Ga direct naar de content

Jrg. 31, editie 1517

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 5 1946

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

E

Berichten

ALGEMEEN WEEKBLAD
VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

31E
JAARGANG

WOENSDAG
5
JUNI 1946

No. 1517

1′

COMMISSIE VAN REDACTIE:

J. F. ten Doesschate; N. J. Polak;

J. Tinbergen; H. M. H. A. oan der Valk; F. de Vries;

H. W. Lambers (Redacteur-Secretaris).

Adjunct-Secretaris: J. H. Lubbers

Assistent-Redacteur: A. de Wit.

Administratie: Pieter de Hoochstraat 5, Rotterdam (W.).
Tele/ooii: Redactie
38040,
Administratie
38340.
Giro 8408.

Abonnemenis prijs van het bitid, waarin tijdelijk is op ge-
noinen het Economisch-Statistisch Maandbericht, franco
p.p. in Nederland f
26w’
per jaar. Oc’erzeesche gebiedsdeelen
en buitenland /
28
per jaar. Abonnementen kunnen ingaan
met elk nummer en slèchts worden beëindigd per ultimo
oan het kalenderjaar. Losse nummers 75 cent.

Aangeteekende sttkken aan het Bijkantoor Westzeedijk,
Rotterdam. (J’t.).

Alle correspondentie betreffende adoertenties te richten aan de Firma H. A. M. Roelants, Lange Haoen
141,
Schie-
dam (Tel.
69300,
toestel 6).

INHOUD:

Blz.

De regeling der oorlogsschade in den landbouw door
Mr. G. Qan 5een ………… …………….
355

De rijksfinanciën in de oorlogsjaren door
B. J. de
Leéuw………………………………..
357

Arbeidsvoorwaarden zeelieden
Aoor
Mr. H. Willemse
359

Het nationaal budget in de millioenennota door
H. J.
FVittereen

………………………………
361

De Engelsch-Amerikaansche leeningvereenkomst
door C. Stuel …………………………..
363

B o e kb es p r e king.

G. J. Boelens, Oligrchische clausules in statuten
van naam.looze vennootchappen, bespr. door
Mr. W. C. L. oan der Grinten …………….
36
17

A an t e e k e n in g.

Gezichtspunten betreffende de geidsadeering

366

Geld- en kapitaalmarkt ………………………366

St a t is t4 e k e n

Bankstaat …………………………………967

DEZER DAGEN

worden zoete droomen verstoord: wij leven in een bit- tere, suikerlooze, wereld Bij de verkiezingen – voor de
Provinciale Staten zijn lijnen doorgetrokken. De -Partij
van den Arbeid is verder uitgevlokt naar rechts en naar
links, al, is zij daarmee niet uitgevlakt. Lijnen en reeksen
cijfers, men voelt zich geneigd, daarover te rade te gaan
bij de mathematische statistiek. Om in delijn te blij-
ven, bij het begrip multicollineariteit. Hierover deelt
Tinbergen – ,,Econometrie”, 2de druk, blz. 78 – het vol-
gende mede: ,,Het hangt van het uiteindelijk doel der
berekeningen af, of men het resultaat kan gebruiken”.
Dit zij den kabinetsfofmateur ter overweging aangeboden,
doch met fortuinlijker uitslag .dan eertijds Croèsus het
voor hem bestemde orakel van Delphi. Geen lijn is .op dit
moment te zien in de situatie in Indië. Alles schijnt weer
te zweven. A14 er voor eenig doel spoedig een kabinet in
Nederland noodig is, dan hiervoor. In elk geval is duidelijk,
dat van het beloofde terugbrengen der geïnterneerden
tot nu toe weinig is

terecht gekomen. Maar de Japan-
neezen vertrekken. – een klein jaar na hun capitulatie.
Z
j
j kunnen thuis hun keizer aantreffen en openlijk, of
in het geheim, voortgaan hem te vereeren.

De belangrijkste lijn, die thans over de wereld loopt;
is die, welke Duitschland in een Oostelijk en een Westelijk
gedeelte scheidt: het dreigt een breuk te worden. Uit de oorlogsreportages herinneren wij ons het beeld van den
,,pathfindei”, het vliegtuig met .de opdracht het doel-
gebied te vinden en af te bakenen. Generaal Smuts
heeft’ voor de tweede maal deze taak vervuld. De vraag
blijft, of de hoofdmacliten hem zullen volgen. Het is
duidelijk, dat John BalI, verpersoonlijkt in Bevin, geen
glansrol ziet in een creatie van den goedigen ram BTlijn; zij,’ die hun Reinaart kennen, weten trouwens, hoe slecht
het dezen afgezant tusschen koning Nobel en den vos
Reinaart verging. Derhalve voelt Groot-Brittannië niets
voor de situatie, in Amerikaansche contracten aangeduid
met: ,,sign on the dotted line”, ofwel ,,handteekening
hier te plaatsen”; de Engelsche dienstplicht wordt gehand-
haafd.

Eenige handteekeningen zijn inderdaad geplaatst. De
Amerikaansche leening aan Frankrijk is een feit geworden.
Een- der eerste reacties in Frankrjjk was een verzoek
van de ,,C.G.T.”, de centrale vakvereeniging, om een al-
gemeene loonsverhooging. De -reactie van de ‘Fiansche
kiezers blijkt echter behoudender te zijn geweest.

Directe verbetering der rJeidsoorwaarden, dan wel
primair behoud, althans beveiliging, van het economisch
evenwicht, daarover gaat thans de strijd in vele landen.
En bij de principieele quaesties voegen zich prestige-
quaesties; zoo is het in de Vereenigde Staten, zoo is het
in Nederland Het resultaat is verlies aan productie en –
iTationaal inkomen. En dat, terwijl aan den anderen kant
de ministér van Financiën de lijn strakker gaat aan-
halen; er ial, en er moet, op de begrooting voor 1945
f 1,25 mrd. worden be’zuinigd.

Intusschen groeven de lijnen zich overal ter wereld
weer dieper in de gezichten. Gaan we terug naar 1932-
1988? Linea recta.

HEEFT VESTIGINGEN

IN ALLE PLAATSEN

VAN EENIG BELANG

IN NEDERLAND EN

CORR ES PON DE

TEN OVER DE GE-

HEELE -WERELD

ROTTERDAMSCHE

BAN KVEREENIGING
193 VESTINGEN
IN NEDERLAND

Naaml. Venn.

Hollands ché.

Belegging- en

Beheer-Mij.

Anno 1930
Heerengracht 320 – A’dam

Beoordeeling en Beheer
van vermogens, pensioen-
en spaarfondsen, belegde
reserves,effectenportefeuil-
les ten behoeve van onder-
nemingen, stichtingen, ver-
eenigingen, particulieren.

Commissarissen’
Prof. Ir. 1. P. de Vooys;
Drs. J. H. Gispen;
Mr. J. E. Scholtens.

Directie:
Gerlof Verwey;
Dr. F. Ph. Groeneveld;
A. C. Leeuwenburgh.

R. MEES &ZOONEN

Ao1720

Rotterdam, ‘s-Gravenhage. Delft, Schiedam

Vlaardingen. Amsterdam (alleen assurontiën)

BEHANDELING VAN ALLE BANKZAKEN
BEZORGING VAN ALLE ASSLJRANTIËN

(c1J jkbai’e &t’aci

40 jaar, P.C., bedrijfsleider eener groote textielfabriek, ruime
ervaring op technisch administratief en sociaal gebied, internatio-
naal georiënteerd, wenscht om persoonlijke redencn van werkkring
te veranderen en

zoekt gelijkwaardige functie in ander bedrijf

of handelzaak;

hij voorkeur in het Westen des lands, eventueel met deelname of
overname van kapitaa,. Brieven onder no. 117529 te richten aan
Adv. Bureau I3OLREK, Koningsplein 1, Amsterdam.

Mr. in de rechten
met vele jaren bankpraetijk in leidende positie, leeftijd 35 jaar,
zoekt passende betrekking. Br. onder no. 494 bureau van dit blad,
postbus 42, Schiedam.

Werktuigkundig, ingenieur
(dipl. Delft) tevens ervaren bedrijfs-econoqm en -organisator met 20-jarige praktijk in leidinggevende functies bij verschilIende in-(lustrieën. zoowel technisch als administratief, waarvan de laatste
jaren als assistent der directie dc volledige jeiding van een be-
drijf hebbende, zag zich gaarne opgenomen in de directie van een
bestaand of op te richten bedrijf of technisch bureau hier te lande,
in Indië of in het buitenland. Ook bereid een organisatorische of controleerende functie bij groot concern te aanvaarden. Brieven onder no. 496 bureau van dit blad, Postbus 42, Schiedam.

Ten behoeve van de gebruiksontwikkeling van een
groot stapelartikel op de internationale markt door
middel van marktanalyses, propaganda, etc. wordt ge-
zocht een

econoom

met tèchnischen ins159
of een

ingenieur

met economischen int lag

tëneinde leiding te geven aan deze werkzaamheden.
Dezelfde intelling zoekt een

scheikundig ingenieur
of daarmee overeenkomend functionaris met een practi-
sehen inslag, teneinde experimenteel op het gebied der
gebruiksontwikkeling werkzaam te kiin.
Br. rio. 495 bureau van dit blad, postbus 42, Schiedam.

Koninklijke

N ed erlandsche

Boekdrukke rij

H. A. M. Roeiants

Schiedam

gispen

culemborg
amsterdam
rotterdam

N.V. v. Leer’s Verenigde Fabrieken

te AMSTERDAM v r a a g t een

Chef der Sociale Afdeling

Formaatvolle

persoonlijkheid,

krachtig
organisator, veel initiatief. Ruime he-
drijfservaring, liefst ook buitenlandse,
gewenst. Bij voorkeur: academische
vorming. Talenkennis vereist. Candida-
teP die daarvoor in aanmerking komen
zullen worden uitnodigd voor een psy-
chologisch ondcrzoèk te Utrecht d’oor dc

1′ EDERLANDSCHE STICHTING

VOOR PSYCHOTECHNIEIÇ

Eigenhandig geschreven brieven met volledige in-
lichtingen, vergezeld van twee nieuwe pasfoto’s (van voren en opzij) te zenden aan Advertentie-
bureau AL’I’A te Utrecht v66r 15 Juni as.,
met vermelding in linkerbovenhoek van brief,
op foto’s en envelop: E.SB. 498, met daar-
onder naam, adres en leeftijd in drukletters.

.
Ts

BELEGT

uw beschikbare

geblokkeerde en Vrije gelden

In

3°/
s
GROOTBOEKSCHULD

1946

door

bemiddeling

van

de

NEDERLANDSCHE

HANDEL-MAATSCHAPPIJ N.V.

Hoofdkantoor: Amsterdam

70

kantoren

in Nederland

Voor het vervolg van de rubriek Vacatures” zie Øag. 367 en 3613

5.Juni 1946

ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN

355

DE REGELING DER OORLOSSCHADE

IN DEN LANDBOUW.

In het Besluit op de Materieele Oorlogschaden 1945
(F 255) is, in aansluiting op het Besluit Ovefgangsrege-
ling Ootlogsschade (F 98), een nadere regeling neergelegd
inzake de verleening van fina.ncieele bijdragen door
het Rijk in oorlogsschade aan goederen, zulks in af wach-
tiïig van een definitieve regeling bij de wet. Het resultaat
van de besprekingen in de Tweede Kamer over de Nota
omtrent een aantal punten van Regeeringsbeleid, hoofd-
stuk VII (financieele voorzieningen met betrekking tot
ooilogsschade)wettigt devrwachting, dt in deze wette-
lijke regeling welke thans bij het Ministeïie van Financiën

in voorbereiding is, de beginselen van het Besluit op de Materieele Oorlogsschaden 1945 (B.M.O. 1945) zullen
worden oyergenomen.
Ook de agrarische oorlogsschade wordt geregeld volgens
de bepalingen van dit Besluit.

Bij een overzicht der agrarische schade kunhen als
belangrijkste cle volgende cttegorieën worden onder-
scheiden:
1. Schade aan den grond;
Schade aan gebouwen;
Schade aan dooden invei%taris;
IT.
Schade aan levende have;
V. Schade aan gewassen. Voorts Icent het •B.M.O. 1945 nog een afloopende hij-
dragenregel ing terzalce van eenige vormen van inkomens-
schade. –

Schade aan den giond.

• De schade aan den grond speelt in den landbouw een
zeer groote rol. Ruim 228.000 ha cultuurgrond werden
geïnundeerd, waarvan 77.000 ha met zout water. Daar-
naast werden zeer aanienlijlce oppervlalfien grond be-
schadigd en waren korten of langeren tijd buiten gebruik,
als gevolg van direct o.ologsgeweld en aanleg en gesta
dige uitbreiding van vliegvelden, van geschutsopstellingen.
en van andere verdedigingswerken als tan)grachten en
mijnenvelden.

Teneitide van de beschadigde gronden zoo spoedig
mogelijk weer een normale opbrengst te verkrijgen, wat in het huidig tijdsgewricht als een nationaal belang mag
vorciei beschouwd, vindt in d gevallen, dat dit ook
economisch verantwoord is, thans veèlal vergoeding in

natura plaats, door herstel der beschadigde gFonden van
overheidswege. Waar de aard en de omvang der schade
zich daartoe leent, worden de betrokkenen in de gelegen-
heid gesteld zelf aan dit herstel mede te werken of dit
met het voor hun bedrijT normale aantal arbeiders tuit
te voeren tegen een tevoren begroot veïgoedingsbedrag.
Voorzoover het herstel gepaard gaat, wat in de practijk
vaak onvermijdelijk is, met het.verrichten van achter-stallig onderhoud of wel met het aanbrengen van ver-
beteringen, waarnaar in bepaalde gevallen .moet worden gestreefd, komen de daardoor gémaakte extra-kosten ten
laste yan betrolckenn.
Is herstel der schade binnen het raam der bestaande regelingen niet mogelijlc, wat bijv. het geval kan zijn,
indien een bunker, zonder ëen obstakel te vormen, zich
bevindt op minder goeden grond, dan zal een rijksbijdrage
in geld worden vastgesteld, welke wordt bepaald door het
verschil tusschen de verkoopwaarde van den grond naar
de op 9 Mei 1940 geldende factoren véôr en na de be-
sebadiging.
Verder komt het veel voor, dat door den bezetter aan-
gelegde werken in stand worden gehouden. Met name
is dit het geval met een aantal vliegvelden. De enorme ont-
wilckling van het luchtverkeer gedurende de oorlogsjaren
heeft het noodig gemaakt over een grooter aantal vlieg-
velden, zoowel voor burgerlijke als militaire doeleinden,
te kunnen beschikken dan vôôr 1940. Voorts worden

tankgrachten, althans gedelten daarvan, wel met een
ewijzigde bestemming in stand gehouden als vaarwater
en boezemwater.

Wanneer er geen overwegingen zijn om het herstel
naar de oorspronkelijke bestemming achterwege te laten,
zal voorts, ter bevordering van het spoedig weder in

normaal gebruik komen Van beschadigde gronden, een
vergoeding kunnen worden gegeven voor door de ge-bruikers hij de bewerking en eventueel noodige extra-

bew’erking gemaakte kosten, voorzoover deze niet uit de
opbrengsten worden gedekt. Dit betreft derhalve de
mogelijkheid van vergoeding voor herstel van den gronçl
door cultuurmaatregelen.

Schade aan gebouceen.

