Ga direct naar de content

Jrg. 32, editie 1552

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: februari 5 1947

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

EconomischowStatistische

Be
,
richten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL. NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN
HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

32E
JAARGANG

WOENSDAG 5 FEBRUARI 1947

No.
1552

COMMISSIE VAN REDACTIE

H. W. Lambers; N. J. Polak; J. Tinbergen;

H. M. H. A. van der Valk; F. de Vries;

J. H. Lubbers (Redacteur-Secretaris).

Assistent-Redacteur: A. de Wit.

Adminisiratie: Pieter de Hoochstraat 5, Rotterdam (TV.).

Telefoon: Redactie 38040, Administratie 38340. Giro 8408.

Donateurs en leden van het Nederlandsch Economisch
Instituut ontvangen het blad gratis en genieten reductie

op de verdere publicaties.
Adreswijzigingen op te geven aan de administratie.

Alle correspondentie betreffende advertenties te richten

aan de Firma H. A. M. Roelants, Lange Haven 141,

Schiedam (Tel. 69300, toestel 6).

LNHOUD:

Blz
De

artikelen

van

deze

week

……..
103

Uit

buitenland.sche

bron

…………
103

Het

levensverzekeringsbedrijf

sedert

de

bevrijding

door
Mr. J. N. van Woerhom

………………
104

Het slot van de Londensche handelsconferentie door

A.

B.

Spee/cenbrink

……………………..
106

Het Centraal Economisch Plan en de landbouw door

Ir.

D.

Groenveld

……………………….
110

De landbouw- en voedselpolitiek van Groot-Brittan-

nië door
H. A. Rhee, M.A.

………………..
112

Aan t ee ken ing en:

Do bcvolkingsstructuur van

Berlijn

………………..
115

Internationale

notities:
}Iondelebosprcklngen tusschen Nederland en Ene1and
. . .
115
liet Engelsche bouwplan voor 1947

………………..
115
Do

voedsclsltuatio

…………………………….
110
Reconversle In Sovjet-Rusland

……………………
116

Geld-

en

kapitaalmarkt

……………………
116

Statistieken:
Bnnkstaten

………………………………….
117
Overzicht dor laatste vier verkorte halansen van De Neder-
landselie

Haiik

…………………………….
118
Tndcxcijîers van bonen volgens regelingen In Nederland
.
118
Werkloosheid

in

Nederland

………………………..

Besparingen van consumenten in (Ie Vereenigde Staten
. . . .

119
Stanil

van

‘s Rijks

Kas

…………………………
119
119

DEZER DAGEN

dood tij, de kentering tusschen protest en resignatie.
De Nederlandsche burgemeesters protesteerden, krachtig,
tegen de hooge centrale schutting, die om den wedçr-

opbouw is gezet. ,,Het blijft nu eenmaal, ook bij de on-

beperkte communicatiemogelijkheden van heden, een
waarheid, dat goed staatsbestuur het best kan worden
uitgeoefend in een betrekkelijk kleinen kring over een

niet overgroot gebied”, schreef Prof. J. Huizinga als één
conclusie in zijn laatste boek. De wollenstoffenindustrie
protesteerde, wat minder krachtig, tegen het -verwijt,

dat de stroom harer producten het publiek niet openlijk
ten goede kwam. In Indië gaan de protesten door, van
twee kanten. De Ned.-lndische Regeering stelde, ook een
vorm van protest, den uitvoer uit alle gebieden onder
contrôle. Men verwijt elkaar echter vooral, dat men nog

protesteeren moet. Evenmin van harte, doch met inzicht,
heeft het bestuur der Koninklijke Nederlandsche Jaarbeurs
er in berust, dat de voorjaarsbeurs moest worden uitge-
steld. En de Nederlandsche belegger? In elk geval heeft
hij berust; de conversie der Nec4erlandsche staatsschuld is
practisch in haar geheel aanvaard.

Verweer en berusting, ook in de internationale politiek.

De kleine door Duitschland ontredderde landen weren zich
en gaan voort hun rekeningen bij de groote mogendheden in te dienen. Doch, een nieuw geluid nog vÔôr de nieuwe
lente, uit Duitschland zelf klinkt daartegen reeds protest.
Plus ça change, plus ça reste la môme chose. Dit geldt
ook het nieuwe Fransche kabinet, dat zich onmiddellijk
vastlegde op de oude politiek t.a.v. Duitschland, federali-
satie van Duitschland en internationalisatie van den Ruhr.

0ff icieele berusting overheerschte ditmaal bij den
groote: de Vereenigde Staten legden zich, in protesteerende
woorden, voorloopig neer bij den uitslag der Poolsche ver-
kiezingen. Eveneens aanvaardden zij den negatieven uit-
slag van generaal Marshall’s pogingen in China: de be-
middeling wordt opgegeven, de Amerikaansche troepen
teruggetrokken. Een weinig ruimte door terugtreden
schiepen zij ook in den Veiligheidsraad, waar de atoom-contrôle en de ontwapeningsresolutie – die klem zaten in
den strijd om den voorrang – thans tegelijk kunnen worden
geïntroduceerd.

Ook Groot-Brittannië trok iets terug; geen militairen
echter. De Britsche non-combattante bewoners van Palesti-na worden in allerijl geëvacueerd. Hier is echter een onder-
stroom, die niets goeds voorspelt.

Niet elke teruggaande beweging is ten nadeele. De
prijsverlaging in de Vereenigde Staten is, zoolang men het
geen ,,recession” noemt, een voordeel. Flet inflatiegevaar is daar officieel voorbij verklaard. Hetzelfde is, officieus,
het geval in Indië, waar besloten is de overheidssalarissen
weder ten volle contant uit te betalen. Volgens het buiten-
land, is ook in Nederland het tij gekenterd. De gulden
stijgt op de zwarte wisselmarkt; de Regeering zette de
voorstellen tot prijsverlaging van de centrale adviescom-
missie voor de prijzen thans snel door. En, al druipt bij
de Willem Barendsz het vet niet van den ketel, de vrijwil-
lige terugkeer op Zondag van zeer velen, bij de mijnen
werkzaam, geeft, ook in natura, een stimulans.

t

:

‘:

‘:

••.

•’•

Ii

Schoenmakèr,
blijf bij je lëest!

In tijdpn van nood herstelt men zelf zijn
schoenen en voorziet de overheid ons

van het hoogstnoodige. In een normaal
geordende staat echter heeft ieder zijn

eigen taak. Daar blijft de schoenmaker
bij zijn leest. Daar worden deverzeke-
ringen gesloten door den verzekeraar en
niet door Staat of bedrijfsorganisarie. Het
vrije verzekeringsbedrijf is

vlot, coulant
èn.
. . goedkoop!

• Wilt U moer weten over bit vrije verzekeringsbedrsf,
vraag dan gratis brochure aan de Studierommissi,
uit bot Verzekering.rbedrjjf, Sjoortlaan 90, Den Haag

(EH VR11 VER1EKERINSBEDRI1F VOOR EEN VRIJ VOLK!

Ned.
Stichting
voor Moderne BeOrijfsadmini-
stratie en Organisatie, Amsterdam.

Schrift.’Lijke cursus
le Interne Bedrijfsorganisatie
2e Moderne Bedrijfsadministratie
Vraagt prospectus hij Secr. VIJGEIIDAM 2-6

AMSTERDOM

Dezer dagen verscheen:

MARKTONDERZOEK

door H. Th. Vreede

Gebonden f
9,50

*

Eerder versrheen van denzeilden schrijver:
Methodische Marktcontrôle

Gebonden
f 7,50

*

Verkrijgbaar in den Boekhandel en bij den Uitgever

J. MUUSSES

PURMEREND

a.•

. •nno
t720–‘

ankier .&

urantte-fHakctaar

3ottrrbam

‘.raben1jat, IDelft, ‘djiebam, V(aarbintn

mSterbam (alleen

urantIe)»
AMSTERDAMSCHE

• BANK N.V.

KAPITAAL. t 55.01(LOOD. RESERVES t

EERSTE NEDERLANDSCHE

Verzekering Mij. op het Leven en tegen Invaliditeit N V.
Gevest,gd te ‘s-Gravenhage

AOMINISTRATIEKANTOOR GORORECHT
.
BELLEVUESIRAAT 2, TELEFOON 5346

Personeel s- Pensioenverzekering
verschaft drecte fiscale besparing – atsçhrljving van toe-
koms,lge lasten – blijvende socu.le voldo.n,ng

Vreeqt U eens welgedocumenteerd advIes aan ons
BUREAU VOOR COLLECTIEVE CONTRACTEN

gîspen

culemborg
amsterdam
rotterdam

N.V. KONINKLIJKE

N E D E R L A N D
S C
H E

ZOUTINDUSTRIE

Boekelo
.
Hen gdo

ZOUTZIEDERIJ

Fabriek van:

zoutzuur, (alle kwaliteiten)

vloeibaar chloor

chloorbleekloog

nâtronloog, caustic soda.

1oninkIijke

iN ed erla ii dIi e

Buekdrukkerij

H.A.M. Roelants

Schiedam

Annonces, waarvan de tekst

S Maandags in ons bezit is, kunnen, plaatsruimte voorbehouden, in het nummer van
dezelfde week worden opgenomen.

Is
verschenen:

Het objett der bedrijfshushoudkunde

door Prof Th. Limperg Jr.

Prijs f1,50

Verkrijgbaar in den Boekhandel en bij den Uitgever

J. MUUSSES

PURMEREND

Uw Ioekomt is veilig

met een polis van de

Algem. Friesclie Levensverzekering-Mij

of de
Groot-NoordhoUandsche

LEEUWARDFN van 1845 AMSTERD&M
Burmaniahuis

v. Brienenhuis

5 Februari 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

103

DË ARTIKELEN VAN DEZE WEEK.

Mr. J. N.
van Woerkom,
Het
let.’ensterzekerings bedrijf

sedert de berjding.

Behalve als gevolg van de sinds Mei 1945 door de Over-
heid genomen monetaire, fiscale en juridische maatregelen

zag hit levensverzekeiingsbedrïjf zich voor problemen

geplaatst t.a.v. de beleggingen, de rente-opbrengsten, het
bijzondere sterfteverloop en de stijging der onkosten.

Wat de overheidsmaatregelen betreft, vroegen speciaal
het besluit Vijandelijk Vermogen, het besluit houdende

bijzondere voorzieningen inzake uitbetalingen door ver-
zekeringsinstellingen en spaarkassen, Rechtsherstel en

tenslotte de geldzuivering de aandacht der maatschappijen.
De onberedigende rente-opbrengsten noopten tot een

tweetal premieverhoogingen, terwijl ook algemeen de
tendèntie tot verhooging van de premiereserve waarneem-
baar is. De sterfte verloor langzamerhand haar abnormale

karakter. Daling van de ônkosten is voôrloopig niet te

verwachten. De gestadige stijging der productie vormt een symptoom

voor het vertrouwen, dat de maatschappijen de huidige

moeilijkheden zullen weten te overwinnen.

A. B. Speekcnbriiik,
Het slot yan de Londensche handels-

conferentie.

• O 8′ April ‘as. komt te Genève de Vqorbereidende
Commissie van de Conferentie der Vereenigde Naties over
I'{andel en Werkg’elegenheid voor de tweede maal bijeen.
• Met het oog hierop geeft dit’ artikel een, overzicht van

den inhoud van een drietal resoluties en van het Memoran-dum, opgenomen in het Londensche verslag van genoemde

Commissie. –
De kern van dit memorandum is, dat de a.s. onderhande-

lingen tusschen de leden van de Voorberejdende Commissie
gericht dienen te zijn oii een belangrijke verlaging van
tarieven èn het eliniineeren van tariefpreferenties. Met dit

doel voor oogen gaat het Memorandum in extenso in op

den opzet en.de
procedure van de komende besprekingen.

Ir. D.
Groenveld.
Het Centraal Economisch Plan en de

landbouw.

Een overzicht van de agrarische aspecten. van het Cen-

traal Economisch Plan 1947.
Na een definitie van het begrip ,,investeeringen in den

landbouw” wordën, voor de dooihet ,,Raamplan” bestreken

jaren, de totale consumptie, de bedragen, die voor de
consumptie van voedingsmiddelen zijfl begroot, en de

investeeringen in’ den agrarischen sector behandeld.
Volgens het Centraal Economisch Plan zal de bijdrage
van den agrarischen sector in het Nationaal Product in
1947 12 pCt. bedragen, tegen 14 pCt. in 1938.

R. A. Rhee, M.A.,
De landbouw- en Poedselpolitiek van

Groot-Brittannië. –

Terwijl het Vereenigd Koninkrijk v66rden oorlog voor

een groot deel afhankelijk was van den invoer van voedings-
middelen, onderging de binnenlandsche agrarische pro-
ductie tusschen 1939 en 1945 een sterke uitbreiding.
Na een schets van de beginselen, waardoor de Regee-

ring zich hierbij liet leiden, volgt, aan de hand.van cijfers
en schattingen, een overzicht van de stijging der

agra-

rische productie sinds 1939.
Vervolgens vord1y – in verband met de subsidies, die
in 1945 £ 365 millioen beliepen – de agrarische prijspoli-
tiek behandeld, die ,,assured narkets and guaranteed

prices” beoogt.

In verband met de onlangs ingediende ,,Agriculture
Bill” bestaat de mogelijkheid van een structuurverande-
ring in den Britschen landbouw, in den zin van grooter

efficiency en rationeeler productie.

UIT BUITENLANDSCHE BRON.’

Subsidies voor den aankoo van levensmiddelen in

Engeland bedroegen eind 1939, toen zij voor het eerst

werden gegeven, ‘ 1 millioen per week. De ,,Westminster

Bank Review” van Januari 1947 schat deze overheids-

uitgaven voor het belastingjaar 1946/1947 op £369 millioen.

Dit komt neer op £ 8 per hoofd van de bevolking, 3 shilling

per £ inkomstenbelasting en. drie vierde van het bedrag,

noodig voor de bekostiging van de nationale schuld van

meer dan £23000 millioen.

Bankvoorschoiten in Engeland bedroegen in 1929, naar
en becijfering van ,,The Investors’ Chronicle” van 1
Februari jl., 55 pCt. van de bankdeposito’s. Op het oogen-

blik is het pekentage, ondanks de stijging van de bank-
voorschotten in absoluten zin, gedaald tot 17. In 1929 was het iandeel van de Overheid in de bank-

voorschotten ongeveer 25 pCt., op het oogenblik 71 pCt. Gevolg: geringer rentabiliteit voor de banken.

Het nationaal inkomen
van de
Vereenigde Staten bedroeg,

volgens ,,The Economic Report of the President to the

Congress” van 8 Januari 1947,:
1929
t:
83,3 milliard dollars
1933 .: 42,
1939 : – 70,8
1942 : 122,2
1945 : 161,0
1

1946 : .164,0

;,

(schatting)

In deze bedragen zijn niet begrepen belastingefi en

afschrijvingen.

De Amerikaanscite graanexport zal in Maart a.s. 1,5
milliôen ton bedragen. In Januari was het cijfer 725.000

ton, in Februari .1 ,2 millioen ton, aldus de ,,Neue Zürcher
Zeitung” van 2 Februari jl.
Nederland zal van de Maartexport’en ontvangen 39.500
ton, België 31.000 ton, Oostenrijk 44.000 ton, Frankrijk 68.000 ton, Noorwegen 10.500 ton, Finland 18.500 ton,

Portugal 44.500 ton, Zwitserlafld 52.500 ton, 1-longarije

9.000 ton, Engeland 84.000 ton; de rest gaat naar de
bezettingszônes in Duitschland en Italië.

Italiaansche goudaankoopen tot een bedrag van $ 30

millioen, tegen den officieelen prijs van
S
35 per ounce,
schijnen, naar een correspondent van ,,The Times” op

26 Januari jl. uit Rome meldde, een van de resultaten
te zijn van de Gasperi’s’bezoek aan de Vereenigde Staten.
De betaling zal •plaatsvinden met Italiaansche dollar-
saldi. Levering: 11 Februari, één dag na dèonderteekening
van het vredesverdrag. Doel: stabilisatie van de lire, noodzakelijk voor de toelating tot het Internationale
Monetaire Fonds: De stabilisatie schijnt gekoppeld te
zullen worden aan een devaluatie en wel neerkomend op
25 pCt. t.o.v. het £ en 40 pCt. t.o.v. den S.

De herstelbetalingen van de eerste 5 landen, waarvan
de vredesverdragen op 10 Februari a.s. te arijs zullen
worden geteeknd, bedragen ‘volgens den officieelen tekst,

te Washington gepubliceerd:
Italië
…………
$ 360.00Q.000
Finland
… . …. $
300.000.000

Hongarije
……..
$ 300.000.000

Bulgarije ‘ .$ 70.000.000
Roemenië
………
$ 300.000.000

1arietonderhandeingcn zullen op den 8sten April a.s.
te Genève beginnen. ,,The Economist” van 25 Januari jl.
meldt, dat de Vereenigde Staten zullen aandringen op
afschaffing van ,de imperieele preferentie binnen het
Britsche gemeenebest. Daartegenover zullen de Vereenigde
Staten mogelijk bereid zijn tot 50 pCt. reductie op de
Amerikaansche tarieven.. De vraag .is, of dit’ door’ Enge-
land een voldoende compensatie zal worden gevonden.

– ,-

104

ECONOMISCH-STATISTISCHE BEÏICHTEN

5 Februari 1947

HET LEVENSVERZEKERINGSBEDRIJF

SEDERT DE BEVRIJDING.

,,De grondslagen van het levensverzekeringsbedrijf zijn
in hoofdzaak van drieërlei aard: ten eerste, een onder-

stelling over de in de toekomst te verwachten sterfte; ten

tweede, een onderstelling over de in de toekomst te kweeken

rente van beleggingen; ten derde, bepaalde onderstellingen

omtrent de onkosten aan de uitoefening van het bedrijf
inhaerent”.

Deze woorden, in 1922 door Prof. Dr. A. 0. Flolwerda
in zijn inaugurele rede gesproken, gelden thans, in 1947,

nog niet onverminderde kracht. De moeilijkh&den, ver-

bonden aan het beleggen van het beschikbare kapitaal,
de voortgezette daling van het renteniveau, de door en

tengevolge van wel zeer bijzondere omstandigheden ab

normaal toegenomen sterfte, de sterke stijging der on-

kosten, dit alles vormt dan ook wel het meest kenmerkende

in de wederwaardigheden van het lévensverzekeringsbe-
drijf sedert de bevrijding.

