Ga direct naar de content

Jrg. 31, editie 1512

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 1 1946

k..,r

.
AUTEURSRECHT VOORBEJ-JOUDEN

conomisch
,
­
,
Statistische

Be
‘ri* ch ten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

31E
JAARGANG

WOENSDAG 1 MEI 1946

No. 1512

INI1OU1):
131z.

Eenige kantteekeningen bij het

Beursbesluit
1946
door

Dr.

F.

A.

G.

Keesing

………………
275

Misverstanden en legenden over corporatisme en ge-
leide economie door
Prof. Dr. P. Hennipman …..
276

Efficiency-contrûle

op

het

overheidsbeheer

door
Drs.

A.

M.

Groot

……………………….
278

Is het gewenscht de technische ontwikkeling te he-
invloeden? door
Ir. Ch. J. J. Stamm’ler

……..
279

Aanteekeningen.

De

overeenkomst

van

Potsdam

……………
282
Plan

of

geen

plan?

………………………
284
Textielnotities

uit

Malakka

………………
285

Ontvangen boeken

…………………………
286

Geld-

en

kapitaalmarkt

……………………
286

Statistieken.

Bankstaten

…………………………….
287

DEZER DAGEN

maken wij ons op om te herdenken. Wij zullen dat doen zonder uitbundigheid, zonder jool, op hééi andere wijze
dan wij de bevrijding wekenlang hebben gevierd. Ons
bewust van den ernst van den toestand, waarin de oorlog
ons heeft gebracht, zullen wij slechts even stilhouden en verder d66rwerken. D66rwerken, 66k op den verjaardag van Prinses Juliana, 66k op den eersten vrijen 1 Meidag,
66k op den gedenkdag der bevrijding. Want gestadig
werken is het parool voor een ieder, wi’en het, herstel
van zijn land ter harte gaat.
1-lard werken, hoe velen hunkeren ernaar, daarginds in
Indië weer te gaan aanpakken in het tempo en met de
verjongende frischheid, die men daar gewend is. 1-lun ge-
duld wordt wèl op de proef gesteld, nu de Indonesische
delegatie is gerepatrieerd en de onopgeloste vraagstukken
tot de Rijksconferentie zwevende blijven.
Reëele vraagstukken of prestigekwesties?
Hard werken is in zekeren zin het tegendeel van staken.
De-,,Neue Zürcher Zeitung” heeft berekend, dat de ver-
schillende werkstakingen, die sedert het einde van den
oorlog in de Vereenigde Staten hebben gewoed, aan
,,Güterausfall” 10 milliard dollar hebbdn gekost. De’
staking in de staalindustrie heeft de productie verhinderd

van
962.000
ton staal, grondstof vcor
56.000
auto’s.
Bij zulke getallen vergeleken is de staking van onze zee-
lieden, zelfs als zij tot een solidariteitsstaking in het
havenbedrijf leidt, een kleinigheid, hoe bedenkelijk de
gevolgen ook mogen zijn voor de voorziening van ons land
met hoognoodige goederen en voor den zeer belangrijken
xpott.

Minder gevaarlijk is de staking (of de uitsluiting?) op
de discontomarkt. Als de geldgevers niet in functie treden,
omdat zij aanspraak maken op hoogere vergoeding dan
de wederpartij ‘meent hun te kunnen uitbetalen, zal de
Staat zich toch wel redden. Zijn crediet blijkt goed: plaat-
sing van de helft van de Nederlandsche leening van $
200
millioen bij de banken in de Vereenigde Staten verliep vlot
en wordt wellicht gevolgd door een particuliere leening
aldaar. Nederland schijnt het toonbeeld te zijn van finan-
cieele soliditeit. Danken wij dat aan onze politieke stabili-
‘teit, aan onze geldsaneering of aan ons snel en krachtig
herstel?
En teeken van dat herstel is de heropening van de
Effectdnbeurs, gepaard aan de herdenking van de sluiting in Mei
1940,
precies zes jaar tevoren. Het weer mobiel
maken van het beleggingskapitaal moest gepaard gaan met
maatregelen om die mobiliteit te beperken, teneinde de
resultaten van de geldsaneering iiiet in gevaar te brengen.

In tal van landen ter wereld is het geldwezen zwaar ziek.
Daar gaat het clandestiene goud ‘veer een circulatie-
functie vervullen. Den weerslag daarvan bespeurt men in
de koersen der goudmijnwaarden aan de beurzen teLonden
en Johannesburg. De groote vraag naar goud gaat samen
met nieuwe goudvondsten, dus met grootere productie.
Zou dat met de wereldvoedselvoorziening ook het geval
zijn? Men zou het haast denken, gezien de opheffing van
het prijsbeheerschingslichaam in de Vereenigde Staten,
bekend onder den voor den Nederlander sympathiek
k!ihkenden naam O.P.A. Ook de mildere houding ten
cipzichte van Argentinië kan de voedselvoorziening van de
hongerende landen ten goede komen.
Wij herdenken, hoe wijzelf als hongerenden een jaar
geleden de vliegtuigen hun pakketten zagen uitwerpen.
V%Tat hebben we het nu veel beter dan toen! De vliegtuigen
dienen thans het normale verkeer en er wordt, zoowel
voor het binnen- als voor het buitenland, in toenemende
mate gebruik van gemaakt. De gelegenheid neemt ook
steeds toe, het net wordt gestadig uitgebreid, zoodat ver-
afgelegen provinciën dichter bij het centrum des lands
komen en de bewoners van het centrum zich gemakkelijk
en snel naar die provinciën kunnen begeven als daar wat
te doen is, zooals bijv. de Friesche Dagen
1946.
Wij herdenken tenslotte met grooten eerbied den
overleden grootmeester der economie John Maynard
Keynes. Mogen de machtigen, die thans met de eerste
besprekingen ‘over vredesverdragen de organisatie der
nieuwe wereld ter hand hebben genomen, meer acht slaan
op de ,,economic consequences of the peace” dan ruim
23
jaar geleden, toen Keynes’ stem verklonk als die van
Johannes den Dooper.

11

COMMISSIE VAN REDACTIE:

J. P. ten Doesschate; N. J. Polak;

J. Tinbergen; H. M. H. A. van der Valk; F. de Vries;

H. W. Lambers (Redacteur-Secretaris).

Adjunct-Secretaris: J. H. Lubbers

Assistent-Redacteur: A. de Wit.

Administratie: Pieter de Hoochstraat 5, Rotterdam (W.).

Telefoon: Redactie 38040, Administratie 38340. Giro 8408.

I?.JI11Rrn
t

wi izdTtii

Waar is eCn plaets vacant voor jongeman, 32 jaar, met jaren-
lange

ervaring in hét levens-

irerzekeringsbedrijf
.

(personcelsverzekeringen, reserveberek.) en groots sociale belang-
stelling. Goede referenties. Br. onder no. 450 bureau van dit blad,
postbus 42. Schiedam.

DRS. ECONOMIE

30 jaar, representatief bereisd, met meerdere jaren praktijk, zoekt
– wegens gebrek aan perspectief in tegenw. werkkr. – een functie
op commercieel, organisatorisch gebied, bij voorkeur in het be-
drijfsleven. Br. onder no. 454 bureau Van dit blad, Postbus 42,
Schiedarn.

ervaren en energiek Werker

met grondige theoretische en praktische kennis van
financieele-, valuta- en bankzaken en specialist op fis-
caal gebied. wenscht van betrekking teveranderen.
Leeftijd 35 jaar en vamiaf 1939 als prod. houder, later
als directeur verbonden aan een internationale handels-
onderneming met vestigingen over de geheele wereld.
Uitstekende referenties over persoon en prestaties in
huidige functiç kunnen worden verstrekt. Gezocht
wordt een verantwoordelijke post, daar waar mogelijk-
heden bestaan in aanhef genoemde capaciteited te ge-
bruiken. Brieven onder no. 452, bureau van dit blad,
postbus 42, Schiedarn.

Bij te Amsterdam gevestigde Overheidsin-

stelling kunnen geplaatst worden

EENIGE JURISTEN

met ervaring, in het bm’tk- of effectenbedrjf.

Salarieering van f 5.000,— tot f 7.000.-

per jaar.

Brieven onder no, 451, bureau van dit blad,

Postbus 42, Schiedarn.

NEDERIANDSCHE STICHTINC

VOOR PSYCHOTECHNIEK

zoekt

Econbom (doçtorandus)

Jurist (bilvak economie)


1ngeeui (Delft)

als psychologisch medewerker (proef-
leider). Enige bedrijfservaring strekt
tot aanbeveling. Candidaten, dle
daarvoor in aanmerking komen, zullen worden uitgenodigd voor een psycho-
logisch -onderzoek te Utrecht door de
NEDERLANDSCHE STICHTING
VOOR PSYCHOTECHNIEK
Eigenhandig geschreven brieven met volledige Inlichtingen, vergezeld vasi 2 nieuwe pasfoto’s
(van voren en opzij) te zenden aan AdvertentIe- bureau ALTA, Pausdam, te Utrecht vôÔr 9 Mei
a:s., met vermelding in linkerbovenhoek van brIef,
op toto’s en envelop: E.S.B. 3986, reso. -a, b of
met daaronder naam, adr, en leeft, in drulel.

R.’MEES &ZOONEN’

– A01720

Rotterdam, ‘s-Grcivenhage, Delft, Schiedam –

Vlaardingen, Amsterdam (alleen assurafitiën)

BEHANDELING VAN ALLE BANKZAKEN

BEZORGING VAN ALLE ASSU.RANTIËN

AMSTERDAMSCHE

BANK N.V.

KAPITAAL t 55.010,0M RESERVES

EERSTE NEDERLANDSCHE

Verzekering Mij. op het Leven en tegen Invaliditeit N.V.
Gevestigd te’s-‘Grovenhage

ADMINISTRATIEKANTOOR DORDRECHT . BELLEVUESTRAAT 2
i
TELEFOON 5346

Pers o.n e eis-
Pen sioenverzekering
verichaftdirecte liscale besparing – elschrijving van toe-
komstige lasten – blijvende sociale voldoening

Vraagt U eens welgedocumenteerd advies aan ons
BUREAU
VOOR COLLECTIEVE CONTRACTEN


gispen

culemborg
amsterdam
rotterdam

N.V.
KONINKLIJKE

N E D E R L A N D S C H E

ZOUTINDUSTRIE

Boekelo Henge to

ZOUTZIEDERU

Fabriek van:

zoutzuur, (alle kwaliteiten)

vloeibaar chloor

chloorbleekloog

natronloog, caustic .roda.

SS0

STANDARD. AMERIKAANSCHE PETROLEUM
CIE

– —.

/

Koninklijkè

Nederlandsche

Boekdrukkerij.

H. A. M. Roelants

– Schiedam

Voor het vervolg van de rubriek ,,Vacatures” zie pag. 287.

1 Mej 1946

ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN

275

EENIGE KANTTEEKENINGEN BIJ HET

BEURSBESLUIT 1946.

Op Maandag 29April bevatte het Staatsblad het Beurs-besluit 1946, waarnaar door belanghebbenden gedurende
een aantal weken met veel belangstelling is uitgezien.
De spaarzame berichten, die in de pers doordruppelden,
dedenreeds uitkomen, dat het .padvan dezgn. ,,Commissie
van tien” niet over rozen ging. Inderdaad waren er in
deze materie zeer vele moeilijkheden te. overwinnen. Het
resultaat der langdurige besprekingen is inmiddels bekend
geworden en zal op 10 Mei, op den kop af 6 jaar na de
stopzetting van het normale beursverkeer, effect krijgen.
Wat valt er omtrènt dit Beursbesltiit op te merken?
•..Jn de eerste plaats staat het:vast, dat de nieuwe regeling

een . belangrijke vooruitgang beteekent bij het huidige
régime, dat uitsluitend de verhandeling van binnenland-
sche obligaties tegen geblokkeerd geld. toelaat. Aan den
anderen kant daarentegen zal deze nieuwe regelingvoor
velen, niet datgene brengen, wat zij wellicht hadden ‘ver-
wacht of gehoopt. Van een vrijen en onbelemmerden beurs-
handel is vooralsnog geen sprake en, hoewel mag worden
aangenomen, dat op de nieuwe basis een bétere koers-
vorming en een ruimere handel. zich zullen ontwikkelen,
moet er toch nog veel gebeuren, aleer men opnieuw van
een normale effectenbeurs zal kunnen spreken. Aangezien
een ministerieele beschikking niet de overwegingen pleegt
te bevatten, waarop zij rust, kan het dienstig zijn in eei
ruirneren kring dan van diegenen, die rechtstreeks bij het
overleg betrokken waren, omtrent demotieven van het
Beursbesluit iets naders mede te deelen.
Het kan onomwondenworden toegegeven,dat het beurs-
besluit een compromis vormt, waarbij met een aantal
tegenstrijdige belangen zoo goed mogelijk is rekening ge-
houden. Aan den eenen kant stond de wensch van de
Vereeniging voor den Eftectenhandel, die in het belang
van haar leden, maar stellig ook met een beroep op het
grootere algemeene belang van spaarders en beleggers, een
zoo groot mogelijke vrijmaking van het beursverkeer
trachtte te bewerkstelligen. Aan den anderen kant stonden
de overwegingen van Rechtsherstel, van den fiscus en van
het geldwezen, die zich alle vooralsnog, in, rneerde,re of
mindere mate tegen een algeheele vrijmaking verzetten.
‘In een gemeenschappelijk overleg heeft men getracht het
best bereikbare midden te vinden.
Wanneer de nieuwe regeling in werking treedt, zal hij verkoop van zgn. oud bezit de verkooper de helft van de
opbrengst op vrije en de helft op geblokkeerde rekening
ontvangen; de verkooper van nieuw bezit ontvangt de
geheele opbrengst geblokkeerd, terwijl voorts ieder fonds
in de tweede hand, d.w.z. wanneer het dèn drempel is
gepaseerd, tegen vrij geld kan worden verkocht. Wat de
categorie van het oude bezit betreft, kon in de huidige
omstandigheden met , een gedeeltelijke deblokkeering
genoegen worden genomen. Voor Rechtsherstel is dit
oude bezit niet interessant, zoolang althans vaststaat,
dat geen effecten uit nieuw bezit op clandestiene wijze van
de geschetste. faciliteit gebruik maken. Rechtsherstel
stelde daarom op blokkeering van deze verkoopopbrengst
geen prijs, aangezien geacht kan worden, dat het bedoelde
risico voldoende wordt gedekt door de heffing van j pCt.,
die hierna nog ter sprake komt.

Van monetaire, zijde beschouwd, wenschte men, wat
de blokkeering, aangaat, een concessie te

doen, zoodanig,

dat een ‘vlotter& beurshandel werd bevorderd. Het feit,
dat bij verkoop vai oud bezit 50 pCt. (en bij Amerikaan-
sche fondsen oud bezit60 pCt.) van de opbrengst geheel
wordt vrijgegeven, is als zoodanig te beschouwen. De
verkooper van oud bezit komt hierdoor in een gunstiger positie dan elke andere houder van geblolckeed tegoed,
aangezien in het algemeen krachtens de deblokkeerings-
‘regeling slechts 25 pCt. wordt vrijgegeven. D’e voorkeurs-
behandeling, die Amerikaansche
,
effecten in dit verband

genieten, moet daarom, indien men de zâak zuiver van de’ monetaire zijde beschouwt, wordèri aangemerkt
als
een
soort averechtsche open-marktpolitiek, aangezien zij op
zichze.lf’de .neiging tot inflatie’ versterkt. Op dit punt ‘heeft
echter het groote en dringende belang van. eèn, hespoedigde
liquidatie

van een deel van het Amerikaansche eff’eoten-
bezit ertoe geleid, dat men demonetaire bezwaren eeniger-
mate heeft’opzijgezet.

