Ga direct naar de content

Jrg. 3, editie 123

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 8 1918

8
MEI 1918

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

Economischp-Statistische

Be

rischten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

3E
JAARGANG

WOENSDAG 8 MEI 1918

No. 123

INHOUD
BI,.
UITBREIDING

DER

NEDERLANDSCHE HANDELSBETREKKINGEN
MET DE WEST EN OMGEVING 1 door
W.
R. Menkrnan..
391
De
oorlog
en de
stikstofvoorziening van Nederland door
Dr.

D.

Knuttel

……………………………
394
Economische voorlichting
in
Zwitserland door
1. 1.
Brants.
395
Papierweefsels
……………………………….
397
AANTEEKENINGEN:
Economische voorlichting
in
Duitschland
…………
398
De
bevolking van Europa

……………………
399
BOEKAANKONDIGING 0. al:
Karl Hampe: Belgien und Holland vor dem Welt-
kriege, bespr. door
Mr. G. W. J. Bruins……….
399
INGEZONDEN STUKKEN: Het wetsontwerp betreffende een Nederlandsch hoog-
oven-, staal- en walsbedrijf door
C. F.
Stork
……
401
OVERZICHT VAN TIJDSCHR5F1’EN ……………………
402
REGBERINGSMAATREGELEN OP HANDELSGEBIED

…………
403
MAANDCIJPERS:
Postcheque
en
Girodienst
……………………..
403
Rijkspostspaarbank

…………………………
403
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN

…… …………

404-410
Geidkoersen.
.
Effectenbeurzen.
Wisselkoersen. Goederenhandel.
Bankstaten. Verkeerswezen.

INSTITUUT

VOOR ECONOMISCI.IE GESCHRIFTEN

Algemeen Secretaris: Mr. G. W. J. Bruins.

WEEKBLAD ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
Secretaris-Redacteur: G. E. Huffnagel.

Secretariaat: Pieter de Hooghweg 12, Rotterdam.
Telef. Nr. 3000. Telegr.adres: Economisch Instituut.
Postcheque en girorekening Rotterdam No. 8408.

Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p.
in Nederland f 113,—. Buitenland en Koloniën f 14,-
per jaar. Losse nummers 30 cents. Leden en donateurs van het Instituut ontvangen het
weekblad gratis.
De verdere publicaties van het Instituut uitgaande
ontvangen de abonné’s, leden en donateurs kosteloos,
voor zoover daaromtrent niet anders wordt beslist.

Advertentiën f 0,35 per regel. Plaatsing bij abonne-
ment volgens tarief. Administratie van abonnementen
en advertenties: Nijgh & van Ditmar’s Uitgevers-
Maatschappij, Rotterdam. Amsterdam, ‘s-Gravenhage.

6
MEI. 1918.

Het is der regeering gelukt de moeilijkheden met

Duitschiand tot een bevredigende oplossing te brengen.

De stemming op de geld- en fondsenmarkt is daar-

door belangrijk beter geworden en ondanks de maands-

wisseling kon een beduidende ontspanning in de

hooge geldkoersen plaatsvinden. Het opvragen van

deposito’s hield weder op en de reeds in kas genomen

bedragen konden gebruikt worden voor de gewone

Mei-betalingen, zoodat voor dezen termijn geen ver-

dere belangrijke onttrekkingen meer noodig waren.

Reeds spoedig begonnen de opgenomen gelden terug

te keeren. De prolongatie-nteering van de afge-

6open week ging dan
ook
in gestadig dalende richting.

Na de hooge notèering van 6 pOt. op 27 April,

volgden achtereenvolgens noteeringen van 534, 5,

434, 4, 3Y4 en 334
it
4.pOt., terwijl heden 334 pOt.

genoteerd werd.

Ook vooi
particulier disconto was spoedig weder

geld beschikbaar eu daar het aanbod van wissels

gering blijft, liep
ook
deze koers terug; circa 334 pOt.

Dat er in de eerste dagen der week nog belangrijke

bedragen aan de .Nederlandsche Bank zijn onttrokken

is uit den weekstaat te bemerken. Hoewel de ont-

spanning op de geidmarkt reeds op Woensdag dui-

delijk waarneembaar was en er dus waarschijnlijk

weder belangrijke bedragen zijn terugbetaald, is de

toeneming van de uitzettingen bijna evén groot als de

yorige week. De binnenlandsche wissels vermeer-

derden met 15 millioen, de beleeningen met 17 mil-

lioen gulden. De rekening-courant-saldi van anderen

zijn, eigenaardigerwijs, iets grooter geworden n.l.

5 millioen. Het tegoed van de regeering werd weder

13 millioen kleiner. De totaal-toeneming van den bank-

biljettenomloop bedroeg 35 millioen. –

*

De wisselmarkt kan nog steeds niet aan haar luste-

boze stemming ontkomen. Zoolang er geen verbetering

in de handelsvooruitzichten komt, is ook nauwelijks

iets anders te verwachten. De koersen brokkelden

‘estadig af. Ook Skandinavië was zeer flauw. Kopen-

hagen en Ohristiania zijn nu weder beduidend onder

het normale peil en ook Stockholm begint reeds

‘eder dicht het goudpunt te naderen. Zwitserland

blijft in den laatsten tijd vrij stationnair circa 2 pOt.

boven het goudpunt. Alleen Spanje is nog steeds

abnorrnaal hoog, circa 58 â 59.

UITBREIDING DER NEDERLANDSCHE

HANDELSBETREKKINGEN MET DE WEST

EN OMGEVING.

n leiding.

Vaak is beweerd, dat Nederland alle zeilen zal moe-ten
bijzetten
om de Oost-Indische Koloniën tot ont-
wikkeling te brengen en dat ons overschot aan kapitaal n energie, zelfs indi’en uitsluitend tot dat doel aange-
wend, nauwelijks toereikend zal zijn om in het Azia-tisch deel des Rijks, zooveel malen grooter en sterker
bevolkt dan het Moederland met eigen hulpmiddelen alléén. in een niet al te langzaa.m tempo, van de daar
aanwezige ,,onbegrensde mogelijkheden” te geraken
tot een bevredigende realiteit.

392

1
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

8 Mei
1918

Anderen aohen een uiterst liberale houding tegen-
over vreemd kapitaal en vreenide arbeidskracht niet
alleen een eisch van gezonde koloniale politiek, maar
zien daarin zelfs de beste waarborg voor het behoud
der koloniön.
Zonder de betrekkelijke juistheid van de eene zoo-
wel als van de andere opvatting uit het oog te ver-liezen, dient rekening te wonden gehouden met de
geografische, politieke en economische positie van
ns vaderland, welke aan Nederland althans . op het
gebied van handel en scheepvaart nog een andere be-
teekenis verleent dan die, welke met hèt bezit van be-
langrijke Aziatische koloniën in rechtstreeksch ver-
band staat.
Niet alleen als koloniale mogendheid heeft Neder-
ldnd een taak te vervullen, evenmin als van de verdere
ontwikkeling der nationale industrie in de eerste of
voornaamste plaats vermeerdering van welvaart moet
worden verwacht. De geweldige gebeurtenissen van
den huidigen tijd en de daaruit te voorziene yerande-
ring in de verhouding der volkeren van oude en
nieuwe wereld vragen de aandacht 66k voor de ver-
sterking der positie van Nederland als handels-cen-
trum, zooals onlangs met zooveel klem in de ,,Econo-
mische Vragen des Tijds” werd betoogd door den
Oiid Consul-Generaal van Rumenië te Rotterdam
(0. G. Rommenhöfler ,,De Verindustrialiseering van
Nederland”).
Zoo is voor verdere uitbreiding onzer handelsrela-
ties met Centraal- en Zuid-Amerika nog alle ruimte, al mag niet uit het oog worden verloren, dat meer in
het bizonder, met betrekking tot de belangrijke Zuide-
lijke Republieken Brazilië en Argentinië reeds veel is
tot stand gebracht, deels al v66r, deels, tijdens den
oorlog.
Er zijn echter ook nog andere gebieden bezuiden en
benoorden de Landengte van Panama, welke de aan-
dacht waard zijn en die, welke door de Caraïbische
Z,ee worden bespoeld hêbben een eigendommelijk be-
lang voor ons, in verband met de eeuwenoude vesti-
gingen der Nederlanders aldaar.

Vermeerderde invloed der Veree-
nigde Staten in Zuid-Amerika
e,n West-Indië.
Een der gevolgen van den huidigen Enropeeschen oorlog is, dat op het vasteland van Zuid-Amerika en
de West-Indische eilanden de economische invloed der
Vereenigde Staten belangrijk is toegenomen. –
De groote Noord-Amerikaansche Unie kreeg de
kans, en was er zelfs op aangewezen, haar uitvoer naar
de Midden- en Zuid-Amerikaansche republieken, en zelfs naar de Engelsche, Fransche en Nederlandsche
West-Indische koloniën, belangrijk uit te breiden en
omgekeerd werd zij in veel grooter mate dan voorheen
afueemster der producten van de genoemde republie-
ken en koloniën.
In hoeverrë na den oorlog de oude toestanden zullen
terugkeeren en in welke mate daarentegen de nieuwe
zullen blijven bestaan, dienaangaande kan men zich
natuurlijk thans slechts in gissingen verdiepen.
Wat voor de hand ligt evenwel is dat, hoezeer de koopkracht in de Vereenigde Staten ook moge zijn
toegenomen, en het productiever.mogen ‘in Europa zijn
gedaald, de cultuurstaten der oude wereld zich na den
vrede niet zullen blijven spenen van zooveel, dat zij
gewoon waren uit de West te betrekken, ook al zullen
71j
a1dar de markt voor hunne eigen producten wel-
licht voor een deel blijvend door Amerikaansche ver-
overd vinden. Immers vele West-Indische voortbreng-
selen kunnen in de Europeesche maatschappij slechts noode worden gemist en zijn maar niet zoo direct van
elders te bekomen, terwijl de groote vermindering in
den aanvoer dier voortbrengselen voor een goed deel
werd veroorzaakt door gebrek aan vervoergelegen-
heid. Die vermindering was dus niet zoo zeer een ge-
volg van den oorlog dan wel van de
wijze
waarop de
vijandelijkheden werden gevoerd.
Ook is moeilijk aan te nemen, dat hetgeen honderd

millioen menschen in Centraal Eurppa v66r den oorlog
aan West-Indische producten consumeerden op den
duur dooi honderd millioen Amerikanèn extra zal
kunnen w(orden afgenomen. Thans reeds voelt men in
sommige Zuid-Amerikaansche productielanden pijn-
lijk den nadeeligen invloed, der zooveel ongunstiger
masktprjzen in Amerika, vergeleken bij wat men
vroeger voor zijn oogst kon maken bij uitvoer naar
Europa, en beschouwt men het wegvallen of de sterke’
inkrimping der scheepvaart-verbinding met de oude
wereld als een ramp. Er mag dus’ worden verwacht, dat
zoodra de zee weder vrij zal zijn men wederom vele
der West-Indische producten in Europa ter markt, zal
willen brengen, ook al zullen voorloopig geen Euro-
peesche producten in de zelfde hoeveelheid als voor-
heen beschikbaar zijn als ruilmiddel.
In het
voorbijgaan
zij opgemerkt, dat ook in vroe-
gere tijden soms de export zich hoofdzakelijk richtte
op Europa, jioewel de import van daar ver achter
bleef ‘bij dien uit de VereenigdeStaten. Als voorbeeld
kan dienen de Republiek Haiti. Suiker, het West-
Indische product, dat in de alleerste plaats voor uit-
voer naar de Vereenigde Staten in aanmerking komt,
werd daar voorheen niet voor export verbouwd, ter-
wel de belangrijke voortbrengselen des lands (in de
eerste pla2ts koffie) slechts in Europa gewild waren.
Toch namen in de import-statistiek de Vereenigde
Staten de eerste plaats in, of
m.a.w.
Haiti betrok in
hoofdzaak uit de Vereenigde Staten en betaalde met
wissels op Europa, getrokken tegen de daarheen ver-
scheepte producten.
Is dus tegelijk met den vrede een neiging te ver-
wachten om West-Indische voortbrengselen in Europa
aan den man te brengen, onafhankelijk van het al of
niet direct weder toevloeien, in dezelfde mate als voor-
heen, va,n Europeesche producten in omgekeerde rich-
ting, zoo zullen daarbij twee factoren een groote rol
spelen, t.w. de financiering en het transport.
Mocht met betrekking tot deze beide punten Neder-
land in gunstige conditie blijven verkeeren dan heeft het een van zelf in het oog springend belang van ons
geld en onze schepen gebruik te maken om onze han-
delsbetrekkingen met de West uit te breiden, in ver-
band ook met de positie, welke wij aldaar reeds door
onze koloniën innemen. Welke oogenblikkelijke nk-
deelen ook door den oorlog aan onzen handel en onze scheepvaart worden toegebracht, het verkeer tusschen
Nederland en Nederlandsch West-Indië zal zoo spoe-dig mogelijk moeten worden hersteld en eenvast punt
als Curaçao kan op velerlei wijze van nut zijn om onze
handelspositie in de Carnïbische Zee te versterken,

De Ned erland sch e West-Indische
koloniën en de wereldoorlog.
Mocht onze West zich de laatste jaren in het alge-
meen verheugen in verhoogde belangstelling in de
zakenwereld, in de Pers en bij de volksvertegenwoor-
diging, een belangstelling van een heel bizondere soort
vertoont zich in het Moederland nu hier en daar in
Amerikaansche bladen het vraagstuk is behandeld of
na de Deensche Antillen niet de Nederlandsche –
respectievelijk Suriname – aan de beurt zijn om voor
veel dollars door Uncle Sam te worden gekocht; of be-
halve de schrijvers der betreffende artikelen ook de
Amerikaansche Regeering zich met die vraag bezig
houdt is tot nu toe niet bekend geworden.
Intusschen heeft onze Nederlandsche Regeering
een hfwerende houding aangenomen, terwijl in de
koloniale pers de verkooppiannen geen weerklank heb-
ben gevonden. Onder hen die hier te lande tegen die
plannen hun stem verhieven
1)
werd zeker niet op de
minst verdienstelijke wijze voor het behoud onzei
West-Indische koloniën gepleit door den heerJ. H. J.
Hamelberg (,,Indische Mercuur” van 22 Maart d.j.),
die o.a. in het licht stelde, dat alleen reeds in verband
met onze eigen positie het voorbeeld van Denemarken
zeker voor ons geen maatstaf mag zijn en dat boven.

) [Men zie het artikel van den heer D. Fock in
No. 112
-Red.]

8 Mei 1918

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

39

dien Nederland rekening heeft te houden met twéé
koloniën, Suriname en Curaçao, welke onderling zoo-
zeer verschillen en geenszins over één kam mogen
worden gechoren.
Indien het werkelijk het streven mocht zijn van de
Vereenigde Staten om de Caraïbische Zee te maken
tot een Amerikaansche binnenzee, dan zou daartoe
niet alleen do medewerking noodig zijn van Neder-
land, maar ook die van Engeland en Frankrijk en
onze aanspraken zijn in zooverre met die van deze
beide groote mogendheden gelijkwaardig, dat ook onze
plaats in West-Indië er eene is van meer dan louter
historische beteekenis. Mocht ooit in ernst de vraag
ter sprake komen of Nederland zich vrijwillig van de
West-Indische koloniën mag ontdoen, dan zal zeker niet de zucht om van een ,,lastpost”
bevrijd
te raken
den doorslag mogen geven. Alleen het waarachtig be-
lang zou mogen tellen van Suriname en Curaçao zelf
en dan mag zeker de vraag worden gesteld of inder-
daad een andere natie, en met name de Vereenigde
Staten, zooveel meer van die Kolonie zou terecht bren-
gen dan wij.
Men moet schijn weten te onderscheiden van werke-
lijkheid en vergelijkingen hebben de eigenaardigheid
van altijd mank te gaan. Amerika moge succes gehad hebben met Porto Rico, twee omstandighedch mogeii
niet uit het oog worden verloren, tea eerste, dat dit eiland een der dichtstbevolkte van West-Indië was
(één millioen inwoners, waarvan meer dan de helft
blanken) en ten tweede dat de kolonie werd overge-
nomen van Spanje, een land dat reeds lang zijn rol als
koloniale mogendheid had uitgespeeld. Ook de zoo ge-
liefde vergelijking tusschen Britsch Guyana en Suri-
name is geen zuivere en de meerder welvaart van eerst-
genoemd land geen voldoend motief om te besluiten tot onzen onmacht om in West-Indië iets tot stand te
brengen. Immers het historische feit waaraan nu een-
maal niets meer te veranderen valt, dat Engeland de
sTaveruij ruim 25 jaar eerder afschafte dan Neder-
land, geeft de Britsche kolonie een natuurlijken voor-
sprong, welke thans niet meer door een verandering
van vlag zou kunnen worden ingehaald.
Veel is er voor en na geschreven over pogingen om de Nederlandsch West-Indische koloniën uit haar ver-
val op te heffen en over de opofferingen, welke het
Moederland zich voor dat doel behoort te getroosten,
maar daarmede wordt geenszins de waarheid te niet gedaan, dat geen regeering bij machte is welvaart te
s c h e p p e n. Voor zoover het Surinaamsche vraag-
stuk een bevolkings-vraagstuk is (en dat is het wel in de allereerste plaats) mag natuurlijk geen andere dan
een uiterst geleidelijke ontwikkeling worden tegemoet
gezien, naar mate immigratie en kolonisatie de land-
bouwende bevolking zullen doen toenemen.
De kolonie Curaçao, wier inheemsche bevolking
geen voldoende middelen van bestaan vond op eigen
geboortegrond, zoodat velen het beroep van zeeman
kozen of naar de omliggende republieken emigreerden,
vormt dus in zekeren zin een tegenstelling met
Suriname. De toekomst van Curaçao ligt in het toe-
nemen van handel en bedrijf en, bedriegen verschil-
lende voorteekenen niet, dan zijn de kansen voor deze
kolonie, gedeeltelijk onder invloed van den oorlog,
aanmerkelijk verbeterd.

De Nederlandsche Boveuwindsche
eilanden in verband met de vaart
op West-Indië en door het Pana-
m a – K a n a a 1.
Doordat de Deensche Antillen aan de Vereenigde
Staten zijn overgegaan is de aandacht meer dan vroe
ger op de Nederlandsche eilanden boven den wind
gevestigd geworden, als gunstig gelegen ten opzichte
van de route naar de Landeugte van Panama en in
het algemeen als eerste aanloophaven van schepen
komende uit Europa op den weg naar de Caraïbische
Zee. Lang immers was St. Thomas het West-Indisch
hoofdkwartier der Hamburg-Amerika-Lijn, die een
half dozijn geregelde lijnen exploiteerde naar de An-

tillen en de Golf van Mexico en het is niet aan te
nemen, dat deze of eenige andere lijn van het vaste-
land van Europa wederom de vroegere voordeelen zal
genieten, nu daarover de vlag der Unie waait. De aan-
dacht wordt dus als van zelf gevestigd op de in dc
nabijheid gelegen Nederlandsche Bovenwindsche
eilanden,, daar een haven hehëorende tot een niet
groote Europeesche mogendheid, als voorpost in de
Caraïbische Zee, nu eenmaal voor het scheepvaart-
verkeer met Europa eigenaardige voordeelen moet
bieden, vooral na afloop van den tegenwoordigen
oorlog. Een groot bezwaar is het, dat geen der drie
eilanden (Saba, St. Eustatius en St. Mrtin) een
goede natuurlijke haven heeft. Alleen op St. Martin
(Nederlandsch gedeelte) zou wellicht een haven voor
groote zeeschepen kunnen worden aangelegd en dat
deze zaak de aandacht onzer Regeering heeft is reeds
gebleken. De Bovenwindsche eilanden liggen op circa
3800 mijl van Europa en dit is wel de maximum af-
stand, welke een stoomschip met eigen bunkervoorraad
aflegt, terwijl tusschenstations in den Atlantischen
Oceaan ontbreken of uit den koers liggen, zoodat een
gelegenheid tot aanvulling van brandstof, kolen of
olie, zeker van belang ïs, vooral voor de vaart op de
Landengte van Panama. Intusschen is uitbreiding der
Nederlandsche handelsbelangen met behulp van een
haven op de Bovenwindsche eilanden moeilijk denk-
baar.