Doch daarbij is het niet gebleven: de herstelwetgeving
met haar besluit Vijandelijk Vermogen, waardoor dan

eindelijk het juridische en het feitelijke begrip ,,vijand”

elkaar dekten, het besluit Beperking Rechtsverkeer en
het besluit Flerstel Rechtsverkeer, om er maar enige te

noemen, de geldzuivering, deviezenmaatregelen, effec-tenregistratie, fiscale recherche en verdere na- oorlogse

fiscale maatregelen, hebben in meerdere of mindere mate
hun invloed doen gelden. Het zou uiteraard te ver voeren

om de aanrakingspunten van al deze maatregelen met het

levensverzekeringsbedrijf uitvoerig te bespreken,- of zelfs
maar volledig op te sommen. Volstaan moge worden met
die punten, welke, toegepast op het levensverzekerings-

bedrijf of de levensverzekering, een geheel eigen karakter

kregen. In dit verband zullen wij achtereenvolgens bezien:

le. de beëindiging der lopende verzekeringscontracten;
2e. het afsluiten van nieuwe verzekeringscontracten;
3e. het herstel in door de bezettingsautoriteiten onrecht
matig ontnomen rechten,

om daarna stil te staan bij het rentevraagstuk, de sterfte
en de onkosten.

De beëindigin’ der lopende oerzekeringscontracten.

De toepassing van het besluit Vijaridelijk Vermogen
(E 133) braclt veel administratieve beslommeringen. On
derscheid moest worden gemaakt tussen vijandelijke

onderdanen – eneizijds en de ,,personen als bedoeld in art.
6 lid 1″, welke wij gemakshalve zullen aanduiden met
,,politieke delinquenten”, anderzijds. De aan vijandelijke
onderdanen toebehorende polissen zijn ingevolge art. 3

van het besluit, evenals de aan hen opgekomen uitkeringen,
van rechtswege in eigendom op de Staat overgegaan. Het
aan de tweede categorie toebehorende vermogén staat van
rêchtswege onder beheer (art. 10), terwijl in verband met

art. 7 sub b van het Tribunaalbesluit alle uitkeringen
krachtens polissen, op het leven van een politieken delin-
quent gesloten, eveneens geacht moeten worden onder beheer te staan, ook indien deze uitkering moet plaats-
vinden aan een nie.t-politieken delinquent. De gedupeerde

kan zich echter tot den beheerder of het Beheersinstituut
wenden met verzoek zich uit de uitkering te mogen vol-
doen. Van de maatschappijen wordt geen verdere onder-
zoekplicht geëist, indien zij zich in het bezit bevinden van
een verklaring van den begunstigde of den verzekering-

nemer, dat de bepalingen van het besluit Vijandelijk Ver-
mogen niet op hem van toepassing zijn
Daarnaast geldt de beperking, neergelegd in het besluit
van 5 Juli 1945, houdende bijzondere voorzieningen inzake
uitbetalingen door verzekeringsinstellingen en spaarkassen
(F 120), betrekking hebbende op polissen, waarop in het
tijdvak van 10 Mei 1940 tot21 Juli 1945 een bedrag in-
eens van f500 of -meer isgestort. Behoudens speciaal aan
te vragen vergunning bij de Verzekeringskamer mogen
deze Rolissen, voorzover het kap!aalverzekeringen be-
treft, niet worden uitgekeerd, afgekocht of beleend, en,

voorzover het lijfrente- of pensioenverzekeringen betreft,
wèl worden uitgekeerd, doch niet worden afgekocht of
beleend.

Tenslotte moge de geldzuivering worden genoemd:
van de op de fatale datum – 26 September 1945 – be-

staande polissen is in het kort gezegd 25 pCt. van de re-

servewaarde per die datum ,,vrij”, zodat in geval van uit-

kering in vrij geld mag worden uitbetaald bet verschil

tussen verzekerd bedrag en reservewaarde per 26 Septem-

ber 1945 èn de genoemde 25 pCt., met een minimum van

f 1.000. Lijfrenten, pensioenen en alle andere periodieke
uitkeringen kunnen ge
j
eel in vrij geld worden betaald, terwijl bij belening en afkoop het bedrag, waarmee de

reservewaarde na 26 September 1945 is gestegen, ,,vrij” is.
– Een moeilijkheid doet zich voor, indien in geval van

uitkering bij overlijden het bewijs van overlijden niet door

genoegzame officiële papieren kan worden geleverd. De
wettelijke bepalingen omtrent het vermoedelijk overlijden

blijken in de huidige omstandigheden onvoldoende te zijn:

Naar het schijnt is thans een wetsontwerp in voorbereiding,

waardoor een definitieve en ruimere regeling op dit gebied
tot stand zal komen. In veld gevallen biedt art. 62 B.W.

uitkomst; men kan zich op grond-vanartikel 62, jo. de
ârtikelen 70 t/m 72, tot de Rechtbank wenden, met het

verzoek te gelasten, dat de ambtenaar van de Burgerlijke

Stand het overlijden in- de overlijdensregisters inschrijft.
De Rechtbank te Den haag heeft dd. 16 October 1945

bepaald, dat art. 62 B.W. ook van t6epassing is, indien
geen acte, bijv. bij overlijden in een concentratiekamp, is opgemaakt. Het Hof te Arnhem deed dd. 30 Januari 1946 een soortgelijke uitspraak.

Het afsluiten Qan nieuwe Qerzekeringscontracten

De moeilijkheden, welke de eerste tijd sinds de bevrij-
ding voor zo velen opleverde; het feit,dat in ovele gezinnen

de uitgaven vaak de inkomsten overtroffen, heeft de.
productiemogelijkheden van het levensverzekeringsbedrijf

niet- beïnvloed. Het acquisitieapparaat liep uiteraard niet
direct op volle toeren, doch toen verschillende belemmerin-
gen allengs wegvielen, bleek, dat de verzekeringslust bij
het Nederlandse publiek eer was gestegen dan gedaald.
De aankondiging van een noodzakelijk geworden premie-
verhoging gaf vele twijfelaas een duw in de goede Fich-
ting. Doch van een daling na de doorvoering van deze

verhoging kan moeilijk worden gesproken. Het zou onjuist
zijn deze opmerkelijke productie voQr een groot deel toe
te schrijven aan .de ongetwijfeld vele ,,profiteurs”. De
wisselvalligheden van het menselijk lot, in oorlogstijd zo
duidelijk aan het licht getreden, hebben velen aan het
denken gezet en hun de overtuiging bijgebracht, dat het
bezit ener levensverzekering noodzakelijk is.
Nog zijn alle productiecijfers over 1945 niet bekend,

evenmin als die over 1946. Dat deze overigens een kentering
zouden te zien geven, mag met grond worden ontkend.
Een bijzonderheid bij het sluiten van nieuwe verzekerin-
gen was, dat vobr koopsommen onder bepaalde voorwaar-

den geput kon worden uit geblokkeerd tegoed. Dé op deze
wijze tot stand gekomen polissen bleven evenwel in de
geblokkeerde sfeer Alleen lijfrnte-uitkeringen kunnen in
vrij geld geschieden, mits de rente niet ingaat v66r de
60ste verjaardag van den begunstigde en door een en de-
zelfde persoon niet meer-werd verzekerd dan f3.000 per jaar rente.

Het herstel in door de bezettingsautoriteiten onrechtmatig
ôntnomen rechten. –

1-let staat wel vast, dat, naast de Indische bevolkings-
groep, van het door de oorlog toegebrachte leed de Joodse
bévolkingsgroep procentueel het grootste deel heeft moeten
dragen. Op het gebied van de
levensverzekerinS
kwam dit het duidelijkst tot uitdrukking, toen bij Verordening van

5
Februari 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

105

11 Juni 1948 werd bepaald, dat alle aan Joodse eigenaren

toebehorende verzekeringen per 30 Juni 1943 als ge-

eindigd moesten worden beschouwd en de afkoopwaarde,

resp. j pCt. van de reservewaarde, aan den bezetter moest
worden uitgekeerd.

Het is begrijpelijk, dat de op déze wijze gedupeerden

thans trachten herstel van hun rechten te verkrijgen. Het
zonder meer van kracht verklaren van hun vervallen ver-

zekeringen brengt 6chter mede, dat een gedeelte der aan

de Joodse bevolkingsgroep toegebrachte schade wordt

afgewenteld op het levensverzekeringsbedrijf. De maat-

schappijen hebben zich op het standpunt gesteld, dat de
hier bedoelde schade niet op zich zelf staat en bezien moet
worden in het geheel der tijdens de oorlog toegebrachte

schaden. Zij menen, dat een bevredigende oplossing slechts

dan kan worden gevonden, indien een regeling wordt ge
;

troffen, welke enerzijds aan de redelijke aanspraken van
hun Joodse polishouders tegemoetkomt, anderzijds -ook

aan de maatschappijen recht laat wedervaren. Dit betekent

echter niet, dat de maatschappijen niet bereid zouden

zijn, hunnerzijds offers te brengen. Op voorstel van de

Bedrijfsgroep is een regeling getr,offen, welke het mogelijk
maakt de aan teruggekeerde Joodse verzekerden behoren-
de polissen, met inachtneming van het aan Lippmann
uitbetaalde bedrag, .te heistellen. Dat deze regeling voor
de maatschappijen voordelig zou zijn, zoals wel eens is
beweerd, is stellig niet juist. Van deze mogelijkheid is
overigens slechts een gering gebruik, gemaakt, waarbij
enige bekend geworden uitspraken van de afdeling Recht-

spraakvan de Raad voor het Rechtsherstel ongetwijfeld
van invloed zijn gew’eest. –
Wij willen het vertrouwen, hetwelk Un der maatschap-
pijen in haar jaarverslag tot uitdrukking brengt, tot het
‘onze maken: ,,dat op dit punt voor alle hierbij betrokken
partijen een redelijke en economisch verantwoorde oplos-
sing zal worden gevonden”.

Bezien wij thans de factoren, welke hun invloed hebben

doen gelden op de drie grondslagen, waarop het levens-
verzekeringsbedrijf rust: de rente,. de sterfte en de on-
kosten.

De rente.

Vrijwel alle tot dusver gepubliceerde jaarverslagen ovr
het jaar 1945 -.– over 1946 zijnï uiteraard nog geen gegevens
gepubliceerd – spreken van de moeilijkheden, welke de
maatschappijen bij het beleggen van de haar toevertrouwde
gelden ondervinden. De aankoop van éffecten weid be-

lemmerd door de ook na de bevrijding voortdurende beurs-
sluiting; voor de’ aankoop van vaste goederen waren de
voorwaarden niet gunstig, hypotheekverstrekkingen wer-
den weinig gevraagd. Geen wonder, dat het in schatkist-
papier belegd bedrag een belangrijke stijging te zien gaf.

Daarbij komt – de lezers van dit blad zullen het ook zonder
uitvoerige documentatie aanvaarden – de voortdurende
en geforceerde daling van het rentepeil. 1-let is duidelijk, dat dit alles zijn invloed op het levens-
verzekeringsbedrijf niet miste en dë maatschappijen dwong
maatregelen te nemen. In de eerste plaats heeft dit geleid
tot een tweetal premieverhogingen. Voldoende is deze maatregel echter niet, immers, de verhogingen hebben
alleen voor de toekomst effect en hebben geen invloed
op de bestaande portefeuille. Aangezien vrijwel het gehele
jaar 1945 nog mët
4
de lage premies ,,gewerkt” is, kun-

nen, de over 1945 gepubliceerde cijfers aantonen, of
ook ten aanzien van deze bestaande portefeuille maat-, regelen moeten worden genomen. Bezien wij de in dat
jaar gemiddeld gekweekte rente, dan blijkt deze over de
gehele linie beneden de 3.pCt. te liggen. Het is duidelijk,
dat de maatschappijen niet verantwoord zijn, hun ver-
plichtingen op lange termijn te blijven waarderèn naar
een geiiiiddelde rente, die om en nabij het genoemde per-centage ligt. Mên treft dan ook algemeen de als noodzaak

gevoelde tendens aan, de premiereserve – ‘di. het op wis-
kundige berekeningen gegronde bedrag, dat een levens-

verzekeringmaatschappij beschikbaar behoort te hebben
om in de toekomst haar verplichtingen te kunnen nakomen

te verhogen. Immers, wanneer men minder rente kweekt

moet de hoofdsom worden verhoogd om tot hetzelfde

bedrag’aan te groeien. Dit is uiteraard.een moeilijk pro-

bleem. Uit de tot dusver verschenen jaarverslagen blijkt,

dat vérschillende maatschappijén over voldoendeextra-
reserves beschikken om de vereiste verhoging tot stand
te kunnen brengen.

Mag men het levensverzekeringsbedrijf verwijten, dat
het in de achter ons liggende jaren een minder juiste
premiepolitiek heeft gevoerd? Het is bekend, dat de mi-

nistér van Financiën in de Tweede Kamer heeft betoogd,
en zulks onder verwijzing naar het buitenland, dat de Ne-

derlandse levensverzekeringmaatschappijen te lage pre-
mies hebben berekend en zelfs thans nogwellicht met hun

verhoging niet ver genoeg zijn gegaan. Dit verwijt is be-
streden dqor ‘s Ministers partijgenoot, den heer I’Iofstra,

en zijn woorden zijn belangwekkend genoeg om ze hier
weer te geven:

,,Ik geloof, dat deze voorbeelden (uit het buitenland)
niet opgaan, omdat, voorzover mijn kennis strekt, een
groot gedeelte va’n deze verschillen een gevolg is van de
belastingheffing in andere landen. Met name in Enge-
land is het zo, dat men ook over de toevoegingen aan

de premiereserve belasting betaalt, terwijl deze hier
vrij van belasting zijn. Vermoedelijk is in verschillende
andere landen hetzelfde het geval. Dat is de reden, waar-
om men in het buitenland veelal moet rekenen met een

,,netto-rendement” na aftrek van de belasting, terwijl
men hier te lande het bruto-rendement hij zijn beschou-
wingen in rekening kan brengen. Overigens.: wanneer
-de rentestand zich in ons land steeds heeft bewogen

tussen de 3j en 6 pCt., kan een tarievenpolitiek, die
gebaseerd is op een rente-ontvangst van het laagste
percentage, zeker niet onvoorziclitig genoemd worden”.
Niettemin wordt de noodzaak der herwaardering door
de wôorden van den Minister nog eens extra onderstreept.-

De éterf te.

Over de gehele linie blijkt het aantal sterfgevallen in
1945 sterk te zijn toegenomen, waardoor het bedrag aan
uitkeringen tengevolge van overlijden uitbetaald aan-

merkelijk is gestegen. In tegenstelling tot andere jaren
werd geconstateerd, dat het ,,sterfteverloop” voor de
maatschappijen zeer ongunstig was, daar hetaantal sterf-‘

gevallen onder die verzekerden, wier overlijden de maat-
schappijen een voordeel oplevrt, minder sterk toenam dan onder die, wier overlijden juist nadelig is. Tal van
oorzaken zijn daarvoor aan te wijzen; zo het grote aantal
sterfgevallen onder de jongeren, juist in de laatste maan-
den der bezetting, de sterk verminderde gezondheidstbe-stand. Daarbij kwam, dat verschillende sterfgevallen, die
v65r 1945 hadden plaatsgevonden, eerst in dat jaar werden
aangemeld. Aangenomen mag worden, dat in 1945 nog niet
alle oorlogssterfgevallen ter kennis van de maatschappijen zijn gebracht, en zeker zal dit het geval zijn met die, welke
in Indië plaatsvonden, zodat het jaar 1946 ook op dit

punt nog sterk onder de invloed van de oorlog zal blijken
te hebben gestaan.
In verschillende gevallen bleek de waargenomen sterfte
uit te komen boven de berekende. Het is echter de vraag,
of hierin aanleiding zal zijn gelegen de grondslagen, waarop
de sterfte is berekend te herzien. De gezondheidstoestand in ons land beweegt zich reeds weer in stijgende lijn, het-
geen zijn invloed op de levensduur niet zal missen. De be-
vering, dat het levensverzekeningsbedrijf bij de sterfte-berekening nog steeds aan de veilige kant is, lijkt niet te
boud.

Het is bekend; dat het levensverzekeringsbedrijf zijn
berekeningen pleegt te baseren op wat men normale sterf-

106

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

5 Februari 1947

gevallen zou kunnen noemen en
zich
in de polisvoor-

waarden dekt tegen mogelijke catastrophes. Zo treft men

in bijna alle voorwaarden bepalingen aan voor de gevallen

van overlijden tijdens een oorlog. Tot omstreeks 1939

was de regeling in het algemeen zo, dat ,,burgers” in geval

van oorlog volledig, ,,militairen” vrijwel in het geheel niet

waren gedekt, met dien verstande, dat in geval van sneuve-

len de reservewaarde werd uitgekeerd. Niettemin kon tea

aanzien van de in de Meidagen gesneuvelden de volle 100

pCt. worden uitbetaald. Sedertdien is evenwel door de

meeste Nederlandse maatschappijen een regeling in de

polisvoorwaarden opgenomen, waarbij het onderscheid

tussen burgers en militairen wegviel. Volgens de bepalingen

an deze regeling – de zgn. 90 pCt. clausule – zijii van

15 September 1944 af – de datum, waarop de Verzekerings-

kamer vaststelde, dat een actieve oorlogstoestand was

ingetreden – van alle polissen, waarop deze regeling van

kracht was, de verzekerde bedragen tot 90 pCt. geredu-

ceerd. De maatschappijen hadden zich echter tevens ver-

bonden binnen een bepaalde tijd na het beëindigen van de

oorlog te bezien, of dit kortingspercentage van 10 pCt.
niet zou kunnen worden ingekrompen. Door verschillende

oorzaken is echter binnen dit tijdsbestek het definitieve

kortingspercentage nog niet vastgesteld kunnen worden.

Wel is bekend gemaakt, dat de korting naak alle waar-

schijnlijkheid bij geen der maatschappijen meer dan 3 pCt. bedraagt.
De onkosten.

1-let zal niemand verbazen, dat ook de onkosten in het

levensverzekeringsbedrijf een aanmerkelijke stijging heb-
ben vertoond.
De aanzienlijke uitbreiding van werkzaamheden, welke

de voortschrijdende overheidsbemoeiing medebracht, nood-
zaakte de maatschappijen meer personeel in diens€ te

nemen. Dit, alsmede de toenemende duurte, en de verbete-
ring van de sociale positie van het personeel, hebben het

onkostenpercentage belangrijkdoen stijgen. Met een daling

in de toekomst mag nog geen rekening worden gehouden.

De vraag dient gesteld, of de gegevens uithet verleden,
de onkosten betreffende, hun bruikbaarheid voor het heden

nog wel hebben behouden.

Overigens kan hierbij nog worden opgemerkt, dat die
maatschappijen, die t.a.v. de onkosten de zgn. netto-
methode toepassen, voor de doorlopende onkosten meer
overhoüden dan bij enige andere methode, omdat bij de

zgn. netto-methode de gemaakte eerste onkosten terstond
geheel worden afgeschreven. Zij hebben dus ook in de voor
oudere verzekeringen te ontvangen premiën nog enige’

ruimte om de geschetste’stijging op te vangen.

Wij hebben in het bovenstaande getracht een overzicht
te geven van de ontwikkeling van het levensverzekerings-bedrijf sedert de bevrijding. Volledigheid kon niet worden

betracht; zo bleven de Indische levensverzekeringskwes-
ties, hoe belangwekkend op zichzelf ook, onbesproken.
De invloed hiervan op het bedrijf hier te lande kan nog niet
voldoende worden gepeild.
Onze conclusie kan geen andere zijn, dan dat de moeilijk-
heden voor het levensverzekeringsbedrijf sinds de ievrij-
ding in hoge mate zijn toegenomen. Catastrophes, als zich
na de vorige oorlog voordeden, zijn gelukkig uitgebleven en
de verwachting is gewettigd, dat het bedrijf voldoende
kracht bezit om de tegenwoordige en toekomstige
moeilijkheden het hoofd te kunnen bieden. Dat daaraan
ook in brede kringen, niet wordt getwijfeld, bewijst de
steeds toenemende productie.

