Ga direct naar de content

Jrg. 3, editie 150

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 13 1918

13NOVEMBER 1918

EconomischpwStatistische

Beri
‘ochten

ALGEMEEN WEEKBLAD VQORHANDEL,. NIJVERHEID. FINANCIËN EN VERKEER

3E
JAARGANG

WOENSDAG 13 NOVEMBER 1918

No. 150

Stooinvaart- Maatschappij

NEDERLAND

AMSTERDAM.

Stooinvaart- Maatschappij

ROTTERDAMSCHE LLOYD

ROTTERDAM.

TIJDELIJKE MAILDIENST

JAVA—SAN FRANCISCO vice versa

via

Singapore, Hongkong, Manilla, Nagasaki
en Honolulu.

N.V. Furness’ Scheepvaart-

en Agentuur Maatschappij

ROTTERDAM—AMSTERDAM

Telegram-AdreS: ,,FURNESS”
Telefoon Nos. ROTTERDAM
7744/47

,,

,, AMSTERDAM N
5866, N 1267

Reeders, Cargadoors, Expediteurs, Kolen-
handelaren, Stuwadoors, Assuradeurs etc.

Speciale afdeeling vqor het bevrachten
van scheepsladingen per stoomende en

zeilende ruimte.

AAN- EN VERKOOP VAN SCHEPEN

ROTTERDAMSCHE

BANK VEREENIGING

Rotterdam ‘s-Gravenhage

Boompjes

Mauritskade

Delfshaven

Bezuidenhout
Feijenoord

Kneuterdijk Glashaven

Naaldwijk
Schidam

Rijswijk Vlaardingen

Scheveningen

Amsterdam

Rokin

Zaandam

KAPITAAL
EN
RESERVEN

/
66.000.000
9

VRACHTBOOTENDIENST
1

GEREGELDE LIJNEN VAN EN NAAR:

van
Java
naar
San Francisco
vice versa, in
1

BALTIMORE (Hou. Amer. Lijn) elke
10114
dagen
1
‘CARDIFF (en Birmingham District) wekelijks
vereeniging met de Java-China-Japan Lijn.
‘MIDDLESBROUGH
.

.

.

eiken zaterdag
NAT 10 NA L E
1
‘STOCKTON
OH
TEES

.

eiken Zaterdag
SUNDERLAND …….eiken Zaterdag
BANKVE REE Nl GING
JAVA—NEW YORK
LIJN.

1
‘ALEXANDRIE …….elke 213 weken
Geregelde vrachtbootendienstvan
Ne’wYork
CANADA (via Londen)

.

.

.

elke
10
dagen
Hoofddirectie en Centrale
naar
Nederlandsch-Indië
Vice versa, via
i
1
AUSTRALIE (via Londen)
.

.

eike
14
dagen
‘ZUID-AMERIKA (via Antwerpen) elke 2/3weken
Administratie te Utrécht
het

Panama-Kanaal,

in

samenwerking 1
met andere Maatschappijen.
‘MAROKKO (via Antwerpen).

elke
14
dagen
CUBA (via Liverpooi).

.

.

elke
10
dagen
Alkmaar, Almelo, Alphen a. d.R., Amers-

Doorvrachten naar en van alle deelen der wereld.
foort, Apeldoorn, Arnhem, Assen, Barne-

Levering van Engelsche Stoomkolen en

Gaskolen.
veld, Bodegraven, Borculo, Boskoop, Den
JAVA—BENGAL
I
EN LIJN.
1′
Diensten tijdens den oorlog gestaakt.
Burg (Texel), Coevorden, Culemborg, Delft,

Geregelde dienst van
Nederlandscb-Indië
1
Deventer, Doetinchem, Dokkum, Dordrecht,

naar
Rangoon
en Calculla
vice versa.
Drachten, Ede, Emmen, Franeker, Gelder-
________________________________________
malsen, Goes, Gorinchem, Gouda, Groenlo,
Groningen, Haarlem, Harlingen, Heeren-

De N.V. Hypothecairo Credietbaiik
veen, Den Helder, Hengelo (0.), Hooge-
veen, Hoogezand, Hulst, Katwijk, Leeuwar-

Anna Paulownastraat 113
1
den, Leiden, Lochem, Meppel, Middelburg,

‘s-GRAVENHAGE
1
Nijmegen, Oostburg, Pur,nerend, Schagen,
Schoonhoven,

Sliedrecht,

Sneek,

Stads-
verstrekt credieten onder hypothecair ver-
band. Geeft uit 5
0
/0
voor hoofdsom en
rente verzekerde schuldbrieven in coupures
N

kanaal, Terneuzen, TlÇolen, Tiel, Uithoorn, Utrecht, Veendam, Veenendaal, Vlissingen,
Wildervank,

Woerden, Ijmuiden,

Zeist,
van fl000,—,
f 500,— en fl00,—.
Zierikzee, Zutfen, Zwijndrecht.
De Directie,
1
KAPITAAL
EN
RESERVEN
Mr. J. J. BERGSMA.
C.PLOKHOOY.
Levensverzekering-Bank
/7.200.000,-

F. & W. VAN DAM

Makelaars in Assurantin

Wijnhaven 63 – Rotterdam

belasten zich met het

plaatsen van

alle Assurantiën,
onverschillig van wel-

ken aard, geene uit-

gezonderd.

OPGERICHT 1863 –

TE

ROTTERDAM

De aandacht wordt gevestigd op de afgifte
van
Binnenlandsche Credietbrieven,
waardoor in ruim 80 plaatsen in Nederland
gelden franco kunnen worden opgenomen.

ZIJID-NEDERLANDSCHE

HANDELSBANK

Kapitaal f 3.000.000,-

EINDHO VEN – TILBURG – ‘s-HERTOGENBOSCH

BREDA – MAASTRICHT – SITTARD – VENLO

Belast zich met

de behandeling van alle bankzaken

SAFE DEPOSIT

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

NEDERLANDSCH IN6ISCHE HANDELSBANK

AMSTERDAM

BATÂ VIA

‘s-GRAVENHAGE

AMPENAN, BANDOENG, CHERIBON, HONGKONG, INDRAMAJOE,

MEDAN, MENADO, PEKALONGAN, PROBOLINGGO, SEMARANG,

SINGAPORE, SOERABAYA, TEGAL,
TJILATJAP,
WELTEVREDEN.

Kapitaal /35.000.000, –


t

Reserven /17.400.000,—

N. V. W. van

Eel’si

Stoomboot en Tpanspoptondepoemingen

ROTTERDAM

Reeders, Cargadoors, Expediteurs, Zeebevrachtiugsageuten

Telegramadres: FIAT.

Telefoonnummers: 1958, 1977, 1997.

GEBROEDERS SCHEUER

Assuradeurs en Assurantiebezorgers
Expéditeurs en Cargadoors

AMSTERDAM EN ROTTERDAM

Verzekering van Koopmansgoederen tegen

transport, molest, brand en diefstal tegen

concurreerende premiën.

FRANSCH-HOLLANDSCHE

OLIEFkBRIEKEN

,,CALVE -DÊLFT”

TE DELFT

ARTIKELEN:

Delftsche Slaolie

Arachideolie

Sesamolie’

Soya•olie

Bakkersolie

Plantenvet Delfia

Cocos-olie N. 0. F.
Grondnotenkoeken en -meel

Sesamkoeken en -meel

Cocosmeel

NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP

Wilton

sMachinefabriekenScheepswerf

ROTTERDAM
Scheepsbouw cii Machinefabriek

Speciale inrichting voor reparatiën van eiken omvang

Drie droogdokken met 1chtvermogen tot
14000
ton

Dwarshelling

Drijvende kranen met iicl:itvermogen tot
120
.
ton

Telefoon: 7303 en 7304

Telegramadres: ,WILTON” Rotterdam

WERKSPOOR, AMSTERDAM
Land- en Scheeps-Machines – Dieselmotoren

Installatiën voor Suikerfabrieken – Polderbemalingen

Rollend Spoorwegrnatçriêel -‘ IJzerconstructiên

13 November 1918

ECONOMISCH-STATISÏISCHE’ BERICHTEN

997

HEEMAF

‘HENGELO

Telefoon Nos. 54, 82 en 119

Telegram-Adres: HEEMAF-HENGELO

MAF
ELECTRISCHE

ELECTRO-

APPARATEN EN

MOTOREN EN
INSTRUMENTEN

GENERATOREN

COMPLETE ELECTRISCIIE INSTALLATIES

MAATSCHAPPIJ

voor

Soliceps- eil Werktuigbouw
FIEen polis der

,,FIJENOORD”

ROTTERDAM

NILLMIJ
1100

Krui8ers

Torpedobooten

Onderzeebooten
van 1859

Mailstoomschepen

Vrachtstoomschepen

Baggermateriaal
‘s-Gravenbage, Veenestraat
i

Machine-installaties
geeft volledige
tot 65000 P.K.

Scheeps-Zoelly-Turbjnes
zekerheid en rust.

Machines en apparaten voor
TENBEK
PRACTISCH EFFEC

– –
O

Suikerfabrieken, enz.

Prijs
f
1,25

NIJGH& VAN DITMAR’SUITG..MIJ, R’DAM

The
,
Standard Bank

of South Afnica, Ltd

ROTTERDAM

15 COOLSINGEL

Telegr.-Adres: Africorum

(HOOFDKANTOOR:
10 CLEMENTS LANE, E.C. 4, LONDON)

F1. 12,—
=
£1.
MAATSCHAPPELIJK KAPITAAL.

F1. 74.329.200,-

GESTORT KAPITAAL ………

F1.
18.582.300,-

RESERVEFONDS ………..
F1. 24.000.000,-

NIET GESTORT KAPITAAL….

F1. 55.746.900,-
F1. 98.329.200,-

Meer dan 250 Kantoren

Behandeling van

Vertegenwoordigers en
in Zuid-Afrika

Correspondenten
en elders,

alle

Bankzaken.

over de geheelé Wereld.

998

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

13 November 1918

16
4
1
~

,
ROTTERDAMSCHE•

SCHEEPSHYPOTHEEKBANK

Wijnhaven 94a

Tel. No. 7846

De Bank geeft uit
5

/2
pCt. PANDBRIEVEN

in stukken van
f
5000,—,
f
1000,—,
f
500,—
en
f
100,-

De Directeur, Mr. W. C. MEES

NEDERLANDSCHEHANDEL

MAATSCHAPPIJ

GESTORT KAPITAAL
f
70.000000,—

STATUTAIRE RESERVE f12.760.286,-

Hoofdkantoor: AMSTERDAM

Agentschappen te
ROTTERDAM
en
‘s.GRAVENHAGE.

Vestigingen in NEDERLANDSCH-INDI:

BATAVIA, SOERABAIA, SAMARANG, MEDAN en andere voorname plaatsen.

Vestigingen in de STRAITS-SETTLEMENTS, BRITSCH-INDIË en CHINA:

SINGAPORE, PENANG, RANGOON, HONGKONG en SHANGHAI.

In- en Verkoop van Wissels en Telegrafische Transferten,

Incasseeringen en Financieeringen, Schriftelijke of Telegrafische Credieten,

Reiscredietbrieven, Deposito’s, Rekeningen-Courant,

Administratie van Effecten en alle andere Bankzaken.

e
/ p
a”Wd6
/
j
CV1,07&W:~V11X4~
(1T

• 3
w
.4
w
z
0
z’

cALeW1
ZZ05;1w
•.

Ç/jar,/I/ssociaffe

7L)ere’,Çeure
&

onperz
1834
en

redie(vereeniqing 1853.

ALLE BANKZAKEN.

Kapitaal en Reserves
f
11.500.000,.

Twintig Kantoren.

HAARLEMSCHE BANKVEREENIGING

HAARLEM, AALSMEER, BEVERWIJK, BLOEMENDAAL, EDAM, RILLEGOM,

HOOFDDORP, LEIDEN, LISSE, PURMER,END, IJMUIDEN, ZANDVOORT.

Volgestort Kapitaal
1
4.050.000,—

Reserve /850.000,-

R. MEES & ZOONEN

ANNO
1720

BANKIERS

-.

ASSURANTIE-MAKELAARS

ROTTERDAM

DELFT

SCHIEDAM

VLAARDINGEN

ROTTERDAM

AMSTERDAM

Behandeling van alle Bankzaken

Bezorging van alle Assurantiën

13 NOVEMBER 1918

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

EconomischmeStatistische

Berl”chten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

3E
JAARGANG

WOENSDAG 13 NOVEMBER 1918

No. 150
1

INHOUD
Blz. HET SCHELDEVRAAGSTUK
door
Prof. Dr. R. T. Colenbrander
999
De Amsterdamsche Geld- en Fondsenmarkt …………
1001
Het ingehouden Dubbeltje en wat daaraan vast
zit

(boterprijs) …………………………….
1002
Concentratie van het Hypotheekbankbedrijf …………
1004
De Binnenvaart in de Crisisjaren ………………..
1004
Sociale Verzekering en de particuliere ‘Werkgevers door
Dr.
B.

Turksma

…………………………..
1006
Mededeelingen in zake het financieel beleid der Regeering
1008
AANTEEKENINGEN:
Progressie in zake belastingen en verplichte deelneming
in leeningen door G. ii!.
Boissevain……………
1009
Arbeidsbemiddeling door de Gemeente-Arbeidsbeurs te
Amsterdam…………………………….
1009
De

Webb

Bill …………………………….
ioio
Aanteekeningen in zake den economischen toestand van
Australië

………………………………
1011
INGEZONDEN STUKKEN:
Onze Staatsleeningen door
Ir. J.
van Dusseldorp..
..
1012
do.

.

door
Mr. R.
J. H.
Patijn

….
1013
do.

door
J. Mees P.Rsn ……….
1014
REGEERINGSMAATREGELEN OP HANDELSGEBIED
…………
1015
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN
…………….1015-1022
Geldkoersen. Effectenbeurzen.
Wisselkoersen.
Goederenhandel.
Bankstaten.
Verkeerswezen.

INSTITUUT

VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

Algemeen Secretaris: Mr. G. W. J. Bruins.
WEEKBLAD
ECONOMISCH-BTATI,STIBCHE BEl1tTI1TEN
Secretaris-Redacteur: G.
E.
Ruffnagel.

Secretariaat: Pieter de Hooghweg 12, Rotterdam.
Aangeteekende stuk/ren: Bijkantoor Ruige Plaatweg 87.
Telef. Nr. 8000. Tele gr.adres: Economisch instituut. Postcheque en girorekening Rotterdam No. 8408.

Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p.
in Nederland f 15,—. Buitenland en Koloniën f 14,-
per jaar. Losse nummers 80 cents.
Leden en donateurs van het Instituut ontvangen het
weekblad gratis.

De verdere publicaties van het Instituut uitgaande
ontvangen de- abos&né’s, leden en donateurs kosteloos,
voor zoover daaromtrent niet anders wordt beslist.
Advertentiën f 0,85 per regel. Plaatsing bij abonne-ment volgens tarief. Administratie van abonnementen
en advertenties: Nijgh & van Ditmar’.s Uitgevers-

Maatschappij, Rotterdam, Arrtsterdam, ‘s-Gravenhage.

BERICHT.

Herhaaldelijk bereikt het Secretariaat, van de zijde
van bibliotheken en andere lichamen; het verzoek om

bemiddeling voor het verkrijgen van den jaargang
1016 der ,,Economisch-Statjstische Berichten”, waar-

van geen exemplaren meer ter beschikking zijn. Hou-
ders van dezen jaargang, die bereid zijn daarvan
afstand te doen, worden derhalve verzocht zich bij het
Secretariaat bekend te willen maken, opdat de gele-

genheid geboden zal zijn, aanvragers met hen in ver-binding te brengen.
11 NOVEMBER 1918.

1)e geldmarkt werd de afgeloopen week regelmatig

ruimer. De prolongatierente bleef nog onveranderlijk

4 pOt. noteeren; op verschillende dagen bestond er ech-

ter een sterk aanbod van geld en was er neiging om ook

lager af te geven. Vooral de vraag naar callgeld was

beduidend geringer. Ook voor particulier disconto

was er ruimer geld beschikbaar, vooral in de tweede

helft der week, zoodat de koers iets afbrokkelde en
enkele niet te groote posten eersterangspapier voor

3Y4 pOt. plaatsing konden vinden. In den regel moest

echter voor prima papier 3
3
/8 â 34 pOt. bewilligd

worden en konden gemeentewissels niet onder 3/8

3/8 pOt. ondergebracht worden.

*
*

*

in den weekstaat van de Nederlandsche Bank zijn

nog geen groote veranderingen te bemerken; de cijfers

wijzen er evenwel op, dat de terugvloeiing van de

voor de maandswisseling noodig geweest zijnde gel-

den reeds flink is begonnen. De omloop van bankbil-

jetten kon met 7 millioen inkrimpen en de rekening-

courant-saldi van anderen met 10 millioen toenemen.

Ook de beleeningen werden minder, ongeveer 9 mii-

lioen. Het eenige cijfer, dat nog in ongunstigen zin

veranderde, was dat van de binnenlandsche wissels.

Een vermeerdering van 13 millioen valt hier op te

merken, welke echter geheel komt ten laste van de
schatkist, daar de regeering voor een gelijk bedrag

schatkistpapier bij de Nederlandsche Bank direct

heeft ondergebracht.

Ondanks de buitengewone politieke gebeurtenissen
waren de schommelingen op de wisselmarkt deze. be-

richtsweek niet bijzonder groot. De ententewissels

waren vaster gestemd en konden 1 h 1Y pOt. rijzen.

Ook de koers voor Weenen toonde neiging zich iets te

herstellen. Marken waren daarentegen flauwer, hoe-
wel de daling geen groote afmetingen aannam. Neu-
trale wissels tamelijk stationnair.

HET SCHELDEVRAAGSTUK.

Of de Entente het, zoogenaamd ten behoeve van
België, stellen zal?

Het is een oud vraagstuk, dat er aan herinnert, dat
Nederland zich, ten aanzien van het Zuiden, nimmer ten eenenmale desinteresseeren kan. In 1648 had het

gemeend van wèl. Het ontnam België den toegang

tot de zee en liet het vervolgens aan Spanje over.
Maar dit van het wereldverkeer afgesneden België
blijkt te arm en te zwak, om zich te kunnen verdedi-
gen tegen Frankrijk. Nederland moet het in militairen

1000

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

13 November 1918

zin in zijne macht brengen, door de Barrière. De Oos-

tenrijkers laten zich die welgevallen, doch met klim-

niend ongenoegen; en eindelijk zendt een Oosten-

rjjksch vorst de Nederlandsche garnizoenen zonder

omwegen naar huis, en rammelt tegelijk aan de gesloten

deur der Schelde. Voor een occupant met normale aan-

spraken hadden wij België onbewoonbaar gemaakt,

zooals in 1792, wanneer de Fransche sansculot den
Oostenrijker voor een korte poos vervangen komt, het

Scheldedecreet der Nationale Conventie ons onmid-

dellijk beduidt. In 1794 keeren de Franschen terug,

en is het met ons voorrecht der Scheldesluiting voor

altijd gedaan.

Die de Scheldehaven bezit en deze, zooals Frankrijk

toen, te beveiligen heeft tegen een aanval, wil ook

den Scheldemond hebben. Aan de Bataafsche Repu-

bliek vertrouwde Frankrijk de verdediging van dien

mond niet toe. Het ontnam dien vazalstaat onmiddel-

lijk Zeeuwsch-Vlaanderen en nam – want het had

het voor het nemen – bovendien het recht om be-

zetting te houden in Vlissingen. Als 1809 heeft be-
wezen, dat het bezit van Vlissingen onvoldoende is

om een aanvaller buiten te sluiten,
neemt Napoleon

er heel Zeeland en ook den Brabantschen oever der

Zeeuwsche stroomen bij.

Er
zijn
in het Scheldevraagstuk, zooals het zich

tijdens den huidigen wereldoorlog heeft voorgedaan,
elementen, die aan de situatie van Napoleon’s tijd

sterk herinneren. In 1914 geraakte Antwerpen in

handen eener macht, die wenschen moest het als aan-
valsbasis tegen Engeland te kunnen gebruiken; sedert
kon bij Engeland de wensch worden verondersteld

den vijand zoo mogelijk in Antwerpen te treffen. Het
verschil met den Franschen
tijd
is, dat de macht, die

zich nu in Antwerpen kwam vestigen, niet tegelijk
ook Nederland vermeesterde, integendeel Nederlands
territoriale rechten ontzag, en het daardoor Engeland

mogelijk maakte, dit eveneens te doen.
Is deze toestand, die van October 1914 tot heden

bestaan heeft, te beschouwen als van voorbijgaanden

aard, of van blijvend karakter?
Stel het geval, dat, om welke reden ook, het behoud

van Nederlands onzijdigheid voor een van beide oorlog-
voerende partijen, of voor beide tegelijk, geen belang

meer oplevert, dan blijft Nederland aan den Schelde-
mond alleen ongemoeid, indien het dien verdedigen

kan.
In eene brochure van den hees J. H. Deibel, ,,De

Scheldekwestie” (Amsterdam, Sept. 1916) is met
groote duidelijkheid aangetoond, dat geen afstand van

Zeeuwsch-Vlaanderen Nederland uit deze moeilijkheden
kan redden. De vaargeul toch raakt telkens den noor-

delijken oever. De bezitter van Zeeuwsch-Vlaanderen bezit dus nog geen Scheldegrendel; om dien te leggen

is het bezit van Walcheren en Beveland, van heel Zee-land tussehen de beide Scheldearmen noodig.
Willen wij aan de genoemde moeilijkheid dus niet
blootstaan, wij zouden Zeeland moeten opofferen, en

wat koopen wij daarvoor?
De vergrooting van de kans,

dat gelijke moeilijkheid als wij trachtten te ontvlie-
den aan de Schelde, zich eerlang zou voordoen aan

den Hoek.
Een Nederland, dat zijn positie aan de riviermon-

den aantasten laat, blijft geen Nederland meer. Een
Staat renonceert niet straffeloos aan het beginsel van
zijn wording. Den onzen hebben wij, door eigen in-
spanning en de gunst van het lot, aan de riviermon-

den kunnen vestigen in een tijd, dat
wij
nèch hooger-

op aan de Schelde, nôch hoogerop aan den Rijn, met

sterke politieke formaties te rekenen hadden. Die
tijden zijn veranderd; wat eenmaal enkel voorrecht
was is nu eene positie van zware verplichting ge-
worden. Wij beheerschen de monden van Rijn en
Schelde niet meer, om die rivieren in vredestijd enkel
te gebruiken en te laten gebruiken in zoover het ons
past. Het artikel der Weener Congresacte, dat de vrije

vaart ,,sous le rapport du commerce” bedingt op ge-
bied scheidende of door meer dan één gebied vloei-

ende rivieren, behoort voor altijd
tot het publiek recht
van Europa. Dat artikel belet ons de sluiting voor de
handelsvaart; het laat ons het recht tot sluiting voor

oorlogsvaartuigen. Het recht; noemen
wij
het liever

den duren plicht. Zullen de hoogerop aan in Neder-

land uitmondende rivieren gelegen staten er in berus-
ten, dat de monden aan een ander behooren, dan moe-

ten
zij
het vertrouwen behouden, dat wij kunnen ver-

hinderen, dat die monden tot invalspoorten tegen hen

kunnen worden gebruikt. Evenzeer moeten de bewo-

ners der tegenovergelegen kust kunnen blijven ver-

trouwen, dat die monden geen uitvalspoorten zullen
worden tegen hèn. Het voortbestaan van een 2elf-

standig Noord-Nederland in het Europa van morgen

is tot dezen
prijs,
en als
wij,
door afstand van een

deel van ons historisch gebied, op dien prijs zouden

zoeken af te dingen, ondermijnen wij enkel het geloof

aan onze macht en onzen wil, om dat gedeelte onzer

taak te vervullen, dat ons ook dtn nog resten zou.

Want wie een Noord-Nederland construeert, con-

strueert deze taak mede.
Het is leerrijk de entente-

kaartjes nog eens in te zien, waarop, in het eerste

jaar van den oorlog, tot prijs voor een afgestaan

Zeeuwsch-Vlaanderen, ons land met Oost-Friesland
bedacht werd. De taak, die men ons ontnemen wilde

aan den mond van de Schelde, kregen wij onmiddel-

lijk terug aan den mond van de Eems. Wij erkennen

echter die taak alleen ten opzichte van het gebied,
dat de historie ons met onze Noord-Nederland-

sche eigenaardigheid heeft laten vervullen, het gebied,

waaraan onze nationale herinneringen verknocht zijn.
Tot dat gebied behoort Zeeland; tot dat gebied be-

hoort Oost-Friesland niet.
Wij zijn in het gelukkig geval, dat
wij
het verwer-

ven ook van geen duimbreed andermans grond be-
hoeven te beschouwen als een levenskwestie voor

onzen Staat. Wij zoeken geen vergrooting; wij wijzen

ze af, in het nuchter besef, dat niemand ze ons aan
zou bieden om niet. Evenmin willen wij het geringste

stuk van onzen historischen grond verliezen, omdat
wij overtuigd zijn van onze trouw aan de verplich-

tingen, die het bezit van dien grond ons tegenover

Europa oplegt.
Overtuigd van onze trouw; zeg ik daar niet te veel?
Er is, een paar jaren véér den oorlog, een Euro-

peesch perskabaal geweest over Vlissingen, dat nim-
mer in dien vorm had kunnen ontstaan, als wij zon-
der ophouden onze plichten indachtig waren geweest.
Dat de Scheldemond zonder grendel zou moeten

zijn tegen oorlogsschepen, is toen van Entente-zijde
beweerd op grond van het tractaat van 1839, dat niets

doet dan, voor de Schelde in het bijzonder, naar de
straks aangehaalde bepaling van de Weener Congres-
acte verwijzen. Eene bewering, in de collegezaal ge-

makkelijk te wederleggen. Het Europeesch debat in
dagen van spanning heeft evenwel niet plaats in eene
collegezaal, maar op een rumoerige markt, waar het

hartstochten zijn, die de argumenten ingeven.
De alles beheerschende hartstocht was, in het
Europa van 1910—’11, de argwaan geworden. In het

plan tot den bouw van een fort te Vlissingen werd
een Duitsche manoeuvre gezien, aan gezeglijk Neder-

land gedictèerd. Had Nederland zelf, in den loop der

tijden, den grendel niet laten verroesten, hij had in
1911 niet ppnieuw behoeven te worden gelegd, en alle
aanleiding tot het kabaal ware vervallen. Want dat de

feitelijke onsluitbaarheid der Schelde een noodzake-
lijk toebehoor zou zijn van den in 1839 geschapen toe-
stand is een bewering pour le besoin de la cause,
in-

dien er ooit een geweest is. In 1839 was en -bleef
Vlissingen bewapend met middelen, die voor dien
tijd toereikende waren; over die geheele zaak is toen
geen woord gevallen. Wij zelf hadden, door ons na ’66
en ’70 in één richting blind te turen, tijdelijk het
gezicht op het geheel onzer verplichtingen verloren,

13 November 1918

ECONOMISCH-STATISTISCHE g

Ed

tot de situatie uit het begin der 20ste eeuw er ons
weder aan herinneren kwam.

Die uit het tractaat van 1839 het verbod tot slui-

ting der Schelde tegen oorlogsvaartuigen lezen wil,
tast niet slechts Nederlands recht aan den mond dier

ééne rivier aan, hij raakt den grond van Nederlands

bestaan. Wat toch zegt het artikel van 1839, waarop

het hier aankomt? Niets anders, dan dat de te Weenen
reeds overeengekomen artikelen, artikelen ,dus, ont-

worpen met het oog bepaaidelijk op de vaart op den

Rijn, van toepassing zullen zijn op de Schelde. Die
dus uit die artikelen de onbestaanbaarhejd van een
Vlissingsch fort leest, kent hij niet tevens, ‘t zij aan

Engeland, ‘t zij aan Duitschiand, beiden onderteeke-

naars der Weener Oongrcsacte, het recht toe, de slech-
tiug te vorderen van het fort aan den Hoek? Voor de

Nederlandsche regeering is in deze geheele zaak
slechts één gebod geschreven: verzet tot het uiterste

der middelen; staatkundige zoolang het kan; militaire
als het moet.

Zal het noodig zijn? Zal Wilson voorbijzien, dat
zijne geheele wereldorde staat en valt met de stevig-
heid der pijlers?

Er zijn er, ‘die van den bodem af geheel nieuw moe-
ten worden opgetrokken. Een werk, dat waarlijk alle

aandacht vorderen zal. Moet men zich de moeite

verdubbelen door ook af te breken wat, als het Noord-
Nederlandsche volksbestaan, geene scheuren vertoont?

De verdediging van den Scheldemond zou, in het
afgetrokkene, de taak kunnen zijn van een vereenigd Noord- en Zuid-Nederland. Doch slechts in het afge-

trokkene. De geschiedenis heeft Nederland en België
tot twee gemaakt; zij zijn thans vooral niet minder

onderscheiden dan op het oogenblik van het uiteen-
gaan. De lotgevallen van het koninkrijk van Willem 1
hebben bewezen, dat de poging, de geschiedenis sedert
1572 ongedaan te maken, doodgeboren is. Dat konink-
rijk, geschapen door en als waarborg voor Europa,
bleek geen bevestiging van, het bleek een gevaar voor

Europa’s rust. Blijft het Europa van het aanstaande
Congres de twec-heid van Nederland en België als
fundamenteel erkennen (en het is geenszins gebleken,
dat het die wegwerken wil), dan heeft het geen min-
dere aandacht te wijden aan de bestaansvoorwaarden van den Noord-Nederlandschen, dan aan die van den

Zuid-Nederlandschen staat. Heeft België door zijn

gedrag in deze wereldcrisis het geloof in zijn be-
staansrecht verhoogd, ook Nederland zal tot de be-
vruchting der toekomst in geenen deele kunnen bij-
dragen, als het zich eerst laat ontmannen.

