Ga direct naar de content

Jrg. 28, editie 1417

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 17 1943

17
MAART 1943 ‘

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

conomisch.-wSta’tistische

Berichten

ALG.EMEÉN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID,.FINANCIN’•EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

28E
JAARGANG

WOENSDAG 17 MAART 1943

No. 1417

HOOFDREDACTEUR:

M. F. J. Gooi (Rotterdam).

PLAATSVERVANGEND HOOFDREDACTEUR:

H. W.
Lamb.rs (Rotterdaih).

Abonnementsprijs poor het weekblad, waarin tijdelijk

is op genomen het Economisch-Statistisch Maandbericht,

franco p. p. in Nederland /
20,85*
per jaar. Buitenland en

koloniën f
23,.—
per jaar. Abonnementen kunnen met elk

nummer ingaan en slechts worden beëindigd per’ ultimo pan

eik kalenderjaar. Losse nummei’s 50 cent. Donateurs en

leden pan het Nederlandsch Economisch Instituut ontQangen

het weehblwt gratis en genieten een reductie op de perdere

publicaties. Adeswijzigingen op te geven aan de adrnini.stratie.

Adpertenties Poorpagina /
0,28
per mm. Andere pagina’s

/ 0,22
pel:
mm. Plaatsing bij abonnement volgens tarief.

BERICHT.

ADRESVERANDERINO:

Met ingang van
15
Maart j.l. is- het N.E.I. en daar-

mede het kantoor der rdactie en de administratie van

,,E.-S.B.” verplaatst naar
I1ieuwe Binnenweg 175a,

,Rotterdam (centrum).

TELEFOONNUMMER: 38840.

INHOUD:

Blz.

Kleine zelfstandigen in de sociale verzekering door

Dr. Mr. L. P. pan der Does. …… . …….. …..
138

Het Huurbeschermingslesluit door
D. W. pan Hout 140

Beurswetgeving in
het
Derde Rijk
doorMr. W. H. C.

Schukking ………………………………142

Overheidsmaatregelen op econo-

misch

gebied ………………………
145

S t a
t i s t i
e k e n.

Weekstaat
van
De.
Nederlandsche Bank ……..
145

GELD- EN KAPITAALMARKT.

Op de
geidmarkt
blijft een Vrij levendige handel bestaan.
Nu de Agent onbeperkt in de markt is voor lahgloopend
papier, is er voortdirend aanbod in het middelmatig
lange materiaal en anderzijds is er behoorlijk vraag naar
dat papier van de zijde van geidgevers, die, in plaats van
jaarspapTr, iets korter loopend materiaal opnemen. Een
belangrijke wijziging in de geldmarktsituatie kan wellicht
worden verwacht, wanneer een noemenswaard gedeelte
dr biljetten van f 1000,– en f
500,—
niet zou worden
ingeleverd
De
tegenwaarde der niet ingeleverde biljetten
zou immers volgens de verordening zoo spoedig mogelijk
aan de Schatkist moeten worden vergoed.
Die
vergoeding
zou een, even groote verruiming van de positie van de
Schatkist beteekenen. In de eerste plaats zullen die midde-
len wel worden aangewend tot vermindering van den post
,rechtstreeks ondergebracht schatkistpapier”. Van den omvang vanhet bedrag zal het dus afhangen, of ook de
geldmarkt uit dezen hoofde eventueel een duurzame
verruiming zal ondergaan. Overigens ‘kan dit alles pas
na
fs
April a.s. een rol spelen.

De obligatiemarkt
gaf blijk van een vasté stemming.
De
34% Nederland 1941 had den parikoers reeds over-
schreden en boekte een koers van 100
8
/
16
en kort daarna
wist ook de 34% Nederland 1942, waarvan de teçhnische
positip natuurlijk een andere is,#den drempel van 100 te
nemen en er werd zelfs een no ering van 100
1
/
8
bereikt.
Daarna trad een lichte reactie in. Ook de3-34% leening
1938 was vast gestemd en behaalde een koers van 99
en zelfs een fractie daarboven. Ook de Indische leenin-
gen kwamen een lichte inzinking weer te boven. De 34%
Amsterdam bleef achter, waardoor dit papier weer in
een meer logische verhouding kwam tot de beide 34%
staatsleeningen.

De
aandeelenmarkt
vertoonde begrijpelij kerwijze, onder
den invloed van den koersstop, een vermindering in de
omzetten, maar toch viel het aanbod nog mee. Blijkbaar
zijn er nog al wat speculatieve houders, die, nu de goede
kanen door den koersstop zijn 1weggenomen, tot liqui-
datie overgaan. Ook was er aanbod van houders, die per
ultimo Febrüari onder de f
50.000-grens hun bezit
had-
den moeten aanmelden, en die
er de voorkeur
aan
gaven
vast
een begin mt liquidatie te maken, voortuitloopend
op een eventueele instructie van De Nederlandsche Bank.
Aangezien deze instelling het recht heeft tot opvordering
op 2 Maart 1942-koers (naast het
recht
om
tot verkoop
ter
beurze opdracht te geven), breiken de desbetreffende
hoiders, die nu reeds tot verkoop overgaan, in elk geval
het mogelijke voordeel, dat zij bij den thans geldenden
beurskoers maken; een koers, die zeer aanmerkelijk hooger
ligt, dan het genoemde niveau, waartegen eventueel op-
vordering, zou plaatsvinden.


t

•0
/

./

.
.,

•0

138

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

17 Maart’4943

KLEINE ZELFSTANDIGEN IN DE SOCIALE

VERZEKERING.

Wan’neer men, het bekende werk van Wittert van I-Ioog-

land o-ver de parlementaire geschiedenis van de sociale
verzekering slechts doorbladert, bemerkt men reeds spoe-
dig, dat de kleine zelftandigen sedert cle invoering van
de Taïma-wetten voortdurend een object van beschouwing
en beraadsiaging ten aanzied van cle sociale verzekering
waren, zonder dat ‘een oplossing voor deze zoo moeilijke

materie werd gevonden
1)’.
Trouwens, niet dleen in Neder-

land, doch in tal van andere Europeesche landen hebben

de pogingen.om
de,icleine
zelfstandigeiiondcr de verplichte

verzekering te brengen, veelal gefaald
2).

Hetisdaarom toe te juichen, dat op 1 April 1940’döor
den toenmaligen Minister van Sociale Zaken den commissie
werd ingesteld, die in laatste instantW tot doelstelliiig had,
na te gaan, of het theoretisch, practisch, doelt speciaal
verzekeringstechnisch mogelijk zou zijn, de kleine zelf

standigen onder de vigueur van de sociale verzekerings-

wetten te brengen.

De ingestelde commissie telde in aen loop van den tijd
meer dan 30 leden, hetgeen de besludeering van de gestelde
problemen niet vergemakkelijkte. Na een Eid van drie
jhar, is onlangs het rapport van de commissi(rversche-
nen ). Aan den inhoud van dit verslag ontleenen wij het

volgende.
Na weergave van de redevoeringen bij ae installatie vn
de commissie, wordt in het eerste hoofdstuk een overzicht gegeven over hetgeen in het Nederlandsche Parlement ten
aanzien van de kleine zelftandigen werd ten beste gegeven.
Dit deel van het rapport werd zoo goed als geheel ontleend
aan het reeds geciteerde werk vqn Wittert van hoogland
4).

Fhiernia wordt de rechtsgrond voor de’ opneming van de
– kleine zelfstandigen besproken, gevolgd door enkele
financieele en .economische analyses, tenwiji tot slot de

wetstechniek in de beschouwingen van de commissie wordt

betrokken.
Teh aanzien yan verschillende hoofdstukken’wi}len wij
iii het onderstaande enkele cri’tïsche opmerkingenmaken.
h-Ioewel de te regelen materie uiteraard zoowel delicaa( als
moeilijk was, mag dit ons toch niet weerhouden recht
vaardige critiek op de voorgestelde wetswijziging te uiten,
daar men immers moet streven naar een overwinning van

de moeilijkheden
r’ddr
dnvoering van de desbetreffende

wettelijke bepalingen. –

Analyse der behoefte. aan Qerzekçring ç’oör de kleine zeij

standigen.

Een conclusie uit
,
heeerste hhofdstuk, dat’de geschie-
denis van den strijd om de verplichte vei’iekering der kleine
zelfstandigen behandelt, wordt niet getrokken. Wij zouden
in dit verband willen opmerken, dat — naar onze meening
— er steeds slechts één belangrijk desideratum naar voren
kwam, nI. de zorg voor den ouden dag van de kleine zelf-

standigen. Keer
1
op keer kan men in de I(amerverslagen
lezeni, dat leniging van de nood van deze bepaalde grpep.
der bevolking een dringende noodzaak is. Toch’meent de
commissie niet in de eerste plaats te moeten voorstellen,
dat de kleine zelfstandigen ‘erzekeringsplichtig volgens

dejnvaliditeits- ‘ei Ouderdorhswet worden. Zij motiveert

dit op twee gronden
5).
De eerste reden iaartoe is gelegen

in de practische omstandigheid, dat omtrent de’groep der
kleine zelfstandigen statistisöhe gegevens, welke een nader
inzicht kunnen verschaffen in aantal, sexe en leeftijdsver-

‘)
B.
Laumans: ,,Encyclapaedie voor het Terzekeringsweze”,
11, b1z.231.

.
‘) J.
Göde] ,,Die Sozialversicherurig nier ipehllieli SelbsLitfldi-
gen,
1940,
blz.
37
ex..
) ,,Staatscommissie’ inzake uitbreiding der verplichte Sociale
Verzekering tot kleine ieifstundigen”, ingesteld bij
X.B. 1
April
1040 No. 8, 1943:’
•) E. B. F. F.
Wittert van Hoogland: ,,De Parlementaire Geschie-
denis der Sociale Veriekering van
1890
tot
1940″, 191i0.
Rapport”, hiz.
6

1.
8

.9

deling .benevehs in de verdeling. der inkomsten, tot
dusve1’re nièt bestaan.- Toch is deze Icennis véreischt ‘om te
kunnen heschikkeh over dé gegevens, welke noodig zijn
voor de vaststelling van huet
p.zemieVarief
(indeeling in
premieklasse naar leeftijd en inkomsten) en de berekening –
van de eventveele staatsbijdrage ‘oor de overgansperiode.
Bij voorafgaande invoering der andere takken van verze-
kering worden d ez,e noodzakelijke gegevens’ verkregen en
wordt daarmede tevens eeh goede bais gelegd voor ‘de
nadere ir

ivoeri ng eener gewijzigde 1 nvaliditeitswet.
Vervolgens moet het – naar het .dçr commissie is ge-
bleken — in verband met het besluit van de Secretarissen-
Genera’al van cle Departementen van Sociale Zaken en
Financiën van 9 Juli 1941 betreffende tijdelijke verhooging
van ‘bepaalde sociale verzekeringsrenten mét een bijzonde-
ren toeslag (Terordeningenblad 1941, stuk 34), niet uitge-sloten woi’den geacht, dat een herziening der Invaliditeits-
wet binnen afzienbaren tijd zal volgen. Onder deze oni-
standigheden komt het der ,commisse niet gevensoht voor,
zoolang hieromtrent niet nders bekend is, de wet zelve
te gaan vizigen in dien zin, dat ook de kleine zelfstandi-

gen daarin wordeo opgenomen.