Mr. J. N. VAN WOERKOi

HET’ SLOT VAN
DE LONDENSCHE HANDELSCONFERENTÏE.

De voornaamste resultaten van de eerste serie ver-

gaderingen te Londen yan de Voorbereidende Commis-

sie van de Conferentie der Vereenigde Naties over Handel

en Werkgelegenheid zijn reeds in dit blad bespro-
ken.’) Het inmiddels verschenen
y
V
erslag van de Corn-
missie
2)
bevat nog een aantal bijlagen, waar-

onder eenige resoluties alsmede een nieuw concept-hand-
vest voor een Internationale Handelsorganisatie en het,

in het vorige artikel reeds genoemde, Memorandum over

den opzet en de procedure van de aanstaande onderhande-

lingen te Genève betreffende een multilaterale verlaging

van invoerrechten en vermindering c.q. eliminatie van

preferenties. Op enkele dezer resoluties en in bijzonder op

het Memorandum moge thans nader worden ingegaan.

Resolutie betreffende industrieele ontwikkeling.

In deze resolutie wÉrdt de Secretaris der Voorbereidende

Commissie uitgenoodigd om de aandacht van den Econo-
mischen en Socialen Raad (van de Vereenigde Naties) te

vestigen op dat gedeelte van het rapport der Commissie,

dat betrekking heeft op de mogelijke vervulling door de
Internationale Hafidelsorganisatie van functies met be-

trekking tot de industrieele ontwikkeling (van op dit ge-

bied achterstaande landen) en aan genoemden Raad te

vragen om vôÔr het begin van de tweede serie vergade-
ringen te Genève terzake nadere richtlijnen te geven.

Resolutie betreffende consultatie tusschen Regeeringei en
eQentueele actie betreffende goedereiiproblemen, ,000rdat de –
Internationale Handelsorganisatie zal zijn opgericht.

Deze bevat in de eerste plaats een aanbeveling, dat,
wanneer consultatie tusschen en/of actie door de Regee-

ringen noodig is, voordat de Internationale Handelsorgani-
satie in werking is getreden, .de betrokken Regeeringen als
richtlijn zullen nemen het betreffende hoofdstuk van het
herziene concept-handvest. –

Verde,r wordt dan het verzoek gedaan aan den Secre-

taris-Generaal van de Vereenigde Naties om, in afwachting

van de oprichting van de Intérnationale Handelsorgani-
satie, een interim-coördinatie-commissie voor internatio-nale goederenregelingen in te stellen. Deze interim-com-
missie zal dienen te bestaan uit den secretaris van de

Voorbereidende Commissie (als voorzitter) alsmede een
vertegenwoordiger van de ,,Food and Agriculture Orga-
nization (F.A.O.)”, die zich met de agrarische primaire

producten zal moeten bezighouden, en een lid, uit te zoöken
door den Secretaris-Generaal voornoemd, die de niet-
agrarische primaire producten
zal
moeten behandelen.
Zij zal op de hoogte moeten worden gehouden van de activi-
teiten der Regeeringen op dit gebied en.met daartoe ge-
schikte middelen hierbij moeten assisteeren.
Met deze resolutie wordt derhalve beoogd van den
aanvang af de noodige coördinatie, met name met de
F.A.O., tot stand te brengen, terwijl men rekening houdt
met de mogelijkheid, dat ten aanzien van bepaalde pro-
ducten vÔôr de oprichting en het in werking treden .van de
Internationale Handelsorganisatie de marktpositie reeds

zoodanig slechter kan zijn geworden, dat intergouverne-
menteele consultatie en/of actie noodig wordt.

Resolutie betreffende het tot stand br.n gen tan een multi-
laterale handelsoQereenkomst, waarin concessies inzake in-
ooerrechten e.d. zijn op genomen.

Deze resolutie is de eenige, ten aanzien waarvan de

betrokken Regeeringen zich vÔÔr 8 April a.s. (begin der
conferentie te Genève) zullen moeten uitspreken. Zij gaat,

Zi?’;,De Londensche handelsconferentie” door A.
B.
Speeken-
brink in ,,E.-S.B.” van 24
December
1946,
blz.
867.
‘) ,,Report of the first session of the Preparatory Committee of
the United Nations Conference
on
Trade and Employment”, London,
October
1946. –

5 Februari 1947

ECONOMISCH- STATISTISCHE BERICHTEN

107

conform den Amerikaanschen opzet, ervan uit, dat de taak

van de t.z.t. bijeen te roepen Internationale Conferentie

over Handel en Werkgelegenheid zal worden vergemakke-
lijkt, wanneer tevoren concrete stappen zijn gedaan door

de voornaamste handeidrijvende landen der wereld in de
richting van een belangrijke verlaging van invoerrechten
en een eliminatie van preferenties.
Aan de betrokken Regeeringen, die dus in de Voor-

bereidende Commissie zijn vertegenwoordigd, wordt de

aanbeveling gedaan, dat de conferentie, welke oorspronke-

lijk voor dat doel door de Vereenigde Staten was bijeen-

geroepen en waarvoor de Regeeringen de Amerikaansche
uitnoodiging ,hebben aanvaard, nu zal worden gehouden
onder het patronaat van de Voorbereidende Commissie
en als een onderdeel van haar tweede bijeenkomst in April

a.s. Aanbevolen wordt verder, dat het ontworpen Memo-
randum over den opzet en de procedure van de betreffende

onderhandelingen (dat hierna zal worden behandeld) als basis voor deze multilaterale negotiaties zal dienèn.

De betrokken Regeeringen worden uitgenoodigd hun

zienswijze terzake aan den secretaris van de Voorbereidende
Commissie kenbaar te maken. Hierbij komt het dus vooral

aan op het hierboven genoemde stuk, t.w, het

Memorandum over de onderhandelingen inzake een multi-
laterale handelsotereenkomst.

Uitgangspunt is, dat, zooals nader is uitgewerkt in artikel
24 van het nieuwe ontwerp-handvest (voordien artikel 18
van het Amerikaai’ische ntwerp), het ,,an ultimate
objective” van het handvest uitmaakt ,,to bring aboüt
the substantial reduction of tariffs and the elimination of tariff preferences”
3),
zoodat de as. onderhandelingen

tusschen de leden van de Voorbereidende Commissie”hier-
op gericht dienen te zijn en iedere poging zal moeten worden
gedaan om hierbij zooveel voortgang te maken als in de
omstandigheden bereikbaar is ,,having regard to the
provisions of the Charter as a whole”.
Met deze laatste woorden wordt dus het verband gelegd
met de andere doeleinden van ‘het ontwerp-handvest.
Hierbij gaat men ervan uit, dat de landen slechts bereid

zullen zijn zich ten aanzien van de versôhillende onder-

deelen ervan te binden, indien inderdaad een belangrijke stap voorwaarts wordt gedaan in de richting van een ver-
mindering van de handelsbelemmeringen op tariefgebied, terwijl omgekeerd een aantal landen groot bezwaar zullen
hebben hun invoerrechten en/of preferenties te verlagen,
– indien niet vast staat, dat onder leiding van een lichaam
als de gedachte Internationale Handelsorganisatie een
doelbewuste internationaal gecoördineerde economische
politiek wordt gevoerd.
In de Sectie C wordt dah ingegaan op het algemeene
karakter van de aanstaande onderhandelingen en in de
eerste plaats de nadruk erop gelegd, dat deze zullen moeten
zijn ,,on a
reciprocal and
mutually ad9antageous
basis”. Met andere wodrden: van geen enkel land wordt verwacht,
dat het unilateraal concessies zal doen of dat het offers
zal brengen, waartegenover geen gelijkwaardige tegen-
• prestaties van andere landen staan.
Verder zullen de onderhandelingen moeteh worden
gevoerd op een ,,selective product-by-product basis”, waar-
door voldoende gelegenheid wordt geschapen om de om-
standighden ten aanzien van ieder product of groep van
producten, waarvoor een concessie wordt overwogen, in
de beschouwing te I’etrekken. Deze concessie kan, naar ge-

lang van de omstandigheden, bestaan uit een consolidatie
of een verlaging van het betrokken invoerrecht, terwijl een
eventiieele verlaging groot of klein kan zijn. Op deze wijze

• hoopt men – met een belangrijke verlaging van invoer-
rechten als algemeene doelstelling – voldoende flexibili-teit. hij de onderhândelingen te verkrijgen en zoodoende

) Vanwege bct.belang dr betretfendè bepalingen zal, waar
noodig, de Engelsche tekst worden geciteei’d.

rekening te kunnen houden met de behoeften van bepaalde

landen c.q. industrieën.
Hetzeifdé geldt voor tariefpreferenties en marges bij
den statshandel, ten aanzien waarvan de landen, die

dergelijke systemen kennen, derhalve bereid moetn zijn
deze ook in de onderhandelingen te betrekken.
‘De volgende Sectie geeft, dan de hoofdregels, welke bij

deze onderhandelingen zullen moeten worden gevolgd.

In het kort zijn deze reeds vermeld in eenvorig artikel ‘);

wegens het belang ervan worden zij echter onderstaand in

extenso in den Engelschen tekst weergegeven:
.,Prior International commitments shall not be per-
mitted to stand in the way of negotiations with respect
to tariff preferences, it being understood that action
resulting from such negotiations shall not require the

modification of existing international obligations eZcept by

agreernent between the contracting partiesor, failing that,
by termination of such obligations in accordance with

their terms”.

,,All negotiated reductions in most-favoured-nation

import tariffs shall operate automatically to reduce or

eliminate margins of preference”.

,,The binding or consôlidation of low tariffs or of
tariff-free treatment shali in principle be recognized as a
concession equivaleiit in value to the substantial reduction
of high .tariffs or the elimination of tariff preferences”.’

In het nieuwe ontwerp-handvest vindt men deze be-
palingen in artikel 24; paragraaf 1. Van groot belang is
verder het bepaalde in artikel 18 van dit ontwerp, dat van
de meestbegunstiging zijn uitgezonderd de preferenties
,,which do not exceed the preferences remaining after.
negotiations”. Dit beteekent derhalve de consolidatie van
eventueel nog resteerende preferentieele marges, hetgeen
echter anderzijds weer niet inhoudt, dat het betrokken
land mag weigeren in een later stadium over een verdere
verlaging en uiteindelijke opheffing van deze preferentie
te geraken. Op dit laatste blijftimmers – met name bij
de Vereenigde Statén – het streven in sterke mate gericht.
Tevens is in genoemd artikel bepaald, dat verlagingen
van het algemeene tarief van invoerrechten voor de be-
trokken producten en landen ,,shall operate automatically

to reduce or eliminate margins of preference”. De term
• ,,operate automatically” behoeft eenige nadere toelichting,
welke het beste in den vorm van een cijfervoorbeeld kan
worden gegeven.
Stel, dat Engeland voor een bepaald product een invoer-
recht van 40 pCt. heeft, doch uit hoofde van de Ottawa:
overeenkomsten aan’ andere landen van het Britsche Ge-
meenebest een preferentieel invoerrecht van 30 pCt.
toekent. De preferentieele marge ‘is derhalve 10 pCt.
Wanneer nu Engeland in de komende onderhandelingen
met bijv. de Vereenigde Staten en verlaging van het
normale invoerrecht tot 32 pCt. zou toestaan, zou inge-
volge de meestbegunstigingsclausule deze verlaging zich
ook uitstrekken tot de andere deelnemimde landen, ook
al hebben deze over dit speciale invoerrecht niet met
Engeland onderhandeld. Wel zullén deze landen uiteraard

ten aanzien van de invoerrechten op andere producten
in het algemeene kader der onderhandelingen voldoènde
tegenprestaties moeten verrichten. Met deze verlaging
tot 32 pCt. van het algemeene tarief voor het betreffende
product is dan echter automatisch de prefereritieele marge
tot 2 pCt. teruggebracht, aangezien het bij den bestaandèn
opzet niet geoorloofd zal zijn, dat Engeland aân zijn
Ottawa-partners een verlaging van het preferentieele recht toestaat zonder dat tegelijkertijd het algemeene
invoerrecht eenzelfde verlaging ondergaat. Mocht het algemeene recht een verlaging tot 30 pCt. ondergaan,
dan zou hiermede automatisch de preferentie zijn ge-
elimineerd.

Het behoeft geenbetoog,’ dat deze, wegens zijn eenvoud

‘)
Zie
,,E.-S.B.” van 26 December
1946,
tap. blz. 869, le kolom.

108

ECONOMISCH.STATISTISCHE BERICHTEN

5 Febrüari
1947

aantrekkelijke opzet voor het Britsche Gemeenebest,

ook uit politiek oogpunt, belangrijke consequenties in-

hQudt. Op de conferentie te Londen is dan ook4iog uit-

voerig over dit punt gesproken. De Amerikaansclie dele-

gatie heeft echter aan deze clausule uit het Amerikaansche
ontwerp-handvest, welke ook voorkwam in de oorspronke-

lijke ,,Proposals”; vastgehouden. Zij stond hier sterk,

omdat bij liet verkrijgen van de groote Amerikaansche

leening de Britsche Regeering zich in principe bij de Pro-

,posals” had aangesloten. Een drietal leden van het Britsche

Gemeenebest heeft echter dienaangaande een reserve ge-

maakt en te kennen gegeven, dat zij aan afzonderlijke

onderhandelingen over verlaging van preferenties, naast

die over verlagiug van invoerrechten, de voorkeur gaven,

hierbij tot uitdriikking brengend, dat ook liuns inziens

de preferentieele marge lager zal moeten zijn dan zij

tvoren was. Of deze dominions hun bezwaren handhaven,

zal moeten blijken uit het antwoord, dat zij geven op de
bovenbehandelde aanbeveling aan de betrokken Regee-

ringen inzake het accepteeren van het Memorandum als

grondslag voor de multilaterale onderhandelingen.
Genoemde consequenties maken echter begrijpelijk de
bij herhaling verkondigde Engelsche opvatting, dat men

het preferentieele systeem slechts zal afzakken en even-

tueel opheffen, indien hiertegenover, met name van

Amerikaanschen kant, minstens even belangrijke tegen-

prestaties komen te staan. Deze ‘opvatting wordt uiter-

aard door de dominions gedeeld, al is dé positie der

diverse landen van het Britsche Gemeenebest verschil-

lend; men vergelijke bijv. Canada met Australië en Nieuw-

Zeeland.

De betreffende Sectie van het Memorandum bevat nog
een aantal andere belangrijke aanvullende bepalingen.
Deze worden voorafgegaan door de aanbevèling, dat de

landen v66r den aanvang der onderhandelingen geen
nieuwe maatregelen op het gebied van invoerrechten en
preferenties nemen, welke het succes van de onderhande-

lingen zouden kunnen prejudicieeren. en ook op andere

wijze (bijv. door middel van andere beperkende maat-

regelen) niet zullen trachten hun onderhanddlingspositïe
te verbeteren. Men wil dus zooveel mogelijk uitgaan van

den status quo. Men erkent echter de mogelijkheid om

veranderingen aan te brengen in den vorm van de tarieven
dan wel vroegere specifieke rechten om te zetten in ad
valorem rechten en daarbij rekening te houden met even-

tueele plaatsgevonden devaluaties. Zoolang het bescher-

monde karakter van het.tarief er niet door wordt vergroot,
rekening houdend met een normale periode, worden derge-
lijke veranderingen niet als nieuwe maatregelen beschouwd.

Voor landen als Nederland en België, met relatief lage
tarieven, is deze, geen verdere toejichting behoevende,
aanbeveling aanvaardbaar, gezien de voor beide landen
zoo belangrijke uitbreiding van artikel
24
van het nieuwe
ontwerp-handvest met de bepaling, dat de consolidatie
van lage invoerrehten of van invoerrechtvrije behande-
ling in principe gelijk staat met een belahgrijke verlaging
van hooge invoerrechten of de eliminatie van tariefprefe-
renties.
Hierna komt de uiterst belangrijke ,,principal si:ipplier

rule”,velkb aangeeft dat – ter vereenvoudiging en be
spoedigirg van de a.s. onderhandelingen – van ieder
land wordt vrwaôht, dat het alleen èoncessies in over-

weging zal nemen ten aanzien van die producten; waar-
van de
1
andere leden van de Voorbereidende Commissie de voornaamste leveranciers zijn of waarschijnlijk zullen
worden. De Engelsche tekst spreekt hier van ,,likely to

be principal supplier”. Tevens wordt, hierbij niet naar
ieder land afzonderlijk gezien, maar nagegaan of de
leden van de Voorbereidende Commissie ,,taken as a whole”
aan het gestelde criterium voldoen. Ook zal hierbij in be-
schouwing kunnen worden genomen het mogelijk verdwij-
nen’vanex-vijândelijke landen als leverancier van bepaâl-
de producten alsmede fundamenteele veranderingen in

den handel in deze producten door de ontwikkeling tijdens

den oorlog.

Op basis van deze régels zullen in dekomende maanden

naar gelang van de binnengekomen gegevens, nadere

conclüsies moeten vorden getrokken over den vermoede-

lijken opzet .van de onderhandelingen, terwijl uiteindelijke

beslissingen dienaangaande waarschij nlijk pas zullen

kunnen worden genomen, zoodra de.idelegaties in Genève

bijeen zijn. 1-Jet is ddn ook de bedoeling, dat als eèrste te

Genève een ,,Steering Committee” zal worden ingesteld,

dat aan de hand van het beschikbare mâteriaal en de

inmiddels door de verschillende lénden gedane suggesties

nadere richtlijnen zal moeten geven over de procedure c.q.

de eerste indeeling van de onderhandelingen. Voorloopig

is liet uitgangspunt, dat deze ‘ondërhandelingen multi-

lateraal zijn, zoowel in draagwijdte als in toepassing bij de

wet. Zoodoende zullen hieruit 16 lijsten van tariefconcëssies

resulteeren, die elk aangeven een beschrijving van de pro-

ducten en de maximale concessies daarop, welke zullen
worden toegepast ten aanzien van invberrechten uit’ elk
der andere landen. Op dbze manier zal ieder lid van de

Commissie contractueel gerechtigd zijn, ,in its o’n right

and independently of the most-favored-nation clausé”,

tot ieder van de concessies, voorkomende in ieder van de
lijsten’ van de andere landen-leden.

Men’geef t de voorkeur aan een multilateralen vorm van

de tariefschema’s op grond van de volgende overwegingen:

omin de-toekomst ten aaiizien van de invoerrechten

grootere stabiliteit te hebben dan onder bilaterale overeen-
komsten heeft bestaan;
om de zekerheid te hebben van een uitgebreide actie
tot verlaging van invoerrechten;

om landen het recht te geven op tariefconcessies voor
bepaalde producten, welke zij niet onder bilaterale overeen-

komsten zouden kunnen. verkrijgen wegens hun minder

belangrijke positie als . leverancier van het betrôkken
product;

om het principe tôt gelding te brengen, dat téder.

land erop vooruitgaat, wanneer een ander land tarief-

reducties op eenig product geeft, zelfs wanneer een derde
land hiervan de belangrijkste leverancier is.

