Ga direct naar de content

Jrg. 31, editie 1511

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 24 1946

Moet
met belastingwetgeving vertrouwd zijn. Latere opname
als lirniant geenszins uitgesloten. Brieven vermeldende
evensloop

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

c

Berichte

n

ALGEMEEN WEEKBLAIT) VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIÉN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

31E
JAARGANG

WOENSDAG 24 APRIL 1946

No. 1511

COMMISSIE VAN REDACTIE

J. F. ten Doesschate; N. J. Polak;

J. Tinbergen; H. M. H. A. van der Valk; F. de Vries;

H. W. Lambers (Redacteur-Secretaris).

Adjunct-Secretaris: J. H. Lubbers.

Assistent-Redacteur: A. de Wit.

Administratie: Pieter de Hoochstraat 5, Rotterdam (TV.).

Telefoon: Redactie 38040, Administratie 38340. Giro 8408.

INHOUD:

Blz.

De Belgische begrootingen voor
1946
door
Prof. Dr.
J. E. Mertens …………………………..259

Taak en plaats van het Centraal Planbureau door
,

Mr. H. A. Foyer ……………………….261

Het herstel en de ontwikkelingsmogelijkheden van
inze industrie door Mr. J. A. Freseman Gratama .. 263

Weeldebelasting door
J. W. Bett’inck …………265

A a n te e,k en ing en.

Rijksbegrooting en nationaal budget voor het dienst- –
jaar
1946 …………………………….266

De nieuwe Engelsche begrooting …………….
268

B o e kb, es pr e king.

Dr. F. J. H. M. van der Ven, Arbeidsrechtelijke
en sociaalpolitieke opstellen, bespr. door
W
.
t’.
d. Mast… ………………………
.270

Geld- en kapitaalmarkt ………………….
……
270

S t a t is t i e k e n.

Bankstaat

………………………………
271

DEZER DAGEN

was het naar buiten stil. De economisten in Nederland
worstelen, voorloopig zwijgend, door de stapels gegevens,
neergelegd in millioenennota en begrooting. Hetzelfde
geschiedde in Groot-Brittannië, waar de Regeering
bovendien gul is met zgn. witboeken. Reeds is men daar
overgegaan tot verlenging van de parlementaire werk-
uren; één der parlementsleden heeft de vraag geuit, of de
Regeering niet meer tijd kon gunnen om de reeks wit-
boeken en rapporten, die sinds het begin van het zittings-
jaar waren verschenen, te lezen of althans door te neffien.
Zoo leidt een overdaad aan materiaal ongewild ook al
tot klachten. Zooveel hoofden, zooveel zinnen.
Dat dekt de Engelsche Regeering, en dan goedkeurajid,
ook met betrekking tot een gedecentraliseerd bestuur van
Duitschland. De Lord- Kanselier verklaarde in het Hooger-
huis, dat starre centralisatie van het Duitsche bestuur hem
gevaarlijk leek; hij gevoelde niet voor een mogelijke nieuwe
leuze, zooals hij zeide: ,,Ein Volk, Ein Kommissar”. Ook
de Vereenigde Staten hebben hun standpunt over Duitsch-
land bevestigd; men houdt ‘zich an de verklaring van

Potsda,m. Intusschen heeft ook Frankrijk er het zwijgen
niet tod gedaan. Nai’ de laatste verklaringen is men terug-
gekeerd tot de scherpe resolutie: Rijnland en Roergebied
onder geïsoleerd beheer. De bijeenkomst van ministers, die deze week te Parijs begint, zal de reddingsmiddelen
voor deze situatie moeten vinden, ten behoeve der wereld.
En de procedure-commissie van de UNO werkt zoo hard
zij kan.. Intusschen is een drenkeling er ongelukkig aan toe,
als, hij moet wachten tot de reddingsploeg klaar is met den
cursus ,,volmaakt redden”.

Er moet zeker nog veel gebeuren, eer Griekénland is
gered;. politiek en economisch. ,,Zing mij den wrokkenden
achterdocht”, begint de Ilias, ‘het grootste dichtwerk dei
‘Grieksche geschiedenis; het karakter derGrieksche leiders gelijkt dat hunner bezongen voorvaderen. Tot een formeel
beter resultaat is men in Frankrijk gekomen, waar de concept-grondwt na veel verwarring is aangenomen.
Thans heeft men de handen vrij voor de komende ver-
kiezingen. –
Verkiezingen zijn ook in Japan gehouden, intern met de
handen vrij. De resulteerende zetelverdeeling, welke wij
toevalligerwijs slechts in een Fransch blad vonden, zegt
ons niet veel. Duidelijk is echter de groote overwinning
der behoudende, partijen. De communisten behaalden
slechts
‘5
op de
465
zetels. Zij schrijven dit toe aan een
misverstand over de keizerskwestie. Zooals bekend,
kwam
40
pCt. der stemmen van vrouwen.
Bemoed,igender dan de politiek lijken wederopbouwpro-
blemen. In Nederland is er een duw omhoog; de minister
van Openbare Werken en Wederopbouw heeft een uiteea-
zetting gegeven omtrent een nieuw idee bij de financiering.
En over den reëelen sector woidt bericht, dat na Paschen een deel van de werken, uitgevoerd door den ,,D.U.W.”,
zal worden stopgezet. Het is te hopen, dat hierdoor een
aantal landarbeiders weer tot hun eigenlijk werk zal
terugkeeren. Drooggezette koeien, mede door gebrek aan
arbeidskrachten, en meikrantsoeneering rijmt zoo slecht.
Niet alleen arbéid is noodig. Dat heeft Groot-Brittannië
ondervonden, waar de bladen thans spreken van een
,,famine of bricks”.

Nijpender echter is de honger, die niet met steenen is
te stillen, de vraag naar brood. Iedereen ziet thans naar
Amerika, het werelddeel van beloften. Groot-Brittannië
heeft aan de Vereenigde Staten voorgesteld, dat beide
landen de broodrantsoeneering weder zouden invoeren.
LaGuardia, de nieuwe administrateur van de UNRA,
heeft eenzelfde potje te vuur gezet. ,,Zacht wat”, is de
Amerikaansche ministeriëele antwoord, ,,rantsoeneeren
leidt slechts tot hamsteren”. De oplossing wordt thans
gezocht in een beperking der afleveringen door de meel-
fabrieken aan de bakkers met
25
pCt.
Tevens wordt een grootsche campagne gevoerd voor het
voikstuinbeweging, de zgn. , ,victory-gardens”, teneinde
het ten behoeve van Europa te verminderen menu met
versche groenten aan te vullen. Intusschen weet Neder-
land met iijn groenten geen raad. ,Stil,’ wees stil’, zei
Boutens.

VERSTREKT ADVIES

EN, VERLEENT BE.

MIDDELING BIJ HET

SLUITEN VAN VER-

ZEKERINGEN OP

ELK GEBIED

I

ROTTERDAMSCHE

BAN KVEREENIGING
193 VESTINGEN
IN NEDERLAND

Naami, Venn.

Hollandsché .

Belegging- en

Beheer-Mij.

Anno 1930
Heerengracht 320 – A ‘dam

Beoordeeling en Beheer
van vermogens, pènsioeu-
en spaarfondsen, belegde
reserves,effectenpoitefeuil-
les ten behoeve van onder-
nemingen, stichtingen, ver-
eenigingen, particulieren.

Commissarissent
Prof. Ir. 1. P. de Vooys;
Drs. J. H. Gispen;
Mr. J. E. Scholtens.

Directie:
Gerlof Verwey;
Dr. F. Ph. Groeheveld;
A. C. Leeuwenburgh.

R. MEES
&
ZOONEN

A01720

Werp
af
dien last!

Buigen is .onnederlandschl Wèl Nederlandsch
is: frank en Vrij te zijn… Vrij in de uitoefening
van bedrijf en arbeid… Vrij in denken en
doen… Vrij om zèlf te bepalen, hoe wij
ôns leven zullen inrichteni Op 17 Mei zal
Nederland toonen, hoezéér het aan deze
• eeu*enoude vrijheden is verknocht 1

Vrij Nederland.. stemt op

DE PARTIJ VANDE’VRIJHEID

Rotterdam, ‘s-Gravenhage. Delft, Schiedom

Vlaardingen, Amsterdam (a!Ieen assurantiën)

BEHANDELING VAN ALLE BANKZAKEN

BEZORGING VAN ALLE ASSURANTIËN

BEDRIJFSFOTOGRAFIE

Reportages en Technische fotd’s van Uw bedrijf worden door onsvervaardigd

FOTO TECHNISCHE DIENST “ANEFO”

A
f1

* Achtergracht
‘:”
Amsterdam

E
tel. 3
2
9
0 5
(3
lijnen) . tel.-adres: Anefo

gispen

culemborg
amsterdam
rotterdam

1.

De Directeur van het C.B.S. roept

•s o 11 i 6 i t a n t e n’ oP voor een

• . , Leidinggevende Functie

op het gebied van Documentatie

en Archiefwezen

Vereischten: einddipkma H.B.S., 5-1.
c. of gymnasiLm; bekend met en
ervaring op het gebied van de no-
derne documentatie-systemen en net
modrne archiefbeheer.
Salarisgrenzen: v. gehuwden
f
4036-
f 5166;
V.
ongehuwden f 3804—f 4554.
Sollicitatiebrieven binnen 7 dagen na
het verschijtien van zlezen oproep te
richten tot den Directeur van het
C.B.S. te ‘s-Gravenhage.

De kantoren van de

NEDERLANDSCHE

HANDEL-MAATSCHAPPIJ, N,V.

te

Singapore)
Rangoon

Birma
Strauts Settlements
Penang

)

Shanghai

)
China
Calcutta

Britsch-Indie

Hongkong
Bombay

)

Djeddah

Arabië

verleenen gaarne hun bemiddeling voor het

FINANCIEREN VAN IM- EN EXPORT

OPENEN VAN CREDIETEN

AANKNOOPEN VAN HANDELSRELATIES

Hoofdkantoor: Amsterdam, Vijzelstraat 32


DEVIEZENBANK

Voor het vervolg van de rubriek ,,Vacatures” zie pag. 271 en 272.

24 April 1946

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

.

259

DE BELGISCHE BEGROOTINGEN

dat zich zoo spoedig mogelijk cie wil manifesteert om

VOOR
1946.

tot een progressief evenwicht van de begrootingen te ko-
men.

De grootte van het tekort Voor 1945
1)
wordt gerecht-

Een vluchtige ontleding van de begrootingsontwerpen
vaardigd door het voortduren van den oorlog en door de

voor 1946
2)
zal een licht werpen op de mate, waarin
t
zulk.

tijdelijke moeilijkheden, waa.ra.n men op het punt van

een’ politiek momenteel in België wordt gevolgd.

ravita.illëering en dringende herstellingswerken het hoofd

De rijkshiiddelenbegrooting voor 1946 voorziet fr. 27,4
moest bieden.

milliard voor gewone en buitengewone ontvangsten en

De begrootingen voor 1946 echter vormen de eerste

fr. 840 millioen voor ontvangsten, welke uit den oorlog

vredesbegrooting. Ongetwijfeld staat men hier nog voor

voortvloeien, dus in totaal fr. 28,2 milliard voor beide

overga.ngsbegrootingen.

Geen

enkel

land,

dat

in

den

posten. Bij dit bedrag moet dan nog fr. 18,3 milliard voor

oorlog werd meegesleept, heeft cie verwachting kunnen

buitengewone ontvangsten worden’ gevoegd. De gezamen-

koesteren, dat zijn budgetair evenwicht van vandaag tot

lijke ‘ontvangsten beloopen dus fr. 46,5 milliard.’
morgen zou zijn hersteld. Doch, in een land, dat zijn munt

Daartegenover

bedragen

de

gezamenlijke

uitgaven
ongeschonden wil houden en vooral in een land al§ België
dat zich zelf sinds September 1944 de zware lasten van een

begrootlngen voor
van
geldzuivering heeft opgelegd, is het absoluut noodzakelijk,

Zie tabellen 1 en II.

TABEL I.

.

De Belgische bgrootingm.

Inmillioenen franken

,

.

Indexcijfers

I3EGROOTINGEN
1938 1945

1946 1938

=’IOO

.1945 = 100
Definitieve
Begrootingen
Begrootingen
1945
1946
1946

1. UITGAVEN:
Gewone

en

exccpiioneele

,,,,,…..,,,,
11.593
27.419
25.762
229 216
94
Voortyloeiend

uit

den

oorlog

………..

21.483
10.375
– –
48

11.593
48.902
36.137

,
409
302
74
Totaal’

………………………..

Buitengewone

…………………….
2.528
‘ 593
‘21.561 b)
23
853

Algemeen

totaal

…………………
14.121
49.495.

.
57.698
342
,

398
117

II. INKOMSTEN:
Gewone en ex
.
11.108
15.802
27.367
142
‘246
173
ceptioneele

……………
Voortvloeiend
uit

den

oorlog

………..

474 840
.177

Totaal

……,,.,,,,.,,,.,.,,,,,,..

11.108 16.276

.
28.207
147
254

.173

Buitengewonea)

..,..,
35
13
18.314 b)
37

Algemeen

totaala)

………………..
11.143
16.289
46.521
146
417
286,

.Niet

inbegrepen

de

opbrengsten

van leeningen. In 1938, een bedrag van fr. •l .757 millioen.
Hoofdzakelijk verrichtingen in verband

met cle

,,muntsaneeringS!eeniflg”.

TABEL II.

Cecone en erceplioneele uitgac.’en en

inkomsten.

In

millioenen

franken
Indexcijfers

.IJEGROOTINGEN
1938

1938

=

‘100
.1945

=

100
Derjnitieve
rekeningen
•945
Begrootingefl
1946
Begrootingen

1945 1946
1946

1. UITGAVEN:

2.584 5.736
6.423
222
249
112
Staatsschuld

…………………….
Pensioenen

………………………
2.692
4.003
4.070
,

149
.

,

151
102

Best uursbegrootsn gen:
Dotatiën

.,,,.,,,,.,…,,,,,,,,,….,
49
81
94
.
165
192
116
317
‘1.025
830 393
262
81
Buitenl.

Zaken

en

Buitenl.

Flanclel

. . ,
96
310
282
33
294
91
Justitie

…………………………….