0


Deze argumenten hebben ragelaten ons te overtuigen.
Door middel van een eenigszis uitgebreide enquête waren
de desbetreffende gegevens, in

dezen tijd zondr groote
moeilijkheden te verzamelen. Evenals elders ware het
– mogelijk de bedrijfsgroepen hies’vpor in te’schakelen. Ook

– het- in Duitschland gevolgde systeem ware te -gebruiken
6).

Het moment is thans eveneens niet ongunstig om de gelden
voor de uitkeeringen van de’ verzekerden, die ouder zijn
‘dan 65 jaar, te vinden. Een deel van de opbrengst van de Vereveningheffing ware hiei’oor te ben-utten. Door deze
methode toe te passen, zou een- aanvang kunnen worden
gemaakt, terwijl men in ,dpn loopvan den tijd rustig zou

kunnen uitbouwen.

.


Had de corhmissie in deze richting gearbeid, dan

ns
naar. o.nce meening een belangrijker resultaat verkregen.
Wij vermoeden, dat er in het algemeen weinig behoefte
en vei’langen zal bestaan naar een sociale verzekering van
kleine zolfstandigen, die onder de eeonge”allenwet of
zelfs onder de Ziektewet zullen vallen. De zorg.voor den
ouden dag der kldine ‘zelfstandigen is veel meer een punt
dat onze Sandacht in deeerste plaats noodig heeft.
t.

liet systeem (
,
cn eer-zekeren.

Eveneens is het zeer opr’ierkelijk, dat de commissie het
standpunt inneemt, dat de nieuwe wetgeving zich nauw
bij de bestaande sociale verzekeringswetten behoort aan
te sluitén. Summier aangeduid, wordt het, standpunt
ingenomen, dat de materie van geheel dezelfde orde is.
Op grond hiervan worden in -de voorstellen deelfde uit-
voeringsorganen ingeschakeld. Dit in het, rapport inge-
nomen standpunt zouden wij niet willen ohderschrijven. In’
tal van geschriften – zelfs in deinstaljatièrede — wordt
er op gewezen, ‘dat de sociale verzekering van kleine zelf- standigen tal van bijzondere technische moeilijkheden met
zich brengt. Met ”ele voorbeelden zoden wij dit kunnen
illustreeren en bewijzen. Men denke slechts aan de groote
mobiliteit van deze heterogene groep der bevolking
7).

Iloevele daglooners zijn er niet, die gedurende korte-
ren
of
langeren tijd in loondiehst anbeiden en daarna
weer hun zelfstandig boerenbedrijf uitoefenen? Iloevele
kleine handwerkslieden werken afwisselend in loon-
dienst en zelfstandig? Wie van deze, bijzondere tech
nische bezwaren wil kennisneme,n, leze slechts het onlangs verschenen gedegen artikel van Von Altrock
8
), welke er op

wijst, dat — in vérbancl met de Arbëitsplatzwechsel” en

de ,,Arbeitseinsatz” in ]uitschland

de sociale vèrzeke-

) S.
Gödel ‘.,,Die Sozialversicinerung”, blz.
34.
‘) P.
Sorokimt:
,,Sociai
?,Iohiiity”,
1927
passim.
8)
Von Altrock: ,,Versieherngsrcchtliche Ansprüciie des scib-
slii.ndigen Handwerkers gegen den Arbcitsgeber”, ,,MonaLsclmrift
rür Arbeiler- uild Angestelltenversicheruflg”,
1941,
hiz.’
50 cv.


1

..

17 Maart 1943

ECONMISCH-STATISTISCHE BERICH’EN

159

ring voor de liandwerkslieden op schier onoverkomelijke

moeilijkheden stuit.’ Wij vermoeden, dat kennisneming
vail dit artikel de commissiè minder optiniistich zou hebben
gestemd. Uit dit geciteerde geschrift blijkt eveneens, dat
cle mutaie van beroep in liet algemeen voor deze groep
bijzonder groot is. liet is daarom te betreuren; dat het
rapport zich ternauwernood of slechts in het voorbijgaan
met deze quaestie bezighoudt? Om ‘aan enkele speciale
moeilkheden te ontkomen, wordt in het rapport voorg-
steld met de individueele inschrijving aan te yangen. Hoe echter dient gehandeld te worden, wanneer men vn kleine
zelfstandige in loondienst overgaat en vice versa? Nog
minder wordt de vraag aangeroerd, of in al deze gevalln,
wanneer wederom het beroep van kldine zeltstanige wordt
gekozen, nieuwe aanmelding dient plaats te vinden.

Gezien de bezwaren, die- de bedrijfsvereenigingen nu
reeds hij denv&zekèringsplicht van het inwonènd huis-
personeel ondervinden, rijst bij ons de vraag – een vraag,
welke de commissie niet naar vôren brengt – of de terri-
toiiale uitvoeringsorganen voor deze materieniet de voor-
keur verdienen. Dit hangt wederoni nauw samen met het
uitgangspunt van de. commissie, immers, behouaens de te
noemen uitzondei-ingen, meent men – zooals wij reeds
aanduidden – dezelfde wegen te moeten bewandelen als
• bij de andere sociale verzekeringswetten.
Zelfs heeft men zich hij ‘dé bestaande wetgeving zoo
nauw aangesloten, dat de indruk wordt-gewekt als zou de
voorgestelde wetswijziging in hoofdzaak hieruit Jestaan,
• dat men achter het wooid ,,arbeider” steeds ,,en kle ie
zelfstandige” voegde.
,Gezieia echter de buitenlandsche ervaringen en de moei-
lijkhede die schier alle deskundigen bij eventueele in-
voering vreezeh, zou het naar onze meening beter gewest,
zijn, deze materie met hiachtneming der speciale regeling,
die deze groep vereischt, i% een aparte wet te regelen.
Het door ons ingenomen standpunt wrdt eveneens ge-
ileeld door de duitsche. sociale verzekeringsdeskundigen.
De.kleine zelfstandigen vallen op grond van de ,,R.V.O”

niet onder de verpjichte ziekteverzekerihg (Par. 176 j
°

156 R.V.O.)
9)

Voor de ouclerclonsvooiziening van zelfstandige hand-verkers kent het Dui ische .anciale verzekeringsiecht een
hijzondr systeem. Januari 1940 trad eem) in 193$ tot stand
gekomen yet in werking, welke zih bij cle •,,Rentenver-sicherung der Angestellten” aansloot, ep welke i.ngeyal
van arbeidsongeschiktheid en van ouderdom een rente
ai-andeerde
10).
Deze, wet is in ziioverm-e interessant, dat
zij den zelfstandigen handwerker de vrijheid geeft, zich hij
een verzekeringniaatschppij te verzekeren df zich bij

een instituut voor sociale verzekering aan te melden. Van
overheidswége wordt op de.naleviiig van de desbetreffende
n
bepalinge scherpe contrôle uitgeoefend. Zelfs bestaat er
voor-de ddsbetreffende personen nog een derde mogelijk-
heid, nl. zich voor 50 % bij heLsociale verzekeringsinstituut
te verzekeren en voor ae andere 50 % eenlevnsverzekering
af te sluiten. Afgezien van het feit, dat

men op het oogen-
blik in Duitschland met bijzondere iioeilijkheden ten aan-
zien van dit vraagstuk te, kampen heeft, blijkt çluidelijk,
dat liet niet gewenscht w,as, zîcli bij het bestaande systeem
van sociale verzekering aan te sluitén. Afzonderlijke me-
thoden, bijzondere registratie, afwijkendè overgangsbe-
palingen valt handwerk naar loonarbeid, speciale wets-
techniek zuilen noodzakelijk zijn, wil deze zoo moeilke tak
van sociale verzekering het grootst mogelijk nuttjg rende-
ment opleveren.
Daarom is het te betreuren, dat de door ons naar voren
gebrachte suggesties niet in het rapport werden behandeld.
Kennisneming van de buitenlandsche literatuur. – wij

‘)’.
Kühne.,, Krankenvesicherung”, 1939, bz. 54. ,Siess
Insurance”, Genève ,195, blz. 28 c.v. .


‘°) Zie over dit wetsontwerp ,,Amtliche Nacltchten’, 1939, hlz.
,,Act extending the pension insurance scheme to cover indepen-
dent craftsmen”, ,,Indi,istrial and Labour information”, Vol. 59
No. 6, blz. 163.

kunnen hierop niet nader ingaan— had iot andere resul-
taten geleid.

De kosten deze, be’zekei’ng.

.O’bk de vraag, wie áe kosten van de sociale verzkering
dient te dragen, willen wij inonze beschouwing betrekken.
Voor de commissieis dit probleem blijkbaar zeer eenvoudig.
Zij gaat van het principe uit
1
dat het.recht van den kleinen
zelfstandige op een rechtvaardigen prijs voor zijn goederen.. ten volle moet worden erkend
11).
Vervolgehs is men in het
rapport van oordèel, dat de ,,door den kleinen zelfsta’hdige
op te brengen premie bij zijn verzekering tegen de finan-,
cièele behoeften, voortvloeiende uit eigen kinderzegen,
ziekte, ongeval, invaliditeit en ouderdom, in den prijs, dien
hij voor zijn geeclerenen diensten ontangt, dient te w’or-
den
1
gecalciileerd, terwijl de Overheid alleen reeds, om het
welslagen dezer verzekering te bevorderen, hierbij behulp-
zaam dient te zijn.”