Anders daarentegen lag ‘de zaak ten aanzien van het
niejwe bezit. Wilde men de tijdens den oorlog verworven
fondsen in de regeling laten meespelen — en hierop werd
door zeer velen prijsgesteld’ .–, dan stond bij vöorbaat
vast, dat ten aanzien van deze categorie grootere waar-
bergen moesten worden geschapen. In de eerste plaats
schuilen in deze groep al die effecten,waarop het Rechts-
herstel betrekking heeft. De effectenregistraCie is nog
nauw&ijks begonnen en indien, men op dit .punt een groote
soepelheid zou betrachten,. zou men den gedepossedeerden
eigenaren een zekerhe’id .ontnemen, die hun krachtens de
wet is toegekend. Ook. de fiscus moest noodzakelijk ten
‘aanzien van het nieuwe bezit een groot voorbehoud maken.

Eerst nadat de effectenregistratie voltooid is, verkrijgt
de fiscus de beschikking over gegevens, die noodig,zijn om
een inzicht in den vermogenstoest,and der betrokkenen te
verkrijgen en op grond waarvan tot de oplegging van
zekerheidsstellingen kan woivien overgegaan. Een liberale
politiek, van fiscale zijde zöu derhalvd impl.iceeren, dat al ‘diegenen, die.navorderingmoeten.vreeen of die bij de
komende heffingen hun tol moeten betalen, in staat zouden
zijn, hun geblokkeerde vermogensbestanddeelen, waarop”
de fiscus verhaal kan zoeken, te doen verdwijnen. Dat in
onze huidige financieele positie een zoodanig risico niet
kan worden genomen, behoeft geen betoog.
Ten slotte verzetten ook monetaire overwegingen zich
op’dit moment tegen een te ruime deblokkeeri.ng. Men zou
kunnen’ redeneeren, dat de keeper van effecten steeds met
vrij geld betaalt ,en dat het daarom ‘onjuist zou zijn te
eischen, dat de ‘opbrengst bij den verkooper wordt yst-
gelegd., Deze redeieering moge oppervlakkiggezien juist
schijnen, doch houdt bij nadere overweging geeii steek.
De geldzuivering immers, is nooit opgevat als een zuiver quantitatief probleem. Natuurlijk stond het.vast,. dat een•
drastische inperking van de geldhoeveelheid een aller-
eerste vereischte vormde om tot gezonde verhoudingen te
geraken. Daarnaast echter is er steeds mede naar gestreefd
de geldhoeveelheidin juiste banen te leiden en met name
tebevorderen,dat de besteding zooveel mogelijk in overeen-
‘stemming werd gebracht met de belangen van het econo-
mische herstel. Van monetair standpunt moet men de
blokkeering van de opbrengst’dan ook zien als een beste-
dingscontrôle, die, vap den negatieven kant beschouwd,
er op gericht is ,,dissaving” te voorkomen, en die, positief
gezien, ten doel heeft te bevorderen, dat de geblokkeerde
opbrengsten worden gebruikt voor nuttige en ‘urgente
investeeringen. In dit verband is het in het bijzonder van
belang, dat de Investeeringscommissie ten aanzien van ge-
blokkeerde saldi, afkomstig uit effectenverkoopen, geneigd
is een soepeler houding aan te nemen dan.met betrekking
tot andere geblokkeerde rekeningen het, geval is. In het
laatstgenoemde geval speelt namelijk steeds de overweging
een rol, dat iedere deblokkeering, ook indien zij van bedrijfs-
economisch standpunt, urgent is,, inflationistisch ,werkt.
Terzake van geblokkeerde saldi, ontstaan uit effecten-verkoop, behoeft men zich althans over dit gevaar niet
het hoofd te breken.

De vraag doet zich voor,.onder welke omstandigheden
een verdere stap in de riehting Van een normale kapitaal-
markt denkbaar is. Voor de beantwoording van deze vraag
is het van, belang stil te staan bij een aantal overwegingen,
die’ ten aanzien van dit vraagstuk een rol spelen. Enkele
maanden geleden heeft de minister van Financiën’ advies ontvangen van een commissie, die zich met het bedoelde
vraagstuk breedtroerig heeft bezig gehouden. Na diepgaande

276

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1 Mei 1946

besprekingen was deze commissie tot de conclusie gekome.,
dat er twee manieren denkbaar waren, waarop men de kapitaalmarkt kon laten functionneeren, daarbij steeds uitgaande van de overweging, dat in het huidige tijds-
gewricht de ,,dissaving” van bestaande vermogensbestand-
deelen zooveel mogelijk moest worden voorkomen. Het
eene systeem leidde tot een volkomen binding van de
kapitaalmarkt, waarbij iedere overdracht van vermogens-
bestanddeelen alleen mogelijk zou zijn in de geblokkeerdë
sfeer. Het andere systeem ging uit van het standpunt, dat
de bedoelde binding, hoezeer wellicht theoretisch verant-
woord,gebaseerd was op een miskenning van de psychologie
•van het sparen, en op dien grond als ondoeltreffend moest
worden beschouwd. Een normaal functionneerende kapi-
taalmarkt zou, volgens laatstbedoeldengedachtegang, op
den duur slechts denkbaar zijn bij vrijheid van sparen en
ontsparen; iedere duurzame dwang te dien aanzien zou
derhalve moeten worden verworpen. Een derde mogelijk-
heid, die aanleiding gaf tot een logisch sluitend systeem,

achtte de commissie niet aanwezig.

Door het eerste standpunt niet te aanvaarden, heeft de
Overheid implicite de alternatieve oplossing aanvaard.

In beginsel bestaat er derhalve op dit momeht tusschen de
pleithezorgers van een Vrije effectenbeurs en het Ministerie
van 1’inanci6n geen verschil van doelstelling. Het eenige,

waarover men kan strijden, is het tempo, waarin de ge-
wenschte vrijheid kan worden bereikt. De indruk is,
dat de Overheid voorloopig slechts geleidelijk kan terug-
wijken, en dat een bepaalde binding, die van het individu-
eele standpunt van den spaarder onwenschelijk is, voorals-
nog uit overwegingen van algemeen belang als het kleinste
kwaad moet worden beschouwd. Men

kan zich de zaak zoo

voorstellen, datn een iets meer genormaliseerde situatie de noodzaak tot het instellen van een individueele con-

trle op de vermogensbesteding, welke aan het huidige
deblokkeeringssysteem inhaerent is, zou kunnen worden
gemisf en datde Overheid alsdan met meer globale middelen
(bijv. open-marktpolitiek, leeningspolitiek) hetzelfde doel
zou kunnen nastreven. Het is in zekeren zin de tragiek van
dit uiterst moeilijke jaar 1946, dat vrijwel op nog geen
enkel gebied de individueele contrôle kan worden ontbeerd.
Zoodra de omstandigheden dit toelaten, bestaat er echter
alle reden deze omslachtige en bureaucratische overheids-
leiding af te schaffen en té vervangen door de soepeler
manipulatie der ,,strategic factors”.
Een combinatie van fiscale, juridische en monetaire
argumenten verlangt dus, dat in den eersten tijd de ge-
schetste blokkade der verkoopopbrengsten wordt gehand-

haafd. Het is in dit verband van veel belang dat Rechts-
herstel er van heeft afgezien op de geblokkeerde saldi,
die uit hoofde van effectenverkoop ontstonden, zijn eigen
blokkade van toepassing te verklaren, waardoor de be-doelde tegoeden voor zeer langen tijd ten volle zouden
zijn geïmmobiliseerd. Het provenu van een effectenverkoop
wordt derhalve uitsluitend onder de monetaire blokkade
gebracht. De gelden ‘kunnen worden gebruikt vôor be-
lastingbetaling, dan wel, na verkregen toestemming van
de Investeeringscommissie, voor de investeering in urgente

en productieve projecten.
Een en ander is mogelijk geworden dank zij de premie

van
I
pCt., die krachtens besluit van Rechtsherstel bij
iederen verkoop zal worden geheven. Deze op zichzelf
bescheiden bijdrage, die aan het beursverkeer wordt op-
gelegd, heeft het mogelijk gemaakt vele moeilijkheden, die
zich bij de besprekingen voordeden, uit den weg te ruimen.
In de eerste plaats kon hierdoor een einde worden gemaakt
aan de garantie van de Vereeniging voor den Effecten-
handel. In de tweede plaats kon op grond hiervan worden
bereikt, dat Rechtsherstel enkele van zijn overigens ge-
motiveerde eischen mitigeerde. De bedoeling van de
premieheffing is deze, dat uit de opbrengst een fonds wordt
gevormd, dat zal dienen tot meerdere zekerheid der gede-
possedeerden, indien de verdere verhaalsmogelijkheden,

die door de openstelling van den fondsenhandel uiteraard
worden verkleind, tekort schieten. De voorkeur is gegeven
aan een ,,flat rate” (die dus geen rekening houdt met den omvang van het risico), welke tot nader order bij iederen
effectenverkoop zal moeten worden voldaan. Deze heffing

zal worden voortgezet, totdat vaststaat, dat geen enkele
gedepossedeerde meer gevaar loopt door de thans tot stand
gebrachte regeling in zijn rechten te worden gekort. De
heffing kan worden
bescbouwd
als de prijs, die door be-

langhebbenden moet worden betaald voor de uitbreiding
resp. de wederopenstelling van het beursverkeer, onder
omstandigheden, waaronder die op andere wijze, niet moge-
lijk zouden zijn geweest. –
De heffing van
I
pCt. is voorloopig ingesteld op grond
van artikel 71 van het K.B. F 272, bij wijze van voorwaar-
de, door Rechtsherstel aan den fondsenhandel verbonden.
De competentie van Rechtsherstel op dit stuk beperkt zich
echter tot die fondsen, die nog niet zijn gezuiverd. In het
licht van het bovenvermelde zal dus eerlang een nadere wettelijke voorziening noodig zijn, teneinde te bewerk-
stelligen, dat het bedoelde percentage ook zal kunnen
worden geheven bij den verkoop van fondsen, die door Rechtsherstel zijn vrijgegeven, terwijl tevens nader zal
moeten worden voorzien in een regeling, die de liquiditeit van het fonds garandeert. Het Beursbesluit bevat tenslotte
een aantal voorzieningen met betrekking tot de weder-
investeering en aflossingsgelden, de richting van fondsen,
de dekking van baissetransacties, de afwikkeling van effectenonderpanden, e.d. waarbij weinig principieele
gezichtspunten in het geding kwamen, maar die niettemin
alle tot dikwijls moeilijke problemen aanleiding gaven.
FIet voorgaande moge hebben aangetoond, dat de klip-
pen, die de Commissie van Tien moest omzeilen, inderdaad
talrijk waren. Zonder de illusie te hebben, dat alle belang

hebbenden zijn bevredigd, kan men niettemin de hoop
koesteren, dat de nieuwe regelitig een belangrijke étappe
zal blijken op den weg naar het herstel van een normale
kapitaalmarkt.
Dr.
F. A.
G. KEESING.

MISVERSTANDEN EN LEGENDEN OVER

CORPORATISME EN GELEIDE ECONOMIE.

Eenige w’eken geleden heeft in dit tijdschrift dr. L. J Zimmerman getracht enkèle tegen de geleide economie aangevoerde bezwaren te weerleggen
1).
Ik zou geen

aanleiding hebben op zijn uiteenzettingen, waarmee ik
mij over het geheel genomen kan vereenigen, in te gaan,
ware het niet, dat de schrijver aanknoopt bij mijn artikel
,Publ jekrechtelij ke bedrijfsorganisatie, corporatisme en
geleide economie”
2)
en in de meening blijkt te verkeeren,
een handschoen op te nemen, welke door mij in het strijd-
perk is geworpen. Deze meening berust evenwel op een
misvatting van de strekking van mijn betoog. Dr. Zim-
merman dicht mij opvattingen toe, welke ik nimmer
heb uitgesproken of die ik zelfs heb bestreden. Om legende-
vorming te voorkomen, acht ik het noodzakelijk, de mis-
verstanden, die hij dr. Zimmerman aan den dag treden,
op te helderen en de bedoeling van mijn artikel op
enkele punten te verduidelijken. Hiertoe bestaat te meer
reden, omdat ook bij anderen nog vele misvattingen

omtrent deze materie bestaan en ik gaarne de gelegenheid
aangrijp, enkele hiervan recht te zetten.
Dr. Zimmerman vangt zijn artikel aan met een betuiging
van adhaesie aan mijn adres. ,,Prof. Hennipman heeft
ongetwijfeld gelijk, wanneer hij in de ,,E.-S. B.” van 23
Januari jl. de economen, die zich actief met de pro-
blematiek van de geleide economie bezig houden, verwijt,
dat zij zoo weinig aandacht besteden aan de theoretisch

‘) ,Eenige opmerkingen over vrije prijsvorming en geleide econo-
mie”,
,,E.-S.B.” 6
Maart
1946.

