13 SEPTEMBER 1944
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
conomisch.-wStatistische
Berichten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
29E
JAARGANG
WOENSDAG 13 SEPTEMBER 1944
No. 1473
COMMISSIE VAN REDACTIE:
J. F. tçn .Doesschate; P. Lieftinck (tijdel. afwezig);
J. Tinbergen; H. M. H. A. van der Valk; F. de Vries;
M. F. J. Cool (Redacteur-Secretaris):
H. W. Lambers – Adjunct-Secretaris.
Abonnementsprjs van het blad, waarin tijdelijk is op-
genomen het Economisch- Statistisch Maandbericht, franco
p. p. in Nederland f 20,85* per jaar (,,Prijsvaststelling
No. 052. IM 312″). Buitenland en koloniën f 23,— per
jaar. Abonnenienten hunnen met elk nummer ingaan en
slechts worden beëindigd per ultimo an elk kalenderjaar.
Losse nummers 50 cent. Donateurs en leden pan het JVe-
derlandsch Economisch Instituut ontvan gen het blad gratis
en genieten een reductie op de verdere publicaties. Adres-
wijzigingen op te geven aan de administratie.
Administratie: Nieuwe Binnenweg 175a, Rotterda,n (C.)
Telefoon 38040. Giro 8408.
Aangeteekende stukken aan het Bijkantoor Museum-
park, Rotterdam (C.).
INHOUD:
Blz.
Het afbetalingsstelsel door
C. J. de Groot Jr
.
. …. 466
Het economisch leven van Zweden in oorlogstijd door
J. Ph. van Ouwerkerk ….. . ….. . …………… 468
Ingezonden stukken
Efficiency in de administratie door
Ir. T. J.
Bezemer,
met naschrift van
M. C. Wintersteijn 471
Overheidsmaatregelen op econo-
misch gebied
……………………..
472
M a a n d c ij f e r s
Emissies in Juli
1944
……………………473
S t a t i s t i e k e n
Voornaamste posten in duizenden guldens van
De Nederlandsche Bank ………………….
473
GELD- EN KAPITAALMARKT.
De. omzetten op de
discontomarht waren in de afgeloopen
week uitermate gering. Aanvankelijk was de stemming
zeer vast. Voor driemaands papier noemde men toen
1/
%,
voor eind-December papier
2 %
en voor jaars-
pa,ier
2-
?
–
%. 1
–
liervan werden intusschen slechts zeer ge-
ringe bedragen omgezet. Gedurende het verdere verloop
van cie week werd de stemming iets gemakkelijker; voor
driemaands papier noemde men 1.J á
17
4
%. Voor elf- en
twaalfmaands papier circa
29/
%. Ook in dit tijdvak
bleven echter de omzetten minimâal klein.
Oppervlakkig beschouwd zou men het afgekondigde
bankmoratorium als oorzaak kunnen noemen voor de in
de tweede helft van de week ingetreden verruiming. Toch
lijkt zulks niet waarschijnlijk, gezien de zeer omvangrijke
liquide middelen, waarover de bank reeds vôÔr dezen mâat-
regel beschikte, en gezien ook het feit, dat de vorige week
de inderdaad zeer omvangrijke stijging van den biljetten-
omloop toch nog werd overtroffen door den aanwas van
de buitenlandsche wisselportefeuille (dit laatste voor-
namelijk als gevolg van overdracht van Markensaldi door
het Rijk aan De Nederlandsche Bank), zoodat de saldi van
anderen toen nog konden toenemen. Of het bankmorato-
rium op zichzelf een gewenschte maatregel was, kan in dit
verband in het midden worden gelaten. Dat het, met be-
trekking tot de positie op de geldmarkt, invloed van betee-
kenis heeft gehad, valt nauwelijks aan te nemen.
De eerste dag der verslagweek was de eenige beursdag,
aangezien sedertdien de beurs gesloten is gebleven. Over
het algemeen waren op dien eenigen beursdag de obligatie-
koersen lager, hoewel bijv. de
3 %
Nederland
1937
hooger
sloot dan den voorafgaanden Vrijdag. Voor het overige eihter
waren over de geheele linie de koersen nog losser, zonder
dat echter van een ,,inbraak” kon worden gesproken. De
leeningen Amsterdam en Rotterdam werden Maandag
niet genoteerd. Aangenomen mag worden, dat, indien men
tot noteering was gekomen, de koers noemenswaard lager
zou zijn uitgevallen.
466
.
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
13 September 1944
HET AFBETALINGSSTELSEL.
Ontstaan van het afbetalingsstelsel.
Het afbetalingsstelsel, zoals we dat thans kennen, is
slechts een goede honderd jaar oud.
De Amerikaanse meubelhandelaar Coperthwaite voerde
het in 1807 voor het eerst in. Omstreeks 1850 vond het
toepassing bij de verkoop van landbouwmachines
1).
In die tijd ontstond het ook in Europa, met name
in Duitsland, waar de plaatselijke detailzaken geweven
stoffen en later ook meubelen en andere artikelen aan den
consument op afbetaling verkochten. Grote vlucht nam
het stelsel eerst, toen de Singer-Maatschappij (die het ook
in ons land heeft geïmporteerd) in 1860 de,.verkoop op
afbetaling van naaimachines ter hand nam, hetgeen in
het gehele land nagevolgd werd door fabrikanten en gros-
siers van industriële producten
2).
Vooral in de tweede helft van de 19e eeuw nam het stelsel.
een zo grote vlucht, dat spoedig een wettelijke regeling
gewenst werd.
Deze kwam in Duitsland tot stand in 1894 (,,Reichs-gesetz über die Abzahlungsgeschifte”), daarin gevolgd
door Oostenrijk (1896). In Frankrijk kwam in 1900 een
wet betreffende de afbetalingshandel van waardepapieren
en in 1935 een wettelijke regeling voor 4e financiering van de afbetalingshandel in automobielen tot stand. tie
Zwitserse wetboeken van 1912 wijden enkele regels aan
de afbetalingsovereenkomsten, terwijl in de Scandinavi-
sche landen door gezamenlijk overleg tussen 1915 en
1917 een regeling tot stand kwam. In de Verenigde Staten bestaat op dit gebied sedert 1918 de ,,tlniform Conditional
Sales Act”.
In Nederland werd het vraagstuk voor het eerst aan de
orde gesteld door Mr. H. Ph. de Kanter in 1892, bij de be-
handeling van de staatsbegroting.
In de vergadering van de Nederlandse juristenver-
eniging in 1906 werden er enige praeadviezen over uit-
gebracht, doch het duurde tot 1936, voordat de wettelijke
regeling in ons land tot stand kwam
3).
In Engeland werd de ,,Hire Purchase Act” in 1938 in-
gevoerd
4),
terwijl ook andere landen een wetgeving op de afbetalingsovereenkomst in het leven hebben geroepen.
Het stelsel van koop en verkoop op afletaling dankt
zijn ontstaan aan de technische ontwikkeling van de 19e
eeuw, waardoor de massafabricage van machines en duur-
zame consumptiegoederen werd mogelijk gemaakt. Ten-
einde nu die kopers, die niet kapitaalkrachtig genoeg waren
om het goed ineens aan te schaffen, daartoe toch in de ge-
legenheid te stellen, werd hen toegestaan de koopsom,
onder .vergoeding van een zeker percentage voor rente,
risico en administratiekosten, in termijnen te voldoen.
In eerste instantie was het dus een middel om de afzet te
vergroten en dit is het tot op heden eigenlijk gebleven.
Doch vooral na de vorige oorlog ontwikkelde zich het
stelsel tot een dusdanige omvang, dat niet meer de produ-
centen en leveranciers de beslissing hadden over het al
of niet toepassen ervan. Het was een normaal marktver-
schijnsel geworden, wat tot gevolg had, dat de consument
het ging eisen; dikwijls was de leverancier gedwongen om
het afbetalingsstelsel toe te passen, teneinde zich tegenover
• de concurrenten te kunnen handhaven.
Anderzijds ging er van de leveranciers een drang uit
om het stelsel in grotere mate toe te passen dan verant-
woord was. Economisch gezien komen slechts duurzame gebruiksartikelen voor levering op afbetaling in aanmer-king, waarbij de betalingstermijn korter moet zijn dan de
normale levensduur van de goederen.
t
‘) Paul H. Nystrom, ,,RetaIl store operation”.
‘) Mr. Th. A. Fruin, ,,Het Duitse afbetalingsstelsel en zijn finan-
ciering”.
‘) Mr. Fr. W. Fischer en Mr. L. D. Frank, ,,De wettelijke re-
geling van koop en verkoop op afbetaling”.
4)
Cunhiff H. Bolling, ,,Hire purchase trading”.
Zij komt echter ook voor bij verbruiksgoederen, zoals
wijn, aardappelen en brandstoffen, welke een niet duur-
zaam karakter hebben, terwijl in de beginjaren het grote Duitse afbetalingsmagazijn voor ambtenaren ,,Debewa”
zelfs sigaren, schouwburgbiljetten en vacantiereizen op
afbetaling leverde.
Het spreekt vanzelf, dat dit uitwassen zijn, welke zowel
in het belang van leveranciers als van consumenten dienen
te worden voorkomen.
Voordelen van het stelsel.
Behalve het voordeel van de omzetvergroting voor den
leverancier in.vrijwel alle gevallen heeft de afbetalings-
verkoop de productie dusdanig gestimuleerd, dat daling
der productiekosten het gevolg was – worden voor de
afnemers aan het stelsel door sommigen nog verschillende
voordeleil toegekend:
1. Het bevordert de spaarzin. Door de verplichte termijn-betalingen zijn de. afnemers genoodzaakt een deel van
hun inkomsten te reserveren voor aankoop van duur-
zame goederen, iets, waartoe ze vrijwillig moeilijk zouden
komen.
