Ga direct naar de content

Jrg. 32, editie 1580

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: augustus 20 1947

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

Economischow
,
Stati
‘esti
,
68che

‘Berichten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL; NIJVERHEID, FINANCIËN EN.VERKEER,

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

1
32E
JAARGANG

WOENSDAG 20 AUGUSTUS 1947

No. 1580 t

COMMISSIE VAN REDACTIE:

H. W. Larhbers; N. J. Polak; J. Tinbergen;

H. M. H. A. van der Valk; F. de Vries;

J. H. Lubbers (Redacteur-Secretaris).

Assistent-Redacteur: A. de Wit.

Administratie: Pieter de Hoochstraat 5, Rotterdam (‘W.).
Telefoon: Redactie 38040, Administratie 38340. Giro 8408.
Abonnementsprijs pan het blad, franco per post in Neder-
land f 26* per jaar. O’erzeese gebiedsdelen en buitenland

f 28 per jaar. Abonnementen hunnen ingaan met elk nummer
en slechts vorden beëindigd per ultimo pan het karender-
jaar. Losse nummers 75 cents.
Aangetekende stukken aan het Bijkantoor Westzeedijk,
Rotterdam (W.).

Alle correspondentie betreffende adr’ertenties te richten
aan de Firma H. A. M. Roelants, Lange Hagen 141,
Schiedam (Tel. 69300, toestel 6).

INHOUD:

Blz

De

artikelen

van

deze

week ……….
659

Uit

buitenlandse

bron

…………….
659

Regering en luchtvaart door
Prof. Mr F. de Vries
660

Desiundigheid in het bezuinigen door
‘Prof. Dr 0.
Bakker

………………………………
661

Eer; faze in de ontwikkeling van het fiscale winst-
begrip door
C. D. Jongman

………………..
662

Enkele

opmerkingen

over

de

econohiische

positie
van

Griot-Brittannië

door
H.

A.

Rhee,

M.A.
664

Aantekening:
Do Jaarlijkse rede van (Ie Presidejit van de Zuid-Afrikaanse
Reservobaisk

………………………………..
667

Internationale

notities:
LatUns-Ainerka en het dollarvraagstuk

…………….
668
De

weroldoulkerpositlo

…………………………
668

Geld-

en

kapitaalmarkt

…………………….
668

Statistieken:
Baiikstateis

………………………………….
669
Enige indexeijfers van de industriële productie in Nedorlana
670
Overzloht der laatste vier verkorte bnlansen van Be Neder.
landshe

Bank

……………………………….
671
Inleggingen

en

terugbetalingen

bij

de

spaarbanken

In
Nederland

………………………………..
671
De
kolenpositlo van Nederland

……………………
671

DEZER DAGEN

oordeefvellingen en vreemdé uitspraken. De oren hebben
de Nederlanders getuit over Indonesië. ,,De rijpe kennis

hoort, de onrijpe neemt het woord” schreef Staring. Horen
deed de Veiligheidsraad wel, althans de vertegnwoor-
digers van de Philippijnen en der Republiek. Voor het

verzoek de andere deelstaten aan het woord te laten,
bleef zij Oost-Indisch doof. Geen gehoor vond ook het

Nederlands verzoek tot een onmiddellijk wederwoord.
hoewel het Nederlands voorstel, eenmaal ter tafel g-

komen, het aanhoren waard bleek; het geeft door bereid-
heid tot overdracht van het oordeel over de toestand, mits
niet aan de Veiligheidsraad, blijk van vertrouwen in de
rechtvaardigheid van eigen twistzaak. Thans wachten we

de einduitspraak van de, formeel onbevoegde, en materieel
kennelijk niet volledig ingelichte beoordelaar af. De
tussenoordelen waren merkwaardig: het was echter ver-
heugend te zien, dat België kennelijk het woord van de
partner vertrouwt.

Horen, zien en zwijgen, althans naar buiten; een rijpë

politieke wijsheid. De resolutie van het besloten partij-
congres van de Partij van de Arbeid toonde, dat deze
opvatting van Steun aan eigen
,
regeringsvertegenwoor-
digers daar niet stilzwijgend werd aanvaard. Ook de

executieve van de Franse socialistische partij heeft het
doen horen van de eigen stem geprefereerd boven steun-
verlening aan het hachelijk evenwicht van de zelfgestelde
voorman Ramadier. Zelfs in het tot het uiterste in parle-
mentaire grondbeginselen geschoolde Groot-Brittannië beginnen botsingen binnen de partij tot uiting te komen
en aanwijzingen aan ministers. Wie oren heeft om te
horen, kan de eis tot wijziging van het Engelse kabinet

van alle kanten opvangen. Een eis, versterkt’ door de
teleurstelling, volgens sommige uitlatingen zelfs ont-
goocheling over Attlèe’s beoordeling van de toestand.
Maar India en Pakistan zijn vrije Staten, al wordt in
de ,,the morning after” stemming Engeland reeds van
partijdigheid bij de grensvaststelling beschuldigd.

Ontgoocheling ook over een uitspraak van Prèsident
Truman. De herauten waren uitgegaan, de West-Europese
Staten benoemden ijlings commissies ter staving van de
algemene bede; de haatige commissies zijn zelfs teeds
ver met het werk gevorderd. Toen sprak Truman: nood-,
zaak tot bijeenroepen der Amerikaanse volksvertegen-
woordiging is niet aanwezig. Hebben de Amerikaanse
staatslieden het te druk met andere gedeelten van de
wereld? Of extrapoleert hij het optimistisch woord van
de Amerikaanse bevelhebber in Duitsland, met als merk-
waardig contrast de oorveeg, die de Engelse bevelhebber
moreel voor de Duitsers over had.

Wie niet horen wil, moet voelen. Zo dacht een deel
der Nederlandse bakkers, die in hongerige magen hun
beste pleitredenaars bij de Regering zagen. Zo dacht ook
Minister Mansholt, die prompt tot vordering van bedrijven
overgaat. De verbruikscoöperatie, niet gnvoelig voor de
oorblazingen van het particulier belang, oordeelde bedacht-
zaam: men dient het publiek niet door het te ontrieven.

Behandeling van alle

bankzaken

* *

Bezorging van alle

assurantiën.

R. M’EES & ZOONEN
ASSURANTIE.MAKELAARS

AMSTERDAM..
ROTTERDAM
.S.GRAVCNHAGC
DLPT
.
SCHIEDAM VLAROINGE.?I

I,

VA

Maatschappij N.V.
DeCuraçaosche Handel-

(Curaçao Trading Company S.A.)

GEBOUW ,,ATLANTA”

Stadhouderskode 6 – Amsterdam

Is voor hare kantoren en vestigingen in Curaçao,

Suriname e

n alle voorname plaatsen in het

Caraïbische gebied
blijvend geïntéresseerd

mn offerten van fabrikanten van:

Boudmaterlalen

Hulsh. artikelen

Textiel

Hânp- en SluItwerk

Electr. Technische art.

Papier

/
Bouwbeslag

• Glas

Emaille

Kleine Ijzerwaren

SanItaIre artikelen

Levensmiddelen

1
Gereedschappen

Dakpannen

Keramische art.

EERSTE NEDERLANDSCHE

Verzekering Mij. op het Leven en tegen Invaliditeit N.V.
Gevestigd
te’s-Gravenhage

DMIN1STRATIEKANTOOR DORORECHT • BELLEVOESTRAAT 2, TELEFOON 5346

Personeels- Pensioenverzekering
verschaft directe fiscale besparing – afschrjving van
toekomstige lasten – blijvende sociale voldoening
Vraagt U eens welgedocumenteerd advies aan ons


BUREAU VOOR COLLECTIEVE CONTRACTEN


ijispen

cul.mborg
amsterdam
rott.rdam

loninkIijke

Nederkindsche

Boekdrukkerij

H.A. M. Ruelants

Schiedam

– – –
1

1
COMPENSATIE- EN RECIPROCITEITS-TRANSACTIES
1

Met onmiddellijke ingang is de Hoofdgroep Handel aan-

gewezen om bemiddelend op te treden ter aanzien van hen,

die een partner zoeken voor bovengenoemde transacties.
/
1

i

Het jongste nummer van haar orgaan

bevat hieromtrent nadere bijzonderheden en zal in het vervolg
alles in details publiceren, watdeze transacties kan bevoderen.

M
1
eIdt U nog heden als abonné op dit weekblad dat in geen

enkele onderneming van enige betekenis kan worden gemist,

i
thans minder dan ooit!

Abonnementsprijs f15.— per

jaar, (tot 31 Dec. 1947 f6.—).

Uitgave: KON. NED. BOEKDRUKKERIJ II. A. M. ROELANTS – SCHIEDAM
1

L
– – – –
——–
– – – –

N.V. KONINKLIJKE

N E D E R L A N D S C H E

ZOUT IN DUST. R IE

Boekelo . Hengels

ZOUTZIEDERIJ

Fabriek van:

zoutZuur, (alle kwaliteiten)

vloeibaar chloor

cbloorbleekloog

natronloog, caustic .roda.

20 Augustus 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN

059

DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK.
Prof. Mr F.
do Vries,
Regering en luchtnaart.

Volgens de luchtvaartwet is de K.L.M. thans opgezet

als een gemengd openbare onderneming. Op essentiële
punten heeft de Regering een beslissende stem. Naast de

K.L.M. zal in de praktijk geen andere Nederlandse lucht-vaartmaatschappij werkzaam zijn.

De juistheid van bovenstaande opzet steunt o.a. op het
feit, dat de luchtvaart nog nauwelijks het stadium van het

experiment te hoven is gekomen en het vliegtuig een be-

langrijk militair hulpmiddel is. Dit maakt steun en toezicht
van de Overheid gewenst. Aan de andere kant waarborgt
het gemengd karakter, waarbij o.a. de NV-vorm van de

K.L.M. behôuden blijft, de vrjje ontplooiing van de onder-

nemersactiviteit. In dit verband is het te hopen,dat bijv.
de scheepvaart haar afwijzende houding laat varen en zich
tot deelneming bereid toont.

Prof. Dr 0.
Bakker,
Deskundigheid in het bezuinigen

De tweede wet van Gossen zij richtsnoer bij het bezui-

nigen. Dit brengt met zich, dat de klassieke methode
van eerst de uitgaven vaststellen, daarna de dekking zoe-
ken, moet worden verlaten. Men steile van bovenaf vast

over welk bedrag door de overheidsdienst mag worden be-
schikt en daarna hoe de diensten deze bedragen mogen
besteden.

liet vaststellen, van de bedragen geschiede door een
instantie, die adviseert en een, die beslist. De adviserende
instantie is het Centraal Planbureau, de beslissende in-
stantie de Raad van Ministers. ‘

Daarna gebruikt ieder departement, met in achtneming
van de tweede wet van Gossen, het aldus gevonden bedrag.

De contrôle op de doelmatigheid hierbij geschiedt door de betrokken organen van de diverse ministeries, het centrale
orgaan van het ministerie van Financiën en de Algemene
Rekenkamer. Een buitenambtelijke bezuinigingscommissie
is dan niet meer nodig.

C. D. Jongmnn,
Een leze in de ontwikkeling Qan het fiscale
winst begrip.

De Wet op de Inkomstenbelasting 1914 bevatte, wat de
bepaling van de winst betreft, slechts weinig voorschriften
over de vraag, welke activa en passiva in de vermogens-

opstelling moesten resp. mochten worden opgenomen, en

over de waardering dezer vermogensbestanddelen. Het
Besluit op de Inkomstenbelasting 1941 was in dit opzicht
welis’aar straffer, maar ook hierin werd soepelheid be-
tracht.

Dit biedt voordelen: de evolutie van de opvattingen in het maatschappelijk verkeer verloopt sneller dan de ont-
wikkeling van de wet. . In overeenstemming hiermede
werd hijv. reeds tijdens de oorlog de mogelijkheid geopend
een vrije reserve op te nemen. Schr. schetst vervolgens de

implicaties van hetgeen de per 1 Juli jI. in werking ge-
treden Wet Belastingberziening 1947 bed t.

H. A. Rheo, M.A.,
Enkele opmerkingen oeer de economische
pôsitie von’ C,’oot-Brittannië.

De Britse handelslalans vertoont een passief saldo
van £ 700 millioen. Aanpassing van import en export is
derhalim nodig. liet tekort aan dollars wordt voor Enge-
land nog geaccentueerd door verschillende voorwaarden
uit de bekende leningsovereenkomst met de Verenigde
Staten.

Engeland moet mer produceren om via de export zijn
importen te kunnen betalen. Eén van de belangrijke
factoren bij de productie is de arbeidskracht. Hieraan
heerst gebrek. Verschillende maatregelen zullen worden
genomen, o.a. het toelaten, onder zekere voorwaarden, van vreemde arbeid,- demobilisatie en arbeidscontrôle.

UIT BUITENLANDSE BRON.

De landbouw biedt bestaansmogelijkheid aan de helft
van de wereldbevolking. Zelfs in, hoog geïndustrialiseerde
gebieden ,,agriculture remains a major occupation”, aldus

de ,,Midland Bank Review” van deze maand. In de Ver-
enigde Staten is 1
01)
de 5 arbeide’s in de landbouw werk-
zaam, in België 1 op de 6, in Frankrijk 1 op de 3 en in

/ Engeland 1 op de 20. In Nederland is deze verhouding
1 op 5. –

De oogst in Engeland valt dit jaar ongunstiger uit dan
werd verwacht. Zij is kleiner dan gedurende de oorlog en
kleiner ook dan het gemiddelde van de laatste 10 jaar,
zoals uit onderstaande, aan ,,The Times” van 11 Augus-
tus ji. ontleende cijfers, blijkt:

Jaar
rfarwe Gerst
J-Iaver Aard- Suiker-

appelen bieten

(100
=
normaal goed)

1942

…………
97 94 92

94

91
1943

————
97
96
95

92

92
1944

…………
94 92
88

91′

88
1945

————
92
97
90

95

94
1946

…………
93
89
93

92

89
1947

————

85
87
81

88

$7
gem. van 1937-1946
93
91
90

92

99

De oogst in Rusland zal, volgens het Engelse blad
,,The Observer” van 17 Augustus, dit jaar waarschijnlijk
zeer goed zijn. De nieuwe graangehïeden in Siberid, die
vorig jaar het Russische volk ,,saved from one of the
worst famines
01
their history”, hebben het weer goed
gedaan. De voedselprijzen op de vrije markten in cie
grote steden zijn als gevolg van de goede oogst sterk ge-

daald, t.w. met gemiddeld 50 pCt. Indien de graanleve-
ringen aan de Staat volgens plan verlopen, is liet, aldus het blad, bijna zeker, dat Stalin in staat zal zijn de lang
uitgestejde afschaffing van de broodrantsoenering voor
het einde van het jaar af te kondigen.