De Nederlandsche Benedenwind-
sche eilanden als centrum van
den Nederlandsch West-Indischen
handel.
Geheel anders staan de zaken wat dit laatste aan-
gaat met betrekking tot de NederÏandsche eilanden
beneden den wind. De ligging onder de Venezuelaan-
sche kust, in de onmiddellijke
nabijheid
van rijke pio-
ductielanden, de bestaande handelsrelaties en stoom-
vaartverhindingen, de goede haven van het hoofd-
eiland, de verkrijgbaarheid aldaar van brandstof voor
stoomschepen en de vestiging der Bataafsche Petro-
leum Maatschajpij, dit zijn zoovele factoren, welke
medetellen bij de beoordeeling der waarde van Curaçao
als handelscentrum.
Gaan wij thans na, welke handelsrelaties wij thans
reeds, bezitten mt de landen der Caraïbische Zee,, dan
valt met genoegdoening te constateeren, dat vooral
gedurende de eerste oorlogsjaren, toen er nog min of
meer van vrij verkeer sprake kon zijn en de handel
der oorlogvoerenden zeer werd bemoeilijkt – Duitsch-land zich zelfs den weg voor directe zaken geheel zag
afgesloten – het verkeer met het neutrale Nederland
•sterk toenam. Van de republieken Venezuela, Colum-
hia. Haiti en St. Dorniugo werden eensklaps ‘producten
als koffie, tabak, looistoffen en huiden in belangrijke
hoeveelheden naar Nederland geëxporteerd, terwijl di.e
producten vroeger niet of in veel geringer mate bij
ons een markt vonden. Om één enkel voorbeeld te
noemen terwijl in 1013 van de Maracaibo-ko.ffio
11.000 ton naar Duitschland ging en 19.000 ton naar
de Vereenigde Staten, en de export naar Nederland
onbeteekenend was, verscheepte men in 1915/16 ge-
durende twaalf maanden 7000 ton dezer koffiesoort
via Curaçao naar Amsterdam. Hoewel natuurlijk in bewogen tijden als de tegen-
voordige allerwege gelegenheidszaken worden gedaan,
bestaat er geen redelijke twijfel of bij de tijdens. den
huidigen oorlog ontstane of •’uitgebreide handelsbe-
trekkingen tusschen Nederland en de landen der
Caraïbische Zee heeft vooral de gedachte voorgezeten
aan blijvende connecties. De te verwachten verande-
ringen in •de internationale handelsbetrekkingen als
gevolg ôf van de thans diep invretende vijandelijke
gevoelens ten opzichte van elkaar, èf van de finan-
cieele en economische ontreddering der oorlogvoeren-
den, opent ongetwijfeld goede kansen voor ons land
ook met betrekking tot den overzeeschen handel der
hoogergenoemde landen. Aan deze kansen meer aan-
dacht te gev’eu, meer kapitaal beschikbaar te stellen

394

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

8 Mei 1918

voor de ontwikkeling der mogelijkheden, welke hier
aanwezig schijnen, en 66k meer gebruik te maken van
de gunstige ligging van Curaçao als centraal-punt,
mag wel als een eisch van den tijd worden aange-
merkt.
1)

Bankzaken op Curaçao.
In de beschouwingen, welke den laatsten tijd van
verschillende zijden gegeven zijn met betrekking tot
het Curaçaosche bankwezen, is één punt duidelijk in het licht gesteld en wel dat de Kolonie zelf heel wei-
nig ruimte biedt voor een crediet-instelling. Er is
noch een landbouw, noch een handel, welke aan crediet
behoefte hebben en een nieuw opgerichte bank (al
dan niet circulatiebank) zou zich voor hare crediet-
operaties beperkt zien tot hypotheek-neming en de
niet buitengewoon omvangrijke wissel- en incasso –
zaken moeten deelen met de reeds bestaande plaatse-
lijke instellingen. Het ligt dus voor de hand, dat uit-
gezien zou worden naar een breeder arbeidsveld in
den omtrek, maar daardoor zou de onderneming het
karakter van bankinstelling min of meer verliezen.
Dit mag echter geen reden zijn om van pogingen van
het Nederlandsche kapitaal om, met Curaçao als con-
centratiepunt, de handelsrelaties met de omliggende
republieken uit te breiden, niet alle mogelijke succes
te verwachten. Overigens mag niet uit het oog wor-
den verloren, dat zoowel op het vasteland van Zuid-
Amerika als op de Antillen verschillende groote Ame.
rikaansche en Europeesche banken hare filialen hebben
en dat deze vestigingen hun reden van bestaan ont-
leenen aan reeds aanwezig of te verwachten handels-
verkeer met eigen land.
(Wordt vervolgd).

W.
R. MENKMAN.

DE OORLOG EN DE STIKSTOFVOORZIENING

VAN NEDERLAND.

e plant heeft voor haar bestaan noodig een zeker
aantal voedingsstoffen. De waschdom en productie aan plantenmassa regelt zich naar die voedingsstof,
welke in de kleinste hoeveelheid voorhanden is – de
z.g. wet van het minimum. Onder deze stoffen speelt
de stikstof een voorname rol. De toename der bevol-king, de steeds intensiever wordende cultuur, maken
dat er jaarlijks groote hoeveelheden stikstof aan den
bodem onttrokken worden, tengevolge waarvan deze de rol van den minimum-factor is gaan vervullen. De
voorziening van den bodem met stikstofhoudende ver-
bindingen is daardoor van het allergrootste belang
geworden. Tot voor enkele jaren had deze voorziening
grootendeels plaats door aanvoer van stikstofhoudende
meststoffen uit het buitenland. Naast den stalmest,
werd een ruime plaats ingenomen door Chilisalpeter eij zwavelzuren ammoniak
2)
Chilisalpeter is een
natuurproduct, afkomstig van de salpetervelden in
Chili, waarvan de voorraad echter niet onuitputtelijk is. Wel vestigde de Chileensche legatie te ‘s-Graven-
hage er verleden jaar de aandacht op, dat voor een
spoedige uitputting van de salpetervelden niet ge-
vreesd behoefde te worden, wijl nieuwe opinetingen
en onderzoekingen gedurende de jaren 1908 t/m. 1911
aangetoond hebben, dat nog 200 millioen ton salpeter
aanwezig is en dat er bovendien nog onontgonnen vel-
den liggen, waarvan de aanwezige hoeveelheid sal-
peter door experts geschat wordt op ongeveer 5 maal
het hierboven genoemde cijfer, toch zal binnen af zien-
baren tijd het oogenblik komen, dat de velden uitge-
put zijn.
Zwavelzüre ammoniak ‘is het bijprodukt van de

1)
(Er moge in dit verband wordQn aangeteekend, dat
dezer dagen de dagbladen melden, dat blijkens een door den
minister van koloniën ontvangen telegram de werkzaam-
heden voor de verbetering van de monding der haven van Willemstad ten einde gebracht werden en aldus een door-
gaande vaargeul verkregen is van 80 M. breedte bij
10
1
I2
M.
diepte, het Panamapeil dus. – Red.)

) Voor den oorlog werd hier te lande verbruikt ongeveer
100.000 ton Chilisalpeter en
40.000
ton zwavelzure ammoniak.

cokes- en gasfabrieken en wordt slechts in een be-
perkte hoeveelheid in ons land aangemaakt, althans
in een hoeveelheid, bij lange na niet voldoende om in de behoefte te voorzien.

Nu tengevolge van den oorlog aanvoer uit het bui-
tenland zoo goed als onmogelijk is geworden, en juist
de voedselvoorziening van mensch en dier thans een
zoo hoog
mogelijk
productiviteit van den grond vor-
dert, ligt het voor de hand, dat omgezien wordt naar
middelen om de wanverhouding, welke ontstaan is
tusschen de snelheid waarmede de stikstof door den
mensch aan den bodem wordt onttrokken en die
waarmede deze in een voor de planten opneembaren
vorm werd gebracht, op te heffen, m.a.w., het is èen gebiedende eisch er voor te zorgen, dat aan den Ne-
derlandschen bodem stikstofhoudende meststoffen
worden toegevoegd zal de oogst, inplaats van grooter
te worden, niet met reuzenschreden achteruitgaan.

In de atmosfeer heeft men een onuitputtelijke bron
van stikstof, daar deze voor
5/5
uit dit element be-
staat. Evenwel is de stikstof als zoodanig niet op-
neembaar voor de plant; daartoe moet zij eerst in een bepaalden bindingsvorm worden gebracht. In het on-
derstaande mogen eenige wijzen aangegeve1 worden,
waarop de stikstof uit de lucht gebonden kan worden,
ten einde haar rol als plantenvoedsel te kunnen ver-
vullen.

In 1787 werd door Cavendish in Engeland gecon-
stateerd, dat bij het overspringen van electrische von-
ken in de lucht een deel van de stikstof uit de lucht
zich met zuurstof verbond. Toch duurde het meer dan een eeuw voor dit verschijnsel een practische
toepassing vond en volgens het systeem
Bradley
en
Lovejoy
in 1902 aan den Niagara-waterval een fabriek gebouwd werd ter bereiding van salpeterzuur.
In 1903 waren het de twee Noren
Biriceland
en
Eyde,
die door middel van de electrische boogviam in
doosvormige ovens kalksalpeter, d.i. basisch-calcium-nitraat maakten. De zeer hooge temperatuur, 3000° C.,
waarbij dit procédé zich voltrekt, maken het echter
alleen uitvoerbaar daar waar men over een goedkoope
energiebron beschikt, zooals in Zweden en Noorwegen
waar gebruik gemaakt wordt van de kracht der zich in die landen bevindende watervallen. Niet onwaar-
schijnlijk zal binnen een paar jaren de productie van
kalksalpeter aldaar opgèvoerd zijn tot 300.000 ton,
d.i. ongeveer driemaal zooveel als Nederland aan
Chilisalpeter verbruikt.

Belangrijk zijn de beschouwingen van den Amen-
kaanschen Dr. Parsons, hoofdscheikundige van het
,,Bureau of Mines”. Aan zijn belangrijke rapporten,
uitgebracht na
zijn
reizen in Amerika, Zweden, Noor-
vegen, Engeland, Frankrijk en Italië, zij hier alleen
ontleend, hetgeen daarin voorkomt over het z.g.
Cyanide-procédé
een reeds lang bekende werkwijze,
hierin bestaande, dat soda met cokes of koolstof en
fijnverdeeld ijzer als katalysator tot rood gloeihitte
wordt gebracht en stikstof door de massa wordt ge-
leid. Daarbij ontstaat •natriumcyanide, hetwelk ge-
makkelijk in ammoniak, respectievelijk in zwavelzuren
ammoniak, of, bij gebrek aan zwavelzuur, in ureum
om te zetten is.

Gedurende den oorlog is men in Amerika er in
geslaagd op kleine schaal natriumcyanide te bereiden.
Voor de proeven werd door de Amerikaansche regee-
ring $ 200.000 toegestaan en het resultaat voor toe-
passing in het groot schijnt, volgens mededeelingen
van den voorzitter der ,,Nitrogen Products Co.”, Ed-
ward E. Arnold, gunstig te zijn; bijzonderheden zijn
tot heden echter niet bekend geworden.
Een andere bereidingswijze van ammoniak uit de
stikstof van den dampkring is die volgens het
pro cédé
Serpek,
waarbij uit aluminium-oxyd en kool, alumi-
niumnitnide wordt gemaakt, hetwelk met oververhit-
ten stoom ontleed wordt en ammoniak levert.
Met de bereiding van aluminiumnitnide houden zich thans o.m. bezig de ,,Badische Anilin und Sodafabnik”
en de ,,Société d’aluminium française”, wordt er

8 Mei 1918

ECONOMISÇH-STATISTISCHE BERICHTEN

395

volgejis het systeem Serpek in Noorwegen te Arendal
zwavelzure ammoniak gemaakt, is er te Whatney in
Nieuw-Oarolina een fabriek in werking ter bereiding
van aluminiumnitride en werd er in Britsch-Indië
een maatschappij gevormd met een kapitaal van 25
miljoen francs.
Na uitvoerige onderzoekingen gelukte het Haber
en. zijn medewerkers, waaronder te noemen Van Oordt
en Le Rossignol, ammoniak uit zijn elementen op te
bouwen.
Dit
pro cdé Haber
komt in het kort hierop neer,
dat stikstof en waterstof, met medewerking van een
geschikten katalysator, bij 200 atmosferen druk en
een temperatuur van
7500
op elkaar inwerken. De moeilijkheid van het construeeren van toestellen,
welke bij zulk een hoogen druk geen gassen doorlaten
is door de ingenieurs Bosch en Mittasch van de ,,Badi-
sche Anilin und Sodafabrik” glansrijk overwonnen,
met het resultaat, dat deze fabriek voor den oorlog
ingericht was voor een productie van 40.000 ton
zwavelzure ammoniak, welke hoeveelheid in 1914 tot
130.000 ton en na den slag aan de Marne, met onder-
steuning van de Duitsche regeering, opgevoerd werd
tot 300.000 ton.
Zij ten slotte gewezen op de kalkstikstof, waarop
vooral in de laatste maanden in het bijzonder in ons
land de aandacht gevestigd i$ geworden. Kalkstik-
stof d.i. calciumcyanamide, wordt volgens het
procédé Frank-Caro
bereid uit calciumcarbid, door
deze te verhitten tot ongeveer
11000
in een strôom
stikstof. Deze hooge temperatuur makt het noodig,
dat men ook hier de beschikking moet hebben over
een krachtige energiebron.
Behalve in Duitschland, waar o.m. te Grosskayna,
bij Trostberg en te Knapsack, kallcstikstof gemaakt
wordt, zij hier nog gewezen op de ,,Norsk Hydro-
Elektrisk kvaelstof-aktieselskab”, werkende met een
kapitaal van 58 millioen kronen en op de in 1917 tot
stand gekomen fabriek te Bjölve-fos. In het algemeen kan gezegd worden, dat reeds v66r
den oorlog in het buitenland in een 14-tal fabrieken
kalkstikstof aangemaakt werd. Kaikstikstof heeft echter het groote bezwaar, dat bij
het bewaren door opname van water uit de lucht het
gehalte aan de waardevolle stikstofverbinding achter-
uit gaat en zelfs zeer belangrijk kan verminderen, wat
Th. Pfeiffer en W. Simmermacher na hun proefne-
ming tot de conclusie deden komen, dat het produkt, waarin kaikstikstof bij vochtopname omgezet wordt,
minstens te beschouwen is als ballast voor de planten.
In het bovenstaande is getracht een kort overzicht
te geven van wat in het buitenland reeds gedaan is
ter ,,voorziening in den stikstofnood”, een overzicht
hetwelk geenszins aanspraak mag maken volledig te
heeten. Ook lag het nietop onzen weg hier ter plaatse
aan een bepaald procédé de voorkeur te geven. Hoofd-
doel was ook buiten landbouwkringen voor dit thans
zeer gewichtige vraagstuk eenige aandacht te vragen.
De overtuiging, dat tengevolge van de gewijzigde
omstandigheden elk land zooveel mogelijk moet trach-
ten te voorzien in eigen behoefte, heeft er toe geleid,
dat in de oorlogvoerende landen, vaak met zeer be-
langrjken steun der betreffende regeeringen instal-
laties zijn tot stand gekomen voor de bereiding van
stikstofverbindingen.
Ook voor Nederland is het thans een gebiedende
eisch niet achter te blijven en, zij het ook met wellicht
groote financieele offers, zoo spoedig mogelijk maat-
regelen te treffen om ons land, met betrekking tot de
stikstofvoorziening, grootendeels onafhankelijk te ma-
ken van het buitenland.
Dr. D.
KNUrFEL.
Maastficht, April 1918.

ECONOMISCHE VOORLICHTING IN

ZWITSERLAND.

,,Nu de internationale relatiën meer en meer direct
schijnen te zullen worden beheerscht niet door de mili-
taire verhoudingen alleen, doch vooral door de

economische,” zeide in de maand September van het
vorige jaar een ,,Handelsblad”-artikel, ditzelfde onder-
werp betreffende, ,,krjgen onze diplomaten allerlei ingewikkelde zaken te behandelen en (zal het goed
zijn),
voor te bereiden,
waar zij niet mede vertrouwd
zijn. Talleyrand drukte zich eens uit: ,,Quand on a
été un diplomate habile, combien faut-il encore y ajouter pour être un bon consul!” Maar ten slotte,
komt, hoe men zich ook uitdrukke, het toch hierop
neer, dat een goed consul, een goed handeisverzorger,
iets zeer aparts is, en. . . . al te
zeldzaam.

Desniettegenstaanle zijn al onze Zwitsersche zaken-
lieden het heden ten dage hierover eens, dat na afloop
der huidige vijandelijkheden onze Zwitsersche export
handel zonder de beste, de allerbeste verzorging zich
niet zal kunnen handhaven in den alsdan intensief
te
strijden economischen
strijd. Sommigen zagen dit
reeds in v66r den oorlog. Zoo weinig échter lieten
zij zich gelden, dat in 1913 onze Bondsraad nog
meende te kunnen volstaan met in zijn handeisverslag
te verklaren: ,,eine Vervollstï.ndigung der bestehen-
den Einrichtung in ihrer aussern Form wë.re uur
dann zu empfehlen, wenn dieselbe aus privater Initia-
tive angeregt würde.”

Welnu, die ,,Anregung” is er thans, ,,and with a
vengeance”! Schier geen dagblad of vaktijdschrift
kan men sinds jaar en dag meer openslaan, zoo in
Duitsch als in Romaansch en Latijnsch Zwitserland,
zonder dat men er ziet hameren op hetzelfde aanbeeld:
Nu!
,,Heute heisst es mehr denn je
– handein
und
nicht bloss beraten,” roept de ,,Schweizer Expor-
teur” uit. ,,L’essentiel est d’aboutir rapidement A une
solution. . . . Demain, ii sera déjk trop tard,” schrijft
de ,,Revue Suisse d’Exportation”. En de ,,Journal de
Genève” laat niet af er op te wijzen, dat thans, nu alle
exporthandel in Europa rust, het psychologische mo-ment gekomen is om toe te tasten. Sjanghaj, Alexan-
drië, Brazilië, Argentinië en de geheele Westkust van Zuid-Amerika zijn débouchés voor het nemen. Doch,
waarschuwt het blad, ook de andere export-landen
bereiden zich voor op’ expansie, en niet het minst de
huidige belligerenten, zoodat Zwitserland in economi-
schen zin zich wapenen moet voor ëen handelsstrijd
onder geheel nieuwe omstandigheden.
Nu
is het daar.
voor nog tijd. Dit is slechts een willekeurige greep
uit een
bijna
onbeperkt aantal voorbeelden.

Nu is er echter onder de menigte der zakenlieden,
die hier te lande de dringende
noodzakelijkheid
van
handelsverzorging terdege inzien, eene zekere cate-
gorie, welke daarbij niet weten wil van eenigerlei
staatsbemoeiing, waarin zij niet het minste vertrou-wen stelt, doch alles zich verlaat op het particuliere

of corporatieve initiatief. V66r den oorlog waren het
immers ook niet de staten, die de economische ver-houdingen geschapen’ hebben, zeggen Q. Deze zijn
ontstaan tengevolge van het Vrije spel der vrije krach-
ten. Precies zoo, meenen zij, zal het ook blijven nè
den oorlog. Niet de staat heeft immers de afzetge-
bieden gevormd of verruimd, niet de staat heeft
immers de vraag vermeerderd naar nijverheidsvoort-
brengselen van de eene of andere soort. Dit deed het
maatschappelijk initiatief met zijne reclame, zijne
vertegenwoordigers, zijne agenten en
vooral
zijne
handeisreizigers. Zij gaan zelfs zoover te beweren, dat
vermeerdering van afzet direct evenredig is aan het
getal der uitgezonden handeisreizigers.

Om dit aan te toonen wijzen zij op de Zwitsersche
markt zelve. In het jaar 1901 werd deze bezocht door 5785 buitenlandsche handeisreizigers. Hiervan waren
er 3973 Duitschers en 1182 Franschen, terwijl de
andere volken veel kleinere getalen zonden. Aan mon-
sters brachten de Duitschers 220 ton mede. De Engel-
schen buy, brachten slechts 110 ton mede, precies de
helft en de anderen nog minder.De Duitschers bereisden
bovendien Zwitserland drie- of viermaal
‘S
jaars. V66r
men het wist, waren zij er alweer en op het eerste ver-
langen kwamen ze bovendien nog speciaal ‘over. En
let nu op de resultaten, welke blijken uit de volgende

396

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

8 Mei 1918

statistiek van den invoer in Zwitserland, uitgedrukt
iii, millioenen fraucs, van ‘afgewerkt fabricaat gedu-
rende een drietal jaren door de vier voornaamste

leveranciers:

Duitschiand

Frankrijk

Engeland

Ver. Stat.
0
10

0
/0

0
/0

0
/0

1892,. 137,5
50,6

66,9 24,7

33,3
12,3

2,8
1,6

1900.. 193,2
53
1
5

62,9
17,4

45,4
12,6

11,2
3,1
1912.. 363

55,6

98

15

74,5 11,4

18,7
2,8

Hieruit blijkt dus, dat de Duitsche exporthandel
de eenige is, die in 20 jaar tijds in Zwitserland rela-
tief vooruit is gegaan (5 pOt.), terwijl die van
Frankrijk zelfs 9 pOt. afviel. Directe bewerking van
alle afzetgebieden, is derhalve het parool dezer cate-
gorie van zakenlieden.
Nu is het merkwaardig, dat zij zich in dozen juist beroepen op Duitschiand’s ontplooide economische
kracht, daar het immers tegenwoordig toch wel over-bekend geacht mag worden, dat het juist Duitschland
is geweest, hetwelk de methode van overheidssteun
aan den handel het meest systematisch heeft doorge-voerd. En aangezien het nu juist de tengevolge dezer
Duitsche politiek verkregen resultate’n zijn, die
Duitschland’s mededingers genoopt hebben het Duit-
sche voorbeeld na den oorlog na te bootsen, is het niet
te verwonderen, dat in de Zwitsersche zakenwereld
niet de zooeven genoemde categorie den boventoon
voert, doch de meerderheid der meer modèrn gezinde
elementen, die ook Zwitserland als exportland, beter
gezegd als export-staat, met zijn tijd mee wil doen
leven. Wel erkent ook deze laatste categorie ten volle,
wat van de andere zijde wordt in het midden ge-
bracht betreffende de imperatieve noodzakelijkheid
der ,directe bewerking van alle afzetgebieden”, wel
ziet zij in, dat dit het beginsel van allen exporthandel
is en moet blijven, doch
zij
begrijpt anderzijds even goed, dat in het vervolg de staat zekere functiën ten
opzichte van den handel te verrichten zal hebben, die
alleen hij in voldoende mate veriichten kan.
Tot deze functiën nu behoort in de eerste en voor-
naamste plaats de handelsvoorlichting door regee-
ringslichamen als het ,,Office du commerce exté-rieur” te Parijs, hetwelk niet in onmiddelljken zin
den exporthandel drijft, doch zijne bevordering moge-
lijk wenscht te maken door het bestudeeren der bui-
tenlandsche markten en het verzamelen van gegevens.
Meer nog komt overigens met de in Zwitsersche
handelskringen gekoesterde verlangens overeen het in
Engeland gecreëerde departement voor Handelsin-
lichtingen
1),
niet zoozeer omdat dit economisch in-
stituut een volslagen departement is, onder een
miniter staande, als wel wegens twee andere karak-
teristieken, welke het vertoont. Op aandringen der
,,Dominions’ Rôyal Oommission” toch zal dit depar-
tement zich niet bepalen tot het bestudeeren der
buiter&landsche
economische verhoudingen, doch even-
eens aan de
bin.nenlandsche
zijne aandacht wijden,
daar slechts in verband met deze laatste de belang-
rijkheid der eerste vastgesteld kan worden. En in de
tweede plaats zal dit Engelsche departement zich
beijveren samen te werken met andere dergelijke in-

stellingen,
niet
van de Engelsche regeering uitgaande,
gelijk bijvoorbeeld de zelfstandige bureaux voor han-
delsinlichtingen indertijd van koloniale zijde gesticht.
Dit nu wenscht men ook hier te lande, dat namelijk
het regeeiingslichaarn zich niet in ijle bureaucrati-sche hoogheid af zal zonderen om zich uitsluitend
bezig tehouden met het
,,steriliseeren”
van het ge-
oogste feitenmateriaal, doch dat integendeel het zich
beijveren zal belangstellenden en belanghebbenden zoo
vruchtdragend mogelijk deelgenoot te’ maken van dit
feitenmateriaal. Tot deze belangstellenden en belang-
hebbenden behooren in de eerste plaats de particu-
liere exportbureaux, die eene niet geringe mate van
practische ervaring opgedaan hebben en bedreven-
heid getoond hebben in het bevorderen van uijver-
heidsafzet en handel, en in de tweede plaats de pers

‘) [Zie
No. 1111.

in den meest uitgebreiden zin, zoowel de vakbladen
als de gewone dagbladen. Bij de verbreiding der van
regeeringswege gewonnen inlichtingen kan de pers
een nuttig werk verrichten, terwij]. beide, zij en de
particuliere exportbureaux, niet zelden in staat zul-
len zijn de officieele inlichtingen van waardevol corn-
mentaar te voorzien. Naar het verlangen der Zwit-
sersche zakenwereld zal het bedoelde regeerings-
lichaam dus voornamelijk eene bemiddelende rol te

vervullen hebben.

