30
AUdUSTUS 1944
‘
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN
c
Berichten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
UITGAVE .VAN HET NEDERANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
29E
JAARGANG
WOENSDAG 30 AUGUSTUS
1944
No.
1471
COMMISSIE VAN REDACTIE:
J. F. ten Doesschate; P. Lieftinck (tijdel. afwezig);
J. Tinbergen; H. M. II. A. oan der Valk; F. de Vries;
M. F. J. Gooi (Redacteur-Secretaris).
H. W. Lambers – Adjunct-Secretaris.
Abonnementsprijs can het blad, waarin tijdelijk is op-
genomen het Economisch-Statistisch Maandbericht, franco
p. p. in Nederland t 20,85* per jaar (,,Prjsç’aststellihg
No. 052. IM 312″). Buitenland en koloniën f 3,— per
jaar. Abonnementen kunnen met elk nummer ingaan en
slechts worden beëindigd per ultimo oan elk kalenderjaar.
Losse nu,nmers 50 cent. Donateurs en’ ledn oan het lVe-
derlandsch Economisch Instituut ontoangen het blad gratis
en genieten. een reductie op de ç’erdere publicaties. Adres-
wijzigingen op te gecen aan de ad,ninistratie.
BERICHT.
Ingevolge mededeeling van het Rijksbureau voor Papier,
enz is het in den vervolge verboden tijdschriften te nieten
en schoon te snijden.
1
vVij maken er de lezers op attent,
dat bij eventueel binden van den jaargang het ongerief
van ongelijkmatig opengesneden bladen weer zal ver-
dwijnen. M. C.
INFLOUD:
B]z.
Eenige opmerkingen over de ontwikkeling van de
verticale bedrijfsorganisatie op het gebied van de
voedselvoorziening door
Mej. Mr. E. TV. Hoetink 442
De verhouding van de hedrijfsorganisaties tot de
kartels door
W. Vermeer Jr. …… …………444
A a n t e e k e n i n g e n
Eenige beschouwingen o
er België …………
445
Overheidsmaatregelen
op
econo-
misch
gebied …………………………
449
M a a n d cij f er s
Gecombineerde rnaandstaat van de vier Neder-
landsche groote banken en van het Nederlandsch
bedrijf der Nederiandsche Handel-Maatschappij
449
S t a t i s t i e k e n
Bankstaten …………………………….
449
GELD- ENKAPITAALMARKT. –
De omzetten op de
discontonmarkt
blijven nog steeds ge-
ring. Vooral het )ortere papier blijft sterk gevraagd. Reeds
het vierpiaandspapier echter ontmoet
–
veel minder vraag
en sinds kort ligt dan ook het markitarief voor dit papier
weer iets boven de agentsprijzen, nadat gedurende ge-
ruimen tijd tot en met het zesmaandspapier op of een
fractie beneden agentstarief was verhandeld. Eind Decem-
ber- en begin-Januari-papier werd op 1-
% aangeboden,
derhalve
/16
%
boven den agentsprijs. De middentermij-
nen ontmoeten uitermate weinig vraag, met het gevolg, dat de tarieven daarvoor rond
%
boven de agents-
prijzen liggen. De agent heeft in de afgeloopen week
slechts schoorvoetend afgegeven, meestal met een wacht-
termijn van enkele dagen. In de laatstg weken is de buiten-
landsche wisselportefQuille van De Nederlan dsche Bank
weer aangegroeid, zoodat blijkbaar niet het accres dadelijk
door de Schatkist wprdt overgenomen. Zulks in afwijking
met de ge*oonte, die sedert het inslaan van den nieuwen
koers terzake van de afgifte van schatkistpapier was ont-
staan. Men mag hieruit natuurlijk niet afleiden, dat de
overneming van buitenlandsche wissels uit het provenu
van speciaal daarvoor uitgegeven schatkistpapier is stop-
gezet. liet anavankelijk voor dit doel genoemde bedrag
ad f 500 millioen, is trouwens reeds Overschreden, en wel
met rond f 100 millioen, zoodat
]4t
blijkbaar geen absolute
limite betreft. Maar toch staat wel vast, dat de afgifte iets minder soepel en vlot gaat dan eenige weken geleden.
De
obligaiîemnarkt
was deze week over het geheel geno-
men wat in reactie. 1-let meest opvallende verschijnsel
waren echter de groote fluctuaties, speciaal voor de beide
voornaamste vooroorlogsche leeninger, t.w. de spoorweg-
leening en de gestaffeide leening.
01)
den eersten dag dci’
week was er een zeer omvangrijke vraag naar deze beide
leeningen – naar men meent te weten van Duitsche zijde
-, waardoor de koers een sprong omhoog maakte. Beide’
leeningen bereikten een recordkoers. Maar toen de volgende
dagen deze vraag niet meer aanwezig bleek te zijn, kwam
de reactie, die de heide leeningen deed inzinken tot beneden
het slot van de vorige week. De daling van Maandag tot
Vrijdag beliep rond
2
punten.
Op de
aandeelen,narlct
was de stemming verdeeld, ter-
wijl de omzetten ongeveer gelijk waren aan die in de afge-
loopen weken. Van een duidelijke tendens kon niet worden gesproken. Enkele fondsen vei’lieten den stopkoers, enke]e
andere kwamen ‘weer op stopkoers. Tot deze laatste be-
hoorden o.a. aandeelen Bijenkorf, zulks als gevolg van de
hervatting der clividendbetaling op de gewone aandeelen.
Amerikanen waren over het algemeen iets beter, hoewel
ook hier echter reacties voorkwamen. De omzet in dit ma-
teriaal krimpt voortdurend verder in.
442
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
30 Augustus 1944
EENIGE OPMERKINGEN OVER
DE ONTWIKKELING VAN DE VERTICALÉ
BEDRIJFSORGANISATIE OP HET GEBIED
VAN DE VOEDSELVOORZIENING.
1-loewel er sinds ik in dit tijdschrift
1)
de ontwikkeling
van de verticale bedrijfsorganisatie op het gebied van de
voedselvoorziening besprak, zich geen bepaalde wijzigingen
in den opzet van deze organisatie hebben voltrokken, vol-
doe ik gaarne aan het verzoek van de Redactie aan dit
onderwerp opnieuw een artikel te wijden, omdat
(
1
r inder-
daad eenige punten zijn, welke nadere beschouwing ver-
dienen.
Instelling ean een Vakoganisatie.
Het uiterlijk aanzien van de organisatie heeft, voorzoo-
ver de – hoofdbedrijfschappen en bedrijfschappen betreft,
geen wijziging ondergaan. Van veel belang is echter, dat de derde geprojecteerde verticale organisatievorm, nl. de
Vakorganisatie,
tlans eveneens verwezenlijking heeft ge-
vonden. Met ingang van 1 Augustus 1944
2)
is ni. ingesteld
de Vakorganisatie Gedistilleerde Dranken. Zooals bekend,
zijn als vakorganisatie gedacht lichamen, ressorteereride
onder een bedrijfschap, waarin zijn samengevoegd vakgroe-
pen en ondervakgroepen
3),
teneinde een organisatie te
verkrijgen, welke van zoodanige structuur is, dat haar met
vrucht de regeling van een bepaald gebied der voedsel-
voorziening kan worden overgelaten. In den regel — een
absoluut vereischte is het echter niet zullen de vak- en
ondervakgroepen, die tot een vakorganisatie samengevoegd –
worden, gelegen zijn in verschillende horizontale kolommen.
Als voorbeeld is vaak genoemd een Vakorganisatie Brood,
welke gevormd zou kunnen worden. door de Vakgroep
-Broodfabrieken, behoorende tot de 1-1 oofdgroep Industrie,
en de Vakgroep Bakkers, behoorende tot de Hoofdgroep
Ambacht. Beide groepen oefenen met betrekking tot het
product brood dezelfde functie uit. Zou er derhalve be-
hoefte bestaan aan een lichaam, dat zich uitsluitend bezig
zou houden met de economische regelingen brood betreffen-
de, dan zou het voor de hand liggen een zoodanige vak-organisatie in het leven te roepen.
Op het gebied van de gedistilleerde dranken werd reeds
lang de noodzaak gevoeld om de beschikking te hebben
over een organisatie, cie met voldoende bevoegdheden
bekleed, de regeling van de productie en den handel ter hand
zou künnen nemen. Tot dusverre werd deze functie in
hoofdzaak vervuld door het Rantsoeneeringsbureau voor
Gedistilleerde Dianken, dat weliswaar door het bedrijfs-
leven zelf werd bestuurd, duch dat over te weinig bevoegd-
heden beschikte om krachtig te kunnen ingrijpen.. Waar op dit gebied voorde landbouwproducenten geen directe
belangen liggen en dus de instelling van een bedrijfschap,
dat behalve de industrie en den handel in den regel ook de
producenten omvat, minder goed op zijn plaats zou zijn, lag het voor de hand, dat voor de te stichten vakorgani-
satie gedacht werd aan een vakorganiatie, welke een
samenvoeging zou moeten zijn van vak- en ondervakgroe-
pen uit verschillende horizontale kolommen, nl. Industrie,
Handel (groot- en kleinhandel, tusschenhandel) en Verkeer
(hotels, logementenen café’s).
In de thans samengestelde vakorganisatie zijn samenge-
voegd 7 vak- en ondervakgroepen; het bestuur bestaat
uit 7 personen, nl. 3 producenten van gedistilleerde dran-
ken, 1 groothandelaar, 3 verkoopers aân den consument.
Aan de Vakorganisatie, die onder het Bedrijfschap voor
Granen, Zaden en Peulvruchten ressorteei’t, is verorde-
nende bevoegdheid, toegekend.
Het is verheugend, dat de vorm der vakorganisatie thans
2)
,,E.-S.B.” van Juni
1943.
2)
Beschikking van den Secretaris-Generaal van het Departement
van Landbouw en Visscherij van
19 Juli 1944,
no.
2636,
Rijksbureau
voor de Voedselvoorziening in Oorlogstijd, Afdeeling Algemeene
Zaken (Ned. Stcrt. no.
140).
