nood-
verband geeft, past een voorzichtig vertrouwen. Doch
daarover in een volgend artikel.
J. HASPER.

TWEEËRLEI INVESTERINGSCONTRÔLE.

De na-oorlogstijd, waarin wij ons thans bevinden, brengt
met zich, dat voor de bestudering van meer dan één eco-
nomisch probleem het klimaat niet gunstig is. In deze tijd
toch, waarin wij noodgedwongen nog goeddeels leven
onder vigueur van een oorlogseconomie, is het gevaar
groot, dat niet goed wordt onderscheiden tussen die
vormen van ons economisch leven, welke een gevolg zijn
vn de extra-schaarste-economie, en die vormen, welke
de meer blijvende structuur van ops economisch stelsel uitmaken. Veelal worden in onze huidige economische
orde niet scherp genoeg onderkend die elementen, welke
naar hun aard tijdelijk zijn én niet behoren tot de essen-
tialia van ong economisch ssteem, maar welkerbestaan

82

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

29 October 1947

zijn grond vindt in de bijzondere omstandigheden van het

ogenblik’.
Het bovenstaande moge de inleiding vormen tot dit

artikel, dat gewijd is aan het vraagstuk der investerings-

contrôle en wel speciaal aan wat ik zou willen noemen de

organisatorische kant van dit probleem:

Want ook hier dient men er zich wel van bewust te

zijn, dat er twee verschillende vormen van investerings-
contrôle zijn – verschillend met name naar het doel,

dat met de contrôle wordt beoogd – en dat het voor

een zuivere probleemstelling noodzakelijk is beide vormen

goed te onderscheiden.

In het hierna volgende zal dit nader worden uitgewerkt.

De investeringscontrôle is een product van de conjunc-

tuurtheorie. Uitgaande van de gedachte, dat het investe-

ringsvolume in hoge mate het verloop van de ionjunctuur

beïnvloedt en dat de overinvestering één der essentiële

factoren vormt voor het einde van de hausse, werd de

investeringscontrôle – hier dan steeds gedacht als middel

ter beteuge]ing van de omvang der investeringen – een

belangrijk middel van de conjun&uurpolitiek, dat ten

doel heeft te geraken tot een nivellering van de conjunc-
tuurheweging. Wie voor de oorlog een verhandeling schreef

over de .investeringscontrôle, bevond zich op het gebied
van de conjunctuurpolitiek.

Wie thans de investei’ingscontrôle tot onderwerp van
een beschouwing maakt, dient er zich van bewust te zijn,

dat er..nog een investeringscontrôle is van geheel andere

aard. Het is de investeringscontrôle, zoals wij die thans

‘in de periode van wederopbouw kennen. Het doel van
deze investeringscontrôle is bevordering van een harmo-nische wederopbouw van onze zwaar geschonden volks-
huishouding. De hier bedoelde investeringscon trôle heeft

tot taak ervoor zorg te dragen, dat de investeringen in de

wederopbouwperiode geschieden in volgorde van urgentie.

Deze investeringscontrôle zou
prioriteitencontrôle kunnen

worden genoemd. Het is duidelijk, dat het, doel van deze

contrôle op de investeringen in wezen van structurele aard is.

Zo meen ik dus, dat kan worden onderscheiden tussen
tee6r1ei investeringscon trôle: de
coniuncturele
investe-

ringscontrôle en de
structurele
investeringscontrôle of wel

de
prioriteiteneontrôle.
‘Deze typen van investeringscontrôle
zijn naar het doel verschillend en in het navolgende zal
worden onderzocht, of bij dit verschil in doelstelling de-zelfde middelen van toepassing kunnen zijn.

Prioriteitencont.rôte.

Allereerst moge dan het probleem van de
prioriteiten-

contrôle
aan de orde worden gesteld. Over de noodzaak van deze contrôle onder de thans in ons land heersende

omstandigheden bestaat welhaast eenstemmigheid. Door
de vernietiging van een deel van ons productieapparaat,
door het achterwege blijven van de normale herinveste ringen en door de uitputting der goederenvoorraden ge-
duiende de oorlogsjaren bestond er aan het einde van de
oorlog een zo grote kloof tussen de vraag en het beschik-
bare aanbod van investeringsgoederen, dat ook hier

distributiemaatregelen niet konden – worden gemist.
Met Prof. Koopmans
1)
kan dan ook worden ingestemd,
dat ook zij, die op de duur de terugkeer tot een tamelijk
grote maie van economische vrijheid een nastrevens-
waardig doel achten, onder de thans bestaande omstan-
digheden zullen moeten erkennen, dat de rangorde, waarin
de verschillende bedrijfstakken en individuele bedrijven
voor herstel van hun productieapparaat aan de beurt
zullen komen, niet aan het particuliere initiatief en de
vrije concurrentie kan worden overgelaten, omdat bij de
thans bestaande exc;ssieve schaarste de prijzen nog geen

betrouwbaar kompas vormen voor de omvang en richting
der productie….

:v
liP
,,Kapithaischairscbte en
wedeoPboiiv”,
in

Ori&ntdingsnummers
45

In deze gedachtengang werd het prijsmechanisme als

kompas vervangen door het prioriteitenschema. Dit wil

zeggen, dat door de Overheid de rangorde der herinveste-

ringen wordt bepaald. Slechts die investeringen worden

toegelaten, welkë passen in het kader van dit prioriteiten-
schema.

De kernvraag van ons betoog wordt nu, op welke wijze

deze vorm van investeringscontrôle, welke ik prioriteiten-

contrôle noem, moet worden geëffectueerd. Moet de con-

trôle worden uitgeoefend door maatregelen, die aangrijpen
in de financiële sfeer, of moet de contrôle worden uitge-
oefend in de materiële sfeer?

Voor de beantwoording van deze vraag is het nuttig

erop te wijzen, dat de prioriteitencontrôle in eerste in-

stantie niet beoogt te zijn een politiek tot beheersing van

de kapitaalmarkt. Primair doel toch van de prioriteiten-

contrôle is de beheersing van de goederenstroom en niet

de beheersing van de geldstroom.

Derhalve zal de prioriteitencontrôle zich dienen af te

spelen in de materiële’ sfeer. Deze prioriteitencontrôle is
in wezen niet anders dan een distributie van de beschik-

bare hoeveelheid investeringsgoederen, welke distributie
plaatsvindt aan de hand van de door de

Overheid vast-

gestelde urgentie van de aanwendingen der investerings-
goederen.

De investeringscontrôle, welke op het ogenblik in ons

land wordt uitgeoefend, voltrekt zich dan ook primair in

de goederensfeer. Een belangrijke taak wordt daarbij

vervuld door het Ministerie van Economische Zaken
(Verificatiecommissie Aankopen Buitenlnd (V.A.B.),

Commissie Kapitaalgoederen (C.K.G.)) en door het;Mi-
nisterie van Wederopbouw .en Volkshuisvesting (Priori-
teitencommissie)
2).

De bemoeiingen van het Ministerie van Financiën met
de investeringsbedrijvigheid zijn slechts van secondaire

aard. De maatregelen op het gebied der geidsanering onder-

steunen in deze zin de prioriteitencontrôle, dat zij door

de -blokkering ook van. de zgn. desinvesteringsgelden een

rem temeer vormen tegen de ,,black investment” Het
behoeft wel geen betoog, dat bij het doen voortduren

van de, vooral als gevolk van de plaats gehad hebbende
desinvestering ontstane, grote liquiditeit van de bedrijfs-
huishoudingen de bestrijding van de ,,zwarte” investe-
ringen uitermate moeilijk zou zijn geieest:
Anderzijds moest er voor worden zorg gedragen, dat
geen investeringen, welke pasten in het urgertieschema,

achterwege bleven, doordat als gevolg van de blo(kerings-
maatregelen de middelen ter financiering dezer investe-

ringen waren gesteriliseerd. Hiertoe werd door de minister
van Financiën ingesteld de Investeringscommissie. Deze
commissie heeft tot taak te beslissen over aanvragen tot
deblokkering van geblokkeerde tegoeden, voorzover deze
deblokkeringsaanvragen een gevolg zijn van financierings-

behoeften voor het herstel van de productie in uitgebreide
zin, de wederopbouw en het ontwikkelen van de handel.
Tenslotte moet in dit verband nog melding worden
gemaakt van liet ,,gentleman’s agreement”, dat bestaat
tussen het bankwezen en De Nederlandsche Bank, waarbij
het bankwezen zich bereid heeft verklaard niet zonder
overleg met De Nederlandsche Bank bemiddeling te verlenen bij het plaatsen van nieuwe emissies, opdat
rekening gehouden kan worden met een zekere prioriteit
voor die uitgiften, welke voor het herstel van het econo-
misch leven van het meeste gewicht zijn.

Con juncturele ineesteringscontrôle.

Ik kom thans töt wat ik noemde de
con juncti,rele inees-
teringscontrôle.
Deze is van geheel ânder karakter dan de
prioriteitencontrôle. Doel is hier. de beheersing ranhet

investeringvolume, teneinde een verstQring yai’i. IIet

‘) Vgi. uitvoeriger Dr
Th.
H. Mu]dei, ;,Hef*aagstuk de.iiidjiui
trieele investeeringen” tn ,,De;Jconorniit”,.vanr -FebrtLari;1.&47.’

29 October 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN –

– 868

evenwiçht tussen besparingen en investeringen te voor-

komen.
Zijn nu voor dit conjunctuurpolitieke doel dezelfde
maatregelen gewenst als die, welke voor de prioriteiten-

contrôle werden aangegeven? Ik meen, dat deze vraag
ontkennend moet worden beantwoord. Immers, terwijl
de prioriteitencontrôle naar zijn aard discriminerend moet

zijn, is voor ons land de beste conjunctuurpolitiek die,

welke het minst discrimineert.
Ik geloof, dat deze onderscheiding tussen discrimine-

rende en niet-discriminerende economische politiek van
belang is. Want aan een stelsel van geleide economie
zullen te minder bezwaren kleven naarmate minder wordt
gewerkt met maatregelen van discriminerende aard.

1-let streven zal dus moeten zijn om, indien eenmaal de

thans bestaande buitengewone omstandigheden tot het

verleden behoren, & discriminerende economische over-
heidspolitiek van het ognblik te vervangen door een

geheel van conjunctuurpoii.eke maatregelen, welke zo

min mogelijk discriminerend werken.
Zo zullen de prijspolitiek, de belastingpolitiek en de

budgetpolitiek al in grote mate de omvang en richting
der investeringen kunnen bepalen. Daarbij moet nog

worden gewezen op de belangrijke plaats, welke, naar te
verwachten’ is, de overheidshuishouding ook in de toe-
komst in de volkshuishouding zal innemen, waardoor de
investeringspolitiek van de Overheid al een belangrijke invloed op de binnenlandse conjunctuur zal uitoefenen.