Derapporteur gaat in dênzelfden gedachtengang -verder,
wanneer hij schrijft
12
):
,,De kosteh, welkè aan de verplichte
verzekering van kleine zelfstandigen zijn verbonden, mee-
ten derhalve worden gèvonden in de prijzen van goederen
eh diensten, verkocht eh bewezen door die kleine .zelf-
standigen, omdat deze kosten tot le noodzakelijke lasten
van liet bedrijf of vak hehooren, welke evenals de vaste
en bewegehijkebedrijfsiasten, die de prijzen bepalen, econo-
‘misch alleen verantwoord zijn, indien,zij in de prijzen zelf kunnen worden gecalculeerd.”
Soortgelijke citâtn keeren steeds in hd rapport terug.
Toch meenen wij, dat de zaalc zeker niet zoo eenvoudig
is als deze aanvankelijk schijnt. Met de zeer algemeene vraag, wie in laatste’instantie de kosten voor, de sociale
verzeke1’iig, uit een economisch oogpunt beschouwd, be-
taalt, heeft men ztch in Nederland
1—
voorzoover ons-be-
kend zoogoed als niet beziggehouden. Wel ,verschene
tal van uitnemenclestudies over de financiering en’de ver-schillende stelsels van kostendekking, doch welke van de
drie groepen: werkgev,prs, verknemei-s of consumenten, in
laatste instantie vorden aangesproken, heeft nen voor de
Nederiandsche omstandigheden’ nog niet geanalyseerd.
Schijnbaar – zooals wij reec(s opmerlcten – is de zaak
eenvoudig.. immers, cle wet bepaalt, wié de preniid ffloet
opbrengèn; cloch.hierniede stian wij slechts aan het begin
van hèt probleem. De kostprijscalculatie geeft hierop in
laatste instantie geen antwoord. De concurrentie op dc
wereldmarkt bepaalde bij normale verhoudingen de groep
personen aan wie de

premie ten laste kwam. Wij stellen
deze vraag speciaal aan de orde, omdat deze in cle Amen-
Icaansche vakliteratuur eenige jaren geleden uitvoerig
werdbesproken. Wij g&ven slechts een enkel citaat weer,
•dat het probleem helder belicht: t

De schrijver van h

ti
et artikel ,The Incidence of e Costs
of Socil Insurance”
13)
concludeert: ,,Schrijvers en socio-
logen zijn tot nu toein drie groepen verdeeld ten aanziji
van cle betaling van de kostefl der sociale verzekering. Le
e.erste gioep was de meening toegedaamS, dat de ondernemer
deze ‘uit de ondernemerswinst opbracht, de tweede, dat
de consument-betaalde, dederde, dat zij ten laste van het loon kwam. De practische toepassing van onze analyse –
zoo gaat de auteur verder – leidt mij er toe, dat in.bijna
alle gevallen de premie, die de werkgevei moet opbrengen,
op den arbeider wordt afgewenteld. Er kunnen gevallen
zijn waar

dit niet zoo is, doch deze zijn zeer zeldzaam.” Wij willen de argumenten, die de schrijver ter acistruclie
van zijn betoog aanvoert, niet .weesgeven, evenmin willen
wij ons standpunt ten aanzien van dit strijdpunt bepalen, slechts dient er op te worden gewezen, dat de commissie
onhewust de
meenirïg
uitspreekt, dat, indien de wettelijke
regeling slechts voldoende zou, zijn, de practijk vanzelf
zou volgen. Voor’de materie van de kleine zelfstandigen is

11)
,,Rappot-i”, blz. 50, 51.
“) ,,Rapport”, blz. 51.
“) ,,Internalional Labour Review”, December 1929, blz. 816 e.v.

*

1,,,

om

140

.

ECYNOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

17 Maart
1948

dezevraag juist’ daaromvan zooveel be1an, omdat voor
deze toch
zob
belangrijke groep van onze bevolking –
steile het ge.val, dat het standpunt in de Amerikaansch
literatuur juist ware – een ondragelijke last op de schou-
ders van deze catègorie wordt gelegd.

Slotopmerking.

Tenslotte nog een enkele opmerking van algemeen
juidischen aard. In het rapport wordt de kleine zelfstan-
dige als volgt ge(iefinieerd
14
):

,,Onderzeif$tandige wordt verstaan de natuurlijke per-
soon, die, binnen Nederland zijn woo’nplaats hebbende,
hier te lande voor eigen rékeningeen bedrijf of een beroep
uitoefnt ‘en wiens inkomsten uit het uitgeoefende bedrijf
9f berôep gemiddeld een bedrag van ‘f 3.000 per jaar niet
te bôven gaan. Bij algemeenen maatregel vn bestuur wor-
‘ den regelen gegeven omtrentde bepaling van dit bedrag.”
Dezé definitië laat nog tal van vraagpunten open ).
Wij denken speciaal aan het volgende. Door de jurispru-
dentie van den Centralen.Rad van Broep issedert1931
st,eeds’ aangenomen, dat voor arbeid in de onderneming
een arbeidsovereenkomst is vereischt, om den ‘ierzéke-
ring’splicht’ aan te kunners nemen
16).
Op grond hiervan
wrdt door dete constante rechtspraak een vrij groote
groep personen,’ die min of rner zelfstandig inde onder-
neming werkt, buiten de sociale verzekeringswetg&iing
geplaatst. Men ga slechts enkéle latere’jaargangen ‘van de
Administratiév.e en’ Rechterlijke Beslissingeii’ naëi de
lëzer zal bemerken, welke groepen”wij’hier op het oog héb-
bei. Zijn dee docir ons bedoelde per’onen kleine ‘zelfstan-
digen? Wij aarzelen deze vraag bevestigend te beantwoor-
den. Toch is zij in zooverre van grdot beiai’g, daar hiei.
mede’wordt’bnilist, wie de premie
zhl
betalen.’I-!et ware,
naar’onze rneeriing meer bevredigend’vcur ois r4dlltsgevoel
indien voôr iederen kleinen zelfstandige of a’rbèider, die
‘.in een onderneming arbeidt, door den ondernemer de premie
zou wérden betaald. De moeilijkheden voor de uitvoerings-
organen kunnen hierdoor verminderen.

In dit opzicht is
aansluiting hij de bestaande wetgeving wèl-een
t
dringend
vereischte,
4
opdat alle met arbeiders econQmisch gelijk-
staande ‘personen onder de sociale verzekering vallen.
Wij mogen den ivensch iitspreken, dat de commissie bij
de-nadere uitwerking van haar plannen met de door ons
gemaakte opmerkingen en de door anderen geuite critiek
rekening moge houden, opdat de voorgestelde wetswijzigi-
ging ook in de practijk den toets der critiek zal kunnen
doorstaan. –
L P. VAN DER DOES.

‘”) ,,Rapport’, blz. 71.
“) Zie eveneens ,,Zum Eegriff, Handwerker” Im Sinne von Par.
1 Abs. 2 des Gesetzes Über die kitersversorgung für das deutsche
Handwerk vom 21. Dezember 1938″, ,,Amtliche Nachrichten”,
1940II,1z. 370. –
1)
W.kF. de G’aay Fortman: ,,De onderneming in het arbeids-
recht”, 1937, blz. 81.

HET- HUURBESCHE1MINGSBESLUIT.

Zooals’ bekend mag woden verondersteld, heeft het
Huurbèschermingsbesluit de ,’mogelijkheden voor den
verhuurder van een onroerend goed, om dit, indien hij
zulks wenscht, ontruimd .te krijgen, sterk aan banden
gelegd. V66r het in werking treden van het besluit was de ontruimingsprocedure vrij eenvoudig:’de verhuurder deed
zijn huurdér een opzegging toekomen en ‘als ‘de huurder
op den gestelden opzeggingsdtum de wohing niet ont-
ruimd had opgeleverd,’ kon de verhuurder een vordering
tot ontruiming bij den bevoégden ,rechter aanhangig
maken, die de vordering in de meeste gevallen toewees.
Het is duidelijk, dat een dergelijke ,proèedure in dezen
tijd van groote woningschaarschte funete gevolgen
met zich zou meesléépen, weshalve het ‘alleszins ver-
klarbaar is, dat ,het Hunirbeschermingsbesluit in het
leven werd geroepeh. Ook thans nog is de verhuurder ge-
,heel vrij de huur op te zeggen en, wanneer de huurder

‘aan de opzegging geen gevolg geeft, een ontruimings-
vordering in te stellen, maar de mogelijkheid, dat een
zoodanige vordering wordt toegewezen,’ bestaat slechts
in bepaalde gevallen.
Het Centraal – Bureau voor de Statistiek zorgt er
voor, dat kan worden nagegaan, in Welke mate een be-
roep op het besluit wordt gedaan. Zoo verscheen onlangs Mededeeling no. ‘127 van’ de afdeeling Gerechtelijke- en
,

Armenzorgstatistiek van het Centraal Bureau, waarin
gegevens wordeii verstrekt betreffende de toepassing
van het Huurbeschermingsbesluit in het
derde kwahaal

1942. . –

Statistisc/te gegeoens.

In totaal i,verden in het 86 kwartaal 1942 1.178 zaken aanhangig gemaakt, waarvan 1.149 bij de kantongerech-
ten en 29 bij 4e arrondissementsrechtbank!’en. Het hoogste
cijfer in dit kwartaal vermeldt het kantongerecht Am-
sterdam, nl. 215, wèlk cijfer voor dit kantongerecht aan-
merkelijk hooger is dan dat der vorige kwartaln. Zoo’
bedroeg het cijfer voor het kantongerecht Amsterdam
in het2e ‘kwartaal: 37. Hooge cijfers vermelden verder:
‘s-Gravenhage (149), ‘Rotterdam (137) ‘en Utrecht (67).
Gesplitst naar de ressorten der verschillende Gerechts-
hoven blijkt, dat vooral in het rechtsgebied van het Hof’
‘s-Gravenhage een groot aantal malen’ een’ beroep op het
– besluit werd gedaan, nI. 417 maal’ôf 35,4% van het tôtaal
aantal aangebrachte zaken; ook het HQÎ Amsterdam
vermeldt dit kwarth1 een groot aantal zaken, ‘ni: 389
of 33%, van het toaal. Voor de overige 3′ Hoven .zij-n
deze aantallen: Den ‘Bosch 161 (13,7%), Arnhem 150
(12,7%) en Leeuwarden 1 (5,2%), terwijl het’ereents-
gewijze aandeel van de bevolking in de totale beolking
van het Rijk op 31 Dec. 1940′ in die rechtsgébieden be-
droeg: Den Bosch’ 19,0, Arnhem 16,4, ‘s-Gravei’ihae 26,7,
Amsterdam 25,2 en Leeuwarden 12,4., Hieruit blijkt, dat
– dé verh,oudingijfers van de Hoven ‘s-Gravenhage en
Amsterdam aanmerkelijk hooger en die van het Hof
Leeuwarden aafmerkelijk lager’ zijn dan die van de be-
volking in die rechtsgebieden.