De kosten voor
Europa van het mislpkkcn van de Engelse
steenkoolexport zijn, volgens ,,The Economist” van 10
Augustus jl. moeilijk te berekenen. Slechts ruwe cal-
culaties zijn te maken, zelfs m.h.t. de dollars besteed aan Amerikaanse kolen, In het jaar, geëindigd op 30 ,Juni jl..
ontving Europa uit de Verenigde Staten 25 millioen ton
steenkool en cokes tegen een prijs van
S
500 inillioen. De conclusie, die hieruit onvermijdelijk dient te worden getrokken, is, dat de Engelse mijnwerkers Euroua $ 500
millioen hadden kunnen besparen door één uur per dag
langer te werken, dan zij in Mei en Juni (leden.

Do 75 pet
invoorrechten’op buitenlandse films zullen
in Engeland, aldus ,,The New Statesman and Nation”
van 16 Augustus j.l., eerst over ongeveer 6 maanden het
gewenste effect, t.w. dollarbesparingen, sorteren. Momen-
teel immers zijn de huren van Amerikaanse films nog
niet verstreken.

Het economisch herstel van Japan za] worden bevorderd
door een plan om ten naaste hij $ 137 millioen aan Japans
goud en zilver te gebruiken, dat beschikbaar is gesteld

door de ,,Far Eastern Commission”, teneinde hiermee
Japan’s buitenlandse handel te financieren. Deze goudpot,

zo zegt ,,The Times” van 16 Augustus jl., is het Japans
gedeelte van een groter fonds van goud, zilver, edele
metalen en juwelen, dat kan worden aangesproken bij
schadeloosstellingseisen, voor bezettingskosten en even-
tueel voor herstelbetalingen. Men is van mening, dat

leningen tot een bedrag van meer dan S 500 niillioén,
dank zij dit fonds, kunnen worden verkregen. –

660

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20 Augustus 1947

REGERING EN
LUCHTVAART.

Het ontwerp van wet, dat volgens de considerans het
onderhouden van luchtdiensten door de K.L.M. beoogt

te bevorderen, heeft in korte tijd – eerst 17 Juni ii.

werd het ingediend – de weg naar het Staatsbiad ge-

vonden.

De wet bestaat uit slechts twee ‘artikelen. 1-let ene

machtigt de minister van Verkeer en Waterstaat een

nieuwe overeenkomst met de K.L.M. aan te gaan volgens

een ontwerp bij de wet gevoegd; een tweede lid maakt
het mogelijk, dat de Statuten van de K.L.M., eveneens

als bijlage bij de wet gevoegd, op sommige punten van

het Wetboek van Koophandel afwijken. Het tweede

artikel machtigt de ministers van Verkeer en van Fi-

nanciën namens de Staat voor een bedrag van ten hoogste

t 51 millioen in het kapitaal van de K.L.M. deel te nemen

en aan of ten behoeve van deze maatschappij tot een

bedrag van ten hoogste f 50 millioen leningen c.q. garan-

ties te verstrekken.

De wet is in tweeërlei opzicht van belang. Zij regelt
nader het contact van de Regering met de K.L.M., maar

zij geeft tevens uiting aan de politiek, die de Regering
met betrekking tot de luchtvaart voornemens is te voe-

ren. Van betekenis is daarbij, dat de Regering tegelijker-

tijd niet bereid is gebleken haar medewerking te ver-

lenen aan de indienststelling van eeii luchtvaartlijn

door, één onzer scheepvaartmaatschappijen.

Een principiële wijziging in de bestaande toestand

brengt de wet niet. Wel heeft het Rijk zich thans ver-

zekerd van het bezit van de meerderheid der aandelen.
In het kapitaal van de K.L.M., dat van t 10 tot t 100
millioen wordt uitgebreid, neemt het Rijk momenteel
voor f40 millioen deel, trwijl de K.L.M. verplicht is

aandelen tot een bedrag van f11 millioen voor de Staat

te reserveren. De aanvankelijke deelneming is vrijwel
gelijk aan het financieel belang, dat het Rijk bij de K.L.M.

had. 1-Jet bezat f 2 millioen aandelen, terwijl de Regering

in 1938 een voorschot van t 25 millioen en in 1945 en
1946 een financieringserediet van t 35 millioen aan de
K.L.M. verstrekte. Het verkrijgen van de meerderheid der

aandelen versterkt uiteraard de positie der Regering.

Maar de minister van Verkeer had reeds een overwegende
zeggenschap in de K.L.M., daar het Rijk houder was
van de 100 eerste preferente aandelen A. Deze worden
thans verdoopt in 100 prioriteitsaandelen A, maar de
bevoegdheden, die de houder van deze aandelen bezit,
ondergaan slechts in zeer geringe mate uitbreiding. De
houder van deze aandelen – uitdrukkelijk werd en wordt

bepaald, dat zij alleen aan het Rijk kunnen toebehoren –
moet zijn goedkeuring verlenen bij verdere kapitaal-
uitgifte; hij maakt een bindende voordracht op voor de benoeming van vijf van de uit ten hoogste negen leden
bestaande Raad van Bestuur, van vier van de uit ten
minste zeven leden bestaande Raad van Commissarissen,
terwijl de bindende voordrachten voor de benoeming
van de overige leden van beide raden – door de houders
van de prioriteitsaandelen B op te maken – naar zijn
genoegen moeten zijn; hij geeft de Raad van Beheer

bindende aanwijzingen in zake de keuze der luchtlijnen
en het aandoen van in Nederland gelegen luchtvaart-terreinen; hij moet zijn goedkeuing verlenen voor de
vaststelling’ van de maximum, vrachtprijzen en van de
dienstregelingen, alsmede voor de vaststelling van de
balans, de winst- en verliesrekening en de afschrijvings-
percentages. Deze bevoegdheden, waarbij nog enige van

geringere betekenis komen, geven de Regering, gelijk
dat ook tot nu het geval was, een pverwegende invloed
op de gestie van de K.L.M., ook al zou zij niet de meer-,
derheid der aandelen bezitten. Wanneer de Regering
door ovérdracht van gewone aandelen aan particulieren
die meerderheid weer opgaf (welke mogelijkheid bij de
behandeling in de Kamer ter sprake kwam) zou dat der-

halve niet van ingrijpende betekenis zijn. De kans, dat hët
ooit daartoe zal komen, zal wel niet groot zijn.

Twee andere wegen had de Regering kunnen inslaan.

Zij had een stap terug kunnen doen, de machtspositie,

die zij in de K.L.M. innam, kunnen verzwakken of geheel

opgeven ôf zij had verder kunnen gaan en de K.L.M. tot
een, volledig staatsbedrijf kunnen maken.
Terecht heeft de Regering noch het één noch het ander
gedaan.

De K.L.M. is thans opgezet als een gemengd Openbare

onderneming, waarin de Regering op de meest aangelegen

punten een beslissende stem heeft. De vraag naar de

juistheid van deze constructie is niet voor beantwoording

vatbaar, voordat men het eens is geworden over de positie,

die de K.L.M. in de Nederlandse luchtvaart heeft in te

nemen. In hoofdzaak komt dit neer op de vraag, of aan

de K.L.M. al dan niet hetmonopolie in de luchtvaart

moet worden gegeven. Wettelijk is dit niet vastgelegd;

het is, thans nog een .zaak van regeringsbeleid. Deze wet

geeft haar geen monopolie, maar de wet van 1926 ver-
schaft de Regering de bevoegdheid om door weigering
van een vergunning aan andere ondernemingen concur-

renten te weren. De onlangs genomen beslissing wijst

erop, dat het beleid der Regering in deze richting gaat.

Het woord monopolie is hier eigenlijk niet ten volle

op zijn plaats. De K.L.M., handelt waarlijk niet op een

monopolistische markt. De zeer’ beperkte binnenlandse

markt daargelaten, heeft zij op de internationale lijnen
steeds met mededingers te makén. De vraag komt dus

hierop neer, of Nederland met slechts één onderneming
of met meer luchtvaartmaatschappijen aan de interna-
tionale concurrentie’ zal deelnemen. Alleen in deze be-

perkte zin kan van een monopolistische positie worden
gesproken.

In de meeste landen – de Verenigde Staten vormen de
belangrijkste uitzondering – is men in een dergelijke
richting gegaan. Overal is daar de grondslag voor de

opbouw van de luchtvaart geweest, de ondersteuning
door de verschillende regeringen van één grote nationale

maatschappij. Slechts met de directe of indirecte steun
van de Overheid heeft de luchtvaart zich kunnen ont-
plooien; in dit opzicht vormen ook de Verenigde Staten,

speciaal wat de internationale lijnen betreft, geen uit-
zondering.

Verschillende redenen hebben deze gang van zaken
bevorderd. In het stadium van experiment, dat de lucht-
vaart nauwelijks te boven is, kon van een renderend
bedrijf geen sprake zijn. Ook thans is dat meestal nog niet
het geval. Het vliegtuig blijft een duur vervoermiddel.
N bereidheid om in een zodanige omvang en wel tegen
zodanige prijzen, dat de werkelijke kosten volledig wor-

den gedekt, van dit vervoermiddel gebruik te maken,
ontbreekt bij het publiek nog. Subsidies of ,ondersteu-
ningen in andere vorm werden en worden derhalve ge-
geven. De conti’acten voor mailvervoer houden vaak een
verkapte subsidie in. Ookwerd bij de bouw van vliegtuigen
steun verleend. Bovendien worden nergens nog de kosten
van aanlegea exploitatie der vliegyelden door de vande
gebruikers geheven tarieven gedekt.
Volgroeid in de zin, waarin bijv. de spoorwegen en’ het
motorwegvervoer dat zijn, is de luchtvaart nog niet. Ook
bij de juist genoemde vervoermiddelen kunnen uiter-
aard technische en andere verbeteringen nog steeds
worden aangebracht, maar deze zullen, vergeleken met
hetgeen reeds bereikt is, van betrekkelijk geringe betekenis
zijn en zullen althans geen fundamentele wijziging bren-
gen in de positie, die zij in het vervoerwezen innemen.
Bij de luchtvaart is het anders gesteld. Grote verande-ringen zijn hier nog denkbaar, waardoor deze zich een
plaats zou kunnen veroveren, die thans nog niet kan wor-
den voorzien.

Bovendien is geen ander vervoermiddel in die mate
als het vliegtuig tevens één van de belangrijkste wapens

20 Augustus 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

661

en militaire hulpmiddelen geworden. Maar ook voor andere
vreedzame doeleinden is het van toenemend belang: voor

exploratie en kartering, de bestrijding van insecten en van
plantenziekten. Niet enkel als vervoermiddel heeft het
vliegtuig derhalve de belangstelling der regêringen tot

zich getrokken.

Het bovenstaande maakt het begrijpelijk, dat ieder land

van enige betekenis ernaar streeft zijn positie in het lucht-

vervoer te versterken en dat opzet en vorm van de nationale
luchtvaart aan de verwezenlijking van dit doel onderge-
schikt worden gemaakt. /

Volledige vrijheid van vestiging en onbeperkte onder-
linge concurrentie zal wel door niemand worden verdedigd.
Iedere poging tot werkelijke concurrentie, een streven bijv.

om

door een tarievenstrijd zich een plaats te veroveren of

een ander te verdringen, zou roodlottige gevolgen hebben.

Het zou ten slotte toch uitlopen op aaneensluiting en ge-
zamenlijke regeling, waarbij de regeringen moeilijk lijdelijk

zouden kunnen toezien. Bij de ontwikkeling der spoor-

vegen heeft men in dit opzicht leergeld genoeg betaald.

Flet aantal luchtvaartondernemingen zou in ieder geval
klein blijven. Van een markt met volledige mededinging
zou derhalve geen prake kunnen zijn. Verder dan een duo-

of oligopolistische markt zou men nooit komen. Maar de
instabiliteit van deze markten zou steeds weer tot een mo-
nopolie drijven. Ook internationaal blijkt men naar regeling
der mededinging te streven en worden de ‘tarieven bijv.
in onderling overleg in een internationale organisatie vast-
gesteld.
Welk nut zou het voor ons’ dan kunnen hebben om

enkele der luchtlijnen, die door ons land worden bediend,
te verdubbelen? Of welk voordeel zou eraan verbonden
kunnen zijn, wanneer men sommige lijnen in handen yan

afzonderlijke ondernemingen zou stellen, die ieder op hun
luchtlijn toch weer de enige vervoerder zouden zijn? Zoda-
nige voordelen zijn, moeilijk te bedenken. De technjsche vooruitgang zou met een dergelijke versnippering weinig
gediend zijn. Dat vooruitgang alleen mogelijk zou zijn
onder de druk der medediriging is een stelling, die nauwe-
lijks meer weerlegging behoeft. Kostenbesparing zou van

deze maatregelen evenmin te verwachten zijn; eer het
tegendeel. Terecht is betoogd (in de Verenigde Staten bijv.
door Moulton), dat de luchtvaart tot de bedrijfstakken
behoort, waarbij groter omvang gewoonlijk van lagere
kosten vergezeld gaat
1).
De kosten der outillage, die van leiding en administratie, van reservemateriaal en onbe-
nutte capaciteit zullen bij toeneming van de bedrijfsgrootte
afnemen. Slechts bij een belangrijke omvang van het be-
drijf is voldoende specialisatie in de leiding mogelijk.
Zal een klein land als het onze zijn plaats in de lucht
kunnen handhaven en uitbreiden, dan is het nodig, dat
wij over een krachtig georganiseerde en zo groot moge-
lijke maatschappij kunnen beschikken, die in staat is zich
ook internationaal te doen geldeneii met de buitenlandse ontwikkeling gelijke tred kan houden.
Uit het voorafgaande volgt onmiddellijk, dat de weg, die de Regering is ingeslagen, de juiste is en dat terecht
aan de K.L.M. een monopolie in de boven aangeduide zin is gegeven. De verlening van een monopolie moet echter,
vooral wanneer grote collectieve belangen ermee gemoeid
zijn, vergezeld gaan van een belangrijke mate van zeg-
genschap der Regering. Dit geldt te meer, wanneer de Re-gering van wege die belangen zich niet aan het dragen van
een deel van het financiële risico zal kunnen onttrekken.
Anderzijds is een grote mate van soepelheid en van
vrijheid hij de dagelijkse leiding evenzeer geboden. Juist
omdat de luchtvaart nog niet een volgroeid bedrijf is in
de bovenbedoelde zin, moet er plaats zijn voor een krach-
tige ontplooiing van ondernemersactiviteit. Verambte-

‘)
Moulton stelt voor de afzonderlijke lijnen de grens der bezuini-
gingen eerst hij een zeer grote dichtheid van vervoer. ,,Possibly
the. pra

ctical limits of these econornies will be reaclied whm 30-
passenger alrpianes move over the airways at ten-minute intervals”.
-The American Transport ation Probtem,
blz. ‘723.

lijking zou daarom uit den boze zijn. In ieder groot lichaam

moet de strijd tegen de bureaucratie voortdurend worden
gevoerd. OQk de luchtvaart dient als een onderneming

volgens commerciële beginselen te worden geleid. Al zal
een volledige dekking van de kosten voorshands wel niet
mogelijk zijn, het is wenselijk, dat vaststaat, welk deel

ervan de Overheid voorlopig voor haar rekening neemt

(een deel bijv. van de kosten van aanleg en onderhoud der

– vliegvelden) en dat overigens naar een renderend bedrijf
wordt gestrçefd.