Aldus zal in het kader ener conjunctuurpolitiek een
discriminerende investeringscontrôle – zoals wij die thans
kennen – noch noodzakelijk, noch gewenst zijn en zal
kunnen worden volstaan met een geheel van niet-discri-
minerende maatregelen, welke aangrijpen via de financiële

sfeer.
Het is ook te verwachten, dat metterdaad het zwaarte-
punt van de investeringscontrôle zich geleidelijk zal gaan
verplaatsen van de physieke sfeer naar de financiële sfeer.
Immers, de politiek van lage rente,, welke de Overheid
thans voert, maakt een beheersing van de financiële sfeer
en met name van de kapitaalmarkt noodzakelijk, welke noodzakelijkheid dwingender wordt naarmate de maat-
regelen in de physieke sfeer soepeler worden. Het is ove-
rigens zeer de vraag, of het voeren van deze lage-rente-
politiek niet de noodzaak zal scheppen om ook in de toe-komst discriminerende maatregelen te treffen, welke dan

via de kapitaalmarkt zouden aangrijpen.

Conclusies.

– t

Zo kom ik dus tot d e volgende conclusies. In de weder-
opbouwperiode is een discriminerende structurele investe-
ringscontrôle nodig (prioriteitencontrôle), welke zal moeten
worden uitgeoefend in de materiële sfeer. Het voeren van
een conjunctuurpolitiek vereist voor ons land geen dis-
criminerende investeringscontrôle, maar er zal – mede
gezien de,invloed van de overheidshuishouding op de volks-
huishouding – volstaan kunnen worden met een niet-
discriminerende economische politiek, welke haar invloed
uitoefent via de financiële sfeer. De wens tot het voeren
van een ,,easy money policy” zal echter eventueel een
stringenter ingrijpen in de financiële sfeer noodzakelijk

maken.
J. BARTELS, ee. drs.

DE BETEKENIS VAN DE INDEXCIJFERS VAN

DE ARBEIDSPRODUCTIVITEIT VAN HET

CENTRAAL BUREAU VOOR DE STATISTIEK. –

Sinds körte tijd publiceert het Centraal Bureau voor
de Statistiek in zijn kwartaalschrift ,,Statistische dn Eco-
nô”jnetrische Onderzoèkingen’ inciexc,ijfers over de arbeids-

pôuotiviit in’. ‘dè, N:ëdHd,s ‘iiduteT In, ödei’:’

staande tabel zijn de tot dusver verstrekte gegevens over

de naoorlogse periode samengevat.

Indices çan jroductie, personeelsbezetting en arbeidsproduc-

tiQiteit in de industrie
1).

(Kwartaalgem. 1938 = 100)

1945
1

1946

1

1947
4e

le I 2e I 3e

4e

le
I
2e
vart kwart, I kwart, I kwart,
I
kwart,
I
kwart,
I
kwart.

Productie

57

’61

68

76

88

84

89
Personeelsbezet-
ting

………83

92

99

106

111

114

117
Arbeidsproducti-


viteit ………68

67

68

72

79

74

76
1)
Excl.
bouwnijverheid.

Het C.B.S. levert bij deze cijfers vrijwel geen ‘ander

commentaar ‘dan een uiteenzetting van de berekenings-

wijze
1).
Een verklaring van de lage stand der arbeids-

productiviteit en een beschouwing over eveiituele midde-

len ter verbetering van de toestand ontbreken. Dergelijke

speculatieve beschouwingen behoren trouwens ook niet

tot de taak van een strikt neutrale overheidsinstantie.
Uit de nadere toelichting op de berekeningswijze der
cijfers laat zich echter wel iets afleiden over de
nauw-
keurigheid
ervan. De berekeningen blijken gebaseerd te
zijn op een’ aantal statistisch moeilijk te verifiëren hypo-

thesen, zodat het niet verwonderlijk zou zijn, wanneer
een andere berekening tot resultaten zou leiden, welke
misschien wel 5 of 10 pCt van de cijfers van bovenstaande
tabel zouden afwijken. Aangezien deze gegevens voor
velerlei doel worden ‘gebruikt
2),
heeft het zijn’ nut een

overzicht te geven van de berekeningswijze van het C.B.S.

en van de daarin verborgen veronderstellingen.

Het indexcijfer van de arbeidsproductiviteit wordt
berekend door de indices van’personeelsbezetting en pro-

ductie o_ elkaar te delen. Beide indices worden op Vrij
gecompliceerde wijze afgeleid.
De productie-indices zijn gebaseerd op de bekende maan-
delijkse productie-indices op basis 1938 = 100, welke
door het C.B.S. voor en groot aantal produôten worden
berekend uit de physische productie, verbruikte grond-
stoffen, e. d. Van deze indices, welke een belangrijk deel
van de industriële voortbrenging betreffen, worden in
eerste instantie ,.gewogen” gemiddelden berekend, waarbij
de aantallen bij de voortbrenging der producten in 1938
betrokken personen als ,,gewichten” fungeren. Er resul-
teren maandelijkse productie-indices voor een aantal
bedrijfstakken, waarvan wij hieronder de gepubliceerde
weergeven.

Product ie- indices (gem. 1938 = 100).

1
19451

1947

Bedrijfstak,

l 1946
1

Jan. Febr, MrI

Apr. Mei
kwart.

Bouwmaterialen .

26

55

71

60

60

60

58

Confectie ………..27

46

52

47

56

61

61′
Leder, rubber en

schoenen ………..50

81

103

104

115

118

122
Itletaalnijverheid .

52

69

78

76

93

94

92

Textiel …………27

55

72

72

81

81

83
Voedings- en genot- middelen

72

80

81

73

80

82

80

Mijnbouw ……….51

62

74

71

79

73

69
Openbare nutsbe-
drijven

89

102

125

114

124

118

117

Deze bëdrijfstakge’vijze berekende i,ndices worden nu
weer gecombineerd tot een index voor de gehele industrie,,
waarbij als wegingscoëfficiënten de toegevoegde waarden
(in guldens) van de industrietakken in 1938 worden ge-

) Statistische e’n Econometrlsche Onderzoekingen, N.R. Jaarg.
2 (1947) no. .2, blz. 42 cv.

‘) Het Centraal Planbureau baseert er o.a. het toelaatbare
oonniveau,o,p; zie CentraaI’EcnomIsch Plan 1947, blz. 57.

864

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

2
.
9 October 1947

bruikt. De resulterende totaalindex wordt ook in het

Statistisch Bulletin en het Maandschrift gepubliceerd.

Voor de berekening van de arbeidsproductiviteit was een

weging met Iet aantal in de bedrijfstakken werkzame

arbeiders meer aan te bevelen; het is echter aan te

nemen – de eerste hypothese -, dat de toegevoegde

waarde vrij goed évenredig is aan de bedoelde personeels-

cijfers.

In deze berekeningswijze zijn o.a. de volgende ver-

onderstellingen opgesloten: –

De kwaliteit der producten, voor zôver die het ge-

volg is van de eraan bestede arbeid (dus niet van de grond-

stoffen), zou onveranderd zijn.
De productieprocessen zoulen niet gewijzigd zijn

(door andere grondstoffen, andere bewerkingsmethoden,
ena.), zodat per eenheid afgeleverd product een overeen-

komstige waarde zou worden toegevoegd als in 1938.
De verdeling van de stadia van het productieproces

over de ondernemingen zou ongewijzigd zijn gebleven,

zodat ook een bepaalde bedrijfstak per eenheid afgeleverd

product een övereenkomstige waarde zou hebben toe-gevoegd als in 1938.

Als maatgevend voor de hoeveelheid gepresteerde arbeid
wordt, beschouwd het personeel bij de industriële onder-

nemingen met 10 of meer arbeiders. Aangezien deze aan-
tallen voor 138 niet bekend zijn, werd door middel van

de ohgevallenstatistieken van de Rijksverzekeringshank

een koppeling toegepast, waarbij de indeling naar bedrijfs-

takken van de laatste zo goed mogelijk werd aangepast

aan de indeling, welke het C.B.S. gewoonlijk gebruikt.

Als belangrijke hypothese is hierbij aangenomen, dat
het personeelsverloop in de kleinere ondernemingen analoog
is aan dat van de wâargenomen grotere. Ook de productie-

indices zullen doorgaans geen rekening houden met de

productie bij de ambachtelijke nijverheid, zodat de arbeids-

productiviteitscijfers dus eigenlijk alleen betrekking heb-

ben op de industrie in engere zin.
Geen enkele correctie wordt aangebracht vb’or even-

tuele wijzigingen in de samenstelling of de werktijd van het

personeel. Nu is voor 1938 weinig over deze materie be-
kend. Toch zou het interessant zijn, na te gaan, of ook de
arbeidsproductiviteit der direct bij het arbeidsproces

betrokken arbeiders (afgezien dus van kantoorpersoneel,
e. d.) zo strk is gedaald. Ook de opbouw van het personeel
naar leeftijd en geslacht kan in 1938 anders zijn geweest

dan thans. De werktijd in de industrie is eveneens direct
van invloed op het gevonden cijfer, al is de berekening
van iridexcijfers van de productie per manjaar even inte-
ressan als die van de productie per manuur. Het is aan te nemen, dat de arbeidsproductiviteit van
bedrijf tot b’edrijf en van bedrijfstak tot bedrijfstak sterk

uiteenloopt. In op volle kracht werkende bedrijven zal zij
wellicht veel hoger zijn dan het gemiddelde. I-letC.B.S.
publiceert echter geen andere detailcijfers dan die van de
productiviteit der mijnwerkers (kilogrammen kolen per
ondergrondse arbeider per dienst). Gezien de grote on-
zekerheid in de totaal-index is dan ook te verwachten,
dat dergelijke detailcijfers te onnauwkeurig zouden zijn

Is het cijfermateriaal over de arbeidsproductiviteit
van het C.B.S. enerzijds dus niet zo exact als de meeste andere’ door dit Bureau verstrekte gegevens, anderzijds

mag niet worden vergeten, dat indexcijfers als de hier
behandelde nooit met dezelfde nauwkeurigheid kunnen
wor4en vastgesteld als bijv. de in-• en uitvoergegevens. In
vergelijking met 4e cijfers, waarover andere landen be-

schikken, is het Nederlandse cijfer zeker aanvaardbaar
3).