Tot welke zeer gunstige resultaten men overigens komen kan, indien men, wars van allen bureaucrati-
schen omhaal, zich slechts nauw aan wil sluiten bij
het reëele bedrijf der zakenwereld, blijkt reeds thans
uit het voortreffelijke Zwitsersche ,,Export-Adres-
boek”, uitgegeven door het van regeeringswege onder-
houden ,,Nachweisbureau für Bezug und Absatz von
Waren” te Zurich. Dit export-adresboek is een der
meest practische
oorlichtingsmiddelen voor den
handel, samengesteld doôr zakenlieden, voor zaken-
lieden, en dat alleen door zijne volkomen objectivi-
teit zijn officieel karakter verraadt,
terwijl
het ook

door hiermede gepaard gaande algeheele afwezigheid
van advertenties slechts aan handigheid wint.

Dit nu is juist de richting, welke men met hee] de
handelsorganisatie uit wil. Men wenscht de voordee-
len te genieten der objectiviteit en impartialiteit van
staatszorg, zonder te moeten lijden door de nadeelen
van haren bureaucratischen omslag. Men ziet overi-
gens zeer wel in, dat, indien een dergelijke staats-
informatiedienst iets – zal kunnen beteekenen, eene
grondigo hervorming zoowel van het gewone cousu-
laatwezen als van de economische vertegenwoordiging
in het algemeen, eene dringende noodzakelijkheid is.
Verleden jaar t’n September kwam deze overtuiging
reeds tot uiting in de Zwitsersche volksvertegenwoor-
diging door de motie Bühler-Meyer-Micheli, waarbij
werd aangedrongen op uitbreiding der diplomatieke
en economische vertegenwoordiging van Zwitserland
in het buitenland. Sedert heeft onze regeering, de
Bondsraad, zich ten naarstigste bemoeid met het
gevolg geven aan deze economische wenschen, en bin-
nen niet al te langen tijd kan een wetsontwerp in
dozen zin worden tegemoet gezien.

De officieele handelsstatistiek voor 1917 vermeldt
in het buitenland 1.27 Zwitsersche consulaire ressor-
ten. In een tiende gedeelte hiervan worden de econo-
mische belangen van Zwitserland behartigd door
diplomaten, d.w.z. door de Zwitsersche gezantchap-
pen zelf, 3 moeten zich tevreden stellen met consu-
laire secretarissen, 12 met vice-consuls. Slechts 10
ressorten hebben een consul-generaal, 91 (come-) con-
suls.

In de eerste plaats nu keert zich de moderne stroo-
ming tegen de thans nog in zwang zijnde handels-
voorlichiing door diplomaten, waarvan men niets
dan ellende heeft ondervonden. Niet het minst gaat
hierbij de aandrang uit van de zoozeer actieve Zwit-
sersche kolonies in het buitenland. Die te Buenos
Ayres bijvoorbeeld formuleerde eenige maanden gele-
den in haar orgaan, den ,,Oourrier suisse du Rio
de la Plata” een drietal postulaten: volledige schei-
ding van den diplomatieken en den cousulairen dienst,
vervanging van alle eere-consuls door bezoldigde be-
roepsconsuls, aanstelling van handeisattach6’s bij alle
belangrijke gezantsebappen, o.a. bij die te Parijs, Lon-
den, Berlijn, Rome, Washington en Buenos Ayres. In
de tweede plaats wenscht men,
gelijk
uit het voor-
gaande blijkt, het eere-consulaat opgeheven. Natuur-
lijk is over het algemeen een eere-consul beter dan hee-
lemaal géôn consul, doch aan den anderen kant doet,
daar deze eere-consuls veelal geene Zwitsers zijn, het
geval zich te dikwijls voor, dat de titijlarissen tenge-
volge hunner tweeslachtige positie in ernstige gewe-
tenscouflicten geraken, conflicten, die niet steeds ten
gunste van Zwitserland en zijn handel hunne op-
lossing vinden. De ervaring, hier te lande onlangs op
gedaan met de handelsvertegenwoordiging in Roe-

8 Mei 1918

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

397

menië ligt nog al te versch in het geheugen, evenals
ook het voorval te Barcelona, waar Zwitsersche han-delswaar gesequestreerd werd, omdat de Zwitsersche
consul persoonlijke verplichtingen had tegenover de
Fransche autoriteiten.

Aan deze beroepsconsulaten wenscht men voorts
zooveel mogelijk Kamers van Koophandel te verbin-
den, welkelichamen dan natuurlijk, willen zij waar-
lijk goed werk doen, van staatswege terdege moeten
worden gesubsidieerd. Zulke Kamers van Koophandel
staan op het punt van gesticht te worden in Londen,
Parijs en Buenos Ayres. De Zwitsersche kolonie te
Parijs is zelfs zoover gegaan het stichten van een der-
gelijk lichaam als antithese te stellen tegenover het
benoemen van een handelsattaché. Alen vreesde, dat zelfs een dergelijk ambtenaar niet in staat zoude zijn
het groote arbeidsveld in voldoende mate te overzien
en de veelheid der ingewikkelde vraagstukken te ont-
warren. Hiertoe achtte men slechts een uit zaken-
menschen samengesteld lichaam als eene Kamer van
Koophandel competent.

Toch is deze te Parijs geformuleerde tegenstelling
niet geheel juist, aangezien het in dezen geens-
zins een ,,entweder-oder” geldt, doch veeleer eene we-
derzijdsche aanvulling. De Kamer van Koophandel
moet dienen om de Zwitsersche export- (en
import!)
firma’s in relatie te brengen met het buitenlandsche
publiek. Als officieus lichaam blijft haar daarbij eene
groote
vrijheid
van beweging ter beschikking. De han-
delsattaché daarentegen is in zaken van economie het
officieele orgaan tusschen de Zwitsersche .regeering
en die van andere staten. Hij moet dienen om den
handel ook in hoogste instantie geheel los te makeii
van de
eigenlijke
diplomatie der oude school. Zôo zal
het dan ook zijn te Londen en te Parijs, waar de op te richten Zwitsersche Kamer van Koophandel den
Zwitserschen handelsattaché reeds eenigen tijd in
functie zal vinden. En dit vorbeeld staat elders ge-
volgd te worden.

Daartoe moet evenwel de handelsattaché boven
alles een ervaren zakenman zijn van algemeene eco-
nomische ontwikkeling en bovendien in zekere theore-
tische mate specialiteit. Hij moet doorkneed zijn in
alle vraagstukken van export en behoort belangheb-
benden te kunnen inlichten over tarieven van ver-
voer, over verzekeringen, over de gebruiken
bij
beta-
ling, over de voordeelen vreemden exporteurs geboden
door spoorwegmaatschappijen of reeders, alsook door
middel van regeeringssubsidie, of douanerechten. En
last
not least
moet de handelsattaché het groote fac-
totum zijn bij het wijzigen van bestaande internatio-
nale handelsverdragen, of het sluiten van nieuwe, ge-
lijk juist thans te geschieden staat.

De moeilijkheid is echter, hoe in voldoeMen getale
deze geschikte personen beschikbaar te krijgen: zoo-
wel
degelijke
handelsattaché’s als degelijke beroeps-
consuls. Het gaat er mede als met de Amerikaansche
vloot. Het doode materiaal, de scheepjes zich te..
,,verwerven” is (blijkbaar!) vrij eenvoudig. Doch wan-
neer het aankomt op degelijke bemanning, krijgt het
geval een geheel ander aspect,
gelijk
onze uit New
York overgekomen zeeliedei ons hebben duidelijk ge-

maakt. Men zoude om te beginnen
bij
het aanstellen
van bezoldigde beroepsconsuis tot op zekere hoogte eene keuze kunnen doen uit de huidige eere-consuis
en dit schijnt ten deele ook in de bedoeling der Zwit-
sersche regeering te liggen. In dat geval zoude men
op gelijke wijze kunnen handelen ten opzichte der
handelsattaché’s, d.w.z. kunnen beginnen met het
aanstellen van honoraire attaché’s, waaruit dan later
de eigenlijke functionarissen gekozen konden worden.

Voor het bezoldigde beroeps-consulaat overweegt
men bovendien de navolging van het Belgische voor-
beeld. Wanneer men eenigszins gereisd heeft en Zijne
oogen gebruikt heeft, waar ze voor dienen, zal men
zich herinneren ergens in eene Spaansche stad, of in
eene Maroccaansche kustplaats, of ook in ons eigen
Insulinde boven of naast eene eenvoudige woningdeur

dat bordje gezien te hebben, waarop met simpele let-
ters te lezen stond: ,,Boursier du Gouvernement
Beige”. Aldus heeft het kleine België zich weten te
pousseeren op de eenvoudigste, goedkoopste, meest
democratische wijze, die men zich denken kan. Een
,,Boursier du Gouvernement Beige” is in de eerste
plaats Belgisch burger, en voorts een jong, intelligent,
ondernemend koopman, van de beste getuigschriften
voorzien en van zins zich te vestigen als handelsver-
tegenwoordiger in eene streek, waar voor België’s
exporthandel débouché’s te veroveren zijn. De Bel-
gische regeering betaalt (of betaalde!) hem een sala-
ris uit een voor dit doel gevormd fonds en brengt
hem véér zijne uitreis reeds in relatie met den Belgi-
schen exporthandel en -nijverheid. Hierdoor is voors-hands zijn bestaan verzekerd en kan hij bij de betrok-
ken exportfirma’s zich op de hoogte stellen van de
verhandelbare producten. Deze boiirsier, dusgenaamd,
omdat hij uit eene staatsbeurs ondersteuning geniet,
mag slechts Belgische firma’s vertegenwoordigen en
om de zes maanden moet hij aan Zijne regeering ver-
slag uitbrengen over de ontwikkeling van den Belgi-
schen handel in zijn ressort. Na enkele jaren, vier of vijf, vervalt dan de staatsbeurs en komt de koopman
op eigen wieken te drijven, doch het moet al heel
ongelukkig zijn geloopen, indien hij zich binnen dit
tijdsverloop niet een mooi vast inkomen heeft weten
te verzekeren, terwijl terzelfder
tijd
zonder al te hooge
kosten de economische relatiën van zijn vaderland
werden uitgebreid.

‘Voor Zwitserland zoude deze methode het groote
voordeel hebben, dat men zich zoodoende voorzien kon
van een voldoend aantal eere-consuls van Zwitsersche
nationaliteit en uitsluitend arbeidend voor hun eigen
land, terwijl uit deze consuls dan van zelf later de
beroepsconsuls gekozen zouden kunnen worden. Daar-
tegenover staat echter, dat deze Belgische methode,
hoe practisch ook, theoretisch niet voldoende is, en
in ieder geval niet deugen kan voor de vorming van
handelsattaché’s.

Om in deze leemte te voorzien heeft dit jaar de Universiteit hier te Lausanne een driejarigen cur-
sus gesticht voor ,,sciences consulaires” en dezen ver-
bonden zoowel aan de universitaire ,,école des scien-
ces sociales et politiques” als aan die der ,,haute
études commerciales”, terwijl, om de menschen geluk-
kig te maken en het ontzag der schare te vergrooten,
de leerlingen na volbrahte studie officieel gewaar.
merkt worden met licentiaat of doctoraat. Hoewel van
meening, dat de ideale consul of handelsattaché zich
de drie reeds tevoren beëtaande licentiaten zonde moe-
ten verwerven van ,,droit”, ,,sciences commerciales”
en ,,scieuces politiques”, heeft men begrepen, dat hier-
mede over het algemeen te veel tijd verloren zoude
gaan, om welke reden men als het ware uit de drie
voornoemde een gemengd extract heeft samengesteld,
dat, indien men af moet gaan op het getal der gega-
digden, wel in den smaak schijnt te vallen. Intusschen
zal het zelfs volgens dit verkort procédé nog eenige
jaren moeten duren, alvorens de verlangde consulaire
en attachéposten alle bezet kunnen worden, terwijl het
ook nog te bezien staat in hoeverre de Zwitsersche
regeering tegemoet zal meenen te kunnen komen aan
al de desideratie van den Zwitserschen handel.

Lausanne.

i. i.
BRANTS.

PAPIER WEEFSELS.

Van deskundige zijde schrijft men ons:

Tot de industrieën, die op het vasteland door ge-
brek aan overzeeschen aanvoer in een noodtoestand
geraken, rekent zich sedert vele maanden ook onze
Nederlandsche textielindustrie
1)•
Indien niet spoedig
door nieuwen aanvoer van vezelstoffen verandering in
den toestand komt, zal het grootste deel onzer fabrie-
ken tot stilstand gedoemd zijn, voor zoover dit reeds

‘) [Men zie het artikel ,,De Twentsohe Katoen-Industrie
in 1917″ in no.
115].

398

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

8 Mei 1918

thans niet het geval is en het leger arbeiders, dat i’n deze industrie zijn bestaan vindt, zal werkloos wor,

den. Lang zal het dan niet duren of er zal een nijpend
gebrek ontstaan aan de voortbrengselen dezer nijver-
heid, welke voor ons dagelijksch leven onontbeerlijk
zijn.

In de Centrale Rijken kent men dezen noodtoe-
stand reeds sedert enkelejaren en daar heeft men zij toevlucht genomen tot papier als surrogaat voor wol,
hennep, vlas, katoen, jute, cocos en andere vezelstof-
fen en is het papierweefsel en vlehtwerk tot eene
zoodanige volaaktheid gebracht, dat hieruit zeer
bruikbare artikelen zijn vervaardigd. Door impre-
gneeren en machinale bewerking heeft men een soepel
product weten te vervaardigen, dat geverfd, gebleekt
en gewasschen kan worden, zonder dat de sterkte van
het doek er onder lijdt. Door een volmaakt verfpro-
cedé is -het gelukt papierweefsel in lichtechte kleuren
te verven. Door impregneeren heeft men stoffen uit
papier geweven en waterdicht gemaakt, zoodat zij
ook geschikt zin voor marquises en dekzeilen.

Een niet te onderschatten voordeel van papieren stoffen is, dat de weefsels aau de oppervlakte geen
uitstekende vezels vertoonen, doch glad zijn, zoodat er
zich weinig stof op hecht, waardoor. reiniging ge-
makkelijk en minder dikwijls behoeft plaats te vinden.
Het grootste struikelblok voor eene snelle invoering
van dit nieuwe artikel zal wel zijn het vooroordeel
van het publiek, dat, onbekend met de toepassingen

en mogelijkheden van de producten dezer nijverheid,
een onverdiend vooroordeel heeft tegen papierweefsels,
zeker onverdiend nu, dank zij de jarenlange gedwon-
gen toepassing het meerendeel der oude fouten van

dit product is voorkomen.
Nu is zeker het product voor verscheiden doelein-
den zoo niet ongeschikt, dan toch minder geschikt,
zooals bijv. voor lijfgoederen, doch waar een gebrek
aan de gewone weefsels voor de deur staat, konden
de grondstoffen hiervoor thans gespaard worden, door
eene onmiddellijke toepassing van papier voor stoffen, waartoe het bij uitstek geschikt is, zooals voor loopers,
matten, veters, zonneschermen, koedekken, gordijnen, schoenvoering, tusschenliunen en pettenvoering, pan..
t61f eis, breteiband, wandbespanning, boekomsiagen,
touw, koord en eindelijk ook voor rokken, vesten en
blouses.
Wei verre van, ook wanneer weder eens normale
tijden zullen zijn ingetreden, eene zoo uitgebreide toe-
passing van de papiergarenindustrie te verwachten
als thans mogelijk is, meenen wij toch, dat voor vele artikelen blijvend papiergaren zal worden toegepast,
daar prijs of hoedanigheden van de grondstof hiertoe
meewerken.

Komen de papierprijzen wedér op een normaal
niveau, dan zal het papiergaren blijken zeer wel te
kunnen concurreeren met garens uit, vezelstoffen ver-
vaardigd en Zijne toepassing vinden allereerst voor
goedkoope haifpapierfabrikaten, als
gordijnen
en

vloerkleeden, waar een wollen ketting of inslag den
papieren draad dekt; de
gordijnen
zullen goedkooper
zijn dan het vroegere fabrikaat, uit geheel wol ver-
vaardigd, terwijl met een goed gesponnen en geïmpre-
gueerden papierdraad de sterkte er door zal winnen.
Op dit gebied is eene menigte andere toepassingen
te vinden in de lint- en passement-industrie en in de
fabrikatie van vele andere artikelen, welke ieder tex-tielfabrikant in Zijne branche zal vinden, zoo hij zijn
voordeel hiertoe zal inzien.
Het geheel papieren weefsel zal worden toegepast
voor wandbespanningen, stoelbekleeding in plaats van
leerdoek, loopers en matten. Vooral in deze laatste
artikelen levert -de papierdraad zeer mooie effecten,
daar de draad volmaakt rond en glad is, waardoor pa-
tronen en kleuren fijner en helderder uitkomen en
ook blijven. De practijk in het buitenland heeft uit-
gewezen, dat uit papier vervaardigde loopers in deug-
delijkheid niet behoeven onder te doen voor de soorten,
waartoe zij als surrogaat dienst bewijzen. En verder

kan nog toepassing gevonden worden voor zakken,
inlage voor linoleum of dakleerbedekkingen.
Resumeerend mogen wij zeggen, dat het papieren
garen in dezen tijd van schaarschte aan materialen
ons als een afdoend surrogaat kan dienen, terwijl deze
gedwongen proefneming fabrikanten en publiek er
van zal overtuigen, dat voor bovenstaande en waar-
schijnlijk nog meerdere doeleinden het papier een
voordeelige en geschikte grondstof is.

AANTEEKENINGEN.

Econ.omische voorlichting in
Duitschiand. –
Onlangs hadden wij reeds gele-
genheid iets mede te deelen aangaande den toestand
van de economische voorlichting, ten aanzieja van het
buitenland in Duitschiand. Dat de aangelegenheid wel de aandacht heeft van de Duitsche Regeering,
bleek dezer dagen uit een Wolff-telegram, waarin
men las, dat een commissie tot reorganisatie van den
buitenlandschen dienst benoemd is, welke onder voor-
zitterschap van den staatssecretaris Kühlmann zich
bezig hield met plannen betreffende een fundamen-
teele wijziging van den diplomatieken en consulairen
dienst.
Zooals wij reeds opmerkten bestaan er in Düitsch-land particuliere lichamen, die het verzamelen van
gegevens aangaande den economischen toestand van
de wereld tot hun taak rekenen. Niet ten onrechte
zou men zelfs kunnen beweren, dat er reeds te veel
organisaties op dit terrein in Duitschiand bestaan en
dat er te weinig samenwerking is tusschen de insti-
tuten, die dergelijke gegevens verzamelen, indien zelfs
ondrlinge betrekkingen niet volstrekt afwezig zijn. Men kan noemen de Deutsche Weitwirtschaftliche
Geselischaft te Berlijn, de Centralverein für Handels-
geographie und Förderung Deutscher Interessen im
Auslande, evenzeer te Berlijn Het Hamburgische
Kolonial Institut verzamelt materiaal van verwante
beteekeni, de Wirtschaftsdienst van dit Instituut
publiceert ,,Kriegswirtschaftliche” mededeelingen
over het buitenland. Terwijl hier te lande reeds be-
kend werd, dat te Hamburg op aandrang van Dr. A.
Stangc. den oprichter van het blad ,,Der Weltmarkt”.
eene organisatie ineen werd gezet, die beoogt de
economische expansie van Duitschiand voorlichtend
bij te staan. Waarschijnlijk bestaan er nog wei meer
op dit gebied, waarmede dan alleen genoemd zijn, in-
stellingen – de staatsdienst heeft zich evenals h.t.l.
tot dusver bij dit alles niet op den voorgrond ge-
plaatst – van organiseerende belangstellenden, bij
wier werkzaamheid het nationale belang drijfveer is.
Het lichaam, dat in het bijzonder de aandacht op zich
gevestigd heeft door zijne organisatie van grooteren
opbouw en door de kwaliteit zijner verrichte werk-
zaamheden, noemen wij afzonderlijk: het Königliche
InstituL für Seeverkehr und Weitwirtsehaft te Kiel.
In het algemeen dragen deze inrichtingen meer spe-
ciaal een doceerend karakter en berust de leiding en
gemeenljk ook de uitvoering der werkzaamheden, in
handen van wetenschappelijke personen. Men krijgt
den indruk, dat het economische werk, dat de voor-
lichtende lichamen verrichten door de verspreiding
en do.ubleering sterk aan het euvel
lijdt
zèlf niet.
economisch te zijn. Wellicht ware er dus in de eerste
plaats aandacht aan te wijden kaf en koren te scheiden en voor het geheele Duitsche Rijk systematiek in deze bezigheid te brengen. Overbodig zal het voor Duitsch-
land niet zijn zich te oriënteeren aangaande de econo-mische verhoudingen in de ,,Weltwirtschaft”. Niet ten
onrechte merkt Prof. Harms, de directeur van het
hiervoren genoemde Institut für Seeverkehr und
Weltwirtschaft in een geschrift van zijn hand onlangs op, dat Duitschiand geen blijk gegeven heeft voor het economische gedeelte van den oorlog even wel door-
dacht voorbéreid en ingelicht geweest te zijn, als ten
aanzien van den militairen strijd gebleken is. Ten
deele moet men er zich over verbazen, dat deze toe-

8 Mei 1918

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

399

stand mogelijk was, gelet het aanzienlijk aantal per-
sonen van Duitschen oorsprong, dat zich in den

vreemde had neergezet en, daar in handel of industrie
zijn werkzaamheden vond. Eene verklaring hier-
voor, die de oorlog-ons ook gedeeltelijk gegeven heeft,

zou zijn, dat de betrekkingen van de zoogenaamde
,,’Ausland-Deutschen” tot het vaderland niet zeer
actief waren en de onderlinge samenwerking van Duit-

schers in den vreemde optredende, toch niet steeds
even collectief georganiseerd was als veelal ge-

meend is. –

Het laat zich dan ook begrijpen, dat men weer ten
deze door het stichten eener organisatie diigent heeft
willen zijn. In Stuttgart bestaat n.l. sinds Januari

1917 een lichaam, dat wij nog niet genoemd hebben,
n.l. het Deutsche Ausland Museum und Institut, op-
gericht na de ervaring van eenige jaren oorlog. In

het jongste nummer der ,,Jahrbüoher, für National
Oekonomie urid Statistik” wordt daaraan in een kort

artikel aandacht geschonken. Weliswaar vestigt het

aldaar besproken program van werktaamheid voor het
voornoemde lichaam ten deele den indruk, dat de
instelling te Stuttgart nog een concurrent méér zal

worden op het gebied van economische voorlichting
betreffende het buitenland, aan den anderen kant

blijkt echter duidelijk dat de oogmerken hier niet zoo

zeer zijn zich bezig te houden met de personen in het
vaderland, als wel mt de Duitschers in den vreemde.

