AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
E cono mischAw
‘
St
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET- NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
32E
JAARGANG
WOENSDAG 23 APRIL 1947
No. 1563
PCHOUD
•
Blz.
De
artilelen
van
deze
week
……..
328
.Uit
bu itenlandsche
bron
…………
323
Saneering der gemeentefinan.ciën door
Prof. MrC. W.
de
Vries
……………………………….
324
De Unie en de deltabelangen door
Mr W. F. Lich-
tenauer………………………………..
326
De liquidatie van het geblokkeerde geld door
S. W.
Prins………………………………..
327
De vetvoorziening van ons land door
Dr E. van de Wiel
328
Mededeeling van de Nederlandsche Organisatie voor
de Internationale Kamer van Koophandel ……
332
Aanteekening:
Bankeredieten In de Vereenigdo State,i In 1.946
……….
334
Internatinale
notities:
Hot nationuul inkomen In 1ngeIand In 1916
…………
335
1’eIroIeun
en hot
Midden-Oosten
………………….
335
Geld-
en
kapitaalmarkt
.
……………………
335
Statistieken:
3aii1staten
………………………………….
336
.Iluitenlandselie kapitaalsaldi lii de Voreenigde Staten
. . .
337
Oomlin-
en
uitvoer der Veroenigde Staten
…………..
338
Saldi op korten termijn In do Vereenigdo Staten
……….
338
Havenbeweging
……………………………….
338
Stand
van
‘s Rijks
Kas
…………………………
339
In-
cii
uitvoer
van
Nederland
……………………
339
De kolenpositie
von
Nederland
……………………..
339
DEZER DAGEN
laag gehouden vuren en gedoofde lichten. De opheffing
mèt terugwerkende kracht tot 1 April, van de winter-
verlaging der gasrantsoenen, heeft in de economische
politiek de suddrbrander niet buiten werking gesteld.
De minister van Wederopbouw heeft kalm gezegd, waar
het op staat, d.w.z. wat er voorloopig niet zal staan.
Zijn ambtgeiioot van Economische Zaken prefereerde
eveneens een zacht vuurtje. De economische raad komt
terug – weer om ,,hearings” te houden? 1-let economisch
plan-bureau werd aanvaard, met als opdracht: hooren, zien
en, naar beleid, zwijgen. Dit is een meer voorkomend
richtsnoer. Bekend werd, dat de minister-president en de’
minister van Overzeesche Gebiedscleelen naar Indië zullen
vertrekken; een dag later ook de minister van Financiën
zou gaan, weer een dag later eveneens deminister van Eco-
nomische Zaken. Er moet voor den krantenlezer iets te
radenblijven, hoewel er dat over Indië genoeg is. De beide
economisten kunnen deelnemen aan de conferentie over
– de economische regelingen na Linggadjati, welke tot ge-
heime zittingen heeft besloten om misverstanden naar
buiten te voorkomen. Minister Huysmans is reeds voor-
geoefend; hij keerde juist terug van de conferentie over
de internationale handelsorganisatie te Genève; na eenige
inleidende redevoeringen is men daar tot geheime bespre-
kingen overgegaan, Waarin men, minstens enkele weken,
denkt te blijven. Op één punt was hij echter mededeel-
zaam; de valutitpositie ziet de minister van Economische
Zaken met eenige blijmoedigheid. Zal dit de verbeide
valutanota van Financiën wat zachtmoediger doen blijken,
of komt er, wat M. Vasalis in ,,Fanfare-corps” noemde:
,,een onverbloemde, voor elk verstaanbare muziek”?
• Overbloemde taal was, volgens ,,The Economist” van
19 April; niet het kenmerk van de Engelsche begrootings-
rede. Maar uit de maatregelen hebben de Britsche con-
sumenten één ding begrepen: het rooken wordt de helft
duurder. Daarover wordt thans duidelijke taal gesproken.
Met een variant op een- Engelsche zegswijze: ,,where
there is no smoke, there is fire”. Dit kennelijk wel aan-
wezige vuur tracht de Engelsche minister van Economi-
• sche Zaken, Sir Stafford Cripps, thans aan te wakkeren
voor construciever doeleinden, wil, ondanks de tabaks-
accijns, Engelands kans op herstel niet in rook vervliegen.
Zijn leuze is althans klaar: ,,we’re up against it”.
Dat zegt men ook op de Conferentie te Moskou. En dus is men – om het wereldgehoor dissonanten te spa-
ren? – Maandag over de sintels van. Oostenrijk in ge-
heime vergadering gegaan. De hoop op een klein vlammetje
onder alle rook wordt levendig gehouden. Intusschen
smeult het in het Fransche kabinet, doch daar mag juist
geen vlam uitkomen. En in Amerika wordt voor de ar-
.beidersbeweging, naar een voorloopig Senaatsvoqrstel,
de lamp lager gedraaid.
Is het de kilte, waardoor, vôlgens recente berichten,
na de bevrijding de Nederlandsche markt voor.. mosselen
vrijwel is verdwenen? Of prefereert men oesters? Wij
doen er hef zwijgen toe.
COMMISSIE VAN REDACTIE:•
H. W. Lambers; N. J. Polak; J. Tinbergen;
1-1. M. H. A. van dr Valk; F. de Vries;
J. II. Lubbers (Redacteur-Secietaris).
Assistent- Redacteur: A. de Wit.
de Hoochstraat 5, Roue,’da,z (W.).
Telefoon: Redactie 38040, Administratie 38340. Giro 8408.
Donate’urs en leden van het Nederlandsch Economisch
Instituut ontvangen het blad gratis en genieten reductie
op de v&dere publicaties.
Adreswijzigin gen op te geven aan de administratie.
Abonnementsprjs van het blad, waarin tijdelijk is op ge-
nomen het Economisch-Statistisch Maandbericht, franco
p.p. in Nederland f 26* per jaar: Overzeesche gebiëdsdeelen
en buitenland. t 28 per. jaar. Abonnementen kunnen ingaan
met elk nummer en slechts worden beeindigd per ultimo
van het kalenderjaar. Losse nummers 75 cents. –
• Aan geteekende stukken aan het Bijkantoor Westzeedijk,
Rotterdam (W.).
–
11
Alle correspondentie betreffende advertenties te ‘ richten
aan de -Firnia H. .A. M. R6elaht.i, Lcine Havn 141,
Schiedan (Tel. 69300, toestel 6).
.Vermogensheff in gen
Ojectiev’e
6n de’skundige’
voorlichtinl aanbedrijvènen
particulieren die een deel van
hun vermogen moeten vrij.
maken voor betaling der ko.
nende heffingen, verstrekt de
Naami. Venn.
Hollandsche
‘Bè1ehig” en’
Beheer-Mij.
Anno 1930
Heeren gracht 320.
–
Amsterdam
C
S
Commissarissen:
Prof. Ir. 1. P. de
Vooys
;
Drs.
J.
H. Gispen;
Mr. J. E: Scholtens.
Directie
Gerlof Verwey;
Dr. F. Ph.’ Groeneveld;
A.
C. Leeuwenburgh.
OT.TERDiMSCHE
BANKVEPEENIGING
•
–
225 VESTIGINGEN
– IN NEDERLAND
REISCHÊQUES
VOOR
BELGIË
4
,
.
PAAMLÖOZE VENNOOTSCHAP
WE RX S P 0 OR
‘ A
ON
N
GEVESTIGD TE AMSTERDAM.
UITGIFTE van:.
oom.
f
4.500.000.— aandeelen Serie A,
e ‘-..•”-
.”
,-‘
r
1
,.
in stukken groot nom.
f400.—
aan toonder,
ten volle deelende in de winst ,van het loopende
boekjaar, eindigende 31 December 1947,
en van volgende jaren.
Ondergeteekenden berichten, dat zij de inschrijving op
bovengenoemde aandeelen,
uitsluitend voor houders
van aandeelen Serie
A, openstellen op
DINSDAG 29 APRIL 1947,
van des voormiddags 9 uur tot
des namiddags 4 uur,
bij haar kantoren te
Amsterdam, Rotterdam en
‘s-Gravenhage,
voor zoover in genoemde plaatsen ge-
vestigd, alsmede ten kantore van de Heeren Piensoiv & Co.
te Amsterdam,
tot den koers van 130 pCt.
op de voorwaarden van het prospectus dd. 18 April 1947.
Prospectussen en inschrijvingsbiljetten zijn verkrijgbaar
hij de inschrijvingskantoren.
NEDERLANDSCHE HANDEL-MAATSCHAPPIJ, N.V.
DE TWENTSCHE BANK N.V.
HELDRING
&
PIERSON.
Amsterdam
— G
s-ravenhage, 18 April 1947.
Ondernemingen, dle het beste leidende personeel zoeken,
specIaal met econonsisolio scholing, roepen soUloltanten op
door middel van een annonce In do rubriek ,,Vaoatures”,
flet aantal reacties, die deze annonces tengevolge hebben,
is doorgaans uitermate bevredigend: begrijpelijk, omdat er
bijna geen groote Instelling Is, die dit blad niet regelmatig
ont,angt en waar liet niet circuleert. Opdrachten voor het
volgend nummer
,
dienen 28 April as. in ons bezit te zijn.
U
1720
Het wetsvoorstel inzake een
noodregeling ‘ten âanzien van
het pensioen van ouden van-
dagen gaat niet. zoover,’ dat
verder ‘alles aan het Rijk kan
of moet worden
T
overge1ten.’
De pensioenfondsen zullenhun..
levensvatbaarheid behouden
R. MEE.S & ZOONEN
ASSURANTIE-MA KaLAARS
AMSTERDAM
. ROTTERDAM .
DELFT . SCIJIEDAM . S’LAARDINGEN
Cursussen. modrne
bedrijf sadminist rafie
ROTTERDAM
Koninklijke
Nederlandsche
Boekdrukkerij
II. A. M. Roelants
Schiedam
gispen
culemborg
amsterdam
rott•rdam
Deze maand begint een cursus voor
in de practijk werkzame bedrijfsadmi-
nistrateurs, calculatoren, enz.
Vraagt prospectus, proefles en naamiijst der, docenten
bij het Secretariaat:
Beursqehouw
—
Kamer 321
—
Rotterdam
I1ÂRNHEM
,
LEVENSVERZEKERING.
M
A A
T
S C H A P PIJ
PER SON EE LS V ERZ EKERING EN
23 April 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE. BERICHTEN
323
11
DE ARTIKELEN VAN DEZE WEEK.
Prof. Mr C. W. da .Viics, Saneering der gerneentefinanciën.
De ôrvaring, dat uitbreiding .van het.gemeentelijk be-
lastinggebied de financieele moeilijkheden der gemeenten
niet kan oplossen, dateert reeds uit de vorige eeuw. Thans,
na den laatsten wereldoorlog, blijkt wederom,, dat de
gemeentebesturen têkort komen, wanneer ze. zijn aange-
wezen
op
de dpbrengst der plaatselijke middelen. 1)it is niet alleen in Nederland, maat’ ook in Engeland,
Frankrijk en België het geval. Daarstaat echter de finan-
cieele hulp ‘an het Rijk voorop, waarna het stelsel der plaatselijke belastingen de hegrooting der geméenten
sluitend komt maken.
rren onzent dient een gevarieerd uitkeeringsstelsel te
wot’denopgebouwd Eerst wanneer dit tot een zekere graad
van ontwikkeling is gekomen, waardoor langzamerhand
de noodlijdendheid der gemeenten zal zijn verdwerten,
moet opnieuw. aandacht worden gegeven aai het eigeti
plaatselijk belastingstelsel.
Mr W. F. Lichtenanar,
De Unie en de deltabelan gen
Rotterdam dankt haar positiè in de Rijhvaart aan het
feit, dat de natuurlijke verkeerweg van en naar het Rijn.-
gebied over haar, haven loopt; Antwerpen, in de eerste
plaats handelsstad, heeft voor het Rijngèbied heteekenis
gekregen, omdat een zek’er handelsverkeer .tusschen deze
stad en het Rijngebiecl zijn weg zoekt.
Concurrentie tusschen beide havens zal moeten blijven
bestaan. In het kader van de Unie zal deze wedijver echter
geen deloyale vormen meet’ mogen aannemen.
In liet verleden is cle oplossing ian het.zeeliavenprobleeni
tusschen België en Neclerland,niet eenvoudig gebleken. In
cle Unie kan er edhter geen plaats meer zijn voor het for-muleeren van eenzijdig&’eïsclien en voor liet op cle spits
drijven van belangen tegenstellingen. Waar voorts eenheid
van belangen bestaat, wordt de hehartiging hiervan door
de Unie gediend.
S. W. Prins,
De liquidatie van /1e1 geblokkeerde gcl1.
Aangezien niet ieder, die geblokkeerd geld bezit, een
zelfde bedrag aan heffingen zal hebbén te betalen, zal
het geblokkeerde geld niet via de heffingen automatisch
verdwijnen. Er zullen dus overtollig geblokkeerde” gel-den bestaan, welke schr. wil liquideeren door ze zonder
meer vrij te geven.
Monetaire gevaren zijn hiervan
–
niet tb duchten. Een
eventueele uitbreiding van de circulatie zou bovendien
een compensatie kunnen inhouden voor de §terke druk,
waaronder de vermogensobjecten als gevolg van de hef-
fipgen komen te staan.
Dr E. van de
Wiel,
De tt000rzien’ing van ons land.
Een vergelijking van 1946 met de jaren v’r den oorlog
levert de volgeti’de cijfers op:
–
Verbruik çan oliën en aeuen 000r consurn,btieae doeleinden
(in tonnen)
•
.
Gem.
1946 in
1935/’37
1946
pCt. van
–
1985/’37
Zichtbare oliën en vetten 167.889 130.948
•
Pet’ hoofd in kg
19,7
13,9
70,6
Onzichtbare vetten
114’M00
86.200
Pet’ hoofd in kg ‘
‘
13,4
9,2
68,7
Totaal
‘
•281.889 217148
;
Per hoofd in kg
‘
33,1 –
23,1
69,8
de betekeni van deze cijfers wordt in dit artikel
– nadêr ingegaan.
UIT BUITENLANDSCHE BRON.
Het Engelsclie budget. ,,The two ch.nes in taxation
that will attract the most attention are the ‘steelprise in
the tobacco duty and the new tax on . dividends. The
inc’rease in the tobacco duty is a sound decision as well
as a .politically brave one. There ‘is no .room for douht
that the leyel of consumption of tobacco must be reduced.
The only alternatives to a stiff i’ate of duty are
–
a cut
ih
supplies, which would merely lead-to queues and black-
niarketing, or a rationing scheme, w’hich would have
great administrative difficulties.
The dividend tax, on the other hand, ‘is a thoroughlv
‘bad one. 1f a case can be made ou-t for widening -the diffe
i’ential of taxation betveen incoïtes from woyk and
incomes from property, then -the fairest way to do it is
by death duties or hy combining.a highei’ standard rate
of income tax with a much larger earned income allowance”,
.aldus het hoofdat’tikel van ,,The Economist” van 19
April jI.
Ter beoeîening van da wetenschap in Engeland heeft
de Regeeiing in 1946 £ 50 millioen iitgetrokken, vaarvan,
aldus ,,The Sta’tesman and Nation” van 19′ April jl.,
slechts £ 4 millioen werd besteed’ voor biologie e’n mindér
dan £ 500.000 voor de ‘sociale wetenschappen. Zelfs in de ,,teaching departments” van de universiteiten ‘wordt
voor de sociale wetenschappen slechts 3 pCt. uitgegeven
van de universitaire hegrootingen, tegen ’40 pCi. voor de
,,Jwre science” -en Lech nologic.. . .
Exl)ort van thee uitJava ingroote hoeveelheden is niet mogelijk vôSt’ 1948.’ Slechts 4 van cle 350 thee-ooder-nemingen en -fabrieken
01)’
Java en Sumatra wet’ken
momenteel ondet’ Nedet’lahdsche contrôle. Vele ancict’en
‘werken echter ondet’ de administratie van de Indone-
sische Rejiubliek; omtrent productie of. vootrdeii voor
xpoi’t zijn geen gegevens te verkrijgen, zoo meldt .,Tlie
Economist” van 19 April jI.
Nieuwe emissies in Frankrijk bedroegen, aldus ,,L’Eco-
nomie” van 17 April jI., in 1946 in totaal 88.524 millioen
francs, waarvan 16.054 millioen aandeelen en 71.337
millïoen obligaties. Dit laatste cijfer bevat een emissie
van het ,,Crédit National” ten bedrage van 30 milliat’d
francs. De correspondeerende cijfers voor 1945 zijn als
volgt: in totaal opgenomen .26.472 millioen francs, waar-
van 4.195 millioen.aandeelen en 22.277 millioen obligaties
(hiervan 20 milliard- francs opgenomen door het ,,Crédit
National”). – –
De natioiiale schuld van Zwedeti vertoond in 1946
voor het eerst sinds 1937 een daling. Zij bedroeg eind
1938 2.566 millioen kronen tegen
11
:
550 millioen kronen
eind 1945; in 1946 daalde zij, volgens Index” van Maart
1947, tot 11.384 millioen ki’onen. De werkelijke druk
van de nationale schuld kan worden beoordeeld na verge-
lijking met het . nationaal inkomén. De Zweedsche na-
tionale schuld vertegenwoordigde in 1938 ongeveer 20 pCt.
van ‘het bruto nationaal inkomen, in 1946 was dit cijfer gestegen tot 55 pCt.; dit is nog betrekkelijk laag verge-
.leken met de respectievelijke cijfers voor Amerika, Canada,
Engeland en Nederland, ni. 135, 1.50, 230 en 275 pCt.
Het telefootiverkeer .in Argentinie vertoont een, scherp
contrast tusschen het aantal telefoons in Buenos Aires
e. o. en de rest van het land. In 1946 bedroeg het
aantal telefoons in totaal 532.666, aldus Business Con-
ditions in Argentina”. van -Jan./Febr. 1947 Fliervan bezit
Buenos Aires e. o ei’ alleen
–
reeds 374.018; tegenover
lechts 158.648 -voor de rest van Argentinië. –
i
42
F.
324
ECONOMISCH-STATISTISCHE BËRICHTEN
– 23 April 1947
SANEERING DER GEMEENTEFINANCIËN,
Het vraagstuk is oud. Men spreekt er over sedert 1851.
De negentiende eeuw stelde ‘altijd de autonomie en het
eigen gemeentelijk belastinggebied véôrop. De Staats-
commissie van 1903 sprak in haar verslag de verwachting
uit ,,dat langs den weg van een grondige verbetering
van de bepalingen nopens de plaatselijke belastingen
in de gemeentewet opgenomen”, zij het al niet een de-
finitieve, dan toch een voorloopig afdoende oplossing
der moeilijkheden, waarin de gemeenten toentertijd ver-
keerden, zou zijn te verkrijgen.
Het. gemeentelijk belastingstelsel werd inderdaad her-
zien, met indhhtneming van dit advies. Ook na den
wereldoorlog 1 werden verdere verbeteringen in het zich
steeds uitbreidende gemeentelijk belastinggebied aan-
gebracht. Maar ondanks het verruimde belastinggebied
geraakten de gemeenten (of ble.ren enkele gemeenten)
in nood. De toen ingestelde Staatscommissie van 1921
rapporteerde echter voorloopig niet, omdat zij de werking
van de nieuwe wetgeving wilde afwachten. Ondertusschen
adviseerde de Staatscommissie incidenteel over ,,nood-
regelingen”. Eerst met de reorganisatie van de Staats-
commissie en van haar secretariaat in OctQber 1925 begon
de arbeid op het hoofdpunt. JIaar verslag was van 1
Augustus 1927. Het verslag was dus binnen twee jar
gereed.