‘) ,,E-S.B.” 23
,Tanuari en
6
Februari
9946.

r

ml

1 Mei 1946

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

277

economische fundering van dezen nieuwen vorm van maat-
schappelijke voortbrenging.” Hoe aangenaam het nu
ook is om gelijk te krijgen, deze instemming kan ik toch
niet aanvaarden. Dr. Zimmerman- speelt het in dezen zin
klaar mij gelijk te geven in iets, wat ik in het geheel niet
heb beweerd; en waarin ik ongelijk zou hebben, indien
ik het wel had gezegd. Wanneer ik de mij toegeschreven
bewering had geuit, zou zij van een deplorabele onkunde
betreffende den stand van de theorie der geleide economie
hebben getuigd.
De heèr Zimmerman, voorstander van de geleide eco-
nomie, stelt de zaak, waarvoor hij in het krijt treedt,
zwakker voor dap zij is. 1

let
tegendeel
van wat hij schijnt
te meenen is het geval. Over de theorie der planhuishouding,
en meer in het bijzonder over de prijsvorming in dit
stelsel, heeft zich. sinds Mises’ eerste uitdaging een om-
vangrijke en theorntisch belangrijke literatuur ontwikkeld,
waartoe zoowel voor7 als tegenstanders der geleide eco-
nomie bijdragen van be’teekenis hebben geleverd. Nog
kort voor ik mijn artikel schreef, had ik in mijn aan-
vaardingsrede
8)
hierop gewezen. Bij die gelegenheid
merkte ik tevens op, dat naar mijn meening deze discussie
tot het inzicht heeft geleid, dat van een theoretische of
principieele onmogelijkheid van een economische calcu-
latie in een collectivistische maatschappij of een plan-
economie niet kan worden gesproken, mits men de markt
met een zekere mate van vrije prijsvorming handhaaft.
En nu word ik, tot mijn verrassing, plotseling ingedeeld
bij de groep, die op wetenschappelijke gronden een ge-
leide economie onmogelijk acht!
De wortel van het misverstand tusschen dr. Zimmerman en mij is, dat hij er zich onvoldoende rekenschap van heeft
gegeven, dat ik in mijn artikel een scherp onderscheid
heb gemaakt tusschen geleide economie en corporatisme.
Ik zie beide als twee naar hun wezen volkomen verschil-
lende stelsels. Bij het eene worden de economische be-
slissingen genomen door de Overheid of door overheids-
organen, en wordt het economisch leven dus geleid van
één centraal punt uit; in het andere stelsel berusten de
beslissingen bij de cörporaties der producenten en zijn
dus gedecentraliseerd. Men heeft hier twee, essentieel
uiteenloopende organisatiebeginselen. Natuurlijk kunnen
beide naast elkaar worden toegepast, in dier voege, dat
sommige beslissingen zijn voorbehouden aan de centrale
leiding en andere zijn opgedragen aan de corporaties.
Op eenzelfde wij’e kan men de collectivistis’che en indivi-
dualistische organisatiebeginselen verbinden, doch hierdoor
wordt allerminst het tusschen hen bestaande verschil
wêggenomen. Men kan zich ook overgangen •tusschen
collectivisme en corporatisme (of individualisme) denken,
waarbij de centrale overheid toezicht houdt op de be-
slissingen der corporaties (of individuen), en slechts in-
grijpt, wanneer deze met zekere door de centrale Overheid
gestelde normen in strijd komen. Ook hier zullen in ieder
afzonderlijk geval de beslissingen M bij de centrale leiding
ôf bij de corporaties (of de individueele subjecten) liggen,
en behoudt het onderscheid dus zijn beteekenis. Het
verliest dit ook niet door de stelling,, dat het corporatisme
een sterke neiging zal vertoonen over te gaan naar het
collectivisme. Het blijft niettemin waar, dat het corpora-
tisme, zoolang het in zuiveren vorm is verwezenlijkt, naar
zijn aard van het collectivisme verschilt.
Dit diepgaande onderscheid tusschen de twee stelsels
wordt zelden voldoende in het oog gehouden. M.i. is het
inzicht in dit onderscheid een noodzakelijke voorwaarde
voor een zakelijke en doeltreffende gedachtenwisseling over de vraagstukken der economische orde i.h.a. en de
actueele vragen i.h.b., en mijn artikel had o.m. ten doel
deze zienswijze te verdedigen en toe te lichten. De tegen-
overgestelde meening is echter bij velen diep geworteld,

‘)
,,De theoretische economie en de wederopbouw”, Amsterdam
1945, hlz. 20. Een vrijwel volledig overzicht van deze discussie
geeft J. Kaufmann, ,,Quelques problèmes éconorniques d’unc so-
ciétd collectiviste”, Genève 1945.

en bet is stellig niet te verwachten, dat zij reeds bij een
eersten aanval zal worden losgelaten.
Het is mi. niet bevorderlijk voor een zuivere termino-

logie en een juist inzicht, wanneer men twee zoo verschil-
lende stelsels als de door de Overheid geleide economie en het corporatisme samenvat onder den toch reeds zoo vagen
term ,,ordening”. Ook is het, zooals ik reeds eerder op-
merkte, weinig verhelderend het corporatisme te zien als
een ,tusschnvorm” van collectivisme en individua-
lisme. Wanneer men deze beschouwingswijze evenwel wil
handhaven, zal men ei’ zich toch bewust van moeten zijn,
dat andere stelsels eveneens op deze benaming aanspraak
maken. Indien men hiermee geen rekening houdt, wordt
de deur geopend voor een hopelooze begi’ipsverwai’ring.
Dat dit gevaar niet denkbeeldig is, leert een voorbeeld
uit hetzelfde nummer der ,,E.-S.B.”, waarin ook”het
artikel van dr. Zimmerman is opgenomen, nl. de bescl’iou-
ving door den heer Weisglas gewijd aan Mises’ boek
,,Bureaucracy”. Schrijver vereenzelvigt hiei’in de publiek-
m’echtelijke bedrijfsorganisatie met den door Röpke vel’-
dedigden ,,derden weg”, omdat beide tusscijenvormen
van vrije en geleide economie zijn. Het is mij raadselachtig,
hoe men tot deze gelijkstelling (welke dan ook niet door
aanhalngen van of nauwkeurige verwijzingen naar plaatsen
uit Röpke’s geschriften wordt gesteund) kan komen.
Röpke laat zich over de publiekrechtelijke bedrijfsorgani-
satie als zoodanig niet of nauwelijks uit, maar zij lijkt mij
volkomen in strijd met den geest van zijn denkbeelden
over de sociale en economische organisatie. In ieder geval
is het samenstel van doeleinden en maatregelen, dat hij•
aanduidt als ,,derden
weg”
(inderdaad een weinig gelukkige
en ook weinig spi’ekende benaming, welke bovendien
tevoren reeds voor andere stelsels is gebezigd, bijv. door
Oppenheimer voor zijn liberaal socialisme); iets geheel
anders dan de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie. 1

let
is derhalve ongerechtvaardigd ten gunste van laatstge-
noemd stelsel het gezag van Röpke in te roepen. Dooi’ dit
wel te doen, maakt men zich aan een bedenkelijke legende-
vorming schüldig.

Doch om terug ‘te keeren tot dr. Zimmerman! Ik heb blijkbaar in mijn artikel over de publiekrechtelijke be-
drijfsorganisatie mijn’ meening over het verschil tusschen geleide. economie en corporatisme onvoldoende duidelijk
gemaakt; zij is ‘althans tot hem’ niet doorgedrongen. Ik
heb betoogd, dat in een corporatief stelsel, dat te kwalif i-
ceeren is als universeel monopolie, de rationaliteit van de
prijsvorming ontbreekt, en de prijzen dus niet als richt-
snoer van het economisch handelen kunnen dienen. Floe
men nu over de juistheid van dit betoog dejikt, en ‘of men
nu zelf al dan niet het onderscheid tusschen geleide econo-
mie en corporatisme aanvaardt, uit het feit, dat ik beide
scherp heb gescheiden, volgt, dat het niet mijn bedoeling
geweest kan zijn met deze critiek ook de geleide economie
te treffen. Naar mijn meening is datgene, wat ik tegen het
corporatisme heb aangevoerd, op een zoo volkomen anders
geconstrueerd stelsel als de planhuishouding in het geheel
niet van toepassing. Zij, die meenen, dat in een geleide
eionomie geen rationeel economisch handelen mogelijk is, steunen die meening dan ook op andere gronden dan
die, welke in mijn artikel tegen het corporatisme te berde
worden gebracht. Anderzijds is de oplossing, die schrijvers
als Dickinson en Lange voor de moeilijkheid in een plan-
huishouding aan de hand hebben gedaan, ‘niet bruikbaar
voor een zuiver corporatief stelsel. Het is hier niet de
plaats om dit in extenso uit te werken; dr. Zimmerman
kan zich hiervan echter gemakkelijk overtuigen door zich
in de desbetreffende geschriften te verdiepen.

Er is dus geen sprake van,dat ik,me tegen de geleide eco-
nomie heb gekeerd. Noch over de mérites van de geleide
economie, noch over die. van de vrije verkeershuishouding
heb ik mij in mijn artikel uitgelaten. Ik heb geen pleidooi
geleverd voor het liberale stelsel en ik ben me er niet van
bewust, dat ik uiting heb gegeven aan gevoelens van heim-

278

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1 Mei1946

wee naar den goeden ouden tijd. Dr. Zimmerman wijst
op den afstand, die bestaat tuschen de eenvoudige, ideaal-
typische prijstheorie en de werkelijkheid. Dt mij de ge-
breken der vrije prijsvorming niet onbekend zijn, leert
afdoénde mijn intreerede, en ook in mijn artikel in de

Economisch-Statistische Berichten” roerde ik dit punt aan.
Ik ‘wees ditmaal slechts op de monopolievorming, daar voor-
namelijk deze voor: mijn betoog van belang was; De strek-
king van dr, Zimmermans beschouwing over den machts-
factor in het economisch leven is. mij tot mijn spijt duister
gebleven; ik heb er niet uit kunnen opmaken, of hij mijn betoog wil ondersteunen of bestrijden, en of hij tusschen
prof. Cobbenhagen èn mij overeenstemming dan wel een
meeningsverschil wil constateer.en..
Nog een andere utlating:an’ dr Zimmerman vereischt
een correctie. 1-Jij haalt, met instemming mijn ,,treffende
opmerking” aan, dat een
toeziche
van de. Overheid op
het bedrijfsleven onvoldoende en een duidelijke en positieve
leiding
noodzakelijk is. De lezer, die geen kennis Mef t
genomen
van:
mijn artikel, zal uit dr. Zimmermans weer-
gave een, wel. zeer zonderlingen indruk van mijn mee-

ningen krijgen. Nadat hem eerst is meegedeeld, dat ik een
.geleide ,economie onmogelijk vindt, vei’neemt hij ver-
volgens, dat ik haar noodzakelijk acht. In werketijkheid
heb ik,noch.het een, noch het ander beweerd. Ik heb
niet, betoogd, dat Qverheidsleidiflg van het bedrijfsleven
tout court noodig is, doch dat, wanneer men bedrijf-
schappen instelt en aan deze vèrgaande verordenende
bevoegdheden betreffende economische aangelegenheden
‘van fundamenteel belang verident, het aldus
georganiseerde

bedrijfsleven de leiding.van de. centrale Overheid behoeft.
De ilotsom van dit alles kan geen andere zijn, dan dat
dr. Zimmerman wel zeer lichtvaardig met mijn artikel
is omgesprdngen en mijn bedoelingen volkomen ver-
wrongen heeft weergegeven. ‘Een meer principieele poging
mijn bezwaren tegen het corporatisme te ontzenuwen,
heeft dr. A. Cavadino S.J. ondernomen
4).
Ik zou over het
hoofd hebben gezien, dat het prijsmechanisp’ie niet werkt
,,zonder dat factoren van zede en recht daarin hun in-
vloed doen gelden”.
Nu
ben ik voor de beteekenis van
de zedelijke krachten in het economisch leven allerminst blind. Ik betwijfel echter, of zij in een corporatief stelsel
de i’ationaliteit van; het prijznstelsel kunnen waarborgen.
Nog veel
I
sterker echter, betwijfel ik, of de corporaties
zich inderdaad door moreelo beginselen, door het alge-
meene belang en . niet door met het algemeene belang
‘strijdige groepsbelangen zullen laten leiden. Naar ik
meen geven.4e lessen der geschiedenis tot dit scepticisme
alle aanleiding. Voor een tijdperk. van moreel verval,
als , deze
nn-.00rlogsjaren
‘zijn, geldt
deze
twijfel nog in
verhoogde mate. Ik yrees, dat een wetgever, die ,zijn
wetten doet rusten op het vertrouwen
in
de geneigdheid
van menschen en groepen, eigen :belangen achter te
stellen bij het algemeen belang, eerlang zal ervaren op
zand te hebben gebouwd.
P. HENNIPMAN.

) ,,Demoeratie en geleide economie”, ,,De , Groene Amster-
dammer”, 2 Maart 1946.

EFFICIENCY- CONTROLE’OP HET

OVERHËIDSBEHEER.

De enörme uitbreiding van het overh6idsapparaat ge-
durende en na den oorlog Stelt’ geheel nieuwe eischen aan
de’efficiency-contrôle op het’overheidsbedrijf. De gedachte,
dat ook het .overheidsbeheer zich zou leenen ‘voor eén
systematische efficiericy-contr6lb door middel van kostprijs-
berekening en variabele budgetteering, wordt nog zeker
riiet.algemeen erkend. Geheel ten onrechte meenen velen,
dat hef feit, dat de overheidsdiensten, en -prestaties niet
tegen een marktprijs worden verhandeld, ‘op zichzelf al
voldoende is, om aan te toonen, dat voor een kostprijs-

berekening bij de overheidsorganen geen plaats is. Dit is

echter een misvatting, ook in het particuliere bedrijf wordt
de kostprijsberekening in de laatste jaren in steeds toene-
mende mate dienstbaar- gemaakt aan de contrôle op de
doelmatigheid van het bedrijfsbeheer, en ‘ten aanzien’ van deze functi& van den kostprijs is het particuliere bedrijfs-
beheer geheel op één lija te stellen met de verschillende
overheidsorganen en overheidsbedrijven.
Het is vooral de standaardkostprijstheorie en de daarop
steunende methode van variabele budgetteering, die van
onschatbare waarde zouden kunnen zijn voor de’beoordee-
ling van de doelmatigheid van het overheidsbehe’er in al
zijn geledingen. De omstandigheden voor tôèpassing van

deze methoden zijn in het’ ovei’heidsbeheer gunstiger dan
in de meeste andere bedrijvên,’omdat het kenmerkend is
voor het overheidsbeheer, dat op zeer vele plaatsen in
het land gelijke of gelijksoortige werkzaamheden wordén
verricht, zoodat de mogelijkheid van de vergelijking van
de werkelijke uitgaven, die op verschillende plaatsen
worden gedaan, met de’koor de bedoelde handelingen vast-
gestelde standaardkosten welhaast steeds aanwezig is. Door het ontbreken van nauwkeurige kostpiijsgegevens
van de door de vérschillende overheidsorganen verrichte
handelingen, is het inzicht in de kosten van de overheids-
bem’oeiingen thans ten eenen male onvoldoende. Daardoor
kan ook tusschen de verschillende overheidsinstanties geen
ver’rekening ‘platsviriden van de kosten der prestaties,
die de verschillende instanties wederkeerig verrichten en

zoolang deze toestand blijft voortbestaan is het eenvoudig
onmogelijk een inzicht te krijgen in de kosten van de
verschillende ‘functies, waarin de overheidsbemoeiing kan
worden gesplitst.
Men zou bij de efficiency-contrôle op het overheids-beheer geheel denzelfden weg moeten volgen als bij de
moderne bedrijfscôntrôle in h’e’t particuliere bedrijf. De
werkzaamheden, die door de overheidsinstanties worden
verricht, zijn in het algemeen sterk ai’beidsintensief. Voor
elke overh.eidsinstantie moet dus worden vastgesteld,
welke personen belast zijn met de uitvoerende werkzaam-
heden (in het particuliere ‘bedrijf spreekt men van direct
productieve werkzaamheden) en welke personen belast zijn met de leiding en toezicht. Voor elk der overheids-
organen afzonderlijk dient te worden vastgesteld, welke.
çirecte prestaties ten behoeve van het publiek eri ten
behoeve van andere organen worden verricht. Voor al
deze werkzaamheden moeten niormtijden voor het uit-
voerende personeel worden bepaald.