‘) Zie art. 4,
lid
2,
Organisatiebesluit Voedselvoorziening
1941.
haar eerste verwezenlijking heeft gevondei en haar werk-
zaamheid zal zonder twijfel met helangteIling worden ge-
volgd. De figuur der vakorganisatie is n]. een organisatie-vorm, welke naar mijn meenirig belangrijke perspectieven
biedt voor de zelfwerkzaamheid van het bedrijfsleven. Zijn de vakgroepen door haar beperkte doelstelling en
beperkt werkgebied nu eênmaal minder geschikt om als
besturend lichaam op te treden, het is niet uitgesloten,
dat de vakorganisaties, mits behoorlijk geleid, in de toe-
komst een nuttige functie kunnen vervullen, daar, waar
een afgerond gebied aan een aantal geledingen van handel,
industrie en/of ambacht ter regeling kan worden overge-
laten. Hierdoor zou de taak van die bedrijfschappen, welke
wellicht een te uitgebreid werkgebied hebben, worden
verlicht en zou de gedachte van de functioneele decentra-
liatie nog meer werkelijkheid kunnen worden.
De inschakeling der horizontale bedrijfsorganisaties.
Zooals bekend mag worden verondersteld, is een van
de belangrijkste grondslagen van de verticale organisatie
van de voedselvoorziening de inschakeling van de hori-
zontale hedrijfsorganisafies in den arbeid van de bedrijf-
schappen door haar een deel ter iitvoering over te dragen
of ter regeling over te laten. In mijn publicatie van Juni
1913 in dit blad wees ik op een aantal ‘omstandigheden,
tengevolge waarvan deze insçhakeling nog niet dien voort-
gang had gevonden, welke hen zich daarvan had voorge-
steld. Een der belemmerende factoren was gelegen in liet feit,
dat aan de organisaties voldoende bevoegdheden en machts-
middelen tot het uitvaardigen van regelingen ontbraken.
In dit gebrek is intusschen voorzien, doordat aan vrijwel
alle horizontale organisaties op het gebied van de voedsel-
voorziening verordenende bevoegdheid op grond van het
Organisatiebesluit Voedselvoorziening 1941 is toegekend
4)•.
1-lierdoor zijn automatisch ook de sancties, vervat in het
Economisch Sanctiebesluit èn het Besluit Tuchtrechtspaak
Voedselvoorziening bij overtreding van de verordeningen
van kracht. Tevens is een voorziening getroffen
5)
krachtens
welke geschillen tusschen de horizontale organisaties en
bedrijfsgenooten, ontstaan op het verticale gebied der
vOedlSelvOOrziefliflg, worden berecht door het Scheidsge-
recht voor de Voedselvoorziening
6).
Er zijn sindsdien –
zij het nog immer op beperkte schaal – eenige verorde-
ningen van horizontale bedrijfsorganisaties tot stand ge-
komen. ‘ren deele zijn dit verordeningen, welke de betrok-
ken bedrijfsorganisaties uit eigen beweging, dus uit hoofde
van haar autonome bevoegdheid, hebben uitgevaardigd.
Zoo bijv. de Verordening van de Vakgroep Kaasindustrie
7)
betreffende eischen te stellen aan ondernemingen waarin
smeerkaas en/of korstlooze kaas wordt bereid, en de
Verordeningen van de Vakgroep Loondorscherij
8),
tot
het opleggen van een administratieplicht aan dorschers,
loonploegers en -maaiers en loonsproeiers—ten deele zijnhet
verordeningen uitgevaardigd tot uitvoering van een ver-ordening van een bedrijfschap. Voorbeeld van de laatste
categorie is de Verordoning van de Vakgroep Detailhandel
in Melk, Boter, Kaas en Eieren
9)
,,Vestigingseischen voor
den detailhandel in consumptiemelk in het Westen des-
Jands”, welke dient ter uitvoering van verschillende bepa-
lingen van de Zuivelverordening 1943 Consumptiemelk-
iegeling-West van het Bedrijfschap voor Zuivel. Deze
verordening houdt o.a. in de eischen, ten aanzien van de
te
c
h
l
!
l
is
.
che inrichting, credietwaardigheid, handelskennis
en vakbekwaamheid, waaraan moet worden voldaan al-
vorens een perceelsvergunning voor de uitoefening van den
detailhandel in consumptiemelk kan worden verleend,
‘) Besluit Verordenende Bevoegdheid Bedrijfsorganisaties Voed-selvoorziening (Besi. van
24
Sept.
1943.
no.
15603;
Ned. St.crt.
no. 186).
5)
Beschikking van
8
November
1943
(Ned. Stert. No.
217).
•) Men vgl. over dit institüut: Mr.
H. E.
R.
E.
A. Frank in
,,Eco-
nomische Administratieve Rechtspraak”, Scheidsgerecht voor de
Voeclselvoorziening”, in
31.-S.
B.” van
11
Augustus
1943.
‘) Voedselvoorzieningsblad no.
38/1944.
–
2)
Voedselvoorzieningsblad no.
47/1 944).
5)
Voedselvoorzieningsblad no.
5
en
4911944.
1
30 Augustus 1944
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
443
waarbij aan de vakgroep tevens de beslissing is opgedragen,
of aan deze eischen is voldaan.
De in genoemde Verordeningen geregelde onderwerpen:
voorschriften omtrent technische inrichting en andere
vestigingseischen, administratievoorschriften, komen, mij
als onderwerpen voor, die bij uitstek geschikt zijn
om door de vakgroepen ter hand te worden genomen.
Hier gaan de behartiging van de belangen van haar leden
en het algemeen belang hand in hand en worden in den
boezem der organisaties geen spanningen opgewekt, die
een belemmering voor den regelenden arbeid kunnen zijn.
Hoezeer dit ook te betreuren valt, de ervaring leert meer
en meer, dat de horizontale organisaties in den arbeid op
het gebied der voedelvoorziening alleei’i met vrucht kunnen
worden ingeschakeld, indien zij haar primaire taak: de
behartiging van, de belangen harer leden, tevens zonder
bezwaar kunnen vervullen. Zou men de organisaties
bezigen voor arbeid, welke de mogelijkheid meebrengt van’ conflicten met de taak, waarvoor de organisatie in de eerste
plaats is ingesteld, dan is de kans groot een zekeren onwil
te ontmoeten om dezen arbéid te volbrengen.. Deze constel-
latie van de vakgroepen, die uit haar wezen en oorsprong voortvloeit, komt zoowel hij de verordenende taak als bij
opdrachten tot uitvoering steeds duidelijker tot uiting,
terwijl zij ook bij haar adviseerende werkzaamheden niet
onbemerkt blijft. Bij de verordenende taak zal dit niet
zooveel moeilijkhedén brengen, omdat de organisaties,
zelve wel geen verordeningen zullen uitvaardigen, welke
tegenhet belang van haar leden ingaan. Wel kan het voor-
komen, dat een verordening in het belang is van slechts
een deel van de groepsgenooten. liet is dan aan de toezien-
de instanties om de sanctie ,aan zoodanige verordeningen
niet te verleenen. Bij het verleenen van medewerking tot
uitvoering van wetten en verordeningen, waartoe de orgh-
nisaties ingevolge artikel 10 van het Organisatiebesluit
Voedselvoorziening 1941 verplicht zijn, kan echter een
conflict gemakkelijker rijzen. Het vçrdient daarom’ aanbe-
veling, dat, alvorens door de Overheid of een bedrijfschap zoodanige medewerking van een organisatie wordt gevor-
derd, eerst wordt’ nagegaan, of de betrokken vakgroep
bereid is deze uitvoering te verleenen. Gebeurt dit niet, dan
wordt wellicht een vakgroep gedwongen maatregelen te
nemen, welke ingaan tegen de haar opgedragen primaire taak. Het hier gemaakte voorbehoud is zekèr niet gebrui-kelijk bij toepassing van den in ons staatsrecht bekenden
medewerkingsplicht aan de uitvoering van wetten en ver-
ordeningen. Deze plicht wordt echter in den regel opgelegd
ahn lichamen, waarbij de hehartiging van het algemeen
belang op den voorgrond staat, zulks in tegenstelling met
de horizontale hedrijfsorganisaties, wier voornaamste taak
nu eenmaal is de hehartiging van de belangen van haar
leden op liet haar toegewezen gebied
10).
lIet zal ongetwijfeld nog een ontwikkeling van jaren
vorderen, alvorens omtrent de belangensferen der verschil-
lende lichamen, belast met een publiekrechtelijke taak, en
daarmee omfrent de arbeidsverdeeling tusschen deze
lichamen, de juiste afbakening zal zijn verkregen. Zooals
ook in de bekende Richtlijnen
,
omtrent de samenwerking
tusschen Bedrijfschappen en Beclrijfsorganisaties is neer-
.gelegd, zullen over de vraag, in velken omvang een bedrijf-
schap onderwerpen ter regeling of uitvoering aan een be-
drijfsorganisatie zal overlaten, alleen overwegingen van
doelmatigheid beslissen. De ervaring heeft reeds geleerd,
dat men goed zal doen hierbij aan het karakter der bedriji’s-
organisaties in verband met de haar opgedragen taak, bij-
zondere aandacht te schenken. Uit de hier nog eens gesigna-
leerde beperkte werkingssfeer van de horizontale organi-saties, welke een beletsel vormt haar met te zware ,,over-
heids”taken te belasten, treedt steeds duidelijker aan het
licht, hoezeer men lichamen van wijdler structuur behoeft,
wil men het doel: gedecentrahiseerde wetgevink en uitvoe-
10)
Zie os, van dei Grinten :,,1,)e organisatie van het bedrijfsleven”,
blz, 75 en vgl.
ring door organen ;an het bedrijfsleven, inderdaad be,
reiken. De huidige omstandigheden, waarin, teneinde in de
steeds nijpender wordende moeilijkheden van onze voed-
selvoorziening te voorzien, een krachtige leiding van de
centrale Overheid niet kan worden gemist, zijn niet hij
uitstek geschikt om reeds een oordeel te vellen, of de, hui-
dige bedrijfschappen in hun opzet en samenstelling’geheel
aan de bedoeling beantwoorden. Het staat naar mijn mee-
ninig echter wel vast, dat, wil van actief en ‘op ruime
schaal deelnemen van het bedrijfsleven aan de totstand-
koming en uitvoering van maatregelen sprake kunnen
zijn, dit alleen kan ‘geschieden door lichamen, die door hun
opbouw uit verschillende geledingen en door een werkge-
bied .van ruimen omvang geschikt en in staat zijn om, na afweging’ van de aan hun toevertrouwde belangen,
beslissingen te nemen, welke met het algemeen bèlang in
harmonie zijn.
