Ga direct naar de content

Jrg. 29, editie 1472

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 6 1944

6 SEPTEMBER 1944

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

conomisch~Statistische

Berich

ten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

29E
JAARGANG

WOENSDAG 6 SEPTEMBER 1944

No. 1472

COMM!$SIE VAN REDACTIE:

J.
F. ten Doesschate; P. Lieftinck (tijdel. âfwezig);

J.
Tinbergen; H. M. H. A. oan der Valk; F. de Vries;

M. P.
J.
Gooi (Redacteur-Secretaris).

H. W. Lambers – Adjunct-Secretaris.

Abonnementsprijs oan het blad, waarin tijdelijk is op-
genomen het Economisch-Statistisch Maandbericht, franco
p. p. in Neçlerland f 20,85* per jaar (,,Prijsaststelling
No. 052. IM 312″). Buitenland en koloniën f23,— per
jaar. Abonnementen kunnen met elk nummer ingaan en
slechts worden beëindigd per uit jmno çan elk kalenderjaar.
Losse numnrners 50 cent. Donateurs en leden van het Ne-derlandsch Economisch Instituut onwangen het blad gratis en genieten een reductie op de verdere publicaties. Adres-
wijzigingen op te geoen aan de administratie.

Administratie: Nieuwe Binnenweg 175a, Rotterdam (C.)
Telefoon 38040. Giro 8408.

Aangeteekende stukken aan het Bijkantoor Museum-
park, Rotterdam (C.).

I11NOUD:

Blz

Uandelsbelangen der industrie door
11fr. R. pan

Maanen
………………………………
452

De rentabiliteit van drogisterijen door
W.
J.
pan de

Woestijne

De beteekenis van de binnenscheepvaart voor de

volkshuishouding door
A. H.
J.
M. Berkx ……457

Naamlooze vennootschappen in
1943
door
Mr. A.

Schadee

……………………………….458

Mogelijkheden voor het Britsch-Indische bedrijfsleven

door
J.
Kortenhorst ……………………..458

Ontvangen

boeken

………………..
461

Overheidsmaatregelen

op

econo-

misch

gebied ……………………..
461

Maandcijfers

Maandcijfers en weekcijfers betreffende den econb-

mischen toestand van Nederland …………
462

S t a t i s t i e k e n

Bankstaten, Stand van ‘s Rijks kas ………..
463

GELD- EN KAPITAALMARKT.

Op de
geldmarkt
deed cle militaire situatie zich gevoelen door een ruim aanbod van papier voor de langere termijnen
met een geringe vraag. Als gevolg daarvan steeg het dis-
conto voor de middentermijnen tot rond ?
%
boven de agentsprijzen, hetgeen in geruimen tijd niet is voorgeko-
men. Midden-Juli-papier werd tegen het eind van de
week aangeboden op
2
%.
Alleen voor de kortere ter-
mijnen blijft vraag bestaan. Kennelijk is er over de heele
linie een tendens merkbaar om de beschikbare middelen
op zoo kort mogelijken termijn vast te leggen. Dit blijkt

ook hieruit, dat het uiterst moeilijk is belangstelling te
vinden voor de gebruikelijke driemaandskasgeldleeningen
aan gemeenten.

Ook de
obligatiemnarht
heeft den terugslag ondervonden
van de recente ontwikkeling in Frankrijk. Nadat in het begin van de week de stemming eerder iets vaster was
geweest, kwam Donderdag een ommekeer, die de koersen
over de heele linie omlaag bracht. De
3-31 %
leening
1938
reageerde tot
101/8.
Een nog veel scherper daling
onderging de
3 %
spoorwegleening van
1937,
die een
oogenblik tot beneden pari reageerde. Wanneer men be-
denkt, dat nog slechts zeer kort geleden deze leening boven
de
103
heeft genoteerd, dan is deze reactie wel zeer fraj3-
pant. Ook de 3 %
leeningen waren in reactie, maar naar
verhouding was hier de daling vëel geringer. De verhou-
ding tusschen vooroorlogsche en oorlogsschuld blijkt wel
zeer labiel te zijn. Terwijl nog kort geleden de onderschat-
ting van de oorlogsleeningen een record bereikte, is in de
laatste dagen het verschil noemenswaard geringer, en wel
in het bijzonder met de leening
1937.
Ook de beide perpe-
tueele staatsleeningen waren in reactie, in het bijzonder de

2 %
integralen. Ook de Indische leeningen moesten een
flinke veer laten, terwijl ook de
Si
%
leeningen Amster-
dam en Rotterdam den stopkoers verlieten. De juist ge-
emitteerde
Si
%
leening AKU noteert inmiddels nog op
stopkoers.

De
aandeelenmarkt
vertoont geen bijzondere levendig-
heid. De omzetten zijn in de laatste weken vrijwel con-
stant op een peil, dat ongeveer het dubbele beloopt van dat
in de maanden voorafgaande aan de marktverruiming
door het van stopkoers geraken van vele fondsen. Over
het algemeen waren de koersen wat lager, hoewel hier
en daar ook stijgingen geregistreerd werden. Enkele fond
sen raakten de toevoeging S kwijt, andere kwamen weer
op stopkoers, soms omkort daqrna weer zonder toewijzing
te worden verhandeld. De grootste omzetten zijn er nog
steeds in AKU, welk fonds weer van stopkoers af geraakte.

452

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

6 September 1944

HÂNDELSELANGEN DER INDUSTRIE.

Primair en secundair handelsbelang.

Iedere industrie moet zich in het bezit stellen van de
grondstoffen voor hare producten en heeft tot doel liet in
het verkeer brengen dezer voortbrengselen. Daar het geval,
dat een producent zich grondstoffen uit eigen bron ver-
schaft en zijn product

zelf consumeert, dus niet in het
verkee
i
bréngt; wellicht slechts theoretisch bestaat, en dit theoretisch geval niet onder liet begrip ,,industrie’
gebracht kan worden, mag men aannemen, dat iedere
industrie zich moeite zal moeten geven om de door haar
benoodigde grondstoffen te verkrijgen en om de door
haar vervaardigde producten in het verkeer te brengen.
De industrie heeft derhalve haar handelsbelang, het belang
om haar noodzakelijke inkoopen aan grondstoffen en materialen, en verkoopen van gereed product, op – zo
gunstig mogelijke wij ze te regelen. Het is echter een deel-
belang, een secundair ondernemingsbelang, daar het
slechts een onderdeel vormt van de vraagstukken, welke
de producent tot een oplossing moet’brengen, alvorens
hij’geproduceerd heeft. Het handelsbelang vande industrie
is dus in aanleg een secundair handelsbelang.
Dit. secundaire handelsbelang van een .industrieele
onderneming dient wel te worden onderscheiden van de
belangen van een handelsonderneming. Deze belangen
zijn
alle
commercieel, daar de onderneming zich op den
handel richt, en tevens
uitsluitend
commercieel. lIet handels-
belang eener handelsonderneming is derhalve een
complex ,van commercieele belangen, veel uitgebreider en
verfijnder dan het commercieel belang eener industrieele
onderneming. Het handelsbelang van den handel is dus
steeds een primair handelsbelang.
In het onderstaande
zullen wij echter aantoonen, dat ook industrieele onder-
nemingen primair handelsbelang kunnen hebben.

Interne regeling der industrieel( handelsbelan gen.
De industrieele onderneming kan ter regeling van haar
cominercieel, belang verschillende maatregelen treffen.
,In de eérste plaats kan zij de behartiging toevertrouwen
aais een persoon ôf afdeeling der eigen ‘onderneming.
Zij koopt dan tot onmiddellijke bevrediging van eigen
behoefteij. Zij heeft typisch het secundaire handelsbelang
van de gewone industrieele onderneming: voordeelig
inkoopen en meer niet
1).

Over het

algemeen zal de plaats van deze ondernemings.
afdeeling een ondergeschikte zijn; het accent valt op de
productie, en iedere extra-uitgave, welke ten behoeve
dezer inkoopafdeeling gedaan wordt, dri.Îkt rechtstreeks
op het eindproduct en voert de kosten ervan op. liet secundaire handelsbelang brengt liet streven naar
den grootst mogelijken eenvoud mede en leidt tot een
tweede wijze van behartiging van dit belang, ni. tot de
gemeenschappelijke behartiging ervan door verschillende
ondernemingen, die zich aaneensluiten tot coöperatieve
vereeniginen. Aan deze, als gemeenschappelijke organen,
wordt het secundair handelsbelang van ieder der onder-
nemingen toevertrouwd; z1fstandige belangen kent dit
lichaam niet, het belang van dit nieuwe lichaam is de
collectiviteit der secundaire commercieele belangen. De
inkoopen der aangesloten leden worden zoo voordeelig
mogelijk verzorgd tegen onkosten, welke voor ieder der deelnemers lager kunnen zijn dan wanneer zij ieder zelf
gelijke moeite aan den inkoop hadden moeten besteden.
– Het is weliswaar mogelijk, dat de coöperatieve vereeniging
door ,haar zelfstandig bestaan de allures gaat aanemen,
dat zij niet alleen een collectiviteit van, het handélsbelang
van industrieele ondernemingen vertegenwoordigt, maar daarnaast eigen belangen, dus primaire handelsbelangen,

‘)
In het onderstaande zal de verkoop verder buiten beschouwing
gelaten worden, daar voor het behandelde vraagstuk mi. een twee-
ledige behandeling niet van essentieel belang is.

doch zulks is niet in overeenstemming met het karakter
eener coöperatieve vereeniging.

In de derde plaats is het mogelijk, dat een industrieelé
onderneming de overtuiging toegedaan is, dat de beharti-
ging van haai’ secundair handelsbelang slechts op de
juiste wijze kan geschieden, döordien één harer afdeelingen,
of een dochterondernehiing van haar, zich breeder gaat
bewegen op liet gebied van den handel in de grondstoffen,
die zij zelf 66k noodig heeft,

m.-a.w. dat zij haar eige’n
secundaire handelsbelang het beste dient, door ruimere
commercieele belangen te gaan behartigen; en wel ten
bate van zichzelf en anderen. –
Zij (of haar dochteronderneming) krijgt dan naast haar
eigen secundair handelsbelang (der moederonderneming)
.het primair handelsbelang, zooals een handelsonderneming
het heeft. Zooals reeds aangestipt: de vorm, waarin dit
geschiedt, doet niet veel terzake; essentieel is, dat primaire
handelsbelangen ontstaan, m.a.w. dat de onderneming
een organisatievorm vindt en haar handelsbelangen uit-
breidt en centraliseert, door het aanknoopen .van handels-
relaties, verhandelen van waren, het zoeken van opslag-‘
plaatsen, enz. Dén gaat het er niet alleen meer om, den inkoop voor eigen productie zoo goedkoop mogelijk te
verzorgen door middel van een zoo eenvoudig mogelijk
onderdeel van liet productie-apparaat – de industrieele
onderneming – of door middel van een verdeeling van de
kosten over een zoo groot mogelijk dragend oppervlak –
de coöperatieve vereeniging doch om het inkoopapparaat uit te bouwen tot een ware liandelszaak met geheel eigen
ruime handelsbelangen. Ter bereiking van dit doel en ter
behartiging van dozen opzet zal het inderdaad noodig zijn,
om daadwerkelijk handel te drijven, daar in het tegen-
overgestelde geval immers alle extra-kosten, hier opzette-
lijk gemaakt, toch weer rechtstreeks op liet product
zouden drukken. Zoo ontstaat de industi’ieele (dochter)
onderneming met primair handelsbelang.

Organisatie der industrieele handelsbelan gen.

Bovenstaande uiteenzetting is van Vra
i
ctisch belang
voor de Organisatie van de commercieele instellingen, welke in meer of minder nauwe-relatie staan tot één öf
meer industrieele ondernemingen.
Reeds eerder
2)
werd door de Hoofdgroep Industrie
naar voren gebracht, dat industrieele ondernemingen
voor den inkoop harer-grond- -en hulpstoffen en voor den
afzet harer p,roducten niet hij de Hoofdgroep Handel,
doch bij de lndustie zoudén worden georganiseerd. Ook
voor verkoopkantoren van één of meer binnen Nederland
gevestigde industrieele ôndernemingen werd deze regel
toepasselijk verklaard, daar ,,de verkoop-kantoren zijn
te beschouwen als min of meer zelfstandig geworden doelen
van het industnieele bedrijf”, tei’wijl yan de coöperatieve
in- en verkoopvereenigingen hetzelfde werd opgemerkt. Bij den handel zouden (noodgedwongen?) worden in-
geschreven:

. –

4

de verkoopkantoren van één of meer buiten Neder-
land -gevestigde industrieele ondernemingen;
de industrieele ondernemingen, welke tezamen met een handelsonderneming een in-S of verkoopkantoor be-
zitten (deze worden door beide hoofdroepen ingeschreven)
en

de industrieele ondernemingen met eigen winkel-
bedrij”en……………
Uiteraard zijn tegen deze wijze van organiseeren be- –
zwaren in te brengen. Bij het uitmeten dezer bezwaren
dient nteest gezien te wordén naarhet practische belang
van de indeeling bij een bepaalde organisatie, hoewel de
principieele bezwaren ook niet uit het oog verloren mogen
worden
Laatstgenoemde bezwaren bestaan hierin, dat de aan-
gehaalde regeling niet expliciet de principieele tegenstelling

‘)
,,Mededeelingcn van de Hooîdgroep Industrie”, le Jaargang
No. 35. –

6 September 1944

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

453

van primair en secundair handelsbelang aangeeft en daar-
door leidt.tot een niet duidelijke casuïstiek, welke tengevolge
zou kunnen hebben, dat industrieele (dochter)onderne-
mingen met primair handelsbelang niet, en verkoop-
kantoren van huitenlandsche ondernemingen met slechts
secundair handelsbelang wèl bij den handel georganiseerd
zouden worden.