**
*
In dit Verslag der Staatscommissie van Lynden van
Sandenburg wordt vermeld, dat zij zich be3aalde tot een
voortzetting vân den arbeid der Staatscommissie-1903.
Deze Staatscommissie had een wijziging van de wet van
1897 (de rijksuitkeeringswet) nog niet opportuun geacht.
Eerst moest blijken, hoe het nieuwe gemeentelijk be-
lastingsysteem zou
,,werken”,
zoo meende de commissie-
1903.
De uitspraak van de Staatscommissie-1903 was dan ook
negatief geweest, in zooverre, dat zij moest erkennen, dat
het haar niet was gelukt een nieuwe gedachte omtrent de
grondslagen der uitkeeringen door het Rijk adii de ge-
meenten (naar men toen formuleerde: ,,wegens diensten
door de gemeenten aan het Rijk bewezen in het stelsel
• van het verplichte zeifbestuur”) te brengen.
De Commissie van Lynclen van Sandenburg moest
constateeren, dat ook onder de nieuwe ruimere gemeen-
telijke belastingwetgeving de financiering van de gemeen-
telijke overheidstaak uit de gemeentelijke belastingen
alléén (natuurlijk naast de inkomsten der gemeenten uit
bezit en uit diensten door de gemeente bewezen) niet
meer mogelijk was. –
hier neemt de Staatscommissie van Lynden van San-denburg deze materie ôp. Hoe?
1. Zij laat het stelsel der gemeentelijke belastingen
rusten. Het eigei belastingst’elsel is altijd onvôldoende.
Dit wordt geconstateerd. De gemeefitelijke zelfstandig-
heid kan niet meer op de gemeentelijke belastingen steunen,
tenzij –
Eerst de gemeenten worden geholpen met rijks-
uitkeeringen, welke het mogelijk maken de financieele
toestand der gemeenten zoodanig te steunen, dat dan,
daarop,een eigen gemeentelijk belastingstelsel kan worden
gebouwd, dat niet onmiddellijk voor 100 pCt. behoeft
te worden-benut.
De ,,algeneene’-‘ rijksuitkeering uit de wet van
1897 is onvoldoençle. Zij kan vervallen.
Het gemeentelijk belastinggebied bleef dus rusten.
Eerst de wetgever van 1929 bracht verandering. De
Duitsche tijd bracht deze evenzeer. Moet thans het ge-
meentelijke eigen belastinggebied zoo groot mogelijk
– worden gemaakt? Is dit de meest dringende eisch? De
• voorzitter van de Staatscommissie-1946, ingesteld om de
zelfstandigheid der gemeenten te herstellen binnen het
-raam der tegenwbordige mogelijkheden, tevens, burge-
meester van Rotterdam, heeft in een redevoering, in den
Rotterdamschen gemeenteraad gehouden, ö.a. deze ge-dachte gelanceerd: het plaatselijk belastinggebied moet
zoo groot mogelijk zijn; het zal altijd beperkt moeten zijn.
Heel veel, houvast biedt deze gedachte niet. Er zal
een toren worden gébouwd. De torén’ moet zoo hoog
mogelijk worden gemaakt. Maar erkend wordt, dat de
middelen om de toren te bouwen, altijd b’eperkt zullen
zijn. Hoe hoog wordt de. toren?
Hoe groot wordt het plaatselijk belastinggebied? Met
een ;,groot” gemeentelijk eigen belastinggebied herleeft
ook dë oude ramp van de groote verschillen in den ge-
meentelijken belastingdruk. En dat willen allen ver-
mijden. Maar er is meer.
De gedachte wordt hier verdedigd, dat naar het voor-
beeld van de Staatsconmissie van Lynden van Sanden-
burg. de overweging van de uitbreiding van ‘hët gemeen-
telijk belastinggebied zal blijven liggen, totdat eerst het
uitkeerinsstelsel goed zal zijn geregeld. De’uitbreiding
van het gemeentelijk belastïnggebied heeft Ithans geen
anderen zin dan een zekere verschuiving te brengen in de
distributie van enkele belastingopbrengsten, die dan aan
•
de gemeenten ielf al of, niet uit de voding vati”het ge-
meentefonds of uit. aandeelen in rijksbelastingen worden
•afgenomen of .toegeschoven. Welk dringend argument
kan daarvoor worden aangevoerd, wanneér toch dit
• nieuwe belastinggebied (zonder het toestaan van nieuwe
belastingen) zoo beperkt is, dat het ten volle nioatworden
benut. Beleidsruimte wordt dan toch niet vérk’regen.
Wat baat het bijv. aanRotterdam? Is dat’nu hulp
van het Rijkaan Rotterdam om de vrijheid van Rotterdam
in beginsel te herstellen? In beginsel wellicht. Maar wan-
neer het nieuwe grootere eigen belastinggebied door den
gemeenteraad van Rotterdam wordt benut en ten volle
moet worden benut,.dan is practisch geen stukje vrijheid
verkregen, omdat de rijksuitkeeringen slechts aanvullend
zullen werken om de rest te financieren. En wanneer
dus geen stukje gemeentelijke vrijheid practisch wordt
.veroverd, waarom’zal men dan het gemeentelijk belasting-
gebied
nu
herzien?
Maar er is een andere weg.
**
–
*
T-Jet uitkeerings,,stelsel” heeft de strekking de zelf-
1
standigheid der gemeenten weer mogelijk te maken. ‘Het had vroeger de strekking de zelfstandigheid, die
er was, te handhaven. Toen de Lager-Qnderwijs-wet 1878
de gemeentebesfuren te veel dreigde te belasten, •vér-
goedde het Rijk 30 pCt. der gemeentelijke kosten voor het
openbaar onderwijs. De redeneering was, dat de nieuwe
verhoogde kosten niet door ie gemeentebesturen uit de plaatselijke middelen waren te betalen. Dus ‘moest het
‘Rijk helpen.
Daarna werden nog andere nieuwe rijksuitkeeringen
:aan de gemeenten verstrekt. De wet van 1897 volgde een
nieu’ systeein. T-let systeem van de ,,algemeene rijks-
uitkeering”.
• De Staatscomjnissie van Lynden van Sandenburg-
hief dit systeerii in haar advies op. De Regeering volgde
dit advies.
• De overige hoofdgedachten werden door minister de
Geer niet overgenomen.
De Staatscommissie van Lynden van -Sandnburg
had deze gedachte ten aanzien der rijkshulp aan de ge-
meenten:
a. rijksuitkeeringen aan de geme’enten in de uitgaven,
waartoe zij door een wet of door een op de wet steunend
Koninklijk Besluit wôrden verplicht, voorzoover deze wet-
telijke voorschriften ‘thans geen bepalingen omtrent de
financieele verhouding tusschen het Rijk en de gemeenten
bevatten. De Staatscommissie kwam met rijksuitkeeringen
wegens ‘de kosten van het algemeen bestuur, wëgens’de’
23 April 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
325
kosten voor de verpleging van armlastige krankzinnigen,
wegens de kosten voor de instandhouding der plaatse-
lijke politie.
liet gezamenlijk bedrag der voorgestelde rijksuitkee-
ringen ging liet bedrag der algemeene rijksuitkeering
uit cle wet van 1897 ver te boven. De algemeene rijks-
uitkeering werd dus opgeheven.
De Staatscommissie achtte deze vei-hoogi’ng van den
belastingdruk op de . rijkshurgerij verantwoord, omdat
deze naar haar illusie althans in vele gemeenten zou
worden gecompenseerd door verlaging van gemeen te-
lasten. De gemeenten werden immers door de rijks-
uitkeeringen geholpen.
De Staatscommissie stelde voor liet ontvangen van
deze rijksuitkeeringen geenerlei nieuwe algemeene con-
trôlemaatregelen in het verschiet. T-Jet normale toezicht
werd gehandhaafd en voldoende geacht.
Wel
kwarn,zij
nog met een tweede illusie: In de toe
komst mogen wtte1ij ke torschriften, waarbij maat-
regelen worden getroffen, welke de gemeenten tot uit-
gaven verplichten, niet worden vastgesteld zonder dat
Regeei-ing en, wetgever zich rekenschap geven van de
daarbij ,Jietrokken financieele verhouding tusschen Rijk
en gementen.D,it blêef een illusie.
l)e Staatscommissie dacht zich naast het stelsel
van deze rijksu i tkeeringen nog andere ,rijksbijdragen
aan de gemeenten krachtens nieuwe wettelijke regelingen
tot vergoeding van diensten, door de gemeenten aan liet
Rijk bewien, waartoe zij wel is waar niet wettelijk zijn
verplicht»imar feitelijk zijn genoopt”.
Een- uitwerking van deze gedachte. ontbrak. Wel werd
nog gezegd,dat nu liet toezicht ook wel scherper moest
zijn. liet is voor den lezer van dit rapport stellig altijd
bevreemdend geweest, dat elke uitwerking hier ontbrak.
1-loe zou hef Rijk deze nieuwe rijksbijdragen financieren?
De oplossing is deze. Het was aan de Staatscommissie
bekend, dat de minister van Financiën, Mr de Geer,
zelf werkte aan een Gemeentefonds-gedachte, welke hij
aan de Staatscommissie in concept had toegezoiden.
De Staatscommissie leefde in de hoop, dat de hier genoemde
regeling onder
b.
doqr den minister zou worden opge-
vangen in zijn ,,Gemeentefonds-gedachte”.
Dit kwam anders uit, want ook de rijksuitkeering onder
a
werd in het Gemeentefonds verwerkt.
Van het advies der Staatscommissie bleef dus alleen
over de opheffing van de algemeene rijksuitkeering volgens
de wet van 1897 en
rijkssteun in bijzondere omstandighedeA te verleenen
aan bepaalde noodlijdende gemeenten. Hier zou liet
toezicht bijzonder streng zijn.
In een afdeeling, § 4, werd nog voorgesteld een ver-
hooging van de bestaande rijksuitkeeringen in de kosten
van liet lager onderwijs.
**
*
1947. In de landen. van West-Europa: Engeland,
Frankrijk, België en Nederland komen de gèmeentebestu-
ren alle tekort, wanneer zij worden ovei-gelaten aan de
opbrengst der plaatselijke middelen. De inkomsten ijn
in al deze landen te onderscheiden in vier groepen:
inkomen uit bezit
–
en inkomen wegens diensten aan
de burgerij of het publiek bewezen;
inkomen uit een gemeentefonds; voor de gemeenten
tezarrien opgericht;.
•
bijdragen van het Rijk, verdeeld naar objectieve
maatstaven, aangevuld zoo noodig met extra-bijdragen,
verdeeld naar liet subjectief inzicht van de rijksregeering;
klein eigen belastingstelsel.
-.
Thans de genoemde landen:
Eneland.
Het is wel waar, dat de organisatie van het
Engelsch ,,local government” anders is dan het onze,
bijv. orndat7 er bepaalde plaatselijke besturen zijn, die
toch niet’, een ,,rating-pow’er” hebben. Maar wanneer
men als voorbeeld neemt een stad van bijv. ‘200.000 in-
woners, een ,,county-bordugh”, bestuurd door een
,,county-boi’ougli council” dan vindt men preties de
‘vier genoemde bronnen van inkomsten terug.
Londen heeft een eigen regeling. Ziehier de analyse,
die het systeem toch duidelijk aangeeft. De ,,London
County Council” stelde liet budget 1947-1948 vast op
£ 47.255.165. ,,The Times” van 12 Maart ,geeft het vol-
gende overzicht:
,,The total estimated expenditure for the year was
£ 47,255,165, with estimated income,mainly from Go-
vernment, grants, of £ 18,818,879. The net estimated
expenditure for the year w’as £’ 28,436,286. The actual
amount required from, ratepayers was £ 23,019,000, for
which a rate of 8s. 6d., in the pound—an increase of is.
8d.—w’as proposed”.
10
Over Birmingham en Croydon vinden wij de volgende
cijfers:
,,Birmingham City Council yesterday approved an
increase of 3s. in the pound in the rate, bringing the total
rate to 21s., the highest in the city’s history.
Croydon Borough Council has increased its i’ate by
2s. 8d.’ from 12s. 4d. in the £ to 15s., the highest for 25
years”.
En nu het financieel belangrijke:
Over 1946 waren de begrootingen der ,,local autho-
ritjes” sluitend.
Dit
stelsel
van uitkeering uit de ,,block-grant” (ge-
meentefonds), plus uitkeeririgen voor bepaalde doeleinden
(politie, onderw’ijs, volksgezondheid), plus eventueele
extra hulp wegens bijzondere nooden en wégens bijzondere
noodlijdendheid is met het onzè te vergelijken. 1-let
stelsel der plaatselijke belastingen (,,rates”) zelf komt de
plaatselijke begrooting tenslotte sluitend maken, omdat
liet Rijk zooveel geholpen heeft er zooveel heeft ge-egaliseerd tusschen de gemeenten onderling, dat een
klein plaatselijk belastinggebied overblijft voor rijke en voor arme gemeenten beide. De rijke gemeente ontving
zooveel minder dan de arme gemeente uit de rijkskas.
Frankrijk.
Dit land heel t zoojuist liet fonds, dat met
het gemeentefonds was te vergelijken, laten vervallen.
De ittkomsten der gemeenten komen dus uit
bezit en diensten;
,,sub.ventions”;
C.
plaatsplijke belastingen.
Over 1946 waren de begrootingen der gemeenten alle
sluitend, ondanks het kleine gemeentelijke belastinggebied.
Hier heerscht natuutlijk centralisatie. De gemeenten
mogen geen tekorten hebben en hebben die over 1946
ook niet gehad. Over 1947 wordt opnieuw gestreden
over de hoogte der ,,subventions”, teneinde tekorten
op de plaatselijke begrootingen 1947 eveneens te voor-
komen. –
België.
De Belgische gemeenten kwamen over 1946
mët enorme tekorten op dë begrooting, door dezelfde
oorzaken als die, welke de Nederlandsche gemeente-
hegrootingen bedreigen. Thans is over 1946 een wet voor-
gesteld, regelende een noo’duitkeering van een milliard
francs om de tekorten 6ver 1946 te dekken. Voor 1947
bestaat een gelijk plan. Voor 1948 hoopt men een ander sluitend systeem te hebben gevonden.
Nede,land.
Een zoo groot mogelijk eigen gemeentelijk
belastinggebied, met erkenning, dat dit toch beperkt
moet zijn, acht ik
01)
liet oogenblik een weinig aantrekke-
lijke leuze. Dat ruimere belastinggebiéd zal dan toch
uit niet veel meer kunnen bestaan dan uit verschuivingen
van de opbrengst van andere reeds bestaande belasting-bronnen. De zwaar getroffen gemeenten ontvangen ook
dat grootere belastinggebied. De plaatselijke burgerij.
zal er weinig dankbaar voor zijn.
De saneering der gemeentefinanciën zal’op den duur niet
kunnen worden toevertrouwd aan een groote en dus dure –
326
–
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
23 April 1947
Saatscomnissie. hier moeten d gewone ambtelijke rijks-
bureaux, met behulp van de,hestaande normale kleine en
dus goedkoope adyiesinstantie, permanent werk leveren
tot het langzaam opbouwen van een gevarieerd uitkee-
ringsstelsel
a. uit een gemeentefonds;
h. door bijdragen in de kosten van bijzondere diensten
der gemeenten
j
te verrichten in samenwerking met
het Rijk.
Eerst wanneer .dit altkeeringsstelsel tot een zekere
graad van ontwikkeling is gekomen en daardoor van stap
tot stap de noodlijdendheid der gemeenten is verdwenen,
zal het mogelijk en noodig zijn nieuwe aandacht te schen-,
ken aan het eigen plaatselijk belastingstelsel. Daar-
voor is het nu nog niet de tijd. Daarvoor moet de tijd rijp
gemaalt worden, o.a. door een rijksbijdragestelsel voor
Bijzondere doeleihden, waar tusschen Rijk en gemeente
een redelijke functioneele samenwerkiig groeit. Rijk;
provincie en gemeenten zijn de partners bij het vervullen
van één overheidstaak. Zij belasten beide het volksinko-
men. Het gaat om een redelijke verdeeling van baten en
lasten en daarom kan – wil men toch een leuze -. beter
gesproken worden van , ,functioneele samenweridng”
dan van een ,,zoo groot mogelijk eigen gemeentelijk
belastinggebied met vrije gemeentelijke zelfstandigheid’,
zij het ‘heide beperkt.
Het is in ons land niet zoo, dat in principe de gemeen-
telijke autonomie is ingeperkt. Zij is stuk voor •stuk’ op
velerlei gebied verdwenen, doordat het Rijk de overheids-
taak bloest overnemen en overnam, hetzij om die taak
alleen te vervullen, hetzij om de gemeente tot gedwongen
en geregelde samenwerking te oriënteeren. En dit past
in het, stelsel van de ,,écnomie orientée”. Redelijke
samenwerking is beter dan de van beide zijden geëischte
zelfstandigheid”. En in deze ,,économie orientée’ past
de rijksuitkeering vôrop, tot het bestrijden van kosten
hij het vervullen van diensten door de gemeentebesturen
âan de gemeenschap bewezen, welke tot dusver als zuivel’
gemeentelijke taken werden beschouwd. 1-hieruit vloeien
gouveriiementeel toezicht en medeleiding vanzelf ‘vooi’t.
1;. V. DE VR1E.
DE UNIE EN DE DELTABELANGEN.
Rijn, Maas en Schelde bereiken de zee in een zoo water-
rijke streek, dat de mondingsgebieden van deze stroomen
door een net van binnenwateren onderling zijn verbonden.
De riviervaart kan dus via dit samenhangende mondings-
gebied van den eenen waterweg op den andere’komen.
Op grond van deze omstandigheid noemt Antwerpen
zich niet alleen Scheldehaven, doch Ook Rijnhaven. Wan-
neer ‘dit begrip niet eng aardrijkskundig wordt genomen, doch zoodanig wordt begrepen, dat het uitdrukking geeft
an het feit, dat de internationale Rijnvaart ook in Anti
werpen één harer aanvangs- en eindpunten vindt, dan zal
niemand in Nederland eraan denken de Belgische
haven deze benaming te betwisten. Het is onmiskenbaar,
dat het bloeiende Brabantsche.emporium uit de late rfiid-
deleeuwen en den aanvang •van den Nieuwen Tijd reeds
een machtige aantrelkingskracht op kooplieden en schip-
pers uit het Rijngebied uitoefende en het is evenzeer waar,
dat nog tot den tweeden wereldoorlog de Rijnschippers
den weg naar de Schèlde uitstekend wisten te vinden.
Bij mijn weten is evenwel nog nimmer de aandacht ge-
vestigd op de omstandigheid, dat Rotterdam zich op
grond van dezelfde feitelijke verhoudingen evenzeer Schei-
dehaven’ zou kunnen noemen, terwijl toc4 zonneklaar is,
dat de groote Nederlandsche zeehaven nimmer deze aspi-
ratie heeft gehad. Waaruit spruit dat verschil voort? De
Schelde is ‘toch via de Zeeuwsche ,,tusschenwateren” even-
goed van den Rijn af te bereiken als de Rijn van de Schelde
af en onget’ijfeld is het Nederlandsche hinnenvaartuig
op de Schelde geen onbekende verschijning. .’