H. T. COLENBRANDER.

DE AM,STERDAMSCHE GELD- EN

FONDSENMARKT.

In No. 147 van dit Tijdschrift komt onder het
hoofd ,,Een Diseontomarkt in de Vereenigde Staten”

een artikel voor, waarin gewezen wordt op de plan-
nen, welke in de Vereenigde Staten, en in het bijzon-
der in financieele kringen te New York, worden be-

raamd en ten uitvoer gebracht om na den oorlog New
York een internationaal financieel centrum te ma-
ken, er eeTi discontomarkt te scheppen, terwijl tot nog

toe financiering van effectenoperaties in allerlei vorm
de hoofdtaak der New Yorker geidmarkt was.

Niet alleen onder de credietoperaties der particu-
liere bankinstellingen begint de wissel, naar wordt
opgemerkt, een aanzienlijke plaats in te nemen, daar-

nevens zijn er de eerste aanwijzingen, dat zich in
New York en wellicht ook in andere Amerikaansehe
centra een wisselmarkt naar Europeesch model gaat
ontwikkelen. De vraag ‘dringt zich nu op, wat zal er

na den oorlog in ons land geschieden; hoe zal de geld-
en fondsenmarkt, speciaal die te Amsterdam, zich
gaan ontwikkelen?

Algemeen bekend is, hoe de Amsterdamsche ban-

kiershuizen en banken een zeer aanzienlijk bedrag aan

credieten aan het buitenland hebben verleend, hoe de
banken door het uitgeven van nieuwe aandeelen haar
kapitaal hebben vergroot en zich sterk hebben ge-

maakt, dat de vlottende middelen in ons land buiten-
gemeen groot zijn.

Terloops is wel eens het denkbeeld geopperd om

hier te lande een discontomarkt te scheppen, maar

verder werd er niet meer van gehoord. Wellicht, dat

het de moeite loont onze geldmarkt eens nader te be-zien. Welke beteekenis ‘zal de Amsterdamsche fond-

senbeurs – eertijds van groot gewicht – in het inter-

nationaal verkeer verkrijgen, zal zij in beteekenis
winnen? De omstandigheden, groote bedragen aan

vlottende middelen hier te lande, geen vijandige ge-
voelens jegens onderdanen van andere Staten, zijn
gunstig voor een opbloei.

Laten we eerst den fondsenhande]. beschouwen. De

fondsenhandel ter Amsterdamsehe Beurze geschiedt

bijna uitsluitend door middel van contante affaires.
Volgens art. 3 van het Reglement voor den Effecten-
handel van de Vereeniging voor den Effectenhandel

te Amsterdam, moet de levering van verkochte fond-sen plaats hebben, wanneer geenerlei beding omtrent

de levering is gemaakt, uiterlijk op den vierden dag

na het sluiten van de transactie; is de vierde dag geen

beursdag, dan op den daaropvolgenden beursdag.
Wel kent dat artikel ook den niet-contanten handel,
den handel op levering; het bepaalt n.l. dat, wanneer
verkocht is op levering, de levering moet plaats heb-
ben uiterlijk op den 21sten dag na het sluiten der

transactie, of, zoo deze geen beursdag is, op den
daaropvoigenden beursdag.

Bovendien vindt men in genoemd reglement een afzonderlijk hoofdstuk over ,,Tijdaffaires”, de artt.
30-33. ,,Tijdaffaires worden gesloten,” zegt art. 30,
,,op voorwaarde van levering op zekeren termijn fixe,

of wel, in koopers of verkoopers keuze, van den dag der

overeenkomst of van een bepaalden lateren dag tot
een insgeljks bepaaIen uitersten termijn.” ,,De meest
gebruikelijke
termijnen voor
tijdaffaires zijn de primo
en de medio van iedere maand. De juiste termijnen,
rescontredagen genaamd, worden, met inachtneming
van de feestdagen, jaarlijks door het Bestuur der Ver-eeniging vastgesteld.”

De Vereeniging voor den Effectenhandel erkent
dus naast den contanten handel den handel
01)
leve-
ring en ook den rescontre-handel. Doch, zooals wel

bekend verondersteld mag worden, is de geheele han-del ter Effeetenbeurze gebaseerd op contanthandel, is

de geheele structuur van de beurstransacties op dien
handel ingericht. Affaires op levering komen bij uit-
zondering, in bijzondere gevallen, voor en affaires
op tijd – op rescontre, door het Bestuur bepaald –
alleen bij den handel in aandeelen der Nederlandsche Handel-Mij. Van dun rescontre-handel in die aandee-
len wordt veel gebruik gemaakt, niet zoozeer omdat het termijnhandel is, dan wel, omdat die handel ver-
band houdt met het staan van de aandcelen van ge-

noemde maatschappij op naam en de voor levering
vereischte overschrijving van de aandeelen.

Al mag beweerd worden, dat voor buitenlandsehe
verkooporders een termijn van 4 dagen voor de leve-

ring geen onoverkomelijk bezwaar oplevert, het is on-
getwijfeld waar, dat een termijn van 4 dagen voor het
buitenland kort te achten is en niet bevorderlijk ge-
acht kan worden voor het verkrjgeu van orders uit
het buitenland. In de practijk wordt aan het bezwaar

van niet tijdig voor de levering ontvangen van de
verkochte stukken tegemoet gekomen, door het afle-

veren van stukken uit eigen voorraad, d.w.z. van
stukken, onder berusting van de firma of bank, die
voor het buitenland verkocht heeft, ôf door het afle-
veren van geleende stukken, doch vooreerst is het niet
steeds mogelijk stukken uit zgn. eigen voorraad af te
leveren, zeer zeker niet voor eiken com,missionnair en

1002

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

13 November 1918

vervolgens heeft het leenen van stukken ook zijn be-

zwaren.


Aan de voor het buitenland belemmerende bepaling
van levering uiterlijk 4 dagen na verkoop, zoude een

handel op levering tegemoet kunnen komen, doch al

zou die handel geen voor het buitenland belemmeren-
de bepalingen opleveren, dan zouden affaires op leve-
ring niet tot de hooge uitzonderingen moeten behoo-

ren, dan zoude de handel op levering even regelmatig,
even veelvuldig moeten voorkomen als contant-affai-

res, zonde er een levendige, ruime markt van koopers

en verkoopers op levering moeten gehouden worden,

wil de Amsterdamsche Beurs orders uit het buiten-

land trekken.
De termijn van 21 dagen is, zij terloops opgemerkt,

ten opzichte van orders uit Europeesche landen eer-

der te lang dan te kort; zulk een lange termijn brengt

groote risico’s voor de hande}ende partijen mede; ook
voor orders uit de Vereenigde Staten is zulk een lange

termijn niet noodig, voor orders uit Zuid-Amerika

(een toekomstdroom wellicht), uit Indië, is hij te kort. Zooals gezegd, kent het Reglement voor den Effec-

tenhandel te Amsterdam ook affaires op tijd, de zoo-
genaamde, welbekende resconte-affaires; doch ter

Amsterdamsche Effectenbeurze is dit kennen vrijwel
theoretisch en vindt, zooals gezegd, practisch slechts

toepassing bij den handel in aandeelen der Neder-

landsche Handel-Mij.

Het rescontre-stelsel heeft dit voor, dat de verkoo-

per niet voor de levering aan een termijn van vier
dagen is gebonden, en heeft bovendien voor op den
handel op levering, dat het voorkomt het onnoodig

heen en weer zenden van stukken. Het grootste voor-deel van dit stelsel is de welbekendheid; de rescontre-

handel is in het buitenland – te Londen, Parijs, Ber-
lijn – niet alleen bekend, doch ook van groote uitge-
breidheid, vooral op de Londensche Beurs, ja op de

Londcnsche Beurs hebben de tijdaffaires zulk ‘n bur-

gerrecht verkregen, dat de fondsenhandel daar groo-
tendeels op resconte geschiedt en het stelsel aldaar

onontbeerlijk is geworden.
Voor de Amsterdamschd Effectenbeurs zoude, om

een grootere internationale beteekenis te verkrijgen,
het invoeren van het reseontre:stelsel – niet alleen
theoretisch in het reglement, doch terdege in de prac-
tijk toegepast – ongetwijfeld bevorderlijk zijn; door
dit stelsel zonde de handel voor buitenlandsche reke-
ning aangetrokken en uitgebreider worden. Wil men
die richting inslaan, nu na den oorlog zich, naar het
zich laat aanzien, een geschikte gelegenheid voor

zal doen, nu na den oorlog elk land alle krachten zal moeten inspannen om zijn handel uit te breiden, dan
dient de structuur der Amsterdamsche Effectenbeurs

ook ingericht te worden op den rescontre-handel,
d.w.z. dan dient in de eerste plaats gezorgd te worden

voor een rescontre-bureau.
En bovendien is een ruime handel op rescontre een
vereischte, een ruime markt. Is er vooruitzicht op

een ruime rescontre-narkt? Bedriegen de kenteeke-
nen niet, dan is een bevestigend antwoord niet uitge-

sloten; de wensch om ook te Amsterdam het rescontre-

stelsel ter Effectenbeurze in te voeren toch is niet
nieuw, doch dateert reeds van jaren her en is telkens

te voorschijn gekomen. Dit steeds wederkeerende ver-

langen doet veronderstelleil een behoefte, is een gun-
stig omen, stelt een ruim gebruik na de invoering in

uitzicht.
Van twee ernstige, nog wel recente pogingen om
het rescontre-stelsel te Amsterdam in te voeren kun-

nen we gewagen, één in 1904 en een in 1915; over die

pogingen wellicht in een volgend nummer. Die pogin-

gen hebben toen ter tijde niet geleid tot het invoe-
ren van het iescontre-stelsel ter Effectenbeurze te
Amsterdam, doch sedert is er veel veranderd en er zal

nog veel veranderen.
Is thans; nu ook wij na den oorlog al onze krachten
zullen moeten inspannen om onzen handel, zoo ‘t kan,

uit te breiden, het denkbeeld om ook hier te lande het

rescontre-stelsel in te voeren, om op onze Effecten-
beurs de gelegenheid te openen voor affaires op res-
contre, onze beurs ook daarvoor in te richten, niet

waard overwogen te worden? Thans, om na den oorlog

gereed te zijn om te profiteeren van de in financieel

opzicht, in vergelijking met de oorlogvoerende landen,

gunstige omstandigheden, waarin we mogen hopen

dan te zullen verkeeren, ten einde den handel ter Am-

sterdamschc Effectenbeurze een groote uitbreiding te
geven door orders voor buitenlandsche rekening, ten
einde de Amsterdamsche Effectenbeurs in den inter-

nationalen fondsenhandel een voorname plaats te

bezorgen. v.
L.—D.

HET INGEHOUDEN DUBBELTJE EN WAT

DAARAAN VAST ZIT.

Een medewerker schrijft: De kwestie der prijzen van de levensmiddelen is er

eene, waarover men niet gauw uitgepraat raakt en
tijdens de vier crisisjaren heeft ieder op zijn beurt
zich van tijd tot tijd daarover recht warm gemaakt.

Voor den doorsnee-stedeling was de zaak over het ge-
heel eenvoudig; men moest alleen den uitvoer stil

zetten, dan werden de goederen vanzelf goedkoop. Van

de zijde der producenten werd op deze stelling tweeër-

lei geantwoord: stilstand van export kan tijdelijk een

prijsverlaging bewerken, maar omdat dan beneden-
productieprijs gewerkt moet worden, wordt al spoedig
de productie geremd: er komt kunstmatige schaarsch-

te en daardoor. weer stijging van de prijzen. Boven-

dien is export
het
middel om de prijzen voor het bin-

nenland goedkoop te houden: er kan in het binnenland

beneden kostprijs geleverd worden, omdat in het
buitenland belangrijke winsten gemaakt worden. En
daar de landbouw een paar jaar lang de proef op de som leverde en de exportartikelen hier tegen inder-

daad zeer billijke prijzen verschafte, leek de zaak in

zijn voordeel beslist.
Wie wat verder keek dan naar het oogenblik, was
nog niet zoo heel tevreden over de oplossing, want
bij hem kwamen de vragen naar voren: zal het buiten-

land het mooie spelletje niet van ons af kijken, door voor
zijn exportartikelen 66k hooge prijzen te gaan vragen;
en zal de terugslag niet zooveel •erger zijn, indien te

eeniger tijd de productie geen export meer toelaat? We weten allemaal, dat het buitenland het spelletje
ten slotte nog beter is gaan kennen dan wij en het

voor zijn exportproducten ons prijzen heeft doen be-

talen, waarmee vergeleken de onze spotgoedkoop
leken; eveneens weten we, dat het eindelijk ook is gekomen tot een zoo goed als totalen stilstand van
ouzen uitvoer en tal van voor korten tijd ten onzent nog tegen billijken prijs verkrjgbare artikelen thans

peperduur zijn.
Het duideljkst ziet men dit verschijnsel bij de goe-

deren, waarop van Rijkswege geen bijslag gegeven
wordt en het allersterkst komt het uit bij de produc-
ten, die in den winter in zooveel geringere mate dan
in den zomer worden voortgebracht. De boter is daar-
onder wellicht het mooiste voorbeeld: nog in den
zomer van 1917 was de boter tegen goed een gulden per pond verkrijgbaar en iets meer dan een jaar later

betalen we bijna
vijf
gulden per kilo.
Toch is tegen dezen prijs niet het minst aan te

merken en is hij volkomen in bvereenstemming met
den grondprijs van de melk. Alle overgelegde produc-
tieberekeningen kwamen hierin overeen, dat de boer
in dezen zomer 14 cent en in dezen winter 20 cent
voor zijn melk moest ontvangen om zijn bedrijf loo-

nend te kunnen voortzetten; de Regeering is er in
geslaagd het met de boeren op een accoordje te gooien,

zoodat zij zich neer hebben gelegd bij een zomerprijs
van 13 en een winterprjs van 18 cent. Welnu, de
thans geldende boterprjs is geheel gebaseerd op een
melkprjs van 18 cent en daarbij heeft de Regeeririg
er nog terdege rekening mede gehouden, dat
in
de

13 November 1938

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1003

winterperiode het vetgehalte der melk gemiddeld hoo-
ger is dan in den zomer; zij heeft dan ook aangeno-

men, dat dozen winter uit 100 L. melk 3% K.G. boter
verkregen worden tegen 3% K.G. ‘s zomers.

Gaat men nu aan de hand van de gegevens: een

melkprijs van 18 et. per L., een boteropbrengst van
3% K.G. per 100 L. melk, den boterprijs berekenen –

daarbij in aanmerking nemend, dat uit 100 L. melk

behalve de boter verkregen worden 85 L. taptemelk
en 10 L. karnemelk – dan blijkt merkwaardigerwijs,

dat de op dit oogenblik geldende groothandelsprijs

nog ruim een dubbeltje beneden productieprijs ligt:

Immers: 100 L. melk kosten …………
f
18,-
Exploitatiekosten zuivelfabriek, vervoer-
kosten melk ……………………..,,

1,50

100 L. melk moeten opbrengen ……….
f
19,50
Verkregen worden 85 L. taptome]k
t4ct.= f3,40

10 L. karnemelk 5 ct. = ,, 0,50

f 3,90

3% K.G. boter moeten opbrengen ……..
f
15,60
Productieprijs 1 K.G. boter …………..
f
4,16

De gemeenten betalen aan dc zuivelfabrieken

slechts f4,05; derhalve ontvangen de boeren voor hun boter een dubbeltje minder dan met hen was overeen-
gekomen.

Nu passen boeren misschien ng meer dan andere
menschen – ze moeten er trouwens ook vaak hard
voor werken – erg op de kleintjes en het ligt dus
voor de hand, dat zij dat dubbeltje dus niet zoo maar
zullen laten schieten. Natuurlijk doen zij dat ook niet;

zij houden hun volle recht op het dubbeltje en zullen
dat te eeniger tijd ook opeischen. Zij hebben alleen goedgekeurd, dat de Staat voorloopig dat dubbeltje
inhoudt, onder voorwaarde van latere uitkoering, zoo mogelijk met bijbetaling van de billijke rente.

Om goed te begrijpen, hoe het eigenlijk zit met dat
dubbeltje, waarmee zelfs een heel stuk Regeeringsbe-
leid gemoeid is, moeten we een eind terug.

Toen minister Posthuma dit voorjaar de melkvoor-
zieniug regelde, achtte hij het noodig vooral de pro-
ductie van consumtiemelk te bevorderen, wat naar
zijne meening het best kon geschieden door voor deze
melk een hooger grondprijs vast te stellen dan voor
de tot boter en kaas verwerkte melk. De bedragen wer-

den zoodanig gesteld, dat de consumtiemelker 13 ct. per L. ontving, terwijl de boterboer op niet meer dan 12% ct. mocht rekenen en de kaasboer op slechts 12
cent.

In den loop van den zomer veranderden de omstan-
digheden evenwel en maakten dQ eischen der vetvoor-
ziening het noodig bovenal de boterproductie te bevor-
deren. Veel melk, die tot nu toe voor consumtie gebe-
zigd werd, moest nu voor boterbereiding dienen; na-
tuurlijk kon de minister langs geen anderen weg zijn
doel bereiken dan door toe to zeggen, dat de boter-
productie niet minder loonend zijn zou 1dan het leveren
van consumtiemelk. Te eer was er voor die toezegging
aanleiding, omdat tengevolge van het lage vetgehalte
in de melk gedurende de eerste zomermaanden de
boterproducenten voor hun melk in plaats van 12% ct.
per L. nièt meer dan 11% ct. hadden gemaakt. Terecht
drongen de producenten er dan ook op aan, dat de
Regeering hen in deze tegemoet zou komen en het
geleden verlies zou vergoeden. Zij vroegen daarom
den boterprijs te verhoogen van
f
2,80 per K.G. tot
f
3,40 – wat overeenstemt met een melkprijs van 14
ct. – gedurende het resteerend gedeelte van den zomer
en den winterprjs der boter vast te stellen op basis
van een melkprijs van 20 ct. – de boterprjs voor het
publiek zou dan boven de
f
5 gestegen zijn.

De minister had bezwaar den aangegeven weg te
volgen; immers wanneer de boterproductie zooveel
loonender werd dan de levering van consuimtiemelk,
zou de meikvoorziening gevaar loopen, vooral in den
komenden winter en dan was men nog verder van

huis. Er moest dus iets anders op gevonden worden
om de te kort gedane boterproducenten te helpen en

de minister bedacht toen het stelsel van een toeslag

op geleverde en nog te leveren boter. De aangegeven
weg leek te aanlokkeljker, omdat hij gevolgd kon

worden zonder afzonderlijke credietaauvrae bij de
Kamers.

Het stopstaan van den boter uitvoer had n.l. geleid

tot het vormen van een groote boterreserve in vries-
en koelruimten. Deze boter, die evenals alle geprodu-
ceerde boter tegen
f
2,80 per K.G. geleverd was, zou

eerst in den winter gedistribueerd worden en daar de

smakelijkheid in niets achter staat bij die van versohe

boter, was het mogelijk de koelhuisboter te distri-bueeren tegen den prijs van de winterboter. De op
den verkoop van de koeihuisboter te maken winst
kon dan aangewend worden om aan de boterprodu-

centen te vergoeden, wat
zij
door het stellen van den

te lagen grondprijs en het te lage vetgehalte in de
melk te weinig hadden ontvangen. Er was gemiddeld een 75 ct. per 100 L. imelk te weinig ontvangen: den

producenten moest dus voor elk tot dusver geleverd

K.G. boter 20 ct. worden uitgekeerd, waartoe de
minister zichbereid verklaarde.

Er zal van af het oogenblik, waarop de zornermelk-
regeling inwerking trad tot het tijdstip van de toezeg-
ging der bijbetaling, een 20.000.000 K.G. boter gepro-
duceerd zijn geworden: met de bijbetaling was dus
een bedrag van ca.
f
4.000.000 gemoeid.

Deze som nu was zoodanig, dat minister Posthuma
het wel de moeite waard achtte na te gaan, of de
uitkeering er van niet tevens dienstbaar kon gemaakt
worden aan de productie in de toekomst. De
f
4.000.000
waren niets anders dan ,,ingehouden botergeld” en de
minister stelde nu voor om ook in den komenden winter ,,botergeld” in te houden – thans 10 ct. per
K.G. -; het totaal der gelden zou uitgekeerd worden,
wanneer de boteiproducenten in den komenden winter
zich bereid toonden de mel:lcvoorziening in goede

banen te doen loopen, o.a. daar waar zulks noodig was
Regeeringsmelk te leveren. Die levering zou sommige
fabrieken tot bediijfsstilstand doemen, die billijker-
wijs vergoed moest worden; vandaar, dat de minister
voorstelde in den winter voor elk geleverd K.G.
boter een bedrag van
f 0,15
uit te keeren, waaruit
dan tevens de bedrijfsschade zou vergoed worden.
Stelt men de boterproductie in de wintermaanden op
12.500.000
K.G., dan zou ‘de bijslag van
15
ct. per K.G.
in den winter een som van ca.
f 2.000.000
vereischen;
in totaal kregen de producenten dan de beschikking
over
f
6.000.000. Dit bedrag kon makkelijk gevonden

worden uit de winst op de koelhuisboter; men mocht
immers aannemen, .dat wel een reserve van 7
8.000.000 K.G. koelhuisboter gevormd zou kunnen
worden.

De producenten aanvaardden de voorwaarden, en
ziedaar, waarom zij thans 10 ct. per K.G. boter minder

ontvangen dan hun rechtens toekomt. Het ingehouden
dubbeltje ontvangen zij te rechter tijd en als het met
de bedrijfsschade niet al te bar loopt, blijft er uit
den bovendien uit te keeren bijslag van
5
ct. per K.G.
nog wel een sommetje over voor rente.

Het denkbeeld van minister Posthuma om door in-
houden van een deel van den productieprijs de produc-
tie te ‘bevorderen, is in de zuiivelwereld in goede aarde
gevallen; van hare zijde wordt n.l. aandrang uitge. oefend om het stelsel niet alleen op de boter toe te
passen, maar ook op de kaas. Waar met de inhouding

van kleine bedragen, die op zichzelf niets beteekenen,
ten slotte een zeer aanzienlijke som verkregen wordt,
welke verdeeld wordt onder hen, die de Regeerings-
maatregelen steunen, meent men, dat een sterke prik-
kel ontstaat om met de Regeering mede te werken:
immers, men heeft bij slot van rekening dubbel
plezier van de getoonde medewerking.

1004

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

13 November 1918

CONCENTRATIE VAN HET HYPOTHEEK-

BANKBEDRIJF.

In een zeer leaenswaardige brochure, in 1916 ver-

schenen, over de concentratie van het hypotheekbank-

bedrijf in Nederland, wijst Mr. Van Maasdijk terecht

op het feit, dat ons land bij uitstek is het land van

het kleinbedrijf. Dit geldt ook voor het door hem

behandelde onderwerp: het hypotheekha nkwezen. Ver-

snippering van krachten, onnoodige uitgaven en eene

sc.herp.e medediiiging zijn volgens hem o.rn. daarvah

het gevolg. Hij wijst op het feit, dat einde 1914 in

geheel Duitschland slechts 36 hypotheekbanken wa-

ren, met veel uitgebreider werkkring dan hier te lande.

Terzeifder tijd telt men er hier niet minder dan 52.

Als een der grootste schaduwzijden van de groote ver-

snippering wordt door hem genoemd het feit, dat

het voor belegging in pandbrieven beschikbare kapi-

taal niet in verhouding staat tot het groot aantal

banken, zoodat, is eenmaal de vriendenkring van direc-

tie en commissarissen uitgeput, het een steeds moei-
lijker vraagstuk wordt de courantheid der pandbrie-

ven te verzekeren.

Dit nadeel, door den heer Van Maasdijk in 1916

genoemd, is door de algemeene
stijging
van den rente-

voet van zeer urgent belang geworden. Daarbij moet

liet feit genoemd worden, dat de binnenlandsche in-

duatrie-obligatie en niet te vergeten het preforent

aandeel ook een deel van de beschikbare kapitalen voor

zich zijn komen opeischen. Door een uitlotingsper-

centage vast te stellen hebben sommige hypotheek-

banken getracht den afzet te bevorderen. Andere

stelden op de een of andere wijze een conversie in

pandbrieven van een hooger rentetype open. Het

voornaamste middel om den afzet aan te moedigen

bleef verhooging van de plaatsingsprovisie. Op deze

wijze werd wel eene zeer kunstmatige plaatsing be-
vorderd, maar werd niet voorzien in den terugkoop,
waar de verkoop bijna geheel buiten de beurs om ge-
schiedt, eene enkele zeer groote hypotheekbank wel-

licht uitgezonderd. In de officieele noteering vindt

men opgenomen de pandbrieven van een 55-tal bin-

nenlandsche hypotheekbanken en het is begrijpelijk,
dat de vraag naar ieder dezer pandbrievensoorten

niet voldoende is, om binnen betrekkelijk korten tijd

eene noteering zonder steun tot stand te brengen. Wil
cene hypotheekbank dus voor het couranthouden harer
pandbrieven zorg dragen, dan moet zij zelve, hetzij
ter beurze, hetzij direct van •den commissionnair in
effecten, steeds als kooper kunnen optreden. Zij

moet tevens voorkomen, dat eene eventueele lage no-
teering den afzet harer pandbrieven tegen vaste

koersen met uitkeering benadeelt. Waar dergelijke

eischen aan eene hypotheekbank gesteld worden, is

het
begrijpelijk,
dat eventueele uitlotin.gen in het
algemeen gesproken, nimmer een grooten omvang
kunnen aannemen. Zooweil de plaatsing als de terug-
koop vindt dus langs zeer geforceerden weg plaats,
waarbij de gewone kwestie van vraag en aanbod ge-

heel omzeild wordt.

Het gevog van dezen kunstmatigen toestand is dan
ook, dat op het oogenblik de koersen van die pand-
brievensoorten, welke gesteund worden, aanmerkelijk
hooger noteeren dan die van andere, minstens gelijk-
waardige, fondsen. Bedriegen niet alle teekenen, dan

zal eene
stijging
van den rentevoet gepaard gaan met

een steeds geringer steûn der lager rentegevende
pandbrieven. Reeds nu. zijn er enkele hypotheekban-
ken wier 4 pOt. pandbrieven geheel zijn vrijgege-
ven, met het gevolg, dat zij vrijwel onverkoopbaar

zijn of tegen koersen van om de 80 pOt., terwijl de
pandbrieven van hetzelfde rentetype van geheel gelijk-
waardige hypotheekbanken met bijna gelijke aflos-
singsvoorwaarden nog tegen de 90 pOt. noteeren, dank
zij dén kunstmatigen steun. Wordt in de toekomst de
rentevoet nog hooger, dan zal een steeds grooter deel

der huidige pandbrievencirculatie aan het
vrije
spel

van . aanbod en vraag worden
vrijgegeven
met al de

daaraan verbonden gevolgen. Slechts toenemend hooge

uitkeeringen zullen nieuwe noodzakelijke uitgiften

mogelijk maken, dahr het vrijgeven der circulatie aan-

zienlijke verliezen voor de bezitters beteekent en dus

toenemende impopulariteit der pandbrieven veroor-

zaakt
bij
het beleggend publiek.
Dit laatste is voor Nederlands welvaart echter

ten zeerste ongevenscht. Een gezond bouwbedrijf is

dringend noodzakelijk en kan niet bestaan zonder een
goed geregeld hypotheekbedrijf. In de komende jaren

moet een groote achterstand in huizenbouw worden
ingehaald. Ontwikkelen de toestanden, zooals zich nu

laat voorzien, dan zal hypotheek slechts tegen zeer

zware voorwaarden te verkrijgen zijn Reeds nu zijn

er bankiers, welke zeer terughoudend
zijn
met de

plaatsing van pandbrieven, in aanmerking daarbij ne-

meud de hoogst ongezonde wijze van plaatsing.
Het is dus van groot belang, dat naar middelen ge-

zocht wordt ter verbetering. Noodig is een breede

markt in pandbrieven, een markt, die in hoofdzaak

aan den vrijen loop van vraag en aanbod kan over-gelaten worden. Dit laatste is slechts
mogelijk
voor

enkele zeer groote instellingen. Ons land zal nimmer

plaatsruimte aanbieden, dan aan een beperkt aantal
instellingen van de gewenschte .groote. Om dozen toe-

stand te verkrijgen is noodig een verreikende concen-
tratie en het verdwijnen van tal van hypotheekbanken

en bankjes en wij gelooven dan ook met den heer Van
Maasdijk, dat in ons laiiddeze overtuiging baan breekt.