2. Het stelt hen in staat om goederen van goede kwaliteit
en van waarde te kopen.
3. Op de kopers wordt een financiële verantwoordelijkheid
gelegd, waardoor zij betere werkers zullen worden.
4. Het bevordert de culturele vooruitgang van de bevol-
king. Döordat bepaalde artikelen (radio, piano e.d.)
binnen het bereik van de grote massa worden gebracht,
wordt bereikt, dat deze mensen op een hoger cultu-
leer peil kunnen komen.
5. Het bevordert de huiselijkheid en daardoor de opvoe-
ding van de jeugd. Door de aanschaffingvan duurzame
goederen, die zonder het afbetalingsstelsel voor de grote
massa onbereikbaar waren, kan het in de huizen ge-
zelliger worden. De bedragen, die anders elders worden
verteerd, worden nu gebruikt voor afbetaling van meu-
bilair, stoffering, radio etc. De kinderen worden in een
betere. omgeving en een betere sfeer grootgebracht.
Nadelen van het stelsel.
Tegenover de voordelen worden, dikwijls in lijnrechte
tegenspraak, verschillende nadelen genoemd:
De consumentwordt in de gelegenheid gesteld schulden
te maken.
Als gevolg daarvan ontbrak bij sommigen spoedig de
rem op het kopen, waardoor zij zich veel meer aanschaf-
ten dan economisch verantwoord was. Dit betekende veelal een groot verlies, zowel voor den
leverancier, die met een tweedehands-artikel kwam te te zitten bij terugneming tengevolge van wanbetaling,
als voor den consument, die behalve het gekochte goed
ook een deel van zijn termijnbetalingen kwijt was.
De kosten zijn veel hoger dan bij contante verkoop.
5.. De administratieve rompslomp is voor den leverancier
veel groter.
6. Dior de mogelijkheid van koop op afbetaling werden
zij, die gewend waren te sparen, in staat gesteld de
goederen zonder voorafgaande besparing te verkrijgen.
Daardoor kunnen voor de gemeenschap noodzakelijke
spaargelden verloren gaan.
7. De koop van goederen op afbetaling geschiedt ten koste
van goederen, die niet op afbetaling kunnen worden
gekocht (voedsel, kleding, schoenen enz.). Dit was bijv.
het geval tijdens de hausse van 1925-1930 in de Ver-
enigde Staten.
8. De levering op afbetaling kan een gevaar betekenen
voor de productiecapaciteit. Wanneer men gewend is
zijn bedrijfsplannen te baseren op de levering op afbe-
taling, dan moet men er rekening mede houden, dat
het aantal kopers gedurende een bepaald tijdsverloop
beperkt is.
Wanneer dus de markt na 4 jaren is ,,volgekocht” en
18 September 1944
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
467
het artikel heeft een gemiddelde levensduur van 5 jaren,
dan moet gedurende 1 jaar het productieapparaat braak
liggen, terwijl daarna slechts een geringe capaciteit
voor de ,,remplace” nodig is.
Terwijl op het moment, dat meh de afbetalingshandel
begint, de markt ongetwijfeld vergroot wordt, maakt
men op den duur de markt echter kleiner. De kopers
raken nl. een deel van hun koopkracht kwijt aan de
betaling van de ongetwijfeld zeer hoge kosten, die aan
het aîbetalingsstelsel verbonden zijn.
De koop op afbetaling betekent, dat men een deel
van zijn toekomstige koopkracht reserveert voor een
betaling van de verkoopsprijs voor goederen, waarvan
men nu reeds het genot heeft.
Op het moment, dat men dit doet, is het niet zeker, dat
de inkomstenbron,- waarop men zijn hoop baseert, in
de toekomst zal blijven vloeien. Daarom is aan deze
vorm van credietgeven een ongezond element verbonden.
De bevrediging van later opkomende dringender be-
hoeftn zal bovendien slechts ten koste van grote op-
offeringen kunnen geschieden.
In Amerika heeft men wel eens de theorie gehuldigd,
dat men door middel van het afbetalingsstelsel het verloop
van de conjunctuur kon beïnvloeden. De verkondigers
hiervan zullen wel tot andere gedachten zijn gekomen, toen
in de depressie na de crisis van 1929 bleek, dat velen niet
aan hun plicht tot betaling konden voldoen, waardoor een
vloed van tweedehands-artikelen het land overstroomde.
Er ontstond’ toen op dit gebied een kentering, welke
tevens het gevolg was van de gemaakte fouten.
Mr. Fruin deelt mede, dat niet alleen de afbetalings-
zaken in Duitsland in moeilijkheden geraakten, doch bijna
alle omzetfinancieringsmaatschappijen, terwijl twee van
de drie credietverzekeringsmaatschappijen moesten liqui-
deren.
Intussen heeft sindsdien het afbetalingscrediet als mid-
del tot financiering van een deel van de omzet zich weer
voldoende hersteld en we kunnen wel zeggen, dat het voor
deze oorlog een zeer belangrijk deel uitmaakte van de
totale handel in bepaalde goederen.
Onu’ang ‘an de ajbetalingshandel.
-.
In Nederland werd in 1989 voor f 44 millioen op afbeta-
ling gekocht op een totaal van f 675 millioen.
De afbetalingshandel maakte dus nog geen 7 % uit van
de totale handel. Van deze f 675 millioen werd echter
f 600 millioen besteed aan kleding, schoeisel en huisraad
en f 75 millioen aan auto’s, rijwielen, stofzuigers, naaima-
chines, radiotoestellen, koelkasten en dergelijke.
Van deze laatste artikelen werd ongeveer de
helft oan
de omzet
op afbetaling gekocht, terwijl in de resterende
branches dit slechts ongeveer 2 % van de totaalhandel
bedroeg.
In Duitsland bedroeg de afbetalingshandel in 1935 twee
milliard R.M. bij en totale detailhandelsomzet van 25-28
milliard.
In Amerika raamde men de verkopen op afbétaling in
1929 op $ 5 milliard op een totaal van $ 40 milliard
5).
In
dit land werd voor de oorlog meer dan de helft van alle
detailzaken op credietbasis gedreven.
Door het Centraal Bureau voor de Statistiek is onlangs
een onderzoek ingesteld naar de omvang van het afbeta-lingscrediet in Nederland. De resultaten hiervan zijn ge-
publiceerd in het maandschrift van Nov./Dec. 1942. Er
werden 6.500 adressen verzameld van firma’s, die in 1939
op afbetaling hadden geleverd en aan de hand van deze gegevens kwam men to,t de volgende opstelling van de
verdeling over de verschillende goederen (zie bovenaan
volgende kolom).
Naar schatting is ongeveer 20 % van het aantal opgaven niet binnengekomen, zodat het totale crediet in Nederland
rond f 44 millioen bedraagt.
‘) ,,Lconomische Voorlichting” van 22 October 1943.
Verkoop op afbetaling gedurende
1939 (x millioen gulden).
Nieuwe personenauto’s …………..
.3,0
Gebruiktepersonenauto’s ………….
0,7
Vrachtauto’s, autobussen, tractors
4,2
Motorrijwielen
………………..
0,7
Radiotoestellen
……………….’.
4,9
Rijwielen
………………………
2,6
Gramofoons,
piano’s
enz ……………
0,8
Meubels, stoffering………………
3,4
Kleding
……………………..
3,0
Koelkalten
……………………
.
0,4
Flaarden en kachels
…………….
1,5
.
Wasmachines
………………….
1,1
Stof zuigers
……………………
2,6
Andere huishoudelijke artikelen ……
3,4
Bedrijfsmachines en -inventaris ……
1,9
Diversen……………………..
0,6
Gemengde contracten
…………..
1,9
36,7
In het algemeen is de afbetalingshandel in
Nederland
van 1929-1939 ongeveer met 30
%
verminderd. Zij isp
slechts belangrijk toegenomen bij de specifieke
afbetalings-
magazijnen en voorts hij de rijwielhandel, radiohandel
en
handel in koelkasten.
OmQang oan. het crediet bij
87
bericht geoers
gedurende
1929-1 939.
•_1
1939
Afbetalingsmagazijnen
100
95
97
113 119 113
Rijwielhandel
100 864 875 855
1.473 1.591
Racliobandel
100 566 625 947
821
609
Stofzuigerhandel
.
100
39 25 44
57
52
Meubelhandel
100
80 63 47
47
84
Pianohandel
00 45
47
54
58
72
100
1.492 1.567
2.100 2.117 1.517
Bedrijfsmachines
.
100
65
62
.
69 65
86
Koelkasten
………
Autohandel
1.)
100
45 48
64 65
61
Openbare nutsbedrij-
100
25 25
38
48 68
ven
…………..
Naaimachinehandel.
100
16
21
26 27 35
Totaal
100
1
52
1
53
1
69
1
72
1
71
‘) Gegevens o.a. van 5 financieringsmaatschappijeri.
De bestaande regeling.
De wettelijke regeling, welke in 1936 in Nederland is tot stand gekomen en welke ten doel had de maatschap-
pelijke nadelen van het afbetalingsstelsel te beperkei’i,
heeft slechts letrekkelijk weinig, invloed daarop gehad.
In dé eerste
%
plaats werden de kopers veilig gesteld tegen
de praktijken van allerlei kleine handelaren op afbetaling en
colporteurs, door de koop en verkoop van zaken, die regel-
itiatig worden verkocht tegen een, prijs beneden f 50
afhankelijk te maken van een toestemming van de Kamers van Koophandel. Ook voor het colporteren is een toestem-
ming van de Kamers van Koöphandel vereist.
Ter beveiliging van de leveranciers zijn voorts de Neder-
landse wetboeken aangevuld met bepalingen omtrent de
begrippen ,,koop en verkoop op afbetaling” en ,,huur-
koop”.