1-hieruit blijkt, dat het aardrijkskundige feit van den
onderlingen samenhang van de drie riviermondingen niet.
den doorslag geeft met betrekking tot de economische
verhoudingen in dit ,,deltagebied”. Tusschen Antwerpen
en den Rijn bestaat een hechtere verbinding dan tusschen
Rotterdam en de Schelde. Daarvoor zijn, naar het mij wil
voorkömen, twee oorzaken aan te voeren: de Rijn heeft’
een andere, een grootere beteekenis dan de Schelde en
zijn krachtveld reikt daardooi’ verdei’, terwijl Antwei’pen
als handelsstad het middelpunt is van zoo sterke centri-
petale i5rachten, dat daardoor Rijnhandei en Rijnvaart
naar den Sclieldemond zijn en worden getrokken.
Het is ongetwijfeld milijk de oorzaken van deze ver-schillende constellatie haarfijn vast te stellen , en’er kan
dan ook niet aan worden gedacht in het kader van een
tijdschriftartikel tot op den bodem van deze.,dingen te
gaan. Doch op een paar factoren kan toch wel worden.
gewezen. De opkomst van de Hollandsche bavensteden
aan de Rijn-1aasmonden is te danken geweest aan de door
haar inwoners van ouds beoefende zeevaart, opgekomen uit het visscherijbedrijf: zij hebben âls de vrachtvaarders
van Europa het goederenverkeer als het ware naar zich
toegehaald. De Antwerpenaren hebben daarentegen altijd
lechts over een relatief zwakke eigen reederij beschikt:
naar hun stad is het goed als het ware van buiten aange-
bracht dooi’ de sterke .handelspositie, welke deze zich
door haar ligging heeft weten te ver.werven. Handel en
industrie, het typische trafiekwezen, zijn in de 1
–
lollandsche
havensteden uit het verkeer opgekomen; het verkeer is
naar Antwei’pen gekomen, omdat deze stad een commer-
cieele metropolis was.
Nog anders gezegd: Rottei’dam dankt haar positie in
de Rijnvaart en wat daarmede samenhangt aan het feit,
dat de natuurlijke verkeersweg van en naar het Rijngebiecl
ovei’ haar haven loopt, Antwerpen heeft voor datzelfde
Rijngebied beteekenis verworven, omdat een zekei’ handels-
verkeer, ‘langs welke wegen dan ook, tusschen deze stad
en het Rijngehied zijn weg zocht en oekt. Vandaar ook
• liet vei’schijnsel dat in Rotterdam liet in tei’nalionale spoor-
wegvervoer vôéi’ den oorlog van relatief 7.wakke heteekenis
was: de Rijnweg beheerschte het beeld. Antwerpen daar-en tegen was tevens een typische spoorweghaven, omdat
daar de oorsprong van het verkeer minder door één be-
phalde erkeersgelegenheid werd beheerscht.
De concurrentie tusschen de havens van Antwerpen en
van Rotterdam was daarom te vergelijken niet een strijd tusschen twee verschillend bewapende strijders. Binnen
zekere grenzen zal deze wedijver altijd moeten blijven
bestaan. 1-let, is bij eiken graad van samenwerking niet
anders denkbaar, of de ecénomische centi’a zullen zich
moeten inspannen om elk voor zich den hoogst mogelijken
bloei te bereiken. Zoo is het ook binnen de grenzen van één
en hetzelfde land: Amsterdam en Rötterdam, Antwerpen
en Gent zullen concurrenten blijven, zoolang het leven
binnen haar muren niet is uitgebluscht. Doch vei moet
worden ehoopt en mag bij goede internationale samen-
werking worden verwacht, dat deze wedijver nimmer meer delôyale vormen zal aannemen.
Het is bekend, dat de geschetste eigenaardige toestand
in
–
het deltagebied ,in het vei’ieden tot wrijvingen heeft
geleid, waarvoor men aanvankelijk geen oplossing scheen te
vinden. Tegenover desiderata van de eene partij stelde
de andere’ een ,,non possumus”; van weerszijden autonoom genomen maatregelen van verkeerspolitieken aard voei’den
van kwaad tot erger. Gelukkig bleek ook hier de waarheid
van het speekvoord, dat de wal het schip keert. Toen de
nood het hoogst was gestegen, wist een van beide zijden
gevoei’d wijs en vei’zoenend beleid te voeren tot het
,,havenbestand” van 3 April 1939, waarbij zelfs door mid-
del van de instelling van een gemengde commissie een pro-
cedure.werd voorgeschreven voor de vaststelling in gemeen
v
‘
– – v:j
‘-r
t
•–
TTY
23 April 1947
ECONOMISCH-TATISTISCHE BERICHTEN
h27
1
oveileg van de heffingen en vérgoedingen in cle weder-
zijdsche zeehavens.
])e Lage Larden hebben in het licht van hetgeen sedert-
dien is geschied met deze overeenkomst den eérsten stap
gezet op den weg, welke tot de e
5
conomische unie kan leiden.
Zij hebben daarbij tevens reeds terstond het eenig juiste
middel ter verbetering van hun economische verhouding
aangegrepen door een bepaald forum aan te wijzen voor
permanent overleg over een probleem, waarvoor geen ,,op-
lossing” in den mathematischen zin van het woord vol-
cloening kan geven.
Het unieverdrag is in deze richting verder gegaan door
de instelling van vaste raden voor verschillende groepen
van problemen en daaronder bevinden zich ook de haven-
vraagstukken in het algemeen. Het nia4 worden gehoopt,
dat in de betere sfeer-waarin de hetrekkinen tusschen
de beide ldden zijn gekomen, het zeehavenprobleem door deze procdure aan scherpte zal blijken te hebben verloren
en dat daarmede den weg tot een vruchtdi-agende behan-deling zal zijn gebaand.
Als wij ons, ni voo’r oogen trachten te stelleii, in welke
richting een oplossing moet worden gzocht, dan volgt
uit devoorafgaande principieele beschouwing, dat de zaak
niet eenvèudig is De kracht van Rotterdam; de grootste
Nederlandsche haven, ligt
–
uiteraard schematisch gezien
—blijken de’gegeven uiteenzetting in de daarheen leidende waterwegen, die van Antwerpen in haar natuurlijke positie
als handelsstad. Nu kan men op verkeersstrodmen door
allerlei reelingen invloed uitoefenen
–
wij hebben het
maar al tWzeer ondervonden
–
doch de functie van han-
delsemporium is daarvoor veel minder gevoelig. Men kan
toch niet bijv. bepalen, dat de producten uit of voor eenige
Belgische provincie over Rotterdaih moeten worden ver-handeld of vervoerd.
In den verleden tijd van de tegenstellingen tusschen
beide landen was het daarom voor België altijd betrekkelijk
eenvoudig om’ verlangens te formuleeren ter verbetering,
van de positie
van
zijn zeehavens, doch Nederland verkeer-
in de positie eigenlijk niets van België te vragen te
hebben, hetzij dan negatief door aan te dringen op af
–
schaffing van tegen zijn hai’ens genomen maatregelen-. Bij
gebreke aan vergel ij k bare desiderata was daarom een
compromis dooi- uitwisseling van concessies feitelijk niet
mogelijk. De eenige aanbieding, w’elke België in dit op-
zicht heeft gedaan, was de verruiming van de stop van
Ternaven en ook deze beschouwt Nederland op mijns
inziens goede grondeii als eer een Belgisch dan een Ne-
derlandsch belang, dus allerminst een contra-praestalie
tegen van Nederland gevraagde offers. Men kon dan ook
in 1989, toen de strijdbijl werd begraven, niets anders
doen dan door een ,,bestand” een streep te zetten onder
de vroegere moeilijk h eclen op havengebied tusschen beide
landen.
In dit punt van uitgang is niets veranderd, maar wel
moet dit thanshet geval zijn in de beoordeeling van den
toestand door beide partijen bij het unieverdrag. Als beide
landen streven naar een economische eenheid, dan mag
worden verwacht, dat zij voor de rechtmatige belangen’
van de andere partij evenzeer oog zullen hebben als voor
hunne eigene. Dit heteekent, dat er geen plaats meet- kan
zijn voor het formuleeren van eenzijdige eische?i, welke
het andere, zoozeer bevriende land, beschouwt als na-
deelig voor zij
6
economie en daarmede automatisch voor de
nieuwe economische eenheid. Verw’acht mag worden, dat het
uitspreken van zoodanige verlangens op zijn mint.gepaard-
zal gaan met het aanwijzën van compensaties of
–
om een
terminologie te kiezen, welke beter past bij den nieuwen
toestand
–
van complementaire maatregelen, welke g vieesde kwade gevolgen van de voldoening aan zulk een
wersch’ zullen iieutraliseeren. Is zulks niet mogelijk
–
en
beide landen zullen nu de gelegenheid hebben dat in vr’ede
en
–
vriendscïiap te onderzoeken
–
dan zal het vanzelf
spreken, dat’ de geopperde maatregel niet zal kunnen
–
worden genomen, ômdat ook le vragenJe partij daarmede
zou snijden in eigen vleesch: ér zal iinmer gèèn’eoiioiiisch
belang in één vanbeide landen mcci- bestaan, dat fliêt aan
hen beide dierbaar zal moeLen zijn.
‘Jn de aldus geschapen onmoglijkheid ah hét
oi dï
spits drijven van belangentegenstellingen tushën de
havens ligt voor haar de voornaamste waarde van
–
de unie.
lIet spreekt overigens vanzelf, dat een indiect v6orde
l
dl is
gelegen in de ierwachting, dat de vereeniging van de
wederzijdsche economische helangèn de algeinen wel-
vaart in heide landen zal doen toenemen et dâard’oôr ook
de positie van de havens zal versterkeri in haar.fuiicti
in het nationale veikeer, dit begrip dan genomen in den
ruimen zin van den aan- en afvoer naar en uit liet ‘geheelë
vereenigde douanegebied. Dit zal natuurlijk van te mcci’
–
belang zijn gedurende den tijd, waarin de’doorvo’er van en
naar Midden-Europa zal lijden onder den térugslag ‘van
den oorlog in deze gebieden.
Tenslotte zal de economische samenwerking tussclien
i3elgië en Nederland ertoe voeren, dat beide landen van-
zelfsprekend hun krachten zulleh coördïnieeren ter bevor-
dering van een oplossing van de internationale moeilijk-
heden, welke het vervoer over hun havens bedreigen, zooals
daar in de eerste plaats is-het Duitsche probleem, hetwelk
voor alle havens in de Rijn-Maas-Scheldedelta een gemeen-
schappelijke’ zorg vormt. Eenheid van belangen heeft in
dat opzicht altijd tot op groote hoogte bestaan, doch het
unieverdrag zalertoe bijdragen, dat men zich zulks weder-
zijds beter zal realiseeren en
–
alweder —het schept de
werktuigen om aan deze gedachte vorm te.geven.
-Mr W’. F. LICI-ITENAUEI(.
DE LIQUIDATIE
VAN HET GEBLOKKEERDE GELD.
Ieder zal het er over eens zijn, dat de figuur van het
gehlokkeerde geld” zo spoedig mogelijk uit ons financiële
i~ven dient te vei-dw’ijnen. Verschil van mening is er echter
al dadelijk, wanneer de wijze, w’aarop deze liquidatie dient
te geschieden, aan cle orde komt.
Het geblokkeerde tegoed wordt thans op ongeveer
.
f 5
m
illiard geschkt, welk bedrag vrijwel overeenkorn t niet
hetgeen de minister van Financiën uit de beide heffingen
hoopt to halen. Operviakkig gezien zou men dus mogen
verwacht’en, cltt het g’eblokkeerde geld via cle heffingen
automatisdti zal yerdwijnen. In de praktijk zal dit echter
niet liet geval zijn, omdat niet iedei’, die geblokkeerd goki
bezit, eenzelfde bedrag aati heffingen zal hebben te be-
talen. Gemakshalve zullen wij’ liet geblokkeerde gelcl,’dat
mcii bezit boven hetgeen voor de betaling van de aanslagen
in de beide heffingen is vereist, overtolhig geblökkeerd
geld noemen. De vraagis nu: hoe raken wij dit overtollig
geblokkeerde geld kwijt.
De minister van Financiën stelt in zijn Memorie van
,Anitwoord de volgende oplossing voor:
jn liet kader van de geleidelijke afwikkeling van de
geld-blokkering zullen enige maatregelen worden ge-nomen, waardoor geblokkeerde tegoeden, velke dooi
houders niet worden gebruikt tot betaling van hun
eigen helastingschuld, worden toegelaten töt aatrkôop
van vermogensobjecten (nders dan efften),. welkd
moeten vordn geliquideerd door hen, dié’o’ver’ oii-
voldoende geblokkeerde middelen beschikkei onii hVii
.belastingschuld te voldoen”.
,,Verder ligt- het in liet voornemen de mogelijkhe,id te-
openen om uit overtollig gebiokkeerd tegoed. effecten
ter’ beurze aan te kopen, op welke Qffecten een tijdelijke
gedwongen deponering zal worden toegepast.”
–
Dit lijkt ons wel een buitengewoon ingewikkelde enôm
–
slachtige methode om liet overtollig geblokkeerde -geld-‘
krijt
–
te raken. Het Financieel Dagblad- schrijft’ in hear
rrA
.7
328
ECONOMISCH-STATITISCHE BERICHTEN
23 April 1947
uitgave van 11 Maart
.11.
dan ook naar onze mening te-
recht, dat men zich bij het lezen van de passage over de
,,gedwongen deponering van effecten” de ogen uitwrijft.
Het blad acht het creëren van een nieuw systeemvan blok-
kering in hoge mate ongewenst en toont zich tenslotte
voorstander van vrije overdracht van de geblokkeerde
saldi tegen Vrije teg6eden of vermogenshestan•dclelen.
Wij zullen dezerzijds op de in de M. v. A. geuite voor-
S
nenens niet verder ingaan. Ongetwijfeld zullen ze in
de praktijk vèrgaande verwarring teweeg brngen en
daarehboven bieden ze geen oplossing van hel vraagstuk.
Eerlijk. gezegd, zitten wij met de kwestie enigszins ver-
legen, omdat wij er in het geheel geen ,,probleem” in
zien.
–
De oplossing lijkt ons uiterst eenvoudig en voor de
hand liggend.. Wij zouden nl. de overtollig geblokkeerde
gelden willen liquideren door ie zonder meer vrij te geven.
Wij stellen ons de gang van zaken als volgt vdor:
ieder betaalt de aanslagen in de heffingen op de wijze,
welke hem convenieert, de één met vrij geld, de ander
met geblokkeerd. Ovçrdracht tussen beide geldsoorten,
met te verwachten depreciatie van het geblokkeerde
geld, welke als zeer ongewenst moet worden beschouwd,
vindt dus
niet
plaats. Wanneer de aanslag in de beide.
heffingen is vastgesteld, wordt het tegoed aan gèblok-
keerd geld, voorzover het het bedrag van de. aanslag
overtreft,, aan ieder afzonderlijk zonder meer vrij
gegeven.
Men zal moeten toegeven, eenvoudiger kan het niet en van een ,,probleem” kan zelfs niet worden gesproken.
Er moeten wel belangrjjke bezwaren tegen de door ons
voorgestelde methode bestaan wil men de voorkeur geven
aan de door den Minister voorgestelde maatregelen, bij
welke men op heel wat onvoorziene moeilijkheden zal
stuitën, geheel afgezien van de adniinistratieve . romp-
slomp, waarmede ze ongetwijfeld gepaard zullen gaan.
Welke bezwaren kunnen tegen de door ons bepleite natuur-
lijke afwikkeling worden aangevoerd? Wellicht bezwaren
van monetaire aard? Wat dit betreft, dienen wij twee
mogelijkheden te onderscheiden:
T-let totaal aan geblokkeerde gelden is kleiner dan of even groot als het totaal der aanslagen in de beide hef-fingen. In dit geval doen zich in het geheelgeen bezwaren
van monetaire aard voor. Immers, wanneer de heffing
het totaal aan geblokkeerd geld doet verdwijnen, zal de geldhoeveelheid hiervan generlel invloed ondervinden.
Dat A het geblokkeerde geld van B kan aantrekken
door het in ,,betaling geven” van vermogensobjecten
(anders dan effecten) zoals de M. v. A. voorstelt ter ver-
mijding van liquiditeitsbezvaren, een zgn. ,,gesloten ruil”
dus, buiten de markt om, lijkt ons een methode, welke in
de praktijk op onoverkomelijke moeilijkheden zalstuiteri.
‘1-let totaal aan geblokkeerd geld overtreft het totaal
der aanslagen in de beide heffingen. In dit geval zal een
uitbreiding der circulatie plaats vinden met het’hedra,
waarmee het geblokkerde geld de aanslagen overtreft.
Gezien de in de aanvang van ons artikel genoemde ver-
houdingen, zal het hier gaan om bedragen van onderge-schikt belang; in elk geval zal het bedrag in vergelijking
met de totale geldoniloop van ondergeschikte betekenis
zijn. Men zal moeilijk kunnen aanvoeren, dat de resultaten
van de geldsanering, hoe men hier overigens ôok over
moge denken, door een eventuele toevoeging aan de cir-
culatie van het door ons bedoeld surplus aan geblokkeerd
geld, in gevaar zouden worden gebracht. Deze resultaten
worden, zoals algemeen bekend is, door geheel andere en
heel wat meer doorslaggevende factoren bedreigd. Voorts
bedehke men, dat deze eveituele uitbreiding van decircu-
latie valt in een periode, waarin alle vermogensobjectari on-
der de sterke druk der heffingen staan; op deze wijze zou
het vrijgeven van het ovrtollig geblokkeerde geld er toe
kunnen medewerken om een al te desastreuze daling te tem-
jeren. Dochgeheel afgezien hirvan is het onge’nst, dat
men zich op het vraagstuk
var!t
de geldomloop en geld’blok-
kering blind staarten er zich geheel in vasthijt. De geldsa-
nering had onder andere ten doel, de circulatie door middel
van de heffingen te verminderen. De geldbiokkering dient
men als een vôôrheffing op deze beide heffingen te zien.
Indien, nadat de aanslagen zijn vastgesteld, zou blijken,
dat de vôörheffing te groot is geieest, dan geve men dit
geld integraal aan de rechthebbenden terug. Dit is een eis
van hillijkheid en rechtvaardigheid, welke men nimmer
uit de weg mag gaan. Men kan er in dit geval niet mee vol-
staan met te zeggen, dat elk systeem onhillijkheden met
zich brengt. liet niet onverkort teri.iggeven in Vrij geld
van liet overtollig geblokkeerd geld achten wij dermate
onrechtvaardig, dat hiermede het gehele systeem zou zijn
veroordeeld. Als nen niet zou kunnen heenkomen over het
bezwaar, dat de circülatie mogelijkerwijs door Jet ,vrijgeven
van overtollig geblokkeerd geld zou wordh uitgebreid,
dan zou het naar ons inzicht de voorkeur vePdienen, de
heffingen op te voeren tot het peil, waarop vdn uitbreiding
der circulatie geen sprake meer is (geval A). Met nadruk
stellen wij echter vast, dat wij hiervan’eej voorstander
zijn; wij vermelden dit slechts, om te.doen uitkomen, dat
naar ons inzicht de sanering in geen geval mag worden
uitgevoerd op de rug van degenen, di toëvllig met
overtollig geblokkeerd geld zijn blijyen zitten Er bestaat
ook nog zoiets als ,,vertrouwen”, een factor, ‘:7è1ke in het
huidige financiële beleid allesbehalve de volFe’niaat heeft
gekregen. Dit ,,vertrouwen” definitief om hals’te brengen
ter wille van een financieel:technische kwestie van onder-
geschikt belang, met name een geringe afwijking van de
quantiteitstheorie, lijkt ons wel heel erg het par achter
de wagen spannen Want zonder vertrouwen zal men
zeker geen resultaten van de quantiteitstheorie kunnen
verw’achten. Wij menen, dat hiermede gedurende de geld-
sanering reeds de nodige ervaring is opgedaan.