Wil ons land echter ook op dit gebied in de komende
jaren in staat zijn aan de gestelde eischen te voldoen,

dan moet de concentratie in veel sneller tempo ge-
schieden, dan tot nu toe het geval geweest is. Voor

veel hypotheekbanken zal het anders geen concentra-
tie, maar gedwongen liquidatie worden. Voor onze
groote bankgroepen is wellicht de mogelijkheid ge-

opend in deze concentratie de leiding te geven.
F.
Dz
B.

[Bovenstaande beschouwingen zullen wellicht bij ver-
schillende onzer lezers bestrijding vinden, niettemin geven wij,
overeenkomstig het karakter van dit tijdschrift, aan
het artikel gaarne plaatsing. – Red.l

DE BINNENVAART IN DE CRISISJAREN.

Men schrijft ons uit Amsterdam: Het uitbreken van den wereldoorlog bracht in vele
bedrijven plotselinge stagnatie teweeg, die, wat de

binnenschipperj betreft, tot het scheppen van een
noodtoestand aanleiding gaf. In den herfst van 1914,
toen de vraektenmarkt zich nog regelde naar vraag
en aanbod en de aanbieding van lading zeer gering
was, was de stemming uiterst gedrukt en werd er
nood geleden. Door het sluiten van de vaart op de
Eems en den Dollard kwamen tal van schippers, welke
vroeger deze wateren hoofdzakelijk bevoeren, naar
Amsterdam eh dongen aldaar mede naar de toeh al

zeer schaarsch aangeboden ladingen en drukten daar-

door

,

de vrachten.
De Algemeene Schippersbond (A.S.B.), gevestigd
te Groningen, nam toen het initiatief te trachten,
door sdmen te werken met andere belanghebbenden, in

dien noodtoestand rverbetering te brengen. De Am-
sterdamsehe Binnensahipperj, bij dozen Bond niet
aangesloten, zag in een gemeenschappelijk streven

haar voordeel, zoodat zij zich weldra als eene Amster-
damsche Afdeeling bij den Bond aansloot.
De zetel bleef te Groningen, alhoewel de afdeeling
Amsterdam het grootste aantal leden telde. De A.S.B.

belegde daarop te Amsterdam eene Vergadering, daar-
bij eenige autoriteiten, zoowel regeerings als stede-

lijke, uitnoodigende en de Amsterdamsche Scheeps-

bevrachters-Vereeniging.
Te betreuren is het geweest, dat vertegenwoordigers
uit haiidel en scheepvaart werden thuisgelaten;
immers deze Vereeniging van Scheepsbevraahters was
niet competent tot het nemen van bindende besluiten,

13 November 1918

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1005

zonder te zijn gernachtigd door harc principalen uit

handel en sheepvaart.

Niettemin kwam men overeen samen te werken tot

het •tot stand brengen van: le. eene beurtregeling,
daarmede bedoelende eene eerlijke verdeeling van de

aangeboden lading onder de momenteel aanwezige
schippers; 2e. het vaststellen van een vrachtentarief.

Ten slotte bemoeide ‘de Amsterdamsciie Expedi-
I:eurs-Vereenigiug nich met tde zaak, wat ten gevolge

had, dat de beurtlijst gehandhaad bleef en dat men,

wat het vrachttarief betreft, tot overeenstemming

kwam.

Intussohen was reeds in het voorjaar van 1915, in

overleg met de Commissie voor den Graaniiandel te Amsterdam, als lastihebster der Regeering, besloten

een heurtlijst aan te leggen, voor die schippers, welke
in aanmerking wen’schten te komen voor ligverk met
regeeringsgraan en werd door B. en W. toegestaan

deze lijst op de schippersbeurs
01)
te hangen; deze lijst

werd bijgehouden door die twee seheepsbevrac.hters,
welke ‘belast waren met het bevrahten van het regee-
ringagraan.

Hoe goed de bedoeling bij let toen ter tijd heer-

schen van eene besliste werkloosheid onder de schip-
perij geweest is en ook hoe beslist noodzakelijk uit een
billijkheidsoogpunt, spoedig wenschto de schippers-

hond de regeling in handen te krijgen, waaruit vele
moeilijkheden ontstonden.

Er ontstond een splitsing onder de werkneende
schippers; de betere elementen, gewoonlijk bekende
schippers, welke reeds jaren dezelfde reizen uitvoerden,
wilden zich niet schikken naar de slechtere elemen-
ten, welke niets te iverlieien hadden. Deze toch tracht-
ten door middel van de beur’tlijst ‘de vracihten wille-
keurig en ongemotiveerd op te jagen. Het gevolg was,
dat vele schippers (‘de beteren) zidh niet meer op de
lijst lieten inschrijven en buiten de lijst hunne vracht
zochten to verkrijgen. Dit weder was niet naar den
zin der onwillige elementen, die niet nalieten zich aan

ergerlijke onreuhtm atigheden tegenover personen en
eigendommen &huldig te maken. Het spreekt vanzelf,
dat een en ander niet in het belang der betrokken
bedrijven en rnitsdien niet in het belang der haven
va
5.

De klachten over de beurtregeling vermeeriderden
steeds, waarom in October 1915 door de Amsterdam-
scho Expediteiirs-V’ereeniging aan B. en W. verzocht

werd de beur.tlijst van de beurs te doen verdwijnen.
-, In November 1915 werd getracht door eene Corn-
missie uit den. Handel en den Al.gemeenen Schippers-
bond een reglement en statuten vast te stellen. Deze
Commissie, die den naam droeg van Regelings-com-missie ter bevrachting van binnenschepen te Amster-
dam, werd officieel ingesteld. Zij stond onder voor-
zit€orschap van een der leden der Kamer van Koop-J
handel en bestond uit vertegenwoordigers van den
graan-, steenkolen- en houthandel, ‘expeditie- en
scheepsbevraahtersbedrijf en een gelijk aantal leden
van. den A.S.B. Deze Commissie scheen aanvankelijk
te zullen slagen. Na talrijke vergaderingen kwam een
ontwerp van het reglement gereed en werd eene Com-
missie van Toeztcht benoemd, belast toe te zien op
de juiste uitvoering van •het vastgelegde.

Echter lang duurde de vrede niet en begonnen de
moeilijkheden opnieuw: onder protectie van den

schippersbond weigerden de schippers plotseling,
ofsdhoort dit jaren lang ‘de usance was, hunne schepen
te stuwen. Nadat aan deze b(y/,waren door de werk-
gevers was tegemoet igekomeD, begon wederom eene
wrillekeurige.vraclitopdri,jving en werden door ‘de
schippers allerlei tot nog toe ongekende ‘bepalingen
gemaakt.

Wel trachtte wethouder Vliegen ‘de partijen nog tot
elkander ‘te brengen, doch niets kon baten; het terro-risme nam toe en maakte het doen van na’ken orsmo-‘
gelijk. De gevolgen bleven ni’et uit.

B. en W. gaven order de beurtlijst van ‘de beurs te

doen
verdwijnen;
de Schippersbond verbood den
schippers .lading aan te nemen en midden Januari
1917, toen verscheidene booten met regeeriugegraan

arriveerden, zaten wij in een vrijwel al.geheele schip-

persstaking. Nadat deze strijd na ongeveer drie weken
was beslecht, nam de Gemeente, op verzoek van den

A.S.B., ‘de zaak ter hand.

B. en W. benoemden in Februari 1917 eene com

missie, bestaande uit een lid der Amsterdamsche
‘Expediteurs-Vereeniging, een scheepsbevrachter en

twee leden van den A.S.B., welke heeren den Haven-
meester van Amsterdam tot hunnen Voorzitter

ver-
kozen. Do Commissie droeg den naam van ,,Commis-

iie van Toezicht op de Beurtbevrachting”. De beurt-

lijst werd hersteld en de bevrachtingen geschiedde

onder toezicht van een door de Gemeente aangesteld
ambtenaar..

Een korten tijd scheen alles naar wensch te ver-

loopen; wel hoorde men van weerskanten (werkge-
vers en werknemers) gemopper over ‘de beurtlijst,

naai uiterlijk liep het.

Begin Augustus kwam de A.S.B. wederom met iets

nieuws op de proppen. Men wilde
namelijk
naa’st de ‘bestaande beurtlijst een tweede in ‘het leven roepen
en wel met dien verstande, ‘dat op de eene zich in-
scbrevefi die schippers, welke gewoon varen de bin-

nenwateren te bevaren, op de andere, die schippers,
welke vroeger de bui’ten.wateren bevoeren. Wederom
waren verscheidene besprekingen en vergaderingen

van belanghebbenden hiervan het gevolg. De A.S.B.
kreeg echter in deze zijn zin niet en de bestaande
toestand bleef besten’digd.

Lang duurde de rust echter niet; met het oog
0
de steeds duurder wordende steenkolen, werden de
sleeploonen buitengewoon hoog opgedreven, hetgeen
ten gevolge had, dat door het I&inisterie van Land-
bouw, Handel en Nijverheid, op advies van de Afdee-
ling Crisiazaken, Bureau Vervoer, een sleeptarief

voor het geheele Rijk werd vastgesteld. Dit was koren
op den molen van den A.S.B.; hoogere sleeploonen, dus
een welkome gelegenheid om de vracht niet naar rato,
dccli nog eens extra .hoog op to ‘drijven.

Kleine strubbelingen bleven niet uit. Het Ministe-
Lie van Landbouw, Handel en Nijverheid, terecht
vi’eezende, dat eene evetueele staking haar geheele

distributiebedrijf in de war zou sturen, greep’ bij-
tijds in.
1
)

Beurtlijsten werden over het geheele lapd inge-
steld; inspecteurs en personeel benoemd, de ,,Alge-
meene bevrachtingsvoorwaarden voor de Binnenschip-

perij” werden vastgelegd. In plaats van de Gemeente-
lijke Commissie van Toezicht op de Beurtbevrachtin-
gen, welke in November 1917 bedankt werd, trad nu de Handels-commissie, op verzoek van de Afdeeling
Crisiszaken, benoemd door de Scheepvaart-Vereeni-
ging Amsterdam. Een en an’deF was ongeveer emnc
1917 begin 1918 geregeld.

Sedert dien liepen de ibevrachtin’gen, op enkele uit-
zonderingen na, op bevredigende wijze vn stapel.
Onder leiding van de Afdeeling Orisiszaken, na over-
leg met de Handels-commissie te Amsterdam en Rot-
terdam en den Algemeenen Sohippersbon’d, werden
zoöwel vrachten als sleeploonen, alsmede liggeldeiL
eenige malen verhoogd en zou men meenen, dat ieder
reden tot tevredenheid had.
Niet echter aldus; reeds ‘dozen zomer ‘begonnen de
schippers met nieuwe eisehen, nameljkvrachtverhob-
gingen in het algemeen en verhoogingen voor even-
tueel laag water in de Noordelijke Pro’inciën. Nu,
door belanghebbenden en ook van Regeeringszijde
deze cischen niet worden ingewilligd, .heef t de A.S.B.
op zijne Buitengewone Algemeene Vergadering op
16 October j.l. te Utrecht, een ultimatum tot de
Regeering gericht, behel’zende een bedreiging met

1)
[Men zie
ook
de bijdrage ,,Binnenvaart” op pag.
450
in
No. 125. –
Bed.]

1006

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

13 November 1918

algemeene staking per 1 November, indien de eischn

niet v66r dien tijd ingewilligd zouden zijn.

Zeer terecht is toen door den Minister van Land-

bouw, Handel en Nijverheid hij de Tweede Kamer
een wetsontwerp ingediend, om Zijne Excellentie te

machtigen eventueel tot vordering van binnenvaar-

tuigen over te gaan, indien dit noodzakelijk mocht

blijken.

SOCIALE VSRZEKERING EN DE PARTI-

CULIERE WERKGEVERS.

Dezer dagen werd ik door enkele belangstellenden

opmerkzaam gemaakt op het artikel ,,Sociale Verzeke-

ring en Particuliere Werkgevers”, van Dr. A. 0.
Elolwerda in No. 145 dA. 9 October van dit tijdschrift

en de daarin aangehaalde brochure van J. L. Kok,

,,Pensioenregelingen en Pensioenfondsen voor perso-

neel in dienst van particuliere werkgevers”. Men

verzocht mij van die zijde, in aansluiting daarmede,

ook aan mijne meening over deze aangelegenheid
uiting te willen geven.

Het wil mij voorkomen, dat een Verzekerings-

maatschappij, die, naast het risico der geidbelegging,

alleen en uitsluitend het risico der meerdere of min-
dere sterfte voor hare rekening neemt, onmogelijk aan

werkgevers, die hun personeel op bevredigende wijze

pensioen willen verzekeren, aannemelijke verzeke-
ringsvormen kan aanbieden.

Hare verzekeringsvormen doch, die alleen steunen

op sterftekansen, zijn alleen geschikt voor hen, die

van meaning zijn, dat het al of niet aangaan van die
verzekeringen uitsluitend door die sterftekansen

wordt beheersaht en niet door anderen factoren, zoo-

als invaliditeit, verhooging van tractement, kansen
van ontslag, grootte van het gezin enz., factoren, die
bij het verzekeren door dan werkgevers van het per-

soneel een rol ‘spelen.
Een bevredigende pensioenregeling meet omvatten:

ci.
invaliditeitspensioen;
b.
ouderdomspensioen;
c.
weduwen- en weezenpensioen en wel tot bedragen,
die verband houden met den levensstandaard ‘bij in.va-

liditeit, ouderdom en overlijden. Deze drie ‘zijn bij

wetten voor de staats- en gemeenteambtenaren op be-
hoorlijke wijze geregeld; wellicht niet afdoende, doch
daar is de
tijd,
die daarin vermoedelijk wel verbetering
zal brengen. Het
zijn
deze Rijksregelingen, die door
Dr. A. 0. Holwerda in genoemd artikel voor, werk-
gevers aan een onderzoek worden onderworpen.
Het idaliditeitspensioen, zooals de wet dit kent,
wordt door hem het eerst in beschouwing genomen.
Bij een goede regeling, aldus de heer Holwerda, zal
blijken do waargenomen irivaliditeit gering te zijn,
doordat veelal in’validen nog wel in staat blijken bij

den werkgever passenden arbeid te verrichten, terwijl
de overblijvende invaliditeitsgevallen meer bij een
zi.ekteregeling dan bij een pensioenregeling thuis be-
hoo ren.
In plaats van het weduwenpensioen, zooals de wet
dit keht, wordt in overweging gegeven, het personeel
hij overlijden te verzekeren voor een kapitaaluitkee-
ring, met het doel, om door middel van dit kapitaal
de weduwen in den eersten tijd na het overlijden van
den echtgeno.ot te steunen en dus haar in de gelegen-
heid te stellen zonder dadelijke finantieele zorgen
productieven arbeid te zoeken.
Hiertegen kan worden opgemerkt, dat de ervaring
bij de gemeente Amsterdam leert, dat het aantal inva-
liden, die in dienst der gemeente blijven, doordat
andere voor hen passende arbeid is gevonden, gering
is. In den beginne, toen er nog weinig invaliden
waren, gelukte ‘het nu en dan een invalide
bij
den-
zelf den of een anderen tak van Gemeentedienst onder
te brengen, dit werd, hoe meer invaliden er kwamen,
hoe langer hoe moeilijker. De opmerking, dat er ge-
vallen van invalijditeit zijn, die meer in een ziekte-
regeling dan in een pensioenregeling thuis behooren,
moge wellicht juist zijn, deze ziekteregelingen bestaan

nog niet en geven dan in clie gevallen geen vermin-

dering van lasten. Eindelijk is het zeeken van pro-

ductieven arbeid voor de weduwen in vele gevallen

niet uitvoerbaar, men denke slechts aan de gevallen,
dat een weduwe veel kleine kinderen heeft, ziekelijk
of oud is.

Intusschen, wanneer de middelen niet veroorloven

een complete regeling op den voet der Rijkswetten,

kan men allicht beginnen met het verleenen van aan-

spraak op ouderdo’mspensioen en een uitkeering in

eens bij overlijden. De heer Kok stelt zich in zijn
brochure ,,Pensioenregeling en Pensioenfondsen voor

personeel in dienst van particuliere werkgevers” op
een geheel ander standpunt.

Het
zijn
niet de hooge kosten, maar de bepalingen

der Rijksregeling zelf, die hem nopen den werkgever

te adviseeren, die rij’ksregeling te verlaten. De Rijks-

wetgever, aldus de heer Kok, zou verstandig doen,

door bij herziening van de pensioenwetgeving en bij

samenstelling van de arbeidersverzekeringswetten nota

te nemen van de ervaring, in het particuliere verzeke-

ringsbedrijf opgedaan. De pensioenregelingen voor

het personeel in Rijks- of Gemeentedienst zijn izeer
gecompliceerd. Behalve de sterftekans,
zijn
daarin ge-

disconteerd allerlei onzekere factoren, die elke verze-
keringsinstelling, die hare zaken goed technisch be-

heert, zooveel mogelijk uit hare grondslagen elimi-
neert. Zoo berust de pensioenverzekeriug voor de

Staats- en Gemeenteambtenaren behalve op sterfte-

en iuvaliditeitskansen, op de kansen van ontslag

zonder pensioen, op de kansen van verhooging van het

tractement, op de kans, dat de invaliditeit al of niet

een gevolg is van een ongeval. Goed ingerichte verze-
keringsondernemingen leggen zich er op toe om verze-

keringsvormen te bedenken, die zoo eenvoudig moge-
lijk zijn (gebaseerd op sterftekansen alleen of gecom-
bineerd met invaliditeitskansen), zooals uitkeering
van een constant pensioen of een pensioen, dat jaar-

lijks met een zeker percentage toeneemt, ingaande
over een bepaald aantal jaren of
bij
vroeger intre-
dende invaliditeit. Ook kapitaaisverzekeringen komen

veelvuldig voor, zooals uitkeering van een kapitaal
bij overlijden of gemengde verzekeringen.

Ten aanzien van deze beweringen zij opgemerkt, dat
het sluiten van kapitaalsverzekerin.gen in dezen onge-wenscht is. Aan personen, die gewoon waren geregeld
een bedrag te ontvangen om in hun onderhoud en
dat der hunnen te voorzien, bij invaliditeit of ouder-
dom in plaats van pensioen een som in eens ter hand
te stellen en eveneens aan weduwen, als zij haar ver-

zorger verloren hebben, om daarmede verder in haar
levensonderhoud te voorzien, is m.i. zeer af te raden.
Verder schijnt het mij moeilijk het rekbare begrip
,,invaliditeit” z66 te preciseeren, dat botsingen tus-
schen werkgevers en werknemers aan den eenen kant en verzekeringsmaatschappijen aan den anderen kant
kunnen vermeden worden. Het zal den lezer der
brochure wel zijn opgevallen, dat de heer Kok, die zoo
hevig gekant is •tegen het opnemen van onzekere

kansen in de verzekering, daaronder de invaliditeits-
kansen niet rekent, doch deze nu en dan in één adem
met de sterftekansen noemt. Vermoedelijk vindt dit

zijn oorzaak hiçrin, dat hij met mij van meening is,
dat de verzekering bij invaliditeit in een behoorlijke
pensioenregeling niet mag ontbreken.

Zonder twijfel bevatten de pensioenwetten ingewik-
kelde bepalingen en ook zulke, die onbillijk werken.
Afgezien daarvan, dat de ingewikkelde bepalingen
voor een deel een gevolg zijn van toestanden, ‘die zicih
bij personeel van een werkgever niet of slechts in
mindere mate zullen voordoen, is de Staatscommissie inzake het Burgerlijk Pensioenwezen in het leven ge-
roepen, om te trachten die bepalingen te ‘herzien en
die wetten eenvoudiger en overzichtelijker te maken.
Wa’nneer echter de heer Kok het ingewikkelde der
pensioenwetten motiveert door er op te wijzen, dat
die verzekeringen berusten, behalve op sterfte- en

13 November .1918

ECONOMISCH-STATIStISCHE BERICHTEN

.

1007

invaliditeitekansen, op de kansen van ontslag zonder

pensioen, op de kansen van tverhooging van het trac-

tement, dan worden hier twee zaken verward en wel
de pensioenbepalingen aan den eenen kant en de’.wijze

van het berekenen van de lasten en baten aan den

anderen kant. Zonder twijfel zijn deze grootheden aan

sterke schommelingen onderhevig en houden de ver-

zekeringsmaatschappijen bij het bedenke,n van hare
verzekeringsvormen en het vaststellen van ‘hare tarie-

ven met die groothed.en geen rekening. Maar juist

daarom zijn die verzekeringsvormen ‘voor het verze-
keren door den werkgever van
zijn
personeel niet
geschikt.

Beginnen
wij
eerst met na te gaan de gevolgen van

de omstandigheid, dat de Verzekeringsmaatschappijen
geen rekening ‘houden met de ‘kansen . vn ontslag
d.w.z. met die gevallen, waarin deelnemers niet wegens
invaliditeit of ouderdom worden ontslagen. In die

gevallen komt de verzekeringsmaatschappij den verze-

.kerde tegemoet. De werknemers kunnen de verzeke-
ring op eigen kosten voortzetten. Dit zal echter zelden

geschieden. Soms kunnen de verzekeringen worden
afgekocht. Dit geeft echter voor de verzekerden een

groot verlies. Soms k’an een vrije polis worden ver-

strekt; •ook dit gaat voor de veiizekerden met verlies gepaard. Bedenkt men nu, dat bij vele wekgevers het
verloop onder het personeel .groot is, zelfs me, – dat
slechts een gering percentage der verzekeringen effect
heeft, dan blijkt, dat het afsluiten van pensioenver-

zekeringen door de werkgevers voor ‘het personeel bij
een verzekeringsmaatschappij met meer of minder

groot verlies gepaasd gaat. Het schijnt eindelijk
vreemd, dat de heer Kok, die meent te moeten opmer-
ken, dat mede ten gevolge van de tij dsomstandigheden
de kans zeer groot is, dat het aantal mutatiën onder
het personeel belangrijk zal gewijzigd worden, zonder

schroom den werkgevers adviseert, voor het verze-
keren van hun personeel tzich aan een verzekerings-
maatschappij te binden.

Gaan wij thans over tot ‘het nagaan van de gevolgen
van het feit, dat de verzekeringsmaatschappijen geen
tarieven voor pensioenverzekering hebben, waarbij het
pensioen is bepaald op een van te voren bepaald deel
van het salaris bij pensionneering. Wanneer men

heeft afgesloten verzekeringen tot uitkeering van een
constant pensioen, dan zullen geleidelijk de verze-
kerde pensioenen te klein worden in ver;houding tot
liet genoten salaris. De werkgever is dan verplicht

voor de betrokkenen aanvullingspensioenen te ver-
zekeren tegen voortdurend stijgende premiën. Ten
einde, aan dit bezwaar tegemoet te komen, geeft de
heer Kok vermoedelijk in overweging pensioenen te

verzekeren tot bedragen, die jaarlijks met een zeker
percentage toenemen. Hoe hoog dit percentage moet
zijn, wordt echter niet aangegeven en kan niet worden
aangegeven, omdat de verhoog.ingen der salarissen
individueel sterk uiteenloopen. Het gevolg hiervan
kan niet anders ‘zijn dan dat voor sommigen te groots
en voor anderen te kleine pensioenen worden verze-
kerd. In ‘het laatste geval zal men zich weer met aan-

vullingspensioenen moeten behelpen. Bij het verzeke-
ren van weduwen- en weezenpensioenen ‘bij een levens-
verzekeringsmaatschappij komt men nog voor meer

moeilijkheden te staan. Telkens als er verandering
in het gezin komt, als geboorte van kinderen, over-
lijden der echtgenoote of kinderen, het trouwen, zul-
len de verzekeringen moeten worden aangevuld,
geroyeerçl of nieuwe, tegen soms beawarende voor-
waarden, moeten worden gesloten.

Uit dit alles blijkt o.i. voldoende, dat de door den
heer Kok aangegeven ,,eenvoudige” venzekeringsvor-
men voer de werkgevers tot ‘het verzekeren van hun
personeel in.geval van .invaliditeit, ‘ouderdom en over-

lijden, in werkelijkheid zeer gecompliceerd zullen wor-
den, tot teleurstelling zullen voeren en den werkgevers
meer of minder .groote verliezen zullen berekkenen.
De les, die aan den Rijkswetgev’er wordt gegeven, t.w.

dat deze verstandig zou doen
bij
herzining der pen-

sioenwetgeving nota te nemen van ‘de ervaring, in
het particuliere’verzekeringsbedrij’f opgedaan, zal dus weinig effect kunnen hebben.

Zien wij derhalve, dat aan het verzekeren doör een

werkgever van zijn personeel bij een levçnsverzeke-

rin’gsmaatsc’happij groote bezwaren zijn verbonden,

aan den anderen kant mag niet worden nagelaten op
te merken, dat alleen dan door werkgevers tot ‘het

oprichten van een fonds mag worden overgegaan,
indien het op solide basis rust.

De heer Kok, ‘die in genoemde brochure het oprich-

ten van een fonds uit den booze acht, indien het

betreft werkgevers met minder dan 1000 beambten,
gaat naar mijn meening veel te ver.

• Landré merkt in
zijn
bekend werk ,,Mathematisohe-
Technische Kapitel zur Lebensversicherung” op, dat het kleinste aantal, waarmede een Maatschappij kan

beginnen tot het verzekeren van kapitaal bij overlijden,

tamelijk willekeurig is en dat een getal van 500 in
li’et algemeen als minimum wordt aangenomen. Het

betreft dan echter Kapitaalsverzekeringen bij over-

lijden door een verzekeiingsmaatsohapij, die op haar
eigen beenen staat.
Bij
een werkgeversfonds ‘betref.t
het uitkeeringen van pensioen ‘bij leven (ouderdoms-
en invaliditeitspensioenen) al of niet gecombineerd

met uitkeerin’gen van pensioenen bij overlijden (wedu-
wen- en weezenpensioenen), terwijl dan de werkgever
nog achter het fonds staat.

Terwijl bij een kleine verzekeringsmaatschappij tot
uitkeeriug bij overlijden eenige meerdere sterfge-

vallen spoedig na de oprichting groot ongerief kun-
nen veroorzaken, zal een afwijking der sterf te van de
verwachte bij een fonds tot uitkeering van pensioenen
spoedig na de oprichting minder moeilijkheden ople-
veren.

De opmerking van den heer Kok, dat het risico
bij verzekeringsmaatschappijen meer verdeeld is, om-

dat zij verzekeringen afsluiten bij leven, waarbij een grootere sterfte dan aangenomen voordeel is voor de
Maatschappij en tevens verzekeringen bij overlijden,
waarbij een grootere sterfte nadeelig is voor de Maat-
schappij, ‘geldt niet bij fondsen, die zowel pensioen
verleenen aan de ‘beambten zelf als ‘aan hunne
weduwen en weezen. Daarbij komt nog, dat bij ‘die
fondsen dezelfde personen zijn verzekerd zoowel bij
leven als bij overlijden, hetgeen bij verzekerings-
maatschappijen niet altijd het geval is. Het verschil
in sterfte .tusschen verzekerden bij leven en verzeker-
‘den bij overlijden bij een levensverzekeringsmaat-.
schappij is zoo groo’t ‘gebleken, dat vele maatschappijen
voor de verzekeringen bij leven een andere sterftetafel

bezi,gen dan voor die bij ‘overlijden. In verband hier-
mede ‘mag worden gevraagd of de sterftetafel, die de
Maatschappijen hebben gekozen voor hare indivi-
dueele verzekeringen bij leven, wel geschikt zijn, voor
werkgevers voor de verzekering van hun personeel
voor een (invaliditeits- en) ouderdcmspensioen.

Bij een fonds, .dat slechts pensioeh verleent aan de
beambten zelf en niet aan hunne weduwen en weezen

en waar derhalve bij een geringere sterfte dan aange-
nomen is geen ‘voordeel voor het fonds tegenover staat,

is te verwachten, dat het verlies uit dien hoofde voor
het fonds niet z66 groot zal zijn, dat het niet, telkens
nadat de wetenschappelijke balans van het fonds is
opgemaakt, zoo noodig te ‘dekken is. Het zijn hier toch
niet de sterftekansen, doch de levenskansen, die recht-
‘streeks op den stand van het fonds invloed uitoefenen.
‘Is bijv. de werkelijke ‘sterftekans 20 pOt. lager ‘dan is
aangegeven en ‘bedraagt deze laatste 1 pOt., ‘dan stijgt daardoor de levenskans van 99 pOt. tot 99,2 pOt.

De bewering, welke ten aanzien der belegging in
die brochure voorkoni,t, dat naar rato de rverdeeling
van het risico der geldbeleggingen bij ‘kleinere pen-
sioenfondsen niet zoo goed is als bij groote, .tedh.njsch
goed beheerde levensverzekeringsinaatschappijen en
dat de laatste ‘hare miljoenen zoodanig kunnen be-

1008

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

13 November 1918

leggen, dat het totale verlies in verhouding tot het

totale bedrag slechts gering is, zullen wel niet allen
als juist erkennen. Het wil mij voorkomen, dat het
slechts behoeven beleggen van betrekkelijk kleine

kapitalen een voordeel is, wanneer men zich beperkt

tot die beleggingen, welke als de meest solide worden

beschouwd en waarbij mag worden aangenomen, dat

de debi.teuren steeds aan hunne verplichtingen ten

aanzien van rente en aflossingen zullen voldoen. Dan

toch kunnen de beleggingen
althans
bij benadering,

zoo worden gekozen, dat renten en aflossingen steeds

voldoende zullen zijn om de pensioenen uit te keeren.

ilet risico van daling van fondsen zal dan zoo goed

als geen invloed uitoefenen op de stabiliteit van het

fonds.

