Ga direct naar de content

Jrg. 32, editie 1588

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: oktober 15 1947

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

conomisch
,
-rStatistische

B

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

L
32E
JAARGANG

WOENSDAG 15 OCTOBER1947

No. 1588

COMMISSIE VAN REDACTIE:

H. W. Lambers; N. J. Polak; J. Tinbergen;

F. de Vries;

J. H. Lubbers (Reddcteur-Secretaris).

Assistent-Redacteur: A. de Wit.

INHOUD:

Blz

De artikelen van deze week ………815

Uit buitenlandse bron …………….815

Dollarschaarste en prijsaanpassing door
Prof. Dr J.
Tinbergen ………………………………
816

De waarborging der monetaire en financiële uitheemse
belangen in Indonesië door
Mr D. J. Hulshoff Pol
817

Financiële betrekking
van
het Rijk tot de provincies

en de gemeenten door
Prof. Mr C. W. de Vries ..
818

Prijsbeheersing en detailhandelsmarges door
B. J.

Wijnbeek

………………………………
820

Petroleum in het Nabije Ôostei door
F. S. Noord hof
/
822

B o e k b e s p r e k i n g e n:
Dr A. Troep, Do onderneming en liet monetaire vraagstuk,
bespr. door
Prof. Dr P.

P. van
Berhum

…………
824
Centraal Bureau voor de Statistiek, Economische en Sociale
KrOniek (Ier Oorlogsjaren 1940-1946, bespr. tloor
J. 51.
Lubbers
…………………………………….
825

Aantekeningen:
De Gemeentebegroting van Rotterdam door
J. 1-Jasper
825
De vooruitzichten van liet economisch leven In de Verenigde
Staten
……………………………………
826

Internationale

notities:
Do oltovoorziening van Europa en de Parljse conferentie
827
Enkele bijzondere aspecten van Engeland’s exportdrive
. .
827

Ontvangen boeken

en brochures ………………
828

Geld- en kapitaalmarkt …………………….. 828

Statistieken:
Bai,kstaten

………………………………….
829
Enige indexcijfers van de industrlële.productle In Nederland
830
Emissies

in

September

1947

… …………………..
830
Overzicht der laatste vier verkorte balansen van
De
Neder-
landsehe

Bank
………………………………
830
flaveilbeweging

………………………………..
831
Indexcljfers van lonen volgens regeliiigeii in Nederland
. . .
831
Productie en export van natuurrubber

……………..
831
Stand

van

‘s Rijks

Kas

…………………………-
831

DEZER DAGEN

is het lezen van kranten een herhalingsoefening. ,,Nullum
est jam dictum, quod non dictum sit prius”, aldus.Teren-
tius. Zo was voor het wetsontwerp inzake het Regent-
schap een tweede lezing nodig, alvorens de gecombineerde
volksvertegenwoordiging, haar goedkeuring eraan kon
hechten. De Regentes heeft inmiddels Haar taak reeds
aanvaard. Zij zal dezelfde klanken horen: demarcatiëlijnen,
scheiding tussen West en Oost, dollarschaarste.
WTat dit laatste betreft, is een nieuw cliché in het zetsel
opgenomen, ,,stop-gap aid”, of wel de ,,twice-told tale”
van Lend-lease, nu het Marshall-plan de phase der alge-meenheden nQ niet te boven is. Om hiervoor in aanmer-
king te komen, volgt met nâme Frankrijk thans cle vinger-

wijzing, door Clayton aan de conferentie te Parijs gegeven;
het doet een – laatste? – poging. tot redding der regering

door sanering der staatsfinanciën. De uitgaven zullen

drastisch worden beperkt; ieder minister zal voor zich
en zijn staf voortaan slechts Qver drie auto’s kunnen be-
schikken. ,,Het schijnt moeilijk te zijn”, aldus in Nederland

het Verslag van de Algemene Rekenkamer over 1946,

,,afstarid te doen van het gemak, dat een auto oplevert’.
Ramadier’s plannen in dit opzicht versterkten inmiddels de
positie van het Parijse métro- en buspersoneel, dat dan
ook in staking ging.

Wat zullen de Engelse vakverenigingen doen, nu de
levensmiddelensubsidies zullen worden verlaagd? Met dit
middel en met verhoging van enkele belastingen zal Enge-
land, evenmin doof voor Clayton’s advies, via het lang

verbeide ,,Autumn Budget” een aanval doen op de infla-
tionair Werkende zwevende koopkracht. Ook hier is, naar
af te leiden valt uit een van de niet meer te tellen toe-
spraken van Sir Stafford Cripps, het verkrijgen van ,,stop-
gap aid” het doel. Intussen wierp Zuid-Afrika een goud-
lening, ten bedrage van £ 80 millioen, in de bres van het
moederland.

Misoogsten versterken Europa’s monotone litanie. In
West-Duitsland zijn, naar Generaal Clay mededeelde,
binnenkort de voedselvoorraden uitgeput; het rantsoen
moet

naar beneden tot 1.500 calorieën per dag. In Spanje
zal het broodrantsoen worden verlaagd; ook hier moet

voorts het benzinerantsoen dalen, ter beperking van het

grote aantal ,,chrom- und nickelglë.nzenden Ungeheuer
amerikanischen Ursprungs”, zoals de ,,Neue Zürcher Zei-
tung” het uitdrukt, voor Nederland een oud geluid.
Aan de andere kant van de Oceaan is intussen ontdekt, dat ook Truman’s voedselbesparingscampagne niet origi-neel is. De ,,New York Times” althans trekt een vergelij-

king – met het soortgelijke experiment onder leiding van
Hoover in 1917-1918. Het blad verwacht thans minder
resultaten, omdat Luckman, de leider van de campagne,
minder bevoegdheden heeft dan Hoover 30 jaar geleden.
Daarnaast geeft de ,,New York Herald Tribune” een nuch-
tere documentatie: ,,Several New York cafeterias started
serving eggs after a numher of customers had walked out in
indignation to get breakfast elsewhere”.
Verontwaardiging is inmiddels ook al niet origineel: de

vergaderingen der Verenigde Naties schijnen langzamerhand
alleen bedoeld als gelegenheid tot het uiten van heftige

meningsverschillen. Slechts het feit, dat Rusland de Ame-
rikaanse opvatting inzake de verdeling van Palestina kon
onderschrijven, was een verrassing. Staat deze houding
van de Russen in verband met het wel wat te letterlijk

toepassen door de – Arabische liga vdn hçt afgëzaagde
,,Si vis pacem, para hellum”?

Grote omvang als zodanig behoeft samenwerking niet.
te beletten, zoals de fusie van de Amsterdamsche Bank en
de Incasso Bank ten onzent bewijst. Wel blijveii beide als
zelfstandige instellingen voortbestaan; de directie wordt
echter gecombineerd. Een soort ,,departement van alge-
mene zaken” dus. Maar ook dit is al niet nieu,v meer.

R. MIEES & ZOONEN
BANXICRS CN ASSURANTIE-MAKELAARS

AMSTE5DAM
. ROTTERDAM
‘S’GRAVENHAGE
DSLFT – SCHIEDAM – VLAARDINGSN

Behandeling van alle

bankzaken

* *

Bezorging van alle

assurantiën.

Incasso. Bank
N.V.

MAANDSTAAT PER 30 SEPTÈMBER 1947
ACTIEF
Kassa.
Kossier,
en Daggeldle-
ningen

f
24.885.876.52
Nederlands
,chatl,lstpapie.

,,
324.800.000,00
Ander over-

heidspapier

.,
8.817.500.00
‘Wissels
162.793,45
Bankiers in bin-
nen
,
en bulten
land

,

,.
11.569.267,51
Eflecten en syn
dicaten

.
954.928,74
Prolongatiën
en voorschotten
tegen Effecten

,.
5.817.925,24
Debitauren

.,
96467,347,47
Deelnemingen

..
5.723.981,41
Gebouwen

,,
2.593.670.62

PASSIEF
Kapitaal
1

30.000.000,00
Reserve
,

8.500.000,00
Deposito’, op
termijn
24.614.846,68
Crediteuren
,, 409.300.186.12
Di, rekeningen ,,

9.318.258,19

N.V. KONINKLIJKE

N E D E
R L
A N DS CH E

ZO
U T
1 N
D U S T’R IE

Boekelo Hengelo

ZOUTZIEDERIJ

.Pabriek van:

zoutzuur, (alle kwaliteiten)

vloeibaar chloor

cbloorbleekloog

natronloo&
cauitic soda.

..gispen

culemborg
.amsterdam
rotterdam

Koninklijke

Nederlondsche

Boekdrukkerij

H. A. M. Roelunts

Schiedam

EERSTE NEDERLANDSCHE

Verzekering Mij. op het Leven en tegen Invaliditeit N.V.
Gevestigd te ‘s-Graveohage

AOMINISTRATI(KANTOOR OORORECH
.
BELLEVUESIRAAT 2, TELEFOON 5346

Personeel s- Pensioenverzekering
verschaft directe fiscale besparing – afachrijving van
toekomstige lasten – blijvende sociale voldoening
Vraagt U eens welgedocumenteerd advies ‘aan ons
BUREAU VOOR COLLECTIEVE CONTRACTEN

Nederlandsch Indische Handelsbank, Nl

Amsterdam
– Rotterdam –
‘s.Cravenhago

Alle Bank- en Effectenzaken

CURSUSSEN %IODE1IE

BEDIllJFSDUlMSTItATlE

KIM
onder toezicht
ROTTERDAM

van Dr. S. Elzinga

SPECIALE CURSUS

ter opleiding van Leraren M.B.A.

Bezit acte M.O. Boekhouden vereist.

Vraagt prospectus etc. aan het

Secretariaat: Postbus 800, R’dam.

MAAKT GEBRUIK
van de rubriek
,,
Vacaftjres”
voor het

oproepen
van sollicitanten voor leidende functies.

ra

15 October 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

815

DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK.

Prof. ])r J. Tinbergen,
Dollarschaarste en prjsaanpassing.

Kan het evenvicht in de lopende posten van de Ameri-
kaanse betalingsbalans worden hervonden door prijs-
aanpassing van de zijde der

niet-Amerikaanse landen?
Om na te gaan, welke mate van prijsaanpassing daartoe

nodig is, moet rekening worden gehoi.iden met de elastici-

teit van de wederzijdse vraag.
Op
.
. grond van beschikbare cijférs kan de nodige prijs-aanpassing worden geshild, in procenten, op de helft van

het exportsurplus, dat men daarmede wil opheffen. Een

verlaging van 25 pCt in alle nominale prijzen in ,,Niet-
Amerika” zou een verlaging van de reële inkomens buiten
Amerika van ± 3 pCt betekenen.

Mr
D. J.
Huishoif Pol,
De waarborging der montaire en
financiële uitheemse belangen in Indonesië.

In vervolg p de schets inzake de economische uit-
heemse belangen in Indonesië worden thans monetaire eii

financiële belangen behandeld. Garhnties van non-discri-
minatie zullen door Indonesië moeten worden gegeven
t.a.v.
con junctuu.rpolitiek;
hierbij is echter de uitvoering
van een eventueel programma van werkverschaffing ge-

heel aan de Indische Overheid voorbehouden. De
geld-
circul&tiepolitiek
vereist deskundig advies van Nederlandse
zijde. De
particuliere FVesterse banken
dienen hun taak
te blijven vervullen.
Honorering van onzichtbare betalings-
balans posten
vereist weer garanties. Vaststelling van
begrotingen
komt vrijwel geheel in indonesische handen.
Plaatsing van
nieutne Indische leningen
zal voorlopig
alleen mogelijk zijn onder garantie van Nederland.

Prof. Mr C. W. do Vries,
Financiële betrekking oan het
Rijk tot de pro Qincies en de gemeenten.

De twee wetsontwerpen, waarmede de Regering ver-
betering wil brengen in de slechte financiële toestand van
provincies en gemeenten, zijn niet tegelijk iliet de Rijks-
begroting iigediend. Provinie en gemeente tasten dus
nog volkomen in het duister.

Wel blijkt uit de begroting voor het hoofdstuk Binnen-
landse Zaken, dat de Regering met de plannen der Com-

missie-Oud rekening heeft gehouden. Schr. gaat in dit verband in op hoofdstuk V der Rijksbegroting, waarin
de van belang zijnde posten staan vermeld.
Het ontbreken van ,de wettelijke grondslag is inmid-
dels bepaald eèn bezwaar; de ervaring leert, dat deze
situatie de zuinigheid niet bevordert.

B. J.
Wijnbeek,
Prijsbeheersing en detailhandelsmcirges.

In vele takken van detailhandel en ambacht wordt

gklaagd, dat de verhouding brutowinsten :bedrijfskosten zodanig is, dat rendabele exploitatie onmogelijk is.
Deze wanverhouding spruit in veel gevallen voort uit
de door het Directoraat-Generaal van de Prijzen gevolgde
methode van. vaststelling der prijzen en handelsmarges.

De principiële fout van deze methode is, dat de artikelen
in hun betekenis en prijs worden geïsoleerd van het assor-
timent, waardoor het overzicht van de totale bruto-
winsten en van de bedrijfskosten verloren gaat.

F. S. Noordhoff,
Petroleum in het Nabije Oosten.

De geschiedenis van ¶1e Amerikaanse bedrijvigheid in
liet Nabije Oosten verschilt geheel van die van andere
grote mogendheden. Regeringssteun werd pas de laatste,
jaren een feit: in 1943 werd door de Rgei’ing de Petroleum•
Reserves Corporation opgericht. Uitgangspunt hervoor
was de beperktheid van de Amerikaanse oliereserves; de
productie elders diende daarom te worden gestimuleerd.

In 1945 kwam een Engels-Amerikaanse petroleum-
overeenkomst tot stand. Momenteel hebben England en
Amerika 80 pCt van de wereldolievoorraad onder hun
contrôle; de Amerikaanse invloed stijgt voortdurend.

UIT BUITENLANDSE BRON.

Waar ligt de schuld van’ het fiasco van
de inwisselbaar-
held van het poiid sterling? Een artikel in ,,The Banker”
van October 1947 verspreidt hieromtrent enig licht. Het
geeft een staatje, waarin is aa1gegeven hetgeen hij bena-

dering bekend is over de bestemming van de dollars. 1-let

gaat in totaal om $ 3.350 millioen, daar $400 millioen

van het Amerikaanse crediet van $ 3.750 is bevroren. De

inwisseling van ponden in dollars door Europese landen

bedroeg $ 410 millioen van dit totaal. De rest – S 2.940

millioen betrof directe uitgaven van het Verenigd
Koninkrijk (S 2.570 millioen) en uitgaven van de sterling-
gebieden
(S
370 millioen) in landen van het Westelijk half-
rond. De ne1le uitputting van het dollarbezit is dus niet
te wijten aan het buitenland. Vn .betekenis is echter,

dat de buitenlandse vraag in de zeven weken van 1 Juli
tot 20 Augustus snel steeg. In deze periode bedroeg de
inwisseling door Europese landen $ 300 miljoen, verge-

leken met slechts $110 millioen in het daaraan vooraf

gaande .jaar. Zo ligt in de eerste plaats de schuld voor het –

snelle disponeren over de dollarlening bij Engeland zelf; daar kwam in de tweede plaats bij de ,,final spurt in con-

versions, whïch ,broke the bank’ “, meent ,,The Investors’

Chronicle” van 11 dezer, doordat, aldus ,,The Banker”, ,,confidence (in sterling) started to vane last winter”.

Stijging van dc goudprijs is niet’in het voordeel van de
bij goud meest geïnteresseerde landen Amerika, Engeland

en Zuid-Afrika, volgens, een bericht in ,,The Fïnancial
rri
mes
van 11 dezer. Wat Amerika betreft, een stijging
van de goudprijs zou slechts eeh ïnflationaire invloed uit-
oefenen; het land wenst een stijging van het algemene
prijsniveau niet te bevorderen. Voor Engeland zou import
uit Amerika nog duurder worden en daardoor Engeland’.s

moeilijkheden vergroten, en waar het de exporthandel zou

bevorderen door daling van de exportprijzen, zou dit slechts
tot’gevolg hebben een slechtere voorziening van de binnen-
landse markt, dus een intensivering van de infiationaire
toestand. Wat betreft Zuid-Afrika: een stijging van de
binnenlandse goudprijs, verkregen door een – eenzijdige

devaluatie van het Zuid-Afrikaanse pond of van dit pond
lezamen met het Britse, zou de koopkracht van het goud in niet-sterlinglanden niet verhogen maar wel de kosten-
structuur van Zuid-Afrika ongunstiger maken.

De gemiddelde levensduur
van een geheel nieuwe Ame-
riliaanse onderneming bleek,in de jaren 1925-1940 onge-
veer 14 jaar te zijn volgens een studie van Alfred R. Oxen-
feldt: New Firms and Free Enterprise (Washington 1943).
Dit gemiddelde heeft echter weinig betekenis, zeggen Neil
H. Jacoby en Raymond J. Saulner in hun boek ,,Business
Finance and Banking” (National Bureau of Economie
Research, 1947), daar er., wat dit betreft, grote verschillen
bestaan tussen de ,,life expeetancies” van oude en grote
ondernemingen enerzijds en nieuwe en kleine ondernemin-
gen anderzijds. Verspreide studies wijzen er op, dat onge-
veer tot j van alle nieuwe vestigingen op het gebied van
de kleinhandl hun werkzaamheden reeds weer binnen een
jaar beëindigen; ook blijkt uit deze studies, dat de gemid-
delde levensduur in alle takken van industrie toenëemt
met de grootte.

India heeft plannen oin zijn tcxtielindustric uit
te breiden
met 30 Ct tegen 1951 en daardoor de voornaamste textiel-
producent van het Oosten te worden, aldus ,,TextileWorld”.
Het uitbreidingsprogramma houdt in een vergroting van
het aantal katoenspindels van 10.238.000 in 1945 tot
13.096.000 en van het aantal weefgetouwen van 202.400
tot 277.000. Hierdoor zullen slechts Groot-Brittannië en
en de Verenigde Staten de textieluitrusting van India en
Rusland overtreffen.

‘r
.
.

816

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

15 October 1947

DOLLARSCHAARSTE ÈN
PRIJSAJNPASSING.

De ,,dollarschaarste”, waarover wij in Europa nu ge-

wend zijn iedere dag te denken, heeft ten dele een acuut

karakter en ten dele een slepend. Acuut is het dollartekort

in zoverre als het veroorzaakt is door de extra-vraag naar

goederen tol; herstel van onze volkshuishoudingen na de

oorlog. Slepend dreigt dit tekort te zijn door gewijzigde
verhoudingen in het wereldverkeer en in de concurrentie-

kracht. Wij denken in dit verband bijv. aan de

neiging

in de Aziatische landen om in de, Verenigde Staten te

kopen in plaats van in Europa. Deze neiging is ten dele

van politieke aard of zij kon zich vroeger, door politieke

banden, niët zo uiten als thans. Ten dele spelen zuiver
economische factoren, samen te vatten als gewijzigde

conci.Ïrrefttiekracht, een rol. Meer en meer hoort men van

industrietakken, waarin het kostenpeil in de Verenigde

Staten lager ligt dan bijv. in Europa, ondanks de veel

hogere lonen aldaar. De grote markt en de hoge graad

van kapitalisatie spelen daarbij een belangrijke rol. Deze

en andere factoren zouden tot gevolg kunnen hebben,
dat ook op langere termijn het evenwicht in de lopend

posten van de dollarrekening niet kan worden gevonden.