Wat betreft het’ practische bezwaar het volgende:
Van verschillende zijden is geïmpliceerd, dat het voor
een ondern’ming van minder belang zal zijn, hoe zij is
georganiseerd in het bedrijfsleven, ,,daar de wijze, waarop
dit ‘is geschied, niet van invloed kan, en mag zijn op de
positie, waarop een onderneming ten aanzien van haar
leveranciers en afnemers aanspraak kan maken”
3
). Ik meen,

(lat in ondernemerskringen niet ten onrechte betwijfeld
wordt, of deze veronderstelling op den duur gegrnd zal
blijken. Reeds thans zijn gevallen aan te wijzen, waarin
voor de betrokkenen belangrijke positieveranderingen zijn
ontstaan tengevolge van de wijze, waarop een onderneming
in de Organisatie van het bedrijfsleven werd ingedeeld,, en
de tijd zal er mi. nog meer brèngen.
lIet moge misschien nog niet van essentieel belang zijn,
of een onderneming bij de irrdustrie dan wel bij het ambacht
georganiseerd is
4),
voor een onderneming met primair
handelsbelang, die zich plotseling georganiseerd ziet in de
Iloofdgroep. Industrie, kan dit nu reeds het geval zijn.
liet argument, dat de indeeling slechts organisatorische beteekenis heeft, moge thans ten ‘deele ‘juist zijn, en de
belangen van een industrieele onderneming met secundaire
handelsbelangen kunnen misschien ook buiten den handel
behartigd worden, het valt te voorzien, dat bij toekomstige
privaatrechtelijke en publiek rechtel ijke regelingen ter
bepaling van het werkingsgebied hoe langer hoe meer
gebruik gemaakt zal worden van
sle
grenzen, getrokken

door de organisatie van het bedrijfslven, daar deze ora-
nisatie ook is geschapen, opdat Overheid en particulier
zich kunnen richten tot een bepaalde groep in haar geheel,
bijv. de Hoofdgroep Flandel, in de overtui’ging,.dan ,,den
handel” te bereiken. Zoo zullen vechten en verplichtingen
worden toegekend;- zoowel in de publiekrechtelijke als in
de privaatrechtelijk’e sfeer aan bepaalde groepen en de
uitzoilderingen zullen langzamerhand , ,uitgerangeerd”
raken. Wellicht in dé laatste sfeer het’eerste, daar.deze
ziih spoçdiger laat verleiden om, terwille van den eenvoud,
gemakkelijk te hanteefen criteria te gebruiken, al zijn zij
niet geheel juist. Zullen mettertijd lidmaatschappen niet
openstaan voor leden van de Vakgroep X, rabatten voor
leden van deVakgroep Y, en zal niet alleen geleverd worden
aan leden van de Vakgroep. Z, dié ,,immers alle belang-
hebbenden omvat”? Ik kan niet .aannemen, dat men ge-
neigd. zal, blijven, een uitzondering te maken voor die
ondernemingen, welke bij de groep A georganiseerd zijn,
doch vanouds toch eigenlijk ook de rechtn van de leden
van, groep. B behooren, te genieten, noch zie ik, hoe een
bepaalde ‘ondernening zich met vrucht zal kunnen blijven
verzetten, indien haar – op grond van haar indeeling –
steeds stilzwijgend voorrechten onthouden wordén, en ik
meen daarom, dat aan de indeeling bij, de bedrijfsorgani-
satievoor veel ondernemingen inderdaad een groot.prac-.
tisch belang yerbonden is. Daarenboven: dat verkoop-
kantoren van buitenlandsche i ndustrieele ondernemingen hier in het land een typische handelspositie zullen kunnen
innemen, en gelijke kantoren van binnenlandsche industri-
eele ondernemingen niet, lijkt mij niet gelukkig, en
dtt een industrieele onderneming, die toevallig tezaiien mt een handelsonderneming een verkoopkantoor heeft,
wèl eei. hande.]sposit.ie inneemt en de overige industrieele
ondernemingen niet, doet mij eveneens zeer willekeurig aan:

” E4coïioniisclevooicirg”,.Trg. 2, No. Cl. In dien zin ook:
Mr.
A.
Stempels
., Jrg. 9, No. 1454, blz. 246; Mr. J. F. B.
“,rerinaas, J1-S.T4.”, Jrg. 29, No. 1433, blz. 921.
‘) Toch is aan de grensbepaling van,deze groepen veel aandacht
besteed! Zie Economische. Yoorlichting”, J’rg. 1, No. 35.

Het mag niet verwonderen, dat uit het ‘bedrijfsleven
bezwaar is gemaakt tegen dezen gang van zaken. Het
gevolg is geweest, dat de Secretaris-Generaal van het
Departemént van Handel, Nijverheid en Scheepvaart
den ‘Raad van het Bedrijfsleven ‘heeft verzocht, de.aan-
gelegenheid opnieuw in studie te nemen. In’ overeen-
stemming met het ‘naar aanleiding daarvan uitgebrachte
advies Van den Raad vo’or het Bedrijfsleven, heeft daarop
voornoemde Secretaris-Generaal’ zich op ‘het standpunt
gesteld, dat van de genomen beslissing ten aanzien van de
organisatie van de aan- en verkoop-v e r e e i’ i g
iii
g e n
5)

niet teruggekomen behoort te worden
6).

Verband tusschen interne regeling en organisatie. ‘
Bezien wij thans den huidigen stand van zaken in het licht van hetgeen ik hierboven opmerkte aangaande het
secundaire en primaire handelsbelang van een industrieele
(dochter)onderneming:
De industr’ieele onderneming met secundair handelsbelank
komt niet in aanmerking voor de aansluiting bij de Hoofd-
groep Handel. Hiervan is nimmer sprake geweest’ en
geen enkele industrieele onderneming met secundair
handelsbelang zal dezen wensch koesteren, daar alleen
al het lidmaatschapsgeld weer een ongewenschte verhoo-
ging van haar rechtstreeks op het pioduct drukkende
onkosten zou beteekenen. – . .
De
coöperatieve vereeniging
heeft den strijd’ verlôren
d6or de bovenaangehaalde beslissing van den Secretaris-
Generaal. Naar mijn meening niet ten onrechte, daar zij
immers een verzameling secundaire handelsbelangen vormt
en naar haar aard geen algemeene handelsbelangen in
ruimen zin kan nastreven. Ook de in- en verkoopkantoren
zijn onder deze rubriek te rangschikken.
Opgemerkt zij, dat een bezwaar blijft gelegen in het
verschil van behandeling van verkoopkantoren van binnen-
en. buitenlandsche ondenemingen.
-Tenslotte de industrieele (dochter)ohderneniing, cvellce
doelbewust een primair handelsbelang aankweekt,
teneinde
zoowel haar eigen secundaire handelsbelang als dat van
derden te bevredigen:
Ik kan mij riet aan den indruk onttrekken, dat ernaar
gestreefd
1
wordt, ook deze ondernemingen den toegang
tot de Hoofdgroep Handel te ontzeggen, zij het misschien,
omdat haar positie tot nu toe teveel met de b’ovenbehandel-
de groep op één lijn gesteld is ‘geworden, doordien zij nog
niet nader op de keper beschouwd werd. Zoo meen,
,
ik
uit het bovenaangehaalde artikel in de ,,E.V.” te mogen
lezen, d’at de opsteller van meening is, dat de hierbedoeldè
ondern’ming niet in de Hoofdgroep Handel zou thuis-
hehooren.
Ik wil er echter op wijzen, dat de beslissing van den
Secretaris-Generaal spreekt over de aan- en verkoop-
vereenigingen
(zooals ik boven reeds door spatieering
aanduidde) en deze beslissing derhalve terecht ruimte openlaat, om de door mij aangeduide categorie onder-
nemingen de plaats in de iloofdgroep Handel toe te kennen,
welke haar toekomt uit hoofde van de ruime handels-
belangen, welke zij behartigt uit hoofde van haar primaire
handelsbelang, dat principiëel verschilt met het secundairè
handelsbelang, waarvoor geen plaats is in de Iloofdgroep
Handel.

Criterium voor de industrieele (dockter)onderneming met
primair handelsbelang.

De gi ens tusschen industrieele (dochter)ondernemingen
met primair en secundair handelsbelang zal eenvoudiger
te trekken zijn dan op het eerste gezicht schijnt. Het is
in beginsel niet van belang, of de industrieele onderneming
‘zelf,’ dan vel een dochteronderneming, het primaire handels-
belang aankweekt. Wel leidt dit bij de organisatie tot dit

Spatieering van mij – schrijver.
) ,,Economische Voorlichting”, Irg. 2, No. 21.

454

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

6 September 1944

verschil, dat, indien de industrieele onderneming zelf het
primaire handelsbelang aankweekt, zij zoowel aansluiting
bij de Hoofdgroep Industrie als bij de Hoofdgroep handel
zal moeten vinden, terwijl in het geval, dat de primaire
handelsbelangen zijn gecentraliseerd in een aparte dochter-
onderneming, de moedermaatschappij bij de Hoofdgroep
Industrie en de dochteronderneming bij de Hoofdgroep
Handel ingedeeld dient te worden.
Genoemde grens zou ik als volgt willen trekken: van een
industrieele (dochter)onderneming met primair handels-
belang is sprake, indien deze industrieele (dochter)onder-
neming met winstoogmerk handel drijft met derden in
een vorm, welke pleegt te dienen voor het behalen van
winst door middel van handel.
Daar, waar een aparte dochteronderneming bestaat,’
zal meestal spoedig door middel van statuten of contracten
bewezen kunnen worden, of voldaan wordt aan dit crite-
rium. In de gevallen, dat de industrieele onderneming
zelf primaire handelsbelangen heeft aangekweekt, zal het bewijs spoediger geleverd ‘moeten worden door het over-
leggen van boeken en andere handelsbescheiden.

Toetsing aan bestaande opoattingen.

Het opgestelde criterium leidde ik af uit den door mij
ontwikkelden gedachtengang. Het verdient derhalve aan-
beveling, het gevonden resultaat nader te toetsen aan een
objecti&ven toetssteen. In de eerste plaats moge er dan op
gewezen worden, dat de Hoofdgroep Industrie zich als volgt heeft uitgelaten:
,,Het kömt echter herhaaldelijk voor, dat industrieele
ondernemingen bepaalde producten koopen en weder
verkoopen. In zulk een geval dient de betreffende onder-
neming zich ook bij de Hoofdgroep Handel aan te sluiten
en vindt dus dubbele organisatie plaats”
7).

Hoewel deze uitlating voorkomt in het artikel, dat
hierboven reeds als niet zeer duidelijk werd gekenschetst,
kan deze uitlating niet misverstaan worden en is zij zeker op het hierbehandelde geval toepasselijk te achten.
Als meest juiste toetssteen dient zich echter’ aan de
Instellingsbeschikking van de Bedrijfsgroep Groothandel,
waarvan artikel 2 luidt:
,,De Bedrijfsgroep ,,Groothandel” omvat alle in Neder-
land gevestigde ondernemingen (natuurlijke en rechts-
personen) welke:
a. haar bedrijf maken van het voor eigen rekening
koopen van goederen en het verkoopen daarvan – zonder
ze vooraf een be- of verwerking te doen ondergaan, anders
dan in den handel gebruikelijk – aan wederverkoopers, aan koopers, die ze in hun bedrijf aanwenden, dan wel
aan openbare overheidsdiensten als grootverbruikers,” etc.
Het blijkt, dat inderdaad de industrieele onderneming,
welke handel met derden drijft, geheel voldoet aan de
vereischten in de Beschikking, terwijl de onderneming
met slechts secundair handelsbelang als boven omschreven
er niet onder valt
8).

Concliis ie.

Wanneer wij het bovenstaande samenvatten, dan meen
ik te mogen conciudeeren, dat aanluiting van de indu-
strieele (d.ochter)onderneming met primair handersbelang
bij de Hoofdgroep Handel niet geweigerd zal kunnen
worden. In de eerste plaats niet op grond van de letter-
lijke opvatting van den tekst der Instellingsbeschikking
der Bedrijfsgroep Groothandel; in de tweede plaats niet,
omdat een dergelijke industrieele onderneming ook qua
karakter bij den Handel georganiseerd behoort te zijn.
Iedere interpretatie van genomde Instellingsbeschik-
king, welke een ander resultaat tengevolge zou hebben, moet worden verworpen, daar zij hèt karakter der indu-

7)
,,Mededeelingen van de Hoofdgroep Industrie”, tap.
S)
De in- en verkooporganisaties van de industrie vallen buiten
den handel ex. art. 2. lid 2, hierop behoeft hier niet nader te wor-
den ingegaan.

strieele onderneming met primair handelsbelang geweld
aan zou doen.

Een dergelijke interpretatie zou daarenboven neerkomen
op een verkapte poging tot saneering, en hoe men ook
over saneering moge denken, zij zal nooit onder eenigen
dekmantel schuil mogen gaan 1 Bij de indeeling van onder-
nemingen bij de bedrijfsorganisaties is zij echter niet aan de orde en zij zal m.i. ten hoogste eerst door de voltooide
bedrijfsorganisaties zelf aan de orde gesteld kunnen
worden
9).
Een behoorlijke procedure, welke waarborgen
biedt tegen het onnoodig schenden van particuliere be-
langen, zal dan noodzakelijk zijn. In het vooralsnog geheel
ontbreken hiervan
10)
is een sterk argument gelegen voor
de opvatting, dat bij de indeelingen voorloopig naar de
letter te werk gegaan moet worden en Vrije interpretaties
uit den booze zijn.
Tenslotte zij er ook op gewezen, dat zich gevallen yoor-
doen, dat industrieën gevestigd worden door handels-
ondernemingen, en er geenerlei reden is aan te geven,
waarom een handelende industriedochter niet bij den
handel, maar een industrieele handelsdochter wèl bij de industrie aan tafel zou mogen zitten

Mr. R. VAN MAANEN.
Zie ook v. d. Grinten: ,,De Organisatie van het Bedrijfsleven”,
blz. 78, en de daar aangehaalde literatuur.
10)
De regeling van art. 24 derde U.B. kan hier wellicht eens
toegepast, doch richt zich niet op dat probleem.

DE RENTABILITEIT VAN DROGISTERIJEN.

Door het Economisch Instituut voor den Middenstand
is een onderzoek ingesteld naar de rentabiliteit van drogis-
terijen ‘). Statistisch beteekent deze publicatie een be-
langrijken stap vooruin dat niet alleen, omdat op een be-
langrijk gebied nieuw materiaal beschikbaar is gekomen,
maar ook omdat de wijze van publiceeren aan hooge eischen
voldoet. Het E.I.M. heeft nl. meer dan in vroegere publi-caties hier de spreiding
in het cijfermateriaal tot uitdruk-
king gebracht. Het maken van onjuiste generalisaties,
waartoe het werken met gemiddelden zoo gemakkelijk
aanleiding geeft, wordt zoo in ieder geval sterk beperkt.
Het onderzoek omvat voor 1989 107 en voor 1942 122
bedrijven met een behoorlijke verdeeling naar den aard
van de cliëntèle, de plaatsen van vestiging en de grootte
van de bedrijven, zoodat dit onderzoek als voldoend
representatief kan worden beschouwd.
De algemeene ontwikkeling van het drogisterijbedrijf in de ‘eerste oorlogsjaren blijkt uit de volgende tabel.