Dat men daarbij in vele gevallen een vèrgaande diffe-
renitiatie’ moet toepassen, omdat de omstandigheden,
waaronder gewerkt wordt bij verschillende instanties, die
soortgelijk werk verrichten, verschillend zijn,’is op zichzelf
nieti bijzonders; ook in het particuliere bedrijf is dat
veeleer regel dan uitzondering. Heeft men ‘eenmaal vast-
gesteld, welken tijd het uitvoerende personeel noodig heeft
voor het verrichten van de voorkomënde directe piestaties’,
dan dient nog vastgesteld te worden, ,wat het ‘standaard-
kostentai’ief per arbeidsuur is voor dit uitvoerende per-
soneel. Dit standaardkostentarief is opgebouwd uit het
uurlôon van dat personeel, vei’hoogd, met, sociale lasten, kosten van leiding en toezicht, huisvesting e:d. De verge-
lijking van deze standaardkostentarieven zou op zichzelf
al een uiterst interessaiit beeld geven van de groote ver-
schillen, die bestaan in de verhouding. tusschen uitvoerend
en ‘toezichthoudend personeel. Heeft men de normtijden
voor de verschillende directe prestaties vastgesteld, als-
mede het standaa’rdkostentarief voor het directe personeel,
dat met de’ eigenlijke uitvoering van deze *erkzaamheclen

is belast, clan zijn de standaardkosten voor deze verschil-
lende prestaties daaruit door eenvoudige vermenigvuldiging
af te leiden.’ Het aantal in elke periode geleverde presta-
ties, vermenigvuldigd met de op die wijze vastgestelde
standaardkosten, geeft een nauwkeurig beeld van de
toelaatbare kosten per maand voor elk der overheids-

1 Mei 1946

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

279

organen. Regelmatige toetsing van deze gegevens aan de
werkelijke uitgaven, die ten behoeve van deze instanties worden gedaan, vormt den grondslag voor een volledige
contrôle op de. efficiency van het door verschillende
organen gevoerde beheer. Alleen op die wijze kan men de
leidende personen van de veischillende overheidsorganen
,,cost-minded” maken. Indien door dit alles alleen maar
bereikt kon worden, dat de leider van elk overheidsorgaan een scherp inzicht zou krijgen in de kosten, die verbonden
zijn aan de veischil1ende handelingen, die door het onder
hem r’essorteerende personeel verçicht worden, zou dat
zeker reeds onmiddellijk resultaten opleveren. Nu tasten
ook diegenen, die verantwoordelijk zijn voor de leiding der
overheidsorganen, volledig in liet duiste,r. D’or de uit-
wisseling van kostengegevens en een daaraan aansluitende
uitwisseling van de op verschillende kantoren gevolgde werkmethoden zou de efficiency-arbeid verder krachtig
gestimuleerd kunnen worden.
Zou men over deze standaardkostengegevens beschikken,
dan zou ook een verrekening van de onderlinge dienst-
verleening tusschen de verschillende overheidsinstanties
op eenvoudige wijze mogelijk worden. Men zou op die
wijze eindelijk een inzicht krijgen in de kosten van de verschillende functies van de overheidsinstanties, een inzicht, .dat thans ten eenenmale ontbreekt. Alleen op
basis van een dergelijke furictioneele kostenanalyse is het
mogelijk de grondslagen te leggen voor een effectieve
contrôle op de doelmatigheid van het overheidsbeheer. Dat de werkzaamheden, die door de verschillende over-
heidsorganen verricht worden, voor een belangrijk deel
overwegend van administratieven aard zijn, is in dit
verband in het geheel geen bezwaar. Ook op administra-
tieve bureaux kan men de productie zeer wel kwantitatief
meten en de vaststelling van normtijden voor verschillende
administratieve handelingen is in het algemeen zeker
belangrijk eenvoudiger dan de vaststelling van normen
in de technische productie. Juist in dezen tijd, waarin de
kosten van de overheidsbemoeiingen tot zulke duizeling-
wekkende bedragen zijn opgeloopen, kan men aan de
noodzaak van een gedegen analyse van deze kostencijlers
niet meer ontkomen. De tot nu toe gebruikelijke begrootingen der overheids-
organen zullen moeten worden vervangen door
Qariabele
taakstellende
budgetten. De arbeid, die daaraan verbonden
is, is van zoodanigen omvang, dat het eenvoudig onmoge-
lijk is,ditwerk centraal uit te voeren. De verantwoordelijke
leiders der overheidsorganen zullen in de uitvoering van
deze taak zelf een zeer belangijk aandeel moeten hebben.
Indien de bedoeling van deze nieuwe werkmethode dui-
delijk wordt uiteengezet en indien goede voorlichting wordt
gegeven ten aanzien van de werkwijze, die bij de’ samen-
stelling dezer taakstellende budgetten moet worden ge-
volgd, is actieve medewerking van de verantwoordelijke
personen, die thans de leidende plaatsen bezetten, volkomen
verzekerd.
Bij de Nederlandsche Spoorwegen zijn op dit gebied
voor de staking talrijke onderzoekingen gedaan. Zoo zijn
bijv. de kosten, verbonden aan de afgifte van een plaats-
kaart, de behandeling van een stukgoedzending, de be-
handeling van een correspondentie, de verzameling van
bepaalde statistische gegevens, de kosten van de contrôle
van een inkoopfactuur alle nauwkeurig vastgesteld. De
resultaten waren in vele gevallen verbluffend en ofschoon
men aanvankelijk ook in het spoorwegbedrijf zeer scep-
tisch gestemd was ten aanzien van de resultaten, die
langs dezen weg bereikt zouden worden, is toch het effi-
ciency-werk door deze kostenanalyse zeer krachtig ge-
stimuleerd.
Het overheidsapparaat is thans van een zoodanigen
omvang geworden, dat het eenvoudig onmogelijk is ge-
worden de efficiency-contrôle binnen een redelijken ter-mijn op een redelijk niveau te brengen door inoidenteele
onderzoekingen van, de toegepaste %verkmethode en de

interne Organisatie der overheidsbureaux. Allèen door systematische vergelijking van werkelijke uitgaven en
normkosten van alle prestatis, die door de overheids-
organen worden verricht, kan een voorloopig- nog grove,
maar
de
totale overheidsbemoeiing overspannende, contrôle

op de efficiency van het overheidsbeheer worden bereikt.
De systematische verfijning van dezen arbeid zal zeker
nog een lange reeks van jaren in beslag nemen, maar in-
dien op- de hiervoren geschetste wijze wordt gewerkt,
zulisn ongetwijfeld reeds op korten termijn belangrijke
resultaten kunnen worden verwacht-. Besnoeiing van de
staatsuitgaven is één van de meest zorgelijke problemen,
die ons omringen. Gebeurt dat niet op grond van een
systematische analyse van de kosten der verschillende
overheidsfuncties, dan zal spoedig de tijd anbreken, dat
met het domme roode potlood bezuinigd zal moeten wor-

den, en ten aanzien van de resultaten van die bezuinigings-
methode zal na de slechte ervaringen uit het verleden wel
niemand meer optimistisch gestemd zijn.

A. M. dROOT.

IS HET GEWENSCHT DE TECHNISCHE

ONTWIKKELING .TE BEÏNVLOEDEN?

Alvorens deze vraag kan worden beantwoord, dient te., worden nagegaan, welke invloed door de technische ont-
wikkeling wordt uitgeoefend op het economisch leverL
Daarom is het echter in de eerste plaats noodig het begrip
technische ontwikkeling nader te omlijnen.
De technische ontwikkeling is een direct gevolg ‘van de toepassing van uitvindingen, waaronder ook worden
verstaan het toepassen van reeds bekende uitvindingen
op nieuwe gebieden van productie. De uitvindingen zijn
te onderscheiden in die, welke betrekking hebben op
een nieuw goed of een nieuwe verkwije, en die, welke
betrekking hebben op’ een verbetering van, een reed
bestaand goed of bestaande werkwijze; daar elke werk-
wijze dient tot vervaardiging van een of ander goed, zijn
de uitvindingen tenslotte te onderscheiden in die, welke
betrekking hebben op nieuwe goederen,’ en die, welke
betrekking hebben op verbeteringen van bestaande
goedei’en.
Deze onderscheiding is echter technisch ‘van aard.
Wat is daarentegen de economische beteekenis van de
toepassing van uitvindingen?
Bij het bestudeeren van deze economische beteekenis
kan men zich op tweeërlei standpunt plaatsen: eenerzijds
kunnen de consequenties van het toepassen van uitvin-dingen voor de maatschappij ‘als geheel worden onder-
zocht, anderzijds kunnen deze consequenties eoor een
afzonderlijken bedrijfstak of onderneming worden, na-
gegaan. Terwijl men in het eerste geval op het terrein
van Schumpeter komt, die het toepassen van een uit-
vinding ziet als een nieuwe combinatie van productie-factoren, waarna hij met name den invloed hiervan op
het conjunctuurverloop a,nalyseert, beperken wij ons
hier voor een oogenblik tot het tweede stan,dpun.
Voor afzonderlijke bedrijfstakken en ondernemingen
is de economische beteekenis van een uitvinding gelegen
in, het feit, dat toepassing ervan de rentabiliteit ‘verhoogt.
Opent een’ uitvinding hiertoe niet de mogelijkheid, dn

is toepassing ervan voor de betreffende ondernèming(en)
niet van belang. Onder verhooging van de rentabiliteit wordt hier verstaan verhooging van den .vin,stvoet’. Verhooging van den win,stvoet is een gevolg van:
a. ‘vergrooting van den omzet bij gelijkblijvende kosten
per eenheid, bijv. door kwaliteitsverbetering van de tot
nu toe gefabriceerde producten (waardoor prijsverhooging
mogelijk is, terwijl de vraag niet daalt of zelfs stijgt,’
m. a. w. elastisch is) of door het op’ de markt brengen
van een nieuw product, waarnaar een sterke vraag, blijkt
te bestaan;

280

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1 Mei 1946

b.
verlaging van de kosten per eenheid bij gelijk-
blij venden omzet, bijv. door invoering van uitvindingen,
die een besparing op één der productiefactor.en beteekenen.
Zooals vanzelf spreekt, zijn er verschillende variaties
op dit thema mogelijk, doch deze doen aan. de beteekenis
van de genoemde t’wee gevallen, waarop-, straks bij de
behandeling van het verband tusschen uitvirtdingen en
conjunctuur nader wordt ingegaan, niets af.
Hier wordt vastgesteld, dat uitvindingen, mits ze
aan het vereischte: een verhooging van de rentabiliteit
mogelijk maken, voldoen, kunnen worden onderscheiden
in uitvindingen, die voor de betrokken onderneming(en)
een besparing inhouden op arbeid en/of kapitaal (wo.
eenvoudigheidslglve grond) en uitvindingen, die dit niet
doen; kortweg: besparende en niet bespare•ne uitvin-
dingen.

Thans volgen eenige voorbeelden van de bovengenoem-
de uitvindingstypen.

Arbeidbesparende uitoindingen.

De ballonblaasmachine, welke dagelijks 50

80.000
gloeilampballonnen kan afleveren en ± 500 hrbeider
overbodig maakt.
1en machine voor het zoodanig verpakken van ciga-
retten, dat de opdruk automatisch aan den bovenkant
ian de doos, vaarin ze verpakt worden, komt te liggen.
Deze machine bezit eeh mechnische inrichting voor hei
keeren van de cigaretten, die in werking treedt, wanneer
de opdruk niet aan den bovenkant ligt. Deze machine
spaart zeer veel arbeidskrachten bij het inpakken uit.

K&pitaalbesparende uit indingen.

Hiertoe behooren uitvindingen, welke het productie-
vermogen en/of den levensduur van kapitaa.lgoederen
verhoogen, zooals uitvindingen, welke een vergrooting
van de vervoerscapaciteit van een spoor- of tramnet
mogelijk maken, zonder uitbreiding van dit net.
Verbeteringen van lasch- en gietmethoden, welke een
meer economisch materiaalgebruik mogelijk maken, bijv.
èlectrisch lasschen.
Het uitvinden van bouwelementen van betere qualiteii
en constructie. Zoo heeft het, toepassen van dergelijke
elementen tot gevolg gehad, dat de benoodigde hoeveel-
heid staal voor .den bouw van een wolkenkrabber in 1930,
75 pCt. bedroeg van die, welke in 1912 voor een gebouw
van denzelfden omvang vereischt was.

Arbeid- en , kapitaalbes.parende uitoindin gen.

Gereedschapswerktuigen van een bijzonder harde staal-
soort, bijv. sneldraaistaal. Deze gereedschapswerktuigen
bezitten een langeren levensduur dan overeenkomstige
werktu,jgen van gewoon staal, terwijl de productiecapa-
citeit van machines, waarin deze werktuigen toegepast
worden, aanzienlijk toeneemt, zoodat per arbeider meei
materiaal kan worden bewerkt.

Niet-bdsparende uitoindin gen.

Automobiel, radio, vliegmachine, kunstzijde, enz., in
de periode, dat zij als nog nieuwe, doch nog technisch
onvolmaakte producten op de markt verschijnen. In
een later stadium van hun ontwikkeling, wanneer zij
technisch meer volmaakt zijn, zullen de op deze goederen
betrekking hebbende uitvindingert tot doel hebben een
verlaging van den prijs en dus niet behooren tot de niet-
besparencie uitvindingen.

De oerdeelin
g
der uitoindcngen ooer de oerschillende typen.

Het is algemeen bekend, dat de aard der uitvindingen
sterk beïnvloed’ wordt door de economische situatie.

Hooge bonen werken het uitvinden van a,rbeidbespa-
rende machines en methoden in de hand. Kapitaal-
schaarschte bevordert het ontstaan van ka.pitaalbespa-
rende uitvindingen.

In de moderne ruilverkeersmaatschappij zal de voort
naamste beïnvloedende
fattor
het conjunctuurbeloop zijn:
structureele factoren, zooals het relatief tekort aan weik-
krachten bij een land in opbouw, kunnen
I
echter een sterke stimuleerende werking uitoefenen.
Een nauwgezet onderzoek voor verschillende landen
naar de verdeeling der
,
uitvindingen, in, verband met hun
economische beteekenis en naar den invloed van de
conjunctuur op die verdeeling, heeft nog niet plaats
gehad. Wel heeft S.C., Gilfillan een aantal uitvindingen,
welke geacht kunnen worden een gPooten invloed op
de ontwikkeling van de samenleving gehad te hebben,
naar hun economische beteekenis onderzocht. Dit onder-
zoek leidde tot het volgende resultaat:

Uitvindingsy pen

Percentage der .utoindingen

Arbeidbesparend

33
Kapitaalbesparend

14
Landbesparend

8
Scheppen van nieuwe en ver-


beteren van bestaande con-
sumptiegoedereri

45

Daar in de onderhavige beschouwing het kapitaalbegrip
zo ruim is opgevat, dat land er ook onder valt, en uit-
vindingen, welke nieuwe consumptiegöederen scheppen
of deze verbeteren,
irl
het algemeen tot de niet-besparende
uitvindingen behooren, blijkt uit de bovengenoemde
tabel het volgende:

(Jiwindingsty pen

Percentage der uitoendingen

Arbeidbesparend

33
Kapitaalbesparend

22
Niet-besparend

.45

Een idee van een verdeeling der uitvindingen naar hun
economische beteekenis voor verschillende industrie-
takken geeft de volgende tabel, ontleend aan ,,The In-
clustrial Research and Changing Technology” van G.
Pern,zich en Ph. M. Field.

Pro.centsgervijze oerdeeting der becirjoen naar hun oo’or-
naamste functie oan het natuurioetenschappe1jk onderzoek
– en oan de productie.

indusirietak
0′


é



.5′-
•—a

Electrische

appa-
raten

en

ma-
chines

…..
74
IS
11
Instrumenten

.
50
30
20
Macliinerieên
. . ,
48
40
4

8
Chemische

pro-
clucten

…’,
45
30
14 3
$
l
5
apicr

.,
43
30
20
,
7
Schilder- en verf-
producten

. .
34
66
Voedingsproduc-‘
ten

,,..,.,
30
43
23
4
50
’25
lonferrometalen
22
.
35
35
8
Cement

………25

Nietaalproducten
66
7 7
Keramische

pro- diicten

,,
20
30
40
10
Openbare nutsbe-
drijven
16 18
66
Uextiel..,,.,,,,,
16
42 42
Olie

en

oliepro-
ducteri
S
45
40
7
Rubber
84
16

Uitoindingen en conjunctuur.