Bezwaren van fiscale aard kunnen tegen onze methode
niet worden ingebracht. Nadat de aanslagen zijn vastge-
steld, dient de rekening met den fiscus definitief als veref-
fend te worden beschouwd.
Bezitters van geblokkeerd geld hebben zo langzamerhand het recht te weten, w’aaraan ze toe zijn. Moge een duidelijke
uitspraak thans spoedig volgen en mogen de bevoegde
instanties hierbij alsnog de voorkeur geven aan de dooi
ons bepleite natuurlijke afwikkeling.
S. W. PRINS.
DE VETVOORZIENING VAN ONS LAND.
Inleiding
In een vorig artikel
1)
gaven wij een beschrijving van
de wereldvetpositie, waaruit bleek, dat de eerste jaren
nog met belangrijke tekoiten moet vorden rekening
gehouden. Europa bleek, ook in normale omstandig-
heden, voor zijn vetvoorziening voor eed belangrijk deel
van invoer afhankelijk te zijn, waardoor dit verelddeel
een bijzonder kwetsbare pôsitie inneemt ei – als eerste de
bestaande tekarten te voelen zal – krijgen. Be-
dacht dient nl. te worden, dat oliën en vetten weliswaar
tot de internationaal gerantsoeneerde producten be-
hooren – w’aarbij de International Emergency Foöd
Council als verdeelende instantie optreedt – doch dat
de basis voor de internationale toewijzingen (allocaties) van
-de bestaande exportoverschotten aan de importgebieden
niet een zooddnige is, dat een toestand wordt bereikt,
waarbij het verbruik in de verschillende landen een-
zelfde verhouding tot het voorootlogsche verbruik te
zien geeft. De landen, welke oer de producten beschik-
ken, d.w.z.
die met een exportoverschot of een slechts
‘geringe importbehoefte, zullen hun eigen verhriik zooveel
‘)
Zie ,,E.-S.B.” van 2 April jl.
23 April 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
.329
mogelijk willen beveiligen en niet geneigd zijn met een-
zelfde procentueele vermindering daarvan genoegen te nemen als in de landen met een duidelijk tekort onver-
niijdelijk is.
In dit artikel zal worden onderzocht, welke de gevolgen
van de huidige schaarschte aan oliën en vetten voor de
vetvoorziening van ons land zijn. Daarbij zal wederom
een vergelijking met de vooroorlogsche situatie worden
gemaakt.
De ooroorlogsche situalie.
Nederland nam voor den oorlog een zeer belangrijke
plaats in bij den handel in en de verwerking van olie-zaden, oliën en vetten. Voor de dekking van’de eigen
binnnlandsche behoefte werden groote hoeveelheden
oliezaden en oliën ingevoerd; daarnaast was er een
belangrijke import, van zaden, welke in den vorm van olie
en koeken w’eder werden uitgevoerd. Zoo was er
naasleen grooten invoer van lijnzaad, grondnaten, copra
en palmpitten een belangrijke uitvoer van lijnolie, grond-
notenolie, ,cocosvet en palmpitvet. Ook werden aan-
zienlijke hoeveelheden traan ingevoerd – Nederland
nam zelf niet deel aan de walvischvangst – welke voor
een deel,
1
na gehard te zijn, weder werden geëxporteerd.
Doch niet alleen van deze grondstoffen, ook van de daar-
uit bereide.,producten – in hoofdzaak margarine, doch
daarnaast.00k zeep, verven en lakken – bestond, voordat
door het buitenland aan den invoer allerlei belemmeringen
de productie van boter en slachtvetten voor in- en
uitvoer bedroeg. Als men op deze wijze tewerk gaat, kan
het totale verbruik van oliën en vetten, zoowel ‘voor
industrieele als consu mptiedoeleinden worden vastge-steld. Dan zal moeten worden nagegaan, hoeveel dezer
oliën en vetten voor menschelijke consumptie dienden,
waarna het saldo tenslotte het industrieele verbruik
aangeeft. Voor de vaststelling van vele dezer gegevens
is vrij nauwkeurig statistisch materiaal aanwezig: in-
en uitvoeren kunnen aan de in- en uitvoerstatistieken
worden ontleend, terwijl in verband met de in 1932/’33
ingevoerde crisismaatregelen nauwkeurige gegevens be-
lendzijn betreffende het verbruik van boter, margarine,
spijsvetten en spijsoliën. Omtrent de – overigens zeer
belangrijke – productie van slachtvetten is geen direct
statistisch materiaal beschikbaar, zoodat daar génoegen
moel worden genomen met op aantallen slachtingen
gebaseerd beiekeningen. Een andere leemte in het
materiaal ‘is het niet bekend zijn van voorraden –
behalve de in koelhuizen opgeslagen voorraden boter
-. zoodat wij, noodgedwongen, zullen aannemen, dat
deze aan het begin en het eind der verschillende jaren
gelijk waren.
De jaren, welke wij’ als vooroorlogsche vergelijkings-basis kozen, zijn 1935, 1936 en 1937; 1938 is niet als eén
normaal vooroorlogsch jaar te beschouwen, daar toen
reeds in verband met de internationale politieke ont-
wikkeling groote voorraadvorming plaatshad.
Totale hoeveelheid in Nederland voor Industricci en meiischihijk verbruik beschikbare zichtbare oliën en vetten, omgerekend
01)
olie-
–
– –
resp. vetaequivalent (in tonnen).
–
Gemiddeld –
Plus-posten.
–
3
Invoersaldo oliczadcn
Invoersaldo traan
Productie olichouØeflde zaden …………………………….
4,
Productie slachtvetten
Productie spek
Invoersaldo rund- en schapenvet Productie boter
…………… …………………………….
Productie dierlijke vetten voor industrieel verbruik …………..
Invoersalclo dierlijke vetten voor
–
industrieel verbruik ………….
Totaal
Minus-posten
–
–
II.
Uitvoersaldo plantaardige oliën en vetten
………………….
Ijitvoersaldo botcr ……………………………………..
Uitvoersaldo margarine ………………………………….
Uitvoersaldo reuzel
Uitvoersaldo spek Uitvoersaldo vetzuren
Totaal
Saldo voor verbruik
260.080 232.840 247.350
246.757
1.990
29:690
38.630
23.437
1.600 1.600 1.600
1.600
19.800
19.600 17.500.
18.967
44.900 50.500
45.200
46.867
7.072
5.862
9.690
7.541
80.773
85.093
84.533
83.466
4.000
.
,
4.000 4.000
4.000 3.463 4.056
3.032
3.517
423.678
1
433.241
1′
451.53..
436,152
120.368
.
86.857
110.818
–
106.014 35.519
46.134
45.24
–
1
42.298
3.829
.
4.618
7.251
5.232
10.037
5.862
5.518 7.139
11.539
9.553
.
9.866
10.319
-14.558
14.115
18.308
–
15.660
195.850167.139
197.002
1
186.662
227.828
.266102
254.533
249.490
in
•
derf weg werden gelegd, een belangrijke export. De
voor eigen gebrujk ingevoerde zaden, oliën en traan
vonden, voorzoover zij voor menschelijke consumptie dienden, -na de noodige bewerkingen hun weg naar de industrie van spijvetten en -oliën; het verbruik van een
belangrijke hoeveelheid margarine stelde anderzijds weer
in staat een groote kwantiteit boter uit te voeren. Daar-
naast waren er niet onbelangrijke in- en uitvoeren van
slachtvetten: wij importeerden regelmatig rundvet en
exporteerden reuzel en spek.
Uit deze opsomming blijkt w’el, hoe intensief ons land
bij de, productie van en den internationalen handel in
olie- en vethoudende grondstoffen en eindproducten was
betrdkken. Zij geeft tevens aan, op welke ‘wijze moet
worden tewerk gegaan bij een analyse vén het binnen-
landsehe vetverbruik. Nagëgaan zal moeten worden, hoe-
veel aan oliezaden werd ingevoerd en hoeveeL. olie werd
geëxporteerd, waarbij de binnenlandsche productie vah
oliezaden, hoewel onbelangrijk, niet mag worden voorbij-
gezien; voorts, hoeveel traan ons land hinnenkvam en
hoeveel er, bewerkt, weer uitging; verder zal moeten wor-
den vastgesteld, hoeveel oliën en vetten in den’ vorm
van margarine het land verlieten en tenslQtte, hoeveel
Blijkens deze gegevens kan het totale vetverbruik in
ons land vôÔr den oorlog op, ca 250.000 ton per jaar
worden gesteld. Gaan wij na, hoeveel van dit totaal ver-
bruik uit eigen productie en hoeveel uit import afkomstig
was, daii blijkt, dat het eigen land ca 150.000 ton en het
buitenland ca 100.000 ton bijdroeg. Dit houdt intusschen
niet in, dat de eigen productie geheel in het binnenland’
bleef en de invoer slechts diende ter dekking van het
tekort in de totaje vetvoorziening: wij zagen immers,
dat
,
er eenerzijds een belangrijk veredelingsverkeer plaats-
had, doordat oliezaden en traan ingevoerd en olieen ge-
harde traan geëxporteerd werden en anderzijds tegenover
een belangrijken uitvoer van boter een ongeveer even
groote aonsumptie van uit ingevoerde grondstoffen be-reide margai’ine stond. Het verschil tusschen het totale
verbruik en de eigen prôductie geeft dan ook slechts
pe
saldo aan, tot welke hoeveelheid wij voor onze vetvoor-
ziening van invoer afhankelijk, waren. . De mate, vaarin
wij op het buitenland aangewezen waren en nog zijn,
wordt hiermede echter nog niet voldoende in het licht
gesteld, daar in aanmerking moet worden genomen, dat
de.productie van dierlijke vetten – boter, slachtvetten
en spek – voor een belangrijk deel was’gebaseerd op uit
330
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
23 April 1947
TABEL .31.
.
.
.
.
Verbruik van ,,zichtbare” en ,,oizIelitbare” oliën en vetten voor coiiiimptiedoeleint1en, omgerekend op vetaeouivaleiit (in tonnen).
Zichlbare oliën
en vellen.
–
t.
Boter
Margarihe
Spijsoliên
……………..
………………………..
4..
Bak-
en
braadvet
………………………………….
Slachtvetten
…………… ……………………..
Spek
…………………………………………………..
Totaal
…………..:.
..
:
………….
.
…………….
S.
Per
hoofd
1fl
k.g.
……………………………
…..
Onzichtbare vellen.
Vet,in vleesclj
Vet
in
consumptiernclk
……………………………
II.
Vet
in
kaas
……………………………………….
Totaal
……………………………………….
Per hoofd in kg
‘
Totaal-generaal
………………………………..
IS.
Per hoofd in kg
jerccntage
loSs
1936
1937
Ge-
niid-
van zicht-
–
e c
ie
ellen
zichtbare
vdtten.
44.477
”
40.186
39.687
41.450
.
25
39.235
40.268
46.326 41.943
25
15
9.468
11.961
9.653
10.361
6
.
4
14.824
21.700
19.280
18.601.
11
‘
6
16.400
19.200
21.300
13.967
11
7
33.400
41.000
35.300 36:567
.
22
13.
157.804
174.315
171.546 167.889
100
18,7
20,5 20,0
19,7
62.100 65.100
.
54.100
60.433
21
39.600 39.700
40.000 39.700
‘
14
13.200
‘
14:800
‘
13.600
13.867
5
114.700
119.600 107.700 114.000
13,6 14,0
,
12,5
13,4
100
272.504
293.915
279.246 281.889
32,3
,
34,5
32,5
33,1
Ad 1. Inclusief in margarine gemengde boter; rekening is gehouden met: koelhuisvoorraadmutaties.
Ad
2..
Exclusief bijgemengde boter.
Sla-olie en raapolie.
Voorzoover bereid uit plantaardige grondstoffen. Daartoe is het bekende totale verbruik van gesmolten vetten verminderd met het verbruik van gesmolten reuzet en van gesmolten rundvet en met den invoer vau gesmolten slachtvetten.
Productie + invoer
uitvoer vaiS gesmolten en ongesmolten slachtvetten (mcl. huisslachtingen).
Ad 3. Productie + invoer- uitvoervan’spek (resp. bacon) (mcl. huisslachtingen).
–
Productie + invoer – uitvoer van vleesch, vermenigvuldigd met het vetgehalte van het vleesch.
Consumptiemelkverhruik is geschat op
1,23, 1,24
en
1,25
millioen kg; het vetgehalte is aangenomen op
3,2 pCi.
Ad
Ii.
Productie ± invoer – uitvoer van kaas,. vermenigvuldigd, met het vetgehalte.
het .buitenland ingevoerde vöedermiddelen. De gevolgen
daarvan ondervonden wij in den oorlog, toen door het
volkomen afsnijden van a:llen invoer van overzee onze
productie van dierlijke vetten tot ca
1/3
terugliep.
Een berekening van het olie- en vetverbruik voor
consumptiedoeleinden in de door ons beschouwde voor-
oorlogsche periode, heeft het in tabel II vermelde resultaat.
Het totaal verbruik van alle ,,zichtbare” vetten –
boter, margarine, spijsvetten . en -oliën, slachtvetten’ en
spek – bedroeg blijkens deze uitkomstén ca 168.000 ton.
Naast de zichtbare spelen de zgn. ,,onzichtbare” vetten
hij het totale vetbi’uik een zeer belangrijke rol en deze
mogen dan, ook zeker niet worden verwaarloosd. De
voornaamste bronnen voor de onzichtbare vetten zijn
in ons land het vleesch, de melk en’ de kaas. Tezamen
leverden deze producten een hoeveelheid vet van ca
114.000 ton, zoodat het totale vetverbi’uik
OJ)
ca 282.000
ton kan vorden berekend (di. ca
33 kg per hoofd)
2).
Daarnaast draagt ook het vei’bruik van eieren, wild,
gevogelte, visch enz., tot de totale hoeveelheid geconsu-
meerd vet bij, doch dezè kwantiteiten zijn veel minder
belangrijk; zij zijn hi’erverderhiet in aanmerking genomen.
De helft van het totale verbruik van zichtbare vetten
had plaats in den vorm van.boter en margarine – waarbij
beda6ht moet worden, dat een deel .der boter v’erd ge-
consumeerd in den vorm van met, boter gemengde mar-
arine
en een derde in den vorm van spe,k en van
rauwe’en gesmolten slachtvetten. Uit prantaarjlige grond-
stoffen bereid bak- en braadvet dekteca 10 pCt. van dit
vei’bruik, terwijl de rest op rekeniiig kwam van sla- en
raapolie. .
Door het verbruik vdor consumptiedoeleinderi van het
totale verbruik in mindering te brengen, kan worden
vastgesteld, hoeveel vetten en. oliën voor ind’ustrieele
doeleinden -‘ voornamelijk de fabricage van zeep, ver-
ven, lakken en linoleum – werden aangewend. Deze
berekening laten wij hier volgen:
) Wij
hebben geen gebruik gemaakt van’ cle lot’ dusver veelal geciteerde berekeningen van Jleék en Groen (zie
,,Vocding
”
van
15
December
1940),
daar hun uitkomsten o.i. te laag zijn; overigens
moeten deze” berekeniiigen als een eei’ste poging om het totale vet-
verbruik in ons land zon nauwkeurig: mogelijk te benadêren, zeer’
worden gewaardeerd..
TABEL
III.
Verbruik van oliën en vetten
voor
industrieele doeleinden, omgere•
kend op olie-, reap. vetaequivalent (in tonnen).
_________________
1935
–
1936 1937
Ge-
mid-
deld
Totaal beschik-
baar gekomen
227.828
266.102
256,533 269,490
Verbruik voor
consumptie-
doeleinden
157.804
174.315
171.546
167.880
Verbruik voor in-
duslriecle (toe!-
einden
‘
70.024 91.787 82.987
81.601
Uit deze opstelling blijkt, dat liet industrieele verbruik
en 80.000, ton heeft bedragen. Zoodoende diende onge-
veer
2/3
deel van de in totaal Lei’ beschikking komende vetten en oliën het menschelijk verbruik, t’crwijl de rest
aan de industi’ic ten goede kwam.
De onlrdikke1ing gedurende en na den ooi’log.
Met het intreden van den oorlogstoestand viel, alle
aanvoer van overzee weg, wat beteekende, dat eenerzijds
het in het
–
toorgaande .becijferde, voor onze vetvoor-
ziening noodzakelijke invoersaldo van ca 100.000. ton
niet meer kon worden geïmporteerd •en anderzijds de
basis voor onze eigen productie van. dierlijke vetten, nl. de invoer van veevoeder, kwam weg te vallen. De
menschelijke voeding kreeg voorrang boven de- voom’-
ziening van de industrie, doch ook indien het verbruik
voor industrieele doèleinden geheel was komen. te ver-
vallen – wat in feite niet is geschied, daar een hoeveel-
heid niet voor menschelijke -consumptie geschikte vetten,.
zooals destructievet en vetzuren, aan de industrie werden
toegewezen – zou het wegvaIln van het invoersaldo
alleen i’eeds een vermindering van het menschelijk ver-
bruik met ca 20.000 ton hebben beteekend. Daarnaast
ondergingen de productie van melk en. van slachtv.etten-
– het grootste deel van den v.arkensslapel. verdween,,
terwijl ook de rundveestapel sterk werd ingekrompen
– echter ook een zeer sterke verlaging, zoodat, temeer daai
in het begin van den oorlog groote hoeveelheden boter
vetten en oliën naar Duitschland werden .afgevoerd, de-
hoeveelheid beschikbare vetten en. daarmede het. vet,
23 April 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
331
4
TABEL IV.
Pj-oiluctie en
ven)
mik van
olien en vetten iii eenige oorlogsjaren en 1916 en 1947 (geschat), omgerekend op. olie- resp. vetamillivaicilt
–
(in tonnen).
1946 in
%
1940
1941
1942
1943
1946
over1935,
(geschal)
’36 en ’37
A.
Productie.
88.850 84.019
59.44
46.222 44.100
52,8
49.000
17.200
9.400 6.600
4.200.
6.400
33,7
6.000 29.200
0.700 6.800 6.000
12.700
97,1
12.700
Raap- en .blauwniaanzaadolic
4.094
4.836
30.508
5.400 33 7
700
Dierlijke vetten voor industrieel verbruik
4.000
–
2.042
1.690 1.313
2.100 52,5 2.200
13.. Verbruile voor
cossumptiedoeteinden.
Zichtbare vellen.
.
50.978
‘
62.567
59.786 41.989
41.650
100,5
47.200
48.495
6.96,8
11.839
20.770 54.678
130,1
l
ad
26.181
2.926
2.096
3.201
6.255
33,6 t
81.100
2.011
1.601
2.926
2.065
19
1
9
Slachtvetten
‘)
……………………..
19.100
9.400
6.600 4.200
13.600
71.7
25.600 8.500
‘6.300 5.200
,
12.700
34.7
12.700
Boter
………..:
……………………….
Slachtvetten
‘)
…………………………..
Spek
‘)
………………………………..
Spek
………………………………
180.092
102.372
88.222
78.286
1 30.94k
78
141.000
Per
hoofd
in
kg
……………..
………
.
11,4
9,8 8,6
13;9
70,6
14,6
Bak-
en
bravet ‘)
…………………….
Onzichtbare vetten.
.
Boter
………………………………
Margarine
……………………………
Spijsoliêii
………………………….9.738
Tet
in
vleesch
……………………….
6.600
25.700 22.000
15.100
26.000
47.500
33.900.
27.700 29.400
48.100
121,2
51.500
Totaal
………………………………
12.200
9.000 7.100 6.100
12.100
87,3
14.900
Vet
in
consumptiemelk
…………………
-Vet
in
kaas
…………………………..