Daarom valt het toe te juichen, dat de N.V.-vorm be-

houden bleef en dat het doel voorzitde K.L.M. het karakter

van een gemengd openbare onderneming te geven. Dit
wijst erop, dat de Regering de zojuistgenoeinde doeleinden
aanvaardt, terwijl de gekozen vorm de verwezenlijking

ervan gemakkelijker maakt. Deelneming van particuliere-zijde in het kapitaal zal niet bereikt worden, wanneer niet

naar rentabiliteit wordt gestreefd. Op het ogenblik is

deze deelneming nog gering. Het is te wensen, dat behalve

plaatsing van preferente aandelen bij het publiek, deel-

neming met name van andere verkeersondernemingeri in
het gewone kapitaal mogelijk zal blijken. Dit kan bevor-

derlijk zijn voor een goede verstandhouding en samenwer-
king tussen bedrijven, wier werkterreinen elkaar in de toe-
komst vermoedelijk meer zullen raken. Daarom zou het goed zijn, wanneér de schéepvaartonclernemingen haar
afwijzende houding lieten varen en zich, evenals de Neder-
landse Spoorwegen, tot deelneming berëid verklaarden. Bij de toenemende overheidsbemoeiing zal een belang-
rijke mate van decentralisatie in verschillende vormen
onmisbaar zijn. Naast de bevoegdheid van de Regering
om op essentiële punten de beslissing aan zich te houden,
z.ullen pverigens een grote mate van zelfstandigheid en een
eigen verantwoordelijkheid gewaarborgd moeten zijn

Feitelijke macht zonder de formele bevoegdheid daartoe,
gepaard aan vrees om verantwoordelijkheid te dragen

doen zich in het zuiver ambtelijke apparaat maar al te
dikwijls voor. Hier wordt een stap in de goede richting
gedaan. Wellicht kan de K.L.M. ook in dit opzicht ten
voorbeeld strekken. –
F. DE VRIES.

DESKUNDIGHEID IN HET BEZUINIGEN.

Het artikel van Prof. Ir I. P. de Vooys, onder boven-
staande titel in no. 1577 van dit blad verschenen, is, naar het mij toeschijnt, in de eerste plaats een uitnodiging. En
wel een uitnodiging aan degenen, die menen, dat zij over
deze materie kunnen oordelen, om concreet aan te geven,
hoe zij zich de bezuinigingsgang voorstellen.
Mijn gedachten daarover zijn in het onderstaande neer-
gelegd.

1. He,t uitgangspunt.

Mijn uitgangspunt daarbij is de
Tweede Wet van Gossen.
Deze gaat uit van de feitelijke toestand, dat een persoon
of huishouding meer behoeften heeft dan waaraan met
de beschikbare middelen kan worden voldaan. Deze mid-
delen moeten nu zo worden besteed, dat çle meest dringende

behoeften worden bevredigd, de minder dringende onbe-
vredigd worden gelaten, zodat in totaal het grootst moge-
lijke nuttig effect wordt verkregen.
Dit uitgangspunt brengt mede, dat voor de staatsdienst
moet worden gebroken met de klassieke methode van:
eerst de uitgaven vaststellen, daarna de dekking zoeken.
Het moet thans zo zijn, dat eerst, van bovenaf, wordt
vastgesteld over welk bedrag door de overheidsdienst
mag worden beschikt en dat daarna wordt bepaald, hoe
de diensten deze bedragen mogen besteden.

II. Het vaststellen van de bedragen, beschi/,cbaar voor de
overheidssector.

Zoals gezegd, moeten deze bedragen van bovenaf wor-

662

.

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20 Augustis 1947

den vastgesteld en wel, naar mijn mening, door een in-

stantie, die adviseert, en een, die beslist.

De adviserende instantie is het Centraal Planbureau,

de beslissende instntie de Raad van Ministers.
Het Centraal Nanbureau moet dus aangeven, met enige

tolerantie
1),
hoe groot het totaal bedrag is, dat in een

komend jaar voor de overheidsdienst b’eschikbaar is met

een globale onderverdeling daarvan over de verschillende

sectoren van ov,erheidsbemoeiing. Het Planbureau moet

redelijkerwijze hunnen aantonen, dat genoemde bedragen

de maximaal toelaatbare zijn en dat belangrijke afwijkin-
gen naar boven de gang van zaken in de andere sac toren

van onze volkshuishouding zeer ongunstig zullen beïnvlo-

den.

liet budget, door het’ Plan
h
ureau voorgesteld, moet

daarna door de Raad van Ministers, al of niet gewijzigd,

worden vastgesteld. ..

Is dit geschied, dan heeft ieder departement de taak

om op het totale bedrag, dat voor zijn diensten beschikbaar

is, de
Tweede Wet van Gossen
toe te passen, daarbij voorge-

licht door de eigen efficiency-dienst en die van het Ministe-
rie van Financiën.

hiermede is, in gi-ote lijnen, de budgettering geschetst,

die voorkomt, dat men
achteraf
de begrotingscijfers moet

drukken, terwijl de diensten iich al op de hogere cijfers

hadden ingesteld. Want bij dë klassieke methode geschiedt

de budgetteringsarbeid van onderaf: iedere dienst, iedere âfdeling dient een begroting in, ieder departement verza-

melt en compileert de voorstellen van zijn diensten en af-
delingen, de begrôtingen der departementen gaan naar Fi-
nanciën, waar men in het ongewisse is over het eindcijfer:
men is er alleen zeker vad, dat het hoger zal zijn, dan men
toelaatbaar acht. Dan komt de moeilijke en ongelijke strijd

van Financiën met de andere departementen en diensten
en dan is gemakkelijk te voorzien, dat het beoogde d9el

niet wordt bereikt.

I)e vraag moet nu worden beantwoord, hoe het komt,

dat, bij budgettering van beneden af de cijfers tot zo on-

gekende hoogte kunnen oplopen. Zijn dan alle hoofden
van diensten,’ alle,çhefs van afdelingen verkwisters, die
maar met ‘s Rijks geld omspringen alsof de bankbiljetten-

pers dag en nacht werkte? Neen, de oorzaken higen ergens
anders en ik ineen de belangrijkste te kunnen aanwijzen:
1. Eeii hoofd van dienst beschouwt

en terecht – zijn
dienst als een soort eigen onderneming, die hij zo goed
mogelijk moet leiden. En daaraan is inhaerent het
streven die onderneming zo groot mogelijk te maken.

Dit streven wordt nog bevQrderd door de menselijke
eigenschap, die de Amerikaanse schi’ijver op bedi’ijfs-
Jiuishoudkundig gebied, Dewing, zô juist heeft getypeerd
in de zin: ,’,thc higger the busiiiess, the bigger the man”

. 2. Waarom zal een hoofd van dienst: als zijn begroting
van het vorige jaaibijv. f1 milliôeri is en hij denkt met

f 0,8 millioen ook toe te komen, niet met een voorstel
komen om zijn begrotihg te verlagen? Ten eerste, omdat
hij denkt: ik behoef die f0,2 million niet uit te geven, dus
dan valt later de
staatsrekening
mee. Maar hij vergeet,
dat de staatsdienst en het staatscrediet worden beoor-
deeld naar de begroting en niet naar de rekening, die
eerst over enkele jaren wordt gepubliceerd. Ten tweede omdat hij denkt: misschien doet er zich iets voor, waar-
• ‘door ik die 10,2 millioen toch nodig zou hebben. En als
• ze niet op de begroting staat, krijg ik ze suppletoir zeker
niet. In’ de derde plaats vreest’ hij, dat zijn Departement

zal denken, dat hij vr.oeger veel te royaal is geweest.

•3. Als een hoofd van dienst op eigen initiatief gaat re-
organiseren (inkrimpen), krijgt hij de grootste moeite
met zijn personeel, dat hem verwijt een deel van hen
te ontsl&an,, terwijl andere diensten niet inkrimpen of
zelfs uitbreiden.

1)
Naar mijn mening van 5 tot hoogstens 10 pCt.

Ik meen,• dat in ‘het ‘oorgaande voldoende duidelijk is

gemaakt dat budgettering van bovenaf een eerste ver-

eiste is. –

III. De uitvoerink van de planen.

De budg’tering is een, belangrijk en, onmisbaar iets,

maar de uitvoering is de proef op de som: De uitvoering
is het werk van’ de diensten, zij zijn verantwoordelijk voor

de goede gang van zaken en zijn gehouden zich aan de

gebudgetteerde bedragen te houden. De leiders van de

diensten zijn niet alleen verantwoordelijk, ze zijn, in pi’in-
cipe, ook het meest deskundig. Zij zijn het, die, binnen de

dienst (hun onderneming), het best de
Tweede Wet van
Gossen
kunnen toepassen en men kan ervan overtuigd zijn,
dat, wanneer hun begroting met’ bijv. 25 pCt wordt ver-

laagd, ze, het snoeimes hanterende,’ tot een redelijk en

verantwoord resultaat komen. (Mijn persoonlijk oordeel

is, dat ‘in de staatsdienst veel meer verloren gaat door
inefficiency dan door fraude).

1-let zijn dus in de eerste plaats de leiders van de diensten,’

die voor een efficiënte uitvoering van hun taak moeten
zorgen. Daarnaast heeft de Staat evedwel contrôle-orga-

nen, die, extern, de juistheid en doelmatigheid van de
handelingen bewaken. –

1-let zijn, van onderen af in de hiërarchie:

.de contrôle- en efficiency-organen van de Ministeries;

het centrâle- contrôle- en efficiency-orgaan van het
Ministerie van Financiën;

de Algemene Rekenkamer.

Deze organen werken als externe controleurs, die,, van

een telkens hoger niveau, de juistheid en doelmatigheid
van de uitvoering controleren en, zo daartoe aanleiding
is, voorstellen tot verbetering doen.

De veelheid van deze contrôleorganen moge de lezer

niet verontrusten er is – ieder zijn eigen verantwoordelijk-
heid houdende – een zodanige samenwerking, dat dubbel

werk wordt voorkomen en de,onderlinge ervaringen worden
uitgewisseld.

Is er, indien de procedure, onder II beschreven, wordt

gevolgd, nog behoefte aan een buiten-ambtelijke bezuini-
gingscommissie? Ik meen van niet:.de ambtelijke organen

zijn naar mijn mening opgewassen tegen de taak, als de
methode ad II rigoureus in vervulling gaat. Wel zou ik
mij een kleine ambtelijke commissie – geen nieuwe
dienst
– kunnen voorstellen, die voor het werk ad II en III
voor de grote lijnen coördinerend en adviserend zou
kunnen optreden. –
0. BAKI.ER
.

EEN FAZE IN DE ONTWIKKELING VAN
HET FISCALE WINSTBEGRIP.

De huidige ficale wetgeving verstaat onder winst het

gezamenlijk bedrag van de voordelen, die onder welke
naam en in welke vormook worden verkregen uit het
bedrijf of uit het zelfstandig uitgeoefende beroep, welke
winst wordt’ bepaald door middel van vermogensvergelij-
king. Voor de hoogte van het bedrag van de winst is,

echter niet zozeer de bovengenoemde omschrijving van de
winst’ of de methode )an de vermogensvergeliking van
belang, als wel de vraag welke activa en passiva in de
vermogensoptelling worden opgenomen en de waardering
va’n deze vermogensbestanddelen. –
De • Wet op de Inkomstenbelasting- 1914 gaf hierovei
weinig of geen voorschriften. Elke winstberekening, welke

de toets van goed en eerlijk koopmansgebruik kan door-
staan, werd door de fiscus geaccepteerd, een opvatting in
1929 door de Hoge Raad bevestigd (arrest 9 Januari 1929,

B. 4465). Wel eiste de fistus continuiteit van het eenmaal
gekozen waarderingssysteem.
Het Besluit op de Inkomstenbelastïiig 1941 kent een
straffere regeling. Zowel ten aanzien van de vraag, welke

•1′

20 Augustus 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

663

activa en passiva bij de vermogensopstelling in aanmerking

moeten resp. mogen worden genomen, als betreffende .de
v’aardering van de opgevoerde vermogensbestanddelen
worden voorschriften gegeven. Dit wil nog niet zeggen,

dat de wetgever het goed koopmansgebruik geen rol meer
laat spelen. liet eerste’lid van art. 10 van het Besluit

noemt het begrip nog met name. Terwijl bij het in aan-
merking nemen van de activa het goede koopmansgebruik

van betekenis blijft, doch de waardering aan regels wordt gèbonden, wordt bij de passiva juist het opvoeren beperkt

en het waarderen voor het goed koopmansgebruik gere-
serveerd
1).

De soepele manier van regeling van de wet heeft grote
voordelen. Immers, van het begrip winst kan nog niet

w’orden gezegd, dat het voor alle tijden is bepaald. Een

wetgever, die een bepaalde opvatting aanvaardt, kiest

partij en mengt zich in de strijd .der meningen. Wil zijn
arbeid niet veiouderen, dan zal hij zijn regels moeten aan-
passen aan hetgeen wetenschap en praktijk als juister
hebben aanvaard. Aangezien de ontwikkeling van dewet
veelal minder snel is dan de evolutie van de opvattingen
in het maatschappelijk verkeer, kan het bijna niet uit-

blijven, of het door de fiscus aanvaarde winstbegrip blijft
bij de praktijk een slag achter. Veel zal er ook in en buiten
de volksvertegenwoordiging moeten, worden gedaan om

de wetgever ertoe te bre’hgen tot een wetswijziging over te
gaan. De praktijk kan evenwel niet altijd wachten en zal
reeds een inethode van winstberekening invoeren, voor-
dat de fiscus deze overneemt. De belastingdienst zal echter
een betekening volgens de door hem gewenste methode
blijven eisen, waaruit voor de belastingplichtige de nood-
zaak ontstaat twee berekeningen te maken, één voor de
fiscus en één voor eigen gebruik. liet belang, dat de be-
lastingdienst heeft bij een straffe regeling, moet dan ook
wel zeer groot zijn, wil de invoering gerechtvaardigd zijn.
Eenmaal een bepaald stelsel aanvaard, kan het bijna
niet uitblijven, dat dit in de loop van de jaren moet worden
gewijzigd. Een min of meer grote reeks van wijzigingen en
aanvullingen in de huidige wet mag dan ook worden ver-
wacht. Reedp tijdens de oorlog stond de wetgever als nood-
maatregel een afwijking toe van art. 10, 8e lid
2),
waarbij
o.a. de mogelijkheid werd geopend een vrije reserve in

verband met een toegekende bijdrage in oorlogsschade als
passiefpost op te nemen. Dit was daarom een afwijking,
omdat het betreffende artikel uitputtend noemt, ‘welke
aftrekbare passiva mogen worden opgevoerd, nl. die
,,welke tegenover bepaalde natuurlijke personen bestaan
of welke plegen te ontstaan uit reeds bestaande rechts-

verhoudingen” en de genoemde reserve hieronder niet is
te rangschikken.

