Ga direct naar de content

Jrg. 31, editie 1520

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 26 1946

w r’

P
ÂUTEUISRECHT VÖORBEHOUDEN

conoM
__

_isch,–wStatis
’tische

Ben*c h ten

ALGEMEEN WEEKBLAD
VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN
EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

31E JAARGANd

WOENSDAG 26 JUNI 1946

No. 1520

COMMISSIE VAN REDACTIE:

J. F. ten Doesschate; N. J. Polak;

J. Tinbergen; H. M. H. A. van der Valk; F. de Vries;

H. W. Lambers (Redacteur-Secretaris).

Adjunct-Secretaris: J. H. Lubbers.

Assistent-Redacteur: A. de Wit.

Administratie: Pieter de Iloochstraat 5, Rotterdam (W.).

Telefoon: Redactie 38040, Administratie 38340. Giro 8408.
Abonnements prijs van het blad, waarin tijdelijk is op ge-

nomen het Economisch- Statist isch Maandbericht, franco

p.p. in Nederland f 26′ per jaar. Overzeesche gebiedsdeelen

en buitenland / 28 per jaar. Abonnementen hunnen ingaan

met elk nummer en slechts worden beëindigd per ultimo

van het halenderjaar. Losse nummers 75 cent.

Donateurs en leden van het Nederlandsch Economisch

Instituut ontvangen het blad gratis en genieten een reductie

op de verdere publicaties.

– Adreswijzigingen op te geven aan de administratie.

Aangeteekende stukken aan het Bijkantoor Westzeedijk,

Rotterdam (W.).

Alle correspondentie betreffende advertenties te richten

aan de Firma H. A. M. Roelants, Lange Haven 141, Schie-
dam (Tel. 69300, toestel 6).

INHOUD:

131z.

De financiering van het herstel door
Dr. Th. H. Mul-
des…
.
…………………………………

403

Amerika en het Tei.1.e Oosten door
Dr. A. J. P. Tam-
mes…………………………………….

407

Uitbreiding van bevoegdheden der ,,Comités d’Entre-
prises” in Frankrijk door
A. Rom Colthof/ ……..409

Uet economisch herstél in Frankrijk door
J. H.
Luhbers ………………………………..411

Aanteekening

Conferentie van de Ecito voor in,ternationn,al ver-
keel’ met Scandinavië ………………….
413

Geld- en kapitaalmarkt ……………………..
415

S t a t i s t i e k e n :

Verkeer en vervoer in Nederland
.
……………

.
414
De buitenlandsche handel der Vereenigde Staten..
415

DEZER DAGEN

zijn er in Nederland vacatures, de maatschap is gesticht,
er worden ministers gevraagd. Men kijkt.binnen en buiten

de grenzen – om een beeld van. Vergilius te gebruiken –
naar de ,,rari nantes in gurgite vasto”, de enkelen, die
zich zwemmende ‘eten te houden in den onafzienlijken
maaistroom. Want – en het is geen verwijt aan de water-
bouwkundigen, die zich in alle geledingen geducht hebben
geweerd – we hebben nog lang geen vasten grond onder
de voeten.

Dit blijkt uit het antwoord, dat Sjahrir als Indische
tegenvoorstellen moeSt overbrengen: officiëel zijn we één
stap teruggegleden op het glibberige pad. Job’s geduld,
Salomo’s wijsheid en . . . . conferenties in Londen’ zijn
ei voor noodig. Juist als voor Britsch-Indië. Er komt
ook een Rijksconferentie, doch niet dezer dagen.

Intusschen vormen de berichten der correspondenten
over de conferentie der ,,Big Four” te Parijs een nieuwe
Tristia, alleen al door den Ovidiaanschen toon van ge-
forceerde opgewektheid. De ministers zullen thans rrachten
het in het geheim eens te worden. Hiermede is dAmeri-
kaansche minister het om te beginnen oneens. Hij wenscht
zich aan den Amerikaanschen nationalen ziener Walt
Whitman te houden ,,to utter the word democratic”.
Voor de rest wordt de profeet Whitman in eigen land
niet bijster geëerd, althans als men naar de atoomquaestie
ziet. Schreef hij niet – ,,Song of myself” -: ,,for every
atom belonging to me as good belongs to you”? Dat is
meer het Russische standpunt.

Terwijl de heeren delibereerden is de eerste atoombom
sinds den vrede gevallen. Is het een wetenschappelijk of
een politiek experiment, een proef- dan wel een oefenbom?
Nôg, kan men zeggen, het eerste.

Boeiender nog dan ato9m9plitsing is splitsing vn per-

soonlijkheid. Bidault, oud geschiedenïsleera.ar, werkt in
Frankrijk voor twee. Niet alleen de maatschap is hem
gelukt, doch zelfs de mannen, had hij op zeer korten, termijn
bijeen. De Fransche kabinetsformaties, hoezeer ook geleid
door mannen van het nieuwe Frankrijk, lijken stérk op de
vooroorlogsche; dezelfde gezichten op andere stoelen.
Waarschijnlijk werken hier sterker krachten dan alleen
de historische vorming van Bidault.

Een historische parallel dringt zich even,eens op bij het
bericht, dat de Nederlandsche kustvaart zich ook op de
Middellandsche Zee gaat richten. Met even bescheiden
schepen heeft Nederland in zijn, bloeitijd het handels-
verkeer in dat gebied beheerscht; de naam van de Ruy Lee
werd groot als koopvaardijkapitein, op den Levarit. De
congressisten, die te Amsterdam bijeen, zijn voor de con-
ferentie over international Scheepvaartvraagstukken,

mogen, hieruit zien, dat de geest gezond is, al treffen zij
nog gestremde havens.

Doch op andeee’punten gaan we vooruit. Het verkeers-net wordt steeds uitgebreider en de kolenproductie neemt
toe. En in dit kader past ook de actie om de matte plekken,
die op de Nederlandsch’e kaart als n,aoorlogsch verschijnsel
zijn, gebleven; te polijsten. Dat n,iemand zich vacantie
gunne, zonder aan de noodgebieden, een deel van, de resul-
taten van, zijn werkkrn,cht te hebben afgestaan,.

[ZI

N.V. KONIt4KLIJ KE

N E D E R L A N D S C H E

gispen

FTI1fl[iIz1iz.lL&.laIIgJ
Culemborg
amsterdam
rotterdam

ZOUTINDUSTRIE

Boekelo Hengelo

ZOUTZIEDERIJ

Fabriek van:

zoutz uur, (alle kwaliteiten),

vloeibaar chloor

chloorbleekloog

natronloog, caustic soda.

Koninklijke

Nedèrlandsché

Boekdrukkerij

H. A. M. Roelants

Schiedam

De NoordelijkeEconomisch-Technologische Organisa-
tie (NETO) te Groningen, roept sollicitanten op voor
een

Directeur

bij voorkeur met administratieve- en bedrijfservaring in
commercieele, technische of iociaal-economische richting
en

twee Sociaal-economen

drs. sociale geographie of drs. economie of gclijkwsar-
dige opleiding. Zoo mogélijk eenige ervaring in prac-
tisch sociaal-economisch onderzoek.
Uitvoerige sollicitaties te zenden aan den Voorzitter
van het Bestuur van de NETO, Verlengde Heerewcg
108, Groningen. Bezoek alleen na oproep.

N.V. PHILIPS’ GLOEILAMPENFABRIEKEN zoekt
voor haar administratieve afdeeling een

bedrijfsstatisticus

Doctoraal Economie of Accountantsdiploma gewenscht.

Voorkeur genieten zij, die reeds in een soortgelijke

functie werkzaam zijn geweest. Brieven met uitvoerige

inlichtingen te richten aan de ‘Afdeeling Personeel.

zaken, Willemstrast 65 te Eindhoven, onder motto

13EDRIJFSGROEP IN DE METAALINDUSTRIE vraagt
een

adjunct-secretaris

LeefÎijd
25-35
jaar. Vlotte, representatieve persoon-
lijkheid met commercieelen en/of technischen achter-
grond, belangstelling voor industrieel-economische pro-
blemen en gewend service” te vcrleenen. Eigenhan-
dig geschreven, brieven met uitvoerige vermelding van
oplcidin en anteeedcnten onder no.
13557
Adv. Bureau
,,Die Haghe”, Plein ii. Den Haag.

GROTE FABRIEK OP TEXTIELGEBIED

zoekt

BEDRIJFSLEIDER

bij voorkeur ingenieur, met ervaring
op bedrij fsorganisatorl.sch gebied;
moet In staat zijn leiding te geven
aan 1200 man personeel. Zelfstandige
positie. Salaris
1
1000.-
;
— per maand.
Leeftijd 30 6, 40 ‘jaar. Cand., die daar-
voor in aanmerking komen, zullen
Worden uitgenodigd voor een psycho-
logisch onderzoek te Utrecht door de
Nederlandsche Stichtiné voor Psychotechniek

Eigenhandig geschreven brieven met volledige
inlichtingen, vergezeld van twee nieuwe pasfoto’s
(van voren en opzij) te zenden aan Advertentie-
bureau ALTA te Utrecht, vöÔr 20 Juli as.,
met vermeldl.ng in linkerbovenhoek van brief,
op foto’s en envelop: E.S.B. 1824, met daar-
onder naam, acfres en leeftijd In drukletter3.

R. MEES & ZOONEN

A01720

Rotterdam, ‘s-Gravenhage, Delft, Schledam

Vlaardingen. Amsterdam (a!leen assurantiën)

BEHANDELING VAN ALLE BANKZAKEN

BEZORGING VAN ALLE ASSURANTIËN

AMSTERDAMSCHE

BANK N.V.

KAPITAAL t
SØiaOm RF.SERVF.S
t
31300.

EERSTE NEDERLANDSCHE

Verzekering
Mij. op het Leven
en tegen
Invatiditeit N.V.
Gevestigd te ‘s-Gravenhage

AOMINISTRATIEKANTOOR DORDRECHT. BELLEVUESTRAAT 2′, TELEFOON 5346

Personeel s- Pensioenverzekering
verschaftdirecte fiscale besparing – afschrljving van toe-
komstige lasten – blijvende sociale voldoening

Vraagt U eens welgedocumenteerd advies aan ons
BUREAU VOOR COLLECTIEVE CONTRACTEN.

SS0

STANDARD AMERIKAANSCHE PETROLEUM
CIE
Annonces, waarvan de tekst ‘s Maandags in ons bezit is,
kunnen, plaatsruimte voorbehouden, in het nummer van
dezelfde week worden opgenomen.

Voor het vervolg vtjn de rubriek ,,Vacatures” zie pag. 416

-,

-‘•-

r’

“Q

26 Juni 1946

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

403

DE FINANCIERING VAN HET HERSTEL.

Het recht op schadeoergoeding door het Rijk.

Naar algemeen gevoelen ligt op de Overheid de moreele
plicht om de oorlogsgetroffeuen zooveel mogelijk bij te
staan om dé geleden schade te herstellen. De schade is
ontstaan hij de verdediging en later hij de bevrijding
van het vaderland en het is niet meer dan billijk, dat
allen dragen in de offers, waarmede zulks gepaard ging.
Wanneer de schade tegen de momenteele vervangings-
waarde van het beschadigde. goed zou worden vergoed
hij volledige vernietiging en tegen een evenredig deel
van de vervangingswaarde hij gedeeltelijke vernieling,
zouden de problemen, althans voor de Overheid, practisch
alleen gelegen zijn in een juiste schatting van de geleden
schade. Om verschillende redenen is deze uitkeering
onder de huidige omstandigheden niet mogelijk. Een
algeheele schadevergoeding zou, bij de enorme schade,
die is toegebracht, op de Schatkist ondraaglijke lasten
leggen. Voorts ontbreken momenteel de goederen, welke
met de ontvangen penningen gekocht zouden moeten
worden, waardoor een eventueele uitkeering slechts
inflatie in de hand zou werken. –
Er dienen echter niiddelen beraamd te worden om de
gelden die boven de zgn. rijksbijdrage voor wederopbouw
of heraanschaffing noodig zijn, op de een of andere wijze
teï beschikking te stellen. Daarnaast zal er voor gewaakt
moeten worden, dat de verstrekte gelden inderdaad
voor de aangewezen doeleinden worden gebruikt en de
aanwending voor verbruiks- of gebruiksdoeleinden, waar-
door de goederen immers door consumptie uit de circu-
latie verdwijnen, tot een minimum beperkt .wordt; anders
gaat immers het evenwicht tusschen geld
;
en goederen-
stroom opnieuw teloor.
De maatregelen, die ter financiering van het herstel
zijn genomen, bestrijken dan ook, drieërlei terrein, nl..
10.
de vasttelIing van de bijdrage van Rijkswege en
de uitkeering der vastgestelde bedragen door daartoè
aangewezen instellingen;
20 de aanvullende financiering, welke veeband houdt
met het feit, dat de herstelkosten aanzienlijk hoöger zijn
dan de rijksbijdragen;
8 de contrôle op de besteding van de beschikbaar
gestelde gelden.
In het onderhavige artikel zullen deze punten nader
worden bezien. –

De onwang oan de schade.

In het Memorandum, inzake de door Nederland van
Duitschland te’ eischen schadevergoeding van October
1945, wordt de totale oorlogsschade geraamd op ruim
f 25 milliard in de geldswaarde van 1938. Een aanzienlijk
deel van deze schade werd veroorzaakt door productie-

derving gedurende de oorlogsjaren. Deze productiederving
ontstond door de afwezigheid van den aanvoer van over-
zeesche grond- en hulpstoffen en werd nog versterkt,
doordat Duitschland beslag legde op het grootste deel
van onze voorraden. Deze laatste voorraden zijn apart
gewaardeerd bij de materieele oorlogsschade.. In het
genoemde bedrag van f 25 milliard is voorts een som
begrepen van f 6 milliard wegens schade dbor gedwongen
overdracht van een deel der productie aan Duitschland.
Bovendien behelst het totaal bedrag vn f 25 milliard
een claim van meer dan f 4 milliard aan schade wegens
na 7 Mei 1945 geleden en nog te lijden proctuctiederving.
De drie hier vermelde posten van resp. f 4, f 6 en ruim
f 4 iilliard geven het bedrag aan, waarmede
in
de oorlogs-
jaren het nationaal inkomen is afgenomen en het ook voor de naaste toekomst nog zal worden verminderd.
Voor een deel is dit derhalve reeds gedragen door be-
perking van de cons’umptie gedurende den oorlog ert voorts
zal dit te dekken zijn door een sobere levenswijze in
de eerstkomende jaren. Alhoewél deze bedragen onge-

twijfeld een schadepost vertegenwoordigen en een vor-
dering deswege op het verslagen Duitschla.nd gewettigd
is, komen zij voor vergoeding door de Nederfa,ndsche-
instanties onder de huidige omstandigheden practisch

niet in aanmerking. Bij de beperkte middelen komt het
er momenteel voor ons land in de eerste plaats
op
aan om
de schadevergoeding zoo te regelen, dat het nationaal
productievermogen op korten termijn wordt hersteld.
Een vergelijking van
,
het Nederlandsche volksvermogen vôôr en na den oorlog moge aangeven, op welke wijze de
materieele voorwaarden voor de verwerving van het na-:
tionaal inkomen zijn aangetast, en eenig idee geven

van de richting, waarin de vergoeding van oorlogsschade
geleid zal moeten worden, om, mede met behulp van’

financieelen bijstand, ons volksvermogen weer op peil te
brengen. Na mindering van de meer genoemde posten,
wegens productiederving en gedwongen overdracht van
de productie op het totaal bedrag der oorlogsschade,
resteert een som wegens materieele schade dan het Ne-
derlandsche volksvermogen van f 11,5 milliard.