De bepalingen, welke in de eerste, plaats bescherming
van,n koper ten doel hebben, regelen echter ook de afbe-
talingsplicht, terwijl voor den verkoper een eenvoudige
procedure in het leven is geroepen ingeval van wanpres-
taties van den koper. Teneinde het euvel van het te zwaar belasten van het huishoudbudget met uitgaven voor luxe-artikelen, wat voornamelijk in de mij nstreken voorkwam
(motorfietsen), enigszins te beperken, is medeondertekening
van de koopacte door de echtgenote verplicht gesteld.
Al deze maatregelen hebben de maatschappelijke na-
delen, welke aan het stelsel kleven,slechts ten dele kunnen
opheffen. In het algemeen was de procedure bij het tot
stand komen van een’ afbetalings- af huurkoopovereen-
komst als volgt: de toekomstige kop er diende een aanvraag
in bij zijn leverancier, waarbij hij zijn gezinstoestand, zijn
inkomen, zijn werkgever, zijn uitgaven voor huur en even-
tuele andere huurkoopovereenkomsten vermeldde.
468
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
13 September 1944
11
Hieruit kon de leverancier enigszins opmaken, of de
aanvrager koopkrachtig genoeg was om aan zijn toekom-
stige verplichtingen te voldoen. Daarnaast werden echter
informaties ingewonnen, teneinde de waarheid van de in-
gevulde gegevens te bevestigen. Wanneer deze goed uit-
vielen werd.een contract opgemaakt.
In zeer veel gevallen bleëk echter, dat de informaties
onvoldoende waren geweest, dat de toekomstige inkomsten
waren overschat of dat de koper door, op het moment.
van het aangaan der koopovereenkomst onvoorziene, om-
standigheden niet in staat bleek te zijn aan zijn verplich-
tingen te voldoen. 1-loe groot echter het bedrag is, dat
tengevolge van dergelijke omstandigheden niet binnen-
kwam, valt moeilijk te zeggen. Bolling geeft voor Engeland
een percentage van 2 %. Mr. Fruin daarentegen voor Duits-
land 5-8 %. Zeker is, dat de risico’s, welke geleden worden
als gevolg van wanbetaling e.d., door de leveranciers regel-
matig worden overschat.
Als gvolg daarvan maakten zij op transacties extra
winsten, welke varieerden tussen 5 en 10%. Dit komt
tot uiting in de zeer hoge renteberekening, welke bij afbe-
talingsgoederen plaatsvond.
In én van de prijscouranten voor afbetalingszaken
vinden we voor een artikel, dat á contant verkocht wordt
voor f 180 bij een afbetalingsovereenkomst van 12
maanden een prijs van f 201,40.
Ogenschijnlijk is de prijs dus ,,slechts” met 12 % ver-
hoogd. Wanneer we er echter rekening mede houden, dat
de koper bij levering onmiddellijk f 15 moet betalen en
dat de grootte van het crediet in de ioop van het jaar regel-
matig terugloopt, dan komen we op een premie van 25 %. Dit percentage is veel en veel te hoog voor dekking van
risico, administratiekosten en rente.
Wanneer we hiertegen aanvoeren, dat de koper toch
blijkbaar graag dat hoge bedrag betaalde, dan veronder-
stelt men, dat iedere koper bij zijn aankopen nauwkeurig
de kosten daarvan zou kunnen berekenen. Dit kan hij echter
niet en het was dus uiteindelijkde leverancier, die de
groote van het bedrag vaststélde.
De concurrentie is er daarbij niet in geslaagd dit bedrag
,tot het noodzakelijk minimum terug te brengen. Doch
wanneer dit wel het geval zou zijn geweest, dan ware toch
het risicobestanddeel veel groter dan noodzakelijk was. Im-
mers, de informatie was niet georganiseerd. Een koper, die
bij den eenen winkelier niet terecht kon wegens de slechte
uitkomst van zijn informatie, kon net zolang zoeken, tot
hij een anderen verkoper vond, die hem wel wilde leveren.
Bij een goede informatie-organisatie zou iemand, die
niet geschikt ws voor koop op afbetaling, op geen enkele
wijze in staat moeten kunnen zijn een dergelijke overeen-
komst aan te gaan.
Dikwijls ook bleef informatie achterwege, omdat de
koper in spé niet kon wachten op de levering, totdat de
resultaten van het onderzoek bekend waren. Tengevolge
van dit alles heersten er door het afbetalingsstelsel nog
vele misstanden. Gezinnen waren van de noodzakelijke
levensbehoeften verstoken, doordat men te hoge afbeta-
lingsverplichtingen had aangegaan enz.
Slot noord.
Uit het vorenstaande blijkt, dat aan de regeling van het afbetalingsstelsel nog heel wat te verbeteren valt. Gezien
het feit, dat na de oorlog een enorme toeneming van de
afbetalingshandel is te verwachten, is een geheel nieuwe
regeling zeer gewenst.
Bij de opstelling dezer nieuwe regeling zal vooral aan-
dacht moeten worden geschonken aan: de te verwachten uitbreiding van de afbetalingshandel;
de practische bezwaren, die aan de oude regeling kleef-
den, vooral de zgn. overcreditering;
vermindering van het risico voor den verkoper, waar-
door de afbetalingskosten kunnen worden verlaagd;
de financiering.
C. J. DE &ROOT Jr.
HET ECONOMISCH LEVEN VAN ZWEDEN
IN OORLOGSTIJD.
Inleiding.
Ook in Zweden zien we het bekende beeld van de
oorlogseconomie. Aan de zijde der geldinkomens een
verruiming, aan de zijde van het reëele inkomen een ver-
krapping. Hetzelfde verschijnsel valt •waar te nemen in
de quantitatieve verhouding tusschen het kapitaal in
den monetairen zin en het kapitaal in den reëelen zin.
Er is een groote behoefte aan arbeidskracht, terwijl het
werk, dat wordt verricht, voor een deel geen directen ver-
meerderenden invloed heeft op dat ceel van het reëele
nationale inkomen, dat ter beschikking komt van den
civielen sector. Dit deel neemt zelfs door tal van omstan-
digheden af. Tegenover een toegenomen geldvraag staat
zoodoende een afgenomen reëel aanbod en als gevolg van
de beperking der prijsstijgingen, voornamelijk tot die
stijgingen, welke aan de zijde van het aanbod onvermijde-
lijk bleken te zijn, neemt de onvrijwillige liquiditeit bij
het publiek en het bedrijfsleven toe, waardoor een kans
op inflatie in het leven wordt geroepen. O.a. door middel
van een bepaalde financieele politiek tracht de Overheid
de daarmee samenhangende gevaren te elimineeren dan
wel te verminderen.
De geldmarlct.
Wat de monetaire situatie betreft, wezen wij in een
vroeger artikel reeds op de factoren, die deze beïnvloeden’).
Wij zijn toen tot de conclusie gekomen, dat, gezien het
verloop van den buitenlandschen handel, het begrootings-
tekort en de liquiditeit van het publiek en het bedrijfs-
leven, sinds Mei 1941 een voortdurende verruiming van
de geldmarkt was opgetreden. Deze ontwikkeling heeft
zich sindsdien ononderbroken voortgezet. De
handels-
balans
bleef een passief karakter dragen, aangezien de import in nogal aanzienlijke mate den export overtrof, zooals uit onderstaande tabel blijkt.
TABEL 1.
Waarde pan den buitenlandschen handel in inillioenen
Kronen
1)
Jaar
Import
Export
Importsurplus
1939
2.498,7
1.888,6
610,1
1910
2.004,5
1.327,5
677,0
1941
1.674,1
1.345,2
328,9
1942
1.780,2
1.318,8
461,4
1943
1.814,2
1.172,3
641,9
‘) Bron:,, KonjuukturlSget Vâren 1944″.
Dank zij de diensten, welke aan het buiten-
land door de Zweedsche reederijen worden verleend,
heeft de betalingsbalans een actief karakter behouden.
Dientengçvolge is de deviezenpositie van het land, na de
verkrapping tot Mei 1941, zeer ruim geworden.
De goud- en’ deviezenvoorraad bij de Rijksbank steeg
sedert dien datum tot Mei 1944 met 799 millioen tot 2.372
millioen Kroon, terwijl de netto-schuld der particuliere
banken aan het buitenland in hetzelfde tijdvak met
slechts 36 millioen tot 171 millioen Kroon steeg
2).
Hier-
door werd het mogelijk in Juni 1942 te bepalen, dat
in den vervolge een vergunning zal worden afgegeven voor
de transler der opbrengst van Zweedsehe fondsen in het
buitenland, telkens tot een maximum van 10.000 Kroon.
Ook het
beg;’ootingstekort
is van aanzienlijke beteeke-
nis. De kosten voor de militaire paraatheid bedragen
volgens den Minister van oorlog 6 millioen Kroon per
dag, terwijl de in omvang toegenomen staatstaak, de sub-sidieering van levensmiddelen en wat dies meer zij, even-
eens hun eischen aan de begrooting stellen. Weliswaar
‘)
J. Ph. van Ouwerkei’k, ,,De ontwikkeling van de Zweedsclie
geidmarkt onder invloed van act oorlogsgebeuren”, ,,E.-S.B.” van 10 Juni 1942, blz. 254. ‘) Volgens het kwartaaloverzicht van ,,Skandinaviska Banken”.
13 September 1944
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
469
is het gelukt door een steeds sterkere toeneming van den
belastingdruk de staatsinkomsten relatief meer te doen
stijgen dan de uitgaven, doch de laatsten bleven de eersten
overtreffen.
In onderstaande tabel vindt men een overzicht van de
werkelijke staatsuitgaven en -inkomsten per kalenderjaar.
TABEL H.
Het oerloop pan de staatsuitga pen en -inkomsten in rnillioenen Kronen
1).