– -Van’de 1.178 aanhangig gemaakt’e zaken hadden 1.060
betrekking op een vordering tot ontruiming en 118 op
een verzoek als bedoeld.in
art. 3 van het besluit (op deze
onderscheiding komen wij hieronder nader terug).
Aangezien er, aan het èind van het 2e kwartaal nog
772 zaken’onafgedaan waren gebleven, bedroeg het totaal
te behandelen zaken 1.950 (2e kwartaal 1942:2.392)
Hiervan werden er 261 of ‘13,4% beëindigd door intrek-king, niet-ontvankelijk-, of onbevoegdverklaring, terwijl
er op 30 Septembér 1942 nog 762 onafgedaan waren,
zoodat door den rechter in 927 gevallen een ,beslis,sing
werd gegeven. Daarvan werd in 743 gevallen of pl.m.
80% de vordering of het verzoek toegewezen en in 186
gevallen (pl.m. 20%) afgewezen. Hieronder waren 2 ge-
vallen, waarin’het ‘erzoek gedeeltelijk’ toe-, gédeeltelijk
afgewezen werd. –

Vorderingen tot ontruiming.

Uit het bovenstaande volgt o.m., dat de aanhangig
gemaakte zaken voor het grootste gedeelte’ betrekking
hebben op’vorderingen tot ontruiming: Alvcrens de des-
betreffende cijfers te vermelden, laten wij hieronder’den
tekst volgen van de artt. 1 en 2 van het besluit. Art. 1.
luidt .
.
,,Vorderingen tot ontruiming, aanhangig gemaakt ten
einde voor het verhuurde’goed een- hoogeren huurprijs te
kunnen bedingen’ of op eenigerlei wij ze meer voordeel
dan wêttplijk is’geoorloofa té kunnen verkrijgen, worden
afgewezen.” – ‘ – •
Art, 2 heeft tot inhoud:


,,(1) De verh’urder van een onroerend’ g’oed. kan ‘de
ontruiming door den huürder of’ den gewezen 1uurder
sleéhts vorderen,’ ‘indien
1 ‘ ‘

17 Maart 1948

ECONOMJSCH-STATISTISCHE BERICHTEN

141

wegens onbehoorlijk gebruik van het verhuurde
goed, wegens ernstigen overlast, hem zelf of zijn
• huisgenooten aangedaan, of wegeis wanbetaling
van de huurpenningen, voortzetting van d’ huur

niet van den verhuurder kan. worden gevergd;
de,verhuurder het verhuurde goed zoo dringend
voor eigen gebruik noodig heeft, dat van hem, de
economische belangen en maatschappelijke behoeften
van ,beide partijen naar ,billijkheid in aanmerking
• genomen, voortzetting van de huur niet kan worden

gevergd;

, S
8) de verhuurder het verhuurde goed noodig ‘heeft,

ten einde te kunnen voldoen ‘aan een verplichting,
welke hem door eenig rechtsvoorschrif t of door een
beschikking van overheidswege is opgelegd. –
(2)-. De verhuurder kan wegens achterstallige huur
(lid 1, onder 1) geen ontruiming vorderen, indien de wan-
betaling, de economische belangen en”de maatschappe-
lijke behoeften va» beide partijen naar billijkheid in aan-
merking genomenls van geringe beteekenis kan woiden beschouwd. ‘Indien de huurder me’ de. betaling van een
bedrag, hewelk de over een maand, verschuldigde huur-
penningen.,niet overschrijdt, in verzuim is, wordt de wan-betaling slechts dan als van gewicht, beschouwd, wanneer
daarvoor geen, gepoegzame grond aanwezig was; indien
de ‘huurder inet de betaling van een hooger ‘bedrag in
verzuim is, .wordt de wanbetaling slechts dan als van

gewicht.. beschouwd, wanneer van, hem,
4
economische

belangen en, de maatschappelijke kehoeften van beide
partijen naar billijkheid in aanmerkVng genomen, tijdige
betaling gevergd kon worden. Vooroover de waibetaling
niet als van gewicht wordt bechouwd, kan de rechtei’
de wijze ‘van betaling, der huurpenningen bepalen.”
De cijfers nu, welke betrekking hebben op de oit-
ruimingsvorderingen zijn vervat in het volgei’ide staatje:

Artikel
3
ç’an het beslait.

Thans komen wij tot de cij’fers, welke verband houden
met acties ‘ingevolge’ a’rt. 3 van het Huurbeschermings-
besluit: Dit artikel bepaalt:
,,(1) De huurder kan na opzeggng door den verhuurder
of indien ,deze vordert, dat het gehuurde goed na ge-eindigde huur moet worden verlaten, den rechter, die
bevoegd zou zijn van de vordering tot ontruiming kennis

te nemen, verzoeken te verklaren:

* 1) dat een eventueel vordering tot ontruiming

kiachtens artikel 1 dient ‘te worden’ afgewezen, of
‘2) dat de ontruiming.np grond’van artikel,2 niet,

kan worden gevorderd.

(2) Aan een uitspraak, als bedoeld in het eerste. lid,
zijn ‘in een, latere ontruimingsprocedure bèide partijen
gebonden, tenzij een der partijen nieuwe feiten aanvoert.”
De strekking van dit artikel is, een huurdr, die een op-
zegging heeft ontvangen, de gelegenheid te geven zich aan-
stonds tot den bevoegden rechter te wenden met het ver-zoek te willen verklaren, dat een eventueele ontruiming-‘
vordering niet kan worden toegewezen, m.a.w. in plaats
van te wachten totdat de verhuurder – nadat de datum,

waartegep de huur is opgezegd, is verloopen – een vorde-_
ring tot’ontruiming instelt, kan de huurder reeds dadelijk
stappen ondernemen met het doel, aan een mogelijk o’p ‘dé huuropzegging volgende ontruimingsvordering al bij yoor
baat haar juridische verki’ng te ontnemen. Zools vanzelf spreekt,, kan de huurder in dit opzicht alleen dan suôces
hebben, als de opzegging zonder eenige rechtsgéldige reden

p
°
laats vond.
In ‘totaal werden in het 8e kwartaal 118 verzoeken,
als bèdoeld in ,art.’ 3, ingediend bij de kantongerechten
(in genoemd kwartaal geen enkel bij de rechtbanken).

Daar er aaft het-eind’ van het 2e ,kwartaal nog 144 on

Vorderingen

tot ont-
Toegewezen


.

Afgewezen

,’

op grond van


‘ç

op grond van

.
ruiming

Gerechten waarbij
,

.
Ç’

.
‘artike1 2, lid

4-

.,.
Artikel
artikel 2, lid 1

,

.


de vorderingen wer-

‘den ingediend

.
.’


3,0

j
1
2° 3°

Arr.RechtlaflkenI3t
29(2)
7
9.
1-


‘-
1
36

Kantonger’echten

.

P
597
1
1031

(212)
353,1)

139
1″
41
f

66′).
2


35
629,

Totaal 3ek’wart.’42,
62á
1060

(244)
,

359
l
.
458.
5
139
1

46 66
2
36
665

) De’cljfers tusschenQ, iii de vôrige cijzers hegrepen, vermeldén het aantal vorderingen, çlat werd ingetrokken, niet-ontvankelijk-of
onbeyoegd verklaard.. °) H.o. 1 dubbeltelling (toewijzing op grond van art. 2, lid 1, 1 en ai’t. 2, lid 1, 2
1
).
‘) H.o. 1 dubbeltelling
gedeeltelijk toe-, gedeeltelijk aijgewezen. ‘) H.o. 1 dubbeltelling (afgewezen op grond van art. 2, lid 1, 3° en ,,overige afwijzingen”.

Uit dit staatje is om. af te lezen, da,t het aantal in het
3e kwataalte behandelen ontruimingsvorderingen 1.688
bedroeg. Hiervan werden er 214 of -12,7% ingetrokken, nièt-ôntvankelijk- of onbevoegd verklaard, terwijl er op
30′ September 1942 665′ onafgedaan bleven. Van de 809
gevallen, waarin door den rechter een beslissing werd’ ge-
nomen, werdén er 658 of 81,3% toegewezen en 150 of
18,5% afgewezen; één vordering werd gedeeltelijk toe-,
gedeeltelijk afgewezën. ‘ –
Ruim de helft der toegewezen vordeingen, nl. 859 of
53,4%, werd toegewezen op grond van art. 2, lii 1,
10,
(dus

onbehoorlijk gebruik, ernstigen- overlast of wanbetalitig).
Jammer is, dat de statistiek geen cijfers geeft voor deze
groepen afzonderlijk. Ongetwijfeld kan echter worden
aangenomen, dat verreweg het grootste deel der üit hoofde

van art. 2, le lid,
1,
ingestelde’t ontruiiningsvorderingen
verèerzaakt is door wanbetalingen. Voorts spreekt het.
– welhaast vanzelf, dat het aantal vorderingen, voortsprui-
tende uit art. 2, le lid, 8
°
, sleiihts gering is.
De statistiek bevat geen spçcificatie betreffende de
categorieën ;,overige toewijzingen,” en ,,overige afwijzin-
gen”. Wellicht bestaat de mogelijkheid, dat in het vervolg
over bedoelde groepen iets naders wordt medegedeeld.

afgedaan waren gebleven,, bedroeg het aa’ntal te behan-
delen verzoeken in totaal 262. Hiervan werden er .47
of 17,9% ingetrokken, niet-ontvankelijk- of onbevoegd
verklaard, terwijl er aan het eind van het 3e kwartaal 97 onafgedaan bleven. Van de 118 verzoeken, waarin door

den réchter een beslissing werd gegeven, werden er 83
of ruim 70% toegewezen, waarvan’ één gedeeltelijk’; 3 der’
toegewezen verzoeken betroffen art. 1, en 80 ártikel 2..

Rechterlijke beociegd heden.

Uit de statistiek blijkt voorts, dat
t
de rechter 148, maal

gebruik heeft gemaakt van de ,hem krachtens art. 5,
le lid, gçgeven bevoegdheid. Art. 5 luitlt:,,
,,(1) In ‘alle gedingen tot ontruiming kan de rechter
‘den huurder een termijn gunnen, binnen welkèn deze het
gehuurde mdet hebben ontriiimd. In dat geval wordt de
huurovereenkomst geacht tot het’einde van dien termijn


te hebben voortgeduurd.
(2) De rechter kan dezen termijn slechts eenmaal en
wel met ten hoogste twee maanden verlengen. Het ver-
zoek tot ‘verlenging moet uiterlijk vier weken voor het
vêrstrijken vn den eersten termijn, van ontzuiming *
worden ingediend”
S

Huurklassen

300
t 300-t
400
f
400-f 500
tgr°

abs
%


abs.
%1
abs.
%

abs.
%

75

38,3
46
23,5
21
10,7
25
12,8
35
.35,0
17
17,0

9
9,0
8
8,0
20
21,7
17
18,5
.