Op grond van bovenstaande richtlijnefi zullen zich bij de as. onderhandelingen de volgende stadia voordoen:
1e phase.
Ieder der deelnemende landen zendt aan de
andere landen zoo spoedig mogelijk (bij voorkeur niet
later dan 31 December
1946)
een voorloopige lijst van zijn
desiderata. De andere deelnemende landen worden op de
hoogte gehouden van de desiderata, welke land a t.o.v.
land
b
heeft door middel van toezending door land
a
aan het Secretariaat van Qen aantal copieën van de
betiokken lijst, welke o,a. aangeeft het bestaande recht
en het gevraagde reéht op ieder der producten in
kwestie
5)
,

Op deze wijze komt ook ons land dus op de hoogte van
de desiderata, welke door alle andere leden der -Voorbe-
reidende Commissie aan elkaar ziji gesteld.
2e phase.
Bij den aanvang van de confèrentie te Genève
overhandigt ieder land een schema vari de voorgestelde
concessies, welke het zou willen geven aan alle andere

leden van de Voorbereidende Commissie in hét licht van

‘) Er zullen hij den huidign opzèt dus
16
schema’s van invoer-
rechten Cijn,
plus,
wanneer Rusland meedoet, een schema aangeven-

de een verplichting van de Sovjet Unie om ‘jaarlijks bepaalde pro-
ducten te koopen, waarvan de waarde wordt geschat
op
niet minder
dan een gemiddeld bedrag, dat zal moeten wörden overeengekomen.
Gezien de in uitwerking zijnde Tolunie zullen de lijsten van Neder-
land en Belgie vorden gecombineerd en zullen deze lijsten onder-
verdeeld zijn in Moederland en ieder der Overzeesche Gebiedsdeelen.
Ook andere landen met overzeesöhe gebiedsdeelen zullen nu dus
lijsten moeten inzenden naar gelang het aantal afzonderlijke tarief-gebieden, welke zij bij de onderhandelingen zullen ërtegenwoordi-
gen. –
Ten aanzien van de preferenties zullen soortgelijke schema’s
tot stand komen, welke ôf in de mult.ilaterale tariefschema’s zullen
worden opgenomen dan wel aparte lijsten zullen blijven vormen. In principe zal zulks aan het betrokken land worden overgelaten,
doch de Voorbereidende Commissieacht volgens haar aanvankelijke
meening de eerste methode de beste..

5 Februari 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

109

de desiderata, die eerstgenoemd land aan de andere heeft

toegezonden. FIet is de bedoeling, dat, deze lijsten zoo
reëel mogelijk zullen zijn en dus geen of zoo min mogelijk

concessies worden achter gehouden.

3e phase.
Niettegenstaande het multilaterale karakter

van de onderhandelingen zal gewoonlijk de ervaring worden

opgedaan, dat slechts
2
of
3
landen direct en in eerste

instantie zijn betrokken bij een conQessie op een bepaald
product en dat het belang van de andere landen, hoewel

materieel misschien op zichzelf belangrijk, toch slechts

secundair isy Men ziet de onderhandelingen dan ook

product voor product verloopen en als regel in den vorm

van discussies van
2
of mogelijk
3
of
4
landen. De samen-

stelling van de onderhandelingsdelegaties van de verschil-
lende landen zal met dezen opzet rekening dienen te houden

en dus in principe verschillende groepen onderhandelaars
moeten omvatten, liet aantal van deze groepen onder-

handelaars zal echter varieeren met den omvang van de

handelsrelaties van het betrokken land.
Aan het Secretariaat van de Voorbereidende Commissie
zullen zoo spoedig mogelijk de samenstelling en onder-
verdeeling van deze onderhandelingsdelegaties moeten

worden opgegeven, bij voorkeur reeds vÔôr den aanvang
van de conferentie.

4e phase.
De voortgang van de onderhandelingen zal
nauwlettend door de Voorbereidende Commissie als geheel
moeten worden gevolgd en periddiek’aan een algemeen

overzicht moeten worden onderworpen. Zoodoende zal
ieder land regelmatig zijn positie kunnen bepalen en kunnen

vaststellen in hoeverre het voordeelen zal krijgen van
de betrokken landen in het licht van de bijdragen van deze

landen tot het gestelde doel van verlaging van invoerrech-
ten over een zoo groot mogelijk terrein. Men hoopt zoo-

doende een grootere bereidheid tot het doen van concessies
bij alle der betrokken landen te verkrijgen. Dergelijke

overi,chten zullen uiteraard niet anders dan in een meer
algemeenen vorm kunnen wôrden gegeven en niet alle details
kunnen omvatten; ieder der betrokken landen is echter
gerechtigd ten,aanzien van bepaalde producten alle nood-

zakelijke gegeven op te vragen, zoodat het op een gegeven

moment zijn belangstelling in de onderhandelingen tus-
schen derde landen over de invoerrechten op deze pro-

ducten zal kunnen te kennen geven.
lIet bovengenoemde ,,Steering Gommittee”‘zal in deze

een zeer belangrijke rol hebben te vervullen.
Uiteindelijk resultaat.

Wanneer inderdaad alles langs bovengestelde lijnen
verloopt, zullen, zooals gezegd, hieruit een aantal

schema’s van invoerrechten resulteeren, welke tot een
multilateraal geheel worden samengevoegd. De belang-
rijke vraag zal dan moeten worden beantwoord, wat
dienaangaande, vooi-uitlooperal op de Internationale
Conferentie ovei’ 1-landel en Werkgelegenheid, verder zal
dienen te gebeuren. Ook dienaangaande bevat het Memo-
randum bepaflde gedachten, waarover thans nog in het

kort iets mag worden gezegd.

lIet eerste voorstel betreft het aangaan van een
algemeene overeenkomst over invoerrechten en handel.
De algemeene opvatting is, dat het zeer moeilijk zal zijn
om te wachten met het uitvoering geven aan de resultaten
van de onderhandelingen over verlaging van invoerrechten
en preferenties, totdat de Internationale Conferentie over
handel en Werkgelegenheid bijeen zal zijn geweest en,
bij slagen daarvan, de landen het ,,Charter” zullen. hebben
aanvaard en, voorzoover noodig, middels wettelijke be-
palingen in uitvoering hebben gebracht. Daarom wordt

voorgesteld, dat bovenbedoelde tariefschema’s zullen
worden ingepast in een overeenkomst tusschen de leden
van de Voorbereidende Commissie, in wdlke overeenkomst
ook zullen worden opgenomen die bepalingen van Hoofd-
stuk V van het ontwerp-handvest, welker invoering

noodzakelijk moet worden geacht om de waarde van de

tariefconcessies veilig te stellen. Deze overeenkomst,

waarvan een eerste concept aan het Memorandum is
toegevoegd, zal tevens zoödanig moeten zijn opgesteld,
dat men de noodzakelijke wijzigingen erin zal kunnen aan-

brengen na de Internationale Conferentie over 1-landel en

Werkgelegenheid.
1-let is de bedoeling, dat deze overalnkomst zal worden

gteekend en bekend gemaakt aan het einde van de tarief

onderhandelingen. De overeenkomst zal juridisch onaf-

hankelijk van het handvest staan en in werking worden•

gesteld zoo spoedig mogelijk na haar teekening en pubb-
catie. De deelnemende landen zullen vrij zijn zich uit de
overeenkomst terug te trekken aan het einde van een

periode van
3
jaar of daarna onder een opzeggingstermijn

van 6 maanden. Zoodoende zal de gelegenheid worden

geschapen om de overeenkomst, indien er behoefte aan
mocht bestaan, te herzien en tevens eventueel noodzake-

lijke wijzigingen aan te brengen in de tariefschema’s.
Het direct in werking dden treden van de nieuwe ver-
laagde invoerrechten zal natuurlijk stuiten op de moei-

lijkheid, dat een aantal landen meestbegunstigingsovereen-
komsten heeft met naties, die niet aan de conferentie

te Genève zullen deelnemen. De voorloopige gedachte is,. deze moeilijkheid te omzeilen door de voordeelen ook uit te strekken tot de niet-deelnemende landen, in afwachting
van het resultaat van de Internationale Conferentie over

Handel en Werkgelegenheid, welke de vraag zal hebben
te behandelen, of concessies, gegeven in verband met het
handvest ook moeten worden uitgestrekt tot landen, die
niet tot de Internationale Handelsorganisatie toetreden en

daarom niet de verplichtingen van artikel
24
van het

handvest op zich nemen.

Instelling van een voorloopige ôrganisatie in afwachting

van de oprichting van de Internationale ilandelsorganisatie.

Een aantal van de bepalingen van de algemeene overeen-
komst over invoerrechten en handel, bijvoorbeeld die,

welke zijn gebaseerd op artikel
34
(Noodmaatregelen in-
zake den invoer van bepaalde producten) en artikel
35
(Feiten in strijd met het handvest) zullen slechts kunnen worden uitgevoerd, indien er een internationaal lichaam
zal zijn, dat de hiervoor noodzakelijke uitspraken doet en

de nakoming door de leden van de op zich genomen ver-
plichtingen controleert. Daarom wordt voorgesteld om

bij welslagen van de onderhandelingen te Genève over te
gaan tot het oprichten van een dergelijke voorloopige

organisatie.

Ontwikkeling na het tot stand komen van de Internationale
Handelsorganisatie.

Het ontwerp-handvest, zooals het thans is geformuleerd,
voorziet er in artikel 76 in, dat de landen, die toetreden
tot bovengenoemde algemeene overeenkomst, de origineele
leden zullen zijn van de interim-tarief-commissie, welke in

het kader van de Internationalë Handelsorganisatie zal
moeten worden opgezet, wanneer de Internationale Con-
ferentie over Handel en Werkgelegenheid het beoogde
doel zal hebben bereikt. Taak van deze interim-tarief-
commissie zal zijn om te bepalen of een lid van de Inter-
nationale Handelsorganisatie heeft voldaan aan zijn ver-plichtingen om zelf eveneens voldoende tariefconcessies
te verleenen en in het tegengestelde geval andere leden der
Organisatie, die hierover gerechte klachten hebben, te
autoriseeren hunnerzijds bepaalde voordeelen te ont-
houden aan die landen, die terzake in gebrekezijn gebleven.
Dit laatste zal worden afgemeten naar het gemiddelde
van wat door de andere landen op tariefgebied is gedaan.
Een land, dat naar het oordeel van de interim-tarief-
commissie wel aan zijn verplichtingen dienaangaande
heeft voldaan, zal op zijn beurt weer worden toegelaten

tot de interim-tarief-commissie.
Uitgangspunt is verder, dat de leden van de interim-

110

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

5 ITebruari 1947

tarief-commissie bereid zullen zijn om in onderhandelingen

met aspirant-leden zoo noodig ook die producten ter

sprake te brengen, welke voor laatstgenoemde categorie

van belang zijn, ook indien deze tariefposten niet in de

oorspronkelijke onderhandelingen tusschen de leden van
de Voorbereidende Commissie een rol hebben gespeeld.

Ten aanzien van deze nieuwe onderhandelingen zal een

keuze moeten worden gedaan tusschen de volgende alter-

natieve procedures: *
afzonderlijke bilaterale onderhandelingen van de

leden van de interim-tarief-commissie met aspirant-leden

en eveneens soortgelijke onderhandelingen onder de
aspirnt-leden zelf;

onderhandelingen van ieder der aspirant-leden met

de gezamenlijke leden van de interim-tarief-commissie op

basis van het tot stand komende multilaterale schema van
tariefconcessies.
Slotopmerkin gen.

– In het bovenstaande zijn de ‘voornaamste bepalingen

van het Memorandum in het kort behandeld. Voor een
goed begrip van deze ingewikkelde materie wordt echter
lezing van het stuk zelf ten zeerste aanbevolen, niet alleen

dooi’ belangstellenden in problemen op handelspolitiek
gebied, doch niet minder door de betrokkenen uit het

-bedrijfsleven zelf, die, naar wordt gehoopt, voldoende

doordrongen zullen zijn van het groote belang, dat de

komende onderhandelingen kunnen hebben. Uiteraard zal
bij den lezer de vraag zijn gerezen, of een dergelijke groot-

scheepsche opzet wel eenige kans van slagen zal hebben,

waarbij hij wellicht zal denken aan de recente ontwikke-
ling op politiek gebied in de Vereenigde Staten. Dien-
aangaande kan slechts worden verklaard, dat ook de

Amerikaansche en andere Regeeringen met grooten ernst
haar voorbereidingen yoor de komende onderhandelingen
treffen. Ons land-zal hierbij niet achter kunnen en mogen

blijven en door de Nederlandsche instanties wordt dan ook hard gew

erkt aan het verzamelen van de verder noodzake-
lijke gegevens en het klaarmaken van de verschillende

lijsten, welke aan de andere landen moeten worden toe-

gezonden. Men staat hierover in contact met het georgani-
seerde bedrijfsleven, terwijl voor de belanghebbenden

natuurlijk ook de gelegenhQid blijft bestaan het Directo-
raat-Generaal van de Buitenlandsche Economische Be-
trekkingen rechtstreeks te benaderen, waar een nieuw gecreëerde multilaterale afdeeling het centrum van de

Nederlandsche voorbereidingen vormt.
Uiteraard zal moeten worden’ afgewacht, in hoeverre
de bovenbehandelde opzet nog wijzigingen zal ondergaan
tengevolge van de opvattingen, welke door de verschil-
lende betrokken Regeeringen ingevolge bovengenoemde
resolutie ter kennis van het Secretariaat van de Voorbe-
reidende Commissie worden gebracht. Gaat de bijeenkomst

te Genève in den gedachten vorm door, dan zal zij één
der belangrijkste internationale conferenties kunnen
worden, welke ooit zijn gehouden. Haar al of niet wel-
slagen zal van beslissende beteekenis kunnen zijn voor de

ondernomen pogingen om ook op economisch en daar-
door op han.delspolitiek gebied en uiteindelijk ook op het
terrein der groote politiek een betere wereld te scheppen.
In dit verband moge nogmaals worden gewezen op het nauwe, zoo niet onverbrekelijke verband, dat is gelegd
tusschen het ontwerp-handvest en het resultaat van de
tariefonderhandelingen. –

Laatstgenoemde onderhandelingen zullen voorts zeer
interessant zijn door den multilateralen opzet ervan en
daarbij voor ons land en België nog eens in het bijzonder,
aangezien beide landen, uitvoering gevende aan de douane-

unie, erin als een geheel zullèn optreden. Het spreekt
dan ook vanzelf, dat terzake een nauw en veelvuldig over-
leg tusschen den Haag en Brussel en vice-versa plaats-
vindt. –

De moeilijkheden op den boienstaanden weg zullen

veelvuldig en omvangrijk zijn, doch het beoogde doel; t.w.

het zooveel mogelijk opheffen van de belemmeringen,
we1ke.een ontplooiing.van den wereidhandel in den weg

staan, is ook in ons land aller medewerking alleszins waard.

– .

.

A. B. SPEEKENBRINK.

HET CENTRAAL ECONOMISCH PLAN

EN DE LANDBOUW.

Na de publicatie van de ,,Eerste Nota over het Natio-
naal Welvaartsplan 1946″;. opgemaakt door het Centraal

Planbureau i.o., is aan de taak.van dat bureau in de ver-
schillende dag-, week- en maandbiaden wel zo dikwijls aandacht geschonken,- dat het overbodig genoemd mag

worden om in dit tijdschrift nog. eens in het algemeen over

het Welvaartsplan en het Planbureau te schrijven. Wie

zich in de algemene aspecten van deze materie wil ver-

diepen, zij verwezen naar het speciale nummer, dat ,,Eco-

nomisch-Statistjsche Berichten” aan het Nationaal Wel-
vaartsplan 1946 wijdde
1).

Debedoeling van dit artikel is enkele, nog niet belichte,
agrarische aspecten van het planwerk nader te bespreken.

Wie de Eerste Nota over het Centraal Economisch Plan
1947 doorleest, zal misschien aan het einde opmerken. dat

er weinig over landbouw, in staat; hij zal xermoedelijk

verzuchten, dat daaruit opnieuw blijkt, dat de landbouw

bij de centrale instanties in Den Haag maar weinig in tel is.

Deze mogelijke conclusie van den lezer is echter geheel
onjuist. -.

Dat men in de Nota’s weinig over de landbouw vindt,
hangt samn met het wezen van deze stukken, die uit-
drukkelijk het karakter dragen van globale, plannen. Zij

beschrijven dus de algemene ontwikkeling van het econo-
misch leven in ons land in 1946 en volgende jaren, zonder
op afvonderlijke bedrijfstakken of producten in te gaan.

In andere (niet of nog niet gepubliceerde) Nota’s van
het C.P.B. is, voortbouwende op de algemene oriëntering

van de Eerste Nota’s, wel degelijk over de verschillende
bronnen van volkswelvaart afzonderlijk geschreveii, en bij

die gelegenheden is de landbouw uitvoerig, behandeld.

Men kan het werk van het C.P.B. vrij duidelijk in twee delen splitsen, ni. het werk op korte en het werk op lange
termijn.

Voorlopig moet het Bureau zich noodgedwongen vooral
met de eerste categorie bezighouden. De problemen, die
onmiddellijk om een oplossing vragen, zijn zo groot en tal-

rijk, dat deze voorlopig vi’ijwel alle aandacht vragen.,

‘Welke zijn nu de voornaanlste problemen, welke de
Eerste Nota’s behandelen en in hoeverre is de landbouw
daarbij betrokken?

Het is een gemeenplaats om te zeggen, dat we ih een
tijd van schaarste-economie leven, maar toch zij deze

versleten uitdrukking het uitgangspunt van onze beschou-
wingen. Het yraagstuk, dat het C.P.B. in de. Eerste
Nota’s behandelt, kan als volgt worden omschre-
ven. Ons volk heeft in een bepaald jaar een zeker
totaal bedrag beschikbaar, waaruit alle uitgaven moeten
worden voldaan, zowel de investeringsuitgaven als de
uitgaven .voor de consumptie. Van de omvang van de in-

vesteringen is ht tempo van de wederopboiiw en de mate,
waarin onze kapitaalgoederenvoorraad zal uitgroeien

boven het vooroorlogse niveau, afhankelijk. Stelt m-c-n veel
voor investeringen beschikbaar, dan groeit de kapitaal-
goederenvoorraad snel aan, maar dan is tevens de nood-
zaak gegeven, de 6onsumptie op een laag peil vast te
leggen.

De Regerin- moet, in 6en stelsel van min of meer ge-
leide econornie in de eetd plaats haar’ stanapunt ten

aanzien van deze vraag (snelle opbouw bij lage consumptie,

‘) ,,E.-S.B.” van 24 Juli 1946; no.’ 1524.
…..