îaar
Uitgaven
1
Inkomsten
uitgaven-
surplus
1939
1.791
I
1.522
1
2139
1940
3.833
1
1.895
1.938
1941
3.787
1
2.196
t
1.591
1942 4.289
f
2.409
t
1.880
1943
4449
2.858
1
1.591
Totaal
1
18.149
I
10.880
1
7.269′
‘) Bron:,, Konjunkturliiget Vâren 1944″.
Dientengevolge is de staatsschuld in den tijd van vier
jaar met 7 milliard Kroon gestegen tot 9.688 millioen
ultimo 1943. Van deze stijging wordt ruim S milliard
gedekt door leeningen, onderhandsche schuidverbinte-
nissen, spaarobligaties e.d., waarvan echter 2 â 3 mil]iard
Kroon bestaat uit kortlëopende leeningen, wier looptijd
gelegen is tusschen de 2 en 7 jaar. Verder wordt 1,8
inilliard gedekt door kortloopend papier. Van deze 1,8
milliard heeft 275 millioen in geen geval een verruimenden
invloed uitgeoefend op de algemeene liquiditeit, daar
deze gebruikt zijn or staatsaankoopen in het buitenland.
liet resteerende bedrag ad 1,5 millird Kroon bestaat
voor een bedrag van 847 millioen uit kortloopende lee-
ningen bij diverse staatsinstellingen en voor het overige deel ad 682 millioen uit schatkistpapier, dat zich . prac-
tisch geheel in handen van de particuliere banken bevindt.
Als gevolg van deze omstandigheden heeft de
geldhoeaeel-
heid
een vermeerdering ondergaan. Deze komt tot uit-drukking in de stijging der biljettencirculatie van 1.328
millioen in Mei 1941 tot 2.069 millioen Kroon in Mei 1944.
Deze stijging vond het sterkste plaats in het jaar 1942,
toen de circulatie met 316 millioen Kroon (v.j. 218 mil-
lioen) steeg. O.a. als gevolg van den sedert November 1942
bestaanden prijs- en loonstop is hot tempo der stijging
sedertdien afgenomen en bedroeg deze in 1943 250
millioen Kroon.
Verder nemen we waar een stijging der deposito’s bij de
particuliere banken van 4.211 inillioen tot 5.706 millioen
Kroon in hetzelfde tijdvak. De stijging der door de banken
verleende credieten bedroeg slechts ca. 500 millioen Kroon.
liet verloop der stijging der deposito’s is zeer onregelmatig
en bedroeg in 1942 met 278 millioen ongeveer de helft van de stijgingen in de jaren 1941 en 1943.
De toeneming der credietverleening dateert van het
tweede halfjaar 1942 en houdt verband met de opleving der bouwnijverheid, waarvan o.a. het feit getuigt, dat in
1942 van de stijging ad 340 millioen Kroon voor 200 mil-
lioen Kroon aan hypothecaire leeningen werd verschaft.
In het totaal overtroffen de deposito’s de credieten in
Mei 1944 met 942 millioen Kroon, terwijl drie jaar tevoren
de credieten de deposito’s nog met 151 millioen hadden
overtroffen. hetzelfde verschijnsel kunnen we waarnemen bij de spaarbanken. Het bedrag aan ingelegde spaargelden
stijgt progressief. Eind 1938 bedroeg het 3.685 rnillioen,
halverwege 1942 werd de 4 milliard overschreden en eind
1943 bedroeg het ruim 4,6 milliard Kroon. De spaarbanken
zijn haast niet meer in staat de op 3% gefixeerde rente te
handhaven. In verband hiermede is voorgesteld, dat de
Rijksbank voor den tijd van 10 jaar een bedrag aan
inleggelden van 50 milhioen Kroon tegen 3% van de
spaarbanken zal overnemen.
Deze toeneming der liqiiiditeit is eenerzijds het gevolg
van een gunstiger inkomenssituatie, anderzijds van een
verslechtering der goederenpositie.
De inkoinenso’rning.
Wat de eerste categorie aangaat, zullen we aandacht
besteden. aan de bonen van de arbeiders en employé’s en aan de rentabiliteit van den landbouw en industrie.
Omtrent de inkomensvorming in handel en verkeer staan
ons geen gegevens ter beschikki
ji
g. Wat de bonen betreft,
de totale arbeidskosten zijn voor den landbouw tusschen
1938/’39 en 1943/’44 met bijna 45% gestegen. Bij dit
bedrag. is er van uitgegaan, dat het aantal arbeiders als
gevolg van de rationalisatie met 1% per jaar is afgenomen,
zoodat de individueele bonen iets sterker zijn gestegen.
Waarschijnlijk mag men een gemiddelde stijging van 45
â ‘50% aannemen. Van de industrieele arbeiders zijn de
bonen met 3.0% en van het kantoorpersoneel met 28%
gestegen.
De netto-inkomsten van de landbouwers stegen tezamen
met 45% tusschen 1938 en 1942, waarbij afwijkingen
kunnen worden waargenomen met betrekking tot de
streek en de bedrijfsgrootte. De sterkste stijging komt voor
in de bosschen en dalen van Midden- en Zuid-Zweden
met 50,4%, de zwakste in Norrland met 35%
8).
Een indruk
omtrent de rentabiliteit der industrie geeft een index-
cijfer omtrent de netto-winst volgens ,,Industriens Utred-
ningsinstitut”. Door de ongunstige situatie in de export-
industrieën en de stecnindustrie en door de extra afschrij-vingen. en de belastingen is ook elders slechts sprake van
een geringe stijging, nl. van 100 in 1938/’39 tot 107,8 in 1942. Nadien is hierin naar alle waarschijnlijkheid geen
veranderirrg gekomen. liet .inkomen uit kapitaal is dan
ook wel op hetzelfde niveau blijven staarr. Van het meeste
belang is de stijging der arbeidsboonen en de gunstiger
positie der boeren. ‘Wat de laatsten betreft, is er echter in
vele gevallen sprake van een correctie van abnormaal
lage bonen. Deze omstandigheid beteekent een toeneming
van de gelclvraag, waarvan de relatieve beteekenis nog
grooter is door de afneming van het beschikbare goederen-
volume.
Daarnaast’ speelt het verdwijnen van de werkloosheid
een zeer groote rol. De militaire dienstplicht, de brandstof-
voorziening en de gunstiger omstandigheden bij de zware
industrie, die relatief arbeidsintensief is, en de opkomst
van de vervangirigsmiddelenproductie heeft een zeer
duidelijk merkbare schaarschte aan arbeidskrachten in
het leven geroepen. -.
Deze schaarschte heeft op sommige plaatsen nijpende
vormen aangenomen. Zoo konden in de textielindustrie
sinds 1943, gegeven de materiaaltoewijzingen, niet minder
dan nog 5.000 arbeiders worden geplaatst. In de begrooting
van 1943/’44 is een bedrag van bijna 60 millioen Kroon
uitgetrokken tot reguleering van de arbeidsmarkt en tot
het verplaatsen van arbeiders naar plaatsen met het
grootste gebrek. Voor het binnenhalen van den oogst en
den houtkap moesten onder deze omstapdigheden speciale
maatregelen worden genomen. Pas het laatste jaar valt
er eenige werkloosheid te constateeren, als gevolg van de
ongunstige exportmogelijkheden, o.a. in de cellubose-
industrie. In Januari van dit jaar steeg de werkloosheid
zelfs met 36%, een werkloosheid, die, absoluut gezien,
echter van geringe beteekenis is, nI. 15.800 man, terwijl er tevens nog een seizoenelenient in ligt opgesloten.
Door deze omstandigheden is het nationale geldinkomen zoow’el absoluut als relatief gestegen.
De goederenpositie.
–
De toeneming der liquiditeit berust verder op een ver-
mindering der goeder,enpositie, waardoor een deel der
bedrijfskapitalen en inkomensbedragen geen aanwending kan vinden voor productieve of consumptieve doeleinden
en gaat behooren tot de categorie der onvrijwillig liquide
bedragen. Bij het in oogeschouw nemen der goederen-
voorziening zullen we allereerst onze aandacht besteden
aan het verloop van den buitenlandschen handel.
8)
,,Konjunkturl9get
âren 1944″.
470
.
ECONOMISCH-STATISTISCHE -BERICHTEN
18 September 1944
1
TABEL III.
Verloop oan het volume oan den buitenlandschen handel
(1936/’38 = 100)
1)
–
1939
1
1940
1941
1942
1943
Import
Continent v. Europa
)
.
125
84
77
70 70
121 63
22.
28
22
123
74
50 49
46
Overige landen
……..
Export
Totaal
……………..
Continent v. Europa *)
112
99
109
89
–
75
Overige landen
94
26
41
.
8
4
Totaal
…………….
102
58
55
44
36
1)
Bron: ,,Konjunkturlllget Vâren 1944″.
9
Exclusief Sovjet-Unie.
Bij de bovenvermelde volumecijfers zijn ,chter machines,
transportmiddelen en oorlogsmateriaal buiten beschouwing
gelaten.
De export is meer teruggeloopen dan de import. Dit
echter heeft geen directe verbetering in de voorziening
met ‘consumptiemiddelen tengevolge. De export bestaat
nI. voor het grootste deel uit mineralen, metalen, hout-
waren, papiermassa en andere grondstoffen voor de zware
industrie en bestaat voor een kleine 3%uit andere goede-
ren. Bij den import spelen d.e.t. consum.ptiegoederen
een veel grootere rol, zoodat de voorziening met onsump-
tieve artikelen per saldo is verminderd, voorzoover deze
afhankelijk is van den ‘buitenlandschen handel..
Deze teruggang valt te verklaren uit het feit, dat Zweden
in zijn buitenlandschen handel voor ongeveer 48% was
aangewezen op overzeesche landen, welke Mndel thans
grootendeels is verdwenen. ‘Weliswaar is de handel met het
continent relatief uitgebreid, doch deze uitbreiding kan
geen volledige compensatie bieden. Eén van ‘de belang-
rijkste gevolgen hiervan is de schaarschte aan brandstoffen,
waardoor de omvang van de productie tot op zekere hoogte
moet worden beperkt. Daarnaast staat een schaarschte
aan grondstoffen, waarin echter eenige verbetering kwam
dooi’ den goeden oôgst van 1943, waardoor meer tonnage-
ruimte beschikbaar was voor industrieele producten.