Volgens een opgave van het Bureau .Wederopbouw
Boerderijen (B.W.B.) per ultimo Februari 1946, wérden

door bezettings- en oorlogshandelingen in ons land. on-
geveer 10.200 agrarisphe bedrijfsgebouwencomplexen ge-
heel of gedeeltelic.,vernietigd. In dit cijfêr zijn niet bé-

grepen de in de Meidagen van 1940 verwoeste gebouWen,
welke in de jaren der bezetting nagenoeg alle werden
herbouwd. Bij het steeds grooter vorden van het aantal
schadegevallen door bezettings- en ‘oorlogsgeweldhande-
lingen en het schaarscher vorden van materialen, was het
tenslotte ‘nietmeer mogelijk tot vlledigen herbouw oyer
te gaan. Hetzelfde gold uiteraard voor den wederopbouw
buiten den agrarischen sector. Daarom werd op groote
schaal begonnen met den bouw van noodwoningen, nood-
stallen en noodschuren, wellce zooveel mogelijk worden
opgetrokken met uit de afbraak vrijgekomen of bij de
brute vernieling geredde , bruikbare materialen. Volgens
gegevens, ontleend aan een opgave van heteerdergenoem-
de B.W.B., waren per 1 April 1946 de volgende nood-
voorzieningen gesticht of in aanbouw:

Noodwoningen NoodstaUen

Benoodigd

5.181

6.097 Gereed

4.364 –

5;134
In aanbouw

,

529

.

661

Inmiddels is onlangs, gepubliceerd het Bouwplan. 1946,
dat ook voorziet in den buv van een aantal boerderijen.
In dit artikel komt niet aan de orde’ de vraag, in hoeverre
inderdaad arbeiders en materialen, volgens plan ter be-
schikking zullen komen de verwachtingen daaromtrent
zijn, dat zulks niet in de beoogde mate het geval zal zijn.
-, doch uitsluitend de vraag, welke financieele voor-
zieningôn thans door het B.M.O. 1945 worden gebracht.
Volgens art. 4 jo art. 5 van dit Besluit wordt de Rijks-
bijdrage terzake van do onderhavige ,schade bepaald p
het eerschil ‘tusschen de verkoopwaarde naar de op 9
Mei 1940 geldende factoren van het betreffende goed
v66r en na de beschadiging of op de herstelkosten, indien
deze lager zijn.

1-loewel reeds een dalende tendens valt op te merken,
bedragen de herbouw- en herstelkosten thans nôg eén
veelvoud van de Rijlcsbijdrage. Hoewel ook de veiwach-
ting reeds is uitgesproken, dat de bouwkostèn uiteinde-
lijk kunnen worden gestabiliseerd op 175 pCt.. van de
kosten op basis Mei 1940, niettemin zal het duidelijk
zijn, dat ook onder die voorwaarden de herböuw nog niet
voldoende zal worden gestimuleerd., Voor wien . inzich,t
heeft in het vraagstuic van de rentabiliteit van het agra-
risch bedrijf zl het duidelijk zijn, dat de schden in dezen
sector knellender wringt dan elders. In het laatste ge’
deelte van dit artikel zal gelegenheid zijn nog even de
aandacht, te vestigen op de te verwachten verdere faci-
liteiten ter aanmoediging van den wederopbouw.

Schade aan dooden inc’entaris.

Overeenkomstig het bepaalde in art. 5 van het B.M.O.
1945 wordt de bijdrage in de schade aan roerende goederen,

356

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

5 Juni 1946

De prijzen van het vee vertoonen tusschen 194) en
1944 een stijging met bijna 100’pCt., terwijl zij van Sep-
tember 1944 tot Mei 1945 nagenoeg gelijit zijn gebleven.
Dit brengt de volgende consequentie mede. Voor de
bedrijfsuitrusting wordt een bijdrage verleend op basis
van het prijspeil 9 Mei 1940, hetgeen bij een prijsstijging
van 100 pCt. een bijdrage beteekent ,’an 50 pCt. in de.
geleden schade. Bij het huidige prijsniveau beteekent
vaststelling van de Rijksbijdrage op basis van.den histo-
i’ischen inkoopsprijs voor den handelsvoorraad een bijdrage

van ongeveer 100 pCt., gerekend naar het prijspeil van
thans.
In de practijk wordt nu tusschen het gedeelte, hetwelk

als bedi’ijfsuitrusting, en het gedeelte, hetwelk ls handels-
voorraad is te beschouwen, een verhouding van 1: 1
aangenomen. Op grond van het bovenstaande beteekent
de Rijksbijdrage terzake van de schade aan den veestapel
dUs een vergoeding van 75 pCt. op het prijspeil van nu.
Vooizoover zulks mogelijk en gewenscht is, vindt de uit-
keering der Rijksbijdrage plaats in natura, door levering
van levende have aan d gedupeerden tot drie kwart
van de vi’loren gegane waarde. 1-let spoedig weder op-
gang komen der zwaargetu’offen bedrijven wordt hierdoor

gunstig beïnvloed.

Schade aan gewassen.

• Voor de schade aan gewassen te velde is in het B.M.O.
1945 eèn speciale regeling opgenomen, neergelegd in art. 5,
lid 1, sub b. De Rijksbijdrage in deze schade wordt be-
paald op de oogstwaaide der gewassen, verminderd met
de niet-gemaakte kosten. Bij verloren g.egane producten,
welke als bandelsvoorraad zijn te beschouwen, wordt de
bijdrage gebaseerd op den inkoöpsprijs. De vaststelling

van de Rijksbijdrage geschiedt in de practijk aân de hand
van normen, welkë op basis van het bovenstaande zijn
opgesteld door het Landbouw Economisch Instituut. Deze
•normen zijn gespecificeerd naar de verschillende gewassen,
naarde stadia, waarin deze verloren kunnen zijn gegaan,
naar de oppervlakten aan gewassen, welke zijn verloren
gegaan, en naar gebieden, waarin het land is verdeeld.

Het B.M.O. 1945 beoogt derhalve regelen te stellen
inzake het verleenen van financieele tegemoetkomingen
in oorlogsschade aan gQederen.

Zooals eerder werd op-

gemerkt, bevat het Besluit, en wel in de Overgangsbepa-
lingen,- ook een regeling voor verschillende categorieën van inkomensschade. Als belangrijkste voor den agrari-
schen sector betreft dit de geldelijke tegemoetkoming
wegens derving van pacht en de uitkeening voor nood-
zakelijk levensonderhoud wegeng gemis van inkomsten
uit bedrijf. De zgn. pachtvergoeding wordt uitgekeerd
aan de gebruikers, die na ontvahgst daarvan in de ge-
legenheid zullen zijn, de achterstallige pachten aan de
verpachters te voldoeu. Deze vergoeding kan than
ingevolge het B.M.O. 1945 ten hoogste worden verstrekt
tot 1 Mei 1946. De uitkeeringen voor noodzakelijk, levens-
onderhoud, alsmede die terzake van zgn. onvermijdelijke
uitgaven, kunnen voo,r het verleden alsnog worden ver-
leend tot uiterlijk 15 Mei 1945. Verdere tegemoetkomingen
terzake kunnen worden, toegekend door het Centraal
Bureau Verzorging Oorlogsslachtoffers.

Uit het voorgaande blijkt, datde regeling der agrari-
scl’e oorlogsschade, met de behandeling waarvan de Rijks-
dienst voof Landbouwherstel .is belast, voor de bepaling
van de Rijksbijdragen uitgaat van de waarde op 9 Méi
1940, behalve voor handels- en bedrijfsvoorraden en voor
gewassen te velde.
Een dergelijke regeling biedt niet alleen een onvol-
doenden stimulans voor het herstel en den wederopbouw
van agrai-ische bedrijfsgebouwen en bedrijfsuitrusting,
doch bevordert ook niet genoegzaam het herstel van andere objecten welke in dit beknopte overzicht niet

behoorende tot de bedrijisuitrusting (gereedschappen,

werktuigen, tractoren e. d.), vastgesteld op den prijs,
waarvoor de goederen in nieuwen toestand naar de op 9
Mei 1940 geldende factoren zouden kunnen worden aan-
geschaft, verminderd met een redelijk bedrag voor af-
schrijving, echter op niet minder dan op de verkoop-
waarde, bepaald naar de op 9 Mei 1940 geldende factoren.
Bij de schade aan den dooden inventaris doet zich de-
zelfde moeilijkheid voelen als hiervoor reeds werd ge-
signaleerd: de onmogelijkheid voor belanghebbenden, om

uit de Rijksbijdragen tot heraanschaf in den gewenschten
omvang over te gaan. Bijzonder speelt dit een rol in
die streken, waar een samenloop met andere soorten
schade op groote schaal wordt aangetroffen. Dit zijn
vooral de zgn. ,,00rlogsgeweldschade”-gebieden, als hijv.
Noord-Limburg en de Betuwe ‘), waar het front overheen
is gegaan, met als gevolg beschadiging van den grond,
vernieling der gebouwen, plundering, roof en vernieling van
levenden en dooden bedrijfsinventaris en van huisraad. Bepaalde gereedschappen en werktuen kunnen thans
vrij en in voldoende mate .worden aangekocht, zij het
tegen prijzen, die aanzienlijk hooger 1iggn dan die op
9 Mei 1940 en waarop de Rijksbijdrage is gebaseerd.
Andere zijn schaarsch voorhanden, wat nog weer een
prijsveihoogënden invloed uitoefent.
Voorts komt ook hij den heraanschaf der agrarische
bedrijfsuitrusting de afhankelijkheid van het buitenland ons in de letterlijke betèekenis duur te staan.
Vele werktuigen en machinerieën, die vroeger uit
eigen land of van elders op het continent werden betrok-ken, moeten voorshands van overzee worden verkregen.
De enorme prijsstijging, welke in de produceerende landen
overzee een feit is geworden, drukt zeer zwaar op de Ne-
derlandsche afnemers, waarbij diazi nog buiten beschou-
wing is gelaten de mindere doelmatigheid van velé aan-
gekochte werktuigen en machinerieën, vergeleken bij de
in ons land normaal gebruikte typen.
Evenmin als dit ten aanzien van de gebouwen het ge-
val bleek, biedt hierde huidige regeling der Rijksbijdragefi
voldoenden waarborg voor een spoedig herstel van het
agrarisch productie-apparaat.
Ook de reparatie der niet-onherstelbaar beschadigde tuit-
ustingsstukken wordt door de huidige regeling der bij-
dragen onvoldoende mogelijk gemaakt. liet verschil
tusschen de waarde vôÔr en na de beschadging, op basis
9 Mei 1940, zinkt, vooral bij kleine uitrustingsstukken, in het aiet bij de hooge kosten, welke voor de reparatie
van deze goederen thans moeten worden gemaakt.

Schade aan levende have.

Bij de beschouwing van de rëgeling der schade aan
levende have dient zoowel rekening te worden gehbuden
met de reeds eerder ontmoete bepalingen van het B.M.O.
1945 met betrekking tot de schade aan bedrijfsuitrusting,
als met de in dit Besluit neergelegde, daarvan afwijkende,
regeling voor de bepaling der bijdrage terzake van ver-
loren gegane handels- en bedrijfsvoorraden.
Een deel -van den veestapel moet in het algemeen als bedrijfsuitrusting worden beschouwd, een deel moet als.
handelsoorraad worden aangemerkt.
Voorzoover de veestapel onder de bedrijfsuitrusting
moet worden gerekend, geldt voor de bepaling der bij-
drage dezelfde maatstaf als in het voorafgaande werd
aangegeven voor den dooden inventaris. Voor verloren geganen bedrijfsvoorraad daarentegen wordt de Rijks-
bijdrage bepaald met inachteeming van den historischen
inkoopsprijs.
De regeling der schade aan levende have nh betreft
voornamelijk nog die, welke is geleden tengevolge van de
inundaties in 1944 en de gevechtshandelingen na Sep-
tember 1944.

1)
Zie cle betreffende artikelen In het nummer ,,Verwoesting en
ontwrichting”,
,,E.-S.B.”
van
15 Mei 1946.

5 Juni 1946

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

357

werden genoemd, doh ten aanzien waarvan evenens
geldt, dat de Rijksbijdrage wordt vastgesteld op basis
van de waarde, vastgesteld naar de op 9 Mei 1940 geldende
factoren.

In een recente radiorede deelde de minister van Open-
bare Werken en Wederopbouw – bij ontstentenis van den

minister van Financiën – mede, dat de getroffenen, be-
halve door de Rijksbijdrage, ook verder zouden wörden
geholpen hij het uitvoeren van den herbouw. Deze hulp
van overheidswege zal bestaan in een financiering van het

verschil tusschen herbouw- (heraanschaffings-)kostn en
Rijksbijdrage in den vorm van credieten. Voor het herstel
van den Landbouw is; naar de minister mededeelde, een
in beginsel gelijke regeling in voorbéreiding.
1

let belang van het totstandkornen van een zoodanige
regeling der herstelfinanciering behoeft geen nader be-
toog. De inhoud ervan wordt vol belangstelling afge-
wacht.
Mr.
G. VAN SETTEN

DE RIJKSFINANCIËN IN DE OORLOGS-

JAREN,

Inleiding.

Verschenen is ‘een nota van den minister van Financiën
aan de Staten-Generaal inzake de ontwikkelng van de
financiën van het Rijk gedurende de oorlogsjai-en, met een
twaalftal tabellen, welke tevens zullen dienen als ,,Statis-
tiek der Rijkslinanciën 1943 en 1944″.
Dit overzicht van het cijfermatig verloop der Rijks-
inkomsten en -uitgaven in de jaren 1938-1944, waai-bij

tevens een overzicht in vogelvlucht van de ontwikkeling der Rijksfinanciën sinds 1900 wordt gegeven, vormt’een
sluitstuk. 1

let sluit een periode af, waarin het financieel
beleid een eigen, in zichzelf besloten, op een gelijkmatige
ontwikkeling der maatschappelijke verhoudingen gei-ichte
taak vervulde, de taak het juiste evenwicht na te sti-even
tusschen de inkomsten en de uitgaven van de Overheid. Van de wijze; waarop die taak was volvoerd, legden de jaarcijfers rekenschap af en de ontwikkeling, welke die
jaarcijfers te zien gaven, vormde een baken voor den
verder te volgen financieelen koers.
Met de onderhavige cijfers is dat niet het geval.
Financiekunst is de kunst van het bewaren van het
evenwicht tusschen eenerzijds de uitgaven voor een juiste
ontwikkeling der maatschappelijke verhoudingen en
anderzijds de lasten, welke daarvoor aan de maatschappij
zullen moeten worden opgelegd. Welk deel dier uitgaven
niet door dadelijke inkomsten behoeft te worden gedekt,
doch bestFed.en kan worden met daarvoor beschikbare
spaarpenningen der burgers in afwachting van de verdere
ontwikkeling van inkomsten en uitgaven, welk, deel
m.a.w. ten laste van den buitengewonen dienst gebracht
kan worden, is een vraag van financieel beleid, welke een
belangrijk onderdeel va die financiekunst uitmaakt..
Aan deze financiekunst, opgevat in haar klassieke be-
teekenis, is voor Nederland door den oorlog een abrupt
einde gekomen. Want financieele middelen, op zichzelf
gehanteerd, d.w.z. geabstraheerd van de productie en
consumptie van goederen zelve en het doel nastrevende
om een evenwicht te bewaren door binding van consump-

tieve uitgaven aan vooraf bepaalde geldbedragen, waar-
voor de eveneens vooraf bepaalde dekking kan worden
aangewezen, zijn niet meer toereikend om in den ver-
warden toestand van het geidwezen der maatschappij
weer orde te brengen. Daartoe is de ontwrichting van ons
financieel bestel, d.w.z. de verregaande verwaarloozing
van de eischen, welke aan een gezonde financieel-econo-
mische ontwikkeling der maatschappij gesteld moeten
worden, al te groot geweest.
Die ortwrichting toont zich naar.buiten in de groote inperking van de vrijheid om het geld, dat men bezit.,

te besteden op de wijze, waarop men dat verlangt. Het geld

is dus gedenatureerd, zijn eigenlij1’e en juiste bestemming
heeft het voor een groot deel ingeboet. Dit zijn de onver-
mijdelijke gevolgen van een in de war gestuut-de geld-

huishouding. le oudelwetsche financiekunst had tot
hoofddoel, die bestemming van het geld veilig te stellen

en de belofte, die er in ligt besloten om den bezitter op het
oogenblik, dat deze zulks begeert, een ‘toekomstpresttie
in goederen of diensten overeenkomstig zijn wensch te
waaiboi-gen, waar te maken. Voorshands is daar geen
sprake meer van en zullen We ons nu en’ in de naste toe-
komst allerhande beperkingen bij ‘het besteden van ohs
geld moeten laten welgevallen.