In onderstaande tabel is aangegeven, op welke wijze dit
schadebedrag over de verschillende soorten van vermogens-
objecten is verdeeld. Een vergelijking met het vermogen
per September 1939 geeft ‘tevens aan, op welke wijze
de onderscheiden vermogensbestanddeelen zijn aangetast.

Nationaal vermogen en geleden schade.

Nationaal vermogen September 1939
Geleden schade

in

miii.

in miii.
in
%
v.d.
gid

1
tot, volks-
gld.
totale
verm.
schade
Woningen

. . .
5.000
14
820
7
Huisraa,d
5.000
14
1.200
10
Nijverheid
5.000
14
2.200
19
Land-,

tuin-

en
boschbouw
3.800
11
825
7
Overheidsbezit
2.800
8
550
5
2.500
7
.

1.800 46
Bank-, verkeers-
wezen
1.800
5
1.020
9

Handel

……….

Kerken

en ver-
eenigingsgeb
550
2
160
1
Goud, belegg. in
buitenland enz
8.500
23
2.850
26

Totaai
…… .±
35.000
1

100


11.500
1

100

Terwijl het in woningen belegde bedrag meer dan
14 Ct. van ons nationaal vermogen uitmaakte, bedroeg
de schade slechts 7 pCt. van de totaal geleden schade.
Huisraadschade was naar verhouding grooter. De nijver-
heid leed, relatief hooge schade. Alhoewel het bedrag, dat vôôr den oorlog in de nijverheid geïnvesteerd wal,
,

ongeveer gelijk was aan de som, die in woningen was ge-
stoken, beliep de ‘schade aan de nijverheid een bedrag,
dat meer dan twee en een half maal zoo hoog was als voor
woningen. Naar verhouding het zwaarst werd het
bank- en verkeerswezen getroffen, waar de geleden schade,
uitgedrukt in procenten van de totale schadé, bijna het
dubbele bedroeg van het aandeel, dat het bank- en ver-
keerswezen uitmaakte van het totaal nationaal vermogen.
Men ziet derhalve, dat verhoudingsgewijs de schade op-
liep, naarmate de vermogensbestanddeelen gemakkelijker.
verplaatsbaar waren. De schade ontstond niet in de
eerste plaats door oorlogsgeweld, maar door wegvoeriiig
in Oostelijke i’ichting.

De grootte van de rijksbijdragen.

Een algemeene regeling met betrekking tot de bij-
dragen voor de verschillende categorieën van vermogens-
bestanddeelen werd op 9 November 1945 van kpacht,
toen ‘het Besluit Materieele Oorlogsschaden (Staatsblad
F 255) werd afgekondigd. In dit Besluit wordt onder
oorlogsschade verstaan iedere schade als rechtstreeksch
gevolg van oorlogsgeweld, toegebracht aan onroerende
goederen, aan roerende goederen, welke tot een
bedrijf behooren of het uitoefenen van een beroep dienen,

404

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

26 Juni 1946

of aan huisraad, voorzoover deze ten tijde van het ont-
staan eigendom waren van Nederlanders en de schade
binnen Nederland is toegebracht. De grondslag van de
schaderegeling is deze, dat slechts het verschil tusschen
de waarde van het goed vôôr en na de beschadiging,
beide gevaardeerd naar de op 9 Mei 1940 geldende facto-
ren, wordt vergoed. Bovendien zijn bepalingen opge-
nomen, krachtens welke een bijdrage voor
,
herbouw of
herinstall.tie slechts wordt verkregen, wanneer reeds tot
herbouw resp. heraanschaffing van goederen is overgegaan.
De bepalingen van het Besluit F 255 gelden vooreerst
voor de schade aan onroerende goederen. Daarnaast
is evenwel bij Beschikking van den minister van Financiën
van 18 Juni. 1945 een bepaling van kracht geworden,
volgens welke een schade aan onroerend goed, welke het
bedrag van t 3.000 niet te boveij gaat, geheel van staats-
wege zal worden vergoed, terwijl de uitkeering mét 25 pCt.
zal worden verminderd, indien de eigenaar van het be-
schadigde goed in 1943 f 300 of meet aan inkomsten-
belasting verschuldigd was of indien hij in de vermogens-
belasting werd aangeslagen.
Voor bedrijfsuitrusting blijft de bepaling van waar-
deering naar de factoren van 9 Mei 1940 van toepassing.
Voor handels- en bedrijfsvoorraden wordt de waarde;
welke voor schadeloosstelling in aanmerking komt, ge-
steld op den werkelijk besteden koopprijs.
Voor de gebouwen, die bij den landbouw gebruikt
worden, geldt uiteraard dezelfde bepaling als voor alle ander gebouwd onroerend bezit. Flet grootste deel van
den veestapel en van de gewassen te velde wordt als pro-
ducten- en handelsvoorraad aangemerkt; de vergoeding
voor deze schaderubrieken is derhalve relatief gunstig’). De regeling voor de schadevergoeding aan huisraad is
vastgelegd in de Eerste Uitvoeringsbeschikking op het
Besluit Materieele Oorlogsschade 1945, gepubliceerd in de
Staatscourant van 9 Januari 1946. In genoemd Besluit
zijn yoor een aantal categorieën van gebruiksgoederen
maximale bedragen vastgesteld vah de bijdrage (bijv.
bontmantels en bontjassen in totaalf 300 ;pleziervaartuigen,
automobielen, rijtuigen, paarden, enz., f 400). Geld -en
geldswaardige papieren en kennelijk overtollige goederen
(dranken, rookar’tikelen, enz.) komen niet voor ver-
goeding in aanmerking. De maximâle bijdrage voor huis-
raad varieert naar de huurwaarde van de woningen
per jaar, waarbij voorts een indeeling is gemaakt in groote
steden, provincieplaatsen en plattelandegemeenten. Bij
Besluit van 4 April 1946 (Staatscourant van. 5 April
1946) ia in de oorspronkelijk vastgesteldé maximum-
bijdrage eenige wijziging gebracht, waardoor in de groote
steden hij een huurwaarde van f 200 of minder, in de
provincieplaatseri bij een huurwaarde van f 150 of minder
en op het platteland, bij een huurwaarde van t 100 o
minder, maximaal t 1.750 kan worden uitgekeerd. Naar
de mate van de huurwaarde stijgt de bijdrage, met dien
verstande, dat niet meer genoten kan worden dan t 11.250
bij een huurwaarde van f1.500 in de groote steden, van
f1.200 in de kleinere plaatsen en van f 1.000 op het
platteland.
Door de waardeering van de schade tegen prijzen van
Mei 1940 blijft een groot deel van de geleden schade,
gezien de sterk gestegen prijzen op practisch alle gebied,
onvergoed. Bij de bouwnijverheid zijn de bouwkosten bijv.
met ruim 150 pCt. gestegen; de groothandelsprijzen zijn
met circa 140 pCt. opgéloopen, terwijl de kleinhan-
delsprijz.en een stijging ondergingen van ± 80 pCt.
De rijksbijdragen dekken dan ook slechts een gedeelte
van de totaal geleden schade. Begroot wordt, dat in.
totaal ruim 3 milliard wordt uitgekeerd, waarva.n voor
onroerend goed en schepen pim. Ij milliard, voor bedrijfs-
uitrusting en bedrijfsvoorraden pHi. 1 mïiliard en voor
huisraad pim. j milliard. De zgn. rijksbijdrage omvat
‘) Vgl. De regeling der oorlogssehade in den landbouw” door
Mr. G. van Setten in ,,E.-S.B.” van 5 Juni 1946.

derhalve slechts ongeveer 1/3 van de totale materieele
oorlogsschade. Mede als gevolg van de prijsstijging, die
sedert Mei 1940 optrad, kan met dit bedrag nog geen
vijfde deel van de geleden materieele oorlogsschade
worden hersteld.

Organen poor de vaststelling en de uitkeering pan de oorlogs-
schade.

De bijdrage voor schade aan gebouwd onroerend goed
wordt in elk afzonderlijk geval vastgesteld door den
directeur van het Commissariaat voor Oorlogsschade aan
de hand van onderzoekingen, ingesteld door de Schade-Enquête-Commissies. Het ligt evenwel in de bedoeling,
dat de schade in de toekomst wordt behandeld door het
College van Algemeene Commissar
j
ssen voor den Weder-
opbouw, hetwelk derhalve ook voor de uitkeering van
de schadepenningen zorg draagt. In de practijk wordt
dit zelfs reeds toegepast. Aangezien de wederopbouw
van boerderijen, welke wordt behandeld door het Bureau
Wederojbouw Boerderijen (B.W.B.), onder het College
van Algemeene Commissarissen ressorteert, geldt voor
den vederpbouw in den agrarischen sector hetzelfde
als hierboven aangegeven. Voor schade-uitkeeringen aan
bedrijfspanden is de Herstelbank
2)
ingeschakeld.
De uitkeering van de rijksbijdragë aan bedrijfsuit-
riisting en bedrijfsvoorraclen vond in het verleden plaats
door voorschotverleening bij de Middenstandsbank (welke
crediet verleende tot t 20.000) en door de Stichtingen
1940, (die voorschotten gaven, waarvoor de limiet van
t 20.000 niet gold). In de toekomst zal de Herstelbank
de belangrijkste instantie zijn, welke zich met deze zoo-
genaamde B.- en C.-schade zal bemoeien. Ook deze bedragen worden door den directeur van het
Commissariaat voor Oorlogsschade vastgesteld. Terwijl
echter bij de schade aan onroerend goed de bijdragen
rechtstreeks uit ‘s Rijks kas beschikbaar worden gesteld,
wordt bij de B.- en C.-schade een andere methode toe-
gepast. Volgens artikel 8, lid 1, van het meergenoemde
Besluit F 255 kan namelijk door of namens eenige rijks-
instantie een voorschot worden betaald op de te verwach-
ten bijdrage. Een dergelijk voorschot wordt als een ge-
deeltelijke betaling van de bijdrage beschouwd: Deze uitbetaling kan derhalve plaatsvinden, voordat de uit-
eindelijke bijdrage definitief vaststaat. Gewoonlijk zullen
van deze regeling slechts bedrijven, welke vôér 10 Mei 1940 zijn opgericht, gebruik kunnen maken.
Voor veehouders en land- en tuinbouwersis een an-
dere credietverleening vastgesteld. De beschikking over
de bijdragen voor agrarische doeleinden berust bij den
Rijksdienst voor Landbouwherstel, welke onder het Mi-
nisterie van Landbouw, Visscherij en Voedselvoorziening
ressorteert. Het bijzondere hij deze schadevergoeding is
hierin gelegen, dat zij voor een deel in natura kan plaats-
vinden.

De schade aan huisraad wordt daarentegen door den
Secretaris van de Schade-Enquête-Commissie vastgesteld.
De rijksbijdrage wordt op een huisraadschadeboekje hij
de Nederlandsche Middenstandsbank gestort. Voorschot-
ten op deze schade wörden eveneens door de Nederland-
sche Middenstandsbank, na verkregen opdracht van de
Districtbureaux Verzorging Oorlogsslachtoffers, verstrekt. Aangezien men ook na de publicatie van de Eerste Uitvoe-
ringsbeschikking op het Besluit F 255, algemeen van
meening was, dat de bijdrage voor huisraadschade na
verloop van tijd gewijzigd zou worden, vond vooral de methode van voorschotverieening veel toepassing:

Ook worden door de algemeene banken voorschotten
gegeven op de te verwachten rijksbijdragen, terzake van
geleden oorlogsschade. Men heeft daarbij uiteraard geen

‘)
Voor de oprichting en het doel van de Herstelbank, zie men ook
het artikel van Dr. Ir. B. BÖlger ,,De Flerstelbank” in ,,E.-S.B”
van 8 November 1945:

26 Juni 1946

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

405

bijzonder recht van voorrang bij de uitbetaling van de
schadepenningen. Dit voorrecht kan eerst worden ver-
kregen door cessie van de vordering op de rijksbijdrage.
In artikel 11, lid 1, van het Besluit F 255 is bepaald,
dat de bijdragen niet kunnen worden vervreemd of ver
pand, zonder goedkeuring van het Commissariaat. Een desbetreffend9 medewerking van den directeur van dit
Bureau wordt niet verleend; dan nadat door hem overleg
is gepleegd met de Herstelbank, waarbij dan moet blijken,
dat bedoelde credieten het karakter hebben van kort-
loopende financieringen. voor herstel, vernieuwing of

aankoop.
Voorts worden ook door de Herstelbank voorschotten verleend op de te verwachten rijksbijdrage. De Herstel-
bank kan een ruimere politiek voeren bij credietverleening
terzake van de rijksbijdrage dan bijv. de Middenstands-
bank, aangezien de voorschotten verleend kunnen wor-
den, zoowel op grond van oorlogsschade aan bedrijfs-
uitrusting eii bedrijfs- en handelsvoorraden, als wegens
schade aan gebouwd onroerend goed.
Bovendien wordt nog een uitkeering verleend aan de
door den oorlog getroffenen in den vorm van uitbetalin-
gén door molestverzekeringmaatschappijen. Het totaal
dezer molestuitkeeringen wordt begroot op pim. f 700
inillioen. Ingevolge de Beschikking, van den minister van
Financiën van 4 Maart 1946 (G 61) moeten echter alle
uitkeeringen terzake van schade aan roerende en onroe-
rende goederen door deze maatschappijen op een ten
name van den betrokken verzekerde geblokkeerde reke-
ning bij de Herstelbank worden gestort. De Herstelbank
geeft deze bedragen als regel eerst vrij, wanneer en naar:
mate de herbouw resp. de wederaa.nschaffing wederoni

plaatsvindt.

Aan’ullende fin.’ancieringcn.