Men vindt opgemerkt hoe overal in het vijandeljk
gebied – ook bij de neutralen zegt de schrijver –

getracht wordt dé Duitschers uit te drijven. Gewe-
zen wordt dan, op de wenschelijkheid voor de eco-
nomische ontwikkeling van Duitschland, vooral

imMers bij de groote noodzakelijkheid na den oorlog
de voordeeligsto – handelsresultaten te bereiken, de
eigen elementen buiten de landsgrenzen – en dan wel

voornamelijk in de landen, welke afnemers kunnen zijn der massa-exportartikelen, waaraan het meeste
verdiend kan worden – in stand te houden. ,,Kein
Deutscher darf künftig dauernd seiner Heimat ver-
loren gehen”, zegt het artikel en later, dat het in

den tijd van ,,Uebergangswirtschaft” er op aan
zal komen een sterke terugvloeiing van de nu nog
in het buitenland geïnterneerde burgerlijke gevange-

nen tegen te gaan. ,,Wir haben sie mit Ihren grossen
Auslandkenntnissen zur Wiederaufuame unserer
Auslandbeziehungen draussen dringend nötig.”

Voor wie de uitermate groote beteekenis van de aan-
wezigheid van nationaal voelende stamverwanten in
vreemde landen duidelijk is
1)
behoeft de juistheid
der gedachte, die aan deze stichting het leven gaf

geen betoog.

Al Museum wil do Stuttgartsohe organisatie in den
geest van het Imperial Institute te Londen econo-
mische tentoonstellingen organiseeren betreffende het

productie- en consumptieleven der landen, waarbij
Duitsche arbeid en Duitsch kapitaal zich interes-
seeren. – H -1..

‘ Men richte in dit verband het oog eens op Argentinië en Chili en vrage zich af of het feit, dat deze landen nog
niet het voorbeeld hebben willen volgen van de andere Zuid-
Amerikaansche collega’s, wellicht in zekere mate verklaring
kan vinden in den invloed, dien de aldaar in sterken getale
gevestigde Ausland-Deutsehen op de publieke opinie uitoe-
fenen. Beleidvol diplomatiek optreden was de oorzaak wel
zeker niet; regelmatig vlagvertoon – aanzien doet geden-
ken – werd door de Duitsche marine in deze landen niet
verzuimd. –

De bevolking van Europa. – Het in elk
opzicht geslaagd Anuuaire international de Statistique
deel II, dat wij in ons vorig nummer mochten aan-
kondigen bevat in het voorwoord een allermerkwaar-
digst staatje van de bevolking van Europa verdeeld
naar de verschillende landen in 1880, ’90, 1900 en
’10, dat wij ons veroorloven hier over te nemen. De

bevolking van Europa is op 100 gesteld, voor ieder land wordt het
0
/0
daarvan aangegeven.

1880
1890 1900
1910

Duitscbland
13,54 13,66 14,36 14,52
Pruisen ……..
8,17
8,27
.

8,79
8,98
Oostenrijk……
6,63
6,60
6,67
6,38
Hongarije
4,71
4,82
4,91
4,67
Belgie

…….
1,65 1,68
1,71
1,66
Boelgarije
0,60
0,91
0,95
0,97
Denemarken
0,59 0,60 0,62 0,62
Spanje

… …..
4,98
4,85
4,75
4,46
Frankrijk……
11,20
10,53
9,80
8,76
Eügeland
7,77 8,01
8,28
8,06
Schotland
1,12
1,11
1,14
1,06
Ierland ………
1,55
1,30
1,14
0,98
Griekenland
0,50
0,60 0,62
0,59
Italie ……….
8,52
8,42
8,28 7,75
Noorwegen

..
0,56 0,55
0,57
0,53
Nederland
1,20
1,25
1,30
1,31
Portugal 1,36
1,39
1.38
1,33
Roemenie
1,39
1,39
1,52
1,62
Rusland……..
25,82 26,53 26,20 29,23
Finland……..
0,62
0,66 0,69 0,70
Servie

……..
0,57
0,60
0,64
0,65
Zweden ……..
1,37 1,32
1,31
1,23
Zwitserland ..
0,85
0,81
0,85
0,84
Turkije……..
2,23
1,68 1,56
1,37

In het Annuaire leest men,
dat waar niet altijd cijfers
voor

de

vermelde
jaren beschikbaar waren, soms
moest

worden

geïnterpoleerd,

terwijl aldaar

nog
enkele kleinere landen vermeld
zijn,
welke’
wij hir
niet overnamen.

Tot ons leedwezen is in het artikel D e r e g e 1 i n g
va.n den Uitvoer uit Ned.-Indië in
het vorig nummer op pag. 368, tweede kolom, de vijfde
regel van boven uitgevallen. Deze luidt:
,,00rlog. Wanneër op deze wijze Indië met zijn groote”

BOEKAANKONDIGING.

Karl Hampe:
Belgien und Hol-
land vor dem WeUkriege. Bine
Darstellung ihrer politischen, militiir’i-
schen und
wirt.schaftlichen
Beziehungen

und Annahe’ungsbestrebungen in den
let zt en Jahrzehnten. –
Gotha, F. A.
Perthes, 1918, VI en 96 blz.

Prof. Karl Hampe, hoogleeraar in de geschiedenis
aan de Heidelbergsche universiteit, een geleerde van naam, vooral op het gebied der middeleeuwen, heeft
zich in de laatste maanden van 1915 in Brussel onle-
dig gehouden met de bestudeering van de aldaar aan
het Departement van Buiteulandsche Zaken gevonden verzamelingen van vertrouwelijke berichten door Bel-
gische gezanten aan hunne Regeering uitgebracht.
In het bijzonder de ,,talrijke deelen” van dergelijke
berichten afkomstig -van de opvolgende Belgische ge-

zanten in Den Haag zijn door hem onderzocht en
hebben met een reeks andere bronnen tot grondstof
gediend voor het geschrift, welks titel hierboven is
afgedrukt. Voltooid in het najaar van 1916 en aan-
vankelijk slechts in beperkten kring bekend gemaakt
is het thans in het openbaar verschenen. Wat oorzaak
is van deze vertraging in de publicatie wordt niet
medegedeeld. Een opdracht aan Hermann Schuma-
cher, den huidigen hoogleeraar aan de Berlijnsche
universiteit, schrijver van het bekende en hier te lande
niet vergeten werkje over ,,Antwerpen”
1)
naar aan-
leiding van diens vijftigsten geboortedag op 6 Maart
1918, dateert thans het geschrift, hetwelk overigens
niet het eenige symptoom is eener hernieuwde belang-
stelling van Duitsche
zijde
in de politieke en econo-
mische vraagstukken, waarvoor de beide kleine staten op het West-Europeesche vastland zich zagen en zien
gesteld.
Het geschrift, dat van ernstige en systematische

1)
Een aankondiging van dit geschrift is te vindn op
blz.
313
van den jaargang
1916
van dit blad.

400

ECONOMISCH-STATISTISC1

1E BERICHTEN

8 Mei 1918

bronnenstudie alleszins de si5oren draagt, vangt – na
een korte historische uiteenzetting nopens den uit..
eenloopenden ontwikkelingsgang in vroeger eeuwen,
de samenvoeging op het Weener congres en den
oorlog van 1830 met de daaruit voortgevloeide ver-
koeling tusschen de beide landen – zijn aaneengescha-
keld verhaal aan in de jaren van toenemende span-
ning, die aan den oorlog van 1870 voorafgingen. Toen
gelijk later zijn het in de eerste plaats de ‘zich verdich-
tende wolken aan den politieken hemel van Europa geweest, die, vooral in België, het denkbeeld eener
nauwere aaneensluiting op den voorgrond deden ko-
men. Daarbij kwam, dat toenmaals de omstandig-
heden op handelspolitiek gebied in hooge mate gun-
stig waren. Gelijk Nederland was België korten tijd
geleden tot een veel vrijzinniger handelspolitiek over-
gegaan, terwijl het verkeer tusschen beide landen se-
dert 1850 zeer belangrijk was toegenomen. Drager van
het denkbeeld eeer nauwere aaneensluiting was
naast koning Leopold II, die, reeds vooi zijn troons-
bestijing, in den Belgischen Senaat van zijn ge-
neigdheid in deze richting had blijk gegeven, voor-
namelijk de minister van Financiën Frère Orban,
door wien in 1869 met onzen minister van Financiën
Van Bosse besprekingen werden gehouden, die Hampo
niet zonder beteekenis acht. Een volgend jaar viel
evenwel in België het liberale kabinet, waarvan Frère
Orban deel uitmaakte, en kwam een katholiek kabinet
aan de Regeering, waardoor de plannen eenigszins
naar den achtergrond verschoven werden. De bespre-
kingen werden intusschen niet geheel gestaakt, te, eer
niet, waar van het nieuwe Belgische ministerie de
heer Beernaert, dien wij later terugvinden als voor-
zitter van de Belgische sectie dei’ Nederlandsch-Bel-
gische Commissie van 1907, deel uitmaakte.

De betrekkelijke ontspanning, die aanvankelijk op
den Fransch-Duitschen oorlog volgde, deed ook op
het toenaderingsvraagstuk haar invloed gelden. Econo-
mische vraagstukken kwamen op den voorgrond, voor-
al toen omstreeks 1880 de groete West-Europeesche
landen tot het protectionisme overgiugen. Plannen
eener tolunie zijn toenmaals, alweder van Belgische
zijde, opgedoken, terwijl tegelijk oude wrijfpunten ver-
dwenen. Reeds in 1863 was de Scheldetol afgekocht, in 1879 was de spoorwegverbinding over Roermond,
die thans in de laatste dagen weder op den voorgrond
is gekomen, voor het verkeer geopend, terwijl in het-
zelfde jaar België vergunning verkreeg op eigen kos-
tak het kanaal van Gent naar Terneuzen te verbete-
ien. Deze economische factoren, waarbij zich aan Bel-
gischen kant in de dagen van oorlogsdreiging in 1887
weder overwegingen van militair-politieken aard kwa-
men voegen, verloren echter zeer aan kracht, toen
België allengs eveneens den protectionistischen weg
bleek op te gaan en
bij
de tariefherzienirig van 1895
het vrjhandelsbeginsel liet varen. Voor den Neder-
landschen uitvoer naar België is dit aanvankelijk een
ernstig nadeel geweest. De handelsbalans werd van actief passief en eerst in de 20e eeuw volgde weder
een belangrijke toeneming, waardoor België ten slotte
zelfs onder de Nederlandsche uitvoerlanden de tweede
plaats ging innemen.

Aan den Boerenoorlog meent de schrijver de her-leving der aaneensluitingsplannen na 1900 voor een
goed deel te moeten toeschrijven. Van Belgische zijde
bleefkoning Leopold II als vroeger in deze richting
geneigd,
terwijl
het ministerie-Knyper en met name
de tijdelijke voorzitter van den ministerraad volgens
Hampe niet ‘alleen op handelspolitiek, doch ook op
staatkundig gebied vérstrekkende plannen in deze
richting scheen te koesteren. De vertrouwelijke be-
richten van den toenmaligen gezant in Den Haag,
Baron Guillaume, vormen hier, gelijk op tal van
andere punten in de eerste plaats de bron, waarnaar

de schrijver verwijst.

Uitvoerig worden dan de jaren 1905 en volgende
behandeld. De systematische campagne der ,,Petit
Bleu”, waaraan de schrijver Franschen invloed waar-

schijnlijk niet vreemd acht, de actie van den heer
Eng. Baie, den lateren secretaris der Belgische sectie

vak
de reeds genoemde Nederlandsch-Belgische Com-
missie, thans een der jveraar,s in het kamp der

Belgische annexionisteji ten koste van ons land; van

Nederlaudsohen kant naast eenige wellicht van wei-
nig politiek beleid blijk gevende uitingen en daden
van militaire zijde, véôr alles het bekende Gidsartikel
van 1906 van de liaxid an den onlangs overleden Mr.
W. H. de Beaufort, een der weinige getuigenissen

van Nederiandsche zijde, even competent als ouver-dacht. Middelerwiji was de gedachte naar voren ge-
komen en vooral van Belgische zijde sterk gepropa-
geerd, de bestudeering van het vraagstuk in zijn
ganschen omvang op te dragen aan een gemengde
commissie van vertegenwoordigers van beide lanilen.
Nadat bij de voorbereiding verschillende moeilijk-
heden overwonnen waren, waardoor de Commissie
evenwel ten slotte in verschillend opzicht een ander
karakter kreeg dan de voorstellers oorspronkelijk be-
doelden, kwam zij in den ioop van 1907 tot stand en

ving zij haar werkzaamheden aan op 4 November van
dat jaar. De verwachtingen waren intusschen, en
zulks niet enkel van Nederlandsehe zijde, niet al te
hoôg gespannen. Samengesteld uit 29 leden van
weerszijden, was zij uitsluitend studiecommissie en
was haar taak beperkt tot de economische vraagstuk-
ken, rakende de belangen van beide landen. Een
verslag verscheen in 1909, practische resultaten
echter bleven uit en de Commissie is sedert 1910

slapende.

Tot dit gering resultaat droeg in hooge mate bij
de dooi den schrijver uitvoerig behandelde qnaestie
van het fort te ‘Vlissingen. Nog in 1906 noemde de
chef van den Belgischen generalen staf in een door
den schrijver aangehaald rapport aan den Minister
van Oorlog de versterking van den Nederiandschen
Scheldemond voor België een zaak van ,,impor-
tance capitale”. Enkele jaren later evenwel, toen op
26 Juli 1910 het Ministerie Heemskerk het wetsont-
werp indiende tot verbetering onzer kustverdediging,
waaronder de bouw van een fort bij Vlissingen,
waren de internationale verhoudingen dermate ver-
anderd, dat èn vanuit België èn vanuit de huidige
Ententelanden tegen het plan werd te velde getrokken
op een wijze, die toenmaals zeer de aandacht trok.
‘Niet alleen werd hierin schier een vijandelijke daad
gezien, maar bovendiak werd met nadruk betoogd,
dat zoowel de aard van de Schelde als internationale
verkeersweg, als de uit de Belgische neutraliteit voor
Nederland voortvkeiende verplichtingen zich tegen
het plan verzetten. Wat hiervan zij, het ontwerp
werd, gelijk den lezer bekend is, in den zomer van
191.3 door de Staten-Generaal aangenomen, waarna
dadelijk met den bouw begonnen werd.
Moeilijkheden leverde ook de Maasquaestie. Vooral
van Antwerpsche zijde werd tegen de bevaarbaar-
making dezer rivier, waarvoor ge’zaenlijke plannen
ontworpen waren, bezwaar gemaakt met het resultaat,
dat Nederland ten slotte het plan op eigen gebied
alleen ter hand ging nemen.
In dezen stand van zaken kwam de huidige oorlog,
die leidde tot ‘de bezetting van het grootste deel van
België door de Duitschers, terwijl Nederland tot
hdcn buiten den strijd bleef. Een sterke toeneming
der Belgische expansionistische en annexionistische
politiek was het misschien niet verwachte gevolg.
Deze beweging, waaraan ook in Nederlandsche bladen
meer dan eens enkele leden der huidige Belgische
regeering niet geheel vreemd werden geacht, stelt het
Scheldevraagstuk en daarmede de nationaliteit van
Zeeuwsch-Vlaanderen, welke’ ook rakds in de periode
van het Vlissingsche fort naar boven kwam, op den
voorgrond. Enkelen meenen nog verder te moeten

gaan.
Het laatste hoofdstuk draagt tot opschrift: Gross-
uiederliindische Kulturideale. De schrijver ziet deze
niet in de eerste plaats op politiek .gebid, doch op

8
Mei 1918

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

401

dat der taal- en besehavingsgemeen.schap en mitsdien
beperkt tot het Vlaamsche deel der Belgische bevol-
king. De schrijver eindigt met de. hoop uit te spre-ken, dat dit moge uitgroeien tot een steeds nauwer
verband, waarin ook Nederduitsche elementen een
plaats zouden kunnen vinden, zoodat ten slotte
,,innerhalb eines umfassenderen germanischen Völ-
kerverba.ndes” de pogingen tot eene Nederlandsch-
Vlaamsche toenadering tot -werkelijkheid zouden
kunnen worden.
Aldus in enkele trekken de hoofdinihoud van het ge-
schrift, waarin een duidelijke tendens niet te misken-nen valt. Tntusschen moet erkend worden, dat, gelijk bij vergelijking in de eerste plaats met het genoemde
Gidsartikel van Mr. W. H. de Beaufort blijkt, de

hoofdlijnen zijner historische uiteenzetting en zijn
schets van de over het algemeen consequent afwe-
rende houding der Nederlandsche regeering tegenover plannen tot nauwere aaneensluiting met de werkelijk-
heid overeenkomen. Dit neemt evenwel niet weg, dat
in het geheele gesdhrift de oum-iskeubare strekking naar voren komt in de eerste plaats het licht te doen
vallen op wat België en Nederland scheidt, niet op de
groote belangen, die beide kleine staten gemeen hebben,
belangen, die, hoe verscheiden ook het lot in dezen
oorlog totdusver is geweest, niettemin door het
Nderlandsche volk sterk worden gevoeld. Onder deze
omstandigheden is het feit, dat de schrijver heeft
kunnen putten uit een alleen voor hem toegankelijke
bron, een bron borendien van ongetwijfeld groote
beteekenis, niet zonder bedenking. Dat inderdaad van de Belgische gezantschapsberichten een ruim gebruik
is gemaakt, blijkt op iedere bladzijde van het boek.
Tal van belangrijke en merkwaardige, zoo niet em-
stige, mededee]ingen worden mitsdien in het g
schrift aangetroffen,. mededeelingen, waarvan hier-boven een hoogst enkele werd aangestipt en die her-
haaldelijk den wensch doen opkomen naast het ,,hoor” ook het ,,wederhoor” toe te passen.
Talrijk zijn ook ,de verdere bronnen, door den
schrijver gebruikt. Dikwijls ontkomt men evenwel niet
aan den indruk, dat de schrijver in het beooijdeelen
van hot gewicht, dat aan- de te zijner kennis gekomen
uitingen behoort te worden toegekend, belangrijk is tekortgeachoten. Met name geldt dit van den tegen-
woordigen tijd. Dat de schrijver, op grond, o.a. van ver-
schillende in de laatste jaren opgerichte en ten deele
weder tenietgegane periodieken, meent to kunnen
spreken (pag. 95) van een ,,Gruppe tatkrï.ftiger
jüngerer Politiker, denen auch der greise Kuyper
Anteil entgegenbringt”, welke groep ,,aus dem
bisherigen Stillsta.nd und der G’eheimnistuerei in
auswitrtigen An gelegenheiten herausstrebt uxod die
grossuiederindischen Ideale lebendig ergriffen hat”
en door wie ,,für eine femnere Zukunft das Aufgehen
der Niederliind-er in einen grösseren germani-sohen
Staatsverband von föderativer Gestaltung keineswegs
von der Hand gewiesen (wird)”, is een bewijs, dat
zijn kennis van de huidige stroomingen in het Neder-
landsche volk al buitengewoon gering is.
Nog een ander gevoel moet nièh, dunkt me, bij
lezing van het geschrift, dat, welke bezwaren men
er tegen moge hebben, ongetwijfeld de groote ver-
dienste heeft steeds de vraagstukken van buiten-
]andsciie staatkunde, waarvoor Nederland zich zag
gesteld, te plaatsen in het kader van het groots
internationale gebeuren, aan zeer velen opdringen.
Het gevoel: wat hebben wij Nederlanders, behalve
wellicht •een vermoedelijk uiterst klein getal perso-
nen, tot dusver als onwetende kinderen geleefd te mid-
den van de zich steeds verder ontwikkelende inter-
nationale verhoudingen. Niet alleen hier te lande
wordt de klacht gehoord, dat de bewoner van den
kleijzen staat hetzij de noodige belangstelling, hetzij
de noodige wijdte van blik voor de groote problemen
van internationale politiek mist. Ongetwijfeld is er
hier te lande echter ook en tekort aan voorlichting.
Een geschrift als dit moet het beschamend gev.oél

geven, dat wedèrom een vraagstuk, voor ons land
van het allergrootste gewicht, door een vreemdeling
moest worden behandeld en dat naast de voor derden
niet toegankelijke bronnen, die te zijner beschikking
stonden, hij zijn betoog baseert op een reeks gegevens
op politiek en economisch gebied, die, hoezeer in
beginsel gemeen goed, nergens in Holland tot op
heden systematisch zijn of worden samengebracht.

B.

1 n- e n U i t v o e r heeft in de achter ons liggende
week het reeds geruimen
tijd aangekondigde S c h e e p-
v a a r t n u m m er in het licht gegeven, een extra-
publicatie, waarvan velen met belangstelling zullen
kennis nmen.