Binnenlandsche

Zaken

..,,.,,,,,,,,
68
163 199
240 293
122
Volksgezondheid

..,,
62
235
269
379
4$4
,

414
Passieve

luchtbescherming

..:

‘161
4


1.2.49
.2.375

2.562
‘190
205

.
408
75
13′?
45
203
214
.

‘106
Ilavitailleering

.,..,,……..,……..,
1


.


too
Openbare

Werken

.,……..,
267
712 856 267
321
‘120
Economische

Zaken

……,,,,,.,,,..,
38 214
238
563
626
III
Arbeid en Sociale Voorzorg

.,….,
‘1.086
1.991
‘1.198
183
110
60

Openbaar

onderwijs

…………………….
Landbouw

……………………………

Koloniën

,.,,..,….,,,,,,,…,,,,..,
‘II
.

20
21
182
191
105

Rijkswacht

,,.,,,,,.,.,,,.,,,.,,.,..,
‘1.100
150
5.488
665

Ç
/
oon
.

499 443
3
Landsverdediging

…………………..

405
881
1.052
,

218 260
119
Financiën

………………………….
Voorlichting

……………………

21


-.-

.

.


Oorlogsschade

…,………,

..

8

– –
Oorlogsgetroffenen

…………………
.


27


30



111
‘Verkeerswezen

…………………..
Posterijen,

Telegrafie,

Telefonie
203

t
400

S
1.227


1.354
.

.
203
225
11 0

Totaal der bestuursbegrootingen

…,
5.522
15.638

‘13.146
282 236


84

Kwade posten en terugbetalingen
1.105
1.942
2.123
176
192
109

Algemeen totaal der uitgaven

………..
11.953
27.319
J

25.762
.

229

216′
.
94

II. INKOMSTEN:

Rijksmiddelen

………………………
11.108
15.802
27.367
142
246 173

.’.O
.1

260

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

24 April 1946

fr. 57,7 milliard, waarvan fr. 25,8 milliard voor gewone
en exceptioneele uitgaven, fr. 10,4 milliard voor uitgaven,
voortvloeiende uit den oorlog, (dus fr. 86,1 milliard voor beide genoemde posten) en fr. 21,6 milliard voor buiten-

gewone uitgaven.
Deze cijfers worden echter eenigszins in een onjuist licht
geplaatst, doordat in de buitengewone ontvangsten en
uitgaven operaties begrepen zijn, welke betrekking hebben

op de geidzuivering en op de omzetting van de definitief
geblokkeerde koopkracht in effecten van de ,,muntsanee-

ringsleening”.
Als eerste maatregel met het oog op de geldzuivering
werd, in October 1944, de koopkracht (bankbiljetten,

deposito- en spaarrekeningen) geblokkeerd
3).
Een deel

van de koopkracht werd onmiddellijk vrijgegeven, terwijl
het saldo in twee gedeelten werd gesplitst: 40 pCt. werden

tijdelijk onbeschikbaar verklaard en zijn geleidelijka.an
gedeblokkeerd, terwijl de resteerende 60 pCt. definitief
geblokkeerd bleven en omgezet werden in effecten van de

,muntsaneeringsleening”.
Op de muntsaneeringsleening wordt, van 1 Januari

1946 af, een interest van 8,5 pCt. betaald. De effeëten van deze leening dienen, bij voorrang, vooi’ de betaling van de

speciale belastingen (belasting op de winsten, voortvloeien-
de uit leveringen en prestaties aan den vijand, extra-be-
lasting op de in oorlogstijd behaalde exceptioneele inkom-

sten, winsten en baten, alsmede belasting op het kapitaal),
welke in stemming zijn geweest in October 1945 en die,

volgens een officieele’ raming, ca. fr. 50 milliard moeten
opbrengen. Op deze belastingen is een interest van verwijl
van 5 pCt. voorzien, van 1 Januari 1945 af voor de twee
eersten en van de taxatie af voor de laatste.
Uit hoofde van deze verschillende schikkingen, heeft
men bij de buitengewone ontvangsten vôôr 1946 een

bedrag van fr. 18.314 millioen voorzien, waaronder ont-
vangsten van fr. 18.301 millioen aan speciale belastingen,
in den vorm van effecten van de muntsaneeringsieening
of van baar geld en aan interesten van verwijl op deze
belastingen in 1946. Onder het hoofd ,,buitengewone uit-
gaven”, treffen wij den post rijksschuld aan voor een be-
drag van fr. 19,8 milligrd, dat de geleel.telijke amortisatie

vormt van de effecten der muntsaneeringsleening en den
interestiast op deze leening in 1946. Buiten de ontvangsten
wegens interesten van verwijl en de betaling van de inte-
resten op de leening, compenseeren beide bovengenoemde
operaties elkaar. 1-let geamortiseerd bedrag van de munt-
saneeringsleening is juist gelijk met de geïnde bedragen
van de speciale belastingen. Dit komt eigenlijk neer op
een absorbeeren, door de speciale belastingen, van de munt-
saneeringsleening, welke de 60 pCt. geblokkeerde koop-
kracht vertegenwoordigt. Indien men den werkelijken toestand van de begrootin-
gen voor 1946 wil peilen, moet men dus afzien van die
operaties, welke voortkomen uit de geldzuivering en alleen
rekening houden met het verschil tusschen de fr. 21,6
milliard voor buitengewone uitgaven en de fr. 18,3 mil-
ligrd voor buitengewone ontvangsten, dus met een tekort van fr. 3,3 milliard.
Men stelt dan vast, dat de begrooting sluit met een
batig saldo van Ir. 1,6 milliard, indien men zich beperkt
tot de gewone en exceptioneele ontvangsten en uitgaven,
ofwel met een ‘deficit van fr. 7,9 milliard, wanneer men er
de ontvangsten en uitgven bijvoegt, welke voortvloeien
,,uit den oorlog, en met een deficit van Ir. 11,2 milliard, in-
dien men eveneens’ rekening houdt met de buitQngewone

begrootingen.
De budgetaire ramingen omvatten niet bepaalde toe-
lagen voor staatsbedienden, waarvan de last op ca. fr. 500

) Zie, betreffende de geidzuivering in België, ons artikel ,,Pro
of Contra het Belgische Monetaire Experiment” in ,,Streven”,
October 1945, hlz. 46-54; verder het„Tijclschrift voor Docu-
mentatie en Voorlichting” van de Nationale Bank van België,
de nummers van November 9946, Februari, Juni en October 1945,
en het artikel van G. A. Surie in: ,,Economisch-Statistiscbe Be-
richten” van 29 Augustus 1965, bis. 89.

millioen kan worden geschat, en andere uitgaven, wier
bedrag men op het huidige oogenblik onmogelijk kan be-palen, zooals, die, welke vooi’tvloeien uit het statuut ‘van
de krijgsgevangenen en de politieke gevangenen.
De voornaamste cijfers, welke onze aandacht verdienen,

zijn de volgende.
De begrooting van landsverdediging is sterk ingekrompen en teruggebi’acht tot fr. 4 milliard voor de gewone en fr, 500

millioen voor de uitgaven, die voortvloeien uit den ‘oorlog.
Dank zij de geleidelijke normalisatie der prijzen en de

weder toenemende economische bedi’ijvigheid, heeft men
de uitgaven, welke voorzien waren voor de ravitailleerings-
en prijzenpolitiek kunnen terugbrengen tot fr. 3.582
millioen, waarvan Ir, 1.337 millioen voor rekening komen
van het ministerie van Economische Zaken en Ir. 2,245
millioen van het ministerie van Rayitailleei’ing.
De ci’edieten voor het herstel van het Openbaar Domein
komen tot een bedrag van fr, 1.005 millioen voor op de
begrooting van Openbare Werken en fr, 899 millioen op
de begrooting van Verkeerswezen, wat de uitgaven voort-
vloeiende uit den oorlog betreft, en voor een bedrag van
fr. 1.120 millioen op de begrooting van Openbare Werken
en Ir. 358 millioen op de begrooting van Verkeerswezen,
wat de buitengewone uitgaven aangaat. Voor het herstel van de schade aan private goederen is een eerste crediet
van fr. 1,6 milliard voorzien op de uitgaven, welke vooi’t-
vloeien uit den oorlog voor het ministerie der Oorlogs-

schade. Voor het geheel van de schade a an openbare en
private goederen zal dus een bedrag van fr. 5 milliard door
den Staat aan de wederinrichting en het herstel worden

besteed.
Wij zullen deze analyse niet verder doorzetten en aan-
stonds overgaan tot de vergelijking van de begrootingen
van 1988, 1945 en 1946. Wij willen alleen nog opmerken,
dat de gewone begrooting voor 1946 een evenwicht vel’-
toont, voorwaar een prachtig resultaat voor het eerste
jaar na den ooi’log.

Vergelijking van de begrootingen 000r
1938, 1945
en
1946.

De richtlijn voor de huidige begrootingspolitiek werd
door den minister van Financiën duidelijk omschreven

in zijn commentaar op de begrootingen voor 1946.
Het nagestreefde doel is de stabilisatie van de begroo-
tingen op een niveau, dat 2 â 2;5 maal dat van 1939 be-
reikt. ,,Bij het vaststellen van de verschillende begrootin-
gen”, verklaart de Minister, ,,is de Regeering bezield met het
streven om de vermeerderingscoëfficient ten opzichte
van 1939 vast te houden tusschen 2 en 2,5″.
Een dergelijke politiek is onmisbaar om de inflatie te bestrijden, maar zij vormt absoluut geen deflatie in den zin, waarin die term in de meeste landen tusschen 1930
en 1984 werd verstaan. Halen wij nogmaals dert commen-
taar van den Minister aan: ,,Niettemin komt uit deze
cijfers reeds een duidelijke indi’uk naar voren: zij betee-
kenen den wil van de Regeering om een voldoénde inkrim-
ping van de openbare uitgaven te bewerken en van die
zijde de deui’ vooi’ de inflatie te sluiten. Ik houd er nochtans
aan te zeggen, dat bij deze inspanning tot het verminderen
der uitgaven alleen deze bedoeld zijn, welke nutteloos zijn
of dat worden tegenvolge van de omstandigheden, ofwel
de uitgaven, die konden uitgesteld woi’den, terwijl de van
economisch, sociaal en administratief standpunt gezien,
noodzakelijke uitgaven volledig werden behouden. Er is
dus geen sprake van déflatie”.
Een blik op tabel T en op tabel II, die de vergelijking
trekt tusschen de gewone en exceptioneele uitgaven en
ontvangsted voor 1988, 1945 en 1946, laat toe ons i’eken-
schap te geven van de draagwijdte van deze politiek.
Wij spraken reeds van de vermindering van de uitgaven,
welke voortvloeien uit den oorlog, uitgaven, die van fr. 21,5

miiliai’d in 1945 teruggebracht werden tot fr. 10,4 milliard
in 1946. Wat de buitengewone ,,normale” uitgaven aan-
gaat (d.w.z. buitengewone uitgaven met uitsluitinS van

rrr

24 April 1946

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

261

de operaties, welke betrekking hebben op de geidzuivering),
indien ze fr. 1.800 millioen in 1946 bereiken tegen fr. 593

millioen in 1945, dan is dit hooldzakelijk te wijten aan de
belangrijke wederinrichtings- en herstellingswerkz.aam-
heden, welke geplaatst worden op de begrootingen van de
ministeries van Openbare Werken en Verkeerswezen
(fi. 1,5 milliard).

Voor het geheel van de budgetaire uitgaven (gewone,
exceptioneele, buitengewone en die voortvloeiend uit
den oorlog), komen de grootste verminderingen in 1946,
vergeleken met 1945, voor op de begrootingen: van Lands-
verdediging (fr. 4,5 tegen 7,6 milliard), van Ravitaillee-
ring (fr. 2,3 tgen 5,6 milliard), van Economische Zaken
(fr. 1,6 tegen 3,3 milliard), van Openbare ‘Verken ( fr. 3
tegen 4,1 milliard) en van volksgezondheid (fr. 1 tegen 2,4
milliard). Deze ‘erminderingen zijn vdor het grootste
deel toe te schrijven aan het beëindigen van den oorlog en aan de normalisatie van den economischen toestand
en van de voedingspositie.
Voor de toekomst zijn vooral de gewone en eceptio-
neele uitgaven en ontvangsten van belang. Zij geven het
niveau aan, waarop de ,,levensstandaard” van den Staat
zich definitief zal vaststellen. Om deze reden dan ook kan
men er zich over verheugen, dat de gewone begrootingen
sluiten met een batig saldo van ca. fr. 1,6 milliard. Indien
men rekening houdt met zekere bijkomende uitgaven,
kan men aannemen, dat de gewone begrootingen zullen
sluiten zonder voor- of nadeelig saldo.

Geleidelijk zullen de uitgaven, welke voortspruiten uit
den oorlog, verdwijnen, terwijl de buitengewone uitgaven
zich zullen aanpassen aan het rhythme van de niuwe
openbare inveskeringen.
Zooals men uit tabel II kan opmaken, bereiken de
gewone en exceptioneele uitgaven in 1946 het index-
cijfer 216 vergeleken met 1938 en 94 in vergelijking met
1945. Deze cijfers onderstrepen de inspanning, welke
werd gedaan om de uitgaven te drukken. Niet alleen heeft
men kunnen verhinderen, dat ze sinds 1945 zouden stijgen,
maar men heeft ze zelfs eenigszins kunnen verminderen.
Zij toonen tegelijkertijd aan, dat het mogelijk is geweest
de normale uitgaven een weinig onder den coëfficient twee,
in vergelijking met de vooroorlogsche periode te hand-
haven. Wat de gewone en exceptioneele ontvangsten voor
1946 aangaat, zij bereiken het indexcijfer 246 in vergelij-
king met 1938 en 173 in vergelijking met 1945.
De inspanning tot budgetair herstel is dus zeer ernstig
geweest.

Men zal opmerken, dat de last van de openbare schuld,
ofschoon hij toch nog zwaar genoeg is, aangezien hij eén weinig mèer dan het viërde van de gewone uitgaven ver-
tegenwoordigt, slechts het indexcijfer 249 aangeeft, terwijl de openbare schuld sinds 1938 meer dan verdriedubbeld is.
Deze afwijking kan men verklaren door het belang van
dat deel van de openbare schuld, waarvoor geen interest
wordt betaald (voorschotten van de Nationale Bank en
activa der particulieren bij den postchequedienst). De rela-
tieve last van de openbare schuld, d.w.z. in vergelijking
met de geone uitgaven, is momenteel nauwelijks zwaar-
der dan vôÔr den oorlog.