1939
1942

(107 gevallen)

In% In%
In%
Omsc hr


ijvin g
gld.
van den
gld.
van den
t.o.v.
omzet
omzet
1939
14.891
100,—
20.944
100,.—
.
iTT
Omzet

………..
Inkoop
9.937 66,9
14.233
67,9
143
Bruto winst
4.914
33,1
6.711
32,1 137
Bedrijfskosten
2.827
19,1
3.556
17,0
126
Netto winst

. . . .
2.087
.14,0
3.155
95,1
151
Gewaardeerd loon

.
2.130
14,3
2.419
19,6
114
Economisch resul-
taat

………..
..
-43
—0,3
+
736
+
3.5

Aangezien het ,,economisch resultaat” vooral afhangt
van den post ,,gewaardeerd loon” en deze altijd een min of
meer arbitrair karakter draagt, kunnen wij, ondanks het
kleine deficit in 1989 en het, ten opzichte van den omzet,
niet groote positieve resultaat in 1942, de conclusie trekken,
dat de bruto winstmarge een juiste vergoeding geeft voor

1)
,,Onclerzoek naar de rentabiliteit van den detailhandel in
drogisterij-artikelen”, ‘s-Giavenhage 1944.
Deze titel is niet juist. Het object van het onderzoek was de ren-
tabiliteit van drogisterijen en niet van den detailhandel in drogisterij-
artikelen. Verpakte geneesmiddelen worden terecht of ten onrechte
in drogisterijen verkocht, zij het ook dikwijls In strijd met de wet op
de artsenhjbereidkunst van 1865, gewijzigd in 1919. Drogisterij-artikelen zijn het echter niet.

6 September 1944

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

455

de verkoopkosten. De verkoop van verpakte geneesmid-
kunnen wij krijgen door aan te nemen, dat de 5.958 erkende
delen neemt in de drogisterijen een zeer belangrijke plaats drogisterijen in 1942 een gemiddelden omzet hadden van
in. Zooals bekend, worden’ van deze artikelen de verkoop-
f 20.000.-. De omzet van verpakte geneesmiddelen zou prijzen door fabrikanten en importeurs vastgesteld en dan bedragen hebben f 44.840.000.- en van onverpakte
gelden deze prijzen algemeen, dus zoowel voor drogisten f 16.500.000.-. Het gaat hier dus om bedragen, die zich
als voor apothekers. in de omgeving van de 60 millioen gulden bevinden.
De populaire opt’atfing, dat de bruto vïnstmarge op de

Opgemerkt moet hier worden, dat ook buiten apotheken

oerpakte geneesnl iddelen in belangri.j
..
e mate de r’erkoop-

en drogisterijeh nog steeds geneesmiddelen verkrijgbaar zijn.

kosten
zou
overtreffen,
pindt in het gepubliceerde mate-

De toename van de omzetten van 1939 op 1942 heeft
riaal in het geheel
geen steun.

invloed gehad o.p den procentueelbn omvang van de ex-
Aan insiders, d.w.z. aan fabrikanten, groothandelaren, ploitatiekosten, zooals uit het volgende overzicht blijkt.

Exploitatie-ooerzicht in
%
pan den o’nzet oper
1939
en
1942.

Groep 1
Groep II
Groep III
Groei) IV
Groep V
Groep VI
Gro

TH
Gem. aant.

tot
.000.-

l
f

tto.000.-
t 15.000.
f20.000.-
f30.000.-
yefl
gevallen

t 5.000.-
tot
f10.000.-
tot
15.000.-
tot
f20.000.-
tot
f30.000.-
tot
f50.000.-
.

.-
107

122

11942
1939
1
1942
1
1939
11942
~93
9
1 1942
1939
1942

1939 1942
1939
1942
1939
1942

Offlzettefl

…………..

…….

100,0
100,0
1000
100,0
100,0
100,0
100,0
100,0
100,0
100,0
100,0
100.0
100,0
100,0
I505

100,0
11uur

en

water …………….

6,7
5,6
6,6
5,1
4,7
4,3
5,5 3,6
6,2
8,7 3,9
3,6
4,6
2,9
5,4
3,7
1,7 1,8
1,5
0,9
1,2
0,7
1,1
0,6
1,0
0,6
0,6
0,6
0,8
0,5
1,1
0,6
0,3

. .

2,0
0,7
0,4
0,7
0,7
0,3
0,3
0,3
0,3
0,4
0,3
0,2
0,1
.0,5
0,4
illeetriciteit,

gas,

brand ………
b’dboonmaken

……………..
0,6
0,4
0,4
0,3
0,4
0,2
0,4
0,3
0,3
0,2
0,1

0,3
0,2
0,1
0,3
0,3
Onderhoud

inventaris ………..
Assuranties

………………..
0,6
1,2
0,3
0,4
0,3
0,5
0,3
0,3
0,3
0,8
0,3
0,3
0,1
0,2
0,3
0,3
Betaalde

bonen

……………

.-
1,1
0,1
2,2
0,9 8,7 2,6
5,9
5,7
8,3
5,4 12,2
7,2 5,8
4,2
Sociale

lasten

……………..


0,1

0,2
0,1
0,5
0,4
0,4
0,8
0,4
0,8 0,5 0,8
0,3
0,6
Oinzetbélasting

……………

1,9

2,0

2,0

2,0

2,0

2,0

2,0

2,0
Overige zakelijke belastingen
0,2
0,2
0,1
0,3
0,1
0,7
0,1
0,7
0,1
1,1
0,2
1,0
0,1
1,0
0,1
0,9
0,4
0,4
0,4
0,3
0,3
0,3
0,4
0,3
0,4
0,8
0,4
0,3
0,3
0,4
0,4
0,3
Onderhoud

vervoermiddelen
0,1

0,2

0,3
0,1
0,2
0,1 0,2
0,2
0,1
0,1 0,2 0,1
0,2
0,1
1,0
0,8
0,9
0,8
0,7
0,8
0,7
0,6
0,6
0,6
0,4
0,4
0,4
0,4
0,6
0,6
0,3
0,3
0,4
0,3
0,4
0,4
0,6
0,4
0,5 0,5
0,6
0,5 0,5
0,3
0,5
0,4

Verpakkingsmateriaal ………..

0,6

0,9
0,1
0,9
0,2
0,9
0,3
0,8
0,2
1,0
0,2
1,2
0,3
0,9 0,2

Telefoon,

porti

……………..
Administratie

……………..

0,8
0,5
1,0
0,6 0,9 0,7
0,6
0,6
0,8 0,4
0,6
0,4
0,5
0,3
0,8 0,5
Reclame

…………………
Afschrijving

……………….
1,8
0,6
1,8 1,5
1,7
1,5
1,7
1,6
1,3
1,4
1,5
1,1
1,1
1,1
1,6
1,3
Interest

…………………..
Diversen
0,8
0;8 0,4
0,4
0,3
0,3
0,3
0,3
0,3
0,2 0,2
0,2
0,2 0,2
0,3
0,2

Totale

kosten

…………….

16,3
16,3
16,8
13,5
15,3
14,4
22,3
15,0
19,4
———
18,5
19,0
17,5

23,1
17,9
.19,1
1

16,6
Gewaardeerd loon

………….
.24,1
24,3
23,3
21,9 17,6
17,5
12,0
14,2
13,0 10,S
10,4
9,1
4,2
4,7
14,3
11,9

Totale kosten inclusief gewaar

deerd loon ………………..40,4

40,9

40,1

35,4

32,9

Bruto winst ………………..29,4

32,1

34,7

33,9

31,2

Negatief econ. resultaat
……..
..11,0

8,8

5,4

1,5

1,7
Positief econ. resultaat……….

.-

apothekers en drogisten, was dit natuurlijk volkomen be-
kend, maar thans blijkt het ook duidelijk voor buiten-
staanders.

Samenstelling pan den omzet.

De
samenstelling oan den omzet,
in procenten, volgens mededeeling ‘van de betrokkenen, was als volgt:

1989

1942
Verpakte geneesmiddelen ……………35

38
Losse chemicaliën voor
geneeskundige
doel-
einden

……………………….14

14
Verplegings- en verbandartikelen………13

16
Cosmetischë en toiletartikelen ……….14

15
Schoonmaakaï’tikelen ………………6

5
Verfwaren

………………………
5

1
Losse chemicaliën
voor
technisch
gebruik..
Levens- en genotmiddelen…………..5

4
Diversen

……………………….
,
4

3

100

100

In 1939 bestond dus de omzet van de drogisterijen voor
49
%
uit geneesmiddelen en in 1942 voor 52
%.
Houdt
men hier tevens in het oog, dat de totale omzet in 1942
41
%
grooter was dan in 1939, dan blijkt daaruit, dat de
omzet van geneesmiddelen in drogisterijen, zoowel absoluut
als relatief, sterk is toegenomen. Dit feit is des te belang-
rijker, omdat in 142 het Ziekenfondsenbesluit reeds van
kracht was. Wij moeten dan ook wel aannemen, dat ‘een
belangrijk deel, ook van de Ziekenfondsbevolking, zich nog
steeds buiten medisch advies van geneesmiddelen voorziet.
Wij volstaan met dit verschijnsel te constateeren, het
ligt niet op onzen weg dit hier te verklaren en te beoor-
deelen.
Een, zij het ook grove, schatting van den omzet van
verpakte en onverpakte geneesmiddelen in drogisterijen,

31,9 34,3 29,2 32,4 29,3 29,4 26,6 27,3 22,6 33,4 28,5

32,6 34,4 31,7 34,3 34,7 33,3 31,2 30,5
27,7 33,1 32,0

0,3

0,7

0,1

2,5

1,9

5,4

3,9

4,6

3,2

5,1

3,5

Deze staat is zeer leerzaam. Wij zien er in de eerste plaats
het verschil uit, dat een omzetverandering
op korten ter-

mijn,
ten
aanzieo van een omzetverandering
op langen
ternzijn,
met zich brengt. Wanneer de omzet stijgt,
zonder
dat men tot verhuizing overgaat, dalen de huur-
kosten
in
%
van
den omzet,
zooals
bij vergelijking tusschen
1939 en 1942 blijkt. Vergelijken
wij
evenwel bedrijven

in verschillende grootte-klassen, dan is zulk een daling van de huurkosten in ieder geval veel minder duidelijk.
Verschillende zgn. constante kosten blijken op den langen
duur meer het karakter van variabele kosten dan van
constante kosten te dragen.
Drogisterijbedrijven met een omzet van minder dan f 5.000.- geven aan den eigenaar een inkomen dat be-
neden de f 750.- ligt en zijn dus niet als zelfstandige be-
drijven bestaanbaar.
Bij omze’tten van f 5.000.- tot f 10.000.- zijn er nog
verschillende bedrijven, die den eigenaar een inkomen van
minder dan .f 1.000.- geven. Toch komen in deze groep
reeds verschillende bedrijven voor met een inkomen van
meer dan f 2.000.-. In deze groep komen dus reeds eco-
nomisch verantwoorde bedrijven voor.
In de groep met een omzet van f 10.000.- tot f 15.000.-komen reeds enkele bedrijven voor met een inkomen van
f 2.500.- en meer.
Hier hebben wij
een
oan de poornaamste
oorzaken waarom
de mannelijke apothekers-assistenten
Uit
de apotheken zijn

perdwenen en
ooergegaan naar
de drogisterij.

In de onderzochte gevallen bleek 86
%
van de dro-

gisten in het bezit van -een diploma te zijn en wel 46
%
in het bezit van het Drogistendiploma, 32
%
was apothe-
kers-assistent (ten onrechte spreekt het rapport van assis-

tent-apotheker), terwijl 8
%
in het bezit van beide diplo-
ma’s was.

11
456

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

6 September 1944
1

De rentabiliteit der bedrijoen.

De eerste oérlogsjaren wai’en voor de drogisten bijzonder
voordeelig. De ,,winkeldochters” konden voor een groot
deel worden geruimd. Floewel enkele belangrijke artikelen
(o.a. levertraan, eau de cologne, toiletzeepen, verfwaren)
uit den verkoop wegvielen, kon in 1942 van een algemeene
goederenschaarschte in deze branche niet worden gespro-

ken. De verkoop van zgn. versterkingsmiddelen en vita-
minepreparaten (het rapport spreekt op blz. 12 per abuis
van verpakte leoensmiddelen) is belangrijk toegenomen,.
terwijl uiteraard ook de prijsstijging op het omzetbedrag
van, invloed is geweest. Volgens mededeeling van de
drogisten namen in de tweede helft van 1943 de moeilijk-
heden om den voorraad goederen aan te vullen zeer toe,
zoodat de omzet in 1944 waarschijnlijk zal terugloopen.
De bruto winst was in 1942 gemiddeld 1 %.lager dan in 1939. In verland met de boeking van de
omzetbelasting
is het verschil feitelijk nog gooter. Immers in 1939 was
deze bela,sting op de factuur berekend en dus in het inkoops-
bedrag begrepen en ioodoénle van de bruto winst afge-
trokken. 1n1942 werd de omzetbelasting door den detail-list aan den fiscus betaald en is deze onder de exploitatie-
kosten opgenomen. In verband hiermede is het percentage
bruto winst in 1942 dus gemiddeld 3 % lager dan in 1939.
Deze teruggang van het percentage bruto winst• werd
o.a. veroorzaakt door:

het in 1942 wegvallen van de zgnr staffelkortingen (kortingen. bij het afnemen van grootere hoeveelheden),
daar in 1942, in tegenstelling tot 19door den fabrikant
of groothndelaar alleen kleine partijen tegelijk werden
geleverd;

de verhooging van de ingaande vrachten, daar vele kleine zendingen in verhouding meer vracht vergen, ter-
wijl bovendien de tarieven zijn verhoogd en vele firma’s,
die vroeger franco leverden, nu de porti door den geadre-
seerde laten betalen;

‘de sinds 1939 verhoogde inkoopsprijzeit, waarbij vel
de marge in geld gelijk is gebleven, maar in procenten
van den verlioopprijs is teruggeloopen.

Vergelijking bedrijfskapitaal in
199
en
1942.
(gemiddeld 107 gevallen).