Het algemene beeld, dat de indices oproepen, nl. dat de
arbeidsproductiviteit in de industrie thans aanmerkelijk

3)
In het Bulletin of Oxford University Institute of Statistics,
Vol. 9 (1947) blz. 228 berekent Seers de productiviteit per manjaar
in de Engelse industrie, voor 1945 en 1946 op resp.
xrg
en
nl
(1938
= 100), door de in geld gewaardeerde productie te delen door een
prijsindex, welke methode waarschijnlijk onnauwkeuriger is.

lager ligt dan véér de oorlog ën dat zij slechts langzaam

stijgt, is dan ook .zeker juist. Het verloop van de arbeids-

prbductiviteit sinds de bevrijding wordt door de cijfers
van het C.B.S. trouwers met vel groter nauwkeurigheid

aangegeven dan de hoogte in vergelijking met 1938. 1-loe-
wel dit buiten het’bëstek van dit artikel valt, moet toch’

nog ter verduidelijking eraan worden hèrïnnerd dat de

arbeidsroductivitéit niet alleen w’ordt beïnvloed door de

menselijke inspanning, maarook door de hoeveelheid en

dè hoedanigheid van grôndstoffen ën machines
4).

‘Ir J. SANDEE.
4)
Zie o.a. JIet onbevredigend niveau onzer arbeidsproduct.ivi-
teit” door J. van de Kieft in ,,E.-S.B.” van 21 Augustus 1946, blz.
535. .

MEDEDELING VAN HET SECRETARIAAT IAN

DE. CENTRALE’ COMMISSIE VOOR,

DE. RIJNVAART.

DERDE ZITTING IN .1947 VAN DE CENTRALE COMMISSIE
VOOR DE RIJN VAART.

VERSLAG VAN.HET SECRETARIAAT.’
De Centrale Commissie heeft van 22 tot 26 Septeiflber.te Straats-
burg haar derde zitting van dit jaar gehouden, welke werd vooraf

gegaan door verscheidene vergaderingen van cOmité’s, die reeds
op 18 September begonnen. Van de behandelda vraagstukken, van
belang voor de gebruikers van de Rijn, kunnen de volgende worden
vermeld.

Eiltornationale contrillekaart voor dc ‘lcvdnsmidtletendistrihutie der
Rijnsehlppers.

Deze kaart, die, wij herinneren er. nogmaals aan, bestemd is om
de Rijnschippers langs de gehele Rijn in staat te stellen de levens-
middelenkaarden in ontvangst te nemen en te vermijden, dat zij
zich voor dezelfde perdiode op meer dan één plaats ervan kunnen
voorzien, is tot volle tevredenheid ingevoerd door de betrokken
diensten van Belgil en de oeverstaten, met uitzonering van Neder-
land, dat zijn schippers direct bevoorraadi door middel,van winkels,
opgericht in de Duitse sector van de Rijn.
hieruit volgt, dat in de hoger gelegen Itijnhavens de Nederlandse schippers, dank zij de geest van internationale medewerking, onge-
twijfeld worden bevoorraad, maar dat dit geschiedt buiten de ge!-
dende reglementeringen om en zonder dat de betrokken diensten
in staat zijn misbruiken, die in verband met de schaarste aan levens-
middelen ongewenst zijn, te vermijden. De Nederlandse delegatie
werd daarom verzocht opnieuw stappen te willen doen bij bevoegde
autoriteiten in Nederland, opdat deze hun.schippers in het belang van cle scheepvaart van de internationale contrélekaart voorzien.

ContrOle hij de Duits-Nederlandse grens.
Men heeft steeds meer verbeteringen aangebracht in de afwikke-
ling vaO de cohtrôteformaliteiten; o.a. zullen de twee betrokken
diensten nu de mogelijkheid bestuderen een schikking te treffen
met het oog op de vereniging van de twee contrOles aan de Duits-
Nederlandse grens, zoals voor de oorlog het geval wat.

Snelheid van mIlitaire vaartuigen.
Door de ongëlukkèn, die voOrgevallen zijn bij het snelle passeren
van militaire vaartuigen, werd de aandacht van de bevoegde auto-
riteiten gevestigd op de noodzaak, dat de veiligheid van de scheep-
vaart niet in gevaar moet worden gebracht door het snelle varen
van deze vaartuigen, behalve bij dringende dienstnoodzaak.

Leveranties en dlenstprcstatles In Duitsland.
De Centrale Commissie heeft kennis genomen van de klacht, die
verschillende scheepsleveranciers tot haar richtten over de prijs-
verhoging der

hunkerkolen. De kwestie van prijsvaststelhing betreft
niet alleen bunkerkolen, maar in het algemeen alle leveranties en
dienstprestaties in Duitsland. Daar deze problemen van essentieel
belang zijn voor de Rijnscheepvaart, is aan cle Amerikaanse en Engel-
se gedelegeerden opgedragen om hun Regeringen te verzoeken er op toe te zien, dat hij het vaststellen van de.hoogtecder omwisse-
hingskoers van de mark geen ongelijkheid van behandeling van de
verschillende vlaggen wordt teweeg gebracht. De Commissie houdt
zich nog steeds met deze kwestie bezig.

,,Lalssez passer” voor Rijissehippers
Ten gevolge ,van de tussenkomst van de Centrale Commisse bij
bevoegde autoriteiten in Berlijn, worden de visa nu, in sommige
staten, snel en gratis door, de geallieerde bureaux verstrekt; er zijn
zelfs voor dringende gevallen speciale bureaux voor de Rijnscheep
;

vaart opgericht te Eminerik en Duisburg. De Centrale Commissie,
die haar pogingen voortzet, vraagt met nadruk, dat het visum gratis
blijft, en uit de wens, dat, in afwachting van de volledige afschaffing,
het visum door alle bureaux zal worden verstrekt met dezelfde
geldigheidsduur als het ,,laissez passer”.

Teruggave van Rijnsehopen.

*
De teruggave, van Rijnschepen heeft, dank zij de.pogingen en
het wederzijds begrip van de belanghebbende delegaties, goede vorderingen gemaakt. Niettemin wordt nog een -aantal schepen
vast gehouden; de Commissie heeft de bevoegde autoriteiten dan
ook opnieuw aanbevolen het onderzoek der vraagstukken, die de
definitieve opheffing van het probleem vertragen, te bespoedigen.

Monstorrol.


Monsterrohlen zijn op de Rijn in Duitsland als contrôlemaatregel ingevoerd tengevolge van een beslissing van de vier mogendheden.
Daar dit document meer nadelen oplevert dan ‘erkeljke voordelen,

29 October 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

865
heeft de Commissie aan cie bezettingsauloriteiten, die het – in ver-
hand met de vereisten van militaire veiliheid – hebben ingevoerd,
gevraagd om het probleem nog eens te bezien en na te gaan, of het
moment om het af te schaffen iiog niet is gekomen.

Aanpassing van het. poiltioreglement voor de Rijnsehoepvaart cats
de huidige omstandigheden.
De buitengewone omstandigheden, die
01)
de Rijn bij het staken
der vijandelijkheclen lieersten, hebben de publicatie van, nieuwe
voorschriften door middel van een advies aan de binnenscheepvaart
noodzakelijk gemaakt en gewettigd; zelfs indien deze adviezen
in sommige gevallen tengevolge hebben, dat de uitdrukkelijke maatregelen van het politiereglement voor de Rijnscheepvaart
voor het ogenblik buiten werking worden gesteld. Iie Commissie
achtte het, niet het oog
01)
de rechtszekerheid, dan ook nuttig,
deze maatregelen, die een tijdelijk karakter dragen, goed te keuren,
ingaande met de datum van publiëalie.
De belanghebbende autoriteiten zijn bovendiën overgegaan tot
een herziening van de uitgevaard igde voorschriften eens in de 6
maanden, teneinde de verouderde in te trekken en de tehandhaven voorschriften opnieuw vast te leggen.
Tengevolge van gebrek aan materiaal schijnt liet van merkteke-
nen voorzien van wrakken van schepen, die door oorlogshandelingen
zijn gezonken, niet in alle gevallen overeenkomstig artikel 95 van
het politiereglement te kunnen geschieden; er is bij de belangheb-
bende diensten dan ook op aangedrongén in deze gevallen cle wrak-
ken overdag te voorzien van tonnen of rode, zwarte en rood met
zwarte boeien volgens het normale
bakensysteern
voor de vaargeul.
De technische diensten zullen niettemin moeten pogen om zo spoe-
‘dig mogelijk iveer terug te keren tot de voorschriften van artikel 95.

J.’olitleovertredingen bij het passeren van bruggen. Uit inlichtingen blijkt, dal cle schippers neiging hebben somtijds
de vastgestelde regels voor het passeren van bruggen te verwaar-lozen. Er werd besloten een onderzoek in te stellen naar de juiste oorzaak van deze nalatigbeden en in afwachting van het resultaat
hiervan cle aandacht (er schippers te vesigen op het feit, dat
deze overtredingen zuilen worden gestraft.

Reglement betreffende
de
visitatie van schepen en. vlotten
01)
(le Rijn.
Daar de herziening van liet visilatiereglement bijna voltooid is,
zal het comité, dat belast is niet dit vraagstuk, weer bijeenkomen
op 7 November ter voorbereiding van de goedkeuring van nieuwe
voorschriften door de Cénirale Commissie bij cle volgende zitting.
Daar liet visitatiereglement verwijst naar het reglement betref-
fende liet vervoer van vloeibare brandstoffen, verbonden aan de
Haagse Conventie van 1 Februari 1939, blijkt het wenselijk te zijn,
dat beide reglementen, inclieii-mogèlijk, op hetzelfde tijdstip op de
gehele Rijn van kracht worden.