Naast het gebrek aan grond- en hulpstoffen draagt het
gebrek aan arbeïdskrachten er. toe bij, dat de industrieele
productie geleidelijk daalt. Ultimo 1943 lag zij ongeveer
20% beneden het niveau van ultimo 1939.
Op zichzelf zegt dit cijfer niet veel, door de verschillen,
die tusschen dé diverse branches bestaan. Gedurende den
geheelen oorlog zijn de omstandigheden voor de zware
industrie tengevolge van de staatsorders gunstig geweest.
In de overige industrieën viel gedurende 1940 een depres-sieve tendentie waar te nemen als gevolg van het grooten-
‘deels wegvallen van den export en de psychologische
reacties’op de oorlogsomstandigheden. Materiaal en arbeids-
gebrek deden zich nog niet gevoelen als productiebegren-
zende factoren. Vooral de teruggang in’ de bouwbijverheid
was in dit verband van buitengewoon veel belang.
In den loop van 1942 trad hierin een verandering op en
in het midden van 1943 waren alle beschikbare productie-
factoren wel in gebruik genomen. Hierdoor waren span-
.ningen op het gebied der grond- en hulpstoffenvoorziening,
en ook wat den factor ârbeid betreft, niet te vermijden.
Het is gelukt verschillende daarvan op te heffen. 1-Jet
tekort aan brandstoffen tracht men te compenseeren
door een versterkten houtkap, ‘door vermeerdering der
turfwinning, door olie te winnen uit leisteen en turf,
terwijl de spiritusproductie in de sulfietfabrieken van be-,
lang moet worden geacht. Geleidelijk zijn ook de industrieën
van vervangingsmiddelen op gang gekomen. In 1941 werd
met dit doel voor 496 millioen, in 1942 voor 631 millioen
en in 1943 voor 583 millioen Kroon geïnvesteerd. Hiervan
was in 1943 230 mil]ioen bestemd voor de zware industrie,
136 millioen voor de krachtopwekking en de rest voor de vervaardiging van textielgrondstoffen, brandstoffen, syn-
thetische rubber, het regenereeren van rubber e.d. Een
eigen aluminiumindustrie is ontstaan en de winning van
non-ferro metalen is geïntensiveerd. Het gaat om vrij
aanzienlijke productiequanta, zooals uit de onderstaande
tabel blijkt.
TABEL IV.
De beteekeni.s der’ ‘eroangingsmiddelen productie
1).
Vermindering ‘der
Import
importbehoef te door
1937/’39
‘eigen productie mili.
miii.’ Kr.
Kr. (prijzen van voor
den oorlog)
640
‘ 80-110
300
1— 20
180
15— 20
1
1.120
–
110-150
1)
,,Konjunkturisget VAren 1944″.
Deze tabel geeft een beeld van de mogelijkheden om,met
betrekking ‘tot de huidige capaciteitsuitbreiding, na den
oorlog goederen te produceèren, die vroeger werden ge-
importeerd. Dit is dus reeds van belang voor de .lidige
goederenvoorziening.
Verder voorziet het vrijgeleide-verkeer via het Skage-
rak in belangrijke matein voedingsmiddelen en in gond-
stoffen, o.a. voor de textielindustnie. Een uitzondering op
de heerschende ,,hausse” vormen enkele industrieën met
éen nijpend grondstoffengebrek, zooals de schoenindustrie
en de exportindustrieën, welke grootendeels hun afzet-
gebied kwijt zijn.
Bepaald zorgelijk is de toestand in de vrijwel geheel op
den export aangewezen cellulose-industrie. Hët toegenomen
binnenlandsche verbruik is niet in staat het wegvallen
van den export te compenseeren, terwijl de betere oogst
de vraag naar voedercellulose vermindert. 1-let gevolg was,
dat de onderbezettingsverliezen dusdanigen . omvang
aan gingen nemen, dat men het voordeeliger achtte met
een betere bezetting te draaien en op voorraad te gaan
werken, met alle daaraan verbonden kosten èn risico’s.
Inmiddels is men aan de sluiting van een aantal fabrieken
in dezen sector niet ontkomen. Hoewel het totale beeld
dus betrekkelijk gunstig valt te noemen, is den laatsten
tijd een zekere labiliteit te constateeren. De exportmoge-
lijkheden nemen nog steeds af door den militairen gang
van zaken, terwijl ook de staatsopdrachten verminderen.
Ook de vraag naar vervangingsartikelen en de omvang
der daarmede verbandhoudende investeeringen beginnen
af te nemen.
Bovendien dient men rekening te houden met de nioge-
lijkheid van een plotselinge vermindering van den import.
Men krijgt dan ook den indruk, dat’ het hoogtepunt der
,,industrieele conjunctuur” is overschreden.
Op agrarisch gebied valt een verbetering van den-gang van zaken te constateeren. De slechte oogsten in 1940 en 1941 haarden veel zorg, doch de gunstige oogst van 1942
en de vooruitzichten van 1944 gaven een belangrijke
verbetering op het gebied van den landbouw en veeteelt
‘(zie tabel V op blz. 471).
Tabel V toont dit duidelijk. Opvallend is de vooruitgang
van den teelt van oliehoudende gewassen, welke door
middel van de prijspolitiek werd gestimuleerd. De ver-
betering in de melk-, room-, boter- en vleeschvoorziening
hangt samen met de gunstige oogsten, waardoor de voeder-
positie beter werd, zoodat er meer dieren konden worden
aangehouden en de productie per beest groter was.
De verbetering in den omvang da margarineproductie
hangt saen met den teelt der oliehoudende gewassen
en den invoer, van grondstoffen, dank zij het’vrijgeleide-
verkeer. Dientengevolge zijn een aantal rantsoenen ver-
hoogd (bijv. varkensvleesch) en zelfs eenige producten
vrij gekomen (varkensvleech in de restaurants o.a.).
De melk- en boterproductie hebben hun vooroorlogschen
stand weer bereikt, dit komt 1ot uitdrukking in het
verbruik van verschillende goederen, zooals Tabel VI
dit weergeeft. .
Het algemeene beeld, dat door het bovenstaande wordt
verkregen, is dus niet ongunstig te noemen. Desondanks
Ilzer- en metaalind.
Textielindustrje .
Chemische industrie
18 September 1944
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
471
TABEL V.
–
Resultaten oan de agrarischeproductie gedurende den oorlog
1).
Producten
Eenheid
1
1939
1940
1941
1942
.
1943
1944
Oliehoudende gewassen
.
ton
–
325
8.610 23.510
42.590
60.000 ‘)
1.000 ton
1.809.
2.294
2.071
1.840
2.181
ton
50.752
54.448
–
53.403
53.288 50.329
Suikerbieten
……………..
llerfsttarwe
…………
705
271
189
292
361
Voorjaarstarwe
,,
156
357
150
268
141
283
181
454 166 403
Aardappelen
…………
Melk
,,
,,
4.596 4.086
3.661
3.845
4.155
1.00
.0 ton
‘,
55,3
50,6
39,3
35,5 39,0
1)
4)
)
Rogge
………………. ……………….
Eieren
……………..
Vleesch
,,
154,2
173,8
155,2
78,4
95,5
……………..
,,
155,2 150,2
124,9
96,2
117,9
Spek
……………….
Visch
……………….
,,
134
93
124
126
122
1)
1)
,, Konjunkturlâget VAren 1 944″.
‘) Voorloopige cijfers. ‘) Betreft productiejaar 1939/’40, 1940/’41 enz.
4)
Productie minus export, plus import. ‘) Geslacht gewicht.
TABEL VI..
Waarde en omgang pan het perbruik van consu,nptiegoederen’).
(1989 = 100).
Waarde
–
Volume
.Goederensoort
1
40
1
’41
’42
’43
’40
’41
’42
1
Melk en room
Boter en margarine
.
Vleesch en spek
.
. .
Meel, brood e.d
……
Aardappelen
………
Groenten en fruit
.
. .
109
113
123
13097
93
105
1
112
117
123
123
128
98
88
91
94
111
136
107
129
100
93
71
80
117
123
124
128
103
98
.89
96 138
143
248
191
100
113
134
134
106
III
146
139
82
68
66
.68
Totaal-index’)
……
1110
1
121
127
1131
1
92
1
85
1
79
1
83
1)
,,Konjunkturlilget VAren 1944″.
‘) Omvat alle voedings- en genotmiddelen.
schijnt, gezien de situatie op de geidmarkt, het monetaire
inkomensvolume nog steeds aan te zwellen, met alle
gevaren van dien.
De maatregelen, die van overheidswege hiertegen zijn
genomen, zullen in een volgend artikel worden behandeld.
J.
PU.
VAN OUWERKERK.
INGEZONDEN STUKKEN.
EFFICIENCY LN DE ADMINISTRATIE.
,,Efficiency in de administratie”, door middel pan ,,Ar-
beidsstudies”.
Ir. T. J. Bezemer schrijft ons:
Mét den heer Wintersteijn
1)
zijn wij van meening, dat
aan het vraagstuk van de efficiency in de administratie
minder aandacht is geschonken dan aan hetzelfde vraag-
stuk bij de eigenlijke productie. In dat opzicht kan dan
ook nog veel gebeuren. Tegenover verschillende gedachten,
welke W. in dit verband naar voren brengt, meenen wij
echter, om een juiste beoordeeling van de zich hier voor-
doende vraagstukken mogelijk te maken, een afwijkende
opvatting te moeten stellen.