De bedrijfschap pen. en de zgn. erkenningen.
Na deze opme’kingen van meer algemeenen aard .ovei’
de mogelijkheid van inschakeling van de .bedrijfsorganisa-
ties bij de werkzaamheden op het gebied der voedselvoor-
ziening, dient nog aandacht te worden gewijd aan een
gebied, ten aanzien• waarvan de bedrijfsorganisaties in liet
algemeen bij de uitvoering gaarne betrokken worden, nl.
liet gebied van de
erkenningen.
Omtrnt dit onderwerp
heeft veel misverstand geheerscht. Nu dit is opgelost en
een. zekere modus vivendi zijn beslag heeft gekregen, is
het wellicht van belang daaraan ruimere bekendheid te
geven. Onder de regeling van het verleènen van erkennin-
gen wordt, althans op het .vei’ticaal gebied des’ voedsel-
voorziening, verstaan het vaststellen, ivelke bedrijfsgenoo-ten functioneel bij de regelingen op het gebied der voedsel-
voorziening kunnen worden ingeschakeld. Deze aangelegen-
heid is een gansch andere zaak dan de registratie door
een horizontale .bedrijfsorganisatie van de ondernemers
en ondernemingen, die op grond van het bepaalde in artikel
3 van het tweede Uitvoeringsbesluit bij de bevoegde hoofd-
groep zijn aangesloten en zich bij haar ingevolge de door
de hoofdgroep gemaakte verdèehing hebben aangemeld.
Deze registratie wordt in het algemeen geacht te zijn een
zuiver automatische inschrijving vanhen, die lid zijn van
de betrokken vakgroep, welk lidmaatschap bepaald wordt
door de feitelijke werkzaamheid. Eenige ordenende of
saneerende maatstaven kunnen naar algemeene opvatting
bij de registratie niet woi’den aangelegd. Het is duidelijk, dat met een zoodanige groep van leden-
ondernemers, waartoe zelfs kunnen behooren ondernemers,
die hun hedi’ijf onrechtmatig uitoefenen, bij de uitvoes’ing
van marktordenende maatregelen moeilijk kan worden
gewerkt. Dit is dan ook de reden, dat men
01)
verschillende
gebieden van de voedselvoorziening gezocht heeft naar
mogelijkheden om een zekere selectie toe te passen. Men
kan zulks doen door aan het verrichten van bepaalde werk-
zaamheden het bezit van een vergunning als voorwaarde’ te verbinden of wel door het verleenen van erkenningen, teneinde te komen tot een vaststellen, welke bedi’i,jfsge-nooten functioneel bij een regeling kunnen worden inge-.
schakeld. Deze materie, welke zeer uiteenloopend geregeld
kan zijn, al naar gelang van de noodzakelijke productie en
afzetregelingen, is een aangelegenheid van zgn. marktorde-
ning en behoort derhalve, ingevolge de bekende Richtlijnen,
tot de uitsluitende competentie van de bedrijfschappen.
Evenals voor alle andere aangelegenheden der marktorde-
ning geldt echter ook hier de afspraak, dat de uitvoering
iooveel mogelijk wordt gedelegeerd aan de horizontale
organisaties. De procedure zal nu in het algemeen zoo zijn,
dat de bedrijfschappen na gezamenlijk overleg met de be-
trokken bedrijfsorganisatie(s) erken’ningsreglementen vast-
stellen. Deze reglementen houden o.a. in, dat de erkennin-
gen aangevraagd moeten worden hij de vakgroepen, die
daaromtrent beslissen aan de hand van in de reglementen
vastgelegd
1
normen. Voldoet een aanvrage niet aan de
‘–S’
– •.
-.-
– ‘- –
,
p ‘% ‘—
444
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
80 Augustus 1944
normen, dan kan het bedrijfschap, gehoord de vakgroep,
een erkenning verleenen, indien zulks het bedrijfschap in
het algemeen’belang of in het belang dër voedselvoorziening
noodzakelijk voorkoit. Bij intrekking van een erkenning
wordt eenzelfde procedure gevolgd. Bij afwijzing staat den
aanvrager beroep open op het Scheidsgerechi voor de Voed-
selvoorziening.
Dit is in beknopten vormde gedragslijn, welke in gemeen
overleg. tusschen bedrijfsehap pen en horizontale, hedrijfs-
organisaties op dit punt is overeengekomen. Zij, lijkt
bevredigend, omdat eenerzijds aan de vakgroepen bij de uit-
voering van deze regelingen een ruime taak is toebedeeld, terwijl toch anderzijds de bedrijfsehappen zich voldoende
waarborgen kunnen voorbehouden om er tegen te waken,
dat een erkenningsregeling in geen geval s1uiting van een
bedrijfstak tengevolge zal hebben. ‘De practijk zal thans
moeten uitwijzen, 6f de hierboven geschetste opzt aan de
verwachtingen beantwoordt.
Verhouding oan de ledrijfsckap pen tot de publiekrechtelijice
territoriale licha,nen.
Een van de problemen, waarvan te verwachten, was,
dat deze hij de verdere ontwikkeling van de verticale
organisatie der voedselvoorziening naar voren zouden
treden, was do verhouding van de, nieuwe economische
openbarè lichamen tot cle territoriale openbare lichamen
en wel in het bijzonder tot de gemeenten. Immers de vraag-
stukken, welke zich bij de regeling der, voedselvoorziening
voordoen, raken cle burgers vaak direct en gaan derhalve ook de gemeenten zeer ter harte, met het gevolg, dat deze’
laatst&i zich soms geroepen voelen op het gebied der voed-
selvoorziening regelingen te treffen, welke de verzorging
van de gemeentelijke belangen haar ingeeft. Over de ver-houding tusschen een gemeentelijke regeling en een rege-
ling, uitgevâardigd door een bedrijfschap, is wettelijk niets
vastgelegd. Op grond van het, feit, dat de wetgever in het
Organisatiehesluit Voedselvoorziening 1941 de mogelijk-
heid heeft geschapen lichamen met- veiordenende bevoegd-
heid in •het leven te roepen, speciaal belast met een taak
op het gebied der voedselvoorziening, kan men tot het
standpunt komen, dat de verordeningen dezer nieuwe
doelgemeenschappeni een zekere praevalentie bezitten boven
de veroi’deningen van de territoriale gemeenschappen oj
dat gebied, zonder nocht’ans, de verhouding tussohen de
lichamen ondérling’anders te zien dan die van nevenge-
schiktheid. Wordt mde practijk der gemeentelijke verorcle-
ningen op grond van overwegingen van doelmatigheid dit
standpunt in den regel wel gevolgd, in dien zin dat gemeen-
telijke verordeningen, clie een terrein der voedselvoor-
ziening betreden, waarop reeds verordeningen van bedrijf-
schappen van kracht, zijn, niet toegelaten worden, tenzij
zij van aanvullenden aard zijn, zoolang geen wettelijke.
regeling is getroffen zal omtrent de bestaanbaarheid van
gemeentelijke verordeningen en verordeningen der bedrijf-
schappen naast elkaar onzekei’heid blijven heerschen.
Behalve de samenloop van gemeentelijke en bedrijf-
schappelijke verordeningen, heeft ook reeds de aandacht
gevraagd het probleem, of en in hoeverre door de bedrijf-
schappen aan de publiekrechtelijke teri’itoriale lichamen
de verplichting tot medewerking bij de uitvoering van hun
verordeningen kan woi’den opgelegd. Deze, kwestie heft
zich voorgedaan bij artikel 29 van cle Vee- en Vieesch-
vei’ordening 1942 van het Bedrijfschap voor Vee en V’leesch,
dat de medewerking van gemeentelijke keuringsdiensten
l)ij de uitvoering vorderde. Zij liep niet alleen over de vraag,
of de vordering van deze medewerking toelaatbaar is, maar tevens over de vraag, of de aan de medewerking
verbonden kosten ten laste van de keuringsdiensten kwa-
men: Overleg in deze met ‘het Departement van Binnen-
landsche Zaken heeft uiteindelijk ei
,
toe geleid, dat een
gemeenschapel ij k Besluit van de Secretarissen-Generaal
van voornoemd Departement en het Departement van
Landbouw en Visscherij iot stand is gekomen
11
), waarbij
is vastgelegd, dat de hoofdbedrij fschappen, bedrijfschappen
en vakorganisaties eenerzijds en de provinciale en gemeen-
tebesturen anderzijds verplicht zijn over ‘en weer mede-
werking te verleenen aan de uitvoering van verordeningen.
De kosten, voortvloeiende uit de medewerking, komen, tenzij in de verordeningen anders bepaald, ten laste van
het lichaam, dat de medewerking verleende, zulks in over-
eenstemming met den algemeenen regel, dien ons staatsrecht
op dit punt kent. Door dit besluit is derhalve ten aanzien
van een belangrijk punt in de verhouding tusschen .de
verticale lichamen
01)
het gebied van de voedselvoorziening
en de territoriale openbare lichamen een afdoende voor-
ziening getroffen. lIet is te verwachten, dat ook op andere
punten, al naar de ontwikkeling der hedrijfschappen
voortschrijdt, de verhoudingen zich duidelijker zullen gaan
afteekenen.
Mej. Mr. E. W. HOETINK.
Besluit van 30Juni1944 (Nec!. Stcrt, no. 143.).
DE VERHOUDING VAN DE BEDRIJF S-
ORGANISATIES TOT DE KARTELS.
1
–
let was Prof. Cobbenhagen, die in een beschouwing
over Eucken’s boek ,,Die Grundlagen der Nationalökono-
mie” (,,Economie”, jaargang 1940/1, pag. 526 e.v.) er
op wees, dat naast de door Eucken genoemde economische
organisatievormen – de centraal geleide economie en
de vrije verkeershuishouding – nog een derde grondvorm,
de economische mengvorm, dient te worden onderscheiden.