Indien zulks het geval zou zijn, zou slechts een voortdu-

rende stroom van nieuwe kredieten het functionnereri van
dc wereldeconomie’ kunnen verzekeren. Het is duidelijk,
dat zulk een oplossing om verschillende redenen voor de
Europese landen niet aanlokkelijk is, al behoeft zij niet

bij voorbaat onaannemelijk te worden geacht. Een min of

meer langdurige kapitaaistroom is natuurlijk te achten, wanneer hij plaatsvindt tussen de landen met een over-
schot aan besparingen en de landen met een onontwikkeld

productie-apparaat; in concreto bijv. tussen de Verenigde
Staten en China. EHij is echter minder vanzelfsprekend

voor landen als de Europese, die vroeger zelf kapitaal.

exporteerden en op zijn minst weer willen terugkeren tot

een toestand van voldoende eigen kapitaalvoi’ming.
Wij willen deze wens voor het ogenblik niet verder in

discussie brengen, doch als uitgangspunt kiezen. En ver-

volgens de vraag stellen: is het mogelijk een zodanig
evenwicht wederom te bereiken? Verschillende middelen

kunnen daartoè worden aangewend. Het is bijv. denkbaar,
dat de invoerrechten in de Verenigde Staten drastisch
worden verlaagd. 1-let is ook denkbaar, dat door een bij-
zondef sterke technische ontwikkeling Europa weer ter-
rein zou terugwinnen in de concurrentie met de Ameri-

kaanse producent. Wij willen deze beideen verschillende
andere mogelijkheden tot herstel, op de lange duur, van
het evenwicht in het betalingsverkeer met de Verenigde
Staten echter thans ook niet nader beschouwen. Wij willen in dit artikel slechts één zijde van het vraag-
stuk nader bezien en wel een voor de economist zeer voor
de hand liggende zijde: kan het evenwicht in de lopende
posten van de Amerikaanse betalingsbalans worden her-
vonden door prijsaanpassing van de zijde der niet-Ameri-kaanse landen?

In beginsel is het de mening der meeste economen, dat
deze weg niet alleen openstaat maar zelfs de natuurlijke
weg is. ‘ Lagere prijzen in ,,Niet-Amerika” (om de niet-
Amerikaanse landen in één naam samen te
vatten) zullen

de expoM naar Amerika stimuleren en de import uit
Amerika belemmeren. De eerste practische vraag van
betekenis is dan echter: welke mate van prijsverlaging is

daartoe nodig, en de tweede: hoe is deze eventueel te
verwezenlijken? Het is duidelijk, dat de graad van uit-
voerbaarheid sterk afhangt van de mate van prijsverlaging,
die nodig is.
De handboeken der economie zijn niet ingesteld op de
beantwoording der eerste, quantitatieve, vraag; men
zoekt er dat antwoord tevergeefs. 1-let is de econometrie,
die hier moet proberen een antwoord te geven. Ook deze
heeft zeker nog geen gevestigde wetenschap aan te bieden.

Doch zij heeft aan het probleem in de laatste tijd enige

aandacht gegeven. Over haar bijdrage heeft schrijver

dezes een korte mededeling gedaan op ht Wereldcongres

der statistici, in September te Washington gehduden
1)

De omvang van de noodzakelijke prijsaanpassing hangt
in belangrijke mate af van de elasticiteit van de vraag

naar Amerikaanse producten van de zijde der niet-Ameri-

kaanse landen en van de elasticiteit van de vraag naar

niet-Amerikaanse producten door de Verenigde Staten
uitgeoefend. Over deze elasticiteiten begint langzamerhand

iets meer bekend te worden. Verder onderzoek is nog steeds

gewenst.’ Doch reeds is er het een en ander mede te delen.

De vraag door de Verenigde Statén uitgeoefend i§ niet

“zeer elastisch. Voor de belangrijke producten rubber en tin

is zij zeer onelastisch: Voor suiker is zij veel elastischer,

voorzover uit de gegevens voor de periode van véôr de

grote depressie blijkt. Men bedenke, dat het hier niet gaat

om de totale elasticiteit van de vraag ndar suiker – die

wederom zeer laag is – doch om de substitutie-elasticiteit

tussen de in het land zelf vervaardigde en de ingevoerde

suiker. Overigeiis is de suikermarkt in belangrijke mate
een politieke zaak, verbonden aan deverhouding tot Cuba.
Voor een aantal der kleinere invoerproducten is de elas-
‘ticiteit zeker groter en veelal in de omgeving van hot getal
2, zoals nadere onderzoekingen aannemelijk maken. Een

voorlopige raming van de gemiddelde elasticitëit leidt tot

een cijfer iets beneden één.
Meer elasticiteit vertoont, in normale jaren, de vraag

naar Amerikaanse producten door ,,Niet-Amerika”. Zeer
sterk is dit het geval voor een artikel als tarwe; Vrij sterk

vooi katoen. Ook voor auto’s blijkt uit een recent onder-

zoek van het Nederlandsch Economisch Instituut, dat een
relatieve prijsverlaging van niet-Amerikaanse automobie-
len van bijv. 10 pCt een relatieve afzetverhoging tot ge-
volg heeft van 20 pCt. Een voorlopige raming van het ge:

middelde voor de uitvoerproducten leidt tot een cijfer in de

buurt van 2.
Nadere berekeningen, die hier niet zullen worden her-

haald, doch in het vrslag van,het congres kunnen worden

aangetroffen, leren, dat tengevolge van de bovengenoemde
elasticiteitscijfers de prijsaanpassing, die nodig is om het

evenwicht in de betalingsbalans te herstellen, kan worden

geschat op, in procenten, de helft van het exportsurplus,
dat men daarmee wil opheffen. Schat men het ,,slepend
exportsurplus”, dat aan de gewijzigde concurrentiever-
houdingen is toe te schrijven, bijv. op 50 pCt van de
normale handelscijfei’s, dan is een prijsverlaging van 25 pCt
nodig. Eed verlaging van 25 pCt in alle nominale prijzen in

,,Niet-Amerika” zoi, een verlaging van de reële inkomens

buiterf Amerika betekenen van ongeveer 3 pCt, omdat
90pCt van de kosten der consumptiegoederen de daling
eveneens zouden meemaken. Voor bepaalde gebieden of bepaalde bevolkingsgroepen kunnen deze cijfers ongun-
stiger liggen.

Deze voorlopige berekeningen – ‘bedoeld als een eerste
oriëntering en een grondslag voor discussie – geven de
indruk, dat het slepend4 dollarvraagstuk niet zo onoplos-
baar is als het vaak lijkt.- Zij dienen te worden geconfron-
teerd met de overwegingen van hen, die de onoplosbaarheid
betogen. Daartoê moge dit eerste artikel een uitnodiging

zijn. Bewust wordt daarom nog-niet ingegaan op een
aantal bekende argumenten. Nadat tegengestelde opinies;
zo mogelijk ook op cijfers gebaseerd, zullen zijn uiteengezet,
kân worden getracht lot een samenvattend en meer defini-

tief iniicht te, geraken.
J.T..

‘) V’or eeTi verslag van dit ‘congres vorde verwezen naar het
ter zake in dit weekblad te verschijnen artikel van Dr Ph
J.
Iden-
burg,

15 October 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

817

DE WAARBORGING DER MONETAIRE EN

FINANCIËLE UITHEEMSE BELANGEN

IN INDONESIË.
In een vorig artikel hebben wij uiteengezet, welke econo-

mische uitheemse belangen dienen te worden verzekerd

en op hoedanige wijze dit dient te geschieden ‘. Wij zullen

thans hetzelfde nagaan voor de monetaire en fiiTlanciële
uitheemse belangen.

C6njunetuurpoUtiek.

Het eerste onderwerp, dat op ditigebied onze aandaht
trekt, is de conji.inctuurpolitiek. Deze willen wij in dit
• verband.beIandeIen, omdat in het bijzonder in Nederlands-
Indië de politiek tot bestrijding der conjunctuur een spe-

cifiek monetair karakter draagt.

Zoals bekend geacht kan worden, is Indonesië vanouds
als grondstoffenproducerend land in zeer sterke mate onder-

• hevig aan ernstige conjunctuurschommelingen. De crisis
van 1929 en valgende jaren heeft dit ten duidelijkste. be-
wezen. De enorme prijsdaling der grondstoffen (rubber, tin,

petroleum, vezels, dimar, copal, copra) en voedings- en

genotmiddelen (suikei, thee, koffie) had zulk een vernieti-
gende invloed op jiet economisch reven, dat slechts de steun
van het moederland Nederlands-Indië van de ondergang
kon redden.

Of bij een nieuwe crisis, die zich over enige jaren zeker
ztl voordoen, Nederland opnieuw bereid zal zijn bij te
springen, lijkt twijfelachtig. Dit zal echter ook in mindere

mate nodig zijn, oMdat als crisishestrijdingsmiddel vermoe-
delijk wel de toevlucht zal worden genomen tot een depre-
ciatie van het ruilmiddel, die belangrijker zal zijn dan in
de modern ontwikkelde landen met hun grotere fivanciële

reserves, dan wel tot een valutacontrôle. In de crisis van
de dertiger jaren werd van verschillende zijden een -de-preciatie van de Indische gulden voorgestaan van 40 pCt
tegen een waardevermindering van de Nederlandse gulden
van 20 pCt. 1-lierop is de Nederlandse Regering toenmaals
niet ingegaan, omdat zij de voorkeur gaf aan een hand-
having van de pariteit tussen beide munteenheden, en
toen zij in September1936 tot depreciatie van de Neder-
landse gulden overging, daalde de Inaische gulden in ge-
lijke mate mee. –

Bij de nieuwe verhoudingen zal de Indonesische Regering
uit de aard der zaak volkomen vrijheid van handelen heb-

ben, zonder zich aan de Nederlandse Regering te behoeven
te storen. Gaat zij over tot een unifoime depreciatie van
de Indische gulden, dan behoeven geen garanties te worden
toegepast, want voor een differentiëring van de buiten-
landse belangen en in het bijzonder ten nadele van de
Nederlandse is dan geen plaats. Indien echter verschillende

wisselkoersen worden vastgesteld ten aanzien van meer
of minder nodig geachte importgoederen dan wel de be-staande koers wordt gehandhaafd met een valutacontrôle
ten aanzien van de goederen, waarvan de invoer als meer

of minder gewenst wordt beschouwd, wordt de toestand
– anders. In .dat geval moeten er garanties zijn, dat Neder-

landse producten niet ten achter worden gesteld bij andere
uitheemse producten en dat producten voor buitenlandse ondernemingen of voor buitenlandse consumenten in In-
don esië niet in het gedrang raken ten opzichte van producten
ten behoeye van Indonesische bedrijvenof conumenten,

dan wel dat onvoldoende valuta ter beschikking wordt ge-
steld voor de betaling aan het buitenland, inclusief Neder-
land, van rente en aflossing van obligaties of vande aan
het buitenland toekomende dividenden en tantièmes,
verzekeringspenningen en vrachten.

Een andere conjunctuurpolitieke maatregel zou kunnen

bestaan in een disconto- en open marktpolitiek, zoals deze
in vele Westerse landen wordt toegepast. Het is zeker

‘)
Zie: De verzekering (ter economische uitheemse belangen in
Ind6nesil3″, in E.-S.B” van 1 October
1947,
bis. 776.

denkbaar, dat men ook in Indonesië hiertoe zou willen overgaan, doch vergeten mag dan niet worden, dat een

dergelijke politiek slechts een beperkt resultaat zou kun-
nen hebben. Immers, het zijn vrijwel uitsluitend de buiten-

landse ondernemingen, die met bankcrediet voor productie-

ve doeleinden werken, en de invloed van een rentever-

hoging of -verlaging op de bedrijvigheid van deze onder-

nemingen is niet groot, aangezien de prijzen der koloniale

producten, waar het rendement van afhangt, bijzonder

sterk fluctueren. De inheémse bevolking heeft meestal

crediet van consumptieve aard voor haar bijna altijd stati-

sche huishouding en kent de vormen van discontering en

belening van effecten niet, zodat een disconto- en open
marktpolitiek hier niet op haar plaats is. Voorzover dit
echter wel het geval is, kan de Indonesische – Overheid

natuuilijk vrijelijk beslissen over de mate, waarin deze

politiek zal wotden toegepast. Evenwel zullen er ook op

dit gebied garanties moeten bestaan, dat niet gediscrimi-

neerd wordt ten-aanzien van Nederlandse tegenover anderè
uitheemse ondernemingen of tussen verschillende uit-

heemse ondernemingen in het algemeen.

Tenslotte is een andere conjunctuurpolitieke maatregel

mogelijk in deze zin, dat een programma van werkver-
schaffing in depressietijd wordt geëntameerd. Zeer belang-

rijk zal deze zijde van de conjunctuurbestrijding in Indo-
nesië niet zijn, omdat de toestanden er geheel anders
zijn dan in de Westerse landen met hun sterke arbeidsver-
deling. Toch kan zij enige betekenis hebben en in dat geval

kaner natuurlijk voor de Indonesische Overheid aanleiding
bestaan uitheemse krachten aan te – trelken voor deze
conjunctuurbestrijding, waarbij dan aan bepaalde buiten-
landse nationaliteiten de voorkeur kan worden gegeven
en dus ruimte is voor discriminatie. 1-liertegen valt echter
naar onze mening niets te doen, omdat de Overheid in
Indonesië vrij moet zijn te bepalen, van welke medewerking
zij gebruik wil maken. • –

Celdcirculatie- en bankpolitiek.

Voor zover de geldcirculatie- en bankpolitiek samen-
hangt met de conjunctuur, is zij reeds in de rubriek con-
junctuurpolitiek behandeld en zullen wij er niet verder
op terugkomen. Wij.behandelen thans echter de structu-
rele en organisatorische zijde van het onderwerp.
1-let geidstelsel werd tot dusver bij de Indische Munt-
wet geregeld op het voetspoor van de Nederlandse Munt-
wet ten behoeve van het moederland. Voortaan zal zeker
de wettelijke basis in Indonesië zelf gelegd worden en zal
een Indonesische muntwet de plaats innemen van de thans
geldende, die in Nederland werd vastgesteld.
Ook de geldcirculatiepolitiek zal, indien eenmaal eeii
eind zal zijn gemaakt aan de wantoestand, dat Republi-
keins geld in te grote hoeveelheid in omloop is gebracht
naast het Indische Regeringsgeld, door de Indonesische
aut9riteiten zelf moeten worden geregeld zonder dwingénd
ingrijpen, doch wel met deskundig advies van Nederlandse
zijde. Zij zal door het nieuwe gezag op meer of minder
gelukkige wijze kunnen worden gevoerd (zo kan in crisis-
tijd door te grote begrotingstekorten een teveel in omloop
komen), doch er is geen reden aan het béleid op dit piTnt
garanties te verbinden ten behoeve van de uitheemse
belangen, omdat.deze belangen bij de geldpolitiek wel in-
direct, doch niet rechtstreeks betrokken zijn
Wat de bankpolitiek betreft, het is wel onvermijdelijk,
dat de Javasche Bank ongevormd wordt tot een Indonesi-sche Federale ]3ank, die geheel in handen is van de Indo-
nesische autoriteiten. Voor zover echter deze Bank mede
belast wordt met de verdeling van de beschikbare deviezen?
is het noodzakelijk, dat er garanties gev6rmd worden, dat
een redelijk aandeel daarvan ten goede komt aan de

uitkering van aflossingen, coupons, dividenden, tantièmes,
pensioenen e.d. aan het buitenland.
Ten aanzien van de particuliere banken is het noodzake-lijk, dat de Westerse instellingen van deze aard hun functie

/

818

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

15 October 1947

kunnen blijven vervullen teneinde aan de cultuur- en in-
dustriële ondernemingen de. nodige credieten te kunnen

verstrekken. Zij moeten dus naast de eventuele Indonesi-
sche instellingen werkzaam kunnen blijven. Ook hiervoor

moeten de nodige garanties in het leyen worden geroepen,

omdat anders de mogelijkheid bestaat, dat haar het leven

onmogelijk gemaakt wordt en de Westerse ondernemingen
afhankelijk worden van Indonesische bankinstellingen.

Honorering Pan de onzichtbare posten van de betalingsbalans.

De omstandigheid, dat Nederlands-Indië voor zijn ont-

wikkeling de medewerking verkreeg van buitenlands- en
vooral Nederlands-intellect, ondernemingsgeest en kapi-
taal, bracht met’zich, dat hiervoor op gezette tijden aan

het buitenland moëst worden betaald. Dit geschiedde door
geregelde overmaking van pensioenen en verlofstracte-

menten’ van ambtenaren en employé’s van particuliere

ondernemingen, tantiômes van laatstgenoemden en divi-

denden ten behdeve van de aandeelhouders der onder-

Jemingen. Deze posten vormden, naast die van de

aflossing en rentebetaling der leningen (en vooral van de
overheidsleningen) een zeer belangrijk onderdeel van de
betalingsbalans. Andere onzichtbare posten waren te beta-

len verzekeringspenningen en vrachten.
Terwijl de betaling van de zichtbare ppsten, met name
de ingevoerde goederen, financieel-technisch geen moeilijk-

heden meer oplevert, als de import daarvan eenmaal is goedgevonden, ligt het geval anders bij de onzichtbare

posten, verschuldigd wegens werkzaamheid of kapitaal-

aanwending van het buitenland. De natuurlijke afkeer

tegen een behoorlijke honorering van de uitheemse mede-
wérking, die men toch nodig heeft, zal in de. toekomst
meerdere Indonesische Overhéden parten spelen. Zij is

begrijpelijk wegens. de anti-kapitalistische tendenties, die

in een kapitaalloze maatschappij als de Indonesische bij

voortduring aanwezig zijn en vooral in depressietijd, doch

ook in normale omstandigheden, het hoofd kunnen op-

steken. Het spreekt vanzelf, dat hiertegen afdoende ga-
ranties moeten bestadn, omdat anders van een behoorlijke

buitenlandse medewerking geen sprake kan zijn. Deze ga-

ranties betreffen uit de aard der zaak niet alleen de hpno-rering van de medewerking in het heden, maar ook in het
verleden, aangezien men het eerst geneigd zal zijn het nut

van in het verleden genoten diensten te vergeten.
Begrotings- en fiscale politiek.

De Nederlands-Indische begrotingen .werden tot dusver

in Indië door de Volksraad vastgesteld en goedgekeurd
door de. Staten’-General. Formeel berustte de beslissing
dus in Nederland. in’ feite oefende het moederland echter

geen invloed meer uit en liet men de Indische Overheid, dat wil dus practisch zeggen het Nederlandse element in
Indië, de beslissing. Thans zullen uit de aard der zaak de
begrotingen definitief in Indië worden vastgesteld en blijft-Nederland er dus verder buiten, terwijl in Indië de Indone-
sische autoriteiten zelf zullen bepalen, hoe het budget
er uit zal zien. Naar onze mening is er alles voor te zeggen
de Indonesiërs in dit opzicht de vrije hand te laten. Garan-
ties zijn echter wel nodig om er bijv. voor te zorgen, dat
geregeld wordt gerekend op pensioenbetalingen en uitkerin-
gen van verlofssalarissen aan Nederlandse en andere
ambtenaren in het buitenland en aflossingen en rentebe-talingen van aangegane leningen. Vôor het overige dient
men de regeling van de begrotingen geheel aan de Indone-

siërs zelf qver te laten. – –
De belastingen werden-tot dusver steeds in Indië zelf vasLesteld. Dit blijft dus hetzelfde, behoudens dat voor
garanties moet worden gezorgd, teneinde te voorkomen,

dat buitenlandse ondernemingen door de nieuwe autori-
teiten onmatig en zwaarder dan de inheemse bedrijven
worden belast. Bij de ‘Indonesiërs heeft tot dusver de ten-
dens bestaan, door middel van belastingheffing de buiten-
landse ondernemingen onmatig te bezwaren. Dit dient te

worden voorkomen. De invoerrechten en de meeste uit-

voerrechten werden tot dusver, omdat zij geacht werden

een aangelegenheid van imperiaal belangte vormen, hij

de wet vastgesteld, nadat dë Volksraad was gehoord.

