. 1
1
BER
ID
0
30e JAARGANG – No. 1478
WOENSDAG 29 AUGUSTUS 1945
Naam’ Venn.
Hollandsche
Bekiggin.g- en
Beheër-Mij.
Anno
193)
Heerengracht
320 –
A’d.im
Beoordeeling en Behéi’r
van vermogens, peniicen-en spaarfondsen, ‘belegde
reierves, effectenportefeuil-
les ten behoeve van onder-
nemingen, stichtingen, ver-
eenigingen, particulieren.
Commissai issen:
Prof. Ir.
1. P. de Vooys;
Drs.
J. H. Gispen;
Mr.
J. E. Scholtens.
Directit’:
Gerlof Verwey;
Dr. F. Ph.
Groçndve!d;
A. C. Leeuwcnburgh.
Ook in de jaren
194 0-19 45
,,Koninkljjke”
Nederi. Boekdrukk erij
II. A. 51. Itoelants
Schiedam
gispen
rn.nri1air.irnriiii
–
cuIenborg
amsterdam
rotterdam
VOORDEELEN EENER BANKRELATIE
HET MINISTERIE VAN HANDEL EN NIJ-
VERHEID, Bezuidenhoutscheweg 30, ‘s-Gravenhage,
vraagt een leidende kracht voor
Economisch onderzoekingswerk
alsmede eenige medewerkers op dit gebied, in staat
tot zelfstandige wetenschappelijke arbeid. Uitsluitend
economen met academische opleiding komen in aan-
merkin’g. Brieven m. uitv. opgave van levensloop ,en
referenties aan den Chef van de afd, Personeel.
Persoonlijke aanmelding alleen na oproep.
Groote Maatschappij met internationle belangen vraagt
Be!astingdeskundige
met juridisçhe en/of fiscale opleiding ‘eii kennis van boek-
houden. Leeftijdl bij voorkeur omstreeks 30 jaar.
S611icitatis met volledige opgave van alle ter zake die-
nende gegevens schriftelijk onder ‘No. 214 bureau vn dit
blad, postbus 42, Sçhiedam.
HET DIRECTORAAT GENERAAL VAN DE PRIJ-
ZEN roept sollicitanten op voor de vervulling van eenie
belangrijke
Leidende. Functies.
Bij voorkeur economen met ruime bedrijfs en/of ambtelijke
ervaring. Uitsluitend schriftelijke sollicitaties ,m. bijvoeging.
van foto en m. uitv. bijzonderheden omtrent persoon en
loopbaan aan bovengenoer/ide instelling, Bezuidehhoutsche-
weg 97 të ‘s-Gravenhage:
Bij groote industrieele onderneming, is plaats voor een
ji}ima kracht, om werkzaam te zijn als
Assistent van de Directie.
In aanmerking komen afgestudeerden van Handeishooge-
school, commercieel onderlegde Mr. in’ de rechten of alles-
zins bekwame
•
niet-gegradueerden. Leeftijd tot 30 jaar,
Godsd. R. K. Met de hand geschreven brieven met om-
schrijving levensloop onder No, 217 Bureau van dit blad,
postbus 42, Schiedam. Zoo rnogelijk foto bijvoegen.
– De HOOFDGROEP AMBACHT .vraagt’ voor ‘haar
bureau-te ‘s-Gravenhage:
, ,
–
Chef van de economi’ch-statistische afdeeling,
economisch doctorandus, leeftijd 30-40 jar, – ruime ervaring
op gebied van economisch researchwerk, organisatorische
bekwaamheid. –
Eenige jonge econ. doctorandi
voor bovengenoemde afdeeling, bij voorkeur met eenige
practijk van econ. stat. onderzöekingswerk.
Jong jurist,
ter, assistentie van Chef Jurid. Afdeeling, redactioneele er-
varing. Bekendheid met vraagstukken en wetgeving van het
Kleinbedrijf gewenscht, echter niet noodzakelijk.
–
Person”eelchef’
le’eftijd’ niet beneden 30 jaar, sociale insteliing, grondige
praçtische eri/aring op gebied van personeels- en sociale
aangelegenheden.. –
Archivaris,
grondige, kennis van U. D. C. en docurientatie-eerkzaam-
heden.
Assistent(e) Directie;,
minstens middelbare opleiding, vlot, bechaafd ‘optreden,
zelfstandig en accuraat werken, administratief onderlegd.
Geroutineerde steno-typiste
voor de directie-secretarie.
–
Brieven te richten aan den Secretaris, tijdelijk Amalia-
straat 10, ‘s-Gravenhage. Gegadigden voor de functies, ge-
noemd onder 1, 4 en
5
moeten bereid zijn zich aan een
psychotechnisch onderzoek te onderwerpen. Persoonlijk be-
zoek alleen na oprpeping.
R. MEES & ZOONEN
Ao. 1720
BANKIERS EN ASSURANTIE-MAKELAARS
Rotterdam, Amsterdam (Ass.); ‘s-Graven.
hage, Delft, Schiedam, Vlaard ngen
Behandeling van alle
Bankzaken
Bezorging van alle
Assvrantiën
.,
SPECIALE AANDACHT
VOOR
DE BELANGEN’
VAN PARTICULIERE CLIENTEN’
–
ROTTERDAMSCHE BANKVEREENIGING
ROTTERDAM
‘AMSTERDAM
EERSTE NEDERLANDSCHE
Verzekering Mij. op het Levin en tegen Invatiditeit N.V.
Gevestigd te ‘s’Gravenhage
AOMINISTRATLKANTOOR ÖOROR(CHT – BELLEVUESTRAAT 2, TELEFOON 5346
Personeel s- Pensioenverzekering
verschaft directe ilscale bespering – alschrijving van toe’
kom.;ige lasten – blijvende sociale voldoening
Vrasot U eens welgedocumentee rd advie, aan ons
BUREAU
VOOR
COLLECTIEVE CONTRACTEN
In Ilernieuwd Nederland
neemt de
Amsterdcimsche Bank N.V.
haar taak in vollen omvag
weder op
Haar diensten staan ook te Uwer beschikking
131
Bijkantoren en Zitdagen in Nederlan(
Alle correspondentie betreffende edverten ties ge/leve U te richten aan Koninklijke Nederlandsché Boekdrukker;j H. A. M. Roélanrs,
Lange Haven 141, Schiedam (Tel. 69300, toestel 6)
r
‘•’
‘;,
.:’
.
.-
.
1
E
Berichten’
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET, NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
30E
JAARGANG
WOENSDAG 29 AUGUSTUS 1945
No. 1478
• COMMISSIE VAN REDACTIE:
J. F. ten Doesschate; N. J. Pilak;
J. Tinbergen; H. M. H. A. van der Valk; P. de Vries;
M. P. J. Gooi (Redizcteur-Secretaris).
H. W. Lambers — Adjunct- Secretaris.
Meded’eeling aan abonné’s.
Daar onder de huidige omstandigheden een nauwkeurige
kostprijsberekening nog niet viit te maken, verzoeken wij aan
abonné’s het abonnementsgeld ad / 20,85 (voor het buiten-
land / 23,—’-) voor den jaargang 1945 te willen doen over-
boeken op girorekening 8408, ten name van ,,Weekblad
Economisch-Statistische Berichten”,, of op onze rekening
bij de Heeren R. Mees & Zoonen. Eventuecie vetrekeningeii
kunnen
1
dan in de volgende periode plaats yinden.
Abonnementen kunnen ingaan met elk ilummer en slechts
worden beëindigd per ultimo van het kalenderjaar.
Donateurs en Leden van het Nederlandsch Economisch.
Instituut ontQangen het blad gratis en genieten een reductie
op de qerdere publicaties.
Adreswijzigingen op te geven aan de administratie.
Administratie: Nieuwe Binhenweg 175a, Rotterdam (G.). Telefoon 38340. Giro 8408.
Aan geteekende stukken aan het Bijkantoor Museumpark,
Rotterdam (G.).
Alle correspondentie betreffende advertenties geliee U te
richten aan de Pa. H. A.- M. Roelant, ‘Lange Haven 141,
Schiedam. (Tel. 69300, toestel 6).
–
BERICHT
AAN
J)E ABONN’S.,
De redactie ‘ïerzoekt aan abonne’s, voorzoovei deze. het abonnementsgeld nog niet voldeden, om ingevolge
de mededeeling vân den Directeur der Postcheque- en Girodienst, betreffende de drukke werkzaamheden bij
dien Dienst, betalingen zooveel mogelijk te, voldoen door
storting of overschrijving via bankrekeningen op onze
rekening bij de Heeren R. Mees & Zoonen, Rotterdam.
Blz.
82
83
86 89
92 92
9
03
DEZER DAGEN
kenmerk is ook de omrnezwiiai in .dc toekonistwaar-
deering. Vijf jaar lang had iedere dag genoeg aaA
,
zijn
eigen kwaad en begonnen alle plannen met de zeker-
heid, dat er toch iets tussc’hen zou’ komen, dan wel met
een oi’illirekendcn begintermijn. Tli.ns zijn na een maand
niet alleen 30 dagen voorbij, doch ook een periode
waa
t’j
ri constructieve doeleinden )conden worden verwezen
lijkt. En hiermee verschijnt het vraagstuk der urgentie.
Somn’Iige nadenkènde mensche4 vonden ieeds twee
jaar ‘geleden het uitdehken van een verkiezingsmethode
urgent; ahdere n1enschian daarentegen een jaar geede’n
het bc.telln van nieuwe bankbiljetten’ nog niet de
moeite waard. En als ‘gevolg van het laatste is er nu
geen zwarte tabak te kx’ijgen de eenige stimulans, waarop
mannelijk Nederland reageert. Weliswaar is het voor den
herbouw van Nederland belangrijk, dat de schoorsteenen
rooker, doch belangrijker schijnt het, dat de mannen als
schoorsteenen kunnen rooken. Sigaretten zijn momenteel
het betaalmiddel voor bonlooze overreding bij uitstek.
Intuss(‘l)en zijn’ niet alle verwachtingen, in rook ver-
vlogen. Nederland groeit stilaan uit sommi
,
ge der lichtsto
lidteekens van dn oorlog. De eerste neiging om, na vijf
jaar ged wongea gewiuigheid, eigea recht te zoeken doo,
het vcrlc neer te leggen, heeft plaatsi gemaakt voor meer
inzicht in de nationale situatie. De Wieringermeer werd
gedicht ‘en zelfs voor den afgesproken tijd; de dijk bij
Vlissingen is nagenoeg gedicht, med,e dank zij de ‘zink-
stukkén van een kunstmatige haven, die’ niet aan den
oorlog to pas kwam, en uit het – Zuiden kwamen langs de
waterwegen vaartuigen, gevuld roet urgentio.oplossingno. 1:
steenkool.
En misschien verminderen ook internationaal de kansen,
dat nog meer wonden zullen worden, geslagen. Da Sovjet-
Unie en Groot-Brittannië hebben het Handveit der Naties
geratificeerd, doch van grootier orirnidrieWj’k ‘belang is het
verdrag tïisschen ‘ de Sovjet-Unie en dc Regeeririg van
Tsjang-Kai-Sjeic, dat de kansen op vrede in China aan-
merkelijk ‘vergroot. Intusschen gaat de vi-edesviering over
do geheele vereld voort. Terwijl heel Nederland snakt iaar
de rijwielen, die uit Duitschlaind terug moeten knen,
hebben de Vereenigde Staten de vrede geierd met een
wild autof,estijn, dank zij het onmiddellijk vrijgeven der
benzine, Volgens Amerikaunsche commentatoren was het
dringendste vr.edesideaal van den Amerikaanschen burger
hiermeo vervuld. Er zit iii urgenti’ toch
wel
iets sub’
jectiefs’. ,
INHOUD:
–
Sociale bedrijfseconomie? door
Prof. Dr. J. F. ten
Doesschate
Vergoeding van oorlogsschaden door
S. Posthuma’..
Hoè krijgen wij de schade door Duitschland, vergoed?
door G. J. Hainmerstein ………………….
De monetaire saneering in België door
G. A. Surie
Aanteekeningen: ‘
Documentatie over de ‘wetgeving in Nederland in
oorlogstijd
Redifon radio-verwarming
(‘)ntvangen boeken .
.
Statistieken:
De Nederlandsche Bank; verkorte balans en voor-
naamste posten in duizenden guldens ……..
/
ri
82
–
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN ‘ -,’-.-
29 Augustus 1945
SOCIALE BEDRIJFSECONOMIE?’
De groote omwenteling, welke zich in de achter ons,
ten deele-vÔér den oorlog, liggende jareh op het gebied
van het economisch denken heeft voltrokken, zal ook aan
de bedrijfseconomie niet zonder invloed voorbijgaan.
Het is nog niet zoo lang geleden, dat officieel geleeraard
werd, dat volledige vrijlating van het economisch leven
voor de particuliere onderneming èn voor het geheel der
samenleving een maximum aan welvaart zou meebrengen,
terwijl ertegenwoordig niet velen meer te vinden zijn, die
dit verlaten standpunt zoudefl willen verdedigen.
De gemeenschap is voor zich het recht gaan opeischen,
in het economisch leven regelend en vooral coörclkièerend
op te treden. Waar het verreweg belangrijkste deel van dat
economisch leven, nl. de productie, in de bedrijven plaats
vindt, mag de vraag gesteld worden, of de aangegéven
ontwikkeling niet ook de bedrijfseconomie essentieel
beïnvloed heeft. M.a.w.: is het inzicht, dat maximale
winsten der ondernemingen niet met maximale volkswel-
vaart samengaan, van invloed op dit complex van leer-
stellingen, dat voornamelijk ten tijde van de ,,vnije”
econdinie is geboren?
Deze vraag zal o.i. bevestigend beantwoord moeten wor-
den.Nog te veel wordt bedrijfseconomie voor ondernemings.
economie aangezien en ziet men mitsdien het opperste
doel der productie in het bereiken van een zoo groot
mogelijke rentabiliteit van het in de productie geïnvesteerde
kapitaal. Het ware o.i. meer in overeenstemming met heel
den geestelijken habitus van het economisch denken van
dezen tijd om het opperste doel van bedrijf Pn onder-
neming te zien in de voorziening der samenleving van zoo
goed mogelijke producten of diensten, met opoffering van
een zoo gering mogelijk quantum productiemiddelen.
We zijn als natie verarmd en zullen als natie, dat is dus als geheel, moeten trachten er weer bovenop te komen.
De directeur eener N.V., die zijn taak aldus ziet eii zich
losmaakt van de bedrijfseconomie als ,,winstleer”, is o.i.
geen slecht, maar zelfs een zeer goed bedrijfsleider.
Men moet trouwens niet trachten tegen den stroom
in te roeien. Mey & Snel bijv.