Daai-om werd hierboven gezegd, dat met het ramp-
spoedig verloop der overheidsuitgaven in de oorlogsjaren
voor Nedérland een financieele periode werd afgesloten.
Maar die afsluiting beteekent stellig niet, dat de maat-
schappij zich voortaan maar ‘verder moet ontwikkelen,
zondei’ dat men nauwkeurig acht slaat op het béwaren
van het juiste e”enwicht tusschen de uitgaven voor de
ontwikkeling der maatschappij en de lasten, aan die’maat-
schappij op te leggen. Men hoede zich voor een dergelijk
gevaar, dat als een dreigende onweerswolk boven ons
drijft. Het financieel kompas is onklaai- geworden. Het navigeelen is er te moeilijker om geworden, maar dient daarom met te meer omzichtigheid te geschieden.
1-let financieel kompas wei-kt niet meer, want een ge-
bonden ruilmiddel
‘wijst
niet een richting, maar
registreert
eenvoudig de cijfermatige resultaten van een gevoerd
beleid, gelijk de onderverpelijke jaar cijfers Over de jaren
1940-1944 ook geen andere beteekenis hebben, dan die
van ‘een
registratie
van de inkomsten en uilgaveil van het Rijk, waaibij het woord ;,ontwikkeling”, wijzend op een
onderling verband der cijfers, niet meer past.
Maar toch moeten we weer terug naar gezonde financieele
toestanden, d.w.z. naar een maatschappij, waat-in het in
omloop gebrachte geld – een belofte op een toekomst.-
prestatie, – zooals hierboven werd gezegd – zijn ware
beteekenis, en dus ook zijn waarde, houdt. Daarvoor is
herstel van het . evenwicht in de, maatschappelijke ver-
houdingen, een juist uitbalanceeren van productie en
consumptie, noodzakelijk. Maar dit doel zal met nieuwe
middelen moeten worden’ nagestreefd, niet omdat de
oude middelen hebben. géfaald, maar omdat ze niet in
praktijk gebracht zijn en op sch’roinelijke wijze werden
verwaarloosd.

In het binnenlandsch verkeer nemen daarbij loonpoli-
tiek en prijspolitiek de voornaamste stellingen in, in het verkeer met het buitenland deviezenregiem en handels-afspraken. Tusschen binnenlandsche en buitenlandsche
economische politiek bestaat echter een zeer nauw ver-
band, omdat zij eed intense wisselwerking op elkaar uit-
oefenen en de binnenlandsche politiek dus nimmer onze
positie ten aanzien van het buitenland mag verwaarloozen.
Wij moeten expofteeren om te kunnen importeeren, en
om te kunnen exporteeren moeten ve kunnen concurreeren
met het buitenland. In deze weinige woorden ligt het pro-
bleem besloten van ons zijn of niet zijn als deel van een
grooter economisch ‘geheel. Want geen Nederlander,
rijk of arm, kan wenschen opgesloten te zitt,en binnen de
grenzen van het eigen land, niet alleen in den letterlijken
zin van het woord, maar eveneens in economisch opzicht.
En onze economische politiek zal alle zeilen bij moeten
zetten om dit gevaar, dat niettemin door onze economi-
sche ontreddering in zicht is gekomen, te omzeilen.
Ons financieel beleid is door den loop der gebeurtenissen
geheel en al opgegaan in een economisch beleid, dat met
de grootste zorg en ver vooruitzienden blik zal moeten

worden gevoerd. –
1

leef t het om die reden weinig zin
financieele
beschou-
wingen vast te knoopen aan de voor ons liggende jaar-
cijfers 1940-1944 – wat die. cijfers ons te leeren hebben
voor het te volgen beleid, zal medebepalend -zijn voor den

-‘

:-‘-‘

•t’
,

1′

– –

358

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

5 Juni 1946

te volgen
econonjischen
koers -, zoo zal toch een retro-
spectieve beschouwing van die cijfers, aangevende, welke
factoren bepalend zijn geweest bij de ontreddering onzer
overheidsfinanciën, onze belangstelling ook nu nog kunnen
gaande maken. Ook al wisten wij. reeds – zij het zonder
deugdelijk cijfermateriaal – om welke maatregelen het
in hoofdzaak ging. En die blik naar achteren zal tevens een
stimulans zijn om de consequenties, die aan die maatrege-len verbonden moeten worden, nader onder oogen te zien.

Cijfers.

Onder het hoofd T: ,,Gevolgen van de Duitsche be-
zetting” zijn in deze cijferoverzichten van dé uitgaven
van het Rijk in de jaren 1940-1944 samengebracht een
aantal uitgaven, die deels door den bezetter rechtstreek
opgelegde schattingen betreffen, deels in zoo nauw ver-
band met het feit der bezetting stonden, dat hun onder-
brenging hij andere uitgavengroepen misplaatst zou zijn
geweest.

Tot de rechtstreeks opgelegde schattingen hehooren
in de eerste plaats gerekend te worden de credieten voor
de Duitsche weermacht. Deze werden sinds het midden

van het jaar 1940 geëischt ‘tOt maandelijksche bedragen
van
f
100 millioen, na Maart 1944 verhoogd tot ongeveer
anderhalf maal dat bedrag. Daarnaast werd sinds 1942,
doch terugwerkend tot Augustus 1941, een ,,weitere
•Kriegszahlung” gevorderd van 50 millioen Rijksiparken per maand, die werd gemotiveerd als een ,,bijdrage in de
kosten van de oorlogvoering in het Oosten”. Deze twee
schattingen, ian het Nedérlandsche volk opgelegd, vormen
het leeuwenaandeel van de onder rubriek T samengebrachte
uitgaven Zij beliepen, met inbegrip van eenige bijzondere oorlogsschattingen, over het geheele tijdvak een som van

f 8.449 millioen, waarnaast een som van 1959 millioen als
totaal vân de andere uitgaven als gevolg van de Duitsche
bezetting over de jaren 1940-1944 in deze rubriek is
sameïigebracht. Onder die andere uitgaven trekken in de
eerste plaats de aandacht cle ,,bezettingsschaden”, dz.
vergoedingen terzake van door de Duitsche weermacht
in bezit genomen particuliere eigendommen enz., welke in
elk der jaren 1943 en 1944 meer dan f 90 millioen beliepen.
Voorts de kosten der Rijksarbeidsbureaux, en die ver-
bonden aan de tewerkstelling van personen in Duitsch-
land, welke in elk der jaren .1943 enT 1944 omstreeks f 70
millioen beliepen, en de kosten van den Nederlandschen atbeidsclienst, in 1941 f 27 millioen bedragende, in 1942
30 millioen, in 1943 135 millioen en iii 1944 f46 millioen.
De kosten van de Landwacht komen in 1944 in deze ta-
bellen met f 25 millioen voor. Het Duitsche civiel bestuur
in Nederland kostte Pep jaar pl.m. f 36 millioen, niet in-
begrepen de uitgaven van het Rijkscommissariaat voo!
verdedigingswerken, , welke in 1943 f 23 millioen (plus t 12 millioen voor sloopingswerkzaamheden) en in 1944
t 18 millioenbeliepen. Ook de kosten van evacuatie dei
burgerbevolking, beloopende in 1943 f 45 millioe?i en in 1944 f 36 millioen, en die van afvoer van liet regeerings-
apparaat, in die jaren respectievelijk t15 millioen en f10
millioen bedragende, zijn onder deze rubriek T onderge-bracht, ofschoon hun karakter meer overeenkomt met de
in rubriek U samengebr4chte ,,uitgaven in verband
met de oorlogsschade”.
Deze laatste uitgaven omvatten: a. uitgaven tot herstel
van schade door oorlogsgeweld aan Rijkseigendommen
toegebracht (t 4 millioen); b. de nadeelige saldi van het
herstelfonds 1940 (f 633 millioen); c. defensieschaden, d.z. vergoedingen voor schaden veroorzaakt door in’ het belang
der oorlogvoerïg door Nederlandsche militaire instanties
gen9men maatregelen (f 81 millioen). Dit uitgaven-totaal
in de jaren 140-1

944 geeft echter geen beeld van het
totaal,der door oorlogsgeweld in Nederland aangebrachte
schade. Slechts als factoren bij de bepaling van het ont-
staan der vlottende schuld hebben deze cijfers haar be-
teekenis. –

Overziet men deze cijfers van de door de Duitsche
bezettingsautoriteiten uit de Nedetlandsèhe Schatkis 1
gefinancierde bediagen, dan diingt zich in, de eeiste
plaats de vraag naar voren’, voor welke doeleiiden die
milliarden-bedagen werden aangewend. Wel werd van
Duitsche zijde bij het vorderen van deze cFedieten gezegd,
dat ze zouden worden aangewend voor de financiering van de kosteh der. voorziening in de behoeften van het
bezettingsleger – een uitdrukking, die bij de terminologie
der volkenrechtelijke verdragen aansloot en de gedachte
aan ,,bezettingskosten” suggereerde -, maar de hoogte
der gevorderde bedragen maakte het reeds spodig duide-
lijk, dat van eenig verband met volkenrechtelijke regelingen
ten aanzien van het recht van den bezetter,.om kosten van

bezetting ten laste van het bezette land en zijn bevolking
te brengen, geen sprake was. Nog duidelijker werd dit,
toen in Maart 1941 een ,,Abschlagzahlung”van 500 millioen
R.M. voor ,,auren Besetzungskosten” – kosten voor
uitgaven
buiten
Nederland gedaan – werd gevorderd.
In April 1942 liet men dit aangeven van een kwasi op het
volkenrecht gebaseerden grond voor de gévorderde be-
taling varen, omdat men het toen meer. passend bij de
politiek van den dag achtte, de nieuwe aan ‘s Rijks Schat-
kist opgelegde extra schatting van R.M. 50 millioen pel
maand den naam te geven van een ,,bijdiage in de kosten van de oorlogvoering in het Oosten”.
Maat daargelaten onder welke benaming deze geheel
onrechtmatig aan het Nederlanctsche volk opgelegde
schattingen weiden geheven, blijft het een raadsel, Welke
bestemming aan deze gelden werd gegeven. Alle aandrin-
gen van Nederlandsche ‘zijde om een globaal inzicht te
ontvangen in de besteding van gelden, die door de Neder-
landsche Schatkist moesten wordèn beschikbaar gesteld
,,voor de behoeften van het bezettingsleger”, bleek ver-
geefsch. Wel werden mondelinge verzekeringen over de
nauwkeurigheid van Duitsche administratie en Duitsche
contrôle van deze uitgaven grif veistrekt – als zouden
deze, verzekeringen de plaats kunnen innemen van een
behoorlijke opening van zaken -, maar daar bleef het hij,
en onder deze stilzwijgendheid kon de Duitshe weermacht ongestoord doorgaan niet het veitreden van alle heginseln,
neergelegd in voikenrechtelijke verdragen – 66k door het
Duitsche Rijk eens aanvaard omfrent de hoogte van de
lasten, welke de bezettende autoriteiten aan de bevolking
mogen opleggen.

lIet totaal der bedragen aan oorlogsschattingen geheven
is bijna dubbel zoo hoog als de totale geldelijke gevolgen
van de opheffing van de deviezengrens tusschen Neder-
land en Dhitschland – een maatregel, die in het voorjaar
van 1941 werd doorgevoerd. Was deze maatregel, die het
Nederlandsche volk op omstreeks 14.500 millioen te staan
kwam, van den moreelen kant gezien misschien nog sterker
te veroordeelen dan de aan het Nederlandsche volk recht-

streeks opgelegde oorlogsschattingen, bovenstaande cijfeis toonen onomwonden aan, dat ook reeds langs den weg dier oorlogsschattingen de Duitsche autoriteiten een verregaan-
de ontreddering van onzen financieelen toestand hadden weten teweeg te brengen. En die ontreddering – ondanks
de ,,geruststellende verzekeringen”, welke bij en na de
opening van credieten voor de Duitsche weermacht, zooals hierboven werd gezegd, zijn gegeven – spruit
niet voort uit de ,,behoeften van het bezettingsleger”.
Waarvoor de door de Duitsche w’eer’macht geadmini-
streerde gelden zijn besteed, blijft ons veïborgen, maar
de hoogte dezer uitgaven doet het vermoeden ri.jzen, dat
de betalingen uit deze credieten gedaan – aangenomen
al, wat allerminst zeker schijnt, dat ij in Nederland
gemaakte kosten betreffen – toch voor het overgioote
deel geenszins dienden vooi de behoeften van het in Neder-
land gestationneerde bezettingsleger, maar andere doel-
einden gediend hebben. T-Jet Duitsche woord is ook hier
weer van nul en geener waarde gebleken.

5 Juni 1946

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

359

Conscqucnties.

1-let grootste gedeelte van de betalingeit, onderde rubriek
T.,, Gevolgen van de Duitsche bezetting” samengebracht,
zijn aan het Duitsche Rijk onder den titel van voorschotten
verstrekt. Wel werden nu en dan – bijv. in Maart 1941 –

door de Duitsche instanties belangrijke bedragen op deze
vordering afgeschreven door het opleggen van een
,,Abschlagzahlung”, waarbij dan een. gekunsteid motief

dezen onrechtmatigen eisch een schijn van recht moest
verleenen, zooals de inventie van het begrip ,,ausseren.
Besatzungskosen”, maar erkend werd van Duitsche zijde,
dat de vraag, welke betalingen uit het ter beschikking
gestelde crediet als bezettingskosten’ zoiden zijn aan te
merken, openbleef voor de toekomstige vredesonderliande-
lingen. .