.Belangrij ker is de wijziging in het Wetsontwerp Belasting-
herziening 1946, later geheten Wet Belastingherziening
1947, een ontwerp inmiddels door de Staten Generaal
aanvaard en per 1 Juli 1947 in werking getreden.
Onder het vele, dat in deze wet is ondergebracht, zijn
voor ons onderwerp van belang, de artikelen 4 en 5 A.
Eerstgenoemd artikel introduceert in de wetgeving de
onbelaste reserve, het laatstgenoemde houdt een wijzi-
ging in van het derde lid ‘van art. 10 van het Besluit op de
Inkomstenbelasting.

Als aftrekbare passiva komen thans in aanmerking:
verplichtingen, welke tegenover bepaalde natuurlijke
of rechtspersonen bestaan, dus bijv. aan leveranciers
verschuldigde bedragen, of verplichtingen, welke plegen te ontstaan uit reeds bestaande rechtsverhoudingen, bijv.
de reserves voor na de levering gedurende zekere tijd nog
lopende garanties, zoals die van een aannemer voor be-paalde gebreken van afgeleverd werk;
reserves tot dekking van risico’s, welke plegen te

‘)
J. A. Fray, De fiscale winstberekening, in: Prof. Dr P. J. A.
Adriani, Fiscale ervaringen 1940-1 945.
Res. 27 Februari .1941, no. 106;.B. No. 7462; id. van 18 Juni
1041, no. 161; Id. 22 April-1942, no. 96: id ZO October 1944, no. 1
en
id.
14 Augustus 1946, no. 122.

worden verekerd, doch die niet verzekerd zijn, doch tot

geen hoger bedrag dan met de aard van die reserves in
overeenstemming is (zgn. assurantie eigen risico);
reserves tt gelijkmatige verdeling van kosten en

lasten, doch tot geen hoger bedrag dan met de aard van
die reserves in overeenstemming is (zgn. egalisatiereserves);
onbelaste reserves.

De onder 2 en 3 genoemde reserves werden reeds genoemd

in art. 5 van het Besluit op de Winstbelastin. Dit Besluit
heeft evenwel een kort leven gehad. Met het Besluit ver-

dween ook de mogelijkheid deze reserves belastingvrij op

te voeren. De Wet Belastingherziening staat dit weer toe
en thans niet alleen voor N.V.’s en andçre lichamen, maar

ook voor andere .subjecten (eenmanszaak, firma enz.).
De hoogte van de reserves is beperkt, nl. ,,tot geen Jioger
bedrag dan met de aard van die reserve(s) in overeen-

stemming is”. Wat de reserve assurantie eigen risico be-treft zullen in de praktijk zeker nog verschillen in inzicht

tussen inspecteurs en belastingplichtigen ontstaan.
Zal de reserve mogen stijgen tot 100 pCt van de waarde
van de betreffende objecten of zal worden geredeneerd,

dat het zeer onwaarschijnlijk is, dat bijv. alle panden van
een huizenexploitatiemaatschappij vernietigd . zullen

worden, zodat het vbldoende is, dat men reserveert tot

een zeker percentage van de totaalwaarde? De waarde van
de betreffende objecten is voorts aan schommelingen onder-
hevig. Moet nu de reserve eveneens fluctueren, waardoor het dus kan voorkomen, dat een deel van de reserve weer
naar de belastbare winst moet worden teruggevoerd.
Wij achten het te verdedigen, dat, zolang voor het begrip
vervangingswaarde geen plaats in onze fiscale wetgeving
wordt ingeruimd, de hoogte van de reserve zich moet
richten naar de waarde ten tijde van de verkrijging van het
betreffende object, hetgeen dus wil zeggen, dat tot ver-
hoging van de reserve op grond van waardestijging eerst kan worden overgegaan, nadat het object inderdaad door
een nieuw, vap hogere v,aarde, is vervangen.

Zal de fiscus v6orts treden in de vraag, of het dragen
van eigen risico voor een bepaalde onderneming comfner-cieel aanvaardbaar is? De tekst van het betreffende artikel
laat dat o.i. niet toe, maar het is mogelijk, dat men van

mening is, dat, omdat het goede koopmansgebruik bij de
opstelling en waardering zijn rol blijft spelen, men op deze

grond in bepaalde gevallen het dragen van eigen risico
niet accepteërt.

Overigens moet men de betekenis van: de assurantie
eigen risico niet oveischatten. Het geldt uitsluitend voor
risico’s, welke plegen te worden verzekerd en het meren-
deel van de ondernemingen zal deze risico’s ook elders
verzekeren. Nu men echter de reserve helastingvrij kan
opvoeren, zal het voor sommigen een stimulans zijn te-
overwegen, of het niet voordeliger wordt het risico zelf te
gaan dragen. Immers, tengevolge van de nieuwe wettelijke
bepaling kan men zeggen, dat de premie” is verlaagd.
Ook de egalisatiereserve heeft beperkte betekenis, om-dat slechts bepaalde ondernemingen van deze belasting-
vrije reserveringsmogelijkheid gebruik zullen maken.
Overigens is er in beide gevallen in het algemeen slechts
sprake van een verschuiving in de belastingbetaling. Wat
men in jaren van reservering minder betaalt, moet men
in jaren, dat de reserve wordt gebruikt, in het algemeen
meer betalen, omdat znder de reserve de winst zoveel
lager zou zijn geweest.

Van grotere betekenis dan de hierboven genoemde re-
serveringsmogelijkheden is de zgn. onbelaste reserve.
De betekenis ligt hierin, dat voor alle ondernemingen zon-
der uitzondering de mogelijkheid wordt geboden tot een
ruimere verliescompensatie dan tot nu toe toegestaan
was. Immers tot 1 Juli jl. bestond slechts de mogelijkheid
uit de winst verliezen te compenseren van de twee vooraf

gaande jaren. Bij ernstige verliezen en verliezen gedurende
een langere periode konden deze niet altijd ten volle in
ittindering worden gebracht van winsten in volgende jaren.

664

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20 Augustus 1947

De onbelaste reserve vergroot de compensatieterrnijn.

Voorzover men op de reserve een beroep moet doen, heeft
men een bepaald winstbedrag ook belastingvrij yerdiend.

Er is dan geen verschuiving van belastingbetaling, zoals

bij egalisatiereserve en reserve eigen risico. Slechts van-
neer de belastingplicht eindigt of de belastingplichtige
zich uit.het bedrijf terugtrekt en de reserve niet of niet’

geheel behoçfde te worden aangesproken, presenteert de

fiscus alsnog de rekening. De grootte van de belastingvrijè

reserve is echter gelimiteerd, zowel ten aanzien van het

totaal als het bedrag van de jaarlijkse toeneming. Al is de.

compensatietermijn uitgebreid, een volledige compensatie
zal door deze beperking niet in alle gevallen mogelijk zijn.

Ten aanzien van de limiet van de totale reserve bestaat

er een kèuzemogelijkheid. Men kan de reserve nl. in verband

brengen met de waarde van de bedrijfsmiddelen (machines,

gebouwen, vervoermiddelen, enz.) en de bedrijfsvoorraden

(voor landbouwbedrijven het bedrag van de pacht, de
beklemhuur of de erfpachtcanon over de laatstverlopen
7 jaar) 6f de waarde van de overige bedrijfsactiva (kas,

bank, giro, debiteuren, goodwill, enz.). In het eerste geval is
het maximum 20 pCt, in het laatste 10 pCt van dewaarde.

De jaarlijkse toëneming van de onbelaste reserve mag

niet groter zijn dan het bedrag, waarmedè het zuiver be-

drijfsvermogen zou zijn toegenomen, indien de reserve
gelijk was gebleven, noch groter dan 15 pCt van de

winst, welke zou zijn behaald, indien de reserve gelijk was

gebleven.

Maken wij eerst enkele opmerkingen over het maximum

van de onbelaste reserve. De reserve dient om het bedrijfs-
risico tegemoet te treden. De grootte van de reserve moet

dus in verband staan met de grootte van het risico. De
wetgever legt het verband tussen reserve en de waarde van

de activa. Is er dus samenhang tussen de grootte van de

activa en de grootte van het risico? Stelt men naast elkaar twee ondernemingen met een gelijk geïnvesteerd kapiaal,

dan zou het toevallig zijn, wanneer hun bedrijfsrisico

gelijk zou zijn. Toch mogen zij slechts eenzelfde bedrag

belastingvrij reserveren. Wat is nu de bedoeling van de

wetgever? Alle ondernemingen over één kam te scheren,
zoals thans geschiedt? Dan is de onderneming met het
minste risico er het best aan toe, immers, deze kan wellicht
alle toekomstige verliezen compenseren uit de belasting-
Vrije reserve. Of wil men voor elke onderneming de moge-
lijkheid scheppen, dat naar verhouding een gelijk deel van
het bedrijfsrisico door belastingvrije reserves wordt gedekt?
In het laatste geval zou men alle ondernemingen in risico-
klassen moeten gaan indelen en voor elke klasse een andere
reservelimiet moeten vaststellen.. Dit zal zeker tot een

ingewikkeld systeem voeren. Het huidige is eenvoudig.
Zou men het maximum zeer hoog opvoeren, dan zou men
met handhaving van de eenvoud toch een belangrijk
aantal ondernemingen met verschillende risico’s van de

belastingvrije reserve kunnen laten profiteren. Maar hier-
tegen zullen wel bezwaren rijzen.
Een tweede vraag rijst. Is het huidige plafond hoog

genoeg? Deze vraag is niet te beantwoorden. Voor de ene
onderneming is er voldoende ruimte, de andere zal bij
volledige dekking van verliesmogelijkheden een deel van
zijn reserves niet tot de belastingvrije zien gerekend.

Bij de beoordeling van de jaarlijkse maximale toeneming
van de reserve zal men in aanmerking moeten nemen, of,
de tijd om tot de maximum totaalreserve te komen lang
genoeg is om deze te bereiken. Immers, zoi men voordien
reeds de reserve moeten aanspreken, dan wordt dit tötaal-
maximum illusoir.
Ongetwijfeld za( er thans een tijd komen van experi-

menteren. De resultaten in de praktijk zullen waarschijn-
lijk aanleiding zijn tot wijziging van de limieten, waarmee
dan tevens geilliistreerd zou worden onze opmerking hier-
boven, dat, wanneer de fiscus een bepaald stelsel van
winstbepaling aanvaardt, geregeld wijzigingen en aan-
vullingen zullen volgen.
Drs C. D. JONGMAN.

ENKELE OPMERKINGEN

OVER DE ECONOMISCHE POSITIE VAN

GROOT-BRITTANNIE.

De economische problemen, waarvoor Groot-Brittannië

zich geplaatst ziet, zijn in menig opzicht niet ongelijk aan

die, welke andere Europese landen hebben op te lossen.

Sinds de publicatie van het Witboek ,,Economic Survey

for 1947″ in Februari van dit jaar, is de economische

positie van het land het onderwerp geweest van besprekin-

gen in parlement, pers en in kringen, waar men gewend is

een gefundeerde opinie te vormen. Het gaat daarbij om het

vraagstuk, dat door Dr Dalton ,,the wide yawning gap

between exports and imports”, wordt genoemd. De door

Dalton bedoelde ,,gap” bedraagt £ 700 millioen. Groot-

Brittannië ziet zich nu geplaatst voor de vraag een middel

te vinden om zijn noodzakelijke importen iitsluitend met

zijn exporten te betalen. De tijd, waarin Groot-Brittannië
zijn passieve handelsbalans in evenwicht kon brengen met
de opbrengsten van zijn overzeese beleggingen is voorbij,

of om de woorden te gebruiken van de parlementaire secre-
taris van het Ministerie van Arbeid: ,,Our loss of foreign

investments roughly equivalent to the production of

300.000 men in a year”.


De verhouding tussen de opbrengst van de export en

de kosten van de import is ongunstiger geworden en indien

het vooroorlogse volume van de import gehandhaafd of

benaderd zou moeten worden, vereist dat een zeer grote
uitbreiding van het volume van de export. In de,,Econo-

mic Survey for 1947″ stelde de Regering vast, dat de
opbrengst van de export aan het einde van de oorlog

toereikend was om
f
van het vooroorlogse impoitvolume

te financieren. In 1947 zou de export, naar volume, 140 pCt

moeten bedragen van 1938. Dat was in Februari. In zijn

rede van 6 Augustus jl. deelde de minister-president mede, dat het gestelde doel moest worden opgegeven, in verband
met de kolenerisis en de strenge winter aan het begin yan
dit jaar. Flij s’prak de hoop uit, dat genoemd doel aan het

eind van het eerste halfjaar in 1948 zou worden bereikt
en 160 pCt vah 1938, aan het eind van het tweede halfjaar.

Aan het, eind van 1946 werd 110 pCt gehaald. Het herstel
in 1946 was in feite groter dan verwacht. De totale export

bereikte een cijfer van £ 900 millioen tegen een officiële
raming van £ 750 millioen. In de 2e helft van 1946 bouwde
Groot-Brittannië zijn goudreserve met £100 millioen uit.
De Regering taxeerde het tekort in 1947 op £ 350 millioen
en ,,The Economist”, nu een strenge criticus van de over-
heidspolitiek, was op 5 April van mening, dat de twee

leningen, nl. de Amerikaanse en Canadese, wel tot 1949
zouden reiken.
Het is de moeite waard even na te gaan, waarom de si-
tuatie zoveel slechter is geworden. Een zeer belangrijke
factor is de handelsrelatie met de zgn. ,,hard-currency”,
d.w.z. voornamelijk dollarlanden. Uit deze landen betrekt
Engeland 42 pCt van zijn import; slechts 14 pCt van zijn
export gaat daarheen. Volgens,de indexcijfers van de groot-
handel in de Verenigde Staten is het prijsniveau in Juli
1947, vergeleken met Januari verleden jaar, met iets
minder dan 50 pCt gestegen en dit geldt in minstens even
grote mate voor de agrarische producten, die Groot-Brit-
tannië van de Verenigde Staten kocht. Dit betekent, dat
voor Groot-Brittannië de dollars in 1947 minder waard
waren dan die zij in 1946 leende. Maar de belangrijkste
oorzaak voor het slechter worden van de situatie – vele
Engelse economisten wezen lang geleden bij de bespreking

• van de Amerikaanse lening daarop – is toch wel het
algemeen tekort aan dollars. Voorzover het Groot-Brittannië
– betreft, betekent dit, dat het land dollars

moest afstaan

voor andere doeleinden dan om er goederen uit de Verenig-
de Staten mee te kopen. In twee deskundige artikelen in
,,The Times” van 5 en 6 Aiig.’jl. wees Professor Sir Hubert
Henderson op art. 7 van de Amerikaanse leningsovereen-

20 Augustus 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

665

komst, dat zegt, dat ,,sterling receipt from current trans-
actions” per 15 Juli 1947 vrij converteerbaar zijn in enige

ndere munt, op artikel 8, datdeEngelse Regering verplicht

na dezelfde datum geen ,,exchange restrictions on current
transactions” te zullen maken en op artikel 9, waarbij

Gr9ot-Brittanni6 op zich neemt om, op een paar uitzonde-

ringen na, geen importrestricties op te leggen, die discri-
minatie inhouden tegen de import van welk land dan ook.