Teclialsehe aangelegenheden.
Het permanent technisch Comité 1)00(1 haar raBport aan over
haar werkzaamheden sedert. de laatste zitting; er’werd nota ge-
nomen van cle goedkeuring, gehecht- aan cle plannen tot het bou-
vefl van:
een semi-permanente spoorbrug te Keulen
1

een permanente spoorbrug te Rhcinhausen,
een semi-permanente brug te – Neuwied-Weissenturm,
een permanente spoorbrug te Mainz
en het aanleggen van kabels, twee niet hoogspanning en een tele-
foonkabel, te Melilein-Kdningswinter.
De Centrale Commissie heeft geadviseerd, (lat stroomafwaarts
vanaf Straatsburg de permanente bruggen weer met dezelfde door-
vaarthoogte moeten worden opgebouwd als vroeger, behoudens in
ernstige gevallen, zonder dat dit echter minder laag zijn dan 9.10
– m hoven cle hoogst bevaarbare niveaux, zoals deze in 1939 werden
vastgesteld. Zij vraagt voorts aan de belanghebbende regeringen
haar zo spoedig mogelijk hun plannen inzake iedere brug in kwestie
kenbaar te maken.
Daar de geiijkwaardige waterstanden, in 1932 geregistreerd, niet
juist meer zijn, als gevolg van op sommige plaatsen ontstane wij-
zigingen van het rivierbed, zijn voorlopige henaderende cijfers
aahgenomen
01)
verschillende peilschalen als waarschijnlijke note-
ringen van de gelijkwaardige watertand.
Bovengenoemde voorlopige gelijkwaardige waterstanden van 31
December 1946 zullen als tijdelijke basis dienen voor het in Stand
houden van de diepte van de rivier, zolang ze nog niet volgens de
traditionele methoden kunnen worden vastgesteld.
Deze waterstanden zijn

Brisach

……..
95
Koljlena

……..
116
Straatsburg
.
……
130
Anclernach ………
129
Maxau

……….
330
.
Bonn

…………
65
Mannheini

……
180
Keulen

……….
55
Worms

……….
105
Dtisseldorf

……
20
Mainz

………..
180
Rubrort

……..
-140
Bingen

……….
103
Wezel

……….
-105
Kaub

…………
108

Eminerik

……..

20
Lobitb

……….
870

Gerechtelijke aangelegenheden.
De functie van, de Centrale Commissie, zetelencl als hof van
appèl overeenkomstig artikel 45, c, van cle Conventie
,
van Mann-
heim, werd vastgesteld in het kader van de overeenkomsten, op
basis waarvan zij haar werkzaamheden in 1945 hervatte. • Daar de Amerikaanse zône
01)
haar beurt maatregelen nam met
het oog op de wederoprichting van rechtbanken, die als seheens-
vaartrechtbanken voor de itijn functionneren, zijn deze aldus weer
opgericht langs de gehele loop van cle rivier.
Overeenkomstig de Conventie van Mannheim kan er tegen elke
uitspraak in eerste instantie door een seheepvaartrechtbank appèl
worden aangetekend hij de Centrale Commissie. –

Betrekkingen met andere liiernatloiiale organisaties.’
Het Tijdelijk Comité voor het Rijnvaartverkeer te Duisburg
zal in het vervolg
tijdens
de zittingen van de Commissie worden
vertegenwoordigd door een waarnemer.
De Commissie is opnieuw toegetreden tot. cle ,,Association inter

nationale permanente des congrès de navigation”, zoalsdatvoor
de oorlog het geval was. – .’ – , ‘ ..

Tenslotte heeft,zij liet voornemen kenbaar gemaakt, om, vo6r-
zover gemeenschappelijk terrein wordt bestreken, mede te werken
met het kort gelegen opgerichte ,,Comité voor binnenlandse trans-
porten” van de Economische Commissie voor Europa.

AANTEKENING.

ENKELE ASPECTEN VAN DE INTERNATIONALE HANDEL.

liet
is
nu reeds rijim twee maanden geleden, dat Enge-

land een einde maakte aan de inwisselbaarheid van het
pond sterling in dollars. Toch is het nog niet mogelijk,

volgens ,,-The Bankei” van deze maand, om de consequen-
ties van deze maatregel ten
volle
te overzien. 1-let blad
is
inmiddels van opvatting, dat de laatste maanden van dit
j.ar beslissend zullen zijn voor de toekomst van de ihter-

nationale handel
1).

Ter illustratie van deze stelling wijst het blad erop, dat
het einde van de inwisselbaarheid van het pond sterling

diepere krachten aan het licht heeft gebracht, die reeds
gedurende twee jaren
;op
een climax aanstuurden. FIet’
betreft hier in wezen het vraagstuk van het ontbreken

van evenwicht in de wereldhuishouding.
Quantitatief is dit ontbreken van evenwicht te .meten

aan het enorme exportsurplus van het Westelik halfrond,’

waarbij hèt Europese productievei’rnogen vet’ tn achter
blijft. De Europese landen krijgen liet feit, dat er

een een-
stige verstoring van evenwicht is, te voelen in de vorm van
een acute’ dollarschaarste ; het rapport van de Parijse

conferentie’brengt tot uitdrukking, dat slechts een stroom
van dollars een volledige economische instorting van ver-
schillende Europese landen in de komende winter kan
verhinderen en dat, nog mèer dollars nodig zullen zijn om algeheel economisch herstel té kunnen bereiken. De grote
verdienste ‘van Mai’shll’a suggesties is nu, aldus ,Tlie
Banker”, dat ze een band leggen tussen ,,aid” en ,,recon-
struction”.
Ei’
is
echter, zo zegt het blad, een vraagstuk, dat l)uiten
het ,,Marshall-plan” ligt en. waarvoor nog geen bevredi-
gende oplossing is gevonden. Dit vraagstuk vloeit voort
uit het feit, dat de Verenigde Staten niet onbeperkt door
– kunnen gaan met het verlenen van hulp; een van de eerste
doeleinden van de gedachte van Mai’shall is juist beperking
van de hulpactie, zowel naar omvang als naar tijd. Zal

Europa, wanneer de. aldus gestelde grenzen zijn bei’eikt, iii
staat zijn om de import uit Amerika te financieren uit

zelfverdiende dollars pltis ,,norrnale” credieten in een vrije
‘markt? Dit is de vraag, welke de ,,policy-makers” in alle
deficit-landen zich’ moeten stellen; zij moeten het oog ge-
richt houden op de situatie nâ 1951.
1-let einde van de inwiss,elhaarheicl van het l)ond sterling
in dollars betekent in dit verband, dat liet niet alleen

Engeland maar ook de andei’e dollarbehoevende landen
heeft geconfronteerd ,,with the real implications of the
fact that eventually they must pay their way”. Met andel’e
woorden: evenwichtsherstel op langere termijn gezien
heeft tot voorwaarde hai’der werken en grotere sobei’heid.
Er is nog een tweede aspect aan Engeland’s stopzetting
der sterlinginwisselbaarheid: het gevaar vhn een opeè’nvol-

ging van geïsoleerde beperkingen yan het internationale
handelsverkeer, aanleiding gevende tot de bekende wan-,
hoopspolitiek der dertiger jaren, gebaseerd op een ,,sauve
qui peut” – nationalisme en een strak bilateralisme.
Mens zich hiervan tijdens de oorlog reeds bewust ge-
veest”1Dank zij de beginselen, voor het eerstneergelegd
in het Atlantic Chartei, werd overeenstemmink bereikt over
de weg, die na de oorlog moest worden ingeslagen: multi-
laterale handel en vrije
t
inwisselbaarheid van valuta’s.
Thans echter ziet men in, dat een systeem van volledige
multilateraliteit, van ‘iion-dis’criminatie in het handels-
verkeer en ongehinderde inwisselbaarheid dci’ valuta’s
onmogelijk is, zolang de verstoringen in de – betalings-
balansen niet zijn teruggebrachttôt bescheiden proporties.

‘) T.a.p. – ,,The parting of the ways”,’ 1z. ‘9..-

F1
866

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

29 October 1947

Bescheiden proporties, d.w.z. verstoringen in zodanige

vorm en omvang, dat ze kunnen worden geëlimineerd

door de ,,normal processes of

international lending”.
Is thans de enige oplossing een terugkeer tot het bilatera-

lisme? ,,The Banker” is van opvatting, dat dit niet juist

is; het blad meent, dat er alle reden van bestaan is voor

een multilateraal systeem in een beperkte sector yan de
wereldhui.shouding.
Voor dit doel dienen de dollarbehoeven-
de landen tot samenwerking te komen. Dit nu mag geen

samenwerking zijn in los verl3and. Wil het doel – een

minimum aan soberheid voor de betrokken landen – wor-
den bereikt, dan moet ernaar worden gestreefd de handel

binnen de groep te maximaliseren. Ieder deelnemend land

dient de behoeften van zijn partners nauwlettend te be-

studeren en zijn’ productie dienovereenkomstig aan te

passen. Van belang is, dat, gezien de ,,armoede” der deel-

nemers, productie van niet-essentiële goederen slechts in

aanmerking komt, voorzover deze tegen dollars kunnen

worden verkocht. Voor het overige moet de productie

worden geconcentreerd op die goederen, die de partners

het meest dringend nodig hebben. ,,Only by rigorous
economy in home consumption and bold changes in the

structure of domestic industries can the area of internatio-

nal collaboration be maximized and the burden upon
standards of living minimized”.

In het verleden vond een dergelijk gecompliceerd proces
van internationale aanpassing plaats op pijnlijke en lang-

zame wijze via concurrentie en prijsvorming op Vrije mark-

ten. Wellicht, zo zegt het blad, is de pijnlijkheid van dit

proces de reden, waarom velen thans van mening zijn, dat

maximum smenwerking slechts kan worden bereikt door

middel van eentolunie. Onder de huidige omstandigheden
acht ,,The Banker” dit echter een ,,wholly unrealistic and
indeed unnecessary assumption”; immers, de kans op

bereiking van een optimum verdeling en specialisatie van

productiefactoren hangt in dit geval vnl. af
van de mate,
waarin in de betrokken landen aan het prijssysteem vrij

spel wordt gelaten.
In plaats van het toelaten van een dergelijk ,,automa-

tisch” en moeilijk aanpassingsproces geeft ,,The Banker”

de voorkeur aan doelbewust -overleg. En mocht het zo

zijn, dat bilateralisme tnder de huidige omstandigheden
onvermijdelijk is, laat men er dan, zo zegt het blad, in elk
geval voor zorgen, dat een dergelijk handeisverkeer een
onderdeel is van een ,,co-operative plan for mutual aid”.
Ten koste van alles moet er voor worden gewaakt, dat de
handelspolitiek degenereert tot een zuiver defensief en
zelfs opportunistisch systeem, zoals dat in het verleden

zo dikwijls is voorgekomen.

INTERNATIONALE NOTITIES.

OOSTENRIJK TUSSEN OOST
EN WEST.