Ook de vier en een half milliard gulden, die De Neder-landsche Bank aan de Duitsche Bank moest voorschieten
als resultaat van de afiekening, welke op Duitsch bevel
plaats had terzake van alleswat met Duitsch geld hier te
lande werd aangeschaft – waartoe het vervallen van de
deviezengrens de gelegenheid bood, doch’ ook wat reeds voor
dien tijd, zij het op minder brutale wijze, plaats had door
de gedwongen voorschôtten van De Nederlandsche Bank
an de volkomen scheef getrokken clearing inzake het
Nederlandsch-Dui tsch goederenverkeer -, was voor de Ne-
derlandsche volkshuishoud.ing een onontkoombaar gevolg

van de door de bezettingsautoriteiten ook op economisch
terrein tOegej)aSte machtspolitiek.
Daarnaast staan nog de rechtmatige aanspraken van
het Ne’derlandsche volk terzake van vernielingen, vorde-
ring van eigendommen enz., waarvooi’ van het Duitsche
volk herstelbetaling gcëischt moet worden.
Het is de taak der Nederlandsche. Regeei’ing alles te doen wat binnen haar vermogen ligt, om te zorgen; dat
deze vordering op het Duitsche Rijk niet alleen in beginsel
erkend, niaar ook daadwerkelijk tot leven komt. Die taak
is geen gemakkelijke, vant zij eiscl1t, dat niet alleen in
het binnenland de overtuiging veld wint van de uitvoer-
baarheid en noodzakelijkheict van een daadwerkelijke
effectueering dezer aanspraken, maal’ ‘ook internationaal
die noodzakelijkheid wordt ingezien. Want Nederland,
aan zichzelf overgelaten, kan zonder den steun van zijn
bondgenooten in den oorlog – thans in de United Nations
Organi zation vereend— deze ï’echtmatige aanspraken
niet tot werkelijkheid maken. Maar dit wil allerminst

zeggen, dat zij, economisch gezien, niet voor verwezenlij-
king vatbaar zijn.

Daargelaten de gedachte van annexatie van Duitschen grond, al of niet met verwijdeiing dci’ daarop gevestigde
Duitsche bevolking – een gedachte, die hier niet verder
behoeft te
worden
ontwikkeld en die niet zonder ernstige
schaduwzijden is
-, is
de eenige wijze, waarop het Duitsche
volk aan zijn internationale verplichtingen,
welke het door de wijze, waarop het dezen oorlog heeft gevoerd, op zich
geladen heeft,
kan voldoen, het praesteeren van a,’beid ten
bate van de volkeren, die onder den zwaren Duitschen drik
hebben geleden.
Nederland staat hierin, allei’minst alleen.
Alle andere buurvolken van Duitschland hebben op gelijke
wijze als Nederland van de Duitsche bezetting te lijden
gehad.
Internationaal moet nu het besef levendig worden,
dat niet volstaan kan worden met de Duitsche machts-
machinerie neer te slaan en daarna vooi’ goed uit te schake-
len, zoodat zij niet vooreen,d,erde maal in deze eeuw haar
vernjetigend wei’k kan volvoeren, maar dat bovendien
een herstel van de toegebrachte schade voor de verdere
ontwikkeling van de Europeesche samenleving noodzake-
lijk is, en verwezenlijkt kan worden door het Duitsche
volk voor dat herstel aan den arbeid te zetten, een arbeid,
die.derhalve niet in 4e eerste plaats gericht moet worden
op betere levensvoorwaarden binnen het Duitsche Rijk,
maar zooveel mogelijk moet worden afgestemd op de
economische behoeften van de buurvolken, die het

slachtoffer van den Duitschen machtswaan zijn geworden.
Als dit vraagstuk internationaal w’ordt aangepakt, is
het zonder twijfel oplosbaar. De scepsis dienaangaande,
gebaseerd op de ervaringen vroeger opgedaan met de
Duitsche herst.elbetalingen na 1918, is misplaatst, daar

toen geen internationale bereidheid tot samenwerking
bestond, die thans wel te verwezenlijken is,
mits eerst de
geesten daarvoor worden rijp gemaakt.
Aan dit laatste
ontbreekt thans, na een jaar van wapenstilstand en met

geheel in de lucht hangende vrede.voorwaai’den, nog zeei’
veel. En zoo dreigt de nieuwe status van Europa er een te
worden, waarin het aangedane onrecht niet wordt her-
steld – voorzoover herstel mogelijk is
.
-, maal’
rust
een
belangrijker factor bij de vredesvoorwaarden wordt ge-
acht dan
gerechtigheid.
Dat die rust slechts een schijnrust
zal zijn,
5
l)oedig plaats makende voor onrust bij de teleur-
gesteldevolken, die als ovei’winnaai’s uit den oorlog traden,
doch als resultaat slechts zien hun economische achter-
uitstelling,
omdat verzuimd is aan hun. overwinning de
consequentie te verbinden, dat het overwonnen volk zijn
arbeidskracht – in den oorlog tegen hun gericht — thans in
een lange reeks jai’en dienstbaar mnaakt aan hct he,’stel van
het aangedane on,’echt -,
zal men inzien, als het te laat is
om de fouten, die men in dit opzicht zou maken, nog le
,hers.tellen

Nog is’ het tijd osi deze fouten le vermijden. Maat’
de tijd dringt. En men zal daartoe in moeten gaan tegen
den na-oorlogschen gees t van ontwij ken dci’ mcci 1 ij kheden
dooi’ den weg van den minsten weerstand te kiezen, die
zich alom – en psycholQgisCh zeer verklaarbaai’ – van de
menschheid heeft meester gemaakt.
Een oorlog kan echter ebi’st dan gewonnen genoemd
worden, als men er in slaagt na-ooi’logsche levensverhou-
dingen te scheppen, die aanvaardbaar zijn voor de be-
trokken volkeren en die zullen gebaseerd moeten zijn op
gerechtigheid.
Gerechtigheid, meet’ dan ivelvaai’t, bepaalt de
geestesgesteldheid dci’ menschen, welke de draagstei’ is
van de nieuwe samenleving. En die gerechtigheid out-
aarde niet in toegevendheid jegens den ovi’wonnene met
verwaarloozing van diens plicht tot herstel van aan-
ged aan onrecht. Dergelijke toegëvendheid kan slechts,
evenals het tijdvak 1918-1939 zulks te zien heeft gege-
ven, de mcnschelijke neiging tot omkeering dci’ feiten
en ontkenning van schuld daaraan, leidende tot een vol-
hai’ding in het kwade, in de hand werken. Voor zoodanige herhaling dci’ ti’agedie, die zich sinds
1918 over Europa heeft voltrokken,.moge een wijs beleid
dei’ organisatoren van den vi’ede ons behoeden. Op hun
werk blijft onze hoop gevestigd.
B. J. DE LEEUW.

ARBEIDSVOORWAARDEN ZEELIEDEN.

Op 11 Maart 1942 wei’d in Londen het Vaarplichtbesluit
1942 (Staatsblad No. C 19), afgekondigd. In het belang van
de veiligheid van den Staat wei’d het noodzakelijk geacht
nieuwe regelen te stellen met betrekking tot de verplichting
tot het veri’ichten van diensten ten behoeve van de zee-
vaart dooi’ bepaalde personen, die niet in werkelijken
dienst waren opgeroepen bij de land- en zeemacht. In af-
w’ijking van de bepalingen en vooi’waai’den van de arbeids-
ovei’e’enkomst of van de monsterrol en van de wettelijke
vooi’schi’iften vei’d den zeeman, die den leeftijd van 60
jaren nog niet had bereikt, vaarplicht opgelegd, met de
sanctie van gevangenisstraf, hechtenis of geldboete. De ernst
dci’ omstandigh’eden, die tot het Verplicht varen aanleiding
waren, blijkt niet alleen uit sti’afmaxima van 15 jaren en
10.000 gulden boete, maar ook uit de arbeidsvoorwaarden,
die den vaai’plicht veï’gezelclen. Scheepsofficieren en scheeps-
gezellen waren tot den laatsten man in Londen georgani-
seerd. Onder auspiciën van het Ministerie,van Scheepvaai’t
en Visscheï’ij, de Nedei’landsche Scheepvaart-• en Flandels-

.. –

6U

ECONOMISCH

STATISTISCHE BERICHTEN

5 Juni 1946

Oorlogsregellng vanaf
1 Augustus 1044.

‘Rang
1

.1Gjae
B
1

Ç15
40
010US
Ancienniteits-
(toeslag
Promotieregeling

Groote Vaart
Diplomh
t/m -1.000
12.000/4.00lJ
jaar1i’enst
t/m
1.000
2.000/4.000
500 B.R.T. en meer
-.
Br.
Br. Br. Br.

le
stuurman
……..
le rang


450.8,0
488.60
f
7 max. f

42
na 8 jaar
520.80
583.80
2e
,,
2e of hooger
358.40
400.40
f
7

,,

1′

42
na 6 jaar
450.80
488.60
2e,
3e rang
326.20
.

365.40
f
7

t

42
na 6 jaar
422.80
460.60
le

Macllinist

. . . .
534.80 597.80
fl4
f140
le

,,-
.
B
511.-
558.60
f
14

,,

t

140
*
2e
,,
B of hooger

435.40 467.60
t
7

,,

t

42
na 8 jaar
497.-
544.60
2e

*
A


421.40 443.80
f
7

,,

42
na 8 jaar
476.-
523.60
Bootsman
m/m 317.80
Matroos lamp
311.50
Matroos

305.90
Donkeyman
m/rn 317.80
Stoker-oliernan
mijn 317.80
Stoker

311.50
Kok
…………….
.B. v. W. i/d K.
370.30

500 B.R.T. en meer

le

stuurman
……….
le raflg
450.80

488.60
t

7 max. t

42

2e

,,
2e of hooger
358.40

400.4-0
t

7

t

42



2e

,
– ‘
326.20

365.40
t

7

t

42

le Machinist
0
534.80

597.80
114

fl40



le
B
511.-

558.60
t
14

f140.

– –
,,
2e

,,
1! of hooger
435.40

467.60
t

7

t

42



2e

,,
A

421.40

443.80
t

7

,,

t

42

-.

Bootsman
m/m 317.80
Matroos Lam!)
311.50
Matroos
305.90
Donkeyman
m/m 317.80 Stoker olien)an

. . .
317.80
Stoker
……………
311.50
Kok
…………….

.
__________________

Kustvaart
300/400 B.R.T.

Stuurman

……….
Gediplomeerd
456.

– –


Ie Machinist
MM
467.-


– –
2e

,,
MM

..

387.–



Matroos

……….
34!
.–


– –

….
272-

o/g

………
Kok
……………..
.
364.-

* voor motorscilepen zijn deze gages minimum gages.
Deze staat dient alleen als basis voor vergelijkingen. 1-Jij is niet volledig.’ Voor de groote vaart werd bijv. de rubriek bonen
voor schepen van 1.000-2.000 ton Bruto in de oorlogsregeling van 1 Augustus 1944 niet vermeld. De staat der bonen kleine vaart begint met 500, niet met 400 ton Bruto. Voor het vervolg van dezen staat zie blz. 361.

commissie en de Bewindvoering van de Koopvaardij-
vloot Ite Londen, werden door en voor de reeders overeen-
komsten gesloten en richtlijnen vastgesteld, waarbij als
basis genomen werden de in Juni en Juli 1939 in Nederland
afgesloten collectieve arbeidsovereenkomsten. Per 1 Augus-
tus 1942 werden voor de’ Groote Vaart (vaart met schepen
van meer dan 400 Bruto Register Tonnen, voorzoover niet
gebruikt in de Kleine Vaart), voor de Koninklijke Neder-
landche Stoomboot Maatschappij, voor de Kleine Vaart
(gesplitst in schepen tot en met 1.000, 1.000-2.000 enmeer’
dan 2.000 B.R.T. en in motorschepen van 400-499,
van 500-599 en van 600-799 B.R.T.) en voor de Maat-
schappij Zeeland standaardgages overeengekomen, die
varieerden naar de grootte der schepen. Voor met name
genoemde reederijen in’ de groote vaart, waren dit minima,
waarbovenpremie en tantième mochten wrden toegekend.
Motorschipmachinisten in de groote vaart mochten meer
dan de vastgestelde nlinilra ontvang’en, terwijl ook de
tankschipofficieren in de groote vaart extra mochten
worden betaald. Voor de kleine vaart en de niet met name
genoemde groote vaart-reederijen golden de minima zonder
meer. Ancienniteitstoeslagen werden overal betaald.
Op alle bonen werd f 100 per maand oorlogstoeslag
betaald. Loonen en toeslagen werden met 40 pCt. verhoogd.
Toen deze verhooging samenviel met den inval in Nor-
mandië, kreeg zij een dubbele ratio. De 40 pCt. had het
karakter van een devaluatiebijsjag (aanpassing van den
gulden bij het pond en den dollar) en een bijslag voor ver-
groot gevaar. De grondslag voor de gevarenpremie ver-
viel feitelijk, toen de oorlog met Japan tot een einde was
– gekomen. De vaarplicht werd echter nog gecoiitinueerd.
Deze eindigde pas op 2 Maart 1946. Onderhandelingen over een nieuwe collectieve arbeids-
overeenkomst werden geopend,
waaraan
voor de werk-
nemers niet alleen de in Londen gevestigde organisaties,
maar ook de oude bonden van werknemers deelnamen,
overkoepeld, door de zgn. contactcommissie, waarin

zoowel officieren als gezellen vertegenwoordigd zijn.
De nieuwe loon -en arbeidsvoorwaarden traden per 4
April in werking. In verband met de bijzondere omstandig

heden, waaronder dit eerste collectieve arbeidscontract
voor de zeelieden na den oorlog, dat natuurlijk door den
aftrek van degevarenpremie een aanmerklijke vermindering
van inkomsten beteekende, tot stand was gekomen, werd
door werkgevers en werknemers, partijen tereeneren anderer
zijde, in volledige overeenstemmingbesloten, dat de overeen-
komst niet automatisch – zooals vroege!’ wel het geval was
– bindend zou zijn voor de indivïdueele zéelieden. Deze
kregen de gelegenheid gedurende veePtierf dagen, nadat
de nieuwe arbeidsvoorwaarden hun bekend geworden
waren, het hen, individueel bindend arbeidscontract
schriftelijk op te zeggen. Van dit recht is practisch geen
gebruik gemaakt. Hierboven staan drie staten, waaruit allereerst blijken de bonen, welke na 1 Augustus 1944
(na Normandië) werden betaald, terwijl dan naast elkaar de
vôôroorlogsche en thans geldende bonen gegeven worden.
De overgang van de oor,bogsboonen van 1 Augustus 1944
naar de normale vredesboonen van 4 April 1946 wordt door
een zgn. overgangstoeslag gemakkelijker gemaakt;
gedurende 3 maanden wordt 50 guldeu, daarna gedurende
nog eens 3 maanden 25 gulden extra betaald, voor hoog en
laag. De ,,bijkomende” voorwaarden •zijn in het
nieuwe contract, vergeleken bij den toestand vôôr Fe-
bruari 1940, voor de werknemers verbeterd, soms zelfs ver-
geleken bij het oorbogcontract. Zoo wordt bijv. voor
verloren Zondagen 2 dagen per maand, tijdens den oorlog
Ij dag per maand vergoed.
Mr. II. WILLEMSE.

5
Juni 1946

ECONOMISCH-STATISTISCHE
.
BERICHTEN

361

Tot Febr. 1940**
Vanaf
4
April
1940.

1
Ancienniteits-

Ancienniteits-

t/m 1.000
2.000/
toeslag

(
t/m 1.000
2.000/
toeslag
4.000
Lijnvaart

4.000
per
jaar dienst

190.-

213.-
f 4.25 max. f 21.25
331.-

369.-
110 max. f100
132.-

1

158.-
f 4.25

,,

f17.-
t

f
243.-

285.-
11

250.-
1

8

f

80
f

8

f

80

Overgangstoeslag 194 6.

112.-

1

137.-

239.-

1

278.-

4.25

,,

17.-

t- 8.50

f 42.50
,,
.-
414.-

478.-
f10

,,

f100

van 4 April-4 Juli f50 p.m.
224.-

1

253.-
f 8.50

,,

f 42.50
391.-

439.-
f10

,,

f100

van 5 Juli-31 Aug. f25 p.m.
** verhoogd
.
180.