Een belangrijke taak is voor de financieringsinstellingen
daar weggelegd, waar het verschil ‘tusschen de herstel-
kosten en de rijksbijdragen moet worden overbrugd. Op
dit gebied is met name een belangrijke’ plaats tdegedaclit
aan de Maatschappij tot Financiering van het Nationaal
Herstel
NV.,
opgericht 31 October 1945, kortweg ge-naamd de l-Ïerstelbank. Bij haar bedrijfspolitiek zal de
Herstelbank er naar streven om een normale rente op
haar kapitaal te verkrijgen, d.w.z. dat slechts credieten
zullen worden verleend aan ondernemingen, die den zwaren
rentelast, welke onvermijdelijk met de aanschaffing in
dezen tijd gepaard gaat, kunnen dragen, m.a.w. aan de
rendabele ondernemingen. Daarbij verleent de Herstel-
bank boven de algemeene banken de faciliteit, dat bij de
beoordeeling van de credietverleening van de zijde van de 1-lerstelbank de zekerheid, dat de betrokken onderneming
een winstcapaciteit heeft, zoodanig, dat daaruit rente en
aflossing op het verkregen crediet kunnen worden be-
streden, doorslaggevend is. De liquiditeit van he’t crediet
is van minder belang, aangezien de Herstelbank al haar
middelen op langen termijn verkrijgt. Verder verleenrde
1-lerstelbank credieten, waarvoor de particuliere banken,
vanwege het risico, dat er aan verbonden is, weinig inte-
resse hebben. Wanneer met deze credietverleening in
sommige gevallen onverantwoord hooge risico’s gepaard
gaan, maar nochtans financieele hulp in het algemeen
belang noodzakelijk is, zal deze van de zijde der’Herstel-
bank – welke ‘een bedrijfseconomisch beleid heeft te
voeren – slechts gegeven worden tegen zekere garanties
van overheidswege.
Vele bedrijven zullen echter niet in staat zijn de uit
het ‘herstel voortspruitende rentelasten te dragen. Er
worden daarom ‘middelen beraamd om hierin tegemoet
te treden.
1-let verschil tusschen rijksbijdrage en herstelkosten
kan op drieërlei wijze worden overbrugd:
V. door een bijdrage â fonds perdu;’
2. door een jaarlijksche bijdrage, een zgn. rente-

vergoeding op het onrendabele gedeelte van de kapitaais-
investeering;
3. door een rentelooze hypotheek.
Een bijdrage â fonds perdu is weinig aan te bevelen.
Dit geldt vooral voor woningbouw, waar de bouwkosten
met meer dan 150 pCt. zijn gestegen, terwijl de huren
zich momenteel nog op het peil van’ 1940 bevinden. Im-
mers, wanneer de Regeering het verschil tusschen de op de huur gebaseerde waarde en de bouwkosten zou vergoeden,
zal, wanneer na verloop van tijd, en dit is onver-
mijdelijk, de huur stijgt en daarmede dus ook de huur-
waarde oploopt, aan den bouwer een schenking worden
gedaan ter grootte van het verschil tusschen de gekapi-
taliseerde huurwaarde van Mei 1940 en de toekomstige
gekapitaliseerd,e huurwaarde.
Het systeem van de jaarlijksche bijdrage is in Enge-
land toegepast, waarbij een standaardpremie van £ 22
per jaar werd uitgekeerd. Dit bedrag komt’, gekapitali-
seerd, overeen met de helft van de bouwkosten. Deze
som schijnt nog niet voldoende te zijn om het verschil
tusschen de bouwkosten en de huuropbrengsten te over-bruggen. Deze financiering heeft het voordeel, dat jaar-

lijks slechts een, beperkt bedrag door de Overheid ter
beschikking behoeft te worden, gesteld, terwijl bij rentelooze
credieten ineens de hoofdsom moet wôrden uitbetaa,ld.
Men mag zich evenwel afvragen, of bij het systeem van uitkeering van jaarlijksche premies er voldoende gelden
voor hypotheken beschikbaar zullen komen, waarop cln,n
deze premie zn,1 worden betaald, gezien het onstand-
vastige karakter van de premies, welke uiteraard met de
gezindheid van den bewiidsman van Financiën en de
Volksvertegenwoordiging zich kunnen ‘wijzigen.
Het meest aanbevelenswaard lijkt de financiering,
.yaarbij boven de rijksbijdrage, totdat het bedrag van de.
rentabiliteitswaarde bereikt wordt, een voorschot wordt
verleend, waarover rente vergoed zal moeten worden,
terwijl voor het deel van de bouwkosten, dat de relita-
biliteitswaarde van het opgebouwde of weel’ aangeschafte
goed te, boven gaat,. een rentelooze ‘hypotheek wordt
verschaft. Men stelt zich voor, om, zoodra de prijs-
verhoudingen meer gestabiliseerd zijn, definitief vast te
stellen, welk deel van dit rentelooze voorschot voor kwijt
scheiding in aanmerking komt. De moeilijkheden, die
zich hierbij zullen voordoen, zijn geenszins gering. Be-
trekkelijk gen’iakkelijk, zullen zij zijn opte lossen bij den
woningbouw, waar het verschil tusschen rentabiliteits-

waarde (= gekapitaliseerde huurwaarde) en bouwkostn zonder veel moeite is vast te stellen; zij zullen evenwel
bijna onoverzienbaar zijn, bij practisch alle bedrijven,
aangpzien voor de berekening van de rentabiliteitswa.aîde
van bijna iedere onderneming elk objectief gegeveil ont-

breekt.

Een dergelijke regeling bestaat momen,teel in Neder-
land nog niet, maar het lijdt geen twijfel, of zij zal spoedig
tot stand, komen. Er zullen, dan tevens zekere regelingen
moeten worden getroffen,, waarbij aan de Hei’stelbank
de mogelijkheid tot hulpverleening wordt gegeven, zonder
dat de eisch van, ren,teverwerving op kapitaal van ,de bank
behqeft te worden prijsgegeven, hetgeen dan kan, geschie-
den door garanties van overheidswege. Uiteraaid zal het
de Herstelbanl ook mogelijk moeten zijn credieten te
verleenen aan geheel nieuwe bedrijven, welke voor het
herstel van de welvaart des Rijks dienstig zijn te achten;
reeds is begonnen met de verleening van dergelijke cre-

dieten ter hand te nemen. ‘
Om de haar toegedachte taak naar behooren te ver-

vullen,, moet de l

lerstelban,k over, de n,00dige middelen
beschikken. Tot dusver zijn deze verkregen door storting
op het geplaatste aandeelenkapitaal. Momenteel zijn ge-
plaatst en’volgestort 51.000 aandeelen A van f1.000 en
49.000 aandeelen, B, eveneens van 11.000, zoodat in
totaal f 100 millioen geplaatst en volgestort is. Volgens
de stâtuten bedraagt het kapitaal der vennootschap

406

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

26 Juni 1946

t 300 millioen, zoodat nog t 200 millioen geplaatst kan
worden
3
). De aandeelen A zijn gesteld op naam. Voor deze
aandeelen worden geen aandeelbewijzen afgegeven; zij
bevinden zich in handen van den Staat. De aandeelen
B luiden aan toonder en zijn thans voor een groot gedèelte
in het bezit van de groote banken. De vennootschap
kan verder geld opnemen tot een bedrag van 2/3 van
het’ geplaatste aandeelenkapitaal, zoodat momenteel op
deze wijze een bedrag van 67 millioen eventueel zou kun-
nen worden verkregen, hetwelk uiteraard tot f 200 mii-
lioen verhoogd kan worden, wanneer tot plaatsing van het geheele aandeelenkapitaal wdrdt overgêgaan Ten-

slotte kan de Herstelban.k nog kasvoorschotten opnemen.

De contrôle bij de uitkeering oan de bijdragen.

Aangezien aan de rechthebbenden op een bijdrage
wegens oorlogssch ade reeds uitkeeringen zijn gedaan,
voordat de rijksbijdrage definitief werd vastgesteld,
terwijl anderzijds bedragen zijn bepaald, die
nog:
niet
voor uitkeering in aanmerking komen, omdat de mo-
gelijkheid van herstel op het oogenblik nog ontbreekt,
was een aparte administratie noodig, waarin de reeds
gedane betalingen resp. door de betrokkenen nog te vor-

deren bedragen zijn opgenomen. De rechthebbenden
worden gecrediteerd voor de vastgestelde bijdragen en
gedebiteerd voor de opgenomen bedragen, terwijl daaren-
boven de rente verrekend wordt (over de bijdragen wordt
een rente van 4 pCt. ‘s jaars vergoed van den eersten
dag van de kalendermaand af, waarin de schade is ont-
staan). Bedoelde boekhouding wordt vanwege het Mi:
nisterie van Openbare Werken en Wederopbouw bijge-
houden in het Grootboek voor den Wederopbouw,
wat de schade en het herstel aan gebouwd onroerend
goed betreft, terwijl voor alle overige schade en herstel
de administratie gevoerd wordt door het Centraal Ver-
rekenkantoor, hetwelk onder het Ministerie van Finan-
cien ressorteert. –

De tegoedgeschreven gelden of de bedragen als voor-
schot op nog niet definitief vastgestelde bijdragen worden
eerst vrijgegeven, nadat aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Er wordt ni. in drieërlei opzicht een contrôle
toegepast, en wel een bestedingscontrôle, welke er op
toeziet, dat de verstrekte gelden inderdaad worden aan-
gewend voor herstel en vernieuwing, een financieele
contrôle, welke agaat, of de herbouw of de aankoop
van goederen wellicht uit eigen middelen is te financieren,
en een monetaire contrôle, welke in nauwe samenwerking
met De Nederlandche Bank en het Ministerie van Fi-
nanciën wordt uitgeoefend, waarbij wordt bezien, in hoe-
verre met het oog op de algemeene economische situatie
een uitbreiding of inkrimping van de geldcirculatie nood-
zakelijk moet worden geacht.
De bestedings- en de financieele contrôle vindt in elk
individueel geval plaats, wanneer binnen het kader van
de monetaire contrôle credietverleening in principe toe-
laatbaar wordt geoordeeld. Momenteel zijn er verschillende
instanties, die toezicht houden op de uitkeering van de
bijdrage. Daar de Herstelbank als semi-overheidsinstelling
speciaal is ingericht voor de financiering van het hepstel
van de welvaart , alsmede voor het beheer van gelden,
die van overheidswege voor vergoeding van oorlogs

schade zijn of zullen worden uitgekeerd, is.het duidelijk,
dat aan de. 1

lerstelbank een centrale plaats bij de hierbij
bedoelde contrôle wordt ingeruimd.

De contrôle b.erust, voor wat de schade aan onroerende
goederen aangaat, bij het Ministerie van Openbare Wer-
ken en Wederopbouw. De contrôle ten aanzien van de
besteding van de gelden voor bedrijfsgebouwen is evenwel
opgedragen aan de 1

lerstelbank.

Voorts is bepaald, dat de Stichtingen 1940,van de door
haar verleende credieten beneden de t 20.000 opgave

3)
Iniiicfde1s is een nieuwe emissie van t 25 millioen preferente
aandeelen B aangekondigd.

zullen verstrekken aan de Herstelbank, terwijl voor
hoogere bedragen vooraf de goedkeuring van de Herstel-
bank gevraagd zal moeten worden. Ook voor de Neder-
landsche Middenstandsbank gelden soortgelijke voor-schriften, waardoor derhalve bereikt wordt, dat de ge-
dragingen van genoemde lichamen gelijk loopen met
de pÖlitiek van de Herstelbank.

Voorts is de medewerking van de Flerstelbank noodig,
wanneer particuliere banken crediet verstrekken tegen
cessie of verpanding van de rijksbijdrage. Dit laatste kan
niet plaatsvinden dan na goedkeuring van den directeur
van het Commissariaat voor Oorlogsschade, welke hier-
voor het advies van de Herstelbank inwit.

De contrôle voor de uitkeeringen wegens bedrijfs-
uitrusting in den landbouw berust echter geheel hij den
Rijksdienst voor het Landbouwherstel.

Het beheer en de contrôle over de gelden, die door de
Nederla.ndsche Middenstandsbank worden betaalbaar ge-
steld tertake van aanschaffing van nieuw huisraad, be-
hooren evenmin tot de competentie van de Herstelbank,
terwijl zij ook zijdelings geen enkelen invloed op de Po-
litiek van de IV.Fiddenstandsbank dienaangaande kan
uitoefenen.

Het bovenstaande betreft uitsluitend de uitkeering
van de zgn. rijksbijdrage. Het lijdt geen twijfel, dat bij

de te treffen maatregelen inzake de aanvullende ‘finan-
ciering het arbeidsveld van de Herstelbank verder
zal
worden uitgebreid. Dit houdt niet in, dat de Herstelbank
tot almachtig lichaam wordt gepromoveerd, dat auto-

ritair door middel van credietverleening de richting be-
paalt, waarin het Nederlandsche economische leven zich
zal ontwikkelen. Het oordeel over de prioriteit van de
uit te voeren projecten blijft, wat het bedrijfsleven
betreft, bij de Ministeries van Handel, Nijverheid en
Scheepvaart berusten, terwijl de 1

lerstelbank als uit-
voerend orgaan belast wordt met de financiering van

deze objecten en de daaraan verbonden administratie.

Enkele slotopmerkingen.

Bij de herstelfinanciering moet steeds voorop staan,

dat het geld gezond wordt gehouden. Dit beteekent dus,
dat voor het verstrekte geld .00k inderdaad de gewenschte
goederen kunnen worden gekocht. De goederenstroom is primair; de regeling hiervan geschiedt in het binnen-
landsch verkeer niet als vôÔr den oorlog door middel
van prijzen en van geld om deze prijzen te betalen, maar
door rantsoeneering en toewijzing. De rol van de finn-
ciering i dan slechts aanvullend.
Zooals bleek, is de geheele herstelfinanciering er op
gericht om zoo spoedig mogelijk ons productie-apparaat
weer op peil te brengen. Daardoör zal men zich in de
consumptieve sfeer voorloopig het noodige moeten ont-
zeggen. Gelukkig staat nog de mogelijkheid open om
door mi’ddel van buitenlandsche credieten ons de meest
noodzakelijke productiegoederen in het buitenland te
verschaffen
4),
maar ook hier zien wij de grenzen naar
ons toekomen. Om het in het Nationaal Budget voor
1946 begroote bedrag van f 1,8 milliard aan buitenland-
sche bijdragen te halen, zal ongetwijfeld liquidatie van
een deel onzer buitenlandsche bezittingen onvermijdelijk
blijken.

Wat de besparingen binnenslands aangaat, kunnen wij
niet anders dan pessimistisch zijn. De minister van Finan-
ciën noemt in het budget van 1946 een bedrag van 1,2
milliard. Aan binnen- en buitenlandsche bijdragen zou
dan een bedrag van 3 milliard beschikbaar komen. Uit
de begrooting voor 1946 valt evenwel op te maken, dat
een aanmerkelijkdeel van dit bedrag voor militaire uit-
rusting en dergelijke in economisch opzicht onproductieve
doeleinden wordt gebruikt, waarbp de term ,,investee-

‘)
Men zie ook: ,,Middelen, die voor herstelfinanciering niet en
wel kunnen dienen” door Mr. H. F. van Leeuwen in , ,E.-S.B.” van
10 Januari 1946.

26 Juni 1946

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN.

407

ring” dus niet van toepassing is. Het lijkt ons dan ook,
dat de investeeringen in 1946 ongeveer het bedrag van
de overmakingen uit het buitenland zullen benaderen.
Op zichzelf beschouwd is het daarom gewettigd en zelfs
noodzakelijk om het herstel met nieuw geld te financieren,
aangezien hier additioneele goederen in het verkeer
komen, zonder dat er besparingen tegenover staan. Op
grond van de overtuiging, die men kan hebben, dat zich
bij particulieren en banken groote saldi bevinden, die
overbodig zijn om den gang van de goederen door het
economisch leven zonder wrijvingen te doen plaatsyinden,
kan de financiering in de practijk evenwel geschieden
door aantrekking van oud geld.
Dr. Tij. H. MULDERS,,

AMERIKA EN HET VERRE OOSTEN.