1),
nadat zij het begrip
waarde, van het standpunt der gemeenschap gezien,
hebben omschreven als de beteekenis, die de goederen
hebben voor de behoeftebevrediging van die gemeenschap,
voegen hieraan toe: ,,De doelstelling der bedrijfshuishou-
ding is meer beperkt. Niet om onmiddellijke behoefte-
bevrediging gaat het hier,
doch om oorming oan inkomen
(cursifeering van ons, t. D.). Juist deze tegenstelling ont-
moet o.i., al moge zij historisch verklaarbaar en door velen
aanvaard zijn, in den tegenwoordigon tijd bezwaar. De be-
drijfseconomie zal toch moeten mee-evolueeren met de alge-
meene economische inzichten, welke een instelling op het al-
gemeen belang eischen. Blijft zij, in een tijd, waarin het
overheerschen van bedrijfs- of groepsbelangen waar
mogelijk ‘wordt’ tegengewerkt, hij haar beierkte doel-
stelling stil staan, dan zal zij achterop geraken.
De fiscus, intusschen, is een z66 groot deel van de over-
winsten der ondernemingen voor de ‘gemeenschap-.gaan
ôpeischen, dat het – boven een bepaalde grens – beslist
niet meen waar is, dat vorming van inkomen de doel-
‘stelling der bedrijfsleiding is. VTie.wel eens de verwoede
pogingen van sommige directies heeft gadegeslagen om
,,kosten te maken”, teneinde overwinsten te vermijden, zal wellicht toegeven, dat het, ook bedrijfseconomisch,
juister geweest ware, indien deze directies hun verkoop-
prijzen lager gesteld hadden ten behoeve van de gemeen-
schap, in stede van een door de omstandigheden gecreëer-
de relatieve monopoliepositie uit te buiten.
Wil- men trouwens het inkomen der bedrijven rationeel beïnvloeden, dan zal
–
men toch in de eerste plaats de in-
en verkooppolitiek, en met name de bepaling der aanbod-
prijzen op de verkoopmarkt, in eigen hand moeten hebben.
Ook dit, nu, is niet langer waar. De inkoop – if any—-
geschicdt veelal op toewijzing door de Overheid en de
hele prijspolitiek van de Overheid-is erop gericht, zoowel
de prijzen,der producten als die der kostenbestanddeelen
te beheerschen. Hiermede is automatisch ingegrepen in
•de winstmarge en daarmde in het inkomen der produ-
ceerende bedrijven. –
,,De Regeering”, zoo valt in ,,Economische Voor-
lichting” te lezen
2),
,,wil het bedrijfsleven organiseeren in
organen, waarin Overheid, ondernemers en arbbiders zijn
samengebracht”.
–
Stelt men nu, z’ooals wij meenen, dat
noodzakelijk is, niet de inkomensvormende doch de
produceerencie taak van het bedrijfsleven op de eerste
plaats, dan is een antithese tusschen de standpunten
dezer drie groepen a priori veel minder waarschijnlijk dan in
het andere geval. Is het inkomen te groot, dan ontstaat er,
naar de ervaring leerde, zoowel bij de Overheid als bij de
arbeiders een
gfvoel
van wrevel tegen het gevoerde bedrijfs
beleid. /
Wij zieii daarbij geenszins over -het hoofd, dat onder-
nemen is: risico dragen en dat den ondernemer derhalve,
boven en normale vergoeding voor de aanwending van
het kapitaal in het productieproces,
–
een risicopremie
toekomt. In slechte jaren is ér niemand, die hem een vast
inkomen garandeert; in goede jaren mag hij dus reser-
veeren. Ook moet hij als ondernemer vooral niet ;,dood
géordend” worden. Hij moet voldoende armslag
overhouden om de in het productieproces zoo noodzakelijke
dynamica te verzëkeren. Maar dit alles behoeft hem niet
te beletten zich medeverantwoordelijk voor het
geheel
te voelen en niet uitsluitend op de belangen van zichzelf
of zijn aandeelhouders en tantièmisten acht te slaan.
– Uit het voorgaande-volgde reeds, dat,een aantal bedrijfs-
economisch uiterst belangrijke beslissingen tegenwoordig
niet meer
in,
maar
buiten de bedrijven, ni. door overheids-
instellingen, wordt genomen. De leer van de kostprijs-
berekening, de bepaling der aanbodprijzen op de markt,
het zoeken van de gunstigste inkoopmarkten en van de
meest rationeele verkoopsorganisatie zijn zonder twijfel
typisch bedrijfseconomische onderwerpen. Maar
uie
calculeert de’ kostprijzen, wie bepaalt de aanbodprijzen,
de inkoopmarkten en de omvang en samenstelling van het
afnemersapparaat der bedrijven? In vele gevallen een
overheidsinstantie. 1-Jet is dan ook een archaïsme, de
bedrijven der ondernemingen nog steeds te willen zien als
middelen om een bepaald kapitaal zoo rendabel mogélijk
te exploiteeren. Rentabiliteit en productiviteit-voor-het-
geheel-der-samenleving zijn geen functie van elkaar.
Naarmate de îeiling van het economisch proces een meer
gecentraliseerden vorm aanneemt,dient’dit inzicht gemeen-
goed te worden. En tevens wordt dan de eisch steeds ge-
biedender, dat slechts de bekwaamste economisten en
bedrijfseconomisten de in aanmerking -komende departe-
mentale functies bekleeden. Wanneer de beslissingen
verschuiven, moet de competentie m’eeverschuiven en
mén mag in twijfel trekken, of dit xeeds in voldoende mate
geschied is. Vooral van
deze
bedrijfseconomisten moet,
naast zuiver economisch, ook sociologisch inzicht verlangd
worden.
Tot slot nog een enkel woord over de opleiding der
bedrijfseconomisten. De bedrijfseconomie begint zich –
binnen het kader der algemeene economie – te ontwikke-
len tot een zelfstandigeii tak van wetenschap, die pii.ce de
résistance van een doctorale studie kan zijn. Teneinde
deze stelling tot haar volle recht te laten komeh, zou men
bedrijfseconomisten moeten opleiden, die het
geheele
terrein van dit studievak beheerschen en daartegenover
op het gebied van de algemeene economie,: de geld- en
de conjunctuurleer een minder diepgaande studie ver-
richten. Het aanbod,op de arbeidsmarkt zou dan bestaan
r
0
‘)
,,]’crboek der bedrijfseconomie”, Wassenaar 1942, deel 1,
pag. 9.
–
‘)
,,Economische ‘Voorliehuing” van 13 Juli 1945.
wrPr
29 Augustus 1945
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERÏCHTEN
83
uit a. algemeene economiten, b. bedrijfseconomisten,
C.
,,staatkundige” economisten. De algemeene economisten
zouden in hun doctorale tijd de bedrijfseconomie niet
in alle finesses, bestudeerd hebben, de bedrijfseconomisten
d.e.t. niet’aille onderdeelen van de algemeene economie.
Foutieve investeeringen in arbeidskracht zouden aan de
zijde van de ,,vraag” naar economisten
fl
voorkomen
kunnen worden door aan deze verschillen in de opleiding
voldoende bekendheid te geven.
Het is een evolutie, die ons – wil men de studie bij de
snel voortschrijdende ontwik)eling van zoowel algemeene
als bedrijfseconomie niet te lang laten worden – zeer
waarschijnlijk voorkomt.
t.D.
3)
Di. dus voornamelijk de Overheid, het bedrijfsleven, en de
bedrij fsorgariisa ties.
VERGOEDING VAN OORLOGSSCHADEN
1
1-let vraagstuk van de vergoeding van oorlogsschaden
heeft een internationaal ep een binnenlandsch aspect;
hier zal uitsluitend over de binnenlandsche zijde van het vraagstuk worden gesprokèn.
Bij een schaderegeling binnenslands moet nog worden
onderscheiden tusschen 1) het vraagstuk van de terug-
vordering revindicatie)’van verloren gegane en bij derden
aangetroffen roerende en onroerende zaken langs priv7at-rechtelijken weg, alsmede vordering tot schadevergoeding
wegens onrechtmatige daad en 2) de tegemoetkoming
door den Staat in geld of goederen aan natuurlijke en
rechtspersonen wegens schade geleden door of in verband
met den oorlog en de bezetting. Het is uitsluitend aan
het sub 2) genoemde vraagstuk waaraan de hierna vol-
gende beschouwingen zijn gewijd.
Wanneer de Overheid ertoe besluit t”egemoet te komen
in gevallen,, waarin zij daartoe forme3l niet is gebonddn,
kan zij uitgaan van twee in wezen verschillende stand punten. In de eerstè plaats kan zij zich bij een schade-
rge]ing baseeren op overwegingen, zooals die ten grorid-
slag liggen aan de averij grosse (a) en in de tweede plaats
kan zij uitgaan van de gedachte: steun naar behoefte b).
Wanneer een schip in nood verkeert en het kan
alleen worden gered door opoffering van een deel van
de lading, is het billijk, dat de schade niet alleen wordt
gedragen door degenen wier goederen overboord zijn
gegooid, maar door allen, die er belang bij hadden, dat dit
gebeurde en wel in verhouding tot dit belang. Wanneer
men den oorlog ziet a]s een algemeene bedreiging van
ois volksbestaan, eefi bedreiging waaraan slechts het
hoofd kan worden geboden ten koste van zware en vol-
komen willekeurig verdeelde verliezen, is het billijk deze
verliezen niet te laten dragery door degenen, die er toe-
vallig door zijn getroffen, maar eischt het algemeen rechts-
gevoel dat’deze verliezen ten laste worden gebracht van
de gemeenschap en wel pro rata van het belang van elk
van haar leden.
Ziet men daarentegen de verwoetingen van den
oorlog en de bezetting als onvermijdelijke slagen van het
noodlot, waarop ons be€luit om ons tegen den vijand te
weer te stellen in het algemeen gesproken nauwelijks
invloed heeft gehad dan is het begrijpelijk, wanneer men
de teg’emoetkomin van de Overheid wil beperken tot
1)
Dit artikel is geschreven als gevolg van een vciordracht
door Mr. W. Cnoop Koopman,s over hetzelfde onderwerp voor een gezelschap Amsterdammers, dat reeds tijdens de dagen van
de bezetting geregeld placht bijeen te komen ter bespreking
van na-oorlogsche vraagstukken,. Op deze voordracht volgden een aantal nadere samensprekingen met dc volgende personen,
‘die ten aanzien van het vraagstuk van de vergoeding van oor
logsschaden onderling zeer vetschillende standpunten innemen
Ir. C. Biemont, Mr. W. cnoop Koopmans, Prof. Mr. H. R.
Hoetink, G. Key J’zn. en Mr. C. A. Kingma. De verantwoorde-
lijkheid voor de in dit artikel gegeven beschouwingen en ‘de
daarop gebaseerde voorstellen, die in een latere bijdrage zullen
worden uiteengezet, blijft voor rekening van den schrijver. S. P.
die concrete gevallen waarin’ de verliezen inderdaad een
duidelijk aanwijsbaas gevolg zijn van bepaalde daden
van verzet en voorts tot die gevallen, waarin de getrol-
fenen zon buiten alle proporties zijn geslagen, dat zij
zonder hulp zouden dreigen te declasseeren of te gronde
te gaan. Niet de omvang van de schade op zichzelf be-
schouwd, maar de mate waarin de getroffene tegemoet-
‘koming behoft om zich economisch of maatschappelijk
te kunnen’ handhaven, wordt dan de grondslag voor de
vast ‘te stelleti vergoeding. –
Het is begrijpelijk, dat dadelijk na de ‘oorlogsdagen
van Mei 1940 het sub (a) besproken standpunt algemeen
werd aanvaard en de grondslag werd voor de in December
van dat jaar afgekondigde schaderegeling. De verwoestin-
gen tengevolge van de gevechtshandelingen, het bom-
bardement ,van Rotterdam, Middelburg en den Helder,
het waren allen directe gevolgen van het militair verzet
tegen de Duitsche invasie; de vergelijking met de averij
grosse lag voor de hand. Het is ook begrijpelijk, dat de
daaropvolgende schaden door de bezetting aanvankelijk
uit ednzelfde gezichtspunt werden bekeken. Waarom
zou men de schade door de Duitschers aangericht tijdens de bezetting anders beoordeelen dan die, welke door hen
,was ‘ahgenicht tijdens de gevechten, die ons moesten
onderwerpen? Waarom zou men de schade van Duitsche bommen, die ware n ‘u itgeworpen om ons tevernietigen,
wel en die van de Engelsche’en Amerikaansche piloten,
die kwamen om de Duitschers murw te maken en onze bevrijding voor te bereiden, niet vergoeden? Toch lijkt
achteraf de vraag gewettigd, of de aanvankelijk zoo zeer
voor de hand liggende vergelijking met de averij grosse
— nu wij de 5 jaren van oorlog en bezetting in hun geheel
kunnen overzien – nog dezelfde overtuigingskracht bezit
als in de Meidagen van 1940. Maar zelfs geheel afgezien
hiervan: in hoéverre dwingt ‘de feitelijke ontwikkeling van de gebeurtenissen, de geleidelijk steeds gecompli-
ceerder wordende reeks van oorzaken van alld tijdens en in verband met den oorlog en de bezetting geleden
schaden om ons opnieuw rekenschap te geven van de
giondslagen voor een schaderegeling, die – in welken
vorm dan ook – dringender is geworden dan ooit?
De gedachte oan de averij grosse.
(a) Wie uitgaat van de gedachte van de averij grosse,
wie , althans in beginsel – een algeheel herstel van de
door en in verband met den oorlog geleden schaden van
staatswege voorstaat stelt het causale verband voorop;
hij aanvaardt de economische verhoudingen, zooals die
bestonden bij het begin van den oorlog als een gegeven,
niet discutabele gzootte; zijn stzeven is erop gericht die verhoudingen te herstellen, voorzoo ver daarin door den
oorlog verandering is gebracht.
‘Wat houdt dit in? Dit houdt
in de eerste plaats in, dat men ook inderdaad in gtaat
moet zijn, het oorzakelijk verband aan te wijzen tusschen
oorlog en schade en zulks niet alleen incidenteel maar algemeen.’ Het is niet alleen noodig, dat men de’ band
tusschen oorzaak en gevolg moet kunnen aanwijzen om
vo6r een tegemoetkoming in aanmerking te komen, maas:
ook, dat overal waar dit verband bestaat een tegemoet-
koming wordt verleend. Het laatste is even wezenlijk als het eerste. Het streven, naar rechtvaardigheid, dat
ten grondslag ligt aan en regeling tot scha’devergoeding
door middel van een, ,,omslag” is slechts te verwezen-
lijken, naarmate men erin slaagt dit oorzakelijk verband
in zijn vôllen omvang te reconstrueren. De omstandig-
heid; dat het hier niet geldt, het al of niet erkennen van
foimele réchten, maar het toepassen van een zekere
sociale rechtvaardigheid, maakt dat men niet’ kan vol-
staan – met in
bepaalde gevallen
het verband tusschen
oorlog en schade te constateeren en op grond daarvan
tot een uitkeering over te gaan, maar dwingt ons dit
verband
algemeen
te ‘bepalen en een alomvattende rege-
‘ling te treffen. Vl’anneer men een regeling tot schade-
‘”
–
-i’
–
”
r”
‘ _•
,
ç.