Kenmerk, van laatstgendemden organisatievorm is,
dat niet, zooals bij de centraal geleide economie, het
economische plan en de leiding van dat plan bij één
centrale Overheid berusten en dat ook niet, zooals bij de
vrije verkeei’shuishouding, de naatschappelijke huishou-
ding uit talrijke afzonderlijke huishoudingen bestaat,
die ieder voor zichzelf ‘een eigen plan opstellen en uit-
voeren, doch dat de Overheid en de individuen gezamenlijk
de di’agers zijn van de economische verantwoordelijkheid.
In plaats van de volstrekte gemeenschapsverantwoorde-lijkheid of de volstrekte zelfverantwoordelijkheid, treedt
hier de medeverantwoordelijkheid van beide polen;
tusschen de absolute gebondenheid en de absolute vrijheid
ligt hier de synthese der gebonden of geordende vrijheid.
Over de vraag, of het stelsel van de centraal geleide
economie voor het bedrijfslevesi aanvaardbaar is, zal
waarschijnlijk geen verschil van inzicht bestaan. Het zal moeilijk zijn, een ondernemer te vinden, die dezen vorm
van economische organisatie, die geen i’uimte laat voor
het particulies’ initiatief en die tot een algemeene geeste-
lijke . verarming’ leidt, beschouwt als het aangewezen
middel om als den oorlog onze voorzieningshuishouding
weer op gang te brengen.
Dat daartegenover de ondei’nemer geneigd is, zijn voor-
keus’ voor de vrije verkeershuishouding pi’i,js te geven en
zich te scharen aan de zijde van de voorstanders van den
economischen mengvorm, ‘is geèn geheim vooi’ hen, die
hun ooi’en in de kringen van het bedrijfsleven wel eens te
luisteren leggen: liet moge zijn, dat men dit stelsel slechtS
schoorvoetend aanvaardt, omdat het.wel uiterst bezwaar-
lijk is om zich spontaan aan de ‘ei’educeerde zél.fstandig-
heid, die hieraa?i inhaerent is, aan te passen; de hoofdzaak
is echter, dat men inziet, dat in de toekomst, wanneer het
er om zal gaan, binnen den kortst mogelijken tijd een
gemeenschap te stichten, die iederen Nederlander tot
zegen zal zijn, geen andere uitweg mogelijk is.
Sous-entendu is, dat men van de Overheid verwacht,
dat al haar maatregelen op economisch gebied doordi’ongen
zullen zijn van het beginsel, dat de vrijheid van het individu
niet sterker mag worden hesnoeid. dan ter bereiking van
de synthese der gebondn of geordende vrijheid nood-
zakelijk is. Inderdaad is het bij toepassing van dezen vorm
30 Augustus1944
ECONOMISCI
:
ISTATISTISCHE BERICHTEN
445
van economische organisatie een overheidstaak vân de
allereerste orde, er voor te zorgen, dat de samenstellende
deelen van het mengsel overheidsbemoeienis en overheids-
onthouding zoo juist mogelijk worden. gedoseerd.
Alleen dan is de natuurlijke grondslag geschapen voor een
coni tructi&ve samenwerking tusschen Overheid èn bedrijfs-
leven. –
De vraag, of men er’in is gesliagd; dezen’glilden midden-
weg te bewandelen, stelden wij ons na kennisneming van
de officieele mededeelingen inzike de vet-houding van de
bedrijfsorganisaties tot de kartels in No. 26 van het tijd-
schrift ,,Econömische. Voorlichting”,’ een publicatie,
waarvan – de strekking ôngeveer op het volgende neer-
komt:
De Overheid zal steeds belangstelling voor het
kartelwezen blijven behouclen; met andere woorden, er
zal een blijvend toezicht op de kartels bestian.
Ofschoon de beslissing in laatste instantie over den
materieelen inhoud van kartels niet in handen vaide
bedrijfsorganisaties kan worden gelegd, kunnen deze wel
de Overheid en haar toezicht bijstaan. –
En dezen gedachtengang heeft de Overheid aan den
Raad voor het Bedrijfsleven een tweetal bevoegdheden
gedelegeerd, te weteh:
a. het treffen van voorzieningen aangaande het beheer
van organisa.ties, welke een taak hebben, verband hu-
dende met de uitvoeing van bedrijfsregelingen;
h. het vragen van inlichtingen en het verlangen van
inzage van boeken en bescheiden voorzobver noodig ten
behoeve van het toezicht der Overheid op bedrijfsrege-
lingen. ‘
Bij de uitoefening dier bevoegdheden zal de Raad
voor liet Bedrijfsleven gebruik maken van de bij ‘de vak-
én ondervakgi’oepen bestaande kennis, wetenschap en
ervaring. De bedrijfsorganisaties dragen ten aanzien van
liet kartelwezen een zekere mede-verantwoordelijkheid en
zullen zich derhalve steeds rekenschap moeten geven van
de werking der kartels op haar gebied.
Teneinde de vak- en ondervakgroepen in sfaat te
stellen haar taak zoo goed..mogelijk te vervullen, is het noodig eén zekeren band te leggen tusschen de vak- en
ondervakgroepen en de beti’okken kartels. Vaste voor-
schriften zijn hiervoor niet te geven, daar dit slechts van
geval tot geval kan worden geregeld.
De vak- en• ondervakgroepen hebben bij de uitvoering
van haar taak ten aanzien van de kartels slechts een toe-
ziclithoudende en’ bemiddelende functie. Recht tot het
geven van aanwijzingen aan de kartels hebben de bedrijfs-
organisaties in deze niet.
De mede-‘verantwoordehijkheid van de bedrijfs-
organisaties voor de kartels, doet het gewenscht zijn, dat
de kartel-werkzaamheden in de groepen geschieden, of,
wsar dit niet doelmatig is, door vereenigingen of krachtens
overeenkomsten,, onder medé-verantwoordehijkheid van
(le betrokken bedrijfsorganisatie, dan wel, doordat
de hedrijfsorganisaties door het inwinnen van inlichtingen,
liet plegen van overleg en het inroepen van bemiddeling
van den Raad voor liet Bedrijfsleven, indien moeilijkheden
rijzen of reeds zijh gerezen, het noodige toézicht uitoefenen.
Met het onderhavige besluitis door de Overheid
aan het bedrijfsleven een groot vertrouwen geschonken.
Of de ondernemers de sub 8 aangegeven’ conclusie, die
ondubbelzinnig een ovei’maat van overheidsontliouding
suggereert, zuilen onderschrijven, staat echter ‘naar onze
meening te bezien.
Men zal zich kunnen indenken, dat de Overheid belang-
stelling vooi’ het kartelwezen heeft, ofschoon het gevaar
van misbi’uiken op het tei’rein der prijsvorming door
kartelorganisatie tot een minimum is teruggebracht als
gevolg van de werkzaamhieid van den Gemachtigde voor
de Prijzen. Aangezien deze laatste bemôeiingen reeds in sterke mate een toezicht op de kartels beteekenen, zal de
ondei’nemer geneigd zijn, zich af te vragen, of een verder
toezicht met daarmede gepaard gaande registi’atie niet de
grenzen van het beslist noodzakelijke overschrijdt. Dit te meer omdaLin de bevoegdheid van de Oyerheid om
steeds, wanneer zulks noodig blijkt, op het gebied der
bedrijfsregelingen in te grijpen, reeds een voldoende waar-
borg is opgesloten te achten, dat de karteldeelnemers
met de belangien van outsiders, andere bedrijfstakken en
consumenten in redelijke mate rekening zullen houden.
De belangstelling van de Overheid vôor deze laatste
interéssen zal in de kringen van het bedrijfsleven de waar–S
deering ontiTioeten, die zij verdient; slechts zal het niet
iedereen duidelijk zijn, dat dit noodzakelijk
een mede-
9erantmroordelij/dheid
der Overheid voor de kartelregelingen
moet includeeren. Gaat men echter z66 ver, dat men zelfs
dezen principieel belangrijken sprong aanvaardt, dan zal
men het toejuichen, dat de Overheid bij de uitoefening
van haar taak de bedrijfsorganisaties als meest deskundige
organen in deze uiteraard moeilijke materie inschakelt
en wil men dit aldus qualificeeren, dat er een zekere b
4
nd
tusschen vak- en ondervakgroepen en de kartels gelegd
wordt, dan zou men zich ook hierbij kunnen neerleggen.
Voor de karteldeelnemers is het echter een niet te mis-
kennen teleurstelling, dat het streven van de Overheid
er op gericht is, de kartelwerkzaamheden in de groepen
te doen geschieden en van dit streVen slechts af te wijken
ôp doelmatigheidsoverwegingen.
Het zal velen ondernemers ontgaan, bp grond’warvan
men dezen opzet een regeling zal kunnen noemen, die
door een groot vertrouweii in het bedrijfsleven woi’dt
gekarakteriseerd. 1-let wezenlijk kenmerk is toch, dat met
liquidatie van de kartels de bedi’ijfsregelingen zullen worden
overgeheveld naar de bedrijfsorganisaties, of, en dan ook
slechts wanneer de doelmatigheid anders gebiedt, dat de
kartels onder de strengste supervisie van deze groepen
en de Overheid zullen komen.
Worden de bedrijfsregehingen bij de bedrijfsorganisaties
ondergebracht, dan beteekent dit practisch het einde van
den invloed der karteldeelnemers.De toepassing van het
hiërai’chisch beginsel brengt immers mede, dat de kartel-‘regelingen afhankelijk zullen worden van de opVattingen
van de kleine groep functionarissen der hoogere prgani-
saties, die vrijwel steeds buiten de betrokken branche
zullen staan. En verder is de consequentiè van het ver-
nietigings- en schorsingsrecht, dat de uiteindelijke be-
slissing zal komen te liggen bij den Secretaris-Generaal.
Zelfs in het minst ongunstige geval, dat is dus, wanneer
men niet tot onmiddellijke liquidatie van het karteigenood-
zaakt wordt, is het evident, dat de inhoud en strekking
der bedrijfsregelingen voortaan slechts zeer ten deele
zullen worden beïnvloed door de inzichten van de onder-
nemers, die bij hun bedrijfsuitoefening rechtstreeks van
de onderhavige reglementeeringen afhankelijk zullen zijn.