1939
1942

o
In0
vart
0

In%
;i.t
o
pan”
Iii%

g
dens
ontzet
dens den
‘ir

Kus, back
giro
659,-
4,4 9,3
1175,-
5,6

,
15,4
178
Debiteuren
313,-
2,1
4,4
225,-
1

1
2,9
72
Goederen-
voorraad
5331,-
35,9 74,9
5626,-
26,8
73,8
106
Verpak-
kingsma-
teriaal
44,-
0,3 0,6
38,-
0,2
0,5
86
riansport-
21,-
0,1
0,3
15,-
0,1
0,2
71
rnidd.
Inventaris 1 751,-1
5,1
10,5
546,-.
2,6
7,2
73
rotaal
7119,-
47,9′
100,-
7625,-
36,6
100,0
107

Lrediteuren
1225,- .8,2


17,2
777,-
3,7
10,2
63
Le betalen
onkosten
50,-
0,3
0,7
174,-
0,8
2,3
348
lledi’ijfs-


kapitaal

1
58
1
.4,-1
39,4
82,1
6674,-
31,9
87,5
114
rotaal
71
19,

1
47,9

1100,0
17625,-I

36,4

.100,0
1
107

De
waardeering
van deze balansposten moet geheel voor
rekening van de verslaggevers blijven. Dit geldt meer in
het bijzondei’ voor de posten: goederenvoorraad; verpak-
kingsmateriaal, transortn

iiddelen en inventaris.Wij
nemen aan, dat deze posten hoofdzakelijk.van de fiscale
balans afkomstig zijn. ,

Uit den post bedrijfskapitaal is niet af,te leiden, in hoe-
verre dit uit eigen middelen dan wel dIs leei’iing op langen

termijn of van privé-crediteuren afkomstig is. Jammer
genoeg is hiernaar niet op het vragenformulier geïnfor-
meerd. –

Ondanks dit voorbehoud kan de balanspdsitie als gunstig
worden gequalificeerd. De handèlscrediteuren staan, in
verhouding tot den omzet,
1
niet hoog, nl. ongeveer ter
grootte van een maand omzet. In verband met de winst-
marge vormen de crediteuren ongeveer een bedrag van
ij
maand inkoopen.

De omloopsnelheid van de goederen is ongeveer 1,9 in
1939 en 2,4 in 1942 (gemeten naar den inkoop). De ver!

grooting van dan omzet is dus in hoofdzaak toe te schrijven
aan een vergrooting van den omloopsnelheid; gemidde]d
blijven de goederen thans korter tijd in den wiiikel. De
omzetduur van den goederenvoorraad wbs in 1939 gemiddeld
,± 28 weken en in 1942 ± 22 weken. Doordat dd vergroo-

ting van den omzet meer veroorzaakt is door een vei-groo-
ting van de omloopsnelheid dan door een vergrooting
van de bedrijfsoutillage, is het verklaard, waarom ver-
schillende kosten niet everfredig met den omzet zijn ge-
stegen. Het zijn dn ook voornamelijk de kosten, die ver-
.band’ houden met de bedrijfsoutillage, die niet of relatipf
minder gestegen zijn dan de omzet.
– Wij zien hier weer, welk een belangrijk verschil er is, of
een vergrooting van den omzet bereikt- wordt door een
grootere omloopsnelheid dan vel door een grootere edrijfs-
outillage. ‘ –

Bij het beantwoorden van de vraag, welken invloed een
vergroote omzet op de rentabiliteit heeft, wordt dikwijls
verzuimd op dit punt voldoende te letten.
In het gdval, dat hier onderzocht is, mogen wij aannemen,
dat de vergroote omloopsnelheid voornamelijk veroor-
zaakt is door een andere mentaliteit bij de afnemers; zoodra
ae oorlog afgeloopen is, moeten wij daarn weer een
sterke daling van de rentabiliteit verwachten.

De grootere winsten in de eerste oorlogsjaren hebben
daarom naar onze meening een tijdelijk karakter.

Ongu.nstige veranderingen in de kostenstruct uur.

In dit verband moet er nog op ‘vorden gewezen, dat er
enkele veranderingen in de kostenstructuur hebben plaats
gehad, die een ongunstigen invloed op de rentabiliteit
hebben, welke invloed hoogst waarschijnlijk öok na den
oorlog zal blijven bestaan.

Gewezen is reeds op de omzetbelasting, die ten laste van den detaillist is gekomen.

Wij kunhen verder nog de sterke stijging van de sociale lasten noemen. Deze bedroegen in 1939 5,2 % van de uit-
betaalde bonen en in 1942 14,3 %, dus bijia drie maal
zooveel. Ook de post ,,overige zakelijke belastingen” is
sterk gestegen.
S

Verder zal ei’ rekening mede moeten w’orden gehouden,

dat althans een deel van den goederenvoorraad na het einde
van den oorlog in een zeer snel tempo in waarde daalt. Wanneer wij dan ook uitsluitend letten op de resultaten,
in de eerste oorlogsjaren, dan krijgen wij een geflatteerd
beeld.

Coiclusia.

In het algemeen is de positie van de drogisterijen a]
vrij gunstig te beshouwen, dit blijkt zoowel bij een be-
schouwing van de expboitatieresultaten als bij, een onder-

zoek van de gemiddlde halansp.ositie. In de onderzohte
gevallen bleek de gerniddlde vestigingsduur
als eigenaar
vrij -hoog, te zijn. ‘Van 92 gevallen bedroeg deze:

– 1 .tot en met 10 jaar eigenaar 84 % van het aantal gevallen
11

tot en met 20 jaar eigenaar 30 % van «het aantal gevallen
21 tot en met 30 jaar eigenaar 17 % van het aantal gevallen 31 tot en met 40 jaar eigenaar 12 % van het aantal gevallen
41 tot en met 50 jaar eigenaar 7 % van het aantal gevallen

Voor den leeftijd van,de zaak zelf hebben bovenstaande
geg’evehs uiteraard geen waarde, daar veelal een hè-
staande zaak werd overgenomen. In.enkele gevallen was in
hetzelfde pand reeds sedert 100 tot 150 jaar ëen drogisterij
gevestigd.

6 September. 1944

.
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

Deze gegevens wijzen er o.i. op., dat reeds sedert zeer
langen tijd de drogisterij in een relatiQf gunstige positie
verkeerde. Opgemerkt moet worden, dat de aard van het
drogisterijbedrijf in de laatstedecennia een principiee1e
verandering heQft ondergaan. De oorsJronkeIijke hoofd-
producten, kruiden en verfwaren, werden meer &n meer
vervangen’ door verpakte geneesmiddelen. Zooals reeds
in een noot opgemerkt, kwam deze structuurverandering

tot stand tegen de uitdrukkelijke bewoordingen van de
Wet op de Artsenijbereidkunst in.
Met het opkomen van cle verpakte geneesmiddelen in de drogisterijen dreigde evenwel het gevaar van een on-
gelimiteerde uitbreiding van deze bedrijvQn.
De bekende saneëring van de drogisterij, welke met be
hulp van de fabrikanten cd groothafidelaren in pharmaceu-

tische producten tot stand kwam, had dan dok tot doel
deze ongelimiteerde vestiging tegen te gaan en daardoor
de reeds gevestigde bedrijven te beschermen. Voorzoover
men op grond van de gepubliceerde cijfers een ooddeel kan
verkrijgen, kan geconstateerd worden dat het doel van die
saneering door samenwerkin met fabrikanten en groot-
handelaren bereikt is. –
‘W. J.
V.
d. VOESTIJNE, ec.dis.

DE BETEEKENIS VAN DE BINNENSCHEEP-

VAART VOOR DE VOLKSHUISHOUDING.

liet artikel ,,Nederland’s beteekenis voor de internatio-
nale binnenscheepvaart” van Mr. W. H. Fockema Andreae
in ,,E.-S. B” van 26 Juli jl. geeft mij aanleiding tot de
volgende korte beschouwing.
In het tweede deel van zijn artikel onder ,,De interna-
tionale regelingen” bespreekt Mr. Fockema het groote
belang van den internationaal vrijen waterw’eg voor de
binnenscheepvaart en merkt dan hierbij ten opzichte van
dq toekomstige• ontwikkeling op:
,,Dat de beteekenis, welke ons land voor een zoodanigen
groei kan hebben, niet moet worden befiwloed in nade’eligen
zin dor een politiek can te beperkte isie in eigen land,
welke gericht zou zijn op het leggen can heffingen op de binnen-
eizart als Qergoecling coor het gebruik ean. de waterwegen
(cursiveering van mij), dan wel op het stellen van bep.en-
kende regelen, strijdende ,met den zin vqn het Rijnvalirt-
régime, zij zonder meer duidelijk. Het is voor ons land
gevaarlijk om in zaken, de hinnenscheepvaart betreffenle,
de dingen van de eigenlijke nationale, hinnepvaart te
belangrijk te achten; wij meenen, dat
vohr
‘ons in dit veld
het zwaartepunt beslist in het interniitonaTe ,ligt en dat
de gezondheid vin de nationalp innakvaart voor een
belangrijk deel afhangt van onze kansen buiten onze
grenzen’.”
lIet is m.i.
niet
zonder meer duidelijk, dat het leggen
van heffingen op de bidnenvaart als vergoeding voor het
gébruik van de ‘waterwegen van een te beperkte visie
getuigt; integendeel lijkt me dit in bepaalde gevallen juist
een blijk van een algemeen-economisch zuivere visie op de
bteekenis van de binnenvaart voor de volkshuishouding.
De bjnnèijvart is, algemeen-economisch bezien, niets
anders dan één dr diverse transportmogelijkheden, waar-
over ons land beschikt. De verplaatsende functie, die zij
verridht, verschilt jn haar heteekenis voor de maatschappij
in niets van dieer spoorweged of van het vervoer op den
weg Van algdrnéeti-ecoiiornisch stiindpurit ilu is verplaat-
sing van goederen nieetal slQcht,s voordeelig, indien de

goederen op de plaats van bestenimirig een hoogere waarde
vertegenw’oordig9n dan op de plaats van vertrek en ten-

minste de
transportkosten
door – het voordeelig waarde-verschil norden gecompenseerd. Dit principe is algemeen

bekend en behoeft geén

. iiéde’re toelichting.

1

lieruit yolgt, dat het algemeen-ecoiomisch juist gezien

is.;
indipn ok aan de binnenvaart de eiscli wordt gesteld,
diit ze dé totale transportkosten draagt en bij dezen toe-

stand rendabel is. Kan zij aan dezen eisch ‘niët voldoen
en berust haar rendabiliteit bijv. op ‘het feit, dat de Staat
groote bedragen uitgeeft voor kanalenaanleg, bevaarbaar-making van rivieren enz., terwijl de binnenvaart van-deze
waterwegen gratis gebruik kan maken, dan is het zeer
dubieus, of deze binnenvaai’t voor de volkshuishouding
een voordeel beteekent. De binnenvaart zal dan misschien
met de spoorwegen, die de lasten van eigen weg zelf moeten
– dragen, Idunnen concurreeren, maar deze concurrentie-
kracht baseert dan in feite op een staatssubsidie, waardoor
de binnenvaart van een groot deel der in wezen op haar
drukkende lasten wordt ontheven. Men kan toch moeilijk
de binnenvaa’t als een algemeen belang beschouwen iii
dien zin, dat alle leden der volkshuishouding van haar
diensten gebruik maken en .het per saldo geen verschil
maakt, of de Overheid de kosten van de waterwegen be-
taalt; dan wel, dat de afzonderlijke leden der maatschappij dit doen.
Uit liet voorgaande volgt, dat men, algemeen-econo-
misch beiien, juist handôlt, door van de binnenvaart te
verlangen, dat zij• alle lasten draagt, welke dp het door
haar te verzorgen vervoer drukken. Indien heffingen dienen om clezen toestand in het levente roepen, mag men daarom
zeker niet zonder meer beweren, dat invoering erian van
een te beperkte visie getuigt.
pe toepassing van het algemeene principe, dat elk ver-voor zijn eigen laten moet kunnen dragen, waarborgt mi:
ccii gecoördinee
.
i ontwikkeling van liet verkeer veel beter
dan cpn toestand, waai’bij dit principe bijv. wèl ten aanzien
van de spoorwegen
;
doch niét ten opzichte van de binnen-
vaart wordt gehuldigd. –
Voorzoover er natuurlijke waterwegen ahRwezig zijn,
die de volldslluishouding niets kosten, zou men geen hef-
fingen voor de binnenvaart.moeten verlangen of hoogstens
voorzooveri deze ivateivegen Qaderlloud vorderen en dan
nog slechts voorzooe’ dit onderhoud ten behoeve der
binnen’aart geschiedt. De kosten van aanleg van kanalen
echter zullen grootendleels dooi’ de binnenvaart gedragen
mqeten worden .Kaçi zij dit niet, dan

zal men er zich
rekenschap van moeten geven, dat zij slechts niet behulp
vad
overheidssubsidie
in stand wordt gehouden.
Een practisch geva], waai’bij liet hierboven besprokene
van groot belang was, heeft zich enkele jaren geleden in
Limburg voorgedaan. De bevaarbaarmaking van de Maas
voor de binnenvaart eischte hier aanleg van het Juliana-
kanaal. De aanleg kostte groote bedragen. IIt kanaal
wordt voor hen zeer groot deel gebruikt voor kolenvervoer.
De poorwegen konden met de binnenvaart in veel gevallen
niet meer concurreeren en moesten een groot deel •der
transporten aan de binnenvaart afstaan. –
De vraag, die hier voor de volkshuishouding Van crdï-
naal belang is, is nu deze: zou de binnenvaart, indien zij
de lasten van den waterweg moest dragen, kolen goed-
kopper kunnen vervoeren dan de spoorwegen? Deze vraag
‘moest bij het hésluit tot bevaarbaarmaking mede ccii groote
roFspelen. In hoeverre deze kwestie inderdaad bekeken is,
kunnen wç verdèr buiten beschouwing laten, daar het
project -thans redds hing is ui’tgeviierd. Kan men de ge-
– stelde vraag echter iiet bevostigend beantwoorden, dan
is het duidelijk, dat de bevaarbaarmaking van de Maas,
algemeen-eéonoinisch bezien, geen voordeel was. Zou liet
dan niet economischer zijn gmveest om de vervoercapaciteit
der spoorwegen intensiever te benutten en deze eventueel
te verhoogen? , –

We zullen thans nog even den invloed van het leggeji
van heffingen op de binnenvaart voor het
Fehruik
dci’
watalwegen bezien in verband met de internationale odt-
wikkeling van dezen tak van transport
Aanvaardt men het hiervoren, besproken pgincipe, dan
spi’aekt het vanzelf, dat dit in het binnenland zoowel voor
Nederlandsche als voor vreemde binnenvaarders toegepast
moet worden. De co
j
currentieverhoudigen worden dus
hierdoor voor de binnenvaarders onderling niet beïnvloed.