.2Ô,3
106.300
..
‘
68.600 56.800
86.200
75.6
12,0
7,7
6,3
5,6
9,2
68,7
Totaal
……………………………….
‘1 otaal-generaaI
……………………..
–
170.972
145.022
128.886
217.148
77
Per
hoofd
in
kg
…………………………
Per
hoofd
In
kg
………………………
286
..392
…
32,8
19,1
16.1
14,2
23,1
(19,8
io
Beschikbaar
or
industrieel
verbruik ………….
n h.
nh.
5.585 3.424
29.000
35,5
‘)
mcl.
huisslachtingen.
‘) Voorzoover bereid uit plantaarcllge grondstoffen.
‘) Gesmolten en rauw,
verbruik enorm daalde. De uitbreiding van den binnen-
landschen verbouw van oliehoudende zaden kon deze
daling slechts zeer gedeeltelijk compenseeren. Een en
ander wordt door bovenstaande cijfers geïllustreerd. 1-lierbij moge direct worden opgemerkt, .dat de op de
oorlogsjaren betrekking hebbende cijfers mank . gaan
aan hetzelfde euvel, dat de geheële’ voedselvoorzieiiings-
statistiek in deze l5eriode aankleeft: de omzetten op de
zwarte. markt, welke niet in bovenstaande gegevens zijn
begrepen, onttrekken zich aan iedere’ nau)vkeurige waai’-
neming. De bestaande tendenties worden dooi’ de cijfers
echter volkomen duidelijk aangegeven. In 1943 is onge
;
veër
1/3
deel van het totale zichtbare vet uit binnenland-
sche oliehoudende zaden afkomstig. De uit deze olie-zaden bereido inargarine tzamen met cle boter nemen
een steeds grooter deel van het totale verbruik van zicht-
bare vetten voor hun rekening, doordat de productie
van. slachtvetten en spek, w’elke vdôr den oorlog
1/
deel
van het totaal verbruik leverden, zeer sterk afnam. Er
werden gedurende den oorlog vei’s’dhillende maatregelen
getroffen om de boterproductie zooveel mogelijk op peir
te houden, waardoor deze dan ook relatief niet zoo sterk
daalde:. de productie van volvette en 40+ kaas werd ver-
boden of sterk beperkt, de productie van gecondenseerde
melk en volle melkpoeder werd geheel stop gezet en de
voor consumptie bestemde melk werd 6f geheel afgeroomd 6f gestandaardiseerd’op 2+ pCt. Deze maatregelen vonden
uiteraard hun weerslag in kleinei’e hoeveelheden onzicht-
baar vet in consumptiemelk en kaas, zoodat van deze
grootere boterproductie alleen door de Duitschers werd
geprofiteerd, die in 1940 en 1941 groote hoeveelheden
vorderden..,
liet verbruik van zichtbaar vet per hoofd daalde van
ca 20 kg vÔÔr den oorlog op 8,6 kg in 1943. Ook de hoe-
veelheid geconsumeerd onzichtbaar vt onderging een
sterke vermindering, zoodat het totale vetverbruik daalde
van ca 33 kg vÔôr den ‘oorlog tot ca 14 kg per hoofd in 1943.
Dit gemiddelde cijfer heeft slechts zeer betrekkelijke
w’aarde: tusschen het verbruik van verschillend& leeftijds-
gi
–
open, verschillende bevolkingsgroepen en verschillende
gebieden van het land was een zeer groot oiderscheid
te constateeren. In de ,,-Berichtên van den dienst voor
de voedselvoorziening in oorlogstijd” (Juli 1944) wordt
bijv. berekend, dat het verbruik in de periode September
1943-1944 .van zelfverzorgers, welk”e’ velerlei begun-
stigingen genoten, gemiddeld 426 gram per week bedroeg
en dat van den niet tot de zelfverzorgers helioorenden
consument boven de 20 jaar, welke geen ziekenrantsoenen
ontving of zwiren arbeid veri’ichtte, slechts 124 gram
(d.i. resp. 22,2 kg en 6,4 kg pet’ jaar).
In de daai’op volgende jalen 1944 en 1945 is het ver-
bruik nog verder gedaald, terwijl cle verschillen tusschen
cle diverse bevolkingsgroepen’ en gebieden van’ het land
een voor velen noodlottigen omvang aan namen; een iger-
mate betrouwbare cijfei’s zijn voot’ deze jaren’ ccli Ier niet
beschikbaar.
Na -de bevrijding had een -betrekkelijk snel herstel
plaats, doordat’ gro,pte hoeveelheden vettep en oliën
konden worden ingevoerd. De hinrienlandsche productie
herstelt zich echter veel niinder snel: de verbouw van
oliehoudende zaden is weer tot het zeer lage vooroorlog-
sche peil gedaald, de melkproductie neemt dooi’ gebrek
aan krachtvoeder en kunstmest nog slechts zeer geleidelijk –
toe en ook de productie van slachtvetten en spek blijft
nog vei’ bepeden het vooroorlogsche gemiddelde.
In 1946 werd een hoeveelheid oliezaden, plantaardigé
oliën, traan, slachtyetten en
,
boter ingevoerd van ca
89.000 ton. De hinnenlandsche productie hedi’oeg ca
71.000 ton en. het verbruik vooi’ consumptiedoeleinden
ca 131.000 ton (d.i. ca 14 kg pet’ hoofd), zoodat vooi’
industrieel verbruik ca 29.000 ton resteerde. liet verbruik
van onzichtbare vetten bedroeg nog 86.200 ton, zoodat
in totaal voor consumptie beschikbaar kwam – ca 217.000
ton, neerkornende oj ca 23 kg per hoofd.
Het ‘erbruik in 1947.
Voor 1947 is, ervan uitgaande, dat de rantsoenen op
het buidige, njveu gehandhaafd blijven, voor’ het vei–
bitiik op vetbonnen een hoeveelheid oliën en vetten
noodig van 126.300 ton. Tezamen met het verbrpik van
spek ent van huisslachtingen afkomstige slachtvetten zal
de totale menschelijke consumptie van zichtbaar vet dit
do
332
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
23 April 1947
jaar ca 141.000 ton bedragen, d.i. 14,6 kg per hoofd,
of ca 25 pCt. beneden het vooroorlogsche verbruik (het ver-
bruik van onzichtbaar vet is moeilijk te schatten, daar
de grootte vpn het vleeschverbruik nog zeer onzeker is).
De binnenlandsche productie kan geschat worden op
70.000 ton, zoodat – voor menschelijke consumptie –
dus nog een hoeveelheid van ca 71.000 ton zal moeten
worden ingevoerd.
De voorloopige totale toewijzing, welke ons laid
voor 1947 heeft gekregen, bedraagt 155.000 ton
3).
Dit- wil echter geenszins zeggen, dat deze hoeveelheid
ook zal *orden ingevoerd. In de eerste plaats moet wor-
den afgewacht, •of de overschotgehieden zullen leveren,
terwijl het voots van onze valutapositie zal isfhangen,
hoeveel middelen voor aankoop van oliën en vetten
kunnen viôrdefi beschikbaar gesteld. Gezien de schaarschte
dezer riiddelen komt hèt ons zeer waarschijnlijk voor,
dat een belangrijk gédeelte dezer toewijzing
niet
fal worden
gerealiseerd. De hoeveelheid oliën en vetten, welke aan
den industnieelen sector zal kunnen worden toegewezen, zal ongeveer overeenkomen met het kwantum, dat boven
de genoemde hoeveelheid van 71.000 ton zal worden
ingevoerd.
Conciudeerend
kan worden gesteld, dat ons land in
1947, wil voor industrieele zoowel als voor consumptie-
doeleinden per hoofd van de bevolking eenzelfden ver-
zorgingstoestand ten aanzien van zichtbare oliën en vetten
worden bereikt als véôr den oorlog, epn hoeveelheid
dezer producten noodig zou hebben ‘an ca 280.000 ton.
De eigen productie zal dit jaar naar schatting ca 70.000
ton bedragen. Veronderstellen wij eens, dat in 1947 100.000
ton zou kunnen worden geïmporteerd (inclusief de traan
van de Willem Barendsz), dan. zou er nog een tekort bestaan van ca 110.000 ton, zijnde na 40 pCt. van de
totale behoefte. 1-let zal zeker nog eenige jaren duren,
voordat het vetverbruik in ons land het vooroorlogsche
peil wederorn zal hebben bereikt.
In dit verband is het-echter van belang er op te wijzen.,
dat, wanneer alle tekorten zullen kunnen worden gedekt;
de Nederlandsche olie-industrie daarmede haai- voor-
oorlogsche positie nog geenszins heeft herwonnen, daar
zich in den intérnationalen handel in oliën en vetten een
belangrijke vprsphuiving heeft voorgedaan in dien zin,
dat cle exporteerende landen – met name Argentinië
– or steeds heer toe zijn overgegaan zelf de zaden op
olie te verwerken, daarmede -voor een belangrijk deel
de taak van onze olie-industrie overnemend.
Dr E. VAN DE. WIEL
‘),In deze toewijzing is de traanproductiq van de
Willem
Barendsz
begrepen, zoodat deze bij de berekening van de hinnenlanclsche
productie buiten beschouwing is gelaten.
MEDEDEELING VAN DE NEDERLANDSCHE
161-
ORG
4
ANISATIE VOOR DE INTERNATIONALE
KAMER VAN KOOPHANDE-L,
De President van de Internationale Kamer van Koop-
handel heeft.in
December 196 een Comité ingesteld, dat
tot taak verkreeg den huidigen economischen toestand in
Duitschland te bestudeeren en in het bijzonder de reper-
cussies, welke deze teweegbrengt op den economischen
toestand in de rest van de wereld en vooral ook in de om-
liggende landen. In dit ,,Comité Spécial du Président”
werden benoemd de Voorzitters van de Nationale Comité’s
van Groot-Bittannië, de Vereenigde Staten, Zweden,
Denemarken, Nederland, België, Frankrijk en Zwitserland.
1-let Comité, waarin van Nederlandscbe zijde zitting heb-
ben de 1-Teer Mr R. .Mees en als plaatsverv’anger de
1-Teer Mr 1-1. F. van Walsem, heeft begin April rapport
uitgebracht aan den Uitvoerenden Raad der Internationale
Kamer. Bij die gelegenheid heeft deze Raad besloten het
Rapport te doen publiceerpn. Het Rapport wordt vooraf-
gegaan door een kort overzicht met betrekking tot de
argumentatie en de gedane aanbevelingen, welk overzicht
hier volgt. De volledige tekst zal binnenkort worden ge.
puhficeerd en o.a. verkrijgbaar zijn bij het Secretariaat
van de Nederlandsche Organisatie voor de Internationale
Kamer van Koophandel, Tournooiveld 2, Den T-laag.
De internationale economische repereussies veroorzaakt
door den toestand in Duitschiand
(Rapport vn een
Comité, ingesteld door den President van de Inter-
nationale Kamer van Koophandel en uitgebracht aan
den Uitvoerenden Raad der Kamer op 2 April 1947).
Kort overzicht.
1-let Comité heeft bestudeerd den huidigen economi-
schen toestand van Duitschland en de repercussies aaarvan
op de wereldeconomie en in het bijzonder op de economie
van de Europeesche landen.
Dit Rapport staat geenszins het herstel van Duitsch-
Jand voor als doel op zichzelf. Zijn positieve doel is onder
de huidige omstandigheden, herstel en bevordering vail
een Euroeesche volkshuishouding, welke een noodzake-
lijke voorwaarde vormt voor den wederopbouw vah de
wereld en een hechten vrede.
De wijze, waarop hier de economische toestand van Eu-
ropa wordt beschouwd, beoogt een.,herstel van Duitschiand
als middel om dat doel te bereiken, doch in alle omstandig-
heden onder voorbehoud van de primaire eischen door de
veiligheid gesteld. –
Waarnaar gestreefd moet worden is, dat in Duitsch-
1,
land een zoodanig herstel wordt teweeggebracht, dat de
Duitsche economie in staat wordt gesteld voor geheel
Europa te werken en dat tezelfdertijd aan Duitschland de
mogelijkheid tot een zoodanige mate van economische zelf:
genoegzaamheid wordt geboden, dat de zwre financieele
last, welke dat land thans legt op de hezettende mogendhe-
den, wordt weggenomén en tevens verlichtingi wordt ge-
bracht met betrekking ‘tot de ongunstige economische repercussies, die de huidige toestaiid op de volkshuis-
houdingen der omringende landen heeft.
De.rest
–
gan de wereld is in zijn herstel na den twee-
den wereldoorlog ernstig belemmerd door het de facto
yerdwijnen van Duïtschlands buitenlandschen handel. De
hezettende mogendheden hebben een zware last te dragen,
doordat zij een groot gedeelte van de Duitsche bevolking
van voedsel moeten voorzien. De hoofdoorzaak van dezen
toestand is het huidige lage niveau der industrieele activi-teit in Duitschland.
1-let verlies van Duitschiand als leverancier wordt
door vele landen sterk gevoeld, in het bijzonder tengevolge van het gedeeltelijk verlies van andere voorieningsbronnen
l)it is speciaal het geval bij steenkool. Het lage niveau der
kolenproductie in het Ruhrgebied en de tengevolge daar-
van geringe kolenuitvoer werken als een rem op degeheele
West-Europeesche economie. De omstandigheid, dat
Duitschland niet in staat is aijn vroegere afnemers machines,
eind producten half-fabrikaten en grondstoffen te le-
veren, heeft eveneens zeer ernstige consequenties.
1-Jet verlies van Duitschland als afnemer heeft even-
eens een zeer ongunstige werking, zoowel rechtstreeks als-ook omdat, indien een land in zijn welvaart wordt aangetast
door het wegvallen van zijn handel met Duitschland,
het een slechtere markt wordt voor de producten van
en den handel met andere landen. Zoo zijn bijv. de ach-
teruitgang in den Duitschen uitvoerhandel en de kunst-
matige afleiding van hetgeen daarvan iesteert van de
havensteden in de Rijndelta oorzaak van economische
depressie in Nederland en België. 1-let verlies van Duitsch-
land als klant zal in belangrijkheid toenemen, wanneer
de wereldmarkt niet meer een verkoopersmarkt zal zijn
en het moeilijker zal worden vervangende afzetmarkten
te vinden.
23 April 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
333
7. Duitschiand kost, teieinde de bevolking voor ver-
hongering te behoeden; de Britsche en Amerikaansche
belastingbetalers jaarlijks een zeer groote som geld.
Alleen voor 1947 zullen de voedselimporten een bedrag
van $ 550 millioen benaderen. Er bestaat geen hoop,
dat deze last op korten termijn verlicht zal kunnen worden.
De Fransche zône zal w’aarschijnlijk in de nabije toekomst,
evènee.ns een financieele last gaan vormeh.
8. liet is daarbm in het belang van de rest van de
wereld, dat de Duitsche buitenlandsche handel in zoo-
danige mate herleve, dat Duitschland in staat wordt ge-
steld vo,or zijn absoluut noodzakelijke importen te be
talen en te voldoen aan de door de andere landen gefor-
muleerde exportwenschên ten aanzien van Duitsche
producten.
9. Het de facto wegvallen van Duitschlands buiten-
landschen handel wordt veroorzaakt door het lage niveau
van de industrieele productie in Duitschland (ongeveer
30 pCt. van 1936) en door uiterst gecompliceerde im- en
exportformaliteiten.
10. Het lage niveau der industrieele productie moet
worden toegeschreven aan:
Physieke beperkingen – onvoldoende steenkool-
winniiig, beperkingen op het gebied der transportmiddelen,
tekort aan staal, electriciteit, en belangrijke grondstoffen.
1-let tekort aan locomotieven en goederenwagens alleen is
voldoende om iedere belangrijke toeneming van de in-
dustrieele’activiteit in 1947 in vergelijking tot 1946 te
verhinderen.
De vernietiging van initiatief en de wil om te
werken bij deil individueelen Duitschen werkgever en
werknemer. De oorzaak hiervan is
01)
haar beurt te zoeken
in een chaotischen monetairen toestand en zeer hooge
belastingen, in een prijsbeheerschingspolitiek, die ertoe geleid heeft, dat een groot gedeelte van de Duitsche in-
dustrie met verlies werkt, en in het tekort aan verbruiks-
goederen.
1-let gebrek aan efficiency veroorzaakt door de
splitsing van Duitschland in zônes, aan het feit, dat de
Overeenkomst van Potsdam niet is uitgevoerd en dat
het quadripartite apparaat in Berlijn er niet in geslaagd
is economische eenheid tot stand te brengen – dit ge-
paard aan een teveel aan contrôlemaatregelen en bureau-
cratische verdubbeling van werk.
1-let Plan voor Herstelbetalingen, gebaseerd op de
Overeenkomst van Potsdam, dat in vele opzichten on-
uitvoerbaar is gebleken en dat bij tal van Duitsche in-
dustrieelen de vrees heeft gewekt, dat hun fabrieken als
herstelbetalingen zouden worden wegevoerd, wanneer zij
behoorlijk zouden bijken te werken; alsmede de ver-
liezen aan landbouwgrond, aan landbouwwerktuigen en
aan inctustrieele capaciteit geleden door het verlies aen
grondgebied in het Oosten.,
1-let tekort aan arbeidskrachten, de te lage rant
soenen en de slechte huisvestingstoestanden.
–
11. In het eerste deel van ons Rapport hebben wij een
uiteenzetting gegeven van die fëiten, welke betrekking
hebben
01)
den toestand in Duitschland, die van bijzondere invloed zijn geweest op de door ons geti’okken conclusies.
In Aanhangsel ,,A” van het Rapport hebbe6 wij meer
in
detail de repercussies van den toestand in Duitschland
op de rest van de wereld geanalyseerd. In het tweede
deel van het Rapport hebben wij met een zekere mate
van detailleering onze belangrijkste aanbevelingen uit-
eengezet, waarvan de volgende paragrafen een kort
overzicht geven. –
Aitnbevelingen.
12: liet Quadripai-tite regeeringssysteern werkt ken-
nelijk niet bevredigend en moet naar onze meening zoo
spoedig mogelijk worden beëindigd.
13. In plaats daarvan moeten centrale Duitsche re-
geeri ngsinstan ties, vereenigbaar met een federaal systeem,
worden ingesteld, beschikkend over voldoende gezag om
de maatregelen in te voeren en’ af te dwingen, die door
de huidige-op diverse gebieden bestaande schaarschte
onvermijdelijk zijn. Teneinde eefi permaé(it centrali-
satie van macht te verhinderen, zouden deze buiten-
gewone economische machtsbevoegdheden ,naar duur
beperkt kunnen worden en zou decentralistie, ‘samen-
gaande met efficiency, moeten worden ‘aangemoédigd.
Indien met betrekking tot de fundamenteele ‘p’i,inten geen
overeenstemming kan worden bereikt voor Duitschland
als een geheel, dan zou een analoge oplossirig moeten
worden aanvaard voor de drie 1
,
1
7
estelij1e zôn’e’s.
14. Teneinde de arbeïdsprïkkel voor Duitsôhe werk,-
nemers en werkgevers te heFstellen, zijn’ de volgende
maatregelen noodzakelijk gebleken:
Een monetaire hervorming, omvattend eeji ver-
mindering van de huidige geldcirculatie, een herstel van
de markt’ voor een voortdurend ruimer wordend gebied
vaii de Duitsche huishouding door liet vrijlaten van, de
prijzen van niek essentieel’ë goederen, alsmede een gelei-
delijke aanpassing van de prijzen van goederen, waarvan
de prijzen wel gecontroleerd blijven, zulks met het oog
op een uiteindelijke afschaffing van de prijsb,eheersching
en teneinde het zakendoen
–
voor het Duitsche bedrijfs-
‘leven veer remuneratief te maken. De bonen dienen
allengs te worden vrijgelaten. Wanneer prijzen en bonen
zich hebben aangepast, moet een niebwer pariteit voor de
Mark worden vastgesteld.