1
–
let is verklaarbaar, dat de officieele publicatie over de
verhouding van de bedrijfsorganisaties tot de kartels in
ondernemerskringen de vraag heeft doen rijzen, welk
beweegi’edenen de Overheid ei’ toe hebben gebracht, het
particulier initiatief terug te dringén in een mate, die
eerder past in een centraal geleide economie dan in het
stelsel van den economischen mengvorm.’
–
.
W. VERMEER Jr.
AANTEEKENIIS(GEN
EENI(E 1iESCF1OUWLNcEN OVER BELOIË. –
–
A., De sititatie ,yôôr den ooi’log.
Be]gië is een dichtbevolkt industrieland, dat vÔör den oorlog voor -een belangrijk deel, zoowel wat betreft zijn
voorziening van voedingsmiddelen en grondstoffen, als
wat betreft den afzet zan zijn industrieproducten op het
buitenland was aangewezen.
liet karakter
–
van België als dichtbevolkt irustrieland
blij kt uit de volgende gegevens, lIet aantal inwoners per
r
–
–
7
•;
•!
1rp’ ‘z
–
z
2
446
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
30 Augustus 1944
km
2
bedraagt niet minder dan 278, waarmede België het
dichtstbevolkte land van Europa is. Een groot deel van
deze dichte bevolking vond zijn bestaan in de industrie.
TABEL 1.
1895196
1910
•.
1930
1Necicrlaiicl
Aantal inwoners
6.496.000 7.424.000
8.092.000
7.935.565
Aantal
personen
werkzaam in dc
industrie
. . .
1.102.000
1.610.000
2.048.000 1.128.600
in
%
van de totale
bevolking
. . .
17
21,7 29,4
14,2
Aantal
personen
werkzaam
in
handel en Ver-
350.000
608.000
544.000 679.900
in
%
van cle totale bevolking
..
5,4
8,2
6,7 8,6
keer
………….
Aantal
personen
werkzaam
in
den landbouw
1.206.000 790.000
635.000
6
1
,2.500
in
%
van de totale
bevolking
18,5 10,5
7,0
8,1
De voornaamste takken van bedrijf zijn de mijnbouw,
de metaal- en de textielindustrie. België is één van cle
oudste mijn,bouwlanden. 1-Jet belangrijkste mijnbouwpro-
duet is in België de steenkool. liet hoogovenbedrijf is
geënt op den mijnbouw en het vormde op zijn beurt één
der vestigingsfactoren voor de overige metaalindustrie.
De textielindustrie is van oudsher van groote beteekenis
geweest, de Vlaamsche lakennijverheid was reeds in de
Middeleeuwen beroemd. Afgezien van verzorgingsindus-
trieën, die vooral voor de binnenlandsche markt verlen,
zooals bierbrouwerij en, aardewerkfabrieken e . d., produceert
de Belgische industrie voornamelijk haiffabrikaten, die, vÔôr
den oorlog, voor een belangrijk deel werden geëxporteerd.
Vergeleken bij de industrie was de landbouw véér den
oorlog van veel geringer heteekenis. De beteekenis voor
de werkgelegenheid vertoonde zelfs een dalende tendens,
zooals uit bovenstaande cijfers blijkt.
Deze structuur bracht met zich, dat het land in hooge
mate op handel met het buitenland was aangewezen.
In den staat op de volgende bladzijde wordt een over-
zicht gegeven van de voornaamste in- en uitvoerquanta
in 1937, terwijl tevens, voorzoover hierover gegevens be-
schikbaar waren, de Bigen productie wordt vermeld.
TABEL II”)
Product
o
2)
6e
_
1
c
.-
o
Q)
..
2)
0
1.221
440
1 936-37
Overige graansoorien
. .
1.600
–
989
1036-37
266
–
–
19,6
1936-37
Oliezaclen
.
…………….
Veekoeken
361
–
–
I)zercrts
Zinkerts
13.851
–
86,5 1936
Andere ertsen
238
–
–
Tarwe
……………….
Ruw
ijzer
…………..
308
–
3.843
1037
Mmcmle
oliën
……..
–
–
‘Koper
……………….
Steenkool en cokes
. . . .
9.939 5.636
29.681 ‘)
1937
Metaalproducten
machi-
1.
.186
nes
e.d.
…………
388
…
491
–
Onbewerkt koper
–
..
116
–
Onbewerkte andere meta-
–
1,074
–
–
–
3.896
193′
Thomat slakkenmeel
)
Andere kunstmestst.
.
–
2.606
–
len
………………
Staal
……………..
en chem. producten
Andere min, producten
.
–
7.043
–
IJzer en staal, gesmeed of
–
2.896
–
gewaist
‘
………….
Staaldraad, staven
–
347
–
Glas en aardewerk
–
1.011
–
1)
Gegevens ontleend aan ,,Intcrnational Trade Statistics”, 1937,
en ,,Statistical Year-Book”, 1037138.
.’) Alleen steenkool.
Uit bovenstaande cijfers blijkt, dat België v66r den
oorlog zijn behoefte aan hroodgraan voor het grootste
deel door iiport moest dekken, terwijl ook voor de overige
graansoorten een importsaldo bestond. Ook de eigen
pro-
ductie van ertsen viel in het niet bij den geweldigen im-
port, terwijl de productie van steenkolen niet voldoende
was om in het verbruik te voorzien. Daartegenover stond
een belangrijk uitvoersaldo voor industrieproducten,
waarvoor echter voor een aanzienlijk deel de grondstoffen
uit het buitenland moesten worden betrokken:
De tabel 2pde volgende bladzijde geeft een overzicht
van de verdhj van dejen handel over de verschillende
landen in 1937. 1 –
TA.HEL III.
–
Belgische in- en export in % aan de totale import-, respec-
tieaelijk exportwaarde in
1937
1).
Import tilt
1
Land
1
1
Export naar
11,6
Duitschiand en Oostenrijk
11,2
12,5
Frankrijk
17,2
8,2
Nederland
11,0
14,1
)
Overige Europeesche lauden,
16,8
2)
zonder &root-.11riitannië
8,3
Groot-Jlritianuië
.
13,5
3,5
Britsch-Indië
1,7
8,6
Aiisti’alië
0,4
8,2
Belgische Congo
1,5
6,2
Argentinië
3,7 8,6
U. S. A.
7,6
15,2 ‘)
Overige landen
15,3
2)
100
1
1
100
‘f
Bron: ,,Intcrnational Tracle Stalis[ics”, 1937.
2)
Geschat.
hieruit valt op te maken, dat een belangrijk deel van
den handel van België met het buitenland betrekking had
op landen, die door den oorlog als handelspartner zijn
komen te vervallen.
B. De toestand sinds de bezetting in Juni
1940.
Wij willen vervolgens trachten om, voorzoovei’ dc
schaarsche gegevens dit toelaten, enkele aspecten van het
economisch leven in België sinds 1940 aan te duiden.
De buitenlandsche handel.
Uit tabel III blijkt, dat door de bezetting in 1940
53,6%
van den import van 1937 geheel onmdgelijk werd
en van den export 43,8%, terwijl 14,1% van den import
en 16,8% van den export zéér sterk moesten worden in-
gekrompen. Ook de betrekkingen met Frankrijk en Neder-
land werden zeer bemoeilijkt, terwijl de in- en export
uit en naar Duitschland procentueel sterk stegen. Uit
de’volgende cijfers blijkt, hoe de Belgische handel met het
buitenland ‘zich tijdens den oorlog ontwikkelde.
Handel aan België met de aangrenzende staten in % aan de
caaa,’cle aan den totalen buitenlandschM handel
1).
1937
1941
1042 1943
Duitseliland
export
11,2 72
78
81
import
11,6 66
56
55
Frankrijk
export
17,2
10 13
13
import
12,5
11
21
27
Nederland
export
11,0
13
5
,
3,5
import
8,2
12
9
10
1)
Opgesteld met behulp van gegevens; ontleend aan Europa-
Kabel”.
In 1943 ging dus van den export 97,5% naar de aan-
grenzende state,n en van den import kwam 92% uit de
aangrenzende staten. Voor 1937 waren dit resp. 39,4% en
32,3 %. De consequentie van één en ander is geweest,
dat, terwijl vôôr den oorlog de uitvoer naar waarde den
invoer met pim. 10 % overtrof, thans de uitvoer twee en
een half maal zoo groot is als de invoer
1).
De import. van voedingsmiddelen was vôôr den oorlog
voor het grootste deel afkomstig van overzee en kwam
dus te vervallen. De import uit de landen, waarmede ver-
‘)
II. Fchlinger: ,Belgieiis Ausscnhancicl’19/i3f44″ in ,,Die Deut-
sche Volkswirtsdhaft” 1944, No. 19.
30 Augustus 1944
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
/ 447
keer mogelijk bleef, kon het eggevailen handeisverkeer
niet compeneeren, doch moest door de oorlogsomstaridig-
heden zelf worden ingekrompen.
Het handels,erkeer tusshen Nederland en België werd in 1943 geregeld door twee handelsaccoorden. Voor het
eerste halfjaar van 1943 konden beide landen voor 30
miii. RM. aan industrie- en’landhouwproducten aan elkaar
leveren. 1-let afsluiten van een nieuw accoord, ingaande
1 Juli 1943, bracht moeilijkheden mee en voorloopig werd
het ruiiverkeer voortgezet op basis van het oude accoord.
Na verschillende besprekingen werd tenslotte een. nieuw
accoord afgesloten ,roor het winterhalfjaar 1943/44, voor
het tijdvak van 1 October 1943 t.e.m. 31 Maart 1944,
eveneens voor een hande]sornvang ter waarde van 30
miii. RM.
Voor den invoer in Nederland van België uit werden o.a.
contingenten vastgesteld van de volgende met name
gehoemde producten: sierteeitproducten, koperslakken-
bloem en Tisomassiakkenmeel, vensterglas, natuursteen,
kalk, producten van ijzer en staal, zwavelkoolstof, foto-
grafisch materiaal en,binnen het raam van een afzonderlijke
ruilovereenkomst, lijnzaad en linnen garens.