458

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

0 September 1944

Wordt in het buitenland het principe niet toegepast en
zijn de waterwegen daar dus niet alleen Vrij, maar tevens

kosteloos voor alle nationaliteiten, dan kan het gevolg
zijn, dat onze binnenscheepvaartvloot kleiner wordt,
doordat in het binnenland een gedeelte niet meer rendabel
blijkt en dus niet wordt vernieuwd, waardoor de beteekenis
van Nederland’s positie voor de internationale binnen-
scheepvaart kleiner kan worden. Een gedeelte der binnen-
vaarders immers, verleent zijn diensten zoowel in het binnen- als in het buitenland. Dat dit voor de binnen-
scheepvaart als zoodanig een nadeel beteekent, is duidelijk,
maar hiermee is nog niet aangetoond, dat dit voor onze
volkshuishouding als geheel een nadeel is.
Mr. Fockema wijst op de belangrijke deviezenbrengende

functie, die de internationaal werkende binnenvaart voor
ons kan bezitten. Voorzoover de instandhouding der bin-
nenvaartvloot echter berust op de omstandigheid, dat in
het binnenland niet slechts de Vrije, doch tevens de koste-
boze waterweg gehandhaafd wordt, moeten we niet ver-
geten, dat tegenover de deviezen, die de binnenvaart
oplevert, een verliespost in het binnenland staat, doordat
de Overheid groote uitgaven doet, niet in het algemeen, doch in het speciale binnenscheepvaartbelang. Eerst in-
dien men dan dezen laatsten post mede in rekening brengt,
zal men een iordeel kunnen vellen over de nationale be-
teekenis van onze positie in de internationale binnen-
scheepvaart.
De ideale toestand zou mi. die zijn, waarbij alle landen
het voren ontwikkelde principe toepassen.. Indien dan
tevens de waterwegen Vrij waren, zou de ontwikkeling
van de binnenscheepvaart zuiver afhankelijk zijn van
de economishe functie, die zij bij het goederenvervoer
in een land en tusschen de diverse landen verricht.
A. H. J. M. BERKX.

NAAMLOOZE VENNOOTSCHAPPEN IN 1943.

De bijvoegsels tot de Nederlandsche Staatscourant over
1943 bevatten de akten van oprichting van 113 (v.j. 121) naamlooze vennootschappen. Daaronder zijn niet begre-
pen de heroprichtingen van vennootschappen, welker
statutaire duur verstreken was. De kapitalisatie blijkt uit

het onderstaande staatje.

Geplaatst kapitaal
Aantal
Geplaatst van
N
.
V.
%
kapitaal
%
x £1.000
6

1-6

5.000
30
26,5 122
1,1
5.001-1

10.000
14
12,3
133
1,2
6

10.001-4

50.000
45
40
1.403,7
13,0
50.00t—f 100.000
7
6,1
580
5,3
100.001-4 250.000
11
9,9
2.206
20,2
6250.001-6 500.000
3
2,6
1.440
13,2
6 500.001 en hooger
3
2,6
5.015,8
46,0

113

100

10.900,5

100

Bij vergelijking met het staatje over 1942 ‘} valt in de eerste plaats de verhooging van het aandeel der grootste

vennootschappen op. 1942 bracht ons slechts één vennoot-
schap met een geplaatst kapitaal van meer dan een half

millioen gulden, nI. 1 550.000,—, terwijl thans door drie
dergelijke vennootschappen in totaal ruim vijf millioen
gulden geplaatst is. Een van deze drie is de bekende Rohte
& Jiskoot, welke onderneming in haar 55-jarige bestaan
niet minder dan vijf maal van rechtsvorm wisselde, de
beide anderen zijn nieuwe ondernemingen, een verzekering-
maatschappij met een geplaatst kapitaal van 1 500.800,—,
en een lederhandel met een geplaatst kapitaal van 3 mii-lioen gulden. Ten aanzien van ten minste een der oprich-
ters van laatstbedoelde maatschappij is het vermoeden
gerechtvaardigd, dat hij niet voor eigen rekening handelde;
de commissarissen zijn allen in Duitschland woonachtig.
Ik heb ter wille van de conformiteit met de cijfers in

‘)
,,Naarnlooze Vennootschappen in 1942″ in ,,E.-S. B.” van Juni
1943, blz. 221.

B.” 1943, blz. 221, en in ,,de Naamlooze Vennoot-
schap” XVI, blz. 225, de groepen telkens laten sluiten
met liet ronde cijfer. Zou echter op den duur een minimum-
bedrag voor het geplaatste kapitaal wettelijk vereischt

worden, dan zal dit waarschijnlijk op het ronde cijfer ge-
steld worden, met andere woorden, men zal niet eischen een
kapitaal van meer dan 1 50.000,— of van meer dan
f 100.000,—,dochvanf50.000,— of meer of van f100.000,-
of meer. Welk effect dit zou hebben, moge hieruit blijken,
dat van de 113 nieuw opgerichte naamlooze vennootschap-
pen 32 een geplaatst kapitaal van f 50.000,— of meer, 20
een geplaatst kapitaal van f 100.000,— of meer hadden.
Het blijkt dus wel, dat de kleine naamlooze vennootschap,

ondanks de fiscale nadeelen, nog steeds groote aantrek-
kingskracht heeft en nog in een behoefte voorziet.
Ook dit jaar kan weer geconstateerd worden, dat de
beruchte kleine bouwmaatschappijtjes, welke in serie
plachten te worden opgericht, nagenoeg niet meer voor-komen; of de oorzaak daarvan te zoeken is in een afkeer
der bouwondernemers van dezen rechtsvorm, dan wel in
het stilliggen van het bouwbedrijf, zal eerst na herleving
van de bouwnijverheid kunnen blijken. Wanneer men ziet,
dat van de 30 vennootschappen met een geplaatst kapitaal
van f 5.000,— of minder 9 de exploitatie van onroerend
goed ten doel hebben, bestaat er aanleiding op dit punt
niet al te gerust te zijn.
FIet aantal oprichtingen is zoo klein geworden, dat reeds
enkele oprichtingen de percentages van een groep belang

rijk doen wijzigen; het zou onjuist zijn daaraan conclusies
te verbinden. Vermeld moge worden de activiteit van de
Nederlandsche Oost-Compagnie, welke medewerkte tot de
oprichting van zes andere naamlooze vennootschappen met
een geplaatst kapitaal van tezamen f 770.000,—, waarin
de Oost-Compagnie voor f 402.000,— deelnam.
De statutenwijzigingen geven tot beschouwingen van
economischen aard weinig aanleiding; men vindt er de
neiging tot fusioneering in het hypotheekbankbedrijf ,in
weerspiegeld, terwijl uitbreidingen van kapitaal van ver-
zekeringmaatschappijen de vergrooting van de eigen Ne-

derlandsche assurantiemarkt, welke ook uit een tweetal
oprichtingen blijkt, in het licht stellen. De omzetting van een wijnhandel in een vennootschap, welke zich ten doel
stelt economisch bedrijfsonderzoek en het optreden als

trust, wekt eenige bevreemding.
Mr. A. SCHADEE.

MOGELIJKHEDEN VOOR HET

BRITSCH-INDISCHE BEDRIJFSLEVEN.

-In een voorgaande uiteenzetting werd aandacht besteed
aan den huidigen stand en de toekomstmogelijkheden
van de Britsch-Indische industrie, speciaal van de metaal-
nijverheid. In dit verband werden enkele punten van het
15-jaren plan, het zgn. ,,Bombay Plan of National Deve-

lopment” genoemd
1).
In het volgende zal getracht worden
nog enkele aspecten voor de industrieele ontwikkeling van

Britsch-Indie in beschouwing te nemen in het licht van
recente plannen en onderzoekingen op dit gebied.

Industiialisatie-plannen.

De verschillende plannen, die in den afgeloopen tijd zijn
gepubliceerd, kunnen van hier uit niet alle op de juiste waarde worden geschat, daar de volledige teksten niet
ter beschikking staan. Over de meesten werd hier te lande
zelfs niet meer bekend dan een persbericht van enkele
regels. Voorzoover kan worden nagegaan, komen het meest
voor uitvoering in aanmerking het Bombay-Plan en een
aantal samenhangende plannen, opgesteld door de centrale
regeering. 1-Jet eerste plan is een veel, zoo niet alles, omvat-
tend project voor het geheele Britsch-Indische maatschap-

‘) ,,Economlsch-Statistische Berichten” van 10 Mei 1944.

6 September 1944

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

459

pelijke verkeer, opgesteld onder leiding van den industrieel
Tata. De regeeringsplannen liggen meer op het gebied
van publieke werken en verkeer, de typische overheids-
investeeringen, zoodat beide sQorten projecten elkaar
aanvullen
2).

Van de overige plannen, die andere initiatiefnemers
hadden dan bovengenoemde, kunnen volledigheidshalve
de volgende worden opgesomd, vooral omdat de mogelijk-
heid bestaat, dat een- deel ervan een plaats in het groote
geheel zal krijgen, of althans naar deze’of gene zijde invloed
zal uitoefenen op de wijze, duur en intensiteit van de
uitwerking der in aanmerking komende projecten.
Vooreerst kan dan genoemd worden het ,,Peoples Plan”
van de ,,Moslem League”
3).
Deze politieke partij gaat
ervan uit, dat de productiemiddelen dienen gesocialiseerd
te worden. De ,,Moslem League” gaf aan de ,,Indian
Federation of Labour” opdracht het plan op te stellen, waarvan hier alleen bekend is, dat het in 10 jaar moet
worden uitgevoerd en een bedrag van 15.000 crores (150
milliard rupees of ruim £ 11 miljard) vordert.
Van de particuliere plannen kunnen genoemd worden
de voorstellen van den chef-ingenieur van de Indische
Spoorwegen, behelzende het oprichten van zink-, lood- en
tinsmelterijen; plannen om tot de productie van bauxiet,
aluminium en magnesiet te komen en het plan van het’
,,Bombay Centre of the Institution of Engeneers” betref-
fende de electrificeering van Britsch-Indië
4).

Mijnbourvpolitiek.

Belangrijke aanwijzingen voor de toekomst bevat een
kort geleden door de ,,Geological, Mining and Metallur-gical Society of India” uitgegeven verzamelwerk, dat op
het gebied, dat deze vereeniging bestrijkt, de meening weer-
geeft van een aantal vooraanstaande Britsch-Indische
deskundigen. Van de artikelen, die in dit kader van belang
zijn, kan het volgende worden aangehaald
6).

Prof. N. N. Chatterjee (Hoogleeraar in de Geologie aan de Universiteit van Calcutta) schrijft over de toekomstige
rnijnbouwpolitiek
en eindigt zijn betoog met een aantal
conclusies, welke als volgt luiden.
Het ligt op den weg van de Overheid de exploitatie
van de kolen- en ertsmijnen met kracht ter hand te nemen.
Uiteraard moet hierbij de noodige voorzichtigheid in acht
worden genomen om een uitputting op korten termijn
door roofbouw te voorkomen.
Het leidend beginsel hij de mijnbouwpolitiek moet
zijn: de welvaart van Britsch-Indië en de beoordeeling van den toestand aan de hand van de voorraden.
Door de ,,Board of Scientificand Industrial Research”
zou de exploitatie en de arbeidsverdeeling moeten geschie-den, terwijl deze ook een voortdurende contrôle zou moeten
uitoefenen. Er zouden twee instanties als onderdeel van
genoemde instelling moeten worden opgericht: een ,,Fuel
Research Board” en een ,,Mineral Research Board”.
Het is niet aan te bevelen,, alle ertsvindplaatsen in staatsexploitatie te nemen, maar wel ‘zou de Staat waar-
borgen moeten scheppen, waardoor een toezicht op de
mijnen en een eventueel ingrijpen mogelijk wordt.
De Overheid behoort tegen unfaire concurrentie van
het buitenland de noodige maatregelen te nemen.
Het zou aanbeveling verdienen, na te gaan, in hoe-
verre de prijzen van de ertsen en de brandstoffen verlaagd
zouden kunnen worden.
De uitvoer van mineralen zou zoo onaantrekkelijk
mogelijk moeten worden gemaakt.
In het belang van den mijnbouw zou een op juiste
grondslagen opgebouwde permanente Centrale Markt-
commissie in het leven moeten worden geroepen.
Het mijnbouwrecht van de Britsch-Indische pro-

‘)
,,Bankwirtschaft” van 15 Juli
1944.
‘) ,,Nachrichten für Aussenhandel” van 15 Juni 1944
‘) ,,Europakabel” van 23 Juni 1944.
1)
,,N. t. A.” van 6 en 11 April en 9 Mei 1944.

vincies en van de Britsch-Indische Vorstenlanden behoort
te worden gemoderniseerd en geünificeerd voor geheel
Britsch-Indië.
De lioentierechten en andere retributies, die op de
ontginning rusten, zouden zoodanig moeten worden vast-
gesteld, dat de mijnbouwexploitatie erdoor wordt aange-
moedigd, vooral wat de terhandneming van Indische
zijde betreft.
De
steenkool
staat onder de ertsen en mineralen op een der eerste plaatsen in Britsch-Indië. Wat de huidige ont-
ginning betreft, staat Britsch-Indië op de tweede plaats
in het Britsch Empire en -op de negende plaats van alle
wereldproducenten. In het verzamelwerk schrijft hierover
o.a. de chemicus Jhaverilal K., Dholakia. Voor de ijzer-
productie is cokes noodig, waprvoor kolen van goede
kwaliteit moeten worden gebruikt. De tot nu toe ontsloten
voorraden bevatten echter deze goede soorten slechts in
beperkte verhouding. Voordat men dus kan overgaan tot
het maken van plannen voor de uitbreiding van de ijzer-industrie, zal men eerst moeten nagaan, hoe tot een ver-
hooging van de productie van goede kolen kan worden
gekomen, waartoe weer uitgbreide geologische onder-
zoekingen noodig zullen zijn. In den tusschentijd zal men
zeer spaarzaam met de betere soorten moeten omgaan.
Behalve de ijzerindustrie zal ook de chemische industrie meer dan thans de steenkool als basis kunnen gebruiken.
Tegenwoordig zijn er slechts weinig Britsch-Indische be-
drijven, die meer dan vier chemische producten als neven-
product van de cokes produceeren. Dit zal moeten worden
uitgebreid tot andere chemische producten, zooals dat in
Amerikaansche en Europeesche bedrijven geschiedt. Ver-
der wijst Dholakia erop, dat op sommige trajecten in de
Vereenigde Staten de locomotieven gestookt worden met
een poedervormige brandstof, welke uit kolen van mindere
kwaliteit wordt vervaardigd. Ook de productie van benzol en vele andere producten moet ter hand worden genomen,
waartoe een groot aantal chemici aan het werk moet
worden gezet.
Sedert Dholakia deze uiteenzetting schreef, heeft door
den dwang der omstandigheden reeds

een ontwikkeling
in de door hem gewenschte richting plaats gevonden. Het
vakblad ,,Iron and Goal Trade’s Review” deelde nI. mede,
dat gedurende de oorlogsjaren de productie tot het drie-
voudige is gestegen. Dit geldt vooral voor steenkoolteer,
terwijl een aantal chemicaliën, dat vroeger werd geïmpor-
teerd, thans in voldoende mate in Britsch-Indië op steen-
koolbasis wordt geproduceerd
6).
De directeur van het Geologisch Instituut te Mysore,
B. Rama Rao, bespreekt de door hem gewenschte
mijnbouw-
politiek Qan de Ooerheid.
De tot dusver passieve houding
zal moeten plaats maken voor een doelbewuste stimuleering
en activeering eenerzijds en zelfstandig ter hand nemen
van de productie (waar dit noodzakelijk is) anderzijds. Dit
zou kunnen geschieden door het stichten van een net van
geologische diensten en adviescommissies, gevormd door
technici uit het bedrijfsleven. Het onderzoekingswerk moet worden gecentraliseerd.
Een onderdeel van de mijnbouwpolitiek zal moeten zijn,
de ongeveer 100 soorten mineralen zoo weinig mogelijk
onbewerkt te exporteeren. Tot dusver werden behalve
ijzererts en bauxiet bijna a]Je ertsen uitgevoerd, zonder
voorafgaande bewerking of aanwending in het binnenland.