84.
ECONOMÎSCH-STATISTISCHE’ BERICHTEN
29 A
ugus
t
u
s 1945
vergoeding baseert op overwegingen van sopiale moraal,
dan wordt,een weigering in het eene en een.toeken
,
ping
in het andere geval enkel op grond van het feit, dat in
het eene geval de mogelijkheid ontbrekt om de oorzaak
van de schade te bepalen en dit in.het andere geval wel
mogelijk is, een positieve onbillijkheid. Van de, moreele
basis blijft er dan niet veel meer over. Immers, in beginsel
betaalt degene, die geen schadevergoeding krijgt, de bate
van den, ander. Waar het gaat om eed soort onderlinge
schaderegeling, is het beginsel van de rchtvaardigheid
een en ondeelbaar. Naarmatd de onzekerheden bij het
vaststellen van het causaal verband grooter worden,
verliest een schaderegeling, die zich slechts richt op het
herstel van bepaalde verliezen, zijn dieperen zin, ook al
zal in die bepaalde gevallen over het oorzakelijk verband
geen twijfel bestaan. Een beperking van cle schaderegeling
tot gevallen van oorlogsmolest in engeren zin – een be-
perking die men meestal voor oogen heeft, wanneer men
spreekt over de noodzaak van een schaderegeling – is
dan ook njet een beperking, die als het ware voor de hand
ligt en waaraan men verder stilzwijgend kan voorbijgaan,
zij beteekent weinig minder dan een verraad aan het
rechtvaardigheidsbeginsel, waarvan men is uitgegaân
en waarop men zich – ten onrechte – nog altijd meent
•te kunnen.berbepen. .Quantitatief komt de zaak hierop
neer, dat men de oorlogsmolestschade. in engeren zin
(en dan moet men het met deze beperking nog niet eens
al te nauw nemen) slechts ongeveer
400%,
is gémoeid van
de totale vermindering aan reëel vermogen door parti-
culieren door en in verband met den ooilog geleden.
Tegemoet Icoming uit sociale overwegingen.
(b) De overweging, dat de oorlog zoo onevenredig
zwaar heeft gedrukt op enkelen, dat deze zonder hulp
van de Overheid – dat wil dus zeggen: zonder hulp van
hun gelukkiger medeburgers – niet in staat zullen ‘zijn
zich in de’ samenleving hun plaats te herwinnen, leidt
eveneens tot het inzicht, dat een tegemoetkoming in
gevallen van oorlogsschade geboden kan zijn Terwijl
het sub (a) genoémde standpunt in beginsel typisch
rationeel is
,
en uitgaat, van een rechtsconstructie, vindt
de sub (b) genoemde opvatting zijn oorsprong in een
‘zekere vage naastenliefde, die zich bij een dieper door-
dringen in
de materie echter steeds meer zal gaan toe-
spitsen op een streven naar eeii goed en harmonisch func-
tioniieeren’vandesamenleving, die wordt verstoord telkens
wanneer bepaalde personen of gröepen door de macht
der gebeurtenissen dreigen te declasseeen. M.a.w., terwijl
bij de eerste overweging een zekere formeele rechtvaardig-
heid op den achtergrond staat, is de fweede overweging
veeleer ingegeven dor een combinatie van charitatieve
gevoelens en ovrweginged van direct maatschappelijk
belang. Niet het streven nar het herstel van een vroegeren toestand, maar het leggen van een basis voor de toekomst
is .hier hoofdzaak. Waar in het ‘eerste geval het ingrijpen
wordt bepaalddoor een positief criterium: de aanwezigheid
van schade door of in verband Met den oorlog, geeft hier
veeleer een negatief criterium den doorslag, nl. de vraag
wanneer wordt een niet:ingrijpen een bedeiging voor het
voortbestaan van individu en maatschappij? De. vraag
naar het causaal verband tusschen oorlog en schad
treedt hier op den achtergrond, ja, zal bij het trekken
van de uiterste consequenties, zelfs wegvallen. Dit heeft
al dadelijk dit belangrijke gevolg, dat zelfs wanneer men
zich in beginsel geheel op het eerste standpunt zou stellen,
de feitelijke omstandigheden ertoe zullen dvingen dit
als het ware stap voor stap voor het tweede standpunt
prijs te geven, naarmate het moeilijker wordt het causale
-verband te reconstrueeren. ‘Daarbij zal men niet alleen
naast het sub (a) genoemde standpunt aan het sub (b)
genoen’de standpunt een zekere plaats moeten inruimen,
maar het eerste zal geleidelijk door het tweede moeten
worden gemodificeerd.
In ieder geval zal men – alvorens tot eenige concrete
schaderegeling te kunnen komen – zich van de boven
aangeduide feitelijke omstandigheden tekenschap moeten
trachten te geven.
Daar komt nog iets bij. Wanneer men de gevolgen
an bepaalde oorzaken zooveel mogelijk wil wegnemen,
zal men niet alleen moeten. trachten zich rekenschap
te geven van de causale verhoudingen in het algemeen
maar men zal in, concreto t’elkens geheel verschillende
grootheden, materieele en immaterieele, moeten herleiden
tot denzelfden noemer, i.c. ,een geldsom. Ook hier doet
zich de ‘moeilijkheid voor, dat het uitgangspunt voor
een schaderegeling, in den zin van een averij grosse, aan
moreele ‘waarde verliest,, naarmate de herleiding van de
schade tot een geldbedrag in een, grooter aantal gevallen
willekeuriger wordt. Dit geldt ook, wanneer het totale
bedrag’van de schade zoo’n grooten omvang gaat aan-
nemen, dat dit ‘niet meer te dekken is zonder dat daar-
,dooi nièuwe onbilli,khéden in het leveh worden geroepèn.
Hoe staat het nu met deze feitelijke mogelijkheden
t.a.v. 1), het vaststellen van het oorzakelijk verband
tusschen oôrlog en schade in het algemeen; 2) een juiste
herleiding in geld
‘i,an
de verschillende soorten schade;
3) een economisch en soçiaal verantwoorde verdeeling
van de lasten?
1) Het oorzcikelijlc Qerband.’
–
Men
del!lke
eens aan de volgende gevallen: een ‘huis
wordt vernield door bominslag; een huis wordt vernield
door brand ten gevolge vah bombardement; een’ huis
wordt leeggeplunderd tijdens de verwarring, die het on-
vermijdelijk-gevolg is van een bomaanval; een huis wordt
vernield door de buurtbewoners; een huis wordt bouw-
vallig door gebrek aan onderhoud. Feitelijk staat hier
alleen in het eerste geval van vernieling door bominslag
de oorzaak onbetwijfelbaar vast.. Bij vernieling door
brand, ten gevolge van bombardement, rijst al dadelijk
de vraag, of de eigenaar de braqdschade niet had kunnen
verminderen, wanneer hij niet terstond was ‘gevlucht.
In een
,
,,gemeenschappelijke strijd” mag men in dit opzicht
hooge eischen stellen. Het oorlogsgeweld als oorzaak van
de schade is duidelijk aanwijsbaar, de medeverantwoorde-
lijkheid van den eigenaar ontsnapt echter bij voorbaat
aan ieder bewijs.
Terwijl het huis van A is verbrand, is het huis van B
voor brand ‘gespaard, doch leeggeplunderd. Hier wordt
,het causaal verband met de bomaanvar ,reeds twijfel-achtig. Toch b’estaat de mogelijkheid, dat de moreele
aanspraken van B eigenlijk veel grooter zijn,-bijv. wanneer
hij direct na de bomaanval zijn huis heeft verlat’en om
hulp te verleenen aan derden. Deze moreele aanspraak
vervalt echter weer, wanneer hij zijn huis heeft verlaten
uit angs% of nieuwsgierigheid.
Een eenigszins betrouwbare bewijsvoering zal hier
vrijwel nooit mogelijk ‘zijn: ook nieuwsgierigen, zullen
wel eens een handje hebben meegeholpen om hier of daar
een meubelstuk te ,,redden” en zelfs degenen, die in een
eerste opwelling zijn gevlucht, zullen, ,toen zij eenmaal
zelf buiten de gevarenzône waren, nog wel eens een
schreiend kind bij de moéder hebben teruggebracht en
dus ,,ered”..
Tenslotte is in het huis van C ingebroken, têrwijl hij
was ondergedokei; misschien geschiedde dit onderduiken
uit een ongemotiveerde angst, ‘misschien was er alle reden
voor. Zoowel voö’r het een als voor het ander laten zich
echter zelden’ of nooit o’ertuigende bewijzen aanvoeren.
Bij een huis, dat door buurtbewoners is gesloopt, rijst
natuurlijk in de eerst’e plaats de vraag, in hoeyerre de af-
wezigheid van den eigenaar en de onvoldoende bewaking
te zijnen laste mag worden gebracht. Nemen wij aan, dat
hij dbor de Duitschers onverwachts is gedeporteerd, dan hebben’wij hie niettemin en geval, waarbij strikt formeel
29 Auguslui 1945
ECONOMISCH-STAtISTISCHE’ ‘BÈRICHTEN
85
)
geredeneerd, oorlogsgewtld als oorzaak van het verlies
zeer aanvechtbaar is. Toch is de moreele aanspraak’ op
schadevergoeding hie’ misschien wel het sterkst van alle
genoemde gevallen: de schade is hierdirect aan de ge-
meenschap zelf te wijten.
Tenslotte de bouwvalligheid door gebrek iaîi onder-
houd? In hoverre maakte de oorlog dit gebrek aan onder-
houd onvermijdelijk? Men mag toch niet als eisch stellén,
dat de eigenaar het huis met overtreding van prijs- en
distributievoorschrjften had moeten onderhouden?
Ten minste .even moeilijk zijn de gevallen van bedrijfs-
schade: waar is de oorlog de oorzaak en waar ken men
den getroffene gebreic aan initiatief verwijten, zich niet
met’volle kracht op een andere bezigheid te hebben ge-
worpen? Wanneer is een vermindering van de bedrijfs-
inkomsteh toe te schrijven aan gebrek aan initiatief en
werklust en wanneer aan de welbewuste wil geen zaken
te entameeren, die den vijand direct of indirect zouden
hebben, kunnen bevoordeelen?
Overal waar de benadeelde tenslotte geen schade-
vergoedin ontvangt,’ doch niettemin nog met• eenig ver-
mogen uit den oorlog komt, zal hij in de een of andexe
vorm moeten meebetalen aan de uitkeringen die ten
deel vallen aan anderen, wier uiterlijke omstandighedeh hun misschien meer kans op een uitkeering geven, doch
wier moreele rechten – als men maar alle omstandigheden
kende – misschien veel geringer zijn. –
En hoe staat het met de physieke en psychische schade?
Zij zijn in den regel de meest ingrijpende en :de meest
schrijnende. Men denke aan de geestelijke ontwrichting
en de lichmelijke onvolwaardigheid ontstaan door een
verblijf in gevangenissen en concentratiekampen, aan het
stempel, dat blijvend drukt door ondergaan, leed, door
geleden mishandeling of onrecht, door verlies van man
of’kind. Men denke voorts aan het verlies van studie- en
opleidingsjaren, waardoor veelal blijvend de mogelijkheid
tot verwerving van vabekwaamheid teloor ging, aan
het afglijden naar misdaad door de demoralisatie en
corruptie, welke de oorlog meebracht, de aantasting door
t.b.c. en andere in denoorlogstijd•sterk in omvang toe-
genomen zielten. In hoeverre is het vijandelijk geweld
oorzaak, in hoeverre de oorlogstoestand in het algenieen
en in hoeverre de persoonlijke praedispositie?
2) De naardeering ean de geleden schade ,in geld.
Het is op het eerste gezicht duideliJk, dat in tal van
gevallen, en met name bij roerende goederen, een waar-
deering van ieder goed afzonderlijk bij voorbaat uitge-
sloten moet worden geacht. Dit ware practisch onmcigelijk.
Men is hier lan ook al aadelijk bij de schaderegeling
van December 1940 overgegaan tot het vaststellen van
bepaalde bedragen voor huisraad, lijfgoederen en gbruiks-
voorwerpen per gezin en per huis. –
Het beginsel van een ,,juiste” schadevergoeding is hier
derhalve reeds bij voorbaat prijsgegeven; de omstandig-
heden dwongen ertoe. De. schematisch vastgestelde uit-
keeringen zullen zek.r in verreweg de meeste gevallen
de werkelijk geleden verliezen niet dekken. I-n feite zijn zij
er veeleer op gericht dè getroffenen in staat te stellen
zich althans van het meést noodzakelijke weer te kunnen
voorzien: m.a.w. hier begint het sub b. genoemde’motief
reeds te klinken.
Ook ten aanzien van imma,tei-ieele scliade zal men moeilijk ‘anders kunnen doep. Hier gaat het’ er in vele
gevallen- om de sch
1
ade -vast te stellen, die oorlogsslacht-
offers hebben geleden door het wegvallen van bepaalde
inkomsten, waarvan de öontinuïteit op zichzelf beschouwd
volstiekt niet vast stond, maar waarvan men eenvoudig
aannemt, dat de gétroffenen zonder het oorlogsgebeuren
wel in staat zouden. zijn geweest ze te verdienen. Hetzelfde
geldt •van vergoedingen voor invaliditeit, en voor den
dood van kostwinners. . ‘
Ook hier zullen de min of meer schematisch te bepalen
uitl.eeringen over het algei’ieen. zeer zeker belangrijk
achterblijven bij de inkomsten, die de werkelijkheid te
zien zou hebben gegeven, wanneer ér geen oorlog was
geweest. Ook hier verschuift onder den drang der omstan-
digheden het zwaartepunt van de ,,juiste” schadevergoé-
ding naar dat van een tegemoetkoming, voorzoover deze
nbodig
is
om den getroffenen een verder gaan ‘mogelijk te maken.
De omstandigheid, dat zoowel bij uitkeeringen voor
huisraad, enz., als bij invaliditeit e.d., als bij bedrijfsschade
een volstrekt maximum ‘per geval, öf reeds terstond
Iis
vastgesteld (huisraad), ôf als vaPzelfsprekend mag worden
beschouwd (invaliditeit), doet de verchuiving in het
uitgangspunt nog duidelijker aan het licht treden.
– Met dit al wordt het vasthouden aan de betaling van
•een ,,juiste”, of integrale schadevergoeding in specifieke
gevallen, waarin dé waardebepaling gemakkelijker is,
op moreele gronden steeds minder goed te verdedigen.