Professor Henderson wees terecht op de ernst van deze

verplichtingen voor de toekomst. 1-Jij pleit, niet voor het

verbreken van de overeenkomst, maar hij legt de nadruk
op het belang om wijzigingen aan te brengen, straks bij

de besprekingen met Amerikaanse autoriteiten. De ver-
plihting tot inwisselbaarheid neemt elke ,,incentive” weg
om met lJondensaldi, voortvloeiende uit een gunstige

handelsbalans, goederen in Groot-Brittannië te kopen.

Er is meer. Indien de betrokken landen een dollartekort
hebben – hetgeen vaak •het geval is -, krijgen zij
juist een stimülans hun importen uit Groot-Brittannië

te beperken, teneinde hun dollarreserves te ver-

groten. In feite zal dat de eenvoudigste manier zijn

om aan dollars te komen. Indien de valuta van bedoelde

landen &veneèns inwisselbaar waren, zou de situatie voor

Groot-Brittannië minder ernstig zijn. Maar, natuurlijk is het geen practisch uitvoerbare oplossing die landen
vroegtijdig tot inwisselbaarheid te dwingen. De verplich-
ting om niet te discrimineren betekent niet, dat Groot-Brit-
tannië meer uit de Verenigde Staten zal kopen, maar veel-eer, dat het geen tabak uit Rhodesia of boeken uit Australië

kan betrekken.

Vat de uitwendige positie betreft, er is op het ogenblik
weinig, dat Engeland kan doen zolang de Verenigde Staten

het zijn vrijheid van handelen nog niet hergeeft. Dat be-
tekent, dat Engeland er naar poet streven door interne
regelingen zijn economie in overeenstemming te brengen met kleiner importen en betere en grotere exporten. Deze
kwestie werd behandeld door Mr Herbert Morrison, in zijn rede in het Lagerhuis van 8 Juli van dit jaar, toen hij zeide,
dat vermeerderde productie en exporten oplossingen op
lange termijn betekenden; maar hij gaf daarbij ook uiting aan
overmatig pessimisme met te zeggen, dat hij was ,,equally
certain they cannot provide the entire short term solution”.
Er zijn hier twee afzonderlijke problemen, één van pro-
ductie en het andere van afzet. –

1-let is het doel van de Regering beide problemen op te
lossen. De critiek in Engeland
op
de door de Regering

ontwikkelde politiek bëweegt zich in hoofdzaak langs
twee lijnen: ten eerste vindt men, dat de door de minister-
president ontvouwde maatregelen niet radicaal genoeg
zijn. Zo ernstig werd çle crisis door de pibliciteit voorge-
steld, dat men een zucht van verlichting slaakte, toen men
las, dat het rantsoen van petroleum alleen met
1/3
werd
verminderd en het additionele rantsoen met
1
/
10
en slechts
een matige contrôle op de arbeid was te verwachten, dat
tenslotte het vleesrantsoen niet gehalveerd zou worden
en de Regering zich beijverde om voor de voorgestelde
maatregelen de instemming te verkrijgen van de conser-
vatieve oppositie. Toen sloeg, nogal paradoxaal, deze

eerste reactie om in een stemming van wanhoop, dat geen
drastischer maatregelen werden genomen. Wat de tweede
soort van critiek betreft, zij richt zich op de ,,short term
correctives” van Minister Attlee, terwijl een giondige wijzi-
ging van de economische politiek, naar het oordeel der
critici, nodig wprdt geacht. liet is belangrijk er aan te her-
inneren, dat, ofschoon de bedreiging van de levensstan-
daard algemeen .wordt erkend, de Regering, gezien de résul-
taten van enkele tussentijdse verkipzingen, nog altijd de
steun heeft van haar kiezers. De critiek richt
1
ziçh daarop,
dat de Regering met haar programma van nationalisatie
meer voortgang had moeten maken. Voor zover het de vak-
verenigingen betreft; is men bereid zich aan groter contrôle
te onderwerpen, mits zij ook toegepast wordt op de winsten
en het bestuur der ondernemingen.

Arbeidskrachten.

Eén van de belangrijkste aspecten van het probleem
van Engeland’s onvoldoende productie is dearbeidskracht.

Hieronder wordt de positie van de Britse arbeidskracht

geïllustreerd door twee grafieken. De grafieken zijn ge-

baseerd op inlichtingen verkregen uit officiële bronnen en
kunnen als betrouwbaar worden beschouwd. Deze grafieken

tonen duidelijk de verdeling der beroepen van de Engelse

bevolking, maar enige uitleg kan nog van belang zijn..

&RAFIEK 1.
Bevolking van Groot-Brt.tannië.

Juni (940

Transport
Handel. Openbare

IfldUIfCtS.
Mijnbouw
Oientfln. OnerlOe en

I

in L*fldbOUW
Werkiosen

9,9 mIlfIoen

8,6 mlllloun

2.0 m(iltOSfl
LeO.

Hurouwen en! ‘
0,8 wiltioen

47.074.000

Mannen van 14-64 jaar, vrouwen van 14-59 jaar. Inbegrepen
zijn zowel werkgevers en zelfstandigen als werknemers. Niet in-
begrepen is particulier huishoudpersoneel. Wel inbegrepen zijn
‘arbeiders voor halve dagen, waarbij er twee voor een worden ge-rekend. Cijfers Over voorafgaande tijdstippen geven geen krijgs-
gevangenen, maar wel die buitenlandse arbeidskrachten, die een
burgerbetrekking hebben; de cijfers i’oor December 1947 omvatten
eveneens dergelijke arbeidskrachten uit het buitenland.

Ongelukkigerwijs is het niet mogelijk het aantal personen
te noemen, die werken voor de exportindustrie en voor de
productie van artikelen voo’ het eigen land. Dit is zeer
belangrijk. Men schat, dat vlak voor het uitbreken van de
oorlog, in Juni 1939, bijna 1 millioen man in de export-industrie werkte. Blijkens het reeds genoemde Witboek
werd geschat, dat in December 1946 Ij millioen man
werkzaam was in de exportindustrie. liet zou niet gerecht-
vaardigd zijn om dezelfde productiviteit per manjaar aan
te nemen en dit doet de vergelijking mank lopen. Er wordt
ver.wacht, dat hetaantal in de industrie tewerkgestelden
per December a.s. zal stijgen met 1,7 m.illioen. Uit grafiek
II blijkt, dat het totaal aantal arbeidskrachten in de
burgermaatschappij (dat is de hele kolom, behalve DF, F
en U) in December 1946 de hoogte van Juni 1939 weer
had bereikt en in feite zelfs enigszins had overschreden.
De Regering meent, dat ongeveer in December van dit
jaar dat cijfer verhoogd kan worden met slechts 278.000
of 1,5 pCt van het cijfer van December 1946. In feite heeft
zij in haar schatting op slechts 100.000 personen boven dat
cijfer gerekend; daarbij is in aanmerking genomen: haar
verzoek aan de 960.000 vrouwen, die sinds Juni 1945 de

industrie verlieten om wéér te gaan werken voor de indus-
trie, en aan andere vrouwen om voor het eerst te gaan
werken in de industrie; haar politiek om werk te vinden
voorinvalide personen, wier aantal geschat wordt op
720.000; haar politiek om de tewerkstelling voor . immi-
– granten te bevorderen; eveneens het vasthouden van de
Regering, ondanks alle oppositie van degenen, die haar
steunen, tot handhaving van een aanzienlijk aantal
strijdkrachten. De plannen van de Regering over de

KInderen
(tot 14’jarl2e leeftijd)
10,1 mIlilOIÇ

(

Oudere
bevofkinp
(wennen boven 65 t.. vrouwen bonen 60 (t
0.3 mililoen

666

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20 Augustus 1947

arbeidskrachten werd en gesteund door werkgevers en

vertegenwoordigers van vakverenigingen. Er is een serie

conferenties geweest van het ,,National Joint Consultative
Council” van het Ministerie van Arbeid. De principes

van de voorstellen waren reeds aangenomen vébr het
debat over ,,de toestand van de natie” in het Lager-

huis, dat leidde tot protesten van de zijde van zekere

delen van de parlementaire oppositie. De details van de
voorstellen moeten nog uitgewerkt wôrden door de kleiuere

en meer speciale ,,Joint Consultative Committee”.
rg,
ee

hoofdpunten moeten nog worden opgelost. Ten eerste de
verlenging der arbeidsuren. iden is reeds overeengekomen,

dat overwerk op basis van ,,staggered hours” meer regel
dan uitzondering zal worden.

GRAFIEK II.

Verdeling aan het totaal aantal arbeidskrachten

in Groot-Brittannië.
Verdeling
1939

1945

1946

1946

1947
Juni

Juni

Juni

Dec

Dec.

20000.000

PS

L

I
Ch
O.MI.l.

M&E
1

t M&E
1

I
IMI

1

M& EI

&E

_j’

I1

HI

ITu

BI

R1J
B
IIB

TI

Nl

I
T
I

I
T

A = landbouw en visserij; C

mijnbouw; P.U. = openbare nuts-
bedrijven; T transport; B bouw- en werktuigkunde; B ?I.
bouwmaterialen en uitrusting; Tx = textiel en kleding; M. en E. =
metalen en werktuigkunde, met inbegrip van motor-, rijwiel- en vliegtuigindustrie; uitgezonderd zijn brug- en waterbouw, ijzer-
gieterijen in het algemeen, stook- en ventilage-installaties, koper-
fabrieken, ene., clie onder bouwmaterialen begrepen zijn en uitrusting,
met uitzonderiag van electrische apparaten, voertuigen, wagens,
enz.,
horloges, klokken, enz., en wetenschappelijke en fotografische
apparaten, die begrepen zijn onder ,,andere industrieën”; F., D.
en T. = voedsel, drank en tabak; Cli. = chemicaliën; O.Mf.I. =
andere industrieën; 1) handel (in ruime zin); O.C.S. = andere
,,consumers’ services”, di. ontspanning en sport, hotels en pro-
viandering, wasserijen, handel en financiën, dienstverleningen;
P.S. = openbare diensten, met inbegrip van niet-industriële civiele
personen en industriële staven van’ regeringsdeparternenten, die
niet zijn ondergebracht hij een afzonderlijke tak van industrie,
al het personeel van de posterijen, afgezien van dat in fabrieken,
die apparaten vervaardigen, employé’s bij N.A.A.F.I., U.N.R.R.A.,
en ,,Allied Control Commission”, politie, N.F.S., burgerlijke de-fensie, al het personeel van plaatselijke autoriteiten (mcl. onder-
wijzend personeel), behalve dat, werkzaam in afdelingen van handel;
Ii. = verzekerde werklozen; F. = leger en hulpdiensten; D.F.
gedemobiliseerde mannen en vrouwen, die noggeen werk hebben.

Ten
tweede zal de vorm en het gebruik van de ,,Control
of Engagemen ts Order” in details uitgew’erkt moeten wor-
den. Het doel hiervan zal zijn de vereiste verdeling van

arbeidskracht te voltobien. Deze ,,Order” verschilt in zo-
verre van de ,,Essential Works Order” van tijdens de

oorlog, dat het de arbeider bindt aan een industrie en nief

aan een betrekking. Er is afgesproken, dat alle betrekkingen
vervuld worden door tussenkomst van het Ministerie van

Arbeid. Dit is gedaan om de zwarte markt voor arbeids-

krachten, die zich reeds begon te ontwikkelen, tegen te
gaan. Waarschijnlijk voor het eerst in haar geschiedenis

hebben zekere vakverenigingen, met name in de bouw-

vakken, geprQbeerd zowel een maximum- als een minimum-

loon te bedingen teneinde het bouwprogramma van de

Regering te helpen uitvoeren. Bij de nieuwe overeenkqmst

heeft het Congres van vakverenigingen toegezegd haar

hoofdvakverenigingen te adviseren niet aan te dringen
op hogere lonen.

Uit grafiek II blijkt, dat er aan het einde van dit jaar

een aanzienlijke aanwitist van arbeidskrachten zal komen

van het leger, maar deze winst van 457.000 zal worden
verminderd met een verlies van 100.000 jonge mensen
als resultaat van het verhogen van de leerplichtige leeftijd
van 14 tot 15 jaar op 1 April jl. en van een verlaging van het

geboortecijfer. Er zij op gewezen, dat de totale werkende

bevolking in Juni 1946 iets groter was dan 201 millioen

in vergelijking met 221 millioen in Juni 1943, een vermin-

dering van 7,5 pCt dus. In het Witboek ,,Statistics relating

to the War Effort of the United Kingdom” wordt medege-

deeld, dat de toeneming, die plaats had tussen 1939 en de

oorlogspiek. werd bereikt door het aantal werklozen terug
te brengen tot
lf
millioen en door een netto-toevoeging
aan de landbouwende bevolking van het lancI van 2j mil-

lioen personen, die in de voorafgaande jaren niet werkzaam
waren in de industrie. De verwachte veranderingen in de
afzonderlijke takken van industrie gedurende het lopende

jaar zijn op grafiek II niet duidelijk zichtbaar. De Regering

beoogt eerA daling van het aantal tewerkgestelden in de
openbare diensten (P.S.) van 80.000 en een vermindering
van 3.000 in het transportwezen (T.). De 2.130.000 perso-

nen, vermeld als ,,public servants” (P.S.) in December
1946 moeten niet alle als ,,civil servants” worden be-

schouwd. Iets mer dan 1 millioen van hen zijn employé’s
van de Staat (te onderscheiden van de plaatselijke Over-

heid), waarvan er weer 615.000 werkzaam zijn bij de poste-
rijen en de rest hij de plaatselijke overheidsdiensten, bijv.
politie, brandweer enz. De grootste arbeidsschaarste be-
staat in de textiel- en kledingindustrie (Tx), in het bij-
zonder in de katoenspinnerijen, wol- en sajetindustrie.
In December 1946 was het aantal tewerkgestelden in de
textiel- en kledingindustrie 398.000 minder dan in Juni
1939, en men vreest, dat het in December 1947 nog steeds
328.000 beneden het aantal op die datum zal zijn.

Buitenlandse arbeidskrachten zullen, zowel hier als elders,
moeten worden aangewend om tenminste, voor een ge-
deelte in het tekort te voorzien. De Regering verwacht
veel van de reorganiatie en wederuitrusting van deze
industrieën, in het bijzonder vân de katoenindustrie, en
hun toekomstige geschiktheid om een grotere pi’oductie
te bereiken met minder arbeidskrachten.
Flierboven werd reeds gewezen op de cijfers van de Re-

gering voor Iecember a.s., kolom 5 van grafiek II. Deze
cijferkolom is volgens de woorden van de Regering , ,neither
an ideal distribution nor a forecast df vhat will happen;
it represents the approximate distribution which is needed

to carry out the objecthes…. which the Government
considers can be achieved if the nation as a whole sets ïtself
to achieve them”. Bij vroegere uitspraken legde de Re-

gering grote nadruk op haar verlangen om contrôle op de
arbeid te vermijden en er was veel over gesproken om het
begroten van het aantal arbeidskrachten te laten plaats-
vinden op ,,democratische” en niet op ,,totalitaire” wijze. Het aantal mensen, werkzaam in de handel is groot, maar
elke vermindering vah dit aantal zal’ waarschijnlijk een
averechts effect hebben op de kansen om meer huisvrouwen
te recruteren vior werk voor halve dagen in de industrie.