Van 1945 tot 1946 zijn de sterkste verminderingen der
gewone begrootingen voltrokken op de begrootingen voor
de Passieve Luchtbescherming, van het ministerie van
Landsverdediging en van het ministerie van Arbeid en
Sociale Voorzorg. In dit laatste geval is dit te verklaren
door de instelling van het nieuwe systeem der sociale zeker-
heid, dat gebaseerd is op de herverdeeling der sociale
heffingen, waaruit een belangrijke vermindering van de
lasten voor den Staat voortvloeit. De uitgaven voor de
bestuursbegrootingen heeft men kunnen inkrimpen met
16 fiCt., terwijl de uitgaven voor de openbare schuld met
12 pCt. zijn gestegen.
Onder de posten, diesinds 1938 het meest zijn toegeno-

men, moeten die van Volksgezondheid, Openbare Werken,

Economische Zaken en Landsverdediging worden vermeld,
hetgeen te verklaren is door moeilijkheden van sociaal- en
economisch-politieken aard en door de noodzaak van de
wederinrichting van het land.

Het is duidelijk, dat in de komende jaren de structuur
en de belangrijkheid van de verschillende categorieën uit-
gaven nog diepe wijzigingen zullen ondergaan. Er mag nochtans worden verwacht, dat het gemiddeld
niveau van de gewone exceptioneele budgetaire uitgaven
en ontvangsten zal worden gestabiliseerd tusschen het
indexcijfer 200 en 250 in vergelijking met 1938.

Als binnen eenige jaren de uitgaven, welke voortvloeien
uit den oorlog, zullen zijn verdwenen en de buitengewone
uitgaven hun normaal peil zullen hebben hervonden, dan
zal de budgetaire saneering van het land voltooid zijn.
Door de ontfeding van de cijfers van de begrooting voor
1946 heeft men echter reeds kunnen vaststellen, dat een
groote inspanning verwezenlijkt is en men kan gerust zeg-
gen, dat onder de landen van West-Europa België ééi van
die landen is, die het best de budgetaire evolutie hebben
weten in toom te houden. De eischen, welke werden op-
gelegd door de politiek van de geldzuivering en den wil
tot monetair en financieel herstel, die zich sinds de be-
vrijding manifesteerde, hebben ongetwijfeld in ruime mate
bijgedragen tot het succes eener gezonde politiek van budL
getair herstel.
Leuven, 10 Maart 1946.

Prof. Dr. J. E. MERTENS.

TAAK EN PLAATS VAN HET CENTRAAL

PLANBUREAU

• Op 27 Juni1945 kondigde de Minister-President de in-
stelling van een Centraal Planbureau
1)
aan, op 25 Maart
1946 is een wetsontwerp, dat de taak en d.Q organisatie
van het C.P.B. regelt, bij de Tweede Kamer ingediend.
De negen maanden, die tusschen die beide data liggen
hebben ruimschoots aanleiding gegeven tot mthe-vorming,
zoodat het alleen daarom al goed is, dat de stuklen nu
gepubliceerd zijn. Aan de hand van het ontwerp en de
Memorie van Toelichting wil ik trachten om in kort le-

stek na te gaan, welke doeleinden de Regeering met het
C.P.B. wil verwezenlijken en hoe zij zich daartoe de organi-
satie van het instituut heeft gedacht

De plaats gan het C.P.B.

Het C.P.B. is gedacht als een instrument zoowel voor de
herstelpolitiek als voor een blijvende geleide economie.
1

let tweede deel van deze taakstelling zou een uitgangs-
punt kunnen zijn tot uitvoerige principiëele beschouwingen,

die ik binnen het kader van dit artikel achterwege meen
te mogen laten. Slechts zou ik het volgende. willen op-
merken.

1-let begrip geleide economie laat ruimte voor maat-schappijvormen van zeer uiteenloopènd karakter. In
al
die vormen is er plaats voor, sterker gezegd, is de aanwezig-
heid gewenscht van een lichaam, dat adviseert over. de
coördinatie van het sociaal-economische regeeringsbeleid
en aanpassing daarvan aan de tendenzen der vrije maat-
schappij. Deze functie is tenslotte niets meer dan een
methode en de Memorie van Toelichting. (in het vervolg
geciteerd als M.v.T.) merkt mi. terecht op, dat de methode
van werken volgens een centraal plan in de moderne
groote ondernemingen haar waarde reeds lang heeft be-
wezen. Het is zelfs te verdedigen – ook dit punt noemt de
M.v.T. – dat een weldoordachte planpolitiek een deel
van de bezwaren van het bedrijfsleven tegen de geleide
economie kan ondervangen, in zooverre als ,,juist de
vervanging van het incidenteele ingrijpen op allerlei
detailpunten door een systematische leiding het mogelijk
maakt de bezwaren van het ingrijpen zoo gering mogelijk

‘)
Verder bij verkorting hier C.P.B. genoemd.

262

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

24 April 1946

temaken”, Een dergelijke leiding kan immers ingrijpen op
de critische plaatsen en daardoor de bemoeiingeri tot het
werkelijk noodzakelijke beperken”.
In elk geval lijkt het mij onjuist om, zooals in verschil-
lende commentaren op het ontwerp is gebeurd, het be-
staansreôht van het C.P.B. onmiddellijk te koppelen aan
al of niet ten onrechte aan de tegenwoordige Regeering
toegeschreven staats-socialistische tendenzen. Een cen-
traal planbureau – het zij ndg eens met nadruk herhaald -.
kan in verschillende sociaal-economische stelsels een
essentiëele functie vervullen.

Ik kom daarop nog terug en
hoop tevens elders in dit aitikel aan te toonen, dat de
ontworpen Organisatie van het instituut ook voldoende
ruimte laat om het in verschillende stelsels bruikbaar te
doen zijn.

In verband met het voorgaande wijs ik er’nog eens op, dat volgens het regeeringsontwerp het C.P.B. uitsluitend
een adviseerende’ functie zal hebben. Uitvoeringsbevoegd-
heden bezit het niet. ,,Het Planbureau en zijn organen
zullen dus nimmer aan wie ook hun denkbeelden kunnen opleggen”, zegt de M.v.T.
Omgekeerd is, ook het C.P.B. tot op zekere hoogte
onafhankelijk bij de uitvoering van zijn taak. De functie
van het C.P.B. vindt weliswaar haar uitgangspunt in het
te coördineeren beleid van verschillende instanties, maar
het voorstel tot coördinatie zelf zal het Planbureau
zelfstandig, naar zijn eigen inzicht moeten. opstellen.

De taak .an het C.P.B.

Door, het voorgaande ben ik gekomen tot het centrale
probleem: wat omvat de taak van het C.P.B:? Men vindt
deze omschreyen in art. 8 van het ontwerp, dat als volgt
luidt:

FIet Centraal Planbureau heeft tot taak het verrichten
van alle werkzaamheden met betiekking tot het ont-
werpen van een Nationaal Welvaartsplan’, dat op geregelde
tijden ten behÖöve van de coördinatie van het regeerings-
beleid op economisch, sociaal en financieel gebied wordt
vastgesteld.
Het Nationale Welvaai’tsplan bevat o.a. schema’s
van cijfers, betrekking hebbende op de na te streven grootte
van dè v’oortbrenging in den ruimsten zin, op de te ver-wachten hoogte en de ontwikkeling van het prijsniveau,
van ht nationale inkomen en zijn componenten, op de
besteding van dat inkomen en op alle verdere grootheden,
die. voor de hoofdlijnen van het economisch., sociaal en
financieel beleid van belang zijn.
Twee elementen zijn in deze taalfopdracht te onder-
scheiden:
a. FIet C.P.B. moet adviseeren over de coördinatie van
het regeèringsbeleid en b: het’ rtioet ten behoeve vai’i die coördinatie een Natio-
naal Welvaartsplan opstellen, dat een beeld geeft van de
toekomstige ontwikkeling der geheele volkshuishouding.
Het belang van deze onderscheiding, die misschien op
het eerste gezicht futiel schijnt, zal, hoop ik, dooi’ de
volgende beschouwing duidelijk worden.
Het C.P.B. moet adviseeren over de coördinatie van het
regee’ingsbeleid. Het regeeringsbeleid staat echter niet
geïsoleerd van het autonome beleid ‘van ondernemers en. ondernemerscombinaties. Tusschen het autonome beleid – ik zou willen spreken van ,,vrij beleid” – en regeerings-

beleid bestaat een vôortdurende interdependentie. De
ondernemer baseert zijn beslissingen op kennis of ver-
wachtingen omtrent de regeeringsmaatregelen, terwijl de
Regeering deze maatregelen juist neemt uit hoofde van een zekere visie op de bedoelingen en projecten van de
onderiiemers. Het is dus duidelijk, dat het C.P.B., teneinde
tot een coördinatie van het regeeringsbeleid te komen,
een toekomstbeeld zal moeten ontwerpen van de geheele
volkshiiishouding, waarin zoowel het i’egeei’ingsbeleid als
het vrije beleid zijn opgenomen. Dit toekomstbeeld is het,
Nationale Welvaa.rtsplan.

Wet Nationale welaarts plan.

In het Plan is dus een verwachting, zoowel van ‘het
regeeringsbeleid als van het vrije beleid verwerkt. Nu
worden de i’egeeringsprojecten uiteraard wel ter kennis
van het C.P.B. gebracht, maar de ondernemers plegen hun
to,ekomstlannen niet aan de groote klok te hangen.
Omtrent het vrije beleid zal het C.P.B. dus een prognose moeten opstellen, grootendeels gebaseerd op statistische
gegevens. Dit deel van zijn w’erkzaamheden zal het’ C.P.B.
dus ,,in nauw contact met het Centraal Bureau voor de
Statistiek moeten vërrichten” (M.v.T.). Coördinatie en prognose worden dus beide in het Wel-
vaartsplan neergelegd. Beide elementen zal men in het
Plan steeds terug moeten vinden, hun beidei’ beteekenis
VOO!
,
het Plan zal echter sterk uiteen kunnen loopen
riaai’mate de leiding, die de Regeering aan het economisch
leven geeft, meer of miider ver gaat. Het karakter van het
Plan zal dus varieeren met •de maatschappelijke stelsels,
waarin het wordt gebruikt. Met enkele voorbeelden moge
ik dit betoog toelichten.
Onder vigueui’ van een staatssocialistisch stelsel is een Welvaartspian voornamelijk coördinatie van regeerings-
beleid. Voor prognose bestaat dan weinig noodzaak;
slechts betreffende de consumptie (ingeval ei’ consumptie-
vrijheid bestaat en de relaties met het buitenland zouden
verwachtingen moeten worden opgesteld. Voor het overige
zijn alle verhoudingen dooi’ het regeeringsbeleid bepaald.
Stel daartegenover een maatschappij, zooals die Beverid-
ge voor oogen moet staan, wanneer hij de maatregelen
beschi’ijft, waardoor volgens hem een politiek van volle-
dige werkgelegenheid te vereenigen is met een gi’oote
mate van ondernemersvrijheid
2).
In een dei’gelijke maat-
schappij zou een ‘Welvaartsplan voornamelijk prôgnose
zijn; een soort nationale begrooting van de geheele volks-huishouding, gevat in een aantal aanvullende i’egeei’ings-
maatregelen, welke het vrije beleid betrekkelijk intact
zouden laten
3
).
1-Jet Welvaartsp]ari is dus coördinatie en prognose tege-

lijk. Reeds de eerste publicatie van het werk van het
C.P.B. toont dit aan. In de Memorie van Toelichting op
de Rijksbegrooting 1946 is nI. opgenomen een nationale
begrooting voor het jaar 1946, die is ontleend ‘aan het
eerste Welvaartsplan
4).
Deze nationale begrooting geoft
een beeld van de verwachte omzetten tusschen de gezins-
huishoudingen, de bedrijfshuishoudingen, de Overheid, de
kapitaalmarkt en het buitenland. Alleen al het tot stand
brengen van deze begi’ooting onder de tegenwoordige
omstandigheden bete’ekent een belangrijk stuk coördinee-
i’end werk. Daartoe is overigens de coördineerende functie
van het C.P.B. niet ‘beperkt; zijn adviezen zijn’ ook van
gewicht geweest bij de verdeeling van het begroote natio-
nale inkomen over productie, investeei’ingen, Overheid en
uitvoer, bij de vaststelling van de noodige besparingen en
leeningen enz.Een dergelijke nationale begrooting is een
bij uitstek geschikt middel om de geleide economie te
ontdoen van de geheimzinnigheid, die haat’ volgens sommi-
gen omhult
5
).
Nog een laatste opmerking moge ik ontleeten aan de
mi. vei’helderende onderscheiding tusschen coördinatie en
prognose; naarmate de regeeringsbemoeiingen verminde-
ren ten gunste van het vrije beleid’, zal het Plan steeds meer
op een prognose van dit vrije beleid moeten steuhen,

‘)
Beveridge, Full employment in a free society”, 1944.
‘) De vraag rijst, of men in het laatste geval nog wel van een
plan kan ‘spreken. Is hier niet veeleer sprake van een begrooting?
Mij dunkt, dat het gebruik van het woord plan ook in die gevallen,.
waarin dit voornamelijk een prognose inhoudt, niet tegen het
spniakgebt’uik ingaat. Plan en’begrooting bevatten beide de elemen-
ten coördinatie en prognose. De staatsbegrooting is voor een goed
deel plan”. En de afcleeling van het particuliere bedrijf, dat ver-
koops-. productie- en financieringsplannen opstelt, doet veelal’
weinig anders clan begrooten. Vgl. Lohniann, ,,Der Virtschaftsplan
(let’ Unternehmung”, ‘1930.
‘) Men zie ook: De rijksbegrooting en nationaal budget” voo1’
het dieîistjaar 1946.op blz. 366 van dit nummer.
‘) Prof. Hennipman,
,,Geleide
economie, geheime ‘economie?”
De Groene Amsterdammer” van’ 19 Januari ‘1946..