Na het besluit van Tsjechoslowakije, om niet mee te
doen aan de Parijse economische conferentie, is Oostenrijk
te beschouwen als ,,the eastern outpost of a world which
threatens to fali into two”, schrijft ,,The Economist”

van 18 dezer. De econojnische gevolgen hiervan kunnen
voor Oostenrijk fataal zijn, meent het blad.
Het land moet, evenals Engeland, exporteren, wil het
economisch niet ten gronde gaan. V66r de oorlog had het,
op Zwitserland na, per hoofd van de bevolking de grootste
buitenlandse handel van Centraal Europa. De bezetting

tijdens de oorlog en de nog steeds bestaande verwarring
als gevolg van de verdeling in vier zônes hebben echter
de ontwikkeling van de productie en de buitenlandse
handel in sterke mate geremd. Het grootste deel van de
zo dringend nodige import van voedsel, landbouwwerk-
tuigen en transportmiddelen kon slechts plaatsvinden
met hulp van de geallieerden, de U.N.R.R.A. en andere internationale lichamen (dit betreft 79 pCt van de totale
import van goederen in 1946). De ,,normale” handel was

sterk in waarde gedaald, nl. tot ongeveer 18 pCt van het

niveau van 1987, hetgn, met het oog op de prijsstijging,

neerkomt op ongeveer 8 pCt van het volume in 1937.

Daar kwam nog bij, dat ook de zeer belangrijke onzicht-

bare posten op de betalingsbalans van Oostenrijk, het
toeristenverkeer en de doorvoer, tot een zeer laag peil
waren gedaald.

In dergelijke omstandigheden is de beste politiek, zo

vervolgt het blad, enerzijds het trachten te verkrijgen

van leningen, teneinde gedurende de periode van weder-

opbouw de noodzakelijke import te kunnen betalen, en

anderzijds te trachten zo snel mogelijk de export weer op

gang te brengen, waardoor buitenlandse hulp niet meer

noodzakelijk is. Tot ‘nu toe echter heeft de Oostenrijkse

Regering zich vnl. geconcentreerd op het eerstgenoemde –

het bemachtigen van credieten -, en de exportzijde ver-

onachtzaamd, zich daarbij bewust – om politieke rede-

nen – verzettend tegen ‘het leggen van vaste handels-

schakels met Oost-Europa.

De grootste zwakte van de Oostenrijkse exportpolitiek
is die van de economisch& politiek in het algemeen: het
ontbreken van contrôle over deaanwending van schaarse

grondstoffen. Verder is er de moeilijkheid van de wissel-
koers. Het pond sterling bijv. werd destijds vastgesteld

op een equivalent van 40 Oostenrijkse schillings; deze

koers was berekend met het oog op de stijgende biljetten-
circulatie in Oostenrijk. Daar de prijzen tot 1945 stevig

in de hand konden worden gehouden en dus minder waren
gestegen dan de hoeveelheid geld ‘in omloop zou doen –

vermoeden, was het gevolg, dat de shilling aanzienlijk

was ondergewaardeerd. Dit betekende, dat Oostenrijk
erg gemakkelijk kon exporteren – de goederenschaarste
stelde hieraan enge grenzen -, maar slechts weinig ervoor

in de plaats kreeg. Deze onderwaardering van de schilling

werkte sterk inflationair, evenals de toegenomen binnen-

landse uitgaven:’de prijzen begonnen te stijgen, eerst op
de zwarte markt, waarheen zich nu vroegere exportgoederen

richtten, later oo] de offipiële, zodat de prijzen van vele

goederen het wereldprijsniveau bereikten of zelfs over-

troffen en de exportmogelijkheden snel verminderden.

De kracht van de buitenlandse handel van Oostenrijk

in het verleden was – aldus vervolgt ,,The Economist” –
de grote variatie van goederen en landen, waarmee handel
werd gedreven. Goederen gingen naar alle delen van de
wereld, maar het belangrijkste gebied was toch Oost-
Europa. Thans tracht Oostenrijk – ook reeds vÔÔr het

Marshall-plan” bekend werd – zich meer naar het Westen
te oriënteren. Deze politiek is reeds grotendeels geslaagd.

Hoewel met de Oost-Europese Staten handelsovereen-komsten voor korte termijn zijn afgesloten, geschiedde
dit.slechts langzaam en aarzelend. Aan de andere kant
neemt West-Europa thans een veel groter gedeelte van de
buitenlandse handel van Oostenrijk voor zijn rekening
dan v65rde oorlog: de belangrijkste plaats nemen Duits-
land (steenkool!) en Zwitserland in. De handel met de
andere landen van West-Europa bevindt zich nog in
een experimentele phase en wordt belemmerd door be-
talingsmoeilijkheden.

HET ENGELSE BETALINGSVERKEER MET BELGIË.

De moeilijkheden van Engeland met betrekking tot de
betalingsbalans zijn niet beperkt tot de dollargebieden.
Ook wat betreft het betalingsverkeer mt België bijv.
heeft Engeland pr’oblemen op te lossen. Bij de nieuwe

Engels-Belgische betalingsovereenkomst, begin September
jl. afgesloten, werd bepaald, dat de Nationale Bank
van België het maximaal aan te houden bedrag aan
ponden sterling zou verhogen van £ 5 millioen tot
£ 27 millioen. Voorts stemden de Belgen er in toe,

dat zij – teneinde een te snel bereiken van deze limiet
te voorkomen – tijdelijk het accepteren van sterling
van niet-sterlinglanden zouden ‘ beperken. Zij begoiinen
hiermee op’ 13 September ji.; desondanks werd eind

29 October 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

867

September de grens van ± £27 millioen bereikt en thansis

— zo zegt ,,The Times” van 22 dezer – deze reeds enigs-

zins overschreden.

Deze week worden &chter decommerciële en financiële

onderhandelingen te Brussel hervat. Wanneer Engeland

– er niet -in slaagt de export naar België op te voeren, zal
het land de import uit België moeten beperken en goud

moeten verschepenom de sterlingsaldi van België tot de
toegestane grens te verminderen.

De snelle stijging van België’s bezit aan sterling was

te voorzien, meent bovengenoemd blad. Immers, vÔÔr

het staken van de inwisselbaarheiç in dollars op 20 Augus-

tus had België al aanzienlijke sterlingsaldi van verschil-
lende Europese landen overgenomen; bovendien bezat
de Congo-Regering haar eigen sterling en ook Belgische

banken en zakenlieden bezaten grote bedragen.
Na 20 Augustus ontstond er in België een vlucht uit

sterling, zodat de Nationale Bank van België grote be-
dragen aan sterling van Belgische houders moest over-
nemen.

De betalingsmoeilijkheden met België staan; zoals ge-
zegd, niet op zich zelf. Ook met vele andere niet-dollar-

landen staat Engeland tegenover dergelijke problemen.

,,The Times” zegt over deze vraagstukken het volgende:
,,The maintenance of multilateral convertibility outside
the dollar area may well increse them. Last month’s
agreement with Belgium entailed a retreat from general
non-dollar convertibility. Though it has not solved the-

problem of the bilateral balance, it has helped to ease
the difficulties of payment. Possibly there may be further
retreats from convertibility in arrangements with other
countries”.

ONTVANGEN BOEKEN EN BROCHURES.

BÖEKEN.

Jaarboek je van de Vakgroep Hypotheekbanken voor het

jaar 1946.
Tweede jaargang. N.V. Drukkerij en Uit-
geverij J. H., de Bussy, Amsterdam 1948, 288 blz.

.+ bijlage, f 9.
Gedenkboek Pegus.
N.V. Provinciaal en Gementelijk
Utrechtsch Stroomleveringsbedrijf 1922-1947, 106
blz. /

Inleiding tot het ‘rekeningstelsel en de moderne bedrijf s-
administratie
door P. Bakker. H. E. Stenfert Kroese’s Uitg. Mij. N.V., Leiden 1947, 131 blz. met bijlagen,
ing. f5,20.
Ordening van het economisch leven
door Prof. Mr C. West-
strate. Elsevier, Amsterdam 1947, 369 blz.
Economisch-Historische opstellen,
geschreven voor Prof.
Dr Z. W. Sneller ter gelegenheid van zijn 25-jarig
hoogleraarsjubileum 1922 — 5 April – 1947. Uit-
gevrij H. J. Paris, Amsterdam 1947, 212 blz., f 8,50.
Plezier in het werk door Dr Ir M. G. Ydo. Deel X van Ver-
handelingen van het In’tituut voor Praeventieve
Geneeskunde. H. E. Stenfert Kroese’s Uitgeversmij
N.V., Leiden 1947, 840 blz,, 1 15. Prijsvorming in de onderneming
door H. van Duyn. N.V.
Uitgevers-Maatschappij v.h. G. Delwel, ‘s-Graven-
hage 1947, 160 blz. ‘Theoretische Bedrijfseconomie II
door Dr J. L. Mey Jr
en Drs P. M. M. H. Snel. Deel II Leerboek der Be-
drijfseconomie. N.V. Uitgevers-Maatschappij v.h.
G. Delwel, ‘s-Gravenhage 1947, 457 blz. De volkshuisveting
door Dr Ir H. G. van Beusekom.
De Nederlandse volkshuishouding tussen twee wereld-
oorlogen Deel XIII. Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht
1947, 114 blz.

BROCHURES.

Het herstel der olie- en vetvoorziening van Europa. Publicatiti

van Lever Brothers & Unilever NV., Rotterdam en
Lever Brothers & Unilever Limited, Londen; Sep
tember 1947, 26 blz. .+ bijlagen.

Enige beskouings oor die wisselkoerse. in teorie en praktyk.

Rede uitgespreek by die aanvaarding van die pro-

fessoraat in die handel, geld- en bankwese aan die
Universiteit van Pretoria, op 16 April 1947 deur

Dr H. W. J. Wijnholds., Pretoria 1947, 21 blz.

Uit de oratie van de heer Wijnholds stippen wij aan, dat de wisselkoers niet meer wordt beschouwd als een

onveranderlijke factor, als een datum in de economische

politiek, doch dat de wisselkoers een belangrijk middel

is geworden van de economische politiek. De wisselkoers

moet z.i. worden verklaard uit het totaal van- vraag en

aanbod op de wisselmarkt, waarbij zowel met de grootte als met de dringendhid van deze factoren rekening moet
worden gehouden. Hoewel deze factoren niet volledig

in de betalingsbalans tot uitdrukking komen, en ook

door andere oorzaken aan betekenis verliezen, is de be-
talingsbalans toch van belang voor de verklaring van de

wisselkoersen, omdat haar stDuctuur een inzicht geeft in
de grootte en de dringendheid van een belangrijk deel

van de vraag- en aanbodfactoren op de wisselmarkt.

GELD- EN KAPITAALMARKT.

De geldmarkt gaf in de afgelopen week bij een vrij ge-
ringe handel zeer weinig veranderingen te zien. Driemaands-
promessen werden tegen 7/8 pCt gevraagd, halfjaarspapier

..noteerde It pCt, negenmaandspromessen werden tegen
1
3
/
8
pCt verhandeld, terwijl langer lopend papier tegen
13/
17-7/16
pCt werd omgezet. Caligeld noteerde veelszins
nominaal j pCt, daar het vrijwel niet was te plaatsen
wegens relatief groot aanbod.