20 Augustus 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

667

Wat betreft de arbeidskrachten in het leger, de Rege-

ring heeft eindelijk enige, zij het niet zeer grote, concessies

ge.daan aan de critici. Aan het begin van dit jaar varen qr
nog steeds 1.420.000 mensen in het leger, waarvan 900.000
in het eigenlijke leger, d.i. vier maal het vooroorlogse aan-

tal. Volgens schatting bedraagt het aantal thans ongeveer

790.000, terwijl de zeemacht is verminderd tot ongeveer

haar vooroorlogse sterkte en de R.A.F. is nog steeds drie

maal haar vooroorlogse sterkte. Thans bestaat het plan
om het leger tegen 81 Maart a.s. tot 1.007.000 te vermin-

deren. Een Witboek van de Regering geeft een beeld van

de positie in Februari. Een nieuw overziht is voor de naaste
toekomst beloofd.
De mijnbouw en de landbouw bieden de moeilijkste pro-
blemen.

In de mijnbouw bestaat een enorme verspilling aan ar-
beidskrachterr, door deskundigen geschat
01)
50.000
100.000 per jaar. Dit betekent, dat om 10.000 extra arbei-
ders in deze tak van industrie te krijgen 00.000 ft 110.000

extra w’erklieden moeten w’orden gevonden. De mijnen

werden op 1 Januari van dit jaar genationaliseerd en de

werkweek van 5 dagen werd op 1 Mei jl. ingevoerd. Dit
leidde tot vergroting van de opbrengst, minder absentisme
en grotere vrede in deze tak, maar of deze voordelen zullen
kunnen worden gehandhaafd, is thans nog niet te zeggen.
Talrijke methoden om concessies aan de, mijnstreken en
de mijnwerkers te verlenen zijn in ogenschouw genomen.

De introductie van buitenlandse arbeidskrachten in de
mijnen heeft vele en onverwachte moeilijkheden ontmoet,
maar op dit
isint
is enige overeenstemming bereikt met de
,,National Union of Mme w’orkers”. in de landbouw zal

de doelstelling pm dê productie met 20 pCt te vergroten
tegen 1950/’51, zoals Mr Attlee thans heeft aangekondigd, tal van moeilijkheden met zich brengen. Als 100.000 bxtra
arbeiders. moeten worden gevonden,
,
zullen er huizen voor
hen moeten zijn. 130.000 Duitsers, die. in fite geregelde
landarbeiders varen, w’orden geleidelijk gerepatrieerd, en
dit berokk’ent menige boer hoofdpijn. lIet onderwerp van
de plaats van de landbouw in de Britse economie verdient
echter een vollediger behandeling dan in dit artikel moge-
lijk is.

Een belangrijk probleem in alle primaire jndustrieën is
de toenemjng van de opbrengst per man-jar. Hier heeft
het betrekkelijk ontbreken van stakingen veel geholpen,

maar het probleem van het toeneren van de efficiency
blijf t.

Oxîord, 10
Augustus 1947.

II. A. RTEJdE, M.A.

AANTEKENING.

1)14 JAARLIJKSE REI)E
VAN DE
PRESIJ)EN’I’
VAN DE Z UI1)-AFJtIKAANSE JIESERVEBANK.

De rede van de President, Dr M. II. de Koek, uitgespro-
ken op de 27ste gewone algemene vergadering van aandeel-
houders van de Zuid-Afrikaanse feservebank op 1 Augus-
tus jl., bevat tal van interessante bijzonderheden betref-
fende het geld- en bankw,ezen in Zuid-Afrika. Het is echter
wegens de beperkte plaatsruimte niet doenlijk hiervan
een volledig overzicht te geven. Wij zullen derhalve vol-

staan met een samenvatting van de visie van de heer de
Koek op de toekomstige algemene economische situatie
1).

In zijn rede van verleden jaar heeft de President; zoals
hij zeide, reeds uitvoerig gewezen op het gevaar van inflatie
en overmatige speculatie in de Unie van Zuid-Afrika.

Sedertdien heeft in de Unie, evenals elders, een verdere
stijging van prijzen en lonen plaats gehad; dank zij de.
grote uitbreiding van de productie, in het bijzonder in de
Verenigde Staten, en de geweldige stijging van de invoer is de vrees voor een voortzetting van het inflationistische
proces thans practisch verdwenen; Ook het tempo en de

‘)
Voor een volledige weergave van genoemde rede verwijzen wij
naar ,,Die Transvaler” van 2Augustus 1947 en de ,,Sunday Tirnes”,
Johannesburg, Transvaal, van 3 Augustus 1947.

omvang van de speeulatieve bedrijvigheid is aanzienlijk
afgenomen, zodat een betere en gezondere positie is ont-
staan.

,,Die teenswoorclige ekonomiese toestand in die Unie

vertoon, soos in baie lande, ‘n verwarde beeld”, aldus cle
President. Terwijl bij sommige goederen overmatige voor-
raden en prijsonderbieding en hij andere bijna een toestand

van verzadiging voorkomt, bestaat nog een tekort aan

verschillende soorten duurzame en niet-duurzame verbruiks-
goederen, met als gevolg een neiging minstens tot hand-

having van de huidige hoge prijzen. Wat productiegoederen
betreft, er bestaat nog een, zeer grote vraag naar kapitaal-

uitrusting, bouwmateriaal en alle soorten metaalprodueten.
rrer,vijl er dus tekenen van wçrkloosheid in be aalde be-
drijven zijn, bestaat in andere een tekort aa7i arbeids-
krachten.

Naast het voortduren van de wereldtdkorten aan vele
goederen is overal een grote hoeveelheid binnenlandse
koopkracht beschikbaar, hoewel een aanzienlijk deel daar-

van .tegen onproductieve staatsehuld is gecreëerd; en on-

danks de uitputting van goudreserves in de jongste tijd,

hoofdzakelijk ter financiering van goedereninvoer uit de
Verenigde Staten, hebbèn vele landen nog een aanzienlijke

hoeveelheid goud of andere internationale hetaalmiddelen
beschikbaar. Bovendien is het zeer waarschijnlijk, dat
internationaal de koopkracht in stand zal worden gehou-
den door verdere credieten, hetzij van het Wereldfonds en

Wereldbank of van de Verenigde Staten en andere rege-
ringen of hun agenten’, met het oog op wereldrehhili-
tatie en -herstel.

Afgezien hiervan hebben vele regeringen zich verplicht
om al het mogelijke te doen teneinde een hoog en stabiel peil van werkgelegenheid in hun landen te handhaven.
rrensy dus ‘n ernstige verstoring van die internasionale

politieke en ekonomiese beti’ekkinge plaasgryp”, zo ver-
volgt de heer de Koek, ,,skyn geen reële gevaar van ‘n
algemene ekonomiese depressie die wereld in die nabije
toekoms te bedreig nie”. Wel acht de I’resident het waai’-
schijnlijk, dat zich terugslagen in verschillende omvang
zullen voordoen, gepaard gaande met een neerwaartse prijsaanpassing, in die takken van handel en industrie,
vaari’n’het aanbod de vraag reeds of’bijna heeft ingehaald.
Vindt deze aanpassing
01)
ruime schaal plaats, dan kan
daarvan een heilzame werking worden verwacht, niet alleen

omdat het algemene prijs- en kostenpeil veel te hoog ligt, maar ook omdat de verschillende onevenwichtigheden in
de prijs- en kostenverhoudingen moeten torden hersteld. 1-loewel de President niet van mening is, dat conjune-
tuurbew’egingen”in het economisch leven geheel kunnen

worden uitgeschakeld, vanwege de instabiliteit van de
mens en de ingewikkeldheid van het moderne economische
leven, acht hij het toch mogelijk om door middel van
juiste monetaire en fiscale maatregelen de omvang van
dergelijke schommelingen te verminderen. Nu de inflatie
zijn hoogtepunt bereikt schijnt te hebben en de wereld-
productie snel stijgt, zal de volgende vraag zijn: het voor-
komen van een herhaling, te zijner tijd, van ongeoorlpofde deflationistische druk, zoals in 1920_
2
22 en in 1930—’32.
hiervoor is nodig nauwe internationale samenwerking van
regeringen en centrale banken, niet alleen op monetair
gebied, maar ook ten aanzien van vraagstukken van alge-
meen economisch beleid. Deze samenwerking wordt ver-
gemakkelijkt door het bestaan van het Internationale
Monetaire Fonds en door het stichten van een Internatio-
nale Ilandelsorganisatie.

Voorzover dit nu de Unie van Zuid-Afrika in het bijzon-der aangaat, zijn er volgens de President verschillende fac-
toren aan te geven, waarvan kan worden verwacht, dat
zij een eventuele teruggang van de bedrijvigheid zullen
tegenwerken. In de eerste plaats zal een neerwaartse aan’-
passing van de wereldprijzen en -kosten verlichting bren-
gen voor de goudproducenten, daar hun opbrengsten en
winstmarges zullen stijgen. Om deze re,den oefent de goud-

foreign currency resources has been assisted by large

purchases for the national five-year plan, as also by the

acquisi’tion of the British railway concerns and the repa-
triation of foreign debt. Lack of supplies of whisky, mo-

torcars and other goods suggests that the visitation of

austerity is .likely to be prolonged, as it is apparently the

Government’s intention to devote all the nation’s resources
to the main plans for reconstruction and industrialization”.

DE W’ERELDSIJIKEEPOSITIE.

De bekende firma C. Czarnikov Ltd heeft -t– zie ;,The

Economist” van 16 Augustus jl. – cijfers gepubliceerd
over de wereidsuikerpositie:

1937—’38

1946—’47

1947—’48

In 1.000 tons bruto

Prod.

Cons.

‘Prod.
.
Cons.

Prod.

Cons.
Export.

landen

14.337

3.570 13.430

4.163 13.348

4.179
Zelfgnoegz.

landen
9,959

9.480

7.883

7.987

8,281

8.590
Import.

landen
4.792 15.247

4.581 12.679

4.857 13.585

Totaal’

29.088 28.297 25.894 24.829 26.486 26.354

668

1
ECON3MISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20 Augustus 1947

mijnbouw nog altijd een stabiliserende invloed uit op het

economisch leven van de Unie. In de tweede plaats zullen
de ontwikkeling van de nieuwe mijnen in Oranje-Vrijstaat,

en aan de Far West Rand en de daarmee in verband

staande bedrijvigheid nieuwe werkgelegenheid en inko-
mensbronnen verschaffen. In de derde plaats zullen de

reeds in het stadium van uitvoering verkerende plannen

tot het vestigen van nieuwe industrieën en uitbreiding

van talrijke industriële ondernemingen, alsook de grote
achterstand ten aanzien van behuizing, openbare werken

en bouwbehoeften

in het algemeen, verder bijdragen tot
de handhaving van werkgelegenheid en vraag. Tenslotte,
zo merkt de heer de Kock op, zijn de Staat en andere

Overhedethans beter in staat en bereidom een ongunstige
wending in de economische toestand tegen te gaan’, ter-

wijl de positie van de banken veel sterker en meer liquide

is en dus ,,die be’skikbaarheid van middele vii’ alle gesonde

en geoorloofde behoeftes ken verseker”.

INTERNATIONALE NOTITIES.

LATIJNS-AJrERIKA EN HET DOLLARVRAAOSTUI{.

De meeste landen van Latijrs-Amerika’) hebben de

import beperkt, met preferentie voor essentiële goederen,
wegens daling van de dollarreserves als gevolg van een

ongunstige..handelsbalans met de Verenigde Staten. Ook

de import uit andere landen dan de Verenigde Staten is

aan beperkende maatregelen onderworpen en, zo schrijft
,,The Times Review of Industry” van Augustus 1947,

hoewel, deze maatregelen in de meeste gevallen als tijdelijk,
worden beschouwd, is niet te verwachten, dat hierin ver-
andering zal komen, tenzij ,,the universal shortage of dol-
lars is remedied”.

De Verenigde Staten betreuren het, dat, terwijl zij in
Genève ‘onderhandelingen voeren over een ‘vrije wereld-
handel, de landen van Latijns-Amerika sinds het beëindi-

gen van de oorlog met 33 landen bilaterale handelsover-
eenkomsten hebben afgesloten en dat, indien het dollar-

probleem nog dringender wordt, zij hiermede zullen voort-

gaan, tenzij additionele Amerikaanse credieten worden
aangeboden. Doordat de internatioiiale handel niet in even-
wicht is, verwacht -men, dat men meer en meer zijn toe-
vlucht
zal nemen tot valutacontrôle en in feite bewerkstel-
ligt men hierdoor de in Latijns-Amerika getroffen maat-
regelen op het gebied van de import.

Voor Argentinë zullen wij op het bovenstaande iets na-
der ingaan.

Gedurende het eerste kwartaal van 1947 importeerde
Argentinië uit de Verenigde Staten voor een totaal bedrag
van 342,4 millioen pesos en exporteerde het naar ‘dit land
voor 104,6 millioen pesos,, zodat de handelsbalans van
Argentinië met Amerika ongunstig was voor een bedrag
van 237,8 millioen pesos. Deze ontwikkeling was wel

voorzien, daar de Argentijnse Regering grote ‘aankopen
had gedaan ten-behoeve van haar vijfjaren-plan
2
). De
Centrale Bank van Argentinië oefent thans een drastische
contrôle uit op de importen. o besloot zij, om een voor-
beeld te noemen, op 1 Juli jl., het systeem van ,,pribr
permits” voor bijna alle textielgoederen op te schorten,
‘hetgeen in Argentijnse import- en fabrikantenkringen con-
sternatie veroorzaakte. Val.- Amerika werd door deze
maatregel getroffen.

Of. de beperkende .importmaatregelen van Argentinië
van lange duur zullen zijn, is niet te zeggen; in particuliere
ondernemerskringen’ verwacht men, dat zij langer zullen
voortbestaan dan de Centrale Bank beweert, daar deviezen
om consumptiegoederen te kopen ontbreken. ,,The Times
Review of Industry” deelt in dit verband mede, dat ,,the
premature utilization of the large accumulated gôld and

‘) Onder Latijns-Amerika zijn te verstaan Zuid-Am’erika, West-
mdie en Iiidden-Amerika.
‘) Vgl.
ook:
,Argentinië’s- economische politiek” in
,,E.-S.B.”
van
2
April
1947, blz. 276.

Uit deze cijfers blijkt, dat voor het komende seizoen

productie en consumptie in evenwicht zijn. , …..it is en-

couraging”, zo schrijft ,,The Economist”, ,,to discover at

least one commodity where output is expanding to meet
demand”. Dit betekent echtei niet, dat de toestand, als

geheel bevredigend mag worden opgevat. Want een verge-
lijking met de cijfers van 1937—’38 doet zien, dat zowel productie als consumptie nog achterblijven. Wat de con-

sumptie betreft, deze is in vele landen nog gerantoeneerd,
terwijl bovendien deviezenschaarste eveneens een beper-
king vormt. Potentieel wordt zij, met inachtneming van
•de vermeerdering van de bevolking, geschat op 82,9 millioen

ton, zodat het huidige verbruik daar nog ver beneden blijft.