14.

24 April 1946

ECONOMI$CH-STATISTISCHE BERICHTEN

263

m.a.w. het zal voor een zeei’
gi’oot
deel op schattingen
• gëhaseerd zijn. Dit is op zichzelf een bezwaar, dat echter
tot een minimum kan worden teruggebracht door de’
besdhikbaarheid van betrouwbaar en volledig statistisch
materiaal. De statistiek zou dan, om aan het doel van het
CP.B. te beantwoorden, ook een overzicht moeten geven
vYi’ de schattingen ‘der ondernemingen aangaande de
toekomstige ontwikkeling van hun bedrijf. Dat dit tech-
nisch mogelijk is, bewijst het Zeedsche officiëele tijdschrift
,Kommei’siella Meddelanden”, waarin periodiek een over-
zicht woi’dt gegeven van ‘de voorgenomen investeeringen gedurende een bepaald toekomstig tijdvak, welk overzicht
gebasei’d’ is op de opgaven van de bedrijven aan het
Statistisch Bureau.
Uit het voorgaande blijkt, dat ‘ei’ een nauw contact’
moet bestaan tuschen het C.P.B. en het Centraal Bureau
voor de Statistiek Daarnaast is een regelmatig contact
noodig •tusschen het C.P.B. en de ministeries. Om een
vruchtbare samenwerking met al deze lichamen te be-
vorderen, zijn in het wetsontwerp denoodige mai’tregeien
getroffen. Dit bi’engt mij tot het laatste gedeelte van mijn
onderwerp.

De organisatie aan het C.P.B. en aan zijn nevenbrganen.

Het ‘C.P.B. is een ambtelijk intituut, dat ressorteert
onder het Ministerie van Handel en Nijverheid. De relatie tot dit ministei’ie is overigens hoofdzakelijk van formeel-

orgnisatorischen aard. Bij de uitèeferiing van zijn functie
treedt het C.P.B. uiteraard in coht’act met alle economische
ministei-is, wier Floofden dan ook gezamenlijk het wets-
ontwerp hebben onderteekend te weten: 1

landel ei
Nijverheid, Landbornv, Visscherij en Voedselvoorziening,
Scheepvaart, Verkeer en Energie, Openbare Werken en
S.Tede’opbouw, Financiën, Buitenlandsche Zaken, Ov6r-
zeesche gebiedsdeelen en Sociale Zaken. In feite is,het
C.P.B. dan ook een interdepartementaaj orgaan, wat’nog
stdrker töt uiting komt, doordat in het ontwerp tusschen
h’e C.P.B. en de Regeering een interdepartementale com-
missie is geprojecteerd, l)estaande uit vertegenwoordigers
dei’ economische ministeries, onder voorzitterschap van de
directeui’ van het C.P.B. Dit is de/g.rCentre Plancom-
missie, die de Regeering over het Plan van advies dient.
FIet ligt vooi’ d hand, dat deze commissie in het bijzonder
bij de coördineerende functie van het C.P.B. een rol zal
spelen.

Daarnaast voorziet het wetsontwei’p in een aantal orga-
nen, de het C.P.B. bij de opstelling van het Plan terzijde
zullen s’taan.
In de eerste plaats4s daar een Raad van Advies, samen-
gesteld uit vooraanstaande figuren uit de wetenschappelijke
wereld en uit het bedrijfsleven. In dezen Raad heeft het

Centraal Bureau voor de Statistiek een vertegenwoordiger.
De leden worden benoemd door’ den Minajter van Handel
en Nijverheid, in overleg met de Hoofden van de overige
economische ministei’ies. De Raad van Advies zal het
C.P.B. o.a. bijstaan bij het ‘uitwerken van de methodiek.
Tenslotte beoogt het öntwerp de instelling vaneen aanti’l
werkcommissies, samengesteld uit vertegenwoordigers
van het C.P.B., de departementen en het bedrijfsleven.
Zij worden benoemd dp gelijke wijze als de leden van den
Raad van Advies.. De Wcrkcommissies zijn gedacht als
orgdnen voor bijzondere sëctoren (handel en nijverheid,
landbouw, verkeer, enz), ‘die het contact tusschen het
C.P.B., cle betreffende departementen en het bedrijfsleven
zullen be’orderen. In deze commissies komen de regeerings-
maati’egelen ter sprake en de consequenties, die dez’e vdor
het bedrijfsleven zullen hebben. Zij fungeeren a.h.w. als klankbord. van het bedrijfsleven en ku,innen zoodpende
ook ertoe bijdragen om de prognose, die het C.P.B. omtrent’
het vrije beleid moet opstellen, te preciseèren. Daarnaat
zullen de Werkcommissies het C.P.B.. behulpzaam kunnen
zijn bij. het verkrijgen van de prdjecten der,’ ministeries en van gegevens aangaande de situatie in het bedrijfsleven.

Een iaatste’instituut, waarop het werk van het .P.B.

in belangrijke mate zal steunen, is het Centraal’ Bureau
voor de

Statistiek. Over de verhouding tusschen het
C.P.B. en het C.B.S. zegt de M.v.T.: ,,Het Centraal Bureau
voor. de Statistiejc vormt het apparaat, dat de economisch-,
statistische gegevens vèrzamelt en bewerkt; het Centraal
Planbureau heeft tot taak met dit materiaal eh de daaruit
gewonnen conclusies een pi’oject teontwerpen voor het,
economisphe beleid”. .Dat het CBS. vertegenwoordigd
zal zijn in den Raad van Adviesfrerrneldde ik reeds.
Men: ziet: de plannen voor het Centraal Plahbureau
zijn gereed. Het wachten, is thans’ op de beslissing der.
Staten-Generaal. ,
Nr. H,. A. FOyER.

HET HERSTEL EN DE ONTWIKKELINGS-

MOGELIJKHEDEN VAN ONZE INDUSTRIE.

Industrialisatie in ‘bezettingstijd.

Ons land ivas in de periode voo’afgaande aan den twee-
den wereldoorlog reeds in het bëzit. vn een Vrij’ uit-
gebreide collectie industrieën en industrietjes, welke’ zich
alle toêlegden op de fabricage van producten, die vöorhee’n
werden geïmporteerd ‘). ‘

M’erkwaardig is, dat deze industrialisatie ook in be-
zettingstijd is vooi’tgezet. Hoewel de desbetreffende Dtiit-,
sche autoriteiten oorspronkelijk niet bijzonder gunstig en,
zelfs afwijzend tegenöver een inténsieve industrialisatie
van ons land stonden, kwam hie’i’in gedurende de bezetting
noodgedwongen verandering. Toen hun successen’afnmen,
zochten de Duitschers naar middelen om hun ‘oorlogspro-
ductie te verhoogen. In de bezette gebieden en meer spe-
ciaal in Nederland k
j
opten zij echtei’ aan een doovemans-
deur. Teneinde toch het gewenshte’ resultaat zooveel
mogelijk te benaderen, bleef den overweldigers niet veél
anders over dan de civiele productie in eigen land aanzien
:

lijk te beperken en te trachten de bezette gebiedefl hiervoor
të interesseeren. En inderdaad bleken deze er vaak Wel
gevoelig voor huii producti’eapparaat uit te breiden ten
koste van den vijand. Want, redeneerde men, zoodoend’e
werd het industrieele potentieel hier te lande aanmerkelijk
versterkt,, terwijl vele arbeiders aan’ het werk werden ge-
houdén en daardoor er voor behoecj om in Dui’tschland in
de oorlogsindustrie te worden tewerkgesteld.
Wij zullen hiei’ niet ingaan op de vraag, of deze politiec achteraf wel de juiste is gebleken. Slechts zij vermeld, dat
tengevolge hiervan eeu niet gering aantal nieuwe ind,’us
;

triêën in’ ons land werdei’ gevestigd of bestaande aan-
merkelijk werden uitgebreidi
2
). ‘
Inderdaad beteekende dit geen gei’inge uitietting van
onze productiecapaciteit. En waren de
‘geallieerde
leges’s
‘in Arnhem niet gesti’uikeld, dan zou ‘het Iederlandsche
bedrijfsleven betrekkelijk ongeschonden en
zeJfs
rijker van,
structuur -. z’ij het uitei’aard verzwakt dooi’ roofbouw -‘-‘
een nieuwe toekomst tegemoet zijn. gegaan. Het lot heeft,
echter.anders gewild. ‘Wij behoeven
,
op deze plaat,s niet

‘)
Voor beschouwingen Jierover, mogen wij verwijzen naai heC
,,Industrienurnmer” der ,,E.-S.13.” van 24 Juni 1942.’
‘) Het betrof hier niet’alleen de productie van specifieke (civiele)
oorlogsproducten, zooals gasgeneratoren, methaangas, allerlei
nieuwe metalen en alliages, houten zoolen en hakken, turfcokes, stootpiaatjes; maar tevers producten, welke ook voor cie vredes-
economie van groote beteekeis waren, zooal5 metstikalk, landbouw-
kalk; natuursteen (bouwsteen en kunststeen), bouwpiaten; slakkefl wol en steenwol, benzol, toluol, xylol, solventnafta, geneeskundige
kruiden,. kalkstikstof, ,carbonpapier, stencils, bepaalde sporten.
kunsthars, aluminiumsulfaat, allerlei vitaminepraeparaten,’ maand-‘
v’erband,’ kunsttand’en en kiezen, vasenolpraeparaten,’ pepsine,
speelgoederen,’ haarkammen, childerijlijsten, houten fietsbanden,,
houten handvaten voor vijlen en schroevedraaiers, bepaalde ‘l’and
bouwwerktseigen,’. fineerhout, kunstieder,’ niecIische; c.irurgsche
en tandheelkundige instrumenten, stroo, cellulose, cellopli,aaul
tubes, batterijhulzen, papiergarens, celvezel, corsetten”en buste-
houders, accu’s, heidebezems, radiopeilers, fototechnische artikelen;
kalenderuWverken, brilleglazen en lenzen schelectro’ddji,. dnamo-
zaklantaarns,. ,nelstrÖppers, schoenhakken en ringen, .’preci4i; onderdeelen, ‘arm’- en beenspa’lken, duplic
2
ltorkbr
1
t6orbiabhifles
schrijfmachines, sigarettenpapiertjes, bakkenijmachines eh.”

264

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

24 April 1946

nader in te gaan op de tragedie, die zich na. ,,Dolle Dinsdag”

heeft afgespeeld.

Huidige toestand.

De gevolgen van de represailletactiek van de Duitschers na de spoorwegstaking, alsmede.die van de oorlogshande-
lingen zijn voor ons bedrijfsleven inderdaad funest geweest.
De bezetters roofden immers een aanzienlijk (en het
beste) deel van ons machinepark. Het betreft hier de weg-
voering van ongeveer 30.000 werktuigen. Van deze konden
in Nederland zelf nog 8.800 worden achterhaald, terwijl wij
er tot nu toe slechts ongeveer 800 uit Duitschland gere-
tourneerd kregen. De rest bevindt zich nog ver over de
grenzen, onvindbaar of qnbereikbaar. Ook met de herstel-
betalingen in den vorm van het beschikbaar stellen van
de apparatuur van bepaalde Duitsche fabrieken schijnen
de bezettende geallieei’de autoriteiten nog weinig ‘voort-

gang te maken. Onder deze omstandigheden drukt de jarenlange roof-
bouw, ten aanzien van ons productieapparaat, alsmede de vermindering der arbeidsprestaties door ontscholing enz.,
wel als een zwaren last op ons bedrijfsleven, te meer, waar het
zich laat aanzien, dat van vernieuwing van de apparatuur
op. korten termijn wel geen sprake zal zijn. Zoodoende
zullen wij voorloopig nog aangewezen blijven op de be-

staande installaties.
Toch is de toestand niet hopeloos, en zeker niet te verge-
lijken met dien van naden Napoleontischen tijd, zooals deze

kernachtig werd getypeerd door.
Dr. M. G. de Boer: ,,De
handel had zich verplaatst, de industrie was vernietigd,
het kapitaal sterk verminderd, het pauperisme op ver-
ontrustende wij ze toegenomen”
3).

Bepalen wij, ons tot de industrie, dan blijkt, dat deze,
dank zij de energie van fabrikanten en werknemers en
tevens door het snelle beschikbaar stellen van grond- en
hulpstoffen, zich met groote voortvarendheid van den
afbraak herstelt. De. maandelijks gepubliceerde cijfers
van het C.B.S. spreken in dezen een duidelijke taal. Dat
Nederland bovendien in staat is een groot deel van zijn

productie voor exportdoeleinden en ten behoeve van de
hulp aan Indië in aan te wenden, is een prestatie van den

eersten rang.

Cea.ijzigde omstandigheden.

Doch ook al zou onze industrie op oude sterkte gebracht
worden, dan nog zullen ivij na dezen oorlog de productie
niet op denzelfden voet kunnen voortzetten. Daarvoor
zijn de economische omstandigheden te zeer veranderd.
Van een crediteurenland dreigen wij immers een debi-
teurenstaat te worden en wij zijn gelukkig, 41s een groote
broer ons wat uit zijn overvloed wil leenen, opdat wij het
allernoodzakelijkste uit het buitenland kunnen aanschaf-

fen.
In de jaren voor den oorlog
bedroeg
onze import ca.
f1,4 milliard; zij werd betaald door een uitvoer van ca.
f 1 milliard en door de inkomsten uit scheepvaart en andere

diensten en uit uitstaande gelden tot een bedrag van
ongeveer f 0,4 milliard. Thans echter moeten wij om
onze geplunderde volkshuishouding weer eenigszins op
de been te helpen dit jaar voor een bedrag van f 3 millia.rd

importeeren. Hiertegenover kunnen , wij met groote
moeite slechts een bedrag van f 1 milliard aan export op-

brengen
4).

Het importsaldo van f 2 milliard kan bij lange na niet
gedekt worden door onze intusschen reeds aanmerkelijk
verminderde inkomsten uit de scheepvaart en uitstaande
gelden in het buitenland. En juist in verband met laatst-
genoemde omstandigheid en met het feit, dat ons gi’ond-
stoffenarme la.nd regelmatig grond- en huipstoffen uit
het buitenland zal moeten betrekken, dient onze export

te worden opgevoerd.