Met name
geldt
dit:
voor schadevergoeding voor onroe-
rei2de goederen. Wij hebben er reeds op gewezen, dat het
schadeverg’oedingsprobleem – voor zoover het een vraag-
stuk.is
van sociale rechtvaardigheid – geen beperking
van de eene groep ten opzichte van de andere toelaat, op
gdnden, die in wezen toch niet anders zijn dan over-
wegingen van opportuniteit;
3)
deerdeeling pan de lasten.
Afgezien van het feit, dat iedere iekortkoming bij de
toewijzing van schadevergoedingen tevens een onbillijk-
heid beteekent bij de verdeeling van de lasten,.in zooverre
degenen, die te weinig krijgen, tevens meebetalen aan de
iiitkeeringe
.
n aan degenen, die wel wat ontvangen, brengt
het vraagstuk van de verdeeling van de lasten nog weer
haar. eigen specifieke moeilijkheden met zich mede. Iedere
belasting, hoe goed ook uitgedacht, leidt tot zekere on-
rechtvaardigheden. Deze hebben de neiging meer dan
.propbrtioneel te stijgen, naarmate de omvang van de
belasting grooter wordt. Reeds zonder de lastep van een
mogelijke schaderegeling, staan wij in dit opzicht voor
een bijna onmogelijke taak, doordat de totale staats-
schuld reeds uit anderen hoofde dan door louter
molest zal blijken met een 12 milliard te zijn gestegen.
Iedere extra. verliooging van heffingen of belastingen,
iii welken vorm dan ook, zal onvermijdelijk gepaard
gaan met o.ngunstige neveneffecten op de pro’ductivi-
teit, of tekort doen aan de sociale rechtvaardigheid
in een mate, die de toch reeds zoo groote moeilijkheden
op dit ku
nt, in een critieke fase kunnen brengen. Wij
komen hier op het terrein van de begrootings- en belasting-
politiek, een terrein, dat zoo uitgebreid is, dat het ons
veel te ver zou voeren, daar diep in door te .dringen. Wij
moeten dan’ook volstaan met erop te. wijzen, dat deze
moeilijkheden, waarvan de beteekenis niet mag worden onderschat, in beginsel slechts in 2 gevallen achterwege
zullen blijven. In de eerste plaats natuurlijk, voorzoover
Duitschland in de een of andere vorm de schade zou
betalen, maar in de tweede plaats ook voor zoover de
schaderegeling ertoe leidt (rep. er
zich toe beperkt),
dat oorIogslachtoffers (rechtspersonen zoowel a]s natuur-
lijke personen), die uit eigen kracht niet weer aan den
slag zouden komen, daartoe ‘alsnog in st3at worden ge-
steld. Het vaststellen van dit feit is vooral hierom zoo
belangrijk, omdat het ertoe leidt, de oplossing van het
probleem van de schadevergoeding nog weer verder los
te maken van de idee van de averij grosse en daarvoor
in de plaats te stellen een oplossing, die -uitsluitend is ge-
richt op het inschakelen van een maximum aan produc-
tive krachten. –
1
,
Was na 5,dagen oorlog, in Mei 1940, de toestand nog
zoo, dat tegenover een betrekkelijk klein gedeelte van de bevolking, dat zwaar door den oorlog had geleden en een
p’
.
86
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
,
29 Augustus 1945
duidelijk aanwijsbare groep vormde, een groote meer-
derheid stond, die nauwelijks eenige schade had onder-
vonden, thans na 5 jaren bezetting en martelgang is hier-
van geen sprake reer. Kon men aanvankelijk nog een
vrij eenvoudig en direct verband leggen tusschen oorzaak
en gevolg, met het groeien van de jaren,,vervaagden de
grenzen. Ook het gewone leven heeft zijn onvermijdelijke
risico’s, zoowel ten aanzien van materieele verliezen als
van immaterieele tegenslagen. Was na 5 dagen oorlog
in Mei 1940 de toestand nog zoo, d?t de materieele schade
het sterkst de aandacht trok en een vergoeding van im-
materieele schade niet op onoverkomelijke moeilijkheden
hoefde te stuiten, thans zijn de immaterieele verliezen
voor het geestelijk evenwicht van ons volk een zeker even
ernstige bedreiging als de vernielde steden en verdronken
landerijen. Was na 5 dagen oorlog de toestand nog zoo,
dat een, het algemeen rechtsgevoel bevredigende regeling
mogélijk leek, thans is ,elk ‘systeem, dat streeft ‘naar een
integrale vergoeding van oorlogsschaden, bij voorbaat tot
mislukking -gedoemd. ‘.
Wil dit nu zeggen, dat wij dan maar radic’aal moeten
overstappen op het tweede beginsel, dat aan een regeling
tot tegemoetkoming bij geleden schadé ten, grondslag
kan worden gelegd: d:w.z. tegemoetkoming voorzoover
de behoefte dit noodig maakt? Het is duidelijk, dat wijt
in dat geval komen tot een sociaal programma, niet tot
een schaderegeling. Nodig is in de eerste plaats ten
aanzien van natuurlijke personen, die door den oorlog
zijn getroffen, dat zij kunnen beschikken over levens-
middelen voor hun dag’elijksch onderhoud, over kleeding
om zich althans zoo eenvoudig mogelijk te kunnen be-
wegen, een dak boven hun hoofd en een minimum aan
huisraad. Dit geldt evengoed voor hen, die. alles zijn
kwijtgeraakt door molest, as voor hen die zijn verarmd
door slijtage. De grens zou in deze”gevallen niet zoozeer
moeten worden bepaald door de oorzaak dan wel door
de mogelijkheid zich het meest noodzakelijke zelf weer
te kunnen aanschaffen. En wat de bedrijven betreft,
deze zullen moeten kunnen voorzien in wat de indivi-
duen noodig hebben. Daartoe zullen de verwoeste be-
drijven zoo spoedig mogelijk moeten worden opgebouwd
en, hersteld. Een vergoeding van oorlog’sschade op basis
van 10Mei 1940 is in dit opzicht deels onvoldoende en
gaat deels te ver. Het is al dadelijk onvoldoende,
omdat in de eerste plaats zoo spoedig mogelijk moet
worden gebouwd, onafhankelijk van de vraag, wat d
Overheid zal vergoeden en wat de bedrijven per saldo
voor eigenrekening zullen moeten nemen, hetgaat te
ver, omdat, vanneer eenmaal is herbouwd, de bedrijven, die (alsdan) over voldoende eigen middelen beschikken,
geen staatssteun noodig zullen hebben.. Hier staat
dus een programma van herbouw op den voorgrond,
waarbij de finncieele afrekening een vraag is van
later zorg; een vraag van later zorg niet alleen, omdat
het bouwen belangrijker is dan de individueele verdeeling
van de financieele lasten, maar ook, omdat de financieele
draagkracht niet iets is, dat bij voorbaat vaststaat,
maar eerst voortvloeit uit het herstelprogramma zelf.
Immers, èeh dergelijk herstelprogramma houdt niet alleen
i: toewijzing van materialen, maar ook: verdeeling van
opdrachten. Het tenpo van de beschikbaastelling van de
noodige materialen is van evenveel.belang als de omvang
van mogelijke bestellingen. Men zou hier dus moeten be-
ginnen de herbouw desnoods met staatsgeld te finan-
cieren, voorzoover de middelen van de onderneming zelf dnvoldoende zijn. Het bedrag van de herbouwkosten zou
dan voorloopig als renteloos voorschot dienen te woiden
geboekt en later zou men dan kunnen vaststellen, in hoe-
verre deze bedragen zouden moeten worden terugbetaald.
‘De aflossing zou in beginsel moeten plaats vinden uit de
winst, een winst waarvan de omvang niet-alleen door het
tempo van den herbouw, maar ook door de omvng van
de staatsorders zal worden beinvloed. Van een eigenlijke
chaderegeling blijft dan per saldo weinig of niets meer
over; zij valt uiteen_in Volksherstel en Wederopbouw.
Tegen een dergelijke oplossing pleiten al dadelijk t
y
ee
ernstige bezwaren: in de eerste plaats schuift het met een
enkelen armzwaai de geheele schaderegeling terzijde,,
die na de Meidagen van 1940 is opgesteld en ten deele
reads tôt, uitbetaling is gekomen. Juridisch ware dit
misschien verantwoord, moreel niet. Het moge waar zijn,
dat de schaderegeling waarschijnlijk een ander karakter
zou hebben gedragen, wanneer zij eerst was opgetrokken
na Mei 1945 in plaats van na Mei 1940, niet te ontkennen
valt, dat thans niet alleen gelden zijn uitgekeerd, die weer
zouden moeten worden terugbetaald, doch dat bovendien
een precedent is geschapen, een precedent waardoor
verwachtingen zijn gew’kt, die misschien nog wel ten
deele kunnen worden teleurgesteld, maar niet meer vol-
komen kunnen worden genegeerd.
Een t*eede bezwaar raakt’ het karakter van zulk een
regeling zelf. Wij krijgen op deze wijze een stuk planhuis-
houding, waarvan de ‘kosten achteraf gedeeltelijk zullen
moeten worden gedelgd door de finacieele resultaten van
de herbouwde bedrijven. Dodrdat deze financieele resul-
taten zelf’echter voor een groot deel afhankelijk zijn van
de aard van de overheidspiannen, ontstaat het groote
gevaar, dat deze op den duur meer zullen worden gericht
op een rechtvaardiging achteraf van de eenmaal ver-
leende uitkeeringen, dan op het beoogen van een voor
het geheele land realiseerbaar optimum. Bij een derge-
lijken opzet wordt de Overheid voor een groot deel ver-
antwoordelijk voor de ,financieele resultaten van haar
tegemoetkomingen, terwijl bij een schaderegeling in den
eigenlijken zin de ondernemer de verantwoordelijke per-
soon blijft.
Wat ons derhalve in feite te doen staat, is niet zoozeer
het’ kiezen tussehen tweeërlei grondslag, dan wel het
trekken van een grens, waar het sociaal niet langer ver-
antwoorde beginsel van .schadevergoeding zal moeten
plaats maken voor dat van een tegemoetkoming naar
behoefte. ‘Waar deze grens precies zal moeten liggen
blijft dan natuurlijk’ een discutabele vraag, waarbij de
beteekenis, die men meent te moeten toekennen aan
reeds gevPstigde belangen en gewekte verwachtingen,
grooten invloed zal hebben, maar waarbij niettemin
met alle andere aspecten rekening kan worden gehouden.
Daarbij komt, dat eigenlijk pas de vraag, of – en zoo
ja, de wijze waarop – de enorm gestcgen staatsschuld
zal moeten worden verminderd, beslissend is voor het
feitelijke karakter van de schaderegeling. Dit is een
punt, dat bij de uitwerking, die wij in een volgrnd
artikel hopen te geven, nog nader ter sprake zal
komen; het is echter zonder meer du,id’ lijk, dat, wanneer
men het draagkrachtbeginsel bij het bepalen van de
tegemoetkoming niet of niet ten volle wil laten gelden,
men dit ni’ttemin geheel of gedeeltelijk tot zijn recht
k’an laten komen door het bij de modaliteiten van de
daartoe noodzakelijke heffingen in aanmerking te nemen. –
Eerst door de uitkeering en de heffing met elkaar te
combineeren,krijgt de schaderegeling zijn definitieven vorm.
In hoeverre ‘zijn de hierboven ontwikkelde gezichts-
punten in een practisch acceptabel cemprcmis te ver-
wezenlijken? Wij zullen trachten dit in een volgend artikel
meer in concreto te beantwoorden.
S. POSTRUMA.
HOES IÇRIJGEN WIJ DE ,SCHADE
DOOR DUITSCHLAND VERGOED?
De Duitschers zijn verantwoordelijk voor orimetelijk
veel leed e’n schade in de wereld. De geestelijke en perso-
nele schaden zijn absoluut niet te meten en ook niet met
stoffelijke middelen te vergoeden. Op zijn best kunnen
,bepaalde naweeën voor de door deze soorten schade ge-
dupeerden met stoffelijke middelen worden verzacht.
Maar het is billijk, dat de stoffelijke schade des te volle-
diger wordt vergoed. ‘ .
7•
“f4′
V,Ç
7
‘-
9′
f
‘
–
7
,
‘ ,-
‘ ‘-
r-
‘
V’!7$
29 Augustus 1945
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
87
Deze stoffelijke schade is echter z66 groot, dat Duitsch-
land in dé practijk aan de geallieerden slechts een klein
deel zal kunnen vergôeden, zelfs bij een langdurige be-
zetting en exploitatie. Het is als met een zwaar bewa-
penden struikroover, die nu eenmaal veel meer schade
kn veroorzakeii dan de waarde van zijn bezit bedraagt
of ooit zal bedragen.
Duitschland kan de schadevergoeding immers slechts
betalen ifwel uit bestaand nationaal vermogen, ifwel uit
toekomstig te verwerven nationaal vermogen en inkonien.
Daar het vooi’ een bezet land practisch onmogelijk is,
tegen den wil van tien bezetter in, nationaal vermogen te
verworven, vormen bestaand vermogen en toekomstig
inkomen de eenige bronnen van herstèlbetalingen.
In het nationaal vermogen kan men een viertal be-
standdeelen onderscheiden, t.w. vooi’ i,erbruik bestemde
goederen van mindere, of meerdere duurzaamheid; voor’
verdere productie bestemde goederen; arbeidskracht – en
vorderingen op het buitenland.
Naarmate men mér put uit het voor productiedoelein-
den bestemde nationale vermogen van een land, zal het
toekomstige nationale inkomen en dus ook de schade-
vergoedingscapaciteit van dat land verminderen. Indien
men derhalve bereid en in staat is Duitschland langdurig
onder scherpe contrôle te houden, is het verstandig de
schadevergoeding slechts in beperkte mate uit Duitsch-
lands nationale vermogen te putten, dat trouwens ten-
gevolge van de ,,totale” oorlogvoering zwaar getroffen
moet zijn.
Voorzoover ‘men de schadevergoeding put uit het con-
sumptieve nationale vermogen (als personenauto’s, niet
onmisbare fietsen, radiotoestellen enz.), tast meif slechts
den toekomstigen levensstandaard aan, hetgeen in het
licit van de Duitsche plunderpolitiek in de vroegere be-
zette gebieden niet onbillijk is en hetgeen – binnen be-
paalde grenzen de ontwikkeling van nationaal inkimen
en schadevergoedingscapaciteit van Duitschland niet on-gunstig behoeft te beïnvloeden.
De drie grootste geallieerden hebben te Potsdam be-
paald, dat uit Duitschiands nationale vermogen en in-
komen slechts zô&veel mag worden geput, dat het land een
vredesproductie-apparaat overhoudt, waarmede het zich
zelf economisch kan bedruipen en het een levenspeil kan
handhaven, dat niet uitgaat boven het gemiddelde levens-
peil in continentaal Eurôpa, exclusief de Sovjet-Unie.