Andere regeeringsprojecten.

Door de Britsch-Indische centrale regeering is, behalve
het ,,vijfjarenplan”, dat vooral op de uitbreiding van het
verkeersnet betrekking heeft, ook een aantal andere pro-
jecten uitgewerkt. Ter gelegenheid van het uitspreken
van de jongste begrootingsrede door Sir Jeremy Raisman,
werd bekend gemaakt, dat een bedrag van £ 750.000 was
uitgetrokken voor researchwerkzaamheden, welke door

‘)
,,Hamburger Fremdenhialt” van 14 Juli 1944.

460

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

6 September 1944

de nieuw opgerichte ,Boarct of. SclentifIc and industrial
Research’ zullen worden uitgevoerd. liet Tata-concern, dat, zooals men weet, al deze werkzaamheden ten bate
van Britsch-Indië steunt, heeft voor dale onderzoekingen. een bijdrage van 2 millioen rupees ( 150.000) gegeven
7
).

Daarna heeft de Vice-Koning besloten, een ,,Department
of Planning and Development” in te stellen, waarvan tot
directeur werd benoemd Sir Ardeshir Dalal, één der op:

stellers van het Bombay-Plan. Ddze is van 1908 tot 1931
ambtenaar geweest en was sedertcjien directeur van de
TISCO (,,Tata Iron and ‘Steel (.ompany”).
Het vijfjarenplan ‘hoopt men eind’ 1944 uitgewerkt t
hebben en in het budgetjaar 1047/1948 ten deele tot uit-
voering te brengen. De kosten voor dit plan hoopt men te
vinden in een successiebelasting op vermogens buiten
landbouwgronden. Pér ja’r hoopt men’door de provincies
en vorstendommen op deze wijze 1.000 crores ( 750 mii-lioen) voor ‘wderopJouw- en ontwikkeiingsdoeieindrn ter

beschikking te krijgen. –
Volgens Minister Raniasvami Mudalia, hoopt de regee ring in de eerstkomende twee of drie jaar de electriciteits-
voorziening met 50 % t’e doen stijgen. Volgens het plan
zdii Britsch-Indië binnen 7 of 8 jaar zooveel electriciteit.

pxoduceeren, als de dan

gereedgekomen industrialisatie-

pmojecten noodig zullen maken
8).

‘Verder kunnen worden genoemd een. onderzoek naar de

m’pgelijkheden van de
terrelindust,’ie,
opgedragen aan de

,,’Indian Textïle Controil Bo4rd”, cumuleerend in een plan
ter standaardisatie en prijsvaststelling van katoenen export-
aitikelen, en een onderzoek door de ,,Textile Advisory
B’oard”, teneinde na te gaan hoe de regeeririg een textiel-
uitvoerend lichaam zou kunnen oprichten, en tenslotte
een plan van de Birla Bros, in opdracht van de regeering,
om tot de oprichting van een kunstzijde-industrie te
komen. Plannen zijn er dus in overvloed.

Verkeerspolitiek.

Iiet.veikeersplan van: de regeering, dat onder leidieg
van den hoofdingenieurVesugar is uifgewerkt, zal inver-
schiliende étappes worden uitgevoerd. ligt omvat een we-
gennet van in totaal 40Q.000 niijlen, welke in 20 jaar zullen
worden aangelegd
0).
Op het plan voor, de uitbreiding van

het telegraaf- en telefoonnet van resp. 184.000 ‘en 225.000
km werd reeds gewezen
10).
De ,,Indian State Railvays”
hebben een plan voor 7 jaren opgesteld, dat tevens den
bouw van locomotieven omvat: Bovendien zal echter een
deel van het, materiaal worden ingevoerd, behalve rails,
de waarschijnlijk geheel door Britsch-Indië .geeyerd kun-
n,en worden. De ,,Canadian Pacific Raijway tompany”
lcmeeg de contrôle o»er een der, g’èrste orders van Indië aan
Canada. Zij gaf opdracht aan Canadeesche bedrijven
tot de verv5ardiging van 145 locomotieven, eVenals
van ketels, assen enz. Hbewgl hierover geën positieve
gegevens ter beschikking.staan, is het niet onwaarschijn-
lijk, dat ook in andere landen orders door cle ,,Irmdian
State Railways” zijn geplaatst.. Dit volgt reeds pit .de
gdstegen resultclten van het goedérenverkeer in 1942/43
tegenover de ‘voorgaande jaren. Op de breedspoorbahen
ném het verkèer gerekend naar ton/mijlen met 23’%
en op de 1 m bFéede sporen met ii % toe. In totaal

be,droeg. het , vervr
35
,
in het vorig verslagjaar 27.6

millioen, ton/mijleki. flet aantal in gebruik zijnde wagons nam af, doordat een deél naar ‘Midden-Oosten werd over-
gihracht en een ander deel steeds voor militaire doeleinden

t?r beschikking moest blijven
11).

lIet Departement voor Post- en Vliegwezen heeft aan
de regeering een vijfjarenplan voorgelegd, waarin een lucht-
net van10.500 mijl wordt voorgesteld. Per jaar zou, volgens

) ,,N. t.
A.”
van 6
‘April
en ’15 Juni ‘1944.
van 10 Augustus 1944.
‘) Vgl. noot 4.
O)
Vgl, nood 1.
“)
,,N. t.

‘ van 19 en 20 April 1944.

dit plan 7,5 millioen mijl worden gevld’gen, hetgeeh ee’n

vervijfvoudiging. ten opiclite van den vooroorlogschen
toestand zôU beteekenen. De tarieven’ van het passagiers-
verkeer zouden ongeveer 3 ‘annas .per mijl bedragen,
waardoor de kosten voor het vliegverkeer niet veel hooger
zouden zijn dan den .passagiersprijs per spoor die thans
voor de iste klasie tusscheni 1,95 en 2,45 annas per mijl
bedraagt. Van ht vijfde, jaar af zou het geprojecteerde
luchtnetrendabel zijn. De vraag, of dit plan van overheids-
wege of door particuliere ondernemingen moet worden
uitgevoerd, is opengelaten. lIet luchtnet zal niet alleçn de –
belangi’ijkste centra van Britsch-Indië met elkaaf moeten

verbindén, doch ook Ceylon, Rangoon, Coloi’ibo, Kaboet,
Tsj oenki ng en Afghanistan
12).

Ook kan nog worden gewezen op een rapport van de
Transportcommissie van het Departmermt’of Planning and
Development betreffende de verkeerspolitiek, waarin ook
aandacht wordt besteed aan de verhouding .tusscl1en de ‘verschillende wijzen van transport
13).
Reeds Werd door

de betreffende instanties regelend opgetreden ten aanzien
van het autoverkeer, doordat nl. richtlijnen werden ver-
strekt betreffende de toewijzing van’ de uiteraard schaar-
sche auto’s en in Verband daarmee de prijzen en de winst-
marges van den handel
14).

De financieele achtergrond.

De regeerinplannen zullen uiteraard, – zooais hier
boven bij enkele projecten reeds werd opgemerkt – uit
_de te heffen belastingen worden gefinancierd. liet is tg
verwachten, dat de belastingen zullen stijgen, naarmate
de welvaart toeneemt.
In het’ Bombay-Plan zijn uitvoerig de middelen beschre-
ven, waaruit het gefinancierd zal worden. De totiie som
van het plan is berekend op basis van de prijzen tusschen
1931 en 1939. Na den oorlog zal daarom een grootere som
noodig zijn. Dit bedrag hoopt men te.vinden in besparingen
in iliet binnenland, de pondenvordering op Engeland en
voderingen. op andere landen, buitenlandsche leeningen
en
1
nieuw geld: ,,created money”. Dit ,,created m.oney”
zou ongeveor één derde van de totale plansom’ uitmaken,
doch later – in het vijfde jaar. – tot 50 % stijgen
15).

Voordat nadere bijzonderheden omtrent het plan bekend
waren, oefende de Engelsche ,,Ecorion3ist” critiek op het
plan uit, vooral omdat .hét blad meende, dat het niet ,zou kunnen worden uitgevoerd, zomider tot inflatie te leidep.
Later echter, toen de yôl1elige tekst in Londen bekend
werd, trok de ,,Ecönomist” deze critiek in
16).

rr
er
bestrijding van de irtflatie. was reeds eenigen tijd

een emissieverbod uitgevâ,ardigd. ‘it’.vp,rbod is,begin Mei
van dit jaar opgeheven, zoowel voor emissïes, die van
direct belang zijn, als voor degenen, die allgen.’voor den na-
oorlogschen tijd bedoeld zijn.’ Voorwaarde is ‘evenwel,, dat
‘in het laatste geval (le middelen in staatspapieren worden
belegd. De Overheid garandeert de onmiddellijkeuitbe-
taling, wanneer zulks noodig mocht worden 17).

De huidige financieele capaciteit blijkt wel uit een ver-
klaring van minister Amery in het Engelsche Lagerhuis,
wagrbij erd medegedeeld, dat Britsch-lndië tot dusver
ongeveer £ 600
,
millioen voor de Engelsche oorlogsvoering

ter beschikking heeft gesteld en thans’per jaar ongeveef
£ 225 million. Bo,v,endiei’i betaalt Britsch-Indië de soldij
van de momenteel in B’ritsch-Indië gestationneerde troe-
pen, terWijl het voorts de, kosten van het aanleggen van
vliegvelden,’ van militaire iimstallities en van het bouwen
van een Indische vloot voor’cijn, rekening neemt’
8
).
Na betaling van de wederzijdshe schulden neemt boven-‘

“)
,,1ainburger Fremdenbiati” (Aus1ihdausgabc) ‘ vali 16 Mei 1944 en ,,N,f.A.” van 30 Jnni 1944.

“)
VgI. noot 4
“)
,,Europapress” van 3 Mei 1944.
“) VgI. noot 2.


I)
Vgl. nood 4.
“) A,N.P.-bericht van 22 Mei 1944.
“) ANP-bericht van 12 Juni 1944.

6 September 1944

ECONOMISCH-ST4TISTISCHE BERICHTEN

461

dien de vordering van Britsch-Indië op Engeland geregeld
toe
17).

Augustus 1939 . .. . £ 52 miljoen
Juni
1943
….
500
Februari
1944
……
570
Maart
1944
……
654
Mei
1944
….
737

In totaal betaalde Engeland sedeit 1939 reeds £ 360 ‘millioen terug. Er moet bij deze cijfers echter worden
bedacht, dat de waarde van de vordering hier volgens een theoretischen koers is berekend, welke te hoog is voor de
huidige omstandigheden. De zilverprijs was bijv. in Bom-
bay 61 d per ounce tegen 23,5 d in Londen, terwijl de
goudprijs 14 £ tegen 8/8 bedroeg. Ook dit is echter geen
juiste maatstaf voor de werkelijke verhouding, daar er
ook andere redenen (o.a. speculatie).voor de hoogere goud-
en zilverprijzen zijn. Na den oorlog zal in ieder geval de vastiegging van de pariteit een punt van belang zijn. Dat
Britsch-Iidië dit ook inziet, blijkt o.a. uit de belangstelling,
welke voor de internationale valutaplannen bestaat. Prof.
T.K.R.V. RaO, hoogleeraar aan de Universiteit te Deli,
schreef over dit onderwerp een boek ,,Indië en de inter-
nationale valutaplannen”, waarin hij het Britsch-Indische
standpunt in de volgende drie punten omschrijft: 1. de
vrijheid om een elastische deviezenpolitiek te mogen vol-
gen; 2. de toepassing van beschermende tarieven ter ver-
haasting van de industrieele ontwikkeling en 3. een snelle
en doelbewuste liquidatie van de pondenvordering.
Bij de valutaconferentie te Bretton-Woods was de Britsch-
Indische minister van Financiën dan ook aanwezig. Hier-
bij is wel gebleken, dat ook van Amerikaansche zijde sterke
belangstelling voor de ontwikkeling in Britsch-Indië be-
staat, die waarschijnlijk niet bij de houding van toeschou-wer zal willen blijven
19)

1. KORTENHORST.

“) ,,Europapres” van
11
Augustus 1944.

ONTVANGEN BOEKEN.

Het bankwezen in Nederland,
door J. H. Wijnand.
(Amsterdam 1944; N.V. Ned. Uitgeverij Opbouw,
88 blz.).

Voor hen, die de formeele wijzigingen, die zich in het
Nederlandschë bankwezen tijdens den oorlog hebben vol-
trokken, wenschen bijeen te hebben, is dit boekje-‘uitert
practisch.

Immers, zoowel het nieuwe Statuut van De Nederland-
sche Bank als de ,,Beschikking van de Organisatie-Com-
missie betreffende de Organisatie van het bankwezen” en
het ,,Bankbesluit” vindt men er volledig in weergegeven.
1-let Statuut en het Bankbesluit worden bovendien van
commentaar voorzien. Voorts treft men een summiere
beschrijving aan over den bankstaat en de ,,grootbanken”
in oorlogstijd.