Dit kan thans uit de aard der zaak niet meer geschieden.
De douanetarieven zullen in Indonesië zelf moeten worden

vastgesteld, zodat Nederland er verder buiten blijft. Dit

is geheel in overeenstemming met het beginsel, dat Indo-
nesië, zelf moet bepalen, of en in hoeverre het een protec-

tionistische politiek wil voeren. Ook hier di’enen echter

garanties te bestaan ter voorkoming van discriminatie.

Lëningpolitiek van deeûQerheid.

S

De Nederlands-Indische leningpolitiek kan worden ge-

splitst in die betreffende de vlottende schuld en die aan-

gaande de vaste schuld.
De vlottende schuld werd vrijwel geheel in Nederland

angegaan in devorm van de opneming van kasvoorschot-

ten, gegeven door de Nederlandse Regering, die daartegen-

over dan zelf schatkistbiljetten en promessen uitgaf. Deze

gedragslijn zal uit de-aard der zaak ook thans worden

voortgezet, omdat in Indonesië geen noemenswaardige geld-
markt aanwezig is, waar de Overheid gelden op korte ter-
mijn kan opnemen. 1-let zal echter nodig zijn garanties te

scheppen, waardoor zekerheid bestaat, dat voor de af-
lossing en rentebetaling geregeld de nodige gelden naar

Nederland worden overgemaakt.
De vaste schuld werd (afgezien van,enkele dollar- en
pondsterlingleningen, die in vroeger jaren tijdelijk ars

noodoplossing zijn uitgegeven) practisch geheel in Neder-
land geplaatst, omdat in Indië daarvoor onvoldoende

kapitaal aanwezig was. Sinds 1915 werden de Nederlands-
Indische leningen aanvankelijk zelfstandig uitgegeven,
doch toen de crisis van 1929 uitbrak kwam Indië buiten

zijn schuld in zodanige moeilijkheden, dat het niet meer

voldoende credietwardig geacht werd, zodat het moeder-

land de aflossing en rentebetaling moe’st garanderen. De
situatie is thans zo, dat de Indische-leningen practisch alle

gegarandeerd zijn door het moederland.
1-let spreekt wel vanzelf, dat deze toestand ook in de

toekomst zal voortduren en dat de plaatsing van nieuwe

Indische leningen voorlopig alleen mOgelijk’ zal zijn onder
garantie van Nederland. Er zullen dan echter ook hier
garanties moeten bestaan, dat een geregelde aflossing en

rentebetaling van deze emissies is verzekerd.
Het ligt voor de hand, dat de politiek van plaatsing
van Indische leningen zal kunnen worden gebruikt voor de

versterking van de. Nederlandse positie in Indonesië, bijv.
ten aanzien van de Nederlandse ondernemingen aldaar,
doch een afzonderlijke zekerstelling van deze positie door
middel van speciale waarborgen, zoals wij die reeds

hebben aangegeven, blijft naar onze mening nodig. Naast leningen in Nederland zullen er ook voor de we-
deropbouw leningen in Amerika nodig zijn en ook ten aan-

zien hiervan zullen garanties moeten worden gegeven
voor een geregelde rentebetaling en aflossing.
Mr D. J. HULSHOFF POL.

FINANCIËLE BETREKKING VAN HET RIJK

TOT DE PROVINCIES EN DE GEMEENTEN.

1-let staat thans wel vast, dat de Regering van plan
is met twee afzonderlijke wetsontwerpen (één betrek-
king hebbende op de provincie en één betrekking hebbende
op de, gemeente) in de slechte toestand der financiën.

dezer publieke corporaties verbetering te brengen.
Door de Commissie-Oud is voor de gemeenten een
noodvoorziening voorgedragen, alleen geldende voor de
jaren .1948, 1949 en 1950. De korte bedoeling is de oude
tekorten en de ‘nieuwe tekorten, die anders over deze
drie jaren zeker zouden zijn ontstaan, weg te werken.
Voor de provincie is door de Commissie-Oud een meer

15 October 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTN

819

duurzame regeling voorgedragen. Zij is althans niet ge-

bonden aan een geldigheidsduur van een vast aantal
jaren.

De twee wetsorjtwerpen, welke nu nodig zijn, zijn
niet
tegelijk met de bcgroing ingediend, hetgeen eigenlijk

wel de bedoeling moet zijn geveest. In de Troonrede werd

slechts gezegd: ,,Een voorlopige wettelijke voorziëning

met betrekking tot de financiële verhouaing tussen. -Rijk

en gemeenten zal op teer korte termijn worden voor-

gesteld, evenals een regeling van het politiewezen”.
Provincie en gemeente tasten dus nu nog volkomen in

het duister erf toch moesten nu, ook de provinciale en de
gemeentelijke begrotingen kunnen worden opgezet. ‘Dit

is thails volkomen onmogelijk, wat de inkomstenkant
betreft. De ervaring leert, dat deze situatie de zuinigheïU

niet bevordert. –

De wetsontwerpen zijn in studie. Uit de dagbladen
werd niet vernOmen, dat zij naar de Raad van State

zijn verzonden. I-Ioe,lang zal het duren, vôérdat zij daaruit

zullen zijn teruggekeerd?

T-let ontbreken van de wettelijke grondslag is een be-

paald bezwaar, al blijkt uit de begroting voor het hoofd-
stuk Binnenlandse Zaken, dat de Regering wel met de

plannen der Commissie-Oud rekening heeft gehouden.
1-her volgt nu eerst een uittreksel uit hoofdstuk V der
Rijksbegroting 1948. Departement van Binnenlandse Zaken, afd. II, Binnenlands Bestuur.

1948

1947
in millioeen.

Artikel

20.
Uitkering aan de eerste af

deling van het Gemeentefonds ……..
f
20,—

f
20,-

Artikel
21.
IJitkering aan het Gemeen-
tefonds ten behoeve van de steunbehoe-
vende

gemeenten

………………
..
$60,—

,,
85,-
(Tweede afdeling),

Artikel
22.
Uitkering aan de provinciën
ingevolge art:
2
van het Besluit van
15

ruil
1943
(Ned. Stcrt. no.
167),
houdende
nadere voorzieningen met betrekking tot de financiën

der provinciën

………..
..
4,4

4,4
1).
Artikel
23.
Kosten

van

sanering

der

provinciale

financiën

…………….
..
10,6


E.
Afdeling
IV.
Openbare Orde en Veilig- heid, daaronder:
Artikel
49.
Bijdrage aan gemeenten in

de

kosten van

de politie

…………
..

20,—

15,2

Het is ondenkbaar, dat de Rege,ring wetsontwerpen
zal indienen, die, eenmaal tot wet verheven, zullen ldoppen
op de bovenvermelde posten der thans ingediende be-
groting. Zijn-de wetten eenmaal in het Staatsblad aan-geland, dan zal de begroting voor Binnenlandse Zaken

op dit punt dus nog moeten worden bijgewerkt wat de
omschrijving der posten betreft; terwijl het na de parle-
mentaire behandeling der wetsontwerpen ook nog mo-
gelijk is, dat een wijziging moet worden aangebracht in
de uitgetrokkeh sommen. –

Ook om deze i’eden is er wel méér spoed bij het indienen
der wetsontwerpen noodzakelijk, dan in de practijk wordt
betracht.

Een bespreking der’ voorstellen wordt -vastgeknoopt
aan – de hierboven door mij gemaakte aanduiding A tot,
enmetE.

Bij de begroting voor Binnenlandse Zaken tekent de
Minister slechts_aan:
Artikelen
20
t/m
23. ,,Er wordt naar gestreefd de her-
zioning van de gemeentelijke en provinciale financiën
in het begin van 1948, nadathet rapport van de Corn-
rfiissie-Oud zal zijn ontvangen, haar beslag te doen krijgen
1).

Op grond van voorlopige berekeningen mag worden
verwkcht, dat voor het herstel dier financiën de uitge-
trokken bedragen nodig zullen zijn’.
– Bij de aanzienlijke verhoging van ‘artikel 19 is reeds
rekening gehouden met het feit, dat de financiële toestand
der gemeenten gunstig zal worden beïnvloed door de
noodvoorziening voor ouden van dagen”.
**
*

‘)
Deze tekst
is
verouderd. De beide rapporten van de Staats-
commissie-Oud zijn vÔÖr ‘half Augustus verschenen.

Deze post zal geheel vervallen. De beid afdelingen
van, het Gemeentefonds komen te vervallen. Er zulleb
stortingen komen in het Gemeentefonds en wel:

le. uit de reeds bestaande eigen ‘belastingbronnen van
het fonds (ongewijzigd);

2e. de grote rijksbijdrage, waarin de hier aangewezen

20 millioen zullen overgaan. Deze ‘post is vroeger opge-
nomen

als êen aanvulling van de eigen belastinginkomsten
van het Fonds. Toen deze in 1941 te weinig opbrachtei%,

werd voor de gemeenten gereserveerd de opbrengst der
Vennootschapsbelasting, die (naar Duits voorschrift)
geheven werd van de gemeentelijke bedrijven. Bij dé

bevrijding werd deze speOiale belasting der gemeentelijke
bedrijven weer opgeheven, maar nu kwam het Gemeente-
fonds te kort. Daarom werd door Binnenlandse Zaken

het verloren gegane bedrag, geschat op 20 millioen, ten

behoeve van het Gemeentefonds, op de Rijksbegroting
uitgetrokken. Dit geld kan

natuurlijk nu niet worden
gemist.

Deze post vervalt om de eenvoudige reden, dat er
geen ,,steunbehoevende gemeenten” meer zullen bestaan.
De redenering is, dat over de jaren 1948, 1949 en 1950

sluitende begrotingen worden bereikt. De uitkeringen

aan de gemeenten uit het Gemeentefonds zijn zodanig geschakeerd in objectieve en subjectieve bijdragen en,
in belastingbijdragen, dat het mogelijk wordt geacht
sluitende gemeentebegrotingen te verkrijgen. Natuurlijk

bestaat hier generlei zekerheid. De Regering beschikt
over de jaren 1948, 1949 en 1950 niet over bijzondere be-

voegdheden om tot het vaststeilen vân sluitende begro-
tingen te dwingen. In hét bijzonder maakt de beperkte

vrijheid der gemeenten bij het beheren van de kapitaal-
dienst, dai de voorspelling niet gewaagd is, dat toch weer
over deze jaren, met name in de grote gemeenten, tekorten
zullen ontstaan.

Voor deze beide posten zal dus de ene rijksuitkering

aan het Gemeentefonds in de plaats komen, maar niet
tot het bedrag van 180 millioen, als eenvoudige samen-
vatting’ der beide posten, die komen te vervallen. De rijks-

uitkering .werd door de Staatscommissie gesteld op het,
basisbedrag van f 178,2 millioen. In het voorgedragen

wetsontwerp werd nu voorgesteld, dat de rijksuitkering

zou worden bepaald op een percentage van de opbrengst
van de rijksmiddelen (voor zOver daarvoor geschikt).
De Staatscommissie kwam tot 8,2 pCt. Intussen is echter

de schatting van de opb’rengst dezer rijksmiddelen her-
zien, zoals uit de onderstaande staat blijkt.

Wegens de bestaande onzekerheid heeft de Staatscom-
missie in haar ontwerp van wet het percentage niet op
een bepaald cijfer gefixeerd. Zal het wetsontwerp worden
i?lgediend met de aanduiding van het bedrag of met een
bepaald percentage-bedrag? ,Uit het onderstaand’ cijfer-
materiaal blijkt, dat bij het aannemen van de verhoogde
opbrengst (naar schatting) volstaan kan worden met een
percentage van 7,6 pCt.

Eenmaal vastgesteld blijft het aangenomen percentage
ovr de drie jaren 1948, 1949 en 1950 onveranderd, ten
einde de gemeenten in de gunst of de ongunst der tijden

te doen delen. Bij de betrekkelijke stabiliteit der gewone’
dienst van de gemeentebegrotingen (inkleinere gemeenten
vooral) zal de ongunst der tijden wel neerkomen op tekor-
ten in de gemeentebegrotingen. De berekeningen zijn ge-

maakt naar de volgende ramingen (zie blz. 820 bovenaan).
Deze post zal in de definitieve begroting vervallen,
doordat het bedrag, zal overgaan in het ,,Provinciaal,
fonds”. Deze term duidt een nieuwe afzonderlijk beheerde
,,pot” aan, welke tot pu toe niet bestond.
Deze rijksbijdiage van f 4,4 millioen werd aan de provin-
ciale besturen toegeschoven in 1941 toen de opbrengst
der provinciale belastingen, door de toen ingevoerde,
voor de provinciè zeer nadelige, herziening van het pro-
vinciaal belastingwezen, sterk terugliep. Om dit enigszins
te compenseren werd het hierloven genoemde bedrag

820

1947
Commissie-
1948
Oud
(in milljocnen guldens)

1.013
936
1.060

90
50 50

140
85
110
t
2
2,2
120 183 183
1,3
4
5
213,3 269,8
293,5

0,6
0,9
0,9
330
535
,
535
10
15 15
20
22 22
60
68
68

2.035,2
2.170,7
2.344,6

aan de provincies toegekend met een nivellerende werking,

omdat elke proviiicie één elfde deel kreeg, waarvan dus de

arme provincies profiteerden.
D. Dit is de nieuwe post, welke in de definitieve

begroting zal overgaan als rijksbijdrage in het ,,Provin-

ciaal fonds”. De post wordt vastgesteld door het aangeven

van een percentage van de opb’engst van dezelfde algemene

rijksmiddelen, welke voor de voeding van het Gemeente-
fonds zijn bestemd en die hierboven zijn vermeld. De

Staatscommissie-Oud had aangegeven
I
pCt van de ge

schatte raming van f 2.170 millioen. Thans moet de

Regering in haar ontwerp éen percentage aangeven van

de nieuwe ramiiig van f 2.844 millioen. Het is in de beschrijvende overzichten van deze materie

nog niet mogelijk geweest, iets te zeggen over het rapport
der Staatscommissie-Oud tn aanzien van de provincie.

Het Verslag is verschenen onder dagtekening van 1 Augus-

tus 1947
2).
Slechts het officiële stuk is bij de Lands-
drukkerij te koop. Geen uitgever heeft zich aan een eigen

uitgave gewaagd. En toch is het Verslag ten aanzien der

provincies van iets breder ôpzet dan het Ve’rslag ten aan-

zien der gemeenten. De post onder E. hangt tezamen met de nieuwe regeling

van het politiewezen. De raming is voorlopig, dat dee-
meenten over 1948 een bedrag van f 5 millioen tezamen
méér zullen ontvangen. De rijksbijdrage loopt niet over

het Gemeentefonds. Het bedrag is een ,,schatting”, daar

de regel niet vaststaat.
Voor de_provincie is mogelijk, dat nog een bijdrage wordt
verleend op de begroting van ,,Verkeer” als hulp aan de

provincie in het wegenbeheer.

,AIle rijksberekeningen zijn
iiiede
opgesteld uit gegevens,.

welke de gemeentebesturen en de provinciale besturen
zelf hebben verstrekt. 1-liermede is de openbare admii’
ii-

sti’atie aan alle bureaux nog bezig om de definitieve cijfers

te kunnen vaststellen.
C. W.
DE VRIES.

‘) Rapport betreffende de herziening der provinciale financiOn
van de Commissie voor het herstel van de financiOle’ zelfstandigheid
van de gemeenten en de provinciën. Ten einde het hier nu opgeno-
men stuk niet te lang te maken is er thans van afgezien dit rapport
te bespreken.

PRIJSBEHEERSING

EN DETAILHANDELSMARGES.

De spanningen,welke ons land op economisch en poli-

tiek gebied te beleven heeft, worden nog enigerm’ate
vergroot door de steeds toenemende onrust en ôntevre-

denheid, welke reeds geruime tijd bjj de groentenhande-
laren, de bakkers, de kruideniers en andere takken van
detailhandel en ambacht zijn te constateren. In de twee
eerstgenoemde branches is het zelfs reeds tot ernstige

conflicten met de Overheid gekomen, welke zowel van-
wege hun directe gevolgen als vpnwege hun psychologische

uitwerking
op
andere bevolkingsgroepen als hoogst sdha-
delijk voor de w&leropbouw van ons economisch leven

moeten worden beschouwd.

1

‘1.

15 October 1947

Opvallend is, dat bij alle bedrijfsvormen in deze bran-

ches, zowel bij de middenstandszakn als bij de coöpera-
ties en de gi’ootwinkelbedrijven, klachten te beluisteren
vallen. Zonder uitzondering gewagen zij van een zodanige

verhouding tussen de bruto-winsten en de bedrijfskosten,

dat een rendabele exploitati&der bedrijven niet mogelijk is.

Deze wanverhouding is niet steeds het gevolg van een

doelbewuste besrioeiing der vinstmarges door de Overheid,

doch vindt in vele gevallen haar oorzaak in de door het

Directoraat-Generaal van de Prijzen gevolgde methode
bij het vaststellen der prijzen en handelsmarges, welke

principieel afwijkt van die volgens welke het bedrijfsleven

voorheen zijn winsten calculeerde.

Ook hij de detailhandel blijkt, voor welke moeilijkheden

de Overheid komt te staan, wanneer zij de functies van de

vrije economie geheel of gedeeltelijk moet overnemen.

-De Regering ziet zich thans tot moeilijke taak gesteld:

het tegengaan van verdere inflatie;

bescherming van de consument tegen boven zijn

– koopkracht uitgaande prijzen van voor hem nood-

zakelijke goederen;

het handhaven resp. bereiken van éen voor de buiten-
landse handel’ gunstig prijsniveau.
Ongetwijfeld is daarvoor een krachtige, doch recht-

vaardige prijsbeheersing nodig. Anderzijds mogen de

daaraan verbonden nadelen ni6t worden onderschat. De

prijsbeheersing grijpt met ruwe hand in het fijne weefsel

der vrije economie en werkt in vele opzichten destructief.

Zij draagt een onnatuurlijk karakter, hetgeen vooral hij
de detailhandel, met zijn sterk doorgevoerde parallelisatie

van artikelen, tot uiting komt. – –

Wijze oan prijsvasts telling door het Directoraat-Generaal
an de Prijzen.

Binnen vele branches bestaan bij de detailzaken grote
verschillen in assortimenten en werkwijze, waardoor

de

bedrijven vaak onvergelijkbare grootheden vormen. Dit
geldt in het bijzonder voor de levensmiddelensector, tot
welke wij ons in dit artikel voornamelijk willen beperken.
Daar waren voorheen koopkracht, gewoonten en verlangens

van het publiek beslissend voor de te verhandelen produc-

ten, de te berekenen,prijzen, de winkelinrichting, de service
etc. Wij treffen daar aan: de volkszaak en de betere zaak,
de bedrijvèn met overwegend uitbrengdebiet en die met
uitsluitend winkelvei’koop.
Al naar provincie, plaats en stadswijk vertegenwoorçli-
gen de zaken een eigen type, hebben zij een eigeb kopers-

kring, en eigen exploitatiekosten.
De prijsbeheersing houdt met al deze verschillen geen
of onvoldoende rekening. Door.het Dii’ectoi’aat-Generaal
van de Prijzen worden uniforme, voor het gehele land en
voor alle zaken geldende maximum verkoopprijzen 13e-
paald. Bij de vaststelling ‘v’an de hancelswinst dienen als
basis de marges, welke véér 1940 werden genoten. Hoewel

voor enkele artikelen de percentuele winst wordt aange-
houden, geldt toch in principe als maatstaf de véérborlogse
absolute marge, de zgn. ,,centenwint”, aangezien de in-
vloed van de prijsstijging dient te worden geëlimineerd.
Deze marge kan worden verhoogd met het thans,, ver-
schuldigde wegens de Omzetbelasting en met een bepaald percentage in verband met de hogere bedrijfskosten. Voor
deze opslag wordt slechts rekening gehouden met ,,het
rationele bedrijf” en met de aan de distributie der artikelen
noodzakelijk verbonden kosten. Mede door de verticale
voedselvoorzieningsorganisatie worden de prijzen en

marges artikeisgewijze en onafhankelijk van elkander
vastgesteld en gewijzigd. Hierbij mist men echtej’ het ver- –
band met de kostenstructuur en geraakt de onderneming in haar geheel op de achtergrond.
‘De vraag, of hij de geldende marges de bedrijvén nog’
lonend kunnen worden geëxploiteerd, komt niet meer in
behandeling. Men richt zich naai’ de.. marges van véÔr

Mei 1940.