Dit artikel valt mogelijk wat uit de lijn van dit week-
blad. Het is niet economisch en niet statistisch en het zal
ook overigens weinigzakelijke gegevens bevatten. Maar het
wil bijwijze van correctie een onderwerp belichten, dat
dikwijls al te economisch en al te zakelijk wordt opgevat.
In zoover is het hier misschien toch p• zijn plaats.
Men is geneigd de buitenlandsehe politiek van de Ver-
eenigde Staten ‘meer te ‘zien als. een product van handels-
belngeri dan die van andere groote landen. Deze laatste hebben een lange geschiedenis en het kost geen ‘moeite
in die geschiedenis groote lijnen en algemeene beginselen te herkennen, die als het ware behooren tot een psychisch,
een onmaterieel karakterbeeld. Daartoe geeft de jonge
historie van Amerika’s actieve deelneming aan het volken-
verkeer minder gelegenheid. Des te meer valt het oog op de
welvaartsontwikkeling van het land als drijvende kracht
achter de expansie sedert de jaren negentig tot nu. Waren
niet de ,,dollardiplomatie’, de ,,open deur”, typische
voortbrengselen van deze geschiedenis?
En toch, de economische beschouwingswijze geeft geen
bevrediging. Laten, we een oogenblik bij de beide laatst-
genoemde verschijnselen blijven stilstaan. Wat bekend
staat als de dollardiplomatie, is in het verleden alleen
voorgekomen onder president Taft, den opvolger van den
eersten. Roosevelt en ‘den voorganger van Wilson. Het
motief was vooral politiek. De Regeering zag andere
mogendheden, door middel van spoorwegconcëssies en
beheersching van natuurlijke hulpbronneft, zich uitbreiden
in China en vreesde het land te zien uiteenvallen in poli-tieke invloedssf eren. Om dit te viorkomen stelde zij den
anderen Regeeringen voor met haar deel te’ nemen aan internationale bankconsortia tot exploitatie van de ob-
jecten. Zelf nam zij de leiding om de aarzelende Amen-
kaansche bankiers in het geweer te brengen. Een van
Wilson’s eersté regeeringsdaden was den overheidssteun
aan een leening ,,voor de reorganisatie van China”
I
te
onttrekken. Zijn overtuiging was, dat deze politiek niet
tot het beoogde doel kon leiden en integendeel de onaf-
hankelijkheid van China aantastte. Slèchts één succes had
de dollardiplomatie, nl. in de kleine Midden-Amerikaan-
sche, republieken. Ter bescherming van het tôekomstige
Panamakanaal wist de Regeening met dén dollar gevaar-
lijke vreemde beleggingen uit te drijven. Het
is
nuttig ‘aan
deze episodes te herinneren,’ omdat de allerlaatste tijd
een herleving van iets als’ de dollardiplomatie Schijnt te
geven. De Amenikaansche leeningen aan sommige Euro-
peesche landen zijn bovenal politieke leeningen, wapens in den internationalen machtsstrijd: De ,,open deur” wordt genoemd het bekende beginsel,
volgens hetwelk Amerikaansche onderdanen irt economisch
onvolledig ontwikkelde gebieden op even gunstige ‘voor-
waarden kunnen handel drijven als andere vreemdelingen. 1-let vond zijn eerste en belangrijkste toepassing wederom
in China. Met de vrees voor ontbinding tan China voor
oogen, noodigde de Amerikaansche Secretaris van’Staat

andere belanghebbende Regeeringen uit over en weer den
vrijen handel met een onverdeeld China te erkennen. Het
beginsel werd sedert het begin van de eeuw telkens en
nauwer omschreven herhaald. De geschiedenis van de
open deur is onderzocht met al de nauwkeurigheid, en uit-
gebreidheid, die de gespecialiseerde Amerikaansche weten-
schap aan de onderwerpen van de korte Amerikaa,nSche
historie kan besteden. De historici’) komen tot de volgende
conclusies:

De eenheid en onafhankelijkheid van China werden
als een politiek beginsel geworpen in den imperialistischen
wedloop van de groote mogendheden.
Dit maakte de open deur tot de eerste belangrijke
afwijking van de politieke nalatenschap van de ,,Foun-ding Fathers”, de stichters van de Republiek: geen blij-
vende verplichtingen buiten het Amerikaansche wereld-

deel.
Amerika laadde daarmee een verplichting op zich, die,
indien op de proef gesteld, ver boven zijn krachten zou
gaan. Alleen de omstandigheid, dat de mogendheden door
haar groei en de tegenstellingen in Europa werden in
beslag genomen, voorkwam de verdeeling van China
Japan echter, dat in den eersten wereldoorlog de handen
vrij kreeg, was daarna in staat de open deur tegen Amerika’s
vingers dicht te klemmen. Pas bijna een halve eeuw na
de eerste openi
deur-tiota’s
bezat Amerika de macht om
het beginsel door Ve zetten. Toch was er al dien tijd geen
Regeering, democratisch of republikeinsch, die er af-

stand van deed.
Volgens een koele berekening weîd niet het handels-
belang met de open deur het meest gediend. ‘De deur werd
voor anderen open gehouden. Amerika had zakelijk meer
kunnen profiteeren van een eigen invloedssfeer. Het
handelsbelang, de beleggingen bleven gering tegenover het
risico van de aangegane internationale verplichting.
De handel volgde, leidde nief.

De Amerikaansche verwachtingen van het Verre Oosten
en de verplichtingen uit, dien hoofde waren altijd ver voor-
uit aan het directe economische belang. China was daarbij.
de centrale grootheid, ofschoon het meerendeel van den Aziatischen handel met Japan gedreven werd. Tusschen
1920 en 1933, dus véÔr de groote ‘teranderingen, als gevolg
van de Japansche expansie, beliep de Amerikaansche

handel met het Verre Oosten een zesde van ‘den totalen
buitenlandschen handel• van de Vereenigde Staten. De
helft van dat deel was met Japan, een vijfde met China. In 1930, bij het begin van de groote depressie en op het
hoogtepunt van een periode van enormen Amerikaanschen
kapitaaluitvoer, bedroegen de langdurige beiçggingen in
het Verre Oosten 2,33 pCt. van Amerika’s gezamenlijke
buitenlandsehe beleggingen. Van dat deel kwam 0,83 pCt.
voor rekening
vasi
China. Dit alles valt in het .niet bij de
kosten, die het Amerikaansche volk, als gevolg van zijn
Politieke en militaire verplichtingen in den Pacific, heeft
moeten’ maken
2).

De Amerikaansch,e politiek voor het :Verre Oosten ei
den Stillen Oceaan werd vastgesteld door de opeenvolgende
Regeeringen en haar onmiddellijke omgeving, ambtenaren,
militairen, en dikwijls geïnspireerd door deskundige
gdviseurs, zendelingen en missionarissen. Belangengr,oepen,
,,pressure groups”, waren daarbij meestal van slechts
zeer indirecten invloed. Sedert het begin
van
de uitwendige

expansie aan het eind van de vorige, eeuw volgde de handel
defautoritèit en niet de autoriteit den handel, zooalsbijhet
ontstaan van de koloniale rijken. De eerste machtsdand
van de expansie, de oorlog met Spanje in 1898, betrok
Amerika voor de toekomst’meer in het Verre Oosten dan

‘)
T. A. Bailey, ,,A Diplomatie I’Iistory of the American People”,
New York 1942. A. W. Griswold, ,,The Far Eastern Policy of the
United States”, New York
1938.
N., J. Spykman, ,,Ametica’s
Strategy in World Politics”, New York 1942. ‘
‘) K. S. Latourette, ,,Thc United States moves across the Pacific”, New York 1946.

1

408

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

26 Juni 1946

de open deur nota’s, de dollardiplomatie en den handel.
Toch was dit maar een bijproduct van dien oorlog en slechts weinie ingewijden, zooals de ‘latere president
Roosevelt 1, waren zich de beteekenis van de Spansche
Philippijnen bewust en wisten de annexatie ervan door te
zetten. De opgezweepte publieke opinie dacht alleen aan de Spaansche onderdrukking op Cuba en, op den achter-
grond daarvan, aan de dominatie in de,Amerikaansche
middelzee, die straks het ontworpen kanaal door cle land-
engte zou moeten beschermen.

**
*

Pe Amerikaansche republiek is geboren uit een bewust
zich afwenden van Europa, haar ?iood, haar nauwheid,
haar oorlogen. Wel was men aan die oorlogen
dank
ver-schuldigd, want zij hielden de mogendheden op. veiligen
afstand bezig, terwijl het jonge land betrekkelijk ôngemoeid
op kon groeien, maar op voorwaarde, dat men er buiten
bleef. Dit gelukte tamelijk wel en men kon er zelfs profijt
van trekken. Men bleef met ontzag naar Europa kijken,.
maar het was een kijken over de schouders heen, niet naar
voren toe. De-langdurige afzondering werd versterkt door de intensieve inspanning van de verovering van een con-
tinent op natuur, klimaat en inboorling. Hieruit zijn de
oude heiligdomn’ien van de Amerikaansche buitenlandsche
politiek ontstaan, gewijd door de ervaring ei het nagelaten
woord van de eerste presidenten: onthouding, neutraliteit,
geen blijvende verplichtingen en ‘bondgenootschappen
buiten cie beide Amerika’s. De Vaderen konden, nog niet
-het oog houden ‘op het ‘Verre Oosten,

maar wel hielden zij
het oog op den strijd tusschen de Europeesche mogend-
heden, waar die oôk uitgevochten werd. Tevens kwam uit
deze wordingsgeschiedenis het gevoel van moreele meerdeî-

heïd voort, zich uitend in verbeterlust, voorkeur voor den
onderdrukte en een idealisme, dat, door den afstand,
weinig onderscheidingsvermogen heeft voor de details.
Naar de zijde, waarheen de’ Vaderen over de schou-
ders gekeken hadden, d.w.z. naar Europa, heeft de
Amerikaansche politiek haar aangeboren en verworven eigenschappen tot aan het einde van den laatsten oorlog
goed bewaard. Er was een persoonlijke politiek, van den
eersten Roosevelt in ‘de Noord-Afrikaansche kwesties,
die ietwat uit de gereservéerde lijn lag. Er ‘waren twee
Amerikaansche interventies in twee groote ‘Europeesche
oorlogen, in beide gevallen een ,,Balance of Power”-
politiek, opgelegd door de noodzaak van een ovéi’levend
England. Door deze dwingende hoodzaak, door de bnden
desbloeds en door de onmiddellijke gevôelsreactie tegen den

gepersoilifieerden onderdrukker’ (den Keizer en Hitler)
én vr de ‘onderliggende partij (het geschonden België
en een kwart eeuw later het met deiï rug tegen den muur
strijdende Engeland) kon Amerika van het begin af niet
neutraal zijn. FIet kon dit ook niet, toen het de ]ekken
in de neuti’aliteit, die ontdekt waren in den eersten oorlog,
met wetsbepalingen had’ dichtgestopt. Maa’r dit ‘waren
slechts ,,tijdlijke’ bondgenootschajpen vooi’ buiten-.
gewone noodgevallen”, zooals Washington ht in zijn
ônsterfelijke afsch’eidsrede had gezegd en de blijvende
bondgnootschappen werden afgeWezen, eerst de Wils’on-
volkenbond, toen de afzonderlijke garantie vonr-de Fran-
sche Oostreus en tenslotte, na den laatsten oorlog, 6en
organisatievorm, die van de Vi’eenigde Naties een Wilson-
S’olkenbond’ zou hebben gemaakt. De gedachte van de
iriteinationa1e Organisatie op zich ze] t echtër, beantwoordde
aan- den ïd ealistischen- inslag van het ‘Amerikaansche volk.
In de jaren twintig was het ook al op weg’ dei’i ouden
îolkenbond door de achterdeur binnen te komeh. En in de
geestdrift vodr ‘het’ tegenwoordige lichaam ligt nieer
èoitinuïteit dan’ men ‘ gedachtig aan Wilson’s’ tragische
débâcle, zoti meenen. De zieke president had door zijn on-
toegeeflijkheid aan de bezwaren van het Congres zijn eigen
geesteslcind gedood, maar niet de volkenbondsgedachte
in zijn land. -.

Terug tol FVilson.

Eerst thans breekt een volkomen nieuw tijdvak aan in
dit. gebied van de Amerikaansche buitenlandsche politielc.
De nieuwe strategie, het over elkander schuiven van de
offensieve actie-zônes en daarmee van de zgn. veiligheids-
gordels hebben het ingeluid. De ,,Balance of- Power” als véiligheidssysteem is labielei dan ooit geworden door de
onberekenbare kracht van de moderne oorlogvoering.
Het inzicht, dat geen deel van de wereld a priori uitge-
zonderd is van het Amei’ikaansche belang, verduistert de leer van de Vaderen. En zoo ziet men in 1946 de Amen-
kaansche Regeering een garantie aanbieden voor de
neutralisatie van Duitschland. Belangrijken nog, dit aan-bod heeft de instemming van de openbaremeening en het
is oorspronkelijlc uit den Republikeinschen hoelc gekomen.

Het verschil met het lot van Wilson’s garantie aan Frank-
Qijk, die de Senaat weigerde, zelfs in beschouwing te nemen,
is treffend. In denzelfden geest ziet men Amerika zich
inlaten met de Europeesche vredesverdragen en met het
regiem van de Europeesche waterwegen. En in de Ver-eenigde Naties ziet men de Amenikaansche Regeening
terugkeeren tot het beginsel van meerderheidsbesluiterî en
tot Wilson’s opvatting van collectieve veiligheid, in de
overtuiging, dat geen van beide zich tegen haar zullen
keenen. 1-Jaar vooruitschuiven van de Vereenigde Naties
berust op drie overwegingen: 1. De macbtsba]ans van
d6 groote mogendheden, oolc weerspiegeld in den een-
stemmigheidsregel van het Charter (de keerzijde van het
vetorecht), kan niet meer Lunctionneeren. 2. Ameiika

moet de volle verantwoordelijkheid aanvaarden van zijn
nieuwe positie als stenlcste wereldmacht, 3. Het kan,
krachtens zijn gee’telijke structuur, de leiding – alleen
nemen in het verband van een internationale rechtsorgani-
satie. De nieuwe geest -wordt geteekend door het voorbeeld,
dat, toen de president dit jaar in een rede zeide, dat
Amerika de leiding in de wereld en in de’ Vereenigde Naties
moest nemen, geen- enkele stem zich verhief.

**


*

Welk een verschil tusschen de Ame’ikaansche betrek-
kingen met het VerreOosten en die met Europa! Op het
eerste gebied een
geleidelijke
en welbewuste ontwikkeling
naar steeds grootere verplichtingen; in de tweede richting
incidenteele afwijkingen van, een algemeene afzijdigheid,
plotseling gevolgd door verbintenissen zonder precedent,
die meer om overwegingen van wereidpolitiek clan om
Europa z,elf worden aangegaan. Het is de noodzaak,waaruit
deze laatste bemoeiing voortkomt en
alle
toekomstige

matenieele voordeelen zijn slechts een toevallig, zij het ook
welkom, nevenproduct van die wereldpolitieke noodzaak.
Geen Europeesche markten kunnen werkelijk beslissend
zijn voor de verantwoordelijkheden, die Amerika op het
oogenblik in Europa neemt. Het gezicht’ van Amerika
wordt eer meer dan minder naar de Westkust toegekeerd.
Dt was de richting, waarin de inwendige expansie op het
– continent werd volbracht. 1

let was ook de richting, waarin

de uitwendige expansie het eerst haar uitweg zocht,
langdurig voorbereid door den ouden Chineeschen handel,
de zending, de kolenstations in den Pacific, de ontsluiting
van Japan en het .van Rusland gekochte bruggenhoofd
aan -de Beningstra,at, Alaska. De groote spoorwegen, die
het continent begonnen te overbruggen, waren het sym-
böol van de heilsv,erwachtingen van dën- Pacific. De
Californische ,,goldnush” was een, andere factor van
beteekenis. Nog stee,ds ligt het meerendeel van de rijkdom,
de bevollcing en de groote steden ten Oosten van de
Mississippi, in het oude Amerika, dat zijn venster
Europa heeft. Maar veel steker nog dan de eerste wereld-
oorlog riep de laatste oorlog in het Westen industrieën
in het leven, waarvan de gevolgen niet met het wegvallen
van de oorlog3productie zijn ongedaan gemaakt. Zoo zit
en staat als Californië met een bevolkingsaanwas, die maar 1 al te gçed, wortel heeft geschoten. Klimatologische factoren

.

.’

.

26 Juni 1946


ECONOMISCH-STATÏSTISCHE BERICHTEN

409

zijn mede vn invloed. Er is in die steden aan de Westkust
een vreugdig optimisme, dat staart naar de luchtspiege-
lingen boven den Grooten Oceaan.

Constanen.