De
productie is beneden ht vooroorlogse peil gebleven,

omdat landen als Indonesië (Java) en Formosa momenteel
‘pactisch geen noemenswaardige bijdrage leveren aan de
wereldvoorraad. In 1946—’47 waren de voornaamste
producerende landen Cuba met 5,3 millioen. ton, India
met 3,3 millioen ton, de Ver. Staten met 2,2 millioen ton

en Brazilië met 1,2 millioen ton rietsuiker op een totaal
van 17,2 millioen ton.
– Bij de beoordeling van de actuele productie en consump-
tiecijfers moet bovendien rekening worden gehouden met
het in elkaar overlopen van de –odgsttijden.Zo was er in
werkelijkheid in de periode 1946-1947 geen oversèhot,
omdat ,,some part … will not enter into, consumption
until the following season”.

GELD- EN KAPITAALMARKT.

In de, loop van de verslagweek zette de yerruiming op
de geldmarkt zich nog enigszins voort. Nadat in de voor-

gaande week reeds f 24. millioen aan bankbiljetten naar
De Nederlandsche Bank via de bankinstellingen was toe-
gestroomd, heeft dit proces, in deze week vermoedelijk
voortgang gevonden. Ook de overheidsuitgaven vertoonden

vermoedelijk een overschot boven de ontvangsten, terwijl
een en ander niet ten volle door deviezenaankopen werd
gecompenseerd. Beleningen konden worden afgelost en

enig papier werd weer van de agent afgenomen. De dis-
contopercentages toonden hiervan een weerspiegeling
door een daling over de gehele linie. Drie- tot en met vijf-
maandspromessen werden tegen 1/
16
pCt verhandeld,
halfjaarspapier werd tegen 1/ pCt gevraagd, en de overige
termijnen waren bij geringe omzetten tegen
17/H
pCt aan-
geboden, behoudens uiteraard het in Juli en Augustus 1948,
vervallend papier, dat Ij pCt noteerde. Cailgeld noteerde

8 Agustus 15 Augustus
1947

1947

A.K.0 .

………………
1944
1784
v.

Berkel’s

Patent

……….
1274 1244
Lever Bros. Unilever
C. v.
A..
.294


2934
Philips
G.
b. v. A…………
3674
366
Koninklijke Petroleum
4104
‘.410
H.A.L.

…………………
2004
196
N.S,U.

……

.

………….
1784
1764
H.V.A.

…..

……

………
2884 2254
Deli Mij.
C.
V.
A………….
161
146

Am8terdam Rubber

……..
148
136

‘T

20
Augustus 1947

.

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

669

de geheel, week 1 pCt.. Sporadisch komen aanvragen voor

kasgeldieningen aan onderhandse lichamen voor, welke

zoals bekend een• rente dragen, die
4
pCt ligt boven de

voor
schatkistpromessen geldende disconto’s. De betaling
op de per 15 Augustus verva.11ende coupons der 3-34 pCt
staatslening’1947 zal mede in de komenae dagen wel’enige
verdere verruiming teweeg brengen. Het gaat hier om een

bedrag van f 41 millioen, dat echter voor een belangrijk

gedeelte aan de Rijksfondsen ten goede komt.

De Nederlandse deviezenpositie heeft op korte termijn in

zoverre een verbetering ondergaan, dat deaflossing op het
door de ‘Eximbank in 1946 verleende crediet; welke medio
1948 zou moeten plaatsvinden ten bedrage van $ 92 mil-lioen, tot de jaren 1950/’52 is uitgesteld. Dit maakt de li-
quidatie van Amerikaanse effectenbezit misschien iets

minder dringend, al zal onze deviezenpositie voorlopig

nog wel moeilijk blijven.
In de eerste 7 maanden van .1947 is voor een bedrag van

$ 70 millioen aan Amerikaanse effecten verkocht, welk

resultaat bij de beoogde $ 100 millioen voor het gehele jaar

niet onbevredigend Misschien dat de dalende effecten-
.koersen te New York een stimulans tot verkoop geven,

evenals de koersstijging van enige tijd geleden een prikkel

vormde om dit bezit aan te houden.
Dc Raad voor het Rechtsherstel heeft thans_de belening
vhn effecten in het algemeen toegestaan, zonder dat de cre-

dietnemer in liquiditeitsmoeilijkheden behoeft te verkeren.
Voor het ogenblik sorteert deze mogelijkheid nog weinig effect, omdat de bepalingen van De Nederlandsche Bank
betreffende credietverlening zich in het algemeen tegen

effectencredieten verzetten.
Het binnenlandse koersniveau van aandelen vertoonde
in de afgelopen week geen grote v’eranderingen, al over-.

heerste een dalende tendentie. Belangrijk was een bekend-
making., dat de A. K.U. twee van haar Amerikaanse dochter-
ondernemingen zal moeten afstaan, waarmede de claim der
Amerikaanse autoriteiten op vijandelijk ver.mogen zal wor-‘

den betaald.
Het Nederlandse Beheersinstituut zal de A.K.U. scha-
deloos stellen voor dit verlies van naar schatting
‘S
17 mil-

lioen uit het Duitse bezit aan aandelen A.K.U., Zlat in
1940 reeds ongeveer 25 pCt van het uitstaande• kapitaal

bedroeg, en thans aan de Staat is vervallen. De Beurs re-
kent blijkbaar op een behoorlijke tegemoetkoming, daar de

koers van aandelen A.K.U., nadat de notering één dag
onderbroken was geweest, slechts een daling van 1944 op
180 vertoonde, en aan het eind der week op. 1784 kwam.
• Indische fondsen leden in de afgelopen week gevoelige
koers.verliezen. De slechter wordende toestand daar te lande
en de internationale verwikkelingen lieten niet na een ster-
ke invloed uit te oefenen.

STATISTIEKEN.

DE NEDERLANDSORE DANK.

Verkorte balans op 18 Augustus
1947.

Activa.
Wissels,
pro-

-. Hoordbank t

1)
messen en
schuldbrieven
in

isconto

Agentsch….-

t

1)
Vissels, schatklstpapier en schuldbrieven, door
de.Bank gekocht (art. II, le lid, sub 3 van de
Bankwet 1937

art. 4 van het Koninklijk
besluit van
1

October 1945, Staatsbiad No.-
F204)

…………………………….

.

Scbatklstpapler, door de Bank overgenomen van de Staat der Nederlanden Ingevolge overeen-
komst van 26 Februari 1947

……………. 2.100.000.000,-
Beleningen:

Hooidbank t

141.370.282,41 ‘)
(mcl. voor-
schotten In re-

Bijbank

,,

2.877.124,25
kenlng-courantj
oponderpand) lAgentsch.

,,

11.727.411,91

t

185.974.818,57
Op

effecten, enz ………..
..155.559.442,33 ‘)
Op goederen en celen

415.376,24 155.974.818,57
1
)
Voorschotten aan het Rijk (art. 16 van de Bank-
wet

1937)

…………………………..

Boekvordering op

de

Staat.. der Nederlanden
Ingevolge overeenkomst van 26 Februari 1947
1.500.000.000,-
Munt en muntmateriaal:» Gouden munt en gouden.
muntmaterlaal

………t

502.104.001,58
Zilveren munt, enz.

….

..2.014.717,38
,
506.118.718,96
Papier op het buitenland

. . .

t

135.061.600,-
Tegoed bij correspondenten In
het

buitenland ……….

..

195.787.366,79
Buitenlandse betaal-
middelep …………….

..4.606.716,29
;,
335.455.683,08
‘Belegging van kapitaal, reserves en pensioen-
fonds

…………………….

……….
64.951.153,98 Gebouwen

en

Inventaris

………………..

..
3.500.000,-
Diverse .rekeningen

…………………….,
84.519.063,99

4 .7 48. 5 19 .438, 58

Passlva.
Kapitaal

…………………………….t
20.000.000,-
Reservefonds

……………………………
12.452.579,4
Bijzondere

reserves

…………………….
.
32.247.868,6.
Pensioenfonds

…………………………
16.916.839,24
Bankbiljetten In omloop (oude uitgitten) ……..
125.584.855,-
Bankbiljetten In omloop (nieuwe uitgiften) …….
2.774.925.430,-
Bankassignatles In

omloop

………………..
70.274,49
Rekening-courant

saldo’s:
‘s Rijks Schatkist.

……

t

838.425.499,03
Geblokkeerde saldo’s van
banken

…………..

..

40.639.729,19
Geblokkeerde

saldo’s van
anderen

………. .. …

..36.438686,81
Vrije saldo’s

…………

..720.884.098,93
1.636.388.010,96
Diverse

rekeningen

……………. .. …… …
129.934.080,74

f

4.748.19.438,58

‘) Waarvan

schatkistpapler

rechtstreeks door de Bank

In

disconto

genomen

……….t

‘)
Waarvan aan Nederlands-IndiO
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsblad no. 99) ,, 39.529.875,-
Clreulatie der door de Bank namens de Staat
in liet verkeer gebrachte muntbiljetten

…. ..
147.946.131,-

BANK
VAN
ENGELAND.
.
(Voornaamste posten in millioenen ponden).

‘C
,,
‘a”
Cd
,
.
0.c,j
a
:11:1

0
.nø

0

P4

25 Dec. ’46
6,2
1.649,1
1.450.
1.428,2
22,1
30

Juli
’47
0,2
1.449,3
1.450
1.419,3
30,9
6 Aug.’47 0.2
1.449,3
1.450
1.421,7 28,5
13 Aug.’47
0,2 1.449,3
1.450
1.411,8
38,5


Other securities
1
Deposits
?0n
..
,.
‘5

1

1

1

1
e

1
01
0
t
Cn

25 Dec.:6
1,3

1.
311,6
1

13,6
188

t
346,5
10,3
278,9
30

Juli
’47
2,4 336,1
1

28,6
4

28,
,
5

1
408,2
11,3
1
301,8
6 Aug.’47
2,4

i

3350
19,0
1

27,2

t
393,7
t

18,3
1
279,6
13 Aug.’47
2,4
342,6 20,7
18,7
404′,5
16,2
294,9

670

.

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

20 Augustus 1947

DE NEDERLANOSCHE DANK.

BANK VAN FRANKRIJK.
(Voornaamste posten in duizenden guldens).

,

(Voornaamste nosten In
millineno f,

4rn

t

0

0
n
0
0.00
to
0
0
cd
0E
0
En
PQ
04
30Dec.’46
700.876
4.434.786
100.816
103
153.109
7 Juli’47
503.732
129.943
235.756
3
157.687
14

,,

’47
503.817
139.661
214.047
3
164.720
21

,,

’47
504.087
143.983
210.429
– .
153.944
28

,,

’47 504.149
146.443
207.391

151.520
4Aug.’47
503.978 139.818
215.139

172.464
II

,,

47
504.041
141.950
203.696 164.059
18

,,

’47
504.119 135.062
200.394

155.975

Saldi in rekening-courant


0

4)
‘0
‘4
cd
00

o
.

:
‘4
0
‘4

30Dec. ’46
2.744.151
1.099.855
90.071
43.706
590.158
7 Juli ’47
2.752.018
874.031
30,533
35.505 724.780
14

’47
2.723.679
872.849
43.736
36.357
734.059
21

,,

’47
2.722.155
855.806
46.145
3’8.46
740.887
28

,,

’47
2.768.323 810.252
46.561
35.882
738.182
4Aug.’47
2.804.931
836.932
32.256 34.930
722.8.90
11

47
2.781.015
833.227
51.123
34.394
716.505
18

’47
2.774.925
838.425 40.640
36.439
720.884

NATIONALE BANK VAN BELGIË.
‘(Voornaamste posten In millioenen francs).

0,6W’

•0
0

4)4)

Data

0
Ecn
‘e
4
)0
‘4

00Q

26 Dec.

1946
32.226 5.648
4.953
214
698
49.158
10

Juli

4947
28.183
12.134
5.174
282
787
49.843
17

,,

1947
28.196
12.282 5.260
197 806
49.288
24

,,

1947
28.200
12.398
5.008
231
820
49.333
31

,,

1947
28.214 12.227
6.190
266 754
49.763
7 Aug.

1947
28.420
12.155
6.020 280
759
50.031
12

,,

1947
.28.432
11.888
5.107
276 770
50.776

01
Rekening-

courant saldi

0
Data
1
o

1
=00

E-
‘4
e
,

26 Dec.

1946

o

J

637

159.377

0

72.165

0’4

1

n

4.482
614
10

Juli

1947
637

163.388
76.711
3
5.307
538
17

,,

1947
637

163.105
76.630
‘3
5.077
. 534
24

,,

1947
636

163.062 76.484
4.
5.213
534
31

.,

1947
. 637

164.484 77.597
3
5.520
530
7 Aug.

1947
637

164.871
78.228
3
5.159
530
12

,

1947
637

164.339
78.071
4
4.989
529

‘) Waarvan 10.493 mililoen frcs. onbeschikhaar goudsaldo na her-
waardering van de goudvoorraaci (Besluitwet no. 5 van 1-5-1944).
‘) Waaronder begrepen de post ,,Emiiebank te Brussel”, ten
bedrage van 64.597 millioen frcs.
‘) Deze post omvat oude biljetten over te boeken op tijdelijk
onbeschikbare of geblokkeerde rekeningen en niet aangegeven
oude bIljetten.

FEDERAL RESERVE BANKS.
(Voornaamste posten in millioenen dollars).

Metaalvoorraad
Data
Other
US. Govt.
Totaal
Uoudcer-
cash
securities
tificaten

31 Dec.

1946 18.331
17.587
268
23.350
2 Juli

1947
20.057
19.347
219
21.629
9

Juli

1947
20.102
19.376
232
21.611
16

Juli

1947
20.199
19.475
253
21.758

F.R.-bil-
Deposito’s
D
.
ata
jetten In
1
Member-
circulatle Totaal
Gort.
banka

31

Dec.

4946
24.945
F

17.353
1
.16.139
2 Juli

1947
24.260

1
17.624.