1-loewe] het er op aankomt, hoe derge]ijke bepalingen
geïnterpre.teerd en toegepast worden, lijkt toch de bepaling
omtrent der toekomstigen Duitschen levensstandaard, al te
toegeeflijk. Deze bepaling kan ni. gemakkelijk er toe leiden,
dat de schadevergoedingsbijdrage uit Duitschiands huidige
consumptieve nationale v,ermogen blijft beneden het p il,
dat mogelijk is. De vorderingen van’Duitschland op het
buitenland kunnen geheel en de Duitsche arbeidsprestaties
voor een deel aan de schadevergoèding worden dienstbaar
gemaakt. Wat de arbeidsprestaties betreft, kan men
denken aan eventueele arbeidersbataillons en ook aan een
soort gei’enverseerde , ,Auftragsverlagerung”.
Ter verdeeling van de door Duitschiand te leveren
schadevergoedingsbijdragen is het voorloopig niet noodig,
dat van te voren reeds vaststaat, hoeveel en wat Duitsch-
-land kan leveren. De hoofdzaak is, dat ‘begonnen’wordt
met levering van die objecten, die de, gedupeerde landen hard noodig hebben en waarvan men onmiddellijk inziët,
dat levering mogelijk is (vee, ‘binnenschepen, schilderijen
en boeken ed.) en dat de ,,Allied Control C’ouncil” en de
,,Allied Commission on Reparation” streven naar opti-
male herstelleveranties en vooral dat voor ieder recht-
‘hebbend land 6en rechtvaardig aandeel in alle Duitsche
prestaties wordt vastgesteld. ‘Dit aandeel kan bijv. worden
gebaseerd op het deel, dat de schaderekening van het
betrokken land uitmaakt van het totaal van alle schade-
rekeningen. Indien alle schaderekeningen tesamen bijv.
3Q0 milliard zouden bedragen en de Nederlandsche alléén
25 milliard, zou Nederland dan aanspraak
,
kunnen maken
op
1
/
12
deel van alle Duitsche herstelleveranties Een andere
billijke oplossing zou bijv. zijn een pondspondsgewijze
verdeeling, niet op grondslag van de totale schaderekening,,
doch op grortd van het aandeel van de vermogensschade-
rekening van elk land in het totaal van de vermogens-
schaderekeningen van alle betrokken landen. Deze op-
lossing is zinrijk, daar toch slechts een
7
fractie van de totale
schade kan worden vergoed en de vermogensschade en
vooral de schade aan het productievermogen momenteel
voor de gedupeerde volken het pijnlijkst is, het langste
/in een verlaagd nationaal inkomen voelbaar zal blijven
en ook bij voorkèur herstel vereischt. De schade, gedurende
de oorlogsjaren door derving en aftapping van nationlal
inkomen aan de gedupeerde landen toegebracht, heeft
weliswaar het levenspeil in die jaren gedrukt en hoort dan
ook zeker in de totale schaderekening thuis, doch zal
bij
de onderlinge oerdeeling
eventueel buiten beschouwing
kunnen blijven, daar zij toch moeilijk ongedaan kan wor-
den gemaakt! En er is meer rden ook om de moeilijk
.te bepalen
toekomstige
productiederving en daling, van
het nationaal inkomen – bij de
bepaling
van ieders
‘aandeel – uit de schaderekeningen van alle gedupeer-
de landen weg te laten, als men, door aanvaarding van
de vermogensschade als basis voor een billijke vei’deeling
van de Duitsche herstelleveranties, reeds in speoiale mate
rekening heeft gehouden met den voornaamsten oorzaak
van die daling van het toekomstige -nationale inkomen.
Om deze redenen verdient de
oermogensschade,
of eventueel
zelfs alleen de prpductieve vermogensschade, als ‘basis
000r ‘ de oerdeeling der schadeoergoedings prestaties
van
Duitschiand de voorkeur boven de totale sèhaderekeningen.
Daar de schade, door de Duitsche oorlogshandelingen
en terreur aân personen toegebracht door dood of ver-
minking, vooral personen van de meest productieve
leeftijdsklassen betreft, ,werkt dit ten nadeele van het
nationale productievermogen. Deze schade is niet in geld
waardeerbaar, maar wel is elk land verplicht de ver-,minkten – en nagelaten betrekkingen op ruime wijze
van levensonderhoud en opleidingsmogelijkheid voor- cle
kinderen te voorzien. De gekapitaliseerde waarde van
bedoelde ondersteuningen zou bij de materieele vermogens-
schade kunnen worden gevoegd en zelfs in bovenver-
meld voorstel voor de vaststelling van het aandeel van
elk land – als productieve vermogensschade moeten•
worden beschouwd.
De totale omvang van de schaderekening van ons land,
tengevolge van den oorlog met Duitschland, zal pas over
enkele maanden precies kunnen ‘worden vastgesteld.
De aangiftetermijn voor alle nog niet geclaimde materieele
oorlogsschaden is nlf dezer -dagen verlengd tot, eind
October 1945. Momenteel moet men dus’ genoegen nemen
met de door het Centraal Bureau voor de Statistiek ge-
maakte voorloopige schattingen van de belangrijkste
posten. Deze’ zijn echter met’ groote nauwkeurigheid
opgesteld. De cijfers komen, zij het met enkele pro memorie
posten aangevuld, tot het volgende resultaat (in milliarcjen
guldens op
ba:sis
van het prijspeil 1938):
Schade aan het nationale oernwren: in guldens
O’orlogsgeweld, evacuatie, e.d………..
2,2
milliard
Vorderingen
(i-equisities)
……..ruim
1,5
Achterstand in de vernieuwing van ver-
sleten
insta’laties
……………..’.
1,0
Voorraadintering
………………..
3,0
11
Weggevoerd goud
………………..
0,3
Schade aan’ bewapeningsgoederen
……
x
11
Gekapitaliseerde waarde-vergoedingen aan
oorlogsslachtoffers
……………….
Vermindering buitenl. beleggingen ……
z
–
Totale schade nationaal vermogen
.
.ca.
8-1-x-I-ij4-z
milliard
88
:
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
29 Augustus 1945
Totale nationaal vermogen 1938 f 33 milliard (inclusief
f7milliard aaP buitenlandsche beleggingen, w.o. f 4 mii-
hard in Indië).
Het %, waarmee het nationale vermogen onder invloed
van de oorlogvoering tegen Duitschiand is gedaald, be-
draagt dus meer ‘dan 24
0/
,.
‘ ‘ –
Schade aan het nationale inkomen:
Voedsel voor de bezetting
…………
Bouwwerken weermacht
…………..
Export naar Duitschland
mci.
Auftrags-
veilagerung”
…………………..
.fGmilliard
Procluctiederving (excl. ‘)’ de kapitaa]goe-
deren 1940-1945)
……… ……….
p
Totale schade aan het natiônale iiikomen
…..
6 + pmilliard.
Het nationale inkomen bedroeg in 1938 f 5 milliard.
Als men de productiederving gedurende de bezettings-
jaren en vooral die gedurende een reeks toekomstige
jaren meetelt, komt men uiteraard tot een aanzienlijk
hoogere schade aan het nationale inkomen dan
11/
5
x
het
nationale inkomen in 1938!
De totale schade zou dus, volgens bovenstaande op-
stelling, circa 14±x+ij-4-z±p milliard gulden bedragen
op basis van het prijspeil van 1938:, Deze formule is nog
niet volledig,’doch zij benadert.de
werkelijkheid momen-
teel zoo dicht mogelijk. -Binnenkort zal de totale schade-
rekening via zuiver financieele becijfering beter benaderd
kunnen worden, nI. zoodra de geheele materieele oorlogs-
schade zal zijn vastgesteld en de kapitalisatie vafi’de toe-
komstige verplichtingen van den Nedérlandschen Staat
ten opzichte van de oorlogsslachtoffers mogelijk zal zijn.
Tot dusvejre zijn slechts twee belangrijke cijfers in dit
financieele kader bekend, t.w. het totaal van het marken-
tegoed bij De Nederlandsche Bank (f 4j milliard) en de
totale bezettingskosten (ca. f 8 milliard). Dit vormt
samen reeds een bedrag van f 13 milliard, zij het ook op
basis van een ander prijsniveau dan 1938.
Hoe de schaderekeningen noeten worden opgesteld,
dus welke posten daarin mogen worden opgevoerd; hoe de
waardeering der goederen moet geschieden, welk prijspeil
als basis zal worden genomen e.d., zal uiteraard voor alle’
‘betrokken landen uniform geregeld moeten worden door
de geallieerde herstelbetalingscommissie. Tevens zullen
– alle schaderekeningén door een gezaghebbend en niet
belanghebbend financieel-statistisch orgaan van inter-
nationale standing gecontroleerd moeten worden.
Als de aandeel’en der diverse landen in de totale schade-
vergoedingsprestaties van Duitschland eenmaal zijn vast-
gesteld, doet zich nog de vraag voor, op welke wijze ieder
land dat aandeel het beste kan innen.,
Schadevergoeding kan alleen in gdederen, diensten of
rechten geschieden. De annexatie van Duitsch grondgebied
blijft hier buiten beschouwing, daar de wenschelijkheid en doelmatigheid daarvan nog allerminst vaststaan.
De herstelleveranties kunnen bestaan uit repatrieering
van door de Duitscliers weggehaalde identificeerbare
goederen, de zgn. , ,delootings”; uit levering van Duitsche
goederen, hetzij gebruikt of nieuw geproduceerd (bijv.
heele in gebruik zijnde productieapparaten;- maar ook
auto’s, fietsen, radiotoestellen enz.); uit Duitsche arbeids-
prestaties en uit overdracht van Duitsche vorderingen op
het buitenland.
De iTederlandsche Regeering heeft in haar nota aan de
vier groote geallieerden in antwoord op’ het Potsdam-
communiqué, het standpunt ingenomen dat cle, ,delooting”
‘) De vernieuwirigsachterstand is reeds onder dë vcrmognsschade in rekening gehracht.
mogelijk moet worden gemaakt, ongeacht in welke be-
zettingszône de weggehaaide goederen zich bevinden.
De reactie van Engeland was gunstig, ‘wat de Britsche
bezettingsz6ne betreft, maar het antwoord van de Sovjet- –
Unie is nog niet ontvangen. Toch is dit antwoord het
belangrijkst. Bij de conferentie van Potsdam is nl. bepaald, –
dat Rusland en Polen, met uUsluiting van de andere ge-
allieerden, de noodige Duitsche activa uit de Oostelijke
bezettingszône môgen weghalen. Hierop wenscht . de
Nederlandsche Regeering dus tenaanzien van de ,,deloo-
tings” een uitzondering te zien gemaakt.
Een zoo groot mogelijke ,,delooting” is echter sociaal-
economisch slechts dltn verantwoord, indien de waarde
der gerepatrieerde goederen niet van het aan ons land
toegewezen aandeel in de herstelleveranties, doch van
onze totale schaderekening zou worden afgeboekt. O’an de
,,delootings” ten koste van ons aandeel, dan moet het•
probleem van de repatrie’ering van onze eigendommen
op dezelfde wijze behandeld worden als iedere andere
import bij deviezenschaarschte. Dat wil zeggen, men dient
alleen de cultureel waardevolste of de sociaal-economisch
nuttigste goederen ediensten te laten (terug) komen,
want iedere ,,delooting” beteekent dan hetzelfde als
een verminderin van onze deviezenvoorraad. De eenige
reden om dit standpunt niet in te nemen zou kunnen zijn
de overweging, dat één vogel, in de hand beter is dan tien
in de lucht, maar hiervoor is momenteel geen redelijk
argument aan’ te voeren. –
Deze situatie moet eventüeel aan de Nederlandsche
bevolking duidelijk en aanhemelijk worden gemaakt.
Bij de afwikkeling van de herstelaanspraken van de Neder-
landsche particuliere gedupeerden brengt boven’enoemd
standpunt ni. mee, dat
alle
particuliere aanspraken tegen-
over Duitschland wegens materieele oorlogsschade door den
Nederlandschen Staat worden overgenomen en aan de
gedupeerden een vergoeding in Nederlandsch geld wordt
uitbetaald, eventueel voorloopig op geblokkeerde reke-
ning. Daarmede kunnen de oorspronkelijke eigenaren
per se geen rechten meer doen gelden op de gerepatrieerde
goederen. De mogelijkheid moet aanwezig zijn die goederen
op grond van algemeene Nederlandsche belangen even-
tueel door den Staat ook aan anderen dan de oorspron-
kelijke eigenaars te doèn overdragen.
De practische mogelijkheden
voor:
ons land om op korten
termijn zijn herstelvordering af te wikkelen dooi’ het weg-
halen van complete installaties ed. uit Duitschland,
dienen ‘uiteraard zoo doelmatig mogelijk te worden benut. Deze mogélijkheden zien er echter, bezien in het licht van
het accoord van Potsdam, niet rooskleurig uit. .Jleen de
Westelijke zônes komen, voor deze weghaalcampagne in
‘aanmerking. Deze zônes z4n juist het zwaarst gebombar-
deerd. En’van het voor weghalen nog beschikbare surplus
aan installaties krijgen .Rusland en Polen eerst
250/,
toe-
gewezen. De Nederiandsche antwooi’d-nota op Potsdam
dringt aan op een extra-aandeel van Nederland in de
herstelleveranties van Duitschland, op grohd vân de buiten-
gewone mate, waarin ons land van de oorlogvoering te
lijden heeft gehad, vooral sedert September. 1944.
Wenscht men, in plaats van prompte leveranties van
kapitaalgoederen, leveranties uit de loopende productie,,
dan moet men in aanmerking nemen, dat de opbrengst
van den Duitschen export, volgens het accoord van Pots-
dam, ‘in de eerste plaats moet dienen ter betaling van
goedgekeurde importen. En bovendien zullen deze leve-
ranties voor ons land vermoedelijk niet snel genoeg kunnen
plaats hebben.
Duitsche herstelleveranties in den vorm van arbeids-
prestaties en overdracht van vorderingen op het buiten-
land, zuilen vermoedelijk geen belangrijken omvang
kunnen aannemen.
Als men het bovenstaande overdenkt, ziet het er voor-
loopig niet naar uit, dat Duitschland naar hoeveelheid,
1′
29 Augustus 1945
t
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
89
–
snelheid en vooral kwaliteit voor ons land bevredigende
herstelleveranties zal kunnen presteeren. Er is echter nog een bevredigender oplossing denkbaar, al. door indirecte
herstelleveranties. Hiermede bedoel ik.. een uitbreiding
van de crediètverleening door Amerika en Engeland aan
ons land, gepaard met speciale ,,priorities” hij de levering
van het door Nederland te bestellen materiaal. Deze
priorities zouden kunnen berusten. op het feit, dat zij
bestemd zijn voor het herstel van een
in zijn productie-
kracht
uitzonderlijk zwaar getroffen land. De ver-
minderde produtiekracht, die de basis voor de speciale
priorities zou moeten vormen, kan het beste worden af-
gemeten aan het percentage, dat het verloren gegane
productievermogen uitmaakt van het oorspronkelijke
productievermogen. Zoo is bijvoorbeeld de omvang van
den inventaris van het Nederlandsche verkeersapparaat
momenteel slechts
1/3
van den normalen omvang. De
afwikkeling van bedoelde eitra-herstelcredieten zou kunnen
worden gegarandeerd door en gesynhroniseerd met de
overdracht van Nederlandsche aanspraken op Duitsche
herstelleveranties aaP, de overzeesche credietgevers: Deze
figuur lijkt voor de Vereenigde Staten zeker zoo aanvaard-
baar als de ,,lend-lease”-contraôten tijdens den oorlog.