In ruil hiervoor leverde Nederland groentezaden,
pootaardappelen, schaal- en schelpdieren, bioèmbollen,
snijbloemen en boomkweekerijproducten, zand en grint,
producten van ijzer en staal, zuiveimachines (men verge-
lijke wat wij hieronder opmerken over de zuivelindustrie),
electro-technische producten, stroocarton, zout, chemische
producten, vlas en cokes
2).
Ter vergelijking kan dienen, dat, volgens de. statistiek
van-den in-, uit- en doorvoer, in 1938 de waarde van den
Belgischèn export naar Nederland f 162 mi]iioen bedroeg
en die van den Nederlandschen export naar België f 106
millioen. –
Met Ilongarije werd een verdrag gesloten, dat loopt van
1 Januari tot 31 December 1944. Dit verdrag stelt het
goederenverkeer vast op 14 miii. RM. Ook ret Finland,
Zweden en Denemarken werden verdragen gesloten, resp.
voor 8,6 mili. RM., 4,75 miJl. RM., 7,7 miii. RM. Van
verdragen met Roemenië, Zwitserland en Noorwegen zijn
de bedragen niet bekend.
Ook met verschillende Balkanstaten wordt handel ge-
dreven. Deze handel maakt echter slechts 5 % van de
totale handelsomzetten met het buitenland uit. 1-let feit,
dat het prijspeil in deze landen aanzienlijk boven dat in
de meeste overige Europeesche landen gelegen is, bemoei-
lijkt den handel zeer. Om deze moeilijkheden te boven te
komen is een compensatiefonds voor in- en uitvoer opge-
richt, dat wordt bestuurd door iertegenwoordigers van de
ministeries van handel, landbouw en voedselvoorziening,
financiën en van het commissariaat voor bonen en prijzen.
Mijnbouw en industrie.
Ook de mijnbouw en de industrie weerspiegelen den
invloed van den oorlog.
De meeste Belgische
steenkoleninijnen
behooren niet
bepaald tot de modernste en best geoutilleerde bedrijven
op dit gebied. VÔér den oorlog hadden deze mijnen met
groote rentabiliteitsmoeilijkheden te kampen. Naar een
mededeeling in ,,Economisch Nieuws” leverde het in de
Belgische mijnen gestoken kapitaal van 10,5 milliard frs.
over de jaren 1930/1939 een rendement van 0,6%.
In de oorlogsjaren schijnt hierin weiiiig veibetering te
zijn gekomen, daar de kolenprijzen door de prijsregeling
op een relatief laag niveau werden gehandhaafd. .Wel
traden er groote verschillen in rentabiliteit tusschen de
verschillende mijnen onderling aan het licht. De Overheid
zag hierin een aanleiding om een compenshtiekas op te
richten, die de bedrijven, welke met verliès werkten,
moest steunen. De Staat verleende hiervoor een subsidie
‘)
Verslag van. dc Nederlancische Kamer van Koophandel voor
BelgiC ie Brussel, 1943.
van 30 miii. frs. per maand. Weldra bleek, dat deze be-
dragen niet toereikend waren. Ook toen werden de kolen-
prijzen in het algemee9 niet verhoogd, maar werden de
mijnen, die met winst produceerden, gedwongen en deel
van de gemaakte winsten aan de compensatiekas af te
staan. Tevens werd de prijs voor enkele groepen verbruikers
verhoogd. De leveringen aan deze groepen moesten apart
worden geadministreerd en de extra baten moesten aan
de compensatiekas worden afgedragen. In den loop van
.1943 stegen hierdoor de inkomsten van de compensatiekas
tot 50 miii. frs. per maand, wat nog niet voldoende bleek
te zijn. 1 Januari 1944 stond de Overheid een prijsverhoo-
ging toe en stelde de prijzen van industriekolen gelijk aan
die van overeenkomstige. categorieën huisbrandkolën.
De
metaalindustrie
is in België, zooals wij reeds eerder
zagen, zeer belangrijk. Het accent ligt hierbij op het hoog-
ovenhedrijf en op de productie van haiffabrikaten. Deze laatste trek komt trouwens bij meer Belgische industrie-takken voor. Zooals tabel II toont, bedroeg de productie
van ruw ijzer in 1937 3,8 miii. ton. Dit was 4% van de
wereldproductie. De . Belgische staalproductie beliep
in hetzelfde jaar 3,9 mili. ton, d.w.z. 3% van de wereld-
productie.
De eigen productie van ijzererts (80.000 ton per jaar)
kon in vredestijd de behoefte bij verre niet dekken; per
jaar moest meer dan 10 miii. ton worden ingevoerd. Hier-
van kwam ongeveer 90% uit Frankrijk en ± 10% uit
Zweden. Met het Minettegebied, dat zich ook in België
nog uitstrekt, bestonden dus innige betrekkingen. Na de
bezettingwerd de aanvoer van grondstoffen van Duitsche
zijde, in het kader van de ,,A.uftragsverlagerung”, ver-
zekerd. Eeh groot deel van de geproduceèrde haiffabri-
katen ging vÔÔr den oorlog naar het Ruhrgebied. Hierin
behoefde dus geen verandering te worden gebracht.
De techniek van het smêlten van zinkerts is in België
zeer hoog ontwikkeld. In vredestijd werd het erts ge-
imperteerd, vnl. uit Zweden, Noorwegen, de Balkan,
Sardinië, Bolivia en Marokko. Thans worden slechts hoe-
veelheden erts uit Duitsche mijnen in Oberschlesiën en
Westfalen verwerkt. De techniek van de verwerking van
andere non-ferrometalen staat eveneens op een hoog peil.
Voor den import van de grondstoffen (vooral koper)
was België vooinamelijk op de Congo aangewezen. Men
krijgt den indruk, dat er thans in deze branche weinig
bedrijvigheid heerscht. –
De
textielindustrie
betrok zijn grondstoffen voor den
oorlog van overzee, uitgezonderd vlas, dat in België zelf
wordt geteeld. Thans zijn de fabrieken afhankelijk van
aanvoer van wol en celvezel uit Duitschiand, welk land ook
het grootste deel van de productie opneemt. Kunstaijde-
fabrieken trof men in België vÔôr den oorlog eveneens aan.
..Op Duitsch initiatief is een celvezelfabriek te Zwijnaerde
gebouwd. De totale productie van kunstzijde en celvezel bedraagt in België thans 1.500 ton per maand.
De
zuioelindustrie,
die vÔÔr den oorlog in België op
een zeer laag peil stond, schijnt zich, mede tengevolge van
het wegvallen van den import van Nederlandsche zuivel-
producten, uitgebreid te hebben.
Van de overige industrietakken zijn weinig afzonderlijke
gegevens bekend, wel is bekend, dat verschillende industrie-
en, zooals de leer- en papierindustrie, Duitsche opdrachten
uitvoeren met behulp van uit Duitschland ingevoerde
grondstoffen. Voor verschillende takken zijn, evenals voor de steenkolenmijnen, compensatiekassen ingesteld.
De landbouw.
Zooals uit de cijfers op biz. 446 blijkt, liep het aantal
in den landbouw werkzame personen vôÔr den oorlog terug.
De behoefte aan broodgraan kon slechts voor 2 i 3 maanden
per jaar door eigen productie wordan gedekt. Toen door de
bezetting de aanvoei- van overzee onmogelijk werd, werd
de Belgische voedseipositie precair. Met alle kracht werd
448. ‘
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
80 Augustus 1944
getracht het teeltareaal te vergrooten met het volgende
resultaat:
1940
‘
1941
1942
1943
1)
Broodgraan
270.000
313.514
343975
374.112
–
.
30.117 51.305 76.987
Aarciappels
.
. .
77.000
104.984 121.173
115.317
Gerst
……….
Koolzaacl
.
–
31
455
25.757
Suikerbieten
. . .
–
48.354
59.378 54.047
5
)
‘)
Overgenomen uit ,,Die Deutsche Volkswirtschaft” 1944, no. 7.
‘)
Geschat.
,,Berliuer Börsenzeitung” van 7 Aug. 1944.
Deze vergrooting werd bereikt door scheuring van gras-
land. 1-let gevolg was, dat de eigen oogst van broodgraan
in 1948 reeds toereikend was om de, weliswaar aan banden
gelegde, consumptie voor te dekken. De import van
tarwe, die v66r den oorlog pim. 1,2 miii. ton per jaar
bedroeg, was in 1942 nog slechts pim. 100.000 en is in 1948
nog verder teruggeloopen.
Dat België er in geslaagd is de grootste moeilijkheden
te bovên te komen, blijkt uit het feit, dat in 1944 het
broodrantsoen van 150 gram op 800 gram per dag ge-
bracht kon worden.
In April 1944 werden de volgende rantsoenen verstrekt
(alles voor 30 dagen): 9 kg brood of 6,6 kg meel, 100 gram
g&braride gerst, 250 gram margarine, 200 gram boter,
100 gram cichorei, 1 kg suiker, 250 gram peulvruchten,
250 gram havergort, 250 gram kaas, 600 gram vleesch,
600 gram jam, kunsthoning of stroop of 450 gram
geconfijte vruchten of 360 gram suikerwaren of 360 gram
vanillesuiker
3).
Voor de distributieperiode tot 18 Augustus zijn de
rantsoenen voor brood gesteld op 7,5 kg
het margarinerantsoen op 100 gr., het boterrantsoen op
250 gr. en het kaasrantsoen op 100 gr., alles p r3O dagen.
De vetvoorziening is dus minder gunstig geworden,
hetgeen vooral wordt toegeschreven aan de onbevredigende
afleveringen van melk. Maatregelen om deze leveringen te
doen toenemen zijn dan ook getroffen.. hoewel het teelt-
areaal voor koolzaad reeds aanzienlijk is uitgebreid – in 1943 werd 24.000 ton plantaardig vet gewonnen zoodat het margarinerantsoen kon worden verhoogd, is de ver-zorgingstoestand nog van dien aard, dat er plannen be-
staan om het areaal tot 50.000 ha uit te breiden. lIet
gevolg hiervan zal mede zijn, dat de productie van vee-
koeken vergroot zal kunnen worden.
De geidzijde.
De beschouwingen over de geldzijde van het economisch
leven in België kunnen kort zijn, daar de ontwikkeling
op financieel gebied hier in groote trekken parallel loopt met die in de overige bezette gebieden.