De inschrijving op 3j pCt schatkistbiljetten door de
pensioenfondsen is uitgesteld odi technische redenen tot

1 November a.s. Dit zal dus een extra belasting voor de
geldmarkt betekenen bij de normaal toch al zware October-
ultimo.

Er is thans een wetsontwerp ingediend tot Waardering
van Effecten bij belastingheffing, waarbij de koersvast-

stelling van effecten, welke op de tweede peildatum voor
de Vermogeqsaanwasbelasting aanwezig waren, wordt

geregeld. Voor binnenlandse fondsen verschilt de voor-
gestelde regeling over het algemeen niet veel van de voor-
lopige waardering, zodat de vrees, dat de na 1 October

plaatsgevonden hebbende koersstïjging op de Amsterdamse –
Beurs onaangename consequenties zou hebben voor de

contribuabelen in de vermogensheffi’ngen, niet is be-
waarheid. Voor buitenlandse fondsen is het koerspeil van
31 December 1945 verlaten en vervangen door het niveau
van 1 October 1946, verminderd met 10 pCt. Voor houders

van Amerikaanse fondsen letekent dit een aanmerkelijk
voordeel, omdat sedert Augustus 1946 het Amerikaanse
koersniveau voor aandelen aanmerkelijk is gedaald, ni.
met ongeveer 1/7 beneden het peil van 31 December 1945,
hoewel het huidige niveau nog iets boven het peil van 1
October 1946 ligt, dus zelfs vrij aanzienlijk boven het met 10 pCt gereduceerde peil per die datum.

Van deze ongetwijfeld vrij gunstige voorstellen in ver-
houding tot de voorlopige regeling ging geen merkbare

invloed op de Amsterdamse aandelenmarkt uit. De indruk
bestond zelfs aan het einde der week, dat de markt min
of meer ,,om” iou zijn, gezien somtijds vrij scherpe koers-
– reacties. Het kan zijn, dat het vrij aanzienlijke aantal
emissies der laatste weken hierbij een sterke invloed heeft
uitgeoefend, gepaard gaande mét winstnemingen op sterk
in koers gestegen fondsen.

Op grond van een mededeling van de Directie der
Koninklijke, dat de volgens geruchten op handen zijnde
emissie nog wgl enige tijd zou duren, trad een vrij scherpe
koersdaling voor dit fonds in, ni. van 485 per 17 October

jl. tot 470 per 24 October j.l. Vermoedelijk spelen over-
wegingen van Rechtsherstel bij de technische moeilijk-

868′

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN•

29 October 1947

heden voor deze emissie een belangrijke rol. Het is niet

uitgesloten, dat van de talrijke buitenlandse houders dezer

aandelen velen niet de vereiste aanmelding hebben ver-
richt, zodat zij de eventuele claimrechten niet zullen kun-

nen uitoefenen. Zou de Koninklijke op enigerlei wijze voor

hen optreden, bijv. door réservering en laterë verkoop

der stukken, dan zal dit laatste niet zonder toestemming

van de Raad voor het Rechtslierstel kunnen geschieden,

daar zij anders volgens de geldende bepalingen niet mögen
woi’den verhandeld. 1-Jet valt te begrijpen, dat de opls-

sing van dergelijke vraagstukken veel,.tijd vergt.

Ter oriëntering volge nog het gebruikelijke koersstaatje.

17 Oct.

24 Oct.
1947

1947

A. K. U. -…………………..

179J1751
v. Berkel’s Patent
……………

1.25

1241

Lever Bros. Unilever C. v. A
…..
807

296

Philips G. b. v. A
……………..

393k

3831
Koninklijke Petroleum
………..
485

470
H. A. L
………………………
185

1861
N. S. U
… ………………….

183

188
H. V. A.

………………….

239•
1
L

241
Deli Mij. C. v. A
……………
168

174
Amsterdam Rubber
…………
162,4

1651

STATISTIEKEN.

DE NEDERLANDSCHE BANK.
(Voornaamste posten in duizenden guldens)

‘5

.5
9

6.0
0
0
•_

.0
0)

Q____

30 Dec.’46
700.876
4.434.786
100.816
103
153.109
15Sept.’47
504.096
149.636
251.012

154.541
22

’47
504.156
157.430
240.567

154.668
29

;,

’47
504.224
157.430
221.868

153.732
6

’47
504.270
160.207 189.655

1 55.949
13 Oct,’47
506.613
166.137
167.574
34
151.613
20

,,

’47
‘6.703
173.076
134.904
34
151.238
27

,,

’47 506.738
173.076
118.990
18
,
155.942

Saldi in rekening-courant

0
.
00:
.

30 Dec.’46
2.744.151
1.099.855
90.071
43.706
590.158
15Sept.’47
2.816.325
918.682
34.523 49.697
652.453
22

,,

’47
2.801.388 895.198
57.168 49.040 663.943
29

,,

’47
.
2.856.116
860.416
41.084
38.197
647.384
6 Oct,’47
1
2.857.169 985.170
39.044 43.615 483.981
13

’47
2.828.328
1.002.647
61.767
41.156
459.534
20

,,

’47
1.812.00
973.280
73.543
38.397
471.014
27

,,

’47
2.829.409 967.261
56.249
38.829
466.932
BANK VAN ENGELAND.
(Voornaamste po4en in millioenen poncien).

0
‘5,..
5

0)

.2

t

5

0:

p

25 Dec. ’46
0,2
1.449,1
1.450
1.428,2
22,1
8 Oct. ’67
0,2
1.449,3
1.450
.1.371,,3
75,9
15 Oct. ’47
0,2

1.449,3
1.450.
/1.368,6
81d6
22 Oct. ’47
0,2
.

1.449,6
1.450
1.362,5
8.7,7

Olhersecurities
Deposits

5
0:0:


5
0:


5

,d
Q
,d
3.
(5(
d’
5

,-,
‘S
.

o
‘5

0)

t
PQ
co

25
Dec. ’66
1,3
311,8
13,6 15,8
346,5
10,3
278,9
8
Oct.
’47
2,2
303,5
10,0
18,6
392,5
12,3
288,0
15

Oct.
’47
2,1
310,6
5,8
19,4
401.8
11,5
295,8
22 Oct. ’47
2,0
304,2
6,3
19,6
402,0
9,4
297,1

DE NEPERLANDScHE
BANK.
Verkorte balans op 27 October 1947.

Activa.
(
Hoofdbank f

schuldbrieven

Bijbank

in disconto

Agentsch.

,

17.578,83

f
17.578,83
1
)_ Wissels, schatkistpapier en gchuldbriev
i
en, door
de Bank gekocht (art. II, le lid. sub 3 van de
Bankwet 1937 j° art.

4 van liet

Koninklijk
besluit van 1

October 1945, Staatsbiad No.

F204)

…………………………….
Schatkistpapier, door de Bank overgenomen van

de Staat

der Nede.rlandën ingevolge overeen-
komot

van

26

Februari

1947……. . ………..
2.100.000.000,-
Beleningen:

Hoofdbank t

145.620.395,81 ‘)
(mci. voor-

/
schotten in re-

Bijbank

,

1.617.95312
kening-courant
/
op onderpand)

Agentsch.

8.703.750,96

f

155942.099,89
Op

effecten,

enz ………..

..

155.472.982,37 ‘)
Op goederen en celen ……

..

469.117,52
155.942.099,89
2
)
Voorschotten aan het Rijk (art. 16 van de Bank-.
wet1937)

…………….

…………….

Boekvordering op

de

Staat der Nederlauden
ingevolge overeenkomst van 26 Februari 1947 ,,
1.500.000.000,-
Munt en muntmateriaal:
Gouden munt en gouden
muntmaterlaal

……..f

504.431.909,44
Zilveren munt, enz……..2.306.358,-
506.738.267,44
Papier op het buitenland

. .

t

173.075.800
1

Tegoed hij correspondenten in
het

buitenland

……….

..113.845.875,80
Buitenlandse betaal-
middelen ………………5.143.93686
292.065.612,66
Belegging van kapitaal, reserves en pensioen-
fonds

…………………………….

..
77.986.130,30
Gebouwen

en

inventaris

………………….
3.500.000,-
Diverse

rekeningen

……………………

..
59.175.202,53

î 4.1195.424.891,89

Passiva..
Kapitaa.

……………………………..

.
20.000.000,-
Reservefonds

…………………………..
12.452.579,46
Bijzondere

reserves

……………………

..
32.247.868,69
Pensioenfonds

…………………………
16.866.10 5,96
Bankbiljetten in omloop (oude uitgiften)

……..
125.346.595,-
Bankbiljetten in omloop (nieuwe uitgiften) ……2.829.409.125,-
Bankassignaties

in

omloop

……………..

553.180,21
Rekening-courant

saldo’s: ‘s Rijks

Schatkist.

……

t

967.261.395,39

Geblokkeerde

saldo’s

van
banken

…………..

..

56.249.015,2 3
Gehlnkkeerde

saldo’s

van
anderen

……………

..

38.82 8.704,08
Vrije

saldo’s

…………

..466.932.081,63
1.529.271.196,33,
Diverse

rekeningen

……………………..
129.278.241,.-

4.695.424.891.65

‘) Waarvan schatkistpapier rechtstreeks door de
Bank

in

disconto genomen …………….t



‘)
Waarvan

aan

Nederlaiids-Indië
(Wet van 15 Maart 1933. Staatsbiad no. 99)
39.529.875,-
Cireulatle der door de Bank namens

de

Staat
in het verkeer gebrachte muntbiljetten

……
146.170.601,50

ZWEEDSE
}tIJKSBANK.
(Voornaamste posten in millioenen kronen).

Metaal
Staatsfondsen
0:
.’5
to’

Data
0)
.
0
’50)

0

g0
1

O
._

-t

0)
(0:..
C,0)
O90
,
00)0)
cS

31 Dec.

1946
839
‘532
11.564
94
182
7 Oct.

1947
213 135
2.432
379

1
129
94
182
15 Oct.

1947
219
139
1
2.456
382
121
94
182
23 Oct. 1947
219
139
2.485
379
[138
94
182

Deposito’s

Data
Direct opvraagbaar
______________
0:
‘5
0:0)
9)
0:

1tj
,

1

0)
B
1

.
1

0:
0.
..
3o5

go)
.

31 Dec. 1946
2.877
1

875
706
94
230 174
7
7 Oct.

1947
2.557
1

816
601 149
163
187
3
15
Oct.