) ,,Honderd jaar machineindustrie op Oostenburg Amster-
dam”, blz. 1.
‘) Hierbij bedenke men, dat de prijzen intusschen aanzienlijk
verhoogd zijn.

Veel meer dan voorheen zal ons streven er derhalve op
gericht moeten zijn de noodige buitenlandsche betaal-

middelen te bemachtigen
5).
Dat daarbij de industrie
voorshands een belangrijke, ja zelfs een overwegende,
rol zal moeten spelen staat wel vast. Haar arbeidsveld zal
voor een belangrijk deel buiten onze grenzen moeten worden
verlegd; dit mede ter vervulling van haar taak om voor
een deel de rol van de Duitsche industrie over te nemen.

Heroriënteering van het bedrijf slepen.

Zoo eenvoudig als het is deze woorden neer te schrijven,
zoo moeilijk is de operatie zelve. Onze nijverheid vond
voor den oorlog, in het algemeen gesproken, in belangrijke
mate emplooi in eigen land. Bepaalde gevallen uitgezon-
derd, werd dan ook weinig aandacht besteed aan een
intensieven export van industrieele en ambachtsproducten
6)

Tenslotte viel voor den oorlog voor een belangrijk deel
het accent onzer bedrijvigheid op handel en verkeer. De
welvaart van Rotterdam was bijv. ten nauwste verbonden
met den handel op Duitschland. En ook Amsterdam was
niet vÔôr alles industriestad. Het ziet ër naar uit, dat hier
plaats is voor een intensieve industrialisatie.
1

let kan echter geenszins onverschillig zijn, welke indus-
trieën in de toekomst zullen worden gevestigd of uit-
gebreid en dus bestemd zijn om ons de noodige welvaart
te verschaffen. Moge het thans – nu zich allerwege een
‘groote goederenschaarschte manifesteert – soms gemakke-
lijk zijn onze goederen in het buitenland kwijt te raken,
het laat zich aanzien, dat zulks in de toekomst minder vlot
.zal geschieden. Immers, niet alle hout is timmerhout;
niet al onze producten zijn geschikt om op den duur’een
gereede markt in het buitenland te vinden of zelfs zich
een permanente plaats op de binnenlandsche markt te
veroveren.
Dit vraagstuk heeft verschillende facetten. In de eerste
plaats dient te worden uitgevonden, welke fabricages de
meest geschikte zijn; voorts welke producten zich op den duur het beste leenen om .te worden geëxporteerd; en ten
slotte, waarheen ze dan moeten worden verkocht. Hier spreekt de theorie van de internationale arbeids-
deeling een woord mede. Deze geeft immers aan, dat
een land juist die goederen moet produceeren, waarbij zijn
voorsprong absoluut of relatief het grootst is. Wat ons land betreft, zal de nadruk vooral moeten vallen op de
productie van specialiteiten van goede kwaliteit zooals:
radio-grafische en electrische artikelen, chemische pro-
ducten, geneesmiddelen, kunstharsproducten, bontwerk,
aardewerk, allerlei machines, apparaten en instrumenten,
schepen en scheepsinstallaties enz.
7).

Technische Qoorlichting.

Doch met het aangeven van enkele categorieën goederen
alleen is men er niet. De productie van de, desbetreffende
fa.bricaten zal in de hand gewerkt moeteil worden. Voorts
is het noodzakelijk, dat de kwaliteit wordt opgevoerd en
het fabricageproces gerationaliseerd. Het buitenland
heeft in de afgeloopen jaren nl. niet stilgezeten; ook dat
dient te worden ingehaald. Reeds vÔÔr den oorlog waren er een aantal officieuse
en officieele instanties, welke zich met vraagstukken op
dit gebied bezighielden. In dit verband noemen wij o.a. het
Centraal Instituut voor Industrialisatie (Civi), de ‘ver-
schillende regionale Economisch-Technologische Instituten,
de Centrale commissie voor Toegepast Natuurwetenschappe-
lijk Onderzoek (T.N.O.) met de vele onder haar ressortee-

‘)
Het is als hoort men de reeds lang ,,afgedane” Mercantilisten
spreken! Een bewijs te meer, dat er geen sprake kan zijn van een
voor alle omstandigheden geldend economisch systeem.
) Eén aanzienlijk deel van den vooroorlogschen export betrof bovendien leveranties aan Nederlandsche maatschappijen in het
buitenland, zooals machines, apparaten en vaartuigen voor de
Koninklijke Shell in Engeland, Amerika en Indië, voor de cultuurmij.
en benevens het Gouvèrnement in Indië. Gevreesd inoet;worden, dat
een deel dezer leveranties op den duur zal vervallen.
‘) Zie de volledige lijst in de ,,Economische Voorlichting” van 2 Maart jI., blz. 341.

24 April 1946

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

265

rende proefstatins,Ide Rijksnijverheidsdienst, de Hoofdcom-
missie voor de Normalisatie, het Instituut voor EUiciëncy,
de Octrooiraad. Thans tevens het Directoraat voor Handels
en Industrieel Beleid van het Ministerie van Handel en
Nijverheid, de bedrijfsgroepen en min of meer ook de
1-lerstelbank en de Rijksburea.ux voor Handel en Nijver-

heid, welke elk op haar gebied bepaalde aspécten van het
probleem behandelen.

Economische Voorlichting.

De aldus gefabriceerde goederen moeten echter ook af-
gezet worden. Daartoe zal nagegaan dienen worden,
welke landen in het bijzonder in aanmerking komen om
onze goederen af te nemen. En hiermede komen wij op het
territoir van de economische voorlichting en de daarmede
samenhangende problemen van economische research,
marktanalyse, handelsvoorlichting en handelsbemiddeling.
De belangstelling hiervoor, zoowel van particuliere als
van ambtelijke zijde, stamt niet van heden of gisteren. In 1936 kwam als coördineerend orgaan der officieele
instanties, welke zich op dit gebied bewogen, de ,,Econo-
mische Voorlichtingsdienst” tot stand. Hij heeft in het al-
gemeen tot taak het stelselmatig verzamelen en verwerken
van gegevens op economisch gebied. Voorts, het verstrekken
van deze gegevens aan het bedrijfsleven ten behoeve van
de voorbereiding van, handelstransacties en aan overheids-.
instant!es. En tenslotte, het geven van meer bekendheid
in den vreemde aan wat Nederland op economisch gebied
presteert.
Bij de vervulling van zijn taak werkt de Dienst nauw
samen met een groot aantal ambtelijke en niet-ambtelijke instellingen in binnen- en buitenland. In dit kader kunnen
worden genoemd de Departementen van Algemeen Be-
stuur en de daaronder ressorteerende instanties, de.
Kamers van Koophandel en Fabrieken, bedrijfsorganisaties,
vereenigingen en instituten hier te lande enz.
Onder de huidige omstandigheden zijn uiteraard de
buitenlandsche verbindingen van den Economischen Voor-
lichtingsdienst van groote beteekenis. De economische
berichtgeving der posten van den Buitenlandschen Dienst
(voorheen de diplomatieke en consulaire diensten) is van toenemend belang, terwijl ook de Nederlandsche Kamers
van Koophandel in het buitenland geregeld voor waarde-
volle gegevens zorgdragen.

Handelsoorlicht ing.

Onder economische voorlichting (in engeren zin) wordt
meestal verstaan het verstrekken van economische. litte-
ratuur-gegevens, voorlichting over economische overheids-
maatregelen, onderzoek en beschrijving van den econo-
mischen toestand en van de algemeene marktstructuur
in bepaalde landen, alsmede de globale voorlichting van het buitenland over de economische mogelijkheden, die Neder-
land biedt. Naast deze meer wetenschappelijke voorlich-
ting bestaat er hij het bedrijfsleven echter behoefte aan
voorlichting, welke er op gericht is directe hulp te verleenen
hij het tot stand brengen van handelsrelaties. Bedoelde
handelsvoorlichting omvat de adressenv9orlichting en de
handelsbemiddeling (het tot stand brengen van handels-
relaties), de voörlichting voor concrete afzet- en aankoop-
mogelijkheden voor bepaalde artikelen, terwijl hiertoe
voorts kan worden gerekend de propaganda voor bepaalde
Nederlandsche producten of groepen producten in het
buitenland.
Terwijl in het algemeen gesproken de economische
voorlichting in engeren zin zeer wel kan worden verricht
door een overhdidsorgaan, staat de zaak anders voor de
handelsvoorlichting. Het is immers een gezond principe,
dat, waar het particulier initiatief even goed een bepaalde
taak kan waarnemen als de Overheid, zulks in de meeste
gevallen de voorkei.ir verdient. Maar zoover is het niet.
In vele gevallen blijkt er een acute behoefte aan handels-
bemiddeling te bestaan, die voorshands niet door het

bestaande particuliere initiatief opgevangen kan worden.
Uit deze overweging heeft de Economische Voorlichtings-
dienst destijds ook deze voorlichting in haar actieradius
betrokken. Als de teekenen niet bedriegen zal de
particuliere invloed grooter worden.

Conclusie

.Resumeerende meenen vij te mogen zeggen, dat de
Nederlandsche industrie door den oorlog wel belangrijk
heeft geleden, maar niet geknakt is. Zij houdt de kiemen
in voor een toekomstigen opbloei. In verband met de
verminderde inkomsten uit anderen hoofde uit het buiten-
land zal de goederenexport moeten worden verhoogd.
Hiertoe is onder andere een versnelde industrialisatie
noodzakelijk, welke overigens mogelijk en wenschelijk.
wordt door het uitvallen van Duitschland als exportee-
rende grootmacht.
De fabricage dient dan. in ‘t bijzonder op gespecia-
liseerde artikelen te worden gericht.

Bij dezen ontwikkelingsgang zal voorshands de Overheid
niet afzijdig kunnen staan. Zij kan, door op de juiste
wijze voorlichtend en coördineerend te werk te gaan,
den weg naar een toekomstige welvaart plaveien. –

J. A. FRESEMAN GRATAMA.

WEELDEBELASTING.

In ,,Economisch-Statistische Berichten” van 30 Ja-
nuari 1946 betuigt Prof. Dr. N. J. Polak zijn instemming
met de plannen, welke Minister Lieftinck in zijn nota
aan de Tweede Kamer heeft ontvouwd met betrekking, tot de wijzigingen in de omzetbelasting. Met een groot
deel van het betoog van den hooggeleerden schrijver
stem ik gaarne in. Ik geloof, dat zeer velen het erover
eens zullen zijn, dat de omzetbelasting, zoals die ons door
den bezetter is opgedrongen, veel te zwaar drukt op de
minst draagkrachtigen, op degenen, die hun gehele of
nagenoeg hun gehele inkomen moeten besteden voor hun
noodzakelijke levensonderhoud. Ik meen zelfs te weten,
dat de Duitse ambtenaren, die in de bezettingstijd aan
het Departement van Financiën de lakens uitdeelden,
toegaven, dat de Nederlandse •omzetbelastingwet beter
was dan de Duitse. Niettemin moest het systeem ver-
anderd worden, omdat anders geen aanpassing tussen de Duitse en de Nederlandse omzetbelasting mogelijk was.
Tegen vrijstelling van belasting. van goederen voor
noodzakelijk levensonderhoud zal Minister Lieftinck wel
geen ernstige oppositie verwachten. Zullen de Kamers
evenzeer berëid zijn den bewindsman te volgen, als hij
degenen, die blijk geven zich luxe te kunnen permitteren,
tegelijkertijd tot een bijdrage aan de ,,gemene middelen”
noop.t? ,,Want”, zo schreef reeds jaren geleden een mi-
nister van Financiën, ,,welken bewindsman zou het niet
a.anlokken: de nooddïuft vrijlaten, de weelde belasten”?
En voegen wij er aaii toe, het denkbeeld schijnt nu aan-lokkelijker dan ooit. Want nimmer in onze geschiedenis
zijn er zo velen geweest, die zich het allernoodzakelijkste
maar nauwelijks kunnen verschaffen en is de eis om sober-
heid te betrachten voor demeer met aardse goederen ge-
zegenden zo stringent geweest.
Niettemin is bezinning hier geboden. Prof. Polak stipt
in zijn artikel reeds aan, dat de vraag, wat weeldegoederen
zijn, en wat niet, allesbehalve eenvoudig is. Degenen,
die betrokken zijn geweest bij de uitvoering van tabel A,
behorende bij de Omzetbelastingwet 1933, zouden deze
mening kunnen adstrueren met talloze voorbeelden.
Stellig zijn er enkele artikelen aan te wijzen, waarvan
het gebruik op weelde duidt, maar het aantal daarvan
is maar gering, terwijl van talloze artikelen voor den enen
gebruiker sprake is van weelde, maar voor den ander
geenszins. Voor een particulier mag een smoking luxe

Uitgaven
Hoofdstuk

, , . ‘

Cc halfjaar
1946′

. 1945

‘1946
i verdubbeld

75.
,
112,8
‘16,4
‘13,6
IV

Justitie

…………………….
V’

Binnenlandsche

Zaken

………..
234,8
147,1
‘13,6
12,7
VI

Onderwijs, Kuhsten en Wetensch..,
235,1
..
190,8

22,5
17,0
VIIA

Nationale

Schuld
.

…. . ………..
666,4
44,4
42,4
VIIB

FinanciOn

…… ……………
,

112,5


98,1
2.258,6
966,6
VIII

Oorlog en’ Marine

……………
442,1.
.

603,1
18,7
6,5
IXA

O.penhare,Werken en Wederopbouw

…..
716,9

‘123,3
.

149,8
.

3,3
IS,)
59,9
55;5

5,7


5,3
IXB

Verkeer

en’

Energie’
……. …….. …….
X


T’Iandel en Nijverheid en Scheepvaart
.34,6

.,
‘,

32,4′
3,0 11,5
3(1

,L.andbouw.en

Visscheri,j
……………..
6.1,4

,

.
.58,8

,
3,2
3,3
‘Socialë’
XII-

Zaken

.
…….. ….. :.
.

‘107,4.