200.-
f 4.25

,,

1 21.25
315.-

348.-
f10

f100

vanaf
171.-

j

185.-
t 4.25

,,

f 21.25
30!.-

324.-

110

,,

f100
1
1 Febr. ’40
m/m 102.- m/m 205.-
t

s

,,

t

is

1

1
Vilde

vraclilvaart
ie

St.

f2

max.

f50
1
met 5
%
93.-
200.-

2e

St.

f 2

t

8
1

(

89.-
m/m 102.-
195.-
m/m 205.-

t

5 max.
t

15

ie

Al.

14

na’x.

f20
1
2e

M.

f2
m/m
102.-
m/m 205.-
f

5

,,

t

15

110
1
93.-
200.-

m/m 129.-
m/m 245.-

190.-

213.-
t 2.- max. t 10.-
531-

369.-
f10 max

f100

243.-

285.-
t

8

,,

f

80
112-

137-

211.-

250.-
f

8

,,

t

80

1
239-

278-
f4.- max. f20.-
414.-

478.-
110

,,

f100

1
224.-

253.-
f 4.-

f 20.-
391.-

439.-
f10

f100
verhoogd
180.-

200.-
t
2.-

,,

f10.-
315.-

348.-
f10

,,

f100

Overgangstoeslag 1946.
vanaf

/
Febr. ’40

171.-

185.—
m/m
102.-
f 2-,,

1 10.- 301.-

324.-
m/m 205.-
110

,,
f

5

f

15

>
van 4 April-4 Juli f50 p.m.

met 5%
93.-

.
200.-
.

“‘ 5 Juli-31 Aug. f25 p.n.
89.-
195.-

m/m 102.-
m/m 205.-
f

5 max. f

15
m/m 102.-
m/m 205.-
t

5

1

15
.
93.-
200.-

m/m 129.-
245.-

boven
1
1
1

boven
1


400 PK
I
400 PK
1

.
400 PK
1
400 PK
125.-
1

125.-
235.-
1

235.-

I


150.-
90.-
160.-
1

100.-
i
1

265.-
1

180.-
285.-
1

195.-
1

Overgangstoeslag 1946.
75.- 75.-
.

.
165.-
165.-
van 4 April-4 Juli (50 p.m.
50 .-
50.-
t
1

90.-
1

90.-
van 5 Juli-31 Aug. 1 25 p.m.
ç-
60.-
60.-
170.-
170.-

HET NATIONAAL BUDGET IN DE

MILLIOENENNOTA.

EEN REPLIEK.

In ,,Economisch-Statistische Berichten” van 8 Mei
1946 heeft Professor Dr. J. B. D. Derksen een aantal op-
merkingen gemaakt over het thansvoor het eerst in de
Millioenennota opgenomen Nationaal Budget 1946.
Deze opmerkingen zijn onderschéiden in een tweetal
groepen: de eerste groep betreft de methode van het Natio-
naal Budget; de tweede de statistische berekeningswijze van

een aantal posten hiervan. Door deze opmerkingen wordt de aandacht gericht op
enkele belangwekkende problemen, welke zich bij de op-
stelling van hèt Nationaal Budget hebben voorgedaan. Het- lijkt daarom nuttig op deze opmerkingen nog wat

nader in te gaan.

De opmerkingen ooer de nzethode.

Bij een bespreking van de opmerkingen over dë methode,
of m.a.w. den vorm van het Nationaal Budget 1946,
moet worden vooropgesteld, dat het Centraal Planbureau
i.o. gaarne het Nationaal Budget reeds aanstonds in een
beteren vorm zou hebben gepubliceerd. Men heeft zich
echter moeten laten leiden door de uitspraak, dat het
betere de vijand van het goede is. Immefs, al spoedig na de
bevrijding bleek zeer duidelijk, dat er ten behoeve van de
economische politiek der Regeering een zeer urgente
behoefte bestond aan een in een aantal cijfers geconcre-
tiseerd beeld van den economischen toestand en van den
loop van het economisch proces. Een dérgelijk beeld kan
het bste in den vorm van een Nationaal Budget worden
gegeven. Aan het Centraal Planbureau i.o. werd daarom
door de Regeering de opdracht gegeven, op den kortst
mogelijken termijn een dergelijk Nationaal Budget te

ontwerpen.
Het Centraal Planbureau i.o. stond daarmede voor een

omvangrijke taak en het was aanstonds duidelijk, dat
deze taak op den gewenschten korten termijn alleen dan
op bevredigende wijze tot uitvoering kon worden gebracht,

wanneer men zich van den aanvang af beperkte tot dat-
gene, wat onmiddellijk noodig was: een gecomprimeerde samenvatting van die cijfers, welke voor de economische
politiek der Regeerhg van het meeste belang waren.

Dat bij het aaivaarden van deze doelstelling de cijfers
niet dadelijk in dien vorm zouden kunnen worden gegoten,
welke uit economisch-theoretisch oogpunt de meest ele-
gante was, was van het begin af duidelijk en moest op den
koop toe worden genomen.

De eenige vraag, welke kan worden gesteld, is derhalve,
of bij het gestelde doel met de beschikbare gegevens in het
algemeen zooveel mogelijk is bereikt. Ik meen te mogen
ieggen, dat dit het geval is, te meer, omdat de opstelling
van het Nationaal Budget in z66 nauwe samenwerking
met het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft plaats

gevonden, dat een maximale benutting van het beschik-
bare materiaal gegarandeerd lijkt.
Deze algemeene opmerkingen kunnen nader worden
toegelicht aan de afzonderlijke punten van critiek.
De eerste twee opmerkingen van Professor Derksen
hebben betrekking op de kapitaalmarkt. Professor Derksen
had gaarne gezien, dat hier de reserveeringen afzonderlijk
waren vermeld en eveneens had hij uit de tabel willen kun-
nen aflezen, hoe groot de vervangingsinvesteeringen bij de
Overheid zouden zijn. De2 beide wenschelijkheden worden
natuurlijk ook door het Centraal Planbureau i.o. gezien.
Het is echter duidelijk, dat het afzonderlijk opvoeren van
deze beide posten in het algemeen de noodzaak zou hebben
meegebraçht van een verdergaande detailleering. in het
Nationaal Budget dan thans is aangebracht. Het zou
noodzakelijk zijn geweest een min of meer volledig overzicht
te geven van de talrijke geldstroomen, welke de kapitaal-
markt in 1946 zullen passeeren. De omvang van de af-
lossingen en de opbrengst van de heffingen hadden daarbij
niet buiten beschouwing mogen wofden gelaten en het
spreekt vanzelf, dat schattingen van deze grootheden uitermate onzeker hadden moeten blijven. Men heeft.
het daarom beter geoordeeld van een volledige beschou-
wing van de kapitaalmarkt in eerste instantie af te zien
en te volstaan met het tegenovèr elkander stellen van de

362

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

5 Juni
1946

netto-besparingen
en de
netto-credietbehoefte,
welke bij de

verschillende groepen van huishoudingen zouden béstaan. Op deze wijze vermeldt men alleen die grootheden, welke
bij het onderzoek van de verschillende groepen van huis-
houdingen als restpost zijn gevondep en waarover derhalve
ietS positiefs kan worden gezegd. Over veïdere vragen aan;
gaande het deel der besparingen, dat den vorm van feser-
veeringen zal aannemen ed., behöeft daarbij geen uit-
spraak te worden gedaad
1
).
lntusschen mag niet onvermeld blijvn., dat in één op-
zicht de thans gegeven rekening der kapitaalmarkt tegep-over de destijds door het Çentra,al Bureau voor de Statis-
tiek opgestelde tabel eèn aanmerkelijke verbetering ver-
toont. rn de Nationale Boekhouding over
1938
van het.

Centraal Bureau voor de Statistiek zijn namelijk de
investeeringsuitgaven van de Overheid vereenigd met die
van het bedrijfsleven, zonder dat een splitsing naar deze beide groepen van huishoudingen wordt gegeven. Daar-door is het beeld, dat deze Nationale Boekhouding
1938

van dë kapitaalmarkt geeft, ongetwijfeld niet volledig.
Deze leemte is thans gevuld. De in het Nationaal Budget
1946
opgenomen rekening der kapitaalmarkt geeft daar-
door, al is zij met opzet weinig gedetailleerd, toch een
vollediger beeld dan de kapitaalrekening in de Nationale
Boekhouding over
1938.

Aangaande de derde opmerking van Professor Derksen
over de combinatie der gezinshuishotidingen en der collec-
tieve i.nkomentrekkers ka,n in principe een geheel soort-
gelijk betoog worden gegeven. Ook hier werd gevreesd,
dat een verdergaande detailleering tot te onzekere cijfers
zou leiden. Er wordt intusschen naar gestreefd, zoo spoedig
mogelijk tot een splitsing van de groep ,,Gezinshuishou-dingen” te komen.
De laatst6 opmerking van Professor Deiksen heeft
eigenlijk alleen betrekking op den tekst van de Millioenen-
nota, en niet op het Nationaal Budget. Deze opmerking is in principe stellig juist, a,l kan tegen debloote vermelding
van het feit, dat de beiastingopbrengst een bepaald per-
centage van het nationaal inkomen hediaagt, toch nooit
veel bezwaar worden gemaakt.

De opnzerkihgen o.uer de statistische bere/ceningswijze Qua
een aantal posten.

Van meep belang dan de hierboven besproken critiek
op de methode van het Nationaal budget is de critiek op de
statistische berekeningswij ze van ênkele posten.
Flet zwaartepunt van deze critiek valt op de eerstè
opmerking van Professor Derksen, dat hij de berekening
va,n het nationaal inkomen een d,ubbeltelling zou zijn ge-
maakt. Professor Derksen wijst er o, dat onder den post
,,and,ere betalingen van het bedrijfsleven aan de Overheid”
een post ,,renten en huren” voorkomt, en hij meent; dat
het onjuist zou zijn dezen laatsten post, welke dus onder
de netto-productie der bedrijfshuishoudingen is gerekend,
bovendien nog onder de door de Overheid geproduceerde
inkomens mede te tellen. Dit is in beginsel juist. Bij de
opstelling van het Nationaal Budget was echter de nauw-
keurige samenstelling van den post ,,andere betalingen
van het bedrijfsleven aan de Overheid” nog niet bekend.
In de door het Centraal Bureau voor de Statistiek opge-
stelde Nationale Boekhouding
1938
is deze post nl in
hoofdzaak als sluitpost gevonden, hetgeen tengevolge
had, •dat de inhoud van dezen post door het Centraal
Bureau voor de Statistiek niet nader kon worden omschre-
yen. Het Centraal Planbureau i.o. moest derhalve een
keuze doen tusschen de twee mogelijke hypothesen.
1. Depost omvat prestaties van vermogensbèstanddee-
len, welke aijn begrepen in het reeds besèhouwdevermogens-
bezit, dat gelijk is aan de overheidsschuld. In dit geval
zouden deze prestaties, indien zij
reeds
onder de netto-,

) Ii den toelichtçnden tekst wordt wel een- schatting
voor
de
reserveeringen gegeven. Deze is echler zoo ruw, dat het niet ver,
antwoord leek, haar atzonderlijk in het Nationaal Bidget te ver-
werken.

productie der bedrijfshuishoudingen zijn gerekend van de netto-productie der Overheid, gemeten door de rente over
de schuld van de Overheid, moeEen worden a,fgetrbkken.
2.
De post omvat leverahties van bepaalde goederen,
diensten of prestaties van bijzondere bestanddeelen van
het oveiheidsbezit, welke nog niet in het tegenover de

schuld gestelde bezit zijn begrepen.

Wanneer deze veronderstelling de juiste is, zou geen

gevaar vooc den ddbbeltelling bestaan.

De keuze tusschen beide veronderstellingen was nu
moeilijk èp exacte overwegingen te baseeren. Door de
uitermate groote onzekerheid in de schatting van den
omvang van het overheidsbezit heeft een discuSsie over
deze kwestie ook weinig zin; het leek echter op ‘het eerste
geiicht het beste de tweede hypothese te kiezen en dus de
andere betalingen van de bedrijfshuishoudin en de
volledige rentebetalingen van de Overheid
2)
beide af-

zonderlijk in het nationaal inkqmen op te nemen.

1

let Ceittraal Planbureau i.o. was zich intusschen zeer goed bewust van het onbevredigende van deze door een
gebrek aan gegevens noodig geworden veronderstelling.
1-let heeft daarom aan het Centraal Bureau voor de Statis-
tiek verzocht een nader onderzoek in te stellen naar den
aard van den post ,,andere betaliagen van het bedrijfsleven
aan de Overheid”. Het resultaat van dit onderzoek is eerst kort geleden ter beschikking van het Centraal Planbuieau
i.o. gekomen. Daardoo is de inhoud van dezen post, althans
van een gedeelte, duidelijk ge*orden. Het bleek, dat een
gedeelte ervan uit renten en huren bestaat. Alhoewel een
volledig exacte keuze tusschen de beide genoemde hypo-
thesen pas kan worden gedaan, wanneer ook de samen-
stelling van het tegenover de overheidsschuld staande bezit
nauwkeurig zou zijn onderzocht, doet dit feit thans inder-daad de neiging ontstaan op het bedrag der door de Over-
heid geproduceerde inkdmens een correctie aan te brengen.
In zijn tweede opmerking brengt Professor Derksen naai
voren, dat de waardestijging van het overheidsbezit in de
gemaakte berekening waarschijnlijk niet voldoende is
verdisconteeid. Ook hier zou aanleiding kunnen worden
gevonden tot een corcctie. Deze laatste correctie zal dan
echter de eerste gedeeltelijk compenseeren. Het lijkt dpi’-
halve aannemelijk, dat de aanvankelijke schatting toch
‘niet vet bezijden de waarheid zal zijn geweest.

Dat ‘de gemaakte schatting ruw was en vdn de werke-lijkheid een sterk vereenvoudigd beeld ga,f, is natuurlijk
juist. Onder de gegeven omstandigheden leek’ het

echtei
niet mogelijk een betere schatting te geven. Bovendien
dient men zich hij ‘deze geheele kwestie goed te realiseeien,
dat de schatting van de productieve diensten der Overheid
vrijwel uitsluitend van theoretisch belang is. De verdere
cijfers van het Nationaal Budget en van het Nationaal
Welvaartsplan worden er’ op geen enkele wijze door be-invloed, want, daar de bestemming van het kapitaalbezit
der Overheid uiteraard geheel vastligt, worden deze dooi
de Overheid gepresteerde productieve diensten automatisch
en onmiddellijk als behoeften van de Overheid verbruikt.
Bij de confrontatie van behoeften en middelen, op grond
waarvan de mogelijke omvang van consumptie en investee-
ringen wordt bepaald, komt deze post derhalve zowel
onder d behoeften als onder de middelen voor, zoodat de
overige grootheden in de confrontatie door dezen post

niet worden beïnvloed.

Een tweede dubbeltelling vermoedt Professor Derksen in de salarissen van het personeel dci overheidsbedrijven
en in de door deze bedrijven uitbetaalde rente. Hij vreest, dat deze, behalve onder de door de bedrij(shuishoudingen
uitgekeeide inkomens, ook onder de inkomensbetalingen
der Overheid zijn getekend.