Inkomstenbelasting plus voorhef-
fingen
Vermogensbelasting natuurlijke
personen
Vennootschapsbelasting plus
voorheffing
Commissarissenbelastidg
Invoerrechten

…………….
Statistiekrecllt …………….
Accijnzen
Belasting op gouden en zilveren
werken

……………….
Omzetbelasting
Rechten van zegel …………
Rechten van registratie ……..
Rechten van successie

EONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

15 October 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

821

PrjQorrning pddr 1940.

Deze door het Directoraat-Generaal van de Prijzen ge-
volgde methode van prijsvaststelling betekent een mis-

kenning van de eigensoortige prijsvorming bij de detail-
handel.

De goederen, welke de detaillist verkoopt, zijn in zekeie

mate complemeiitair. Zij worden
gezamenlijk
gevraagd.

De kruidenier bijv. verkoopt véôr alles een assortiment
De verkoop

van het ene product stimuleert die van ‘een ander. Omgekeerd kan het ontbreken van een artikel in

het assortiment het verlieg van een klant, en daardoor

dalende verkoop van andere goederen; ten gevolge hebbeii
In de vrije economie was de handelsmarge dan ook af-
hankelijk van de door de handelaar gevolgde prijspolitiek.

De verkoopprijzen werden zodanig vastgesteld, dat de
toiale
bedrijfskosten1 gedekt waren door het
tolaal
der

bruto-winsten. De detaillist was vrij in de verdeling van
deze’kQsten over de verschillende artikelen. Daarbij zagen

wij, dat in het algemeen de artikelen van de eerste levens-

behoeften, zoals suiker, margarine e.d., het minst belast
waren en de daarop drukkende kosten voor een belangrijk
gedeelte werden gedragen door de overige artikelen in het
assortiment.

Wel zorgde de concurrentie er voor, dat
binnen hetzelfde rayon twee of meer gelijksoortige zaken
een even goedkoop assortiment hadden, doch dit neemt
niet weg, dat het zeer wel mogelijk was, dat A., ondanks
gelijke inkoopprijs, op artikel x een-hogere marge nam dan

zijne collega-concurrent B., doch omgekeerd B. op artikel
y meer verdiende. Reeds uit dien hoofde kan bij de niet-
merkartikelen moeilijk worden gesproken van
de.
marges
van véér 1940.

Bovendien komen vele der zgn. betere artikelen, de
kostendragers der overige, zoals koffie, thee, cacao, zuid-,
vruchten, slaolie e.d., in het huidige assortiment in het
geheel niet, of in veel geringer mate voor dan voor-
heen. Het zou voor de hand liggen, dat de overgenomen
kosten werden truggebracht naar de artikelen, w’aarop
zij, economisch bezien, dienen te drukken. Met nadruk
zij er op gewezen, dat wij hier niet met het vraagstuk der
gewone onderbezetting te doen hebben. Het gaat niet
om een zwaardere kostendruk op een kleinere omzet,

doch- om
overgenomen
kosten. In de kruideniersbranche
zijn, mede ten gevolge van de bevolkingsaamvas en de
sterfte onder de detailzaken, de omzetten in de w’inkels –
niet alleen-in geld, doch ook kwantitatief gestegen.
Toch blijft het Directoraat-Generaal van de Prijzen
zich baseren op, de vroegere geldmarges.
De principiële fout hierbij is, dat men het artikel in
zijn betekenis en prijs isoleert van het assortiment, waar-door het ovePzicht van de totale bruto-winsten en van de

bedrijfskosten verlof-en gaat.

Uniforme maximum prijzen.

-In de vrije economie was

vor de marges niet alleen

de
kosten9erdeling
doch ook de kostenhoogte een belangrijke

factor. 1-her raken wij het vraagstuk der uniforme maxi-
mum prijzen.
Ten aanzien van de totale -bedrijfskosten vertônen de kruidenierszaken grote verschillen, welke hun oorzaken
vinden in voor de ondernemers- externe factoren, en niet
in een meer of minder rationeel bedrijfsbeheer.
Al. naar zijn_aard, ligging en de betoonde service heeft

een bedrijf eigen kostèn, op giond waarvan het in de vrije
economie ook een eigen prijs kon berekenen en een eigen

marge genoot. De concurrentie verhinderde daarbij de
doorberekening van irrationele kosten.
De zgn. betere zaken met hun speciale, welgestelde
afnemerskring hebben hogere kosten dan de volkszaak.
Zij betalen een hogere huur; hebben-een duurdere winkel-

inrichting, verlenen meer service, bedienen zich van beter
gekleed en beschaafder personeel. –
De plattelandszaak, die de goederen overwegend aan

huis bezorgt, werkt onder eheel andere omstandigheden

dan de grote stadszaak.
” Ook varieerden voorheen de prijzen naar de plaatselijke

verschillen in- lonen en huren.

De bedrijven vormen daardoor onvergehijkhare groot-

heden; waaruit bezwaarlijk een statistisch gemiddelde kan

‘worden becijferd.
Hef
rationeel geleide bedrijf, hetwelk

als norm moet dienen bij de vaststelling der marges, is
dan ook een fictie. –

Indien bedrijven met vBrschillende kosten werken, mag

het bedrijf met de laagste kosten slechts als basis dienen,-
indien het ook de taak der andere kan overnemen. Ratio-

neel werkt een ter plaatse
noodzakelijk
bedrijf echter reeds,
– wanneer wordt bereikt hetgeen in de gegeven omstandig-
heden mogelijk is. Daarbij is het zeer wel denkbaar, dat

een elders gevestigde zaak bij dezelfde prijzen betere

resultaten behaalt. De eis tot aanpassing kan dan niet
gesteld worden.

Wanneer dè Amerikaanse spoorwegen op het in Amerika
aanwezige net en bij de daar bestaande mogelijkheden

meer rendabel zijn dan de Nederlandse spoorwegen, zegt

men nog niet, dat wij ons van de Amerikaanse lijnen
moeten gaan bedienen. Indiën -een Zweedse eléctriciteits-
centrale, dank zij een voor haar mogelijke goedkope wijze

van stroomopwekking, voordeliger levert dan de Amster-damse centrale, beschouwt men de laatste toch nog
cat,io-
neel. – -‘

Evenmin mag een plattelandszak met een belangrijke

uitbreng in een heuvelachtig terrein, of in een dun bevolkte
streek met arme bevolking, reeds een irrationele werkwijze
worden toegeschieven alleen op grond van het feit, dat

de bedrijfsresultaten achter blijven bij die van een grote
stadszaak, waarin een zodanige omzet door w’inkelverkoop
kan worden bereikt, dat een ideale werkverdeling mogelijk
is, en waarin, dank zij de koopkracht en de gewoonte der
bevolking, een voor de detaillist gunstige sameistelhing van het assortiment mogelijk is.
De hoogte der bedrijfskosten wordt verder door tal
van andere factoren beïnvloed. Wij noemerT hier de aard

en de gewoonte der bevolking. Bij een stugge bevolking
geschiedt het ,,horen” voor de uitbreng vaak aanzienlijk
vlugger dan daar, waar de kruidenier of zijn bediende
met de klant dient te converseren. –
Ook de mate, waarin thans de distributiediensten het
aantal improductieve wachturen op de plaatselijke kanto-
ren weten te beperken, is van belang voor de loonfactor.
Vooral in

kleinere zaken moet vaak, in «erhand met de
distributiewerkzaamheden, een bediende worden aange-
houden, voo-r wie geen volledig emplooi is.
Terwijl bij de industrie wellicht kan worden uitgegaan
van een norm, is dit bij de detailhandel in levensmiddelen
onmogelijk. TeveeF wordt door het Directoraat-Generaal

van de Prijzen vastgehouden aan de gedachte van één
– grote landelijke markt, ‘waarin bij een vrije economie onder
de invloed van de concurrentie,één prijs zou resulteren.
In de detailhandel in levensrfiiddelen.vormt iedere plaats, ja iedere wijk in een plaats van enige-omvang, een.markt,
en heeft iedere zaak een andere verhouding
iti
de samen-

stelling van het assortiment en een eigen karakter. Daar-
door konden de prijzen voor dezelfde artikelen van gelijke
– kwaliteit in de verschillende plaatsen n wijken vÔÔr de
oorlog belangrijk verschillen.
De uniforme maximum marge, gebaseerd op de uitkom-
sten van het zgn. goede bedrijf, is daarom iets onna-
tuurlijks ‘). –
FIet Directoraat-Generaal van de Prijzen wil uitgaan

‘)
Men kan hiertegen aanvoeren, dat toch ook voor de merk-
artikelen maximum marges golden. Hierbij mag echter niet worden
voorbijgezien, dat er van vele artikelen niet concurrerende merken bestondenen de meste merken in verschillende kwaliteiten werden
verhandeld. In wezen was er daardoor neen uniforme marge voor
het artikel. Iedere zaak pousseerde de merken en kwaliteiten, die
pasten bij de aard van zijn bedrijf. Bovendien varen de marges
doorgaans zodanig bepaald, dat de verkoop der artikelen ook nog
voor cle bedrijven, welke onder ongunstige omstandigheden werken,
lonend was.
I
.

822

,
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

15 October 1947

van de marges van véér 1940 en van het ,,rationele be-

drijf”. Beide begrippen zijn echter imaginaire grootheden.

Onder de werking van het prijsmechanisni’e werden de prijzen en marges ondernemingsgeijze
bepaald en gewij-

zigd. Dit is in het systeem van beheerste prijzen niet

mogelijk. Bij de detailhandel in levensmiddelen met zijn
talloze zakén en uitgebreide assortimenten zijn indivi-

duele prijsvaststellingen, zoals wij die in de industrie

kennen, praktisch ondoenlijk. De prijzen kunnen daarom
slechts artikelsgewijze worden vastgesteld. Zoals Drs Jong-

man opmerkt, is hetgeen men bijeen zodanige prijsregeling

moet weten, niet bekend, ,,zodat elke verwijdering van
de op. 9 Mei geldende marges in zekere zin een sprong
in het duister wordt”
2).

Het blijkt, dat bij een kunstmatige -prijsvorming de

natuurlijke functies der vrije economie niet volledig kunné’
i

worden overgenomen en het bedrijfsleveir schade moet

lijden. Doch hierin ligt teNens opgesloten, dat de boven

omschreven moeilijkheden slechts kunnen worden onder-
vangen door maatregelen, welke zoveel mogelijk het herstel

der vrije, door de concurrentie gereguleerde prijsvorming

en het geven van een zo groot mogelijke consumptievrij-
heid beogen.

Rationele, distributie.

Meermalen is de gedachte geuit, dat middels de prijs-
politiek van lage winstmarges een rationele distributie

kan worden bevorderd
3).

Het begrip rationeel is hier echter relatief.

Het is mogelijk;- dat verschillende bedrijven bij de

thans geldende marges uitvallen of tot herziening hunner
werkwijze moeten overgaan. Daarbij kan het nodig zijn
in het vervolg minder service te verlenen of tot beperking

van de uitbreng over te gaan.
Bedrijfseconomis’ch
kan dit

,,rationeel” zijn. Indien deze kostenbesparing in het be-
drijf ecifter een verschuiving van lasten naar de consument
betekent, rijst de vraag, of dit ook
sociaal-economisch
rationeel is.

De consument zal dan, dank zij de prijsbeheersing, zijn

waren iets voordeliger kunnen inkopen, doch zal daar-

entegen zich meer moeite moeten getroosten en tijdverlies,

reiskosten, slijtage aan schoeisel en kléding etc. hebben.
1-let ‘Directoraat-Generaal van de Prijzen nu heeft vébr
alles een
sociaal-economisché
taak. Indien de detaillist
wordt genoodzaakt zijn bedrijf te sluiten of zijn diensten
te beperken, kan dit tot gevölg hebben, dat juist door de
•besparing op de handelmarges en het voorkomen van een

prijsverhoging het levensmiddelenpakket duurder wordt.
Exploitatie der bedrijven met lagere kosten betekent nog
geen goedkopere distributie van goeçleren. Anders zouden

de posterijen kunnen ,,rationaliseren” door haar bus-
lichtingen en besteldiensten op te heffen en te bepalen, dat het publiek op bepaalde uren, de poststukken op de
kantoren kan deponeren en afhalen.’
Vooral gedurende de laatste jaren heeft in de verschil-
lende branches een belangrijke selectie en een natuurlijke
sanering plaats gehad. Zo verminderde het aantal kruide-
nierswinkels v.an 85.000 in 1930 tot 26.000 in 1947, bij
een bevolkingsaanwas van 20 pCt, en ontwikkelden zich
in deze branche verschillende sterke commerciële organi-
saties en combinaties. Ondanks dit alles is er in ver-
schillende plaatsen nog, een overbezetting ,aan winkels.
Een vermindering daarvan is ongetwijfeld gewenst. De.
gedachte, als zouden bij de lage winstmarges juist de
minst efficiënt werkende bedrijven uitvallen en de overige

na een ovei’gangstijd en voldoende aanpassing in staat
zijn tegen lagere prijzen te leveren, is onjuist.
Wil men de minst efficiënte bedrijven doen verdwijnen,

‘dan geldt als eerste eis, dat ieder.zich ten volle kan ont-
plooien. ,Onder de huidige omstandigheden worden de

‘) Zie.: ,,De detailhandeismarge in de prijspolitiek” doôr Drs C.
D. Jongman in
,,E.-S. B.”
van
5
Maart
1947,
blz.
185.
‘) Zie: ,,De’prijspoliiiek en cle detailhandel” door Drs
E. A. V.
Vermaas in
,,E.-S. 13.”
van
6
November
1946,
blz.
733.

concurrentieverhoudingen echter in sterke mate beïnvloed

door het ingrijpen der Overheid. Wij noemen hier ‘slechts

de toewijzing op basis• van 1938/’39 aan importeurs en
fabrikanten van grondstoffen, welker eindiroducten bon-
vrij worden verhandeld.

Sedert deze basisjaren hebben bij de groot- en detail-

handel belangrijke verschuivingen plaats gehad. Vele

detaillisten kunnen van deze schaarse artikelen nu slechts

zeer geringe hoeveelheden verkopen, doordat hun leveran-

ciers, of die hunner grossiers, een ‘te klein contingent
hebben. Daartegenover ontvangen hun concurrenten met

,een kleinere vaste afnemerskring ruimere voorraden. De

detaillist loopt hierdoor het gevaar zijn klanten te ver-

liezen en krijgt bovendien door zijn kleinere omzet een
zwaardere kostendruk. Dit alles vindt niet zijn oorzaak

in.een onjuist beheer of gebrekkige organistie, doch in
een overheidsmaatregel.

1-let vraagstuk der bevoorrading is zeer gecompliceerd,

doordat daarbij in de eerste plaats de belangen der fabri-

kanten zijn ‘betrokken, welke niet steeds parallel lopen

met die der grossiers en detaillisten. Het bewijst echter,

dat bij de geleide economie steeds het gevaar van ongelijke
kansen aanwezig is, waardoor de concurrentie geen ge-
zonde selectie veroorzaakt.

In een volgend artikel zullen enkele mogelijkheden wor-

den genoemd, waarbij binnen het kader van de algemene

regei’ingspolitiek wellicht verbetering voor de kruideniers
en andere detaillisten kan worden bereikt.

B. J. WIJNBEEK.

PETROLEUM IN HET NABIJE OOSTEN.

Amerika krijgt.stein in het kapittel.

In het Viie Hoofdstuk van zijn boek ,,Verschoven Wereldmacht. Een schets van de internationale ont-

wikkeling van de Verenigde Staten, Engéland en Rusland
– in hun onderlinge verstandhouding” (1947) schetst David
J. Dallin in enkele pakkende passages de aloude strijd

tussen Rusland en het Britse Imperium om de hegemonie

in het Nabije en het Midden-Oosten.

De ene gebiedsuitbreiding volgde op de andere. Spoor-

wegconcessies werden een begeerde buit. Invloedssferen werden afgebakend. Kapers op de kust (Duitsland, Italië,

Frankrijk) werden verdreven. Zo bleven Rusland en Enge-.
land de beide machtige rivalen, die het voor het zeggen,

hadden in Perzië (Iran) en in de aangrenzende gebieden

van dit roemrijke land.
Tijdens de laatste 30 of 40 jaar is echter het belang van
de spoorwegen als een middel tot politieke pënetratie door

een ander middel op de achtergrond geraakt, nI. door, de
exploitatie van oliebronnen. Het Midden-Oosten (Ameri-

kaanse betiteling voor: Het Nabije Oosten) is een van
de rijkste oliegebieden tr wereld. Van het Russische

Bakoe in het Noorden af, via Iran en Irak tot Arabië in
het Zuiden toe, is het land één groot oliegebied. Er is nog
nooit, zegt Dallin, een grondig onderzoek naar de aanwezige
voorraden ingesteld; de schattingen van de deskundigen lopen uiteen. Amerikaanse onderzoekingen, die onlangs
zijn gedaan, leverden als resultaat op,dat men de onder-
aardse rijkdommen van het Midden-Oosten, die van Rus-
land uitgezonderd, op 50 milliard vaterf van 163,6 liter
(d.i. rond 86 gallons) schatte.
Op 7 Juni van dit jaar kwamen enkele Amerikaanse

olie-specialisten, onder leiding van de bekende Amerikaanse
geolo6g E. De Golyer, met schattingen, welke slechts
gingen van 26 tot 30 milliard vaten voor het Midden-Oosten
tegen onderscheidenlijk 22 en 10 milliard vor Amerika’

en Rusland. In de onmiddellijke nabijheid van de Perzi-,
sche Golf stelde men de reserves op 9 milliard, die in
Saoedi-Arabië op 5 tot 7, in Iran 6 tot 8 en in Irak

op 5 milliard vaten.
Hoe dit nu echter ook wezen moge, de olie werd oorzaak,

15 October 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

823

dat Amerika zich steeds meer ging interesseren voor het-
geen er zich buiten zijn gebied afspeelde.

De Verenigde Staten waren, zo lezen wij bij Dallin op
blz. 110 van zijn boek, de laatste van de grote mogend-

heden, die belangen kreeg in het Middën-Oosten.
De geschiedenis van de – Amerikaanse bedrijvigheid

in dit gebied is nochtans geheel verschillend van die van de

andere grote mogendheden geweest: het begon met parti-

culiere economische beleggingen, die geen gebiedsverwer-
king of vraagstukken over invloedssferen met zich brachten.

Niettemin nam de politieke invloed snel toe en binnen een

tijd van 20 jaar had Amerika zich een bijzondere plaats

verzekerd, dwars tegen de twee heersende mogendheden
in.

Een verenigd front van Amerika en Engeland.

Terwijl Engeland reeds meer dan 30 jaren een actieve

petroleumpolitiek voert (zô lang reeds bezit de Engelse

Regering bijv..meer dan 50 pCt van het kapitaal der zeer
machtige Anglo-Iranian Oil Company), is het eerst in de

allerlaatste jaren in Amerika duidelijk geworden, dat een

zekere mate van regeringssteun bij de economische expan-
sie in het Midden-Oosten noodzakelijk was.