Eindelijk zij opgemerkt, dat bij een eigen fonds

groote
vrijheid
bestaat in twijfelachtige gevallen van

invaliditeit. Het kan gebeuren, dat in die gevallen

van de
zijde
der verzekeringsmaatschappijen invalidi-

teit niet aanwezig wordt geacht, terwijl het in hooge
mate gewenscht is, dat de werknemer den dienst ver-

]aat. Niet dus om penioenen uit te keeren, waar het

niet noodig is en dus gratificaties uit het fonds te
verleenen, waarvoor het niet is ingesteld, doch om in

(lie gevallen van alle moeilijkheden af te zijn.

Ter toelichting, dat bij een eigen fonds de pensioen-
zaken coulanter kunnen worden behandeld dan wan-

neer deze aan anderen zijn overgedragen, moge wor-

den gewezen op de afdoening van de pensioenzaken
der gemeenteambtenaren v66r 1 October 1913, toen

deze bij de gemeentebesturen berustte en die na

1 October 1913, toen ze werd overgebracht naar het

Ministerie van Financiën.
Dr. B.
TURKSMA.

MEDEDEELINGEN iNZAKE HET FINANCIEEL
BELEID DER REGEERING.

In de Memorie van Antwoord op het Voorloopig
Verslag van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

over het iste Hoofdstuk der Staatsbegrooting voor het

dieristjaar 1919, geeft de nieuw opgetreden Regee-
ring eene uiteenzetting ten aanzien van de finan-

cicele politiek.
Wij
ontleenen het navolgende:

,,Eerst wanneer eene eindafrekening van de crisis-
uitgaven en -ontvangsten kan worden opgemaakt, zal
het oogeublik gekomen zijn om te beslissen of en –

zoo ja – in hoeverre een heffing in eens eene plaats

zal moeten innemen onder de middelen, welke tot del-
ging ‘van de uit de crisis voortgesproten sehuld zullen

worden aangewend.

,,Uit den aard der zaak zal de hierna volgende uit-
een zetting zich tot de hoofdlijnen beperken. De nadere

uitwerking van de gevormde plannen
blijft
ter bespre-

king beter voorbehouden tot de behandeling van de
wetsontwerpen, waarin die plannen zijn belidhaamd.

,,Bij het ontwerpen van het financieele program
moest in de eerste plaats naar nieuwe middelen wor-

den gezocht ‘voor het in de jongste Millioenennota ge-
raamde tekort op den gewonen dienst voor 1919
van …………………………
f
33.500.000

Hierbij komen de kosten van toeken-


ning, met ingang van 1 Januari 1919,

van de volle salarisverhooging aan de
burgerlijke en militaire landsdienaren,

te stellen op

………………….,,

6.700.000

benevens hetgeen de verbetering der
onderwijzerssalarissen, ingevolge de wet
van 23 Februari 1918
(Staatsbiad
no.

147), meer vordert dan het daarvoor
uitgetrokken bedrag van
f
5.000.000

zijnde

……………………….,,

650.000

samen……
f
40.850.000

of, in aanmerking genomen, dat de twee nieuwe De-
partementen eenige stijging van uitgaven zullen

niedebreugen, rond

…………….
f 41.000.000

Voorts is in de naaste toekomst reke-

ning te houden met:
de kosten van de uitvoering van arti-

kel 192 der Grondwet en die van de

sociale verzekering. Hoewel het op dit

oogen’blik nog n.iet mogelijk is eene

nauwkeurige becijfering dezer kosten

te geven, zou voor een en ander voor

1919 een bedrag kunnen gesteld wor-

den van ………… . …………. ,, 21.000.000

de, in verband met de voorgenomen

uitgifte eener nieuwe Staatsleening,

noodzakelijke versterking der inkom-

sten van het Leeningfonds ten beloope

van …………………………,, 8.000.000

zoodat, ter bestrijding van ‘de meest

dringende behoeften, zal benoodi.gd

zijn …… ……………………
f
70.000.000

,,De Regeering
twijfelt
er niet aan, dat de Staten-

Generaal bereid zullen zijn mede te werken tot eene
spoedige behandeling van de wetsontwerpen, welke
herstel en handhaving van het budgetair evenwicht

heoogen.

,,Met betrekking tot de wijze, waarop in het hier-

boven becijferde bedrag van
f
70.000.000 zou
zijn
te

voorzien, zij ‘het ‘volgende aangeteekend.

,,In -de inkomsten- en vermogensbelastingen zullen

wijzigingen worden voorgesteld, die, naar raming,
eene hoogere bate nullen opleveren

van pl.m………………
……..
f
35.000.000

waarvan echter voor 1919 slechts %
beschikbaar zal zijn of pl.m . ……..
f
24.000.000

Voorgesteld zal worden het ,,suiker- fonds” te liquideeren, wat beschikbaar
zal stellen pl.m. ………………..

,, 16.500.000

De voorgestelde effectenbelasting zal

naar raming f 3,6
millioen kunnen op-
brengen, waarvan voor 1919 % of . . .

,, 2.300.000
Uit herschattingen voor de personeele
belasting en uit wijziging van die be-
lasting ……………………….

2.500.000

De voorgestelde plaatakaartenbelas- ting

…………………………

2.000.000

Verdubbeling van het quitantiezegel
,,
1.500.000

Verhooging van den accijns op het
gedistilleerd

………………….

1.750.000
Eene herziening van de verdedigings-

belastingen, zoodat gedurende 4 jaar
hieruit een bedrag kan ‘worden geraamd
van
f
35.000.000 per jaar, waarvan ten
behoeve van het Leeningfonds geno-
men kan worden ………………,, 8.000.000

Uit een en ander zal in totaal verkre-
gen worden ……………………
f
58.550.000

,,Voor het ontbrekende meent de Minister van
Financiën, op het voetspoor van hetgeen zijn ambts-
voorganger aanvoerde in de Memorie van Antwoord
betreffende het wetsontwerp op de grondbelasting,
voorshands te mogen rekenen op de meerdere op-

brengst, welke uit onderscheidene middelen mag ver-
wacht worden, terwijl er overigens in de bestaande
omstandigheden voor éénrnaal in berust moet worden,
dat de begrooting niet geheel sluit.

,,Het spreekt van zelf, dat verdere maatregelen tot
versterking van ‘s Rijks inkomsten onverwijld dienen

voorbereid te worden.
,,Het staat bovendien wel vast, dat, ook bij de ver-
eischte zuinigheid, eene verdere stijging der uitgaven
vooral- op sociaal gebied niet zal te ontgaan zijn.

‘De i1inister van Financiën heeft dan ook niet
nagelaten tot voorbereiding van verschillende belas-
tingvoorstellen de noodige opdracht te geven. Hierbij
is uitgegaan van het standpunt, dat voorshands de
verder benoodigde. middelen in hoofdzaak aan de
indirecte belastingen ontleend zullen moeten worden.

13 November 1918

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1009

Dc Regeering is van nieening, dat, na cle afwerking van het hierboven uiteengezette program en met het

oog op de heffing van de verdedigingsbelastingen en
cene wijziging der grondbelasting, de grens is bereikt,

waarboven de directe belastingen niet kunnen opge-
voerd worden zonder het algemeen belang ernstig te
schaden.

,,Wat de Verdedigingsbelastingen aangaat, zij voor-
eerst in herinnering gebracht, dat de termijn, waar-
voor
.
de heffing dier belastinge.n is toegestaan, met
1 Mei 191 9 afloopt. De Regeering is voornemens de tijdige indiening te bevorderen van een wetsontwerp,

lietwelk strekt tot verlenging van den duur dezer
belastingen met vier jaren, derhalve tot 1 Mei 1923.

Daarbij zal tevens worden voorgesteld de tarieven te

herzien. Deze herziening is in de eerste plaats nood-
zakelijk in verband met de belangrijke verhdoging van
cle Inkomsten- en Vermogensbelastinigen,
welke,
gelijk
gezegd, in de bedoeling ligt. Zij is voorts wensohelij.k

ten einde den last meer naar draagkracht te doen

drukken. Uit de gewijzigde tarieven zal, naar verwach-
ting, een bedrag van
f
35 millioen worden verkregen tegen ongeveer
f
50 millioen volgens de thans gel-
dende wetten.

,,De opbrengst der verdedigingsbelasti.ngen zou,
evenals tot dusver, onder de algemeene middelen zijn
op te nemen als ontvangsten van den crisisdienst.
Daartegenover zou ten laste van dien dienst zijn te
brengen eene uitkeering aan het Leenlngfonds ten
heloope van het hierboven genoemde bedrag van
f 8
millioen of van zooveel meer ôf minder als noodig

zal blijken om de uitgaven ten laste van liet fonds,
met inbegrip van het onder die uitgaven op te nemen
deel der kosten van de eerlang te sluiten leening, te
bestrijden. Het meerdere zal strekken tot rechtstreek-
sohe dekking van crisisuitgaven of, wanneer die uit-gaven niet langer noodig zijn, tot versterking van de efiossing der crisisleeningen.

,,Omtrent de heffing van oorlcigswinstbelasting en
het desbetreffende wetsontwerp, zou de Regeering
haar oordeel willen voorbehouden in afwachting van
de resultaten van een onderzoek.

,,De Regeering kan zich niet vereenigen met de door
den vorigeli Minister van Financiën in uitzicht ge-
stelde nalatenschapsbelasting en belasting van de
waardevernieerdering van onroerend goed. Wat de

eerste betreft meent zij, dat, afgescheiden van andere
overwegende bezwaren, welke zich tegen de uitvoering

van het geopperde plan verzetten, het geene aanbeve-

ling kan verdienen aan de successiebelasti.ng, die eerst
onlangs sterk werd verhoogd, opnieuw belangrijke
baten te ontieenen.

,,Ten opzichte van de belasting van de waardever-
meerdering van onroerend goed, zij aangevoerd, dat
(leze heffing, naar het oordeel der Regeering, in hooge
mate eenzijdig en derhalve onbillijk zou drukken. Het
valt niet in te zien, waarom uitsluitend de waardever-meerdering van het onroerend goed zou zijn te treffen
en de overige bestanddeelen van het vermogen buiten
aanmerking zouden zijn te laten.

,,Voor beide plannen geldt, dat zij beoogden midde-
len te verkrijgen tot versterking van de delging der
crisissc1rnld. De Regeering meent, dat ten aanzien van

de vraag of en op welke wijze tot die versterking zal
zijn te besluiten, het tijdstip voor het nemen eener
beslissing eerst gekomen zal zijn wanneer de omstan-
digheden toelaten een eindafrekening van de crisis-
ontvangsten en -uitgaven samen te stellen en een

meer gevestigde toestand zal zijn ingetreden. In af-wachting van dat tijdstip acht zij het weuscheljk en
oirbaar het nadeelig saldo van den crisisdienst uit
leeninggeld te dekken. Dan ook zal zijn te beslissen
omtrent de heffing eener belasting op den aanwas van
groote vermogens en inkomens. De Minister vai
Financiën wil intusschen niet nalaten als zijne mee-niug kenbaar te maken, dat eene zoodanige heffing,
mits zij niet te hoog worde opgevoerd, wenschelijk kan

blijken ter bespoediging van de aflossing der crisis-
leeningen. Hij is dan ook voornemens eene regeling
in dezen zin voor te bereiden.

,,De Regeering is, in aansluiting aan het hierboven

opgemerkte, van oordeel, dat de invoering van fiscale
monopolies in het algemeen geene aanbeveling ver-

dient. Monopoliseering dient beperkt te wonden tot
die bedrijven, welke naar hun aard in aanmerking

komen voor exploitatie van Staatswege. Zij acht deze

beperking noodzakelijk ten einde particuliere energie

en initiatief niet te verzwakken. Is de zooeven om-

schreven voorwaarde vervuld, dan kan er in beginsel

geen bezwaar tegen bestaan uit het Staatsmonopolie
winsten, ter versterking van ‘s
Rijks
schatkist, te trek-
ken. Het geldt hier eene vraag van practische politiek,

waaromtrent in elk bijzonder geval nadr zal zijn te
beslissen. Als voorbeeld van een bedrjf, dat voot
monopoliseering in aanmerking komt, kan genoemd

worden de opwekking en levering van electrieiteit.

Omtrent de instelling van een Rijkseleetriciteits-
monopolie wordt een onderzoek voorbereid.

,,Plannen tot nationalisatie van den grond of tot
an.rtuleering van de Staatsschuld worden door de
Regeeriug niet iii overweging genomen. Daarentegen

heeft zij ei geen bezwaar tegen, in daarvoor in aan-
merking komende gevallen, de productiv.iteit te be-vorderen en de particuliere energie te steunen op dc

wijze, als ten aanzien van het hoogovenbedrijf ge-
schiedde.”

AANTEEKENINGEN.

P
r o g r e s s i e in zalce belastingen

en verplichte deelneming in lee-
n
i n. g e n. –
In het V.V. betreffende het nieuwe lee-
ningsontwerp is terecht de aandacht gevestigd op de
onjuiste uitwerking van liet voorgestelde tarief.

Het middel ter voorkoming der gewraakte resultaten

ligt voor de hand. Men keore terug tot het stelsel,

door Minister Pierson ingevoerd bij zijn Vermogens-
en Bedrjfsbelastingen, t.w. toepassing van het hoo-
gere percentage niet op de totaalsom, maar alleen op
de som, waarmee de voorgaande ]agere rubriek wordt
overtroffen, b.v.
f 10.000
tot
f
20.000 5 pOt.,
f
20.000
tot
f
35.000 niet 10 pOt. over de geheele som, doch
5 pOt. over
f 20.000
en 10 pOt. slechts over het
meerdere dan
f 20.000.

Natuurlijk, dat dan echter het tarief in zijn geheel een wijziging moet ondergaan om hetzelfde eind-
resultaat te verkrijgen. G. M.
BoIssEvAIw.

Arbeidsbemiddeling door de Gemeen-
te-Arbeidsbeurs te Amsterdam. –
Aan
het verslag dezer instelling over het jaar 1917 ont-
leenen wij: –

Hoewel de arbeidsbemiddeling in het verslagjaar weder-

om in belangstelling won, en dientengevolge vooral in
gehaltè vorderingen maakte, ondervond ze steeds meer
de eigenaardige moeilijkheden als gevolg van de tijds-

omstandigheden. Aan de eene zijde was de steeds groo-
ter wordende werkloosheid oorzaak, dat het arbeids-
aanbod verre de vraag overtrof, zoodat er weinig
plaatsingen tot stand konden worden gebracht, aan
den anderen kant was er in sommige vakken nog

stéeds een tekort aan arbeidskrachten. Dit leidde dan
wel tot vraag, maar niet tot veel plaatsing, terwijl bij

de nog voorkomende plaatsingen niet zelden door de
Arbeidsbeurs moest worden verklaard, dat zij voor de
bekwaamheden der gezonden candidaten niet genoeg-
zaam kon instaan. De beste krachten wisselden
niet van plaats, ze werden vastgehouden of gingen
naar een anderen werkgever over, zonder dat ze zich
op de arbeidsmarkt aanboden. Verschillende afdeelin-
gen zouden met betrekking tot de hier bedoelde vak-
ken bij een normaal aanbod van werknemers veel meer
plaatsingen hebben kunnen tot stand brengen dan
th ans.

1010

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

13 November 1918

Het jaar 1917 is voor de uitkomsten der arbeidsbe-

middeling in het algemeen niet zoo gunstig geweest

als eenige voorafgaande jaren. Niet alleen, dat die

bemiddeling in omvang is afgenomen, maar de ont-
wikkeling der arbeidsbemiddeling in de richting der

vakbemiddeling en in den vorm van het oprichten van

nieuwe vakkundig geleide bemiddelingsafdeelingen

heeft niet in het gewenschte tempo kunnen plaats

vinden.
De bemiddeling – voor handels- en kantoorbedienden

is

vrijwel onveranderd gebleven, hoewel de wensche

lijkheid tot reorganisatie dezer speciale bemiddeling

wel

werd gevoeld. De groote schaarschte aan god

personeel in dit vak was echter oorzaak, dat van po-

gingen tot grondige herziening der organisatie dezer

bemiddeling nog werd afgezien. Gedurende het ver-

slagjaar trad de bemiddeling voor een onderdeel van
dit vak, n.l. die voor handelsreizigers, op den voor-

grond als gevolg van de omstandigheid, dat de Rijks-

bemoeiing op arbeidsbemiddelingsgebied bezig was de

handeisreizigers en mogelijk later ook de kantoorbe-

dienden binnen de sfeer harer bemoeiing te trekken

Hetzelfde was het geval met de Arbeidsbemiddeling

voor de binnenscheepvaart, die tot nog toe van weinig
of geen beteekenis was, doch die uithoofde van de

belangstelling er voor van de zijde der Vereeniging
van Nederlandsche Arbeidsbeurzen en van de bemoeid

ing van andere arbeidsbeurzen meerdere aandacht

vorderde. Op het einde van 1917 waren de eerste stap-

pen in de richting van oprichting eener afzonderlijke

bemiddelingsafdeeling voor dit vak reeds gedaan. Op

medewerking van patroons- en werkliedenvereenigin-

gen ble’k wel te mogen worden gerekend.
De Commissie van advies in zake de oprichting eener
Gemeente-arbeidsbeurs voor het Havenbedrijf, over
welker instelling in het vorige jaarverslag gesproken

werd, heeft in 1917 haar taak nog niet volbracht.
In 1917 werden besprekingen gevoerd met verschil-
lende organisaties van werknemers op verplegingsge-

bied over eventueele plannen tot oprichting eener

bemiddelingsafdeeling voor verplegenden. . De be!
hoefte aan een centrale verpleegsters- en verplegers-
placeering werd wel door onderscheidene deskundigen

uitgesproken, maar de moeilijkheden eener gemeente-
lijke bemiddeling op dit gebied naast de Vrij krachtigé

particuliere placeering werden niet onderschat. Einde

1917 waren de voorbereidingen tot deze aangelegen-
heid nog niet in een zoodanig stadium getreden, dat

een nader perspectief kan worden geopend.
Vergelijking met de jaartotalen van 1918 leert, dat

het aantal aanbiedingen met 12013 is vermeerderd,

het aantal aanvragen met 6083 en het aantal plaat-

singen mét 347 is verminderd.
De vermeerdering resp. vermindering, in percenten

uitgedrukt, van 1916 tegenover 1915 en die van 1917

tegenover 1916 afzonderlijk voor de mannen- en vrou-

wenafdeeling bedragen:

1915 op 1916

1916 op 1917
Mannen Vrouwen
Mannen Vrouwen
0
/0

0
/0

0
/0

0
/0

Aanb. v. werkzoekend…
+ 6,9

t

7,8 +
18,8
+ 7,9

Aanvragen v. werkgevers
+ 12,5

25,5 – 23,- – 26,5

Plaatsingen ……….
+ 18,2

22,7 – 19,2 + 7,-

Een toename der plaatsingen voor jeugdigen, zelfs
bij verminderd werkgeversaanbod, deed zich voor in
beide afdeelingen. In tegenstelling daarmede ver-

toonde het plaatsingscijfer voor de jeugdigen in 1916

een belangrijke daling. –
Het perceiatage dei voldane aanbiedingen van werk-

nemers bedroeg:

Totaal Mannen Vrouwen
Volwass. Jeugdigen
1911 . . . .

45,6

21,6

75,3

48,6

38,8

1912 . . . .

54,8

27,5

75,1

56,3

41,4

1913 . . . .

59,1

34,-

75,2

60,8

42,4

1914 . . .

45,6

25,6

66,3

.48,1

28,6

1915 . . . .

48,9

33,1

66,4

50,8

37,8

1916 . . . .

55,2

36,7

75,6

56,9

40,8

1917 . . . .

48,2

26,3

74,8

49
2
4

38,3

Het genoemde percentage is grooter voor de volwas-

senen dan voor de jeugdigen, wat te meer opvallend

is, daar de laatste jaren een toenemend gebrek aan
jeugdige krachten werd geconstateerd. Niet onwaar-

schijnlijk is het een gevolg van het feit, dat vele jon-

geren zich laten inschrijven, doch misschien den vol-
genden dag werk buiten de bemiddeling der Arbeids-
beurS om vinden en daarvan nooit iets aan de beurs

laten hooren. Voor de statistiek zijn dit werknemers-
aanbiedingen, die niet tot plaatsingen hebben geleid.

Belangrijk is ook, om na te gaan, hoeveel werkgevers-

aanvragen percentsgewijze voldaan konden worden.

In onderstaand overzicht is hetzelfde verschijnsel met

betrekking tot de volwassenen en de jeugdigen te con-

stateeren als bij het percentage der plaatsingen van

zich aanbiedende werknemers.
Totaal Mannen
Vrouwen Volwass. Jeugdigen

1911 . . . .

61,3

47,5

68,4

74,2

25,4

1912 . .. .

64,5

45,8

72,6

75,5

23,8

1913 . . . .

65,8

55,6

69,4

73,2

26,9

1914 . . . .

73,8

71,4

74,8

78,7

43,7

1915 . . . .

70,-

69,4

70,3

76,1

42,6

1916 . .. .

70,2

72,9

68,8

76,7

35,-

1917 . . . .

75,1

76,5

74,5 . 80,3

44,8

Het percentage der werkgeversaanvragen, waaraan

voldaan is, is in de jaren, dat de mannenafdeeling

vakkundig bemiddelt, vrij sterk gestegen.

D e W e b S B iii.
– Reeds eenige malen is in

deze kolommen het voornoemde stuk van wetgeving,

waarvan de officieele titel is ,,An act to promote

export trade and for other purposes” ter sprake

gebracht. Nog onlangs, toen in No. 147 behandeld

werd, hoe de Vereenigde Staten zich tijdens den oor-

leg tot een krachtiger economische expansie hebben

uitgerust. Op 10 April 1918 is de Webb Bill; die,
zooals de lezer zich herinneren zal, maatregelen wil
treffen om de bestaande trustwetgeving geen belem-

mering te doen zijn voor de ontwikkeling van den

nationalen export, wet geworden.

,,Oommerce Reorts” van 17 April j.l. bevat den

volledigen tekst; het mag van belang geacht worden

daarvan thans nog kennis te nemen. De wet begint
met een definitie te geven van het begrip export-

handel.
Art. 2 bepaalt, dat de bepalingen van de zooge-

naamde Sherman Anti-Trust Act, die handel en ver-
keer beschermt tegen onwettige beperkingen en me-
nopolies, d.d. 2 Juli 1890, niet als een verbod zullen

mogen – gelden voor eene aaneensluiting van onder-
nemers, uitsluitend tot stand gebracht met het oog-
merk den exporthandel te beoefenen, evenwel slechts
voor zoover door deze aaneensluiting niet de vrije

handel binnen dé Vereenigde Staten zelven beperkt

wordt of, het exportbedrijf van een binnenlandschen
concurrent door de bedoelde vereeniging in de vrije
uitoefening van het bedrijf beperkt wordt en ten

slotte voor zoover niet in het buitenland daden ver-

richt worden, die den prijs der door de combinatie
uitgevoerde goederen, binnen de Vereenigde Staten,
kunstmatig en opzettelijk opvoeren of drukken, of de

concurrentie in dat gebied klaarblijkelijk ‘doen ver-

minderen.
Het volgende ai-tikel van de wet verklaart, dat art.
7 van de zoogenaamde Clayton AntiTrust Act, d.d.

15 October 1914, die o.m. bedoelt uitbreiding te ge-
ven aan de voornoemde wet, niet zal mogen gelden
als een verbod zich ten deele of volstrekt in het bezit
te stellen an het aandeelenkapitaal eener onderne-

ming, die slechts ten doel heeft den uitvoerhandel te
beoefenen, evenzeer met voorbehoud der beperkingen

als hierboven genoemd. –

Bij art. 4 wordt geregeld, dat de Feder-al Trade
Commission Act van 26 September 1914, ook van toe-

passing zal

zijn op oneerlijke – concurrentie, gepleegd

tusschen degenen, die in den geest van de ,,Actto
promote export trade” dit bedrijf uitoefénen, zij het

13 November 1918

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

11

ook, dat de handelingen terzake buiten het rechtsge-
bied van de Vereenigde Staten gepl&gd zijn.

Volgens art. 5 moet iedere organisatie, die uit-
sluitend den exporthandel drijft, binnen 60 dagen na

aannemin.g der hier besproken wet, en iedere Orga-

nisatie, die met deze bedoeling in de toekomst zal

worden opgericht, binnen 30 dagen na de oprichting,

aan de Federal Trade Commission een verklaring

overleggen, waarin de namen en adressen zijn ver-

meld van het geheele personeel en van alle aandeel-

houders of deelnemers en onder overlegging der sta-
tuten, resp. dat hiernaar verwezen wordt, indien

hierop reeds bewilliging verkregen is. Op den len

Januari van elk jaar moet hetzelfde bericht, tot op
dien datum bijgewerkt, opnieuw worden overgelegd.

Overigens moeten door iedere organisatie alle
much-
tingen aangaande samenstelling, bedrijfsuitoefening,
leiding, ervaring, directie en betrekking tot andere organisaties, maatschappijen en particulieren, ver-

strekt worden, wanneer daarom door de voornoemde
commissie zal worden verzocht.
Iedere Organisatie, welke zich aan deze bepalingen

niet houdt, verliest de voordeelen bij art. 2 en 3, hier-

voren genoemd, gegeven en zal voor iedeien dag, dieji
zij hierdoor nalatig is, een boete van 100 dollar ver-
beuren. Indien de Federal Trade Commission van
meening is, dat het
bedrijf
van een export-organisatie
niet de beperkingen naleeft, die hiervoren ten aan-
zien harer bedrijfsvrijheid genoemd zijn, moet zij de

combinatie in kwestie, of ondergeschikten daarvan,
uitnoodigen om voor haar te verschijnen en zal zij een
onderzoek ter zake inleiden, naar aanleiding waar-

van zij bevoegd zal zijn voorstellen tot reorganisatie te doen, teneinde de inrichting en werkzaamheid der Organisatie in overeenstemming met de wet te bren-
gen. Indien het exportlichaam zich niet naar de aan-wijzingen der Commissie zal gedragen, zal deze het

door haar bevondene en voorgestelde aan den Procu-
reur-Generaal der Unie voorleggen ter nadere uit-
‘voering.

Aeekenin.gen in zake den eco-
nomischen toestandvanAusjralië.
– In de jongste aflevering der Economische Versla-

gen (12e jaarg., no. 5) leest men om. het navolgende,
pag. liOv.v.

Gaat men de laatste jaren van het economisch leven van Australië na, dan vindt men, dat het
eerste jaar van den wereidkrijg van minder slechten

invloed was dan de verschrikkelijke droogte, die het
grootste gedeelte van Australië teisterde. In stede
van onmeteljke hoeveelheden graan uit te voeren,

moest tarwe uit Canada en Argentinië worden geïm-porteerd. De uitvoer van wol leed evenzeer, doch de
abnormaal hooge prijzen van ,,erossbred”- en later ook

voor ,,merino”-wol, hebben eenigszins de minder uit-gevoerde hoeveelheid goedgemaakt. Het hooge prijs
niveau bleek ook aan den uitvoer van bevroren
vleesch ten goede te komen, ofschoon in aantal stuks

geslachte dieren en gewicht de droogte zich ten zeer-
ste had doen gevoelen. De zuivelindustrie werd uit den
aard der zaak zwaar getroffen, de uitvoer van kaas en
boter alleen werd op de helft teruggebracht.
lIet jaar 1915/16 zag eene algemeene herleving in den
landbouw. Het tekort aan scheepsruimte en het enor-
me voor uitvoer beschikbare surplus overtuigden zoo-
wel regeering als graanboeren, dat de eenige oplossing
van het moeilijke vraagstuk lag in de richting van

gouvernementseontrôle op het charteren van de be-
noodigde scheepsruimte, hetwelk de noodzakelijkheid
van regeeringstoezicht op den tarweoogst met zich
bracht.
De eenige critiek, tegen het Gouvernementsschexna
gericht, betrof in hoofdzaak de aan agenten toege-
kende remuneratie. De Regeeringstusschenkomst leid –
de er toe, dat ieder belanghebbende graanboer den
vastgostelden uniformen prijs voor zijn graan ver-

kreeg, onve
,
schillig of het al dan niet was of zou
worden veischeept.

De oogst van 1.915/16, zoomede die van 1916/17, werden

door het Britsche Gouvernement aangekocht tegen

den prijs van 4/9 per bushel, inderdaad een bevredi-

gende prijs, wanneer men in aanmerking neemt, dat

in vroegere jaren de graanboer met 2/6 h 3/- per
bushel genoegen nam.
1)

De uitvoer van wol en bevroren vleesch (rund-,

schapen- en lamsvleesch) kon zich in 1915/16 niet
zoo spoedig herstellen, ofschoon, wat wol betreft, de

prijzen in voortdurend opgaande beweging bleven.