Is er reden om een principieel onderscheid te maken
tusschen de methoden ter bevordering van de efficiency
in de administratie en de middelen, welke reeds jarenlang
met succes worden toegepast ter vergrooting van de effi-
ciency van industrieele productieprocessen? Naar onze
meening geenszins. Natuurlijk heeft elke arbeid zijn eigen
karakter en dat is van invloed op de practische toepassing
der efficiency-principes. In dat opzicht is echter het ver-
schil in karakter tusschen administratief werk en handen-
arbeid nauwelijks grooter dan bijv. het verschil tusschen
het werk van een wever en een nageljongen.
Het economisch rendement van eiken arbeid wordt mede
bepaald door kwaliteit en kwantiteit van de geleverde
prestatie en door den daaraan ten koste gelegden
arbeids-
tijd.
Een juist inzicht in de efficiency van welke arbeids-
verrichting dan ook, kan alleen worden verkregen door
de efficiency van
alle onderdeelen pan den arbeid
te beoor-
deelen. Hiertoe is de ,,tijdstudie” noodig, welke wij echter,
omdat het daarbij niet alleen gaat om het opnemen van
tijden, maar ook om het beoordeelen van de geleverde
prestaties, liever willen aanduiden met ,,arbeidsstudie”.
1)
Zie ,,Efficiency in de administratie” in ,,E.-S.B.” van 2 Augus-
tus 1944.
Dit geÏdt zoowel voor hoofd- als voor handenarbeid.
Alleen is het in vele gevallen bij hoofdarbeid moeilijker
om de geleverde prestaties te waardeeren.
Onmogelijk is
die waardeering echter zelden; ook de meest intellec-
tueele arbeid kan tenslotte op zijn resultaat worden
beoordeeld;
Tegenover de ,,zuivere tijdstudies” stelt W., wat wij
zouden willen noemen de globaal-statistische methode:
over een lange periode gegevens verzamelen en deze onder-
ling vergelijken. (Waar W. in dit verband spreekt over het
proeven nemen en eventueel betere werkmethoden zoeken,
wordt uiteraard de arbeidsstudie benaderd). Wij vol-
staan hier met de aandacht te vestigen op het verschil
in uitgangspunt: hetzij de analyse, hetzij de statistische
vergelijking en verwijzen, voor een uitvoeriger beschou-
wing daarover naar de desbetreffende literatuur
2).
De arbeidsstudie verschaft grondslagen voor het vast-
stellen van prestatienormen. Waarom men, bij het ge-
bruik daarvan in de administratie, beter zou doen om van
de collectiviteit uit te gaan en niet van het individu, zooals
in de industrie wordt nagestreefd, wordt door W. gepo-
neerd maar niet aannemelijk gemaakt. Dezelfde argumen-ten, welke bij den handenarbeid gelden voor de keuze tus-
schen individueel en groepstarief, zijn o.i. ook van toe-
passing op de administratie.
De efficiency in de administratie wordt echter niet in
de eerste plaats gediend door invoering van een tarief-
of premiesysteem. Daaraan behoort o.i. het opzoeken van
de beste werkmethoden vooraf te gaan en ook hiertoe
verschaft de arbeidsstudie het grondmateriaal. Een belang-
rijk punt vormt daarbij de vaststelling van een doeltref-
fende taakverdeeling, welke er opgerichtisiederenfunctio-
naris zooveel mogelijk te belasten met het werk, waarvoor
hij het meest geschikt is. Dat kan inhouden, dat in een
administratie van geringen omvang aan denzelfden persoon
al het werk van eenvoudigen aard wordt opgedragen,
onafhankelijk of dat betrekking heeft op de boeking van
facturen, de behandeling van magazijnbonnen, de op-
stelling van calculaties of de verzorging der corresponden-
tie. De door W. bepleite indeeling van de administratie in onderdeelen, waarin zooveel mogelijk gelijksoortig werk
wordt verricht, waardoor bewerkingen met eenzelfde
maatstaf tot een eenheid worden samengeioegd, kan o.i.
gemakkelijk in strijd komen met de vorengenoemde be-
proefde efficiency-methode van functioneele taakverdee-
ling. Is echter de toepassing van een goede werkmethode
niet belangrijker dan het gebruik van een indeeling,
waardoor de bugdetteering moet worden vergemakkelijkt?
Uit het bovenstaande is als ons standpunt af te leiden,
dat men ook in de administratie wel degelijk moet ,,begin-nen met Taylor”, terwijl het de vraag is, of men verstandig
doet om daar Bat’a op te laten volgen.
Inzake het ,,gemis aan elasticiteit”, waarover W. spreekt,
zouden wij willen opmerken, dat, wanneer de geheele orga-
nisatie van een bedrijf aan een analyse wordt onderworpen,
meestal duidelijk wordt, hoe een betere coördinatie tot
‘)
Zie o.a.: Ir.
B. W.
Berenschot, ,,Vergelijkend bedrijfson-
derzoek, gezien van het standpunt van den bedrijfseconomisch
ingenieur”. Prae-advies Efficiencydagen 1943.
472
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
13 September 1944
stand kan worden gebracht tusschen de administratie en
dg overige bedrijfsfuncties. Door één en ander kan het
euvel van de ,,toppen” in het administratieve werk voor
een goed deel worden opgeheven.
In tegenstelling tot
W.
meenen wij, dat er een groote
mate van analogie bestaat tusschen de wegen, welke in de administratie en die welke in de industrie openstaan
voor het bereiken van grootere efficiency. Deze overeen-stemming bestaat ook ten aanzien van het feit, dat de toe-
passing van de arbeidsstudie aan een economische grens is
gebonden, welke o.a. ook afhankelijk is van den omvang
van de verrichte werkzaamheden. In een bedrijf, waar
dagelijks 300 facturen worden opgesteld, zal meer aandacht
besteed kunnen worden aan het opsporen van de beste
werkmethode en het vaststellen van prestatienormen daar-
voor, dan in een bedrijf waar het aantal facturen tot 15
beperkt blijft. Deze invloed van den omvang van het werk
geldt evengoed voor hoofdarbeid als voor handarbeid. Is W. bij het trekken zijner conclusies misschien beïnvloed
door het feit, dat de omvang van gelijksoortige admi-
nistratieve werkzaamheden in vele bedrijven veel geringer
is (en althans, véér invoering van een goede taakver-
deeling,
schijnt
te zijn) dan de omvang der industrieele
werkzaamheden? Voor de principieele behandeling van
het vraagstuk behoeft dit o.i. echter geen verschil te
maken, vooral niet, omdat de arbeicisstudie ook voor werk
van kleinen omvang naar onze meening een efficiënter
hulpmiddel is dan de statistische vergelijking. De toe-
pasingsmogelijkheid der arbeidsstudie, ook in administra-
ties van geringen omvang, neemt bovendien toe door de
steeds grootere ervaring, waarover men in dat opzicht
komt te beschikken. Het vaststellen van prestatienormen
voor administratief werk zal verder ook door samen-
werking van bedrijven bevorderd kunnen worden
3).
Naschrift:
Met genoegen zal ik gebruik maken van de gelegenheid,
mij door de Redactie geboden, de door den heer Bezemer gemaakte opmerkingen te beantwoorden.
Oogenschijnlijk zijn de heer B. en ik het in het geheel
niet eens. Wat echter de opmerkingen over opzoeken van de beste werkmethode, doeltreffende taakverdeeling enz.,
betreft, daarover bestaat geen verschil van meening;
mijn artikel had in het bijzonder de
handhaQing
van de
efficiency op het oog (blz. 404, 2e kolom, 2e en 4e alinea).
De heer B. vergist zich, wanneer hij meent, dat ik voor-
stander zou zijn van tarief- en premiesystemen (blz. 405,
le kolom, bovenaan).
Waar wij het echter niet eens in zijn, is het volgende:
1°. De heer B. meent, dat tijdstudies de basis voor alle
efficiency moeten zijn. Ik ben van een andere meening.
Door mechanisatie kan het eenvoudige werk worden af
–
gezonderd van het meer intelligente. Voor het eerste is
tijdstudie mogelijk (blz. 405, le kolom, bovenaan), doch
voor het laatste, en vooral voor allen zuiveren hersenarbeid,
is het dat niet. Men kan nu eenmaal voor ,,denken” geen
bepaald aantal seconden vaststellen. ,,Hersenarbeid”
laat zich geen tempo voorschrijven.
2°. De heer B. wil van het individu uitgaan; ik van een
groep individuën. Naar mijn ervaring wordt in de admini-
stratie de hoogste prestatie, de grootste bruikbaarheid
(all-round-zijn) en de meeste arbeidsvreugde verkregen,
door iemand niet steeds hetzelfde werk te laten, doen,
maar door hen, die aan een zelfde onderdeel arbeiden,
regelmatig te laten wisselen. En niet alleen, dat dit wensche-
lijk is, maar het is dikwijls noodzakelijk, dat op verschil-
lende uren van den dag ander werk wordt gedaan, welk
werk dan toch tezamen een eenheid vormt. Laat ik slechts
een enkel voorbeeld noemen. Bij een commissionnair in
1)
Vgl. het inmiddels verschenen prae-advies van Drs.
A. M.
Groot over ,,De controle
op
de Efficiency van administratieve werk-
zaamheden”, in het ,,Tijdschrift voor Efficiency en Documentatie”,
waarin
in
hoofdzaak gedachten als dc bovenvermelde nader worden
uitgewerkt en toegelicht.
effecten zullen ‘s morgens de nota-schema’s worden
gereed gemaakt en de gegevens voor de beurs worden be-
werkt. Eerst nâ heurstijd zijn de
.
koersen bekend en
kunnen de nota’s worden afgewerkt. En deze handelingen
vormen tezamen de administratieve verwerking der ont-
vangen orders. Dit is wel een zeer bijzonder voorbeeld,
maar het ,,spreekt” en zoo zijn er vele aan te halen.