1
658
15.988
9 Juli

1947
24.244

1
17.600

%
566
16.190
16

Juli

1
1947
24.150
1

18.044
j

756

24.150

o
1

Voorschotten aan
de Staat

Data
0
’44)J

n.n
1

‘4
1

.
en
4)
0
o
01
cd

Cd
1
1

4
W
o

02
Pq

26 Dec.
1946
94.817
118.902
1
67.900
1

426.000
24 Juli
1947
64.817 1135.228
117.449 106.000
426.000
31

Juli
1947
64.817 1130.840
1
117.449
113.600 426.000
7 Aug.
1947
64.817 1,140.595
117.449 113.700
J 426.000

Data
Bankbil-
jetten in
circulatie

Deposito’s

Totaal
Staat
]3iveisen

26 Dec.
1946
721.865
1

63.458
765
62.693
24

Juli
1947
811.883 75.873
8001
74.133
31

Juli
1947

1
831.587
1

72.122
792

1
. 70.230
7 Aug.
1947

1
832.422
1

70.363

j

772

J
68.688

ZWEEDSE RIJXSBANK.
(Voornaamste posten in friillioenen kronen

Metaal
Staatsfondsen
‘0
0
E
0
‘4
0

D3ta
.
0
‘0
E
‘0’
..
s,u

0
’40
4),
4)’
w
‘4
0′
4

‘4
cb
04)4)

31

Dec. 1946
839
1

532
1.544
504
94
182
23 Juli

1947
3221
20′

2.10321
94.
182
31

Juli

1947
316
1

200
2.123
311
L
15
94
182
7 Aug. 1947
3161
200
2.180
321
94
182

Deposito’s
——-
c
4)

0

.2—-
Direct opv’raagbaar
__
Data

1
cd
‘4
‘4
0

0

•000
”4’4
en
1
-.n
‘::_

B
Dec. 1946
2
.
877
1
875
706
84
230
174

1
Full

1947
2.384
1

756
643
34

1
186
1691
3
31

Juli

‘1947
2.5431
682
570
31

1
‘186
173
7 Aug. 1947
2.476
804
667
114
186

163

1

NATIONALE BANK VAN ZWITSERLAND.
(Voornaamste posten in millioenen francs.

Data

.
4)0
c

,

,’

u
0
4)

31 Dec. 1946
4.949,9
158,0
238,7 52,7
4.090,7
1.163,7
31

Juli 1947
5.187,1
96,3

82,7
48,7
3.979,6 1.127,4
7Aug. 1947
5.212,5
88,2
86,4
48,3
3.927,2
1.197,4.
15 Aug. 1947
5.207,1
77,1
77,1
48,7
3.903,4
1:200,7

ENIGE INDEXCIJFERS VAN DE INDUSTRIËLE PRODDOTIE
IN NEDERLAND
‘).

.
1938 – 100
Dec.
1945
Dec.
1946
Jan.
1947
Febrj
1947
Mrt
1947
April1
1947
Mei 1947
Juni
1947

Walsproducten
van

ijzeren staal’)
57
125
104
116 146 129
101
85
73
24
3
)
46
67
435
143
137
Metselstenen

.
33
76
81
68
-66
56
48
55
Cement

……….

Deuren
.
33
. 56
38
48
42
48 44
Katoen-

en

un-
nenweverijen

.
21
48
53
52
58
55 59
60
Schoenen
57
77
80 77
’88
100′
107
36
54
66
53
60
.

63
52,
Sigaren

………
Sigaretten
65
74
117
113
136
126 118
Boter

………..
27
35
‘ 27
21
28
43
81

89
Kaas

………..
1
23 15
6

23
63
102
111

1) Bron ,,Statistiseh Bulletin van het CBS.”; . betekent de
gegevens ontbreken.
1)
1940 = 100.
3) Lagere cementproductic i.v.m. het, tengevolge van de vorst,
Stilleggen van de bouwnijverheid.

Annonces, waarvan de tekst ‘s Maandags in ons bezit is,

kunien, plaatuimte voorbehouden, in het nummer van

dezelfde week worden opgenomen.

-II

W
.

20 Augustus 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

,

671

OVERZICET DER LAATSTE VIER VERKORTE BALANSEN
VAN
DE NEDERLANDSCILE
BANK.

(in millioenen guldéns).

Actief

data .

1287_7

4-8-’47

11-8-47 1 18-8-47

Passief

data

28-7-47

4-8-47

]

i_8_’47ji_8-8-47

Wissels,

promessen

en

Icapitaal

……………20;0

20,0

20,0

20,0

Bank

overgenomen van

Bankbiljetten

in

omloop

Bank gekocht

………….-

Bankbiljetten

in

omloop

de

Staat

der

Neder-

.

(nieuwe uitgiften)

. . . .

2.768,3

2.804,9

2.781,0

2.77,9
landen

ingevolge

over-

Bankassignaties in

omloop

0,3

0,2

0,2

0,1
eenkomst van

26

Febr.

.

.

.

Rekening-courant saldo’s:

Boekvordering op

de

Geblokkeerde saldo’s van

van 26 Februari 1947

.

1.500,0

1.500,0

1.500,0

1.500,0

Diverse rekeningen

‘127,9

130,0

129,8

129,9
Munt en. muntmateriaal: Gouden munt en gouden
muntmaterlaal

502,3

502,1

502,1

502,1

Wissels, schatkistpapier en

.

Bijzondere reserves

…….32,2

32,3

32,2

32,3
schuldbrieven in disconto

_1)

_1)

-)

Reservefonds ………….12,5

12,5

12,4

12,5

schuldbrleven

door

de

Pensioenfonds…………16,8

16,8

16,8

16,9

Zilveren mupt, enz

1,8

1,9

2,0

2,0
Papier op het buitenland .

146,5

139,8.

141,9

135,1

Schatkistpapier,

door

de

(oude uitgiften)

…….126,2

126,2

126,2

125,6

Tegoed bij correspondenten
in het buitenland

202,6

210,0

198,9

195,8

1947 ……………….2.100,0

2.100,0

2.100,0

2.100,0

‘s Rijks

Schatkist

. . .

810,3

836,9

833,2

838,4

Buitenl. betaalmiddelen

.

4.8

5,1

4,8

.

4,6

Beleningen ……………151,5′)

172,52)

164,1′)

156,0′)

Geblokkeerde saldo’s van
Voorschotten aan het Rijk

banken ……..
……

…46,6

32,3

51,1

40,6

Belegging van kapitaal, re-

Staat

der

Nederlanden

.

anderen

………..

..35,9

34,9

34,4

36,4

serves

en

pensioenfonds

65,0

65,0

64,

64,9

ingevolge

overeenkomst

.

yrije saldo’s

……….

..738,2

722,9

716,5

720,9

Gebouwen en inventaris .

3,5

3,5

3,5

3,5
Diverse rekeningen

57,2

70,0

71,6

84,5

4.735,2

4.769,9

4.753,8

4.748,5

4.735,2

4.769,9

4.753,8

4.748,5
) Waarvan schatklstpapier

rechtstreeks door de Bank .

.


in disconto genomèn . . .

‘)

Circulatie

der

door

de
‘)Waarvan aan Ned.-IndlO

,

Bank

namens

de

Staat
(Wet van 15-3-’33 Staats-

in

het

verkeer

gebrachte
blad

no.

99)

………..’) 39,5

) 39,5

2)39,5

‘) 39,5

nuntbiljetten

………..148,4

150,2

149,1

147,9

INLEGGINOEN EN ,TER.UOBETALINOEN BIJ DE SPAAR BANKEN
IN NEDERLAND
‘).
(in millioenen guldens).

Inleggingen

Terugbetalingen
Maand

Saldo
R.P.S.

Part. ‘Totaal R.P.S.

Part.

Totaal

,

Aug.

1939

22.7

24,3

47,0

29.7

22,9

52,6

5,6
Nov.

1946

21.2

24,5

45,7

28,8

23,2

52,0

6,3
Dec.

1946

18,2

17,9

36,1

25,2

18,9

44,1

8
Tot.

1946 246,4

295,1

541,5

544,5

377,1

921,6

-380,1
Jan.

1947

20,5

31,2

51,7

26,2

24,2

50,4

+

1,3
Febr.

1947

21,8

22,8

44,6

20,3

.18,3

38,6. +

6,0
Mrt

1947

18,9

26,1

45,0

24,6

22,7

47,3

2,3
April

1947

23,8

22,4

46,2

29,3

25,2.

54,5. . –

8,2
Mei

1947

19,8

25,5

45,3

28,9

25,6

54,5

9,2
Juni

1947

20,9

22,4
2
)

43,3

26,2

21,5′)

47,7

4,4


K011I8NPOSITIE
VAN
NEDERLAND
).
(in 1.000 kg).
Productie

Veizoncien
Maand

Lim

voor
burgse

binnenlandse

Iii voer
mijnen

behoefte

Totaal 1946

8.313.827

6.387.903

2.666.502
Gem. p. rnnd.

692.819

532.325
.

222.209
Jan.

1947

833.027

628209

223.709
Febr.

1947

802.805

581.347

225.008
Maart

1947.

885.207

704.494

365.092
April

1947

817.839

658.377

341.189
Mei

1947

778.738

629.053

365.276
Juni

1.947

829.434

634.938

374.464
Juli

1947

888.487′)

695.507
1
)

335.000
2
)

‘) Bron: ,,Statistisch Bulletin van het C.B.S.”.

1)
Bron: ,,Statistïsch Bulletin van het C. B. S.”.
‘)
Voorlopige gegevens.

‘)
Voorlopige gegevens.


MAAKT GEBRUIK
var
de rubriek
,,Vacatures’ voor hét

Hoofdbestuur Vrije
Vereniging van Werkgevers,
oproepen
van sollicitanten
vopr leidende
functies.

vraagt voor spoedige indiensttreding (kantoor
.i..iisterclarri)

Het Coöperatief
Aardappelmeel-Verkoopbureau
der Verenigde Boerenfabrieken (Avebe) te Veen-
dam
vraagt, op nader te bepalen datum, een

eerste kracht

die, na gebleken geschiktheid, benoemd zal wo-
den tot directeur van het Verkoopbureau. De eisen zijn: UitgebJeide, algemene ontwik-
keling, organisatorisch talent, goed koopman,
representatieve figuur en volledige beheersing
der moderne talen. Ervaring in exportzaken
strekt tot aanbeveling. Opgaaf van salaris wordt
verlangd.
Brieven met uitvoerige inlichtingen in te zen-
den ,vÔÔr 1 September a.s. aan de Voorzitter
van het• Bestuur, de heer R. Wichèrs Hzn. te
3asse1ternijveen.
Geen bezoek.

secretaris

(administrateur)

bij voorkeur jong econoom of Mr. in de rechten.
Zelfstandige .positie. Aangename werkkring.
Voll. soil. met opgaaf refer. en verl. salaris
onder no. F-1850, Adv. Bur. ALTA, Utrecht.

De
N.V. Twentsche Katoendrukkerj te Goor
roept sollicitanten op voor de functie van

directeur

Gezocht wordt een Chemisch Ingenieur met
veel belangstelling voor werktuigbouw en voor
bedrijfsorganisatorische problemen. Enige jaren
algemene fabriekservaring is vereist. Leeftijd circa 30 jaar. Uitvoerige sollicitaties in hand-
schrif t, voorzien van recente foto, te richten
onder motto ,,Drukkerj” aan het T%vensch
In-
stibuut voor Bedrjfspsychologie, Grundellaan
18,
Hengelo (0.)

Voor rubriek •.Vacatures’ zie blz. 612

Aangeboden: Belangrijke
positie in middel-
groot bedrijf.
Bij de N.V. Machine- en Motorenfabriek voor-
heen Thomassen & Co. in de Steeg vaceert de
betrekking van:

assistent van

de chef de bureciü

Behoorlijk salaris en goede vooruitzichte’n
worden geboden. Gevraagd worden ruime admi-
nistratieve en economische kennis en ervaring,
bij voorkeur acte M.O. Boekhouden, S.P.D. of
Moderne Bedrijfsadministratie.
Leeftijd 30-40 jaar.
Eigenhandig geschreven sollicitaties, voorzien
van recente foto, te richten aan de Directie.

Bij de NATIONALE Levensverzekering-Bank

N.V., Boompjes 8, Rotterdam, is vacant de

functie van

administrateur

omvattende de leiding der interne
,
administratie.

Sollicitanten moeten beschikken over een ruime

ervaring en brede ontwikkeling, waarbij kennis

van het levensverzekeringbedrjf en academische

of daarmede gelijk te stellen opleiding tot aan-

beveling strekken.

Organisatorisch inzicht en het vermogen om

leiding te geven aan een groot personeel is ver-

eist.

Uitvoerige brieven omtrent levensloop, oplei-

ding en verrichte werkzaamheden te richten aan

de Directie.

De Geldersch-Overtjsselsche Bond van Coöpe-
ratieve Zuivelfabrieken te Zutfen
vraagt een

ambtenaar

bij zijn Accountantsdienst, welke de administra-
ties van de bij de Bond aangesloten zuivelfabrie-
ken controleert. Bij voorkeur in het bezit van
acte M.O. Boekhouden of vergevorderde accoun-
tantsstudie. Ervaring op contrôle-gebied strekt
tot aanbeveling. Salaris
f
3000.— – f5000.—.
Aanstelling boven het minimum niet, uitgesloten.
Pensioenregeling aanwezig. Sollicitaties binnen
10 dagen na het verschijnen van dit blad te
richten aan het
Bestuur van de Bond, Nieuw-
stad 69, Zutfen.

Voor gecombineerdé secretariaten van enige
Vakgroepen te Amsterdam wordt . gevraagd als

adj .- secretaris
jong econ. drs. of jurist.

Salaris’ nader overeen te komen. Jongelui met
commerciële belangstelling genieten de voorkeur.
Brieven met uitvoerige inlichtingen te richten
onder no. ESB 992 bureau van dit blad, postbus
42, Schiedam.

Hederlandsch Indischi Handelsbank, N.V.

Amsterdam
– Rotterdam – ‘s-Gravenhage

Alle Bank- en Effectenzaken

International Business Machiizes Corporation New York

kondigt 2 belangrijke nieuwe machines tan:

IBM Culculating Punch, Type 602,

IBM Proof Machine, Type 801.

Vraagt

nadere inlichtingen aan:

Internationale Bedrljtsmachine Mij N.V.

Frederlksplein 34. Amsterdam,.C., Tel. nrs. 33406, 33656, 31856

N.V. A.T.O. – VAN GEND & LOOS

Geregelde vrachtauto-dienst

Nederland – Tsjecho-Slowakije

Vraagt inlichtingen
bij
onze
80 kantoren of
bij
van

Uden’s Transport Bureau

Veerhaven 15

Rotterdam

Ten bate van cle

T 13 C bestrijding

en andere socialeen

culturele doeleinden,

,,ZOMERZEELS”

Radio-

Luisterwedstrjd

Maandag 25AUG.
Hilversum
II, 21.45 u.

Dinsdag 26AUG.
Hilversum 1
21.—
U.
eta4
vele en mooie prijzen. en
eenA
eaorover
u
meer hoort als
U
luistert.
Verliesposten Voorkomend Systeem

bestaande uit 4 Diensten


V.V.S.

Het V.V.S. is een onmisbaarhulpmiddel bij het
gezondhouden van uitstaande credieten. Aan-
vaard als onderdeel der debiteuren-administra-
tie, zal het van groote practische waarde blijken

te zijn,

Onze V,V.S..brochure wordt op aanvrage kosteloos toegezonden

Yan der Graaf & Co’s hureaux voor den handel N.Y.
Amstelstraat 14-18; Amsterdam-C, Telefoon 38631 (5 lijnen)

LA

Alle correspondentie betreffende advertenties, gelieve U te richten aan Koninklijke Nederlandsche Bekdrukkerij H. A. M. Roelants,
Lange Haven 141, Schiedam (Tel. 69300 toestel 6)

Roelant – Schiedam

Auteur