Bevroren vleesch, boter en kaas wezen geene bevre-digende uitvoercijfers aan, in deze producten bleven

de nadeelige gevolgen van de droogte nawerken. Van

bevroren vleesch werd slechts 100.000 ton (in het
voorafgaande jaar 180.000 ton) geëxporteerd, een ver-
lies van bijna 4 millioen £, de uitvoer van boter en

kaas nam af tot 4730 ton ter waarde van £ 590.000,

tegen £ 768.000 in het voorafgaande jaar en £ 1.477.700
in 1913/14.

De prijs, door Groot-Brittannië en Ierland voor de

wol-,,clip” betaald, was 15/ d. per lb. voor vette wol,

welke prijs ca. 55 pCt. hooger was dan die van het
•onmiddellijk voorafgaande seizoen, en de totale koop-

prijs vertegenwoordigde eene som van £ 21.000.000.
Krachtens de gemaakte schikkingen ontvangt de
schapenhouder de voor zijne wol door ervaren en on-
afhankelijke beëedigde taxateurs bepaalde waarde,

minus een zeker percentage voor de finale afiekening,
en hij ontvangt 14 dagen na de taxatie zijn geld, on-verschillig of de wol al dan niet is verscheept.

Het Britsche Gouvernement heeft zich thans (Juni
1918) ten aanzien van de Australische regeering ver-

bonden om de wol-,,clips” van Australië aan te koo-
pen voor den duur van den oorlog en een jaar daarna

te beginnen op 1 Juli na het einde der vijandelijk-
heden. De prijs is 1534 d. per lb. voor vette wol en de

Australische wolprodueenten zullen tot een beloop van
50 pOt. deelen in eventueele winsten, die op den ver-koop van wol ten behoeve van andere dan Gouverne-mentsdoeleinden zullen gemaakt worden.

De mijnindustrie sloot het jaar 1915 met een totale
productie van £ 23.568.000 (1916 – £ 22.397.000),
waartoe de goudmijnen bijdroegen voor £ 8.270.000
(1916 – £ 7.075.000), zilver en lood voor £ 3.514.000
(1916 – £ 3.530.000), koper voor £ 3.036.000 (1916
– £ 4.625.000), tin voor £ 807.000 (1916 – £ 901.000),
zink voor £ 1.112.000, steenkool voor £ 4.118.000 (1916

– £ 4.278.000), ijzer voor £ 267.000, cokes voor
£ 313.000 en edelgesteenten voor £ 8.000.

De uitvoer van bevroren vleesch herleefde in 1916/17,
deze nam van £ 4.700.000 tot £ 5.800.000 toe. Wat

dezen uitvoer betreft, treden de regeeningen van de

onderscheidene Staten namens het Keizerljke Brit-
sche Gouvernement als koopers op tegen zekere vast-
gestelde fob-prijzen. De schikking is sedert 1915 in
werking en zal voortduren tot de derde maand na
den oorlog. Het systeem van gouvernementscontrôle

in den vleesehhandel breidt zich voortdurend uit tot
andere bevroren producten.

Dat de Australische nijverheid sedert 1910 ongetwij-feld is vooruitgegaan, ook tengevolge van de velerlei
omstandigheden, die den aanvoer van overzee zoo
zeer bemoeilijken,
blijkt
uit het navolgende overzicht,
uitgedrukt in £, voor zoover de
cijfers
niet het aan-
tal weergeven.
1910 1914
1915
Aantal fabri.ken
13.850 15.428
15.092
werklieden
287.000 332.000
321.000
Uitbetaalde bonen
23.871.000
34.104.000
33.211.000
Grondstoffen ……
72.796.000 99.789.000
102.776.000
Tot.productiewaarde
120.860.000 166.450.000
169.087.000
Waarde van land en
gebouwen
29.513.000 39.128.000
39.319.000
De machines enz.
28.977.000
41.445.000 42.277.000

1)

[Zie No. 131,
pag.
587.

lIed.]

1012

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

13 November 1918

Men is in het algemeen geneigd Australië in hoofd-

zaak als een land voor landbouw en veehouderij te be-

schouwen, eene vergelijking van de cijfers der op-

brengst van nijverheid met die van landbouw en vee-

houderij, zuivel, boschbouw, visscherij en mijnindustrie

zal daarom cciie verrassing opleveren (in. duizend-

tallen £):

1903

1913

1914

1915

Nijverheid…………
36.637

61.586

62.922

62.883

Mijnwezen ……….
24.580

25.808

22.265

22.397

Landbouw…………
37.150

46.162

36.052

73.769

Veehouderij ……….
47.259

57.806

60.265

65.607
Zuivel, pluimvee enz..

15.045

20.341

21 562

21.156
Boschbouw en visseherij

4.286

6.338

6.419

5.777

Met een enkel woord. verdient de vestiging van het

hoogovenbedrijf en eene walsinrichting te Newcastle

(N. Z. W.) vermelding. De Broken Hill Proprietary
Co. Ltd., de grootste mijnbouwmaatschappij in Austra-

lië, richt er staalfabrieken op, waarin thans een

kapitaal van omstreeks
2i/
millioen £ is belegd. Oor-

spronkelijk opgericht voor het maken van rails, wordt

nu ook op groote schaal o. m. constructiestaal (b.v.

stalen platen voor den door de federale Regeering ter

hand genomen scheepsbouw) vervaardigd. Het ijzer-
erts wordt verkregen van Iron Knob in Zuid-Aijstra-

lië, kalk van N. Z. W., Tasmanië en Zuid-Australib

en cokes van de Newcastle (N. Z. W.)-steenkool.

In een land nl Australië, weiks ontwikkeling in

zekere ma.te van spoorwegaanleg afhankelijk is, was

de vestiging dezer industrie van het allergrootste be-

lang. Australië heeft zich thans niet alleen onafhan-

kelijic van het buitenland gemaakt, wat den invoer
van rails betreft, doch levert thans zelf aanzienlijke

voorraden aan Zuid-Afrika en ook aan het Vereenigd

Koninkrijk.
De Trans-Australische spoorweg, waarvan de aanleg
in September 1912 werd begonnen, is grootendeels

met Australisch staal gebouwd. Deze
lijn
verbindt het

Zuid-Australische spoorwegnet te Port Augusta met
dat van West-Australië te Kalgoorlie, een afstand van

1000 mijl en zoodoende is het mogelijk geworden om

per spoor door alle hoofdsteden van de Staten van
den Statenbond te reizen van Geraldton in West-

Australië naar Rockhampton in het Oosten.
De regeerung van den eilaudstaat Tasmanië besloot

tot het uitvoeren van het ,,Grootemeren-plan”, waar-
door die wateren gebruikt zullen worden voor het
leveren van electrischen stroom voor verlichtings- en

krachtdoeleinden.
De Federale regeering is overgegaan tot het oprich-

ten van eene Australische metaalbeurs, die het moge-
lijk maakt, de contrôle van de metaalindustrie in
Australische handn te houden en verder dient om

nationale en individueele belangen met elkander. in

overeenstemming te brengen.

INGEZONDEN STUKKEN.

ÖNZE STAATSLEENINGEN.

In No. 149 van dit weekblad betwijfelt Mi. Dr. Ant.
van Gijn of de door mij in No. 147 gegeven koersno-
teeringen van de Neci. Staa.tsobligaties en de pand-

brieven der Rotterdamsche en Nationale Hypotheek-
bank mij het recht geven fe concludeeren, dat de
staatsleeningen meer in. koers zijn gedaald dan deze

mndhrieven.
ik gaf de volgende koersnoteeringen:
Middenkoers
1912/1913:
334 pOt. Staatsleening…..
91,47
334 Rotterd. Hyp. BaaR
91,81
334 ,, Nation. Hyp. Bank
92,64

Een drietal fondsen du§ die, v66r de oorlogsieenin-
gen gesloten werden, ongeveer gelijk noteerden.
Daartegenover gaf ik de hutdige koersen van de
sedert gesloten oorlogsleen.iugen en van de beide
pandbrieven van het overeenkomstige rentetype:
Koers
15
October
1918: 4
pOt. Staatsleening
.
……..31
1
,4

4
Rotterd. flyp. Bank ..
9234
4
,, Nation. flyp. Bank ..
94
34

Eocrs 15 October 191.8:
434
pCt. Staatsleening ……87
41
,4 ,, Botterd. Uyp. Bank
901,4
434

Nation. Ilyp. Bank
98

Ik trok uit deze cijfers de volgende conclusie:

Vergelijkingen als deze zijn uiteraard slechts volledig,
,,wanneer men tevens de verschillen in aflossing en de vei

,,dere factoren van deze soort, die op den koers invloed
,,kunnen uitoefenen, in rekening brengt. Niettemin blijft
,,het feit bestaan, dat, gelijk deze cijfers doen zien, de
,,Staatsleeningen van 4 pot. en 41,4 pOt. meer dan 10 pOt.
,,beneden de Pandbrievea dci Rotterd. ]].ypoth. Bank zijn
,gedaald.”

Neen, zegt Mr. v. G., uwe vergelijking is volkomen

onzuiver; deze paudbrieven zijn in .de laatste
234
ii 3

jaar zoo sterk uitgeloot, dat bijv. het rendement van

de 4 pOt. Rott. Pandbrieven a 91 püt. even groot is

als van de 4 pOt. Staatsleening i 82 pOt. Van de ook in de vergadering van de Vereeniging voor de Staat-

huishoudkundc en de Statistiek geuite bewering, dat

de Staatsschuld lager staat dan de Pandbrieven, blijft

dus niet veel over.
1)

Voor een oogenblik aannemende, dat die rende-

ments-berekening juist ware, dan zou ik in de eerste
plaats willen vragen: Was in 1912/1913 de uitlotungs-
kans der Pandbrieven ook niet grooter dan die der

Staatsobligaties en stonden de koersen toen niettemin
volgens het gegeven staatje gelijk? Maar, in de tweede plaats, laten wij dien uitlotings-

factor eens aooveel mogelijk uitschakelen en laten wij

eens nemen het staatje der
434
pOt. leningen, waarop

de Pandbrieveu dicht bij pari ston.den en waarvan
het voordeel van uitiotung dus minimaal is; vo]gens

den geachten schrijver zoudeu dus de
434
pOt. Staats-

leening en de 434 pOt. Pandbrieven ongeveer gelijken

koers moeten hebben. De Staatsleening staat echter,

zoonis het staatje aanduid.t, ruim 10 pOt. lager; juist
zooals ik beweerde.
Trouwens, is het eigenlijk geen overbodigheid te
demonstreeren, dat een 4 pOt. fonds, dat in 1917 is
uitgegeven tot 97 en in 1918 op 8134 staat, meer clan

normaal is gedeprecieend? Zou het noodig zijn dit
nader aan te toonen, zoo niet iemand als Mr. v. G. dit had in twijfel gesteld?

Nu het wetsontwerp der Staatsleening inmiddels is ingediend, zij het mij vergund op te merken, dat daarin gemist wordt eene bepaling omtrent de niet

converteerbaarheid gedurende een aantal jaren. De
krasse termen, waarin Mr. v. G. zich uitlaat over de
conversie der 5 pOt. leening van 1915, bevestigt mij
in
mijne meening, dat een
dergelijke
bepaling nooclig
is om liet gesohokte vertrouwen in een 5 pOt. leening
te herstellen.
Ook ben ik het met .de geaohten schrijver eens,
dat het een groote verbetering is, dat in het ontwerp
van Mr. de Vries ook de hoogere inkomens als reden
tot verplichte inschrijving worden opgenomen, ter-
wijl ik met genoegen constateer, dat ook mijne ziens-
wijze, dat de vermgensgiens van
f
75.000 lager ge-
steld kan worden, door
Mr.
v. G. wordt gedeeld.

1)
Aangezien de geachte schrijver de becijferingen, waarop
(leze bewering gegrond is, niet volledig aangeeft, kunnen
deze door mij niet worden beoordeeld. Alleen meen ik te
moeten opmerken, dat het . rendement van een fonds
zich
niet stelt naar de uitloting van de laatste 21,4 of 3 jaar,
maar nai de uitloting, die in de volgende reeks van jaren
vermoedelijk geschieden zal. Bovendien is onjuist de zin-
snede: ,,Van de
4
pOt. Staatsleening bedraagt de aflossing
1
,4
pCt.” Immers na
1930
is die aflossing buitengewoon
hoog; zoo hoog, dat de leening in
1941
geheel is afgelost,
een factor, die allerminst buiten beschouwing mag blijven.
Het berekenen van het rendement eener obligatie is een
ingewikkeld wiskuustig vraagstuk, een vraagstuk, vooral
van veel beteekenis als de koers zich
18
pCt. van pan ver-
wijdert, doch dat schier onoplosbaar wordt bij onzekere
aflossing en bij de mogelijkheid van tusschentijdsche con-
versie. Het beleggend publiek, is dan ook allerminst compe-
tent dat rendement anders dan met een ruwen greep te schatten. Dat het zich daarbij niet al te veel laat leiden
door ,,vogels in de lucht” is nog niet zoo onverstandig.

13 November 1918

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1013

Beslist kant ik mij echter tegen zijne meening, dat

de gedwongen Icening een ,,prachtig” middel voor

reclame en dwang is. Dat het een krachtig middel is,
geef ik toe; dat het in sommige omstandigheden een
onontbeerlijk middel
zou
kunnen zijn, vordt door mij
niet ontkend; doch ,,prac.htig” en ,,stok achter de

deur” zijn bij mij antipoden. Wat met dwang verkre-

gen wordt, wreekt zichzelf veelal later en niet het
minst in deze materie.

Daarom zou het van zoo groote beteekenis zijn,
indien d&leening op zoodanige condities werd uitge-geven, dat zij voor een zeer groet deel of geheel door
de preferente inschrijvingen werd genomen, zoodat de
inschrijvingen onder dwan.g buiten beschouwing kun-

nen blijven en de koers onzer Staatsleeningen niet

door een groot aantal niet geclasseerde obligaties nog meer wordt gedrukt.

Het standhouden van den koers onzer Staataschuld
is een zeer belangrijke zaak, ook omdat later nog aan-
zienlijke bedragen geleend moeten worden.
Haag, 9 November 1918.

J. VAN DUSSELDORP.

In No. 149 der Economisch-Statistische Berichten
d.d. 6 November 1918 komt een ingezonden stukvoor
van Prof. Mr. Dr. Ant. van Gijn, waaiin deze beschou-

wingen bestrijdt, in een vorig nummer ontwikkeld
door den heer J. van Dusseidorp. Deze laatste be-
toogde, dat onze Staatsleeningen in vergelijking met
enkele andere eerste-klasse fondsen laag staan. De-
zelfde meening was reeds in het nummer van 30 Oc-
tober I.I. geuit door Jhr. Mr. L. H. van Lennep en

door mij in de jongste vergadering der Vereeniging
voor Staatshuishoudkunde en Statistiek. Ik herhaalde
haar in een dagbladartikel, gedagteekend 4 November

en geplaatst in ,,Het Vaderland” van 7 November 1.1.

Daar het punt van actueel belang is met het oog
op de emissie der nieuwe 5 pCi. Staatsleening,

wenseh ik met een enkel woord aan te geven,.waarom
ik mij gerechtigd acht, de zienswijze, die ook de mijne
is, tegenover die van Mr. Van Gijn te handhaven.

Mr. Van Gijn schrijft het feit, dat de pandbrieven
der Rotterdamsche en der Nationale Hypotheek-ban-

ken hooger staan dan de. obligaties der Staatssohuld,
toe aan dc grootere uitlotingskansen van eerstbedoelde
fondsen en acht daarmede het koersverschil ten volle
verklaard; onderstelt voorts, dat de voorsprong, die

in den laatsten tijd de gemeenteleen.ingen op de
Staatsleeningen hadden, eveneens .uitsluitend een ge-
volg is van de betere aflossingskansen, en is van oor-deel, dat het geheele betoog om den abnormaal lagen

koers der Staatsleeningen te verklaren, kan vervallen.

Tot zijn conclusie komt •de schrijver na te hebben
geconstateerd, dat de Nationale Hypotheekbank in de
laatste 2% jaar van k-aar 4 pOt. pandbrieven gemid-
deld ii pOt. heeft afgelost, de Rotterdamsche Hypo-
theekbank in de ]aatste 3 jaren ongeveer 6 pOt. ge-middeld. Bij do tegenwoordige koersen – aldus be-

cijfert Mr. Van Gijn – heeft men, de aflossings-
kansen medegerekend, van zijn 4 pOt. pandbrieven

ongeveer een gelijk rendement gemaakt als van zijn
4 pOt. Staatsleening, waarvan de aflossing voorshands
slechts
1%
pOt. bedraagt. Er blijft dan ook z.i. van
dc bewering, dat de Staatsschuld lager staat, niet veel
over.

Deze bewijsvoering steunt op de onderstelling, dat
het publiek bij de keuze van beleggingen het rende-
inent der verschillende fondsen op dezelfde wijze
nacijfert als de geleerde schrijver deed. Doch dit is
u. f. het geval niet.

Ongetwijfeld komt het aan den koers van een
fonds, dat beneden pari staat, ten goede, wanneer men
weet, dat het ruim uitloot. Oeteris paribus zal men

de voorkeur geven aan een belegging, waarbij men de
zekerheid heeft, dat men zijn geld binnen niet te
]angen tijd
t
pari terugkrijgt. Sommige onzer hypo-
theokba.nken loten, naarmate aflossingen op hare

hypotheken binnenkomen, op ruime schaal pandbrie-
ven uit; andere steunen den koers door inkoop ter
beutrze. Deden zij noch het eene noch het andere dan

zouden pandbrieven als belegging minder gezocht en
dus minder hoog genoteerd zijn. Hierover kan geeii

verschil van meening bestaan. De vraag is slechts,,
of de onzekere uitlotingskansen de rol spelen, die Mr.

Van Gijn daaraan toekent. Dit nu meen ik te mogen
ontkennen, ware het alleen omdat
zij
onzeker zijn. Hot
publiek weet nooit vooruit, welk percentage aan

pandbrjeven van een bepaalden rentevoet de hypotheek-

banken, die hare uitlatingen regelen naar de aflos-
singen, welke zij van hare dehiteuren ontvangen, wl-

len aflossen en kan dus de aflossingskansen niet in

den koers disconteeren op de wijze, waarop Mr. Van

Gijn dit op grond van gegevens over een verstreken
tijdvak berekent. Bovendien hebben de uitlotings-
kansen uit den aard der zaak de overgroote meerder-

heid der beleggers, die bezitters zijn van slechts enkele
stikken, moer theoretische dan practische waarde.

Evenmin vraagt de Average-belegger bij den inkoop
van obligatiën eener gemeenteleening, hoe het precies
met de aflossingskansen daarvan staat. De voorwaar-
den en termijnen betreffende de aflossing ]oopen hij

de leeningen ook eener zelfde gemeente veelal belang-
rijk uiteen. Zelfs de meeste cemmissionnairs in effec-

ten kunnen de in dit opzicht zoo verschillende voor-waarden van uitgifte niet uit elkander houden. Wan-
neer een instelling, als de Rijkspostspaarbank, het Pen-
sioenfonds voor weduwen en weezen van Burgerlijke
Ambtenaren of een groote Levensverzekeringmaat
schappij een gemeenteleening in haar geheel neemt,
wordt ongetwijfeld ook het aflossingsplan nauwkeurig

bezien en na gemaakte becijfering ten aanzien van
het rendement, het bod daarnaar geregeld. Maar wie
ter beurze de obligatie eener gemeente koopt, geeft
zich geen rekenschap ‘van het percentage, hetwelk de
aflossingskans vertegenwoordigt en het kantoor, dat hem zijn stuk levert, zou niet zelden in verlegenheid
gerakenals de cliënt die vraag stelde. Alleen wanneer
bekend is, dat de termijn, waarvoor een bepaalde lee-
ning is afgesloten, ten einde spoedt, zoodat de betrek-
kelijk weinige nog loopende stukken dier leening bin-
nen enkele jaren
L
l)ari moeten worden afgelost, gaat
de aflossingskans belangrijk op den beurskoers invloed

oefenen. Maar in het algemeen gaat het beleggend
publiek niet te werk op de door Mr. Van Gijn onder-
stelde wijze. Eene, niet altijd even gemotiveerde voor-
keur voor een bepaalde soort van belegging en het
rendement op den koers van aankoop, zijn de doorslag-
gevende factoren.

Een argument, dat mi. klemmend is, v66r mijne
stelling en tegen die van Mr. Van Gijn ontléen ik aan
de heursnoteeringen uit den tijd toen de koersen der 4% pOt. en 5 pOt. beleggingen zich nog boven pan
bewogen. Was het juist, dat de uitlotingskansen voor
den koers der pandbnicven van onze groote hypotheek-
banken de beteekenis hadden, die Mr. Van Gun daar-

aan toekent, dan zou dit ook moeten blijken uit de
notecringea boven pan. Immers even gunstig als een
groote aflossingskans werkt zoolang een fonds onder
pari staat, even ongunstig moet zij werken, zoodra die
koers wordt overschreden.

Welnu, op 1 Mei 1917 stonden de 5 pOt. pandbrie-
ven der Rotterdamsche Hypotheekbank 103% pOt., de 5 pOt. Staatsleening 101 pOt.; de 4% pOt. pand-
brieven van de genoemde instelling 101% pOt., de
4% pOt. obligaties der Staatsschuld 100% pOt. Drie
maanden ]ater waren deze verhoudingen nog ongeveer
dezelfde (5 pOt. Rott. Hyp. Bank 103 pOt., 5 pOt.
Staat 101% pOt.; 4% pOt. Rott. Hyp. Bank 101%
pOt., 434 pOt. Staat 100’/io pOt.). Had het publiek re-

kening gehouden met het feit, dat de Rotterdamsche
Hypotheekbank ruim pleegt af te lossen, dan zou niet
juist dit fonds een paar punten hoven de Staatslee-
ninig en vrijwel de hoogste plaats op de geheele effcc-
tenlijst hebben bereikt. En wanneer de belegger met de

1014

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

13 November 1918

aflossingskansen blijkbaar weinig rekening hield toen

de benrskoers boven pari stond, is het dan aan te ne-

men, dat het tegenwoordige groote koersverschil tus-

schen de Staatsobligaties en de pandbrieven uitslui-

tend uit de aflossingskansen is te verklaren. Ik zou

die vraag ontkennend willen beantwoorden.
De stijging van den rentestand is uit den aard der

zaak de oorzaak van de daling der koersen langs de

geheele lijn. Maar het feit, dat de Staatsleening in

een vijftiental maanden 11
it
12 punten verloor tegen-

over de pandbrieven der genoemde hypotheekban-
ken slechts ongeveer 3, is niet uit de wereld te pra-

ten door op het verschil in de aflossingskansen te’

wijzen. Al is het op dit moment wenschelijk, de aan-

dacht te vestigen op alle factoren, die eene te pessi-

mistische stemming ten aanzien van onze Staatsfond-

sen kunnen voorkomen, het schijnt mij anderzijds ver-

standig zich er rekenschap van te geven, dat onze

Staatsschuld aan populariteit bij het beleggend pu-

bliek heeft ingeboet.
Deze beschouwiïigen zijn onafhankelijk van de ge-

wichtige gebeurtenissen van den dag. •De invloed

daarvan op de Staatsschuiden in liet algemeen en de
vraag, of de emissie der nieuwe 5 pOt. Staatsleening

voorshands niet ware uit te stellen, wensch’ ik onbe-

sproken te laten.
PATIJN.

‘s-Gravenhage, 11 November 1918.

De heer Van Dusseldorp heeft wil van zijn be-

schouwingen onder dit hoofd in het nummer van 23

October. Hij is de eerste, die even de zeer eenvoudige

berekening van de koersdaling onzer staatsleeningen,

in eene ronde som uitgedrukt, gemaakt heeft, en hij,
koos een zeer goed moment om het te doen, want ter-
wijl hij nog met een bedrag van
f 100.000.000
opzien

kon verwekken, kunnen zijn navolgers het al niet ver-

der brengen dan
f
85.000.000.
Edoch, de heer Van Dusseldorp begaf zich op het
glibberig terrein van koersvergelijking en hoewel hij

getracht heeft zich te dekken door ,,en passant” er

op te wijzen, dat zijn vergelijkingen niet geheel zuiver

waren en slechts volledig hadden kunnen zijn, wan-

neer men tevens de verschillen in aflossingsregeling

en de verdere factoren van deze soort in rekening had gebracht, heeft dit hem in de oogen van den heer Van
Gijn niet mogen baten, en mee’doogen}oos noemt deze
des heeren Van Dusseldorp’s resultaten in plaats van

,,niet geheel zuiver”, ,,volkomen onzuiver”!
Er zijn echter een paar punten in de redeneering

van den heer Van Gijn, die aan duidelijkheid te wen-
schen overlaten. Ten eerste dit: Om te bewijzen, dat
de staatsleening (op 82 pOt.) op den keper beschouwd

niet lager staat (incredibile dictu) dan de pandbrie-
en van hetzelfde rentetype der Nationale Hypo-‘
theekbank en der Rotterdarnsche Hypotheekbank (op
resp. 92 pOt. en 91 pOt.), berekent de heer Van Gun
de rendementen van alle drie met inachtneming der
aflossing, en komt tot liet resultaat, dat het rende-
ment van de staatsleening niet hooger is dan .dat der

beide pandbrieven. Wanneer men nu bij gelijke rente-

type doch bij verschillenden koersstand, als gevolg van
dp verschillen in aflossing per saldo hetzelfde rende-
ment van zijn geld krijgt, beteekent dit dus dat de

desbetreffende obligatiën – door de beurs – als ge-
lijkwaardig worden aangezien ,,door de beurs”, doch

dit is slechts een subjectieve beoordeeling, die niet
altijd een juiste aanduiding van de intninsieke waarde
behoeft te zijn en in de meeste gevallen dit dan ook
niet is. De beurs schijnt in dit geval juist zooals de heer Van Gijn te rekenen, namelijk alsof de 4 pOt.

staatsleening, met
1/
pOt. per jaar aflovsend, eerst

in 400 jaar afgelost zal zijn, terwijl toch inderdaad,
door de versterkte aflossing na 1937, dit reeds bin-
nen 27 jaar het gbval zal zijn. Trouwens ‘de heer Van
Gijn herinnert er in een noot aan, dat de aflossing

,,voorshands” slechts
Y4
pOt. per jaar is. Maar waar

blijft de factor van de versterkte aflossing in de be-

rekening?

Ten tweede: het is wel waar, dat in de laatste jaren

de pandbnieven der genoemde hypotheekbanken zeer
sterk uitloten, doch dit is een gevolg van de aanzien-
lijke aflossingen op hypotheken ontvangen. Op het

oogenblik van uitgifte van de 4 pOt. staatsleening
noteerden de 4 pOt. pandbrieven 97 pOt. terwijl de

aflossing bij de Rotterdamsche Hypotheekbank over

1915 4 pOt. bedroeg. Het rendement op zulk een pand-

brief was dus 25 pOt. Dat van de staatssehuid, even-

eens geëmitteerd tegen 97 pOt., was nog geen 4,14

pOt. Dan valt het dus geheel in den betoogtrant van

den heer Van G

ijn wanneer men beweert, dat die koers

van 97 pOt. destijds te hoog was en wel, omdat het

rendement lager was, evenals hij nu aantoont, at de

koers niet te laag is, omdat het rendement niet hooger

is, dan dat van genoemde pandbrieven. Inderdaad
wanneer de heer Van G. aantoont, dat de koers van

82 pOt. bij de staatsleening eigenlijk gelijk staat met
koersen van 92 en 91 pot. der genoemde pandbrieven,

is het niet te begrijpen, dat de Minister van Finan-
ciën – wiens opvattingen ten deze destijds toch wel
met die van den heer Van Gijn overeengekomen zullen

hebben – in 1916 een emissiekoers van 97 pOt. vast-

stelde toen de bewuste pandbrieven ook 97 pOt. no-

teerden en 4 pOt. Gemeente Amsterdam slechts

94 pOt.