Toestemming aan Duitsche exporteurs om een -ge-
deelte van de deviezen, welke zij voor exporten ontvangen,
te gebruiken voor den aankoop var’i grondstoffen.
Ruimere toepassing van het systeem, waarbij de grootte der gezinsrantsoenn afhankelijk wordt gesteld
van hoeveelheid en soort werk verricht
dborrden
belang-
rijksten kostwinner en een geleidelijke opvoering der
normale rantsoenen. –
–
Beschikbaarstelling van grootere hoeveelhèden-ver-
hruiksgoederen afkomstig uit binnenlandschê roductie,
alsmede van beperkte en zorgvuldig uitgekozeifimporten
aan hen, die arbeki verrichten, waarbij de vrdeeling
zoodanig gergeld moet worden, dat een zoo gröot mo-
gelijke stimulans tot productievermeerdéring wordt ver-
kregen.
–
15. Een definitieve tijdslimiet dient op korten ter-
mijn te worden vistgesteld voor de voltooiingi.’an de
aanwijzing van machinerieën en materieel voor hérstel-
betalingsdoeleïnden, de overdracht van surplus-materieel
daaronder begrepen. Deze tijdslimiet moet zoo_..kort
mogelijk zijn en het 1-1erstelbetalingsplan zal moeten
worden herzien, teneinde den terugkeer van Duitscliland
tot een economisch evenwicht te bespoedigen en de Ge-
allieerden te ontlasten van de noodzakelijkheid, Duitsch-
land deviezen te verschaffen voor de betaling, van de
onvermijdelijke importen. Niet op herstelbetâlingsdoel-
einden aangewezen lnstallaties moeten dan
–
tdëfinitief
worden bevrijd van de dreiging dat zij. voor overdracht
in aanmerking zouden komen.
16. Met betrekking tot de leiding vani Duitsclilands
zware industrie dient het doel te zijn, dat deze
–
zal worden
teruggegeven aan het vrije bedrijîsleven;
–
o redenen van
veiligheid moet de algemeene leiding echter in geallieerde
handen worden gehoude9 – eventueel door
,
tu’sschen-
komst van de ,,Reichskreditgesellschaft” of een andere
Duitsche instantie.
17. 1-let i absoluut noodzakelijk,
dat!
‘dé ‘Duitsche
kolenproductie. wordt opgevoerd, zoowel ten -hate van
het herstel van -West-Europa, als ook om eën einde te
maken aan Duitschlônds afhankelijkheid vii buiten
landschen financieelen steun. Iedere mogelijke maatregel,
waardoor de productie gestimuleerd kan worden, dient
te worden genomen, met inbegrip van de verschillende maatregelen, welke boven onder ,,14″ ‘erden genoemd,
het -gebruik maken van een zoo groot mogelijk aantal
334
ECONOMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN
23 April 1947
terugkeerende krijgsgevangenen in de mijnen, het toe-
kennen van ,prioriteiten• voor de vervaardiging van en
het verleenen van invoervergunningen voor de nood-
zakelijke machinerieën of machinedeelen, alsmede een
nauwe samenwerking tusschen de Geallieerde mijn-
administraties.
De Duitsche invoer moet afhankeIijc worden ge-
steld van -den Duitschen uitvoer en de financiering van
de importendoor de Geallieerden dient zoo spoedig mo-
gelijk te vervallen. Hiertoe dient de huidige zoo gecom-
pliceerde exportcontrôle radicaal te worden vereen-
voudigd en onder de directe contrôle der Geallieerden te
worden toevertrouwd aan Duitsche autoriteiten. 1-let
rechtstreekch contact tusschen buitenlandsche afneners
en Duitsche zakenlieden moet -w’orden vergemakkelijkt,
en, zooals bovenvermeld, een stabiele uniforme wissel-
koers ‘moet worden vastgesteld.
De investeering van nieuw buitenlandsch kapitaal
in Duitsche ondernemingen kan een waardevolle steun
blijken voor het hrstel van -Duitschiand en kan tevens
de op de bezettende mogendheden drukkende last ver-
lichten. Den Duitschen .ondernemingen zou onder in
achtneniing van passen’de waarborgen moeten worden
toegestaan buitenlandsche financieele bijstand te ver-
krijgen, indien deze beschikbaar komt. In dit verband
dient aandacht te worden geschonken aan de bijzondere
positie van buitenandsche firma’s met bestaandb be-
leggingen in Duitschland.
-. –
Gezien de groot betekenis van de staalproductie
voor, het oorlogspotentieel, is het Comité van oordeel,
dat de Duitsche’ staalproductie blijvend moet wordeil
beperkt. 1-Jet meent echter, dat de cijfers, vastgesteld in
het Rapport over het niveau van de Duitsche industrie,
ee,n herstel van Duitschiand zou verhinderen, evenals een
herleving van den Duitschen export. Dit laatste zoowel
wat betreft de – export van eindproducten als ook die
van halffabrikaten, welke absoluut-noodzakelijk zijn voor
de industrie van die landen, die altijd afhankelijk zijn ge-
weest van D uitsche staalleveranties. liet beveelt daarom
aan, dat het cijfer van de toegestan.,e staalproductie be-langrijk zal worden verhoogd.
Met het oog op het tekort aan arbeidskrichten
moet liet aantal Duitsche anhtenaren en kantoorhcdien-
cl en to.t een mini in ci iii beperkt worden gch oud en.
-Bij het vaststellen van hun gedragslijn dienen cle
eontrôlë-autoi-itöiten cle behoeften van de rest van Europa
in liet oog te’ houden en te waken tegen een bekrompn
-provinciale” kijk op zaken. In liet bijzonder nioet iiiet
0
1
)
kunstmatige wijze vervoer woi-clen afgeleid van de
zeehavens in cle Rijndelta.
–
–
– liet algemeene doel -van de te volgen politiek
moet zijn, de overheidsinmenging’ zoo spoedig mogelijk te
beperken en de vrijheid van het bedrijfsleven, waaronder
een ecIe democratische gemeenschap en regeei-ingsvorm ‘kan wo”rden ingevoerd, te herstelleo. -.
Wanneer ‘politieke en andere overwegingen het
iyiogelijk zouden maken een Douane-Unie in Europa tot
stand te hren:gen, waarin Duitschland zou kunnen wor-
den opgenomen, ‘zouden daardoor’ de economische moei-
lijkheden van Duitschland en van geheel Europa nadei-.
tot eén oplossing zijn geb’racht’.
‘s-G
i’avenhagc, April
1947.
–
AANTEEKENING.
•
8ANKUStEI)!E’L’EN IN i)E VJREENIOI)E StATEN iN 1946.
De groote economische activiteit iii de Vereenigde
Staten in liet eeiste na-oorlogsche jaar.
– wordt ‘o.a.
•
he-
licht dooi- den, toegenometi omvang der verleende bank-
credieten. Dze zijn, volgens’ een beschouwing van het
,,Federal Reserve Bulletin van Maart jI., hij de commer-
cieele banken met ruim, $ 5 milliard vermeerderd.- Dii is
de grootste groei in eenige periode van 12 maanden sinds
– 1919-1920. Het.totaal der’ uitstaande le.eningen bedroeg
eind 1946 $ 32 milliard, liet hoogste cijfer sinds 1930.
Ongeveer
S
28 milliai-d werd door de commer.cieele banken
verstrekt. Interessant i, dat daarbij de credie,tverleening
door de -country banks” in vergelijking met védr- den
– oorlog sterk in omvang is toegenomen
1).
C,-edieten han handel en industrie.
De stijging hiervan begon medio 1
.
945; zij zette zich
• nagenoeg ononderbroken voort en was het sterkst in de
tweede helft van 1946. ,,Although bank ioans to business
– ordinarily increase during this pepiod of the year”, aldus
lest men in het overzicht van de Federal Reserve Banks,
only a small part of the rise in 1946 can be attributed to
seasonal factors”. In totaal bedroegen de credieten aan
handel en industrie ongeveer $ 14 milliard.
Een eigenaardigheid’ van de credieten aan handel en
industrie in de eerste maanden na liet einde van den oorlog
was, dat zij, in het bijzonder bij de New York City haaks,
van eenigszins langen duui- waren, al, rnéei’ dan 1 jaar.
– In 1946 was deze soort credieten niet zoo groot meei’,
maai- zij droegen toch in niet geringe mate bij tot de ge:
constateerde stijging. Enkele oorzaken dier stijging waren:
1. De pri’jzen van gi-ondstoffen en goederen, alsook de
looiien, gingen omhoog.
.2. De verkoopen namen toe en handels- en industrieele
ondernemingen ‘zagen zich genoodzaakt, ,grootere leve-
rancierscredieten te verleenen –
3. Vernieuwingen bleken meer te kosten dan men aanvan-
kelijk raanide,
–
–
4, Meerderé liquiditeit -was noodig in verband met stakin-
gen, materiaalschaarsch te en transportmoeilij kheden.
Credieten aan consumenten.
Na den oorlog namen deze wederom een hooge vlucht.
Zij werden zoowel ineens als op afbetaling verstrekt. Voor
een groot deel werden deze afbetalingscredieten hij
commei-cieele banken ‘geplaatst, zooais uit onderstaand,e
cijfei-s blijkt.
(iii
Illilhoollen
$)
–
i
aar
Totaal aan
Bij
con; meiviecic In
PC t.
van liet
afhe
La Ii
ngscrccl icten
bank en
–
lot:; al
1941
–
5.924
1.891
–
32
1942
2,955
970
:13
1943
1.961 606
3:1
–
:1944
2.039
651
–
1945
2.365
835
35
1946.
3.992
1.725
43
liet totaal dooi’ cle commercieele banken aan consumen-
ten verstrekte credieten bedroeg als volgt:.
aai-
,
Totaal
A
fhetali ngs-
Cred eten ineens
–
cred loten
1941
,
–
3,401
–
1,891
1.510
1942
2.262
970
1.292
1943
1.740
606
1.134
1944
1.856
.
651
1.205
1945
–
2.307
835
1,472
1946
3.730
1.725
–
.2.005
ilypotheca iie ‘ci-e1ieten.
– De stijging hiervari begon omstreeks liet niidden vai
1945. Zij bedroeg $ 2,5 milliard in 1946 en daarmee kwam
liet totaal op
S
7 milliard, Dit is ongeveei’ 50 pCt. nieer
dan in 1941, welk jaar toch volgde op de ,,privatebuilding
boom in the defense period”.
De- credieten werden’ verstrekt zoowel op stedelijk -als
landelijk bezit, w’aai-bij
–
hét eerste meer opnam dan het
laatste. Ongeveer -25 pCt. van de credieten op stedelijk be-
zit kwam van de zijde dei- commercieele banken. In 1945
‘) Zie: Ainteekening over: ,,De liquiditeit der AinerIkaanschi
,,eountr.y hanks”, in ,;E.-S.-
B.”
va’n
12
Fcbruari
‘1947, bi’,.. 135.
rk;’
-: -‘•-
“1
”
‘,
-r-
23 April 1947
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
335
was dat percentage 19. Dit beteekent, dat zij met de stij-
ging van de prijzen van onroerende goederen in de steden
een grooter aandeel namen in hypothecaire credieterlee-
ning. Opgemerkt dient te worden, dat aflossingen op hy-
potheken in 1946 ook abnormal hoog waren.
.JEet aandeel van de commercieele banken in de crediet-
verstrekking op landelijk bezit was eveneens belangrijk.
Gedurende de eerste helft van 1946 nam de grootte van de
hypotheekbedragen toe met ongeveer 10 pCt.; het aantal
gegadigden vermeerderde met 53 p.Ct.
Daling Qan credieten
of
effecten
Niet alle credieten zijn in 1946 gestegen. Zoo hadden de boeren voor hun agrarische producten weinig behoefte aan
crediet. Van stijging was dan ook geen sprake. De orde
van grootte van deze soort credietén bij de ,,meniher banks”
bedroeg in 1946 circa $ 1 milliard.
Een positieve daling vertoonden de op effecten verstrek-
te credieten. Na de ,,Vi’ctory Loan drive” in December
1945 bedroegen zij circa $ 7 milliard, waarvan S
5
milliard
ten gunste kwam van staatsfondsen. Zij werden voor circa
50 pCt. aan makelaars en handelaren verstrekt. Eind 1946
waren deze credieten nog nauwelijks half zoo groot.
Bankcredieten voor den aankoop en het aanhouden van
andere fondsen gingen eveneens omlaag. De koersdaling
in Juni 1946 was daaraan o.a. debet, evenals de strengere
voorschriften met betrekking tot de credietmarge, die
intusschen op 17 januari jl. werden verzacht. ‘Dc’ marge stelde men toen op 75 pCt.
De achteruitgang in de credieten op effecten had voor-
iiamelijk betrekking op stedelijke hanlcdn.
.1.1il-C111171ing
een de credietexpans ie.
Afremming vond plâats ‘door le aanwending van over-
tollig geachte kasmiddelen van de Schatkist voor liet
terugnemen van staatsfondsen. Op cle nationale schuld
ad $ 279 milliard in Februari 1946 werd $ 20 milliard af
gelost
2).
Desondanks bleven de banken in staat om haar
credieten een ruimer omvang te geven. Zij verkochten
daarvoor kortloopende staatspapieren aan de Federal
Reserve llanks.
‘) Zie iie Aan eeken ing ovPi:,, l)e liegroo Ii ng van cle Vereen igcl e
Staten voor hel, fiscale jaar 948′ in ,, 14.-S .13.” van ‘6 Februari
1947, 1)17.. 174.
INTERNATIONALE NOTITIES.
IIE’r NA.’I’IONAAL INKOMI4N IN ENOEIANI) iN 1945.
Voorafgaande aan de begrooting heeft de Engelsche Re-
geering haar jaarlijksche publicatie gegeven over het
nationaal inkomen in het afgeloopen jaar. Belangrijke
gedeelten van deze publicatie zijn in de Engelsche pers
weergegeven.
In 1944 scheen het natioiiaal inkomen in Engeland een
tophoogte te hebben bereikt, ni. £ 8.4 milliarçl. Vergeleken
met 1945 ( 8,3 milliard) geeft cle schatting voor 1946 een
daling van £ 350 millioen te zien waardoor het bedrag
op iets minder dan £ 8 milliard is gekomen.
De nationale uitgaven hebben gedurende de laatste 8
jaren het nationaal inkomen altijd overtroffen. Over de
jaren 1940 tot 945 werden de henoodigde goederen en
diensten voor meer dan 10 pCt. hetzij met leeiiingen of
met de opbrengsten van den verkoop van ac’tiva in het
buitenland gefinancierd. In 1946 was ,de desinvesteering
iets minder dan de helft van 1945; 5 pCt. van cle nationale
uitgaven werd betaald mçt leeningn. De desinvesteering
bedroeg £ 400 millioen, de leeningen beliepen £ 279 mil-
lioen (van de Vereenigde Staten en Canada). –
Ongeveer 2/3 van hel, nationaal inkofrien werd in 1946
aangewend voor consumptidoeleinden. in 1945: 57 pCt.;
v6r dn oorlog: ruim 75 pCt. Consumptieve uitgaven
namen toe met £700 millioen en bedroegenruim £6,5
milliard, het hoogste cijfei’, dat ooit was bereikt. Dit
beteelcent niet, dat de reëele consumptie meer zou hebben
bedragen. Rekening houdende met de prijsstijging, bleef
de consumptie in werkelijkheid nog altijd beneden het
vooroorlogsche peil. . .
Voor .de vorming van nieuw kapitaal werd een brutb
bedrag besteed van ongeveer £ 1,3 milliard, hetgeen het
dubbele was van 1938. In aanmerking geiionien de stijging
van het prijsniveâu echter, is in 1946 aan nieuw reëel
kafitaal slechts 2/3 van het cijfer van 1938 gevôrmd.
PE1’EOLEUM
EN
II Ei’ MII) I)EN-OOS’I’EN.
rfusschen 1880 en 1930 is het petroleumverbruik gedu-
rende elk decennium telkens tweemaal zoo groot geworden.
1
Ver’geleken met 1930 vond verdubbeling eerst plaats in
1945. Een schatting van de behoefte door Amerikaansche
dèskundigen levert, volgens ,,L’Economie” van 17 April j.l: het volgende resultaat op:
In miljoenen ‘fons
1938
1947
1950
1060
1965
Vereenigde Staten. . 168
217
244
252
283
.rp
o
t
aa
l Amrika
:.
‘ 192
250
283
297
333
Rusland ……….28
39
45
62
71
Totaal Europa
74
73
92
137
161
Azië
…………14
13
18
24
27
Afrika ………….6
9
9
13
15
Oceanië’
6
8
9
10
11
.Tereldtotaal …..’
292
363
411
481
545
1
–
liertegenover staat een productië van ruwe olie van:
–
Je
miljoenen bus.
:1913
1938
1945
1946
Vereenigde Staten ……..33,1.
104,1 ‘ 23:1,2
234
Ruslaiid ………………9,1
29,7
20
22,4
Wereldtotaal
…………51,0
2741
353,2
:173,1
Uit deze cijfers blijk t, dat uitbreiding van cle productie
noodig is. Men is daarbij, behalve op nieuwe ontdekkingen,
aangewezen op de reserves van cle bestaande olievelden,
clie naar schatting als volgt zijn verdeeld
In pGt. (‘(Vn het ii’ereid-
toba,m1.
Rekende
Onzekere
reserves
reserves
Vereenigde Staten……………
31
10
Caraibische
zee
…………….
14
13
Midden-Oosten
.-
…………….
41 30
Rest
van
de wereld
…………
14 47
• Onmiddellijk springt de beteekenis van het Midden- Oos.
ten hierbij in het oog. Dit is des te meei’ het geval, omdat
de olievelden aldâar, vergeleken bij andere, een hooger
rendement opleveren, uit grootere eenheden bestaan en,
zooals The Times” het noemt, complete freedoni for
unit development” geven. De reserve-velden zijn vôlgens
Sii’ William Fraser, president van de ,,Anglo-lranian Qil
Company”— zie ,,Times Weekly” vati 16 April -. gelegen
in Perzië (6), in lraq (2), in Kuwait (1), in Arabië (3), op
Bahrein (1) en in Qatar (1). Productie cia reserves in de
Vereenigde Staten zijn groot, maat’ de consumptie evenzeer,
zoodat het begrijpelijk is, ddt, de belangstelling uitgaat
naar het Midden-Oosten. Een Amerikaanscie cpmmissie
rapporteerde dan ook 3 jaar geleden aan de ikegeering:
,,The centi’e of gravitv of world oil production in shifting
to, the Midclle East- to the Persian Gulf area-. until it is firmlv established in that area”.
GELD- .EN KAPITAALMARKT.
De geldmarkt vertoonde in de afgeloopen week’vrijwel
geen .veranderingen t.o.v. de vooi’afgaande periode. De
ter beschikking lcomende middelen werden in overwegende
1
I..L.
336
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
23 April 1947
mate weer in jaarpapier
. belegd.
In de noteeringen kwam
dan ook vrijwel geen verandering: drie-, vier- en vijfmaands-
promessen waren aangeboden tegen 1/ pCt., en
de vijf volg’ende, termijnen waren tegen 1/ pCt. aan-
geboden. Cailgeld noteerde aan het einde der week, na
een korte markttechnische stijgin.g tot
14-
pCt., weer
1 pCt.