Dr Herbert Feis wijdt aan deze kwestie interessante
beschouwingen in zijn boek: ,,Seen from E. A (Economie
Affairs)”, 1947, waarbij hij er o.a. aan herinnert, dat een
groep Senaatsleden na een reis naar de gebieden rondom
de Perzische Golf hun bevindingen in een rapport aan de
Senaat vastlegden:

,,Allthough private American enterprise is responsible
for discovering these (i.c. the Middle East) rich resources,
relatively unprotected by American diplomacy, it is
operating in an area where the British influence has been
and still is considéred paramount. American companies
are not dealing with private interests but with the govern-
ments of the countries involved. They are competing either

with the British government. itself or with companies
working in close association with the British government”
(blz. 106).

Deze actie van de hierbedoelde Senaatsleden bleef niet
zonder resultaat, want in Juni 1943 werd de Petroleum
Reserves Corporation door de Regering in het leven geroe-
pen. De toenmalige minister van Binnenlandse Zaken,
Harold Ickes, kreeg er de leiding van. Volgens Dallin was
een van de doeleinden, die men op het oog had, een ver-
hoging van de olieproductie in Azië.

Een van de eerste plannen was om in wedijver met Enge-
land een grote buisleiding van Arabië naar de Middel-
landse Zee aan te leggen, teneinde de verschepingen
van olie sterk te vergroten en te vergemakkelijken en daar-
door de kosten te drukken. Ickes verklaarde in December.
1943, in een artikel in het tijdschrift ,,American Mga-
zine”, dat de oliereserves van Amerika voor niet meer
dan 14 jaar voldoende waren
1).
Ook wees hij erop, dat de
oorlog bver de gehele wereld voornamelijk met Ameri-
kaanse olie werd gevoerd. Daarom moesten de Verenigde
Staten, om de Amerikaanse reserves te sparen, de productie
van olie in andere landen op een hoger peil brengen. In
overeenstemming met deze zienswijze van de Regering
sloot dan ook de Petroleum Reserves Corporation met de
Arabisch-Amerikaanse Maatschappij een overeenkomst:
de Regering was bereid ongeveer 150 millioen dollar in de
aanleg van een buisleiding te steken.
Deze wel zeer forse koersverandering der Amerikaanse
Regering lokte nogal wat verzet uit, zowel bij de petro-
leummaatschappijen, die bevreesd waren voor een recht-
streekse staatsinmenging (het plan van de buisleiding
liet men zelfs geheel schieten), als bij de Engelse Regering,
die in het geheel niet was geraadpleegd.
Een en ander leidde ertoe, dat er op 8 Augustus 1944
te Washington een Engels-Amerikaanse petroleumover-

‘)
.Vg1
,,l)e
olie-industrie in de Vereiiigde Staten”, in ,,E.-S.B.”
van 3 September jI. blz. 707.

eenkomst werd getekend, die in Februari 1945 werd ver-

-vangen door een nieuw ontwerp, dat eveneens voorzag in
• de oprichting van een zuiver Engels-Amerikaanse ,,Inter-
national Petroleum Council”.

In 1944-1945 was de wereldoliemarkt steviger dan
ooit in Amerikaanse en Engelse handen. Amerika en Enge-

land bereikten zo langzamerhand met hun dooreen ge-

weven belangen een verenigd front en een bijna volledig

wereldmonopolie voor de handel in olie. Intussen werden Frankrijk en Nederland, die ook hij de olie geïnteresseerd
zijn, door de oorlog steeds zwakker (Dallin, blz. 115).

De drie ruornaam,ste petroleumgebieden.

Saoedi-Arabië is een uitsluitend Amerikaans oliegebied.

De Arabisch-Amerikaanse Oliemaatschappij (die het eigen-
dom is van de Standard Oil of California en de Texas

Company) bezil in Saoedi-Arabië twee grote olieconeessies;
deze lopen tot het jaar 2000. De maatschappij begon haar

‘verschepingen in 1939 en heeft tot nu toe slechts een

beperkt gebruik van de contractueel vastgelegde rechten
gemaakt. Men kan, zegt Dallin, een grote uit.breiding

verwachten. De concessie in Saoedi-Arabië is van politiek
standpunt uit gezien bijzonder belangwekkend, daar
dit gebied eigenlijk tot een Engelse sfeer behoort, waar
de Amerikaanse oliemagnaten, in de meest uitgebreide
zin van het woord, gebruik hebben gemaakt van de ,,open-

deurpolitiek”. Zij zijn hier ni. zover gegaan, dat ze de
Engelse concurrentie practisch hebben uitgeschakeld.
De olieproductie van Saoedi-Arabië bedraagt ongeveer
11 pCt van de totale opbrengst van het Midden-Oosten.
Er zijn echter, zoals gezegd, vooruitzichten op een snelle
vergroting van de productie.
Irak. dat 20 pCt van de olie van het Midden-Oosten

levert, is een voorbeeld van precies het tegenovergestelde.
De enige belangrijke oliemaatschappij in dit land is de
Iraq Petroleum Company, die Engelse, Franse en Ameri-
kaanse belangen vertegenwoordigt.
Sinds 1924 bezit Amerika 23,75 pCt van de aandelen.
1-let Amerikaanse aandeel in de olieproductie in Irak is
even groot.

Dallin verzuimt te vermelden, dat de vierde deelgenoot

in dit concern de Royal Dutch-Shell is, die van meet af
aan de beschikking over 23,75 pCt der aandelen heeft ge-
had.

Iran, met een productie van 65 pCt, bezit de oudste

van de thans in het Midden-Oosten gevestigde olievelden.
Engeland heeft doôr middel van de Engels-Iranese Olie-
Mij en haar dochtermaatschappijen de beschikking over de
olie uit Zuid-Iran. Wij herinnerden er reeds aan, dat de
Englse Regering reeds langer dan 30 jaar minstens 50 pCt
van het kapitaal van de maatschappij bezit. Winston
Churchill drong er indertijd, in zijn functie van Eerste
Lord van de Admiraliteit, hij de Engelse Regering en het

Parlement reeds op aan, dat men de weg van directe staats-
deelneming bij het beheer van de petroleum zou inslaan.

De olieproductie van de eerder genoemde maatschappij
is van 81.000 ton aan de vooravond van de eerste wereld-
oorlog (1913) gestegen tot 10 millioen ton in 1939. Haar
geweldige concesies lopen tot het jaar 1993; de maatschap-
pij gevoelt zich in Zuid-Iran volkomen veilig.
De vermoedelijke . petroleumrijkdommen van Noord-
Iran wachten op ontginning. Doch die heeft de Sowjet-
Unie voor zich gereserveerd.

Amerika’s ïncloed wordt groter.

Behalve de oliebronnen zijn raffinaderijen, buisleidingen
en de tankvloot onmisbare onderdelen van de olie-econo-
mie. –

Volgens Dallin bezitten Engelse maatschappijen 60 pCt,
Amerikaanse 33 pCt van de totale oliereserves in deze
gebieden. Wat betreft de – volledige raffinagecapaci-
teit is de verhouding, nog gunstiger voor Engeland, nl.

4
1

824

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

15 Octobei 1947

80 tegen 20 pCt, terwijl alle buïsleidingen,

welke momen-

teel in bedrijf zijn, Engels bezit vormen.
In werkelijkheid is de Amerikaanse invloed echter

groter dan uit deze cijfers wellicht zou blijken, terwijl di&

invloed nog voortdurend groter wordt.
De ihstandhouding van wereldondernemingen vereist

grote kapitalen,welke Engeland niet meer te voorschijn
kan toveren, en bovendien voelt het zich niet meer op-

gewassen tegen de expansiepolitiek der Sowjet-Unie.
Dit verklaart, waarom het Amerika veel meer de Vrije

hand heeft gelaten dan na de eerste wereldoorlog. –

Het belangrijkste feit is dan ook, politiek gezien, dat de

exploitatie van de olie in het Midden-Oosten een

net van

Engels-Amerikaanse belangen ,heeft gesponnen, welke

belangen als van ouds door de Engelse Regering sterk,

door de Amerikaanse Regering in mindere, doch in steeds

toenemende mate worden gesteund.
• 1-let is moeilijk – zo heet het in een officiel rapport –

om verschil te maken tussen concurrentie van maatschap-

pijen en concurrentie van landen. N&ar de *oorden van J. K.Pew van de Sun Oil Corn-

pany betekent de onlangs gesloten overeenkomst op het
gebied van de olie tussen Amerika en Engeland (zie hier-
boven) een eerste stap tot wat wel eens zou kunnen blijken

een zorgvuldig uitgewerkt plan te zijn om tot een kartel

te komen, dqt boven de nationaliteiten staat, met al de
vèrstrekkende politieke verwikkelingeiT, die dit met zich

zou brengen. – –
Zo’n kartel, dat boven de nationaliteiten zou staan, is

in de eerste plaats een kartel van Engeland en Amerika,

die momenteel 80 pCt van de olievoorraad van de wereld

onder hun contrôle hebben.
De totstandkoming van de machtspositie van de Ver-enigde Staten in dit deel der wereld, waarin.Rusland en

Engeland zo lang de toon hebben aangegeven, is inderdaad
de belangrijkste gebeurtenis in de wereldpolitiek der laatste

tijden. – –
Was het niet veelbetekenend, dat na de •conferentie
te Caïro in Februari 1945 Roosevelt en Churchill gingen

confereren met de Staatshoofden’van Saoedi-Arabië, Egyp-
te en Abessynië om met hen actueel-politieke problemen

van het Midden-Qosten te bespreken? Had het niet evenzeer een bijzondere betekenis, dat de
Koning van Iran ongeveer terzelfdertijd een verklaring

betreffende Amerika aflegde, waarin tot uitdrukking
werd gebracht, dat Iran met vreugde de tekenenbegroette,
die erop wijzen, dat in het Midden-Oosten voor de eerste

keer een rechtlijnige Amerikaanse buitenlandse politiek

bezig is zich te ontwikkelen? ,,Na de oorlog en na de ont-
ruiming van Iraans grondgebied door vreemde troepen
zal dit land er ten zeerste naar verlangen om de economi-

sche banden met Amerika te versterken”.
Inmiddels is het wel duidelijk geworden, dat Amerika
Iran niet aan zijn lot wenst over te laten.

Aan Qullende mededelingen.

Hebben wij ons in het bovenstaande in hoofdzaak ge-
houd’en aan de door DaUin in zijn boek verwerkte gegevens;

zo moge ter aanvulling daarvan nog worden medegedeeld,
dat op sterke aandrang van de Amerikaanse Regering de
Phillips Petroleum Company en 10 andere onafhankelijke

petroleummaatschappijen de American Independent Oil
Co. met een kapitaal van 100 millioen dollar hebben op-
gericht, welke uitvoering hoopt te-geven aan een op grote
schaal gefinancierd programma voor oliewinning, waarbij met name is gedacht aan het verkrijgen van olieconcessies

tussen Koeweit en Saoedi-Arabië aan de westkant van de
Perzische Golf (22 Aug. 1947). –
Wat de buisleiding van Saoedi-Arabië naar de Middel-

landse Zee betreft, wisten de bladen 19 Aug. jI. te be-
richten, dat acht Amerikaanse assurantiemaatschappijen
daarvoor 125 millioen dollar hebben beschikbaar gesteld
in de vorm ener lening, welke wordt gegarandeerd door

vier vooraanstaande oliemaatschappijen, ni. de Standard

Oil of New Jersey, de Socony Vacuum Oil, de Standard

Oil of California en de Texas Company.
Te zijner tijd zullen de eerstgenoemde twee maatschap-
pijen als partners toetreden tot de Trans Arabian Pipeline,
welk7e op het ogenblik, zoals wij reeds eerder konden mede-

delen, iii- het bezit is van de Standard Oil of California

en de Texas Company.
‘Tenslotte werd enkele dagen later uit Damascus gemeld,

dat de onderhandelingen inzake de buisleiding, welke de

olie uit Saoedi-Arabië moet vervoeren, zijn beëindigd.

De vertegenwoordigers van de Amerikaanse mij hebben

de Syrische voorwaarden aangenomen, onder voorbehoud,

dat hun directie er mede accoord gaat.

Men is dus van de zijde der Syrische autoriteiten niet
ingegaan op door de Sowjet-Unie te dezer zake gedane

voorstellen, waarvan het Alg. Handelsblad op 15 Fe-

bruari jl. gewagde: –
Ook Dr Henriëtte Boas doet in haar boek: ,,Het Midden-

Oosten in Overgang” (1947) hieromtrent belangwekkende

mededelingen. –
Doch het zou ons te er voeren, indien wij de contro-

versen tussen Amerika en de Sowjet-Unie aan een nadere

beschouwing zouden onderwerpen. . –

F. S. NOORDTTOFF.

BOEKBESPREKINGEN.

Dr A. Treep,
De onderneming en het monetaire vraagstuk. –

Bedrijfseconomische vakstudies, N. Samsom N.V.,

Alphen a. d. Rijn 1947, 226 blz.

De door de schrijver behandelde raakvlakken tussen
ohderneming en geldstëlsil zijn drie in getal: de waarde-
vastheid van het geld, de wijzigingen in de valutapariteit

en het transferprobleem. In grote trekken dus een weer-
gave van de monetaire aspecten, die met de waarde-

verhoudingen van het geld’in het binnenlandse en buiten-

landse verkeer en met de verbindende schakels tussen die
beide sectoren samenhangen.
Veelomvattend als deze problematiek is, weet Dr Treep

daarvan in beknopt bestek een uiteenzetting te geven,

welke uitmunt door helderheid en bevatteli,jkheïd. Wie de –
schrijver uit zijn vorige puhlic’aties op het gebied van de
theorie en de techniek van de hedendaagse deviezen-
restricties, clearïng- en betalingsregelingpfocédé’s kent,

verwondert zich er niet over, dat speciaal dit onderdeel

een systematische en diepgaande behandeling kreeg. Hier-
mede heeft de schrijver de bestaande ons bekende literatuur
in binnen- en buitenland zeker vooruitgebracht. Wij ver-

oorloven ons de voorafgaande hoofdstukken in het boek
min of meer als 6en aanloop tot deze zich nog steeds in
groi bevindende materie te beschouwen, alhoewel dein deze

hoofdstukken – voorkomende beschouwingen over de fu-
neste gevolgen voor ondernemitig en conjunctuurvan de

binnenlandse instahiliteit van de geldeenheid, over moge-lijkheden en grenzen van stabilisatie der geldvoorziening, op zichzelf een waardevolle recapitulatie vormen van wat
de- recente geldliteratuur ten deze heeft opgeleverd. –

De inflationistisch& tendnties van deze tijd, gevolg
van de goederenschaarste en ondergrond van een in vele
landen aanwezig ongezond prijzenstelsel, verhinderen,

dat internationaal evenwichtige valutaverhoudingen ont-
staan, zodat enerzijds restricties en anderzijds tijdelijk
ontspanning brengende pariteitswijzigingen voorlopig tot

bescherming van het binnenlandse geldstelsel nodig zullen
zijn. De nogal uitvoerige beschouwing, door de schrijver
gewijd aan het monetaire perspectief van de destijds veel
belangstelling verdienende internationale valutaplannen

van Keynès en White, is thans alweer geschiedenis gewor-
– den. Kennelijk is zij blijven staan, omdat, toen het boek gereed wâs, de uitgave op zich moest laten wachten. Dit
bezwaar wrdt enigszins vergoed door een ietwat haastig,

jA

15 October 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

825

bij wijse van excerpt, als slothoofdstuk toegevoegde ver-

handeling over het inmiddels tot invoering gekomén stelsel

van Bretton Woods. –

De titel: De onderneming en het monetaire vraagstuk,

wekt onwillekeurig bepaalde verwachtingen. Zijn deze

vervuld? Het antwoord hierop kan bevestigend luiden,

als men zich houdt aan de door de schrijver in nogal be-

scleiden termen omschreven probleemstelling: inzicht te

geven in enkele monetaire problemen, die voo de onçler-nemer van onmiddellijk belang zijn. Anderzijds evenwel

zijn de beschreven vérschijnselen en tendenties meer van

algemeen economische dan van bedrijfseconomische strek-

king. Een uitzondering hierop vormt het hoofdstuk over
de onderneming en de schommeling van de geldwaarde.
J-Iierin wordt een exposé gegeven van de kostprijstheorie,
zoâls zij bij de schrijvers over de vervangingswaarde wordt

ontwikkeld, en de noodzaak in het licht gesteld de als ge-
volg van zuivere monetaire waardestijgingen op de be-

drijfsgebonden voorraden ontstane schijnwinsten uit het

rentabiliteitsteeld te ‘elimineren. Deze uiteenzettingen
blijven echter voor een bedrijfseconZmische vakstudie te

veel aan de oppervlakte. Zij bieden geen nieuwe gezichts-
punten, behalve wellicht ten aanzien van de practische
wijze van correctie met behulp van indexcijfers van de

afschrijvingsbedragen en standaardkostprijzen bij gestegen
vervangingswaarde.

• Dat het juist de officiële instanties zijn, fiscus en prijs-
beheersing, die hardnekkig aan de historische kostprijs-
calculatie blijven vasthouden, en tot welke consequenties

dit voor de onderneming leidt, vinden ve niet vermeld.
Geldtheoretisch is van belang, dat de schrijier op de
institutionele veranderingen in de maatschappijvorm een

duidelijk licht werpt. 1-lij gaat er vanuit, dat het oude stelsel
der vrije verkeershuishouding niet meer in ere zal wcirden

hersteld en dat op goede gronden mag worden verwacht,
dat de toekomstige maatschappijvorm het midden zal hou-
den tussen de -verkeerseconomie en de centraal geleide

huishouding. In een zodanige maatschappij-organisatie
werken de monetaire factorën in principe oj dezelfde wijze
als in de verkèershuishouding, al zal hun jffect, naar
schrijver inè.’ent, enigszins worden getemperd. In deze

orde van zak

en, ten aanzien -waarvan een zekere voor-
kennis kan worden ontleend aan het bestaande systeem
van geleide economie, zal voor de monetaire politiek noch-
tans een voorname plaats zijn weggelegd. Bij een.goede hantering hiervan kunnen de gevolgen van conjunctuur-
schommelingen aanzienlijk vordenverzacht, zowel tenge-
volge van de meer omvattende overheidscontrôle op alle
vitale punten van het economisch proces, als door het
betere inzicht, dat geleidelijk in de dit proces beheersende
conjunc,tuurverschijnselen is ontstaan. De uiteenzettingen,

welke de schrijver over deze onder*erpen ten beste geeft,
zijn ook voor theoretici zeer interéssant. Al met al een geschrift, da wij ten zeerste kunnen aanbevelen.

Prof. Dr P. P. VAN BERKUM.

Economische en Sociale Krniek dei Oorlogsjaren 1940-
1945,
publicatie van het Centraal Bureau voor de
Statistiek. Uitgeversmaatschappij W. de Haan N.V.,
Utrecht 1947.

De taak van een kroniek is het vastleggen en het ‘corn-
• meritariëren ian dingen, die gebeurd zijn. De bekende
Kroniek van het C.B.S. stelt.zich dit doel met betrekking tot hetgeen op economiscia en sociaal gebied is gebeurd:
Zij beperkt zich dus tot de beschrijving; zij tracht geen
problemen op te lossen, doch documenteert. – –
• 1-let is in zekere zin een paradox, dat deze definitie
van het begrip kroniek, die de taak .’an de kroniek
schrijver tot een zeer uitgebreide maakt, de taak van de
-rcensent van zijn werk juist beperkt. Er kan hier geen sprake zijn van het leveren van critiek op een betoog,
dat immers ontbreekt. Moet de recensent dus volstaan

met het-geven van een overzicht van de inhoud van de

kroniek? Ook dit komt niet in aanmerking, ‘want hier-

mede zou’hij zelf het terrein van de kroniekschrijver be-

treden. Er; blijft voor do recensent geen andere moge-

lijkheid dan aan te geven, wat erin de kroniek ontbreékt.