5. Februari 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

111

of vrij’ grote consumptie bij langzame opbouw) bepalen,

en hetis de taak van het C.P.B. om haar over die vraag
voor te lichten. Vervolgens moet zowel ten aanzien vande
investeringen als ten aanzien van de consumptie een

nadere verdeling in enkele grbte categorieën worden ge-

maakt. Bij de investeringen bijv. moet worden aangegeven,

hoe het totaal bedrag zal worden verdeeld over industrie,

verkeer, landbouw, ete. Bij de consumptie heeft men een

verdeling te maken naar duurzame consumptiegoederen

en niet-duurzame, terwijl de laatste

groep dan nog weer

verdeeld kan worden in voedingsmiddelen en andere niet-
duurzame goederen. Ook – over deze vedeling dient het

C.P.B. een advies aan dé Regering uit te brengen.
Uit deze uiteenzetting blijkt onmiddellijk het grote
belang, dat de landbouw bij het werk van het C.P.B.

heeft. Immers, het is voor haar van het grootste gewicht,
dat van het begin af aan van het totaal der investeriiigsuit-

gaven een pasond bedrag voor de agrarische sector wordt
gereserveerd. Van niet minder belang is het, dat van het

totaal der consumptie-uitgaven een passend bedrag voor

voedingsmiddelen wordt vastgelegd. Dit’ bedrag wordt

gevormd door het product- van de hoeveelheid voedings-
middelen die ons volk in een jaar zal consumeren, en de

prijs, die daarvoor per eenheid zal worden betaald. Neven-
vragen, die behandeld moeten woiden, zijn nog: hoeveel
van de nationale

productie moet voor uitvoer ter be-

schikking worden gehouden, en hoe groot mag de invoer
ten hoogste zijn? Ook bij de beitntwoording van deze vragen

is de landbouw uiteraard ten nauwste bettokken.
Voor ik een kort overzicht geef van de cijfers uit de
Eerste Nota’s, moge worden ingegaan op -de inhoud van
het begrip investeringen in de landbouw. Bij het woord
,,investeringen” is het nl. gebruik om in de eerste plaats
te denken aan industrie, verkeer en handel. De investerin-
gen in de agrarische sfeer zijn (behalve voorzover het

om hypothecaire leningen voor grondaankopen ging) -vrij-wel altijd ;,geruisloos” verlopen. Zelden werd uitdrukkelijk
bekend gemaakt, dat een bepaald bedrag in’ de agraî’isch

sector zou worden geïnvesteerd. De meest opvallende
gebeurtenissen waren in dit opzicht de inpolderingen en
ontginningen. Daarom kan het nuttig zijn om enkele
posten aan te geven, die m.i. alle vallen onder het begrip
,,investeringen mde landbouw”. Te noemen zijn:

uitgaven voor herstel van grond, gebouwenen inen-
tans. Hieronder valt zowel het herstel van oorlogs-
schade als de normale vervanging van versleten of ver-
ouderde delen (vervangingsinvesteringen). De Directie
voor
.
Grondgebruik en Landbouwherstel moet in de
-. eerste plaats advies over deze rubriek geven;
uitgaven voor grondverbetering, ‘ruilverkaveling, ont-ginning, inpoldering, in het algemeen uitgaven ter uit-
breiding en verbetering van het kapitaalgoed cultuur-
grond. Ook hier moet de Directie voor Grondgebruik
• en Landbouwherstel, meer speciaal de Cultuurtechnische
Dienst, van advies dienen;

uitgaven voor de bouw van nieuwe boerderijen en
andere agrarische bouwwerken;

uitgaven voor de uitbreiding van de dode inventaris
(machines, werktuigen, gereedschappen, – installaties),
boven datgene, wat onder herstel en ‘vervanging valt;

investeringen in de vorm van uitbreiding van de vee-
stapel. Deze investering geschiedt voor het landbouw-bedrijf als geheel zelden in de vorm van een geldelijke uitgave (wel bij invoer van gebruiks- of fokvee uit he.t
• buitenland), doch’meestal in de vorm van het aan-

houden van gefokt vee; –

uitgaven voor herbebossing en uitbreiding van het bos-
– bezit. Over de omvang van dit bedrag zal het Staatsbos-
beheer zich moeten uiten. Dat deel van.hettotaal be-
drag, -dat bestemd is voor het ‘herstel van de bbssen,
die in de loop van het jaar geveld zijn, noemen wij bij
déze rubriek vervangingsinvesteriitgen;-

vervangings- en nieuwe investeringen in de landbouw-
industrie;

idem in het visserijbedrijf (ook in het Plan onder dé

landbouw’ behandeld).

.

-.

11e tuinlöuw hebbeii wij niet afzonderlijk gnoemd,

omdat zij in de rubrieken 1, 2, 3, en 4 begrepen is.

Wij zullen ons in het volgende beperkèn tot het mate-

riaal, dat in het Plan 1947 is vervat. Zoals men weet, bevat

deze nota een Raamplan voor de periode 1947-1952 en

een Globaal Plan voor 1947. Het Raamplan heeft de be-

doeling een omlijsting te geven, waarbinnen dé opeenvol-

gende jaarplannen moeten passen. Het Raamplan geeft
dus enkelerijnen omtrent de economische ontwikkeling
van ofis land gedurende de eerstvolgende zs jaren
Wij willen nu nagaan, met welke bedragen de agraiche

sector in de verschillende tabellen vn het Raamplati
voorkomt, speciaal wat ‘de consumptie van voedingsmid-

delen en de investeringen betreft. Teneinde de behandeling
te vergemakkèiijken, is in tabel 1 een overzicht van de

nodige cijfers opgesteld. .

TABEL 1.

De agrarische sector in het Raamplan:.

In milliarden guldens
1946

1947
1948 1949 1950 1951 1952
Totaal

der

mid-
delen

……
8,8

9,8
9,9 9,9
10,2
10,5
10,7
Consumptie
. . . –
5,4
6,1
6,8
7,1
7,4 7,7 8,0
2 in pCL. van 1
62
62
69
72
73
’73.
75
Cons.

van

voe-
dingsmidd.

. –
2,3
1
)
2,9 3,0
3,1
3,2
3,4 3,6
5.4 in pOt

van t
26
30
30′
31
31
32
34


6.4 in pCt. van 2
43-
48
44
44
43
44
45
Cons.

van

voe-
ding3middelen
per hootd in


pCt. van 1938
74
76
78
80
83 87
’01
Investeringen
.totaal

-. . .. .
2
1
7


3,0
3,0 3,0
3,1
3,2
Netto investerin–
gen

……..

1,8 1,8
1,8
1,8

18
Agrar. invest.
1,0

1,7

totaal

……..
0,2
0,3 0,3
0,3
0,3
03
0,3
Agrar. netto

invest .

……
0,1
0,2
0,2V
0,2

0,2

0,2
0,2′
10 in pOt. van 8
10
11
10 10
10 10
9


13. II

inpCt. van 9
10
12
11 11 11 11
11

‘) In prijzen van
1946.

Bij het beschouwen van’ deze tabel bedenke men, dat
in het Raamplan steeds is .gerekend met de prijzen van’
1947.- De beweging, die er in de cijfers van het Raamplan

zit, is dus een hoeveelheidsbeweging. – – –
We zien uit de tabel, dat, indien aan het Raamplan
wordt voldaan, het totale voor consumptie beschikbare
bedrag zal toenemen van f 5,4 milliard in 1946 tot f 8
milliard in 1952. Daarvan zal resp. f 2,3 milliard ên f 3,6
milliard yoor voedingsmiddelen beschikbaar zijn. Met
andere woorden, het aoor de bevolking voor voeding te besteden bedrag zal aan het eind der raamperiodeonge-
veer Ij maal zo groot zijn als aan het begin. Nemen we
een ogenblik aan, dat de verhouding tussen de voorziening
uit eigen productie en uit import gelijk zal blijven, dan

mag men dus veronderstellen, dat ook de voor binnenlande
voedingsmiddelen te beteden som aan het eind der raam-
periode 50 pCt. groter zal zijn dan in 1946. Men kan dit
ook zo uitdrukken, dat men zegt, dat de binneiilandse
markt in die période .met 50 pCt. toeneemt. Deze stijging
wordt ten dele veroorzaakt door de toeneming van het
totale voor consumptie beschikbare bedrag, en verder
door een stijging van het aandeel der voedingsmiddelen
inhet totaal (nl. van 26 tot 34 pCt.). Daarentegen blijft
het aandeel der voedingsmiddelenconsumptie in de gehele
consumptie vrijwel constant rond 44 pCt.
Deze toeneming ‘in het verbruik van voedingsmiddelen
is voor de landbouw van zeer veel belang, vooral omdat
zij in het bijzonder -betrekking zal hebben op de eetwaren
met een’ enigermate luxe karakter (zuivel, vlees, eieren,
,groente en fruit).

Het is te hopen, dat land- en tuinbouw de mogelijkheden,-
die het Raamplan hen biedt, zullen weten uit te buiten

112

.

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

5
Februari 1947

door in het bijzonder aandacht aan de voorziening’van de

binnenlandse markt te schenken en door daarbij het

vraagstuk van de handeismarges en de’oranisaties van de
handel niet te vergeten.

Wanneer we nu de tweede helft der tabel, welke handelt
over de investeringen, bezien, dan valt het onmiddellijk

op, dat voor de agrarische investeringen relatief kleine

bedragen zijn gereserveerd, al is een bedrag van f200 â 300

millioen nog altijd een, respectabele som.

1-let grootste deel van het totale voor investeringen be-

schikbare bedrag zal moeten worden .besteed voor uit-

breiding en vernieuwing van, industrie en verkeer. In het
Plan is dan ook bewust rekening gehouden met de,nood-

zakelijkheid van industrialisatie. Het is ni. onwaarschijn-

lijk, dat de agrarische sector meer mensen zal kunnen

opnemen dan zij reeds bevat, ja, het zal zelfs vermoedelijk

gewenst zijn om aan deze sector’arbeidskrachten te ont-

trekken. Gebeurt dat, dan zal de arbeidsproductiviteit

der achterblijvenden vergroot (moeten) worden, waardoor
hun beloning relatief ook verhoogd kan worden boven het

vooroorlogse niveau.

Ondanks het feit, dat het accent bij de investeringen
moet liggen op industrie en verkeer, dienen toch vrij be-

langrijke bedragen gereserveerd te worden voor investe-
ringen in de agrarische sector, omdat de agrarische pro-

ductie zeer aan modernisering toe is. Aan verbetering van

‘de indeling en de productiecapaciteit van de grond, aan
uitbreiding en verbetering van het machinepark, en aan

verbetering der bedrijfsgebouwen zal in de komende jaren

grote aandacht moeten worden besteed. Welke bedragen

hiermede gemoeid zijn, is nog niet nauwketirig aan te geven.
1-Jet door Minister Mansholt aangekondigde ontwikkelings-
plan voor de landbouw zal daarover inlichtingen moeten,
bevatten. De in het Raamplan opgenomen bedragen heb-

ben het karakter van voorlopige reserverin’gen, die in

nauwe samenwerking tussen de afdeling agrarische ont-
wikkelingsplannen van het Ministerie, het Landbouw

Economisch Instituut en het Centraal Planbureau moeten

worden geconcretiseerd.
lIet zal sommige’ lezers wellicht hebben verbaasd, dat

wij niet begonnen zijn met het opnemen van gegevens over

het aandeel van de agrarische productie in het geheel. De
wijze, waarop de cijfers van het Raamplan tot stand zijn
gekomen, laat echter niet toe, om deze, overigens logische


opstelling te maken. De zaak is nl. deze, dat het C.P.B.
voor 1947 wel de bijdragen, die de verschillende bedrijfs-
takken tot het Nationaal Product leveren; afzonderlijk

heeft geschat, doch voor de volgende jaren slechts op het
totaal, door middel van bepaalde coëfficiënten, correcties

heeft aangebracht. We kunnen dus
.
slechts voor 1947

aangeven, welk aandeel de agrarische sector heeft in het
Nationaal Product, indien het Plan tot uitvoering komt

(tabel II).

TABEL II.

Bijdrage oan de agrarische sector tot, het Nationaal Product.

0.
CC-

n.

‘3r-_
•-
=’-
.D;—

:X

L
e
fl
E:X

e


co

.c
o

2
t.

~3 d,
,
,

c

03

‘4

003


0

20′
n

Land- en tuinbouw
451
76
342 235
804
Visserij

……….
12
100
12
200
24
Voedingsmiddelen-
industrie …….
238
72
171
210 160
Agrar. sector

. . .
701

525

988
Subtotaal

……..
4.118 87
3.585
187
6.708
4 inpCt. van 5
17

15

15
Algemeen totaal
.
5.100



8.328
4 in’pCt. van 7

.
14


12

In deze tabel zijn de cijfers over de voedingsrniddelen-
industrie door ons, in overleg met het C.P.B., geschat,
omdat deze bedrijfsklasse niet afzonderlijk in het Plan. is

opgenomen. We zien.dan, dat de’agrarische sector in 4947

ongeveer 15 pCt. zal levereii van de toegevoegde waarde

van alle bedrijfstakken (subtotaal) en ongeveer 12 pCt.

van het gehele Nationaal Product. In 1938 waren deze

cijfers resp. 17 ên 14 pCt. De teruggang is een gevolg van
de nog kleine productie van melk en vlees, die het pro-

ductievolume der voedingsmiddelenindustrie sterk be-
invloedt.
Ir. B. GROENVELD.

DE LANDBOUW- EN VOEDSELPOLITIEK

VAN GROOT-BRITTANNIË.

Groot-Brittannië was in de jaren tusschen de beide

wereldoorlogen voor de levensmiddelenvoorziening grooten-

deels afhankelijk van het buitenlan,d. Vande Europeesche

landen waren slechts België en GriekenlaÈid in ongeveer
dezelfde mate op importen aangewezen. In 1937/’38 bijv.
werd de

Larwevoorziening slechts voor 20 pCt. door eigen

productie gedekt; voor vleesch bedroeg het cijfer 43 pCt.,

voor melk en melkproducten 34 pCt., voor eieren 51 pCt.
.

In die jaren bloeide de handel tusschen het Vereenigd

Koninkrijk en Nederland. Van 1930 tot en met 1939

beliepen de exporten .van het Vereenigd Koninkrijk naar
Nederland gemiddeld f 130 millioen per jaar, d.i. 8 pCt.

van den totalen invoer van Nederland; de exporten van

Nederland naar het Vereenigd Koninkrijk bedroegen
gemiddeld f 227 millioen per jaar, of wel 23 pCt. van den

totalen Nederlandschen uitvoer. Gedurende deze 10 jaren

bestonden de importen uit Nederland. voor .gemiddeld
56 pCt. uit goederen, diii in de Engelsche statistieken
worden opgenomen onder het hoofd ,,Food, Drink and

Tobacco”; gemiddeld 33.pCt. bestond uit zuivelproducten
en bacon.

Gedurende 1945

voor 1946 zijn nog geen volledige
cijfers beschikbaar

bedroeg de Engelsche invoer uit
Nederland slechts 4 pCt. van hèt gemiddelde over de jaren

1930/1939. De omvang van den toekomstigen invoer van
voedingsmiddelen in het Verenigd Koninkrijk is moeilijk
te voorspellen, aangezien verschillende factoren hier van
invloed zijn: Over de wijze, waarop het Engelsche departe-

ment van landbouw de binnenlandsche productie denkt te
organiseeren, is het een en ander belend, doch hieruit
zijn,.ih verband met het feit, dat de omvang van de vraag
niet vast staat, geen conclusies te trekken t.a.v. den toe-

komstigen omvang van den invoer van agrarische produpten.
Twee vragen, kunnen echter worden beantwoord. Ten
eerste: in welken.omvang en tegen welke kosten steeg de

Engelsche agrarische productie gedurende den laatsten
oorlog? Ten tweede: in welke mate onderging of ondergaat
de Engelsche landbouw een structuurverandering in dien zin, dat voedingsmiddelçn kunnèn worden geproduceerd

tegen prijzen, welke voof’ de industrieele arbeiders betaal-
baar zijn? Bij deze formuleering is bewust het voord’
praag
vermeden, daar deze, zooals gezegd, niet een vast-

staande grootheid vormt, doch afhangt bijv. van het

volume der industrieele’ expôrten, die op- hun beurt ten
nauwste samenhangen met de betalingsbalanspositie,
de inkomensverdeelinq enz.

Ondanks Engeland’s industrialisatie en ondanks het feit, dat de bevolking grootendeels” leeft, en werkt in
steden, vormt de landbouw nog steeds een belangrijken tak
van bedrijvigheid. Van de totale -oppervlakte, van het
Vereenigd Koninkrijk, t.w. 24 millioen .ha, wordt 19 mil-
lïoen ha, of 80 pCt. gebruikt voor agraische doeleinden.
De landbouw verschaft werkgelegenheid aan ongeveer
1
1
25 millioen personen; vele anderen zijn voorts van wel-
vaart in den landbouw afhankelijk. Vôôr 1939 bedroeg de
waarde van de agrarische productie ongeveer £ 290 mil-
lioen per jaar,
j
een cijfer, -dat gedurende de oorlogsjaren steeg tot bijna £ 580 millioen.

‘)
VgL ,,Agricultural Register” 1938-1939, blz. 26.

5 Februari 147

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

113

De int’loed t’an den ooilog op de productie.