Ten derde is er een onduidelijkheid in de le noot,
waarin de heer Van Gijn bij het berekenen van een

ren’dement een verschil schijnt te maken tussohen het
toepassen van het •aflossingspercentage slechts over

één jaar, of bij voortduring. Deheer Van G. zegt:
,,Het spreekt van zelf, dat als men mocht aannemen,

dat de 4 pOt. Pandhnieven der Nationale Hypotheek-

bank
voortdurend
met 11 pOt. per jaar werden ‘afge-

lost liet rendement bij aankoop tegen 92 pOt.
veel
hooger
,zoude zijn dan de genoemde 5,3 pOt. Ik nam

echter aan, dat men zulks maar voor 1 of 2 jaar, ver-

onderstelt.” Dit neemt niet. weg, dat de heer Van
G. het rendement slechts op één gegeven tijdstip en

met één aflossingspercentage berekent en hoe men
dit anders zou kunnen doen en de in den loop der

jaren wisselende aflossing als factor in de bereke-
hing zou kunnen brengen, is mij niet duidelijk. Trou-
wens als men aan het narekenen gaat, ziet men, dat
hier iets in de redeneering niet in orde moet zijn.
ant nemen wij nu eens aan, da-t een 4 pOt. Nationale

Hypotheekbank binnen 9 jaar wordt afgelost
en
ge-

kocht wor.dt tegen 92 pOt., dan zou men toch in de
eerste plaats op grond van het feit, dat de koers 8 pOt.

onder pari is een rente van zijn geld maken gelijk aan
4,35 pOt. en bovendien gemiddeld in 9 jaar 8 pOt.
terugontvangen, d.i. per jaar 0,89 pOt. Deze gemid-
delde jaar] ij ksche aflossingspreinie wordt echter ge-kweekt op een betaling van 92 pOt. van ‘het nominale
bedrag, op 100 pOt. zou zij dus 0,95 pOt. uitmaken,
hetgeen vermeerderd met 4,35 pOt. juist 5,30 pOt.
rendement geeft. Dit percentage stemt volkomen ofver-
een met het door den heer Van G. berekende en het
is dan ook niet duidelijk op welke wijze de heer Van

G. op een
nog veel hooger
rendement zou willen

komen.
Ten slotte . nog enkele opmerkingen over de a.s.
leening. Waarom zou men teneinde haar ‘zoo aantrek-
kelijk mogelijk te maken er niet toe overgaan toe te

staan, dat de sc’huldbekentenissen
it
pan – of althans

tegen den koers van uitgifte – in ‘betaling gegeven
kunnen worden voor zekere categorieën van belastin-
gen, zocals b.v. oorlogsvinstbelasting en verdedigings-
belasting? Dit zou een reëele vraag er naar uitlokken.
En waarom zou men het instituut van ,,Sperre” niet
invoeren . of ,,blokkeering”, m.a.w. bepalen, dat de
koers voor die inschrijvers, die zich verbinden huii
stukken binnen zekeren tijd niet aan de markt te bren-
gen 4 h 1 pOt. lager zal
zijn
dan voor de andere

inschrijvers?
T. MEES P.RN.

13 November 1918

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1015

5.

REGEERINGSMAATREGELEN OP

HANDELSGEI3IED.

Distributie van rundvieesch. Bij
circulaire van den Minister is ter kennis van de bui-

gemeesters gebracht, onder welke voorwaarden met
ingang van
18
November de rundvleeschdistributie
een aanvang zal nemen. De runderen, voor de distri-
butie bestemd, zullen voor een combinatie van ge-

meenten worden geslacht in éôn centrum-gemeente; als zoodanig
zijn
216
gemeenten aangewezen. Het
rantsoen bedraagt
0,2
K.G. per week per inwoner
boven 1 jaar; daarvoor zullen per week
8000
runde-
ren noodig zijn. De gemeenten ontvangen boven het

aldus bepaalde rantsoen ten hoogste 10 pOt. voor ver-

bruik in restaurants, gaarkeukens, enz. en tot een
maximum van
24
K.G. per 1000 inwoners per vier
weken voor verstrekking aan zieken.
Nieuwe maximumprijzen zijn vastgesteld; in den

kleinhandel voor eerste soort
f
3,50, voor tweede soort

f 2
per K.G.; voor den laatsten prijs moet 75 pOt.
van het vleesch verkocht worden; slechts
25
pOt. mag
tegen den hoogen prijs worden afgeleverd.

Gesteriliseerd vleesch. De maximum-

prijs voor gesteriliseerd vleesch is vastgesteld op
f
1,20
per K.G.

Verduurzaamd vleesch. Onder intrek-
king der beschikking van
12
Januari j.l. is het ver-
boden vleesch van runderen, paarden, varkens, scha-pen en geiten te verduurzamen, terwijl na
15
Decem-
ber verboden is de aflevering en het vervoer van ver-
duurzaamd vleesch.

Slachtafvallen. Eene nieuwe regeling is ge-
troffen voor aflevering en verwerking van alle run-
derslachtafvallen; .nieüwe maximumprijzen zijn vast-
gesteld.

Lever- en bloedworst. Nieuwe maximum-
prijzen zijn vastgesteld voor leverworst en bloedworst.
Vervoer van hooi en stroo. Nogmaals
wordt ter kennis van belanghebbenden gebracht, dat
gedurende de distributie van den oogst
1918
het ver-
voer van hooi en stroo zonder vervoerhewijs verboden
moet blijven, terwijl ook van opheffing der
Hooi-
bureaux en der N.V. ,,Bieta” geen sprake ku zijn.
Rantsoenoering. Bij de distributie van
levensmiddelen, door het Rijk werd tot dusverre de
methode gevolgd, dat elke gemeente gerantsoeneerd
werd volgens haar inwonertal, waarbij aan het ge-

meentebestuur vrijheid werd gelaten, een hooger rant-
soen beschikbaar te stellen, mits de aanwezige voor-
raden daartoe gelegenheid gaven. Dit stelsel wordt
thans verlaten. Onder geen omstandigheid zal een
gemeentebestuur aan de bevolking een hooger rant-

soen mogen verstrekken, .dan van Rijkswege per inwo-ner wordt toegekend.

Distributie- en crisisrechtspraak.
Bij K.B. van
21
October j.l., Staatsbiad No.
572, is
op grond van de wet tot instelling eener bijzondere
rechtspraak in distributie- en andere crisiszaken, een

reglement voor deze zaken vastgesteld. Er zullen zijn
9
distributie-gerechten van eer’sten aanleg, terwijl als
centraal distributie-gerecht optreedt de Centrale Raad
van beroep te Utrecht..
Verhoogingbroodrantsoen. Inverband
met nieuwe toezeggingeif in zake den aanvoer van
broodgraan, heeft de regeering op 11 November be-
sloten het broodrantsoen opnieuw te verhoogen en
wel tot 300 gram per dag, terwijl ook de qualiteit van
het brood aanzienlijk verbeterd zal worden.

Rijkskanto.oi Afvalstoffen Land-
b o u w. De Minister van Landbouw heeft ingesteld
een Rijkskantoor voor verzameling van afvalstoffen
voor veevoeder en mest (voor den landbouw, in het

kort aan te duiden als: Rijkskantoor voor Afvalstoffen
voor den Landbouw (R.A.L.).
S i
g a r e n. Tot beschikbaarstelling van goedkoope
sigaren, de z.g. eeniheidssigaren, zal niet worden-over.
gegaan.

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.
N.B.

beteekent: Cijfers nog niet ontvangen.

GËLDKOERSEN.

BANKDISCONTO’S.

1

9 November
1918
20
Juli
1914

2

(Disc. Wissels.
Ned.
411
2
sedert 1Juli ’15
3
1
/28edert23
Mrt. ’14 Bel.Binn.Eff.
BankVrschiflRO
4
1
/1

1

,,

’15
4

23

’14
51/1

,,

19Aug.’14
5

,,

23

’14
Bank van Engeland
5

,,

5 Apr.’17
3

29 Jan. ’14
Duitsche Rijksbaak
5

,,

23Dec.’14
4

,,

5Febr.’14
BankvanFrankrjk
5

,,

21Aug.’14
3
1
!2

,,

29Jan.’14
Oosteur. Hong.
Bk.
5

,,

12 Apr.’15
4

,,

12 Mrt. ’14
Nat. Bank v.Denem.
5

,,

9 Juli’15
5

6 Febr.’14
Zweedsche Rijksbk.
7

,,

20Mrt.’18
4
1
/s

,,

..

6

,,

’14
Bank v. Noorwegen
6

14Dec.’17
4
1
!,

,,

11

,,

’14
ZwitsersôheNat.Bk.
5’/,

,,

3 Oct. ’18
31/2

,,

19

,,

’14
Bank van Spanje..
4

22 Mrt.’17
.41/
2



Bank van Italië..
5

,,

10Jan.’18
5

9 Mei
’14
Feder. Res. Bk. N.Y.
34-4k



Javasche Bank….
3’/3

,,

1 Aug.’09
31/t

i
Aug.’09
OPEN MARKT.

Data
Amsterdam
Londen
Part.
I

Berlijn
Part.
11arij,
Part.
N. York
Cali-
Part.
Prolon-
dtsconlo
gatte
dtsconto
disconto
disc.
moncy

9 Nov.

’18
38/1/
4
317/8,
4/

5/4-6
1)
4-9 N. ’18
3’/4/4
4


327/82
4-
1
/e

5-6
28O.-2N.’18
3
1
/2_4
3’i-5
317/,,

5-6
21-26 0.

18
31/-4
31/
4
…41/
3171,,
4…1/

58/46

5-10 N. ’17
31/
34
4″/92
4-‘/

32/2.4
6-11 N. ’16
2’/-‘/
2-
3
/

.
5
19
/12
4-‘/

2’/-1/2

20-24Jul.’14
3’/a’/i
2/-/
2
1
/-
8
/
2
1
/t-
1
/,
2
3
1
1
9
/-2
1
/3
1)
Noteering van 8 November.

WISSELKOERSEN.

WISSELMARKT.

De bij het naderen van den vrede verwachte sterke fluctuaties van de wisselkoersen zijn uitgebleven. De hausse-beweging van
de ententewissels is reeds-eenige weken geleden ingetreden bij
het eerste vooruitzicht op den vrede. De verwachting, dat
,00k voor -marken en kronen een rijzing zou intreden, zoodra de oorlog geëindigd was, is verijdeld door de revolutionnaire
bewegingen, welke zich in de laatste dagen hebben geopen-
haard. De omzetten waren dan ook tamelijk gering en er
heersehte dooreengenomen een flauwe stemming. De daling
was echter nog niet groot en bedroeg ten slotte circa
f1,-.
IDe ententewissels waren natuurlijk vast gestemd. Een groote
rijzing is echter voorloopig op deze hoogte wel niet te
verwachten. De koersen stijgen echter regelmatig.
In neutrale wissels waren de omzetten weder gering tot
circa onveranderde koersen.

KOERSEN IN NEDERLAND.-

D ata
Londen 5)
Parijs
Berlijn
Weenen
St. Pc-

burg’s)
New
York’)

4 Nov. 1918..
11.34
43.50
34.15 17.70

2.37
8
/4
5

,,

1918..
11.36
43.70
33.90 17.60

2.38
1
/,
6

1918..
11.364
43.60
33.424
1

17.50

2.381/
2

7

1918..
11.41
43.85
34.30
19.-

2.39
1
!,
8

,,

1918..
11.44
44.-
33.70 18.90

2.40
9

,,

1918..
11.45
44.-
33.32k 18.60

2.40’/2
Laagste d. w.’)
11.30
43.25
32.75
17.-

2.37
Eoogste
,,
.,, ‘)
11.47
44.10
34.75 19.10

2.41
2
Nov. 1918..
11.31
43.40
34.60
17.60

2.37′!3
26 Oct.

1918..
11.21
43.-
35.95
21.10

2.35’/4
1untpariteit.
.
12.10
48.-
•5926
50.41
1.28
2.48/4
5)
Noteering te
Amsterdam.
2)
Particuliere opgave.

1016

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

13 November 1918

D
a0

Stock.
holm’)
Kopen-
hagen’)
Chris-
tiania’)
Zwitser-
land’)
Spanje
1)
Batavia
1)
telegralisch

4 Nov. 191k
67.85
63.50
65.-
47.70

99-100

5

1918
67.50 68.75
65.-
47.70

99I-100
6

,,

1918
67.50
64.-
65.30
47.70
48.75
99
;
s
r
-100
1
1

7

,,

1918
67.50 64.50 65.50
47.90
48.75
99400

8

1918
67.40 64.55 65.85 47.95
48.50
991
8-1
00
9

,,

1918
67.30
64.30 65.75 47.95

991-1009
1

L’ste d. w.’)
67.20 63.40
64.80
47.50
48.-
99
H’ste
,,

,,

‘)
67.70
64.60
66.-
48.10
49.-
100k
2Nov. 1918
87.35
63.40
64.70
47.75 49.25
99I-100
26Oct.

1918
69.30
64.30
65.50
47.30 49.75
991-100
Muntpariteit
66.67 66.67 66.67
48.-
48.-
100

11
INoteering
te
Amsterdam.
‘1
rarucuuere opgave.

KOERSEN TE NEW YORK.

Cable
Zicht
Zicht Zicht

D
0 0
t
Londen
Parijv
Be,lijn
Amsierd.
(In
(in frs.
(in cents
(in cents
per
£)
P.
S)
P.
4 Rm.)
per gld.)

9 Nov…..1918
4.76.55
5.44’/2
nom.
41
1
I2
Laagste d.week..
4.76.45
5.44
1
/2
nQm.
41′!2
Hoogste,,

,,

..
4.76.75
5.47
nom.
41I,

2 Nov…..1918
4.76.55
5.47/4
Dom.
41
7
!,

26Oct.

…. 1918
4.76.55
5.48
nom.
42
3
/s
Muntpariteit….
4.86.67
6.18
,
/
4
95
1
/
40/16

KOERSEN
VAN DE VOLGENDE PLAATSEN OP LONDEN:

Plaatsen en
Londen
Noteering,.
eenheden
1

Oct.
1918
14 Oct.
1918

Tiiderk
l5-3i9tober
O
18

Laagste Hoogste

31 Oct.
1918

Alexandrië..
Piast. p.
£
97
3
!, 97’/o
97′!8
97
1
/8
97’15
B. Aires….
d.p.gd.pes,
50
1
110 51
1
I’)
50
1
!,,
52’I,s
51″/s
Calcutta ….
sh/d.p.rup.
116
1
!,,
1/6
1
1,
2

116

116
1
!,,
116
1
!,,
Hongkong ..
id. p.
$
31 6’/s
3/48/42)
313
8
/
314
314

Lissabon….
d.p.escudo
28
1
!,
29
28!,
30’12
30

Madrid

….
Peset. p. X, 21.89
23.16
22.62
23.37
23.31

Montevideo..
d.p.peso
62
1
1
59
1
!
59
60
1
/4
60’i

)
Montreal….
$
per
£
4.86
3
/
4.86
4.85
3
/
4.86
2
!,
4.86

R.d.Janeiro’)
d.p.milr.
12
1
/
12′,
!,
12’/,,
12
7
!6
12
3
/
Lires p.
£
30.31 30.31
30.25 30.37k
30.31

Shanghai

..
sh/d.p.tael
5/3
510 510
512
511
1
!,
Rome

…….

Singapore ..
id. p.
$
2/3
11
!,,
2/3
11
J11
2/327/
39

2/41/,,
213
3
‘!,2
Valparaiso ‘)
d.p.pap.p.
1518/,2

14
3
!,,
1311
1
,
13
13
!,,
13
5
!10)
Yokohama ..
sh/d.p.yen
2/32/4

1 213
3
1,
2/3
213
11
/,,
2/3
7
116

2)
Noteeringea op 90 dagen.
9)
Koers van 13
October.
5)
Noteering van 28_October.
4)
Noteering van
30
October.

GOUD EN ZILVER.

Sedert 29 Juli 1916 worden de dagelijksehe ontvangsten
en onttrekkingen van goud door de Bank van Engeland
tijdelijk niet bekend gemaakt.

NOTEERING VAN ZILVER.

Noteering te Londen.
te New York

9 Nov.
1918 ……..
49′!,
101
1
/6
2

,,
1918 ……..
49′!,
101’/s
26 Oct.
1918 ……..
49′!,
101′!s
19
1918 ……..
491/t
101’18
11

,,
1918 ……..
49’/,
101′!8

10 Nov.
1917…….:
43/4
86V8
11 Nov.
1916 ……..
341/t,
711!2
20 Juli
1914 ……..
24″!,,
54
1
!.

N.U.M.
Weekstaat der Nederlandsche Uitvoermaatschappij.
Voornaamste posten in duizenden guldens.

Bulten!. Debet
5 pCi.
Credit
Data
Bankiers
Schat-
I

Diverse
Schuld-
Diverse
ktstl, jij,
reken.’)
brieven
reken.’)

7 Nov. 1918..
2.381
53.200
70.400
14.661
97.887
31 Oct.

1918..
2.084
53.200
70.400
14.614
97.581
24

,,

1918…
2.063
53.200 70.400
14.514
97.560
17

,,

1918..
1.656
53.200
70.400
14.513
97.493
10

1918..
3.946
49.600
66.800
14.508
93.612
a) Beide rekeningen omvatten, behalve garantiewissels in portefeuille
tot het bedrag der buitenl. achatkiatbiljetten, in hoofdzaak garaotiewisaels
in depôt bij de Ned. Bank.

NEDERLANDSCHE BANK.

Verkorte Balans op 9 November 1918.

Activa.

Binneni. Wis.{ H.-bk. (136.864.296,951/
2

sels, Prom., B.-bk. ,,

318.906,34
enz. in disc. Ag.sch. ,, 20.191.351,23

157.374.554,521!1

Papier o. h. Buiteni. in
disconto …………………….


Idem eigen portef..
f
8.596.409,-
Af: Verkocht maar voor
de bk. nog niet afgel


Beleeningen . { H.-bk.

70.301.387,06
1
!
2
ina). vrsch
in rek.-crt. B.-bk. ,, 5.238.703,28
op onderp. Ag.sch. ,, 44.875.977,85′!2

(120.416.068,20

Op
Effecten

……
f118.909.968,20
Op
Goederen en Spec.
,,

1.506.100,-
120.416.068,20

Voorschotten a. h. Rijk
…………….,,
14.132.237,43

Munt en Muntmateriaal
Munt, Goud
……
f
79.395.080,-
Muntmat., Goud ..
,,621.034.214,58′!,
(700.429.294,58
1
!,
Munt, Zilver, enz.

,,

8.128.369,82
Muntmat., Zilver

708.557.664,40
1
!2
Effecten
Bel.v. h. Res.fonds..
f

4.991.969,32
id. van ‘!,v.h.kapit.
,,

3.869.361,18
8.861.330,50
Geb. enMeub. der Bank
…………….,,
1.770.000,-
Diverse
rekeningen ………………
,,
101.189.911,13′!,

fl.120.898.175,19
1
!s

Pauiv.
Kapitaal

……………………..
f
20.000.000,
Reservefonds

………………….,,
5.079.402,56
Bankbiljetten in omloop
…………

,,
1.018.394.740,-
Bankassignatin in omloop……….,,
1.621.988,81
1
!2
Rekening-Courant saldo’s:
Van het Rijk……
f


Van anderen
……

,,68.900.749,64′!,
68.900.749,64
1
/3
Diverse rekeningen
………………,,
6.901.294,17
1
!:

(1.120.898.175,19′!,

Beschikbaar metaalsaldo…………..
f
490.24 2.194,57
V
Op de ba8i8 van ‘Ii metaaldekking….
,,

272.458.698,88
1
!2
Minder bedrag aan bankbiljetten in omloop
dan waartoe de Bank gerechtigd
is .. ,,
2.451.210.970,-

Verschillen met den vorigen weekstand:
Meer
Minder
Disconto’s

…………….12.725.749,61
Buitenlandsche wissels

38.200,-
Beleeningen

…………..
9.130.248,28
1
!:
Goud

………………..
1.023.655,15
Zilver
39.515,55
1
!2
Bankbiljetten
7.177.430,-
Part. Rek.-Crt. saldo’s

….

10.895.876,67

Voornaamste oosten in duizenden guldens.

Data
Goud
Zticer
k

262
n-
uje,ren

Andere
opeischbare
ocnutaen

9
Nov.
1918
….
700.429
8.128
1.018.395
70.523
2
,,
1918
….
701.453
8.168
1.025.572 61.473

26
Oct.
1918
….
706.477
8.154
985.317
96.558
19
1918

706.635 8.085
990.089
80.717

12
,,
1918
….
707.517 8.065 982:13
7
73.964

5
1918
..

..
707.586
8.049
981.217
56.834
28
Sept.
1918
….
708.708
8.042
971.557
65.637
21
,,
1918

706.810
7.997
956.250
77.383
14
,,
1918
….
707.695
7.988
954.057
67.561
7
,,
1918
.

.

..
707.437
7.959
953.797
61.104
31
Aug.
1918
….
709.316
7.953
946.392
46.733

24
,,
1918
….
707.424 7.953
922.122 69.883
17
,,
1918
….
706.089
7.861
922.377 60.996

10
Nov.
1917
….
683.703
7.121
855.221
59.491
11
Nov.
1916

584.157
6.450 740.458
50.211

25
Juli
1914
….
162.114 8.228
310.437
6.198

13 November 1918

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1017

a 1)
t
0

Disconto’s

Bdee-
Beschik.
baar
Dek..
hing..
Hiervan
Totaal
Schatkist.
ningen
Metaal-
percen-
promcj,cn
saldo
lage
rechtstreeka

9Nov. 1918
157.375
128.500 126.416
490.242
65
2

,,

1918
144.649 115.500
129.546
491.672
65
26Oct. 1918
142.996
116.500
119.685
497.709
66
19

,,

1918
133.696 106.000
119.279
499.995
67 12

1918
118.290
91.000
117.106 503.772
68
5

,,

1918
110.654 89.000 112.556
507.415
69
28Sept.1918
117.418 98.000 112.782
508.671
69
21

,,

1918
113.457
94.000
101.081
507.411
69
14

1918
99.258
80.000
102.049 510.661
70
7

,,

1918
89.209 70.000
104.711
511.685
70
31 Aug. 1918
75.116
57.000
104.715 517.884
72
24

,,

1918 72.204
55.000
100.660
516.194
72
17

,,

1918
64.448
47.000
101.787
516.473
73

10 Nov. 1917
72.915
61.000
88.617
506.976
76
11 Nov. 1916
67.920 52.000
66.721
431.577
75

25 Juli 1914 1
67.947 14.300
61.686
43,521′)
54
1)
Op
de boei.
von
9
1,
inetooldekking,

Uit de bekendmaking van den Minister van Finan-
ci ë n blijkt, dat uitstonden op:

2 Nov.
1918

1

9
Nov.
1918

Aan schatkistpromessen..
f
266.570.000,-
f
277.570.000,-
waarvan rechtstreeks bij
de Ned. Bank geplaatst

115.500.000,- 128.500.000,-
Aan schatkistbiljetten . .

123.771.000,- ,, 123.720.000,-
Aan zilverbons ………..69.401.172,-

70.343.223,-

JAVASCHE BANK.

Voornaamste posten in duizenden guldens.

Naast de per mail ontvangen gegevens worden de telegrafisch
bekend geworden totaalcijfers der obligo’s
en
uitzettingen en
het beschikbaar metaalsaldo van latere data opgenomen.

Data
Goud
Zilver
8 °”

wetten

Andere
opehchb.
schulden

*t*

275.100
19 Oct.

1918
268.300
2 Nov.

1918 ………

*5* *5*
266.600

17

Aug. 1918 ……
12.668
185.216

73.345
10

,,

1918 ……
103.476
13.170
187.525

73.261

12

,,

1918………

10
.3.949

101.951
12.446 193.483

62.204
13 .JuIi

1918 …….

81.584
17.554
175.790

45.619
3

Nov.

1917 …….
4

Nov,

1916 …….
70.036 23.326 157.245

58.437
25

Juli

1914 ……
.
22.057
31.907
110.172

12.634

Data
Dis-
conto’s

Wisad,,
buiten

1

N..lnd.
betaalboa,I

1
8dec.
ningen
DIO
k
crae

n(ngenl)

1
Beschib-
t baar
metaal.
1
saldo

-;:–
kin ga.
perean.
lage

2 Nov.1918 153.100 59.100
5*5
19 Oct. 1918
151.000
58.800
***
12

,,

1918
149.400
58.900
**

17Aug.1918
25.947 65.082
45 7.580
24.259
70.8
10

,,

1918
7.521
1
24.091

1
71.630
27.752 64.712
45
13 Juli1918
8.036
22.995 172.369
24.643
63.401 45
3Nov.1917
6.843
1

33.728

1
65.961
26.942
53.644
45
4 Nov.1916
6.124
1

38.081

1
70.399
12.324
50.226
43
25Juli 1914
7.259 6.395 47.934
2.228
4.842
2
)
44
1)
bluitpost der
activa.

‘) Op de boei,
vn

metaaldekking.

SURINAAMSCHE BANK.

Voornaamste posten in duizenden guldens.

Data
Metaal
Circulalie
Andere
opel,chb.
schulden
Disconto’,
Dis.eke.
r
ningen’)

10 Aug. 1918 ..
646
1.403
931
1.153
73
3

,,

1918

..
632
1.431
1.006 1.153
849
27 Juli

1918

..
615
1.444 961
1.154 940
20

,,

1918

..
686
1.423
832
1.138
613

11 Aug. 1917 ..
797
1.252
1.066 909
569
12 Aug. 1916 ..
690
1.077
900
888
641

25 Juli

1914 ..
645
1.100
560
735 396

BUITENLANDSCHE BANKSTATEN.

Aan het eind van ieder kwartaal wordt een overzicht gegeven

van enkele niet wekelijks opgenomen banketaten.

/
BANK VAN ENGELAND.

Voornaamste posten, onder bijvoeging der Currency Notes,

in duizenden p. st.

Currencu Notes.
Data

Metaal

Circulatie
II
Bedrag
1
Goudd.
1
Goo. Sec.

64.700

***

*5*

5*5

64.203 287.585 28.500 266.704 63.397 285.340 28.500 264.160 62.997 283.771 28.500 262.160

42.390 189.944 28.500 163.620
37,172
1
139.072 28.500

107.822

29.317

Data
Gas.
Sec.
_____________

Other
Sec.
Public
Depo,.
Other
Depo,.
Re.
aeroc

Dek. hing.-
percen-
tage
t)

6Nov.’18
57.865 95.129 31.676 131.447 27.642
17,07
30Oct. ’18
57.752
95.356
29.634
133.078
28.195
17,23
23

,,

2
18
45.991
95.381
32.044
120.132
28.462 18,70
16

,,

’18
60.265
96.617
34.258
133.665
28.650
17,10

7 Nov. ’17
58.833 91.155
43.499
121.037
32.251 19,60
8Nov.’16
42.188
100.683
51.597 111.252 37.773
23’4

22 Juli ’14
11.005 33.633 13.735
42.185
29.297
52’/,

‘)
verhouding
tueschen Reeerve en
Dcpo.k..

DUITSCHE RIJKSBANK.

Voornaamste posten, onder bijvoeging der Darlehens-
kassenscheine, in duizenden Mark.

Data Metaal
Daarvan
Goud
Kassen.’
icheine
Circu-
latie

Dek.
kings-
percen.
lage
‘)

31 Oct.

1918
2.603.182 2.550.019
3.062.385 16.661.550
34
23

1918
2.681.357
2.547.308 2.910.884
16.420.768
34
15

,,

1918
2.662.929
2.549.283 2.804.239
16.079.088
34
7

1918
2.661.348 2.547.379 2.710.299 15.798.049
34
31
Oct..

1917
2.518.641
2.404.670
1.023.935 10.400.264
34
31 Oct.

1916
2.522.286 2.506.076
229.445 7.260.036
38

23 Juli

1914
1.691.398 1.356.857 65.479
1.890.895
93

1) Dekking
der circulatie door metaal en
Kaescnecheine.

Data
Wle.,tls
Rek. Cr1.

Darlehenska,,en,che Inc

Totaal
In kas bij
uitje-
de Retchs.
I

geven
bank

31 Oct.

1918
20.679.210 10.733.766
12.606.600 3.056.700
23

,,

1918
18.732.525 9.058.939
12.173.000
2.903.000
15

,,

1918
19.019.129
9.489.975 11.908.200 2.796.000
7

1918
18.893.812
9.376.311
11.705.000 2.701.900

31
Oct.

1917
11.737.052
5.686.056 6.738.500
1.012.100
31 Oct.

1916
7.877.607
3.458.360
2.528.800 218.700

23
Juli

1914
750.892 943.964

RUSSISCHE STAATSBANK.

Sedert 5 November 1917 is geen bankstaat verschenen.

6 Nov. 1918 74.092
30 Oct. 1918 73.948
23 1918 73.409
16 ,,

1918

73.197

7 Nov. 1917 56.191
8 Nov. 1916 56.495

22 Juli 1914
1
40.164

1)
nluitpoet
der
activa.

1018

ECONOMISCHSTAfISTISCHE BERICHTEN

13 November 1918

DANK VAN FRANKRIJK.

Voornaamste posten in duizenden francs.

Dala
Goud
Waaraan
in liet
Buitenland
Zilver
Te goed
in het
Buitenland

Buit .geio.
voorsch.
af d. Slaat

7
Nov.’18
5.444.711 2.037.108 319.941
***
18.800.000
31 Oct. ’18
5.443.298 2.037.108
320.127 1.382.407 18.800.000 24

,,

’18
5.441.871 2.037.108
319.828 1.434.742
18.800.000
17

,,

’18
5.439.853 2.037.108
319.554 1.529.068 18.600.000

8 Nov.’17
5.327.485
2.037.108 253.481 721.773
12.350.000
9 Nov.’16
5.009.400

325.798
894.720
6.400.000

23Juli’14
4.104.390

639.620

Wissels
Uitge-
stelde
JVis,,els

Belee-
ning
I

Bankkil-
Jelien

Rek. Cvi.
Parti.
culieren.

Rek.
r 1.
St
C
aat

89.356
1.051.502 839.123
30.820.345
2.945.781
77.833
876.990
1.052.963 824.150
30.782.046
2.876.163
175.898
.
824.644 1.053.616 818.662
30.721.055
2.909.131
35.202
841.802
1.055.134 833.347
30.630.953 2.856.535
59.497
0
736.358 1.153.626
1.125.021
22.018.321
2.679.067
-.
9.256
632.052
1.368.906 1.362.108
15.972.641 1.797.823
122.052

1.541.080

769.400
5.911.910
942.570
400.560

SOCIËTÉ GÉNÉRALE DE BELGIQUE.’)