10
‘10,9
11
12,0
25
32,9
12
15,8
5
6,6
3
3,9
.14
17,7
10
12,7
4
5,1
5
6,3
14
20,6
5
7,4
2
2,9
2
2,9
5
33,3
– – –

1
6,7

188
30,0
107
17,1
51
8,1 55
8,8
Iii

toto
pmerk in gen.

In verband mnt ons onderwerp zij nög vermeld, dat
et Fluurbeschermingsbesluit spreekt van onroerende Dederen, zoodat het zich niet – zools de Huuropzeg-
ings%vet van 25 Maart 1918 – beperkt tot woningen,
aar ook bijv. van toepassing is op winkels, kantoor-
kalen en fabrieksgebouwen.
Tenslotte merken wij nog
op,
dat tegen rechterlijke be-
issingen, gegrond op de artt. 1. t.e.m. 3, hooger beroep,
oclo beroep in cassatie open staat,

met uitzondering
an cassatie in het belang der wet.
D. W. VAN
HOUT.

‘t.

BEURSWETGEVING IN HET DERDE RIJK.

Na een periode van intensieve beurswetgving omtrent
o laatste eeuwwisseling, die Duitschland het ,,Börsen-
usetz” van 1896 met de belangrijke wijzigingen van de
Novelle” van 1908 bracht, bleven de bemoe’iingen van
o Overheid met den effectenhandel vele jaren beperkt
ut voorzieningen in bijzondere omstandigijeden. Deze
oodmaatregelen, tijdens den vorigen wereldoorlog of in
si’ioden van depressie getroffen, hielden gewoonlijk
tstricties in, die dan nog Voprnai’nelijk op den termijn-
andel betrekking hadden. De principieele grondslagen
an het ,,Börsengesetz” wijzigden zij echter niet.
Pas na de vestiging van een nieuw’en i’egeeringsvbrm in
933, die leidde tot een actieve economische pohtièk van” o Overheid met de daarvoor benoodigde tallooze wette-
jkemaatregelei, werd ook de beurswetgeving op’talrijke
uhten herzien. Nu kan men in deze nieuwe wetgeving
p.dei effectenhandel duidelijk twee phasen odei’scheiden.
e eerste voltrok-zich voornamelijk in het kader van de gemeene inschakeling van het economisch leven in de
DOr de Overheid gevoerde politiek en viel dus in de jaren
)34 en Ï935. De tweede phase was weliswaar een voort-tting van de eerste, doch droeg de specifieke kenmerken an de verscherpte contrôle op het prijsverloop, die sedert
ot begin van den oorlog noodzakelijk was geworden, en urki’eeg daardoor een geheel eigen karakter.

anpassing van dn effecnenhandei aan de nieunve econornisch
,litiek.

In het kader van de nieuwe econpmische politiek greep
Overheid ook krabhtig in in de toenmaals zeer tnoei-
ke situatie op de kapitaalmarkt. Verscherping ‘ der
uviezenrestricties en openmarktpolitiek van de Rijksbank
overheidsobligaties konden de bestaande spanningen
eds aanmerkelijk verlichten, zoodat men tot verlaging
rn
den zeer hoogen rentevoet koû geraken. Ook het
.nleihestockgesetz” van ‘December 1934 droeg bij tot een – lrruiming van middelen op de
kapitaalmarkt.
Het bepaal-
, dat uiticerinen, die het dividend boven de 6 % zouden

‘engen, voorloopig bij de ,,Golddiscontobank” moeten
orden gestort” en dat emissies op grond. van kapitaals-
rhoogingeil van een vergunning afhankelijk werden ge-

142

ECO’NOMISCH-STATISTÏSCHE ‘ÉÈRICHTEN

17 Maart.1943

Totaal

aantal

Groepen

van

gen)centeo inwoners
met

……
op

afgedanevorde
ringen tot
(uit.
,benedenf 100
t 1
00-f
200
1

Januari
1941
ruirning, waar-
van

de

kuur-


waarde l)ekencl

was
a”bs.
%
aus.
%
absoluut

in’
%
.
absol.

100.000 en meet
50.000-100.000
27,5
11,5
196 100
31,5
‘16,0
2
2
1,0
2,0
27
29
13,8
29,0
20.000-50.000
1 2,5
92
11,7
7
7,6
27
29,3
10.000-00.000
16,0
76
12,1
6
7,9
25
32,9
5.000-10.000
14,6
79
12,6
6
7,6

.
40
50,6
,2.000- 5.000
13,4
68
10,9
S
11,8
37
54,4
Minder daiC
2.000
4,5
15.
2,4
4
26,7
5
33,3

Totaal

………..
100
626
100
1

35
1

5,6
190
30,4

‘Over de grootte

der termijnen

zijn geen statistische
S
gegevens vel-strekt. l2venrnin is vermeld, of in het 3e kwar- taal verzoeken

zijn ingediend als bedoeld in art. 5, lid 2.
Andere bevôegd heden zijn den rechter verleend in art. 7,
le lid. Dit le lid van art. 7 zegt:
g

,,In elknn staid van het geding tot ontruiming of van een procedure krachtens artikel 3 kan de rechter, voof
le
zoovei
hem, de economische belangen en maatschappe-
lijke belioeften’van beide pkrtijen naar billijkhelin aan-
rnerking genomen, redelijk voorkomt, in overeeistemming
mët partijen de voorwaarden der oorspronkelijke huur-
n

overeenkomst aanvullen of

ij.zigen, met name ook den iuut’pri,js wijzigen, zulks met inachtneming van de daar-
oti’en t

geldende

voorschriften.
Be toevoeging: ,,zulks met inac.htneming van d

daa-
omtrent geldende voorschriften” houdt verband met de
bepalingen

van

het

fluur’irijsbegluit

1940.

Aangevuld
‘of gewijzigd werden de Voorwaarden der oorspronkelijke
huurovereenkomst

in

15

gevallen;

wijzigir

van

den
d

huurprijs vond

plaats. in

gevallen.
gi

Een opmerkelijlte bepaling bevat het 2e lid van art. 8:
11

Wordt een vordering toegewezen opgrond
van
het
d

bepaalde bij artikel
‘2,
eertë lid, ‘onder 2, dan zullen de
t(

kosten, tot de uitspraak van het vonnis vallende, niet
na

ten laste van den huurder worden gebracht. Bovendien
P
kan de rechter op verzoek van den huurder den verhuurder
F1

de verplichting opleggen, den huurder de noodzakelijke
h.

kosten van verhuizing binnen de gemeente geheel of ten
deelete vergoeden, indien hem zulks, gelet op de ,om-

standiglieden

en

de

economische

belangn

en

maat-
1

schapj7elijke béjiodften van beide partijen naar biflijkheid
.
d

in aanmerking genomen’, redelijk voorkoijit.”

.

.
.
Deze bépaling slaat alleen op

i.e gevallen, wahrin een
P
voidering tot ontruiming is aanhangig gemaakt, omdat
0]

de verhuurder het verhuurde object dringend voor eigen
D

gebruik noodig heeft.

In een 4-tal gevallen werd den
al

verhuurder

de

verplichting opgelegd

de Verhuiskosten
d

van tIen huurder geheel en in S gevallen ten dccle te
vergoeden.

.
Z(
v:
Groepen van
gemeenten
en hneurwaarden.
111

Een lelaogwekkend heëld geeft ook de bovénstaande
V(

staat, waarin de afgedane vorderingen tot otitruiming (voor-
zoover deze, betrekking hebben op objecten, waarvan de
A

huurwaarde bekendf was) zijn gesplitst naar groepei’I van
gemeenten en h.uuhvaardn.
Uit deze staat volgt, dat hoe grooter de gemeenten,
d(
hoemeer ei’ nar verhouding eén beroep w’ei’d gedaan op
Jij
het besluit.

liet percentage

der afgedane vorderingen
d
voor de steden van ‘20.000 ,en meet’ inwoners, nl. 62,2,
in
is hooger dan het aandeel der bevolking dier’steden in het
i’e
totale bevolkingsôijfer,

nl.

51,5.


De splitsing naar de huurwaarden leert,

dat in

de
kleinste gemeenten

de groepen

van

de laagste huur-
vi
waarden

de hoogste perceiïtages aanwijzen en dat in de
di
grooterè geh’ieenten de’ gi’oepen van î 200 en n’ieer over-
bi
heerschen.

De’ hoogste

totaalcijfer

geven

de

groepen
w
f 100

f 200 en f 200

f 300, nI. resp. .30,4
%
en 30 %.
vi

,
4

J

4.


17 Maart 1943

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

143

steld. Beide bepalingen bevorderden de eigen
;
finahciering

en reserveerden daardoor
cle
beschikbare middelen voor

nieuwe ondernemingen en Overheid. Aan laafstgenoem4e
kwamen bovendien, zij he’t tijdelijk, de bij,d ,,Golddiscon-
tobank” gestorte bedragen ten goede, ioddat ook op. dit
punt de kapitaalmarkt in -engeren zin werd gepasseerd, De
effectenbeurs was trouwens in Duitschiand ‘reeds lang niet
meer, het verzamelbekken voor kapitaalmidçlelen bij uit-

stek, waarheen Qverheid

en vrager naar investeerings
kapitaal zich hij voorkeur wendden. Sedert 1933, toen de
Overheid zich steeds meer op het terrein van den onder-

nemer begaf en haar projecten dikwijls financierde door
verkoop vn vastrentende papiered, geschiedde liet ver-
krijgen van deze korte en lange middelen in-stijgende mate
buiten de effectenbeurs om. De combinatie van zelffinan-
cieing en overheidsfinanciering heeft gemaakt, dat de
opbouw .van de Duitsche industrie in-de jaren 1.93$ tot
1.937 slechts op geringe ehaal weerspiegeld werd jn. de,
toeneming van de beurswaarde van de in diejaren uit-
staande aandeelen; in 1933.was de beurswaarde 1.021,5
millioen RM tegen 1.079,8 mil1ioei in 1037
1).

Niettemin bleef de effe&tenbeurs yan niet te verwaar-
loozen belang, -zij het dan iii mindere mate voor de vraag
naar nieu’ geld,’dochmet name als’clearinginstituut voor
vraag en aanbod in reeds uitgegeven waardepapieren.
Immers juist liet feit, dat de beurs de mogelijkheid schept,
titels van langdurig geïnvesteerde nicfdelen te pilen -tijde
te kunnOn realiseeren, geeft haar een functie, die onont-
beerlijk is in de tegenwoordige gecompliceerde volkshuis-
houding, terwijl tot op heden geen andere wijm is-gevonden;
waarop in deze functie bevrefligend kon worden voorzieo.-
Genoemde kwaliteiten van-de effectenbeurs maakten het

noodig ook-haar aai te passen
b
aan de nieuw ontstnQ

situatie, hetgeen geschiedçle in een aantal organisatgriche

en beurstéchnische maatregelen.