1-let schijnt, dat er besprekingen worden gevoerd met
het Ministrie ‘an Financiën omtrent de verlenging van
de per 1 Juni a.s. afloopnde termijn van de 24- pCt.
spaarrekening, waarop dc spaarbankeii een bedrag van
f 250 è f 300 rnillioen in de Scifatkist hadden gestort.
Deze gelden zouden na 1 Juni 1947 geleidelijk worden
terugbetaald, maar verlenging van den termijn schijnt
niet uitgesloten. 1
–
liervoor is voor de spaartianken temeer
reden, omdat de inning der bijzondere heffingen en de
daaruit voortvloeiende geldvraag nbg wel even zullen duren.
FIet prospectus van de 3-34- pCt. Nederlandsche Staats-
leening 1947, luidende in dollars, is thans gepubliceerd.
In hoiifdzaak bevat het hetzelfde als in het voorgaande
overzicht reeds was vermeld. Het ‘aantrekkelijke voor
de houders van dollarfondsen is gelegen in de garantié
tegen een eventueele koersdaling van den gulden t.o;v.
den dollar, waardoor men, nu het wisselkoersrisico, voor-
zoover dat aanwezig wordt geacht, is uitgeschakeld, de
sedert 1940 gemaakte koerswinstei op Amerikaansche
effecten zonder al te veel bezw’aar kan realiseeren. 1-her-
voor is te meer reden, omdat een verdere koersdaling
in New-York, volstrekt niet uitgesloten moet worden ge-
acht. Weliswaar krijgt de houder van deze dollar-staats-
leening geen dollars in handen bij betaling van rente en
Ihoofdsom, maar volgens de huidige deviezenbepalingen
krijgt hij dit bij inkomsten of aflossing op Amerikaansche
fondsen eïedmin.
De emissiebedrijvigheid is in de laatste dagen betrekke-
lijk groot:
rpal
van iridustrieele ondernemingen komen met
aandeelenuitgiften op de markt, welke door de recente
koersstifging hiervoor blijkbaar . gunstig wordt geacht.
Eenige 8.pCt. obligatieuitgiften van’gemeenten zijn niet
gelukt, hetgeen te begrijpen is, nu de 3-34- pCt. 1917 bijv.
993/16 pCt. noteert, zoodat er weinig reden is om in te
schrijven op betrekkelijk lang loopende 3 pCt. leeningen
a pan. Temeer, omdat de 3 pCt en hooger rentende
staatsleeriingen is pari in betaling worden aanvaard bij
de’ hij zdndere vermogensheffingen, – zoodat hiervan een
belangrijke koerssteun uitgaat en men steeds zonder al
te groote -koersverliezen kan liquideeren.
De aafideelenmar’lit vertoonde – in de afgeloopen week
vrij belangrijke schommèlingen: per
,
saldo waren voora’
scheepvaartfondsen. hooger dan de voorgaande week,
evenals sommige industrieele aandeelen. Merkwaardig
w’as de algemeene en aanzienlijke koersstijging voor In-
dische fondsen. Politieke factoren schijnen hierbij een
helisrsgrijke rol te spelen, daa? van eenigen invloed van
de r¢e prijsdaling op de Amerikaansch goederen-
markten; w’elke in ruimer verband de resultaten der be-
trokken ondernemingen stellig zou benadeelen, niets was
te bemerkn.’
11 April
18 April
1947
1947
A.JÇ.0.
…….
…
……
………
169
1724-
van
Berk’bl’s
Patent
…………..
1314-
.
130
Lever Bros. Unilever C.v.A.
……
2644-
2704-
Philips
G.’b. v. A.
…………….
3704-
369
Koninklijke
Petroleum
…………
4004-
407
I-I.A.L.
………………………
179
1814-
N.S..0.
…..
…………………
1634-
168
H.V.A.
.
..,.’
…………………
200
2194-
Deli
Mij.
C’ ‘v.
A……………
128
141
Amsterdam Rubber
…………..
133
4
–
.140
STATISTIEKEN,
DE NEDERLANDSCIJE 3)ANK.
Verkorte balans op 21 April 1947.
Activa.
Wissels, pro-
messen en
Hoofdbank f
–
.:
.
schuldbrieven
Bijhank
,,
–
in disconto
Agentsch.,,
100.900,-
100.900′)
Wissels, sChatkisipapier en schuldbrieven, door
de Bank gekocht (art. II, le lid, sub 3 van de
Bankwet 1937 j° art. 4 van het Koninklijk
besluit van 1 October .1945, Saatsblad No.
F204) …………………………….
–
Schatkistpapier, door de Bank overgenomen van
den Staat dci
–
Nederlanden ingevolge overeen-
komst van 26 Februtri 1947 …………….2.100.000.000,
Belevn
i
ng
(mci. voor- schotten in re-
Bijbaik
en:
Hoofdbank f
144.940.017,77 ‘)
.kening-courant
367.803,17
op onderpand)
Agentsch.,,
9.167.798,41 –
1
104.’, 10.01 1i.i0
Op
effecten,
eno
.
………..
..154.269.533,82 ‘)
Op goederen en ceelen
..
206.085,53
154.475.619,35′)
Voorschotten aan het Rijk (at. 16 van de Bank-
vet
1937)
…………………………
–
Boekvordering op den Staat der Nederlanden
ingevolge overeenkomst van 26 Februari 1947 ,,
1.500.000.000,-
Munt en muntmateriaa]:
Gouden munt en gouden
muntmateriaal
……..t
520.379.864,63
Zilveren munt,
enz…….1.771.146,27
522.151.010,90
Papier op het buitenland
..
t
v140.36.500,-
Tegoed bij correspondenten in
het
bl3itenland
.
……….37.231.21 3,03
Buitenlandsche
betaal-
‘middelen ……………..
..4.391.697,57
181.999.410,60
Belegoing van kapitaal, reserves en pensioen-
fons
………………………………
Gebouwen
en
inventaris
…….
……………
69.782.506,15
3.000.000,-
Diverse
rekeningen
……………………..
..
32.605.098,87
1
4.00′,.l
Passiva.
Kapitaal
………..
. ………………..
…..f
20.000.000
1
–
Reservefonds
……………………….
..
12.377.412,28
Bijzondere
reserves
…………………….,
23.774.634,92
1ensioenfonds
……………………….
…
15.475.540,63
Bankbiljetten in omloop (oude uitgiften)
……..
,
137.144.905,-
Bankbi1jetten in omloop (nieuwe uitgiften)
……
2.700.129.970,-
Bankassignaties
in
omloop
………………..
226.207,01
Rekening-courant Saldo’s:
‘S
Bijks
Schatkist …….t
733.610.465,47
Geblokkeerde saldo’s
van
banken
………
43.906.609,47
Geblokkeerde
saldo’s van
anderen
…………..
..
37.171.635,39
Vrije
saldo’s
…………
..
751.784.344,29
—
,,
1.566.473.054,62
Diverse
rikeningen
……………………..
88.512.82i,i
4.564.114.545,87
‘)
Waarvan schatkistpapier
rechtstreeks door de Bank, in
disconto ge-
nomen
……………
……………..
f
–
‘)
Waarvan aan Nederlandsch-
Indië
(Vet van 15 Maart 1933, Staatsblad n
–
o. 99)
42.165.200,-
Circulatie der door de Bank namens den Staat
in het verkeer gebrachte inuntbiljetten
……
148.996.496,50
S
‘
•
o
(.50
.
u’
–
26 Mrt
’47
2April’47
0,2
‘
0,2
1.449,3 1.449,3
1.450 1.450
.
1.390,7
1.400
59,5 50,3
9April’47
0,2
1.449,2
1.450
1.402,9
47,4
16April’47
0,2 1.449,3
1.450
1.396,5
53,7
Otbersecterities
Deposits
0
Cd
,d
‘
‘
5
.
–
n
S
po
PQ
26 Mrt
’47
0,7
322,0
11,1
.16,8
391.4
40,6
286,4
2April’47
0,6
330,2
17.3 17,9
397,9
12,0
284,8
9April’47
0,7
–
335,9
18,2 16,8
401,3
9,5
290,0
16 Apri1’47
0,7
348,2
12,4
17,5
414,8
9,0
305,7
BANK VAN
ENGELAND.
(Voornaamste postets in millioenen ponden).
Cd
23April 1947
EbONOMISCH-STÂTISUSCHE BERICHTEN
337
S
DE
NEDERLANDSCHE
BANK.
‘
•
.
NATIONALE DANK VAN
BELGIË.
(Voornaamste posten
in duizenden
guldens).
,
(Voornaamste posten in millioenen rrancs).-
.
.
O)Q))
.
EQ”-
.
,.–
–
‘
:
Q
•
oo
•
bO
-‘”r
bb
+
–
9
.0)
4)
•
Data
)QN
.-‘”)
•)
–
d
–
._s
–
,
.
.-oo
04)0
Q)
•C
p
.
!
.
4
4)
–
.
–
0)
Qm.Q.Q
•
4)
,
-________
-______
.6 Maart 1947
‘
,»
1947
20
.
1947
–
27.721
27.686
,
27.702
______
8.486
0.299
1 0.01 0
4.570
4.131
3.923
_____
353
327
–
332
_____
694
89
725
50.808 52.932 52.607
3 Mrt ’47
to
,,
’47
17
‘4 7
467.548
•
521.753
521.794
4.468.251
39.953
41.339
101.64
69.072
87.494
1
t
•
1
155.150
‘
152.00
162.388
24
’47
,,
521.847
45.126
79.671
1
170.433
27
,,
1947
27.722
19.787
3.543
285
775
53582
31
•47
521.929
56.645
52.510
0,9
173.986
2 April
1947
27.727 9.879
4.258
363
772
53.452
8April47
522,043 56.645
55.926
101
155.342
10
,,
1947.
27.736
10.331
4.305
370
•
793
52.812
14
,,
’47
522.085 156.076
19.433
101
152.047
17-
1947
27.736 10.523 154.476
3.892
356
84
52.247
21
,,
’47
522,151
140.377
41.623
tOl
.-
.
‘
,
.
4)
Rek
Courant
ning-.
saldi
.
Saldi
in
rekening-courant
.
.
d
)-O
.2
Data
.
‘
4)
4)
c.
B’
.-
–
.
b
–
:,)4
0
.)4
0
.
u.
0
f.34)
•
.
o•_
”
e
cd
–
.
(12
6 Maart 194.7
13
1947
637
637
163.351
163.215
75.348
75.142
2
3
6.270
6.406
595 590
–
.
(/)
d
_____
_______
3 Mrt ’45
2.740.095
903.639
60.012 46.052
697.858
10
’47
,,
2.722.424 708.454 47.085 43.147 680.047
20
,,
1947 637
162.396
74.733
3
6.011 588
17
’47
2708.881
741.917
31.027
,42.705
697.306
27
,,
1947
637
162.738
74.690
–
t
6.357
587
24
’47
2.705.391
754.162
31.613
.
43.820
686.750,
2 April, 1947
637
163.492 75.823
3
6.019
585
31
’47
,,
2.765.891
680.418
31.739
41.844
688.649
10
,,
1947
637
163.272
75.793
2
5.834
584
8April’47
2.760.301
635.954
63.600
39.942
698.458
17
,’
1947
637
162.609
75.131
2
5.761 573
–
14
,,
’47
2.719.259
687.124
45.982
38.573
763.908
‘)
Waarvan 10.493 millioen frcs. onbeschikbaar goudsaldo na
herwaardeering van den goudvoorraad (Desluitwet no. 5 van
1-5-1944).
21
,,
47
2.700.130
733.610
43.907
‘
37.172
751.784
•
.
FEDERAL RESERVE B4NKS.
‘)
Waarônder begrepen de post ,,Emissiebank te Brussel”, ten
–
(Voornaamste posten in millioenen dollars).
.
bedrage van 64.597 millioen frcs.
,
.
5)
Deze post omvat: oude biljetten over te boeken op tijdelijk
1
–
Metaalvoorraad
1
.
onbeschikbare of geblokkeerde rekeningen en niet aangegeven
Data
r
7
0.ta
u.s.
Govt.
oude
biljetten.
–
&oudccr- 1
securities
Totaal
tificaten
1
.
ZSVEEDSCUIO RIJKSBANK.
–
.
(Voornaamste posten in millioenen kronen).
–
Metaal
Staatsfondsen
‘.
27 Febr. 1947
‘
19.085
.18.290
338
24.044
5.jJrt
1947
19.163 18.370
,
333
23.242
–
12 Mrt
1947
19.161
18.370
329
24.247
._,_
19 Mrt
1947
19.104
–
18.371
334
22.41-1
‘4
‘4,
,
4)
‘0
‘0
1
Data
‘0
‘
‘
0
.
n
E
‘i’
-‘°
)’)
”
C
F.R.-bil-
Deposito’s
°
.-
O5o
.
1
..
–
–
Member-
Data
‘
jetten in
–
1
–
circulatie Totaal
.
Govt.
b
an
k
s
22TlJrt
1947
1
6101
3861
1.605
381
1
225
‘4’I’
182
31 Mrt
1947
1
585
1
‘370
1.735
380
–
213
94
1
182
7 Febr. 1947
24.310
F
‘19.372
1
2.372
15.781
5 Mrt
1947
-24.338
1
18.445
1.407
15.930
3April1947
.I
54-1
1
.3431
1.761
387
i
235
94
1
182
12 Mrt
1947
24.303
.18.448
1
1.429
15.847
15April 1947f,
35
339
1.693
379
203
182
–
19 Mrt
1947
24.220
17.804
,713
__________
15.943
Deposito’s
–
‘
–
.
BANK VAN FRANKRIJK.
–
• Direct
______________
opvraagbaar
n
1
‘posten
(Voornaamste
ii
millioenen francs).
Data
‘ ‘
–
.544)
“1
1
Voorschotten
aan
den Staat
•
.
‘4
1
o
_________
1-‘
°
_
–
,
.
–
Data
o
1
’22 Mrt’
1947
6
697
607
33
230
1921
2
‘.,
04)
1
1
,o
u
.
31 Mrt
1947
2.640
‘665
547
35
209
–
179
•
•
0
–
–
,
•”
3April 1947
1
2.608
664 556
35
206 175
i
2
27 Maart 1947
,
82.817
0
1
.131.009
•,59.449
s.
1
69.70-
1
426.000
15 April 1947
12.489
729
545
108
206
197
,
1
1
1
:
NATIONALE
BANK
VAN ZWITSERLAND.
(Voornaamste posten In millioenen francs).
–
3 April
1947
82.817
132.910
59.449
1
79.500
1
426.000
10
April
1947,
82.817
133.648
1
–
‘
–
L
5-1.300
1
426.000
-‘4
o
‘
2
1
-ow
Data
–
0+
l3ankbil-
1.
Deposito’s
•
.
Data
jetten in
1
1
4)0
‘p
•
circulatie
Totaal
Staat
Diversen
–
–
‘
–
o
20 Maart 1947
745.728
1
60.153
1
778
1
58.417
Mrt
1947
4.972,2
1
159,7
72,4
1
52,8
3.794 8
1.269,3
–
27 Maart 1947
740.635
1
58.534
1
779
1
56,61F
‘
31 Mrt
1947
4.959,9
1
158,0 77,0
1
52,4
3.9324
1.190,2
3 April
1947
746.266
1
64.647
i
7.67
1
‘62.976
.
122.
8 April 1947
5.038,7
1
152,8 73,7
1
52,4
3.882,4-
1.220;4
10
April
1947
–
763.73/s
1
61.726
,
788
00
–
125
15 April 1947
5.032,2
j
150,9
62,2
54,4
3.821,2 1.274,4
–
–
-BUITENLANDSCIIE
KAPITAALSALDI
IN DE VEREENIODE
–
STATEN
‘).
–
(in
mjlljoener
dollars).
Land
1
‘
Ultirno
Ultimo
31 Jan.
1
28 Febr,
-1
1
5Iit
30 April
31
Mei
30 Juni
[3-1
Juli
3-1 Aug. 130
Sept.
1042
1945
1946
.1946
1
1940
.
1946
1946
1946 1946
j
1946
474.0 539,7 538,4
1
525,8
1530,5
–
528,2
426,3
411,9
389.4 377,7
371,2
837,8
892,5
858,3
804,7
719,1
709,5 585,8 485,3
756,0
624,1
–
665,1 625,9
464,2
553,6
i
531,6
5-15,1
1728,8
4
53
3
464,1
432,5
419,4
393,2
421
Nederland
……………..
–
592-1
722,3
–
728,6
1
731,1
730.4
725,4
737,0 741,0 752,5
7459
Engeland
……………….
Frankrijk
……………..
3.608,1
4.037,0
4.
–
10,7
14.031,7 3.931,7
3.889,6
3.698,7 3.554,8 3.790,7
3.6133
3.650,6.
Zwitserland
…………….
Europa
……………..
425,1
1.395,7
1.342,6 11.357,0
1.370,5
1.347,7
1.306,2
1.294,0 1.259,5
1.204,3
1.158,5
Canada
……………..
Lat.
Amerika
………..
835,8
1.338,4
1.345,1
11.350,7
1.391,5 1.400,9 1.431,5 1.471,6
1.486,1
1.566,2 1.544,8
Azië
932,9
1.784,1
1.780,5
1.764.9
1-.716,5
1.723.1
1.677,5 1.560,3
1.492,1 1.425,4
1.365,9
–
Totaal
……………….
.’5.980,2
1
8.802,8
1
8.822,9
1
8.775,1
1
8.730,8
8.674,4
8.405,8
1
8.3
–
19,0
8.477,0
1
8.326,3
1
8.231,9
‘)
Ontleend aan het ,,Federal Resert’e Bulletin” van Februari’ 1947.
–
…
–
RS
338
•
–
–
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
.
April 1947
GO1JI)
IN.
EN
UITVOER DER VEREENIGDE STATEN
‘).
.
(in
1 .000 dollars van circa
$
35 per ounce fijn).
Itnporten
uit
:
–
Exporten (-)
Nederland
België
Engeland
Frankrijk
=
-. Zweden
Lviter-
land
.
Canada
.
Mexico
.
Latijnseh
Overig
TtaaI
naar.
1
–
.
Amerika
1939
.
341.618
165.122
1.826.403
3.798
28.715
86.987
612.949
33.610
57.020
3.574.15
63.260
977
633.083
241 .778
161.489
90.320
2.622.330
29.880
128.259
4.744.472
1941
–
1
–
3.779
1
1.747
.899
412.056
16.791
61.862
982.378
1942
1.955
5
208.917
40.016
39.680
315.678
1943
88
66.920
3.287
13.489
68.938
1944
-695.483
46.210
-109.695′ -108.560
–
845.392
1945
160
,
.53.148
15.094
–
41.748
–
106.250
–
–
.
151.270
391
1.729
154.070
Feb
80.629
126
1.479
82.439
–
Maart
36
25.265
75
1.386 31.396
1940
————
—
April
34
222
149
637
–
20.534
3lci
–
– –
–
6
–
1
127
34
33
–
27.028
1946 Jan…….
•
Juni
,
4
32.277
29
902
36.329
.1 uh
–
.1
‘
639
476
2.329
–
6.347
Aug
.
649
‘516
–
8.502
15.210
Sept…..
‘
1
197
82
-29.198
–
7.629
‘Oct.-
– . –
–
2
–
-8
–
13
1
.
198
4.523 24.182
Nov
.
383
25.248
1.065
621
77.903 Dec
2
‘
27.473
449
-110.276
-61.193
‘)
Ontleend
aan
liet ,,Federal
Reserve
Bulletin”
van
1ehruari
947.