In de eerste plaats kan als bewijs voor deze stelling gel-
den, de ontwikkeling van de staatsschuld gedurende de
oorlogsjaren, lIet totaal der schuld is sedert einde 1038
met ruim 90 millioen frs. gestegen, waarbij de consoiidatie
•nog zeer beperkt is gebleven, zooals uit de volgende cijfers
is te zien:
Belgische openbare schuld in miii. /rs.
1).
Gecon- Schuld Schuld Sphuld Totaal
soli-
mcl
op
hij de
deerde middel- korten Emissie
schuld langen termijn’) bank’)
looptijd’)
31-12-1939
……..
53.461
700
5.152
3.167
62.40
30- 6-1940
……..
53.117
700
10.069
3.059
76.945
30- 6-1941
……..
54.169
4.529
20.863
3.059
82.620
30- 6-1942
……..
56.226
10.726
33.018
3.059 103.069
30- 6-1943
……..
59.405
20.529
41.596 –
3.059 124.591
30- 6-1944
……..
58.320
33.316
55.594
8.059 150.289
) ,,Nachriiten für Aussenhandel” van 4 Aug. 1944.
‘)
Schatkistpromessen.
‘)
Schatkistbiljetten.
‘)
Renteloos schatkistpapier, uitgegeven op 3 Augustus 1940, als
tegenwaarde voor de tegoeden van derden hij den Postcheciuedienst,
toen deze tegoeden werden overgedragen aan de Emissiebank in
Brussel, die toentertijd het beheer van deze tegoeden overnam.
‘)
Overgenomen uit Economisch Nieuws”, d.d. 11 April 1944.
De bankbiljetteneii’culatie is zeer krachtig gestegen,
zooals uit de gegevens, ontleend aan de gecombineerde
balansen van cle Nationale Bank en de Emissiebank te
Brussel, blijkt.
In miii. frs.
8 Mei 30 Mei 29 Dec. 29 Dec. 28 Juni
1940
1941
1942
1943
1944
Bankbiljettencirculatie 29.806
48.466
67.881
83.211
95.548
Vorderingen vreemde
munt
…………
–
7.923
24.716
48.627
59.281
Als verklaringsgronden kunnen o.a. geldende sterk actieve
betalingsbalans, die zich uit in het -oploopen van de vorde
ringen in vreemde munt,en de liquiditeit, welke door het
afnemen der goederenvoorraden bij triaatregelen tot be-
heersching van het prijspeil een kenmerk van alle nationale
huishoudingen is geworden. Daarbij komt, dat het publiek
in België tot in 1943 een zekere voorkeur voor het an-
houden van bankbiljetten vei’toonde. Sedertdien is echter
de toestrooming van gelden naar de spaarbhnken sterk
toegenomen, waarbij als oorzaak wel wordt gewezan op de
meening, dat soortgelijke maatregelen- tot het inleveren van
groote coupures der bankbiljetten, als bijv. in Nederland
werden genomen, ook in België zouden kunnen voorkomen.
Zoo stegen de inlagen bij de ,,Caisse générale d’épargne”
van 1940 tot einde 1942 slechts van 11.543 op 12.799
milhioen frs. In 1943 volgde hierop een stijging tot 16,097
millioen frs., terwijl het saldo aan het einde van het
eei’ste halfjaar van 1944 17.700 milhioen fi’s. beliep. De
bankdeposito’s liepen eveneens sterk op, waarbij het uit
een oogpunt van binding der koopkracht van belang is
op te merken, dat de direct opvraagbare één maands-
deposito’s minder sterk stegen dan die met een langeren
opzeggingstermijn.
Het is echter moeilijk van de situatie t.a.v. de zwevende
koopkracht in België een indruk te krijgen. Wel werden
in 1940 een prijs- en loonstop ingevoerd, op het peil van
10 Mei 1940. lIet is echter bekend, dat op beide regelingen
vele uitzonderingen zijn gemaakt, vooral op het gebied
van prijzen van landbouwproducten
4)
en industrieele
eind producten.
Dit wordt geïllustreerd door onderstaande cijfers.
Indexcijfers. Gemiddelde 1936-1938 = 10fl.
Geni, per
tarwe
logge
suiker
ruw ijzer
nutnd
1939
……….
99,03
77,79
113,31
–
95,68
1940
……….
127,97
140,47
161,04
158,86
1941
……….
148,45
173,53
212,56
172,91
1942 . ……….
163,80
195,69
237,78
172,91
1943
……….
163,16
194,90
237,78
172,91
Hierbij aansluitend laten wij nog enkele prijzen
,
van
belangrijke verbruiksgoederen volgen.
In 1 rs.
Waren
Juni Juni
.Tuni
Juni
1941
1942
1943
1944
Aardappelen
(100
kg)
……….
150
125
140
135
volle melk (1.)
1,90
2,40
2,40 2,40
fabrick.sboter (kg)
‘
34
44 44
44
azijn
(1.)
………..
2,40
2,40
6,30
6,50
margarine (kg)
11,20
13,25
27
40
zeep
(kg)
……….
3,75
8
8
8
Blijkens een mededeeling in ,,Europa- Kabel” van 11 Au-
gustus ji., is thans ook een koersstop ingevoerd, waarbij als
maximum-koersen zullen gelden de ‘koersen, die op,de
beurzen van Bi’ussel en Antwerpen op 31 Juli jl. werden
bereikt. Ter vergelijking geven wij de cijfers over den loop
der aandeelenkoersen, welker beweging tevens een ver-
klaring van de invoering van den koersstop inhoudt.
Aandeelen
Aandeelen
koersen
koersen
Gem. 1940
…………
69,0
Februari 1944
……….
231
1941
…………
182,3
Mei
1944
……….
254
1942
…………
237,8
Juni
1944
……….
260
1943.
…………
239,5
Juli
1944
……….
277
‘)
Men vgl. den eerder beschreven gang van zaken t.a.v. de steen-
kolenprij zen.
30
Augustus
1944
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
449
OVERHEIDSMAATREGELEN OP
ECONOMISCH GEBIED
ALGEMEEN, ITANDEL
EN NIJVERHEID.
Ambacht. Aanwijzing van diploma’s voor vakbekwaam-,
heid in het smids-, loodgieters- en fittersbedrijf.
(E.V.
1944,
No.
26;
blz.
673)..
Arbeidszakcn.
Beschikking van den Gemachtigde voor den Arbeid inzake het toekennen van premiën aan werk-nemers voor het voorstellen van bruikbare verbeteringen
van de werkmethode of organisatie van het bedrijf. Afkon-
diging van zgn. leerlingstelsels voor de metaalindustrie
en de houtindustrie. Wijziging van de vacantieregeling
voor het bouwbedrijf, waarb,ij de waarde van de zgn.
vacantiebonnen wordt verhoogd en het maximum aantal
hiervan uit te reiken in één boekjaar door eenzelfdenwerk-géver op
48
wordt gesteld; aansluiting hierbij wordt ver-
kregen door een wijziging van de vacantier,egeling voor
werknemers bij zgn. weermachtsbouw’werken. Wijziging
van de loonregeling voor het loodgieters- en fittersbedrijf
met betrekking tot de vacantieregeling. Regeling van den
Gemachtigde voor den Arbeid van tijd- eh tariefloonen bij het rooien van aardappelen, suiker- en voederbieten en het
plukken van fruit in de provincie Gelderland. Nadere
bepaling van den Gemachtigde voor den Arbeid inzake
loon- en salarisnormen. Wijziging van de regeling- inzake
uitbetaling van vacantiedagen.
(E.V. 1944, Nos 23, 24,
25
en
26;
blz.
586, 616, 643, 647, 650, 665
en
667).
Distributie. Opheffing van eenige distributiekringen in
de provincie Utrecht, Zuid-Holland en Zeeland. Aanwij-
zing van paarlcolliers als zgn. distributiegoed. Regeling
van de distributie van hoefbeslag.
(E.V. 1944,
No.
23;
blz.
586
en
597).
MAANDCIJFERS
GECOMBINEERDE MAAiN])STAAT VAN DE VIER NEDER-
LANDSCIJE GROOTE BANTEN EN VAN
HET NEDER.
LANDSC}IE BEDRIJF DER NEDERLANDSCHE
HANDEL-lbL&4TSCHAPPIJ.
Nederi.
Nederl.
Banken
Banken
en Ned.
(In millioenen guldens)
1-landel-Mij.
30
3130
31
Juni
Juli
Juni
Juli
1944
1944
1
1944
1
1944
Activa:
Kas, kassiers en daggeldleeningen
237
147
284
173
Ned. schatkistpapier …………..1275
1372
1503
1622
1512 1519 1787 1795
17
15
22 20
Vissels
…………………..
2
1
8
8
Bankiers in binnen- en buitenland
66
65
88
88
Ander overheiclspapier
………..
Prolong. en voorsch. op effecten
26
27 37 38
111
108 155
154
122
122
156 157
Effecten en sydicaten
11 11
18
18
Deelnemingen
(mci.
voorschotten)
11 –
11
23
23
144
144
197 198
13
13 16
16
Diverse reken. (mci. oven, posten)
1
–
1
–
Belegde bestemmingsreserven
. . .
1
1
1
1
13
5
13
5
1795
1790
2170
2169
Passiva:
Debiteuren
…………………
1372 1348
1660
1637
Wissels
….. ………………
–
–
– –
Gebouwen
………………….
Kassiersen genom. daggeldieeningen
129
–
155
–
159
–
189
Effecten leendepôt …………….
37
38
42
42
Crediteuren
………………..
Bestemmingsreserven
1
13
..
1
5
1
13
1
5
Deposito’s
op
termijn
…………
Diverse
rekeningen
…………..
1552
1547
1875
1874
Effecten leendepôt
…………….
170
170
210
210
Aandeelenkapitaal
…………..
73
73
85
85
Reserve
……………………
1795
1790
2170 2169
Tabak.
Nadere regelingen inzake teelt en fermentatie van tabak.
(E.V. 1944,
No.
22;
blz.
572).
Zuivel. Regeling inzake het verleenen van een toeslag
in verband met de gestegen aanvoervrachtkosten bij melk-levering door veehouders aan zuivelfabrieken.
(E.V. 1944, No.
21;
blz.
549).