)
D.w.z. voor 1946 ‘werden alleen cle rentobetalingen over de vôör 1940 reeds bestaande schuld onder de productieve inkomens
gerekend, daar moèt worden aangenomen, dat de rente over de
tijdens den oorlog sterk vermeerderde staatsschulcl niet als een
,,productief” inkomdn kan worden beschouwd, maar als ,,overge-
dragen” inkomen moet ‘worden gezien.

5 Juni 1946

ECONOMISCH-STATÏSTISCHE BERICHTEN

363

Deze: vrees is in hoofdzaak ongegrond. De bonen en
.salaiissen ten behoeve van de overheidsbedrijven zijn
echtet niet opgenomen onder de inkomensbetalingen van
de Overheid. Flier is dus van een dubbeltelling géen sprake.
Professor Deïksen zelf merkt trouwens op, dat hij het al
of niet aanwezig zijn van deze’laatste dubbeltelling niet
heeft kunnen nagaan.

• Ten_ aanzien vande ,rentebetalingen der bedrijven is
voor een kleinen post eenige discussie mogelijk.
Tenslotte blijven ter bespreking over de beide laatste
opmerkingen van Professor Derksen.
De opmerking aangaande de laming van het inkomen
uit het buitenland is in principe juist. Het ontbreken van
gegevens heeft hier echter een bevredigender behandeling
nog niet toegelaten.
De laatste opmerking van Professor Derksen betreft de
behandeling van de subsidies. De in het Nationaal B.udget
opgenomen netto-productie der bedrijfshuishoudingen is
berekend, door uit te gaan van de netto-productie in 1938,
uitgedrukt in de werkelijk geldende prijzen. Van deze
netto-productie in 1938 is vervolgens de- netto-productie in 1946 afgeleid door vermenigvuldiging met een coëff i-
ciënt, welke de toeneming der totale productie aangeeft.
Aldus vindt men den omvang der netto-productie in 1946,
uitgedrukt in prijzen van 1938. Wanneer men deze groot-
heid wil uitdrukken in prijzen van 1946, doet zich nu de
vraag voor, hoe de gestegen subsidies moeten worden be-
handeld. Bij de opstelling van het Nationaal Budget 1946
meende men aanvankelijk ervan te moeten uitgaan, dat
de belangrijke post van subsidies op levensmiddelen
gîootendeels zou kunnen worden afgeschaft. Ten aanzien
van de overige subsidies was de
indruk,
dat zij ongeveer
evenredig met de algemeene prijsstijging zouden zijn toe-
genomen. Daardoor leek het ierantwoord de stijging van
de waarde van het nationaal produc.t uitsluitend op de kostenstijging – te baseeren en met een toeneming der
subsidies verder geen rekening te houden. Nu gebleken is,
dat de afschaffing der subsidies voorloopig niet kan worden
doorgevoerd, zal een eenigszins herziene berekeningswijze
rioeten worden gevolgd.

Coiclusie.
Samenvattend kan worden gezegd, dat de opmerkingen
van Professor Derksen over de methode van het Nationaal
Budget op zichzelf juist zijn. 1

lierin kan echter geen
critiekwotden gezien, daar het onder de huidige omstandig-
heden n,iet mogelijk was het Nationaal Budget in meei
geacheveerden vorm te geven.
De inhoud van het Nationaal Budget is daarentegen
volkomen verantwoord en wordt dooa de opmerkingen van
Professor Derksen niet aangetast, zooals deze in een
mondeling onderhoud met ondergeteekende ook heeft
erkend.
H. J. WITTEVEEN.

DE ENGELS-AMERIKAANSE LENING-

OVEREENKOMST.

Inhoud der overeenkomst.

Zelden zal een credietovereenkomst zoveel stof hebben
doen opwaaien als de lening, welke naar alle waarschijn-
lijkheid zeer binnenkort
door
de Verenigde Staten aan het
Verenigd Koninkrijk zal worden verstrekt. Flet gaat hier om een bedrag van $ 3.750 millïoen ( 934 millioe’n), dat
door het Verenigd Koninkrijk kan worden opgenomen
vanaf de dag, dat de Regering der Verenigde Staten de Regering van het Verenigd Koninkrijk ervan in kennis
stelt, dat het Congres de nodige i’niddelen beschikbaar
heeft gesteld. Aan de leningovereenkomst,
,,Financial
Agreement”
geheten, is
bovendien
nog een
,,Joint State-
ment regarding settlenzent for lend-lease, reciprocal aid, ur-
plus
nar property and claims”
toegevoegd., hetgeen voorziet

in een verder crecliet van $ 650 millioen (9 160 millioen),
ter financiering van de aankoop van goederen, die het
Verenigd Koninkrijk per saldo via ,,lend-lease” be-
reikten na V.J.-dag
(S
118 millioen), en het overnemen
van voorraden en installaties in het Verenigd Koninkrijk,
die toebehoorden aan ,de Verenigde Staten ($ 532 mii-
lioen). De totale omvang van de lening, inclusief het zgn.
,,pipêline credit” van $ 650 millioen, dat inmiddels al
uitgeput is, is derhalve $ 4.400 millioen, of ongeveer
£ 1.100 millioen.
Deze grote belangstelling is echter alleszins begrijpelijk
als men zich nader verdiept in de voorwaarden, die dooi
de Verenigde Staten aan deze lening verbonden worden.
Indien de overeenkomst door het Huis van Afgevaardigden
van het Congres der Verenigde Staten wordt goedgekeurd,
hetgeen zeer waarschijnlijk geacht wordt, nu zij de vuur-
proef van de behandeling in de Senaat heeft doorstaan,
zal de Regering van het Verenigd Koninkrijk gerechtigd zijn tot 31
December
1951 te trekken op het haar toege-
stane crediet. Eerst dan zal met terugbetaling van de
hoofdsom en ren.tebetaling een aanvang worden gemaakt
op basis van een jaarlijkse annuïteit van $ 31.823.000 per
$ 1.000 millioen van het alsdan opgenomen bedrag. Dit
stemt ongeveer overeen met 2 pCt. van het Engelse in-
komen uit export van goederen, scheepva,artdiensten, enz.
Deze annuïteit zal
gedurende
50
jaar
verschuldigd zijn. De
•lening is dus
vijf jaar lang renteloos.
Bovendien, iS de rente-
voet, op basis waarvan de genoemde annuïteit berekend
is, uitermate laag voor een dergelijke grote en riskante
lening: Engeland zal slechts 2
pCt.
‘s jaars te betalen heb-
ben en dit alleen, als het daartoe ook werkelijk in staat is.
Voor het geval Engeland meent in een bepaald jaaî niet
an de’ verplichting tot rentebetaling te kunnen voldoen
en het ,,International Monetary Fund” bevestigt, dat het
inkomen van het Verenigd Koninkrijk uit ,,home-pro-
duced” exporten plus de netto-inkomsten uit onzichtbaie
lopende posten van de betalingsbalans over het tijdvak van de vijf voorafgaande jaren (of indien aangevraagd
vôôr 1955, de jaren vanaf 1950) gemiddeld lager was dan
het gemiddelde jaarlijkse bedrag van de importen in het
Verenigd Koninkrijk over 1936—’38 (f 866 millioen), te-
kening houdend met wijziging in het importprijsniveau
1),

kan de Regering van het Verenigd Koninkrijk kwijtschel-
ding van haar verplichting tot rentebetaling verkrijgen,
indien ook haar andere crediteuren binnen het Britse Ge-
menebest, die haar leningen verstrekken tussen 6 Decem-
ber 1945 en 31 December 1951,bereid zijn haar van deze
verplichting te ontslaan en indien op de gedurende de
oorlog geaccumuleerde sterlingsaldi van overzeese gebieden
geen onevenredig hoge aflossingen plaatsvinden. In feite
is de formule van deze zgn.,,
waiver of int,est payments”
nog ingewikkelder, docli dit is de hoofdzaak ervan. Tei
voorkoming van misverstand wijs ik er op, dat er sprake is niet van uitstel van betaling, maar van kwijtschelding.
Deze formule, waarop vrijwel zeker een beroep zal worden
gedaan in de toekomst, heeft, niet alleen het voordeel, dat
zij de mogelijkheid opent, dat de lening in feite renteloos zal zijn, maar ook, dat zij de in de annuïteit begrepen be-
dragen voor amortisatie van de lening, die wel betaald
moeten worden, de eerste jaren kleiner doet zijn dan in
latere tijden. Dit geeft Engeland dus de gelegenheid eerst
voldoende op krachten te komen, voordat zij de zware
last van de hoge bedragen, die zij i latere jaren te betalen
heeft, te dragen krijgt.
Het Engelse standpunt.

1

Let was
Lord Keynes, de Ziel van deze overeenkomst,
evenals van de Bretton Woods-overeenkomsten, die hierop
met nadruk wees in de grote rede, die hij op 18 December
1945 uitsprak in het Hogerhuis, onmiddellijk na zijn terug-

‘)
Di1 betekent, dat er pas van rentebetaling sprake zal zijn als
Engeland’s exporten, naar volume gerekend, ca._60 pct. boven
het vôôroorlogse niveau liggen.

-:—-

:

364

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

5 Juni 1946

keer van de besprekingen in Washington, waar na drie
maanden hard werken deze overeenkomst tot stand kwam
op 6 December 1945. Bij diezelfde gelegenheid gaf hij ech-

ter ook onomwonden te kennen, dat hij het tot het einde
zijner dagen zou betrure dat deze lening niet renteloos
was. –
Wat immers was het
standpunt t’an de Engelsen,
toen zij
de onderhandelingen begonnen? Voordat Fear! Iarbour
de Verenigde Staten in de strijd bracht, hielden wij de

burcht, die ook het Amerikaanse continent beschermde
tegen het Duitse gevaar, alleen. Voordat ,,lend-lease”
begon, besteedden wij £ 750 millioen in. de Verenigde Sta-

t?n om ons te wapenen tegen Duitsland. Nadat ,,lend-
lease” eindigde op V.J.-dag, heeft het Verenigd Koninkrijk,
dat, steunend op ,,lend-lease”, zijn exportpositie prijsgaf,
een tèkort op zijn betalingsalans voor 1946 ten bedrage

van ca. £ 750 millioen onder de ogen te zien en in de
jaren ’47 en ’48 zal daar nog een tekort van ongeveer
£ 500 million bijkomen. Dit tekort van £ 1.250 millioen
is een resultaat van de gezamenlijke krachtsinspanning.
Het is een yeïlies tengevolge van de oorlog. Derhalve.
doet het Verenigd Koninkrijk een beroep op de Verenigde
Staten om het dit bedrag te schenken resp. het te leen te
gevén zonder speciale voorwaarden.
Zoals. Lord Keypes mededeelde in zijn 1-logerhuisrede,
kwam de delegatie echter al ras tot de ontdekking, dat de
Amerikanen niet buitengewoon gevoelig waren voor
Engeland’s bijdrage tot de geallieerde overwinning in de
dagen, dat het Britse Empire alleen in de strijd stond. De
Amerikanen, zo zei hij, hebben nooit het beginsel van gelijke
verdeling der offers, hetzij financiële of andere, aanvaard,
en hij vroeg zich tevens af, of Engeland dat wel had gedaan.

Professor Viner,
die hier enkele weken geleden een lezing hield over de financiële betrekkingen tussen de Verenigde
Staten en het Verenigd. Koninkrijk, voegde daar nog aan
toe, dat in dat geval heV Verenigd Koninkrijk stellig niet
het eerste land was, dat voor financiële steun van Amerika
in aanmerking kwam. Veeleer zouden China en Rusland

recht hebben op hulp. 1

let bleek practischer en meer rea.-
listisch om cle nadruk te leggen op de toekomst en het
belang, dat ei’ voor de Verenigde Staten in gelegen was
Engeland weer op de l)een te helpen in verband met de
ontwikkeling van een ongehinderde wereldhandel. Niette min heeft de houding van de Amerikanen toch een zekere
bitterheid bij de.Engelsen achtergelaten, zoals o.a. blijkt

uit het volgende citaat uit
L. S. Aniery’s
boekje ,,The
Washington Loan Agreements”. Hij zegt daar over de
houding van de Verenigde Staten met betrekking tot de af

wikkeling van de ,,lend-lease”-affaire het volgende: ,,It
has regarded Lend Leasé as a business transaction in which
Brïtain was hired for the job of defending Ameïica” en
derhalve werd gelijktijdig met het karwei ook het contract
beëindigd op V.J.-da.g. Het zou echter onbillijk zijn de
Amerikaanse delegatie op de conferentie van Washington
de schuld te geven van wat in véler ogen een al te zakelijke
houding van de Verenigde Staten is. Zij moesten, en hierin
zijn Keynes en Viner één van stem, rekening houden met
de publieke opinie in hun eigen land. En hoezeer zij met
hun concessies tot de uiterste zijn gegaan en hoezeer
Keynes erin geslaagd is de best mogelijke condities te
verkrijgen voor zijn land, blijkt overduidelijk uit de stem-
menverdeling in de Senaat, die, na een langgerekt debat, de overeenkomst goedkeurde met 46 tegen 34 stemmen.

Het standpunt der Vernigde Staten.

1

let
standpunt der Verenigde Staten
leert men Wellicht
het beste kennen uit de omschrijving van het doel der

lening en de speciale voorwaarden, die het aan het ver-
strekken ervan verbond.
Beter dan na afloop van de vorige wereldoorlog ziet
men in de Verenigde Staten thans in, dat een crediteuren-
land belang heeft bij het bevorderen van de
c.’rijhandel.
Als doel van het crediet wordt dan ook genoemd het Ver-

enigd Koninkrijk in staat te stellen de verplichtingen van
de multilaterale handel na te komen, en goederen in de.
Verenigde Staten aan te schaffen. In Engeland.is men
zich terdege bewust van dit laatste. Jhn Bull mag mager
geworden zijn in deze oorlog, hij heeft iijn zelfbewustheid
tegenover de eertijds schrale figuur van Uncle Sam nog
niet verloren. Dit blijkt zonneklaar uit de uitspraak van
Lord
VVoolton
in de
Sunday Tirnes van 12 Mei 1946 waar

hij verklaart: ,,The American politiciais opposed to the
Loan have not yet realised that. the consequence of their
rejection would be the loss of their biggest market”.
Als verdere doeleinden, en dit zijn de punten, waar het
voor de Engejsen om draait, worden genoemd het dekken
van voorbijgaande tekorten in de lopende posten van de
betalingsbalans en het aanhouden van voldoende goud en
dollarreserves door het Verenigd Koninkrijk. 1-her ziet
men duidelijk de wens het Verenigd Koninkrijk in de gelé-
genheid te stellen het spel van
Bretton I’Voods
naar be-horen te spelen. In verband hiermede herinner ik er aan,

dat het Engelse Parlement gehouden was gelijktijdig met
de monetaire overeenkomst ook haar goedkeuring te hech-
ten aan de ,,Bretton Wood-agreements”. In het bewust- –
zijn, dat het geen keuze had, weiden beide overeenkom-
sten, na een uiterst kort debat, zowel door het Lagerhuis
als het 1-logerhuis aanvaard met grote meerderheid van
stemmen, resp. op 13 en 18 December 1945. Inmiddels liet de kanselier van de Schatkist, Mr. Dalton, er echter
geen twijfelover bestaan, dat, indien het Congres dele-
ning aan het Verenigd Koninkrijk zou weigeren, dit zich
weer zo spoedig mogelijk zou losmaken van Bretton
Woods. Hierdoor werd de leningovereenkomst tot de
hoeksteen voor het welslagen van de door Lord Keynes
geïnspireerde ordening van het internationale economische
.en financiële verkeer.