”’130,9

2,6
3,4

Saldi

2e halfjaar
19′,6
‘1945
verd ubbelcl

586′

992
2212

1344
212,6

173,8

672,5

614,0
+2.146,1
±

868,5′

423
1
4

596,6

120,0

134,5.
54,2

50,2

31,6
‘ –

20,9

58,2

55,5,

104,8
‘-‘

127,5

Middelen

2e halfjaar
1945
verdubbeld

1′
7w

If
266

ECONOMISCH-STATISTISCHE ERICHTEN

24 April 1946

zijn, voor den strijkjesvicilist is het een noodzakelijk
gebruiksvoorwerp, terwijl juist deze laatste er drie vee-
slijt, tegen den particulier eenVoor een particulier is
een koelkast •of een radiogramofoonëombinatie weelde,
voor den. caféhouder noödzaak, evengoed als het fototoestel
voor den beroepsfotograa.f, het filmtoestel van den film-
toestelverhuurder, enz. Ieder, die zich in deze’ materie
verdiept, zal tot de conclusie komen, dat, hoe eenvoudig
het op het eerste gezicht moge schijnen, een aantal, door
ieder als zodanig te erkennen weelaegoederen op te som-
men, de praktijk hier onoplosbare problemen stelt. Be-
langgijk is voorts, dat .de contrôle van de fiscus – behalve
wat betreft ingevoerde goederen «- uitermate moei-
lijk is, in het bijzonder hij de iieermalige heffing en de
heffing aan de bron (de heffing bij de overgang aan de
voorlaatste schakel is ookhier in het voordeel, d,00rÖon-
trôle op de inkoop).

Dit alles echter is niet het voornaamste. Veel belang-
rijker is, dat een lijst, vermeldende de weeldegoederert,

noodzakelijkerwijs een arbitrair karakter moet dragen.
Slechts een beperkt aantal luxe uitgaven wordt -extra
belast. Degene, die aijn va,c,antie in een duur hotel in
Zwitserland doorbrengt, blijft vrij maar de rheumaticus,
die een bontjas koopt, betaalt. De gelukkige, die er een
sportvliegtuig op na kan houden of een meer. of minder
groot zeiljacht of motorjacht, besteedt geen cent aan de
weeldebelasting, noch voor de kapitaaluitga.af, noch
voor de benzine of olie, die -hij verbruikt; maar w’ee den
muziekliefhebbr, die een giamofoon koôjat. De kooper van een eiken gefineerde kast doet een weelde-uitgaaf.
Degene, die zich een antieke kussenkast’ aanschaf t, blijft
vrij. Deze voorbeelden, zijn nagg hartelust uit te breiden.
Waar het op aankomt, is, dat het brandmerken van be-
paalde uitgaven als weelde-uitgaven een ‘ernstige mate
van ongelijkheid schept tussen de belastingbetalers;
ten koste van wie? Dat voornamelijk degenen, die deze
weeldegoederen vootnengen of vrha,ndelen, de lasten
van deze verhoogde. belasting moëten . dragen, behoeft
weinig betoog. De verbruiksbelasting wordt dus voor deze
bedrijven een extra zakelijke belasting, zonder enige
rechtsgrond.

Een omzetbelasiing tot een vast percentage treft de-
gene, die nie.t spaart, maar zijn inkomen uitgeeft, ‘reeds
eçtra. Men late het daarbij, voor extracorrecties is hier
geen plaats omdat men dan noodzakelijkerwijs onbillijk-
heden begaat.’

……
‘W.,B.EÏ’l’INC.X.

AANÏËEKENINGÈN.

R!JKSI3EGROOTING EN NATIONAAL BUDGET VoOR HET
DIENSTJAAR 1946.

Korten tijd ft de aanbieding vafl het Witboek betref

fende de Rijksfinanciën gedurende de oorlogsjaren 1940-
1944 is thans het Ontwerp der Rijksbegrooting 1940 ‘met
de gebruikelijke nota, betreffende den toestand van ‘s Rijks
financiën, aan de Staten-Generaal toegezonden.
In deze nota worden achtereenvolgens ‘toegelicht de Rijksfinanciën over de jaren 1940-1944;
het ontwerp-begrooting voor 1946;

het door het Centraal Planbureau ontworpen natio-
nâle budget, binnen welks kader men de Rij ksbegrooting
dient té beschouwen.

Ri,jksfinaneiën ooer de ja/en
1940-1944.

In en te verschijnen’ afzonderlijk artikel, naar aanlei-
ding van bovengenoemd Witboek, zal hierover uitvoerig
worden gehandeld, zoodat wij dit thans laten rusten.

Ontwerp Rjksbegrooting
1946.

We beginnen met het overzicht ‘an de eindcijfers dezer
begrooting, samengevat in het volgende staatje, waarbij
te bedenken valt; dat in October1945 de Comptabiliteits-
wet zoodanig is ‘gewijzigd, dat de gebruikelijke ,,kapitaal
dienst” is vervangen door den ,,l3uitengewonen Dienst”,
vëlke, behalve de posten, die van ouds tt den kapitaal-
dienst gerekend worden, de uitgaven iran ‘ afloopend

karakter, voorvloeïend uit de bijzondere tijdsomstandig-
heden, omvat.

Gewone Dienst
(in miflioenen guldens)
Middelen

. ‘ …………………………….2.394
Uitgaven

……………………………….2.231

Batig saldo

……………………………..163

Buitengewone Dienst
(in millioenen guldens)
Uitgaven…………………………………2.386
Middelen

………………………………065

1.721
Bedrag v8n het batig saldo van den Gewonen Dienst 163

Nadeelig saldo Buitengewone Dienst, inclusief
kapitaaldienst ……………………….1.558
Kapitaalsuitgaven ………………….751
Kapitaalsontvangsteh

………………83

Nadeelig saldo

………………………….668

Totaal nadeelig saldo

……………………2.226

Na dit globale overzicht, gaan w’e over tot een meer ge

detailleerde beschouwing van de cijfers van den Gewonen en,
Buïtengewonen Dienst. Allereerst

de Gew’one Dienst.
We geven hiervan de uitgavei’m, middelen ,en saldi in mil-
lioenen guldens en voor de belangrijkste hoofdstukken.
Vlat de middelen betreft, valt vooral de stijging van de
ontvangsten van het Departement van Financiën op,
grootendeels gevolg van de stijging in de geraamde be-

lastingopbrengst. i’Ietvolgende staatje moge dit illustreeren:

Geraamde opbrengst der belastingen in ,niltioenen guldens

Omschrijving

.

.
‘1946


‘1945

Inkomstenbelasting.

Loonbelasting

en
1.148
480
Voorheffing van

in

het

buitenland

ge-
accumuleercle inkomsten
55
133
tO

Dividenclhelasting

……………..

115
lOO
110
90

Vermogcnshelasting

……………….

Accijns

‘tabak
……………………
120
24

Vennoolschapsbelasting

…………….
Vereveningsheffing

……………….

300
lOO
Omzetbelasting

.’
………………….
..

45′
Suecessicrechten

…………………00
Andeie

belastingen

………………
165
53

Totaal

……………………
2.206

912

24 April 1946

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

267

Uitdrukkelijk moet hierbij echter de aandacht gevestigd
worden op het feit, dat in het totaal van 2.206 millioen
aan belastïngopbrengst een bedrag van 492 millioenis
begrepen, dat achterstand en navordering over vroegere

Overzicht Buitengewone Die,nst
(in iiiillioenen guldensl

D mschrijwing
Uitgaven
Middelen
Saldo

Pacificatie Indië en ]iiuiclatie
oorlogvoering
717.6
102,3
-. 610,3
teuO hij herbouw
938,5
6,7

931,8
“0OdhLIll)

……………….
103,9
11,4

92,5
Wederinscjiakel ing

arbeiders
in produclieproces
72,7
,

1,4

71,3
Distributieen prijsregeling

.
.413,9
327,2

86,7
Bijzondere rechtspleging

.
129,6
5,2

124,4
Enllomsten geidsaneering.

00,0
±

200,0
l3atig saldo Gewone DienL.
.
.l 63,0
+

163,0
Dverige posten
15,2
11,6

3,6

.fotaal zonder kapitaaldienst
2.386,4
828,8

1.557,6

Kapitaalsvitgauen

.
.
l4apiiaalverstre[iling en

ere-
cl ietverleening

………..
203,4
23.8

179,6
Toorsclio tien

Maatschappij
Ier

financiering

van; het
Nationaal Herstel

1
212.6
:-

212,6
Malerieele uitrusting leger en

..

191,0

1910
vloot

………………….
Overige posten

…………
144,6
59,3 85,3

3.1 38,0
911,9
2.226,1
l’otaal Buitengewone Dienst

jaren vertegeiwoordigt en ten bate van 19.46 is gebracht.
Een nadere specificatie van den Buitengewonen Dienst
vindt men in nevenstaandèn tabel.

c. Begrooting en Nationaal Budget c’oor
1946.

Yoor het eerst heeft men in een staatsstuk de financiëela
gestie der overheidshuishouding geplaatst tegen den achter-
grond der volkshuishouding als geheel; eerstdan kan
worden vastgesteld, hoe overheidsliuishouding en voJks
huishouding zich tot elkaar verhouden; met name,’ hoe
zwaar de druk der belastingen is en welke beteekenis
de overheidsuitgaven hebben voor de productie en
consumptie als geheel.
Door het Centraal Planbureau is hiertod een nationaal
budget voor 1946 opgesteld; de volkshuis
.
houding is daar-
toe gesplitst in vier groepen huishoudingen: gezinshuis-
houdingen, bedrijfshuishoi.idingen, overheidshuishoudingdn
en , het buitenland. De begrooting ddr Nederlandsche
volkshuishouding geeft dus een overzicht van de geld-
strôomen, die zich ‘taarschijnlijk tusschen deze vier

groepen van huishoudingen zullen bewegen; daarnaast
beschouwt zij afzonderlijk de kapitaalmarkt, waar de met’
vermogensveranderingen samenhangende geldstroomen
bijeenkomen.

Eén en ander is in de volgende tabel veerg,egeven en
in het daarna volgend schema geïllustreerd.

Verkort Nationaal Budget 1946
(in inilliarden guldens
1

1. Cézinshuishoudcngen.

Ontvangsten. Uitgaven.
a.

Productïeve inkomens, uitgekeerd door het be-

Consumptie

(Ila)

………………..
6,2
drijfsleven

(lig)

……………………..
6,1

Belastingen

(Illa)

………………….
:
1,2
b.

Idem uitgekeerd door de Overheid (111f)

.
1,5
f.
Te

besparen

(S)

(IVa)

…………………
1,2
c.

Overgedragen inkomens

(IIIg)

………….
1,0

8,6
.

..
8,6

11. Bedrijfshuishoudingen
(mci.
Onerheidsbedrijeen)

Ontvangsten.
.
Uitga’ven.


a.

Leveranties aan gezioshuishQudingen (Id)
. . . .
6,2,
g.
Belooning van productiefactoren

(la) ……..
6,1
b.

Id.

aan

de

Overheid
2)

(111e)

. . .

./
… ……’
1,8
t h.
Le’eranties van andere bedrijfshuishoudingen
c.

Id. aan andëre bedrijfshuishoudingen (11h
1±2)

2,7
voor:
.

.
d.

Leveranties aan het buitenland (uitvoer) (Vc) ca
1,0
1. nieuwe investeeringen. (lic)
3
)
1,8
e.

Steun, door de Overheid

(111h)

…………
0,2
2.

vervangi’ngsinvesteeringen

(Iie)

……….
,
f.

Opgenomen

,,crediet”

(S)

(IVc)
..

…….

1,2
i.
Leveranties van het buitenland (invoer) (Va) ca
2,8
;j.
Belastingen

(111h)

………………….
1,1
k.
Overige betalingen aan Overheid (Iiie)
0,4

.13,1

13,1

JIJ. Qperheid

(cxci.
Ozeiheidsbdrijven
en

wederopbouw)

Ontvangsten.
,

.
,

Uitgaveii:
a.

Belastingen, opgebr. d. gezinshuishoudingen (Ie)
1,2

e.
Leveranties van

bedrijfshuishoudingen

(mate
fl

b.

Be]astingen,

opgebr.

door
,

bedrijfshuishou-
rieel)

(11h)

………………………..
1,8
dingen

(JIj)

……………………..
1,1
f.
Belooning van productiefactoren (Ib)

. .
.:.
1,5
c.

Overige betalingen v.bedrijfshuishoudingen(IIk)
0,4

g.
Overgedragen

inkomens

(Ie)

……………..
1,0
d.

Leeningen

(S)

(IVd)

…………… ……..
1,8
h.
Steun

aan

het

bedrijfsleven

(Iie)

……..
….
0,2

.
4,5
.

.
4,5

IV. Kapitaalmarkt
S

Ontvangsten

S

Uitgaven.
Te besparen door particulieren (1f)

……….
1,2
c.
,,Crediet”verstrekking aan bedrijfsleven (11f)
. .
1,2
Op te nemen buitenlandsch crediet en te mobi-.
d.
Leeningen opgenomen door Overheid (Ilid)

. .
,
1,8
liseeren buitenlandsch vermogen (Vd)
1,8
e.
Kapitaalexport (Vb)

3,0
S

.
3,0

V. Buitenland

.

Ontvangsten

.

,

Uitgaven.

S

,
Invoer (Iii) ca
.
………………………..

2,8

c.

Uitvoer (lid) ca………………………..

.

1,0
Aan buitenland verstrelt crediet (IVe) ……..

d. Door buitenland verleend crediet (S) (IVb) . .
5

S

.

..

.

28

‘)
Achter eIken Post wordt verwezen naar den tegenpôst. S = Sluitpost.

S

S,

i”Iaterieele uitgiven f1 7 mld

plus nieu’se in.vesteeringe6. ten behoese van de Oveilieicl 10 1 mld De sets cngtngstnsesteeun gen zijn mde materieele uitgaven inbegrepen

…….
S
………………….
S

=
Nieuwe investeeringen”f 1,9 mld., mmnus die in den overheidssector ad
t
0,1 mid:

S.

COnSUiflp//e

produc/ieve 111111 proo

Overge-
– 6.2

inkomens

ink
drayen
6,1 – [ 15 -.