.

Herziening dei
bdursorganisatie.

Het ,,Börsengeset”.van 1896 droeg het oppertoezicht
opden eÎfectenhndel op aan de besturen van de afzon-
derlijkp Duitscle Staten. De -algemeepe tenens tot uit-
breidirrg van de be,voegdheen van de Rijks’egeering
alsmee de door deze toegepaste monetaire politiek,
maakte na 1933 de .centrlisatie yan dit oppetoezicht bij-

een Rijksorgaan noodzakelijk
2)
pq practijkvas, zopals

men wel meer ziet gebeuren, al voorgegaan Bij het nemQn

van beslissingen was het immers geoonte geworden,. dat
de Regeeringen van de Duitsche landen zich richtten naar
het voorbeeld van de belangrijkste effecténbeus, nI. die
.van Berlijn, die,tengevolge ian de vereçniging yan f uncties
van de i?iinisters van Econrnisch- Zaken.van Itet Rijk
en Pruisen, practischreeds onder het centrale gezag stond.
De bekleeding met -het oppertoezicht ,verschafte ,den
miiister van- Economiszhe Zaken niet slechts een repres-


sief toezicht, doch
legde
de volledige leiing
p
het gebied

• van liet beurswezen, zooals omshrvenin de Beurswet
van 1896, in zijn handen. Zijn voornaamste macht ontleende
hij aan artikel 1 sub 1 van genoemde wet, waarbij hem

de beslissing
,
over oprichting of opheffing van een beurs
werd opgedragen. De .hieruit voortvloeiende bevoegd-
heden vondeEi hun afronding in een korten tijd later uit-
gevaardigde wettelijke bepaling, die den minister mach-
tigde om de op een beurs gelijkende samenkomsten te

verbieden 3). Een
ander
belangrijk gevolg, verbonden
aan de uitoefening van het oppert.oezicht door den Rijks-
minister, was, dat in de heursreglernenten, die thans ooc
aan zijn goedkeuring waren onderworpen, en .in tal van
andere voorschriften, zooals bijv. die voor de ,,Kurs-
makler”, de noodige uniformiteit kon ,iiorden gebracht.
Nog in November 1934 niaakte de ministei van zijn

nieuwe macht gebruik en verminderde’ door opheffing

‘)
Zie A. Weber, in ,,Geld, Banken, DÖrsen’-‘, 1939, pag. 295.
) ,,Verordnung über die .Börsen-, Hypotheken7 und Schiffspfand-
brieîaufsicht”
van
28 Sept. 1934.

‘)
,,Gesetz Uber den.Vertpapierhandel” van 4 Dec. 9934.

en combinatie het aantal .effectenleurzen van 21 tot 9
4).

I-I-ieraan -werd voorts een hergroepeering van de bij de

beurzen gepoteerde fondsen yerb.opden
5).
Het kwij
.
nen
el

bestaan; dat yele provinciale effectenbeurzQn leidden.,
billijkte deze maatregelen ten volle. De voornaamste
oorzaken hiervopi waren geweest de algemeene céncen-
taatie.n hehbedrijfsleven, de daaruit voortkomende nei-ging om de aandeelen alleen-aan de belangrijkste beurs
te Berlijn te Jatn nateeren, voorts liet wegvallen van
dçn -handel in buitenlandsche ‘fondsen en tenslotte de
-stijgende concurrentie van den handel buiten de bpurs om.
Deze handel buiten de beurs om had zich sedert 1921

sterk iitgebreid
).
Hij laat zich ondersç4ieideri in het
Telefonverkehr”, een geheel ongecontroleerden handel in
incourante effecten en het ,,gei’egelter Frei-verkehr”, waar-
voör door het ,,Zentralverband des., Deutschen Bank-
und Bankiersgewebe” voo.rschriftpn waren gegeven,
weliswaar eenvoudiger-dan de bejirsrelQmenter1′, dngh.vol-
doende om nonvaleurs te wern. JIet ,-,FreiS’-kehr’ -was.
oprspronkelijk’beclold voQr .,fondsen, die iicg niet.tot
de officieele noteering konden worden toegelaten, dqch
omvatte op den -duur ook
diepapieren,wavo.oIV
de offi-

cieele noteering nooit werd “aangeiraaga,

onidat deze
geen noemensyaardigvçr.aeel -6pleyerde;
.
diè de- kosten
en moeite van het’doen van de aanvr
~i
ak kon goed make
Hef, was geen wonde’, dat dee goéd gorganierdebandel’
huiten.d-a beurs niet zlden een aanmerkelijk ,deel ,van.
)e affaires in officieel genoteerde
.
fdiidserï

tot jch Qök,

wat mogelijk ivas oorØa de bankeÄ hun aai- en
verkooporders ii èlkaar mochten

-shfiten.
.
De rd6te

betekenis van dit voor den Duitschen éffectenhandel-
zoo typeernde ,,Pak’etgeschüf,t”,’ dât soms ivel twee derde-

van allej verhandelde. fondsen
oillvai,te,-
lièeft, w.ejl stem-

men doen opgaan,
orri
de lukén nar’ de-functie van de
effectenbeurs te laten overnemen welke opvatting
ip
latei

jaren d’oor., den vetgever echteî’ niejt is gehönoreerd:

Iloeklieden ei

koers ‘asisteiling.

Ook in de Beurswet van 1896 zelf zijn in 1034 een aantal

veranderingen aangebracht
7).
Iliervan n’oei’en,
wij
-alleed

de belangi’ijj-ste, cie betrekking had op. de technische
iyïjz, waarop ter heurzp de -koersen motei worden-

vastgesteld. Art. 29 -van de Beurswet bad -voorgeschi

éven,


dat het

Ileursbestuur de korsen vastste-ld en dat,’ de
,,Kursmakler” ‘daarbij hulpdiensien moesten bewi)zen.

Voortaan zouden echter
d
hoekliedén ónder geheelelgen
verantwoordelijkheid te werk gaan, waarbij .de ,,Makler-
kammer”,

die tn de plaats îiin het Beurshestur tt-dd, slechts t9eicht zoi uitoefneh. Ongetwijfeld Uit een..
stap in de goede richtini ep had men hièrmede. de sepel-
heid van. de koei’svorrning bevorderd. In de volgeride(phase
yanoverheidsmaatregelen zouden zich echter gele hinder-
nissen voor een vrije koersvorming voordoen,, waardoor.
de winst van genoemdé wijziging’ niet .tot zijn recht kon

komen.

– –

:-

.4andeelenkoei’ie’ en de pi’ijspolitiek.




.

-Na het uithrken

van den.00rlog, toen tegenov
e
r de
beperkte hoeveelheden gQederen en beleggingsmatesiaal
steeds gfootere-(juanta koopkraclt lcwamen te staan,

is

men in .Duitschlancl tot een aanerkçlijke vei-sclierping
an cle. prijsbeheefsQhing. overgegaan, ,wa-arin. nu’ ook
de aandeelenmat weîd betr6kken, alwaar zich -sedert

gérui
men tijd belangrijke koerstijgingen hadden voorge-

daan. Nu .zijn -hooge
.
aandeelenkoqrsen op zichzelf piet
zoo erg, omdat Uaaran niet de directe

storen
.
çle .ivloed

als bijv. -van prijsverhooging van. çonsumptiego€drei1 uit-


‘)
Bestaan bleveO de beurzeii -te Berlijn, .Breslau, Düsseldorf,
a. Frankfurt
M.,
Ham»urg, Hannover,
Leipzig, München qn Sl.utt-
gari.

Laler kwamen
Weenen -en Praag hierbij.


)
Zie noot 3.

-,


‘)
gl. Jülich: -.,WerLpapiermarkt iincj Bürse”, in.-<,

Zeitschrifi
für das gesamte Handelsrecht und Konkursrecht”, 9940 Ieît 1-12.
‘)
,,Gesetz zur Aenderung des BÔrsengesetze” van 5 Maart 1943..

1144

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

17Maart 1943
,
11

gaat. Maar in een systeem van gesloten prijsbeheersching
zou van dergelijke ,,prijseilandenl’ een verkeerde
jtsychologische werking uitgaan. Bovendien kan de Oijer-
heid een overdreven voorkeur voor aandeelen met het
oog op het staatscrediet niet dulden. Zoo zijn het voor-

namelijk beginselen van prijscontroleerenden aard geweest,
die aanleiding zijn geworden tot een reeks van beursher-
‘vormingen in de jaren 1941 en 1942. Dit is des te merk-
waardiger, omdat hiermeçle desiderata in vervulling zij n-
gegaan, waarvoor reeds jarenlang op grond van geheel
andere argumenten
was
gestreden. Het, beste voorbeeld
hiervan is ‘de totstandkoming van de ,,Börsentotalitat”,
waarop wij .hieronder nog nader terugkomen.

Breideling van de /coersseijging.

Aanvankelijk heeft de Overheid zich beperkt tot ,het
nemen van maatregelen van meer indirecten aard om de stijging der koersen te remmen. Hieronder rangschikken
wij in de eerste plaats belastingvoorschrifen.
Naast de wederinvoering van de speculatiebelasting
per 1 Januari 1941, heeft men stelselmatig, de bedrijfs-
belastingen verhoogd. Tezamen met andere methoden van
winstafrooming bereikte men hiermede een tweeledig doel.
Eenerzijds werd de overvloed van geldmiddelen geringer,
anderzijds. zouden de zwaar belaste bedrijven minder
aantrekkingskracht op grond van hun zgn. , ,Saclwerte”
uitoefenen. Deze motie’en)agen waarschijnlijk mede ten grondslag aan de Verordening over de dividendstop van

6
% 8).
De noodzaak tot herkapitalisatie, die hieruit voor vele ondergekapitaliseerde ondernemingen voortvloeide,
leidde tot betaling van een extra belasting op niet-uitge-
keerde winsten.
De remmende invloed van bovengenoemde maatregelen
was slechts tijdelijk en .ter zake van de herkapitalisaties
zelfs negatief. Ook het verbod ‘tot het beleenen van effec-
ten, dat’in September 1941 volgde en waardoor aankoop
van aandeelen met géleend geld’onmogelijk werd gemaakt,
had geen noemenswaardig duurzaam effect
9).

Openmarktpoliiek in aandeelén.