Het nummer opent met een uitvoerige bijdrage over
den wereldsoheepbouw, door Mr. F. Vor.stman, waarin
eenige belangrijke statistieken een plaats gevonden
hebben. Aardig is daarbij een specificatie in B. R. T.
der koopvaardijschepen in de jaren 1911 tot 1917 hier
te lande op 31 Dec. in aanbouw zijnde, welke wij ons
veroorloven hier over te nemen:

Schoe.
mao

1000
2000
4000
6000

8000
+
10000
ners
2000
400
6000
8000
10000

1911..
1
11
8
15
4 5 2


1912..
2
6
12
14
3
4
4

1
1913..
4
11 11
14
7
3
4

1
1914..
8
25
18 13
6
6 2

1
1915..
6
54
69
37
7
16
2


1916..
26
94
67
43
14 11 4


1917..
74
141 63
36
13
9 3

1

De bekende vermeerdering in den bouw van -kleine
schepen – met voortgaande tende naar kleiner
type – komt in deze cijfers duidelijk tot uiting.
Talrijke onderwerpen vinden vooits behaMeliug. Naast een beschouwing van den heer D. Croli over
standaard-schepen treft men van verschillende mede-
werkers bijdragen aangaande onze overzeesche lijnen,
het bedrijf in het -achter ons liggende jaar, de wereld-
vloot, de zeeverzekering in 1917, de binnenscheep-
vaart, de liavenarbeiders in den-oorlog, enz. aan, ter-
wijl het nummei sluit met een reeks artikelen, die zich meer op teelmisch terrein bewegen.
Onder de geslaagde kaartjes, die in de uitgave zijn opgenomen, mag gewezen worden op een duidelijke
overzichtkaart van alle versper-de zeegebieden.
Het nummer opent met de -mededeeling, dat de ver-
schijnirig vertraging ondervonden heeft en de bijdragen
ontstaan zijn vôôr de .beruchte inbeslagneming van
een deel onzer soheepsruimte. Gedeeltelijk doet zich
de?e omstandigheid minder gevoelen, omdat -men een
verhandeling, waarin in het algemeen de beteekenis,
die thans en in de toekomst aan een Nederlandsche
koopvaardijvloot voor het economisch leven van ons
land moet worden toegekend, noode in het n.umer
mist.

INGEZONDEN STUKKEN.

HET WETSONTWERP BETREFFENDE EEN

NEDERLANDSOH HOOGOVEN, STAAL

EN WAtSBEDRIJF.

Mijnheer de Redacteur,

Met bijzondere belangstelling las ik het stuk van
den heer Wellenstein over Hoogovens, etc. in het
No. van 24 April. De heer Wellenstein is het niet
eens met den ingeslagen weg om tot de oprichting te
geraken. U vergunne mij daarom M. d. R. eerst een
enkele aanteekening op het artikel te maken, dat be-
gint met de stelling, dat van de Tweede Kamer alleen
een afkeurende stemming mogelijk lijkt over het be-
kende wetsontwerp, dat volgens schrijver ,,hulpver-
leening” bedoelt waarmede ,,het Nederiandsche volk
en de reeds bestaande industrieën over het algemeen
niet zijn gebaat.” De Tweede Kamer nam het ont-
werp reeds aan, maar schrijvers nrgumenten kunnen

402

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

8 Mei 1918

voor de Eerste wellicht nog dienst doen. We willen ze

nader bezien.
le. We moeten niet chauvinist zijn. Dit is een
goede raad, onafhankelijk zelfs van de goede zaak,
die met deze stelling bepleit wordt. Als men met bui-
tenlandsche deskundigen over de ijzer- en staal-in-dustrie praat, zeggen ze dat ook altijd: ,,vooral niet
uit chauvinisme een zaak aanpakken, die niet in
Nederland thuishoort!”
2e. Van de oprichters wordt, cursief gedrukt, opge-

merkt
,,dat ze voor een deel tot de belanghebbenden

behooren”.
Bepaald merkwaardig feit bij de oprichters
van een industrieele onderneming; gelukkig dat de
schrijver dit ontdekte en er de aandacht op vestigde.
Misschien bevordert hij er door, dat zaken in het ver-
volg alleen op touw worden gezet door menschen, die
er geen belang bij hebben dit te doen!

3e.
,,Zeer zeker”,
zegt de schrijver, ,,hebben velen
van de outsiders hun medewérking toegezegd in het
idee, dat de voorontwerpen, enz. door of vanwege het
syndicaat samengesteld, van staatswege aan het oor-
deel van onafhankelijke deskundigen zouden worden
oderworpen”. En dit is nu niet gebeurd. In korten
tijd had, volgens schrijvers noot, een commissie van
Handels- en Technische professoren een goede beoor-
deeling van de zaak kunnen geven. Waarlijk alweer
een origineel idee, even origineel als ,,zeer zeker(e)”
wetenschap omtrent de gedachten zijner outsiders-
aandeelhouders, en ook waarschijnlijk op even goede
gronden berustend. Deze professoren kunnen
,,binnen

korten tijd een objectieve en waardevolle beoordeeling

van het geheel”
– excusez du pen – geven. Natuur-
lijk, daar zijn ze immers professor voor!

4e. Oprichters ontvangen, zoo lezen we verder, de
oprichtingskosten tot een ,,ongelimiteerd bedrag terug
en deelen – al of niet ongelimiteerd, dit is niet dui-
delijk – in de winst. Iets later wordt deze verbazing-
wekkende ongegeneerdheid der oprichters nader geïl-
lustreerd door de mededeeling, dat van de 25 millioea
kapitaal, na bestrijding van oprichtings- en voorbe-
reidingskosten nog 23 k 24 miljoen over zijn. Een
slordige één b. twee millioen verdwijnen dus in dc
zakken der oprichters. Gelukkig alweer, dat de heer
Wellenstein waarschuwt tegen deze door hem aan het licht gebrachte ,,truc”; aandeelhouders kunnen
nu hun maatregelen nemen.

5e. Zal het nieuwe bedrijf, wordt gevraagd, wel ,,ten
goede komen aan
alle
Nederlandsche staal- en ijzer..
verbruikers zonder onderscheid van personen of rela-
ties?” Dit is werkelijk een erustige vraag: zal ‘s hee-
ren W.’s huissmid wel zooveel profiteeren als Wilton’s
scheepswerf? Men moet er rekening mede houden,
,,dat ten slotte een kleine groep van machthebbers
ten opzichte van vele anderen gefavoriseerd worden.”
Om deze nieuwe ontdekking te bewijzen wordt nie-mand anders dan Mr. Treub te hulp geroepen, die in
1898 naar aanleiding der spoorwegpolitiek schreef
over naar zijn meening bestaande ,,geheime overeen-
komsten” tusschen maatschappijen en vervoerders.

0 juist, een monopolistisch bedrijf als de spoorweg is eigenlijk precies hetzelfde als dit bedrijf, waarover
de schrijver te voren eenige eenigszins uit hun ver-
band gerukte, schijnbaar pessimistische uitspraken
van Prof. de Vooys aanhaalde,. om te betoogen, dat
het wegens afhankelijkheid van het buitenland
eenigsains precair moet worden geacht. De vergelij-
king is waarlijk treffend.

6e, 7e, 8e, enz ….. Wt niet al moois, we hebben
de uitspraken maar voor het grijpen: ,,De staat gaat
zijn medewerking verleenen om een bepaalde groep
v4an staal- en ijzerconsumenten in een bevoorrechte positie te brengen”. We vernemen, dat ,,de verzeke-
ring van het nationale karakter” door het uitgeven
van 5 pOt. rente-gevende preferente aandeelen meer
wijst ,,op oligarchische dan op nationale belangen”.
Welk een woekerwinst toch voor deze preferente
oligarchie!
Een andere grief: De staat met 7,5 millioen aan-

deelen naast 17,5 millioen van andere aandeelhouders
brengt de minderheid, van stemmen uit in de
vergadering van preferente aandeelhouders! Schan-
deljk toch, niet waar! In dit geval hooren we toornen
over ,,demoraliseerende lapmiddelen”.

Mijnheer de Redacteur, mijn bloemlezing is wél
voldoende. Maar in één enkel opzicht heeft de vrien-
delijke schrijver toch werkelijk de zaak niet goed
begrepen en daar het hem alleen te doen was om de
goede zaak en het Hoogoven-bedrijf, dat door hem
,,met groote vreugde begroet” wordt, is het goed hem
op den rechten weg te helpen. Bij het thans door de
Tweede Kamer aangenomen wetsontwerp gaat het
niet om h u 1 p v e r 1 e e n i xi g door den Staat maar
om d e e 1 n e m i n g in een groote industrieele onder-
neming, waarvan vele deskundige belanghebbenden
goede verwachtingen hebben. Voor de oprichting dier
onderneming is het nu – om thans niet nog eens
uit te leggen redenen – het gunstigste oogenblik,
maar zij zal niet tot stand kunnen worden gebracht,
tenzij de Staat voor een belangrijk bedrag, als aandeel-
houder optreedt. De Tweede Kamer heeft gelukkig
gemeend, dat die deelneming door het staatsbelang
voldoende is gemotiveerd, moge de Eerste Kamer dit
voorbeeld volgen ondanks in zoo vriendeljken vorm
gegeven adviezen als die van deren inzender, wiens
pen overvloeit van waardeerende woorden voor de

Nederlandsche industrie.

Ik kan mij voorstellen, dat iemand, die niet goed
over de zaak denkt, die haar niet levensvatbaar acht,
die geen vertrouwpn heeft in de personen, die haar
aanpakken, den staat waarschuwt tegen deelneming
en spreekt van ,,hulpverleening”. Maar het is mij
niet duidelijk, waarom iemand die haar zoo gunstig
beoordeelt als de heer Wellenstein, niet innig ver-
heugd is, dat de Staat in de gelegenheid was in deze
onderneming deel te nemen!

Ware het misschien ter voorkoming van misver-

stand niet beter als
dergelijke
artikelen ongeschreven

en in ieder geval ongedrukt bleven?

3 Mei 1918.

C. F.
SToRK.

[Naar aanleiding van de laatste woorden van den
geachten inzender zij opgemerkt, dat tegen opneming
van het ingezonden stuk van den heer Wellenstein
dezerzijds geen bezwaar bestond. Waar zoowel over
het beginsel van staatsdeelneming aan het hoogoven-
bedrijf als over de voorwaarden, waaronder deze deel-
neroing zal plaats vinden, niet eenstemmig wordt
gedacht, strookt het geheel met het karakter der
E. S. B. aan in zakelijken betoogtrant gehouden be-
schouwingen, waarin een van vorige bijdragen afwij-
kende mecning verdedigd wordt, , plaatsruimte te
verleenen. Voor het overige voldeed het artikel van
den heer Wellenstein o.i. aan de eischen, die bij
plaatsing in de E. S. B. mogen worden gesteld. –
Red.]

OVERZICHT VAN TIJDSCHRIFTEN.

Tijdschrift v o o r Economische
G e o g r a p h i e. – ‘s-Gravenhage, 15 Maart-April
1918.

Prof. Dr. H. Blink,
Sumatra’s Oostkust in hare op-
komst en ontwikkeling als economisch gewest.
Men zie de aankondiging
in
de rubriek Boekaankondiging
van
No. 122.

Z e i t s c h r i f t für Völkerrecht. –
Breslau, 1917—’18, X Band.

Dr. 0. Koeilreutter,
Kriegsziel und Völkerrecht;
Dr.
B.
Bitter von Laun,
Angriff und Verteidigung
(Eine völkerrechtliche Vereinbarung im Dienste der
Erhaltung des künftigen Friedens);
Dr. v. Rauch-
haupt,
Frachtforderung und Nebenforderungen in
der britischen Prisenrechtsprechung;
Dr. Fr. W.

Jerusalem,
Der Fail Fryatt;
Dr. P. Klein,
Interna-

tional-privatrechtliche Rundschau.

8 Mei 1918

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

403

– Koloniale Rundschau. – Berlijn, Januari-,
Februari 1918.
A. Sdh’nee,
Ostafrikanisches Wirtschaftsleben – im Kriege;
Dr. J. I?up pel,
Die Minenkonzessionen in
BelgischKongo T;
Dr. R. Thurn,wald,
Der Wert von
Neu-Guinea als Deutsche Kolonie.
In het artikel van Ruppel, dat steunt op het werk van
Dr. H. Waltz, Das Konzessiouswesen im Belgischen Kongo,
komt na eene inleiding waarbij het verloop van zaken ten
aanzien der verschillende exploratie- en ontginningsconces-
sies in den Kongo gereleveerd wordt, het belangrijkste
mijnen-gebied van de kolonie – Katanga – aan de orde. Na
de voortzetting van het, artikel in een volgend nummer van
de Rundschau hopen wij nog op het onderwerp terug te komen.

Technik und Wirtschaft. – Berlijn,
April 1918.
Prof. Schilling,
Die Bedeutuug neuzeitlicher Aus-
gestaltung von industriellen Betrieben für die
Wirtschaft nach dem Kriege;
Prof. Dr. Gramberg,
Die Rechtsverhajtnisse bei der Mngelrüge und bei
Abnahmeversuchen im Maschinebau;
Wichard v.
Moellendorff,
,,Die neue Wirtschaft” door W. Rathe-
nau;
Kasten,
Wirtschaftliche Fragen des Stadtrohr-
postbetriebes;
3,. Gücic,
Der Vereinheitlichungsge-
danke in dei’ Lagerfabrikation marktgiingiger Kom-
pressoren und Kurbelwasserpumpen. – –

B a n k-A r c h iv. —’Berlijn, 1 April 1918.
Prof. Dr. M. Pleischmann,
Friede im Osten;
Simon-
son,
Gibt es sogenannte ,,stillschweigende Vofl-
macht”?;
Dr. G. Sintenis,
Das Ende des Tantième-
streites.

RECEERINGSMAATREGELEN OP

HANDELSGEBIED.

Melkproducten. Het B. M. V. wijst er op,
dat om aan de maximumprijzen te ontkomen, verschil-
lende kaasproducenten in den laatsten tijd bijzondere
kaassoorten in den handel brachten, terwijl anderen
zich ook op de bereiding van technische artikelen, als
caseine, enz. toelegden. Een regeling is thans getrof-
fen, waardoor technische artikelen alleen kunnen wor-
den vervaardigd, voor zooverre daaraan hier te lande
behoefte bestaat.
Verbouw van voedingsmiddelen;
Aan de burgemeesters is verzocht een lijst te doen
aanleggen van de landgebruikers in de gemeente, die
geacht kunnen worden voor zich en hun gezin aard-
appelen, peulvruchten en groenten te kunnen verbou-
wen en dus van de distributie dezer artikelen kunnen
worden uitgesloten.
B o t e r. Met ingang van 1 dezer zijn nieuwe, ver-
laagde maximumprijzen vastgesteld voor boter; -de
kleinhandeisprijs is verlaagd van
f
1,75 tot
f
1,60
per 6 K.G.
Vetrantsoeneering. Het B.M.V. dringt
er op aan, dat ieder, die dit doen kan, bij de a.s. vet-
rantsoenering zooveel mogelijk de voorkeur geve aan
boter, opdat voldoende van de goedkoopere vetmélange
ter beschikking blijve van het minder draagkrachtige
deel der bevolking.
Teelt van .zonnebloemen. De Directeur
van het Rijksproefstation voor Zaadcoutrôle vestigt de aandacht op de teelt van zonnebloemen, als zeer
geschikt om iets bij te dragen tot leniging van den
vetnood.
B r o o d. Na genomen proeven is besloten eer-
lang bij de bereiding van bruinbrood ook gebruik te
maken van lijnkoekenmeel.
Rijst ter vervanging van aardap-
p e 1 e n. Aan de lijst van artikelen, aangewezen inge-
volge art. 1 der Distributiewet 1916 is toegevoegd
rijst, voorzoover deze dient ter vervanging van aard-
appelen. Voor
rijst
met deze bestemming zijn nieuwe
maximumprijzen vastgesteld; in het klein bedraagt
de prijs
f 0,20
per K.G. De prijzen, 8 April vastge-steld, voor rijst, af te leveren voor zieken en zwak-
ken, blijven gehan’dlliaaid. –

0-edroogde aardappelen. Verbodenis’
het vervoer van gedroogde aardappelen en van alle
productën, door het, drogen of op andere wijze ver-
duurzamen van aardappelen verkregen.
.&ardappeipoeder. Blijkens het antwoord,
door den Minister van Landbouw gegeven op vragen
van hete kamerlid De Kauter, ligt het in de bedoeling
zoo mogelijk een belangrijk gedeelte van den ardap-
peloogst 1918 te doen drogen, teneinde het aldus ver-
kregen aardappelpoeder (in plaats van aa.rdappel-
meel) in het brood te doen verwerken.
Stroo voor

eevoeder. De Regeering
overweegt over te gaan tot intrekking van het verbod
van het verwerken van stroo tot stroocarton, in ver-
band met den aangebroken woidetijd.
Beschikbaarstelling v a n goed-
k o o p e s t een en. Door den Minister van Landbouw
is aan de Woninginspecteurs medegedeeld, dat er plan-
nen in voorbereiding zijn tot het maken van een rege-
ling om te komen tot beschikbaarstelling van goed-koope steenen voor den woningbouw met vooischot
ingevolge de Woningwet.
0 e m e n t k a 1 k. Voor cementkalk, ook wel
ge-
naamd zakkalk of gebluschte (gemalen) hydraulische
kalk, is een maximumgroothandelsprjs vastgesteld
van
f
4,50 per 100 K.G. franco op of in vervoermiddel
ter plaatse, waar de fabrikant of importeur zijn op-
slagplaatsen heeft.
L o o d -e n T i n. Verboden is de verkoop, de afle-
vering en het vervoer, van nieuw lood, oud lood en
boden artikelen. Eveneens van tin, daaronder te ver-
staan zoowel maagdelijk bloktin, overgesmolten tin,
als langs e]eetrolytischen weg bereid tin.
In verband met de nieuwe bepalingen is de naam
van het
bij
beschikking van 17 October 1917 inge-
stelde R.ijksbureau voor Blok- en Bladzink, gewijzigd in Rijkskantoor voor zink, lood en tin (R. K. Z. L. T.).
K a a r s en. Met ingang van 15 dezer is de maxi-
mumprijs voor kaarsen in den kleinhandel vastgesteld
op f0,60 per pak van 300 gram nette; prijzen voor
andere gewchteu naar evenredigheid.
W a s k a a r s e n. ‘Nieuwe maximumprijzen zijn
‘vastgesteld voor waslaarsen en voor was, benoodigd
voor de vervaardiging van deze kaarsen.

MAANDCIJFERS.

POSTOHEQUE EN GIRODIENST.

Februari

, Maart

Aantal
I
Bedrag Aantal
I
Bedrag

Aantal

rekening-
houders op
u0.
7.887

8.900

Aantal rekeningen
op

u° ………..
9.281

Stortingen ……..
16.103
6.286.125 23.143
8.417.146
Overschrijvingen

..
8.690
3.679.060
16.466
5.599.780
Afschrijvingen

. . . .

.8.227

13.241
2.552.264
18.662
4.011.466
Totaal tegoed reke-
ninghouders op u°.

5.651.101
‘ –
9.800.259

RIJKSPOSTSPAARBANK.

MAART
1918
1917
1916

Inlagen

………’.
f
7.710.307f
6.541.101f
6.363.760
Terugbetalingen

.. ,,
8.037.306,,
6.524.729
,,
6.189.724
Tegoed der inleggers
224.212.141 ,, 207.644.217
192.974.339
Nom. bedr. der uitst.
staatsschuldboekjes

op ultimo ……….,

29.855.150 ,,
26.874.200
,,
25.752.600
Spaarbankboekjes:
op ultimo ………..

Aantal nieuw uit-
gegeven
10.222 9.254 9.771
Aantal

geheel af-
betaald
8.376
8.128
7.958
Aantal

uitstaande
op ultjmo ……
.
‘)1.778.888
1.740.4861
1.705.413

1)
In Maart zijn
2.856
boekjes verjaard.

404

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

8 Mei 1918

20 Juli 1914

(Disc. Wissels.
4’/2 sedert 1Juli’15
3
1
/2sedert23
Mrt. ’14

Ned. ‘Bel.Binn.Eff.
41,

,,

1

,,

’15
4

,,

23

,,

’14
BankVrsch.inR.C.
51/s

,,

19Aug.’14
5

,,

23

,,

’14

Bank van EngeIaid
5

,,

5 Apr.’17
3

,,

29 Jan. ’14

Duitsche Rijksbank
5

,,

23 Dec.’14
4

,,

5 Febr.’14

Bank van Frankrijk
5
.

,,

21 Aug.’14
3
1
12

,,

29Jan.’14

Oostenr. Hong. Bk.
5

,,

12Apr.’15
4

,,

12 Mrt. ’14

Russische Staatsbk.
6

,,

27Juli ’14
5

,,

1 Apr.’14

Nat. Bank v.Denem.
5

,,

9

,,

’15
5

,,

6Febr.’14

Zweedsche Rijksbk.
7

,,

20Mrt.’18
4
1
/1

,,

6

,,

’14

ZwitserscheNat.’Bk.
41/2

,,

31 Dec.’14
3
1
/2

19

,,

’14

Rank van Italië ..
5

,,

10jan.’18
5

,,

9 Mei ’14

Feder. Res. Bk. N.Y.
3-4f



Javagche Bank.
. . .
3
1
I2

,,

1 Aug.’09
3
1
I

,,

1 Aug.’09

Da t
Siock-
ho1m
5
)
Kopen.
I
hagen)
I

Chris.
1100101)
1
Zwitser.
land)
1
Spanje
1)
Batoolo
1)
1
telegrafisch

29 Apr. 1918
70.60
65.15 65.90 49.50
58.-
99i-1001

30

,,

1918
70.50 65.15 65.45
4962f
57.25′
99-100f

1
Mei

1918
70.40 65.15 65.70
49.55
57.25
99-100f

2

,,

1918
6992f
64.80
65.30
49621
57.50
99I

100
3

,,

1918
69.80
64.60
65.12f
49.55
57.-
99-100

4

,,

1918
69.75 64.60
64.75
49574
58.-
99-100

L’ste d.
w.’)
69.60
64.50
64.70
49.40
56.50
99
1
/

H’ste
‘,,

,,

‘)
70.70
65.50
66.20
49.65
58.50
10.0′!2
27 Apr. 1918
70.75
65.40
66.15
49.55
57.25
99-100

20

,,

1918 71.45
66.10 66.90
49.80
56.50
99-1001

Muntpariteit
66.67
66.67 66.67
48.-
48.-
100

5)

Noteering
te Amsterdam.’
1)
Particuliere
opgave

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.