Voornaamste posten in duizenden franes.

Datö
mcl.
buitenl. saldi

Meloöl

Beleen.
oan
kuilen!,
vorder.

Belcen.
van
prom. d.
wiuds
en
provinc.keleen.

Circu- latie

Rek.
Cr1.
saldi

17 Oct. ’18
1.216.753
100.082
480.000
97.728 1.507.912
377.440
10

’18
1.219.743
100.021
480.000
100.040 1.508.011 382.595
3

,,

’18
1.144.781
100.011
480.000
95.287 1.452.612 358.318
26Sept.’18
1.145.778 99.982
480.000 101.783
1.452.948 365.452

18 Oct. ’17
476.043
90.903
480.000
100351
1.172.474 91.204

19Oct. ‘161
352.8721 76.0331480.0001
39.8341
828.739
110.068

t)
Sedert einde 1914 met
de
functie
van circulatiebank
belast.

VEREENIGDE StATEN VAN NOORD.AMERIKA.

FEDERAL RESERVE BANKS.
Voornaamste posten in duizenden dollars.

I

I
FR.

Waaraan
1
San in

Zilver

Notes

in
Data

Goud
,

voor dekking i het bui-

cle.

circu-

F. R. Noic,
1
tenland

latie

EFFECTENBEURZEN.

Amsterdam, 11 November 1918.

Als een lawine gaan de gebeurtenissen van den laatsten
tijd over ons heen. Het zijn geweldige veranderingen, die
thans aanschouwen en die onwillekeurig herinneringen
aan den tijd van meer dan honderd jaren geleden, dien
van de Fransche omwenteling, in ons wakker roepen.
De ineenstorting van de Habsburgsche Monarchie had al
reeds op de beurzen in de landen der Centrale Mogend.hedeu
een funeste uitwerking geoefend, zooals wij in ons vorig
overzicht te dezer plaatse deden uitkomen. Doch veel krach-
tiger nog dan deze ineenstorting hebben de voorvallen in
het Duitsche Rijk zelve gewerkt. Het was reeds duidelijk,
t
dat de voorwaarden van den wapenstilstand, hoe nijpnd
deze ook mochten zijn, wel uit de handen van Generaal
Toch geaccepteerd zouden moeten worden en men had zich
ter beurze van B e r 1 ij n reeds min of meer met dit denk-
• beeld vertrouwd gemaakt, zoodat de achter ons liggende
• berichtsperiode zelfs voor enkele fondsen een min of meer
groot herstel te aanschouwen heeft kunnen geven. Dit is dan
in hoofdzaak ontstaan uit de overweging, dat het tot stand komen van den wapenstilstand het onmiddellijke voorspel
voor den vrede beteekent en het is niet te ontkennen, dat
• het vooruitzicht op eeji staken der vijandelijkheden aller-
wegen een gevoel van uiterste verlichting doet opgaan. Het
heeft betrekkelijk weinig gewicht in de schaal gelegd, tot
welke rubriek de verschillend& fondsen behoorën; over de
gansche linie was een verademing en, ,hiermede samen-
gaande, een opvoering van het koerspeil, waar te nemen.
Dit veanderde echtei in het midden der vorige week, toen
• de eerste berichten van onlusten in verschillende plaatsen
van Duitschland, beginnende met Kiel, bekend werden. On-
middellijk werd het schrikbeeld van de Russische revolutie
• opgeroepen, met haar bloedige tooneelen en haar ruw in-
grijpen op financieel en economisch gebied. Het behoeft
dan ook geen verwondering te wekken, dat tengevolge
hiervan de beurzen in het Duitsche Rijk weder tot een al-
gemeen apathische en zeer lustelooze stemming vervielen,
waarbij het aanbod zeer sterk overwegend is gebleven. Zelfs,
nu wel duidelijk is geworden, dat cle zeer diep-ingrijpende
veranderingen in het binuenlandsch bestuur hoogstwaar-
sehujnlijk tot stand zullen komen, zonder dat al te veel
wordt gewijzigd in het fijne maderwerk der maatschappij,
is de tendens niet levendiger geworden. Vooral voor
scheepvaartwaarden is dit het geval, hetgeen tea nauwste
in verband staat met de vooruitzichten, onmiddellijk na den
oorlog. Stemmen, in de landen

der Entente opgegaan,
hebben reeds verkondigd, dat het Duitsche Rijk de verlie-
zen, door den duikbootoorlog veroorzaakt, zal hébben te
vergoeden, niet in geld, doch in natura. Mocht dit werkelijk
• doorgevoerd kunnen worden, dan ziet Duitschland zich van
• vrijwel zijn geheele handelsvloot beroofd, terwijl daaren-
boven de werven nog jarenlang voor het buitenland zullen
20 Sept. ‘181
13

‘181
6

‘181
30 Aug. ‘181

21 Sept. ’17!

2.023.558
2.024.559 2.016.983
2.013.794
1.402.317

11.190.072 11.167.218 11.131.394 11.103.030

545.451

1

5.8291
1

5.8291
1

5.8301

1

5.8291

52.500!

52.481
53.173

53.168

49.934
1

53.511
1
2
.
180
.
679

2.295.031
2.245.429

2.092.708′

610.246

moeten arbeiden. H’t is naturlijk absoluut niet te voor-
zeggen, in welke mate de verschillende, thans gevormde
plannen, tot uitvoering gebracht zullen worden, doch het is
duidelijk, dat de beurs met de mogelijkheid reeds rekening
houdt en de waardeering der betrokken fondsen hiernaar
af meet.
Dat ook de overige soorten, die bij het eindigen van den
Waar-
“ii
Dek-
Perceni.i
1

Goud- t
Data
Wissel,
Totaal
van
king,-
1

dekking
oorlog zonder eenigen twijfel gebaat zouden worden, niet
Depo,itoa
Kapitaal
perCen-
circu.
sterker werden gevraagd, vindt zijn oorzaak in de omstan-
di
___
_______

gheid, dat ieder

p
erspectief thans nog ontbreekt. De ge-
beurtenissen bevinden zich in het stadium van ontwikke-
20 Sept. ’18 1.910.178

2.284.107
78.689

51,1

51,9
13

’18 1.852.997

2.319.390
,,
78.553

52,9

51,9
liug, doch op dezen groei hebben zoodinige onberekenbare

6

,,

’18 1.775.740

2.244.027
78.359

55,3

51,9
elementen invloel, dat de groote menigte huiverig is ge-

30 Aug.

’18 1.660.798

2.141.553
78.168

57,9

52,7
worden, nieuwe zaken te entameeren, zoowel in de eene als
in cle andere richting.

21 Sept. ’17

344.770

1.392.962
59.354

74,3

81,4
Op het succes der negnde Duitsche oorlogsieening heb-
‘Verhouding
t
)

tuaschen:
den
totalen
goudvoorraad,
zilver rtc, en de.
ben de allerlaatste gebeurtenissen slechts tea deele invloed
opeischbare schulden: F. R.
Notes
en
netto
het kapitaal,
depoaitoe n’ t
inbegrip
van,
kunnen uitoefenen. De inschrijving werd n.l.

Woensdag

PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. RES. STELSEL.

Voornaamste posten in duizenden dollars.

Data
Aantal
Totaal
uitgezette
Reserve
h
de
ij
Totaal
1

Waaraan
1

iime
banken gelden
en
F. R. bank,
deposito’s

1

depo,tts
beleggingen

13 Sept.’18
734
12.960.674
1.163.163
11.315.598
1.446.947
6

,,

’18
735
12.999.208
1.192.072
11.368.123 1.461.373
30Aug.’18
734
12.784.531 1.232.163
11.228.827 1.450.020
23

,,

’18
734
12.885.251
1.165.743
11.321.518,
1.445.282
16

,,

’18
735
13.002.672 1.157.759 11.494.593
1.451.037

5 November j.l. gesloten; volgens taxatie zou het totaal
der inschrijvingen ongeveer 12Y
2
milliard Mark bedragen.
Indien dit het geval is, zou het resultaat ongeveer over-
eenkomen met dat van de zevende oorlogsieening. De toe-komst dezer leeningen is er inmiddels niet beter op gewor

den, nu reeds uit het uiterste linksche kamp stemmen zijn
opgegaan, die een annuleering bepleiten. Ook het bekend
worden van het leenings-resultaat heeft niet kunnen mede-
werken een optimistischer semming ter beuj-ze te doen
ontstaan: Hierbij hebben zich nog gevoegd’ de heerschende toestan-
den op monetair terrein. De schaarsehte der betalingsmid-
delen is nog steeds niet bezworen, ondanks de wettelijke
betaalkracht, die aan de Jauuaricoupons der verschillende

13 November 1918

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1019

oorlogsleeningen is verleend. Deze coupons worden derhalve
niet vtôr den vervaldatum verzilverd, doch ieder is ver-
plicht dezelve in betaling te nemen, als waren zij wettelijk
geld. In ons vorig overzicht maakten wij reeds melding van
nog andere maatregelen, die getroffen waren, om den nood aan betalingsmiddelen te bestrijden, o.a. van de uitbreiding
der biljetten-circulatie der ,,Privatnotenbankeu”. Van ver-
schillende zijden is er in Duitschland bovendien nog op
gewezen, dat de Reichsbank nog in het bezit is van een
zeer groot bedrag aan Darlehenskassenscheine’ (volgens de
balans van 23 October j.l. niet, minder dan Mk. 2903 mii-
heen) welke, in omloop gebracht, het hunne zouden bij-
dragen, om den toestand spoediger te normaliseeren. Echter
is er thans van bevoegde zijde op gewezen, dat deze bil-
jetten niet voor de circulatie geschikt zijn, daar zij voor
het grootste gedeelte zijn uitgegeven in coupures van mOOr
dan 1 millioen Mark en derhalve in de eerste plaats slechts
administratieve waarde hebben.
In welke mate overigens de afbrokkeling en, later, de
val op de effectenmarkt heeft plaats gevonden, kan nog
niet in alle finesses worden bekend gemaakt, omdat publi-
catie der koersen nog steeds niet geoorloofd is, ondanks het
feit, dat de oorspronkelijke reden voor dit verbod (n.l. het
vi’ijhouden van de geldmarkt voor de oorlogsleeningen) ver

vallen is. Wel kan van een aantal fondsen het gemiddelde
worden berekend en aan de hand van deze koersen kan
dan de reactie globaal worden afgemeten. Voor de maand
October zijn deze prijzen samengesteld met betrekking tot
dezelfde fondsen, die wij hier ter plaatse reeds eerder noem-
den – zie Nr. 148 —; een vergelijking toont de volgende
tiitkomst ,aan:

31Dec.
28Juli
31Dec. 31Dec. 31 Aug. 30Sept. 31Oct.

1913

1914

1916

1917

1918

1918

1918
24 ,,variabele”

waarden .. 222

185

228

278

272

239

194
10 aand. der

eeoheidsmarkt 293

232

395 445

442

386

257

Duidelijk komt hieruit de débacle aaff de Berlijnsche
beurs naar voren; voor de aandeelen der ,,eenheidsmarkt”
(waaronder zich de groote munitie- en petroleum-indus-
trieën bevinden) bedraagt de reactie sinds Augustus niet
minder dan 185 pCt.
Ook te W e e n en is de beurs het toonbeeld van reactie op de allergrootste schaal geweest. Hierbij heeft zich, als in Duitschland, de schaarschte aan betalingsmiddelen ge-
voegd, waartegen thans, wel maatregelen zijn genomen, doch
die geenszins’ afdoende zijn gebleken. De onrust is nog
overheerschend in het land, zoodat het oppotten van bank-
papier nog steeds niet tot het verleden behoort. Over het
geheel voelt men zich klaarblijkelijk veiliger bij de directe
betalingsmiddelen dan bij de objecten van cle fondsenmarkt,
ondanks het feit, dat van de Oostenrijksche Rijksbank de
balansen in zeer langen tijd niet volledig verschenen zijn.
Speciale voorvallen van de Weensche beurs laten zich hier
niet vermelden; de algemeene richting was dalend en veel
animo om op groote schaal op te nemen, bestond gedurende
de gansche berichtsperiode niet. Bovendien wordt de be-
langstelling meer naar het terrein der politiek, dan naar
dat van de beurs-affaire getrokken, zoodat de omzetten van gcringe beteekenis zijn gebleven. Het mag inmiddels wel interessant worden genoemd eens
den loop van zaken op de beurzen te beschouwen, die in
normale tijden Of niet zoo sterk de aandacht trekken,
Of uiterst onbelangrijk zijn. In de eerste plaats hebben wij
hier het oog op de markt van Kiew, die door de zelfstan-
digheid van de Oekraïne zeer veel aan beteekenis heeft
gewonnen. Dit is te rnerkwaardiger, omdat te Petersburg
en te Moskau de handel in effecten en papieren van waarde
met de doodstraf wordt geboet. Bovendien is de markt te
ïiiew uiterst optimistisch gestemd en kan daar een bijna
voortdurende stijging worden geobserveerd, hoofdzakelijk
tengevolge van den grooten geld-overvloed. De meeste Russi-
sche fondsen worden in groote posten uit de mtirkt geno-
men, in verband met de overweging, dat op de thans heer-
schende periode van nationaliseering der bedrijvende tijd van teruggave aan het particulier bezit zal volgen. Welis-
waar bestaat voor deze opvatting op het oogenblik geen
enkele aanleiding, doch men loopt op de mogelijkheid dezer
gebeurtenis reeds thans vooruit.
Ten einde een denkbeeld te verkrijgen van de richting
waan de beurs te Kiew, geven wij hieronder enkele noteerin-
gen uit een locaal blad, d.d. 15 en 26 October j.l. Deze no-
teeringen geschieden per stuk en in Karbowanzen. Officieel
staat de Karbôwanze gelijk met den Roebel, doch in de
practijk kan da waarde gesteld worden op 10 pCt. onder den
Tsarenroebel. –

15 Oct.

26 Oct.
4 pCt. Russische Rente …………..72

84
536 pCt Russische Oorlogsieening ….

78

83
Russische Bank f. a. Handel ……..700

900
Intern. Handelsbank …………….650

950
Nafta Nobel ……………………2750

3100
Prowodnik ……………………..360

450

Vervolgens is het de beurs te Gen 0v e, die thans meer
dan vroeger de aandacht trekt. De verhoudingen op de Zwit-
sersche emissiemarkt worden voortdurend scherper toege-
spitst; meer en meer vinden de nieuwe uitgiften moei-
lijkheden bij de plaatsing. Zoo moet de jongste emissie ad
frs. 6 millioen Bons der Société Franco-Suisse pour l’In-
dustrie Electrique zeer teleurstellend zijn geweest, hoewel
de rentevoet
51
,6
pCt. en de koers van uitgifte 98 pCt. was.
In verband hiermede zijn ook de verschillende mobilisatie-
leeningen in prijs gedaald. Een en ander is het gevolg van
het feit, dat groote kapitalen, die in den tijd van indus-
trieele malaise gedurende, den oorlog aan de beurs waren
toevertrouwd, thans Vrij worden gemaakt, teneinde paraat
te zijn voor het tijdperk na het sluiten van den vrede.

Te L o ii d e n en P a r ij s is de stemming van de effec-
tenbeurzen, naar te verwachten was, zeer geanimeerd ge-
bleven. Ook te N e w Y o r k is een betere tendens doorge-
broken, wijl de stortingen op de jongste oorlogsleening
thans beginnen te vloeien en derhahe haarinvloed op de
geldruimte beginnen uit te oefenen. Hierbij kwamen de
berichten omtrent den voor de Geassôcieerden zeer gunsti-
gen gang van zaken in Europa, terwijl ook de orderstaat
van de Steeltrust, steeds de graadmeter voor de indus-
trieele bedrijvigheid, een toename kon aantoonen. Daaren-
tegen is voor Marinewaarden wederom een reactie ingetre-
den in verband met moeilijkheden, die zouden zijn gere-
zen bij den verkoop van het Engelsche bezit.
T e o n z e n t heeft de beurs voor
staatsfondsen
een zeer
lusteloos verloop gehad. Vooral aan het einde der berichts-
periode trad voor de binnenlandsche soorten een gevoelige
reactie in, in verband met de berichten omtrent diepgaande
hervormingen bij onze Oost&rburen en met de vrees, dat
ook hier te lande deze voorvallen wel eens hun weerspiege-
ling zouden kunnen vinden. De jongste voorstellen van de
arbeiderspartij, die juist heden aan onze beurs bekend wer

den, hebben tot de matte houding het hunne bijgedragen.
Over het geheel gelooft men wel niet, dat aanslagen op
kapitaalbezit bedoeld zijn, doch de onrustige tijden, waarin
wij leven, maken een onderstelling over eenigszins lange-
ren termijn geheel onmogelijk en deze onzekerheid doet
velen tot realisatie overgaan.

Ook de vrees voor ingrijpende Regeeringsbemoeiing met
het beursleven heeft een zekere terughouding veroorzaakt.
Het ontwerp ,,Effectenbeurswet 1919″, dat gedurende de

achter ons liggende berichtsperiode is gepubliceerd, zal,
wordt het tot wet verheven, de fondsenmarkt onder directe
contrdle van de Regeering brengen, met uitschakeling van
de zeggingsmacht der leden van de beurs. Het is te verwach-
ten, dat hiertegen nog wel oppositie zal ontstaan en dat het
ontwerp niet, zooals het thans is, in de Staatscourant zal
verschijnen, doch de mogelijkheid hiervan heeft toch thans
reeds eenige schaduwen vooruit geworpen. Vanouds behoorde
de handel in fondsen tot den meest ongebonden handel, ook
uit den aard van zijn karakter. De kans op eventueele ‘,vij-
zigingen van de historisch gegroeide vormen hebben een
zekere ongerustheid in het leven geroepen.

5Nov. 8Nov. 11Nov.
Riizing of
daling.
46/
3
0/
Ned. W. Sch.

1916
89″/io
89/
87

211/
16

4

0/

,,

,,

,,

1916
82
82/2
79
1
/2

2
1
/
3116
0/

,,

,,

,,

….
70 70
70
3

°/o

,,

,,

,,

. . .
63/io
63/a
63

8
/66
21/
2
0/

Cert. N. W.
S.

……
54
1
/2
55
54
1
/s
+
/s
5

0/

Oost-Indië 1915
. . .
94/
94
8
/8
93’/8

4

0/

Hongarije Goud ..
32
37 351/
+
3
I
/
4

o/
o
Oostenr.Kronenrente
30
32
30’/
+
‘/
5

0/

Rusland 1906 ……
40 40
41
1
/8
+
1
1
/8
41/,
O/

Iwangorod Dombr..

372/
4

378/
4

378/
4

4

0/

Rusland Cons. 1880..
34 35
7
/to
34
4

0/

Rusl. bij Hope
&
Co…
36
37
3311/it

4

o/
o

Servië

1895 ……..
51/8
51/4
518/4

46/,
0/

China Goud 1898

..
63/s
63
7
/s
63
7
/8
+
114

4

0/

Japan 1899 ……..
65 65
66’/4
+
1’/
4

0/

Argentinië Buitenl..
64
1
/s
64/8
64v/8
5

0/

Brazilië 1895

……
68v/t 68
7
/8
68’/4

5

0/

,,

1913

……
67
8
/4
67/4

.
67/

Overigens waren ook de
buitenlandsche
staatsfondsen
sterk gedrukt, waarop slechts Russische
waarden
een uit-
zondering vormden. Wel kwamen ook hier
lagere notee-

1020

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

13 November 1918

ringen tot stand, doch in verhouding tot de reacties bij
andere rubrieken waren de koersen nog Vrij vast te
noemen.
De locale markt echter heeft plotseling een paniekachtig
aanzien gekregen, waaraan geen enkele afdeeLing zich heeft
kunnen onttiekken. Hier was het niet anders dan de vrees
voor groote binnenlandsche hervormingen. (o.a. de sociali-
satie der hiervoor in aanmerking komende bedrijven), die
de verkoopen hebben veroorzaakt. De meest fantastische
voorspellingen werden gewaagd en, in sommige gevallen,
geloofd, zoodat een geweldige verkoopdrang zich van de
gansche beurs meester maakte, waartegenover slechts koop-
orders uit contraminedekking gesteld konden worden. Alen hield absoluut geen rekening met het feit, (lat de beweging,
hier nog nauwelijks begonnen, groote kans heeft in rus-tige banen te worden geleid, doch hield zich slechts met
het schrikwekkende woord ,,revolutie” bezig, waaraan
allerlei lugubere beschouwingen, niet slechts op het gebied der persoonlijke veiligheid, doch meer nog op economisch
terrein, werden verbonden. En dit, ondanks het feit, dat
overigens de algemeene toestand bezig is zich sterk te ver-
beteren. De mededeelingen van de Regeering in zake het vertrek van drie vaartuigen uit Nederlandsch Oost-Indië,
die betreffende de verscheping van diverse goederen, in
Londen liggende, in afwachting van het tot stand komen
eener definitieve economische overeenkomst, de verhooging
van het broodrantsoen, de gedeeltelijke demobilisatie, de
verbetering van de veiligheid voor onze scheepvaart, het
zijn alle factoren, die in meer normale tijden zonder eenigeif
twijfel de hoop op een betere toekomst gewekt en hierdoor
de effectenmarkt op een honger niveau gebracht zouden
hebben. Thans was hiervan geen sprake.

Het is onnoodig hier thans cle verschillende markten van
onze beurs afzonderlijk te releveeren. Zonder een enkelè uitzondering stelden alle noteeringen zich, lager, waarbij
de toevallige marktpositie in een bepaald papier ‘vaak den
koers bepaalde. Zoo was •het opmerkelijk, dat van de
scheepvaartmarkt de Indische lijnen en de Holland-Ame-
rika Lijn het sterkst gedrukt waren, alleen slechts, wijl
in deze fondsen bijna geen baisse-posities bestonden. Daar
eutegen was de rubbermarkt b.v., hoewel op een aanmer-
kelijk lager peil, heden niet zon ongeanimeerd, omdat vele dekkingsaankoopen, vooral in aandeelen Amsterdam Rub-
ber, werden geëffectueerd.

5Nov. 8 Nov. 11Nov.
Rzgof

Holland-Amerika-Lijn
…. 421

424

396 ‘ – 25
gem.eig. 401
1
/2 405

370

– 311/2
Holland-Gulf-Stoomv.-Mij .. 230

275

275

+45

HolI. Alg. Atl. Stoomv.-Mij. 179

177’1
1779 –
111,
Hollandsche Stoomboot-Mij.. 223/4 225

214

– 93/
4

JavaChina-Japan-Lijn …. 317
1
/2, 324

313
1
/2
Kon. Hollandsche Lloyd .. 188

187/4 1781h – 9l/
Kon. Ned. Stoomb.-Mij …..
243/’
248
1
/, 233


Kon. Paketvaart-Mij …….
261’/4
267

252


9114 }
Maatschappij Zeevaart …. 333

3248/
4
319

– 14
Nederl. Scheepvaart-Unie .. 264
1
1 267′!2 253

– 1114
Nievelt Goudriaan ………521

520

490

– 31
Rotterdamsche Lloyd……299

308

2801/2 – 181/
2

Stoomv.-Mij. ,,Hillegersberg” 395

370

370

– 25
,,Nederland” .. 286
1
/1
298
1
/

270

– 16’/2
,,Noordzee” .. 222 , 224

214

– 8
,,Oostzee” .. ..
389
1
I,
3898/4
375

– 148/8.,

Van een herstel kon heden nog geen sprake zijn. Voort-
durend werd materiaal aangeboden, vooral toen de provin-
cie gelegenheid had gekregen, kennis te nemen van de ter
beurze van Amsterdam heerschende opvattingen. De markt
sloot dan ook, over de gansche linie uitermate gedrukt en
op vrijwel de laagste koersen.

Mi
5Nov. 8Nov. 11NOv.
,
,,ziig0f

Amsterdamsche Bank …. 189

1888/
4
1888/4
– 2/
4

Ned. Handel -Mij. cert. v. aan d. 179
1
1

180

1718/2 – 8
8
/s
Rotterd. Bankvereeniging’.. 1448/
4
144
8
/4 144 8/4
Amst. Superfosfaatfabriek.. 182/4 1808/
4
180
8
/4 – 2
Van, B,erkel’s Patent ……
142
141
138
—4
Insulinde Oliefabriek ……
238v/s
238′!2
227
– 11
7
/8
Jurgens’ Ver. Fabr. pr. aand
101
8
/
101
1
/2
1018/8

8
/8
Ned. Scheepsbouw-Mij. ….
180
,
177
1768/
4


31/
4

Philips’ Gloeilampenfabriek
387
1
/2
387
1
/2
387
1
/8
R. S. Stokvis
&
Zonen
520
522V:
522′!,
+
2
1
/
Vereenigde Blikfabrieken
143
141 141

2
Compania Mercantil Argent
246
1
14
249 206*

40
1
/
4

Cultuur-Mij. d. Vorstenland
147
8
/4
150
14 3’/s
41/4

:
Handelsver. Amsterdam
381
385 366

15
Holl. Transati. Handelsver.

146
145’/
1451!2

‘1

5Nov.
8Nov.
11Nov.
Rijzingof

LindeTeves&Stokvis ……
211
210 201

10
VanNierop&Co’sllandel-Mij
166
168l/,
168
+
2
Tels
&
Co’s Handel-Mij ….
163
1
14
1618/
4

1618/4

1
1
/2
Gecons. HoIl. Petroleum-Mij
245
1
/,
249
233

12
1
!3
Kon. Petroleum-Mij ……..
608’/,
620/2
400*
—208
1
!2
Orion Petroleum-Mij …….
95V
95
0
/2
951/
s

Steaua Romana Petr-Mij
.
177
7
/8
181
172
1
!,,
5
8
/80
Amsterdam-Rubber-Mij …..
1798/t
183
1
!,
1721!,

71/
Nederl.-Rubber-Mij .

……
108
112
100

8
Oost-Java-Rubber-Mij.

….
220
222Vt
205

15
Deli-Maatsehappij

……..
520
523V2
523
1
!2
+
3
1
!2
Medan-Tabak-Maatschappij
227 228
215

12
Senembah-Maatschappij
467 471
449

18′
*
ex dividend.

De
.4merikaznsche afdeel’iug
was evefleens niet gunstig
gedisponeerd, hoewel de aanwijzingen van WTallstreet hier-
voor
,
geen aanleiding hebben gegeven. Doch de algemeen
pessimistische opvatting breidde zich ook tot deze fondsen
uit, zoodat de noteeringen, bij geringen handel, zich alle
lager stelden.

5 Nov.
8Nov.
11Nov.
Rijzingof

American Car&Foundry
77
77
1
/
75
—2
Anaconda Copper

……..
15518/
16
153’/2
Un. States Steel Corp …..
91’/4
93
90

11
Atehison Topeka ……….
95
0
/10
95
9
/16
95

1
/80
Southern Pacific ………
92′!,
968/8

95
+
2′!2
Union

Pacific …………..
135’/,
137″/,
135

Int. Merc. Marine afgest…..
32
29
/22
33
31
3
/4

prefs 121/8
122
8
/8
118/s

2
3
/4

Prolongatiegeld
iets moeilijker verkrijgbaar; de koers
was heden 4Y
2
pCt.

GOEDERENHANDEL

GRANEN.
11 November 1918.

De wereldschokkende gebeurtenissen der laatste dagen
heben zich in de graanmarkten slechts weinig geuit. In
Noord-Amerika zijn de prijzen van mais en haver (voor
tarwe is de prijs vastgesteld) eenigszins gestegen. In Argen-
tinië is deze stijging veel belangrijker ook voor tarwe. Blijk-
baar verwacht men dus meer uitvoer van dit land in ver-
band met den vrede, doch de markt verkeert er nog niet in
opgewonden toestand.

Ongetwijfeld mag men grootere verschepingen van graan
verwachten uit de exportlanden. Zoo al niet de neutralen
en de centralen ruim voorzien zullen worden, toch zullen
zij waarschijnlijk belangrijk meer mogen invoeren dan zij
tot nu toe gedaan hebben,’ terwijl ook door het eindigen
van den duikbootoorlog de scheepvaart in het algemeen in staat zal zijn meer te vervoeren, b.v. doordat het niet.meer
noodzakelijk zal zijn in convooi te varen, wat steeds opont-
houd veroorzaakt. Het is dan ook te hopen, dat de nieuwe
oogsten in Argentinië onder gunstige omstandigheden bin-
nengehaald kunnen worden, daar er in dat geval voor
zeer geruimen tijd geen tekort zou dreigen.

De hijnzaadprijzen zijn in den laatsten tijd niettegen.
staude de hoogere schatting van den Noord-Amerikaan-
schen oogst regelmatig gestegen. Dat Amerika zichzelf zöu
kunnen bedruipen lijkt, gegeven de schattingen, die toch
geeii van alle 15 millioen bushels overschrijden, wel zeer
optimistisch, temeer als men in aanmerking heemt, dat bij
den aanvang van het seizoen de voorraden van hijnzaad en
olie zeer gering waren, en het normale verbruik toch min-
stens 25 millioen bushels bedraagt. In’ de afgeloopen week
heef t dan ook de stijging zich niet alleen bepaald tot Ar

gentinië, maar melden vooral de Noord-Amerikaansche
markten veel hoogere noteeringen. Bij een verbetering van de scheepvaarttoestanden zal er ongetwijfeld weer spoedig
lijnzaad van Argentinië naar Noord-Amerika verscheept
worden.