Een hoofdstuk over de Amsterdamsche Wisselbank, dat geen verband houdt met hetgeen volgt, gaat .vooraf. Daar
naast staat een beschrijving van het particuliere bankwe-

zen, welke zich practisch beperkt tot een opsomming van
vestigingsplaatsen en kapitaalsuitbreidingen der groote
banken.

Hoewel dit vlot geschreven boekje voor hen, die zich
over de laatste ontwikkeling van het banlçwezen wenschen
te oriënteeren verdiensten heeft, moet de titel te weidsch
worden geacht.

Bijdragen tot de taal-, ‘land- en c’olkenkinde van Neder-
landsch-Indië,
deel 102. Uitgegeven door het Kon.
Instituut voor de Taal-, Land- en Volkenkunde van
Nederlandsch-Indië. (‘s-Gravenhage 194; Mart. Nij-
hoff, 204 blz.).

Economische opstellen.
Aangeboden aan Prof. Mr. F. de
Vries, ter gelegenheid van zijn 25-jarig ambtsjubileum
als Hoogleeraar in de Economie op 14 Juni 1943
(Flaarlem 1944; De Erven F. Bohn N.V. 160 blz.).

Brand en ontploffing, en de aansprakelijkheid tan den
brandoerzekeraar,
door Dr. P. D. Pestman. No. 1 vnn
Moorman’s Verzekeringsbibliotheek. (Den II aag
1944; Moorman’s Periodieke Pers, 170 blz.).

OVERHEIDSMAATREGELEN OP

ECONOMISCH GEBIED

ALGEMEEN HANDEL EN NIJVERHEID.

Handel.
Verkoopverbod voor rubber conservênglas-
ringen. Nadere regeling van den handel in voederaardappe-
len en van den handel in, de aflevering, het vervoer en/of
de vervaardiging van borstelwerk, penseelen, kwasten,
kurk, glas, keramiek en houtproducten. Verbod tot het
verhandelen van bonvrije puddingpoeder. Instelling van
een leveringsplicht voor vlakgias. Beperking van den
handel in kantoormeubelen. (E.V. 1944, Nos 23, 24, 25
en 26; blz. 593, 618, 641, 644 en 665).
Industrie.
Verbod voor het verbruik van papiertouw
voor andere doeleinden dn -emballage. Oprichting van de
,,Stichting voor industrieele vestiging” onder bestuur van
den Gemachtigde voor industrieele verplaatsing. Vervaar-
digingsbeperkingen ten aanzien van roteerende compres-sors, sterdriehoekschakelaars en turboverdichters. iVijzi-
ging in de regeling van de vervaardiging van meubelbeslag. (E.V. 1944, Nos 23, 25 en 26; blz. 586, 642 en 667).
In- en uitvoer. Mededeeling van Duitsche zijde inzake
contrôle op den goederenuitvoer naar Duitschland. (E.V.
1944, No. 25; blz. 640).
Organisatie van het bediijfsloven.
Mededeeling inzake
afbakening van het arbeidsterrein der vakgroepen van de
Bedrijfsgroep groothandel. Wijzigingen in de instellings-
beschikkingen van de gewestelijke en plaatselijke afdeeling
der bedrijfshoreca. Opheffing van de vakgroep Groothandel
in auto- en motorbanden en instelling van een nieuwe vakgroep Groothandel in auto- en motoronderdeelen,
-toebehooren en -banden. Instelling van een.sectie Groot-
handel in kunstieder. (E.V. 1944, Nos 24, 25 en 26; blz.
617, 620, 644 en 669).
Papier.
Wijziging en uitbreiding van de papierbesparings-
voorschriften. Nadere bepalingen inzake den handel in en
het gebruik van papier en grafische machines. (E.V. 1944,
No. 25; blz. 641).
Prijsregelingen. Nadere prijsvoorschriften met betrek-
king tot verzoetingsmiddelen, de huur van handwagens,
maximumprijzen voor bloempotten, vaste brandstoffen uit
Limburgsche mijnen, borstelwerk, terugbetaling van statie-
geld, crêpe closetpapier, wijziging der prijzenbeschikking
voor binnenvaartuigen, prijzenverordeningen voor knollen
van lelies en dahlia’s en voor bladriet en ruigt. Uitvoerings-
voorschrift ten aanzien van de prijsaanduiding van gebak,
koekjes en suikerwerk, wijziging in de prijsvaststelling van
limonadegazeuse, prijsvoorschrift ten aanzien van de
calculatie van meubelreparatie. Intrekking van versçhil-
lende prijzenbeschikkingen voor plantsjalotten, voor
bosch- en haagplantsoenen, voor dorschtarievenbeschik-
king, van de prijsregeling voor aardappelmeel van de
oogsten 1940 en 1941 van de prijsbeschikkingen voor jam
en voor cichorei en witlofwortelen van den oogst 1941.
(E.V. 1944, Nos 23, 24, 25 en 26; blz. 590, 593, 596, 618,
643, 644, 647, 649, 665, 670, 673 en 674)’.

LANDBOUW EN VOEDSELVOORZIENING.

Fruitteelt.
Voorschriften inzake registratie van de fruit-
teelt. (E.V. 1944, No. 25; blz. 649).
Landbouw.
Wijziging van het systeem van verplichte
levering van granen, zaden en peulvruchten, waarbij i.p.v.

482

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

6 September 1944
op dorschcontrôle op oogstramingen de in te leveren hoe-
veelheid wordt bepaald. Wijziging van het inventarisa-
tiebesluit voedselvoorziening inzake den tuinbouw. Rege
ling betreffende de inlevering van gras-, klaver- en lucerne-
meel. Richtlijnen inzake het verplicht scheuren van
50.000 ha grasland voor. den oogst 1945. (E.V. 1944, Nos.
24, 25 en 26; blz. 622, 649 en 674).

Vee. Nadere mededeelingen inzake het houden van
varkens. Bekendmaking inzake den handel in schapen.
(E.V. 1944, Nos. 25 e11 26; blz. 650 en 670).

Voedselvoorziening.

Voorschriften inzake de samen-

stelling van bloem en meel. (E.V. 1944, No. 24; blz. 616).

Zaden.
Regeling van de aflevering en den handel in
tuinbouwzaden. (E.V. 1944, No. 23; .blz. 593). –

Zuivel. Publicatie van eischen inzake de bedrijfsinrich-
ting voor ondernemingen, die bij de vakgroep Kaasindus-
trie, sectie smeer- en korstlooze kaas, zijn aangesloten.
Aanvulling van het Besluit vaste melkproducten, o.a.
inzake hoeveelheidsaanduidingen op de verpakking. Wij-
ziging van de Zuivelverordening 1943 consumptiemelk-
regeling West o. a. inzake vestigingseischen en contrôle-
voorschriften. Nadere mededeelingen inzake aflevering
van consumptiemelk aan verbruikers. (E.V. 1944, No. 23,
24 en 25; blz. 591, 615, 618 en 641).

OELO., CREDIET. EN BA1CWEZEN EN BELAST1GEN.

Belastingen. Nadere uitvoeringsbeschikking van de
Loonbelasting 1940 inzake belastbaarheid van aanspraken
op uitkeeringen ingevolge spaarregelingen. (E.V. 1944,
No. 20; blz. 524).
Hypotheekrente. Mededeeling inzake een nadere wette-
lijke regeling van de minimum-hypotheekrente. (E.V.
1944, No. 26; blz. 665).
Oorlogsmolestcrediet. Wijziging van de besluiten inzake
oorlogsmolestcredieten en inzake oude overeenkomsten
van door oorlogsmolest getroffenen met betrekking tot
de omschrijving van ,,oude overeenkomsten”. (E.V. 1944,
No. 24; blz. 615).
Schatkistbiljettenuitgifte. Aanvullende bepalingen inzake
de voorziening in kasbehoeften en consolidaties van vlot-
tende schuld, met betrekking tot het uitgeven van schat-
kistbiljetten door den Secretaris-Generaal van het Departe-
ment van Financiën tot een door hem te bepalen maxi-
mum bedrag, voorzoover DeNederlandsche Bank een der-
gelijke uitgifte ge*enscht acht voor de regeling van de
geldmarkt. (E.V. 1944, No. 25; blz. 645).

VERVOER.

Vervoer. Aanvulling van het Besluit standplaats motor-
rijtuigen 1941 1 met betrekking tot paardentractie inge-

MAANDCIJFERS

Maandcijfers en weekcijfers betreffende den economisehen toestand van Nederland.
(Centraal Bureau voor de Statistiek)

1
.

1943

1

1944
Omschrijving maandcijfers

Eenheid

1

1

1

1
Juli

Aug. Sept. Oct. Nov. Dec. Jan. Febr. Mrt. April
1
Mei
1
Juni
1
Juli

Giroverk eer.
Neclerlandsche. Bank

. . .
(1.000.000
2744
3945
2059 2254 1986 2066
Postchèque-

eet

Girodienst
91.000.000
2082
1974
1816
1846
1861
1728
Rentestanden.
isseldisconto
Neclerl.Baiik
%
2,50 2,50
2,50 2,50
2,50 2,50
Prolongatierente, A’dam
.
%
2,25 2,25
2,25
2,25
2,25 2,25
Callgetdnoteeringen.,,,
%
1,00
1,10
1,00
1,00
1,00 1,00
Rendement obl.ig.t)

,,

.
%
3,47
3,48
3,54 3,46
3,39
3,36
Hypotheekrente onroerende
%
4,06 4,09 4,05
4,07
4,02
4,11
hypotheekrente schepen
. .
%
4,98
5,31
4,84 4,75
5,04
4,79
Koersen van aandeeten.
Algemeen

inclexcijfer

. . . .
1930=100
151,9
151,7
152,1
152,1
152,2
152,2
1930=100
202,6
202,1
202,8
202,8
203,0 203,0
wo.

prod.midd. industr.
1930
=
100
.
198,3
197,6
198,8
198,8
199,1
199,2
cons.goederen ïridustr. 1930=100
208,2
208,0 208,0 208,0 208,3 208,2
.Spaarbanken.
Rijkspostspaarbank, inlagen
(1.000.000
37,21
32,48
27,62
28,83
2837
29,35
Rijkspostspaarbaflk,

terug-
betalingen

…………
fl.000.000
13,92
14,02
12,43
11,78
10,49
f0,6′
Bijzondere spaarb., inlagen
(1.000.000
28,51
26,24
22,57 22,92 24,17 20,58
Bijzondere spaarbanken, te-

goederen

……………….

fl.000.000
15,08
15,64 12,60
12,62 12,12
13,13
Hypotheken
(nwe. inschrijv.)’)
(1.000.000
29,53 25,74 25,30 21,65
24,25
30,51

Nijverheid

……………

W.V.
op gebouwen

…….
(1.000.000
25,02 21,65
21,51 17,91
18,92 24,55
op

landerijen

…….
9 1.000.000
4,19
3,69
3,68
3,66
4,80
5,47
op

schepen

……..
f1.000.000

.

0,32
0,40
0,11
0,10 0,53
0,49
Rijks/inanciën.

rugbetalingen

………..

(stand op het einde d. rnnd.)

Totaal

……………….

(1.000.000
5208
6207
6207 6204
6178 6132
11.000.000
4318
3622
3580
3782 3966
4180
iVerhtoosheid, werktoozenzorg.

Gevestigde schuld

……….

1.000
16
15
14 14
13 12

Vlottende schuld

………

1.000
8
7 7
7
6
6
Geheel werkloozen
………
Tewerkgestelden

………
(3eplaatsten

in

Duitschl. ‘)
1.000 372
379
380
381
382 382
in Frankr. en Belg.
1.000
37
37
38
38
38 38

1963 2606 2904 2673 2691 3217 3740 1835 1766 1790 1492 1839 1833

2,50

2,50

2,50

2,50

2,50

2,50

2,50

2,25

2,25

2,25

2,25

2,25

2,25

2,25

1,00

1,00

1,00

1,00

1,00

1,00

1,00

3,22

3,30

3,25

3,23

3,23

3,31

3,26

4,04

40,6

4,09

4,02

4,10

4,07

4,97

4,76

5,75

4,91

6,72

4,80

152,3 152,3 15,26 152,6 152,6 152,5 148,5 203,2 203,5 203,6 203,7 203,7 203,4 196,1 199,2 199,8 200,0 200,2 200,2 199,7 190,7
208,2 208,4 208,4 208,4 208,4 208,2 203,2

34,08 29,98 27,11 27,14 30,82 29,29
10,98 11,11 10,96 10,73 11,53 11,85
29,98 24,02 22,75 21,46 25,78 20,01

5,917 13,62 13,20 11,83 13,65 12,52

20,59 21,54 §26,91 18,35 34,42 26,91 15,57 17,36 §20,55 13,97 28,38 21,41

4,64

3,92

§5,98

4,20

5,87

5,13

0,28

0,26

§0,28

0,18

0,17

0,37

6122 6064 6019 6009 6009 6009 5957
4368 4407 4630 4838 5030 5448 §6146

12

10

9

9

§8

§8

§8

5

5

5

4

§4

§4

§4

383

384

384

388

388

388

38

38

38

38

38

38

Omschrijving weekcijfers
Eenheid

.

1944


.-…
,
.-
,

cq

Nedertandsche Bank( Maandag)
Binnenlandsche wissels

.
91.000.000
Papier op het buitenland
.
(1.000.000
4007
4054
4111
4096
4161
4205
4213 4046
3854.
3826 3789 3835
3854
Bankbiljetten en assign. in
.11.000.000
4097
4138 4186
4211
4287 4313
4335
4378
4376 4375 4387 4415
4418
11.000.000
133
133
134
133 139
132
133 139
140
136
134
131
129
Rekg.-crt. saldi v. anderen
11.000.000
773
780 788 760 763
741
736
526
337
302
278
294
286

omloop

……………
Beleeningen

………….

Rentestanden.
callgeldnoteeringen
%
1,00
1,00
.

1,00 1,00 1,00 1,00
1,00 1,00
1,00 1,00
1,00
1,00 1,00
Rendement oblig.(Woensd.)
%
3,23
3,28
3,27
3,31
3,361
3,31
3,281
3,251
3,281
3,241
3,261
3,271
3,26

§
=
Voorloopige cijfers..

1)
Gewijzigde reeks. 6 Staatsleeningen,
3 Provinciale en
Gemeenteleeningen
en 2 pandbrieven.
.’)
Hieronder
niet begrepen enkele hypotheken, waarvan de geldschieter niet bekend
is.
‘)
Na
aftrek van teruggekeerden.

6 September 1944

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

463

richt voor het vervoer van goedereui. Wijziging en aan-
vulling van, de regeling der tarieven voor huurauto’s.
(E.V. 1944, No 24; b12. 620).