,nkomgn
nieuwe invesfeerinqen
18

10

cred,2

13,1

_____ BEDRIJESHUISHOUDINGEN

vervanginvesteermgen
09

njettwe
inn’s/.
gen
12

II

j
rnc/eriee/e
SIPIO
be/os/ingen

ul/goven

be/Ji

268

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

24 April 1946′
Bij vergelijking van het budget der
De
Nederlondsche
Vôli
overheidshuishoudingen

in dit natio- nale budget

met het ontwerp Rijks-
in
mld auldens
te

i
begrooting 1946 moet in acht genomen
worden, dat de begrooting in het na-
tionale

budget niet alleen betrekking
heeft op het Rijk, maar ook op de pro-

vincies, gemeenten en waterschappen.
Voorts

zijn

niet opgenomen de uit-

gaven voor den wederopbouw, omdat
van alle wederopbouwwerkzaamheden
is aangenomen, dat zij door het par-

ticuliere bedrijfsleven worden gefinan-
30
cierd, terwijl, voorzoover de Staat als
LY-APITAALMAW
importeur

optreedt, hij tot he,t parti-
culiere bedrijfsleven wordt

gerekend.
Evenmin zijn opgenomen de uitgaven
wegens aflossing van. de door de Over-
heid aangegane schuld.
Het nationale inkomen voor 1946

wordt door het Plan-bureau becijferd
op 8,4 milliard gulden. De gezamenlijke
/eenng
belastingen, uit inkomens en winsten
1.8

van 1946 te voldoen, bedragen 2,3 mil-
hard gulden, het welk dus ruim 27 pCt.
van hèt nationale inkomen

uitmaakt.

Zonder de

betaling van achterstallige’
belasting uit het nationale inkomen van
creo’/e/
cc.
1946 zou dit 25 pCt. bedragen.
Ter voorkoming van

een additio-
neele geldschepping door de Overheid
blijken de binhenlandsche besparingen
1,2 milliard te moeten bedragen, dat is circa 15 pCt. van het nationale in-
komen; in normale

jaren

werd

vrij-
willig circa 10 pCt.

bespaard, zoodat

de Regeering alle pogingen, die daar-
toe dienstbaar zijn, zal moeten aan-

Invoer

ul/voer
co.Z8

ccl.O

2.8.

BUITENLAND

CR8. ’46

kshuishouding 1946

8,6

CEZINSHUISHOUDINGEN

wenden om dezen verhoogden spaargraad te bereiken.

daling van de oorlogsuitgaven, verhoogde uitgaven voor
Welbewust stelt de Regeering dan ook het alternatief maatregelen voor ,,social security”, handhaving van vrij
van zoo groot mogelijke arbeidsinspanning, zoo hoog hooge directe en indirecte belastingen met afschaffing
mogelijk opgevoerde besparingen, zoo ver mogelijk door- van die, welke het particulier initiatief te sterk belem-
gevoerde zuinigheid en efficiëncy – of anders inflatie, meren.
Het monetair evenwicht zal alleen gehandhaafd kunnen

Teneinde meer reliëf te verleeneri aan de strekking blijven; aldus de nota, door een combinatie van de zes van de nieuwe begrooting, volgt hieronder een samen-
hierna genoemde middelen:

.

vattend overzicht van de Engelsche begrootingscijfers
Opvoering van de arbeidsproductiviteit;

van 1939 af. Handhaving der consumptie op het bestaande niveau, TABEL
1.
met een minimaal noodzakelijke aanvulling van de
voorraden duurzame consumptiegoederen;
Zoo groot mogelijke besparingen als uitvloeisel van
beide voorgaande middelen;
Concentratie van den invoer op die goederen, die de

g
arbeidsproductiviteit kunnen verhoogen;

1941

1.495.284

3.970.705

37,7

2.475.421
Opvoering van den uitvoer van goederen en diensten;

.
Intering van vermogen in het buitenland om het

. 1944

3.149.180

5.909.319

53:3

2.760.139
tekort op de betalingsbalans aan te vullen, dat niet
door buitenlandsche leeningen kan worden gedekt.

1947

3.193.000

3:887:000

821

2.303

mci. ,,snking funds”; excl. ,,LenU & Lease” aanvoeren in en
na
194111942:
mcl. bijdrage
v.
d. Canadeesche Regeering ad
£ 224.719.101.
De cijfers voor de Inkomsten en uitgaven van
1939
t/m
1945
1)
bevatten eenige ,,self-balancing items”, die in de cijfers voor
1946
en
1947
niet voorkomen; aan
4
de vergelijkende waarde doet dit
niets af. De cijfers voor
1947
zijn ontleend aan de rede van Dalton; de cijfers voor
1946
zijn de geschatte
cijfers
van het vorige jaar,
waarvan, de werkelijke Inkomsten en uitgaven volgens minister
Dalton niet veel verschillen.
‘) Ontleend aan de ,,Financial Times” van
13
Augustus
1945

De Engelsche begrooting tijden.s de oorlogsjaren.

De Engelsche begrootingspohitiek is er van het uit-
bieken van den oorlog af voortdurend op gericht geweest
het gevaar van inflatie zooveel mogelijk te beperken.
Men heeft er steeds naar gestreefd niet alleen de inkom-
sten zoo hoog mogelijk op te voeren in verband met de

Financieel
11

In
£
1
.
000
Inkomsten

Tekort, te
jaar tot

in
pCI. v.
d.

I
dekken door
31
Maart
11
Inkomsten
I
Uitgaven a)

uitgaven

leeningen

DE NIEUWE EN(aELSCH

E BE(ROOTING.

De Engelsche minister van Financiën, Daïton, heeft
in een redevoering in het Parlement op 9 April jI. de
begrooting voör 1946/1947 geïntroduceerd. Zijn uiteen-
zettingen hadden een optimistischen klank en zijn zoowel
bij de toehoorders als in de pers gunstig ontvangen. ‘Geen
wonder, want de cijfers van de begrooting 1946/1947
(het Engelsche fiscale jaar eindigt per’31 Maart) geven
voor het eerst sinds den oorlog een aanzienlijke reductie
van het begrootings-tekort te zien.
Engeland bevindt zich thans in de periode van om-
schakeling van ooilogs- op vredeseconomie. De nieuwe
begrooting draagt hiervan verschillende sporen: sterke

24 April 1946

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

269

jaarlijks sterk stijgende ooilogsuitgaven, maar ook de

zwevende koopkracht, ontstaande door verminderende
bestedingsmogelijkheden bij stijgende geldinkomens,
zoover doenlijk af te roomen ten behoeve van de Schat-
kist. Verschillende belastingen werden derhalve drastisch

chase-tax” als de ,,E.P.T.” bleken belangrijke bronnen

van inkomsten voor de Schatkist. Hier volgt een overzicht van de verschillende bronnen
van inkomsten, waarin volledigheidsbalve ook •de ge-
schatte cijfers voor 1946 en 1947 zijn opgenomen.

TABEL II.

in £ 1.000000

Belasting
,,National
Accijnzen e.

d.
__________
waarvan
___________ ____________
omzet-
Financieel
jaar

tot
Inkomsten-
belasting
Extraheffing
op grond-
bezit
Defence
Contri-
,,E.P.T.”
___________
op bier
____________
op tabak
31

Maart
Estate
duty”)
bton’
1)
totaal
belasting

1939
335,9

62,5
77,4 21,9
340,5
62,4
94,8

1940
390,1
69,8
77,7
26,9
0,04
400,0
75,2
117,7

1941
523,9
76,1
80,8
24,1
72,1
529,0
133,5
172,8
263,3
1942 769,7
74,9
90,9 21,9
247,2
704,1
157,3
221,0
98,7.
1943
1.006,8
75,4
93,3 30,6
346,9 884,3
209,6 330,8
110,6
1944
1.183,6
76,0
99,5
33,4
466,7
1.043,0
263,2
388,3
91,9 1945
1.316,8
73,5.
110,9 33,3 477,1
1.076,3
278,9
382,7
98,4 1946
1.350,0
80,0
115,0 500,0
1.130,0
300,0
400,0
118,0
1947
1

1.145,0
80,0
140,0
325,0
1.200,0
312,0 425,0
170,0
‘) De National Defence Contribution bestaat uit een heffing van 5 pCt. op alle winsten vOOr de verdeeling.

verhoogd, waarbij, wat de directe belastingen betreft,
door een sterk progressief stelsel werd getracht de lasten
zoo evenredig mogelijk te verdeelen. Daarnaast werd de

spaarzin van het publiek aangewakkerd door een groot-scheepsche spaarcampagne, waarvan de resultaten vol-doende bekend zijn; zoo was het bedrag aan ‘uitstaande
,,National Savings Certificates”, dat in 1939 ruim £ 381
millioen bedroeg, in’ 1945 opgeloopen tot ruim £ 1.510
millioen, dus ongeveer verviervoudigd.
Thans iets over de cijfers uit bovenstaande tabel.
Wat de uitgaven in de oorlogsjaren betreft, valt op te
merken, dat deze, hoewel in het jaar 1939 de oorlogs-
inspanning reeds begon, eerst van 1940 op 1941 aan-
zienlijk zijn gestegen. Dit blijft zoo tot 1943, waarna de
stijging vertraging gaat vertoonen. De inkomsten konden
hiermede aanvankelijk geen gelijken tred houden, met
als gevolg een scherpe toeneming van het begrootings-
tekort in het fiscale jaar 1940/1941. Door verzwaring
van den belastingdruk en doordat het nationaal inkomen,
in geld uitgedrukt, een stijging vertoonde, trad weer
eenige verbetering in, zoodat reeds in het jaar 1942/1943
de uitgaven voor ruim 50, pCt. door de inkomsten werden
gedekt. Een prestatie, die de vraag opwerpt, welke mid-
delen de Regeering hiertoe heeft aangewend..
Het antwoord is, dat grootendeels op de ,,klassieke”
middelen is vertrouwd. De inkomstenbelasting werd, met
verlaging van de belastingvrije inkomensgrens, drastisch
verhoogd; hetzelfde .was het geval met andere, reeds
bestaande, directe belastingen, zooals de extra heffing
op inkomens boven een bepaalde grens (,,surtax”) en de
belasting op grondbezit (,,estate duty”). Wat de inkomsten-
belasting betreft kan worden vermeld, dat medio 1940
vooi’ bonen en salarissen het ,,pay as you earn”-principe
werd ingevoerd; heffing bij de bron dus, zooals te onzent bij de loonbelasting.
De indirecte belastingen werden in den loop der oorlogs-
jaren eveneens aanzienlijk verhoogd. Hierbij heeft vooral
de accijns op bier en tabak belangrijke bedragen in de
Schatkist doen vloeien, zooals in tabel II is te zien.
Daarnaast zijn enkele nieuwe belastingbronnen aan-
gehoord. Medio 1940 werd de ,,Purchase-tax” ingevoerd,
een omzetbelasting op basis van den groothandelsprijs,
ter hoogte van
162/3
pCt. op ,,general goods” en
331/3
pCt.
op luxe-goederen; in April 1942 werd het tarief voor
luxe-goederen verdubbeld, terwijl het een jaar later op
100 pCt. kwam te liggen. Een tweede maatregel was de
invoering van de ,,Excess Profits Tax”, in September
1939 vastgesteld op 60 pCt. van de overwinst (d. i, de
winst boven een bepaalden standaard), in April 1940
verhoogd tot 100 pCt. In het belang van de omschakeling
van het bedrijfsleven, wanneer de oorlog afgeloopen zou
zijn, werd in April 1941 besloten 20 pCt. van de opbrengst
van de ,,E.P.T.” te bestemmen voor vorming van een
fonds ,,for rehabilitation purposes”. Zoowel de ,,Pur-

De cijfers ‘) spreken voor zichzelf. . De inkomsten-
belasting, de ,,E.P.T.”, de accijnzen op bier en tabak
en de ,,Purchase-tax” hebben gedurende den oorlog de
belangrijkste bronnen van inkomsten voor de Schatkist
gevormd. Opvallend is, dat de opbrengst van de ,,Purchase-
tax” van 143 op 1944 is gedaald; dit hangt samen met
de sterke beperking der civiele aankoopen en de afschaf-
fing van deze belasting Op ,,utility”-kleeding en -schoeisel
in dat jaar.

De begrooting
1946/1947.

De nieuwe begrooting draagt, zooals gezegd, alle ken-merken van de overgangsperiode, waarin Engeland thans
vei keert. Dit in tegenstelling tot de cijfers over 1945/1946,
die, zoogis tabel 1 in grove lijnen doet zien, nog geheel
onder invloed van den oorlog stonden: de uitgaven waren
voor dat jaar, in vergelijking met 1944/1945, weliswaar met ruim £ 600 millioen gedaald, zij werden echter nog
niet voor 60 pCt. door de inkomsten gedekt en het tekort
was dan ook nog aanzienlijk.
De nieuwe begrootingscijfers behelzen daarentegen een
drastische verlaging van dit tekort tot zelfs beneden het peil van 1939/1940. Dit is in hoofdzaak een gevolg van
een sterke daling van de uitgaven voor de ,,Defence
and Supply Departments” in het komende jaar. De
begroote uitgaven dalen daardoor van ruim £ 5.500 mil-
lioen tot ruim £ 3.800 millioen. Deze daling van de oorlogs-
uitgaven spreekt nog des te sterker, wanneer in aanmer-
king wordt génomen, dat minister Dalton voor het ko-
mende jaar een verhooging van uitgaven voor het sociaal
programma der Labour-regeering heeft aangekondigd;
zoo is £ 21 millioen meer uitgetrokken voor ,,education”,
£ 19 millioen meer voor woningbouw.
Wat de inkomsten betreft, verschillende belasting-
maatregelen zullen in het komende jaar een wijziging
ondergaan. De inkomstenbelasting wordt eenigszins ver-
laagd, de belastingvrije inkomensgrens wordt verhoogd.
De,,E.P.T.”, die op 1 Januari 1946 reeds verlaagd was tot 60 pCt., zal op 31 December a.s. verdwijnen.
Minister Dalton sprak de hoop uit, dat deze maatregel
een belangrijke stimulans voor den particulieren onder-
nemer zou vormen. Tevens vermeldde hij, dat uit het
fonds, gevormd uit 20 pCt. van de opbrengst der ,,E.P.T.”,
reeds uitkeeringen worden gedaan aan het bedrijfsleven;
in totaal is een bedrag van £ 250 millioen beschikbaar.
Voorts zal de naam van de ,,National tefence Con-
tribution” gewijzigd worden in ,,Profits Tax”; als zoo-
danig zal deze belasting voorloopig blijven bestaan. Over
de ,,Purcha,se-Tax” bevat de ,,Times” van 10 April jI. een
omvangrijke lijst van goederen, die in het nieuwe fiscale
jaar van deze belasting vrijgesteld zullen zijn; deze lijst

‘)
Voor 1939 t/m 1945 ontleend aan de ,,Financial Times” van
13 Augustus 1945; voor 1945 en 1947 aan de recente rede van
minister Dalton.