Tngevolge van den oorlog kwam de invoer van voedings-

middelen voor mensch en dier uit de direct bij het conflict

betrokken landen tot stilstand. Aankoop elders stuitte op

moeilijkheden in verband met de schaarschte aan valuta,

terwijl tenslotte transportmoeilijkheden een verdere be-

perking van den aanvoer met zich brachten. Voorzoover

mogelijk diende derhalve de binnenlandsche agrarische

productie te worden opgevoerd.
Daarbij concentreerde men zich op de productie van

voedingsmiddelen, zooals aardappelen, die per acre of per

arbeider een hooge calorische waarde bezitten, of van essen-
tieele producten, welker import naar verhouding veel

scheepsruirnte zou vereischen. Tevens werden die importen,

die slechts weinig sheepsruimte in beslag namen, zooals
gedroogde eiereb, zooveel mogelijk gehandhaafd. Vooi de

uitstippeling van de agrarische politiek gedurende den
laatsten oorlog waren zeven factoren bepalend; zij worden

hier vermeld in volgorde van de beteekenis, welke de

Regeering er, naar men aanneemt, aan hechtte:

Voedingswaarde voor, den mensch per acre;

Voedingswaarde per arbeider;
Evenwicht tusschen dierlijke en plantaardige corn-ponenten van het levensmiddelenpakket;
,,protective ‘foods”.;

-zuinig gebruik van scheepsruimte;
de noodzaak, bepaalde voorraden aan te houden;
de mogelijkheid van het toepassen van wisselbouw.
Met het slechter worden van de situatie-nam het eerste

punt in beteekenis toe, d.w.z. het verkrijgen ‘v’an een
maximum voedingswaarde per oppervlakte-eenheid werd
teeds belangrijker. 1-let geschiktst voor dit doel was de
productie van aardappelen en groenten, die ook op grdnd
van punt 5 de voorkeur verdiende. Wat betreft het tweede
punl kan worden opgemerkt, d2it een tekort aan arbeids-
krachtén in den landbouw zich pas in een later stadium van
den oorlog deed gevoelen. Het derde punt verhinderde de

toepassing van een politiek, gericht op maximaliseering
van voedingswaarden, zooals die door sommigen werd
bepleit en die, tt het uiterste doorgevoerd, geleid zou
hebben tot elimineering van een groot gedeelte van deh
veestapel. Het zesde punt werkte ten gunste van de pro-
ductie van aardappelen, die immers voor gevallen van
nood konden worden opgeslagen en zoowel voor mensche-
lijke als dierlijle consumptie geschikt waren: De zevende
overweging was, tezamen

met de derde, in het voordeel

van het aanhouden van slachtvee en schapen; op grond
van het eerste, het tweedeen het vijfde punt wérd echter
tot een zekere reductie van deze categorie besloten. Punt 7 werd met name tegen het einde van den oorlog van belang,
toen algemeen werd geloofd, dat de vruchtbaarheid van den bodem was uitgeput. Poen de Öorlog ten einde liep vertoonde de agrarische productie dan ook, in calorieën

uitgedrukt, een daling. Het is niet gemakkelijk, den omvang van dé

agrarische
productie nauwkeurig-vast te stellen. De stijging van de
rtiet diverse producten bebouwde oppervlakten tijdensden
oorlog is spectaculair; de betreffende cijfers zijn echter,
zooals vanzelf spreekt, geen ‘exacte niaatstaf voor den
omvang van de productie. Niettemin verdienen de volgende
cijfers vermelding.
De bebouwbare oppervlakte in het Vereênigd’Konink-rijk steeg van 12.906.000 acres (d.i. 5.223.000- ha) ‘6p 3
Juni 1939 tot 19.273.000 acres (d.i. 7.800.000 ha) op 3
Juni 1944, dus met 49 pCt. De bebouwde oppervlakte
(d.i. de bebouwbare oppervlakte minus de oppervlakte, die
tijdelijk als weidegrond wordt gebruikt) steeg van 3.567.000
ha in 1939 tot 5.887.000 ha in 1944, dus met 65 pCt. Het
târwe-areaal toonde, met 1.402.000 ha in 1943, een stijging
van96 pCt. vergeleken bij Juni 1939. Het gerst-areaal steeg
met 119 pCt., t.w. van 410.000 ha in 1939 tot 897.000 ha in
1945. De met haver bebouwde oppervlakte lag met

1.673.0 00 ha in. Juni 1942 70 pCt. boven 199. De aard-

appelverbouw bésloeg in 1944 573.000 ha, het dubbele

van 1939; suikerbieten lagen met 174.000, evnbns in
1944, 24 pCt. boven 1939.’

Wat de veeteelt bètreft kan worden opgemerkt, dat de

,,tijdelijke” weidegronden een slechts geringe stijging in
omvang vertoonden, terwijl daarentegen het permanente

weide-areaal aanzienlijk inkromp. Het aantal schapen,

varkens en stuks pluimvee daalde tijdens den oorlog, op

basis Juni 1939 = 100, tot resp. 59, 39 en 61. De melk-
veestapel vertoonde een stijging, zooals uit de volgende

cijfers blijkt (Juni 1939 = 100). –

Juni 1940
102

1941
103

1942
108 1943
111
1944
113 1945
112
1946 114

1-let Ministerie van Voedselvoorziening schatte in 1944,

dat de voedselproductie van het Vereenigd Koninkrijk
in voedingswaarde (calorieën en – proteïnen) uitgedrukt met
70 pCt. was gestegen, gemeten in eenheden scheepsruimte
met 120 pCt. Flelaas werd hierbij niet vermeld, hoe men

tot deze -berekening was gekomen. 1-Ietzelfde bezwaar geldt
voor de vaak gehoorde “constateering, dat Engeland’s
behoefte aan voedingsmiddelen tegen het-einde van den
oorlog voor 60 â 70 pCt. door eigen productie werd gedekt.

Voor het verkrijgen van een maatstaf voor de stijging
van de agrarische productie kan liet beste met elds-
waarden worden gewerkt, waarbij natuurlijk relening
moet worden gehouden met veranderingen in de waarde
van het geld. Op dezewijze is berekend-
2
.), dat de netto
agrarische productie van het Vereenigd Koninkrijk
tijdens den oorlog met 30 pCt. is gestegen (1943/’44 ver-
geleken met de jaren 1936/’39). Zonderrekening te höuden
met de verandering in de waarde van het geld, tegèn de
telkenmale geldende prijzen dus, was de stijging 169pCt.
,,The Economist” schatte
3),
dat de gemiddelde stijging
van de aan de boeren betaalde prijzen, inclusief prijs-
subsidies, ongeveer 104 pCt. bedroeg.

De agrarische prijs politiek.

1-let indexcijfer van
4e
kosten van levensonderhoud voor
arbeidersgezinnen bleef daarentegen tamelijk stabiel: op
basis 1 September 1939 = 100 bereikte het in 1941

het
cijfer 130, waarop liet verder tot heden toe is blijven staan;
het cijfer voor den in dit verband belangrijksten post van het
budget,- voedingsmiddelen, stond ononderbroken op 122.
Hoewel het indexcijfer van de kosten van levensonderhoud
zijn fouten heeft – onlangs is een onderzoek ingesteld naar
de mogelijkheid van verbetering – kan het feit, dat de

kleinhandeisprijzen van essentieele voedinsrnidde1en
slechts 22 pCt. boven het peil van September 1939 liggen,
niet worden ontkend. –

Dit was het gevolg van omvangrijke subsidies, die in
1945 £ 365 millioen beliepen, tegen £ 15 millioen per jaar
in het begin, en,R 160 millioen per jaar aan liet einde van
den vorigen wereldoorlog. De huidige Regeering heeft
– bekend gemaakt, de subsidies te willen handhaven.
1-her volgen de indexcijfers voor de prijzen van agrarische
producten-in 1939 en 1944, het-laatste volledige oorlogs-
jaar (zie blz. 114 bot’enaan).
De wijze van functionneering van het systeem van sub-
sidies is zeer ingewikkeld,- zoodat met een algemeene
schets moet worden volstaan. 1-1ierbij moge worden uit-

gegaan van het systeem van vaststelling van de prijzen
– voor denboer, dat in Februari 1945 in werking trad. De

‘) VgI. ,,The output
of
British agriculture during the war” door
J.
H.
Kirk in de ,,Proçeedings
of-
the Agricultural Economici
So-
ciety”,
Vol. ‘VII,
no.
1,
Juni
1946. – – –
‘) In het nummer van
19
Januari
1946, blz. 110.

114

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

5 lebruari 1947

1936-1938 =100

1939
1944

Totaaf’agrarische producten ………
103 193
Totaal veeteeltproducten
106 185

Totaal landbouwproducten

.
99
195
Slachtvee

…………….
108 160
Schapen…………………
195 161
Eieren

………………..
106 207
Melk

………………….
107 197
Tarwe

………………..
104 193
Gerst

………………….
113
254
Haver

…………………
99 221
Aardappelen

…………..
75
147

prijzen worden vastgesteld door vertegenwoordigers van

de boeren en van de Regeering, die als de eenige kooper

van vrijwel alle agrarische producten optreedt. In Februari
van ieder jaar worden de prijzen onderzocht en, zoo noodig,

herzien. In Juli 1946 vond een herziening plaats op speciaal

verzoek van de ,,National Iarmers Union”, en wel als

gevolg van de verhooging van het minimumloon vopr
agrarische arbeiders met 10/-, welke volgens de boeren

,,a sudden and substantial .increase in costs” vertegen-

woordigde. Langdurige onderhandelingen resulteerden
tenslotte in overeenstemming op enkele belangrijke punteii

betreffende de methode en de procedure bij toekomstige

,,price reviews”. Van belang is, dat de Regèering niet

inging op den eisch, dat winsten op eenig product moesten

worden gehandhaafd. Integendeel, de Regeering behield
zich het recht voor ,,to take account in fixing prices of
any changes that may be required in the character of the

national output”. Bij de jaarlijksche herzieningen worden
de volgende punten in acht genomen
4)

de kostenstructuur van ieder product en verande-
ringen in de kosten sinds de vorige herziening;

gegevens van de ,,Farm Management Survey”
5)

betreffende veranderingen in de financieele omstandig-

heden, zoowel in het algemeen als t.a.v. de verschillende
typen van landbouwbedrijven;
een
algemeene
schatting van kosten en opbrengsten
in den geheelen agrarischen sector;

de nationale behoeften en de relatieve dringendheid
van de verschillende behoeftecategorieën.
Aldus worden de prijzen van landbouwproducten 18 maanden voor den oogst, en die van veeteeltproducten

een jaar van te voren vastgesteld, met vastlegging van
minimumprijzen voor de komende 2 tot 4 jaren. Voor . prijsaanpassingen als gevolg van plotselinge en

belangrijke veranderingen ifi kosteh kunnen op ieder

moment van het jaar bovendien bijzondere ,,price reviews”
worden gehouden; speciale nadeelen voor eenigen tak van
agrarische bedrijvigheid mogen uit deze bijzondere herzie-
ningen niet voortvloeien.

Structureele e’eranderin gen in den Britschen landbouw?

Het zou te vroeg zijn, nu reeds te concludeeren tot
structureele veranderingen in den landbouw als gevolg
van der oorlog. Wel kan worden gezegd, dat er een prikkel
tot grooter efficiency valt waar te nemen. ,,The Economist”

heeft er in een interessant artikel
6)
op gewezen, dat in den
agrarischen sector op den langen duur slechts welvaart
mogelijk is bij efficiency; het blad bepleitte daarom een
agrarische prijspolitiek, welke zou prikkelen tot betere
benutting van arbeid en kapitaal en tot de productie van
die voedingsmiddelen, bij welke Engeland relatief in het
voordeel is. ,,Differntial assistance” via het prijsmecha-

nisme dus, en niet een politiek, zooals van de Labour-

‘)
Vgl. Brief van den Minister van Landbouw aan den President
van dq ,,National Farmers Union of England and Wales”, d.d.
18
November
1946,
gepubliceerd in ,,N.F.U. Information Service”,
Januari
1947.
‘) Deze bewerkt de gegevens van ruim
3.000
bedrijven.
‘) ,,Farming Future”, in het nummer van
30
November
1946,
blz. 860.

regeering en haar voorgangster, die erop gericht is, bij

de boeren in het gevlei te komen, aldus ,,Tlie Economist”.

De grondslag van de agrarische politiek van de huidige

Regeering blijkt het duidelijkst uit de verklaring van den

minister van Landbouw en Visscherij, Williams, enkele

maanden na zijn benoeming afgelegd ): ,,The objective

will be to promote a healthy and efficient agriculture
capable of producing that part af the nationsfood which

is required frpm home sdurces at the.lowest pricesconsistent

with the pr.ovision of adequate remuneraition and decent

living conditions for farrnes and workers with a reasonable

return on capital jnvested. To this end the Government

propose to establish, as an essential and permanent feature
of their policy for food and agriculture a systern of assured

markets and guaranteed priçes for the principal agricul-

tural products, namely milk, fat, livestock, eggs, cereals,
potatoes and sugar beet”.

Deze politiek kan op den duur het karakter van het

agrarische bedrijfsleven veranderen, voorzoover ,,assured

markets and guaranteed prices” een aansporing voor de

agrarische producenten vormen, orde op zaken te stellen.

De ,,Agriculture Bill”, momenteel in behandeling bij het

Parlement, werkt deze politiek in details uit. Het prijs-

vaststellingsmechanisme, dat reeds bij overeenkomst

functionneert, zal aldus hij de wet worden vastgesteld.

Genoemde wet voorziet in een zekere mate van soepelheid,

door aan den Minister bevoegdheid te geven het a
re
aral

vast te stellen, voor hetwelk de overeengekomen prijs zal

gelden. Voorts zijn er nieuwe maatregelen tot bescherming
van den pachter, een systeem voor de vaststelling van de

pacht en een compensatieregeling voor vernieuwingen, welke de pachter – zonder dat hij toestemming van den
eigenaar kon verkrijgen – heeft aangebracht, in opge-
nomen.

Bepaalde voorloopige maatregelen, genomen tijdens den

oorlog, worden in de nieuwe wet bestenigd.
Zoo
krijgen
de ,,Agricultural Committees”, die sinds 1939 in ieder

graafschap voor den Minister optraden, een permanent

karakter; zij zullen ,,County Agricultural Executive

Committees” heeten en meer representatief voor het bedrijf
worden. Onafhankelijke tribunalen van appèl zullen wordén

opgericht, bij welke de boeren in beroep kunnen gaan
tegen beslissingen van de ,,Agricultural Committees” en den Minister. Op te merken valt, dat de nieuwe wet niets

bevat, dat op nationalisatie van het grondbezit in de
naaste toekomst wijst.

Hoewel de Britsche landbouw niet op den export is
georiënteerd, hangt de toekomst ervan in groote mate af van den toekomstigen gang van zaken in de wereldhuis

houding. Verzekering van welvaart voor de eigen dgrarische

productie is het doel van de nieuwe wet en – voor den
landarbeider – van de ,,Agricultural Wages (Regulation.)
Aet 1947″. Van groot belang blijft echter de vraag, in
welké mate Engeland agrarische producten zal kunnen
importeeren en tegen welke kosten per eenheid een even-

tueel noodzakelijke stijging van de binnenlandsche agra-
rische productie zal kunnen worden béreikt. Is men ge-
dwongen de productie te verhoogen tegen hoogere kosten

per eenheid, dan is een verarming het gevolg. De ,,Agriculture Bill” kan een bijdrage leveren tot ver-.
betering van de voorwaarden voor een rationeeler- eproductie

en tot het vaststellen van agrarische prijzen en inkomens.
De domineerende factoren, die de welvaart in de agrarische
sfeer bepalen, liggen echter op hooger plan, op het terrein
van nationale en internationale economische organisatie

Oxford,
24
Januari
1947.

H. A.
RJJEE,
MA.

‘) In het Lagerhuis, op
15
November
1945.

5 Februari 1947

ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN

115

– AANTEEKENING

DE BEVOLKINGSSPRUOTTJUR VAN BEBLIJN.

De hierbij afedrukte bevolkingspyramidén, ontleend

aan de ,,Neue Zürcher Zeitung” van 13 December 1946,

geven een beeld van de wijzigingen, die zich in den loop

der jaren in de bevolkingsstructuur van de Duitsche hoofd-

stad hebben voorgedaan. In het beeld van 1910 is nog

eenigszins de ,,natuurlijke” pyramicte te herkennen,

hoewel zij op eenvat slanken voet staat. Ter hoogte van
den 40jarigen leeftijd komt een knik voor, als gevolgvan

de daling der geboorten in de oorlogsjaren 1870/’71. De
pyramide van 1925 is sterk van vorm veranderd; de voet
is nog slanker geworden en hij het 10-de levensjaar ziet
men een sterke inkeping, die is toe te schrijven aan den

invloed van de geboortedaling in de oorlogsjaren 1914/’18.

In het midden is een onregelmatige uitdijing ontstaan,
waaruit het overwegen van de ‘vrouwelijke bevolking in de

gemiddelde leeftijdsklassen blijkt.
Veertien jaar later heeft deze vorm zich weer geheel

gewijzigd: het onderste ‘gedeelte der pyramide is weer

iets breeder; de nawerkingen van de oorlogsjaren 1914/’18
en de daarop gevolgde crisistijd zijn kenbaar aan het in-

krimpen van de leeftijdsklassen van .10-20 jaar: Bij de
leeftijden 30 en 40 bemerkt men duidelijk den invloed van
de döor het nationaal-socialistische regime begunstigde

politiek van industrialisatie voor oorlogsdoeleinden, waar-
door een groot aantal arbeiders naar de hoofdstad is ge-

stroomd.

90

90.

T

T

/

1910

‘6

T

T
50
00
oorlog 1870/71

oorlob(
T

T
30
30

n

, mannen —

vrouwen
mannen

•-r

vrouwe

.40

20#

T

20

1014/18

10

1

00
T
T
0
0

20 pro mEn
20’40

40

20

pro mille
2

0
‘ 4

1939

-1

man
vrouwen .)

mannen
-r-
vrouwen

LF!
20

pro mille
20 • 40

4

2
pro mille

Tenslotte het beeld van 1945. Dit is sterk gewijzigd en
op vele plaatsen geheel verwrongen; de uitwerkingen van
den jongsten wereldoorlog hebben geleid tot een groote in-
krimping van de bevolking, in het bijzonder van de
mannelijke van idienstplichtigen leeftijd. De’ voet is zeer
smal, de jaarklassen 20-40 zijn, wat den mannelijken sector
betreft, sterk gereduceerd, terwijl het vrouwelijke deel
der bevolking eveneens kleiner is geworden, met name in
de huwbare leeftijden. In het algemeen valt echter toch
een duidelijk overwegen van de vrouwelijke bevolking te
constateeren. Dit beeld zal weliswaar door terugkeer van
krijgsgevangenen gedeeltelijk worden gecorrigeerd, maar
zal to.ch
nog jarenlang eenzijdig blijven.

INTERNATIONALE NOTITIES.

RANI)ELSBESPREKINOEN TUSSCILEN NEDERLAND
EN ENCELAN]).

11

Te Den Haag werden dezer dagen Nederla.ndsch-Engelsche

besprekingen gehouden betreffende den handel tusschen

beide landen. ,,The Economist” van 25 Januari ji. wijst in
verband daarmede op het ontbreken van evenwicht in

het handeisverkeer tusschen de sterling- en guldengebieclen.

De volgende cijfers geven daarvan een beeld:

in £ 1.000 –
Eerste 9 maanden van

1938

1946

Exporten van producten .van het

Vereenigd Koninkrijk……….9.851

21.458

Her-exporten ………………1.247

4.169

Totale exporten ……………..11.098

25.622

Importen uit Nederland ……..21.978

7,455

:In deze voor Nederland onbevredigende situatie weer-
spiegelen zich de gevblgen van den oorlog ende verlamming

van het Doitsche achterland, waarmede Nederland nor-

maliter een, druk handlsverkeer onderhield. Nederland
wil thans, zoo zegt het blad, deze disharmonie te boven
komen; met name de agrarische exporten naar Engeland
zijn voor toeneming vatbaar, hoewel het vraagstuk van kosten en prijzen, zooals bij de Engelsche onderhande-
lingen met Denemarkën is gebleken, moeilijkheden kan
opleveren. .

Engeland heeft den laatsten tijd met vele Europeesche landen besprekingen gevoerd. Deze hadden, volgens het
,,British Embassy News Bulletin” van 80 Januari jL alle

dit gemeenschappelijk,, dat zij een wederzijdsche – uit-
wisseling van aangeboden en gevraagde goederen vormden.
Zoo ook thans de besprekingen met Nederland.