Meer succes had de Overheid met de Verordening tot
aanmelding van het aandeelenbezit. Yooralde -vooraf-
gaande aankondigingen van de verordening, waarbij men
over den eigenlijken inhoud in het onzekere bleef, lieten
niet, na een belangrijkepsychologischen invloed uit te
oefenen. De index voor alle aandeelen daalde daardoor in
het laatste kwartaal van 1941 van 159,6 in September
tot 148,9jn December. Toen na de bekendmaking van de
mantelverrdening
10)
niet terstond uitvoeringsmaatregelen
volgden, begonnen de koersen weer aan te trekken, zoodat
de index in April 1942 tot 155,3’was gestegen
11).
Toen
achtte’ men he,t oogenblik aangebroken, om de mogelijk-
heden der mantelverordening te gaan verwezenlijken.
V66r 80 April 1942 moest de eerste aanmelding plaats-
vinden. Ieder, die tusschen 1 Septemler 1989 en 15 Maart
1942 voor meer dan RM. 100.000 officieel genoteerde
aandeelen had gekocht en op laatstgenoemden datum nog
in zijn bezit had, moest deze bij de Rijksbank opgeven.
In Junid.a.v. werd nader bepaald, dat de aangemelde
aandeelen op verlangen van den minister van Economi-
he. Zaken tegen den koers van 31′ December 1941
(thans ook tegen den oorspronkelijken aankoopkoers) aan
den Rijksbank verkocht moesten worden. Als koopprijs
zou men

geblokkeerd schatkistpapier
.
ontvangen. Ook
indien door voortgezette aankoopen de aanneldingsgrens
later zou worden bereikt, treedt de vrordening in werking.
In het begin van deze maand is een besluit afge-

‘) ,,Verordnung’ zur Begrenzung von (}ewinnausschüttungen
(Div1dendabgaleverordnung)” vzn
12.
Juni
1941.
‘) ,,Anordnung des R.WI.M. über die 1Creditgewärung für Aktien
k5ufe’ van
24 Sept.
1941.
10)
,,Verordnung Über den Aktienbesltz” van
4
Dec.
1941.
10)
Indexcljfer ontleend aan ,,Beilage
zum
Woehenbericht des
beutschen Instituts fOr Wlrtschaftsforschung”.

koidigd, waardoor de aanmeldingsgrens tot RM.
is verlaagd. Deze verlaging zal gelden voor alle aandeelen-
portefeuilles, die door aankoop sedert 25 Februari. 1943
boven genoemde grens zijn gstegen
12).
Hieruit zou
blijken, dat de Overheid zoo min mogelijk wil tornen

aan de in vroeger jaren opgebouwde effectenportefeuilles.
Een te ver doorvoeren der verordeningzou immers hetgevaar
medebrengen, dat de aandeelen uit handen worden genomen
van hen, die ze reeds jarenlang bezitten, en daarmede hun psychische geschiktheid hebben bewezen, terwijl de koo-pers van heden deze geschiktheid in den regeF’niet zullen
hebben. Hierdoor blijven de moglijkheden van deze ver-
ordening beperkt tot’enkel een remmenden invloed op specu-
latieve aankoopen. Als middel ter verkrijging van aandee-
len om deze aan de, beurs toe té voeren, is zij niet geschikt.
Voor dit doel, zullen, zooals minister Funk in zijn laatste
rede mededeeldp, andere maatregelen worden getroffen
13).

Waarschijnlijk doelde hij hierbij’ op de beschikbaarstelling
van zich nog in overheidshanden bevindend materiaal.

Alle orders oper de beurs.

Het heeft in Duitschlnd aan – voorstellen tot beurs:
hervorming niet ontbroken. Hierin speelde het punt van
de herziening van

het , ,Selbsteintrittrecht” van de banken
een voorname rol, omdat men hierin veelal het beletsel
zag voor een levendigen beurshandel. Toen, mede door de
overheidsmaatregelen, de omzetten steeds meerinkrompen,
ging er van het in elkaar sluiten ‘der orders een bepaald storenden invloed op de koersvorming . uit. Slechts die
opdrachten bereikten de hoeklieden, die noodig warén om
een noteering te verkrijgen, waartegen dan de ‘overige
orders werden gecleard. Hoewel dus de roep oin de ,,Bör-
sentotalitât” steeds dringender werd, was het merkwaar
digerwijs een nevenoverweging, die den stoot tot deze
beurshervorming heeft gegeven. Uit een oogpunt van prijs-
ordening was het wenschelijk, dat de hand’el in aandeelen
zich zoo veel mogelijk onder rechtstreeksch toezicht van
de Overheid voltrok. Dit kon het beste geschieden, indien
de om’zetten op een centraal punt werden geregistreerd.
Zoo werd dan op 15 October 1941- bij een besluit van den
Minister van Economische Zaken de’eerste stap t6t, con-
centratie van allen handel in ‘officieel genoteerde fondsen
bij de beurs ‘gedaan; op 24 Juni 1942 werd dit verder
doorgevoerd. Thans kunnen de hoeklieden de koersen
vaststellen op grond van alle’op één dag gegeven orders.
Later komende orders mogen niet meer worden uitgevoerd.
Voorts is tegelijkertijd een centraal systeem voor de

ge-
deeltelijke toewijzing (,,Repartierung”) der uitgevoerde
orddrs tot stand gekomen. Vroeger gaf het toewijzen door- –
de banken afzonderlijk aanleiding tot verschillen in de
quota, met alle bezwaren van dien
14).

De functie van den hoekman (,,Kursmakler”) is door
deze’ concentratie der beursorders beter tot zijnrecht
gekomen. Hij is nu tot de centrale figuur geworden, zooals
de Beurswet van 1896 hem al had gedacht, doch die door
het in dezelfde wet gehuidigde principe van vrijheid van
beurshandel nooit tot volle ontplooiing had kunnen komen.
Nu in feite met dit principe is gebroken, heçlt de ,,Kurs-
makler” een’soort monopoliepositie verkregen, die op die
van den ,,Agent de Change” te Parijs begint te gelijken
15).

Dat deze verbetering voor de ,;Kursmakler” in de gegeven
omstandigheden gepaard moest -gaan met ongunstiger –
‘condities voor de ,,Freie Makler” spreekt haast van zelf.
Het aantal van 1aatstgenoemden slonk dan ook veel
sterker (van ‘255 in 1935 tot 134 in 1942) dan dat der
,,Kursmaklei” (van 74 tot 60).
11)
Voor nadere bijzonderheden en uitvoeringsvoorschriften zie
,,Dagelijksche Beurscourant” van
16
Maart
1943.


1$)
Zie het verslag van de rede van minister Funk in de ,,Tele-graaf” van
13
Febr.
1963.

14)
Zie voor uitvoerige behandeling van de ,,Börsentotalit2t”,
,,Berliner Bôrsen-Berichte” van 24
Juli
1942.

o
1$)
Zie voor de positie van den ,,Agent de Change” ons artikel
,,Ultbrelding van de wçltelijke regeling van den effectenhandel in lOrankrjk” in
,,E.-S.
B”van,ll
Nov. 1942..

JJ
1.7 IIaâri
f
*43

ECONOMISCH-STATISTIGHE BETUCHTEN

)irecte contrôle op de koersvaststelling.

Wat de wetgever net de eene hand gaf, nain hij (door
zijn prijspolitiek gedwongen) met de’ ‘andére weer terug.
Was juist door concentratie van alle orders an de béurs
het zoo hoognoodige nieuwe bloed aan den handel ter
beurze toegevoerd, reeds de aanmeldingsplicht voor, nieuw

aandeelenbezit had sterk remmend op de :hanle1slust ge werkt, lIet feit, dat de Overheid van plan bleek de in later
tijd gedane aankoopen boven een bepaald bedrag niet te
erkennen en zelfs ongedaan dreigde te maken tegen be-
paalde maxiTium-koersen, waarmede dus een soort koer-
plafond was g’elegd, kon niet animeerend op den handel

werken. 4De omzetten Vieéden nog verder teruggebracht
en vaak tot nihil gereduceerd door een voorschrift van
12 Mei 1942, waarmede het,overheidstoezicht op de koers-
vorming zijn logische afsluiting vond. Op dien datum

werdë’n zgn. ,,Richtktirse” of ,,Stopkurse” vastgesteld
en mochten afwijkingen daarvan (ook naar beneden),
waarvoor geen bepaaldeh grond was aan te wijzen, niet zonder goedkeuring van een Commissaris voor de.l no-
teering tot stand komen. Hiermede was het dreigement van Minister Funk, ni. om over te gaan ,,von der dyna-
mischen Methode der Lenkung -der -Aktienmiirkte zu der
starren Methode der Zwangkursfestsetzung” voor een goed deel ten uitvoer gebracht
16).
Dat er onder deze

omstandigheden van een- geregelden handel ter burze
geen sprake kon zijn, was wel duidelijk. Vandaar dat de
Oyerheid naarnieuwe middelen omzag om voldoende aan-
bod van matei’iaal te bewerlcstelligen, om tenminste den
handel voortgang te doen vinden, hetgeen wij hierb9ven
reeds hebben gememoreerd., – ,
Hoewel de beurs dus niet gçsloten is, zooals langen tijd
in deii voriSeri oorlog, ier tochbiSÏa nietste krijgen. 1l

jet
voordeel van de thans gevolgde methode is, dat ,çr zich
veel minder gemakkelijk een zwarte markt in effecten kn
ontwikkelen Pn dat het apparaat beschikbaar blijft vpor
de distributie van overheidsfondsen. Dat deze situatie op,
de . Duitsche effectenbeurzen tot vereenvoudiging, en in-
krimping moest leideii, vooral indien hierdoor elders
benoôdigde arbeidskrachten ko’dden %vorden, vrijgemaakt,
is begrijpelijk. Zoo is onlangs bepaald, dat met ingang
van 13 Fèbruani 1943 meernoteeningen in één zelfde fonds,
hetgeen-toch al niet—te ‘vaak voorkwam, -niet meer mogen
worden gemaakt. Te Berlijn wordt Zaterdags geen
beurs meer gehouden. In de Provincie slechts op drie
dagen, nl. Maandag, Woensdag en Vrijdag. Het aantal
vertegenwoordigers der banken moet tot het hoognoodtge worden ingekrompen
17)
,

Slotbeschouiving.