Daar elke toepassing van een uitvinding de vraag naar
kapitaal en arbeid beïnvloedt en deze factoren zoowel het
conjunctuurverloop beïnvloeden, als daardoor beïnvloed
worden, bestaat er een wisselwerking tusschen de toe-
passing vn uitvindingen en de conjunctuur.
Eerst zal de invloed van de conjunctuur op de toe-

1 Mei 1946.

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

81

passing van uitvindingen worden besproken, vervolgens
in het kort die van uitvindingen op de conjunctuur.
Zooals bekend, wordt de conjunctuur gekenmerkt door
een cyclisch verloop,, waarbij een voortdurende terugkeer
van overeenkomstige toestanden plaatsheeft. Naast de
zgn. korte golven, welke zich uitstrekken over perioden
van 7 tot 11 jaar, kent het economisch leven ook lange
golen, welke zich, vermoedelijk uitstrekken over perioden
van 50 tot 60 jaar. Daar de waarneming met betrekking tot de lange golven over een, in verhouding tot hun pe-riode, te kort tijdsbestek verloopt om hieruit vaste con-
clusies te trekken, zal de invloed van uitvindingen op deze
1nge golven niet worden besproken.
De indeeling van den cyclus van de conjunctuurgolven
in pha,sen kan op verschillende wijzen geschieden.. In deze
beschouwing zal

de volgende, veel gebruikte, indeeling
worden gevolgd: crisis, depressie, opgang, hoogconjunc-
tuur.

Crisis en depressie.

Deze phasen worden gekenmerkt door daling van de
goederenprijzen, sterke afneming der investeeringen,
loondaling, daling van den rentestand, toeneming van de
werkloosheid. De prijsdaling eischt aanpassing der kosten
aan de lagere prijzen. Door de starheid der vaste kosten
zal men in de eerste plaats streven naar
loondaling of
Qerhooging oan de arbeidsproductioiteit.
In het begin van
de crisis tracht men de productie op peil te houden en,
daar de bonen een zekere starheid vertoonen, zal in die
periode gestreefd worden naar een verhooging van, de
a’beidsproductiviteit.

Dit kan op tweeërlei wijze worden verkregen,, ni. dooi’
het toepassen van arbeidbesparende uitvindingen (me-
chanisatie) en het toepassen van organisatorische maat-
regelen (rationalisatie).
Mechanisatie beteekent echter een vermeerderde in-
vesteeringsbedrijvigheid, welke in een typisch conjunc-
tureele crisis, welke juist ontstaan is door een overschat-
ting van het kapitaalaanbod (Cassel), niet waarschijnlijk is.
Daarom valt het accent op de rationalisatie.
Rationalisatie is een verschijnsel, dat behoort bij neer-
gaande conjunctuur. In de depressie wordt verlaging
der kosten voornamelijk door rationalisatie verkregen.
Dit wordt o.a. bevestigd door de vermelding van prof. dr.
Glauver in ,,Technik und Wirtschaft”, jaargang 1936,
blz. 289, van een automobielconcern in Amerika, dat door het nemen van organisatorische maatregelen er in slaagde,
om in het tijdperk 1931-1.933 de dagelijksche maximum-
prestaties van 2.700 tot 3.800 eenheden te brengen bij

een gelijktijdige personeelsvermindering van 10 pCt.

Opgang en hoogconjunceuur.

Het einde van de depressie wordt gekenmerkt door
lage rente, dus een overvloed (relatief) van geidkapitaal,
lage bonen, lage goederenprijzen en gereorganiseerde be-
drijven. Het beschikbare geldkapitaal dringt naar een
productieve belegging. Wanneer nu de indruk bestaat,
dat een verdere inschrompeling der economische activiteit
niét zal plaatsvinden, is er slechts een kleine aanleiding
noodig om een opgaande beweging te veroorzaken.
De relatief ruime beschikbaarheid van kapitaal en
arbeid bevordert de toepassing van niet-besparende uit-
vindingen, in het bijzonder van uitvindingen van nieuwe
consumptiegoederen. Hier vind-t dan dus een verhooging
van den winstvot plaats, zoon,ls in het begin van dit
artikel geschetst onder geval
a.
Het verdere verloop van
de herleving toont een stijgende vraag naar goederen,
stijgende invésteeringen, stijgend prijsniveau en, wat
speciaal voor ons’ doel van belang is, een steeds vollediger
bezetting der beschikbare productieve krachten.
Is nI. eenmaal de phase der hoogconjunctuur bereikt,
dan zal o.i., door de steeds vollediger benutting van
kapitaal en arbeid en de ,,bottle-necks”, die hiermede bij

een streven naar verdere uitbreiding van de productie
ontstaan, een verschuiving naar de toepassing van uit-
vindingen, zooals boven onder geval
b.
beschreven,plaats-vinden. Dit wil niet zeggen, dat men niet meer zal trachten
ook de gebruiksgeîchiktheid der afgeleverde producten

te verhoogen of nieuwe artikelen te brengen, het accent
komt echter te liggen op arbeid- en kapitaalbesparing.
Dat zich uit de hoogconjunctuur vèrvolgens weer een
crisis ontwikkelt, doet hier verder niet ter zake.
De iniloed Qan uiwindingen op de Conjunctuur.

Voorzoover de toepassing Van uitvindingen een sti-
muleerende werking uitoefent op de ondernernersactiviteit,
vormen zij, zoon,ls ook Schumpeter heeft aangetoond,
een belangrijken factor in het conjunctuurverloop. Zoo is
er reeds op gewezen, dat uitvindingen bij het einde van de depressie de herleving in sterke mate kunnen stimuleeren.
De problemen, die hiermede samenhangen, zooals de
vraag, welke gevolgen de toepassing van arbeidbesparen-de uitvindingen heeft op de werkgelegenheid – men, vindt
hier zoowel voor- als tegenstanders van de zgn. cornpen-
satiethorie – blijven, hier verder onbesproken.

Daar de technische ontwikkeling blijkbaar nauw samen-
hangt met de verschillen in economische activiteit, is
het gewenscht deze ontwikkeling te beïnvloeden. De ge-
dachte, om de technische ontwikkeling te beïnvloeden,
is reeds eerd’er geuit. Deze gedachte heeft, zooals iedere
gedachte, voor- en tegenstanders. De tegenstanders zijn
van oordeel, dat het regelen van de technischë ontwik-,
keling leidt tot een afneming van het technisch scheppend
vermogen van den mensch en daardoor tot een sterke
vertraging, uiteindelijk zelfs tot een stilstand, van de
technische ontwikkeling.
• De vraag, of het geluk
Vn,n,
de menschheid bevorderd
wordt door een vertraging of stilstand van de technische
ontwikkeling, zal hier, als zijnde van philosophischen
aard, en dus vallende buiten het gebied van deze be-
schouwing, niet besproken worden.
1-let standpunt van de tegenstanders is echter -onjuist.
Ook in de zgn. vrije maatschappij, waar het bedrijfs-
leven z
j
ch in groote trekken vrij ontwikkelen kan, vindt
een regeling van de technische ontwikkeling plaats,
echter in dien zin, dat zoowel het uitvinden zelf als het
toepassen van uitvindingen door de bedrijfspolitiek be-
ïnvloed wordt. Het uitvinden is nl. in de laatste 25 jaren
hoe langer hoe meer het resultaat van laboratoriumwerk.
De uitvinders zijn, hierbij meestal in dienst van dezelfde
onderneming, welke de eigenaar is van het laboratorium.
Daar geen onderneming toestaat, dat haar werknemers
handelingen verrichten,, welke haar benadeelen, spreekt
het vanzelf, dat de activiteit van de uitvinders zoodanig
gericht zal worden, dat slechts uitvindingen gedaan
worden, welke de onderneming voordeel beloven. Hoewel

het percentage van, deze laboratoriumuitvindingen ge-
sta,dig groeit, zijn er geen teekenen, te bespeuren,, welke
wijzen op een vertraging der technische ontwikkeling.
Verder tracht elke onderneming van de buiten haar
invloedssfeer gedane uitvindingen alleen die te ver-
krijgen, welke haar winstmogelijkheid vergrooten. Wordt
dezewinstmogelijkheid door een uitvinding bedreigd,
dan tracht zij het hierop betrekking hebbende octrooi
te koopen, met d,e bedoeling, deze uitvinding niet toe te
passen. Elke onderneming tracht dus de technische ont-
wikkeling te beïnvloeden in een voor haar gunstigen zin.
Ook in, de zgn. vrije maatschappij heeft dus een regeling
van, de technische ontwikkeling plaats, doch deze regeling
wordt beheerscht door het particulier belang, waardoor
zij tot met het maatschappelijk belang strijclige resultaten
kan voeren. Waar men hoe langer hoe meer overgaat tot
het regelen van het economisch leven, is in de toekomst
ook een regeling der technische ontwikkeling te ver-
wachten.

282

ECONOMISCH-STATISTISCHE’ BERICHTEN

1 Mei 1946

De eerste tijd na den oorlog wordt gekenmerkt door
een gebrek aan arbeid en kapitaal (productiemiddelen).
Het door den oorlog veroorzaakte verlies aan vol-
waardige arbeidskrachten, alsook de groote vernietiging
van kapitaalgoederen, heeft tot gevolg, dat in den eersten
tijd na den oorlog minder arbeid en kapitaal voor de pro-
ductie van goederen en diensten beschikbarzijndan ervoor.
Teneinde de .productie zoo spoedig mogelijk weer tot

het oude peil op te voeren, zal de arbeidsproductiviteit
zooveel mogelijk moeten worden opgevoerd, hetgeen
verhoogde mechanisatie (voorzoover mogelijk bij de be-
‘staande kapitaalschanrschte) en rationalisatie der be-
drijven met ich brengt. De kapitaalgoederevernietiging
noopt verder tot een spaarzaam verbruik der bestaande
kapitaalgoederen.

In den eersten tijd na den oorlog zullen dus’ op groote

schaal arbeidbesparende en kapitaalbesparende’ uitvin-

dingen toegepast worden. Er moet echter voor gewakt
worden, dat, wanneer de goederenhonger min of meer
gestild is, een verkeerde toepassing van uitvindingen niet
tot een catastrofale inzinking van de economische activi-
teit leidt.

Daar een ongebreidelde toepassing van arbeidbespa-
de uit,viudingen hij een verzadigde markt het ontstaan
van een crisis kan bevorderen,, is het dus in de eerste
plaats noodzakelijk deze toepassing te regelen. Tot dit
doel zijn verschillende voorstellen gedaan, o.a. om arbed-

besparende machines aan een belasting te onderwerpen.
Een voorbeeld van een regeling der technische ontwikke-
ling, door beIasting te heffen van arbeidbesparende ma-
chines, geeft dr. H. H. B. Petersen in zijn werk ,,Be’
steuerung von technischen Fortschritten als Mittel der’
Konjunkturpolitik”. Deze regeling komt in hoofdtrekken
op het volgende neer:
Belastingobject is e
4
‘lke arbeidbesparende machine.
Belastingsubject is elke onderneming, welke één ‘of meer
van dergelijke machines bezit, onafhankelijk van het al
of niet benutten ervan. De grootte van de belasting en

de tijd, gedurende welken een machine als belasting-
object beschouwd wordt, worden hoofdzakelijk bepaald
door de elasticiteit
ven
de vraag naar de, met behulp
der machine geproduceerde, goederen, in dien zin, dat ze
afnemen bij toenemende elasticiteit’ en omgekeerd. Verder is de grootte van de belasting afhankelijk van
de werkloosheid, zoodanig, dat zij in denzelfden zin als
de werkloosheid verandert.

Deze regeling heeft de volgende bezwaren. De’ classi-
ficatie van de bedrijven naar de elasticiteit van .de vraag
naar de, geproduceerde goederen is practisch niet uit-
voerbanr. Verder wordt het uitstooten van arbeidskrachten
dooi het toepassen van arbeidbesparende machines, in
de eerste plaats bepaald door de door deze toepassing
veroorzaakte productievergrooting, welke productie-
verooting niet alleen afhangt van de elasticiteit van de
vraag naar de geproduceerde goederen, doch oQk van de
wijze’, waarop de kosten per eenheid product op productie-
vergrootirtg reageeren. Deze kosten kunnen bij productie-
vergrooting toe- of afnemen, waarbij een daling van
deze kosten een uitbreiding van de productie in de hand
werkt, terwijl een stijging hiervan het tegenovergestelde
gevolg heeft. Een eenigszins nauwkeurige bepaling van den laatstgenoemden factor is niet mogelijk, voordat de
productieuitbreiding en dus haar invloed op de werk-
gelegenheid een feit is geworden. Het beïnvloeden van de
toepassing, van arbeidbesparende uitvindingen, door be-
lasting te heffen van arbeidbesparende machines, moet
dus worden ontraden.

Hof lijkt mij beter, de nadeelige gevolgen van de toe-
passing van arbeidbesparende uitvinciingen te onder-
vangen door het invoeren van een ontslagverbod voor die
bedrijven, waarvan, een niet onbelangrijk deel van de
productie; bijv. 25 .pCt., verkregen wordt door het ge-
bruiken van arbeidbesparende machines.

Een dergelijk ontslagverbod heeft het voordeel, dat
expandeererïde bedrijven, die er geen behoefte aan hebben
om personeel te ontslaan, hiervan geen hinder hebben.’,
Voornamelijk die bedrijven, die goederen produceeren,
waarvan de vraag niet elastisch is, zullen bij het toe-
passen van arbeidbesparende uitvindingen groote voor-
zichtigheid , moeten betrachten.
Mocht de toepassing’an dit verbod het voortbestaan

van een bedrijf bedreigen, dan kan het zich tot de Re-
geering wenden, m’et het verzoek om steun of ontheffing,
eventueel verzachting, van het verbod. Indien tijdens
de behandeling van het ondexzoek zou blijken, dat de
toestand, waarin het bedrijf verkeert, te wijten is aan een
onverantwoordelijke’ toepassing van , arbeidbesparende
uitvindingeri, dart zou dit kunnen leiden tot ht onder
staatstoezicht plaatsen van het bedrijf.
Teneinde een eventueel verwijt van arbeidbesparende
uitvindingen op onverantwoordelijke wijze te hebben toegepast te kunnen ontgaan, zouden de bedrijven bij
het aanschaffen van arbeidbesparende machines advies
kunnen inwinnen bij een voor dit doel ingesteld regeerings-
orgaan. ‘Verder moet er voor gezorgd worden, dat het op
de markt brengen’ van nieuwe goederen niet leidt tot een, zoodanige verdringing van dO reeds bestaande, dat hier-
door het economisch leven ‘wOrdt geschaad.
Een dergelijke’ ongowenschte ontwikkeling van• de
techniek. zou vöorkomen kunnen worden: door iederen
belanghebbende in de gelegenheid te stellèn binnen een
bepaalden termijn na de openbaarmaking van een octrooi-
aanvrage zich tot ‘een regeeringsorgaan. te wenden met
e’en met redenen omkleed verzoek tot opschoiting van de
exploitatie van de uitvinding, waarop de’ aanvrage be-
trekking heeft. De bestaande oetrobiwet zou, dan met een
hierop betrekking ‘hebbend artikel kunnen ‘worden aan-
gevuld.