Deze ontwikkelingsrichting draagt bij tot de verklaring
van het zwak van de Arnerikaansche diplomatie voor, het
Verre Oosten. Met een hardnekkigheid, die dè historici
verbaasd heeft, verdedigde zij de eenheid en onafhankelijk-
heid van China. En niet alleen van het Chin,a bezuiden den
muur, ook van het China met inbegrip van de Noordooste-

lijke provincies, zijnde het veel betwiste Mantsjo,erije.
Zij deed dit eerst tegen Rusland, Groot-Brittannië,

Frank-
rijk en Duitschland gezamenlijk, zooals we gezien hebben,
door de open deur-nota’s. Zij deed dit opnieuw tegen de
Russiche penetratie in Mantsjoerije, waarbij de Russisch-
Japansche oorlog haar te hulp kwam. Toen Japan dien
oorlog gewonnen had begon de lange en in kracht stijgende
reeks van Amerikaansche acties tegen de Japansche uit-
breiding op het Aziatische vasteland.. Theodoor Rooseveits
bemiddeling bij de vredesonderhandelingen had tei doel
de Japansche voordeelen te verminderen en Mantsjoerije
voor China te redden. Amerika’s mterieele belangen bij Mantsjoerije waren gering Het verzet tegen de fameuze
21 eischen van Japan aan China (1915) werd twee jaar
vo]gehouden, maar moest, daar Amerika zelf in den Euro-
peeschen oorlog werd betrokken, in een wat dubbelzinnig

compromis eindigen. Op de vlootconferentie van Washing-
ton in 1922 wist Amerika het Britsch-Japansche bond-
genootschap langs een omweg geliqiieerd te krijgefl. en
de eerste internationale erkenning van China’s onschend-
baarheid te bereiken. Na 1930 en vooral na db Japansche
bezetting van Mantsjoeiije begint de -meer

directe bestrij-
ding

van de Japansche ambities, in climax leidend naar
Pearl 1

larbor 1941.

In deze lijn, die zich over een halve eeuw uitstrekt
en door vele tussehenliggende gebeurtenissen wordt aan-
gevuld, zijn weinig afwijkingen en inzinkingen. Het succes
is afwisselend, er zijn enkèle tactische compromissen, er
is de korte episode van de dollardiplomatie. Maar de

algemeene houding van de Amerikaansche politiek in
deze, ondanks haar vele componenten, ondanks de wisse-
ling van Regeeringen, ondanks haar indirecte belangen,
heeft in haar bestendigheid iets van een axioma. En nu
Rusland zijn positie van vÔÔr den Russisch-Japanschen
oorlog weer heeft ingenomen, ziet men de Amerikaansche
diplon{atie opnieuw voor Mantsjoerije als onderdeel van
een integraal Çhina opkomen.. Er zijn voor de Vereenigde
Staten verschillende, méer of niinder incidnteele con-
flictspunten in de wereld. Zij kunnen van belang worden,

zij kunnen verdwijnen en plaatsmaken voor andere.
Het Verre Oosten, China, Matsjoerije daarentegen zijn
constanten.

Hierin ligt opgesloten, dat de Amerikaansche Regeering
door gebeurtenissen, onafhankelijk van haar wil, steeds
dieperin het Verre Oosten kan worden verwikkeld. Dreigen
er nieuwe vreemde penetraties in China, ‘worden burger-oorlogen van buitnaf opgewekt of bestendigd, zouden de resultaten van Amerikaansche leeningen -en beleggingen
verloren dreigen te gaan, de Amerikaansche Regeering
zou niet terzijde kunnen treden. Zoolang China niet over

voldoerTde kracht, eenheid en économische ontwikkeling,
beschikt – en daarover zal, naaf deskundige verwachtin-
gen, een lange tijd verloopen —, zou Amerika het bezit van een nauw verhuld protectoraat moeten aanvaarden.
Zal het dan niet den weg van de koloniale rijken gaan,
in zoover, het een last op zich laadt, dien het’niet kan
dragen en ook niet kan afschudden? Dit is het problaem,
van een verre toekomst, dat de bekende China-kenner
1 atourette
2)
schildert. Het kan alleen opgelost worden
in den vorm van regionale regelingen voor de Pacific-
land en, ingevoegd ineen alemee”neinterntionaleorganisatie
gelt’ de Vereenigde Naties. Dergelijke oplossingen ook

voor koloniale kwesties, worden de laatste jaren -var ge-zaghebbende Amerikaansche zijde aanbevolen, maar het
is nog niet te zeggen, of er zich een practische politiek uit
ontwikkelt.

In het bovenstaande konden maar enkele aspecten van
Amerika’s positie als wereldmogendheid worden aange-
duid. De ontwikkeling naar andere zijden, de betrekkingen

,met de overige Noord- en Zuid-Amerikaansche landen en
met de deelen van het Britsche Gemeenebest moesten buiten beschouwing blijven. Toch, in het groote beeld

– treffen ons de beschreven tendenties het meest. Amerika,
in aijn gletscherachtige westwaartsche beweging, blijft
Europa achter zich laten. Wat een terugkeer tot het oude
– werelddehl schijnt — leeningen, bindende verplichtingen,
medeverantwoordelijkheid voor de vred,esverdeagen -, is een noodzakelijkheid, die niet aan Europa zelf wordt ont-
leend. Wat echter niet aanstonds noodzakelijk Schijnt en
onberekenbare plichten kan meebrengen, wordt met

liefde aanvaard, zijnde de verantwoordelijkheid voor het
Verre Oosten. Veiligheidsmotieven zijn daarbij niet be-
slissend. Zij waren het in -het verleden niét (anders- dan
t.a.v. de Europeesche machtsbalans), toen deze verant-
woordelijkheid al lang gedragen werd. Zij zijn het ook
thans niet, nu het enkele bezit van stategische punten vol-
doende militaire mogelijkheden geeft. Economische – mo-
tieven

zijn evenmin beslissend. Wel ging de handel met het
Verre Oosten aanvankelijk aan de politiek vooraf, maar
daarna werden politieke verplichtingen aanvaard, die ver
uitgingen boven eenig berekenbaar materieel profijt.
Dat is, naar alle verwachtingen, ook nu nog zoo. De Amen-
kaansche deelneming aan de ontwikkeling van China zal

mogelijk generaties moeten duren, alvorens evenredige
vruchten af te werpen. Te -veel vertragende factoren zijn
in het spel en een vergelijking met de plotselinge industri-
eele ontwikkeling van het Rusland sedert de revolu.tiê mag niet gemaakt
word,en.
China’s eigén aard behoedt
Amerika evenzeer voor de – vrees aanstonds explosieve
Aziatische machten in het leven te roepen, als_voor den lust
een Amerikaansch ,,Pacific-Ernpire” te stichten. Opgeven
van exterritoriale rechten,, doorzetten van de zelfstandig-
heid van de Philippijnen, sympathie voor sterke autono
mistische bewegingen, bevestigen, dat men niet den weg
van de koloniale rijken wil gaan. Wat Amerika wél naar
en over den Pacific drijft is misschien het best, hoewel
eenigszins vaag, te beschrijven als een optimisme, dat zich
uitbreidt over het heele gebied, waar de groote bevolkings-
massa’s van de aarde staan té wachten. Het is het opti-
misme van de Europeesche ,,Empire-builders”, maar
overgeërfd in andere vormn en een anderen tijd.
A. J.
P. TAMMES.

UITBREIDING VAN BEVOEGDHEDEN DER

,COMITÉS d’ENTREPRISES” IN FRANKRIJK.

I
T
ieue regeling der ondernenzingsradeh.

Vrijwel onverwacht is onlangs door het Fransche parle-
ment een wet – van 17 Mei 1946 – aangenomen, dië
ingrijpende wijzigingen heeft gebracht in de ordonnantie
van 22 Februari 1945 betreffende de instelling van onder-
nemingsraden (,,Comités d’entrepnises”), in Nederiand
ook dikwijls personeelsraden of kernen genoemd ‘).
Bij de Fransche ordonnantie van 1945 werd de instel-
ling van ondernemingsraden verpflslit gesteld voor alle
ondernemingen met méér dan 100 arbeiders, met bevoegd-
heid Van ‘den minister om die grens te verlagen tot 50
arleiders in bepaalde branches; dit is hijv. op 1 Februari
1946 gebeurd ten aanzien van de metaalindustrie.
Thans geldt, volgens de wet van 17 Mei 1946, die grens –
algemeen en niet alleen voor handels- en industnieele onder-

11
je: ,,De kern in hei sociale vraags1tk” door Jhr. Mr. R.
A. Th.
Oever. Jieynoot in ,.E.-S.B.” van 18 Juli 1945.

. .1,.

410

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

26 Juni 1946

nemingen, doch ook voor de kantoren in vrije beroepen en
bij bedrijfsorganisaties en veleenigingen. Bovendien kan bij ministerieel besluit, hetzij voor een geheele ‘branche,
hetzij voor bepaalde ondernemingen, die limiet nog lager
worden gesteld. Hiervan gebruik makende, is thans in
Frankrijk voor een aantal ondernemingen met meer dan
10 arbeiders de instelling van een ondernemingsraad
verplicht voorgeschreven. Voorts is bepaald, dat de zgn.

thuiswerkers ook tot het personeel van het bedrijf moeten
worden gerekend.
De nieuwe regeling is ook van toepassing in ,Algiers,
Guadeloupe, Fraasch Guyana, Martinique en Réunion, en kan door den betrokken minister ook worden uitge-

strekt tot de Fransche overzeesche gebiedsdeelen na over

leg met de autorfteiten en organisaties in die landen.
Ook çle samenstelling der ondernemingsraden is gewij-
zigd: bestonden deze vroeger ten minste uit 4 leden en
4 plaatsvervangers, thans zullen deze in kleinere ondprne-mingen met niet meer dan 50 arbeiders bestaan uit 2 leden en 2 platsvervangers en mèt 50-75 arbeiders uit 3 leden en
3 plaatsvergers. Bij 75-100 arbeiders wordt het nu
4 leden en ‘4 laatsvervangers, bij 100500 arbeiders 5

leden en 5 plaatsvervangers, bij 500-1.000 arbei4er
6 leden en 6 plaatsvervangers, bij 1.000–2.000 arbeiders
7 leden en 7 plaatsvervangers, boven 2.000 arbeiders 8
leden en 8 plaatsvervangers. Bovendien kan iedere, in
de onderneming erkende, w.erkliedenorganisatie nog een
afgevaardigde aanwijzen met raadgevende stem. Gehand-haafd is de bepaling, dat bij ondernemingen met meer dan
500 arbeiders ook de ingenieurs en de afdeelingschefs in de
kern vertegenwoordigd moeten worden.
Hadden vroeger de arbeiders éerst kiesrecht, wanneer
zij 12 maandeiA bij de onderneming werkzaam waren,
thans is die termijn teruggebracht tot 6 maanden achtereen.
Om tot lid van de kern verkozen te worden is de leeftijds-
grens verlaagd van 25 tot 21 jaar; de voorwaarde, dat
men minstens één jaar bij de onderneming in dienst moet
zijn, is ongewijzigd gebleven.
In

de regeling van den zittingsduur vari een lid (één jaar,
met kans op herbenoeming) is in zooverre wijziging ge-
komen, dat hij tusschentijd,s kan worden ontslagen op
voorstel van de arbeidersorganisatie, die hem had voor-
gesteld, als de meerderheid van de kiezers het daarmee
eens is.

De werkgever m.oest tot dusver aan de kernleden 15
uren per maand vrij geven om hun functie goed te kunnen
uitoefenen, doçla deze tijd
is
nu verhoogd tot 20 uien;
bovendien moet nu, naast diè uren, nog vrij worden gegeven
– met behoud van loon – voor den tijd, doorgebracht in
vergaderingen van de kern 0f van de sub-commissies.
Bestond tot dusver een geheimhoudingsplicht ten op-
zichte van alle vertrouwelijke gegevens, die de kern-leden
in hun functie vernamen, thans is die geheimhoudingsplicht
beperkt tot gegevens omtrent fabricageprocessen.
Wat betreft de wijzjgingen in de bevoegdheden van den
ondarnemingsraad zijn tweeërlei categorieën te onderchei-
den: –

Op sociaal gebied: de kernen mogen zich nu ook met
de bonen bemoeien, echter alleen wanneer het gaat over
een
groep
van arbeiders, dus geen individueele boonkwesties.
Op economisch gebied:

Techniek en organisatie: Volgens den nieuwen tekst
moeten de kernen alle suggesties tot verhooging van de
productie of verbetering van het rendement bestudeeren,
niet alleen wanneer die afkomstig zijn uit het personeel,
doch ook van de directie.
Vereischte de oude tekst, dat de kern ‘dooi’ de directie
inoëstworUki,”ingèlieht over kwesties van organisatie en
beheer der onderneming, thans schrijft zij voor, dat de
kern daarover moet worden
geraadpleegd.
Financiën:’ De verplichting van 4e directie om den
ondernemingsraad in te lichten over de gemaakte winsten
en de besteding daarvan, die tot dusverre beperkt ,vas tot

naamlooze vennootschappen met meer dan 500 arbeiders,
is thans uitgebreid tot
alle
ondernemingen, waar een kern

bestaat.
Ten aanzien van naamlooze vennootschappen is gehand-haafd de verplichting van de directie om de kern alle stuk-
ken en jaarcijfers te verstrekken, véérdat deze aan de
algëiieene vergadering van aandeelhouders worden voor-
gelegd. Ook kan de kern de ,;Cpmmissaires aux comptes” oproepen om nadere inlichtingen te verstrekken. In plaats
van een derelijken commissaris aan de aandeelhouders-
vergadering te mogen voordragen, is nu gekomen de
bevoegdheid om een accountant – op rekening van de
onderneming – een onderzoek in de boeken te laten in-
stellen’ en daaromtrent rapport aan de ketn te laten uit-

brengen.
Raad van Beheer: bij naambooze-vennootschappen kan de kern 2 zijner leden aanwijzen tot lid van den raad

van beheer met raadgevende stem.
Prijsvaststelling: de nieuwe wet bevestigt de sedert
eenige maanden dooi’ de Prijsbeheersching gevolgde prac-
tijk; volgens welke de ondernemiiigsraad zijn advies over
een door de onderneming aange’raagde prijsverhooging
moet geven; bovendien kan de kern geraadpleegd worden

door de ambtenaren van den prijzendienst.
Ook in de uitoefening van de functies der ondernemings-
raden zijn eenige wijzigingen aangebrâcht. De bedrijfs-
leider blijft het voorzitterschap bekleeden en hij roept ook
den raad bijeen. Nieuwis, dat, wanneer hij in gebrekeblijft,
op verzoek van minstens de helft der leden de Inspecteur
van den Arbeid den raad bijeen kan roepen.
Tot dusver kon een besluit van de kern eerst nadat het
ten tweede male door de bedrijfsleiding was verworpen
aan den ,,Inspecteur Général de la Production Industrielle”
worden voorgelegd. Thans kan dat reeds na de eerste wei-

gering.