N.B.

beteekent: Cijfers nog niet. ontvangen.

GELDKO ERSEN.

BANKDISCONTO’S.

KOERSEN TE NEW ‘YORK.

Cable

.
Zicht
Zicht
Zicht

D
0
0
t
Londen
Parijs
Berlijn
Amsterd.
(in
cents
(in
(in frs.
(in cents
per
£)
p.
$)
p.
Rm.
4)
per gld.)

4 Mei

1918
4.76.45
5.71
5
/s
nom.
48

Laagste
d.
week..
4.76.45
5.71’/2

47/8

Hoogste,,,,..
4.76.45
5.71/o

48

27 April

1918
4.76.45
5.71/4
nom.
47’/2

20

,,

1918
4.76.45 5.72’/8
nom.
47’/4

Muntpariteit ….
4.86.67
5.18V4
95’/4
1

408/t6

OPEN MARKT.

I

Amsterdam

Londen
I
Berl(jn IParijsl N. York
Data

Port.
1
Polon-

Part.

eari.
1
Part.
1
Cali.
disconto
1
gatie

disconto disconto disc.

monea

4

Mei ’18
3’/4
3
1
124
3/io
4-‘ts

38/
4
_4
1)

29A.-4M.’18
31/5_41f4

3’I2-5
1
/,
3°/so
4-1/8

31/
2
_6

8
22-27Ap.’1/g
2
1
-4
3-6
3
°
/to
41/

2’/-6

15-20,,

’18
2
1
/-3
3
1
/2_4
1
/4
3
°
/io
4-‘/s

2’/4-5

30A.5M.’t7
2-
1
/
2l/g3
43)
4

4_2/

2’/2-4

1-6 Mei ‘1.6
1/-2
1
/o
31/24
40045

21/
4
_
1
/
2

20-24Jul.’1.4
3’/°/j
2/4-/4
21/g_3/4

2
1
/o-
1
/2
2/4
1
3
/42V.2

9
Noteering
van 3
Mei.

WISSELKOERSEN.

WISSELMARKT.

Ook deze week opende wederom flauw. Londen daalde van
9.97 tot 9.87
1/,
en bleef verder ongeveer op dezelfde hoogte.
In gelijke verhouding noteerden ook Parijs en New-York.
Berlijn en Weenen liepen meer gestadig de geheele week
door terug. Bijna dagelijks ging 1/4
0,
l/
0/
van den koers
verloren. Slot circa 40.30 ‘en 25.60. Skandinavië was
sterk aangeboden. Kopenhagen daalde van 65.50 tot 64.60.
Christiania van 66.20 tot 64.75 en zijn zoodoende wèder
circa
3
‘Is
onder het goudpunt gedaald. Stockholm liep van
70.70 tot 69.65 terug en is dus ook weder meer normaal,
hoewel nog enkele percenten boven het goudpunt. Zwitser-
land zeer kalm en ongeveer op de zelfde hoogte als de laatste
weken. Ook Spanje niet veel veranderd ca. 58.-
iL
59.-. In
de overige wissels bijna geen omzetten.

KOERSEN IN NEDERLAND.

Data
Londen
S)
Parijs
Berlijn
1
S)
Weenen
5
Se. Pc-
New

29April 1918

..
9.93 36.65
40.75
26.15

2.08’12

30

1918

..
,,
9.88 36.45
40.8Q
26.15

2.07
1
/2

1 Mei

1918

. .
9.87
36.40
40.65
26.-

2.07/4

2

1918

. –
9.87
36.40
40.45
25.80

2.07 1/4
3

1918

. –
9.86f
36.40
40.45
25.75

2.06’/

4

,,

1918

– .
9.86f
36.37,
1

40.30
2567f

2.06/

Laagste d.
w. ‘)
9.84f
36.20
40.20
25.50

2.061/
4

Hoogste
,,

,,

‘)
9.97 36.75
41.-
26.25

2.09
0
/
4

27April1918
..
9.95f
36.75
41.-
26.15

2.09

20

,,

1918

. .
10.04
37.-
41.65
26.80

2.10’/

IiIuntpariteit

. .
12.10
48.-
59.26
50.41
1.28
2.48°/4

5)
Noteering te Amsterdam.
1)
Particuliere
‘opgave.

KOERSEN VAN DE VOLGENDE PLAATSEN OP LONDEN.

Plaatsen en

Noteerings- 15’M,,.,, 2April I

3-
April

5 April
Londen

eenheden

1918 I 1918

1 1918
Laagste
1
Hoogste

Alexandrië..
Piast.
p. £
9731
t
,
977/
97
7
/10
977/16
977/1

B.

Aires
….
d.p.gd.pes.
50
1
/2
51
50
1
/4
51’/2
50/4

Calcutta
. . . . sh/d.p.rup.
1/5’18
1I5’/3
1’5
1/5
1
/,s
1I5
1
11

Hongkong
..
id. p. $
2/11
8
h
310I,
3/0
1
/
310I
3/0/4

Lissabon..
..
d.p.escudo
29
1
/a
28’14
27
7
/8
28/8
28’/s

Madrid

….
Peset.
p. £
19.46 18.52
18.27
18.49
18.28

Montevideo..
d.p.peso
59
1
!,
63
62’/2
64
63’/2

Montreal….
$
per
£
4.81’14
4.83I4
4.83
3
/8
4.85
4.84
3
/

Petrograd
..
R.
p. £ 10
nom:
nom.
nom.
non,.
flOm.

R.d.Janeiro)
d.p.milr.
13
10
[,2
13’V12
13
1
!,,
13
1
/j6
13
3
/,s

Lires
p. £
42.63 41.78 41.80
41.95
41.90

Shanghai

..
sh/d.p.tael
4;3
4 4/
4/4
44
4/4
Rome

…….

Singapore

id.
p. $
24
2I3
1
14
ZiS’Ir
24
2/3’/4

Valparaiso
1)

d.p.pap.p.
14’°/32
.15/si
15
1
/,s
15
1
/a
15
00
/s2

Yokohama
..
sh/d.p.yen
212
1
/.2
2!2
1
/oo
212
1
212Vo
2/21/,,

t)
Noteeringen
op 90
dagen.

GOUD EN ZILVER.

Sedert 29 Juli 1916 worden de dagelijksche ontvangsten
en onttrekkingen van goud door de Bank van Engeland
tijdelijk niet bekend gemaakt.

NOTEERING VAN ZILVER.

Noteering te Londen.
te New York

4

Mei

1918
……..
491/8
991/2

27

April

1918 ……..
491/4
991/8

20

1918
……..
48’/4
973/4

13

,,

1918
……..
46V4
933/s

6

1918
……..
45°/o 91°/8
30 Maart 1918
……..
45°/s
1)
921/s

5 Mei

1917
……..
38
6 Mei

1916
……..
36’/,o
76/4

20 Juli

1914……..
.
24/is

1)
Noteering van
28
Maart.

8 Mei 1918

ECONOMISCH;STATISTISCHE BERICHTEN

405

NEDERLANDSCHE BANK.
Disconto’s
Beichik-
Dek-
Hiervan Verkorte Balans op 4 Mei 1918.
Data
Belee.
baar
king,-

Activa.
Totaal
Schatkist-
promessen
n(n gen
Metaal-
saldo percen-
lage

Binnenl
,
Wis

rH._bk.

f
41.131.517,891/,
rechtstreek

s

4 Mei 1918
61.871
18.000 170.593
520.938
70
sels, Prom.,

B.-bk.,,

2.331.509,66
in
disc.(
Ag.sch.

18.407.903,79
f

61.870.931,341!,
27 Apr. 1:918
46.520
18.000
153.925
530.839
73

Papiero. h. Buitenl. in
20

1918
36.547 18.000
115.576 541.717
76

‘disconto

……………………..

13

,,

1918
36.597

111.694
542.401
76

Idem eigen portef..
f

8.289.816,-
6

1918
29.243 10.000 115.118
536.216
76

Af: Verkocht maar voor
30Mrt 1918
19.165

115.737
538.809
77

debk.nognietafgel.


23

,,

1918
20.822

108.980 543:478
78 16

,,

1918
21.714

103.580
546.945
80

8.289.816,
Beleeningen
f105.536.048,88′
9

,.

1918
24.064

111.170 543.537
79
{H.bk.
mcl. vrsch.
B.-bk.

15.218.571,32’/
,,
,

1918
,,2
26.363

124.022
541.907
78
in rek.-crt.
Ag.sch.

49.838.113,06′!,
,,
23 Febr.1918
30.574

‘116.030 535.386
78
op’ onderp.
16

,,

1918
24.090

139.462 533.877
77
f170.592.733,27
.9

,,

1918
30.120 8.000
145.838
531.013
75


Op Effecten

……f168.619.233,27
.
Op Goederen en Spec. ..

1.973.500,-
5 Mei 1917
88.126
70.000 93.061
434.013
72
,,

170.592.733,27
6 Mei 1916
101.267
79.000
90.295 381.418
70
Voorschotten a. h. Rijk ……………..’


25 Juli 1914
64.947
14.300
61.686 43.521
1
)
54
MuntenMuntmateriaa.l. ‘) Op
de basis
van
21

metaaldekking.
Munt, Goud ……
f
84.956.570,-

van den
Muntmat., Goud ..

.636.876.029,761/2
Uit de bekendmaking
Minister
van
Finan-
f721.832.599,76′!,


c i ë n blijkt,
dat uitstonden
op:

Munt, Zilver, enz.
.

7.331.182,81
4 Mei 1918
1

27April1918
Muntmat., Zilver’

729.163.782,57
1
12
Effecten
Aan schatkistpromessen..

f
112.880.000,-

f
107.220.000,-
Bel.v. h. Res.fonds… f

5.220.093,82
waarvan rechtstreeks bij
id. van ‘/s v. h. kapit. ,,

3.990.268,301/2

9.210.362,12
1
/2
de Ned. Bank geplaatst

,,

18.000.000,-

,,

18.000.000,-
Geb.enMeub. der Bank …………….

..

1.465.000,-
Aan schatkistbiljetten
– –

49.567.000,-

,,

68.749.000,,-
Diverse rekeningen

……. . ……….

..90.580.939,50′!,
Aan zilverbons

………

30.770.741,-

,,

30.321.148,50

f1.071.173.564,82
JAVASCHE BANK.
Paasiva.
Kapittal

……………………..t’

20.000.000,- Voornaamste posten in duizenden guldens.

Reservefonds

………………….

5.234.534,18’/
Sedert

18

Maart

1918

worden slechts de telegraphisch
Bankbiljetten in omloop …………..971.985.635,-
hier te lande ontvangen totaalcijfers der obligo’s en der
Bankassignatiin in omloop ……….

–3.581.265,99’/
uitzettingen en het beschikbaar metaalsaldo medegedeeld.
Andere
Rekening-Courant saldo’s:
.
Van het Rijk……
f
10.497.498,59
Data
Goud
Zilver
J]tn
opetschb.
schulden
Van anderen ……

..50.370.648,87
60.868.147,46
27 April

1918….
249.100
Diverse rekeningen

………………

..9.5Q3.982,18
20

,,

1918.. ..
246.100

f1.071.173.564,82
13

.1918….

245.800
6

1918
..
. –
241.000
Beschikbaar metaalsaldo ……
………520.938.133,18
22 Dec.

1917
..
. .
86.793 18.123 171.712

60.038′
Op de basis van
2/5
sn.etaaldekking …..
,

313.651.123,49
Minderbedragaanbankbiljetteninom’loop
28 April

1917
– –
..
72938
23.309
156.251
1

35.438

dan waartoe de Bank gerechtigd is
.. ,,
2604.690.665,-
29 April

1916
– –
..
42.058
33.403 128.868

29.851

25 Juli

1914
. .
-.
22.057 31.907
110.172

12.634
Verschillen met den vorigen weekstand:

Dis-
Wissels,
buiten
2dec-
1

Dhserse
1
Beschik-
baar
Dek.
kings-
Meer

MInd6r
Disconto’s

…………….15.350.539,47
,

Data

1
conto’s
N.-Ind.
hingen
i

reke-
,
ningen
t)
metaal-
percen-
Buitenlandsche wissels ……

4.474.000,-
,.

1
betaalbaar
saldo
lage
Beleeningen

…………..34.667.471,261/,

.
Goud

…………………

3.938.035,3$

–……..
27Apr.1918

129.200

59.600

Zilver ………………..57.345,081/2
20

1918

127.000

“°

60.800

Bankbiljetten

………..: 35.513.500,-
13

1918

128.000

***

61.200

***

Part.

Rek.-Crt. saldo’s

.. ..

4.825.633, 16

6

1918

119.300

°°”

63.900

Voornaamsteposten in duizenden_guldens.

22Dec.1917

7.146

33.467

68.469

23.666

58.566

45

28Apr. 1917

6.694

38.818

47.840

6.302

58.423

50

Data
Goud
Zilver
Bank
Andere
opeischbare 29Apr. 1916

6.14

22.628

43.138

30.082

40.917

44
biljettn
schulden 25 Juli 1914

7.259

6.395

47.934

2.228

4.842
2
)

44
1)
Sluitpost der activn.
4

Mei

1918

..
. .
‘721.833
7.331
971.986
64.449
2) Op
de
basis van
2
/6
metaaldekking.
27 April 1918

. .
..

725.771
7.274
936.472
71.764
20

1918

..
. –
729.446
7.158
895.117 75.776

SURINAAMSCHE BANK.
13

1918
730.152
7.135
894.911
75.711
,

Voornaamste posten’ in duizenden guldens.
6

1918
721.397
7.154
893.899
64.320
Andere
30 Maart 1918

. . . –
722.184
7.285
889.692 59.943
Data

Metaal
Circulatie
opeischb.
1
Disconto’s
Dlv. reke-

23

1918

– . . .
723.051
7.337
864.373
66.509
.
schulden
1

.
ningen
t)

9 Febr. 1918

..

609
1.250
923 1.094
505
16

1918

….
723.807
7.323
858.394 58.834
9

,,

1918
722.096
7.225
859.317 65.835
2

1918

..

616
,,
1.192 1.013
1.089
475
2

,,

1918

….
723.746
7.240
870.334
71.288
26 Jan.

1918

631
..
1.157
1.043
1.099
23 Febr.

1918

..
714.679
7.295
845.856
83.485
429

16

1918

.
,,
716.341
7.275
854.035
90.845
-.
19

1918

630
1.185
432

1.038 1.106

9

,,

1918

..
716.432
7.278
859.834
99.821
12

1918

..

619
1.187
1.103
1.116
505
5

,,

1918

..

594
1.226 1.074 1.132 444

5

Mei

1917

.. ..
596.027
6.961
785.419
54.812
10
Febr. 1917

..

714
1.104
986
.
958
449
6

Mei

1916

….
532.877
1.797
664.373
98.044
1
)
12 Febr. 1916

..

886 922
1.021
924
663

25

Juli

1914

. . . .
162.114
8.228
1

310.437 6.198
25 Juli

1914

..

645
1.100
560
735
39,6
1)

Waarvan Rek.-Crt.
saldo van het
Ruk
f34.492.000.-.
,

,
1)
Sluitpost der activa.

406

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

8 Mei
1918

BUITENLANDSCHE BANKSTATEN.
BANK VAN FRANKRIJK.

Voornaamste posten in duizenden francs.
Aan het eind van ieder kwartaal wordt een overzicht gegeven
Waarvan
Te goed
BuiLgeu,.
van enkele niet wekelijks opgenomen bankstaten.
Data
Goud in lief
Zilver
in hei
voorsch.

Buitenland
Buiienland
af d. Slaat

BANK
VAN
ENGELAND.
2 Mei ’18 5.379.657 2.037.108 256.116 1.303.893
15.950.000

25 Apr.’18
5378.863 2.037.108
256.071 1.286.682
15.650.000
Voornaamste posten, onder bijvoeging der Currency Notes,
18

’18
5.377.742 2.037.108 253.576 1.231.401
15.350.000

in duizenden p. st.
11

’18

3 Mei ’17

5.376.311 2.037.108
5.251.443 1.948.706
255.133 1.221.420

256.734
864.310

15.100.000

9.900.000
Currency Noiea.
Data Metaal
Circulatie
4 Mei ’16
4.811.032

356.191
697.636
7.100 .000
Bedrag Gaudd.
Gov. Sec.
23 Juli’14
4.104.390

639.620

2 Mei

1918
61.361
49.439
**•
**
*5*

_______ ________
-_______
_________ _______
______

Uitge.
1

Belee-
Bankbul-
Rek. Cr1.
Rek.
25 April 1918
61.006
48.409
°’°
5*5
4i

18

,,

1918
60.997
47.885
5*5
*5*
Wissels
stelde
l4-‘hseL,
1
ning
.
jettcn
Parii-
culieren.
C,t.
Staat
10

1918
60.436
47.881
5*5
***
*5*
_______ ________

tv
1.316.081 1.095.412 1.004.032 26.733.186 3.135.363

40.165
2 Mei

1917
55.075 38.850
154.368
28.500
122.637

1.397.329 1.097.244 1.043.782 26.395.251 3.313.253

55.764
3 Mei

1916
57.469
34.333 117.160 28.500
83.677
E

1.441.244 1.099.553 1.101.999 26.231.771 3.213.506

41.975

22 Juli

1914
40.164
29.317
°

1.583.266 1.100.825 1.128.573 26.086.784 3.296.955

57.184
……..
…….
…….
0
644.638 1.249.616 1.130.383 19.183.388 2.455.479

70.655

..

445.678 1.567.296 1.219.124 15.423.122 2.040.139

32.623

Dek-

Data
Go,,.

1
Other
Public
Other
Re-
kings’
1.541.080

769.400

5.911.910

942.570 400.590
5ev.
Sec.
Depos.
Depos.
seroc
percen- tage
1)

SOCIÉTÉ GÉNÉRALE DE BELGIQUE.
1)
2 Mei ’18

56.460

102.862

34.373

137.652

30.372

17,65
-25 Apr.’18

56.724

104.843

34.831

140.154

31.047

17,74
Voornaamste posten in duizenden francs.
18

’18

58.313

105.951

39.952

138.232

31.562

17,17
Metaal

Beleen.
mcl.
van
Bdeen.
van
Binn.
wissels
Circu-
Rek.
10

’18

56.868

102.069

40.078

132.194

31.005

18,-
Data
bultenl.

bulten1,
prom.
d.
en
loSte
Cr1.
ldt
2 Mei’17

45.025

114.093

47.226

128.859

34,676

19,69
_
saldi

vorder.
provtnc.
beleen.

3 Mei ’16

33.188

77.377

48.444

86.024

41.587

0
7
/8
2

Mei

’18 805.970

98.776 480.000 125.395 1.265.172 234.550
22 Juli ’14

11.005

33.633

13.735

42.185

29.297

523I8
25 April ’18 805.086

98.503 480.000 128.349 1.266.533 235.024
18

,,

’18 806.161

98.446 480.000 130285 1.227.362 233.173

1)
Verhouding
tusechen Reserve en Deposits.
11

,,

’18 803.027

98.409 480.000 128.200 1.273.170 226.438

4

Mei ’17 379.991

86.757 480.000

70.483

914.219

92.599

4

Mei

‘161206.6261 62.3601480.0001 62.3041

665.971 140.643
1)
Sedert einde 1914 met de functie van
circulotiebank
belast.

DUITSCHE RIJKSUANK.

Voornaamste posten, onder bijvoeging der Darlehens-
VEREENIGDE STATEN
VAN
NOORD.AMERIKA.

kassenscheine, in duizenden Mark.
FEDERAL RESERVE BANKS.

Voornaamste posten in duizenden dollars.
Dek-

Data
Metaal
Daarvan
Goud Kassen-
,cheine
Circu-
laiie
kings-
percen-
Waarvan
van in
Zilver
FR.
Noles in
tage ‘)
Data
Goud
voor dekking
F. R. Notes
het bui-
!2!f.nd
cie.
.
circu-
laffe
30 April 1918 2.464.796 2.344.999 L54 3195 11.820.793

34
__________

1 Febr. ’18
1.717.022
801.139
52.500 55.435 1.236.101
23

,,

1918 2.464.725 2.344.806 1.472.703 11.564.031

34

15

,,

1918 2.528.188 2.408.777 1.468.466 11.727.198

34
25 Jan. ’18
1.726.507
813.786
52.500
56.252
1.234.934
7

,,

1918 2.527.515 2.408.727 1.529.559 11.917.046

34.
18

,,

’18
1.729.470
816.437
52.500
54.837
1.238.797

11

’18
,,
1.696.830 803.969 1.242.199

52.500
51.201
30 April 1917 2.549.222 2.532.548

509.203

8.315.403

37
260.030′
29 April 19162 503 901 2.461.702

938.972

6.696.911

51
’17
2 Febr.
795.834
275.909

12.185

23 Juli

1914 1.691.398 1.356.857

65.479

1.890.895

93
1
Waar-
Algem.
Dek-
Percent.
Goud-
Data
Wissels
Totaal
Deposito’s
van
kings-
i
dekking
t) Dekking
der circulatie door metaal en
Kassenscheine. Kapliaal
percen-
circu-
___________
lage ‘)i
Folie

1
Febr. ’18

896.583

1.854.486

72.621


Darlehenskassenschelne
25 Jan. ’18

901.574

1.849.086

72.439

61,5

65,9
Totaal
uit ge’
1
de
In kas bij

Reicho-
Data
Wissels
Rk. Crt.
e
18

’18

861.292

1.913.899

71.938

61,0

65,9
geven

1
bonk
11

,,

’18

829.375

1.779.726

71.603

61,8

64,7

2 Febr. ’17

107.819

814.443

55.725.

. –
30 April 1918

13.887.7.88

7.055.105

8.587.300 1.529.700
23

,,

1918 12.698.699

6.298.883

8.289.800 1.457.700
‘)
Verhouding
tusschen: den
totalen
goudvoorraad. zilver etc., en de
15

1918

13.964.814

7.375.418

8.390.600 1.455.200
opeischbare
schulden: F. R. Notes
ennetto
deposito’s met
inbegrip
van

7

,,

1918

15.202.759

7.595.003

8.534.300 1.517.900
het kapitaal.