Ook’ zou een bedrijf, dat zijn voortbestaan bedreigd
ziet door het op. de markt bi’engen van een nieuw goed,
een beroep kunnen doen op art. 34, lid 1, van de ‘octrooi-
wet, teneinde dit goed ook te kunnen vervaardigen. In
art. 34, lid 1, van de octrooiwet is nl. vermeld, dat de’
octrooihouder, nadat drie jaren verloopen zijn na de
dagteekening, welke zijn octrooi heeft verkregen,
Qerplicht
is de licentie te .verleenen’, welke in het belang van ‘de
nijverheid; in het Rijk of in de koloniën of bezittingen,
of om andere redenen van algemeen belang wenschelijk is.
Opgemerkt wordt nog, dat voor een doeltreffende toe-‘
passing ‘van een’ economische regeling der technische’
ontwikkeling de vermelding van het economisch doel
der uitvinding in het betreffende octrooischrift ge-
wenscht’is. ‘

Deze beschouwing worde geëindigd met het uitspreken
van den wensch, dat spoedig een commissie zal worden
ingesteld voor hét uitwerken van een economische rege-
ling van de technische ontwikkeling, welke eenerzijds
de technische en economische ontplooiing van hen, die in
de industrie en landbouw werkzaam
I
zijn, zoo weinig
mogelijk schaadt, en anderzijds de nadeelige’gevolgen der
technische ontwikkeling voor het economisch leven opheft
of zoodanig vermindert, dat crises yan ‘den omvang van
véér den oorlog voor altijd tot ‘het verleden •behooren.’
Ir. Ch, J.
T.
STAMM’LER.

AANTEEKENINGEN.

DE OVEEËENKOMST VAN POTSDÂ1%1.

De bijeenkomst yan de ministers der groote . mogend-
heden te Parijs heeft nog sterker,de aandacht gevestigd
op de overeenkomst van Potsdam van 2 Augustus 1945.
Daar de officieele tekst van deze overeenkomst zeer
weinig bekend is, drukken wij dezen’ af, zooals hij werd
gepubliceerd in de ,,Tïme” van .3 Augustus 1945
1).

1)
Wij danken Mr. D. de’ Roo van Alderwerelt, ec. drs., dle ons op
dit nummer opmerkzaam maakte en het ter beschikking stelde.
Redactie.

-‘:

‘1 Mei 1946.

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN:

283

The’ Ptlitical and Econmic Principles to Gôøern the
.rreatment of Cermany in the Initial Control Pei iod

POLITICAL PRINCIPLES.

In accordance wïth
:
the agre.ementon control ,inachi.
neiy’: in Germany, supreme authdrity., in. Germany ‘is
eercised, on instructions from their resective, Go.vern-,
.ments, .by the commanders-in-chief, of the ar’med, forces
of the United’ States of America, the United. .Kingcjom,
,the Union of, Sovjet Socialist. Rep’ublics, an,d •the French,
Republic, each in his own zoné of occipation, and also jointly, in matters’ affecting Germany, as’ •a whole, ‘in
.

thèir capacity as members of the,’ Control Council.

So far as is practicable, thereshali b,e’ uniformit’y
of treatmeni. of. the German population ‘throughout’
‘Germany.

3.- Th’e ‘purpos,s of the ‘occu’pation. Öf Ger,many by
which, the Contn5l Council shail’ lxe guide’d are:

(1′) The complete disarmament, and, demilitarization
of Germany and the elimination. or control of all German
industry’ that could be usèd for military production.’ To
those ends: (a)’ All German land iaval and air forces,
.the S.S’., S:A.;S.D:; and
Ges’tapo,’with
all th’eir organi-
zations, staffs ‘and institutions,, ioëluding’ the General
Staff, the Officers”Corps, ,Reserve Corps,:military.schools,
war veterans’ organization, and, all other’ military ‘and
quasi-mi!itary ‘ organizations; tôgether ‘ with. all ‘clubs
‘and associations .wliich serve ‘to ‘kee’p ‘alive the military
tradition in Gerna’ny,’ shali be ‘completely and, finally
abolished in ,such ‘manner as perrnanently, to prëvent
the revival or reorganization of German militarism and
‘Nazism;
(b)
all arms, amminition, and implements ,of
‘war, and’ all speeialized facilities for their’ production,
shal’l be ‘held at the disposl’ ‘of ‘the a’llies oi’ destroyed.
.The

maintenance”and production M all aircraft and all
arms, ammunition, ‘and impiemen.ts of war shall be pre-
vented.”

‘To convince the IG6rman. ‘people that they have
suffered a total military defeat and that they cannot
escape ‘responsibility’ for what they have brought, upon
themselves, since theii ‘own ru’thless’ warf are and the
fanatical Nazi resistance have déstroyed German economy
and made chaos and suffering inevitable.
’10 destroy the National Spciaiist. Party’ and its’
affilia,ted and supervised, organizations; to dissove all
Nazi institutions; to ‘ensure that they are not reyived
in any form; and to prevent
all
Nazi
and,
militarist activity
or propaganda.

To repare ,for. the eventual recons,truction of
German political life on i, democratic basis and for even-
tual peaceful cooperation in international life b Germany.

All Nazi la’s which proyided’ t)e basis ‘df the Hitler
régime .or established discrimina,tion on grounds of race,
cr,ed,’ or political opinion shall be abolished,’ No, sch
discriminations, whether legal, administrative, ‘or other-
wise, shall be tolerate’d.

”: . ,

‘War ,crin’iinals and’ those who ‘havê .participated in
planning. or carrying out Na,zi’. enterprises involving’
01′
resu’lting in’ atrocities or wr crimes i shall b,e arrested
‘and brought’ to judginent. Nazi leaders, influentia! Nazi
supporters and high officials of Nazi’ o’rganizhtion’s’ ‘and’
institutions,
and:
aii.y other’ persons dangerous» to the
occ’upation or its objective, shal:l be ‘arrested and interned.

All”meitibers of’ the Nazi party
who
have been more’
than norriinal Pdrticipants in its activities, ‘and all other
.persons hostile ‘to allied pixrposes, shall be removed from
public a,hd sémi-pübli’c ‘office and’frorn positidns of respon-

sibility in ‘important private undertakitgs’.’ Such perons
shail be replaced by perSoris who, by their political and
mral qualities, ai’ demed .capahle of assisting in d’e- veloping genuine democratic institutions in Gemani.’
German education shall he so, controlled as côrn-
pletely to eliminat’e Nazi dnd militarist doctrines
and,,
to

make “possible the ‘su’ccessful ‘deëlôpment of democratic
ideas’,

‘. The judi’eial systm will b’e’ reorganized ‘in accordance
with the pririciples of ‘democracy,’ of justice und’er lan’,
and of équal rights for all’ citizens’ ‘withoi,it distinction
of i’ce, nationality, or religion.

‘.9. ‘The’ dministratio of affairs in ‘Germany’
ii

should
be’ dirèc’ted towards t’he decentrliza,tion’ of ‘the political
structure ‘and the ‘deve’lopm’ent ‘of “local “responsibi’lity.
To’ this ‘end ‘ (1) local self-go’vernmént shall be restöi’ed
throughout Germany on democratic ‘principles, and in
particular through ‘elective councils, ‘as’ ‘iapidly Sas’ is,
consistent” with military security and the “purposes of
milit,ry occupation; ‘(‘II): all’ democratie political parties
with rights of ‘assembly and of public discuss’ion shail be
allowed and encoüraged throughout ‘Germaiy; (III) re-
‘presentative and elective principles shail be .introducëd
into regional, provincial,,and state
(Land):
admiriistration
as .rapidly as may be justified by the succêssfull applicS-
tion 9f’ these principles’ in’ local :self-governmont; (IV)’
for the,time being no;’central German gn.i’einment shali
be ‘established. Notwithstanding ‘this,, however, cei’tain

essential’ central German ‘administrtive dep’artmerit;
head’ed by»State Sec’r’etaries, shail b’e’established,, particu-
larly’in ‘the fe1’d,s of finane, transpôrt, conimûnicatioiis,
foreign trade, “and industiy: ‘Such depai’tments
Will
act
under’ th direction of the Control Counôil. ‘
10, Subject to the ‘necessity for maintaining military
securi’ty, fi’eedom’of’ speec, ‘Press, ‘and rêligion sh’all be
p’ermitted; and,’ religious” institutions shail , be rbspected.
Subjct likeise to the maintenance’ of’ military securitSr;
the formation’ ô’f free trade’ ufiions ‘shall be permit’ted.

Economc:principles.

11.’ In. order to eliminaté Ger’m’any’ war’ oténtia’l,
the . prodi.ictio’n’ ‘of arms, ‘ammunition, ‘ard implements’
of war as well as all types ôf aiicraft and sagoinship
shall’ be jiPohibited add prevehted. Pioduction of métals
cheinidajs ,machinery, and othei’ ‘items that are directly
necessarytq
a
‘war ‘econorny ‘hall’ be rigidly ‘contrÔll’ed
and 1’estricted to Germany’s ‘app1’oved: ‘post-*a’r péace-
time needS to met the ôbjeôtivès’stated in paragraph’15.
Productive cpacity”not nèeded, for permitted’ production’
shali lie’ rem’ovd’ in accordance with the reparations
plaii re’conirn’ended ‘by the Allied Cdmmission on Reiia
rStion nd approved, by the Go”ei’ments con’ôéined, ôr
if not removed shail ‘be destroyôd.
At the earliest practicable date, the German eco-
nomy shall b’e decentralized for the purpose of elirninating’
the present ex’cessive concentfation of economic powe1′
as ex’ernlified ‘in particular. by’ ca1’tls, syndic’aW, ti’usts,
and ôther mon’opolistic ‘arrangements.
‘In organizing ‘the Gei’nianeconomy, primary em-phasis’ shali be gived to the development of egriculturé’ and peaceful domestic’ ‘industries. ‘ ‘ During t’he period ‘of ‘occupation Germany’ shall
be tieate’d as ‘a’siigle economic unit, Td’tbi8 end common
poliies sh’all bé established in regard to:
‘(a)
miningand
indust1’ial production and a,llocation;
(b)
. agric.ulture,
forestry, ‘and ‘fishing;
(‘c)
wages, prices, and ratiohir’ig;’
(d)
import and export rograrnmes’ for” ‘Gei’many
as
a
whöle;”
(e)
curenc and banking,’ ‘entra1 taxati’on, ‘and
Cust’oms; (f) reparation and removal of industrial :wa’r:’
potential; (g) transportation and cm’munications., In
appling’ these Policies, account shall be taken, where
appropriate, of varyiflg” local’ conditiöns, ‘ ‘ ‘ ,
15, Allied cdntrols ‘sha!l be impoed ‘upon the German
econoniy, but’
pnly»
to the exteôt necessary:’
(a)
:to ‘carry
out proram’mes of: industrial disarmameiït and, demili tarization,’ of reparations; and of approved exports and:
imports;
(b)
‘to ‘asure the ‘production and maintenance
of godds and”services required to meet the, needs. of’ the
occupying fôrces aad d,isplced ‘persons in” Germany,

284

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1 Mei 1946

and essential to m.intain in Germany average living
standards not• exceeding the average of the standards
of living of Europan countries (European countries
means all European countries, excluding the United
Kingdom and the Union of Sovjet Socialist Republics);

(c)
to ensure in the manner determined by the Control
Council •the equitable distribution of essential commo-
dities between the several zones, so as to produce a balanced
economy throughout Germany and reduce the need for
import;
(d)
to control German industry and all economie

and financial international transactions, including exports
and imports, with the aim of preventing Germany from
developing a war potential and of achieving the other

objectives na.med herein;
(e)
to control all German public

or private scientific bodies, research and experimental
institutions, laboratories, etc., connected with economie
activities.
In the imposition and maintenance of economie
controls established by the Control Council, German
administrative machinery shall be created and the German
authorities shail be required to the fullest extent practic-
able to proclaim and assume administration of such
controls. Thus it should be brought home to the German
people that the responsibility for the administration
of such controls, and any breakdown in these controls,
will iest with themselves. AnyGerman controls which may
run counter to the objectives of occupation will be pro-

hibited.
Measures shali be promptly taken:
(a)
to effect

essential repair of transport;
(b)
to enlargo coal production;

(c)
to maximize agricultural output;
(d)
to effect emer-
gency repair of housing and essential utilities. Appropriate steps shali ho taken by the Control
Council to exercise control and the power of disposition
over Geiman-owned external assets not already under
the control of the United Nations which have taken part

in the war against Germany.
Payment of reparations should leave enough ie-
sources to enable the German people to subsist without
external assistance. In working out the economie balance
of Gèrmany the necessary means must be provided to pay for imports approved by the Control Council in Germany.
The proceeds of exports from current production and
stoeks shali be available in the first place for payment
for such imports. The above clause will not apply to
the equipment and products referred to in paragraph 4
(a)
and 4
(b)
of the reparations agreement.

Gc,,nan reparaions. DiQision of paymene by zones. –

In accordance with the Crimea decision that Germany
be compelled to compensate to the greatest possible
extent for the loss and suffering that she has -caused to
the United Nations, and for which the German people
cannot escape responsibility, the following agreement
on reparations was reached: –
Reparation claims of the U.S.S.R. shali be met
by removals from the zone of Germany occupied by the
U.S.S.R. and from appropriate German external assets.
-The U.S.S.R. undertakes to settle the reparation claims of Poland from its own share bf reparations.
The reparation claims of the United States, the
United Kingdom, and other countries-entitled to repara-
tions shall be met from the western zones and from appro-
priate German external assets.
In addition to the reparations to be taken by the
U.S.S.R. from its own zone of occupation, the U.S.S.R. shall receive additionally from the western zones: () 15
per cent. of such usable and complete industrial capital
equipment, in the first place from the metallurgical,
chemical, and machine manufacturing industries, as is
unnecèssary for the German peace economy, and should
be removed from the western zones of Germany, in ex-
change for an equivalent value of food, coal, potash,

zific,
timber, day products, petroleum produels, and

.such other commodities as may be agreed -upon.
(b) 10
per cent. of such industrial capital equipment as is un-
necessary for the German peace economy and should be removed from the western zones, to be transferred
to the Soviet Government on reparations account without
payment o exchange of any kind in return. Removals of
equipment as provided in
(a)
and
(b)
above shali be made
simultaneously.
The amount of equipment to be removed from the
western zones on account of repara.tionsmustbedetermined
within six months from now at the latest.

Removals of industrial capital equipment shali
begin as soon as possible and shali be

completed witl3in
two years from the determination specified in paragraph 5.
The delivery of products covered by 4
(a)
above shali begin
as soon as possible, and shall be made by the U.S.S.R.
in agreed instalinents within five years of the date thereof.
The determination of the amount and character of the
industrial equiprnent unnecessary for the German peace
economy and therefore available for reparation shall he made by the Control Council under policies fixed
by the Allied Commission on Reparations, with the parti-
cipation of France, subject to the final approval of the
zone commander. in the zone from which the equipment is to be removed.
Prior to the fixing of the total amount of equipment
subject to removal, advance delïveiies shali be made in
respect of such equipment as will be determined to be
eligible for delivery in accordance with the procedure set.
forth in the last sentence of paragiaph 6.
The Soviet Government renounces all claims in
respect of repa.rations to shares of Geiman enterprises
which are located in the western zones of occupation
in Germany, as well .as to German foreign assets in all
countiies except those specified in paragraph 9 below.
The Governments of the U.K. and U.S.A. renounce
their claims in respect of reparations to shares of German
enteiprises which are located in the eastern zone of occu-
pation in Germany, as well as to Geiman foreign assets
in Bulgaria, Finland, Hungary, Rumania, and eastein
Austria.