De meening Qan de Fransche a’erkgeQers.
Tot zoover de voornaamste wijzigingen, ‘die dooi’ de
wet van 17 Mei 1946 tot stand zijn gebracht. Het spreekt
vanzelf, dat men zich in Fransche ondernemerski’ingen
ernstig bezorgd maakt over de nadeèlige gevolgen, die’
daaruit voor de goede verstandhouding tusschen patroon
en arbeiders kunnen voortvloeien. Men had verleden
jaar de verplichting tot instelling van ondernemingsraden

in de grootere ondernemingen aanvaard in de gedachte,
dat het goed was de werknemers meer in relatie te bi’engen
met de problemen van het economisch leven, opdat zij
begrip 4,ouden krijgen van’ de moeilijkheden, waarvoor de
bedrijfsleiding zich voortdurend geplaatst ziet. 1-let bleek
echter al spoedig na de eerste ervaringen, dat dit nieuw’e
instituut zich slechts geleidelijk zou .kunnen ontwikkelen
en dat elke overhaaste uitbreiding daarvan het succes in

gevaar zou brengen en tevens schade zou doen aan de
pogingen om de productie te bevorderen, hetgeen toch
juist één der doeleinden was.
De regeling, zooals die thans na de laatste wetswijziging
luidt, dreigt een principieéle aantasting van het gezag der
bedrijfsleiding tengevolge te hebben, zulks in afwijking
van de regeling van 1945, die het gezag tenminste nog
heette te respecteeren.
Immers, in plaats van een streven naar wederzijdsche
uitwisseling van inlichtingen, dat iich in de ondernemings-
raden begon te ontwikkelen, komt nu de
verplichting
voor

de bedrijfsleiding om den ondernemingsraad te
raadplegen,

alvorens beslissingen genomen wordën. Zoodoende kan een
nadeelig oponthoud ontstaan in de uitvoering van de vele
dagelïjksche beslissingen, die in industrie en handel ‘gere-

geld moeten worden genomen. –
Eenheid van leiding en snelle beslissing, die samengaan met de verantwoordelijkheidvanden ondernenier, waarvan
men toch algemeen de noodzakelijkhei4 erkent, dreigen
hierdoor in het gedrang te komen.
Een ander punt, waartegen terecht groot bezwaar be

26 Juni 1946

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

411

staat, is, dat de verplichting tot geheimhouding nu beperkt
is tot kwesties van fabricageprocessen. Bijgevoig loopt de
directie gevaar, dat alle inlichtingen, die zij verplicht is
aan den ondernemingsraad te verstrekken, zooals op liet
gebied van kostprijzen, marktverhoudingen enz., algemeen
bekend worden, tot schade van de onderneming.
De opneming van de loonkwesties onder de onderwerpen,
welke tot de competentie van de ondernemingsraden be-

hooren, zal waarschijnlijk voortdurend tot wrijvingen
aanleiding geven, terwijl de werknemers er practisch weinig
beter van kunnen worden. Immers, de individueele loon-
bepaling blijft toch tot de competentie van de directie en
de loongrenzen worden behandeld met de syndicaten,
onder toezicht van de Overheid.
Tenslotte maakt men zich vooral in de kringen der Fran-sche kleine en middexistandsbedrijven ernstig zorg over de
nieuwe voorschriften. Het gevolg in deze kleine bedrijven
zal zijn, dat een naar verhouding veel te groot aantal
meest geschoolde arbeiders hun tijd aan het werk der
ondernemingsraden moet gaan geven, welke kostbare tijd
dus aan de productie onttrokken wordt. –

De Fransche werkgevers betreuren algemeen de ge-
troffen wij zigingsmaatregelen, omdat (laardoor het insti-
tuut der ondernemingsraden, waaraan zij hun steun en

medewerking gaarne hadden willen geven, .nu vervormcl
wordt tot een instrument, dat de goede verhoudingen
eerder verstoort dan bevordert. Een dergelijk experiment
is juist in dezen tijd, nu alles schreeuwt om wederopbouw
en verhooging van productie,wel bijzbnder nadeeligvoorde
Fransche economie.
Drs. A. ROM COLTIIOFF

HET ECONOMISCH HERSTEL

IN FRANKRIJK.

In het moeizame proces van Frankrijk’s economisch
herstel is een beslissende fase bereikt na het tot stand
komen van de leeningsovereenkomst met de Vereenigde
Staten, einde Mei jl. Bij deze overeenkomst, waarop
hieronder nader wordt ingegaan, heeft Frankrijk zich
verplicht zijn handelsolitiek aan te passen aan de wen-
schen van de Amerikanen tot een vrije ontplooiing van
den internationalen handel: na een bepaalde overgangs-
periode zullen de invoerrechten in dezen zin worden her-
zien, contingenteeringen en import- en exportlicenties
zullen worden afgeschaft, de Fransche aaokoopcommissies
in de Vereenigde Staten zullen worden geliquideerd.
Hiermede wordt een nieuw tijdperk voor den buitenland-
schen handel van Frankrijk ingeluid. Maar, zoo merkt

het Fransche tijdschrift ,,L’Economie” op in een des-
betreffende beschouwing ‘), ,,il est bien évident que nous
ne pouvons pas sans .transition passer de notre régime
actuel â celui du commerce extérieur libre.Celui-ci suppose,
en effet, un équilibre que nous sommes encore loin d’avoir
atteint”.

In het volgende wordt een schets gegeven van dit
evenwicht, van de betalingsbalanspositie van Frankrijk
dus, v66r den .00rlog, van de verstoringen, die daarin
als gevolg van den oorlog zijn opgetreden, en van de be-
teekenis, die de Fransch-Amerikaansche leeningsover-
eenkomst heeft voor Frankrijk’s economisch herstel.

De handelsbalans oan Frankrijk çdc$r. den oorlog.

In het algemeen worde opgemerkt, dat een beoor-
deeling van de economische situatie in Frankrijk véér,
tijdens en na den oorlog moeilijkheden ondervindt door
gebrek aan voldoende gecoördineerd statistisch materiaal.
Zoo zijn voor de betalingsbalans van Frankrijk geen offi-
cieele cijfers beschikbaar; bij gebrek hieraan maakt bijv.
de Volkenbondspublicatie ,,Balances of Payments” (1937)
gebruik van schattingen van particuliere zijde.

‘) ,,Vers la reprise de notre commerce exterieur”, in L’Eco-
nomie” van 6 Juni 1946, blz. 11.

Voor ons doel is het echter voldoende een overzicht te
geven van de handelsbalans van Frankrijk, die vÔér den
oorlog voortdurend passief was, en van de wijze, waarop
dit passieve saldo werd gedekt. hiervoor diene in de
eerste plaats het volgende staatje
2):

Exporten Importen

(in millioenen

Saldo
franc).
1929

……….
56.686

48.895

– 7.791
1932

……….
29.526

19.403

– 10.123
1934

……….
22.881

17.624

– 5.257
1935

……….
20.748

15.356

– 5.392
t936

……….
25.112

15.271

– 9.841
1937
.
……….42.315

23.935

– 18.380
1938

……….
46.080

30.588

—)15;496

Opgemerkt worde, dat dé cijfers voor de jaren na 1929
duidelijk den invloed van de wereldcrisis op den Franschen
in- en uitvoer weerspiegelen, terwijl de stijging van de
cijfers na 1936 in verband gebracht moet worden metde
devaluatie Van den franc in dat jaar.
liet jaarlijks terugkeerende deficit op de handelsbalans
werd gedekt door de opbrengst van Frankrijk’s buiten-
landsche beleggingen en aan het buitenland bewezen
diensten (scheepvaart, toerisme e.d.). De betalings-
balans van Frankrijk vertoonde dus in het algemeen het-
elfde beeld als die van andere Westersche landen, zooals
bijv. Engeland en Nederland. Dat de dekking van het

passief saldo op de handelsbalans – tengevolge van
moeilijkheden van binnenlandschen aard, die aan het
concurrentievermogen van de Fransche industrie op de
wereldmarkt afbreuk deden
3)
-. met name in de laatste
jaren véér den tweeden wereldoorlog niet volledig was,
behoeft ons hier verder niet te interesseeren.

De geoolgen oan den oorlog.

Het behoeft geen betoog, dat Frankrijk in economisch
opzicht ernstig van den oorlog heeft geleden. liet Jaar-
verslag 1944/1945 van de tank voor Internationale
Betalingen vermeldt
4
), dat de nationale productie van
Frankrijk in 1944 tot op de helft van het cijfer vhor 1938
was gedaald en dat in dezelfde periode ook het verbruik
voor civiele doeleinden een halveering had ondergaan;
behalve door deze inkrimping van de consumptie’ moesten
de lasten van de bezetting bovendien worden opgebracht door het achterwege laten van uitgaven voor vervanging
en verbetering van het productie-apparaat, door ver-
liezen aan industrieele uitrusting, ‘uitputting van voor-
raden en vermogensintering in het binienland. Houdt men daarnaast nog rekening met eeti bedrag van 460
milliard francs voor materieele verwoestingen en een
liquidatie van buitenlandsche beleggingen tot een bedrag
van 50 milliard francs, dan komt men- op een totaal ka
pitaalverlies van ongeveer 1 billioen francs (uitgedrukt
in de koopkracht van 1938).
Het genoemde jaarverslag geeft dan het volgende
staatje:

Schatting oan de .00rlogs- en bezettingssehade in Frankrijk.


in milliarden francs met
ch adeposten

koopkracht van 1938

Materieele schade, d.w.z.. schade en
verliezen aan vermogen

756
Overheidsuitgaven t.b.v. den oorlog..

205
Kosten van de Duitsche bezetting . . .

319-

Totaal

………………1

De verliezen aan menschenlevens bedroegen, civiel
en militair tezamen, 650.000 personen; alles bij elkaar
genomen is het bevolkingsaantal van 41,5 millioen in den
herfst van 1939 tot 40,1 millioen in den zomer, ,yanl,5

‘)
Ontleend aain ,,L’Economie” van 6 Juni 1916, tap. De geringe
afwijkingen, die deze cijfers vertoonen t.o.’. (lie, welke gegeven
worden door de ,,Annuaire Statistigue” 1942/1946 van den Volken-
hond, zijn bij ons doel van ondergeschikt belang.
‘) Men zie in dit verband: Prof. 1)r. J. Tinbergen, ,,De les van 30 jaar”, Amsterdam 1944, blz. 61 e.v.
‘) t.a.p. blz. 14 en 15.

412

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

26 Juni 1946

gedaald. Bijzondere vermelding verdienen de verliezen

van de Franschekoopvaardijvloot: in 1939 nam deze
met rond 2,9 millioen B.R.T. de zevende plaats in onder
de vloten der zeevarende naties; gedurende den oorlôg
ging hiervan meer dan 2 millioen B.R.T. verloren. In den
loop van dit jaar hoopt men weer ruim 1,3 millioen ton
ter beschikking te hebben, maar een definitief herstel in

dit opzicht zal, nog geruimen tijd op zich laten wachten.

Het economisch herstel.

Uit het bovenstaande blijkt, dat het economisch herstel
van Frankrijk, en mét name het’herstel van het evenwicht
in de betalingsbalans, geen eenvoudig probleem is. Eén
ding is duidelijk: nu Frankrijk zijn buitenlandsche be-
leggingen voor een aanzienlijk deel heeft moeten liqui-deeren en ruim 2/3 gedeelte van zijn handelsvloot heeft
ve’rlôren, m.a.w. nu het actief saldo op de dienstenbalans
voor een groot gedeelte is verdwenen, zal de export tot

het uiterste moeten worden opgevoerd.
Voor dit doel is in de eerste plaats noodig herstel en
ernieuwing :van het Fransche productie-apparaat, dat
tengevolge van den oorlog voor 1/5 gedeelte (ruw geschat)
buiten werking is gesteld. Vooral vernieuwing is dringend
geboden, want Frankrijk heeft met de in verband met
een eventueele ,,export-drive” zeer .onaangename om-
standigheid te kampen, dat het productie-apparaat in
vergelijking inCt’ andere landen sterk verouderd is; dit
blijkt bijv. uit den gemiddelden leeftijd der machines,
die-in Frankrijk 25 jaar, in Engeland en’ de Vereenigde

Staten resp. 7 en 5 jaar bedraagt
5
).
Voor, dé erkrijging van de middelen, die voor de ver-
vulling van deze taak van herstel en moderniseering ver-
eischt zijn, is Frankrijk afhankelijk van hulp uit het

büitenland. Ter toèlichting van het feit, dat Frankrijk
zelf niet ovej’ voldoende middelen ter financiering van den in •de eerstvolgende jaren benoodigden import be-
schikt, kunnen de volgende cijfers dienen
6):
de reserves

aan goud en vreemde valuta van de Regeering hadden
vôÔr den oorlog een waarde van S 3.200 millioen, in 1945
gedaald tot $ 1.800 millioen; tegoeden van particulieren
in het buitenland beloopen naar schatting ongeveer
$ 2.400 millioen. Totaal is dus ruim $ 4.000 millioen be-
schikbaar; een zekere hoeveelheid hiervan moet in min-
dering gebracht worden als ,,working reserve” en als
gevolg van loopende vèrplichtingen, zoodat naar schatting
$ 2.500 millioén voor financiering der importbehoeften
overblijft. Daartegenover vereischt alleen al ,de import
voor 1946 volgens .het plan Monnet (zie hieronder) een
bedrag van ruim $ ‘2.900 millioen. –

liet plan Monnet.

Het valt niet te ontkennen, dat het economisch herstel
van Frsnkrijk sinds de bevrijding moeilijkheden heeft
ondervonden als gevolg van – binnenlandsche politieke complicaties. Daarom is het een verhetgend teeken, dat
einde 1945 eenstemmigheid werd bereikt over de op-
richting van een ,,Nationale Plan Raad”, die in den loop
van Maart 1946, onder leiding van Jean Monnet, zijn’
werkzaamheden begon en thans een veelomvattend plan
heeft opgesteld voor de reconstructie en de moderniseering
van het productie-apparaat. Voor de verschillende bedrijfs-
takken zijn ,,Cornmissionsde Modernisation” ingesteld,
die rapport moeten uitbrengen aan den Raad. In het
algemeen gesproken wil men de nationale productie
zoodang opvoeren, dat zij in .1950 25 pCt. boven het
hoogste peilvan vôôr den oorlog (1929) ligt.
Daarvoor zullen drie doeleinden worden nagestreefd:
1. reconstructie der kapitaalgoederenvoorraad;

‘)
Zie de ,,Financial Tirnes” van 31 December 1945, in een artikel,
getiteld ,,United Kingdom-French financial discussions”.
‘) Ontleend aan: Walter
Juli,
,,Outlook for France to-day”, II,
in cle ,,Financial Times”, 15 Januari 1946,
en aan een artikel van
clenzelfclen’auteur in The. J3anker” van-Juni 1946,onder den titel
,,The French Five-Year Plan, 1946-50″, (bIs. 167).

moderniseering van het productie-apparaat;

toeneming van h’et productievolume.
De uitwerking van dit programma is gebaseerd op: het beschikbaar komén van voldoende importen;
mobilisatie – van de nationale hulpbronnen;

herstélleveranties van Duitschland.

De uitvoering van het plan-Monnet zal in totaal naar
schatting $ 6.150 millioen kosten (in dollars omgerekend

voor vergelijkingsdoeleinden).
Ongetwijfeld vormt het beschikbaar komen van vol-
doende importen het punt, waar voor Frankrijk alles om
draait, vandaar de beteekenis van de Fransch-Ameri-

kaansche ‘leeningsovereenkomst.

Het financieele accéord tusschen Engeland en Frankrijk

an Maart
1945. –

Alvorens na’der op de Fransch-Amerikaansche leenings-
overeenkomst in te gaan, ‘verdient de financieele over-
eenkomst tusschen Frankrijk en Engeland, die op 27
Maart 1945 tot stand kwam, de aandacht, daar de on-
bevredigende afloop hiervan in zekeren zin den achter-
grond vormt voor het feit, dat Frankrijk hulp is gaan

zoeken bij de Vereerfigde Staten.
Bij dit accoord verkreeg Frankrijk een crediet van

£ 100 millioen, Engeland een crediet van het equivalent
ten bedrage van frs. 20.000 millioen; het ‘doel was de-
goederenuitwisseling tusschen de sterling- en de franc-
zône te vergemakkelijken. Het sterlingcrediet aan Frank-
rijk raakte reeds spoedig uitgeput, terwijl anderzijds
Engeland slechts voor een gering gedeelte vn het in
francs verleende crediet gebruik kon maken, doordat
Frankrijk niet in staat was andere dan luxe-goederen
(vooral wijn) te leveren, waarvoor in Engeland wéinig
interesse l3estond. In den loop van 1945 werden aan Frankrijk
additioneele sterlingcredieten verleend, welke eveneens
spoedig uitgeput raakten, met, het gevolg, dat Frankrijk bij het afloopen van den termijn van het accoord, op 28
Februari 1946, aan Eiigeland £ 150 millioen (d.i. ruim
$ 600 millioen) schuldig was.
Eind Februari 1946 gaven de Engelschen te kennen,
dat zij de overeenkomst niet wenschten te verlengen;
dientengevolge zag Frankrijk zich genoodzaakt zijn im-
porten. uit de sterling-zône belangrijk te verminderen
en om te zien naar hulp uit de Vereenigde Staten.

Tiet Fransch-Ainerikaansche financieele accoo,’d.