Sedert de besluiten van Potsdam, is ons land eigenlijk
op deze oplossing aangewezen, wil het veerspoedig als
self-supporting lid van de wereldhuishoiiding kunnen op-
treden. Vooral nu de, oorlog tegen Japan beëindigd is en
het gigantische productieapparat van Amerika en Enge-
land voor vred,esbehoeften kan worden gebruiIt en om
exportkansen zal vragen, zouaen bedoelde landen ons
dergelijke credieten ongetwijfeld kunnen toestaan. Zij ook
kunnen de realiseering van de Duïtsche herstelleveranties
het beste beïnvloden en hebben dus hun garantie zelf in
handen. En iroor ons land heeft dit soort herstelleveranties
het voordeel, dat wij nieuw materiaal verkrijgen in plaats
van grootendeels versleten en verouderd Duitsch miteriaal en dat allerlei technische, economische en psychologische
nadeelen, die bijv. met de ,,verplaatsing” van de Duitsche
installaties noodzakelijk verbonden zijn, worden ver-
meden. Deze wijze van herstelleveranties aan ons land
zal het beste kunnen bijdragen tot het verkrijgen van een
rechtvaardige herstelregeling en deze laatste is een wezen-
lijke voorwaarde voor den door de geallieerden nagestreef
–
den ,,rechtvaardigen en duurzamen vrede”, clie nog ge-
wonnen moet worden –
G.
T.
HAMMERSTEIN, Econ. drs.
DE MONETAIRE SANEERING IN BELGIË.
Door de slechte verbindingen friet onze Zuidelijke na-
buren was het nog steeds niet mogelijk een eenigszins
overzichtelijk beeld te krijgen van de maatregelen, welke
in België in het najaar van 1944 genomenzijn ter saneering
van het geidwezen.
Zoowel de techniek van deze maatregelen, alsook het
effect ervan, zijn voor ons hier te lande, die nog véör de
monetaire saneering staan, •van zeer veel belang; vooral daar het resultaat van de saneeringsmaatregelen in beide
landen van doorslaggevende beteekenis is voor. de be-
antwoording van de vraag, of èen spoedige invoering der
monetaire- en handelsovereenkomst, welke de Nederland-
sche en Belgische Regeeringen in Londen -tijdens hun
ballingschap hebben gesloten, al dan niet mogelijk zal zijn.
Alvorens een overzicht te geven van de maatregelen
op zichzelf, wil ik een enkel ,woord wijden aan het feit,
dat na afloop van dezen oorlog een geheel tegenoverge-
stelde houding werd . aangenomen, ten aanzien van de
oplossing der naoorlogsche financieele problemen, dan
na
–
den vorigen oorlog. Doordat men thans een beter inzicht heeft in de conse-
quenties der verschillende financieel-politieke maatregelen
en in de consequenties van het achterwege laten daarvan,
heeft men practisch in alle landen, waarin, tengevolge van
de roofpolitiek der bezetters, de geidhoeveelheid absoluut
en relatief t.o.v. de hoeveelheid achtergelaten goederen
.te groot was, maatregelen genomen om langs ,,deflatio-
nistische weg” de overtollige koopkracht blijvend of tijde-
lijk te elimineeren.
De ervaring, na den vorigen oorlog opgedaan met de
politiek van non-interventie, was niet bepaald gunstig;
men zag ditmaal in, dat een passieve houding der Over-
heid op het gebied van het geldwezen niet te verantwoor-
den was, dccli aan den anderen kant zou een langdurige
deflatlonistische economische politiek, zooals wij die in
de jaren 1933 tot 1936 hebben gekend, wegçns het enorme
gebrek aan goederen catastrophaal zijn. De eenige moge-
lijkheid, die overbleef, was dus een plotseling ingevoerde
serie maatregelen van deflationistischen aard, zonder
dat er echter een deflationistische doorweiking op het
bedrijfsleven het gevolg van zou zijn. Dit laatste was te
bereiken door op een sterk verlaagd peil van koopkracht
opnieuw winstmogelijkheid voor het bedrijfsleven te openen n eventueel een kleine prijsstijging op de officieele markten
toe te laten. Onvermijdelijk zou liet plotseling tereg-
brengen van . de hoeveelheid latente koopkracht op bijv.
1/3
een storende werking op de activiteit van bepaalde
bedrijven hebben, doch dit zou door een soepele toepassing
en een tijdelijke credietverleening spoedig kunnen worden
opgeheven. Dit is een nadeel, onvermijdelijk aan dezen
vorm van saneering vérbonden, doch het weegt niet op
tegen de voordeelen van een snelle financieele en mone-
taire saneering van het economisch leven van een land.
Doel Qan dé monetaire nratregelen.
Het doel van de monetaire maatregelen is duidelijk.
In liet kort samengevat komt het hier op neer:
verhinderen, dat de latente koopkracht, welke tijdens
de bezetting is ontstaan, haar prijsstijgende werking on-beperkt zal uitoefenen en bovendien de productie in een
andere richting zal trekken, dan de wegens het heerschende
goederengebrek meest gewenschte. Principieel z,al .er bij
een tekort aan goederen de tendens bestaan, dat de pro-
ductie met den geringsten omweg het eerst ter hand wordt
genomen, tenzij een aan zekerheid grenzende waarschijn-
lijkheid van een krachtige prijsstijging in de toekomst,
de productiemiddelen voor een langeren productieomweg
zal aantrekken. Indien de Overheid het als haar taak
beschouwd een rangorde van dringeddheid voor de ver-
schillende productierichtingen op te stellen, moet voor-
komen worden, dat deze politiek doorkruist wordt door
het winststreven .van de particuliere ondernemer.
er
,
moet naar worden gestreefd het staatsbudget
wer in evenwicht te brengen, opdat deze t.g.v. opeen-
volgende deficiten niet opnieuw tot verstoring van een
evenwichtige prijsstiuctuur aanleiding zal geven. Dit, zal
moeten worden bereikt door een zoo spoedig mogelijke
vermindering der schuldenlast.
Alle gelegenheden.om den Staat middelen te doen toe-
vloeien, welke haar schuldpositie verbetefen, moeten
worden uitgebuit. Door,het ongeldig verklaren der bank-
biljetten kan een groot gedeelte yan den particulieren be-
zitsaanwas, voorzoovèr deze gedurende den oorlog tenge-
volge van hqlastingontduiking is ontstaan, direct bij niet-
aanmelding, of indirect langs fiscalen weg bij wel-aanrisel-
ding, door den Staat worden achterhaald.
De ongeldigverklaring der bankbiljetten heeft den
Belgischen Staat een winst opgeleverd van 10 12
milliard fi.
het prijsniveau in het binnenland stabiel te houden,
zoodat de ruilverhouding t.o.v. het buitenland vastgelegd
in den wisselkoers, niet steeds ongunstiger wordt, hetgeen
in het bijzonder van belang is, daar voorloopig de invoer-
behoefte uitermate groot zal blijven..
het in België nagestreefde doel
r
der vermogens-
inventai’isatie met de daaruit voortvloeiende mogelijkheid’
het helastbare inkomen en vermogen vast te stellen,
90
‘
:’•
ECONOMISCH-STATI
.
STISCHE BERIC}ÎTEN
9.Augustus 1945
gellt in mindere mat’e voorNederland, aangezien in België,
in tegenstelling met Nederland, een vermogensbelasting
tot dusver niet bestond. Dit wil niet zeggen, dat het voor
Nederland niet van het grootste belang is omdeze gelegen-
heid aân’tè grijpen ter contrôle van de vermogensaangiften.
Het laat geen twijfel, dat, behalve het zgn. zwarte geld,
‘er een groot’ verschil zal blijken te bestaan tusschen het
totaal der laatste -vermogensaangiften en het resultaat
der contrôle.
De technie* der saneering.
‘A. Biljettencirculatie.
Toen de Belgische Regeering in de eerste dageii van
September 1944 op haar grondgebiëd teugkeerde, bedroeg
de totale omloop der betaalmiddelen ongeveer 160 milliard
frs. tegen een cjrculatie van 50 milliard frs. op 1 Mei 1940;
rn.a.w. tengevolge van het wanbeheer van den bezetter
was de totale geldomloop dtie keer zoo groot geworden.
Alhoewel de Belgische Regeering door de gelijktijdige
bevrijding van vrijwel het geheele grondgebied, de in het
buitenland, gedrukte bankbiljetten voor de omwisseling
kou gebruiken, duuMe het ruim een maand eer de biljetten
ingevoerd en over het land gedistribueerd waren, zoodat
toen pas met de intrekking der oude bankbiljetten een
begin kon worden gemakt. Op 6 October 1944 -werd
bekend gemaakt, dat op 9 October d.a.v. alle biljetten
van frs. 100, 500, 1.000 en 10.000 hun karakter van wettig
btaalmiddel zouden verliezen en onvervreemdbaar
zouden worden verklaard. Alleen de kleine biljetten van
frs. 50, 20 en. 5, benevens de pasmunt, zouden in om-
loop blijven. Aangezien het totaal van deze geldvormen
lechts frs. 4.900.000.000 van de frs.104 milliard
chartale ‘circulatie uitmaakte, achtte de Regeeing het
geen bezwaar deze in omloop te laten, temeer daar, naar
men meende, hierdoor het geldverkeer in belangn.ik
mindere mate zou stagneeren. De Régeering kon echter
niet’verhinderen, dat de kleine coupures in groote mate
werden vastgehouden en op die manier, toch aan de circu-
latie onttrokken werden. Het is duidelijk, dat, ingeval de
Nederlandsche Regeering hetzelfde zou doen, de kleine
éoupures oogenblikkelijk zouden worden gebruikt om het
zarte geld te doen ,,onderduiken”, juist nu hier te lande
zooveel langer de gelegenheid bestaat om hèt zwar,te geld
in deze vormen van betaalmiddelen door de periode van
-saneering heen te biengen. De mededeeling van de Neder-
landsche Regeering, dat het in haar voornemen ligt ook
de zilverbons en pasmunt tegelijkertijd met het andere
bankpapier ongeldig te verklaren, heeft ons behoed voor
de ellende, die het gevolg zou zijn van het oppotten dezer
betaalmiddelen. (Het verschijnsel, dat thans de sigaret
tot ,,betaalmiddel” is verheven, is dan ook een direct
uitvloeisel van deze bekendmaking).
,Om dadelijk een bedrag in circulatie te brengèn werd
bepaald, dat tusschen 9 en 13 October 1944 per hoofd der
bevolking’frs. 2.000 ineens in nieuwe biljetten konden
worden omgewisseld. Dit kon geschieden bij alle banke
en postkantoren. Opi te voorkomen, dat eenzelfde persoon
meermalen tot omvisseling van frs. 2.QO0 zou over-
gaan,werd bepaald, dat deze bij de omwisseling een bon
der, distributiekaaren van de leden van zijn gezin moest
afgeven. Het bedrag, dat een hoofd van een gezin boven
het bedrag van fr. 2.000 per gezinslid -onder zich had,
nioest in dezelfde periode van 9 tot 13 October worden
aarigege’en.
,
De aangevers wqrden eerst later, t.w. tusschen 3 en 16
November d.a.v., iii de gelegenheid gesteld d aangegeven’ biljetten in te leveren. Om tè voorkomen, dat een dubbele
aangifte werd gedaan, moest bij de aangifte een bon van de distributiekeart’ ,,Hoofd” worden afgegeven. Van het
ingeleverde aangegeven bedrag werd frs. 3.000 ter
vrije b&schikking gèsteld, met ‘dien verstande, dat, indién
het aangegeven belrag minder ‘ dan frs. 3.000 bedroeg,
dit direct, en ingeval dit meer dan frs. 3.000 bedroeg
van 17 November af,’werd uftbetaald. Fracties beneden
de frs. 1.000 werden eenvoudigheidshalve tegelijkertijd uit-
gekeerd, zoodat op de geblokkeerde rekeningen slechts
tegoeden van veelvouden van frs. 1.000 bleven staan.
Van dit resteerende bedrag zou 40
0
/,, tijdelijk en
definitief geblokkeerd blijven. De tijdelijk geblokkeerde
saldi zouden successievelijk, naar rato van de toen’eming
der. economische bedrijvigheid, worçIen vrijgegeven. Voor
de definitief geblokkeerde saldi zou een regeling tot con-
‘S
solidatie t.z.t. getroffen worden. –
te kassaldi van overheidsinstanties, spoorwegmaat-
schappijen, bank- en credietinstellingen, spaarbanken en
instellingen van socialen, cultureelen of liefdadigen aard
vielen buiten de blokkeeringsvoorschriften. Hun biljetten-
bezit kon direct worden omgewisseld in nieuwe biljetten.
,B. Immobilisatie van het girale geld.
De rekening:courant saldi, deposito’s en spaartègoeden
met een opzeggingstermijn van minder dan 2 jaar, werden
tezelfder tijd geblokkeerd. Doch om aan de verkeet’s-
behoefte tegemoet te komen, wérd terstond,tér keuze van
den rekeninghouder, vrijgegeven: –
saldo per 9 Mei 1940 of,
10
0
/
(
, van het saldo van 8 October 1944, of
frs. 1.000 per lid van het personeel, ingeval het en
natuurlijke- of rechtspersoon betreft, welke is ingeschreven
in het handelsregister, vermeerderd ‘met een later op 17
November 1944 vrijgegeven bedrag van frs. 3.000. Boven-.
dien werd later de mogelijkheid geopend aan rekening-
houders, wier tegoed op 6 October 1944 kleinr was, dan dat op 9 Mei1940, dit verschil ten laste van hun geblok-
keerde biljttenrekening op te nemen. Hiermede werd
beoogd, de rekeninghouders, die door de omzetting tijdens
den oorlog van hun R.C.-tegoed in bankbiljetten, iiiet in
een ongunstiger positie te brengen ten opzichte van de-
genen, die er geed bezwaar in zagen hun R.C.-tegoed als
zoodanig aan te houden.
Het na deze vrijstel]ingen pesteerende bedrag wexd op
ezelfdewijze als’ de biljettenrekeningen voor 40
0
/,:
tijde-
lijk en voor 60
0
/,, duurzaam geblokkeerd.
Uiteraard werden in het bijzonder de rekeningen van
het bedrijfsleven door deze blokkade getroffen, zoodât
op dit gebied spoedig allerlei voorschriften kwamen om
aan de gereihtvaardigde behoeften tegemoet te komen.