Wie echter de Kroniek der Oorlogsjaren 1940-1945

ter hand neemt met het oogmerk om ih dit opzicht succes-

sen te boeken, wordt ook hier teleurgesteld. 1-let voor-

bericht wijst er nl. nadrukkelijk op, dat in het werk, dat

door het C.B.S. voor de Kroniek wordt verriôht, als gevolg
van de oorlog een aanzienlijke achtbrstand is ontstaan,

die ook thans, nog niet is ingelopen.
1-let is begrijpelijk, dat de recensent, na aldus tot be-
scheidenheid te zijn gemaand, zich ontslagen acht van de
plicht om te bewijen, dat in de Kroniek der.00rlogsjaren

1940-1945 toch een grote mate van volledigheid is be-
reikt. Ik volsta met een enkele greep uit het omvangrijk

statistisch materiaal, die vastlegging in ruimer verband
verdient. –

Het zn’arte prijspeil in n.’ergelij/c ing met de officiële prijzen
1).


Artikelen

Eenheid
Officitle prijzen
1944

Zwarte prijzen
1fl f1.

Winter
1942

1943

1944/1945

Aardappelen

.
kg

0,10
0:
4
0
0,40
7
Brood

……..
0,19
.0,98
1,18
40
Boter
kg
2,60
25
45
150
Vet, gesm. rund-
kg
1,40
30 50
150
Kaas v.v.

……
kg
1,75
5,50
14 60
Melk, gestan-
daardiseerd

——

liter
0,17
0,80
1
10
Rundvlees
kg
1,60
6
15
60
Suiker
kg
0,55
4
14-
80
Zout

……….
kg
0,17


10
Eieren
stuk
0,10k
0,85
1,25
7
Bruine bonen
– .

kg
0,50
2,75
3
40
Tarwebloem

– . .
kg
0,26
3,50
5
60
Tarwe
kg

3,
3,50
50
Rogge
kg

2.
3
45
Havermout
kg
0,36
7,50
8
55
Cognac

……..
liter
4
25 70
150


Jenever

.. … …
liter
3,50
25
70
140
Sigaretten

– . .
20 st.
0,90
2,50
6
60
Tabak
ml.
amateur
50 gr
0,80

8
28
Lucifers
pak
0,15

3,50
10
Schoenen, heren
paar
7,90
40
65
150
Herepeostuum

stuk
52,50


200
350


1000.
Rijwielbui ten-
banden, Para.

stuk
3,55
40
150
400
Rijwielbinnen-

banden

– . .

stuk
1,10
10
25
90
Anthraciet

– . .

mud
3
16
17,50
160

1)
Uiteraard zullen zwarte transacties tegen geheel andere prijzen, zowel lager als hoger, dan de hierboven vermelde, eveneens hebben
plaatsgevonden. De prijzen beogen dan ook- slechts een globale
indruk te geven van de hoogte van het zwarte prijsniveau. –

In het licht van deze en dergelijke gegeven – in de
tabel is zowel de ontwrichting in de reële als die in de

financiële• sfeer vervat! – is tenslotte de laatste critische. vraag naar de,. waarde van de Kroniek dei’ Oorlogsjaren niet moeilijk te beantwoorden.
De betekënis van deze Kroniek beperkt zich niet tot

het heden; zij geeft niet enkel de noodzakelijke -achter-
grond aan de huidige problemen van ec’oriimisch herstel. Ook in de toekomst, als de gevolgen van de ooilog zullen

ijn overwonnen, zal de Kroniek der Oorlogsjaren haar..
waarde behouden. Onze ervariugen tijdens de jaren 1940-
1945 kunnen latere generaties wellicht tot nadenken-
stemmen. –
– J. H. L.

AANTEKENINGEN.

DE OEMEENTEBEO1tOTING VAN ROTTERDAM.

Rotterdam opent dit jaar de rij van de geneenten, die

haar begrotingen voor 1948 zullen publiceren. 1-let tekort

op de gewone dienst wordt, evenals voor 1947, op •f 51
millioen geraamd. Toch is er een belangrijk verschil met
het vorige jaar. Voor 1948 is rpkening gehouden met een

afschrijving op de oude’ crisis- en oorlogsschulden van
1 9 millioën, en met het vervallen van enkele belasting-

826

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

15 October 1947

suppieties, welke voor 1946 en 1947 waren toegekend,

van 1 2.262.000. De begrotingspositie zelf is dus eigenlijk.
met’f 11:262.000 verbeterd. Dit resultaat is in hoofdzaak
te danken aan een besparing op de uitgaven voor armen-

zoig wegens de noodvoorziening ouden van dagen ad

5′ millioen, betere bedrijfsuitkomsten van 1 3,7 millioen

,(haven en electriciteitsbedrijf) en een hogere opbrengst

– van de ondernemingsbelasting van f 2.240.000. Er valt

dus eigenlijk een vooruitgang van
ruim
111 millioen te

constateren.
Er is nog geen rekening gehouden met de voorstellen

van de Commissie-Oud, die de belofte inhouden van een
algeheel verdwijnen van de gemeentelijke tèkorten in 1948

en misschien ook nog in 1949 en 1950, zulks door toeken-

ning van enkele uitkeringen van het Rijk, w’aarvan er een

moet dienen om bestaande tekorten te’overbruggen en de

financieel afhankelijke gemeenten te plaatsen op het niveau

van de financieel zelfstandige gemeenten.

De schuldpositie is niet ongunstig. Daar de laatste jaren

slechts weinig kapitaaluitgaven konden worden gedaan,
hebben de aflossingen op de ‘geqonsolideerde schuld het

bedrag van de nieuwe investeringen ovrtrofîen. 1-let resul-

taat is, dat de schuld, die op 1 Januari 1940 nog 1 312

millioen bedroeg, per 1 Januari 1946 t/m 1948 is terugge-

lopen tot resp. f 302, 1 285 en 1 274 millioen. De crisis-

schuld is in die jaren opgelopeh van 1 51 millioen tot resp.

f144, f143 en f194 millioen. Daarvoor is een afschrijvings-

plan vastgesteld, dat in een delging in 30 jaar voorziet.

T. HASPER.

DE VOORUITZICHTEN VAN
lIET ECONOMISCH LEVEN
IN DE VERENIGDE STATEN.

Voortdurend pleegt men zich af te vragen, of ht huidige

hoge welvaartsniveau in Amerika zal kunnen worden

gehandhaafd, resp’. verhoogd. Flet 1,jiventieth Century
Fund”, een Amerikaanse researchinstelling, heeft, getracht

op deze vraag een antwoord te geven. De uitkomsten

van haar onderzoekingen werden, in gecomprimeerde

vorm, in een brochure, getiteld ,,U.S.A. 1950-1960″,


gepubliceerd. . .
Genoemd instituut heeft de 1001) van de bevolking
tot uitgangspunt van zijn betoog genomen. In de periode
van 1901T tot 1930 nam de bevolking toe’met 15 millioen
zielen per decennium, waarvan ‘5 millioen voor rekening
van de immigratie .k’wam. Tussen 1930 en 1940 nam de
bevolking slechts met 9 millioen personen toe, welke
geringe aanwas aan de depressie moet worden toege-
schreven. 1’ijdens en na de oorlog kon men een ,,marriage

boom” constateren. T-let geboortecijfer steeg sterk en
men verwacht, dat dit cijfer in 1950 10 pCt hoger zal

zijn dan in de dertiger jaren.

1900 1940 1950 1960
in rnillioenejt

Bevolkingsaantal

………..
76

, 132

145

155

Aantal gezinnen
………….
16

35

40

44

De snelle toeneming van de bevolking biedt o.a. de
volgende aspecten. Enerzijds zal de vraag naar consumptie-

goedren een sterke uitbreiding ondergaan, terwijl ander-
zijds een ‘vergroot aanbod van w’erkkrachten door de
arbeidsmarkt dient te worden opginomen. Uit bovenstaande tabel b1ijkt, dat het aantal gezinnen
sneller toenemt dan het •bevolkingstal. De gemiddelde
gezinsgrootte ‘wordt nl. kleiner. 1-lieruit mag men- con-
cluderen, dat vooral de vraag naar duurzame consumptie-

goederen een sterke uitbreiding zal ondergaan.
Zal de productie gelijke tred met de_toeneming der
bevolking kunnen houden?


De verhouding tussen het werkende deel en het totaal
van de bevolking bleef in het verleden vrij constant;
wanneer ‘dit ook in de toekomst het geval mocht zijn,.
zal het aantal arbeiders in 1950 60 millioen
jij
in 1960

63,4 millioen bedrageh. In de samenstelling van de ,,lahour

force” zullen echter belangrijke veranderingen optreden.

Zo, zal het aantal werkende vrouwen toenemen, terwijl –

het percentage geschoolden eveneens zal ‘groeien.

Het productieverm6gen van een volk hangt niet alleen

af van de omvang van het werkende deel der bevolking,

doch ook van de mate, waarin werkgelegenheid aan-

wezig is. In de jaren van voorspoed was ongeveer 5 pCt

van de arheidende bevolking werkloos. Het ,,Twentieth

Century Fund” beschouwt genoemd percentage als nor-

maal voor de toekomst. De huidigé

situatie is iets gun-
stiger. Het economisch rapport van President Truman, –
gepubliceerd op 8 Januari 1947, vermeldde nl., dat het

percentage werkzoekenden ruim 3 pCt bedroeg, terwijl

in het interimrapport van de President van 21 Juli jl.

het aantal werklozen op + 4 pCt werd gesteld. Aan de

andere kaiit wordt gewezen op de tendentie om de arbeids-

tijden te verkorten, waardoor het productiepotentieel
ongunstig wordt beïnvloed.

Werkuren per week

Landbouw

Niet-agrische be-

drijven

1940

52

44

-1950

48

38

Als gevolg van deze ontwikkeling voorziet men een

vermindering van het aantal man-uren gedurende de

periode van 1950 tot 1960:

1940
………..
105 milliard man-uren
1950
……….
121

1960
……….
118

• De teruggang van het aantal gewerkte uren zl echter

geen nadelige invloed uitoefenen op de opbrengst van de
nationale productie, aangezien genoemde vermindering

meer dan gecompenseei’d wordt door de stijging van de
arbeidsprocluctiviteit, als gevolg van de toenemende
mechanisatie.

Opbrengst aluV goederen per man-uur. uitgedrukt in
dollars van 1944.

1860 $ 0,33
1946

1,22

1950

1,44
1960

1,70

De opbrengst van de nationale productie van goederen
en diensten raamt men voor 1950 op
S
177 ‘mrd en voor
1960 op $ 202 mrd, beide uitgedrukt in prijzen van 1944.
Wij zullen thans trachten na te gaan, hoe het nationale

product in .1950 zal worden verdeeld. Ter illustratie wor-
den tevens de cijfers over 1944, welke ontleend fijn aan
het tweede economische rapport van President Truman,
vermeld.
/

Bruto nationaal product

1950

1944

(in mrd $ 1944)

Persoonlijke consumptieve uitgaven

116,0

110,4
Overheidsuitgaven
…………

33,3

96,6
Investeringen
………………..
277-
3,6

Totaal

……… . ……………..

177,0

210,6

De verdeling van het nationaal inkomen blijkt in de
laatste twee decennia belangrijke schommelingen te
hebben vertoond. – –

Procentuele verdeling wn het bruto nationaal inkomen

-.

1929 ’33 ’39 ’44 ’45 ’46 ’50 ’60

Persoonlijke con-
sumptieve uitgaven

76 83 75 • 52 57 71 66 66

Overheidsuitgaven. –

8 14 14 46 39 15 19 19

Investeringen

..
. .

16 . 3 11

2

4 14 15- 15

100 100 100 100 100 100 100 100

S

‘–“-”

15 October 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

827

Uit deze tabel blijkt, dat “er
e
een grote achterstand
in de kapitaalinvesteringen gedurende de oorlog is ont-

staan, welke men in de kortst mogelijke tijd wenst in
te halen. –

Inoesteringen
(in prijzefi van 1944)

1940-44 (jaargemiddelde).

1950

1960

(x ‘mrd
5)

, 12’34 .

27,70

3’3,00

De individuele besparingen in de periode 1950-1960
worden door het ,,Fund”op slechts 9 pCt van het’ in-

kom’en na aftrek van belastingen geschat. Voor 1950

zou dit neerkomen op een bedrag van
S
12 mrd, waaruit blijkt, dat bedrijfsleven en Overheid 15,7 mrd voor hun.
rekening moeten nemen, indien men het investeringsdoel
ad 27,7 mrd wil bereiken. Verschillende oorzaken zijn er

voor de geringe individuele besparingen aan te ‘ijzen:
de belastingen zijn hoog en bovendien is de behoefte

aan besparingen gering, enerzijds door de ,,social security”

en anderzijds -vanwege de reserves, welke de individuen
tijdens de oorlog hebben gevormd. Ter vergelijking diene,

dat de individuele besparingen in de goede vooroorlogse

jaren ongeveer 20 pCt van het nationale inkom’en beliepen.
Het ,,Twentieth Century Fund” komt tot de volgende
conclusie: De verhouding tussen de persoonlijke consump:
tiee uitgaven en het nationaal inkomen zal in :1e periode
van 1950-1960 constant blijven. FIet nationaal inkomen
zal echter zowel absoluut als relatief toenemen, w’aardoor

de levensstandaard een stijgendé tendentie zal vertonen.
Devraag naar goederen en diensten, uitgaande van de
consumenten, zal -hierdoor veranderingen in intensiteit
en elasticiteit vertonen. De wijzigingen, welke in: de
vraag zullen optreden als gevolg van inkomensverschui-

vingen, zullen echter. van ingrijpender aard zijn.”llen
verwacht nl. een sterke uitbreiding van de groepen met

inkomensvan $ 2.000—$ 5.000 en boven $5.000. Bovendien
wijst het, ,,Fund” op de invloed, welke de verschuiving
in de inkomensverdeling tussen stad en platteland (en
wel ten voordele van de’laatste)
01)
de vraag naar goederen
en diensten_zal uitoefenen.

INTERNATIONALE NOTITIES.

1)11 O,EJEVOORZIENING VAN, EUROPA EN 1)14 PARIJSE CONÏERENTIE.
.

De Parijse conferentie voor Euroese economische
samenwerking heeft, -zoals vanzelf spreekt, o.a. speciale.
aandacht geschonken aan de energiebehoeften voor het
economisch herstel van Europa. Om deze behoeften te

kunnen bevredigen zal de olieproductie sterk moeten
toenemen, daar deconsumptie van de zestien deelnemende
landen snel zal stijgen in verband met de toenemende
industriële bedrijvigheid, de sterker wordende vervanging
van st,,eenkool dooi’ stookolie en de groeiende mechanise-
ring in de landbouw.

De totale behoeften van deze landen (tezamen met
West-Duitsland) en hun overzeese gebiedsdelen zullen
naar schatting stijgen van 47 millioen ton in 1947 tot 77
millioen ton in 1951, d.i. een stijging met 30 millioen
ton of 64 pCt. Voor West-Europa alleen verwacht men –
in de komende vier jaar een stijging van 25,6 millioen
ton, d.i. met 59 pCt vergeleken met 1947. Alleen al de
behoefte aah stookolie zal met niet minder dan’ 16,8
millioen ton (106 pCt) stijgen’. 1-let Parijse rafport wijst
ei’ met klem-op, dat elk achterblijven van de productie
bij de schattingen ,,will automatically éither reduce
economie activity or lead to increased requirement -of
coal”.

• Hoe kan aan deze stijgende vraag wordei’i voldaan?
Een lioofdartikel in’ ,.Petroleum Press Service” van’
October 1947 gaat op deze vraag nader in. Daar de natuur-
lijke petroleumrijkdom binnen de zestien deelnemende

staten gering is en een stijging van de binnenlandse pro-

ductie in voldoende snel tempo onwaarschijnlijk is, zal

het grootste deel moeten worden verkregen dooi’ grotere
import. Dit houdt echter niet in een evenredige stijging,

van de import uit dollargebieden, dank zij de belangrijke

productiehelangen van Britse, Neder]andse en Franse

ondernemingen in het’buite’nland.
1-
let programma, vastgesteld dooi’ de Parijse confe-
rentie voor 1948-1951, beoogt oa.: a. uitbreiding van

de productie zowel in het binnenland als in de afhankelijke

overzeese gebiedsdelen; b. stimulering vaivde olieproductie

door de overzeese olieconcessies buiten de afhankelijke

gebieden; c. vergroting van de binnenlandse raffinage-

capaciteit met het oog op dollarbesparing en ofn de stij-‘ gende olieproductie .van het Midden-Oosten in de com-
surnptiecontra te kunnen verwerkei. De vergroting’ vân

de raffinagecapaciteit is wel het meest kenmerkende

van het olieplan. Naar de mening va’h bovengenoemd
artikel zal deze uitbreiding voornamelijk plaatsvinden

i0 het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk, waar de con-

sumptie zodanig is, dat een uitbreiding van de raffinage
opgrote schaal op economische gronden gerechtvaardigd

is. Het rapport wijst er, volgens genoemd blad terecht,

op, dat de wereldmarkt voor petroleum en haar producten
ôp ‘het ogenblik zeer krap is. De Verenigde Staten,’ de
grootste producenten en consumenten van olie, envroeger
grote exporteurs naar Europa en elders, zijn nu per saldo
importeurs geworden. Het .z’al derhalve niet gemakkelijk
zijn, de stijgende behoeften van de deelnemende landen

en West-Duitsland te dekken. De’grote inspanning, door
Amerikaanse’ en niet-Amerikaanse producenten aan, den
dag gelegd, om de productie in overzeese gebieden te
‘verhogen, ‘zal echter binnen afzienbare tijd aanzienlijke
resultaten boeken – in het bijzonder als de vereiste .iit-
rusting beschikbaar komt: Men’ mag daaroni redelijkervijs
aannemen, dat het olieprogramma tot een goed einde zal
kunnen worden gebracht. –

1-lieronder volgt een staatje beti’effende de totale im-
port (dus zowel de olie-impoi’t als de import van mate-i’iaal,’ nodig ter uitbreiding van de olie-industrie) over,
de vier komende jaren:

Geschatte waa,de -‘an deiinport i’an petioleurnproducten en
uitrusting.

(in millioenen dollars)

1948 1949
1950 1951

Totaal
1948-4951
Te betalen Te betalen
met met andere
dollars valuta
Ruwe olie
. . . . 191

245

308

415

584

575
Geraffineerde
producten
. . 861

912

35

848

1.603

1.953
Uitrusting
. . , . 449

452

442

472

555

1.260
Totaal . ……
1.501 1.609 1.685 1.735
1

2.742

3.788

De import uit dollarlanden is, dank zij.de ‘grote Britse
belangen in de petroleumindustrie, kleiner dan nien zou
veruachten, hoewél absoluut gezien toch nog groot ge-noeg. Van de totale behoeften aan petroleumproducten
en uitrusting (‘ 6.530 niillioen), zal nL 42 pCt moeten komen uit dollargebieden en de rest (58 pCt) uit niet-
dollarlanden. –

ENI4ELE J1IJZON1)ERE ASPECTEN VAN ENGELANDS
EXPORTDRPTE.

In een brief-aan de redactie van ,,The Times”, afge-
drukt in het nummer van 7 dezer, wijst Prof. A. C. Pigou
6p ‘enkele typische moeilijkheden, waarmede Engeland
bij zijn pogingen. tot bevordering van de export rekening
moet houden. ‘

1-let is niet juist, zo zegt Prof. Pigou, om te denken,

dat het doel is b’ereikt, waiineer, de ,,export targets”,
welke de’Regering thans heeft gesteld, zijn verwezenlijkt.
De vraag der meeste landen is nl. gericht op herstel van
kapitaaluitrustiig en voorraden. Is hieraan eenmaal
voldaan, dan zal de vraag een sterke daling vertonen.