Dit acoord kwam einde Mei ji. tot stand na nloei-,
zame onderhandelingen van de missie-Blum met de Amei’i-
kaansche financieele . autoriteiten, waarbij o.a. ook het plan-Monnet aan de Amerikanen is voorgelegd. Op het
welslagén van de onderhandelingen is ongetwijfeld ook
de binnenlandsche politieke koers, die Frankrijk gedu-
rende de laatste maanden is ingeslagen, van invloed

geweest. –

De belangrijkste bepalingen van de overeenkomst zijn
de volgende
7
):

De Export-Import Bank zal aan Frankrijk een
crediet verleenen van $ 650 millioen, beven de leening
van $ 550 millioen, die einde 1945 werd verstrekt. –
De Regeeringen van beide landen zijn tot overeen-
stemming gekomen betreffende een volledigp en defirit’-
tieve regeling t.a.v. de wederzijdsche ,,Lend-Lease”-
en ,,Mutual Aid”-leveranties. Voorts wordt aan Frankrijk
voor den aaitkoo van surplusvoorraden van het Amen-

kaansche leger, die zich op Fransch grondgebied (mci.
Fransch Nood-Afrika) bevinden, en voor de afwikkeling
van leveranties sinds het einde van den oorlog een crediet
van in totaal $720 millioenverleend (de surplusvoorraden zijn hierin berekend op ongeveer $ 275 millioen).

Op grond van de ,,Bland Act” worden aan de Fran-
sche Regerirg suppiementaire credieten ter beschikking

‘)
Bron: ,,t,’
9
pomie” van 30 Mei ‘1946, bis. 2.

26 Juni 1946

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

413

gesteld voor den aankoop van Amei ikaansche kocp-
vaardijschepen in een omvang van 750.000 ton.
4. Frankrijk zal met ingang van 1 Juli 1946, en ver-
volgens op den lsten Juli van elk jaar tot en met 1950,
een rente van 2 pCt. betalen over het netto aan de Ver-
eenigde Staten verschuldigde bedrag. Na 1 Juli 1951
zullen interest en hoofdsom in 30 gelijke anuïtejten wor-
den voldaan. Versnelde aflossing zal mogelijk zijn; ander-
zijds is uitstel van betaling van• één. of meer annuïteiten
mogelijk, voor een nader te bepalen periodè, indien beide
Regeeringen dit wenschelijk achten in verband met de
economische omstandigheden in beide landen.’
Tegelijkertijd werd een gemeenschappelijke verklaring
van beide Regeeringen over de handelspolitiek gepûbli-
ceerd. Hierin wordt o.a. gezegd, dat beide Regeeringen
het plan tot herstel en moderniseering van het economisch
leven van Frankrijk (het plan, Monnet.) aan een onderzoek
hebben onderworpen en’ dat verwerkelijking hiervan
Frankrijk in staat zal stellen een belangrijke bijdrage te
leveren tot ontwikkeling van de wereidhuishouding.
De Fransche Regeei-ing stemt volledig in met de ,,Voor-
stellen, voor te leggen aan een internation1e conferentie,
betreffende handel ep werkgelegenheid”, zooals deze
door de Regeering der Vereenigde Staten aan haar zijn
medegedeeld. Frankrijk zal, zooals., hierboven reeds werd
opgemerkt, in overeenstemming hiermede zijn handels-
politiek aanpassen aan de wenschen der Amerikanen.

Conclusie.

Het tijdschrift ,,L’Economie” van 30 Mei 1946, ver-
schenen dus vlak na het tot stand komen van de over-
eenkomst met de Vereenigde Staten, brent hulde aan
Blum, ,,qui a su mener â bien sa lourde tâche en obtenant
des Etats-Unis le concours indispensable â notre redres-
sement”. Men kan inderdaad zeggen, dat de Amerikaan-
sch& hulp voor Frankrijk onontbeerlijk is. Wel is het een feit,: dat de verkregen credietfaciliteiten niet den omvang
hebben, dien de Franschen hadden verwacht. Nominaal
staat aan Fiankrijk eén totaal van $ 1.337 millioen ter
beschikking, doch ingevolge de bepalingen van de over-
eenkomst kan slechts over een bedrag van $ 670 millioen
vrij beschikt worden (wat aanziefilijk minder is dan de
$ 3.000 millioen, welke Blum, naar verluidt, had gevraagd).
Een definitief begin van het econömisch herstel is thans
echter ongetwijfeld mogelijk.
We]ke zijn de kansen voor Frankrijk op een herstel
van het evenwicht in de betalingsbalans? Voor een ‘be-
oordeeling hiervan knoopen wij aan bij Walter Hill’s
bespreking van bet Fransche vijf-jarenplan
8).
Hill wijst
erop, dat de beoogde verhooging van de nationale pro-
ductie een grondige vervanging en vernieuwing van het
productie-apparaat vereischt, waarvoor •de middelen in
de eerste plaats verkregen zullen. moeten worden door
beperking der consumptie. Daarnaast zal Frankrijk in
de eerstkomende jaren omvangrijke importen noodig
hebben. ‘Het project van Monnet omvat als onderdeel het
volgende importprogramma: (zié tabel volgende kolom).
Voorloopig zal Frankrijk nog niet in staat zijn deze
importen, die gemiddeld dus ongeveer $ 2.600 millioen
per jaar zullen bedragen, te betalen door export van goe-
deren en diensten en met de inkomsten uit buitenlandsche
beleggingen; in de toekomst is een aanzienlijke uitbreiding
van den Franschen export echter zonder twijfel mogelijk. Inmiddels heeft Frankrijk een nuttige reserve aan buiten-
landsche valuta van omstreeks $ 4.000 millioe’n. Het
Amerikaansche crediet beteekent eveneens oen belang-
rijken steun, waarmede de directe moeilijkhedén kunnen
worden overwonnen en waarmede de eerste schreden
naar verwezenlijking van’hèt plan Monnet kunnen worden
gedaan. Tot zoover de beschouwingen van Hill.
De indruk schijnt wel gewettigd, dat het Amerikaansche
crediet voor het economisch herstel vn Frankrijk bij

‘)
The l3anker” van Juni
1946,
t.a.p.

lire Fransc/ie inportplan.
(in millioenen dollars, tegen prijzen van 1946)

1.938
1946
1

1947
1

1048
1

1919
1
,

1950

Voed ings-
middelen
122
372
100 100
100
100
Veevoeder
5
97
35 30 95 95
Steenkolen
170
200
168
168
172
2/8
Vloeibare
brandstoffen
168
b)
60 c) 150 c)
11c)
128
c)
128 c)
Staal
8
90
-,-

– –
Andere
grondstoffen
‘634
607
792
871
990 990
Eindproducten
133
– –
30 50 50

Totaa1
1.240
1.426
1.245
1.014
1

1.465′
1.541

Kapitaalgoederen
a)
650 750 750 250

Importen dooi
Fransche kolo-
niën
252
600
300 325
350
350
Vrachten
ci)
250
260 280 350
ag.o

Totaal’

1

2.926 2.555 2.669
1

2.415
2.281
ci)
Geen cijfers beschikbaar;
b)C.i.f.;
c) F.ob.

lange na ni3t toereikend is. Uitlatingpçi,,in dozen zin
kan men ook in de Fransche pers aantre’ffei. ‘Zoo zegt
,,L’Economie” van 30 Mei 1946, dat reeds in 1947 nieuwe
buitenlandsche credieten noodig zullen zijn. Frankrijk zal zich thans, zooals reeds bekend is geworden, in de
eerste plaats wenden tot de Internationale Bank voor
Reconstructia, zoodra deze begint te functionneeren, meteen
credietaanvrage ‘van $ 500 tot $ 800 millioen
9).
Voorts
heeft President Gouin op een persconferentie mede-
gedeeld, dat momenteel de mogelijkheid wordt bestudeerd
om nog. andere hulpbronnen aan te boren, zooals bepaalde
Britsche Dominions,. Zwitserland, misschien ook Neder-
land….

Hoe het ook zij, de eerste steen voor een definitief
economisch herstel is thans. gelegd. Het komt er nu maar
op aan, hoe Frankrijk de verkregen middelen aanwendt.

Drs. J. H. LUBBERS.

‘)
Ren
dagbiadbericht van 20 Juni 1946 bevestigt, dat Frankrijk
aan de Internationale Bank voor Reconstructie een crediel. van
$ 500 millioen heeft gevraagd.

AANTEEKENING.

CONFERENTIE VAN DE ECITO VOOR INTERNATIONAAL
VERKEER MET SCAIDINAVIË.

Wij publiceeren hierbij de vertalingen van een tweetal
resoluties, welke zijn genomen op de van 3 tot 7 Juni jI.
te Kopenhagen gehouden conferentie van de ,,European
Central Inland Transport Organisation” (Ecito), betref

fende het internationaal verkeer met Scandinavië.

Aanbeveling inzake verkeersrôutes..

Der conferentie;

.

•. ‘
1. overwegende, dat geallieerde West-Europeesche en
Oostzeehavens natuurlijke economisché poorten ver-
schaffen voor verkeer naar en van Midden-Europa –
gelijk wordt aangetoond door het feit, dat zij in ruime
mate véôr den oorlog werden gebruikt, ondanks discri-
mineerende, tarieven in Duitschiand
—;
2 gelet op de schaarschte van rollend materieel op het
vastel.nd van Europa en het onvoldoende gebruik van
de binnenvaarwegen, in’ het bijzonder van den Rijn,
die het meerendeel van het verkeer na.l”en van de West
Europeesche havens verwerkte;

3. overwegende, dat deze situatie betekent het niet
gebruiken van bestaande vervoersgelegenheid, met daar-
uit voortvloeienden terugslag op het economisch leven
van de betrokken landen,
beveelt aan:

(a) dat geen, maatregelen behooren te worden ge-
nomen om’ vervoer naar ‘en van Europa over Duitsche
zeehavens te leiden, in zooverre zulke maatregelen niet
strooken met gezonde economische beginselen;

414


ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

26 Juni 1946

(b) dat uit dien hoofde elke tegen geallieerde West-
Europeesche- en Oostzeehavens gerichte discriminatie

moet worden vermeden;
(c), dat aan geallieerde West-Europeesche- en Oostzee-
havens dient te worden toegestaan om op gelijken voet
met Duitsche havens te concurreeren ter verkrijging van
het hun toekomende deel van het vervoet’ naar en van

Midden-Europa;
(d) dat, waar op het oogenblik bepaalde omstandig-
heden kunnen bestaan, die het dirigeren van bepaalde
vervoeren over .Duitsohe zeehavens noodzakelijk maken,

we
p
ç
,
vervoeren onder normale omstandigheden over
geallieëid hav&ns zouden worden geleid, de betrokken

Regeeringçn met elkander binnen een korten termijn
overleg dienen te plegen, teneinde de betrokken belet-

selen te overwinnen.

Aanbeveling inzake het herstel van geallieerde
havens.

De conferentie, gezien de aanbevelingen met betrek-

king tot het leiden van verkeer naar en van Midden-
Europa over geallieerdé West-Europeesche- en Oostzee-

havens,
beveelt aan:
dat aan het herstel van geallieerde havens de voor-
keur worde gegeven boven het herstel yan Duitsche –

havens.
STATISTIEKEN.

VERKEER EN VERVOER IN -IEDERLA1D.

Dec.

1

Jan.

Febr.

I

Mrt

April Omschrijving

.

Eenheid

1945

1946

1946

1946

1946

lnaandgcnL
1938
=
100
16 20 17
25
18
aantal
377
315 308
394
362
B.R.T.-inhoucl.

………………………………..
1.000 607
791
775
983
729
aantal
225
184
179
236 226
1
.000
456 483
486
.627
464
aantal
77
.

73.

.
72
110
94
1
.
000

111
205
188
237
164
.
iandgem.
Indexcijfer internationale binnenvaart (laaclvermogeii)
. .
1998
=
100
.

24
27
18
.

27
22
Binnengekomen geladen schepen op rivieren en kanalen
aantal
1.288
1.268
1.067
1.632
1.391
Laadvermogen

………………………………
1.000

t.
770
780 554
931
777
Idem

alleen

in

doorvaart

……………………….
aantal
660
593
430 769
693
1
.
000

t.
407
362
246
.

467
407
maandgem.
Indexeijfer

vervoer

wilde

binnenvaart…. ……………
1938 =
100
104
93
84
106
107

Indexcijfer

zeevaart

(inhoud)

…………………………
Binnengekomen geladen zeeschepen. Totaal

…………….

1
.000 t.
,,
953 855
771
187
972
300
985 345

Idem

te

Rcrtterdam

………………………………..
B.R.T..inhoud

……………………………………

….

,,

.
274
207
289
194
180
202
126

Idem

te

Amsterdam

………………………………
-B.R.T.-inhoud

…………………………………….

Rotterdam

……….
Amsterdam
79
86
72
87
72
1

mill. t. kin
132
122
104
238
140
497
142

….

1
.000

t.
201
205-

Laadvermogen…………………………………….

,,

.

….

,,
14
44
60
21
188
27

Vervoer wilde

binnenvaart

…………………………….

waarvan uit:

Zuid-Limburg

………………………..

;Amsterdam

……………………….
,,
12
223
17
25
250 269 273
Vervoer

doon

de

beurtvaart
.
…………………..
,,
49

72
67 77
74

Tilde

binnenvaart,

prestatie

…………………………
Eigen

vervoer

te

water

……………………………….

46

.
55 55
57
59

4vavi.üiI:

Rotterdam

…………………………..

,,

……

750 895 850
9-18
870
wgarvan uit:

Rdtterdam

…………………………..
Amsterdam

………………………….

Tramwegen,

vervoerde

reizigers ……………………
1 millioen
35,-!
41,2
39,8
465
48,2
Neclerl.

Spoorwegen,

goederenvervoer

…………………..

1.000

2.4-14
3.005.
3.059 3.889

Interldö.

autobusdiensten;

afge!.

kin ……………………
Idem,

vervoerd,reizigers ….. . ……………………
……1.000
4.840
5.939
6.319
7.967


nmaandgem.
1938
=
100
117 106 107 106
118
Indexeijfer verkeer op

ddrijkswegen

……………….
Slachtoffers verkeersongevallen:


aantal
77-
74 58
63
78
Overledenen

………………………………..
Ernstig

gewonden …………………….. . …….. ..
.
aantal
.
363
403

.
378

.
361

484

p 13
II

i

In April 1946 kwmen in ons land 429 -geladen en ledige zee-
schepen -binnen–mebeen totalen inhoud, van 815.302 13;R.T., waar-
van 221 (52 pCt.)met .315.115 B.R.T. (39 pCt.) onder Nederland-
sehe vlag. In lijnvaart kwamen binnen 124 zeeschepen (29 pCt.)
met 243.000 B.R.T. (30 pOt.); in trampvaart 305 schepen (71 pOt.)
met 572.302 B.R.T. (70 pCt.).
Over rivieren en kanalen met bestemming Nederland kwamen
in April 1946 1.152 schepen met 673:750 ton laadvermogen ons land
binnen. Hiervan voeren er 863 (75 pOt.) met 510.059 ton laadver

moged(Ot.) onder Nederlandsche vlag en 250 (22 pOt.) met
132.185 ton (20 pOt.) onder Belgische vlag. In doorvaart passeerden
in April 1946 door ons land 858 binnenschepen met 543.390 ton
laadvermogen, waarvan 181 (21 pOt.) met 108.277 ton laadvar-
mogen (20 pOt.) onder Nederlandsche vlag en 550 (64 pCt.) met
303.374 ton (56 pOt.) onder Belgische vlag.
Hçt.totale goedetenvervoer door de wilde binnenvaart bedroeg
in April 1946 984.700 ton; in 1.000 ton maakten hiervan deel uit:
brandstoffen 323 (33 pCt.), bouwmaterialen 304 (31 pCt.), levens-
middelen 157 (16 pOt.) en mesttloffen 92 (9 pct.).
Het -aantal door de tramwcgen vervoerde passagibrs neemt nog steeds toe. In .April 1946 bedroeg -het indexcijfer van dit vervoer
227 (maandgem. 1938 = 100). In Amsterdam, Rotterdam en
Den Haag steeg het aantal.tramreizigers van October ’45 tot April
’46 resp. van 6,2 tot 13,2, van 8,6 tot 13,4 en van 6,7 tot 8
1
8.
1-
In April 1946 bedroeg het indexeijfer van de aan 14 telpunten
op rijkswegen getelde personenauto’s 77, autobussen 66, vracht
auto’s 163, motorrijwielen 139 en rijwielen 45 (mâandgem). 1938
= 100). De oe0enkomd8tigc’indexcijfers voor dc maand Januari
1
46 waren resp. 65, 50, 158, 70 en 43. –
In April 1946 hadden in ons land 487 ernstige verkeersonge-
vallen plaats, waarvan 195 in de gemeenten met meer dan 100.000
inwoners (in Amsterdam, Rotterdam .en Den Haag resp. 67, 35
en 38), 138 in de gemeenten met 20.000-100.000 inwoners en 154 in de overige gemeenten.