In, het bijzonder ter betaling van bonen en salarissen
was het noodzakelijk, dat op korten termijn een regeling
werd getroffen: Men heeft dit gedaan door een algemeene
machtiging te verleenen aan de werkgevers om 60 keer
de hoofdbijdrage, welke zij in October 1944 aan de eompen-satiekassen hebben afgedragen, van hun tijdelijk onbeschik-
baar vermogen (de 40
0
/,) op te nemen. Dit kWam neer op
gemiddeld frs. 2.000 per werknemer. Aangezien aan-
genomen werd, dat het tegoed op de bankrekeningen der
werkgevers op 9 Mei 1940, vermeerderd met frs.2.00O
per in Min dient zijnde arbeider, voorloopig voldoende,’
was oin in de loopende behoeften (bonen etc.) te voorzien,
waren verdere vrijmakingen alleen mogelijk, indien het
,,Comité de Déblocage” haar uitdrukkelijke tdestemming
hiertoe verleende. Dit comité is gemachtigd de helft van
de tijdelijk onbeschikbare tegoeden (de 40°X,) vrij te geven,
indien dit naar hun oordeel economisch noodzakelijk was.
Naarmate de bedrijvigheid en de importen toenamen,
was het gemotiveerd grootere liquide middelen aan het
bedrijfsleven ter beschikking te stellen.
Er waren echter een groot aantal bedrijven,’ welke door
het feit, dat zij bij het naderen van den oorlog in 1940
bij wijze van voorzorg een groote kas hadden aangelegd
ten koste van hun banktegoed, thans in een uitermate
ongunstige positie kwamen te verkeeren, aangezien zij
hierdoor maar een gering bedrag van hun banktegoed
konden vrij krijgen. Slechts met medewerking van het
,,Comité de Déblocage” en door c’redietopname konden
29 Augus1u 1945W
‘
ECONOMISCH:STATISTISCHE BERICHTEN
deze be.drijven uit de impasse komen, wa.rin zij door
,,wijs beleid” geraakt waren.
Particuliere rekeninghouders hadden slechts in uit-
zonderingsgevallen de kans om verdere bedragen’ van hun
rekening Vrij te krijgen. Slechts zij, die oor-logschaden
geleden hadden, of zij,die moesten evacuberen, konden een
‘aanvraag indienen bij het déblocagecomité. Ook belastin-
gen konden ten laste van de geblokkeerde 40
0
/, voldaan
worden.
Later is nog een maatregel getroffen om te’voorzien in
de gevallen, dat bepaalde personen uit hoofde van hun
beroep, gelden onder zich, hadden van anderen, zooals
notarissen, advocaten, effectenmakelaars, assuradeuren,
etc. Deze personen werden gerechtigd de zich onder hun
berusting bevindende bedragen van hun tegoeden af te
zonderen en aan de begunstigden of lastgevers over te
dragen. Deze bedragen werden voor 40
0
/,, van hun tijdelijk en voor 60
0
/
r
, van hun definitief geblokkeerd tegoed af-
geboekt, om in dezelfde verhouding 9p de rekening dei
bgunstigden of lastgevers te worden gecrediteerd.
Nog’ een’ enkel woord over de afwikkeling van het defini-
tief geblokkeerd tegoed (de 60°/,). Voorzoover dit tegoed
niet door de oorlogswinshefting wordt geabsorbeerd, schijnt
‘men dit te willen afwikkelen dobr de rekeninghouders
voor hun tegoed een voorloopig geblokkeerde staatsschuld
tegen een gestaffeld laag rentepercentage tè .geven. Na
verloop van jaren zouden,deze staatsschulden in den één
of anderen vorm overdraagbaar worden. Het is duidelijk,
dat dit een zeer rigoreuze maatregel zou zijn, doch het
laatste woord op dit punt is nog niet gesproken. –
De mogelijkheid Qan crediewerleening.
Opdat
,
de opzet van de maatregelen niet teniet zou
worden gedaan door een ruime credietverleening,werd de
liquicliteit van de banken tegelijkertijd aan banden gelegd
door de bepaling, dat de looptijd van alle schatkistbiljetten
welke tusschen 9 October 1944 en 8 October 1945 zouden
vervallen, met één jaar zouden worden verlengd. Terwijl
dus de toegelaten bes4h1kkingen, t.w. de vrijgave van frs.
8.000 plus saldo per 9 Mei 1940, benevpns de vrijgegeven
bedragen voor de bedrijven voor looieri etc.,’over de door
haar cliënten aangehouden tegoeden’ direct ten laste van het
door de banken bij, de Nationale Bank aangehouden saldo
moest’en
e
worden geho
noreerd, werd de geldmarkt door
bovengeioemden maatregel uiterst krap gehouden. Boven-
dien werd . nog bepaald, dat alle credietaanvragen van
méér dan 1 millioen frs. aan de Nationale Bank en aan de
Bankcommissie moésten worden voorgelegd, terwijl te
allen tijde een opgave door deze instellingen kon worden
gevraagd van alle verleende credieten. Niettegenstaande
deze maatregelen is de post ,,Diverse.Debiteûren” der
gezamenlijke Belgische banken in ht”laatste kwartaal
1944 met ca. 2 milliard toegenomeri tot een bedrag van
5,9 milliard. Het kan dus niet ontkend worden, dat de
banken toch nog een ‘vrij aanzienlijke,hoeveelhèid crediet
hebben verleend, alhoewel dit op de totale geldcirculatie
per ultimo December 1944 ter hoogte van 66 milliard
slechts een kleinen invloed zal hebben gehad.
Beooideeling van het ,’esultaat de,’ genomen mnaati’egklen.
Veel belangrijker was de circulatievermeerderiiig, welke
het gevolg was van de overheidsuitgavent hetzij voor
rekenink van den- Belgischen Staat direct, hetzij voor de
uiteindelijke rekening van de geallieerde mogendheden.
De vordering van de Nationale Bank op den Staat
steeg in het laatste kwartaal 1944 van frs. 14 milliard tot
frs. 32,5 milliard, terwijl de biljettencirculatie in de periode
tusschen 9 October en 11 Januari 1945 toenam met ca.
13 milliard. Hieruit blijkt wel, dat bij de beoordeeling van
het resultaat de circulatievermeerdering tengevolge van de
staatsuitgaven een allesoverheerschende rol speelt. In het
eerste kwartaal 1945 gaat het proces va,n financiering der
staatstekorten door de Nationale Bank verder. In die perio-
‘ie stijgt de vordering van de Nationale Bank op den Bel-,
gischen Staat met ca. frs. tO milliard, terwijl de biljetten-
circulatie met eenzelfde bedrag toeneemt. In de maand
April schijnt er echter een einde te komen aan deze ont-
wikkeling, aangezien,’ dan geen verdere stijging van de
,
vordering der Nationale Bank op ‘den Staat plaatsvindt.
Er moet echter op gewezen vorden, dat tegenover een
groot
gedeelte van de bij de Nationale Bank ondergebrachte,
staatsschuld een vordering staat op de geallieerden, hetzij
op ,,Lend and Lëase” basis, hetzij een directe vordering
op de ‘Amerikaansche en Engelsche schatkist. Eind Juli
werd de totale hoogte van deze vordering op frs. 20 ‘mil-
hard geschat. Hoewel deze vordering niet geheel gelijk
te stellen is met goud of buitenlandsche deviezen (wegens
Lend and Lease bepalingen), is het toch een vorm van,
,,samengebalde” kobpkracht, welke straks, wanneer
deze door de impbrteurs wordt aangesproken, een terug-
vloeien van betaalmiddelen (voorzoover de banken hier-
voor geen crediet behoeven te yerleenen) naar de Nationale
Bank tot gevolg zalhebben. Intusscjien heeft het echter
in het binnenland ongetwijfeld een belangrijke prijsstijging
veroorzaakt. De vermeerdering der hoeveelheid goèderen,
welke gedurende dezé periode van circulatietoeneming
heeft plaats gehad, is ongetwijfeld aanzienlijk mindér
dan de in dezelfde periode iipgetreden geldyermeerdering:
Het is duidelijk, dat deze gang van zaken nauwelijks kon
worden ‘rerhinderd. De oorlogsvoering op Belgisch gebied,,
stelde eischen, waaraan niet kon worden ontkoihen. De
theoretisèhe mogelijkheid, om ddzen gang ‘van zaken te’
ontgaan, was een krachtig opschroeven der belasting-
inkomsten.
Dat dit in Bdlgië in den afgeloopen winter niet zoo maar ineens mogelijk was, behoeft nauwlijks te worden gezegd.
Men kan hieruit de coficlusie trekken, dat de bovenstaande
oorzaken de waarneming van het resultaat in hooge mate
vertroebeld hebben.
Een tweede factor, welke het resultaat ongunstig be-
invloed heeft, is het feit, dat d8 complementeerende maat-
regelen, t.w.: de
a. vermogensheffing,
‘b. absorbeering der oorlogswinsten door een fiscale’ heffing, –
c4
regeling der definitief geblokkeerde tegoeden (60
0
/,,),
nog niet-zijn getroffen.
Dit is van belang, aangezien langs dezen weg de ‘staats-
schulden weer tot een eenigszins dragelijk ‘peil terugge-
bracht moeten worden, opdat het gewone budget kan
worden ontdaan an de schier ‘ondragelijke rente- en
aflossingslasten.
De politieke ontwikkeling in België gedurende de laatste
maanden is wel de hoofdoorzaak, dat deze onderdeelen van’ de saneeritig nog. niet ter hand iijn genomen.
Resumeerend zou ik willen vaststellen, dat de in België
genomen maatregelén haar doeltreffendheid absoluut
bewezen hebben, doch dat er storende factoren zijn op-
getreden, die deels te voorkomen waren geweest (de te
late invoering der complementeerende maatregelen),
doch deels onvermijdelijk waren. De onvermijdelijke
factor zal voor Nederland naar alle waarschijnlijkheid
niet optreden, de te voorkomen factor moge ‘door wijs
beleid ook inderdaad voorkomen wordén.
G. A. SURIE.
“Çk
‘WI
‘PVT
-‘
92
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
–
29 Augtus 1945
AANTEEKENINGEN.
DOCUMENTATIE OVER DE WÉTOEVING IN
‘
NEDERLAND
IN
OORLOGSTIJD.
De Directeur-Generaal der P.T.T. deelt mede, dat het
Documentatiebureau van het Hoofdbestuur der. P.T.T.
een artikeisgewijze documentatie heeft samengesteld
van deNederlandshe wetgeving, voorzoover deze is ge-
wijzigd door de Duitsche bezetting, alsmede van de vet-
ordeningen en beschikkingen, geplaatst in het Verorde:
ningenblad en in de- Nederlandsche Staatscourant. De
bedoeling van deze documentatie is, dat hij, die gegevens
omtrent- de gewijigde wetgeving, of de verordeningen en
beschikkingen noodig heeft, deze geordend bijeen kan
vinden.
1-let betreft hier geen klapper, rrbâar een, verzameling
van de officieele stukken,’waarvan dus maar één exemplaar
aanwezig is. De gang van zaken zal in normale gevallen
zoo moeten zijn, dat de belangstellenden zich in persoon
wenden tot den heerH. Icke, chef van de Bibliotheek en
het Documentatiebureau der P.T.T., leplaan 23 te ‘s-Ora-
venhage en bij hem uit de stukken de noodige aanteeke-
ningen maken. Mocht, in bepaalde gevallen, iemand niet
in staat zijn bij den heer Jcke te komen, dan heeft deze
zich bereid verklaar
çl
, na mededeeling van het te bestu-
deeren ondeFwerp, een öpgaaf van de desbetreffende stuk-
lçen,op te zenden.
REDIFON RADIO VERWARMING.
In aansluiting op het artikel van Prof. Dr. G. Holst in
,,E.-S.B.” van 15 Augustus jI. over den technischen weten-
schappelijken achterstand, publiceeren wij eenige belang-
wêkkende mededeelingen betreffende een
Bi:itsche
bij-
drage tot industrieele.efficiency, welke wij ontleenen aan
een bericht van den ,,Press Attaché to the British Ëm-
bassy”. –
Tot de vele bijdragen, welke het Engelscheradio-onder-
zoek aan. de oorlogsinspanning heeft geleverd, behoort
er én, welke voorbestei
–
nd is niet alleen eeh groote rol
te spelen bij het zich opnieuw helpen vstigen – op
efficiënte en concurreerende basis – van de Engelsche
industrie na den oorlog, maar die ‘tevens een nieuwen
exporthandel in technische uitrusting schept van groot
belang voor .overzeesche producenten, ioowel op land-
bouwkundig als industrieel gebied: –
J
n de gedachten van het publiek is radio gewoonlijk.
slechts verbonden met de begrippen ,,draadlooze commu-
nicatie” en ,,omroep”i Enkelen kennen haar ook in den
vbrm van medisëhe diathermie, maar voor de meesten zal –
het wel als een nieuwtje komen, dat de energie der radio-
golven thans ook gebruikt kan worden voo’r het .verhitten
van hout, klei, rubber’ kunsthars, voedsel, vezels, graan,
textiel, staal, koper en een menigte andere’materialen.
Op één of twee uitzonderingen na, zijn de methoden
van verhitting, welke de moderne industrie toepast,
,undamenteel gelijk aan die van vroeger, eeuwen; zij be-
rusten op het ‘geleiden of uitstralen van de warmte-energie
eener externe bron tot in het behandelde materiaal. Dit
heeft in het oog springende grenzen en nadeelen. In de
eerste plaats de’ energieverspilling bij het opvo’eren der
temperatuur va?i het verhittingselement, hetgeen een
geringe efficiency betee,kent. Voorts worden aan de
moderne fabricatiemethoden beperkingen opgelegd, door-
dat overbrenging van energie eerst dan snel kan plaats,
vinden, als, de temperatuur van de warintebron hoog is in vergelijking met de oppervlakte van datgene, waarin
de warmte moet worden gedreven.- Zulk een situatie kan
maar zelden worden geduld, omdat zij verbranding,
schilferen en andere oververhittingsbszwaren veroorzaakt,
die materiaalirerlies en nabewerkingen met zich brengen.
Gegevçn een bepaalde grens voor den aanvangswarmte-
graad, wrdt het dus om te beginnen zeer moeilijk binnen
redelijken tijd een gelijke temperatuurstijging te ver-
krijgen (behalve voor de allerdunste doorsneden) in slechte
geleiders zooals hout, rubber, kunsthars; klei, graan en
voedingsmiddelen in het algemeen, textiel en een massa
andere stoffen.