1947
2.537
1

884 602
218
163 183
3
23 Oct. 1947
2.503
924
596
,

266
163
178
– 3

29 October 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
869

O1t00TITANDELSPRIJZEN
VAN GRANEN,
VELDJ3OEN, BÔTER
ËN
icks.

*
Tarwe
Rogge
*
Gerst
Haver
Mais
gShOl
Kaffir-
iEt_
Boter Kaas

0 –
‘,’
2
‘0
‘5D
‘.-eo
‘eO
as

.
*0

.
cd
.
*0
*0
‘,
*0
.
50
_

Tijdvak
‘-
0
50
‘ ‘

.
cd
0)
.-

.-
5′

.
•0B

.,•*_

,

-0)
0)3
co)
G)
0)
0)

)
0*
.7


It
.

t

t

t
t
f
t t

f
t’
t

t
‘t
Jan.

1947

21,77′

21,52′

2275
23,65 21,50
22,67′ 20,67′

20;67′
20,67′
24,51

2,31
1,1
Febr.

21,75

21,50

23,75 24,06
21,86 22,67
20,67′

20,67′
20,67′
24,81

2,31
4,55
Maart

21,96

21,32

24,75 24,58
22,37′ 22,67′ 20,67′

20,67′
20,67′
24,92

2,31
1,52′
April

22,00

21,20

24,97
.
22,56
22,67′
20,67′

20,67′
20,67′
27,00

2,31
1,52
Mei

21,90

21,25

26,25
.
22,75
22,67′ 20,67′

20,67′
20,67′
31,00

2,28
4,54
Juni

21,50

21,25

27,00
.
22,67′
20,67′

20,67′
20,67′
2,28
1,52
Juli

21,50

21,25
.
.
22,67′ 20,67′

20,67′
20,67′
2,25 1,35
1
)
Aug.

21,25

21,25

20,35
23,00
18;85
22,17′ 20,17′

20,17′,
20,17
28,00

2,25
1,40
Sept.

21,35

21,25

20,35
23,00
18,85

.
22,17′ 20,17′

20,17′
20,17′
28,00

2,25
1,41
29 Sept.-

*
4

Oct.

21,25-21,35

.21,25-21,35

20,3520,50

23,00-23,50
18,75-19,00
22,17′
20,17′

20,17
20,17′
28,00

2,25
1,34
6-11

Oct.

21,25-21,35

21,25-21,35

20,35
23,00-23,50
18,55
22,17′
20,17′

20,17′
.20,17′
.

2,25 1,36
13-18

Oct.

21,20-21,60

21,20-21,40

20,35
2:1,00-21,25
18,85
22,17′ 20,17′

20,17′ 20,17′
23,00

2,25
135
20-25

Oct.

21 20-21,50

21,20-21,50

20,35
23,00-23,25
18,85
22,17′ 20,17′

20,17′
‘20,1 7
23,00-

2,25 1,35
24,00

‘) Op 1

Ji1i is voor de detailhandel de zomerprijs
ingegaan. Deze ligt lager
en beïnvloedt de groothandeisprijs.

VERKEER EN VERVOER IN NEDERLAND.

Omschrijving
Eenheid’

1947

IndexctJler
vervoer,
wIlde bInnenvaart
100
t
165


153
159
146
155.
1.000 t
917
1.510
1.399
4.454
1.340
1.422
,,
260
466 444
420
441..,
.
385
milI.

t/km
127
,

223 205
202
499
169

IndoxclJfor algen
vervoer
to water
.
too
9
98
127

/
123
1.000 t.
600
593 590
762
738
mili.

t/kin ”45
47
44
52
53

IndexctJter Internist, binnenvaart (laadverm.)

. .
100


’33

37
41′

42
•’

*42
Aantal

.

6.146
4.570 1.759
1.777
2.193
2.485
1.000 t.
3.572
799
920
964
1.122 1.133
,,
‘2.092
393
378
405
434
515
waarvan onder:

Nederlandse. vlag
1.566
289
286
316
347 425
Belgische

vlag….,.,.,.,.,,
,,
*

126 99
,
86
85
0
82.
Aantal
.
6.082
1.850

4.868
2.0511
2.376
2.544 1.000

.

.
3494
965 .1.016
I.M.
4.251

4.147
,,
2.252
428
579
623
703 565
waarvan onder:

Nederlandse vlag
,,
1.559
260
407 488
524
405


Vervoer wilde

binnenvaart

…………………

Belgische

vlag
,,
229
113
134
90
112
105

waarvan

brandstoffen

…………………….
Wilde

binnenvaart,

prestatie

……………….

,
Aantal
.
2.144

.
1.029
1.243 1.446
1.360 1.448
f.000 t.
1.427

,
776 912
LOU
919
986

Eigen

vervoer

te

water

…………………..
Idem,

prestatie

………… ……..
………..

‘1.051
460
532
590 508 500

Binnengekomen

schepen

……………..
…..

waarvan onder:

Nederlandse vlag
,,
199
151
185
189
162
152

Laadvermogen

…………………………….
LadIng

………. …………………..
……

:
.544
190
249

291
267 276

Vertrokken

schepen

………………………..

Indexeijter zeevaart (Inhoud)
100
38
44 44
47
50

Laadvermogen

…………………………..
Lading

…………………………………

Binnengekomen zeeschepen

….
……………
Aantal

*
i

1.758
665 817
836
906
958 1.000

R.T.
4.416
1.715
1.950
1.965
2.000
2.191

Schepen

In

doorvaart

…………………….
Laadvermogen

…………………………..

.

,,
3.834
1.548 1.839 1.808 1.869
2.070

LadIng

…………………………………

Idem,

alleen,geladen schepen

……………….
vaarvan

in

lijnvaart

…………………..
,
765 846
888
972
1.136

Belgische

vlag

………….

Aantal

..

1.738
666
830
803
9 8
,
922

Bruto

inhoud

………………………….

1.000

R.T.
4.418 1.689
1.972
.
4.903

2.173 2.230 3.216 1.008
1.156 1.099
1.333
1.332

Vertrokken

zetschepen

……………………
….

,,
.
777
898 868
1.017
1.096

Bruto

inhoud

…………………………..
Idem, alleen geladen schepen

……….
………..

Goederenverkeer

ter

Zee:
.
*

,
waarvan

in

Iijnvaart

………………………..

1.000 t

4.018 940 950
1.386 1.316 940
Gelost

hij

invoer

…………………
11

doorvoer

………………..
,,
1.738
102
*

163
234
427
376
Geladen’) hij

uitvoer

………………..
484 127
15.4
139
145
177
11

doorvoer
1.421
91
168
142
183 168

Indexcl,Jtor goedorenvervoor Ned. Spoorwegen
.
100
113
100′
99′
109′ Goeder.envervoer Ned. Spoorwegen, totaal
1.000 t
1.207
1.365
1.203′
1.199′ 1.320′
waarvan grensoverschrijdend

…….,,

412
288
226′
198′
219′
,

t millioen
242
508
‘540*,
510′ 593′

1 millioen
21,2
47,7
49,6
.
45,2

Reizigerskilometers Ned.

Spoorwegen

………

Interloc. autobusdiensten; vervoerde reizigers
. .
,,
5,7
13,7
14,6
14,2
Tramwegen, vervoerde reizigers

……………..

Locale autobusdiensten; vervoerde reizigers
. . . .
4,4
*

8,6
9,0 8,4

Indexaljfer
verkeer
op ,Ie rijkswegen’
.

100
147
152

.
.

149
‘157
t

170
Slachtoffers

verkeersongevallen:
Overleden

. ………………………….
Aantal
65
84
85
’82

*
68
.
85′
,, 368
521
590
603 706
626′
.
918
‘528
612
661
679
652′
,
Ernstig

gewond

………
……………….

Indexeijtors:

..

Licht

gewond

…………………………

Overleden

…………………………
1B-
129
‘131
126
105
131′
..
.
100
142
160
164 192
170′
Ernstig

gewond

………………………..
.
Licht

gewond

………………………..
,
100
58
.

’67
72
74
71′
1)
Bunkermaterlaal

e.d.

niet Inbegrepen.
*
Voorlopig cijfer.

r

870

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

29 October 1947

NATIONALE BANK VAN. BELGIË.
(Voornaamste posten in millioenen francs)?

0

0

d
bD
00
0
Data

W
ce
0
0o
1-
‘0

26 Dec.1946
32.226 5.648 4.953
,

214
698
49:158
11 Sept.

1947
28.459
12.288
4.433
316
737
51 866
18

,,

1947
28.479
12.340
4.693
319
757
50.686
25

,,

1947
28.478
12.169
4.499
440 727
50.881
2 Oct.

1947
28.288
12.531
4.848
600


708 51.861
9

,,

1947
28.434
12.229 5.445
467
705
51.916
16

,,

1947 27.611
12.431
4.887
422
735 52.191

0
Rekening-
courant saldi

Data
.n
‘0
0
,
ce
0
Pq
.5

26 Dec.

1946
637
159.377 72.165
1
4.482
614
11

Sept.

1947
637
165.247
79.013
4
4.771
518
48

,,

1947
637
164.665
78.309
5
4.695
516
25

,,

1947
637
164.592 78.125
5
4.678
515
2 Oct.

1947 637
166.275
79.647
5
4.667
514
9

,,

1947
637
466.774
79.750
1
4.902
512
16

,,

1947
637
165.907
78.964
4
4.930
511

1)
Waarvan 10.493 millioen frcs onbeschikbaar goudsaldo na her-
waardering van de goudvoorraad (Besluitwet no. 5.’an 1-5-1944).
‘) Waaronder begrepen de post ,,Emissiebank te Brussel”, ten
bedrage van 64.597 millioen frcs.
‘) Deze post omvat: oude biljetten over te boeken op tijdelijk
onbesr.hikbare of geblokkeerde rekeningen en niet aangegeven oude biljetten.

Annonces voor het volgend nummer

dienen uiterlijk Maandag 3 Nov. o.s. in het bezitte

zijn van de administratie, Lange Haven
141,
Schiedam

MAANDCIJFERS.

GECOMBINEERDE MAANDSTAAT VAN
DE
VIER
NEDER.
LANDSE GROTE BANKEN EN VAN
HET NEDEE.
LANDSE BEDRIJF
VAN
DE NEDERLANDSCHE
HANDEL-MAATSChAPPIJ.