De ontwihkel.ing valt het vervoer iedert Augustus
1945.
Het is van belang na te gaan, hoe-de ontwikkeling van het ver-
voer in ons land sedert de bevrijding is verloopen. Het ligt voor
de hand, da

t onder den invloed van het herstelproces de trend in
hvervoerthans een sterker stijgende tendenz, zal moeten ver-
toonen, ân bij de normale ontwikl(eling v66r1940 het geval was.

Wanneer men den seizoensinvloed in het verkeerswezen uitschakelt
en de maandegevens herleidt tot gemniddelden van 2 perioden
van 30 dagen, krijgt men het volgende beeld van de werkelijlfe
ontwikkeling van het vervoer in de periode Augustus .1945-Maart
1946 (in millioen ton):

Totaal

Spoor

SchIp

Âuto
Augustus 1945

4,6

0,4

– 1,6

2,7
September 1945′
………..-55

0,5

2,0

3,1
October

1945 …………
November 1945 ………….6,4

0,7

2,2

3,6

December 1945 …
……….6,2

0,7

2,2

3,5

Januari

1946
,
…………6,3 ‘

0,7

2,3

3,4

7,4

1,0

2,3

3,9
Februari

1946 …………
Maart

1946 …………7,6

1,0

2,3

4,2

Het verloop van bovenstaande cijfers leert, dat he

t herstel bij
het wegverkeer het snelst is gegaan, terwijl de stijging zich bij de
spoorwegen langzamer, doch regelmatig, voltrekt. De onbevredigen-
de toestand bij cle binnenvaart, waar het vervoer sedert het najaar
van 1945 vrijwel niet meer gestegen is, wordt voornamelijk veroor

zaakt door het uitblijven van het voor ons land zoo belangrijke
internationale vervoer. –
Het totale vervoer in Maart 1946 van 7,6 mill. ton vertoont in
vergelijking met het maandgemiddelde van 1938 een achterstand
van 7 milI. ton. De samenstelling van het vervoer is thans geheel
anders- dan in 1938. Het aandeel in het totale vervoer steeg bij de
spoor van 7,9 tot 13,3 pCt.,.bij de auto van 35,9 tot 51,0 pCt. tei’i
koste van hët aandeél van het watervervoer, dat daalde van 56,2
op 30,7 pCt.
1-let vervoer per spoor, schip

en vrachtauto bleef in Maart 1946
resp. 13,8 pOt., – 72,0 pCt. en 20,0 pCt. tenachter bij het maand-
gemiddelde voor elk dezer vervoersvormen. in 1938. Wanneer de
ontwikkeling van

het vervoer sedert 1938 normaal was verloopen,
zou in Maart 1946 een vervoer van 17,5 mill ton te verwachten
zijn geweest (spoor 1,7,
Schip
8,3 en auto 7,5 mill. ton). In verge-
lijking met dit theoretische vervoer vertoont het vervoer per spoor,
schip en vrachtauto thans resp. een tekort van 41, 72 en 44 pCt.,
terwijl het totale tekort 57 pot. bedraagt.

Bron:
Çentraal Bureau voor de Statistiek.

Kapitaal

…….

f

40.000.000,-
Reserve

….

Bouwreserve
2.000.000,—
Deposito’s

op

ter-
mijn

……………
Crediteuren

……

..
573.971.841,44
Kassiers

en

gen.
Daggeldieeningen
6.665.825,87
Te

bel,

wissels
100.000,-
Door

derden

ge-
accepteerd
28.739,71
Overl.

saldi

en
and,

rekeningen

..

,,
13.908.717,43
Res.

v.

verleende
pensioenen

……

..
1.120.174,53

f
699.588.290,04

Fpq

4
W ‘Y• 4

– – – 7

-,

– -,

26 Juni ‘1946

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

415

GELD- EN KAPITAALMARKT.

De Agen.t zal ook na 1 Juli, waarop de storting. op de
tweede inschrijving 3 pCt. Grootboekschuld 1946 zal

plaatsvinden, voortgaan met de afgifte van 5chatkist.
papier. Alleen vervallend papier zal kunnen, worden ver
nieuwd, waarbij gelijke bedragen aan negen.maands
promessen en jaarpapier zullen moeten worden afgenomen,.

Verder zullen maandelijks, te beginnen met 1 Juli a.s.,
a,n. te. voren niet vastgestelde bedragen aan drie- en vijf-
jarige schatkistbiljetten worden afgegeven aan leden van
de Bedrijfsgroepen Ha,ndelsbanken, Spaarbanken, Land-

bouwcredietbanken en Effectenhandel. De schatkist-
biljetten zullen een, rente dragen van 2 resp. 2f pCt. en
moeten waarschijnlijk dienen om deze instellingen de moge-

lijkheid tot het vergoeden van rente over de aan, hen toe
vertrouwde gelden te bieden. Voor het Rijk heeft.de
langere
looptijd van deze schatkistbiljetten blijkbaar een zekere
aantrek
t
eelijkheid boven de gewone ,schatkistpromessen.
Eeii en ander heeft tot gevolg gehad, dat de discnto’s
in de open markt nôg boven de a.gen,tstarieven liggen,
ondanks het naderen van den len Juli, waarop de Groot-

boekinschrijvingen moeten wQrden betaald, en waarbij
schatkistpapier tegen de officieele prijzen wordt overge-
nomen. Blijkbaar wenscht men zich van de korte termijnen
te ontdoen, teneinde ‘van de bovengenoemde mogelijkheid
tot verkrijging van langloopend papier gebruik te kunnen

maken. Driemaands promessen werden gevraagd tegen
1
3
/
8
pCt., vijfms,ands papier werd bij geringe omzetten
verhandeld tegen
17
/16
pCt., terwijl halfjaars papier werd
aangeboden tegen 1/
16
pCt.
De aandeelenmarkt gaf in de afgeloopen week een vrij scherpe daling te zien, waarop slechts bij enkele fondsen
een herstel volgde. Aandeelen Unilever werden per 21 Juni
jl. tegen 283 pCt. verhandeld, terwijl de noteering een
week tevoren nog 295 pCt bedroeg. Voor aandeëlen Philips
waren deze koerSen resp. 305 pCt. en 317 pCt., terwijl
aandeelen Calvé in de betrokken periode daalden van 178 pCt. tot 165 pCt. De voorgestelde belastingverlaging voor
het bedrijfsleven oefende alleen op de koersen van bank-
aandeelen een merkbaren invloed uit, iletgeen vermoede
lijk hierdoor veroorzaakt wordt, dat alleen dQze groep
van bedrijven er in de nabije toekomst merkbaar van zal
kunnen profiteeren. Voor de industrie worden dus blijk-
baar de winstverwachtingen niet ‘al te hoog gespannen, daar immers de voorgestelde wijziging in de Vennoot-

schapsbelasting, tezamen met de mogelijkheid van de vor-
ming van belastingvrije reserves, juist bij behoorlijke win-
sten een gunstigen invloed zal moeten uitoefenen. Rubber-
fondsen werden in tegenstelling met de oorspronkejlijke
verwachtingen tegen behoorlijk hooge koersen verhandeld.

Op de staatsfondsenmarkt gaven de 3f pCt. oorlogs-
leeningen een geringe koersdaling te zien, tot 101 pCt.
aan het einde van de week. De koers der nog uitstaande
3f pCt. pandbrieven is thans den paristan,d vrij dicht
genaderd, zoQdat de conversieka,nsen hierin blijkbaar ten
volle zijn .verdisconteerd.

STATISTIEKEN.

DE BUITENLANDSCHE HANDEL DER VEREÈNIDE STATEN,
OESJ’LITST NAÂIt LEEN- EN PACHTLEVERANTIES
EN
COM-
MERCIEEL VEERNEIt, 1938-1946.

in miItin,n,’n rinllr,
Post
1945
1938
1941
1942
1943 1944
1

Jan.-
Juni
Uitvoer
Commercieele uitv.
3.094
4.406
3.147 2.606 2.956
1.759
Leen- en pacht-
leveranties

741
4.933 10.357 11.305
4.050
Uitvoer totaal
3.0941
5.1471
8.080 12.963
14.261
5.809
Invoer
1.960 3.345
2.742
3.371
3.916
2.122
Saldo
+1.134
+1.802
+5.338
+9.592+10.345+3.687
Saldo v. d. invoer
en den commer-
cieelen uitvoer
±1.134
+l061
+
405—
765—
960—
363
aron:
J
aarversiag
1
‘Ja’1
/
1841 van cle Bank voor Internationale
Betalingen te Bazel,
blz. 131.

DE TWENTSCHE BANK ,.v.

.MAANDSTAAT OP 31 MEI 1946

Kas,

Kassiers

en
Daggeldleeningen

f
13.772.962,60
Ned.schatk.papier

,, 575.810.000,-
Ander

Overheids-
papier

.
…………
1.384.705,-
Wissels……. …….
977.396,58
Bankiers

inBin-
nen-

en

Buitenl.
24.587.717,85
Eff.

en

Syndicat. ,,
1.284.253,55
Pro!,

en

Voorsch.
tegen

Effecten,.

.13.488.913,75
Debiteuren

……

..
55.769.522,41
Deelnemingen

(me!.
Voorschotten)

……
7.892.643,77
Gebouwen


……..
3.500.000,—’
Bel,

reserve

voor
verleende

pens,..,,
1,120.174,53

f
699.588.290,04

11111111111

MÂÂTSCHAPPI

J . TOT ‘ FINANCIERING.

VAN HET NATIONAAL HERSTEL ‘N.V.,

gevestigd te ‘s-Gravenhage.
UITGIFTE van.

nom. f 25,000, 000.- preferente Aandeelen B,

in stukken groot nom, f1000,— aan toonder,

deelende in’de winst
van
5 !u1i 1946
af,

storting ‘lie’tzij in vrij ‘geld, hetzij ten laste van een door .de
Afdeeling Effectenregistratie van den» ‘Raad

voor het
Rechtsherstel geblokkeerde rekening.

De Staat der Nederlanden garandeert het dividend op
basis van 3/ % ‘s jaars.

Ond’ergetekende’r berkhten,

dat zij’ de , inschrijving op
bovengenoemde aandeelen ‘openstellen bij hare kantoren te
Amsterdam, Rotterdam en ‘s-Gravenhage, voor zoover in
deze plaatsen gevestigd, alsmede te ‘s-GravenIage ten kan-
tore van- de Heeren HELDRING 5 PIERSON op

VRIJDAG 28 JUNI 1946,

van des voormiddags 9 uur tot des namiddags 4 uur,

tot den koers van 100
3
/
4
pCt,

op de voorwaarden van het prospectus d.d. 19 Juni 1946.
Prospectussen en inschrijvingsbiljetten zijn. verkrijgbaar bij
de inschrijvingskantoren.

‘Amsterdamsche Bank N.V.
De Twentsche Bank
Incasso-Bank N.V.
Lippmann, Rosenthal & Co.
R.
Mees S Zoonen

Nederlandsche Handel-Maatschappij N.V.
Nederlandsch Indische Handelsbank N.V.
Pierson

– Rotterdamsche Bankvereeniging N.V.
Amsterdanj’
Rotterdam 19 Juni 1946.

•1

4


‘L taa etei
P,ide-rinas”

adodakdde6de..

PÂT15USPOORTCLAZEr
0
TELEGRAAFPLATEN

/4
11
? MANOMCrERGLAZeN. PEILGLAZEI’J•OLIECLtZEN
REFLECLAZN . WATEISMETERGLAZEN ENZ.

Pielerniain.
WESTVEST 17 . SCHIEDAM . TELEFOON 69269

1*
t
,

VAN DIJK & Co.

EENDRACHTSWEG 11 – ROTTERDAM

Makelaars en Coinmissionnairs in Effecten

Effecten – Coupons – Vermogensbeheer

Telefoon.20845

21889

40631

Beurs
Nis 6

Telefoon 24178

24378

0•

,:ç

. –

NV. PHILIPS’ GLOEILAMPENFABRIEKEN zdekt
voor haar administratieve afdeelingen

ervaren krachten

goed op de hoogte ‘van de moderne bedrijfsadministra-
tie. Leeftijd tot 35 jaar. Brieven met uitvoerige inlich-
tingen te richten aan de afdeeling Personeelzaken,
Viltcmstraat
65,
te Eindhoven, onder motto ,,BA”.

HAV BANK – SCHIEDAM

Levensverzekei’ ing en Lyfren/e

Belastingconsultatie- en Accountantskantoor


A. L. F. LEVERINGTON

le Helmersstraat 95

Amsterdam – Tel. 85508

Belastingadviezen

Aangiften
– Reclames
enz.
Inrichten

Bijhouden en Confr. v. Boekhoudingen

MOM

VA NJ
KFF
L
E

ROTTE RO1

Nederlandsch Indische Handelsbank, N.Y.

Amsterdam

Rotterdam

‘e.Gravenbago

Alle Bank- en Effectenzaken

Uw toekomst is veilig

met een- polis van de

Algem. Friesche Levensverzekering-Mij

of de

Groot-Noordhollandsche

LEEUWARDEN
van 1845
AMSTERDAM
Burmaniahuis

v. Brienenhuis

N.V. A.T.O. – VAN GEND & LOOS

Geregelde vrachtauto-dienst

Nedérland – Tsjecho-Slowakije

Vraagt inlichtingen bij onze 80 kantoren of bij van

Udens. Transport Bureau – Veerhaven 15- – Rotterdam

La
i

SCHRIFTELIJKE CURSUS

MBA BEDRIJFSADMINISTRATIE
QTTEROA1
J

Leidt op voor het examen modene bedrijfsadministratie –
Behandelt o.a. administratieve organisatie, de rekeningstelsels,
voor- en
nacalculatie,
standaardkosten en budgetteering, loon-
stelsels en loonadministratie, – bedrijfsstatistiek, toepassingen in
verschillende bedrijven – Biedt uitstekend verzorg’de lessen
en beschrijvingen, uitvoerige en gedegen correctie van de
uitgewerkte vraagstukken, alle gewenschte voorlichting op
studiegebied – Beschikt over talrijke medewerkers uit de
praktijk van het bedrijfsleven – Verzorgt behalve den hoofd-
cursus ook voorbereidèndè,
aanvullende en
re petit iecu
rsussen.

1 Sept. aanvang nieuwe cursussen

P,’ospecSn8 op aanva’aag

Alle correspondentie betreffende advertenties, gelieve U te richten aan Koninklijke Nederlandsche Boekdrukkerij H. A. M. Roelants,

4
Lange Haven 141, Schiedam (Tel. 69300 toestel 6)

Druk Roelants, Schiedani.

Auteur