De beoogde doeleinden.

Het doelwit van de Amerikanen – vrijhandel – komt
duidelijk tot uitdrukking in de
,,Proposals for Considera-
tion by an International Conference on Trade and Employ-
nient”,
die, evenals het ,,Financial Agreement”, gedateerd.
zijn: Washington, 6 Dec. 1945, en in een gemeenschappe-
lijke verklaring van beide Regeringen mede ondersteund worden door het Verenigd Koninkrijk. Indien deze voor-
stellen omgezet worden in een daad, zal naast de reeds
.geprojecteerde internationale economische en financiële
organisaties – de ,,Food and Agricultural Organisation of
the United Nations”, het ,,International Monetary Fund”
en de ,,International Bank for Reconstruction and De-
velopment” -. ook nog een ,,International Trade Organi-
sation of the United Nations” in het leven worden ge-
roepen. Het doel van deze organisatie zal zijn, de leden ei’
toe te brengen.alle maatregelen, die het ongehinderd eco-
nomisch verkeer tussen de landen der wereld in de weg
staan, zoals tariefmuren, te liquideeren.
Teneinde tussen de beide, bij de leningovereenkomst betrokken, partijen deze, door de Verenigde Staten ge-
wenste, situatie zo spoedig mogelijk in het leven te roepen,
zijn in de leningovereenkomst een

aantal speciale voor-
waarden opgenomen, die in de Engelse pers veel critiek
hebben ontmoet. 1

let Verenigd Koninkrijk moet afstand
doen van het, in hetbegin derdertigerj aren te Ottawa ontwor-
pensysteem van
,,irnperial preference”
opgeven en de Vere-
nigde Staten in feite de plaats geven van meestbegunstigde
natie, voorzover het nog niet volledig tot de oude vrij-
handel terugkeert. 1-let woord ,,meestbegunstiging” wordt
in de overeenkomst niet genoemd, doch de ingewikkelde
formu!es, die hetwél geeft, komen hier in hoofdzaak op neer.
Opmerkelijk is, dat de formulering zêlfs zo scherp is, dat
het Verenigd Koninkrijk (behoudens enkele uitzonderingen)
naar de letter der wet zelfs niet gerechtigd zou zijn zijn im-
port uit de V.S. van welk goed dan ook te beperken.
Verder moet het Verenigd Koninkrijk binnen een jaar de
,,s(erling area dollar Pool”
liquideren, zodat alle landen van

5
Juni 1946

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

365

het sterlinggebied hun sterling- en dollarontvangsten tothun
Vrije beschikking hebben om ze, wr dan ook ter wereld,

aan te wenden voor lopende betalingsbalanstransacties. De
reeds geaccumuleerde sterlinsaldi en de gecontracteerde
militaire uitgaven (tot 31 Dec.1948) Vallen hier echterbuiten.
Het zijn deze voorwaarden, die de Engelsen het ge’ioel
gaven, dat de economische vrede duur gekocht wordt
en dat zij de leningovereenkomst tot een voor de Ver-

enigde Staten bijzonder voordelige transactie maken. De
ltste’ voorwaarde immers betekent een beëindiging van
de situatie, waarin de landen van het sterlingblok elka.nder
onbeperkt op crediet goederen en diensten leverden, het-
geen het voor de betrokken landen en het VereniSd Ko-
ninkrijk in het bijzonder aantrekkelijk maakte transacties
af te sluiten binnen het sterlinggebied. Voortzetting van
dit systeem zou voor het Verenigd Koninkrijk een sterke
steun voor het. exportoffensief betekend hebben en een
verlichting voor de delging van le gedurende de oorlog
met £ 2.879 millioen toegenomen sterlingschuld. liet zijn.
echter juist deze geaccumuleerde sterlingsaldi en de ,,dollar
pooi”, waarin de landen van het sterlinggebied hun door,

exporten naar de Verenigde Staten verkregen dollar-

deviezen onder gezamenlijk beheer hielden,.die even zovele
doornen in het oog der Verenigde Staten zijn. De
geaccu-
muleerde sterlingsaldi
zijn dat, omdat Brits-Indië, Egypte
en de Britse koloniën Engeland het volle pond lieten be-
talen, terwijl de Verenigde Staten alles onder ,,lend-lease” leverden zonde’r tegenprestatie te vragen. De Amerikanen
hebben de Engelsen dan ook verplicht onderhandelingen te openen om een regeling tav. ‘deze sdhulden te treffen,
terwijl verder een bepaling is opgenomen, dat de lening
niet magworden aangewend vooidelging van deze schulden,
hetgeen volgens Viner de onderhandelingspositie van het
Verenigd Koninkrijk alleen maai sterker zou kunnen
maken. Dat de ,,dollar Pool” Amerika een doorn in het
oog is, is evenzeer te begrijpen, want deze ,,pool” beperkt
de e’xportmogelijkheden van de Verenigde Staten naar

het sterlinggebied, dat dôor de credietfaciliteit tot een economisch blok werd. Tegenover de critici, die deze
liquidatie van de ,,sterling area” afwezen, heeft Keynes
zeer terecht opgemerkt, dat het onaannemelijk is,’, dat de
betrokken landen bereid zullen zijn nog veel langer dan
een jaar het bestaande vrijwillige contract te continueren
en de mogelijkheid groot is, dat landen, ‘als Brits-Indië en
Zuid-Afrika, die een goud- en dollarsurplus hebben, het
zullen beëindigen en het Verenigd Koninkrijk met een
,,dollar pool” zullen laten zitten, die een deficit aanwijst,
en zodoende het VerenigdKçninkrijkde verantwoordelijkheid
zal krijgen te dragen niet alleen voor zijn eigen dollar-
tekort, maar ook voor dat van de andere landen van het
sterlinggebied, die een dergelijk tekort hebben.

In zijn reeds eerder gememoreerde lezing wees Viner
degenen, die deze voorwaarden te hard vinden, erop, dat
een internationale lening van een dergelijk omvang op
zulke goede voorwaarden zonder voorbeeld is in de eco-
nomische geschiedenis. Dit is iets, dat zeker niet al te vlug
uit het oog yerloren mag worden. Vergelijkt men de con-
ditie, waarop aan andere landen via de Export and Im-
port Bank” credieten verstrekt worden, dan blijken deze aanzienlijk ongunstiger te zijn: (1) 3 pCt. rente per jaar;
geen moratorium voor 5 jaar, doch onmiddellijkingaand;
delging in twintig jaar tijds en (4) alleen voor aan-
kopen in de Verenigde Staten. Wat dit laatste betreft,
valt er nog op tewijzen, dat de Engelse lening waarschijn-
lijk slechts voor de helft zal worden benut voor aankopen
in de Verenigde Staten. Al met al blijkt de ,,Treasury of
th United States”, die ook met de reactie op de ver-
wachtingen van andere landen, d
.
ie bij haar aankloppen,
rekening heeft te houden, het Verenigd Koninkrijk dus.
zeer goed te. hebben behandeld.

Ten aanzien van de mogelijkheid van terugbetaling der
geleende bedragen was Lord Keynes in zijn 1

logerhuis-
rede optimistisch gestemd, voornamelijk op grond van

de overwegingen, dat de Verenigde Staten hun tarief muren
zullen afbreken en dat de klassieke oplossing, een loonstij-
ging in de Verenigde Staten, alleszins waarschijnlijk is.

Slotopmerkingen.

De Engels-Amerikaanse leningovereenkomst, waarvan
wij in het voorgaande enkele van de voornaamste facetten
belicht hebben, is thans in behandeling in het Huis van
Afgevaardigden. Het is te hopen, dat het spoedig tot goed-
keuring zal overgaan en geen amendementen zal aan-
vaarden, want elke wijziging in de overeenkomst zal een
zodanige vertraging en misschien zelfs mislukking van het
tot stand komen van de lening met zich brengen, dat
Engeland hierdoor in ernstige moeilijkheden zou geraken.
1

let zou, indien de lening niet tijdig afkoitit, gedwongen
zijn noodmaatregelen te nemen, t.w. (1) drastische be-
perking van de importen uit de Verenigde Staten; (2) be-
taling met geblokkeerde ponden aan Amerikaanse expor-teurs, die prijs stellen op behoud van relatie met het Ver-
enigd Koninkrijk; (3) het aantrekken van particuliere en
,,Export- en Import-Bank”-credieten en (4) herziening
van haar leningpl’an en eventueel wijziging van Mr. Dal-
ton’s budget.

Tot slot van dit artikel zou ik den lezer nog opmerkzaam
willen maken op een ander crediet. aan Engeland, dat
zonder veel drukte tot stand is gekorien en daardoor min-
der de aandacht heeft getrokken in, de Engelse pers. Op
hetzelfde moment, dat de Senaat van de Verenigde Staten
de lening van het Verenigd Koninkrijk goedkeurd’e, gaf
het Cahadese Parlement zijn fiat aan een crediet aan
Engeland ten bedrage van de niet geringe som van
$ Can.
1,250
miljoen,
eveneens .
k
2 pCt. ‘s jaars. Met
beide credieten tezamen zal het Verenigd Koninkrijk in
staat zijn het verwachte tekort op de betalingsbelans in
de komende jaren tot een bedrag van £ 1.250 millioen te
dekken.
Cambridge.

.

Drs. G. STUVEL.

BOEKESPREKING.

G. J. Boelens. Oligarchische clausules in statuten van naam-
boze vennootschappen.
Proefschrift Amsterdam 1946

Dit proefschrift beteekent een verrijking van de littera-
tu.ur over ons vennootschapsrecht. Het behandelt een
onderwerp, dat voor de practijk van- ons n.v.-recht van
belang is en dat in onze litteratuur nog nimmer een samen-
vattende behandeling had gevonden.
Het boek is •verdeeld in drie hoofdstukken. Het eerste
hoofds,,tuk handelt over het wezen van en de v6ornaamst
4
e
gronden voor de oligarchische clausules; ht tweede over
de oligarchische clausules naar buitenlandsch recht; het
derde over deze clausules naar Nedèrlandsch recht. De schrijver beperkt zijn beschouwingen tot oligarchi-
sche
cbau.sules,
dus
statutaire
bepalingen met oligarchische
strekking. Hij laat- buiten beschouwing andere regelingen
van oligkrchischen aard. Dit is in zekeren zin te betreuren.
Slechts een bepaalden vorm van oligarchie wordt behan
deld. De maatschappelijk wellicht belangrijkere vormen,
als uitgifte van certificaten van aandeelen en van stem-
rechtsovereenkomsten, worden voorbijgegaan. De waarde
van het boek zou er ongetwijfeld door gewonnen hebben,
indien de oligarchie in de n.v. in vollen omvang tot
onderwdrp van het geschrift was gemaakt.
Het interessantste gede’elte van het boek
is
het derde
hoofdstuk, waarin de verschillende vormen van oligarchi-
sche clausules, die naar ons recht mogelijk zijn, worden
besproken. De plaats, die aan deze verhandeling, het eigen-
lijk onderwerp van het proefschrift, wordt gewijd, is echter
onevenredig klein. In nog geen 40 bladzijden van de ruim
140 passeeren de oligarchische clausules van onze naam-
boze vennootschappen de revue. Hierbij worden elf vor-
men van oligarchische bepalingen onderscheiden. Geheel

366

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

5 Juni 1946

bevredigen kan deze indeeling nieL Zij is niet volledig.
Zoo kunnen ook tav. andere onderwerpen dan de schrijver
noemt aan het bestuur bevoegdheden worden gegeven, die
niet onder beheer en vertegenwoordiging kunnen worden
gebracht, bijv. uitbreiding
,
van het geplaatst kapitaal.
Voorts komt in de opsomming een dubbeltelling voor, daar
afzonderlijk worden genoemd ,,goedkeuring of voorstel
van zekere instanties” en ,,bepeiking van het recht de
statuten te wijzigen”, terwijl toch dit laatste slechts kan
geschieden door het eerste of door de eveneens genoemde
stemrechtbepal ingen. Tenslotte worden ook behandeld
bepalingen, die nog nauwelijks oligarchisch genoemd
kunnen woden. Ic denk hier met name aan de bepalingen,
ingeval van ontstentenis of belet van bestuurders.
Met betrekking tot verschillende punten ware een iets
uitgebreidere behandeling gewenscht géweest. Zoo poneer
de schrijver de stelling, dat de vrije commissaris bij ont-
slag zonder wettige reden schadevergoeding kan vorderen
van degenen, die hem benoemden. Doch welke is de ver-
houding tusschn deze personen? Bestaat er wel een
contractueele band tiisschen hen, of treedt de benoemende
instantie op als orgaan der nv.? De schrijver geeft verder
blijk met Van der 1

leyden van meening te verschillen over,
.de wijze, waarop een degressief stemrecht verwezenlijkt
kan worden.

Eenige nadere motiveering van zijn stand-
punt iare hierbij geen oveïbodige luxe geweest. Ook bij
het netelige onderwerp van de winstvaststelling en de
winstbestemming ware een breedere behandeling op haai plaats geweest.
Dit alles neemt niet weg, dat in dit proefschrif t veel te
waardeeren valt. Een critische behandeling van de verschil-
lende oligarchische clausules, waarbij veel aandacht wordt

geschonken aan de departementale opvattingen ten deze,
is ongetwijfeld ook van prac.tisch nut. Temeer wanneer,
zooalsin dit boek gebeurt, de schrijver blijk geeft van een
groote belezenheid, van een scherp critisch vermogen en
van een vlotte pen.

Mr. W. C. L VAN DER GRINTEN.

AANTEEKENING.

OEZICIITSPUNTEN BETREFFENDE DE OELDSA.NEER.LNO.
ln.de ,,Nota van Zes”, medio Mei aangeboden aai den
minister van Financiën, komt de volgende passage voor:
,;De geidsaneering, in technisch opzicht Veelszins be-wonderenswaardig, werd in belangfij ke mate gevitiëefd,
door een veel te ingewikkeld systeem van deblokkeering.
Daardoor is het resultaat van de. getroffen maatregelen
onoverzichtelijk geworden, terwijl particulieren en bedrijfs-
leven het gevoel gekregen’ hebben., gekneld te zijn in een keurslijf van maatregelen, waarin zij zich niet meer kun-nen roeren. De verwerping van het denkbeeld het geblok-keerde geld op korten termijw om te. zetten in verhandel-
bare, doch niet beleenbare staatsschuld, teneinde eenerzijds
het geld als zoodanig te doen verdwijnen, doch anderzijds
aan hen, die dit wenschen, de noodige bewegingsvrijheid
te laten, blijft, naar deflieeningvanondergeteekendtn,voor
eh na betreurenswaardig. Nog. schijnt het niet te laat
om in dit opzicht van koers te Veranderen.”
Minister Lieftinck gaf hierop in zijn jongste radiorede
van 31 Mei ji. het volgende antwoord.:
,,In de eerste plaats rijst tegen de voorgestelde oplossing
een technisch bezwaar.
Toen het Grootboek 1946 werd opgezet, ontbrak het ten
eenenmale aaii de mogelijkheid çm het vereischte aantal
obligaties.te drukken, die de plaats zouden hebben moeten
innemen van de Grootboekinschrijvingen, aangezien het
hieF ging om millioenen stuks. Dit is weer één van die
kleinigheden, die men bij het voordragen van een betere
oplossing rustig over het hoofd ziet. In de tweede plaats ziet. men over het hoofd, dat zich
juist onder de ingeleverde bankbiljetten, w’aarvan de

tegenwaarde
01)
geblokkeerd.e rekeningen werd goed.-
geschreven, de grootste bedragen aan zwart en besnet geld
bevonden. Het is van algemeene bekendheid, dat zwarte
handelaars en collaborateurs hun vuile verdiensten bij
voorkeur in den vorm van bankpapier aanhielden. Boven-dien zijn er personen en lichamen, die hebben toegelaten,
dat op hun naam gelden, .toebehoorende aan derden, zijn
ingeleverd. De fiscus is met liet onderzoek naar deze
gelden nog Verre van gereed. Zou men nu v66p de vol-
tooiing van het fiscaleonderzoek en véér de veiligstelling

van de belangen, die de belastingadministratie bij alle
hier bedoelde peronen en lichamen heeft, de gelegenheid
hebben’ geboden om de geblokkeerde saldi om te zetten
in Verhandelbare obligaties, dan behoef ik u zeker niet te
vertellen, wat er mQt deze vermogens zou zijn gebeurd
Ieder, die zich aan den greep van den fiscus had willen
onttrekken, zou deze obligaties ten spoedigste hebben
verkocht ende opbrengst wel hebben weten weg te werken
ten nadeele van de Schatkist. Zoolang liet geld van deze herkomst op geblokkeerde rekening of in het Grootboek
staat geboekt, kan daarvan geen sprake zijn.
In de derde plaats moest van een te snelle verhandel-
haarstelling van. het-Grootboek-vervangeride-obligaties in
hatiden van ettelijke honderddiizenden,
,
waaronder
zeer
velen, die geen spaar- of bleggi.ngservaiing bezitten,
wotden gevreesd, dat deze reserves op groote schaal voor
directe verbru i ksdoeleinden zouden worden aangësproken,

hetgeen de jacht naar consumptiegoederen zou hebben
vergroot.