Ne.derl.
Nederl.
Banken
Banken
en Ned.
Handel-Mij.
(In mlllioenen guldens)
J____________
31

1
30

1

__
31
30
Aug.
Sept.
Aug.
Sept.
1

1947 1947 1947
1947

Activa:
Kas, kassiers en daggeldleningen
78
2260
71
2338
93
2763
89
2847

2338
2409
2856
2936
Ned.

schatkistpapier
.
…………

Ander overheidspapier

Bankiers in binnen- en buitenland
Prolong. en voorsch. tegen effecten

30

.
8
.0
34

31 .
3
77
35

57
6
140
46

61
5
137
46

147
146
249

Wissels

…………………..3

249

Debiteuren

………………..
Effecten en syndicaten
Deelnemingen
(mdl.
voorschotten)

366
10
32

367
10
32

447
16
44

446
16
44_


506 408
409
507

12
12
16 16
Diverse rekeningen

…………
Belegde bestemmingsreserven ….

1

1

.

1

1

2906

..

2977
3629
3708

Gebouwen ………………….

Passlva:
Crediteuren

………………..
Wissels ……………………
Deposito’s op
termijn
…………
Kassiers en genom. daggeldl.
.

Bestemmingsreserven

2413
1
153
10 78
1

2470
1
163
8
84
1

3027
1
187
10
101
1

3090
1
203
8
103
t

2656
2727
3327
3406

Diverse rekeningen

…………..

Aandelenkapitaal …………….
170
80
170
80
210 92
210
92
Reserve

……………………
2906 2977
3629
3708

GEMEENTE AMSTERDAM

Uitgifte van /60.000.000,- 3-3
1
/2
pCt.

-. obligatiën der lening 1947,

in stukken
.
van t 1.000,- en
f
500,- nominaal.

Ondergetekenden berichten, dat zij de inschrijving op bovengenoemde uitgifte bij hun -kantoren te
Amsterdam, Rotterdam
en ‘s-Gravenhage openstellen op

DINSDAG 4 NOVEMBER 1947
9

van des voormiddags 9 uur tot des namiddags 4 uur,

.

tot de koers van 100 pCt.

met recht van voorkeur voor houders van de niet uitgelote obligatiën der per 5 December 1947 aflosbaar
gestelde 3
1
/2 pCt. leningen Amsterdam 1937 IV, V, VI en VII, zoals in het prospectus nader omschreven.

Prospectussen en inschrijvingsformulieren zijn bij de kantren van inschrijving verkrijgbaar.

De Tweotsche Bank N.V.
Lippmann, Rosenthal & Co.
Rotterdamsche Baukvereeniging N.V.

Incasso-Bank N.V.
Nederlandsch – IndischeEscompto

Hope & Co.

N3derlandsche Handel-

Maatschappij, N.V.

Amsterdamsche Bank N.V.

Pierson & Co.

Banque de Paris et des

Pays Bas.

MdLSI1dlJ N.V.

AMSTERDAM,
28

October
1947.

R. Mees & Zoonen

ROTTERDAM,
…….- . – ———-

N.V. EMBALLAGEFABRIEKEN EN

HOUTHANDEL

gevestigd te Rotterdam

Uitgifte van f1.800.000,- aandeeen

in stukken van 1 150,- aan toonder, ten volle

delende in de winst over het boekjaar 1947/48

Ondergeteekende bericht, dat de inschrijving op boven-
genoemde uitgifte, uitsluitend ‘oor aandeelhouders, zal zijn
opengesteld bij hare kantoren te Rotterdam. Amsterdam en s-Gravenhage op

VRIJDAG 31 OCTOBER 1947

van des voormiddags 9 tot des namiddags 4 uur, tot den
koers van 120 pCt., op de voorwaarden van het prospectus
d.d. 22 October 1947. Prospectus en inschrijvingsbiljetten
zijn bij bovengenoemde kantoren verkrijgbaar.
S
ROTTERDAMSCHE BANKVEREENIGING N.V.

t
1rlY1RmTMiMwIM11111tJl1

Jurist-econoom

stelt zich voor enkele dagen per weekbeschikbaar om
in een klein bedrijf in het Westen des lands die werk-
zaamheden te doen, die in.een groot bedrijf de directie-
secretaris verricht. Hij is zeer ervaren in finantiële,
fiscale, economische, sociale, organisatorische en •per-

soneelsaangelegenheden, evenals in het voeren van
besprekingen met
cliënten
en overheidsinstanties. Brie-
ven onder no. ESB 1044, -bur. van dit blad, postbus 42,
Schiedam.

Econoom

ec. drs., midden 30, ruime ervaring in het

bedrijfsleven zowel als op ambtelijk en so-
ciaal gebied, veelzijdig georiënteerd, zoekt

belangwekkende werkkring in het westen des

lahds. Br. lett. C.K.B., Nijgh & van Ditmar,

Parkstraat 27, Den Haag.

Hoofd sociale instelling’

31 jaar, .zoekt werkkring aan sociale afdeling van een
onderneming. Gelieve brieven te zenden aan de ad-
ministratie v. d. blad onder no. ESB 1047, postbus 42,
Schiedam.

Welke

accountant/bedrijfseconoom

of eerste assistent (N.I.V.A. of V.A.G.A.) is be-

langstellend, zich in- Den •Haag zelfstandig te

vestigen in associatie of nauw contact met ac-

countant/bedrijfseconoom (lid N.I.V.A.) met in-
.ternationale- instelling, lange ervaring en goede

binnen- en buitenlandse relaties, die in het Oosten

van het land enkele kantoren heeft, teneinde

wederzijdse belangen te behartigen op een ruim

economisch terrein. Kantoor met telefoon enz. op

eerste stand in Den Haag reeds beschikbaar.

‘Brieven onder no. 5837 aan Arc’s Advertentie-

Bedrijf, Kettingstraat 2, Den Haag.

Ir. J. M. LOUWERSE, Bedrijfskundig Ingenieur,
Moreelsepark 3 te UTRECHT vraagt voor de
leiding van de Afdeling Accountancy

academisch gevormd of

rij ksaccountant

prima referenties vereist, alsmede

secretaxesse.

Middelbaar Onderwijs en kantoorervaring.
Uitvoerige sollicitaties, uitsluitend schriftelijk.

ACCOUNTANTSKANTOOR (N.I.V.A.) vraagt ten spoedigste -voor Rotterdam:

medewerker

voor, verantwoordelijke, leidende, functie. Ook

bijna afgestudeerden komen in aanmerking.
Br.
met uitvoerige inlichtingen onder no. ESB 1049
aan het bur. van dit blad, postbus 42, Schiedam.

BANKINSTELLING te Amsterdam zoekt:

a. voo- haar secretariaat:

jong JURIST

bij voorkeur met enige bankerva-

ring en/of ervaring op het gebied

der accountancy;

b. – voor haar fin.-economische afd.:
KANTOOR Mr. Dr. A. KAMMER, Westzee-
dijk 122, Rotterdam-C. vraagt voor zo spoedig
mogelijk
jong energiek accountant

lid N.I.V.A. of V.A.G.A.

bereid en in staat om geheel zelfstandig als
leider van de accountantsafdeling op te treden.
Bij gebleken geschiktheid levenspositie.
Schriftelijke sollicitaties met uitvoerige in-
lichtingen aan bovengenoemd adres.

jong ECONOOM

voor het verrichten van research-

en documentatiewerk.

– Uitvoerige sollicitaties te richten tot Ad-

vertentiekantoor de Bussy, Rokin 60, Am-

sterdam-C. onder No. 3081 S.Z.

International Business Machines Corporation New York

kondigt 2 belangrijke nieuwe machines aan:

IBM Colculuting Punch Type 602,

IBM Proof Machine, Type 801.

Vraagt nadere inlichtingen aan:

Internationale Bedrijfsmachine Mij N.V.

Frederiksplein 34. Amsterdam…C., Tel. nrs. 33406, 33656, 31856

VAN GEND & LOOS

expedieert van huis tot huis

van dorp naar stad

van land naar land

Bestelde U reeds het handboek

Consumentenonderzoek

voor Nederland
1
najaar 1947
(

De resultaten von een onderzoek

bij bijna 6000 huisgezinnen.

Onmisbaar voor Uw marktanalyse.

Inlichtingen en bestellingen:

Nederlandse Stichting voor Statistiek

te Leidschendam.

Maakt gebruik

van
onze speciale
rubriek .,Vacatures” voor het

oproepen van sollicitanten voor leidende functies.

1

,I,III,IIIuu,uI,uuIuIIIIuu,Iiuiuuuiuuuuiiiiii loll

N.V. ZWANENBERG’- ORGANON

Maatschappij
tot
exploitatie van de bedrijven van

Zwanenberg’s Fabrieken N.V. te Oss en houdster

maatschappij van aandelen N.V. Organon te Oss,

GEVESTIGD TE OSS.

,UITGIFTE

VAN

5000 GEWONE AANDELEN

elk groot f 1000.— nominaal,

ten volle delende in de’ winst van 1 Januari 1947 af,

tot
de koers van 145
pot.,

waarvan reeds 1500 aandelen op emissievoorwaarden zijn geplaatst.

Ondergetekende bericht, dat zij op

WOENSDAG 5 NOVEMBER 1947,

van des voormiddags 9 uur tot des namiddags
4 uur,

de inschrijving openstelt op’ de resterende 3500 gewone aandelen

te
Amsterdam, Rotterdam, ‘s-Gravenhage
en
Nijmegen

bij de Amsterdamsche Bank N.V. en te ‘s-Hertogenbosch
bij de

Amsterdamsche Bank N.V. en de Firma F. van Lanschot, op de voor-

waarden van het prospectus d.d. 29 October 1947.

Prospectussen en inschrijvingsformulieren zijn bij de kantoren van

inschrijving verkrijgbaar.

AMSTERDAMSCHE BANK N.V.

AMSTERDAM, 29
October
1947.

GROOTHANUIL
I’
.i

‘algemeen weekblad

gewijd aan de be-

langen van de binnen-

en ‘buitenlandse

handel

Abonfl.prijs f15 p. jaar

Uitgave:

H. A. M, ROELANTS

Schiedam

Postbus 42

II,, II IluslIslaIlsI

N.V. KONINKLIJKE

N E D E R L A N D S C H E

ZOIJTINDUSTRIE

Boekelo Hengelo

ZOUTZIEDERU

Fabriek van:
zoazuur, (alle kwaliteiten)

vloeibaar chloor

ebloorbleekloog

na.rronloog, cau.stk wda.

*

Alle correspondentie betreffende advertenties, gelieve. U te richten aan Koninklijke Nederlandsche Boekdrukkerij H. A. M. Roelants,
Lange Haven 141, Schiedam (Tel. 69300 toestel 6)

Roelanta. Schiedam

Auteur