30 April 1917

8.714.760

3.970.984

4.512.400

494.000
PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET

29 April 1916

5.138.099

1.736.894

2.158.900

900.500
FED. RES. STELSEL.

Voornaamste posten in duizenden dollars.
23 Juli

1914

750.892

943.964

Dala
Aantal

uitgezette
Totaal
_________

Reserve
T!
Waaraan
time

banken

gelden
en
F. R.

nks
deposita’s
deposlis

………..
.

bdeggin
gen

RUSSISCHE STAATSBANK.
25 Jan. ’18
671

11.527.048
1.199.201 10.777.154
1.399.748


18

,,

’18
662

11.425.833
1.147.274 10.618.473
1.361.800

Sedert 5 November 1917 is geen bankstaat verschenen.
11

’18
659

11.297.581
1.202.389 10.853.548
1.348.698
4

’18
640

11.235.168
1.193.952 10.697.106
1.460.927
28 Dec. ’17
630

10.853.941
1.161.823 10.383.805
1.321.944

8 Mei 1918

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

407

EFFECTENBEURZEN.

Amsterdam, 6 Mei 1918
De internationale beurzen hebben in de achter ons lig.
gende berichtsperiode vrijwel hetzelfde beeld te aanschouwen
gegeven, als in de laatste weken reeds het geval is geweest.
Dat wil dus zeggen, dat in de landen der Centrale Mogend-
heden een zeer geanimeerde stemming op de fondsenmarkten
bestaat, terwijl te Londen en Parijs vrijwel de geheele
handel stilligt en de tendens bepaald bom en apathiscli
moet worden genoemd. Het zijn thans niet zoozeer de voor-
vallen op het Westelijk oorlogstooneel, die den doorslag
geven, dan wel de beschouwingen inzake de naaste toekomst.
Op den einduitslag blijft men in alle landen het beste voor
zichzelf hopen, doch men ontveinst zich in geen geval de
geweldige moeilijkheden, die vÖÖr dien tijd nog overwonnen
moeten, worden.
Die moeilijkheden nu
schijnen
minder zwaar in Duitsch-
land, dan in de overige landen. Op het eerste gezicht wordt
de financiering van den oorlog op gezonde basis gevoerd,
terwijl tegelijkertijd de groote verscheMenheid van fabrieken
en ondernemingen op industrieel gebied geweldige uitbrei-
dingen ondergaat en zeer groote winsten realiseert. Men
dient hier echter niet uit het oog te verliezen,, dat de toe-
stand in DtLitschla.nd op het oogenblik hoogst abnormaal
is; de uitvoer is zoo goed als geheel stop gezet en de ver-
diende milliarden komen dus niet voort uit een overschot,
doeh vertegenwoordigen veeleer een opteren van den bestaan.
den voorraad. Het zijn thans offers, die worden gebracht
en stellig kan niet worden gesproken van resultaten, die
deze of gene onderneming thans reeds zou hebben bereikt.
])e toekomst zal dit moeten leeren; dan zal bewezen moeten worden of de ,,Hoch-Conjunctur” van thans den grond heeft gelegd tot nieuwen opbloei.
Deze overwegingen gelden echter niet voor het publiek,
dat op de beurs te B e r 1 ij n thans in de meest verschillende
waarden op zeer groote schaal speculeert. De handel is er
buitengewodn groot en onder den invloed van de meest
werkzame ftntasie grijpt men naar fondsen, die bij een
eenigszius kalme en gematigde beschouwing zeer zeker niet
in het veld der opmerkzaamheid zouden zijn getrokken. Op
het oogenhlik zijn het meest geliefd die soorten, die onder
Pan staan, of die in verband met hun belangen in het
buitenland (voornamelijk Rusland) der speculatie aanlei-
ding geven tot sterk overdreven optimistische toekomst-
beschouwingen. In negen van de tien gevallen weet de
kooper niet eens, welk object hij verkrjgt en hij interesseert
zich er ook niet voor. Balansen worden niet bestudeerd,
de financieele toestand der maatschappijen wordt niet in
oogenschouw genomen. Het zijn alleen toekomstverwachtin-
gen, die een rol spelen en deze worden gevestigd op een
basis, die in meer rustige tijden niet anders dan een glim-
lach om zfveel rta’iviteit te voorschijn zoude roepen.
Twee der meest teekenende voorbeelden zijn wel de vol-
gende. De aandeelen der Textielfabriek Bemberg zijn in de
laatsten tijd tot oirea 400 pCt. gestegen; het laatste dividend
bedroeg slechts 8 pCt. Tevoren waren geen dividenden uit-
gekeerd. Deze wanverhouding-is echter geen enkel bezwaar
en belet geenszins wilde aankoopen. Het is voldoende, dat
men een enkel woord besteedt aan •de kleederstoffen-
söbaarschte, om de verbeelding schatten uit de resultaten
der onderneming te doen voortooveren. De overgroote
meerderheid der aandeelhouders weet natuurlijk absoluut
niet, welk product de Bembergfabriek te Augsburg uit
celstofkunstzijde fabriceert, noch is zich bevust, welke
mogelijkheden voor de practische toepassing in de kleeding-
industrie het biedt. Ook bekommert zij er zich niet om,
dl en wanneer de benoodigde chemicaliën verkregen kunnen
worden en dc concurrentie met een zestal andere fabrieken
speelt in het geheel geen rol.
Bijzonder karakteristiek is ook de koersstijging voor aan-
deelen in scheepvaartondernemingen. In ons vorig overzicht
maakten wij melding van de groote vraag naar aandeelen
Kosmos en Hamburg-Zuid-Amerika Lijn in verband met het
feit, dat de laatste verlof had gekregen één of meerdere
harer in Argentinië liggende schepen met zeer groote winst
van de hand te doen. floewel dit op zich zelve voor de be-
trokken reederj een onverwacht voordeel kan zijn, moet toch
rekening worden gehouden met het renteverlies in de ver-
loopen
‘1
jaren, met de kosten van onderhoud en bemanning
gedurende dien tijd, enz. Niet alleen echter, dat men een
dergelijke restrictie niet opwierp,’men maakte, ook voor de
overige ondernemingen, die schepen in het neutrale buiten-
land hebben liggen, een eenvoudig rekensommetje; door den
tegenwoordig geldenden tonnenprjs te vermenigvuldigen
met het aantal tonnen en zoo vast te stellen, welke wint
de reederijen bij eventueelen verkoop zouden kunnen beha-
len. De weigering, die een zeer groote scheepvaantmaat-

schappij bnlangs van regeeringswege heeft gekregen, toen
ook zij wilde overgaan tot realisatie van een gedeelte van
haar bezit in het buitenland, had toch een vingerwijzing • moeten zijn, dat het hier een uitzonderingsgeval betrof en
dat men geenszins de liquidatiewaarde of de winst eener
vennootschap op de thans ter beurze toegepaste wijze kon
• bepalen. Men moet in de eerste plaats rekening houden
met de nog onbekende toestanden na den oorlog, zooals wij
in den aanvang reeds zeiden. De gedovervloed echter trekt
voornamelijk beeken naar het gebied’ der beursspeculatie en
een eerste gemakkelijk succes drijft hen steeds verder op den
• weg, die alle beoordeeling uitsluit. Langzamerhand is de
speelwoede van Budapest via Weenen te Berlijn gearri-
veerd; hoewel zij hier nog niet zulke buitengewone afme
tingen heeft aangenomen, is zij toch reeds zoodanig ontwik
keld, dat in serieuze kringen met bezorgdheid aan den
terugval wordt gedacht.
Behalve bovengenoemde factoren zijn er echter nog eenig
andere, die ook meer ervarenen er wel toe zouden kunnen
brengen een peniocle vaij gunstige bedrijfsontwikkeling tegemoet te zien. In de eerste plaats behooren hiertoe de
afsluitingen der groote banken; vervolgens de. balansen
over 1917 uit de chemische grootindustrie. Deze bewijzen,
dat de ondernemingen uit deze branche, die voor het groot-
ste gedeelte in een belangengemeenschap zijn vereenigd,
over het afgeboopen jaar in bijzondere mate zijn vooruit-
gegaan. Indien men de kapitaalsverhoogingen in aanmer-
king neemt, zijn de dividenden zeer groot te noemen, terwijl
de financieebe toestand en de beschikking over het nieuw-
verkregen kapitaal deze industrie vermoedelijk wel in staat
zal stellen aan alle eventualiteiten na het sluiten van den
vrede het hoofd te biedin. Wij noemen hier de Höchster
Farbwerke met een tegenwoordig kapitaal van Mk. 90 mii-
lioen (in 1017 door uitgifte van 36 millioemi Mark op deze
hoogte gebracht) en een dividend van 18 pCt: (tegen 25 pCt.
v. j.); de Badische Anilin und Sodafabrik en de Farben-
ïabriken vorm. Friedr. Bayer, beide met hetzelfde aandee-
lenkapitaal ad Mk. 90 milbioen (v. j. evenals bij de Höchster
slechts 54 millioen Mark) en met diviçlenden van 20 pOt.
tegen ’28 pCt. over 1916. Voor de akndeelen van deze en
andere ondernemingen bestaat dan ook aan de Berlijnache
beurs voortdurend goede vraag. Ook voor automobielwakr-
den is de stemming gunstig gebleen, voornamelijk in ver-band met het gerucht, dat premiën zouden worden gesteld
op een zoo snel ‘mogelijk vervoer van granen uit de
Oekraïne. Hoe sterk overigens goedbekende en conservatief
bestuurde ondernemingen onder den gezichtshoek der specu-
latie worden beschouwd, bewijst wel de omstandigheid, dat
nandeelen der Aligemeine Elektnizititts-Gesellschaft in de
afgeloopen week tot hoogere prijzen uit de markt werden
genomen in verband met geruchten, dat het eerstvolgend
dividend 14 pCt. zal bedragen, hoewel de balanscijfers van deze maatschappij niet voor November te verwachten zijn.
‘oorts waren aandeeben Niederwaldbahn hooger, hoewel het
bedrijf dezer onderneming geheel en al stilligt; Mibowicer
Eisen ondanks het feit, dat aan een wederopenstelbing van
de fabrieken voonloopig niet te denken is, Duxer Porzellan,
niettegenstaande de reorganisatie, die deze maatschappij
moet ondergaan. Wij noemen deze voorbeelden om te doen
zien hoe onvoorzichtig de ongebreidebdekooplust thans zijne objecten uitkiest.
Vari bankaandeelen waren voornamelijk Nationalbank
für Deutschband en Barmer Bankverein in vaste stemming, als gevolg van de nieuwe relatie, die deze instellingen in de
Hohenbohegroep hebben gevonden. Zooals bekend, werden de
ondernemingen van dit vorstebjk concern tot nu toe gefinan-
cierd door de Deutsche Bank; het crediet bij deze instelling
is thans afgelost. Naar schatting bedroeg het per resto nog
70
OL
90 millioen Mark, terwijl het kort vdÖr den oorlog
nog ruim 100 millioen Mark beliep. Deze vermindering is
tot stand gebracht dooi- verkoop van diverse fondsen en door
een voorzichtige bednijîspolitiek in vele takken van de
door de vorst engroep beheerde bedrijven. Deze zijn inder-
daad velerlei en hebben vÔÖr den oorlog zeer vaak reden
tot ernstige bezorgdheid gegeven. Hierin is thans wel een
verandering ten gunste ingetreden. De aandeelen der
Palestina-Bank hebben door liquidaties van de onderpanden
en credieten, zoowel in Duitschland als in het Oosten, de
pariwaarde bereikt. De Hohenlohe-aandeelen, waarvan de
groep een totaal van tenminste 32 millioen Mark bezit,
noteerden zes weken geleden 167 pOt. (thans nog aanmer-
kelijk hooger) tegen voor vier jaren 95 tot 132 pot. De Mk. ii miljoen aandeelen der Berbiner Term-in & Bau
A. G. mogen na de reorganisatie dezer maatschappij als
vrij goed worden beschouwd; de aandeelen der Excelsior
iTôtel G. nu. b. II. hebben thans uitzicht op dividend. De
andere hotebonderneming der groep, de Deutsche Hotel A. G.
— (Esplanade) moet nog wel een reorganisatie ondergaan,

408

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERiCHTEN,

8 Mei
1918

doch de crediteuren zullen vermoedelijk wel voor een ge-
deelte hun vorderingen betaald krijgen. Alles tezamen geno-
men mag men veronderstellen, dat tegenover het verleende
crediet thans wel een voldoend onderpanci kan worden.
gestelU. De wisseling van bankverbinding brengt ook nog
met zich mede, dat de verschillende rekeningen der onder-
nemingen afzondc’rlijk ook naar de nieuwe credietgevers
overgaan, hetgeen derhalve een aanmerkelijke uitbreiding
van de werkingsspheer der National-Bank en van den
Barmer Bankverein tengevolge heeft. Een en ander wordt
door de beurs als gunstig voor de betrokken instellingen
beschouwd.
Zooals reeds hierboven vermeld, heeft de beurs te L o n-
d e n geen bijzondere aanleiding tot bespreking gegeven. Alleen heeft de publicatie van den stand van de schatkist
per 1 April j.l. eenige discussies te voorschijn geroepen. Er
blijkt uit, dat de gezamenlijke uitgaven in 44 oorlogsmaa,nden
£ 6967,82 miflioen hebben bedragen; hiervan vallen £ 180
millioen onder voorschotten aan de koloniën en £ 1264 mil-lioen onder leeniugen aan de gealliëerden. Van de gezamen-
lijke uitgaven zijn door belastingen gedekt £ 1789,19 mii-
lioen, terwijl met oorlogsleeningen van versehillenden aard
de rest ad £ 5178,63 millioen is gefinancierd.
T e o n z e n t heeft de beurs gedurende de gansche week
onder den. invloed van de buitenlandsche politiek gestaan.
De ontreddering, ontstaan door de ddconfiture der firma
Erdmann & Hethey, is bewonderenswaardig spoedig tot het
verleden gaan behooren. Mag dit aan den eenen kant als
een verheugend verschijnsel voor de beurs niet alleen, doch
voor zeér velen, die middellijk bij de beurs zijn betrokken,
worden beschouwd, aan den anderen kant dwingt de gemak-
kelijkheid, waarmede groote posten van verschillende hoog-
geprijsde fondsen zijn opgenomen, tot nadenken. Ongetwij-
feld moet de oorzaak van de gereede aankoopen worden
gevonden in den overvloed van beschikbare middelen en
deze vinden op hunne beurt weder den oorsong in den
stilstand of de beperkte werking van vele bedrijven en in
de liquideeri ng van groote voorraden stapelproducten.
Voorloopig behoeft weliswaar niet te worden gedacht aan
aanbod op de fondsenmarkt als gevolg van de behoefte aan
nieuw geld in handel en industrie, doch voor de toekomst
moet ongetwijfeld met deze omstandigheid rekening worden
gehouden.
])e stand der onderhandelingen met onze Oosterburen
heeft, als gezegd, voornamelijk het koersverloop gedirigeerd.
Aanvankelijk was de tendens niet zeer opgewekt te noemen,
doch toen in het midden der berichtsperiode officieuse be-
richten doorkwanien, die wezen op de mogelijkheid van een
bevredigende oplossing der nweilijkheden, werd de tendens gaandeweg beter. De Staatsfondsenmarkt kon dadelijk voor
de binnenlandsche soorten hiervan partij trekken, waarbij
ontegenzeglijk ook het ruime geld een woordje meesprak.
En toen. de officieele regeeringsverklaring omtrent den
gunstigen afloop der Duitsch-Hollandsche onderhandelingen
werd, gepubliceerd, namen de fractioneele verbeteringen vrij
groote proporties aan. Bijna alle Nederlandschc staats-
schuidsoorten, doch vooral de leening 1917 verlaat de be-riclitsperiode op een sterk verbeterd peil.
In buitenlandsche staatsschuld was de handel, als gewoon-
lijk, zeer beperkt en eerder met een neiging tot reageeren.

30 Apr. 3Mei. 6Mei. R5,f
dalin

41/
0/,
Ned. W. Schuld . . .

92/8

931/16 933I12 + 1/s2
41/2
0/

1916
921/
4

93!,

94
1
/85 +
l°/is

4

0/

,,

,,

,,

1916 85

86
1
/,o

87
‘Is
+ 2
1
/

31/2
01

,,.

,,

,,

76

77’/2

781/8

f 2/

3

0
/0

,,,,,,….

67
l/10

69/4

69/82

2
1
/,2

2′!2
0
10
Cert. N. W. S ……. 54’/8

59

59l/

+ 5
1
18

5

0
10
Oost-Indië 1915

957/
8

9610/ja 977/8 + 2

4
0/
Hongarijé Goud …. 45

45

45

4
O/
ç
Oostenr.Kronenrente 40/I6 3915/
je
391/4 –

5
0/
Rusland 1906 ……23
1
/,

25

25

+ Pl,
41/2
°lo
Iwangorod Doinbr.. 24
3
!,

24°/4

24°/

+
‘Is

4

01
Rusland Cons. 1880.. 20
8
!16 21

22
1
/

+ 2/,,

4

0/,,
Rusl. bij Hope &Co.. 22
1
/io 23

24
11
/t6
+ 2
1
/8

4’/
0
/0
China Goud 1898 .. –

51

54’/ + 3
1
/s
5
0/,
prazilië 1895

52

56 Vs + 41/8

De
scheepvaarinvarki
heeft intusschen wel het meest
geprofiteerd van de gewijzigde verhoudingen. Speciaal de
Indische lijnen ontmoetten groote vraag in verband met dc
heropening van de vaart tusschen Indië en Amerika. Alle
betrokken aandeelen, als Stoomvaart-Maatschappij ,,Neder-
land”, Rotterdamsche Lloyd,. Koninklijke Paketvaart, Nedes-
landsche Scheepvaart-Unie en Java-China Japanlijn kon-
den dan ook zeer aanmerkelijke koersverbeteringen behalen.
De overige soorten bleven hierbij iets achter, hoewel ook
bier een vaste tendens de overhand heeft gehad.,

30Apr. 3Mei. 6 Mei. Rizigof

Hofland-Amerika-Lijn .. .. 376′!2 378′ 379’/. + 3

,,

,, gem.eig. 352
1
1

355/2 355’/2 + 3
Holland-Gulf-Stoomv.-Mij .. 260

260

260
Roll. Alg. AtI. Stoomv.-Mij. 167

, 168

108
‘1
+ 1
1
/
Hollandsche Stoomboot-Mij.. 203

208

212’/ + 0/2

Java-China-Japan-Lijn …. 235’/2 250

– 260’/2 ± 25

Kon. Hollandsche Lloyd .. 164
1
/2 166

167
1
/4 + 2e/4

Kon. Ned. Stoomboot-Mij… 226’/ 2311/
4
236

+
01/1

Kon. Paketvaart-Mij……..234’/s 247/2 254

+ 19
1
/
Maatschappij Zeevaart.. .. 299 305 327
1
!1
+ 28
1
/
Nederl. Scheepvaart-Unie .. 230
1
1 241!4 248/, + 18
3
!8
Nievelt Goudriaan ……..1140 1140 1140

Rotterdamsche Lloyd……248

250

263’/2 + 15V2

Stoomv.-Mij. ,,Nederland” .. 246

265

269’/2 + 23’/2

,,Noordzee” .. 210

215V2 217

+ 7

,,Oostzee” . . . . 307
1
/, 318
1
/s 327

+ 19’/2

De af deeli ag voor
cultoaurwaoirdea
en
cultuart’ asvken.
heeft
zich aanmerkelijk kunnen herstellen. Alleen de waarden
der Cultinir-Maatschappij der Vorstenlanden hebben aan
deze verbetering niet medegedaan; hoewel ter beurze reeds
vrij algemeen werd verondersteld, dat de dividendbetaling
op deze aandeelen zou worden gepasseerd, heeft de officieele
mededeeling toch groote teleurstelling’ verwekt. ‘Wel traden
enkele koopers op, die uitgingex van het denkbeeld, dat de staking der diviaendbetaling geenszins was terug te voeren tot een vei’.slechterde financieele positie der maatschappij,
doch louter was toegepast als voorzorgsmaatregel ten op-
zichte van de mogelijke noodzakelijkheid van het financie-
ren van groote, niet te verschepen voorraden, doch deze
koopers waren te weinig in aantal om een koersverbeteriug
van eenige beteekcnis in de hand te werken. De mededeeling
van de directie der Handelsvereeniging ,,Amsterdam”, dat.
wederom een interim-dividend van 10 pCt. zou worden gede.
lareerd, had eerder een gnnstige uitwerking op de betrok-
ken aaudeelen. Ook aandeelen Nederlandsch-Indische Han-
delsbank konden door bona-fide aankoopen hun koerspeil
goed handhaven.
In de
raabbern,o.rkt is
de handel veel stiller, doch de
tendens vaster geworden, evenals in de
tabaksafdeeling.
Tooial in de laatste waren juist heden flinke koersverbete-
ringen op te merken..
De
petroleaornafdcelïng
toonde levendige belangstelling voor aa.ndeelen Konink?ijke Petroleum, als gevolg van de
verklaring der directie, dat het totaal dividend over 1917
vermoedelijk grooter zal kunnen w’orden dan dat over 1916,
terwijl heden juist een tweede interim-dividend ad 15 pCt.
betaalbaar w’erd gesteld. De overige soorten bleven bij deze
beweging iets achter.

30Apr. 3Mei; 6Mei.