Wanneer twee personen zijn belast met het voorbereiden
van de facturen en de één zoekt de prijzen op, rekent uit
en schrijft neer, en de ander controleert, zal de eerste
langer werk hebben. Beter is dus, beiden te laten beginnen,
met elk de helft uit te rekenen, daarna te wisselen en
elkaars gedeelte te controleeren. Ilier ontstaat dus reeds
een groep.
3°. De heer B. veronderstelt, dat de onregelmatige
bedrijfsdrukte door organisatie wel zal zijn op te heffen.
Ik vermoed, dat de heer B. te veel het oog heeft op de
administraties van industrieele ondernemingen. Er zijn echter zooveel administraties, die voor de bezetting af
–
hangen van ,,het publiek” en waar toch de eisch moet
worden gesteld, dat dagelijks wordt afgewerkt, wat
is binnen gekomen. Laat ik als voorbeeld slechts noemen:
de Postchèque- – en Girodienst, vervoermaatschappijen
(mcl. sleepbootondernemingen enz.), banken en zoovele
andere.
4°. Tenslotte uit de heer B. de veronderstelling, dat ik
den omvang der administraties in het algemeen heb
onderschat. Dit is geenszins waar, doch ik heb niet
alleen
het oog gehad op administi’aties van industrieele onder-
nemingen, maar op die van allerlei aard.
De heei B. stelt de vraag: Is er reden om een principieel
onderscheid te maken tusschen de methoden ter bevorde-
ring van de efficiency in de admjnistratie en de middelen,
toegepast bij de industrieele productieprocessen? Naar
mijn meening ,,ja”, wat betreft liet vaststellen van de
normen. En dit verklaart mijns inziens, wat de heer B.
toegeeft, dat in de administratie (dan te zien als ,,hersen-
arbeid”) minder werd bereikt dan bij de eigenlijke pro-
ductie. – M. C. WINTERSTEIJN.
OVERHEIDSMAATREGELEN OP
ECONOMISCH GEBIED
ALGEMEEN, ILANJ)EL
EN
NIJVERHEID.
Administratievoorschriften. Afkondigihg van een admini-
sti’atievoorschrift 1944 voor schoenherstellers en van admi-
nistratievoorschriften voor de loondorscherij. (E.V. 1044,
No. 28; blz. 727 en 728).
Arbeidszakcn. Mededeeling inzake berechting door den
Gemachtigde voor den Arbeid van overtredingen der l-efli-
verordeningen. Regeling inzake doorbetaling van loon bij
verzuim, tengevolge van arbeidsinzet, keuring e.d. Voor
aanstelling van vrouwelijke arbeidskrachten is in het
vervolg weder in alle gevallen toestemming van het Ge-
westelijk Arbeidsbureau vereischt. Uitvaardiging van een
heschikliing inzake de arbeidsvoorwaarden voor• zgn.
oogstcolonnes in 1944. Mededeeling van den Gemachtigde voor den Arbeid inzake den plicht tot geldelijke vergoeding
bij ziekte of ongeval, vanwege werkgevers in den landbouw.
(E.V. 1944, Nos. 27., 29 en 30; blz. 691, 745, 754 en 774).
Distributie. Aanwijzing van visch en garnalen als distri-
butiegoed. Aanvulling van de tabaksdistributiebeschik-
king 1942 No. 1. (E.V. 1944, Nos 29 en 30; blz. 745 en 766).
Handel. Mededeelingen inzake den leveringsplicht voor
vlakglas en inzake handel in en vervoer van levensmiddelen-
afvallen. Nadere bepalingen inzake den handel in lompen.
Regeling van den aankoop van griend- en rietproducten.
Bepalingen inzake den handel in en het in voorraad hebben
van gebruikt beQnzwart. Mededeeling betreffende de afleve-
ring van batterijen door fabrikanten en handelaren. (E.V.
1944, Nos 27, 28, 29 en 30; b]z. 697, 721, 745, 748 en 707).
Industrie. Vervaardigingsbepalingen ten aanzien van me-
13 September 1944
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
473
MAANDCIJFERS
EMISSIES
IN
JULI 1944 (CENTRAAL BUREAU VOOR DE STATISTIEK)
Aand.
Obi.
Naam
Groep
Emittent
Rente Koers Norn. bedrag Reëel bedrag
Conv.
Aand.
Kemo Corsetfabriek
Industrie
Ned. Landbouwbank
–
150
t
100.000
t
150.000
Aand.
Zwaardernakers handel en Industrie
Industrie
Amsterdainsche Bank
–
135
t
350.000 t
472.500
N
.
V.
ObI.
Kémpensche ZInk
Mij.
Industrie
Ned.
handel-Mij.
31
101
t
304.000
t
30040
Con’.
Idem
Idem Idem
31
100
t
1.196.000 t
1.196.000
Con’.
Pas.
v.
d.
II.
Jeroen
Diversen
Haagsche Bankvereen.
31
100
f
237.000
t
237.000
Totaal obligaties
t
304.000
f
307.040
aandeelen
t
450.000
t
622.500
nieuw geld
.
t
754.000
t
929.540
conversies –
t
1.433.000
t
1.433.000
taaldraad-zaksluitingen, beton-ijzer-binddra adj es, geëmail-
leerde ziekenverplegingsartikelen, smeltveiligheden en
hoorn- en hoefmeel. (E.V. 1944, No. 29; blz. 746).
In- en uitvoer.
Nadere maatregelen met betrekking tot
den uitvoer van zgn. monopolieproducten naar Duitsch-
land. (E.V. 1944, No. 27; blz. 691).
Organisatie van het bedrijfsleven. Instelling van een hectie
resp. hij de vakgroepen Grqothandel in groenten en Fruit
en Groothandel in electrotechnische en radioproducten.
Mededeeling van de Hoofdgroep Industrie inzake naleving
van de verordeningen der bedrijfsorganisaties. Instelling
van een vakgroep Tusschenpersonen in onderdeelen en toe-
behooren van automobielen, motorrijwielen en rijwielen,
en een vakgroep Groothandel in levende dieren. Instelling
van een sectie resp. bij de vakgroepen Groothandel in
alcoholhoudende en alcoholvrije dranken en Groothandel
in papier en papierwaren. Oprichting van een vakorganisa-
tie voor gedistilleerde dranken. Instelling van een onder-
vakgroep Groothandel in inlandsch hout met 4 secties, nI.
voor loofhout; zaag- en paalhout; mijnhout, papierhout
en houtwolhout en generatorhout, brandhout en boeren-
geriefhout. (E.V. 1944, Nos 27, 28, 29 en 30; blz. 690,
717, 720, 748, 765 en 767).
Prijsregelingen. Nadere prijsbepalingen met betrekking
tot de calculatie van uitgaaf-bindwerk, prijs- en admini-
stratievoorschriften voor den metaalwarenhandel, klein-
handelsprijzen voor vaste brandstoffen, maximumprijzen voor buigzame halve houten schoenzolen, maximumprij-
zen voor smeeroliën, inlandsch mijnhout, bleekwater en
dameshoeden, prijsverordening voor vlas en vlasproducten
oogst 1943, prijsvaststellingen voor borstelwerk, voor ge-
bruikte naaimachines, inzake kleinhandelsmarges voor
haarden, haardkachels en kachels, voor geïmporteerde
chemische- en aanvervante producten, voor zgn. kleine
houtsorteeringen, voor heide -en berkenbezems, alsmede
heideboenders, en voor inlegzolen. (E.V. 1944, Nos 27, 28,
29 en 30; blz. 693, 697, 721, 728 en 768).
Steunverleening aan stilgelegde bedrijven. Mededeeling
inzake (le heffing 1943 ten behoeve van de steunverleening
aan stilgelegde bedrijven. (BV. 1944, No. 28; blz. 717).
Surrogaten. Bepalingen inzake het plukken van bladeren
voor de vervaardiging van thee- en tabaksurrogaten. (E.V.
1944, No. 28; blz. 728).
Verzekering. Nadere bepalingen inzake de toestemming
tot ht optreden
als
assurantie-tusschenpersoon. Wijziging
van de
Zee-
en Luchtvaartverzekeringswet 1939, waarbij
ook landtransporten onder de bepalingen van deze wet
kunnen vallen. (E.V. 1944, Nos 28 en 29; blz. 717 en 745).
Vestigingswet kleinbedrijf. Verlenging van het vestigings-
verbod voor het orgelbouwers- e,n het orgelherstellingsbe-
drijf met 6 maanden. (BV. 1944, No. 30; blz. 771).
IJzer en
Staal. Mededeeling betreffende de depôtvorming
van ijzer en staal. (E.V. 1944, No. 28; bli. 721).
LANDBOUW EN VOEDSELVOORZIENING.
Landbouw. Bepalingen inzake de toewijzing van kunst-
meststoffen voor het seizoen 1944-1945. Regelingen
inzake het onderbrengen en overdragen vn paaiden uit
de geïnundeerde gebieden. Vaststelling van den rooidatum
voor aardappelen voor dit jaar op 31 Juli. Mededeelingen
inzake het verplicht scheuren van grasland voor den oogst 1945. Voorschriften inzake brandbéveiligingsmaatregelen
bij het graandorschen met behulp van gasgeneratoren.
Mededeelingen inzake den verplichten verbouw van winter-
koolzaad en zomeroliezaadgewassen. (BV. 1944, Nos 27, 28, 29 en 30; blz. 702, 728, 754 en 773). Sierteelt. Mededeelingen inzake omzetting van het nar-
cissenteeltrecht. (E.V. 1944, No. 27; blz. 702).
Vee. Nadere regelingen inzake den handel in veulens, den verkoop van stamboekvee, het vervoer van schapen
en lammeren en verzekering van rundvee. (E.V. 1944,
No. 30; blz. 768 en 774).