828

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

15 October 1947

Er dreigen dan opnieuw gevaren voor liet evenwicht

in de handelsbalans.
Prof. Pigou stelt daarom voor, om de export in cate-

gorieën te splitsen, ,,according as the ratio in which the
regular annual demand stands to the re-equipment and

restocking demand is likely to be small, moderate’, or
large”. Aldus zijn bijv. zware ma’chines en motorvoer-

tuigen te beschouwen als ,,slechte” exporten, textiel

goederen als matig goede”, steenkolen en aan buiten-

landers te bewijzen diensten als ,,goede” exporten. Hoe
,,beter” een goed op deze wije is te classificeren, hoe meer

de export rvan dient te worden bevorderd.
Voorts zal het volgens Prof. Pigou van belang zijn om

nauwkeurig acht te slaan op de nieuwe, meer regelmatige

vraag van andere landen, welke zich langzamerhand zal
manifesteren, naarmate herstel der kapit’aaluitrusting en
voorraadvorming daar hun voltooiïng naderen. Dit im-

pliceert ,,flexibility of outlook on the part of business

leaders and readiness on the part of wage-earners to
vry the proportions in which they are engaged on di.f

ferent jobs”.
Tenslotte wijst Prof. Pigou op het feit, dat de ruilvoet,
d. i. de relatie tussen import: en exportprijzen, in 1946

voor Engeland 5 pCt slechter was dan in 1938 en dat deze

verhouding sindsdien nog ongunstiger is geworden. Oi’n-

gekeerd was in het begin der 20-er jaren de ruilvoet voor
Engeland 25 pCt gunstiger dan in 1914. Ware dit thans

weer het geval, dan zou het betalingsbalansprobleem zijn

oplossing naderen. Er bestaat geen directe kans op deze

ontwikkeling; wel is te verwachten, dat, naarmate het

herstel van dè Europese landbouw vordert, de agrarische
prijzen t. o. v. de prijzen van industrieproducten relatief
zullen dalen, waardoor voor Engeland de iuilvoet een

verbetering zou ondergaan.

*

ONTVANGEN BOEKEN EN BROCHURES.

‘BOEI{EN.

De noodvoorziening voor de gemeente-financiën
volgens het

voorstel van de commissie-Oud, bewerkt’ .door N. A.

Nap. De voorzieningen van het Rijk met. betrekking

tot de gemeente-financiën, Deel VI. N. Samsom
N.V., Alphen a. d. Rijn, 52 blz., f 1,75.
De vakbeweging.
Ontwikkelingsschets en problemen door
Mr S. Mok. DeVolkspaedagogische Bibliotheek, no. 9.
Uitg. Vrij Nederland, Amsterdam 1947, 144 blz.
Vrachtauto’s voor het beroepsvervoer.
Een statistisch onder-

zoek door Drs S. Blokland. Uitgaye van de Vakgroep
Goederenvervoer langs de weg, ‘s-Gravenhage 1947,
81 blz., f 3,25.
Het kapitaal der .lVaamlooze Vennootséhap naar Neder-

landsch Recht
door Mr Dr Th. W. F. Speetjens.

H. van der Marck’s Uitgevers Mij N.V., Roermond
1947, 179 blz., ingen. f 5,90, geb. f 7,15.
Maastricht.
Een geografische —hoofdzakelijk economisch-_
geografische – beschrijving en verklaring der agglo-
meraties in de gemeente Maastricht. Dissertatie
door H. C. W. Roemen. Uitg. ,,Ernest van Aelst”,

Maastricht 1947, 345 blz., •f 16,25.
Modellen voor de rechtspraktijh,
samengesteld door L.. van
de Wal, Mr A. W. J. van Vrijberghe de Coningh,
N. A. Kemp, met medewerking van J. C. Tieleman.
N.V. Uitgevers-Maatschappij JE Kluwer, DeventQr
1947, 1 6,90 losbiadig, in band.

BflOOHUflES.

Kengetallen voor het kleinbedrijf.
Stichting Economisch

Instituut voor de Middenstand. ‘s-Gravenhage 1947,
36 blz., f1.
Rationele werkmethoden in de detailhandel
door Drs P. Th.
van Leeuwen. Nederl. Katholieke Middenstands-
bond, 1947, 51 blz.

De betekenis van het mzrktonderzoek voor het bedrijfsleven.

Nederlandse Stichting voor Statistiek, 11 blz.,

Indonesië,
Chronologisch Documentair Overzicht samen-

gesteld door Mr J. A. Mommersteeg. Uitgave van
Systemen Keesing, Amsterdam, 1947, 40 blz., f 0,50.
GELD- EN KAPITAALMARKT.

,
Het belangrijkste feit, dat in de afgelopen week de.

aandacht trok, is wel de voorgenomen fusie tussen de

Amsterdamsche Bank. en de Incasso Bank. Het bedrijf

der 1. B. zal van 1 Januari 1948 af voor rekening van de

A.. B. worden uitgeoefend.

Als voornaailiste re’clen voor deze bankconcentrtie

wordt aangegeven de mogelijkheid tot besparing van
kosten, waarbij het veelal duplicerende net van bijkantoren

wel een belangrijke rol zal hebben gespeeld. 1-let bedrijf

der A. B., dat met name voor de dertiger jaren vooral

op hetbuitenland was gericht heeft. uitëraard sindsdien
,

belangrijke inkrimping ondergaan. Reeds voor de oorlog

was er veelvuldig sprake van, dat het .kapitaal der A. B.
te groot ws geworden in verband met de omvang der

zaken. Anderzijds heeft zich bij de I. B. een vrij grote

uitbreiding’ van het bedrijf voorgedaan, mede tot uiting

komende in een toeneming van het debiteurencijfer van

f 46 millioen per einde ‘1939 tot 1 95 millioen per ultimo Augustus 1947. De inning der heffingen zal vermoedelijk

een scherpe daling van het totaal der toevertrouwde

gelden te zien geven, hetgeen voor de 1. B. misscWen
te sterke spanningen in het leven zou roepen tussen de
behoeften harer credietnemers en de beschikbare middelen,
terwijl anderzijds bij de A. B. het bezwaar van het te grote

ka’itaal des te 9terker zou komen te drukken. Door de
voorgestelde combinatie kunnen deze bezwaren groten-

deels worden ondervangen.’ Het ligt in de bedoeling het

kapitaal der combinatie, dat thans 1 85 millioen bedraagt,
tot f 70 millioen te verminderen door voor de helft van de
‘nominale waarde der aandelen T. B. aandelen A. B. te

verstrekken, terwijl de A. B. de tot 50 pCt gereduceerde

aandelen ‘1. B. zal inkopen tegen een koers van 1’65 pCt.
De A. B. zal te. allen tijde,het recht verkrijgen om de 1. B.

over te nemen voor een bedrag van f 24.750.000 (f 15

millioen k 165 pCt), hetgeen vooral van belang is, indien
aandeelhouders 1. B. niet in meerderheid op het omwisse-
linsaanbod der AB. ingaan.
Dit laatste lijkt trouwens niet voor de hand liggend,

omdat het vôorstel voor de aandëelhoude’rs der 1. B. wel
aantrekkelijk schijnt. Niet alleen is de beurskoers der aan-
delen A. B., welke zij in ruil verkrijgen, hoger dan voor
de aandelen I. B., doch tevens overtreft de koers van

inkoop der aldus’gehalveerde aandelen 1. B. vrij aanzien-
lijk de laatste
beursIoersen
van aandelen I. B. en ook

A. B. –
De geldmarkt gaf in de afgelopen week over het alge-
meen een vrij ruime indruk. Driemaandspromessen werden
tegen 7/8 pCt aangeboden, halfjaarspapier was tegen 1*
pCt verkrijgbaar en de langer lopende promessen noteer-
den practisch
1/8
tot soms 1/ pCt. Callgeld werd, aan

liet einde der week zo ruim aangeboden, dat het vrijwel
niet geplaatst kon worden. Wellicht speelden technische
omstandigheden, zoals. het niet willen verlengen van op
Vrijdag vervallend jaarpapier, omdat dit volgend jaar
op Zondag vervalt, een rol bij dit grote aanbod van call-

gelden.
Op de Amsterdamse Beurs wisten tal van’fondsen in de

afgelopen week koersstijgingen ,te behalen. Vooral scheep-
vaartwaarden .en Indische fondsen stegen. in koers, de
laatste met name onder invloed van mededelingen omtrent
verbeterde economische mogelijkheden voor Sumatra’s
Oostkust. Volgens een mededeling van de directie zijn
nog f 20 millioen cum, pref. aandelen Unilever uitgegeven,
waardoor deze onderneming wel wat sterk t.g.v. haar

1

15 October 1947

.
ECONOMISCH-STATITISCHE BERICHTEN

829

kapitaaistructuur in

de sfeer der
vaste

lasten

terecht

komt. In de beurskoersen kwam
deze uitgifte niet tot
uiting,

zodat vermoedelijk wordt
aangenomen, dat de
aandelen zich in vaste handen bevinden.
Na het bekend
worden van de fusieplannen der A.
,B. en 1. B. kwam in
B.
deze aandelen geen notering meer
stand, omdat ‘het

eursbestuur de handel opschortte tot meer exacte infor-
maties bekend waren.
/

3 Oct.

10 Oct.

1947

1947

.

……………………..
179

1861
v.

Berkel’s

Patent

…………..
129

130k
Lever Bros. Unilever C. v. A
…..
304′

303k
Philips

G. b. v. A.

…………..
.384k

382k
Koninklijke Petroleum

……….
/

450

460

I-I.A.L.

……………………
224

235
N.SU.

……………………
189

1911
H.V.A .

……………………
228

232 Deli

Mij.

C. v. A.

…………..
158e

161
Amsterdam

Rubber

……………
142

156

STATISTIEKEN.

DE NEDERLANDSC}IE DANK.
Verkorte balans op 13 Octobet
0
1947.
Activa.
Wissels, pro- ( Hoofdbank f

essenen

Bijbank’
schuldbrieven

( Agentsch.,,

34.115,20

Wissels, schatklstpapier en schuldbrleven, door

34.115,20′)

de Bank gekocht (art. II, le lid, sub 3 van de
Bankwet 1937

art. 4 van het Koninklijk
besluit van 1 October 1945, Staatsblad No. –
T204)

…………………………….
Schatkistpapir, door de Bank overgenomen van-
de Staat der Nederlanden ingevolge overeen-
komst van 26 Februari 1947 …………….2.100.000.000,-
Beleningen:

Hoofdbank t

140.376.127,68 ‘)
(mcl. voor-
schotten in.re- Bijbank

,,

969.301,31
kening-courant

op onderpand) Agentsch.,,

10.267.600.35

151.613.029,34
Op

effecten,

enz …………

..’

151.227.325,081)
Op goederen en celen ……

..

385.704,26
151.613.029,342)
Voorschotten aan het Rijk (art. 16 van de Bank-
*
.
wel

1937)

………………………….

Boekvordering op

de

Staat der Nederlatiden
ingevolge overeenkomst van 26 Februari 1947 ,,
1.500.0001000,-
Munt en muntmateriaal:
Gouden munt en gouden
muntmateriaal

……..f

504.427.809,26
Zilveren munt, enz.

2.185.482.84
506.613.292,10
Papier op het buitenland

. .

f

166.137.400,-.-
Tegoed bij correspondenten in
het

buitenland

……….

…162.492.587,62
Buitenlandse betaal-
middelen ………………5.081.591,55
S’,’
333.711.579,17
Belegging van kapitaal, reserves en pensioen-
fonds

…………………………………
79.979.247,90
Gebouwenen

inventaris

………………….
…….
3.500.000,-
…..

Diverse

rekeningen……………………..
64.134.998,39
4.739.586.262,10
Passlv’a.
Kapitaal ………………..
…………..t

20.000.000,-
Reservefonds …………….
……….
……..12.452.579,46
Bijzondere reserves ………….

.
.32.247.868,69
Pensioenfonds …. …………………… .16.868.695,98
Bankbiljetten in omloop (oude uitgiften) ……..125.380.310,-
Bankbiljetten in omloop (nieuwe uitgiften) , ……2.828.328.485,-
Bankassignaties in omloop ………………….32.180,21
.Rekenlng-courant saldo’s: –
‘s Rijks Schatkist’ …… f1.002.646.828,92
Geblokkeerde saldo’s van
banken

………….. …61.760.543,71
Geblokkeerde saldo’s van

S

anderen

.-

…….41.155.537,54
Vrije saldo’s ………… ..

459.534.341,69 .. ‘1.565.103.251,86
Diverse rekeningen ……………………139.172.890,90

,

f 4.739.586.262,10

‘) Waarvirn schatkistpapier rechtstreeks door de’
Bank in disconto genomen . .
t


‘) Waarvan aan Nederlands-IndjO

S

(Wet van 15 Maart 1933, Staatsbiad no. 99) ,,

39.529.875,-
circulatie der door de Bank namens de Staat
in het verkeer gebrachte muntbiljetten . …..146.892.033,-

DE NEDER.LANDSCHE
BANK.
(Voornaamste posten in duizenden guldens).
24
4)
‘-
0
0
00
0
4,
E
.
.o,,
o
00
0$
,
0.
4)
.2,
0
S
S

30 Dec.’46
700.876
4.434.786
100.816
103
153.109
2Sept.’47
103.979
144.716
269.938

,
160.359
8

,,

’47
Lk.
149.636
250.985
– –
153.545
15

,,

’47
504.096
149.636
251.012

154.541
22

’47
504.156
157.430
240.567′

154.668
29

’47
504.224
157.430
221.868

153.732-
6 Oct,’47

504.270
160.207
189.655

155.949
13

’47 506.613 166.137
167.574
34
.
151.613

0
S’tIdi ,in rekening-courant

2443
Id
,
w4)
o,.
ce

.2)0

2,)

4) 4)

30 Dec.’46
2.744,151
1.099.855
90.071 43.706
590.158
2Sept.’47
2.851.436 858.696 47.533
34.946
706.224
8

,,

’47
2.831.897
877.503 32.548
39.767
‘693.735
15

,,

’47
2.816.325
918.682
34.523 49.697
.
652.453
22

,,

’47
2.801.388
895.198′
57.168 49.040
663.943
29

’47
2.856.116 860.416
41.084
38.197
647.384
‘6 0ct’47
2.857.169 ‘985.170
39.044
4 3.6 15
483.981
13

,,

’47
2.828.328
1.002.647
61.767
41.156
459.534

‘NATIONALE BANK VAN
BELGIË.
(Voornaamste posten in millioenen francs).

04)

Data
-.5t

4)0,3
o
o
E
4)4)
ce
00
cd
2)
62)

26 Dec.

1946
32.226

5.648 4.953
214

698
49.158
28 Aug.

1947
28.454

42.161
3.940
356

749
51.341
4 Sept.

1947
28.455

12.177
4.528
492

735
52.111
11

,,

‘1947
28.459

32.288
4.433
316

737
51.866
18

1947
28.479

12.340
4,693′
319

757
50.686
25

,,

1947′
23.478

12.169
4.699
440

727
50.881
2 Oct.

6947
28.288

12.531
4.848
600

708
51.861


0
Rekening-
2,

courant saldi
o

2,43
Data

4

I
,

.-..-

1
0

I
S-

o

E-‘t

I
.
44)
,

JO
0
24,2)
.

26 Dec.

19
1
6
637
159.377 72.165
1
4.482
614
28 Aug.

‘1947
637
164.139 77.818
2
2.281
528
4 Sept.

1947
637
165.553
79.185
4
4.954
519
11

.

1947
637
165.247
79.013
4
4.771 518
18

,

1947
637
164.665
78.309
5
4.695
516
25

1947
637
664.592
78.125
5
4.678
515
2 Oct.

1947
637
166.275 79.647
5
4.667
514

Waarvan’10.493 millioen fres onbeschikbaar goudsaldi na her-
waardering van de goudvoorraaci (Besluitw9t no. 5 van ‘1-5-1944).
1)
Waaronder. begrepen dc post ,,Emissiebank te Brussel”, telt
bedrage van 64.597 millioen frcs.
3)
Deze post oluvat: oude biljetten over te boeken op tijdelijk
onheschikb3re of geblokkeerde rekeningen en niet aangegeven
oude biljetten. I

FÈI)ERAL RESERVE 11ANKS.
(Voornaamste posten in millioenen dollars).

Oletaalvoorraaci
Data
Other
U.S.
Govt.
Totaal
Goudeer-
cash
securities
tifich ten

31

Dec.

1946
268
23.350
3 Sept

‘1947
.847
232
22.224
10
Sept. 1947

=
18.38t
,
1
17.587

.892
238
22.042.
.17

Sept. 1947
.020
253
21.756

FR-bil-

Deposito’s
Data
letten in

1′,Ieml.ier-
circulatie
Totaal
Govt.
banks

31

Dec.

1946
24.945
17353
393
16,139
3 Sept

1947
24.623
18.236

.

459
16.628
10
Sept. 1947
24.650
18.135.
243
16.932
17 Sept. .1947
24.566
18.298
240
17.128

830

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

15 October 1947

BANK VAN
FRANKRIJK.
E1llSSIES IN 1947.
(Voornaamste posten in millioenen francs).,

SPECII’ICATIE DER EMSSIES IN SEPTEMBER
1947

(Bedragen in duizenden guldens koersen en rentevoeten
inpCt).

NATIONALE
BANK VAN
ZWITSERLAND.’

ENIGE iNDEXCIJFERS VAN DE INDUSTRIËLE PRODUCTIE


IN
NEDERLAND
).

‘) Aansluitend op de emissiestatistiek in ,,E.-S.B.” van 24 Septem-
ber 1947, blz. 770.
2)
Versterkte

en/of

vervroegde

gehele

of

gedeeltelijke

aflossing
van zekere datum af toegestaan. cnversie is bestemd
±
f 575.000.
2)
Bron:

,Statistisch Bulletin

van

het

C.B.S.”;

.

betekent

de
‘)

Bovendien is

f 200.000

onderhands

S pan

geplaatst, wellicht
gegevens ontbreken.
)

1940

=

100.

.
betaald uit het agio op de overige fl.300.000.

OVERZICET DER LAATSTE VIER VERKORTE
BALANSEN
VAN
DE NEDERLANDSCIIE BANK. (in millioenen
guldens).

-.

– –

Voorschotten
1

aan
de Staat

Data

‘iHj
:fl
Pq

26 Dec.
1946
94.817
118.302
59.449 67.900.
426.000
18 Sept.
1947
52.817
143.366
129.449
135.700
426.000
25 Sept.
1947
52.817 144.000 129.449 139.300
426.000
2 Oct.
1947
52.817
147.799
129.449
139.700
426.000

Bankbil-
Deposito’s

Data
jetten in
Totaal
Staat
Diversen
circulatie
26 Dec.
1946
721.865
63.458
765
62.693
18 Sept.
1947
850.645
70.806
747
69.108
25 Sept.
1947
852.195 72.078

779
70.323
2 Oct.
1947
873.916
68:929
‘760
67.030

(Voornaamste posten

in millioenen francs).

cd
>
ao

°2)
aa

c’
– o
°’…-

31

Dec. 1946
23 Sept.1947
30 Sept.194,7
7 Oct. 1947

4.949,9
5.306,9
5.307,2
5.352,1

158,0
66,3
64,9
62,3

238;7 140,0 154,8
116,9

52,7
48,8
48,9
48,8

4.090,7 3.956,7
4.107,9
4.067,1

1.163,7
1.294,7 1.174,2 1.202,3

1938 -. 100
Dec. 1947
Mrt
1947
AprilMei
1947
A
1945
IFebr.
1947
Juni
1947j1947 Juli
1947
,

Walsproducten
van ijzeren staal’)
57

116 146
‘135
114
143
133
97 85
46
67
135
143
137 155
129
Metselstenen

.
.33
68
66
56 48
55 63
58
Deuren
.
38
48
42
48
43
57
36

Cement

……….