SALDI
OP KORTEN TERMIJN
iN DE VEREENIOD1f3
STATEN
‘).
(in millioenen dollars;
C
Credit,
D= Debét,
CS
=
Creditsaldo).
–
Land
Ultimo
Ultinto
31 Jan.
28 Febr.
31 Mrt
30April
31 Mei
30 Juni
31
Juli
3! Aug.
30
ept.
–
1942
1945
1946
1946 1946
1946
1946
1946
1946
1946
1946
Nederland
C
186,6
281,6 293,9
282,2
295,0 294,9
268,4
256,1 234,1 227,1
239,0
13
0,5
36,3
35,7
36,1
35,8
43,4
1185
119,4
119,6
121,5
136,0
–
.
(iS
186,1
246,3 258,2
246,1
269,2 251,5
149,9
136,7
114.5
105,6
103,0
Ned.-Indië
C
160,4 113,7 110,0 100,7
99,0
102,1
103,6
100,2
1143
120,1
128,9
D
1,6
1,’.
1,4 1,4
1,4 1,4
1,4
1,4
1,2
1,3
1.2
CS
158,8
112,3
10.9,(;
99,3 97,6
100,7
102,2
98,8
113,1
118,8
127,7
België
C
121,8 185,0 184,9
167,6
166,3
176,4
177,8
175,7
169,0
1
160,1
158,7
1)
0,8 0,6
1,8
2,6 3,6 4,6
5,0 7,7
8,8 9,!
6,0
(iS
121,0
184,4
183,1
165,0
162,7
171,8
172,8
168,0
160,2
151,0
151,8
Engeland
C
554,6
–
707,7
679,0′
.
630,5
-553.8
553,4
406,4
335,1 661,1
525,3 570,3
–
D
12,6 25,4 25,9
26,3
‘
28,6
31,6
32,6
30,5
75,8
65,8
65,3
es
542,0 682,3
653,1
604,2
525,2
521,8.
401,8
304,6
585,3
495,5 505,0
Frankrijk
–
C
432,3 310,0
398,3
380,7
364,5
305,8
.
319,7
286,0
275,2
250,8
275,5
D
1,3
1,!
0,8 0,7 0,7
.
0,9 0,9
.
0,9
3,4
3,1
3,0
(iS
431,0
308,9
397,5
3SO,0
363,8 304,9
318,8 285,1 271,8
247,7
272,5 Zweden
C
153,5
.
210,1
214,0
212,9 205,2 200,0
196,0 191,7 204,4
196,3 183,1
D
0,4
0,9
1,1
11
1,3 2.4 3,0 5,6 7.6 5,5
–
5,5
–
55
153,1
209,2
212,9
211,8
203,9
197,6
193,0
1.86,1
196,8
190,8
177,6
Zwitserland
C
184,2 304,2 315,5
316,2
1
321,2
324,4
323,2
332,5.
336,7 359,0
351,1
D
1,5
2,9
6,2
4.9 5,5
6,5 8,0
6,5 6,7
4,7
5,5
–
S
182,7
–
201,3 309,3 301,3
:315,6
317,9 315,2 326,0 330,0 354,3
–
3456
Canada
C
507,4
1.522,2
1.350,7
1.349,7
1.359,7
1.334,1
1.248,2 1.263,8
1.284,3
1.219.6
1.177,5
–
D
36,3
53,3
74, 3
‘
71,3
62,9 64,7
50,-1
53,6
42,2
43,6
50,3
.
eS
–
473,1
1.468,9
1.276,4
1
.278,4
1.296,8
1.279,4
1.198,1
1.210,2
1.142,1
1.176,0.
1.127,2
Latijnsch Amerika
C
597,7
1.046,4
1.050,9
1.043,5
L094,0
1.077,7
1.108,1
1.151,3
1.174,4 1.226,6 1.180,7
–
D
99,7
458,9 164,7
–
161,2
.178,4
166.1
158,0
164,7 170,4
085,3
182,6
–
.
(iS
498,0
887,5 886,2
881,3
915,6
911,6
950,1
086,6
(004,0
1.041,3
998,1
China-
C
360.9
.
582,3
756,3 738,0
732,1
717,0 695,4
657,0
611,9 561,8
525,3
13
11,1
1,0
7,7
9,7
22,8
25,6
22,6
1
23,9
19,0
28,6′
–
34,7
(iS
349,8
681
1
3
748,6
728
1
3
709,3
691,4
672,8
633,1
592,9
533,2
490,6
Europa
C
2.020,7
2.583,0
2.655,4
2.588,8
2.512,4
2.502,5
2.393,2
2.257,4
2.554,4
2.391,0
2.657,4
D
72,6
140,7
115,8
120,2
:126,1
134,8 215,3
221,2
276,8
267,7
293,9
58
1.048,1
2.442,3
2.539,6
2.468,6
;2.386,3
2.367,7
2.178,9 2.036,2
2.277,6
2.123,3
2.163,5 Azië
C
930,0
1.549,6
1.735,1
1.723,6
1685,6
–
1.699,3
1.655,7
1.541,4
1.487,5
1.437,5
1.396,4
D
35,3
29,9
40,6
43,6
53,6
57,1
54,5
56,2
7,1
68,0
72,7
55 894,7
1.519,7
1.694,6
1.680,0
–
.1.632,0 1.642,2
1.601.3
1.485,2
1.430,4
1.369,5
1.323,7 Totaal
4.205,4
6.883,1
6.993,2
1
6.931,4
1
16.90,8
1
6.883,1
6.654,6
6.612,0
6.908,2
6.767,8
6.689,3
1)
246,7
392,8
406,3
406,8
ç1
43-1,9
434,3 490,7
511,0
561,4
580,2
614,6
–
(iS
3.958,7
6.400,3
6.586,9
1
6.524,6
1,6.495,0
6.348,8
6.163,9
6.101,0
6.346,8 6.187,6 6.074,7
‘) Bewerkt
naar,
gegevens
uit het
,.Federal
Reserve Bulletin”
van Februari
1947,
}IAVENBEVEC,INf3.
–
Te
Rotterdam, Amsterdam
en
Ant-crpen aangekomen zeeschepen
Rotterdam
Amsterdam
Antwerpert_
Fijd
VSL
–
–
–
aantal
net
S’
‘
‘aantal
netto jegister
–
aantal
–
netto register
nen
ton
12.026
19.392.128.
3.110
4.024.738
9.524
15.888.710
1039
…………….
1.344
–
2.063.622
‘
470′
458.800
–
3.585
-11.129.932
1946 1045
…………….
……………
4.464 5.9! 1.539
1
1.706
1.833.381
–
5.284
–
9.311.899
Januari
1947
…………..
364
628.527
4
191
223.086
422
855.334
–
Februari
……….
,’
329
635.622
.
149
.209.969
503
1050.345
2 t/in
8 Maart
82
‘
–
142.946
32
.
60.762
9 t/in 15 Maart
.
….
.
…
103
196.555
32
37.871
16 tlm 22
aart
M
….
108
161.686
–
.
32
36.048
23 t/in 29 Maart
…….
–
107
166.287
30
42.811
Maart
…….
.
……………..
…………… ……………
441
742.747
146
215.633
–
30
ttaarL t/nt 5 April
-102
226.425
–
–
43 47
–
123
i)
Bronnen:
Kamer van’ Koophandel
,,Mededeehingen
en Fabrieken
5
voor Zuid-Hollé.nd”;
Dienst Gemeente
Hanctelsinrichtingen, Amst’er-
•
–
dam; Bureau van Statistiek der Gemeente Amsterdam; Economische dienst van de haven, Antwerpen.
1
t
r
23 A’pril 1947 –
ECONOMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN
STAND VAN ‘s RIJKS KAS.
sVÔr&’iringen
7 April147
31 Mirt 1947
Saldo van ‘s Rijks Schatkist
hij De NederlandseheBank ‘t- 657.78r749;20 t 680.618.318,84
Saldo van ‘s Rijks Schatkist’
bij de Bank voor Neder-
Jandsche Gemeenten ……
…234.970,25 ,, 1.646.863,06
Kasvorderingen wegens ere-
–
dietverstrekking aan het
bultOnland …………..
……..-
Daggeldieening tegen onder-
pand . …..
….. …….. ……..—
—
–
Saldo der postrekeningen.van
Rijktcomptabelen ……..
….353.689.217,86 ,, 346.798.811,82
;Voorschott.en
op – ultirno
Februari ‘1947 aan de ge-
–
nieenten wegens aan haar
uit te keeren belastingen ..,,
82.230.820,24 ,, 82.230.820,24 Vordering in rek-courant op:
I’ederlandsch-Indi9 ……
….656.889.689,93 ,, 650.728.779,41
Suriname
.
…….
……..
…..36:372.809,89 ,,
36.372.809,89
Curaçao ……………..
…….51.053,16
,,
51.053,16
Het Algemeen Burgerlijk Pen-
sioenfonds …………………..—
—
Het staatsbedrijf der P., T.
enT……………….
—
—
Andere staatsbedrijven en in-
stellingen
517.592.904,44 ,, 515.746.767,89
•
yerplichtingen
Voorschot door De Neder-
landsche Bank verstrekt
Voorschot door De Neder-
• landsche Bank in rekening-
• courant verstrekt
—
—
Schuld aan de Bank voor
Nederlandsch& Gemeenten
—
—
Schatkistbiljetten in omloop f 646.722.600,— t 633.722.600,-
Schalkisipromessen hij De Ne-
derlandsche .Bank ingevolge
–
overeenkomt
..
..,in 26 Fe-
bruari 1947
.
…………
…2l00000.00….-.,, 210Q.000.000
1
-,-
Scbatkistpromessen in om-
Joop «rechtstreeks hi De
Nederlandsche Bank is ge-
plaatst nihil) ………….
…6255.500.000,— ,,6279.800.000-
Daggeldieeningen
—
Muntbiljetten in omloop :. . . ,, 153.460.201,—’ , 149.568.866,50
Schuld . op ultimo Februari
1947 aan de gemeenten
.
. :..-.
•-.’ .
wegens aan haar Dit te
.
keeren ‘belastingen
—
— –
Schuld inrek.-courant aan:
I’tecterlabdsch-Indi9
—
. —
Suriname …………….
……
Curaçao . …….
—
—
lIet Algemeen Burgerlijk Pen-
•
sioenfonds ‘ …… ……….-
23:! t 1.487,85
18.599.573,35
.Het staatsbedrijf .der P., T.
‘
22 a’77 474
—
23 28533 5L :
Andere staatsbedrijven
,;..
‘ 3.538.820,70 ,,
3.538.820,70 t
Schuld aân diversej.nstellingen
in rekening met. ‘s, Rijks ..
Schatkist
‘1 . :’.- ……
…3240.543!13658′ -32i8623.13678′
t
…-
:IN- EN UITVOER VAÇ4EDFRLAND
t).
Invoer
Uitvoer
Saldo
Gewichtl WaarÏe’ ‘Gwiht
I
Waarile ‘ Wâ’ardè
in cliii-in mii-
in dui-
in mii-
in mii-
zenden
lioenen
zenden
lioenen
lioenen
tonnen , guldens’)
tonnen- guldens
guldens
‘i’tit.
’39
24.306
1.517
12.708
966
-, 551
‘I’Ot. ’46
11.764
2.305′)
3.919
785
— 1.520
Jan. ’47
762
201
280
408
—
93
i”ebr.
‘1,7
1.312′)
.3-13′)
178
97
—
216
1
1 Bron: ,,Ueulraai Bureau voor de Statistiek”.
‘) (iccorrigcerde waarde.
‘) I)oor het Inhalen van (ten achterstand in de toezending van het
grond riiateriaal zijn in’ deze
–
maand veel goederen opgenomen,
welice vÔÔr 1 FCbruari ten invoer werden’aangegeven.
DE KOLENPOSITIE VAN NEDER1ANI) ‘).
(in 1.000 kg).
‘
_,’_.
–
1′-‘..
,
.—•
‘t-
prima
–
..
…
– .-
-.—- –
—-
medewerker
.
-1
haar
voor
-Secretariaat
1
j
– [ii aairnierking,komt ,.Tlnisi- met- economischepc
–
akLijk
•
. . . ..•.’,. t-
. .
.
i_,
–
-; . …….-
–
.c• –
of :icon. Drs mét’ juridische” ervaring. Representatieve
kracht’ boven 0 -jaaGegadigden’ dicten tereid zijn
zich aan een
psychotechnisch
onderzoek te onderw,erpen
Eigenhandig geschreven sollicitaties-met uitv. gegevens
. onder bijvoeging van recente foto’s, van voren en opzij,
onder No. 892, bur, v. cl. bi., Postbus 42, Schiedam.
-j
j
l)E 1)0
1JAN E-OVEREENKØMST MET )IELOIË-L1JXE31 Ii UIt(.
In het artikel onder bo”enstanden titel, opge
1
nomen
in ons nummer van de vorige week staat in de vierde
alinea van de eerste kolom van.blz. 306 hél volgehde te
lzen:
,,De coa-ventie,zwijgt over 4e.. verhouding tussclien de v’erdragspartners: en hun kloniën en overige. overzeesche
gebieçlsdeelen: Tot nu,te werden goederen uit de. Congo
en l3elgi6 vrij
•
van inyoei’i’echten .toegelaten;
in
Nederland
bestaat zooiets niet”.
..
. .
Deze alinea moet als volgt worden aangevuld:
,,Onder de huidige omstandigheden kwam liet liet
beste ,voor, overeen te komen, dat een dergelijke vrij-
stelling alleen zou gelden ten aanzien van sommige door
beide partijen aan te wijzen goederen. Aanvankelijk zijn
daarvoor nog geen goederen aangewezen”.
11J6D.
-De Heer’s Chocolade- en BiscuitfabriekC.V:T
te Rotterdam zoekt een’
Assistent van de Directie
die mettertijd de directie op zich kan nemen.
Vereistworden:brede algemene ontwikkeling. Op-
leiding ininstens 5-jarige H.B.S. of Gymnasium.
Technische, commerciël enorganisatorische dapaci-
..teiten. Leeftijd niet boven 35 jaar.
Solllcitatiebrieven worden ingewacht onder letter
– – DH. aan het PSYCFIOLOGISCH ADVIESBUREAU
L. Deen en Dr. J. G. H.’Bokslag, Rochussenstraat 103a,
– Rotterdam.
r:
J
•(
. •
‘•. ,….-,,
.-.’ ;:’
i
c’,–c,.’.
– : ,..,.,,’.
Ovcrlieidsinstelling te Amsterdaiir vraagt voor spoe-
Levensverzekering – Maatschappij . vraagt
voor spoedige in dieflsttreding als leider, van
de administratie een
accountant.
Verzonden
Maand
Limburgsche.
voor
In Voer
mijnen
binnenland-
sche behoefte
3’Otuii
1946
8.313.827
6.387.903.. 2.666.502
flem. p.
flhlid.
692.819
532.325 222.209
lan.
1947
833.027.
628.209
223:709
Febr.
1947
.
802.805
581.34
–
7
225.008 Maat
–
t
1947
1185.307 ‘)
707.011 ‘)
363.035
‘)
– ‘1 -lrOn : ,StatistiscIi .Bulietin valt het C..-.li. S.”;
–
‘),Vooi’loopige gegevens:,,
– Voor uitstekende kracht met veel, initiatief
én organisatietalent een aantrekkeljke po-
sitie, ‘
–
Sollicitaties met uitvoerige inlichtingen om-
trent levensloop en verlangd salaris onder nd.’
887 aan het bureau van dit blad, postbus 42,
Schiedam.
Voor, vervolg, rubriek.,, Vacatures” zie blz, 340,
Ook voor Beschikbare krachten is ee
annonce in ,,E.-S.B.” de aangew’zen weg
Bij de Eeonomlseho Afdoeling van
(10fl
Dienst vaj.i
Volkslui isvestlng (lor Gemeente Itotterdain kan worden
geplaatst een
sociaal econoom
Gegadigden moeten den graad hebben van Docto-
randus in de economie en belangstelling bezitten voor
de economische, financieele en stedebouwkundige vraag-
stukken
van
de volkshüisvesting. Ervaring op di(‘ter-
rein strekt tot aanbeveling. – –
Sollicitaties op zegel te richten tot Burgemeester en
Wethouders van Rotterdam en in te zenden aan het –
Bureau Personeelvoorziening, kamer 331, Raadhuis,
binnen ik dagen na het verschijnen van dezen oproep,
onder No. 18.
N.V. Louis bobbelmann
Wczddinxveen
KOFFIE
THEE
N.V. ANKHÖRST’
TOUWFABR1EKEN
SNEEK TEL. 3041 3042
SPINNERIJ—TOUWSLAGERIJ
SEDERT 1803
1
HOOGOVENS
IJMUIDEN
De Koninklijke Nederlandsche Hoogovens en Staal-
fabrieken
N.V.
te Ijmuiden vraagt voor spoedige indienst-
treding
1
‘
CHEF
van de afd. Inkoop Grondstoffen.
Grondige kennis der moderne talen vereischt, eenlge corn-
mercieele ervaring gewencht. Leeftijd 28-38 jaar.
Sollicitaties, vergezeld van eei rcente paslolo. worden bitnen .8 dagen na plaatsing dezer
advertentie ingewacht bij de Sociale Afdeeling Blijenhoeve.
r.
.
Opdrachten voor adver-
Bedrijfsorganisatie vraagt voor spoedige in
tenties inzenden aan
diensttreding
t Advert.-admin. ,,E.-S.B.”,
Jong Mr in
de
Iléchten
postbus 42 – Schiedam
bij voorkeur met kennis van.het verzekerings-
wezen.
tritvoerige brieven met opave van ver-
langd salaris aan het Bureau van dit blad,
onder no. 886, postbus 42, Schiedam.
N.V. KONINKLIJKE
N E D E R L A N D S C H E
ZOUT IN D liST R IE
Boekelo Hengelo
ZOUTZIEDERIJ
Fabriek van:
zoutzuur, (alle kwaliteiten)
vloeibaar chloor
–
cbloorbkekloog
narronloog, caustic soda.
lulIllItlIllullul
F
is
A
ls 39e Publicatie van het
N. E. 1.
verschenen
Dr EL J. Witteveen
/
Bij het Ravônbodrhjt dor Gemeente Rottcrdain bestaat
gelegenheid tot plaatsing van ccii
–
ambtenaar voor
statistisch werk
in den rang van I-loofdcommies. De te benoemen amb-
tenââr mot volkômen met statistischen irbeid ver-
trouwd zijn, in staat zijn om gegevens critisch te be-
oordeelen, onderzoekingen op statistisch gebied in te
stellen en omtrent het resultaat daarvan te rapporteeren.
Salarisgrenzen (inclusief toelagen) gehuwden f 3678,75-
f5437,50, ongihuwden t 3455,59—t 5161,58.
S]licitaties op zegel te richten tot Burgemeester en
Wethouders van Rotterdam en in te zenden aan Bureau
Personeelvoorziening, kamer 331, Raadhuis, binnen tO
dagen na het verschijnen van dezen oproep, onder No. 6.
up
Loonshoogte
en werkgelegenheid
Prijs f 6
1
.-
(prijs voor leden en donateurs van het
N. E. 1. f 4,50)
Verkrijgbaar in den boekhandel en bij de uitgevers
De Erven F. Bohn N.V. – Haarlem
.411e correspondentie betreffende advertenties, gelieve U te richten aan Koninklijke Nederlandsche Boekdrukkerij H. A. M. Rozlants,
Lange Haven 141, Schiedam (Tel. 69300 toestel 6)
Druk Roelanis. Schiedan,