Amstedamsehe Bank . . .. 192’/4 191

192’/ + 1/4

Ned. Handel-Mij. cert. v. aand.. 171

170

171’/2 + 1/2

Rotterd. Bankvereeniging . . 130’/2 ,
133’I

133’/4 + 2’/4

Amst. Superfosfaatfabriek.. 156

159

164
1
/8 + 8
1
/s

Van Berkel’s Patent ……150

153

154

-4-
4

Insulinde Oliefabriek……181

181

201

+ 20

Jurgens’ Ver. Fabr. pr. aaud. 103

104’/2 105

+ 2

Ned. Scheepsbouw-Mij…..150

153’12 153

+ 3

Philips’ Gloeilampenfabriek 284
3
/4 284
1
/s
310

+ 25V4

R. S. Stokvis & Zonen . … 615

645

650

+ 35

• Vereenigde Blikfabrieken . . 110
3
/s 119
1
!2 126

+ 15/s

Corhpania Mercantil Argent. 213
1
!2 228

221

+
7’I2

Cultuur-Mij. d. Vorstenland. 164/2 149

152
1
/s –
Handelsver. Amsterdam …. 311
1
/4 296’14 30611i – 51/
4

Holi. Transati. Handeisver. 140

143

143

+ 3

Linde Teves & Stokvis .. . . 205’/4 220

222

+ 16’/

Van Nierop &Co’s Handel-Mij 186

100

195
3
/ + 02/4

Tels & Co’s Handel.Mij
…. lOOVa
172

172

+ 2’/
Gecons. Roll. Petroleum-Mij 186
1
/

185
1
I,o 197

+ 10’/

Kon. Petroleum-Mij. …..
.487

520

514

+ 27

Orion Petroleum-Mij ……. 76/4

78
3
14

83

+
6’I4

Steaua Romana Petr.-Mij.. 203

198
3
/8 204

+ 1

Amsterdam-Rubber-Mij…..181’/i 179
1
12 184

+ 2
1
/1

Nederl.-Rubber-Mij . …… 100

110

108

+ 8

Oost-Java-Rubber-Mij. .. .. 202

200

200

– 2

Deli-Maatschappij ……..465

440
1
/

446
1
/2 – 18’/

Medan-Tabak-Maatschappij.. 185

188

203

+ 18

Senembah-Maatschappij…. 503

511

525

+ 22

De Amerik.aansci,e markt
was . in aansluiting aan New
York zeer vast van toon. Steels werden in groote posten
uit de markt genomen na liet aeclareeren van’ een onver-
anderd kwartaaldividend van 1 pCt. plus 3 pCt. extra op
de gewone aandeelen. De geheele stemming in Wallstreet.
is overigens zeer optimistisch geweest in verband met de
berichten omtrent het welslagen van de derde oorloglee-
Ding. , • . ‘ • ,

8 Mei 1918

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

409

»

30Apr.
3 Mei.
6Mei.
Rzi1ngof

American Car
&
Foundry.
. .
701/
2

71
15
/18
72/1
+
1’/16
Anaconda Copper

……..
123’/2
128
7
/8
130’/
+
7
Un. States Steel Corp…..
81’h
84/4

85/8
+
41/8
Atehison Topeka ……….
79
13
ho
80’/, 6
81’/,

+
2
Southern Pacific ……….
75
76
77
+
2
Union

Pacific………….
116
116’14 116’18
+
Vs
Int.Merc.Marineafgest…..
26l16
27
5
/,,
28
+ 113/,g
prefs.
945/
8

957/,
97
+
2’/g

De
fjcldrnarkt
bleef ruim; prolongatie ongeveer 3Y2 pCt.

GOEDERENHANDEL

GRANEN.

7 Mei 1918.

Weder hebben wij ons deze week met de geregelde korte
marktberichten moeten vergenoegen. Deze geven weinig
nieuws. De aanvoeren van mais aan de Noord-Amerikaansche
markten blijven nog steeds zeer groot, terwijl in den ge-
ringen omvang der tarweaanvoeren geen verandering is
gekomen. Verschepingen van tarwe hebben zoo goed als in
het geheel niet plaats gehad.
De tarweprijs in Argentinië is in de afgelöopen week vrij
sterk gestegen. Op 6 Mei noteerde Buenos-Aires Pesos 12.65
tegen Pesos 11.85 eene week tevore. Zouden misschien de
Geallieerden scheepsruimte voor aanvoeren van Argentijnsche
tarwe hebben vrij gemaakt en dus hunne inkoopen hebben uitgebreid? Het vermoeden ligt voor de hand, doch het zal
wel eenigen tijd duren, voor wij nadere berichten ontvangen.
De Argentijnsche maisprijs is vrij wel onveranderd nabij
Pesos 5.- blijven bewegen.
Zie den staat van aanvoeren en noteeringen hieronder.

door het Ministerie van Koloniën j.l. Zaterdag ontvangen telegram aan den uitvoer vau een groot aantal producten,
waaronder ook suiker, de noodzakelijkheid eener vergunning
verbonden. Aangenomen mag worden, dat bij het verleenen
dezer vergunningen de noodige coulance zal worden betoond,
zoodat de toch reeds zoo moeilijke exportzaken niet opnieuw
worden belemmerd.
De afschepingen van Jaa van af 1 Mei tot einde Maart
bedroegen in tons:

Naar Europa

Naar

Totaal
en Amerika

elders

1917
1
1916
1
1917
1
1916
1

1917

1
1916

Mei
20.000 17.000 36.000
18.901
56.000
35.901
Juni
16.000 15.851
64.000 94.158
80.000 110.009
Juli
51.000
122.041
59.000
93.000
110.000
215.041
Aug.
40.000
100.808
81.000 94.042
121.000 194.850
Sept.
44.828
197.929
101.691
70.043
146.519 267.972
Oct.
36.224
82.012 108.710 66.090
144.934
148.102
Nov.
76.413
78.832
92.334 79.058
168.747 157.890
Dec.
– –


116.000 121.000
Jan.




1
$8.000
49.000
Feb.


-.

187.000
249000
Mrt.


– –
1
47.000
2
54.000

Totaal 11.165.200 1.1.402.765
‘) 1918.
2)
1917.

De nog niet verscheepte voorraad op ulto Maart wordt
op bijna 10 millioen picols geraamd.
Over de andere markten kwamen geen nieuwe berichten
binnen.
In Amerika blijft de noteering voor Spot Centrifugals
5,92 c.

NOTEERINGEN.

SUIKER.

De uitzaai van bieten in de voornaamste productielanden
van Europa heeft dit jaar vroeger dan gewoonlijk plaats
gehad dank zij de gunstige weersgesteldheid. Wiar het zaad
reeds opkomt geeft het uiterlijk der velden reden tot goede
verwachtingen – dit geldt ook voor ons land.
Na de enkele afdoeningen der laatste weken is de markt
op J a v a veder’stil en gaat er zoo goed als niets om, voor
zoover de telegrafische berichten, die meestal 6-7 dagen
oud zijn, reiken. De Ned. md. Regeering heeft blijkens çen

Noteeringen.

Chicago

Buenos Ayres

Data

Tarwe

Mars

Haver

Tarwe

Mars Lljnzaad
[Wei

Mei

Mei

Mci

Mcl
I
Mei

Londen
Amsterdam
New York
An,e,iC.
Data
per
Tatcs
While
Granu
96%

Mei
Cubes
I
favas
lated
Cenirifugals.
No.l
Job.

3Mei

1918
. .
f
‘ –
53,9
13/6

5,92
26 April 1918

..


539
13/6

.

5,92 3 Mei

1917
. .
2V/2
47,l’/2


6,28
3Mei

1916 ..
30’/2
47/1
1
/
19/6
30/6
6,40
21 Juli

1914

. .
11/32
181-


3,26

Locoprjzen te Rotterdam/Amsterdam.

Soorten.
6 Mei
1

29 April

1
6
Mei
1918
1918
1917

Tarwe ………………
1

572,501)

4 Mei’18 220
8)
127
1
/4
77’/s

12,65
5,05

24,10
Rogge (No. 2 Western)
.
.1
nom.

27 Apr ’18 220
3)
127/s
81

11,85
5,15

23,90
Mais

(La Plata)

……..
1


4Mei ’17 272/
151/2
66/4

15,90 11,40

23,-
Gerst

(46 Ib. feeding)…
1


4 Mei ’16 113
1
/8
76’/2
46I8
7,65

4,45

11,–
Haver (38 lb.whiteclipped)I
21,-
1
)

4 Mei ’15 162
1
/4
77’/4
5&

13,15
6,-
11,20
Lijnkoeken

(Noord-Ame.
1
20Juli ’14

82
1)

5611/8
1)

36
1
/2 ‘)
9,402)

5,382)

13,701)
rika van La Plata-zaad)l

Lijnzaad (La Plata) …….
nom.
1)

per Dec.

2)
per Sept.

8)
offic.
vastgestelde
locoprijs.
‘)
Regeeringsprijs.

AANVOEREN in tons
van
1000 K.G.
voor verbruik in Nederland.

Rotterdam
Amsterdam
1
Artikelen.
28 April-
1

Sedert
,
t

Overeenk.
28 April-
,
1

Sedert

1

Overeenk.

1
4
Mei 1918
1
Jan. 1918
1

tijdvak 1917
4
Mcl
1918
1

1
Jan. 1918
1

tijdvak 1917

1

572,50
1
) 1 588,-
1
)
lom.
420,-‘)
Dom.
345,-
1
)
420,-‘)
345,-
1
)
21,.-
1
)
20,-
1
)

300,-‘)
200,-
1
)
nom.
nom.

Totaal

1918

1
1917

Tarwe ……………..


126.932


4.553

131.485
.
Rogge

……………..


8.465




8.465


654




654


73.936


54.331

128.267


22.949


9.563

32.512

Boekweit

………….


10.025


15.042

25.067

Maïs

……………..
Gerst

……………..

‘-
8.322


7.560

15.882
Haver

……………..
Lijnzaad
……………
Lijnkoek ……………


19.223


20.576

39.799
Tarwemeel
…………..


5.412′

– –

5.412

AANVOEREN in tons van
1000 K.G. voor
België.

96.316
109.566



96.316 109.566
2.900

27.547
7.479



27.547 7.479

Tarw’e
……………….

5.174



5.174

Mais

……………..
Rogge

……………..
T
arwemeel
………..




– –
Gerst

……………..

3.697
144

– –
3.697
144

410

1
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

8 Mei 1918

KATOEN.

Noteeringen voor Loco-Katoen.

(Middling Uplands) –

6Mei18
29Apr.’18
22Apr. ‘181
7Mei’17
I
6Mei16

New York voor
Middling

..
27,20e
26,75 c
30,45e
19,80 c
12,85e
New Orleans
voor MiddIiÏg
28,50 c 29,50 c
33,- c
19,50 c
12,38.c -.
Liverpool Good
Midd. Americ.
21,70 d
22,08 d
23,53 d
12,80 dt)

8,18 d
1).

Ontvangsten in, en uitvoeren van Amerikaansche havens.
(In duizendtallen balen.)

1 Aug. ’17
Overccnkomstige perioden tot
3Mei 18
l9I6–17
1915-16

Ontvangsten Gulf-Havens..

o610
63i
6537
6596
11

Atlant.Havens
Uitvoer naar Gr. Brittannië
2289
2142
‘t Vasteland.
3579
1903
2014

Japan ete…
453

Voorraden in duizendtallen
3 Mei ’18
3 Mei

7
3 Mei I6

1387
1020 1199
Binnenland ……………
1060
887
794
Amerik. havens ………..

61
236
New York

……………-
.

320 295
New Orleans ………….-
Liverpool

……………
339e)
.

616
766

1)
Middling.
5)
4 Mei.

WOL.

Volgens de nieuwe berichten uit Zuid-Amerika is er geen
belangrijke verandering in den toestand gekomen. De Ame-
rikaansche en Fransche koopers hebben hunne operaties op
een veel grootere schaal hervat; de prijzen zijn vast, maar
het groote gebrek aan scheepsruimte vormt steeds een em-
stige belemmering bij de transacties. Men hoopt, dat de ,,Hollandia”, welke hti. graan zal aan-
brengen, eveneens enkele partijen wol, welke ongeveer een jaar op verscheping wachten, zal kunnen medebrengen.

METALEN.

Loco-Noteeringen te Londen:

Data
Ijzer
Cle,,.
Koper
Tin
Lood
Zink

6 Mei -1918..
nom.
110.-!-
380-/-
30.10!-
52.-1-
26April1918.,.
nom. 110.-1-
350.-!-
30.101-
52.-1-
4 Mei 1917.
nom.
130.-!-
231.-1-
30.10-

5 Mei 1916..
90/-
nom.
201.-/-
34.2/6
93-1-
20 Juli

1914..
51.4
1

61.-1-
145J51-
19.-!-
21.10–

BANKA-TIN.

In Nederlandsch-Indië zijn in Maart 1918 verkocht
20.800 pikols Gouvernements-Bankatin. De opbrengst daarvan
bedroeg ongeveer
f
4.150.000,-. (St.ct.)

VERKEERS WEZEN.

SCHEEPVAART.

3 Mei ’18. In de afgeloopen week kwamen geen scheep-
vaartberichten binnen.

GRAAN.

Atl. Kust

San Lorenzo
Petro- Odessa

Ver. Staten
1
Data

Rotier-

1
Londen!1 dom i Rotie

Bristol Rotier.
1
En ge-
R’dam

dam 1 K
r.
anaal
1 dom
1
land

29 A./4 Mei 1918

50/-

200/-
22/27 April

1918

-.

501-

200!-
23/28 April 1917



40-

137/6
24/29 April 1916
.

f
14,25
13/-
f105,-
167/6
Juli

1914
.11 d.
7/3
1/11’/4
1/11’/4
12/-
12
1

Graan Petrograd per qciarter van 496 Ibo. zwaar, Odesoa pe(Unit. Ver.
Staten per guarter van 480 ll,s. zwaar.

KOLEN.

Card1,
Oostk. Engeland

Data
Bor-
Genua
Port
Plata
Rotter-
Cron-
deaux
Said
Riolerl

i

dan,
stadt

29 A./4 M. 1918

69/-

101/3

120/-


22/27 Apr. 1918

69/-

101/3

120/-


23/28 Apr. 1917

69/-

101/3

110/-

102/6


24 29 Apr. 1916 fr 60,-

86/3

110/-

f
6,50


Juli 1914 ,,

7,-

71-

713

14/6

3/2

51-

DIVERSEN.
Bomkay
1

Birma
Vladivo-
Chili

Data
1

West
1

West
I

stock
I

West
1

Europa
1

Europa
West
Europa

.
2751-
500/-

185/-
275/-
5001-

185/-
29 A./4Mei 1918……

280/-
.360′-

160/-
22/27 April

1918 …….
23128 April

1917

……
140/- 200/-
1501-

24:29 April

1916 ………….

Juli

1914 ……
14/6
1613
251-
2213

Overige noieeringen per ton van 1015 K.G.

INKLARINGEN

TE IJMUIDEN.

April 1918 April 1917
Landen van

her koni St

Aantal
T

R
N. R. T.
I

Aantal
1
N.RT.
schepen

schepén

Binnenl. havens
6
596
6
6.408
Groot-Brittannië


4
1.509
Noorwegen

..
4
1.002
10
4606
Zweden
2
326
8
3.301
Denemarken..
1
101


Spanje


3
2.075
Vereen. Staten


6
13.893

Totaal….
13
2.025
37
31.792
Periode
1 Jan-30 Apr.
98
30.035
198
180.997
1
)

Nationaliteit.

Nederlandsche

12

1.948

24

26.026
Britsche

2

851
Noorsche

3 –

986
Zweedsche

.1

77

8

3.929

Totaal .. . .

13

2.025

37

31.792

‘) 1913, 698 schepen met 809.804 N. R. T.

(Halverhout & Zwart’s Scheepsagentuur.)

NIEUWE WATERWEG.

Aiiril 1918

April 1917
Landen van
her kom s t

Aantal

I

Aantal
1
N.R.T.

N.R.T.
schepen

schepen
1

Binnen!, havens
Groot-Brittannië
Duitschland
Noorwegen
Zweden
Denemarken..
Vereen. Staten

Totaal .. ..

5
27

30
14

11

179
25.496

3.479
1.938

37.228

12
39
9 4
20
1
26

2.659
18.996
6.751 2.765 8.998
107
63.399

87
68.320
111
103675
Periode
1 Jan.-30 Apr.
334
279.353
535
461.9371)

Nationaliteit.

Nederlandsche

.
60
32.401
29
36.451
Britsche
17
9.521
35
16.799
Duitsche


10
6.751
Noorsche
1
3.578
11
16.507
Belgische
5
15.305
S
17.951
Zweedsche
4
7.515
17
7.996
Deensche


1
1.220

87
68.320
111
103.675
Totaal ….

‘)
1913, 3654 schepen met 4.301.786
N.
R.
T.

(Dirkzwager’s
Scheepaagentuur.)

8 Mei 1918

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

411

DE TWENTSCHE BANK

Amsterdam -. Rotterdam – ‘s-Gravenhage – Utrecht

Maandstaatop 30 April 1918

DEBET

Aandeelhouders nog te

storten

……………………….
f
1.784.700,-
Deelneming in de firma’s:

B. W. BLIJDENSTEIN
&
Co., te Londen

B. W. BLIJDENSTEIN Jr., te Enschede

LEDEBOER
&
Co., te Almelo, f7.892.187,50, waarvan in

geld

gestort

………………………… . ……….

,,
.6.342.187,50

Deelneming in bevriende Bankinstellingen f4.231.448,60,waarvan

in

geld

gestort

…………………………………,,
2.710.948,60

Voor rekehing der Twentsche Kantoren gedeponeerd te Londen
500.000,-

T

11.337.836,10

Fondsen van Aandeelhouders

te Amsterdam, Rotterdam, ‘s-Gravenhage en Utrecht
31.143.000,-

Fondsen

door ons gedeponeerd voor rekening van bevriende

instellingen ……………………………………

3.570.500,-

Kassa,

Wissels

en

Coupons

…………………………

38.485.919,5334

Nederlandsche

Staatsleeningen

……………………..
..

2.157.807,44

Nederlandsche Schatkistbiijetten en Schatkistpromessen

. .
31.326.348.43

Saldo’s

bij

Bankiers ………………………………..

ieschikbaar

voor

eigen

gebruik ……………………..
f
2.899.682,91
voor

rekening

van

derden

……………………….,,
16.377.353,21

gereserveerd voor geopende credieten

………………

,,

5.696.246,68

f

24.973.282,80

Prolongatiën

gegeven

…………………………………

Fondsen

en

Syndicaten

……………………….
,,

2.845.957,66

Credietvereeniging

………………………………..

25.363.058,0534

Voorschotten tegen Onderpand of Borgtocht en Saldo’s Rek. Crt.
,,

35.304.551,58

Voorschotten

op

Consignatiën

………………………..
559.540,46

Gebouwen

en

Safe

Deposit ……… . ……………………..
2.483.987,2134

Totaal

……
f
217.906.159,2734

CREDIT

Kapitaal

…………………………………………f
21.952.000,-

Reservefondsen

…………………………………….
8.172.721,23

Waarborgfonds

Credietvereeniging

……………………..
2.859.822,50

Reserve

Credietvereeniging

…………………………,,
2.653.529,16

f

35.638.072,89

Zieken-

en

Pensioenfondsen

…. . ……………
………..
250.824,0234

Aandeelhouders voor gedeponeerde fondsen

als waarborg voor 90 pOt. stQrting op aandeelen
B

. . .

f
1.784.700,-

in

Leendepôt

………………………… ………..

..
32.928.800,-
34.713.500,—

Deposito’s

…………………

.

……………………..
33.385.327,48

op

Prolongatie

…………………………..

te ontvangen en te leveren fondsen
803.297,41

Saldo’s

Rekeningen-Courant

……………….. ……….
49.108.636,0334

voor gelden in het Buitenland.
16.377.353,21

Credietvereeniging
8.321.002,3734

Saldo

met de kantoren in Londen en Twente.
14.929.786,62

Beleeningen en

on

cali

genomen

……………………..
.

200.000,-

Kassiersrekeningen

………………………………….
5.259.052,33

Te

betalen

Wissels

………………………………..

6.049.197,95

Diverse

Rekeningen …………………………………
267.608,95

Totaal

……
f217.906.159,2734

w—
‘,–• –

,.-
.;. -.

412

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

8 Mei 1918

De N.V. Nederlandsche Huistelefoon-Madschappli

ROTTERDAM

‘s-GRAVENHAGE

GRONINGEN

Telefoon 3600

Telefoon H 280, 300

Telefoon 1555

levert uit voorraad TELEFOON-, SCHEL-, ELECTR. KLOK-INSTALLATIES, etc.,

in huur en koop.

-Herstelt en onderhoudt on d er g a r anti e ook alle niet door haar uitgevoerde installaties.

PROSPECTUS GRATIS.

NEDERLANDSCHE GRONDBRIEFBANK’

HEERENGRACHT 495, AMSTERDAM

5

s
.

(

tegen
p Ct. Oh! igatien Grondbrieven
j
Beskoers

Gecertificeerd door de Centrale Trust-Compagnie
Veruijgbaar in stukken van
f
2500,—,
f
1000,—,
f
500,— en t 100,-
op elk goed effectenkantoor

GRONINGSCHE CREDIET-

EN HANDELSBANK

GRONINGEN, APELDOORN, APPINGEDAM, ASSEN EN VEENDAM-

Kapitaal t 5.000.000,-

Geplaatst en volgestort f2.000.000,-

Reserves ruim
……
f
387.000,-

VERSCHAFT
BEDRIJFSKAPITAAL
AAN

LANDBOUW, HANDEL EN NIJVERHEID

INCASSO

DEPOSITO

SÂFE DEPOSIT

KONINKLIJKE

HOLLANDSCHE

LLOYD

AMSTERDAM

Geregelde

Passagiers- en Vrachtdienst

met nieuwe, moderne

post-stoomschepen

TUSSCH EN

AMSTERDAM

EN

ZUID-AMERIKA

VIA

NEW YORK
Jnternationale Bank’

voor Zakeiijken Waarborg

TE GRONINGEN

D
$-

Geeft
5
%
PANDBRIEVEN
uit in stukken van

f 1000
en
f500
tegen den koers van
97
0,to

DE :SPAARNEBANK

HAARLEM

Gestort Kapitaal en Reserves f1.184.000,-

REKENING-COURANT, CREDIETEN, INCASSEERINGEN, ASSURANTIEN,

WISSELS, EFFECTEN, COUPONS, PROLONGATIËN, DEPOSITO’S, ENZ.

HAARLEMSCHE BANKVEREENIGING

HAARLEM, AALSMEER, BEVERWIJK, BLOEMENDAAL, EDAM, RILLEGOM,

HOOFDDORP, LEIDEN, LISSE, PURMEREND, IJMUIDEN, ZANDVOORT.

Volgestort Kapitaal / 3.050.000,—

Reserve /721.500,-

Auteur