Het tweede gemeenschappelijk kenmerk is, volgens dit
Bulletin, dat de Engelsche export naar deze landen (naar
vaarde) sinds het, einde van den oorlog steeds grooter is
geweest dan de import-uit die landen. Met de valuta, die
Engeland aldus heeft ve&regen, kn het niets koopen.
Een ‘derde factor van beteekenis noemt het Bulletin de hooge prijzen in. de Europeesche,landen; eenigszins om-
vangrijke aankoopen door Engeland zouden het Engelsche
prijsniveau beïnvloeden. Op te merken valt, dat dit be-
zwaar tegenover ons’ land grootendeels zijn gelding mist.
Volgens Prof. Brouwers althans, in de ,,Groene Amster-

dammer” van 25 Januari jl., bezit Nederland ongeveer
het laagste prijsniveau in de wereld (slechts iets hooger
dan het.Engelsche, zooals dezelfde schrijver in de onlangs
verschenen bundel ,,Nederlands Economisch Herstel”
becijfert).
Op grond van dit laatste is een toeneming van onzen
export naar Engeland niet uitgesloten, mits ,,essentieele
goederen” kunhen worden aangeboden, waarop de Engel-
sche invoerpolitiek in hoofdzaak blijft gericht.

lIET ENOELSCHIE BOUWPLAN VOOR 1947.

Op den 28sten Januari publiceerde de Engelsche Regee-
ring een witboek over het nationale bouwplan voa’1947.
1-1 et voörziet in den bouw van 300.000 wonii’lgen, waarvan
240.000 permanente en 60.000 tidelijke. Daarnaast is het de bedoeling, ‘dat eind 1947 200.000 in aanbouw moeten
zijn en 100.000 aanbesteed. De cijfers”voor 1946 zijn: 150.637 woningen gebouwd,
waarvan 92.426 tijdelijke en 58.211 permanente.
De verdeeling van den bouw der perinanefite woningen
in 1947 zal vermoedelijk als volgt zijn: plaatselijke autori-
teiten 190.000, particulieren 35.000, ter’vijl de herbouw
van 15.000 door den. oorlog vernielde woningen door
plaatselijke autoriteiten of particulieren ,zal geschieden.
Voor de uitvoering van dit plan wordt verondersteld,
dat bepaalde hoeveelheden arbeid en materiaal beschik-
baar zullen zijn. De kwanta ervan zijn geschat aan de hand

116

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

5 Februari 1947

van de ervaringen van 1946. Een belangrijk artikel is

zacht hout. Indien dit niet in de gewnschte hoeveelheden

kan worden ingeroerd, zal het bouschema’moeten worden
gereduceerd. Andere onzekere factoren vormen olie,

transport en be’schikbare arbeidskrachten. Veel zal ook

afhangen van de mate, waan ii men alternatieven kan vin-,

den met het oog op de materiaalchaarschte.
Voor de permanente woningen zullen 320.000 man noo:

dig zijn, voor onderhoud, herstel en dergelijk werk 280:000
man.

Vele plaatselijke autoriteiten kwamen met verschil-

lende plannen, die coördinatie behoeven. Op de nood-
zaak hiervan wordt in het witboek gewezen.
Een ander punt uit het bouwprogram is, dat de

Regee-
ring ernaar streeft om meer huurhuizen ‘te doen bouwen,

met name in de verhouding van minstens 4 op 1 tegenover

voor den verkoop bestemde huizen.
Tenslotte blijft de bouw door particulieren aan licenties
gebonden.

])E VOEDSELSITUAT1E

Een groot deel van de wereld hongert nog. In Azië is

de rijstproductie niet meegevallen en de beschikbare ex-
porten uit Burma en Thailand zijn niet voldoende om de

behoefte van landen als China en Britsch-Indië te dekken.
Ook Nederlandsch-Indië moet invoeren.

In Europa zijn de toestanden niet veel anders. De ge-
raamde wereldexportoverschotten moesten, naar een,

mededeeling van Fitzgerald, Directeur-Generaal van den In-
ternationalen Nood Voedsel Raad, worden herzien van 26,5
millioen ton tot 24 millioen ton; de kenbaar gemaakte
behoeften stegen van 34 millioen tot 38 millioen. In Neder-

land wordt’ de voedselpositie door den voorzitter van de
Stichting voor den Landbouw, 1-1. D. Louwes, zorgelijk

geacht. Een voedselcrisis wordt gemeld, uit Oostenrïjl,
waar moeilijkheden zijn gerezen zelfs voor d,e verknijgirig

van het minimum aan calorieën. In Rusland is de oogst

beneden de verwachtingen gebleven.

Terwijl in vele landen in Europa en Azië nog honger
wordt geleden, is men echter reeds beducht voor een te

groote productie van voedingsmiddelen in de toekomst.
The long-range agnicultural policy of the G6vernment”,
aldus Truman in zijn presidentieel rapport aan het congres op den 8sten Januari, ,,should be based upon the principle

of plenty and not upon the encouragement of scarcity”.

Nog juicht’ men op het oogenblik over de prijsdaling
van sommige producten in de Vereenigde Staten. De prijs
van Januari-tarwe is gekomen op $ 2,131 per bushel, het-

geen een vermindering beteekeht van
53/8
dollarcent. Voor
Mei en Juli-tarwe voorziet men prijzen -van respectievelijk
$ 1,92
5
/
8
en $ 1.,75 per bushel (,,Time” van 27 Januari jl.).

Met de mogelijke ongunstige gevolgen van een alge-
meene prijsdaling hoidt – zich de vborbereidende

– commissie van de ,,Food and Agricultural Organisation”
van de U.N.O bezig. De commissie heeft voorgesteld, dat
de productielanden niet, zooals Sir John Boyd Orr wilde,
door eenige internationale autoriteit tot medewerking
worden gedwongen, maar zullen worden uitgenoodigd

om bufferstocks të vormen. Elke natie zal èonform een
algemeen plan reserves opbouwen. Nimmer mogen voedsel-
overschotten – meer ter wille van het prijsniveau *ordn
vernietigd. .

1-let is te hopen, dat deze plannen zullenvorden uit-
gevoerd. -Dan zal de honger tenminste niet geheel voor
niets zijn geleden.

Enkele resultaten van, één jaar reconversie – 1946 is

het eerste jaar van dit 4e 5-jarenplan – zijn thans door

,,Soviet News” van 22 Januari 1947 bekend gemaakt.

– – Op het gebied-van de industrieele productie zijn de mees-
te’ ‘doelëinden, door het’ plan gesteld, bereikt. Zoo bijv.:

IJzer’ en staal
…………..
99,5 pCt. van het plan
Steenkool Vesten

……….105
Steenkool Oosten
……….
97
Olie, Zuiden en Westen
….
103
Olie, Oosten
……………
105
Electniciteit

…………..
99,7
Bouwmaterialen
…………
105
– Hout
………………….
98

Vieesch en auivel

……..
110

ened’en het plan is gebleven de productie van

Agrarische ‘machines
………
77 pCt. van het plan
Transportmachines

……..
81

,,

In hét geheele jaar 1946 is.de
industrieéle productie, vergeleken bij 1945, in het algemeen met 20 pCt. toege-
nomen. – – –

Minder gunstig is het met den landbouw gesteld, die

ernstig te lijden had van de droogte in Europeesch Rusland.

Hoewel de oogst in West-Sibenië grooter is dan in 1945,

is het totaal productiecijfer van granen en- suikerbieten
minder.

Verbetering is ingetreden in het verkeer: omvang van het spoorwegvervoer in 1946 113 pCt. van 1945, inèlu-

sief stëenkolen 116 pCt., inclusief metalen 115 pCt.
Wat den factor arbeid betreft, het aantal arbeiders is
‘toegenomen met 8 millioen en aan de opleiding van ,,skilled

– labour” wordt votdurend en intensief gewerkt.

RECONVERSLE IN SOVJET-RUSLAND.

Voor de 4e keer in zijn geschiedenis is Sovjet Rusland
tevoorschijn gekomen met een 5-jarenplan, thans met het
oog op het omvangrijkste economisch herstel, waarvoor
het ooit is geplaatst. De oôrlog immers heeft aanzienlijke
verwoestingen aangericht. –

GELD- EN KAPITAALMARKT.

Tengevolge ,van’ de in het voorgaande overzicht reeds
aangeduide stortingen op de 31 pCt. schatkistbiljetten

op 1 Februari 1947, was de geldmarkt zeer krap. Drie- en

viermaandspromessen werden aangeboden tegen resp.
1
13
/
16
pCt. en 1
7
/
pCt; terwijl alle volgende termijnen
tegen 1pCt. waren aangeboden. Vermoedelijk ‘zal de
krapte o”de’geldmarkt nog wel eenige dagen aanhouden.

De reeds 1aug verwachte maatregel, dat ruilorders niet meer op denzeifden dag doch binnen een ‘tijdsruimte van
zeven beursdagen moeten plaatsvinden, heeft thans het
staatsblad bereikt. Tevens is bepaald, d-at het geblokkeerde
gedeelte van de opbrengst van effecten, welke voor 31
Januari 1947 zijn aangemeld en tusschen 31 Januari 1947
én 1 April as. worden verkocht, op een overgangsreke-
ning zal worden geboekt, welke per 1 April a.s. Vrij wordt.
Dit om een stagnatie in den beurshandel als gevolg van
een ,,verk’o’opensstaking” met het oog op de blokkeering

van een -deel ‘van het verkoopprovenu te voorkomen.
Voor de dverdracht van buitenlandsche valuta, edele
metalen en de opbren
g
st van verkochte buitenlandsche
effecten-is een’ ove’reenkomstige – maatregel getroffen. Het
einde van de monetaire saneeringsmaatregelen, -voorzoo-
ver ‘hit den effectenhandel betreft, is dus nu in zicht.
Wellicht zal de reeds meermalen aangekondigde officieele
spaarcampagne nu ook spoedig beginnen. De blokkeerings-
maatregelen bij dénverko’op van effecten hadden immers
als belangrijk doel het voorkomen van ,dissaving”. Nu

dit blijkbaar niet meer noodig wordt geoordeeld, zou de
spaarcampagne hierop goed kunnen ‘ansluiten. De besprekingen over den verkoop van Amerikaansche fondsen via de Amsterdamsche Beurs werden voortgezet.
Wellicht zal hiervoor spoedig een bevredigende regeling
tot stand komen, waardoor het Rechtsherstelrisico voor
de beurshandelaren zoo goed mogelijk wordt beperkt. De conversie-operatie werd een groot succes, daar van

r

5
Februari
1947

– ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

117

het totale bedrag ad
f
21
milliard slechts f
3,5
millioen

niet werd geconverteerd. Behalve de Vrij onereuze voor-

waarden voor het alternatief en het féit dat men voor

het meedoen aan de conversie niets behoefde te doen,

hebben de steunaankoopen belangrijk tot dit resultaat

bijgedragen. Hierdoor werd het degenen, die niet tot de

conversie wilden overgatn, mogelijk gemaakt om tegen

betrekkelijk gunstige voorwaarden zich van hun bezit

aan staatsobligaties te ontdoen. De
3-3k pCt. 1917
vond

ter beurze een goed onthaal, zoodat de koers van
993/s
pCt.

op
den eersten dag der verhandeling, aan het einde der
week opliep tot
997
e
pCt. Rekening houdende met liet feit,
dat de thans gekochte stukken tot
15
Februari a.s. geen
rente dragen, heeft dé koers den paristand dus juist bereikt.

De aandeelenkoersen vertoonden in deafgeloopen week

geen groote fluctuaties, zooals . het onderstaande koers-

lijstje illustreert.
24
Jan.
31
Jan.

1947

1947

A.K.0.

……………………
140-

140

v. Berkel’s Patent ……………

117
G.L.
Kon. Nederlandsche Hoogovens …
140


Lever Bros Unilever
C.
v. A…..
239

2331
Philips G. b.
vA:
…………..
322

319
Koninklijke Olie ………………..
.353

359

H.A.L. …………………….
152*,

149*
N.S.0.

……………………. 143
G.L.

141
H.V.A. ……………………
201


Deli Maatschappij
C.
v. A…….
129

129
An’isterdamsche Rubber ………
138

137

STATISTIEKEN.
DE NEDEIILANDSCIIE BANK.
(Voornaamste pôsten in duizenden guldens).


.
•)))

bD
10

o
.
Id
çz
Cd
)
0
0
.
3

.

Q1.

16 Dec: ’46
700.863
4.430.806
88.615
6
152.574
23

,,

’46
700.875
4.434.786
84.103
5
155.552
30

,,

’46 700.876
4.434.786
100.816
5
453.109
6 Jan.
’47
700.879
4.434.786
125.126
5
152.235
13

’47
700.880
4.434.786
174.970
5
154.095
70

’47
700.875
4.459 991
147.657
5
153 178
27

,,

’47
700.909 4.459.991 140.115
S
151.700
3 Febr.’47
647.705
4.465.174
135.299
5
185.428

Saldi

in

rekening-courant

.
‘u
02
5,
.5

16 Dec. ’46
2.646.081 1.188.326
105.593
44.449
569.540
23

,,

’46
2.711.418
1.099.241
127.053
43.165 585.156
30

’46
2.764.151 1.099.855
90.071-
43.706
590.158.
6 Jan. ’47
2.736.834
1.071.526
.115.467
46.490 623.780
13

’47
2.701.167
1.305.562
84.475
45.950
633.673
20

’47
2.674.191
1.244.821 61.829 46.598
643.788
27

,,

’47
2 681.281
1.276.605
55.488
.
50.103
598.065
3Fcbr.’47
2.718.430
1.260.628
35.396
44.16.5
617.466

FEI)ERAL RESERVE BANKS.
(Voornaamste posten in millioenen dollars)

,
Metaal voorraad

Data
Other
t
U.S. &ovt.
Totaal
Goudcer-
cash securities
tificaten

7 Juni

1945
18.357
17.412
247
20.896
12 Dec.

1946
18296
17.504
258
24.128
19 Dec.

1946
18.382

17.589
250
23.210
24 Dec.

1946
18.381
17.587
237
23.722

F.R-bil

Deposito’s


1
Member-
Data
jetten
10
circulatie
Totaal
Govt.
banks

7 Juni

1945
22.860

1
17.350
1

352
15.432
12 Dec.

1946
24.896
1

17.979
1

626
16.479
19 Dec.

1946
24.963
1

17.523
t

237

..
10.517
24 Dec.

1946
25.092

J
.17.925
547
16530

DE NEDEKLANDSCI1E BANK.
Verkorte balans op 3 Februari 1947
Acti

ra.
WlSscls, pro-
Hoofdbank

f

messen en
schuldbrieven
Bijbank

in disconto
Agentsch.,,,

5.000,-
5.000,-
1)

Wissels, schatkistpapier en schuldbrieven, door
de Bank gekocht (art. II, le lid, sub 3 van de
Bankwet 1937
10
art.

4

van het Koninklijk
besluit van

1
October 1945, Staatsbiad No.
F204)

…………………………..

Beleeningen:
Hoofdbank

t

173.185.39908
‘)
(mcl.
voor-
schotten in re-
Bijbank

,,

2182.851,09
kening-courant
op onderpand)
Agentsch.

,,

.9.859.286,84

t

685.427.537,01
Op

effecten,

enz.

…………

184.625.614,76′)
Op goederen en ceelen

801.922,27
485.427.537,01 ‘)
Voorschotten aan het Rijk (art. 16 van de Bank
wet

1937)

………………………….
.

. –
Munt en muntmateriaal:
Gouden munt en gouden
muntmateriaal

f

646.556.699,39
Zilveren munt, enz …….
..1.148.574,86
11
647.705.274,25
Papier op het buitenland

t 4.465.173.830,03
Tegoed bij correspondenten in
te
het

buinland

……….. .119.457.122,79
Buitenlandsche

hetaalmid-

,
delen

………………

..15.842.345,11

4.600.473.29.7,93
Belegging van kapitaal, reserves en pensioen-
fonds

……………………………….
70.927.547,40 Gebouwen

en

inventaris

………………….
3.000.000,-
Diverse

rekeningen

……………………

..
36.839.621,90

t 5.544.378.278,49

Passlv’a.
Kapitaal

………..

. ………………….

t
20.000.000,-
Reservefonds

……………………………
12.377.412,28
Bijzondere reserve (winst herwaardeering goud-
voorraad

per

2

Juli

1945)

………………
209.277:096,67
Andere

bijzondere reserves

……………….
76.798.079.95 15.504.093,42
Pensio.Onfonds …………………………..
.
Bankbiljetten in omloop (oude uitgifte)

……..
236.830.405,-
Bankbiljetten

in omloop (nieuwe uitgifte)

……
2.718.429.650,-
Bankassignaties in

omloop

………………
..
38.326,32
Rekening-courant saldo’s:
s Rijks Schatkist:

…… f 1.260.427.660,85
‘s Rijks Schatkist

speciale rekening

………110.564.000,-
Geblokkeerde

saldo’s

van
banken ……………….

35.395.635.01
Gehiokkeerde

saldo’s

van
anderen

…………..44.165.274,54
Vrije saldo’s

…………617.465.824,37
,,
2.068.048.394.77
Diverse

rekeningen

……………………..
187.104.820,08

,

t 5.544.378.278,49

‘) Waarvan schatkistpapier
rechtstreeks door de Bank in

disconto ge-

nomen

…………………………..t
‘) Waarvan aan Nederlandseh-Indi0
(Vet van 15 Maart 1933

Staatsblad no. 99) ,,
42.165.200,-
Circulatie der door de Bank namens den Staat in het verkeer gebrachte muntbiljetten

…….
154.216.346,-

ZWEEDSCHE RIJKSI1ANK.
(Voornaamste posten in millioenen kronen).

Metaal
Staatsfondsen
,
..b.5
5)
;
)9.
Data.

0
0′
5)
bfl
C0
Qc)
cd
.;
0

14,

31Dec. 1946
839
532

1.544.504

t

284

94
t

182
7 Jan. 1947
839
532

1.549

509

1

261

94
1

182
15 Jan. 1947
806
511

1.438

504

1

477

94
1

182
23 Jan. 1947
773 490

1.445

502

276

94
[

182

Deposito
5
5) Direct opvraagbaar
5)
Data

cl
1


Z

31

Dec. 1946
17

Jan. 1947
15 Jan. 4947
23-Jan.

1947–

2.877 2.750
2.642
2.556

875
934 929
-916

7061
.679 654 643

84
1

173
t

.489
190

230
230 230 230

174
171

170 177

7

4
4

‘) De rekening ,,Regularisatierekeningen goud en diversen” is
gesplitst in: ,,Ovcrwaarde goud” en ,,Regularisatierekening”.

ns

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

5 Februari’
1947

NATIONALE BANK VAN BELGIË.
(Voornaamste posten in millioenen îrancs).

3)
0,13
0Q4
ç..
0
Data
cd
‘°.2
OOE
cd
13,

:.
‘)
U)

19 Dec.

1946
31.980 5.199
4.823
206 719
49.597
26

,,

1946
32.226
5.68
4.953
,214
698
49.158
2 Jan.