STATISTIEKEN
GEZAMENLIJKE STATEN VAN DE NATIONALE BANK VAN
BELGIË EN VAN
DE EMISSIEBANK TE BRUSSEL.
(in milI. Francs)
•
.2
a’.
. .
0
0
n
0
.n
O,s
0)
0
17 Aug. ’44
89.995
1
iïi
67
TÖiiÖ
98.956
8.323
6.197
10
’44
89.615
1
236
22.310
1.944
98.733
8.430
6.106
3
’44
89.1721
270
21.814
1.904
98.307
8.277 5.737
27 Juli
’44 88.247
1
291
21.112
1.908 96.871
8.230 5.617
20
,,
’44
88.596
1
254
20.961
1.824
97.023
8.146
5.623
8 Mei
’40
23.609
1
5.39
1
t
595
1.480 29.806
–
990
DE NEDERLANDSCHE BANK.
(Voornaamste posten In duizenden guldens)
1
J3innent. wissels 1
31JunI,
open mcsrktpapier,
Totaal
Data
rnuntmate-
Ibeteeningen, voor-
Totaal apeischb.
riaal en
Ischotten
a/h Rijk
activa
schulden
deviezen
1)
1
en diverse
rekeningen
‘)
28Aug. ’44
4.853.001
144.847
5.081.716 /t.888.773
21
,,
’44
4.817.243
140.052 5.051.654
4.851.576
14
,,
’44 4.768.128
142.586
4.995.396 4.806.747
7
’44
4.186.097 137.592
5.008.405 4.822.325
31 Juli
’44
4.766.198
145.208
4.996.266 4.813.386
24
’44 4.720.753
155.024
5.962.842 4.780.228
17
,,
’44
4.758.109
159.191
5.002.364
4.812.741
6 Mei
’40
1.173.319
248.256
1.474.306 1.424.016
Bankassig
Schatkist-
Bankbit
jet-
Saldi
natiën en
Saldo
Rijk
papier
Data
ten in om-
in
diverse
R/C (D/C)
rechts Ir.
loop
R/C
rekeningen
onder-
gebracht
28Aug. ’44
4.473.615
41106
70.040
C.
101.170
–
21
’44
4.445.552
406.022
67.033
Ii
112.046
–
14′
’44
4.427.418
379.321
65.596
C.
104.875
–
7
,,
’44
4.418.461 403.845 63.138
C.
117.617
–
31 Juli
’44
4.414.777
398.541
60.003
C.
99.293
–
24
’44
4.386.988
393.083
.
57.828
C.
114.713
–
17
,,
’44
4.375.133
446.538
57.817
C. 144.318
–
6 Mei
’40
1.158.613
355.174 10.230
C.
22.962
–
‘) Ingevolge de verordening 5811943 (dd. 26 Juni) zijn de posten
,,Correspondenten in het buitenland” en ,,Buitenlandsche’ betaal-
middelen (exci. pasmunt)”, voorheen begrepen in de ,,Diverse
rekeningen”, van 5 Juli1943 af opgenomen onder de buitenlandsche
portefeuille, in onzen staat samengevat als ,,cteviezen”.
Bij industrieele onderneming wordt een
ADMINISTRATIEVE ASSISTENT
gevraagd. Vereischten alg. ontw. en het bezit van diploma
M.O. Boekhouden. Brieven met opgave van practijk-
ervaring en verlangd salaris te richten onder lett. T.R.S.
aan Nijgh & van Ditmar, Rotterdam.
+
Beschikbare krachten
+_1
Jong juriste, 24 jaar, zag zich gaarne geplaatst te Anister-
dam bij bank of grootbedrijf voor nu of later als
[SECRETARESSE,
correspondente of anderszins. Genegen naar het buiten-
land te gaan. Diploma Gymnasium, Merc. Eng., Steno
Ned., Duitsch, 3 jaar kantoorervaring, alg.. ontw. Brieven
onder No, 167 Bureau v. d’. blad, postbus 42, Sciliedam.
450
30 AUGUSTUS 1944
Aij’abetische Index Overheidsmaatregelen op economisch gebied.
(Zie voor den alfabetischen index Overheidsmaatregelen in 1943 het Jaarregister 1943, laatste bladzijde)
Blz.
Administratieplicht ……27, 55, 123, 383
Advertenties ……………………283
Afval …………………………j23
Algemeen Vestigingsverbod ……….55
Ambacht …………..27, 161, 251, 449
Arbeidszaken27, 55, 123, 161, 298, 383, 398,
449
Bank- en Credietwezen ……….41, 313
Belastingzaken 41, 111, 163, 237, 285, 337
Betalingsverkeer met het buitenland . . 27
Bouwnijverheid …………123, 251, 283
Buitenlandsche handel …………..123
Deviezenbeschermit
.
g …………….398
Distributie ……………………449
Duitsche orders ………………..283
Financiering Rijksbureaux ……….398
Geneesmiddelen ………………..299
Groenten en fruit …………….96, 313
Grondkamers ……….237, 284, 313, 398
Grondstoffenbesparing en bedrijfsratio-
nalisatie ……………………161
Handel 27, 55, 123, 162, 236, 283, 383, 398
Heffingen 41, 55, 123, 162, 236, 283, 383, 398
Hooi en stroo ………………284, 299
Hout…………………………398
Huurprijzen van nieuwbouw ……….162
In- en Uitvoer ………
26, 383
131z.
Industrie 27, 55, 123, 163, 283, 299, 383, 398
Inlevering puntdraad en gladde draad.. 135
Kamers van Koophandel ……….., 40
Kinderbijstagwet ……………..123, 299
Kleinhandel ……………………251
Kweekersbesluit ………………..299
Landbouw 41, 97, 125, 237. 284, 299,313
385, 39
Slerken ……………………283, 299
Monopolleproducten . . . . 55, 123, 285, 398
Slotorbrandstof …………….163, 285
?2on-ferrometalen …………..123, 299
Omzetbelasting …………..41, 97, 313
Opheffing Centrales………………40
Organisatie l3edrijfsleven. . 27, 83, 123, 163,
283, 299, 383, 398
Papier ……………………….398
Persgas ……………………….337.
Plulmvee …………..41, 135, 237 285
Prijsregellngen ’40, 83, 125. 163, 284, 337,
383, 398
Rentepeil ………………….. . . 337
Scheidsgerecht Voedselvoorziening …. 41
Sierteelt …………….41, 97, 135, 237
Sociale voorzieningen ……….125, 177
Steunverleenlng aan stllglegde bedrij-
ven …………..40, 55, 125, 385, 398
Blz.
Suikerbieten e. d……………41, 97
Surrogaten …………….9.7, 237, 285
Tabak ……..40. 96, 135, 237, 385, 449
Telefoonverbindingen …………….284
Textiel ………………..40, 96, 177
Toegepast Natuurwetenschappelijk On-
derzoek ………………………41
Tuinbouw ………………41, 313, 385
Turf ………………………….96
Vee . . 41. 97, 135, 237, 285, 313, 385, 399
Veevoeder ………………..41, 97
Vereveningshefflng ………………125
Verpakkingsvoorschriflen …………96
Vervoer ………………III, 163, 285
Verzekering …………….96, 125, 284
Vestiglngswet Kleinbedrijf 41, 125, 177, 236
284, 385
Vlsscherij ……….41, 285, 313, 385, 399
V!as ……………….. 41, 97. 163, 313
Voedselvoorziening 97, 135, 285. 299, 385, 399
Volkstuinen ………………..125, 237
EJ’zer en Staal 125, 177, 284, 337, 385, 398
Zaden ……………………..41, 97
Zuivel ………………41, 97, 163, 449
Zoo juist verschenen:
Een economisch-statistisch onderzoek
naar de chemische industrie in Nederland
door
Dr. P. S. PELS
Publicafie No. 37 van het Nederlandsch Eco-
nomisch Instituut
PRIJS f 3.65*
(Prijs voor donateurs en leden von het Nederl..
Econ. Instituut
f 2.75,
te bestellen bij het N.E.l.)
Uitgave: De Erven F. Bohn N.V. – Haarlem
C
_Dr. A. de Graaff)
DE KOLENVOORZIENING
VAN NEDERLAND
Publicatie No.
35
van het Nederlandsch Economisch Instituut
PRIJS f 5.50*
(Prijs voor donateurs en leden, van het Ned.
Econ. Instituut
f 4.10;
bestellen bij het N. E. 1.)
Verkrijgbaar in den boekhandel
Uitgave: De Erven F. Bohn N.V. – Haarlem
De Scheepsbouwnijverheid in Nederland
door
Ir.
J. W.
Bonebakker
Publicatie No. 16 van het Nederi. Econ. Instituut
Prijs
f 155*
(grijs voor donateurs en leden van het Nederlandsch
Economisch Instituut f 1.10; bestellen bij het N.E.I.)
Verkrijgbaar in den boekhandel.
Uitgave
van De Erven
F.
Bohn
N.V.
–
Haarlem
R. M. Dip SOEMITRO
OJOJOHADIKOESOEMO
Het
volkscredietwezen
in de depressie
Publicatie No. 34 van het
Neder!. Economisch Instituut
Prijs
f 5.50*
(Prijs v. donateurs en leden van het
N.E.I.
f 4.10;
bestellen bij N.E.l.)
Verkrijgbaar in den boekhandel
UITGAVE: DE ERVEN F. BOHN N.V., HAARLEM
KONINKLIJKE NEDERLANDSCHE BOEKDRUKKERIJ
H. A. M. ROELANTS,
SCHIEUJAM
Onze speciale afdeeling: drukwerk voor contrôle en
administratie levert alle voorkomend drukwerk
op dit gebied, concurreerend, snel en accuraat.
Uitgifte-apparaten in groote verscheidenheid van
werkwijze en capaciteit naar de behoeften van
elk bedrijf.
Tel.
69300
Onze terzake-kundige
staf
is te allen tijde voor
(3 lijnen)
gratis advies te Uwer beschikking.
Verantwoordelijk voor htt redactioneele gedeelte: Drs. M. F. J. Cool te Rotterdam; ‘voor de advertenties: Koninklijke
Nederlandsche Boekdrukkerij H. A,M. Roelants te Schiedarn. Drukker en Uitgever: Koninklijke Nederlandsche Boek-