Katoen-en linnen-
weverijen
21
52
58
55
59 61
59
56
Schoenen
57
87
97
103
109
125
111
Sigaren

………
36
53
60
63
52
55
63
Sigaretten

.

.
65
113 136
126
118
126
127
27
21
28
43
81
89 91
72
Boter

………..
Kaas

…………
1
6
23
49 85
101
92
73

Maand

(Reële bedragen in duizenden guldens).

Obligaties
Aan-
delen
Totaal
Waarvan
conver-
F

Nieuw
geld

Januari
2.742.702
.

750
2.743.452
2.742.452
‘l.00O.
Februari
3.463
600
4.063
2.458 1.605
Maart
11.862

11.862
1.712 10.150
April
12.179
7.133
19.812 10.125 9.687
Mei
52.988
3216
56.204
3.554
52.650
Juni
14.367
3.000
17.1337
385
16.982
Juli
9.707
17.138

.
26.845
448
26.397
Augustus
12.005
546
12.551
5.398
7.153
September
14.926
28.6/is
43.571
575
42.996

t

Naam

.;

‘u
o
aj
0o
1-

Obligaties.
Overheid:

,
Nederlandse Staatslening 1947
12.326
100
12.326
3
40 ‘)
2.000
100
2.000
3
20′)
Particulieren:
RK. ‘Kerkbestuur der Parochie
v. d. H. AntoniusAbt, Rot-
terdam
3)

….
600
100 600
31′
53 ‘)
Aandelen.
N.V.

Rubberfabriek

,,Vrede-

Provincie Gelderland

……….

stem”, ‘s-Gravenhagë
1.300′)
172
2.236
N.V. Zeeuwse Confectiefabriek,
70
100
70
N.V. Machinefabriek Du Cr00

(dollarlening)

…………….

&
Brauns, Amsterdam

. . .
400
1071′
430

Middelburg

……………….

Lever Brcithers
&
Unilever N.V.,
Rotterdam

(4
%

aflosbare cum.-pref.

aandelen;

aflos-
baar op 31 Dec. 1955)

.
20.550
104
21.372
N.V.

Nederlands-Amerikaanse
Fittingfabriek, Amsterdam
3.400
108
3.672
4
%
cum.-pref. converteer-
gewone aandelen

………

500
108
540
bare

aandelen

………
N.V.

v/h.

Nierstrasz,

Amster-
dam

………………….
250
130
325

Actief

data
F22-9-’47 29-9-’47
6-10’47
43-10″471
Passief

data
22-9-’47.
29-9-’47
6-10-’47
13-10-’47

Wissels,

promessen

en
0,0
12,5
20,0
12,5
20,0
12,5
20,0
12,5
schuldbrieven in disconto
-‘)
‘”)
_i)
_i)
Reservefonds.

…………
32,2
32,3
32,2 32,2
Wissels,

schatkistpapier en
Bijzondere reserves
.16,9
‘17,0
16,9
16,9
schuldhrieven

door

de


Bankbiljetten

in

omloop
Bank gekocht
Schatkistpapier,

door

de



125,5

.

1254
125,4
125,4

Bank overgenomen

van
der

Neder-
de

Staat
Bankbiljetten

in

omloop
2.801,4
2.856,1
2.857,2 2.828,3

landen

ingevolge

over-
Bankassignaties

in

omloop
0,1


0,1

oenkomst van

26

Febr.
2.100,0
2.i000
2.100,0 2.100,0

(nieuwe uitgiften)

…….

Rekening-coUrant saldo’s: ‘s Rijks

Schatkist …….
895,2
860,4
985,2
1.002,6

..

154,7
2
)
153,7′)
150,0′)
151,6
1
)
Geblokkeerde saldo’s van
61,8
Voorschotten aan het Rijk

57,2
41,1
39,0
1947

……………….
Beleningen

……………

Boekvordering op de Staat
.

Kapitaal

……………..

Geblokkeerde saldo’s van
49,0
38,2
43,6
41,2
der Nederlanden ingevol-
ge overeenkomst van 26
.

Pensioenfonds

………..

(oude uitgiften)

………

663,9
647,4
484,0
459,5

Februari

1947 …………
1.500,0
1.500,0
1.500,0
1.500,0
Diverse rekeningen
135,5 138,5
138,0 139,2

M.unt en muntmateniaal:

Gouden munt en gouden

502,1
502,2 502,2

banken

………….

504,4

Zilveren munt, enz
2,0
2,1
2,1
2,2

anderen

…………..
Vrije saldo’s

………..

Papier op het buitenland
.
1.57,4
157,4
160,2
166,1
.
Tegoed bij correspondenten
in het buitenland
235,5 216,8
184,6
162,5

muntmateriaal

………..

Buitenl. betaalmiddelen

.
5,1
5,1
5,0
5,1
Belegging van kapitaal,. re-
serves en pensioenfonds.
64,8
66,0 65,9
80,0

.

Gebouwen en inventaris

.
3,5 3,5 3,5 3,5

Diverse rekeningen
84,3
82,1
74,6
64,2.

4.809,4
4.’i88,9 4.754,1
4.739,6
4.809,4
4.788,9
4.754,1′
4.739,6

‘) Waarvan schatkistpapier
rechtstreeks door de Bank
Circulatie

der

door

de…
in disconto genomen

‘) Waarvan aan Ned.-Indië
.
1)

.
Bank

namens

de

Staat
(Wet van 15-3-’33 Staats-
blad

no.

991

………..
‘) 39,5
‘) 39,5 ‘) 39,5
‘) 39,5
in

het

verkeer gebrachte
muntbiljetten

………….
146,5
147,6 147,4
146,9

s
r
n

15 October 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

831

HAVENBEWEGING.
Te Rotterdam, Amsterdam en Antwerpen aangekomen zessehopen
1).

-.
Tijdvak

Rotterdam

Amsterdam
Antwerpen

aantal
netto
r
g
s

aantal
netto register
aantal

.
netto register

1939

………….
12.026
19.392.128
‘3.110 4.024.738
9.524
15.888.710
1945
1.344
2.063.622
470
458.800
3.585
11.129.932
1946
4.464

,’
5.911.539
1.706
1.833.381 5.284
9.311.899
Januari

1947
364
628.527
185
181.187
422
855.334
Februari

……………….
329
635.622
149
159.582
503
1.050.345
441

742.747
146
215.633
611
1.272.384
463
729.734
176
251.177
642
1.265.483
507
851.771
215


232.727
729
1.419.137
Juni

………………….
538
885.113
215
242.629
716
1.454.412

Maart

…………………

558
881.835
201
224.022
600
1.221.270

April

…………………

615
976.754
234
254.678
815
1.749.160

Mei

…………………..

31 Aug. t/m 6 Sept
145

..

216.103
51
43.028

Juli

…………………..
Augustus

……………….

7

t/m

13

Sept.

…………
132
217.910
50
55.222

14

t/m

20

Sept ………….
.
131
182.849
61
50.659
21

t/rn

27

Sept ………….

..
..118
219.059
51
49.950
1

‘) Bronnen: ,,Mededelingen Kamer van Koophandel en Fabriëkn voor Zuid-Holland”; Dienst Gepeente Flandelslnrichtingen, Amster-
dam; Bureau van Statistiek der Gemeente Amsterdam; Economische dienst van de haven, Antwerpen.

BANK VAN ENGELAN]).

STAND VAN
‘S
RIJKS KAS.
(Voornaamste posten in millioenen ponden).
Vord.eringen

30 Sept. 1947
1
23 Sept. 1947

. . .
.-.
-cz
cd
.-
.

0

.
c’j
o,
.

25 Dec. ’46
24 Sept.’47
1

Oct.’47
8

Oct. ’47

0,2 0,2 0,2
0,2

1.449,1 1.449,4
.
1.449,3
1.449,3

1.450 1.450 1.450
‘1.450

1.428,2
1.376,5 1.375,5
1.374,3

22,1
73,7 74,7
75
1
9

Other securities ..
Deposits


u
»:
•.
.

1.

25 Dec. ’46
1,3
311,8
13,6
15,8 346,5
10,3
278 9
24 Sept.’47
2,3
307,5
14,6
18,4
397,9 16,2
896
1

Oct. ’47
2,2 301,5
14,5
27,7
402,0
9,7
297.4
8 Oct.’47
2,2
303,5
10,0
18,6′
392,5
12,3
.288,0

INDEXCIJISERS VAN LONEN VOLGENS REGELINGEN IN
NEI)E}tLAND
‘).

1938/1939= 100
/
Nijverheid ‘)
Landbouw
8)
Nijverheid
en
landbouw

Aug.

1939….
101
100
101


Mei

1945….
116
190
126
Febr.

1947….
165,6
240,6 .
171,6
Mrt

947. .
. .
.

165,6 240,6
176,1
Apr.

1947..
.
.

165,3
240,6
175,8
Mei

1947. .
. . 165,2 243,9
1
)
176,2
1
).
Juni

1947. .
. .
166,6′)
243,9
1
)
177,3
1
).
Juli

1917….
166,6
4
)
243,94)

177,4
4
)
Aug.

1947. .
. .
169,0
4
)’)
243,9
1
)
179,5
4
)

‘) ‘Bron: ,,Statislisch Bulletid van het

C.B.S.”.
2)
Gerrtiddeldèn 24 bedrijfstakken.
2)
Akkerbouw en veeboutlerij.
‘) Vonrloiee cijfers.
‘) Verhoging lonen metaalnijverheid, o.a. als compensatie voor
aftrek pensioenpremie.

PRODUCTIE EN EXPORT VAN NATUURRUBBER
‘).

Productie .

Export

In 1.000 long tons

natuurrubber

natuurrubber

Indo- Ma- T t 1 Indo- . Ma-
nesië

lakka

aa flesit

lakka T otaal

1941

650

600

1.600

636

575

1.510
1942

150

255,8 50

55

290
1943 .

– ,

50

280,6 –

– . 207,4
1944

25

. 280

206,7
1945

8,6

240

4,3

51,6

250
1946

175

403,7

835

230

366,9

960
1947 Januari

20

52,7

100

18,8

40,7

8,5
Februari

22,5

50,1

97,5

21,3

41,6

90.
i’,’Iaart

22,5

58,9

107,5

19,9

62,7

115
April

25

497

102,5

29,5

41

100
Mei

30

47,2

102,5

26,4

67,2

115
Juni .

– .

22,5

52,8

95

24,8

39,1

80
Juli

.

.

53,9

,

, 49,5

2)
Bron: ,Rubber Statistical Bulletin” van Augustus 1947. De cijfers
zijn schattingen.
– betekent: niet beschikbaar. –

Saldo van ‘s Rijks Schatkist
bij

De Nederl. Bank N.V.
1′

848.107.095,63
t

909.032.297,34
Saldo van ‘s Rijks Schatkist

hij

de ‘Bank’ voor Neder-

landsche Gemeenten ……
515.752,49
413.053,83
Kasvorderingen

wegens

ere-
dietverstrekking

aan

het

buitenland

… . ……….

.

‘Daggeldlening

tegen

onder-.

……..

pand

………………

,


Saldo der postrekeningen van
332.808.836,22
,,

348.597.262,7
Voorschottenopult.Augustus

1947

aan

de

gemeenten
wegens

aan

haar uit te

………

………

67.572.656,55
67.572.656,55

Rijkscomptabelen

……..

….

Vordering in rek-courant op:
690.533.51 7,28
,,

686.22.1 56,07

keren

belastingen

.

…… ……

Suriname

…………..

,,

39.851.797,52
39.751.797,52
‘Curaçao

•.

895.980,99
,,

845.980,99
Het Algemeen Burgerlijk Pen-

Nederlands-IndiO

…………

,,

38.563.078,53
,,

33.682.559,08
Het staatsbedrijf der P.,

T.
sioenfonds

…………….

………



.
.enT.

………………
Andere staatsbedrijven en in-.
………

stellingen
,
190.133.677,21
179.032.757,21

Verplichtingen

Voorschot

door

De

Nederl.
Bank N.V. verstrekt


.
Voorschot

door

De

Necler-
landsche Bank N.V. In reke-
ning-courant verstrekt
. . . .

-‘

SchuId

aan

de

Bank

voor
Nederlandsche Gèmeenten


S.chatkistbiljetten

in

omloop
fl099.068.800,- fl095.868.800,-
Schatkistpromessen bij De Ne-
(derlandsche Bank N.V. lnge-
volge overeenkomst van 26 Februari

1947

………….
2100.000.000,-
,,2100.000.000,-
Schatkistpromessen

in

om-
,loop

(rechtstreeks

bij

De
Nederlandsche

Bank N.V.
is

geplaatst

nihil)

16.441
.
m/m w.o. garantie Bretton
5774.000.000,-
,,5736.000.000,–
Daggeldieningen

……….


Muntbiljetten in omloop ….
147.591.731,-
144.385.153,50
Schuld op uIt. Augustus 1947
aan

de gemeenten wegens aan haar uit te keren belgs-

Woods f667 m/m

……….

tingen

………………

.


Schuld

In

rek.-courant’ aan:
Nederlands-Indil


Suriname

…………..
.

……
……



Het Algemeen Burgerlijk Pen-
.

……….


-.
Het staatsbedrijf der

P.,

T.

……….

-.

Curaçao ……………………….

439.862.174,34
456.098.698,07

sioenfonds

……………

en

T…………………..
Andere staatsbedrijven

….
Schuld 5.an diverse instellingen
?.930.121,20
,.

3.90.121,20

in

rekening

met

‘s

Rijks

……

Schatkist

………………
3164.180.464,78
,,32.050.617,54

Annonces voor het volgend nummer

dienen uiterlijk Maandag
20
Oct. ô.s. in het bezit, te

zijn van de administratie, Lange Haven
141. Schiedam

‘lfJlURLr(
1 NM(
[ITUJ

‘-1

Econ. cand.
24 jaar, practijk dipi. Boekh. en Spaans, zoekt werk-
kring waar hij na korte proeftijd uitgezonden zal’ wor-den naar Zuid-Amerika. Br. no. ESB 1034 bureau van
dit blad, postbus 42, Schiedam.

FINANCIEEL EXPERT – BANKDESKUNDIGE

als reserve-officier te Amsterdam gemobiliseerd,
wenscht zijn vrijen tijd productief te maken en belast
zich met

I

Balansanalyses, Bedrijfseconomische- en Beleg

gingsadviezen, Commentarieering Jaarverslagen, Financieele Journalistiek.

Er. no. 129.603 aan BOLREK,, Kon.plein 1, A’dam.

Annonces, waarvan de tekst
‘s
Maandagir in ons bezit is,

kunnen, plaatsruimte voorbehouden; in het nummer van

dezelfde week worden opgenomen.

Bij de secretarie-afd. Renteg. Eigendommen
en Adm. Openbare Werken Is vacant de
betrekking van

commies event. hoofdcommies

Leeftijdsgrens 35 jaar. Vereisten: Bezit dipi. H.B.S. 5 J. c., benevens diploma M.O. boek-
houden of Staatspr. dipi. voor handel en
adm. Ruime administratieve ervaring. Bezit dipl. M.O. Staathuishoudkunde en statistiek
en/of dlpl. gemeentefinancin strekt tot
aanbeveling.

Salarisgrenzen: Commies geh. f 3072,50 – f 4256,25

ongeh. f 2742,64 – t 4015,76
Hoofdc.

geh. t 3678,75 – f 5437,50
ongeh. t 3455,59 – t 5161,58
Een herziening van de salarisregeling is In
een vergevorderd stadium van voorbereiding.
Aanstelling boven het minimum is mogelijk.

Solljcitaties op zegel te richten tot B. en W.
van R’dam en in te zenden aan Bur. Personeël-
voorziening, kamer 331. Raadhuis, binnen
14 dagen na het verschijnen van deze oproep,
onder no. 500.

DE NEDERLANDSCHE BANK N.V. te .Am-
sterdam vraagt voor de Afdeling Buitenland van haar Hoofdbank een

jurist
of economist

bekend met deviezenvoorschriften en internatio-
naal betalingsverkeer. Bankervaring strekt tot
aanbeveling. Leeftijd bij voorkeur niet boven
35 jaar.
S.

Commanditaire Vennootschap op Aandelen

onder de Firma

TIEL-EMA.N.& DROS

gevestigd te LEIDEN.

UITGIFTE van

/ 660.000— gewone aandelen aan toonder,

in stukken van
f
1000.— nominaal

rechtgevende op de helft van het over het boekjaar 1947
uit te keren dividendpercentage en ten volle delende in
de resultaten over volgende boekjaren.

Ondergetekende bericht, dat de inschrijving,

uitsluitend voor aandeelhouders,
op
bovengenoemde

uitgifte zal zijn opengesteld op

VRIJDAG 17 OCTOBER .1947
9

tot des namiddags 4 uur

bij hare kantoren te
AMSTERDAM. ROTTERDAM,
‘s-GRAVENHAGE
en
LEIDEN,

tot de koers van 135 pCt.

op
de voorwaarden van het prospectus dd.
10
dezer,

waarvan exemplaren, alsmede inschrijvingsformu-
heren bij bovenvermelde kantoren verkrijgbaar zijn.

INCASSO-BANK N.V.

AMSTERDAM. 10
October 1947.

DE TWENTSCHE BANK
N.V.

MAANDSTAAT OP 30 SEPTEMBER 1947

Kas,

Kassiers en Daggeldleflingen

…………
f

13120.31 1,70
Nederlands

Schatkistpapier

………………..
639.456.220,62
Ander

Overheidspapier

……………………..
1.520.931,48
Wissels

……………………………….
,•

1.045.323,01
Bankiers in Binnen- en Buitenland

……….
..

14.816.454,73
Effecten

en

Syndicaten

……….. . ……..
..1.704.629,02
Prolongatiën en Voorschotten tegen Effecten ..
9.492,076.66
Debiteuren

…………………………….
..

88.609.840,81
Deelnemingen

(mci.

Voorschotten)

………….
..

8.563.970,35
Gebouwen

…………………………..
..,

3.500.000,-
Belegde Reserve voor Verleende Pensioenen

..,,
1.011.195,20

f

782.840.953,53

Kapitaal

………………………………
f

40.000.000,-
Reserve

……………………..

. ……….
…12.000.000,-
Bouwreserve

..

……..

…… …………..
..2.000.000,—
Deposito’s

op

Termijn

………………….
66.31 6.307,69
Crediteuren

………….

….

………
..645.176.562,18
Geaçceptcerde

Wissels

……………………
21.814,18
Geaccepteerd

door

Derden

……………….
..89.694,47
Overlopende Saldi en Andere Rekeningen

….
..

16.225.379,81
Reserve voor Verleende Pensioenen

……….
1.011.195.20
1 15.64U.56,b3

HOOGOVENS

.

IJMUIDEN:

De Koninklijke Nederlandsche Hoogovens en Staahfabrieken N.V.
te Ijmuiden
zoekt voor haar commerciële Afdeling

ENIGE NIEUWE. KRACHTEN

leeftijd 22-40 jaar.


Sollicitaties met beschrijving van levensloop en opleiding worden, vergezeld van een recente
pasfoto en onder vermelding van ons nummer ESB 35 ingewacht bij de Sociale Afdeling Princenhof.

Maakt . gebruik

van onze speciale rubriek

,,Vacatures” voor het

oproepen van sollicitan-

ten voor leidçndefuncties

Alle correspondentie betreffende advertenties, gelieve U te richten aan Koninklijke Nederlandsche Boekdrukkerij H. A. M. Roelants,
Lange Haven 141, Schiedam (Tel. 69300 toestèl 6)

1
Roelanta – Sebiedam

Auteur