In de vierde plaats zou bij een omzetting der geblok-

keerde saldi in ‘verliandelbafe staatsdbligaties zijn te
verwachten geweest,—. dt bezwaar sluit voor eeli deel
bij de beide voorafgaande aan – eeli sterke neiging om de
aldüs gecreëerde staatsschuldbewijzen zoo snel mogelijk

te verkoopen om vrij gld in handen te krijgen.’ Op de mii-
liardenmarkt, die zou zijn ontstaan, zou het ‘aanbod
stellig veel grooter zijn geweest dan.de
vraag, zoodat een
ernstige koersdaling zou zijn te verwachten geweest, het-
geen zeer bedenkelijke gevolgen zou,hebben gehad, zoowel
voor de bonafide beleggers als voor het staatscrediet.
1-Eet verhandelbaar maken der Grootboekinschrijvingen,
door deze om te zetten in obligaties, zal dan ook op zijn
minst rnoetn-wachten tot na de fiscale zuivering en het
opleggen der aanslagen in de bijzondere heffingen, en ook
dan nog zal moeten worden overwogen, of de n1arkt zonder
schade aan het staatscrediet vrije erhandelbaarheid en
vrije koersvorming toelaat.”

GELD- EN KAPITAALMARKT..

Aan het begin Van deze week maakte de Agent bekend, dat hij slechts schatkistpapier zou afgeven, indien dit voor herbelegging ‘van Vervallend papier werd gevraagd. Véér de storting op de tweede emissie van de 3 pCt. grootboek-
schuld 1946 zal de vrije afgifte wel niet worden hervat.
Bovendien geeft de Agent voor het veryallen papier slechts
voor de helft jaarspromessen af, terwijl d.e redt naar keuze
in zeven tot tienmaands-papier kan worden afgenomen.
Een en ander had tot gevolg, dat de omzetten op de geld-markt zeer gering werden en de disconto’s daalden. Drie-
maands papier werd geadviseerd op
15
/
1
6
tot
13/8
pCt.,
viermaands promessen werden verhandeld tegen V/
16
pCt.
en halfjaarspapier werd gevraagd tegen 1
1
/
2
,pCt. Ook de
langere termijnen aijn in de open markt wel verkrijgbaar
tegen officieele afgifteprijzen, waarbij echter eçn provisie
van ‘/
0
/00
moet worden betaald.

1-Jet is mogelijk, dat de teï geldmarkt belegging zoe-
kende middelen spoedig weer aanzienlijk zullen toenemen,
vooral als gevolg van de overheidstekorten, welke mede
worden veroorzaakt door de voortgezette aflossing op
staatsschulden. . . .

De na de heropening van den aandeelenhandel op 10

.’

5 Juni 1946

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

367

Mei ji. ingezette koersdaling werd in de afgeloopen week
door een .viij krachtige koersstijging ond.erbroken waarin
vrijwel alle fondseti deelden. Slechts in een enkel geval
werd de laatste in oorlogstijd tot stand gekomen koers
overschreden, maar in verreweg de meeste gevallen be-
vinden zich de huidige noteeringen nog zeOr aanzienlijk
beneden het oorlogsniveau. Aandeelen A.K.U. stegen van
134 tot 144, Unilever an 240 tot 260, Koninklijke Neder-
landsche hoogovens van 110 tot 125 en van Be’kl’s
Patent van 102 tot 118k Ook bank- en scheepvaart-
aandeelen bereikten een aanzienlijk hooger niveau. Op-
merkelijk was de koersstijging van aandeelen Koninklijke Olie van 320 op 369 in de afgeloopen week, waardooF zij
boven het oorIogsiveau kwamen.
Iloewel in liet algemeen de koersdaling na de heropening
van de beurs niet ongemotiveerd schijnt – wij wijzen
slechts op slechte dividendkansen, fiscale .bnzekeiheden,
en verminderd infiatiesentiment -‘, behoeft de in de af-
geloopen week inge treden koersstijging niet onverklaarbaar
te worden genoemd. De ornzetten zijn nog steeds uiter-
mate gering, zoodat toevallige factoren in beide richtingen
groofn invloed op het koerspeil kunnen hebben. Het is
moeilijk om bij de huidige weinig representatieve markt
uit de koersbeweging vérstrekkende conclusies te. trekken.

Mededeelingen van de Kamer van Koophandel

en Fabrieken voor Zuid-Holland te Rotterdam.

Bij de Afd. ihandelsvoorlichting der Kamer liggen uit-
voerige gegevens ter inzage betreffende de genationaliseerde
Tsjechoslowaaksche industrie, welke alle gÏ’oote onder-
nemingen omvat (alleen kleinè en rniddelgroote onder-
nemingen zijn particulier bezit gebleven).
Ilierondet bevinden zich lijsten van de nationale onder-

nemingen en van de genationaliseerde firma’s met welker
eigendom en be’ait deze’ zijn opgericht; verder belichten be-
treffende den stand van zaken in bepaalde industrietakken.,

Bij den Handelsvooi’lichtingsdienst der Kamer is in be-
perkte mate. vei’krijghaar een exemplaar iran Bulletin No. 20 van de Nederlandsche Karhei van Koophandel te New-York, waarin o.a. opgenomen is een overzicht
‘van den voôroorlogschen invoer van en aantal van de
belangrijkste artikelen in de ‘Vereenigde Staten en het
aandeel van NederInd daarin, alsmedé de daarop Fustende
invoerrechten.

STATISTIEKEN.
DE NEDERLÂNDSCRE EÂNK.
(Voornaamste posten In
duizenden guldens)

çflt,
Wissels, prom. enz., muntmate-
open

marletpapier,
Totaal
Totaal
Data
riaat en
i
beleeningen,

voor-
opeischb.
deviezen
schotten a/h Rijk en
activa
schulden diverse

rekeningen

27 Mei ‘6
i

5.352.931

180.710
5.611.170
5.099.879
20

,,

’46 5.391.733
187.659
5.656.922
5.145.976
13

,,

’46 5.369.627
185.003
5.632.160
5.120.447
6

,,

’46
5.367.217
173.651
5.619.397 5.111.464
29April ’46
5.376.956
204.156 5.660.257 5.132.640
23

,,

’46 5.389.988
194.335

.
.5.663.459
5.135.376
15

,,

’46
5.377.225
191.264
.
5.647.624
5.119.322
8

,,

’46
5.372.706
192.750
.
5.644.602
5.104366
6
Mei

’40
1.173.319 248.256 1.474.306 4.424.016

Bankbil jet-
Saldi
Geblok-
keerde
Bankassig-
Data
ten in om-
in
Saldö

Rijk saldi
natiën en
loop
RIC
RIO (DIC)
van
diverse
bankèn
rekeningen

27 Mei ‘6
2.567.240
1
)
2.532.411 C1.683.099
119.403
177.620
20

’46
2.528.024
1
)
2.617.842
C1.804.475 69.792
177.175
13

,,

’46
2.527612
2.592.725
C1.772.493
8R.297
177.941
6

’46
2.539.114
2.572.231
C1.228.280
513.676
474.169
29April’46
2.521.38.4
2.611.090
01.383.880
524.223.
195.499
23

’46 2.494.898
2.640.417
C1.407.699
529.482
495.862
15

,,

’46
2.478.225
2.640.969
C1.525.058 426.295 196.248
8

,,

’46
2.477.634 2.626.595
C1.573.t90
326.700
208.081
6 Mei
1
40
1.158.613
255.1741
22.962.1
10.230.
1)
waarvan nieuwe uitgifte t 2.290.233.
t 2.250.683.

SCHRIFTELIJKE CURSUS

VOOR MODERNE

-,
BEDRIJFSADMINISTRATIE

M
BA

Sinds 1942
de
opleiding
voor de zelf-
standige administratieve functie
ROTTERDAM
1 September aanvang van nieuwe cursussen

Secretariaat: Beursgebouw –
Kamer 321 – Rotterdam

Prospectus op aanvrage

1

.

Crote fin,ncii.elc instelling te Amsterdam vraagt
voor direct

• ‘Mr., -in de Rechten

leeftijd 35-40 jaar. Vereischt worden: grondgc kennis
van het effecten, en hankvak, opgedaan in het inter-
nationale bedrijf, en organisatorisch talent. Brieven
lett. L.B.U. Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam C.

Industri’eele – Onderneming nabij Rotterdam vraagt
voor haar hoofdkantbor een

Chef voor haar afdeeling

boekhouding

‘Leeftijd ca. 30 jaar: Bezit van diplma M.O. Boekhou:
den of S.P.D. gewenscht. Eigenhandig geschreven brie-
ven met opgave van genoten opleiding, praktijkervaring,
referenties en verlangd salaris onder .lett. W. W. R.
aan Nijgh & Van Ditii,ar, Rotterdam.

– Bedrljfs9rganisatie. te. ‘s-Gr.avenhage ,heeft olaats voor

jong ‘jurist

als Secretaris van twee ondervakgroepen,

bekWaam bedrijfseconoom

op dc hoogte van prijsvastsielling, kostprijscalculaties
en rentabiliteitsonderzoek
Sollicitaties met voll.
ml.
Omtrent op!., praktijk, ref.
en ver!, salaris ii’, te zendCn onef no. ,490:bureau van
dit Ilsd postbus 42, Sdhiedam. .

/

Nieuw opgerichte Agentuur- en Handelsonderneming
te,Rotterdam vraagt voor apoedige indicnsttreding

COMMERCIEEL LEIDER
Alleen zij, die over iuime .er$ating, ‘met nimë ten
aan’zieh va’n
mi-
en exportzaken beschikken cii in staat zijn geheel zelfstandig dc leiding .der nieuwe onderne-
ming op zich te nemen en deze, m’ede door den inbreng
van eigen relaties tot bloei te brengen, gelieven te sol-
liciteeren.
Candidaten, die daarvoor in aanmerking komen, zullen
worden uitgenoodigd voreen’ psychologisch ônderzoek
bij ‘hW Leidsehe Payihologisch Instituut. Eigenhandig geschreven brieven met volledige inlich-
tingen en opgavd van huidig resp. er!angd salaris,, ver-
gezeld van pasfoto te zenden onder no. 49I bureau van
dit bldd, postbus 42, Shiedam,

N.V. KONINKLIJKE

NEDERLANDSCHE

ZOU
T INDUSTRIE

Boekelo •. Hengelo

ZOUTZIEDERIJ

Fabriek van:

zootzuur, (alle kwaliteiten)

vloeibaar chloor

chloorbleekloog

natronloog, caustic soda

STORK

HENGELO

*

M ODENE
LAND- EN

SCHEEPS-

/ NS TAL LAT! ES
,,HOLLANDIA”

HOLLANDSCHE FABRIEK VAN MELK-

PRODUCTEN EN VOEDINGSMIDDELEN N.V

HObFDKANTOOR ‘TE

‘VLAARDINGEN

‘Juist nu
bieden de Watson machines, behorende tot
het 1-loilerith-systeem, U de mogelijkheid op
efficiënte en snelle wijze dié administratieve voorlichting te
geven, welke voor den wederopbouw van het Nederiandsche
Bedrijfsleven noodzakelijk ja.
Onze afdeeling Organisatie is paraat om U een alleszina des-kundig advies omtrent der oplossing van Uw administratieve
en organisatorische problemen voor te leggen,
1-let ia nogeiijk, zij het in beperkte mate, op korten ,termijn
weer Watson machines (Hollerith-aystcem) te leveren,

,,W A T S 0 N” Bedrijismachine Maatschappij N.V.

Froderiksplein 34. AmsterdamC

Telofoin rs:

33406, 33656, 31856

t

DE NEDERLANDSCHE BANK N.V. te Amsterdam,
vraagt

eemge. krachten

voor financieel-economisch

onderz*ekingswerk

(bij
voorkeur doctorandi in de economie) alsmede een
economisch onderlegd documentalist. Sollicitaties schrif-
telijk te richten aan De Ncderlajidsche Bank NV.,
Rokin 127-129, Amsterdam.

VA
NJ
-VE LL E

ROTTE RO

Bij den Dîenst der Publieke Werken Amsterdam
wordt gevraagd voor spoedige indiensttreding hij de
afdeeling Stadsontwikkeling. –

een adj.-Socicxal Econoom

of Sociaal Econoom

In aanmerking komert doctoren of doctorandi ‘in de
Sociaal Economische of aanverwante Wetenschappen.

Sslarisgrenzen, naar gelang van bekwaamheid en
practische ervaring, voor adjunct-Sociaal Econoom van
f
2900 tot
f
3750 en voor Sociaal Econoom van
f
4075
tot
f
6875. in beide gevallen verhoogd met een tijdelijke
toelage van pim.
5
pCt. en ecn overbruggingatoelage
per jaar van
f
240 voor gehuwden en
f
120 vopr on-
gehuwden.
Ongehuwdenaftrek 3 pCt., terwijl het salaris voor
gehuwden eventueel wordt, verhoogd met kindertoesiag.

Sollicitaties op zegel met volledig inlichtinen uiter-
lijk 3 weken na de- plaatting van deze advertentie in te
zenden aan den Directeur der Publieke Werken, Raad-
huis, Amsterdam.

Persoonlijke aanmelding alleen na oproeping

rijniandsche

betoubouw maatschappij n.v.

nieuwe plantoge 29 – delft – tel. 2685

N.V Louis Dobbelmann

Waddinxveen

KOFFIE

.,

THEE

N.V. LEVENSVERZEKERING-MIJ.

RNHE
‘M.

Alle correspondenhe betreffende advertenties,
ge!ieve
U te richten aan Koninklijke Nederlendsche Boekdrukkerij H. A. M. Roelants,

Lange Haven 141, Schiedam (Tel. 69300 toestel 6)

Druk Roelants, Schiedam.

Auteur