STATISTIEKEN.
STA.ND
VAN ‘s RIJKS RAS.

V
0
r d er t n g e n

1

23 Aug. 1944
15 Aug.
1944
in guldens
in guldens
Saldo van ‘s Rijks Schatkist
bij De Nederlandsche Bank
7.423.710,42
21.405.341,53
Saldo b. d. Bank voor Ned.
Gemeenten

…….
…….
443.355,5k 322.629,08
Kasvord.

wegens

credietver-
strekking a.

ii.

buitenland
624.753.550,21 624.753.550,21
Daggcldleeningen tegen onder-
– –
Saldo per postrek. van Rijks-
comptabelen

…………
192.702.711,52
189,302.985,70
Voorschotten op

ultimo Juli

…..

pançl

…………………….

1944 aan de gein, verstrekt
op aan haar uit te keeren

ho’ofdsoni

der

pers.

bel.,
aand. in de hoofdsom der
grondbel. en der gem. fonds-
bel., alsmede opc. op die be-
lastingen en op de vernso-
gensbelasting

…………
– –
Voorschotten aan Ned.-Indië’)
359.130.251,54
Idem voor Suriname’)
359.6
……59.073,40
9.145.126,38 9.115.111,38
Idem voor Curaçao
‘)
158.70311
153.703,11
Vordering op het Alg. Burg.
Pensioenfonds
1)


1.284.584,69
Id.

op

het

Staatsbedr.

der
– –
P.T.enT.’)

………….199.734.4
Id. op andere Staatsbedr. en
instellingen
1)
64,30
198.487.310,33
Verplichtingen
Voorschot door De Ned. Bank
ingevolge art. 16 van haar
octrooi verstrekt


‘Toorschot door De Ned. Bank
in rekg.-crt. verstrekt


Schuld aan de Bank voor Ned.
Gemeenten


Schatkistbiljetten

in

omloop
6.646.000,-
6.646.000.-
Schatkistpromessen in omloop
4.791.000.000,-‘) 4.761.100.000,-‘)
Daggeldieeningen

Zilverbons in omloop
242,606.329,-
241.792.094,50
Schuld op ultimo

Juli 1946
aan de gein, wegens a. h. uit
te keeren hoofds.

d.

pers.
bel.,

aand. 1.

d. hoofds.

d.
grondbel. e. d. gem. fondsb.
alsmn. opa. op die bel, en op
de

vermogensbelasting

.
15.904.453,27 15.904.453,27
Schuld

aan

het

Alg.

Burg.
Pensioenfonds
‘)
81.536,11

Id.

aan het Staatsbedr.

der
P.

T.

en

T.
‘)

…………
491.027.770,09
510.795.496,23
Id.

aan andere Staatsbedrij-

ven

‘)

…………………
2.787.111,08

..

853.844,42
Id. aan div. instellingen
‘)

.
776.575.509,47 766.799.259,59

‘)
In

rekg.-crt. ‘met

‘s Rijks
Schatkist.

‘)

Rechtstreeks
onder-
gebracht bij De Nederiandsche
Bank nihil.

DE NEDERLANJ)SC}1I1 BANK
(Voornaamste posten in duizenden guldens)

Binnent.
wissels
Munt,
open inarktpapier,
Totaal Totaal
Data
mnuntmate-
beleeningen, voor-
opeischb.
riaal en
schollen a/h Rijk
activa
deviezen ‘)
en diverse
schulden

rekeningen’)

28Aug. ’44
4.853.001 164.847 5.081.716
4.888.716
21

,,

’44
4.817.243 140.052 5.051.654
4.851.576
14

,,

’46
4.768.128
142.586
4.995.396 4.806.747
7

,,

’44
4.786.097
137.592 5.008.405
4.822.325
31Juli

’44
4.766.198
145.208
4.996.266 4.813.386
24

,,

’44
4.720.753
155.024
5.962.842 4.780.228
17

,,

’44 4.758.109
159.191
5.002.364
4.812.741 6 Mei

’40
1.173.319
248.256

.
1.474.306 1.424.016

J3anhbit jet-
Saldi
Bankassig-
Schatkist-
papeer
Data
ten in om-
in
natien en
diverse
Saldo Rijk
RIC (D/C)
recht str.
loop
R/C
rekeningen
onder-
gebracht

28Aug. ’44
4.473.615
415.106 70.040
C.

101.1701

21

,,

’44
4.445.552
406.022
67.033
C.
112
.0
4
61

14

,,

’44
4.427.418
379.321
65.596
C.

104.8751

7

,,

’44 4.418.461 403.845
63.138
C.

117.6171

31 Juli

’44
4.414.777
398.541
60.003
C.

99.2931

24

’44 4.386.988
393.083
57.828
C.

114.7131

17

’44
4.375.133
446.538
57.817
C.

144.3181

6Mei

’40
1.158.613
355.174
10.230
C.

22.9621

‘) Ingevolge de verordening 5811943 (clU. 26 Juni) zijn de posten
,,Correspondentcn in het buitenland” en ,,Buitenlandsche betaal-
middelen (excl. pasmunt)”, voorheen begrepen in de ,,Diverse
rekeningen”, van 5 Juli af opgenomen onder de buitenlandsche
portefeuille, in onzen staat samengevat als ,,deviezen”.

DUITSciHJI RIJKSEANK.
(in miii. R.M.)
Goud
Renten
Andere wissels,
Belt-
Data
en
bank- chèques en
1

deviezen.
scheine
schatkist papier
1

nin gen

31

Juli

1944
1

77
571
43.222
1

38
22

,,

1944
t

77
599
42.054
1

19
15

,,

1944
1

77
593

42.207
1

31
7

1944
1

77
591
42.221
1

25
23 Au.g 1939
1

77 27
8.140
1

22

Data
t

Effec-
t

ten

1 Andere
1

Activa

1

Circee-

1
1

latie
Rek g.-

t
1
Cr1.
Andere
Passiva
31 Juli

’44
1

0,6

1

1.792
1

36.888 6.813
1

948
22

’44
1

0,6
1

1.765
35.701
i

6.877
1

885
15

1
44
1

0,6
1

1.692
1

35.907
1

6.718
1

927

1

0,6
1

1.714

1
35.947
1

6.718
1

912
23 Aug. ’39
982
1

6.380

1
8.709

1

1.195

1

64

INSTITUUT K.UYPER

o,l.v.
Drs.
J. L.
Meij
Jr.

AMSTERDAM Z.: Valeriusplein 16, Tel, 27409

DEN HAAG: Valkenboschkode 525, Tel. 335164

EINDHOVEN: Hertogstroat 13, Tel. 3814

MAASTRICHT: Lam bertuslaan 38

HEERLEN: Akerstraat 65b, Tel. 3150

SEPTEMBER aanvang cursussen voor:

EconomÈe M.O. (K.X en Q)

Sedert 1930 slaagden voor deze acte 137 candidaten, die

hun opleiding verkregen aan ons Instituut, dit beteekent
ongeveer 50
%
van het totaal aantal ccmndidaten, die in

deze periode de acte verwierven.

Prospectus en verdere gegevens aan bovenstaande adressen.

Bij sedert meerdere jaren bestaande GROOTE RIJKS-

INSTELLING is gelegenheid tot plaatsing van enkele

JURISTEN EN ECONOMEN,

leeftijd niet onder 30 jaar. Sollicitaties met volledige

bijzonderheden in te zenden onder No, 168, Bureau van

dit blad, postbus 42, Schiedarn,

Groote LEVENSMIDDELEN-INDUSTRIE in de Zaan-

streek zoekt voor de leiding harer administratie, kostprijs-

berekening, behandeling van belastingzaken enz. een

INTERNEN ACCOIJ1TANT

Sollicitanten moeten niet ouder zijn dan 40 jaar, jid van

het N,I.v,A, of van de V.A.G.A., gewend om leiding te

geven en moeten een ruime ervaring bezitten op het

gebied van moderne;bedrijfsadministratie, kostprijsbereke-

ning en efficiency. Brieven met pasfoto onder letter W

aan Allert de Lange, Damrak 62, Amsterdam.

464

6 SEPTEMBER 1944

A!fabetische Index Overheidsmaatreqe1en op economisch gebied

(Zie voor den’alfabetischen index Overheidsmaatregelen in
1943
het Jaarreglster 1943, laatste bladzijde)

Blz.
Administratieplicht ……27, 55, 123, 383
Advertenties ……………………283
Afval ……
V
…………………..123
Algemeen estigingsverbod ……….. 55
Ambacht …………..27, 161, 251, 449
Arbeidszaken 27, 55, 123, 161, 298, 383, 398,
449
Bank-

en Credietwezen ……….41, 313
Belastingzaken 41, 111, 163,
237,
285 337,
461
Betalingsverkeer met het buitenland . 27
Bouwnijverheid …………123, 251, 283
Buitenlandscho handel …………..123
Deviezenbescherming …………….398
Distributie
Duitsche orders ………………..283
Financiering Rijksbureaux ……….398
Fruitteelt

……………………..461
Geneesmiddelen

………………..299
Grbenten en fruit …………….96, 313
Grondkamers ……….237, 284, 313, 398
Grondstoffenbesparing en bedrijfsratio-
nalisatie ……………………161
Handel 27, 55, 123, 162, 236, 283, 383, 398,
461
Heffingen 41, 55, 123, 162, 236, 283, 383, 398
Hooi en stroo .- ……………..284, 299
Hout …………………………398

BIz.
Huurprijzen van nieuwbouw ……….162
En- en Uitvoer…………..26, 383, 46t
Industrie 27, 55, 123, 163, 283, 299, 383-
1
398,
461
Inlevering puntdraad en gladde draad. . 135
Kamers van Koophandel …………40
Klnderbijslagsvet …………….123, 299
Kleinhandel ……………………251
Kweekersbeshlit ………………..299
Landbouw 49, 97, 125, 237. 284, 299, 313,
385, 398, 461
Merken ……………………283, 299
Ilonopolieproducten . . . . 55, 123, 285, 398
Motorbrandstof …………….163, 285
Non-ferrometalen ————–123, 299
Omzetbelasting …………..41, 97, 313
Opheffing Centrales………………40
Organisatie Bedrijfsleven. – 27, 83, 123, 163,
283, 299, 383, 398, 461
Papier …………………….398, 461
Persgas ……………………….33
Pluimvee ————–41,- 135, 237, 285
Pi’ijsregelingen 40, 83, 125, 163, 284, 337,
383, 398, 461
Rentepeil ……………………..337
Scbeidsgerecht Voedselvoorziening .. . . 41
Sierteelt …………….41, 97, 135,237
Sociale voorzieningen ……….125, 177

Blz.
Steunverleening aan stilgelegde bedrij-
ven ————–40, 55, 125, 385, 398
Suikerbieten e. d- ………….. 41, 97
Sut-rogaten ……… ……. 97 237, 285
Tabak ——–40. 96,. 135, 237, 385, 449
Telefoonverbindingen …………….284
Textiel ………………..40, 96, 177
Toegepast Natuurwetenschappelij k On-
derzoek ……………………..41
‘tuinbouw ………………41, 313, 385
Turf…………………………96
Vee.. 41, 97, 135, 237, 285, 313, 385, 399,
461
Veevoeder ………………..41, 97
Vereveningsheffing ………………125
Vcrpakkingsvoorschriftefl ………..- 96
Vervoer …………..111, 163, 285, 461
Verzekering …………….96, 125, 284
Vestigingswet Kleinbedrijf 41, 125, 177, 236
– – – 284, 385
Visscherij ……….41, 285, 313, 385, 399
Vlas…………………41, 97, 163, 313
Voedselvoorziening 97, 135, 285, 299, 38511399,
461
Volkstuinen ………………..125, 237
Ijzer en Staal 125, 177, 284, 337, 385, 398
Zaden ………………….41, 97, 46

1
Zuivel …………..44, 97, 163, 449, 461

Zoojuist verschenen:

Een economisch-statistisch onderzoek

naar
,
de chemische industrie in Nederland

door

Dr. P. S. PELS

Publica lie
No.
37
van
het Nederlandsch
Eco-

nomisch, Instituut

PRIJS f
3.65*

(Prijs voor donateurs en leden van het Nederi.

Econ. Instituut
f 2.75,
te bestellen bij het N.E.l.)

Uitgave: De Erven F. Bohn 1’LV. – Haarlem

Ei
Dr. A. de Graail)

DE KOLENVOORZIENING

VAN NEDERLAND

Publicatie No.
35

van het Nederlandsch Economisch Instituut

PRIJS f 5.50*

(Prijs ‘voor donateurs en leden van het Ned.

Econ. Instituut
f 4.10;
bestellen bij het N. E. 1.)

Verkrijgbaar in den boekhandel

Uitgave: De Erven F. Bohn N.V. – – Haarlem

De Scheepsbouwnijverheid in Nederland

door
Ir.
J.
W.
Bonebakker

Publicatie No. 16 van het Nederl. Econ. Instituut

Prijs
f 1.55*

(Prijs voor donateurs en leden van het Nederlandsch
Economisch Instuuut fl.10; bestellen bij het N.E.I.)

Verkrijgbaar in den boekhandel.

Uitgave van De Erven
F.
Bolin
N.V.

Haarlem

R. M. Dr. SOEMITRO


DJOJOHADIKOESOEMO

Het

volkscredietwezen

– in de depressie

Publicatie No. 34 van het

Nederl. Economisch Instituut

Prijs f
5.50*

(Prijs v. donateurs en leden van het

N.E.I. t 4.10; bestellen bij N.E.I.

Verkrijgbaar in den boekhandel

UITGAVE: DE ERVEN F. BOHN N.V., HAARLEM

KONINKLIJKE NEDERLANDSCHE BOEKDRUKKËRIJ

H. A. M. ROELANTS, S,C1-HEDAM

Onze speciale afdeeling: drukwerk voor contrôle en
administratie levert alle voorkomend drukwerk
op dit gebied, concurreerend, snel en accuraat.
Uitgifte-apparaten in groote verscheidenheid van
werkwijze en capaciteit naar de behoeften van
elk bedrijf.
Tel.
69300

Onze
terzake-kundige staf is te allen tijde voor
(3 lijnen)

gratis advies te Uwer beschikking. –

Verantwoordelijk voor het ‘redactioneele gedeelte: Drs. M. F. J. Cool te Rotterdam; voor de advertenties: Kokinklijke
Nederlandsche Boekdrukkerii H. A. M. Roelants te Schiedam. Drukker en Uitgever: Koninklijke Nederlandsche Boek-

Auteur