The Soviet Government makes no claims to gold captured by the allied troops in Germany.

PLAN OF
GEEN
PLAN 9

In Engeland is de nieuwe begrooting van minister
Dalton voor 1946/1947, zooals reeds in ons blad werd op-
gemerkt’), in het algemeen gunstig ontvangen. In een
artikel in ,,The Economist” van 20 April jl., getiteld
,,Plan or No Plan?”, wordt er echter op gewezen, -dat
de door de nieuwe begrooting geopende perspectieven
in een minder gunstig daglicht komen te staan, wanneer
niet enkel de economische problematiek van het loöpende
jaar, maar die van de komende vijf jaren in oogenschouw
wordt genomen. Men wordt dan bevestigd in de reeds door andere economische maatregelen van de liuidigè regeering
gesuggereerde opvatting, dat deze Regeering van ,,econo-mische deterministen” in hooge mate het getij zijn beloop
schijnt te willen laten. –
Niet alleen de fiscale politiek der Regeering draagt een
stempel van improvisatie; dit geldt ook voor andere ter-
reinen van economische politiek, die een meer algemeen
karakter hebben. Zoo heeft bijv. nog niemand een oplos-sing gevonden voor de vraag, hoe de geweldige kapitaal-
behoeften van de komende jaren bevredigd moeten worden
uit een Fonds van besparingen, dat normaliter reeds be-
trekkelijk klein was en dat nog verder zal worden geredu-
ceerd door de fiscale en ,,social security”-plannen der
Regeeiing.

‘) ,,De nieuc Engelsche begrooting’, aanLekening in

van 24 April 1946, blz. 268.

4

r

9

1 Mei 1946

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

285

Het is werkelijk verbazingwekkend, dat er onder de
huidige politieke constellatie in Engeland geen sprake is
van eenig vastomlijnd plan. Het spreekt vanzelf, dat
profetie een hachelijke bezigheid vormt. Er zijn echter tal vaii factoren, waarmede in de eerstkomende jaren ernstig
rekening moet worden gehouden. Zoo zal de dringende
vraag naar goederen, die thans valt waar te nemen, over
enkele jaren verzwakken, niet alleen binnenlands, maar
ook buitenlands; handhaving van een hoog niveau ïan
exporten zal dan moeilijkheden ondervinden, doordat het
hooge Engelsche kostenpeil pijnlijk voelbaar zal worden.
In het binnenland zullen de moeilijkheden, verbonden aan
de financiering van den wederopbouw, duidelijker merk-
baar worden, naarmate de physieke mogelijkheden tot uitvoering van dezen arbeid grooter worden. Tenslotte
moet voortdurend rekening worden gehouden met de moge-
lijkheid van een conjunctuurinzinking in de Vereenigde
Staten.
De economische politiek van het oogenblik schijnt, ervan
uit te gaan, dat alles vlot zal verloopen: Maar: verwerke-
lijking van het exportprogramma is onmogelijk zonder
,an extraordinary conjuncture of good luck”; begrootings-
evenwicht is slechts mogelijk bij handhaving van een zeer
hoog nationaal inkomen in geld uitgedrukt; handhaving
van een behoorlijke levensstandaard is slechts mogelijk bij
snelle stijging van de productiviteit, gepaard aan ononder-
broken ,,full employment”. Het behoeft geen betoog, dat een soort ,,Economische
Generale Staf” (men zou ‘t ook een ,,Centraal Planbureau”
kunnen noemen) beslist noodzakelijk is. In dit opzicht is
de huidige Regeering echter volgens ,,The Eçonomist”
schromelijk te kort geschoten. Het is niet onmogelijk,
dat partij-politieke overwegingen in dit opzicht een rol
spelen, maar deze verliezen hun gelding, waarde belangen
van de geheele natie op het spel staan.

TEXTIELNOTITIES UIT MALAXKA.

Aan een correspondentie van dr. W. T. Kroese, in
Februari te Singapore geschreven, ontleenen wij:
Oogenschijnlijk genieten de importeurs, wier kantoren gevestigd zijn in enkele der reeds onder volledige Engel-
sche contrôle gestelde gebieden van Zuid-Oost Azië,
groote voordeelen boven hun collega’s in Ned. -Indië.
Die gelukkigen toch, zoo is men geneigd te redeneeren,
zullen direct in de gelegenheid zijn hun zaken te heropenen
en hun oude relaties weer aan te knoopen. Iiderdaad,
die
mogelijkheid is voor hen weggelegd,
doch daarbij blijft het dan ook. Want als men in de ge-
legenheid is ter plaatse een oppervlakkig inzicht te ver-
krijgen, blijkt deze voorsprong zich alleen tot het simpele
feit van de heropening te beperken. Van eenig concreet
zaken doen is voorloopig nog geen sprake; met name geldt
dit voor den importhandel in katoenen manufacturen.
Tot eind 1941 ondervond de aanvoer van textiel weinig
stagnatie (netto import 1940: 126 millioen yds), daar de verminderde Europeesche aanvoer door India en Hong-
kong werd vervangen. De Japansche invasie bracht
echter een fundamenteele wijziging teweeg, waaronder de
bevolking thans nog gebukt gaat. –
De eind 1941 bij importeurs en tusschenhandelaren
aanwezige belangrijke stocks werden direct door Nippon.
geconfisceerd en vervolgens gedeeltelijk weggevoerd,
gedeeltelijk op centrale punten opgeslagen. Nieuwe
zendingen katoenen manufacturen bleven gedurende de
oorlogsjaren uit. -Ten hoogste kwam wat zijde en
kunstzijde in zeer kleine hoeveelheden het land binnen.
-Het behoeft dus geen betoog, dat de voorraden katoenen
manufacturen geleidelijk slonken, gedraineerd als deze

werden door incidenteele verstrekkingen aan den Chi-
neeschen en Britsch-Indischen tusschenhandel.
In theorie huldigden de Japanners nl. een primitief

distributiesysteem, gebaseerd op het recht vn aankoop
van 1 yard per persoon per jaar. Wat daarvan in dit on-
contrôleerbare Oosten terecht kwam, laat zich denken.
Dit temeer, waar de in Malaya werkende voorhoede van
Nippon blijkbaar van elk, economisch inzicht gespeend
bleef. De chaotische monetaire positie, die hier langzamer-
hand ontstond-, wijst tenminste in dezelfde richting en het
isweleen sprekend beeld van den volledigen ondergang van
het land van de R.ijzende Zon, dat de Japansche $ 1.000-
biljetten momenteel door de straatjeugd in Singaporë

tegen 1 cigaret als souvenir wordt aangeboden. Het
Nippongeld ligt hier letterlijk op straat ).
Hoewel over de voorraadpositie der laatste jaren geen
betrouwbare cijfers tè verkrijgan zijn, mag worden aan-
genomen, dat het slinken der manufacturenvoorraden
gelijken tred hield met de geleidelijke devaluatie van de
Japansche Straits-Dollar. De Chineesche en Britsch-
Indische handel dekte zich nl. zooveel mogelijk in goederen
om de te verwachten drastische geldsaneering te pareeren.
Waren de origineele voorraden zoodoende dus vrijwel
geliquideerd, toen ook het schamele overschot tot over-
maat van ramp ten prooi viel aan de plunderingen uit het
ordelooze tijdperk tusschen de Japansche capitulatie en
het overnemen van de macht door de Britten, zoo is het
duidelijk, dat de oorspronkelijke eigenaren van de voor-
oorlogsche voorraden begin September 1945 geen na-
sporingen naar hun eigendommen behoefden te doen.
Achteraf schijnt deze algemeen – aanvaarde meening
gelogenstraft te kunnen worden. Men hoopt ni. nog
diverse eigendommen te kunnen opsporen, doch waar-
schijnlijk zal het hier meestal om machines gaan (een
Nederlandsche Commissie tot Opsporing van Ned.-In-
dische eigendommen, CONIE,- is op dit terrein actief). Een der belangrijkste taken voor het direct ingestelde’
Militaire Gezag (,,British Military Administration”) werd
het opvullen van het textielvacuum. Nôg was 4e kleeding-
positie onder de bevolking niet slecht. Het beste bewijs
hiervoor is wel te vinden in de keur van Nieuwjaarsgewa-
den, waarmede het Chineesche volksdeel op 2 Februari

(Chin. jaarswisseling) door de straten van Singapore en
Penang paradeerde. Maar veel langer mochten de normale
aanvoeren toch niet uitblijven. Alle reserve van de groote,
,,on the margin of consumption” levende, groepen was
immers practisch opgeteercL –

Nu werd in de plannen van de ,,B.M.A.” met dit alles
natuurlijk rekening gehouden. Gedurende de voorberei-
dingen voor de invasie in Malaya had men in Ceylon-een
theoretische behoeftepeiling voor een periode van twee
jaar opgesteld. De bevolking was daarbij in de groepen
Chineesch-, Maleisch-, Indisch- en Europeesch-gekleeden
ingedeeld, terwijl. voor elke groep een minimumbehoeftè werd vastgesteld. Een Maleisch gekleede vrouw zou bijv.
aanspraak kunnen maken op:

4 sarongs.(â 2 yard.$);


4 badjoe’s (â 2 yards);
8 yards white cambrics for underwear.
Ook de te verwachten verschuivingen in dè kleeding-

wijze waren in de plannen opgenomen. Dit blijkt bijv. uit
de cijfers voor Europeesch ‘gekleeden: mannen 523.000
en vrouwen’14.000. Het vrouwelijk element is dus in Azië
vrij wat behoudender. –

Toen het in den loop van, 1945 echter (juidelijk werd,
dat Malaya, in tegenstelling met het zwaar geteisterde
Burma, nauwelijks van het oorlogsgewéld te lijden zou hebben, werd -de ,,reliefperiode” van twee jaar tot izes
maanden teruggebracht, terwijl de minimumbehoeften
op 80 pCt. van de ramingen werden gesteld. Hierdoor
hoopte de ,,B.M.A.” gemakkelijker de thans kleinere aan-
koopen te kunnen doen. Of zij er echter in zal slagen deze

minimumbehoef-ten te ‘dekken, is zeer de vraag.

‘) Wat dit betreft is Malaya te ‘vergelijken met Nieuw-Guinea
en Timor, waar het Japansche bankpapier dc waarde van con-
fetti’ heeft.

.

1
7

286

ECONOMISCH:STATISTISCHE. BERICHTEN

1 Mei 1946

De laatste 4 maanden van. 1945. verstreken tenminste,
zonder dat aanvoeren van eenige beteekenis plaatsvonden.
Weliswaar verwacht men in het’ voorjaar v.erscMllende
ladingen, doch eenige zekerheid hieromtrent bestaat niet.
Gezien de uiterst geringe .wereld-textielvo.orra,den behoeft
dit overigens geen. verwondering te baren.. Zoölang. de,
geruimen tijd geleden geplaatste, bestellingen nog niet
uitgevoerd worden, zal de ,,B.M.A.” moeten.woekeren met
• hetgeen, waarop in de, haast de hand gelegd werd: Een
omstandigheid, die wel eens funeste gevolgen kan hebben
voor de geprojecteerde distributie-methoden.
Deze zijn nl. ingesteld op.massale aanvoeren van enkele
kwaliteiten Hoe .grooter de aanvoer, hoe meer de handel
kan worden ingeschakeld, terwijlhèt publiek automatisch
de prijscontrô’le kan uitoefenen.,. zoodra het door korte,
overzichtelijke publicaties op de hoogte gesteld is omtrent

de winkel- en pa.ssarnoteeringen. Zoodra de aanvoeren
chter bokken of een te groote verscheidenheid in kwali-
teiten de overzichtelijkheid der prijsfixaties belemmert,
dreigt wederom het spook van de ongémotiveerde ,,gif”-

winsten. . .
Wij schrijven hier ,,wederom”, want de huidige winkeh
prijzen geven reeds een voorproefje van hetgeen het pu-
bliek onder dergelijke omstandigheden sti’aks te wachten
staat. Van een normalen handel. is nu immers evenmin
sprake. Zoodra vast kwam te staan, dat de ,,B.M.A.”
te. optimistisch was geweest op het gebied van de import-
voorspellingen, sprongen de prijzen your de nog in de
winkels aanwezige (lees: voordvè.n Qpkoopers %veer terug-
gekochte) manufacturen’ tot het 10- of 20-voudige omhoog.
In plaats van in dollarcenten rekent men thans ip dollars
per yard voor veelal reeds verlegen goed, aldus misbruik
makende, van de nood der .leeggeschudde repatrieerenden
van vele naties. Juist op dezen warenhonger speculeert

de handel en met succes. .

Is hier dan geen oplossing te verkrijgen door inschakeling
van alle importhuizen; is het Sint Bureaucratius, die hier
verlammend Werkt? VlTat textiel betreft, moet deze vraag
ontkennend worden beantwoord. Zoolang deze artikelen-
groep voorkomt op de ,,rerserved co’mmodity list” van de ,,Combined production and resources board” in Washing-
ton, ial vrije handel op grooten schaal voorloopig tot de
onmogelijkheden behooren. De incidenteele aanvoeren uit
China en het vrijgeven van zijden en linnemi goederen, zijn
alleen uitzonderingen, die dezen regel bevetigen.
Maar ook voor de andere artikelen bestaan. nog vele
belernnieringen. De winkels en passar-stalletjes in• Singa-
pore en Penang, in Ipoh en Kwala Lumpur mogen nog zoo
fantastisch gbd van alles voorzien zijn, zij mogen voor onze Europeesche oogen nog zulk, een volmaakt voor-oorlogsch beeld geven, de prijzen blijven schrikbarend
hoog, zoolang de importhandel niet voor een regelmatige
aanvulling kan zorgen.
In de eerste plaats is dit een gevolg van de onmogelijk-
heid elders gereede producten te kunnen aankoopen. Op
het gebied van textiel zijn bijv. noch uit de U.S.A, noch
uit Engeland, India of China seriel4se offerten met redelijke

levertijden te verwachten.•.

Daarnaast speelt het typische na-oorlogsverschijnsel
van de arbeidstraagheid een rol. Vele te Malayn gevestigde
importhuizen zijn nog niet geopend, daar het personeel,
voorzoo’e.i liet niet in militairen dienst is, naar Europa
vertrôk, om daar weèr wat op ‘erhaal te komen. Groote
haast, in den tuschentijd . remplacanten aan te stellen,
toont men, althans.in
Engelsche kringen, niet. De wijze,
waarop de Nederlandsche importeuju’straks een oerbrug-
ging van een soortgelijke wachtperiode nbeenen te kunnen
bewerkstelligen (NIGIEO: Ned.-Ind. ‘Oe.meensohappelijk’e
Import-Export Oranisatie) is bij de Britten onbekend.
En daar. de ,,B.MA.” het niet fair acht dat het eene han-
delshuis door omstandigheden eerder aan de, markt komt,
dan minder gelukkige of actieve collega’s, heeft men in
Malaya een soort ,,gentlemen’s armistice” afgekondigd

(enkele voortvarende Nederlandsche handelsbuizen worden
hierdoor natuurlijk in hun enthousiasme geremd). Voordat
het stootsein gegeven 1s, behoeft daarom aan een ver-
le.vendiging van den particulieren handel niet gedacht te
worden. . . .