1947
32.241
5.633
5.559
213 795
49.888
9

,,

1917
32.256
6.320
5.303
177
881
49.138
16

1947
,,
32.047 6.708 5.406
209 903
48.473
23

,,

1947
31.677
7.542
4.561
211
777′
48.318
30

1947
31.684
7.578
4.613
229
760
48.823

ik
nI-
courant
saldi


0o3
,d
cd
Data
.v
$-
0′
.v.
13,
,,

(13
‘13.0
0
0
o
.
113

19 Dec.

1946
641
158.617
71.769
9
4.374
616
26

,,

1946
.
637
159.377
72.165
1
.
4.482
614
2 Jan.

1947
637
161.1102
73.891
4
5.979
613
9

,,

1947
637
160.412 73.858
2
5.374
611
16

,,

1947
637
160.144
73.480
5
5.443
608
23

,,

1947
637
159.543
73.077
3
r5.219
604
30

,,
.

1947 637
160.179
73.334
5
5.574
604

‘)
Waarvan 10.493 millioen frc. onbeschikbaar goudsaldo na
herwaardeering van den goudvoorraad (Besl’uitwet no. 5 van
1-5-1 944).
‘) Waaronder begrepen de post ,,Emissicbank .te Brussel”, ten
bedrage van 64.597 millioen frcs.


‘) Deze post omvat: oude biljetten over te boeken op tijdelijk
onbeschikbare of geblokkeerde rekeningen en niet aangegeven oude biljetten.

BANK VAN FRANKRIJK. (Voornaamste posten in millioenen francs).

Voorschotten
aan
den Staat
.13)

.Data
ILJ

.
g
0
P.

2

Jati.
1947
94.817
1117.324
59.449
72.100 426.000
9 Jan.
1947
94.817
1124.613
59.449 63.100
4 6.000
16 Jan.
1947
94.917
1118.897
59.449. 62.400 426.000
23 Jan.-.
1947
94.817
1117.681

59.449
61.800 426.000

Bankbil-
Deposito’s
Data
jetten in
Totaal
i

Staat
Diversen

circulatie

2 Jan.
197
9

lan.
1947

1
16

Jan.
1947

1
23 Jan.
1947

BANK VAN ENGELAND.
(Voornaamste postén in millioenen ponden).

22

.
.

8 Jan. ’47
0,2
1.449
1
1
1.450
1.402.0 48,2
15 Jan.

’47

0.2
1.449,3
1.450
E385,6
64,7
22 Jan. ’47
0,2
1.449,2
1.450
1.371,5

.
78,7
29 Jan. ’47
0,2
.

1.449,3

.
1.450′
1.364,5
85,8

Otbersecurities
Deposits
00
3)

.
o.
.0
..
,13
.
,.

.

13)
.

’13

…..

0
.’b
(Ja

13.6
314,5
8 Jan. ’47
1,1
32)2
17.7
18.1
38.2
15 Jan. ’47
1,0
297,2
18,4
18,0
381,1
25,2
298,7
22

lan. ’47
1,0
261,7
23,4
17,8
364,3
17,5
288,5
29 Jan. ’47
1,0
22.7
25,4 28,3 364,9 16,0
288,4

NATIONALE BANK VAN ZW’ITSEELAND.
(Voornaamste posten in millioenen franCS).

13)13)

0

,2
0

Data’
O
e

00

.
.

7 Jan. 1947
4.938.8
158.7 150,5
52.7
3.964.7
15 Jan. 1947
4.931,1
155,9
119,1
52,7
3.834,7
F
.2250’449
23 Jan.

1947
4.932,2
158,8 102,3
52,7
3.801
2
31

Jan.

1947
4.936 5
465,5
82,1
52,8
3.882,8

INDEXCIJFERS VAN LOONEN VOLGENS REGELINGEN IN
NEDF.RLANI)
‘).

1938/1939=100 Nijverheid
‘)
1

Landbouw’)
Nijverheid
en
landbouw

Aug.

1939.”…
101
100
101
Mei


1945:…
116 190
126
Juni

1946….’
163
241

.
174
Juli

1946….
165
241
176
Aug.

1946…..
166
241
176
Sept.

1946….
166
241

.
177
Oct.

1946….
164
241
175
Nov.

1946….
‘165,0
4)
240,5
175,6 4)
Dec.

1946. .
. .
164,8

240,6
175,6
4)

733.797 732.057
60.027

1
59.922
765
766
t

59.262
59.156
1

‘)
Bron:

,,Statistisch

Bulletin

van

het

C.B.S.”.
724.866
59.895
864
.1

59.031
1

)
Gemiddelden

24

bedrijfstakken.
719.409
61.830
791
61.039
‘)
Akkerbouw en

veehouderij.
Voorloopige cijfers.

OVERZICHT DER LAATSTE VIER
VERKORTE BALANSEN
VAN
DE NEDERLANDSCHE BANK
(in millioenen guldens).

Actief

data
13-1-47

20-1-47
1

27-1-’47
1

3-2-’47
1

Passief

‘data

13-1-’47
20-1- 47
1
27-t-’47
1

3-2-’47

Wissels,

promessen

en
-‘) -‘)
-.-‘)
-‘)
Icapitaal

…………….
20,0
20,0
20,0
20,0
schuldbrieven in disconto
.

Reservefoncis

……….
12,4
12,4 12,4
12,4
Wissels, schatkistpapier en
.

Bijzondere reserve (winst-
schuldbiijeven

door

de
.
..-.
,
herwaardeering

goud-
,
– –


voorraad per 2 ‘Juli1945)
209,3 209,3 209,3
209,3
154,1′) 153,2′)
‘151,7’)
185,4
1
)
Andere bijzondere reserves
76,8

.. ..

76,8 76,8 76,8
Voorschotten aan het Rijk


-.

Pensioenfonds

……….
15,4
15,5
15,5”
45,5
Stunt en muntmateriaal:
Bankbiljetten

in

omloop
Gouden munt en gouden
236,9 236,9 236,8 236,8 699,7 699,7 699,8

644,6
(Oude uitgifte)

‘ ……….
Bankbiljetten

in

omloop
Zilveren munt, enz
1,2
4,1 1,1
1,2
(fliCu’ve

uitgifte)

……..
2.701,2
2.674,2
2.681,3
2.718,4
Papier
op
het buitenland
6.434,8
4.460,0
4.0,0
4.465,2

Bankassignaties in omloop

0,1
0,2

muntmateriaal
…….

regoed bij correspondenten
.
Rekening-courant

saldo’s:

bank gekocht

………
Belëeningen-
. .

……….

in het buitenland

. . .
159,1
131,9
124,4 119,5
‘s
Rijks

Schatkist ……
1,205,6
1.244,8 4.276,6
Buitenlandsche betaalmid-
.

. ‘S
Rijks Schatkist:specia-
1.260,4
15,9
15,8′

15,7
15,8

le

rekening ………..
110,5 110,6 110,6
140,6
Belegging van kapitaal, Re-
Geblokkeerde saldo’s van
serves en pensioenfonds
70,7 70,7
70,7
70,9
,

banken

………….
84,5 61,8
55,5
35,4

delen

……………..

ebouwen en inventaris
.
3,0 3,0 3,0
3,0
Geblokkeerde saldo’s van

..

Diverse rekeningen
26,5 30,7
29,6
36,8
.

anderen

…………
46,0
46,6
50,1
44,2
Vrije saldo’s

……….
643,8
598,1
617,5
Dlversë rekeningen

……
..633,7

.

..

213,3
212,8
187,1
..212,7

..

5.565,0
5.566,1
5,556,0 5.544,4
5.565,0

..

..

5.566,1
5.556,0 5.544,4
‘)
Waaivan schatklstpapier
.

rechtstredksdoordeBank
.(
in disconto genomen ….
-.
Circulatle

der

door

de
‘)
Waarvan aan Ned.-Indië

. –
,

Bank namens den Staat
(Wet van 15-3-’33Staats-
.

.


In

het verkeer .gebrachte
.

blad no.

99)

……….
……
42,2 42,2 42,2 42,2
muntbiljetten

…………
154,0 152,8
152,9
156,2

WERKLOOSIJEIJ) IN
N’EI)ERLAN’I)
‘).

14a’aiic1

1
W erkl6ozen ‘)
.

30

Juni

1945 ………………..
112.622 201.400
30

Maart.1946

…….:- ………
64743
..
.,

16.000
……………
29

Juni ‘1946..

..

45.953′
‘-

7.800
30

Sept.

1946……………….
38.743 6.000
.

37.578
5.200
31

Oct.

1946

……………….
1

30

Nov.

1946

……………….

..

39.041
4.000
7,600
31

Dec.

1946

………………
.
3)

47.0)

1)
Bron: ,,Statistisch Bulletin van-het
C.B,S.”.
1)
Gegevens van de arheidsbureaux.


‘)
Bovendien 105.000 vorstwerkloozen
uit het Vrije
bedrijf.

t)

STAND
:VAN,
‘s11

f{AS..

Vorderingen,
23

Jan. 1947
15

Jan. 1947

Saldo van ‘s Rijks Schatkist
bij lie Nederlandsehe Bank
fl228.790.304,53 fl219.373.750,21
Saldo van ‘s Rijks Schatkist
bij

de

Bank

voor Neder-
‘.

‘32.762,76
,;

774.820,68
Kasvorderingen

wegens

cre-
dietverstrekking

aan

het
buitenland

…………..
16.012.028,-
,,

16.012.028,-
Daggeidieening tegen

onder-‘
pand

landsche Gemeenten ……….

Saldo der postrekeningen van
411.486.409,21

,,

379.025.682,75
D
Voorschotten

op uitimo

e-
cember

1946

aan

de

ge-

llijkscomptabelen

….. …..

meenten wegens aan haar

uit te keeren belastingen

Vordering in rek-courant op:
Nederlandsch-Indiê

……
…567.479.595,19
568.939.595,19
Suriname

…………..
4.530.154,19
Curaçao

…………….
7.460.419,47 ,,

7.410.419,47
HetAlgemeen Burgerlijk Pen-
sioenîonds

…………..

…..4.980.1j4,19


Het

staatsbedrijf der P., T.

…..

en’

……..


Andere staatsbedrijven en in-
stellingen

…………..
…466.496.095,23
,, 451.478.267,92

ECONOMISCH-STAT]ST’ISCHE BERICHTEN

tL71RIIi#M([ili1(gIl

Doctorandus economie

77 jaar, wentcht van werkkring te .veranderen; Ervaring op hct
gebied…van “esearchwcrk en handelspraktijk..Goed, orgamsatr
en gewend met, ta!rijk personeel om
t
,
gaan. Cewenscht ,wordt
drukke werkkring. Brieven ne. 814 bureau van dit blad; p’ostbu
42, Scliicdtni.

Aoui4ant (lid NIVA)’ netrum Choo buiten- –
landsche ersring op verschil!ende kantoren in di-
,.vcrae branches, speciaal

p het gebied van de

E
schcei’vaart, harde werker met organisatorischen en

commereicelen aanleg, zoekt’ iefs,andige functie als

directeur, administrateur

of iets dergelijks op een onderneming In Amerika,
Afrika of elders in het buitenland,
Prima getu gschriften en, ieferenties.
Brieven onder no. 819 bureau van dit blad, post-
bus 42, Schiedam.

Verplichtingen

Voorschot

door

De

Neder-

landsche Bank verstrekt

Voorschot

door

De

Neder-
landsche

Bank

in

rekening-
courant verstrekt


Schuld

aan

de

Bank

voor
Nederlandsche Gemeenten


Schatkistbiljetten

in

omloop
f

511.174.800,-
f

511.174.800,-
Schatkistpromessen

in

om-
loop

(rechtstreeks

hij

De
Nederlandsche Bank is ge-
plaatst nihil)

………….
5650.800.000,-
,,5605.400.000,–
Daggeldieeningen


152.544.834,-
,,

153.319.453,50 Schuld

op ultinio

December
1946

aan

de

gemeenten

..

wegens

aan

haar

uit

te
keeren

belastingen

……
14.859.053,78
,,

14.859.053,78
Schuld

in

rek-courant

aan:
Nederlandsch-lndie


Suriname

…………..

3luntbiljetten in omloop …….

Cucaçao

…….. . …….

Het Algemeen Burgerlijk Pen-
sioenfonds

……………..

……

25.238.784,32
,,

21.796.418,20
Het

,.taatsbedrijf der P., T

………-


en

T.

………………

………

460.515.107,31
,,

457.956.319,09
Andere staatsbedrijven

….
…..

3.412.u04,86
,,

3.412.004,b6
Schuld aan dtverse’tnstellingen

….

in

rekening

met

‘s

Rijks

……

Schatkist

……………..
3185.645.206,52 ,,3179.01 3.983,75′

BESPAEINOEN VAN
CONSUMENTEN
IN DE
VEREENIODE
‘SIATEN
1).

Inkomen
Uitgaven .Besparingen
Jaar
In

milliarden

dollars
FIn
%

64,3
58,8
5,5 8.6
(gemiddeld)
110,6
82,0 28,6 25,9
1246
91.3 33.3
26,7

1935-1939

……………

137,4
98,5
38,9
g8,3
139,6 106.4
33,1
.23.8

1942

………………..

144
,
5

127:0 17.5
12,1

1943

………………..
1946

………………..

le kwartaal
138,0 120,9
47,1
12,6

1945

…………………
1

1946

•)

………………

2e

,,
‘141,8
122,0
19,8 14.0
3e
,,
148,4′
120,4 19,0 12,8
4e

,,

‘)
149,7
135,5 14,2
.

9,5

3)
Ontleend aan het rapport van President
Truman,’ uitgebracht
aan het Congres op den 8en Januari
1947.
t)

Scliat:tingen.

-Voor vervolg rubriek
,,
Vacatures” zie
blz. 120 ,, ,

5’Februari-1947
119

DE
K.L.M.
VRAAGT

BOEKHOUDERS

gewend zelfs’andig te werken; liefst met talenkennis.

Practische kennis van VARIABLE ‘BUDGETEERING =
s
i
r
ékt tot aanbeveling. Leeftijd tot 35 jaar. Stand. =

plaats Den Haag.

Sollicitaties uitsluitend schriftelijk met pasfoto en
E
volledige gegevens omtrent opleiding en ervaring 101

benevens afschriften van diploma’s en getuigschiiften

aan de Afdeeling Personeelszaken der K. L. M.,

Raamweg 90, den Haag.

Op envelop en brief in linkerbovenhoek vermelden:
4DHINISTRATIE. . Bij
1
agen woiden niet terugqezonden.

De Stichting voor den Landbouw vraagt voor de
behandeling der buitenlandsche aangelegenheden een

idj unct-secretaris
bij voorkeur doctorandus in de economie of’ econo-
misch georiënteerd landbouwkundig ingenieur; salaris
nader overeen te komen.
Solliciiat es te richen aan den alg. secretaris der
Stichting, Raamweg 26, Den Haag.

N.V. Hazemeijer, Fabriek van Electrische Apparaten,
Fleogelo, vraagt

administrateur
Sollicitanten. mdeten op de hoogte zijn van’ de mo-
de’rne bedrijfsadministratie, budgettcering en cor.trôle-werkzaamheden. Leeftijd 30-35 jaar.
Zij. die met dé metaalindustrie bekend zijn, genieten
de voorkeur.
Eigenhandig Ceschreven sollicitatiebrieven met vol-
ledige bijzonderheden Omtrent opleiding en praktijk-
ervaring te zenden aan: Directie N.V. Hazemeijer,
Postbus 23. Flengelo.

J. P. H. SMITS

BELASTINGCONS U LENT

Telefoon 94447, 9222

Bij geen gehoor 27409

VALERTUSPLEIN 16, AMSTERDAM-ZUID

De handel

In

bloembolleii

door

Dr A. J. VERHAGE

7e Publicati

van het
Ned. Econom. Instituut

PRIJS’f 3.15*

prijs voor leden en donateurs
van het Nederlandsch Econo-
misch Instituut f 2.25; bestelen
bij het N.E.I.

Uitgave:

De Erven F. Bohn N.V.

Haarlem

Accountant

(volledig bevoegden lid van le rangs Org.) vlot wer-
ker en goed organisator, gevraagd als leider der
Accountantsafdeeling v. Belastingcons. en Accountants.
kântoor. Uitst. vooruitz. Br. m. verm. van leeftijd,
d;ploma’s, loopbaan, referenties en verl. salaris onder
no. 816 bureau van dit blad, postbus 42, Schiedam.

Voor de Provinciale Bibliotheek van Frieland, to
Leeuwarden, wordt gevraagd een

• mr. in de rechten
als

wetenchappelijk hoofdassistent. Sslarisgrenzcn
f 3000—-f 4000
excl. de gebru.kelijke toeagen. Sollici-
taties voor 1 April aan den Bibliothecaris.

HAV BANK – SCHIEDÂM

Levensverzekering en Lijf
renz
e
e

Nederlaodsch Indische Handelsbank, N.Y.

Amsterdam – Rotterdam – ‘s-Gravenhage

Alle Bank- en Effectenzaken.

Bij het Economisch Technologisch Instituut In
LEin.
burg (ETIL) kunnen geplaatst worden:

een ingenieur

als assistent van den directeur. Vereischten: werk-
tuigkund g of chemisch ingcnieur, belangslel.ing voor industrialisatie en bedrijfseconomische vraagstukken.
Practijk strekt tot aanbeveing.

een jonge doctorandus:

in de economie
Vereischten: belnngstel.ing voor regionaal ontwikke-
lingswerk, economische research en documentatie.
Brieven met uitvoerige inlichtingen te richten aan
het ETIL, St. Servaasklooster
39,
Maastricht.

Annonces voor het volgend nummer

dienen uiterlijk Maandag 10 Februari a.s. in het bezit

te zijn von de administratie, Lange Haven 141, Schiedam

N.V. A.T.O. – VAN GEND & LOOS

Geregelde vrachtauto-dienst

Nederland – Tsjecho-Slowakije

Vraagt inlichtingen bij onze 80
.
kantoren
ol bij van

Udens Transport Bureau

Veerhaven 15

Rotterdam

VAN DIJK & Co.

EENDRACHTSWEG 11 – ROTTERDAM
Makelaars en Commissioinairs in Effecten

Effecten – Coupons – Vermogensbeheer

Tefefoon20845 – 21889 – 40631

Beurs Nis 6

Telefoon 24178

24378

N.V. LANKHORST

TO UWFABR1EKEN

SNEEK TEL. 3041 -3042

SPINNERIJ—TOUVi SLAGERIJ SEDERT .1803

Verliespostén Voorkomend Systeem

bestaande uit 4 Diensten

1-let V.V.S. is een onmisbaar hulpmiddel bij het
gezondhouden van uitstaande credicten. Aan-
vaard als onderdeel der dehiteuren-administra-
tic. zal het van groote practische waarde blijken
1

te zijn.


Onze
VV.Shtochurc wordt op aanvrage kosteloos toegezonden

Van der
Graaf
&
Go’s
bvreavx
voor
den IiadeI
N. I.
Amselstroat 14-18, Amsterdam.C, Telefoon 38631 (6 lijnen)

Alle correspondentie betreffende advertenties, gelieve U te richten aan Koninklijke N3derla’sdsche .Boekdrukkerij H. A. M. Roelants, Lange Haven 141, Schiedam (Tel. 69300 toestel 6)

Druk Roelants, Schiedam

Auteur