N e d e r 1 a n d. De besprekingen te
.
Londen schijnen
resultaat op te leyeren, zoodat voorloopig reeds een hoe-
veelheid van 50.000 tons tarwe, benevens verschillende
andere producten voor onmiddellijke verscheping na.r Ne-
derland worden toegestaan. Over voergranen wordt in de
voorloopige regeling nog niet gesproken. Het is te hopen,
dat ook deze spoedig toegestaan zullen worden, opdat wij
hier door een krachtiger voeding van den veestapel weder-
om op een normale productie van vleesch en vet zullen
kunnen komea.

13 November 1918

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1021

Noteeringen.

Locoprijzen te Rotterdam/Amsterdam.

Chicago

Buenos Are,

Data

Tanoe

MaTa

Haver

Tar,oe

MaTs L(jnzaaa’
Dec.

Nov.

Nov.

Dec.

Dec.

Febr.

9Nov.’18
226
121
71
1
/
12,15
5,95 21,80
2Oct. ’18
226
1I5
1
/8
67
5
/8
11,50
3
)
5,308)

20,05
9Nov.’17
220
118

1)

59
1
/

1
)
12,75)
8,95
3
)
15,65
9Nov.’16
189e!,
91’/

1)

56

‘)
15,15 9,30
23,701)
9 Nov.’15
102
1
/, 59’/

‘)
38
1
/

‘)
10,10)
5,10
8
)
13,25
4
)
20Juli’14
82

‘)
56′, ‘)
36
1
12
‘)
9,401) 5,381)
13,70′)

t
)
per Dec.

1)
per Sept.

‘)
per Nov.
4)
per Jan.

Soorten

1 II Nov.

4
Nov.

1

II Nov.
1

1918

1

1918
. 1

1917

Tarwe (inlandsche) ……
.25,-
1)
25,_t)
Rogge (70 Kg. natuur gew.)
28,50
1
)
28,501)


360,-‘)
Gerst (60 Kg. natuur gew.)
20,-‘)
20,- ‘)
-.
23,-‘)
23,-
1)

Mais (La Plata)

………-

Lijnkoeken

(Noord-Ame-
Haver

(inlandsche) …….

rika van La P1ata-zad)
– –
250,-‘)
Lijnzaad (inlandsch)
40,-‘)
40,-
1)

‘)
Regeeringsprijs.

AANVOEREN in tons van 1000 K.G. voor verbruik in Nederland.

Rotterdam
Amiterdam
Totaal


Artikelen.
2-7 Nov.
Sedert
Ove,eenk.
2-7
Nov.
Sedert Overeenk.
1918 1917
1918
1 Jan. 1918
tijdvak 1917
1918
1
jan.
1918
tijdvak 1917

Tarwe ……………..

9.044
253.376


2.920 38.227
11.964
291.603


8.465





8.465

.

2.314





2.314
Rogge

……………..
Boekweit

………….
Mais ……………..


114.637


4.590
80.134
4.590
194.771


30.600



11.886

42.486
Haver

…. …………


12.399

.

27.269

39.668


8.322



7.560

15.882

Gerst

……………..

Lijnkoek ……………

.

.
34.078



27.985

62.063
Lijuzaad ……………

756
.
19.988


6.068
3.051
6.824
23.039
Tarwemeel ………….
Andere meelsoorten

19.716


4.286

24.002

AANVOEREN in tons van 1000 K.G.
voor België.

Tarwe ……………..
14.903

302.610 389.952


1



302.610 389.952
Mais

…………….

90.191
27.674




90.191 27.674
Rogge

……. . ……..
5.174

.
11.725




5.174 11.725
Tarwemeel …………

68.918

.

6.962


8.807

77.725 6.962
.-

24.172
.
667

•-


24.172
667
Gerat

……………..
Andere meelsoorten

40.465


9.510

49.975

SUIKER.

Het einde van den wereldoorlog zal ook voor den suiker-
handel weder ingrijpende wijzigingen brengen. Al zal vooral
in die Europeesche productielanden, welke tegenwoordig
niet veel meer dan voor de eigen consumptie opleveren,
rl’geeringsbemoeienis nog geruimen tijd gehandhaaf cl blij-
ven, zoo kan voor koloniale suiker toch stijgende vraag
verwacht worden. Daarbij mag echter wel gewaarschuwd
worden tegen
overdreven
verwachtingen, aangezien het
seheepsruimtevraagstuk waarschijnlijk nog geruimen tijd remmend zal werken op den handel in het algemeen.
Wat speciaal J a v a betreft, zoo bewogen zich de prijzen
in den laatsten tijd tusschen
f
12 en
f
13 basis witte
suiker, doch is het niet bekend, of daartoe reeds belang-
rijke afdoeningen plaats vonden. Al lijken deze prijzen
niet te hoog, vergeleken met de prijzen in de verschillende consumptielanden, zoo moet niet uit het oog verloren wor-
den, dat nog belangrijke kwantiteiten, tot v661 lager prij-
zen ingeslagen, zich in handen van speculanten bevinden,
waarvoor voorloopig slechts gedeeltelijk afscheepgelegen-
heid te vinden zal zijn. Tot dusver zijn de afschepingen van
Java onder de omstandigheden zeer bevredigend te noemen;
in September waren die alwecler grooter dan verleden jaar, ».1. 167.560 tegen 146.520 tons, zoodat de geheele uitvoer
sedert begin Mei 643.560 ton bedroeg tegen 514.520 tons in
1917, en sedert begin Januari 903.193 tegen 705.406 tons.
Niettegenstaande deze grootere afschepingen is de thans
op Java liggende voorrâad nog grooter dan verleden jaar,
aangezien niettemin de verschepingen geen gelijken tred
hebben gehouden met de productie. –
In verband met de weigering der Vereenigde Javasuiker
Producenten om hun zetel naar Java te verleggen, heeft
de Ned. md. Regeering de beperkende bepalingen, aan het
verleenen van uitvoervergunningen verbonden, opgeheven
en worden deze vergunningen nu weder aan iedereen ver-
leend. De voor het uitvaardigen der licenties door den Gou-
verneur-Generaal ingestelde Commissie van Advies werd
ontbonden.
Uit oogst 1919 wordt een verkoop gerapporteerd aan
een Chineeschen speculant van 50.000 picols No. 12/14
tot f1O.
Over de overige wereidmarkten valt nog niets bizonders
te berichten. Volgens F. 0. Licht zal de oogst in D u i t s cli-
1 a n
cl
beneden 1.550.000 tons blijven. Van de Europeesche
landen belooft alleen Oostenrijk-Hongarije een
grooteren oogst te zullen opleveren dan verleden jaar, wan-

neer tenminste de gevolgen der revolutie daarin geen ver-
andering brengen. In
Z
w e d e n wordt de oogst geraamd op
119.000 tons geraffineerde suiker tegen 125.000 tons ver

leden jaar.

RUBBER.

De markt onderging geen noemenswaardige verandering
in de afgeloopen week. De stemming bleef kalm, slechts
op het einde der week liepen de prijzen iets op.

De week sluit als volgt:

einde voorafgaande week

Prima Hevea Crpe loco .. 2150/
4

. . . . . . . . . . . . . . . . 2/5

Nov./Dec. 2/5
1
/

…………. … 2/5
Jan.fJuni 2/6

…………….2/6

smoked Sheets 1 d. minder.

1 d. minder.

Hard cure fine Para ……2/11
1
/,

…………….3/1/,

WOL

De zaken op de centrale niarkt te Buenos Aires blijven
bij voortduring levendig. De prijzen zijn vast met goede
vraag, vooral voor de Crossbred-soorten; de oude voorraden nemen snel af. De Fransche, Italiaansche en Anierikaansche
koopers hebben de laatste dagen veel zaken gedaan.
Hier volgen enkele cijfers nopens de verschepingen:
1 October-1 September

1917/1918,

1916/1917

Genua ……….19.800 bo.

29.000 bn.

Engeland ……..5.000 ,,

34.000

Ver. Staten ……187.000

.

222 000

Frankrijk ……..19.000

34.000

Spanje ……….8.500

3.000

– Nederland……..150 ,,

7.500

Diversen ………17.500

9.000

KATOEN.

Marktbericht van de Heeren Sir Jacob Behrens & Sons,

Manchester, d.d. 3 October 1918.
Twee belangrijke cijfers 3verden deze week gepubliceerd:
in de eerst plaats het tweede Ginners Bericht, dat de hoe-
veelheid geginde balen Amerikaansche katoen tot 25 Sep-
tember aangeeft met 3.720.000 tegen 2.512.000 balen in
1917 en 4.082.000 in 1916. Hoewel dit aantal hooger was
dan men verwachtte, had het toch weinig invloed op de
markt. Later ontvingen wij het Bureau-bericht met een
percentage van 54,4 tegen 60,4 in 1917 en 56,3 in 1916.
Dit had ook weinig invloed op de mârkt, daar men meent,

1022

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

13 November 1918

dat de oogst reeds zoo ver gevorderd is, dat een vroege
vorst niet veel schade meer zal kunnen doen. Het weer is
eerst gunstig geweest en men meent algemeen, dat dit aan
den oogst ten goede zal komen. Hoewel de vraag van de
industrie verbeterd is, wordt er ook in het Zuiden nog
1
a1
katoen aangeboden, zoodat
prijzen
weinig veranderen, terwijl
men ook voorloopig nog een fineering der prijzen verwacht.
In Egyptische katoen is nog al wat gedaan, terwijl de prijs
eenigszins verlaagd is in verband met de nieuwe Regeerings-
maatregelen. In Amerikaansche katoen is weinig gedaan
en prijzen blijven nog steeds stijgen geheel buiten verband
met de prijzen van ruwe katoen. Het wordt steeds moei-
lijker om garens in de vrije markt te koopen, zoodat
verkoopprijzen slechts nominaal zijn. In het binnenland
koopt men veer minder ook in verband met den politieken
toestand, terwijl -de export van garens zich voornamelijk
bepaalt tot Frankrijk en eenige kleine orders van Noorwegen
in verband met den verbeterden toestand op scheepvaart-
gebied.
Op de doekmarkt gaat vrijwel niets om, hoewel prijzen
nog steeds vast blijven en fabrikanten huiverig zijn om lang –
vooruit te verkoopen. Er is zeer weinig vraag van Indië,
China en de overige markten in het verre Oosten, behalve
Egypte, dat geregeld orders plaatst. Ook hoort men van
orders van Frankrijk, Zuid-Amerika en het binnenland en
eveneens van regeeringsorders tot vaste prijzen.

Manchester, d.d. 10 October 1918.

Prijzen van Amerikaansche katoen schijnen thans hun
hoogtepunt te hebben bereikt. De markt daalde Vrijdag j.l.
een penny per Ib., terwijl de stemming sedert flauw is geweest.
Er is een bepaalde verbetering in de oogst-vooruitzichten,
terwijl ook het aanbod van New-Orleans en het Zuiden
grooter wordt. Liverpool is bearish, terwijl ook verschillende
speculanten in Walistreet nog al gelikwideerd hebben. Men
meent, dat de politieke situatie, op lagere prijzen wijst en
de Banken schijnen algemeen hun voorschotten wat te ver-
minderen, zoodat het niet te verwonderen is, dat prijzen
dan ook flauw zijn. Egyptische katoen is onveranderd en
er gaat hierin nog al wat om.
Spinners van Amerikaansche garens klagen, dat zij katoen
welke zij reeds maanden geleden gekocht hebben, niet kunnen
krijgen, zoodat zij zelfs hier en daar tijdelijk moesten stop-
zetten. Bovendien klaagt men algemeen over de kwaliteit,
hetgeen voor spinners van fijnere gareus zeer lastig is.
Verkoopen van garens voor de binnenlandsche behoefte
geschieden alleen bij directe behoefte en spinners zijn wel
wat gemakkelijker dan eenige maanden geleden. Bovendien
zijn prijzen zeer onregelmatig en is over het algemeen de
kooplust zeer verminderd. Er loopen natuurlijk nog zeer
groote contracten, doch de markt is veel flauwer geworden.
Bundle-garens voor Frankrijk worden nog vlot verkocht in alle nummers en kwaliteiten. Bovendien is het aanbod van
Egyptisch garensverminderd, daar spinners voor regeerings-
orders sterk bezet zijn.
De doekmarkt blijft zeer rustig en alles wijst er op, dat
koopers een afwachtende houding aannemen; bovendien zijn
fabrikanten niet geneigd lange contracten af te sluiten,
daar zij vreezen, dat hunne productiekosten nog verder
zullen stijgen. Indië en China zijn geheel uit de markt,
teiwijl ook Zuid-Amerika thans zeer voorzichtig koopt. Voor Frankrijk en in het binnenland worden nog groote
zaken afgesloten.
Amerikaansche Katoen.

Volgens het Censusbureau te Washington bedraagt het
geginde aantal baleui katoen exclusieve linters:

(In duizendtalkn balen.

1

19181’19
1917/’18

7794
7150
8619
2 November ………
6790
5572
7292
18

October ………..
25 September
8720
2498
4063

Noteeringen voor Loco-Katoen.

(Middling Uplands).

9Nov.I8
I
4
_
Nov.18
1
280c1.’18
I
12Nov.’17111
_
Nov.’16

New York voor
Middling

..
30,85e
30,70 e
31,70e
29,45 c
19,40 c
New Orleans
voor Middling
30,38e
29,50e
30,25 c
27,88e
19,— c
Liverp. v. Good
Midd. Texas..
23,42 dl)
22,05 d
23,97 d
22,31 d
2
)
11,42 d$)
1)
8 Nov. ’18 !) Good Middling Amer. ‘) 10 Nov. ’16
Middling Amer.

Ontvangsten in, en uitvoeren van Amerikaansche havens.
(In duizendtallen balen.)

1
Aug.18
tot
8
Nov.
’18

Ovei-eenkom,Iige perioden

1917
1)

1916
2
)

Ontvangsten Gulf-Havens..
1265
2102
Atlant.Havens
1704
943
1164
Uitvoer naar Gr. Brittannië
849
1001
‘t Vasteland.
1072
437
972
Japan ete…

‘)
9 November ’17.

2)
9
November
16.

Voorraden in duizendtallen
8
Nov.

18
1

9
Nov.
’17
1

9

Nov.
’16

1297 1082
1331
Binnenland …………..
1158
831
1165
Amerik. havens ………..

New York

…………..
New Orleans

.

?
384
Liverpool

……………
221
1)

337 627
1)
9 November ’18.

PETROLEUM.

(Ontleend aan den ,,Petroleum Review”
van 21, 28 September, 5, 7 en 12 October 1’918).

Londen. De prijzen voor geraffineerde petroleum hebben
gedurende de laatste weken geen verandering ondergaan.

Water White . . . . 1 s. 11
1
/4 d. per gallon.
Standard White. . 1 s. 10’/4 d.

Beide destillaten zijn in Schotland en Ierland 1 d. per
gallon duurder.

De prijzen voor smeerolie waren:

20 Sept.

27 Sept.

18 Oct.
4/11 Oct.
American pale …. £ 37

– 43 £ 38-45 £ 38-47
American red …… £ 38.10 s.-C 45 £ 40-47 £ 41-48
Americanfilt. cyl… £ 45

-.0 83 £ 49-68 £ 53-68
American dark cyl. £ 39

-C 44 £ 41-46 £ 40 -46

De prijzen voor benzine zijn:

No. 2 …………3 s. 8 d. per gallon.
No. 3 …………3 s. 7 d.

Beide destillaten zijn in Schotland en Ierland 1 d. per
gallon duurder.
De handel in terpentijn heeft een wijziging ou&ergaan.
De consenthouders zijn verplicht, voorloopig de eerste vier
maanden, hunne behoeften te dekken voor de helft met
Fransche en voor de andere helft met Amerikaansche
terpentijn. De prijs is 105 s. per cwt. ex wharf Londen.

Stookolie gaat tegen £ 14 per ton.

De prijzen voor paraffine wisselen in verhouding tot het
smeltpuut af van 10
1
/2
d. tot 1 s. per
1
b.

Liverpool. De noteering van lampolie bedraagt
1 s.
111/1
d. per gallon.
Benzine staat 3 s. 8 d. per gallon voor den kleinhandel.
Samuel Ban ner & Co. rapporteeren: De noteering voor
White Spirit is 3 s. per gallon, verhandeld in partijen van
1 ton. Voor Schotland vermeerderd met 1 d, voor Ierland
met 2 d. per gallon.

Bakoe. Er is voortdurend vaste vraag naar ruwe olie
tegen de door de Regeer,ing vastgestelde prijzen, n.l. 96 kopeken
B
per poed voor ruwe akoe- en Grosny-olie.

New York.
Getaffineerd, in kisten …. 18,75 c. per gallon.
Standard White,in vaten.. 15,50
Peunsylvanian Crude …. $4,— per vat.

P h i 1 adel p h i a.
Standard White ……..15,50 c. per gallon.

METALEN.

Loco-Noteeringen te Londen:

Data Ijzer
Clev.
No. 3
Koper
ton ar
Tin
Lood
Zink

11 Nov. 1918.
.
nom.
122.-1-
330.-!-
30.-/-
52.-!-
4

,,

1918..
nom.
122.-!-
334.-1-
30.-/-
52.-/-
16 Nov. 1917..
9216
1)

110.5/-
262.17/6
30.-1-
52.-/-
17 Nov. 1916..
nom.
139.101-
188.17/6 80.101-
57.101-
20Juli

1914..
51/4
61.-!-
145,15/-
19.-/-
21.101-

1)
Officieele priia voor binnenlandoch verbruik.

13 November 1918

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1023

DE TWENTSCHE BANK

Amsterdam . – Rotterdam – ‘s-Gravenhage – Utrecht

Maandstaat op 31 October 1918.

•DEBET

Aandeelhouders nog te storten … ……………………….
f 1.784.700,-

Deelneming in de firma’s:

B. W. BLIJDENSTEIN & Co., te Londen
B. W. BLIJDENSTEIN Jr., te Enschede

,,.

LEDEBOER-& Co., te Almelo, f7.892.187,50, waarvan in

geld gestort

………………………………….. …6.342.187,50
Deelneming in bevriende Bankinstellingen f5.020.579,98,waarvan
in geld gestort ……. . ………………………. …,,

3.550.079,98

Fondsen van Aandeelhouders
te Amsterdam, Rotterdam, ‘s-Gravenhage. en Utrecht ….

Fondsen

door ons gedeponeerd voor rekening van, bevriende
istellingen……………………………………..

Kassa,

Wissels

en

Coupons

………………………….

Nederlandsehe

Staatsleeningen

………………………..

Nederlandsche Schatkistbiljetten en Schatkistpromessen

. .

Daggeldieeningen

………………………………..

Saldo’s bij Bankiers:

beschikbaar

voor

eigen

gebruik
……………………
:f

2.805.283,12

voor

rekening

van

derden

………………………..
,,
21.937.649,88

gereserveerd voorgeopende credieten

………………
2.527.717,16

Prolongatiën

gegeven

………………………………

Eigen

Fondsen

en

Syndicaten

……………………….

Credietvereeniging

………………………………..

Voorschotten tegen Onderpand.of Borgtocht en Saldos Rek. Crt.
f
42.126:924,51

Af:

loopende

Promessen
……………………………..
,,

2.210.000,-

Voorschotten op Consignatiën ……………………….
Gebouwen en Safe Deposit…………………………..

f
11.676.967,48

31.471.500,-

5.020.500,-
36. 929. 459,903

518.969,97
60.360.360,27
1.700.000,-

f.
27.270.650,16w
.9.950.285,-
3.371.301,05
26.738.809,27
39.910.924,51
174.837,48

2.667.194,924

Totaal ……
f
257773.760,02k

CREDIT

Kapitaal …………………………………………
f
21.952.000,

Reservefondsen ……………………………………..8.199.877,

Vaarborgfonds Credietvereeniging ……………………..

3.223.597,50

Reserve Credietvereeniging
………………………….
,

2.775.027,66

f
30.150.502,16

Aandeelhouders voor gedeponeerde fondsen

als waarborg voor 90 pOt. storting op aatideelen B ..
.. f
1.784.700,-

in Leendepôt …………………………………..,, 34.707.300,
36.492.000,-

Zieken-

en

Pensioenfondsen

………………………….
,,

238.512,33

Deposito’s

……………………………………………
.,

42.032.249,805′

Prolongatie-Deposito’s
……………………………….
,,

1.550.400,-
Saldo te ontvangen en te leveren fondsen
,,

620.368,23

Saldo’s Rekeningen-Courant

. ………………………..

f

92.805.464,50

voor gelden in het Buitenland.
.

,, 21.937.649,88

Credietvereeniging
………….

..

9.256.665,29 123.999.779,67

Daggeld

en

Beleeningeu

……………………………..

.
,,

4.375.000,-

Kassiers

te

Amsterdam

…………………………….
.
,,

.

3.253.009,05k

Te

betalen

Wissels

………………………….
. ……..
,

6.414.754,26

Diverse

Rekeningen

…………………………………
,,

2.647.184,513

Totaal , ……
f
257.773.760,0234

1024

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

13 November 1918

II

De X.

Nederlandsche Huistelefoon-Madschappli

ROTTERDAM

‘s.GRAVENHAGE

GRONINGEN

Telefoon 3600

Telefoon H 280, 300

Telefoon 1555

AMSTERDAM

LEEUWARDEN

levert uit voorraad
TELEFOON-, SCHEL-, ELECTR. KLOK-INSTALLATIES,
etc.,

in huur en koop.

Herstelt en onderhoudt on d er garantie ook alle niet door haar uitgevoerde installaties.

PROSPECTUS
GRATIS.

GEBROEDERS CHABOT
KONINKLIJKE

ROTTERDAM
HOLLANDSCHE

LLOYD

KASSIERS en MAKELAARS
in
ASSURANTIËN
AMSTERDAM

Deposito’s.

Rekening-Courant.

Franco Chèque-Rekening.
Geregelde
Aan- en Verkoop van Wissels op het Buitenland.

Aan- en Ver-
Passagiers-

en

Vrachtdienst
koop van Fondsen.

Bewaarneming en Administratie van Effecten,
met nieuwe, moderne

post-stoomschepen

Oorlogs-, Transport-. Casco-, Brand-, Diefstal- e. a. verzekeringen
TUSSCH
EN

van eiken aard.

AMSTERDAM
ONTVANG-
EN
BETAALKAS
EN

NIEUWE DOELENSTRAAT
20-22

AMSTERDAM
ZUID-AMERIKA

KAPITAAL EN RESERVEN
f
5.500.000,—

VIA

DEposITo’s VOOR
1
JAAR FIXE â
4
PCT.
NEW YORK

GELDEN OP DEZEN TERMIJN GESTORT ZIJN NA AFLOOP VAN WET
JAAR ZONDER OPZEGGING BESCHIKBAAR.

NIET OPGEVORDERD ZIJNDE, WORDT DE POST STILZWIJGEND VOOR
GELIJKEN TERMIJN VERLENGD.

DE RENTE KAN NAAR VERKIEZING PER KWARTAAL, PER HALF JAAR
OF PER JAAR ONTVANGEN WORDEN.

Internationale

Bank
UITGAVE VAN J. B. WOLTERS
3aketken waarl,or

UNIE BANK
fe Grouin3an.
Zoo juist verschenen:
voor

BEKNOPT LEERBOEK DER
Nederland en koloniën

AMSTERDAM
HANDELSAARDRIJKSKUNDE
Agentachappen in Indië:
door B. A. KWAST,
BATAVIA, SOERABAYA,
TOTDEN

Leeraar aan cle hoogere Handelaschool
te Groningen.
BAN DOEN
G,
VAN
OE

TWEEDE DEEL.

GEILLUSTREERD.
IVIEDAN
EN
WELTEVREDEN
Tweede druk.

Prijs f 1,65.
Agentachap in Nederland:

TILBURG

I

IN DEZEN PRIJS IS DE CRISISTOESLAG
BEGREPEN.
t

1

Reeders en Cargadoors

GEBR.
VA
N UDEN Revrachtingsagenten – Expediteurs

KOOP en VERKOOP VAN SCHEPEN

ROTTERDAM – AMSTERDAM – ZAANDAM

Telegram-Adres; ,,VANUDEN”

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

Ii

..

W
.,T
H. MULLER &
C0
‘*

REEDERS EN KOOPLIEDEN

HOOFDKANTOOR:
‘s-GRAVEN•HAGE

H OLLAND-AMERIKA LIJN

GEREGELDE AFVAARTEN TUSSCHEN

ROTTERDAM en NEW YORK,.BOSTON, PHILADELPHIA,

BALTIMORE, NEWPORT NEWS, NORFOLK, SAVANNAH,

NEW ORLEANS, CUBA, MEXICO en NEW YÖRK—JAVA.
Voor inlichtingen wende men zich tot de

HOLLAND-AMERIKA LIJN, WILHELMINAKADE, ROTTERDAM

Scheepvaart- en Steenkolen-Maatschappij – Rotterdam

Filialen: AMSTERDAM – IJMUIDEN L LEEUWARDEN – HARLINGEN

ENGÉLSCHE STEENKOLEN

GEREGELDE LIJNEN VICE-VERSA:

ROTTERDAM – LON DON; ROTTERDAM – HULLIGOOLE; ROTTERDAM – NEWCASTLE;

ROTTERDAM—LEITH

-1

VAN RIJN & C

UTRECHT – POSTBUS 40

EENIGE FABRIKANTEN
PAN DE UTRECHTSCHE

FIJNE TAFELMOSTERD

P. Cbs & Leemhruggell

LEIDEN

Opgericht
1
Mei
1766

Tel. Intercomm. 370

Telegr.-Adres: CLOS

Sajetten en Wôllen

Garens voor Hand-

en Machinebreien

R. S. STOKVIS & ZONEN Ltd – ROTTERDAM

WESTZEEDIJK 594

()i’Éb
artikelen

De Erven de Wed. J. van Nelle

ROTTERDAM

Tabaks- en Sigarenfabrieken

Koffiebranderij – Theehandel

13 NOVEMBER 1918

0

3EJAARGANG No. 150

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

LNO 1616

NAAMLOOZE VENNOOTSCHAP

BLAAUWHOEDENVEEM – VRIESSEVEEM

AMSTERDAM

ROTTERDAM

ANTWERPÈN

EXPEDITEURS

MAATSCHAPPELIJK

KAPITAAL:

f10.000.000,-

EXPEDITIE

IN-
EN UITKLARING

ASSURANTIE

1

••
q

.
1
1

•JJ
j

RESERVE-

FONDSEN:

f 1.639.297,151

RUBBER-

ETABLISSEMENT
KINA – ETABLISSEMENT

PAKHUIS EN SILO-GEBOUW ,,ST. JOB”, ROTTERDAM

BEÊEDIGDE WECERS EN METERS

BEWARING
VAN
KOOPMANSGOEDEREN
TEGEN
UITGIFTE
VAN

,,CEDULLENAAN TOONDER”

WELKE LEVERBAAR EN BELEENBAAR ZIJN

MODERNE KOEL- EN VRIESINRICHTINGEN
TE AMSTERDAM EN ROTTERDAM VOOR HET OP LAGE
TEMPERATUREN BEWAREN VAN AAN SPOEDIG BEDÉRF ONDERHEVIGE LEVENSMIDDELEN EN HANDELSWAREN.

CORRESPONDENTEN:

TE LONDENI BRITISH BLAAUWHOEDENVEEM
I
LTD., 1 MINCING LANE, E.C.

BIJKANTOOR TE LIVERPOOL.

IN NED. INDIË: ,,HET INDISCHE VEEM” EN ,,DE SCHEEPSAGENTUUR”, BATAVIA, ENZ..

MOTOR LOCOM OTIEVEN

,TRANSPORTWAGENS

VOOR ALLE DOELEINDEN

AANLEG VAN

FABRIEKSSPOOR

i -SPOOAWEIMATERIEEL- 11

DIRKZWAGER’s SCHEEPSAGENTUUR

MAASSLUIS EN HOEK VAN HOLLAND

Belasten zich met het rapporteeren van schepen en het

behandelen van scheepszaken op den Nieuwen Waterweg

NIEUWE BERGING-MAATSCHAPPIJ

MAASSLUIS

Contracteeren voor het bergen van gezonken schepen en

ladingen, op de rivieren en buitengaats; belasten zich met

het instellen van duikeronderzoek,
enz. enz.

DE’. SPAARNE-BANK

HAARLEM

Gestort Kapitaal en Reserves
f
1.184.000,-

REKENING-COURANT, CREDIETEN, INCASSEERI NOEN, ASSURANTIÉN,

WISSELS, EFFECTEN, COUPONS, PROLONGATIËN, DEPOSITO’S, ENZ.

ROTTERDAM. Zuidblaak56

‘s-GRAVENHAGE. Kneuterdijk 13

KAPITAAL f10.000.000,— VOLGESTORT

Directie:
P.
J.
VAN OMMEREN, Jhr. D.
F.
REUCHLIN,
S.
S.
BOSMAN JR.

Raad van
Commissarissen: Mr. J. A. LOEFF,J. RUPPERDA WIERDSMA, A. C. MEES en Mr. A.
J. MARX

NIJGH & VAN DITMAR’S aOEK-
EN HANDELSDRUXKERIJ, ROTTERDAM

Auteur