Inmiddels kan er veel worden gedaan om. de sfeer,
‘waarin waarschijnlijk, Mei/Juni 1946 de commercieele
vedloo.p wordt hervat, op te helderen. Allereerst is hiertoe
een verlaging .van het algemeene prijs.pe.ilnoodig. Dit kan
door. de officieele, ‘instanties worden bewerkt, door een
activeeren van den verbouw van voedingsgewassen en
door massale’ aanvoeren ‘van levensmiddelen als rijst,

suiker, zout..Sloganis, luidende ,,Grow, more, food; riceis
scarce”, zijn. nu
reeds even algemeen als die ter bestrijding
van den zwarten handel (,,Don ‘t buy now, goods will
arrive, prices will fall”).
Daarnaast worden alle pogingen in het werk gesteld om
de twee voornaamste bronnen van inkomsten voor dit
land (rubber en tin) .weer te doen vloeien. Het gebrek aan
arbeidskrachten, veroorzaakt. door sterfte en deportatie
tijdens de Japansche overheersching, vormt hier een groot
beletsel; zoo oök de te laag’ gefixeerde’ aankoopprijzen.
De rubber, welke via de ,,Rubber Buying Unit” centraal
Wordt ingekocht,is bijv. geprijsd op 40 dollarcent per pound
first grade f.o.b. ocean going vessel (overeenkoménde met
den te New-York vastgestelden prijs van 20J Am. $ cent).
En dit schijnt een loonefide .productie onder de huidige verhoudingen (tappersloonen van $ 2 tot
S
3 zijn regel)
tegen te hoi.iden.
Voegt men daarbij tenslotte het vele werk, dat nog ver-
richt moet worden om van het huidige militaire bewind
naar een burgerbestuur over te schakelen, en denkt men
bovendien aan de politieke en economische moeilijkheden, die nog overwonnen moeten worden aleer de nieuwe status
der Malayan Union (bestaande uit de Federated States,
de Unfederated States en de Straits Settlements, excl. de
kolonie Singapore-Island) bereikt is, dan zal het U duidelijk
zijn, hoe de korte adempauze, die den importhandel in
manufacturen en andere artikelen geboden wordt, gelukkig
niet uits’luitend als een verliespost gezien behoeftte worden

ONTVANÖEN BOEKEN.

Econzornic and .Pinancial Cornmittees. Report to the Gouncil
on the cvork of the
1943
Joint Session.
League of Na-
tions, Geneva. Ser. L. o. N. P. 1944. II. A. 1. – 81
blz. Prijs 2/6 d; $ 0,50.

‘FVoningvoorziening in een nieucoen tijd,
door Dr. Ir. H. ‘G.
van Beusekom, N. Snmsom .V., Alphen a. d. Rijn,
1946,227 blz.

GELD- EN KAPITAALMARKT.

‘De emissie van schatkistpapier, welke in de afgeloopen week heeft plaatsgevonden, heeft slechts zeer geringe re-
sultaten opgeleverd. Ingeschreven werd voor f 826′ millicen,
terwijl slechts f 27 millioen’ werd toegew’ezen tegen een
disconto van ongeveer1
1
/
8
pCt. voor driemaands papier
en
11716
pCt. voor jaarspapi.er. De Minister van.l”inanciën
heeft dus de voorwaarden, waartegen de banken blijkens
het vorige ovexzicht bereid waren in te schrijven, niet
willen aanvaarden. Het geheel heeft iets onbevredigends.
Blijkbaar Was het de bedoeling van de monetaire autori-
teiten, om de geldmarktinstellingen een rentevergoeding
e verleenen over de middelen, welke haar als gèvolg van direct Overheidsingrijpen bij de geidsaneering waren toe-‘gevloeid. Banken en spaarbanken zouden dan ook kunnen
voortgaan met rentevergoeding over de hun toevertrouwde
gelden. Goed overleg tusschen geldnemer’en geldgevers had
hie’r tot betere resiltaten kunnen leiddn, en zou voor de

Kas, Kassiers en
Daggeldleeningen
f
36.706.333,60
Ned.schatk.papier ,, 534.110.000,-
Ander Overheids-
papier

…………
1.384.705,-
Wissels

…………
387.559.97
Bankiers

in

l3in-
nen-

en

Buitenl. ,,
27.018.885,52
Elf.

en

Syndicat.
1.218.514,82
Prol.

en Voorsch.
tegen

Effecten

..
11.366.103,58
Debiteuren

.:….
59.942.980,11
Deelnemingen

(mcl.
Voorschotten) …….
7.539.252,45
Gebouwen’ ……..
3.500.000,.’.-
Bel.

reserve

voor
verleende pens.

..

,
1.128.795,74

/
684.303.130,79

1 Mei 1946

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

287

tengevolge van doeibewust’ Overheidsinglijpen ontstane
situatie een wellicht betere oplössing hebben gebracht.
De banken schijnen niet van plan te zijn om toe te geven
en h’andhaven voorloopig hun standpunt van
11/4
pCt.
disconto voor driemaands papier,
11/2
pCt. voor zesmaands
papier en 2 .pC. voor, jaarspapier. Caligeld zal voorloopig
niet worden vèrstrekt, hoewel daarvoor van overheids-
wege vermoedelijk weinig belangstelling bestaat, daar het

tegoed van het Rijk bij de Nederlandsche Bank nog altijd
ruim f 1,3 milliard bedraagt.
De geldmarkt verkeert bij dit alles in afwachting. De
noteeringen zijn sedert het vorige overzicht met gemiddeld
1
/
16
pCt. gestegen, zoodat het renteniveau van de toege-
wezen bedragen aan schatkistapier n.g niet is bereikt.
Men rekent
cblijkbaar,rmet
de nogIijkhèid, dat de. Agent
de inschrijving niet op korten termijn weer zal openstellen.
Driemaands promessen werden gevraagd tegen 1 pCt.,
zesmaands pâpier werd aangeboden tegen 1/ pCt.
Alleen December papier noteerde lager en werd tegen een disconto van
11/4
pCt. verhandeld. Verder schijnt men te overwegen aan de institutioneèle
beleggers 5-jarige schatkistbiljetten ter beschikking te
stellen, welke een rente van niet minder dan 3j pCt.
zullen dragen.
De conversiebeweging op de kapitaalmarkt ziet zich
voort. 1-let koersniveau der pandbrieven heeft zich thans
wel ongeveer aangepast aan het niveau der 3
pÇt.
leèningeri.
De’ 3j pCt. oorlogsieeningen daalden in de afgêloopen
week eenigszins in koers, ni. van
1031/4
tot 102/. Ook de
2
1
/
2
pCt. spaarcertificaten leden een koersverlies van
pCt. en kwamen op 101
1
/
8
.

STATISTIEKEN.
DE NEDERLANDSCRE BANK.
(Voornaamste posten In duizenden guldens)

Data

1
1

Munt, muntmate-
riool en
deviezen

1
Wissels, prom. enz.,
open

markipapier,
1
beleenin gen,

voor-
schotten a/h Rijk en
diverse

rekeningen

Totaal

acliva

Totaal
opeischb.
schulden

23April’46
5.389.988
194,33
5.663.459 5.135.376
15

,,

’46
5.377.225
191.264
5.047.624
5.119.322
8

,,

’46
5.372.706
192.750
5.644.602
5.104.366
’46
5.348.116
200.211
5.627.463
5.019.973
25 Mrt, ’46
5.348.076
209.759
5.630.970
4.993.212
18

,,

’46
5.345.079
225.905 5.644.120
4.992.491
11

’46
5′.339.312′
240.848 5.653.297 4.993.006
4

,,

’46
5.324.032
246.603
.5.643.777
4.960.831
6 Mei

’40
1.173.319
248.256
1.474.306
1.424.016

Geblok-
Bankassig-
Bankbiljet-
Saldi
Saldo

Rijk
keerde
natiën en
Data
ten in om-
in

1
RIO

(DIC)
satds
diverse
loop
R/C
van
rekeningen
banken

23April’46
2.494.898
1
)
2.640.417
01.407.699
529.482
195.862
15

’46
2.478.225′)
2.640969
Ct.525.058
426.295
196.248
8

’46
2.477.634
2.626.595
C1.573.190
326.700
208.081
1

,,

’46
2.468.178
2.551.679
C1.699.624
180.983
275.238.
25 Mrt. ’46
2.389.867
2.603.233
01.806.063
154.743
305.514
18

,,

’46
2.366.028
2.626.375
01.845.572
124.677
319.360
11

,,

’46
2.348.172
2.644.706
01.888.395
106.534 328.058
4

’46
2.330.316
2.630.486
01.902.540
350.618
6 Mei

’40
1.158.613
255.1740
22.962
10.230
1)
waarvan nieuwe uitgifte f2.203.371.
,,-

f2.186.568.

NATIONALE BANK VAN BELeIË.
(Voornaamste posten In mlllioenen tranes)

ce
s)
a Data
.;
aaE
‘-

ce
‘5
eo
E-eCs.

18 April 146


33.453
5.388
2.350
181
698
48.595
11

1946
33.453
5.159
2.525
166
664
49.082
4

,,

1946

.
32.989
5.413
2.719
161
629
48.948
28Maart1946
33.095
4.657
1.999
218
626
49.410
21

,,

1946
33
.
095

3.791
1.603
225
595
50.759
14

,,

1946
1
33
.
095

3.873
1.736
259
556
50.650
7

,,

1946
33.096
4.059 1.664
257
520
50.999

-,
r.
Itekening-
courant saldi

5?

-,

Data
.Q)

.
,,s
,.
.

0
0
a)”
.
00
0
‘o
4

E
,

,c
‘0
.Q
‘5 ‘5

11 April 1946

653
156.416
73.032
7
3.673
82
18

,,

1946
653
156.810
73.477
6
3.598
841
4

1946 653
156.618
73.613
4
3.196
84
28 Maart 1946
653,
155.729
72.838
4
3.129
841
21

1946


653
155.784
72.854
4
3.155
841
14

1946
653
155.885 73.242
3
2.843
851 7

1946

.,
653
156.309
73.570
5
2.914
85(

‘) Waarvan 10493 millioen fres. onbeschikbaar goudsaldo na
berwaardeering van den goudvoorraad. (Besluitwet no. 5 van
1-5-1 944)
‘) Waaronder begrepen de post ,,Emissiebank te Brussel”, ten
bedrage van 64.597 millioen fres.
‘) Deie post omvat: oude biljetten over te boeken op tijdelijk
onbeschikbare of geblokkeerde rekeningen en niet aangegeven
oude biljetten,

Een Organisatie van fabrieken (geen Overheids- ot
senii-Overheidsinstelling) in het Oosten des lands,
vraagt’ een

AMBTENAAR

goedonderlegd op administratief gebied (bijv. S.P.D.
of M.O, boekhouden) die, na inwerken door tegenwoor-
.digen tunctionaris, de behandeling der belastingaangif-
ten der fabrieken en wat daarmede in verband staat,
kan overnemen.
Aanvangssalaris
f
3000.-, max. / 5000.-.
Wegens huisvestingsmoeilijkheden bij voorkeur onge-
huwd.
Brieven onder nummer 448, bureau van dit blad,
Postbus 42, Schiedam.

TE KOOP GEVRAAGD:

.

Voorlezingen over Economie

van P. A. DIEPENHORST,
.4 deden. G. VOS, le Weerdweg 86, Deventer,

DE .TWENTSCHE BANK
N.V.

MAAN DSTAAT OP 31 MAART 1946

Kapitaal

……… f

40.000.000,-.
Reserve

……….
..11.200.000,-
Bouwreservc
2.000.000,-
Deposito’s op ter-
mijn

…………
..56.339.796,12
Crediteuren

……
.. 560.885.517,93
Oven,

saldi

en
and,

rekeningen

..,,
12.749.021,-
Res.

v.

verleende

pensioetien

……
..

1.128.795,74

f684.303.130,79

4

1

•,.,

9

9

VVVVVVVVVVVVVvVVVvVVVV

v
1

v

v

v

v

v

v

v
v

v

v

v

v

v

v
v

v

v

v

v

v

v

v
v

v

v

v

v

v

v

v
v

v

Politiek afzijdigen…
V

v

v
NEDERLAND ROEPT U I
V

v
,

onver-
Iedere struisvogel-taktiek is nCi
antwoordelijk.

Onze

vrijheid

staat

v

v

V
op het spel t Uw afzijdigheid
n(i
kan
V

V
voor U en Uw gezin lâter een ramp
V

V
beteekenen:
een leven van angst en
V

v
onzekerheid. Onze eeuwenoude vrij-
v
held mag niet teloor gaan t
v

V
Stemt 17 lI’lei op
V

DE PARTIJ VAN DE VRIJHEID

v
v
v v

VVVVVVVVVVVVVVVVVVVVVV


‘L

tetce.’
Peeterøsas”
40k
esar 2tdsasAe

PÂTRUSPOORTCLAZEN• TELEGRAAFPLATEN
~
MANOMEÎERCItZEN•
PElLGLAZENOLIEC,WEN
REFLEXGLAZErl . WATERMETEKGIAZEN
ErSL

_QMd

Pie1erni-an.
WESTVEST
17
.
SCHIEDAM

TELEFOON 69269

VAN DIJK & Co.

EENDRACHTSWEG
11

ROTTERDAM

Makelaars en Commissionnairs in Effecten

Effecten

Coupons

Vermogensbeheer

Telefoon 20848

21889

40631

Baurs Nis
6

Telefoon 24178

24378

VA
Nw
E
L L
E

ROTTE
RO1

HAV BANK
SCHIEDAM

Levensverzeke,’ ing en
Lijfrenz’e

Ondernemingen, the het beste leidende personeel zoeken,

speciaal met economische scholing, roepen sollicitanten op

door middel van een annonce
In
de rubriek ,,Vacatures”.

liet aantal reactIes, (110 deze annonces tengevolge hebben,

Is doorgaans uitermate bevredigend: begrijpelijk, omdat er
bijna geen groote Instelling Is, dle
dit
blad niet regelmatig

ontvangt en waar het imiet circuleert. Opdrachten voor hot

volgend nummer dienen S
Mei
a.s. in onsbezIttezljn

Nederlandsch Indische Daildelsbank, N.V.

Amsterdam

Rotterdam

‘s.Cravenhap

Alle Bank- en Effectenzaken

Uw toekomst
is.
veilig

met een polis van de

Algem. Friesche Levensverzekering-Mij

of de.

Groot-Noordhollandsche

LEEUWARDEN
v
a
ii
1845
AMSTERDAM
Burmaniahuis

v. Brienenhuis

bi

N.V. A.T.O.

VAN GEND & LOOS

Geregelde vrachtauto-dienst

Nederland

Tsjecho-Slowakije

Vraagt inlichtingen bij onze 80 :kantoren of bij van

NEDERLANDSCH FABRIKAAT.

Uden’s Transport Bureau

Veerhaven 15

Rotterdam

Alle correspondentie betreffende advertenties, gelieve U te richten aan Koninklijke Nederlandsche Boekdrukkerij H. A. M. Roelants,

Lange Haven 141, Schiedam (Tel. 69300, toestel 6)

Druk
Roelants,
Scisiedam.

Auteur