De beursmaatregelen van de laatste jaren, die sterk
het karakter van een ndodwëteving in oorlogstijd hebben
gekregen, stellen zonder twijfel de beteekenis van de. Duit-
sche effectenbeurs in’een te’ongunstig licht. Dit is begrij-
pelijk, als men bedehkt, dat er thans van,een normale
kapitaalinvesteering van het bednijfsleveft geen sprake ‘is
en dat de Overheid haar middelen grootendeels buiten de
beurs’ v,rkrijgt. Van dë ivijze, waarop n’a den oorlog

de
financiering’ v&n het bedrijfsleven tot stand zal komen,
zal het .voornamelijk afhangen’, of de èffetenbeurs ‘weer
in haar belangrijke functie zal worden hersteld. Dit zal
immers in aanzienlijke mate het geval zijn, indien het aan-
deel als financieriiginstruiient weer . den oÔrgrond
zal tredQn. Hiervoor is de beurs onmisbaar. Zal de beurs echter volgens de tra’ditionele regëldn van vraag en aan-
bod kunnen functionneeren, dan zullen -vele voorschriften
uit de laatste jaren van pr)jsregelenden of beurstechnischen
aard verzacht dien’en’ tè wordèn: Anderzijds z’al ‘de beurs: handel zich zeer wel begunstigd zien door andere tot stand
gekomenegelingêû; Waarvan Wij dievan’de ,;Börsentota-
litkt” de belangrijkste achten.

i) Vgi. het hofdartikel ,,De; Kurs der Bôrse” In ,,D!e Bank”
van 20 Mei 1942 – -.
“) Zie voor tekst ,,Frankfurter Zeftung” van 12 Febr. 1943.

Ontdaan van de haar door den orlogstoestand bindende
kluisters zijn de Duitsche effectenbeurzen. organisatorisch
en in bepaalde opzichten ook beurstechnisch thans beter,
dan ooit uitgerust om in de,toekomst haar functie van hulpinstituut voor de kapitaalbeweging met succes te
kunnen uitoefenen. ‘ .
– Mr. W. H. C. SCI{tJKKING.


OVERHEIDSMAATREGELEN OP –

ECONOMISCH GEBIED.,

ITANDEt EN]NIJVERHEID.

.Jlandel. Nadere mededeeling inzake den kunstmest-
handel; wijziging van de administratievoorschriften voor
groenten– en fruitgrossiers; mpdedeeling inzake den handel
in bollen en knollen van siergewassen. E.V. ’26/2/’43, pag.
226 en 227; Stot. Nos. 36 eá 37; Voedselvoorzieingsblad
No. 11 van 22/2/’43). –
Oorlogseconomie. Verordening van den Rijkscommissa-
ns, krchtetis welke deze maatregelnkan nemen tot in-
sjandhouding van de productie van goederen, de distribu-
tie daarvan, en de verdeeling van beschikbare arbeids-
krachten. (E.V. 26/2/’43, pag. 226; V.B. No. 5).

STATISTIEKEN.

DE
NEDERLANDSCIIE ,BANK. –

.

Verkorte balans op 15 Maart 1943.


‘Activa.
Binnen!: – wissels, (Hfdbank. 1 156.000.000

. — –
,prom6ssen, enz. -BiJbank

,,

(Agentscb. ,,

1.510

.’


.

.

t
156001.510
Papier op het buitenland – . 2.046.123.674, –
Af: Verkocht maar voor’de
bank nog niet afgeloopen


•,,.2.046.123.674
Beleeningen
mci,
(,Hfdbank. .1 155.126.451
1)

voorschotten In ‘Bijbank, ‘,

2-.105.65’7


rekening-courant (Ageutsch.
,,

17.523.692

op ondepand

t 174.755.800

Op effecten, enz.

.•………
– t – 174.698.627
1)
Op goederen en ceelen ……,,

57.173

174.755.800 ‘)
Voorschotten aan het Rijk ………………..11.060.961
Munt en muntmateriaal:


Gouden munt en gouden

muntmateriaal ………… t .88.835.406
Zilveren

munt, enz…………..4404.346

889:939752 -.
Belegging van kapitaal, reserves en pensioenfonds ,,’ . 60.612.978
Gebouwen en meubelén der Bank, ……………4.000.000
Diverse rekeningen

…………………
…….
182:991:549

.

f3.525.486.224

,

Passiva.

Kapitaal

………………………………. t

20.006.000′
Reservefonds

……………………………8.050.923
Bijzondere reserves

……………………….9.56i.874
Pensioenfonds. ……………………………13.214.357
Bankbilietten’in omloop …………………3.295,452.895
Banlassignati6n inomioop …………………
7.195
Rek-Courant Van het Rijk t – –

saldo’s

Van anderen
,,
158.930.506
,, 158.930.506
Diverse rekeningen

………………
……
;,

10.265.474

f3.525.486.224

Beschikbaar dekkingssaido ………………11.610196.269
Minder bedrag aan bankbiljetten in omloop dan
waartoe de bank gerechtigd is …………..1.610.196.270
Schatkistpapler, rechtstreeks bij de bank onder-
gebracht

…………………………….156.000.000
1)
Waarvan aan Nederiandsch-Indië (Wet van
15 Maart 1933, Staatsblad No. 99) …………52.706.500

Voornaamste posten in duizenden guldens. – -,

Cfrcu-
Gouden

Andere

Beschikb.
Data

munt en

,

opeischd

t dekkings-

kings-.
muntmater.

,

– schulden

1

. saldo

perc.

8

,,

‘431

885.835

244.067 1

151.068

1

1.614.949 1

26
15 Mrt. ‘431

‘885:835

11158.613

3295.453 1

158.938

1 1.610.196 1

26

1”,”431

885.835

229.724 1

189.595

1 1.590.509 1

26
6 Mei ‘401 1.160.282

255483 –

607.042

83
Totaal

– Schathisl-

1

Papier

Div.
Data

. bedrag

yrom.

1

op hel

reken, disconto’s

rechtstr.

aIng

t

buitenl,

(act.)
15 ‘Mrt7I 156.002

1

156.000

174.756

2.046.124

122.992
8

,,

‘431

161.001

1

161.000

145.254

t 2.045.29

1150.648

153.818
1

,,

‘431. 175.001

.

475.000

163.468

1

1.941.753

220,848
6 Mei ‘401

9.’853

t

217.726

t

750

-.5.

146

17 MAART 1943

NEDERLANDSCH INDISCHE HANDELSBANK, N.V.

AMSTERDAM – ROTTERDAM – ‘s-GRAVENHAGE

Alle Bank- en. Effectenzake

KONINKLIJKE NEDERLANDSCHE BOEKDRUKIÇERIJ

H. A. M. ROELANTS — SCHIEDAM

Onze speciale a(deeling: Drukwerk voor contrôle en
administratie, levert alle voorkomend drukwerk op
dit gebied concurreerend, snel en accuraat.
Uitgifte-apparaten
In groote verscheidenheid van werk.
wijze en capaciteit naar de behoeften van elk
bedrijf.
Tel. 69300

Onze terzake-kundige staf Is te allen tijde voor gratIs
(1
lijnen)

advies te Uwer beschikking.

ABONNEERT U OP

DE ECONOMIST

ORGAAN VAN HET NED. ECONOMISCH INSTITUUT

Onder redactie van:

Th. Ligthart, Ch. Raaijmakers,
C.
A.
Verrijn Stuart, G. M. Verrijn Stuart, F. de ‘Vries.

De Economist verschijnt den
16den van elke maand. De
prijs voor den jaargang be-

Met 1943 begon de twee-en-negen-
draagt t 12.60 voor ‘t blnnenl.,

tigste jaargang:
franco p. o. t 18.40; voor stu-
dentent 10.50. franco p. p.

.

Proefnummer gratis op
t 11.30; t 18.60 voor het bul.

.

aanvraag verkrijgbaar!
ten1nd, bij vooruitbetallng.

Abonnementen worden ook door den boekIande1 aangenomen.

U1TGAAF VAN
DE ERVEN
F. BOHN N.V.

HAARLEM

POSTGIRO 5403

Binnenkort
verschijnt:

Dr. P. J. VERDOORN

je Verstarring d
.
ar

Productiekosten

93

PRIJS f
5.-

(Prijs voor leden en

donateurs van het N.E.I.

f 3.75)

Verkrijgbaar In den boekhandel

en bij de uitgevers

De Erven F. Dohn NV., Haarlem

Wie van de leden of abonné’s

heeft voor de redactie

ter overname:

No 497 van 8 Ïuli
1915

Redactie
Economisch
– Statistische
Berichten

Koninki. Nederlandeche
Boekdrukkerij

H.A, M. ROELANTS

Onze terzake-kundige staf is ie allen

t4de voor gratis advies te Uwer

beschikking.
Tel. 69300 (3 lijnen)

Publicaties van het Nederlandsch Economisch Instituut:

22.
Dr. H. J. FRIETEMA

Productie en prijsvorming op de Engelsche markt van Nederlandsche, Deensche en kolo-
nialeboter

…………………. ..
……………………………………..
28.
Dr. Ir. A. BAARS
Openbare

werken

en

conjunctuurbeweging

…………………………………
(f
2,10)

Dr. Ir. F. J. C. VAN DER SCI-IALK
Een

analyse

van

de

arbeidsproductiviteit in Nederland

……………………..
(/
2,60)”

Dr. L. R. W. SOTY1ENDIJK

Methoden tot het vaststellen van den omvang der besparingen ………………….
(j 2,60)*

J. VAN DER WIJK
Inkomens-

en

Vermogensverdeeling

……………………………………..
(/
2,60)”

Dr. T. KOOPMANS
Tanker

freight

rates

and

tankship

building

………………..(f
3,15*
geb.,
/
2,10* ingen.)

Overzicht van de ontwikkeling der handelspolitiek van het Koninkrijk der Nederlanden
van 1923 tot en met 198, samengesteld door een groep medewerkers van het N.E.I.,
onder leiding

van

Prof.

Mr.

P.

Lieftinck

………………………………….
(/
2,10)

Dr. A. WINSEMIUS

80.
Economische

aspecten

der

internationale

migratie

…………………………
Dr. H. M. H. A. VAN DER VALK
(/
2,10)

Egalisatiefondsen en monetaire politiek in Engeland, Nederland en de Vereenigde Staten
(derde

gewijzigde

druk)

…………………………………………………
(/
2,10)”
81
M. J. SCHUT

.
Tinrestrictie

en

tinprijs

………………………………………………..
(f
1,557
32;
Dr. J. R. A. BUNING
De beleggingen

spaarbanken in Nederland

……………………
(/ 3,65)”

.

-.

Ûitgaçe

De Btoen P. Bohn N. V. Haarjem

Vçrkrjgbaar .in den boekhandel

Verantwoordelijk voor het Red. gedeelte: Drs. M.
F.
J.
Cool te Rotterdam; voor de Advertenties:
H.
A. M. Roelants te
Schidam. Drukker en Uitgever: H. A. M. Roelants te Schiedam. Verschijnt wëkelijks. Abonnementsprijs f 20.85 per jaar. Prijs per nummer 50 cts.
P 129911

K 2193.

Auteur