Aan den anderen kant leeft de staalindustrie een precies
tegenovergesteld probleem bij het maken vgn de harde
buiteniagei., zoo veelvuldig benoodigd voor machinerieën
en gereedschappen. Hitte wordt zoo snel weggeleid van de
oppervlakte naar het binnenste der metalen, dat het
practisch onmogelijk-is door eed externe bron, zooals een
oven, .de energie te doen leveren in een tempo en onder
omstandigheden, die de hoop rechtvaardigen, dat de
hooge hardingstemperaturen tot de ‘verlangde diepten
an een paar duizendste of honderdste centimeter beperkt
kunnen worden. Daardoor wôrdt het noodig gecomjli-
ceerde werkmethoden toe te passen om deze resultaten
te bereiken.
Het Redifon-radio-verhittingsprocédé verschaft nu een
middel om warmte rechtstreeks in de’ in bewerking zijnde
substantie op te ivekken (hetzij gelijkelijk door haar ge-
heele massa of sterk gelocaliseerd), in graden, die beheerscht
worden door de behoeften en eigenschappen van het werk.’
Het is plooibaar, gemakkelijk te controleeren en resulteert
gewoonlijk in een verbeterde kwaliteit, grootere snelheid
en betere uniformiteit van- het product. Voorts geeft
het een nieuw hulpmiddel in handen van de ingenieurs
der onderzoekings- en ontwikkelingslaboratoria, een hulp-
middel, dat perspectieven oiient van tot nu toe onuitvoer-
.barettechnische vorderingen. Om een voorbeeld te noemen:
de tijd, die noodig is om het hart van een 5 centimeter
dik blok hout tot een temperatuur van 140 C. te ver-
warmen – door contact met aanliggende stalen platen
van dezelfde temperatuur —,bedraagt meer,dan 3 uur.
Radioverhitting – bereikt dit resultaat in 1 minuut, of
zelfs nog sneller indien verlangd, terwijl zij in tegenstelling
tot deze diepe warmte-penetratie, de tanden van een
zaagblad hardt in tweevijfde seconde ‘zonder de staal-
structuur van het blad zelf te beïnvloeden. . –
Rediffusion Limited heeft in Groot-Brittannië voor
deze radioverhittingstechniek den weg bereid, en nu de
vrede is gekomen, .organiseert zij een tentoonstelling te
Londen, welke van 21 tot en met. 28 September a.s. zal’
zijn .geopend. –
Zij zal omvatten een afdeeling, ge’ijd aan de theorie
der radioverhitting en ‘monsters van de vele materialen
en producten, waarvoor het procédé gebruikt kan worden.
Vervolgens -eenige voorbeelden van de versnelling, welke
bereikt kan worden in verscheidene industrieele methoden.
Voorts een afdeeling voor radioverhittingsoutillage met inbegrip van demonstraties van giet- en perswerk, védr-verwarming van rubber,.drogen van dikke lagen textiel,
concentratie . van oplossingen in vacuum, warmte-be-
handeling van staal, thermo-plastisch lasschen, en lijmen van, meubilair en andere houtconstructies.
Men hoopt, dat door deze eerste expositie, gewijd aan
•radio-verwarmingstechniek, Rediffusion Limited een essen-
tiecle bijdrage zl leveren tot hrt gebruik eerier Britsche
technischd topprestatie over de geheele wereld.
ONTVANGEN BOÈKEN.
Brand en ontploffing en de aansprakëljlcheïd ç’an – den
brand9erzekeraar
door Dr. P. D. Pestrnan. Uitg. Moorman’s
Periodieke Pers, Den 1-laag 1944. f 4.75. 170 blz.
nderneining en rechtsQorm,
‘Proefschrift door J. Ph. M.
van Campen. Uitg. Dekker & v. d. Vegt N.V., 1945.
135 pag. –
Prijzen en rente 9oct in Nederland na den oorlog
door Prof.
Dr. J.. R. M. v. d. Brink. Uitg. Elsevier, Axristèrdam.
1944. 95 blz.
,,HOLLANDIA”
1
HQLLANPSCF
–
ÏE’ FABRIEK VÂN MELK-”
PRODUCTEA EN VOEDft’JGSMIDDELEN ‘N.V
HOOFDKANTOOR TE
–
–
VLAARDINGEN
On
FnancieeI-Eèonmische Afdeeling.
WJ
BLJREAIJ ;,,RECHTSHERSTEL”
staat te Uven dienste ter zaké van
ACTIES
VOOR RECHTSHERSTEL
ingevolge K.B. E. 100.
INLICHTINGEN EN BROCHURE OP
AANVRAAG GRATIS VERKRIJGBAAR
INCASSO– BANK
HET’
…….
f1NANCIEELED 4GBLAD
J
voorheen Amsterdamsch Effecten blad en.
Dagelijksche. Beurscourant
,
geeft voorlichting over de nieuwe maatregelen
• het bsdrijf.levn • efficten en coüpons
• geld en deviezen • uitlotingen
• belastingen
I
dc.
Abonnement per kwart.
II.-. N2.
Yoorburgwal
289,
A’dam
C. –
Tel.
38545-36113-43598
•
VANDIJK&.CO
EENDRACHTSWEG ii -‘ ROTTERDAM
Makelaars en Commissionnairs in Effecten
Effecten – Coupons – Vermogensbeheer
Telefoon2OB45
–
21889
–
40631
Beurs
Mis
6′ – –
Telefoon 24178
–
24378
– • SCHRIFtELIJKE CORSOS
…VOOR MODERNE..
.
1
M
B
A BIDRIJFSADMINISTRATIE’
Leidt op
voor het examen moderne bedrijfsadministratie –
Behandelt o.a.
administratieve organisatie, de rekeningstelsels,
voor en nacalculatie, standaardkoiten en budgetteering, loon-
stelsels en !oonadministratie, bedrijfsstatistiek, toepassingen in
verschillende bèdrijvèn.
Biedt
uitstekend verzorgde lessen
en beschrijvingen, ..Jitvôerige – en .gedegen cbrrectie
•
vn, de
uitgewerkte vraagstukken, alle gewenschte voorlichting op
studiegebied – Beschikt
-over
talrijke medewerker uit de
praktijk van het bedrijfsle”en –
Verzorgt
behalve den hoofd- cursus ook vdorbereidende, aanvullende en repetitiecursussen.
Pro8pectus op aanvraag –
/
.5
DE NEDERLANDSCHE BAI’K.
Verkorte balans op 27 Augustus 1945.
Activa.
/
Binneni. Wissels,
Hfdbank.
f
Bijb
–
Promessen, enz.
Ae’tsch.
100.000
100.000
PapiQr op het buitenland …….f 4.430.806.330
Correkpondenten 1. h. buitenl…..41.446.579
Buiteni. betaalmiddelen
•
(excl.
pasmunt)
. .
.. .
…
,Y
15.563.190
4.487.816.100
Beleeningen
mcl.
.
/
voorschotten in
(
Hfdbank.
f
125.949.541
rekening-courant
Bijbank
,,
.
697.441
op onderpanci
1, Agentscli.
,,
.891 .743
1
132.938.724
Op Effecten
enz.
………..
..
f
132.938.724
Op Goederen en Ceelen
–
•
,,
132.938.724′
Voorschotten
aan
het ‘Rijk
…………………..
Munt en muntmateriaal
Gouden
munt
en
gouden
muntmateriaal
.
………….1
.712.789.754
Zilveren munt,
enz.
………..
..435.808
713.225.562
Belegging van kapitaal, reserves en pensioenfonds
,,
76.361.249
Gebouwen en meubelen der Bink
.
………….
3.000.000
Diverse
rekeningen
…………………………
30.599.972
f
.444.041.608
Passiva.
Kapitaal
………………….
.
‘
………….
f
–
20.000.000
Reservefonds
…………………………….
13.871.297
Bijzondere reserve
(winst berwaardeering goud-
voorraad
per
2
Juli
1945) ………………….
209.277.097
Andere
bijzbndere reserves
………………..
74.414.834
Pensioenfonds
…………………………….
14.723.683
•
Bankbiljetten
in
omloop
…………………….
2.573.488.730
Bankassignatiën
in
omloop
……………………
121.510
Rekening-courant saldo’s:
–
‘s Rijks Schatkist
……….1
369.754.700
‘s Rijks Schatkist: spec.,rek…..105.24.500
Andere saldo’s
…………..1.914.749.280
,2.389.752.480
2
Diverse
rekeningen
……………………….
148.391.977
f 5.444.041 .608
•
Schatkistpapier,
rechtstreeks bij
de
bank
onder
–
gebracht
Waarvan
aan
Nederlandsch-Indië
(Wet
van
15
Maart
1933,
Staatsb8acl
No.
99)
…………
44.800.525
Waarvan
geblokkeeëd
wegens ,inlevering
van
bank- en muntl)iljetten van 1100.-
……….
1.338.169.076
STATISTIEKEN
DE NEDEItLANDSCHE BANK.’
(Voornaamste posten In duizenden guldens)
Data
Munt,
muntmate-
riaat en
deviezer, ‘)
Binnenl. wissels
open markt papier,
beleenin gen, voor-
schotten a/h Rijk
en diverse
rekeningen_)
Totaal
•
activa
Totaal
opeischb.
schulden
27 Aug. ’45
5,201,042
163.639
5,444.042
4.963.303
20
’45 5.201.263
163.781
.
.
5.444.405
‘4.963.748
13
‘
’45
5.201.385
888.968
5.475.708 4.995.073
6,,
’45
5.20-1.602
409.624
5.696.597
5.215.427
30 Juli
’45
5.208,741
479.183
5.766.297
5.285.164
23
•
’45
..5.201.574
531.318 5.818.265 5.337.112
16
,,
’45
5.201,574
–
675.713
5.963.160 5.482.876
9
,,
’45
5.201.645
755.510
6.043.040 5.562.929
2
,,
’45
5.201.606 786.387 6.073.902 5.594.655
25 Juni
1
45
5.419,890
.
509.896
6.015.696 5,747.009
18
,,
’45
5.419,929
532,377
6.038.219 5.769.462
48
’45
5.419.908
569.447
6.075.275 5.806.693
4
,,
’45
5.419.811
878.246
6.383.977 6.115.294
6 Mei
’40
1
1.873,319 248,256
.
1.474.306 1.424,016
Data
Banlebit jet-
ten in om-
loop
..
Saldi
in
RIC
Bar,kassig-
natiën en
diverse
reher,ingen
Saldo RijkI
RIC
(D/C)I,
Schatienst-
papier
recht str.
on d’-
27 Aug. ’45
2.573.489
2.3
9.751
148.513
C.
475.003
–
20
’45 2.722.632
.24
21.025
148.462
C. 4i4.663
–
13
’45 2.858.039
2.136.94i4
148.437
C. 302.816
18.000
6
,,
’45
3.086.507
2127.047
150.755
C. 360.133
239.000
30 Juli
’45
3.447.841.
1 837.2-98
148.876
0.230.142
318.000
23
,,
’45
4.005.187
.
1,391.485 149.609
C. 108,567
361.000
tO
’45
4.676.466
663 330
148.1.60
,
C. 139.487
509.000
,,
9
,,
’45
4.901.351 641.465 147.985
C. 148.233
595.000
2
,,
’45
4 *910,115
746.111
147,168
C.
105.130
592.000.
25 Juni ’45
4.097,821
695.336
148.582
C. 231.565
309.000
18
,,
’45 5,070.985
638.719.
148.557 C. 202.3001 369.000
11
’45
5.163.075
848.878
150.384
C.
105.081
404.000
4
,,
’45
1
5,263.855
.
255.763
148,423
C. 347.156
1
724.000 6 Mei
‘401
1,158.613
255.174 10.230
Ct
22.962
–
‘) De pôsten ,,Correspondenten in het buitenland” çn ,,Buiten-
landsche betaalmiddeien (excl. pasmunt)”, voorheen begrepen in de
,,Diverse rekeningenl’, zijn van 5 Juli 1943 af opgenomen onder de
buitenlandsche portefeuille, in onzen staat samengevat als ,,deviozen’
IN
,9 AUGU$TUS 194
HAV BANK – SCHIEDAM
Levensverzeka ing en Lfrenfr
HERSTEL EN VERNIEUWING
‘NEDERLANØSÇHE
HANDEL-MAATSCHÂ PPIJ,
NV.
II
Uw RAADSMAN en BANKIER
GRAANFACTORY
EXPEDITIE
BEVRACHTING
OP. EN OVERSLAG
LADING-CONTROLE
BEMONSTERING
Pelerson
HAVNBEDR’Jf
ROTTERDAM
•I
TELEF. 72872
POSTBUS 893
i*b1:1II;11’iJI
SLUITER
ADMINISTRATE EN BEDR!JFSORGANISATIE
–
‘kn U goede diensten bewijzen
bij den opbouw van de administra-
tieve organisatie van Uw bedrijf.
Singel 194 Amsterdam (C) Tel. 45912
1
cii1ouIIeI’icIe /3raklclpolis
Oct
De
,,7ssun’i11″
oan 1896
..
SJ
V.O.
s-rctoenhctge
‘t Glas voor
•
BOUWVANKEN
•
• INDUSTRIE
• R E
0 L
A 1’I
t
•
HUNSTINUVERHEID
levert
Glasindustrio’
Pieterman
file
Westvest 17 – Schiedam
,R’dam Schied. Singel 46
Nieuwe Binnenweg 309
UW TOEKOMST IS VEILIG met een polis van de
ALGEMEENE FRIESCHE
LEVENSVERZEKERING MIJ.
of de
GROOT -NOORDHOLLANDSCI
VAN 1845
LEEUWARDEN (Burmaniahuis) AMSTERDAM
(r.
Brienenhuis)
N.V. Louis Dobbelman
‘Rotterdam
KOFFIE
‘
TREE
Nederlandsch Iiidische Oade!sballk, N.V.
Amsterdam
–
Rotterdam
–
‘s-Gravenhage
AIIe Bank- en Effectenzaken
J uist nu
b,éden de Watson machines, behoorende tot het
Hoilerith-systeem, U de mogelijkheid op efliciênte
en snelle wijze dié adm’nistratieve voorlichting te geven, welke voor
den wederopbouw van het Nederlandsche Bedrijislenen noodzakelijk in
Onze afdeeling Organisatie is paraat om U een milleszons deskundig
advies omtrent de oplossing van Uw administratieve en organisatorische
problemen voor
te
leggen.
Het Is mogelijk, zij het in beperkte mate, op korten termijn weer
Watson mchines (Hollerith-sysieem) te leveren.
,,YI
A IS o N” Oedrijismachine, Maatschappij N.V.
Frederiksplein 34, Amsterdam• C – Tel. nrc: 33406, 33656, 31856
‘1
N.V. Gebr. van Udefl’s
Scheepvaart- en Agentûur-Mij.
Shipôwners – Brokers
Rotterdam – Amsterdam — Zaandam
Alle correspondentie betrellende advertenties, gelieve U te richten aan Koninklijke Nederlandsch Biekdrukkerj H. A. M. Roelants,
Lange Have,n 141, Schiedam (Tel. 69300, toestel 6)
Druk Roelauts, hicdam