270

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

24 April1946

bevat in hofdzaak huishoudelijke artikelen en idntoor-
benoodidheden. De accijnzen op bier en tabak zullen

belangrijke’
,
bronnen van inkomsten ‘blijvn vormen.
Ook de verkoop van ooi’iogsvoorrden zal de inkomsten
verhoogen.

Alles bij elkaar genofnen, is de nieuwe begrooting düs
inderdaad kenmerkend voor de o’vergangsperiode: de

oorlogsuitgaven zijn sterk gedaald; de belastingen blijven
l.00g, hoewel de druk in enkele opzichten is verlicht ter’
stimuleering van den ai’beidslust en het particulier
mi-
tiatief; het begrootingstekort is weliswaar aanzienlijk
gereduceerd, doch nog lang niet op het peil van 1938/1939
aaneland. Op’gemerkt moet overigens worden, dat in
Gi’oot-Britfannië niet gestreefd zal worden naar een ‘slui-ténde begrooting per jaar, maar per coiijurictiïurcyclus.

BOEKBESPREKING.

Dr. F. J. H. M. on d,’ Ven, ,,Arbeidsrechtelijke en socidal-
politieke opstellen”,
uitgave van de .Uitgeverij Paul
Brand te Bussum. ,

Tijdens de bezetting was het reeds d’i.iidelijk, dat na den oorlog, dus met de terugkeei van de hormale ver-
houdingen, het sociaal aspect der, samenleving in het
centrum dci’ belangstelling zou’ komen te stan, en zoo is het dan ook geschied.’
Vëel van wat voorheen als niet ii’iogelijk werd geacht,
wordt thans zoo snel mogelijk in practijk gebracht. Dat
is een’ geb.lkkig vei’schijnsel,
:
want de tegenwoordige tijd
eischt een vernieuwing van de sociale politiek en het
ociaal recht. Niet in dien zin, dat gesproken moet worden
van eèn faillissement der vroegere sociale orde, doch wel
zoo, dat een terugkeer naar de vroegere yerlioudingen
als onmogelijk moet woi’den aangemerkt: Het is hiei’om,
dat Dr. F. J. H. M. van der Ven, thans hoogleeraar aan
de Kath. Economische ,Hoogeschool, een bundel van
reeds eerdei’ gepubliceerde ,arbeidsi’echtelijke en sociaal-
politieke ‘opstellen h’etlicht heeft doen zien. De sçhrijver
hoopt hiei’mede een bijdrage te leveren om t. a. v. de
ker’nvragen van het arbeidsrecht en de socia’le politiek,
het daadwerkelijk handelen te doen voorafgaan doQr
wetenschappelijke bezinning.

S

.-‘Naar de meeningvan Di’. van der. Ven bevinden wij
ons op een»bepaald punt van den, weg, die ,,van, sociaje
•politielç tot socia,al i’echt” voert. Hij doelt hiermede pp
het feit, dat er een ontwikkeling valt waar, te nemen in
de ‘bemoeiïngen, welke het opepbare leven heeft’ met
wat men. vroeger ,,de sociale kwestie” noeme.
Van sociale politiek leidt de weg nI. naar sociale wet-
geving, waai’na deze zich ‘versmalt tot de mijlpaal arbeids-
wetgeving is bereikt; daarna bevinden wij ons in het
landschap van het ai’beidsi’echt en het ‘is mogelijk, dat
dit tenslotte .een perspectief opent op’
liet
sociale recht.
Een weg, welke zijn beginpunt heeft in de tweede helft
van de vorige eeuw en waarvan’ het einde – sociaal recht
– in, al of niet verwijderde toekomst ‘ligt. Weliswaar
leidt sociale politiek, ‘het doelbewuste pplitieke hançlelen,
ook i’echtstreeks tot sQciaal recht, doch het belangrijke
ëvene’ment, dat door ‘het bewuste rechtshandelen ook in
het recht zelf beweging is, vormt en verormt evenzeer
het, recht.
Teel aandacht wordt door Dr. van der Ven besteed
aan het arlieidsrecht, dat gedurende. ongevéer een kwart
eeuw als zelfstandige grootheid wordt’ erkend,’ doch in
meer b,ijzonderen zin onderkent de schrijver in het huidge arbeidsrecht een nieuwe rechtspheppende bewegiflg, ,elke
heenleidt, naar sociaal recht. in verband hiermede wil de schrijver het vak arbeids-
recht,dan ook ruim opgevat zien, nl. als dat deel der.
rechtswetenschap, ‘dat het recht met betrekking tôt den
menschelijken economischen arbeid bestudeert.

De sociale politiek wordt .angemerkt’ als een toegepasté
vetenschap. Zij heeft de gegevens van verschillende we-
tenschappen met het oog op vraagstukken van practischen
aard te combineeren en te trachten den’vooi degegeven
omstandigheden passenden vorm te geven aan de ethische
en doelmatigheidsnormen voor het maatschappelijk leven.

Na deze systematiek worden in eenige opstellen be-
la’ngi’ijke’ terreinen van hef arbeidsi’echt en van de so-
ciale ‘politiek, waarop •zich tegenwoordig in ‘het bijzonder
de aandacht coricenti’eert, onderwerp van behandeling.

Belangwekkend is’ het opstel over het ,,Agrarisch
arbeidsrecht”, want het is inderdaad zooals de schrijver
opmerkt, dat veelal an de industrieele onderneming wordt
gedacht, wannëer het gaat over ondernemingsverhou-
dingen.

En wanneer het aankomt op wetenschappelijké be-
zinning, voordat men tot handelen oveigaa’t, dan, mag
toch wel in eerste instantie de landai’beid worden ge-
noemd. Wel w’oi’dt meermalen de ‘stem gehoord, dat de
landarbeid nog steéds niet dezelfde belangstelling geniet
als de industriéele ‘arbeid,’ het fit valt niet te verdoe-
zelen, dat deze gelijkheid, noch
in
‘de wetgéving, noch
in het rechtsbewustzijn verkregen is. Differentieëring

in het arbeidsrecht kan voor bepaalde bedi’ijfsklassen dan
.oôk belangrijke ‘gevolgen hebben.
Van geheel anderen, aard zijn de opstellen over ,;De
werkelijke arbeidsverhouding” ,,De ‘ arbeidsverhouding
in de onderneming”, ,,I

let emeenschapskai’akter der
o’ndernen’iing’ ‘ ,,Sociale ondernemingspolitiek”, en
Rechtsprobiemen van ‘de ‘corporatie”.
Hoewel de in den bundel opgenomen opstellen dateeren
uit de jaren 1938—144, is alle daarin behandelde,’, op
één ‘onderwerp geconcentreerde stof, van groote actuali-

teit, ‘Zoo vaak wordt thans gehooi’d, dat alles nieuw moet
worden, ôf wel, dat omgekeerd moet vorder, wat histoi’isch
is gegroeid. Niet zoo bijDi’. van der Ven. Wel verhiem’ing
doch aansluiting bij hetgeen geworden is, .hetgeen ‘in
zij’n pogen om de ontwikkelingsgang van sociale politiek
naar söciaal. recht als één’ aanéén gesloten weg te zien;
duidelijk naar voren komt.

Evenwel zou deze bundel van opstellen dooi’ andere
opstellen moeten worden gevolgd en dan hopen wij dat
speciaal .aandacht zal worden geschonken.’ aan onder-
werpn”liggend op het teriein .der sociale politiek, mee”
in het bijzonder dat v’anden laildarbeid.
v. cl. MAST.

GEL)- EN KAPITAALMARKT.

De belangrijkste’gebeui’tenis ‘op ‘de geldmarkt in de
afgeloopen week ‘was”de mededeeling van den agent,
dat hij de afgifte van .schatkistpapie
zet
hervatten op
1 Mei as. 1-lierbij wordt het tijdens den oorlog gevolgde
systeem van eefizijdigd pi’ijsvaststellingen dooi’ dén agent
verboden en het vi’oeger gebruikelijke stelsel van inschrij-‘
vingei’i hervat.
De. geldmai’kt reageerde op deze mededeeling met ver-
hoogde’ noteeririgen. ‘]e disconto’s voor kortloopend
papier Stegen met ongeveei’ pCt,, zoodat driemaands
pr’omessen tegen
15/
pCt. en Octoberpapiéi’ tegen 1
1
/
8
pCt.

werden verhandeld. Decemberpapier werd zelfs aangeboden
tegen 1
1
/
2
pCt., terwijl dit in de voorafgaande week nog
tegen
/8
pCt. werd gevraagd.
De belangrijkste vraag is ongetwijfeld, tegen. ‘welken
prijs, de agent; nu schatkistpapier zal gaan afgeven. Naat” verluidt hebben’ enkele gi’oo.te geldgevers reeds ,ovei’leg
geplee’gd,’ waarbij . ‘inschrijvingspi’ijzen zouden zijn af-
gesproken, welke ongeveer overeenkomen met èen disconto van
11/t
pCt. voor driemaandspapier, 1
1
/
2
pCt. voor zes-frra,andsprornessen en 2 pCt. voor jaaspapier. Of dit in
feite b.erei’kt’kan worden, valt te ‘bezien.; het ‘zal grooten-
deels afhangen van het bedi’ag, dat: de agent wencht te

plaatsen . On:i welke redenen thans schatkistpapier wordt
afgegeven is niet bekend. De kaspositie van het Rijk geeft.

er
geen aanleiding toe, terwijl vermoedelijk evenmin een
aanstaande saneering van de balans van De Nederlandsche Bank, waarop nog altijd de w’aardelooze markenvordering
voorkomt, is te verwachten, aangezien de hiervoor uit-
eindelijk benoodigde middelen uit de bijzondere heffingen
moeten komen. Vermoedelijk w’ordt een verkrapping van
de geldmarkt nagestreefd, maar reeds eerder werd opge-
merkt, dkt’ het huidige vrij stringente systeom van con-
trôle dci’ bankcredieten effectiever werkt en bovendien
den Staat geen rente kost.
Een bijzonderheid is nog, dat voor schatkistpapier, met
‘vrij geld gekocht, bij aflossing of verkoop het provenu.
wee!’ op vrije rekening wordt vergoed. Deze regeling is
uitgebreid tot het schatkistpapier dat na 26 September
1945 met vrij geld was gekocht. Beteekent dit een begin
van afschaffing van liet systeem, waarbij kapitaaltransac-
ties in de geblokkeerde sfeer w’oi’den gehouden? Overigens
was de kans toch al niet groot, dat gelden, welke in schat-
kistpapier worden belegd, zouden uitwijken naar de con-
sumptiemarkt of de markt voor investeeringsgoederen en
daar de prijs- en rantsoeneeringsmaatregelen zouden door-
breken.
Belangrijk was, dat de bankbiljettencirculatie blijkens de
liiatst gepuh.liceerdé balans van De Nederlandsche Bank
.practisch niet meer is gestegen. De ontwikkeling begon.
trouwens onrustbarend te worden.
De besprekingen over uitbreiding van den effectbnhandel’
zijn nog altijd niet tot een goed einde gebracht. Bij de nog
steeds geringe omzetten waren de obligatie koersen over
het algemeen iets höoger. De 3 pCt. oorlogsleeningen
noteerden aan het einde der week 103
1
/, de 3 pCt. 1937
kwam van
10
23
/8
op 103
3
/
s
en de 2
1
/
2
pCt. N.W.S. steeg. tot
1
/
2
Spaarcertificaten kwamen per saldo weer op
het niveau van de voorafgaande week.

STATISTIEKEN.
DE NEDEItLANOSCI-IE
134NIC.
(Voornaamste posten
Iii
duizenden
guldens)

1
A
lunt,
Wissels, prom. enz.,

Data
muntmate-,
open

marktpapser,
beteenin gen,

voor-
Totaal Totaal
opeischb.
1 1
rioal

en

1
deviezen
schollen a/h Rijk
Cfl
activa
schuldên
diverse

rekeningen

15 April’46
5,377,335
101 .36
5.647.624
5.119.322
8

46
5.37.706
192.750
5.644.602
5.104.366
1

,,

’46
3.348.116
200.211
5.627.463
5.019.973
25 Mii. ’46
5.348.076
209.759
5.630.970
4.993.212
.18

,,

’46 5.345.079
225.005
5.644.120 4.992.491
II

,,

’46
5.339.312
.,

240.848
5.653.297
4.993.006
4

,.

’46
5.324.032
246.603
5.643.777
4.960.831
25 Febr.’46
5.363.395 207.132
5.643.669
4.960.193
6 Mei

’40 1.173.319
248.256 1.474.306
1.424,016

Banhbiljel-
Sldi
Saldo

Rijk’

1

Gebloh-
keerd
Bankassig
Data
ten in om-
FIIC

(D/C)
natiën en
diverse
loop
RIC
van
rekeningen
1
banken

15April’46 2.478.225
1
)3.646,969 (;1.525.058 426.295

196.248
8 ,,

’46 2.477.634
2
) 2.626.595 01.573.190 326.700

208.081
’46 2.468.178 2.551.679 01.699.624 180.983

275.238
25 Mrt, ’46 2.389.867 2.603.233 01.806.063 154.743

305.514
18 ,,

’46 2.366.028 2.626.375 01.845.572 124.677

319.360
11 ,,

’46 2.348.172 2.644.706 C1.888.395 106.534

328.058
4 ,,

’46 2.330.316 2.630.486 01.902.540

350.618
25 Febr,’u6 2.250.450 2.709.478 01.806.459

351.408
6Mei ’40 1.158.613

255.174 C

22.962

.10.230

‘)
waarvan nieuwe uitgifte f2.186.568.
(2.185.722.

Accountantskantoor (lid N.l.v.A.) nabij Amsterdam
zoekt als medewerker jong actief

ACCOUNTANT.

(lid N.1.v.A. of “.A.G.A.) of Rijksaccountant

Auteur