Voedselvoorziening. Vaststelling van een verdeelings-
reglement voor de jamfabricage. De consumptiegebieden
voor groenten en fruit zijn opnieuw vastgesteld. Bepalingen
inzake de verwerking van voorwaardelijk goedgekeurd
vleesch tot vleeschwaren in blik. (E.V. 1944, Nos 27 en 29;
blz. 693, 702 en 746).
-Zaden. Mededeeling inzake de voorgenomen zaaizaad-
regeling 1944-1945. (BV. 1944, No. 30; blz. 773).
Zuivel. Regeling inzake een rayonneering van den kaas-
handel. (E.V. 1944, No. 29; blz. 748).
GELD., CREDIET-
–
EN BANKWEZEN EN BELASTINGEN..
Belastingen. Afkondiging van een nadere uitvoerings-
beschikking der loonbelasting met betrekking tot de uit-
keeringen uit fondsen e.d. (E.V. 1944, No. 27; blz. 705).
STATISTIEKEN
DE NEDERLANDSCIJE BANK
(Voornaamste posteil
In
duIzenden gul,Iens)
Binne,il.wissel.s,
–
Munt,
open markt papier,
Totaal
–
Totaal
Data
muntmale-
–
beteenin gen, voor
—–
.
opeisehb.
riaat en
schollen g/h Rjjk
act.ia
schnlden
deviezen ‘)
–
en diverse
–
4Sept.’44
.4.946.661
170.808
5.200.810
4.999.423
28 Aug. ’44
4.853.001 144.8
1
7
5.081.716
4.888.716
21
,,
’44 4.817.243
140.052
5.051.654
4.851.576
14.
,,
’44
4.768.128
142.586
4.995.396
4.806.747
7
,,
’44
4.786097
.
137.592
5.008.405 4.822.325
31
Juli
’44
4.766.198
145
1
208
4.996.266
4.813.386
24
,,
’44 4.720.753
155.024
5.962.842 4.780.228
6
M e i
’40
1.173.319
248.256
1.474.306
1.424.016
kbitjel-
Sa ldi
Bankassig-I
Schatk ist-
papier
Data
Ban
in
ten
om-
1fl
natiën en
diverse
1
Saldo
Rijh!
R/C (D/ C))
rech tslr,
loop
BIG
rekeningen
onder-
1
gebracht
4 Sept. ’44
4.546.523T900
78.417
C.
104.6541
–
28Aug. ’44
4.473.615
415.106
70.040
C.
101.1701
–
21
,,
’44
4.445.552 406.022
67.033
C.
112.01,61
–
14
,,
’44
4.427.418
379.321
65.596
C.
104.8751
7
,,
’44
4.418.461
403.845 63.138
C.
117.6171
31
Juli
’44
4.414.777
398.541
60.003
C.
99.2931
—
24
,,
’44
4.386.988
393.083 57.828
G.
114.7131
–
6 Mei’40
1.158.613 355.174
10.230
C.
22.9621
-.
‘) Ingevolge de verordening 5811943 (dcl. 26 Juni) ‘i.ijn de posten
,,Correspondenlen in liet buitenland” en ,,Buitenlandsche betaal-
middelen (excl. pasmunt)”, voorheen begrepen in de ,,Diverse
rekeningen”, van 5 Juli af opgenomen onder de buitenlandsche
portefeuille, in onzen staat samengevat als ,,deviezen”. – –
/
414
12
c’rnTrlrXDE’D’
1OAA
Alfabetische Index Overheids.maatregelen op economisch gebied
(Zie voor den alfabeUschen index Overheldsmaatregelen In 1943 het JaaFregister 1943, laatste bladzijde)
Blz.
AljmlnistratlepllCbt .. 27, 55, 123, 383, 472
Advertenties ……………………283
Afval …………………………123
Algemeen Vest Igingsverbod ……….55
Ambacht …………..27, 161. 251, 449
Arbeidszaken 27, 55, 123, 161, 298, 383, 398,
449, 472
Bank- en Credietwezen ……….41, 313
Belastingzaken 41, 111, 163, 237, 285, 337,
461, 473
Betalingsverkeer met het buitenland . 27
Bouwnijverheid …………123, 251 283
Buitenlandsche handel …………..123
Deviezcnbeschermiflg …………….398
Distributie ………………..449, 472
Duitsche orders ………………..253
Financiering Rijksbureaux ……….398
Fruitteelt
…………………….. 461
Geneesm1ddelen
………………..299
Groenten en fruit …………….96 313
Grondkamers ……….237, 284, 313, 398
Grondstorfenbesparing en bedrijfsratio-
nalisatle ……………………161
Handel 27, 55, 123, 162, 236, 283, 383, 398,
461, 472 Heffingen 41, 55, 123, 162, 236, 283, 383, 398
Hooi en stroo ………………284, 299
Hout…………………………398
BIz.
Huurprijzen van nieuwbouw ……….162
In- en Uitvoer……….26, 383, 461, 473
Industrie 27, 55, 123, 163, 283, 299, 383, 399,
461, 472
tnievering puntdraad engladde draad.. 135
Kamers van Koophandel …………40
Kinderbijslagwet …………….123, 299
Kleinliandel ……………………251
.Kweekersbesluit ………………..299
Landbouw 41, 97, 125, 237. 284, 299, 313,
385, 398, 461, 473
Merken ……………………283, 299
MonopotIeproductefl . . . . 55. 123, 285, 398
Motorbrandstof …………….163, 285
Non-ferrometalen …………..123, 299
Omzet belasting …………..41, 97, 313
Opheffing Centrales………………
4
0
Organisatie Bedrijfsleven. . 27, 83, 123, 161.
283, 299, 383, 398, 461, 473
Papier ……………………398, 461
Persgas ……………………….33
7
Pluimvee …………..41, 135, 237. 285
Prijsregellngen 40, 83, 125. 163, 284. 337.
383, 398, 461, 473
Rentepeil ……………………..33
Scljeidsgerecht Voedselvoorziening . . . . 41
Sierteelt ……….41, 97. 135, 237, 473
Sociale voorzieningen ……….125, 17
Blz.
Steunverleening aan stilgelegde bedrij-
ven ……..40, 55, 125, 385, 398, 473
Suikerbieten ed.
………….. 41,
97
Surrogaten …………97, 237, 285, 473
Tabak……..40. 96, 135, 237, 385, 449
Telefoonverbindingen …………….284
Texliel
………………..40,
96,
177
Toegepast Natuurwetensebappelijk On-
derzoek …………………….41
Tuinbouw ……………….4!, 313, 385
Turf
…………………………96
Vee.. 41. 97, 135, 237, 285, 313, 385. 399,
461, 473
Veevoeder ………………..41, 97
Verevenïngshef ring ………………125
Verpakkingsvoorschiiftefl …………96
Vervoer …………..III, 163, 285, 461
Verzekering ………96, 125, 284, 473
Vestiglngswet Kleinbedrijf 41, 125, 177, 236
284, 385, 473
Visschertj ……….41, 285, 313, 385, 399
V!as…………………41, 97. 163, 313
Voedselvoorziening 97, 135, 285. 299, 385, 399,
461, 473
Volkstuinen ………………..125, 237
IJzeren Staal 125, 177, 284, 337, 385, 398, 473
Zaden …………..41, 97, 461, 473
ZuIvel ………41, 97, 163, 449, 461, 473
Zoojuist verschenen:
Een economisch-statistisch onderzoek
naar de chemische industrie in Nederland
door
Dr. P. S. PELS
De Scheepsbouwnijverheid in Nederland
door Ir.
J. W.
Bonebakker
‘Publicatie No. 16 van het NederL Econ. Instituut
Prijs
f 1.55*
(Priis voor donateurs en leden van het Nederlandsch
Economisch Instizuut fl.10; bestellen hij het N.E.I.)
Verkrijgbaar in den boekhandeL
Uitgave van De Erven F. Bohn
N.V.
–
Haarlem
Publicatie
No. 37
van hef
Nederlandsch
Eco-
nomisch Instituut
R. M. Dr. SOEMITRO
DJOJOHADIKOESOEMO
Het
PRIJS t
3.65*
(Prijs voor donateurs en leden van het Ned.
Econ. Instituut
f 2.75,
te bestellen bij het
N.E.I.)
Uitgave: De Erven F. Bohn N.V. – Haarlem
C
_Dr. A.
de Graafi
DE KOLENVOORZIENING
VAN NEDERLAND
Publicatie No.
35
van het Nederlandsch Economisch Instituut
PRIJS t 5.50*
(Prijs voor donateurs
en leden van het Ned.
Econ.
Instituut
f 4.10;
bestellen bij het
N. E.
1.)
Verkrijgbaar in den boekhandel
Uitgave: De Erven F. Bohn N.V.
–
Haarlem
volkscredietwezen
in de depressie
Publicatie No. 34
van
het
Nederlandsch Economisch Instituut
Prijs t
5.50*
(Prijs v. donateurs en leden van het
N.E.I.
f 4.10;
bestellen bij NE.l.)
Verkrijgbaar in den boekhandel
UITGAVE: DE ERVEN F. BOHN N.V., HAARLEM
M. J.
SCHUT
TINRESTRICTIE EN TINPRIJS
Publicatie No.
31.
van het Nederlandsch Economisch Instituut
Prijs t
1.55*
(Prijs voor donateurs
en
leden
van het Nederlandsch
Economisch Instituut 11.10; bestellen bIl het N.E.l.)
Verkrijgbaar in den boekhandel
UITGAVE: DE ERVEN F. BOHN N.V. – HAARLEM
Verantwoordelijk
voor
het redactioneele gedeelte: Drs.
M. F. J. Cool
te Rotterdam; voor de advertenties: Koninklijke
Nederlandsche Boekdrukkerij
H. A. M.
Roelants
te Schiedam. Drukker en
Uitgever: Koninklijke Nederlandsche Boek-
A
)A Q*
..
t
D,tcfpll,a
1
–
1
/
r