Ga direct naar de content

Jrg. 27, editie 1400

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 18 1942

18 NOVEMBER 1942

E

Berichten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJ VERHEIDFINANCIËN EN VERKEER

27E
JAAPGANG

S

WOENSDAG 18 NOVEMBER 1942

No. 1400

12

Productie en prijs-

vorming op de

Engelsche markt

van Nederland-

sche, Deensche

‘en koloniale boter

door

Dr. H.J. FRIETEMA

22ste Publicatie von het
Nederi. Economisch Instituut

Prljsf3.15
(Prijs voor donateurs
en leden v. h. N.E.I. f 2.25)

Verkrijgbaar in den boekhandel

Uitgave:

Be Erven F. Bohn N.Y., – Haarlen

Wie van de leden of abonné’s

heeft vôor de redactie

ter overname:

No. 497 van 8 Juli
1925

Redactie
Economisch-Statistische Berichten

N.V.

$toomvaartMij. ,,Nederland”

Amsterdam

u

N.V.

Rotterdamsche Lloyd

Rotterdam
1

R. Mees L Zoonen

00. 1720

BÂNXIEES
BN
A880RANTIE.MAKELAÂBS

ROTTERDAM
AM S T ER DAM (Ass.)
.GRAVENHAQE –
DELFT – ,SCHIEDAM
V LA
ARD! NGEN

0

Wat is de

HOLLE RITH

Boekhoud- en StatistiekD
1 E N ST

Deze dienst vormt een afdeeling van ons bedrijf,

die over een uitgebreide, moderne WATSON

Machine installatie (HOLLERITH Systeem) beschikt,

• alsmede over een staf van deskundig bedienend

personeel, om
alle admlnistratCeve werk-

zaamheden en staUstieken,
tegen een rede-

lijk tarief, feIlIoôs en snel volgens het HOLLERITH

Systeem uit te voeren.

Vraagt nadere Inlichtingen aan de:

WATSON BEDRIJFSMACHINE MAATSCHAPPIJ N.V.
HOOFDVERTEGENWOORDIGING VOOR NEDERLAND DER
INTERNATIONAL BUSINESS MACHINES CORPORATION te

NEW-YORK.
Frederikspleln 34
9
,
Amsterdam C

Telef. 33656-31856

-t

BEHANDELING VAN ALLE

BANKZAKEN

BEZORGING VAN ,ALLE

ASSURANTIËN

NEDERLANDSCHE

HANDEL-MAATSCHAPPIJ,
N.V.

111

1
66
KANTOREN IN NEDERLAND

III

EFFECTEN

AAN-

EN VERKOOP – ADMINISTRATIE

CREDIETEN

AAN HANDEL EN INDUSTRIE

n.v. nederlandsche kabelfabriek

n.k.t.delft

abets
met

11coÇr tc%eto°”
efl

m a s s a

kopeH’raad, k o p e r k a be1

DE POST HEEFT GEEN

KAITENOOGEN

ELI( WIT

PUNTJE_IS EEN

LICHTPUNTJE

NUMMER BEL EN BUS

ZICHTBAAR

Overzicht van de ontwikkeling der

handelspolitiek van het Koninkrijk

der Nederlanden van 1923 t/m. 1938

(Samengesteld door een groep mede-

werkers van het
N. E. 1.,
onder leiding van

Prof. Mr. P. Lieftlnck)

28ste publicatie van het Nederi. Econom.
lnstituut

Prijs f 2.10*

(Prijs voor donateurs en leden van het N. E. 1.

f
1.50)

Verkrigbaar in den boekhandel

UITGAVE:

DE ERVEN F.. BOHN N.V., HAARLEM

Ter vervanging va, haar door brand verloren geganen voorraad nummers van

Economisch-Statistische Berichten en Economisch-Staf istisch t1aandherichf

van den jaas’gang 1940, zou de redactie het zeer op prijs stellen, indien de

lezers, die hun exemplaren kunnen missen, deze aan haar zouden willen afstaan.

De Scheepsbouw.

nijverheid’ in

Nederland

door

Ir.
J.
W. BONEBAKKER

Publicatie no. 16 van het

P RIJ S

Nederlandsch Econom.

1.55*

Instituut

Donateurs en leden
fl.10

Verk,’tjgbaar in den boekhandel

Uitgave van

DE ERVEN F. BOHN – HAARLEM

TINRESTRICTIE EN TINPRIJS

door MJ. Schut

31 ste Publicatie van het Neder-
landsch Economisch Instituut.

Prijsf 1.55*

(Prijs voor’ donateurs en leden
van het N.E.I……f1.10)

Verkrijgbaar i. d. boekhandel

UITGAVE:

De Erven F.Bohn N.V.,Haarlem

18
NOVEMBER 1942

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEf1

conomisch
,
-wStatistische

Berichten,,

*

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJ VERHEID,FINANCËN EN VERKEER

UIÏGÂVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

27E JAARGANG

WOENSDAG 18 NOVEMBER 1942

No. 1400

Levensmiddeleiivoorziening

in

oorlogstijd

door
Jan

D.

Rcmpt

…………………………
514

Enkele aspecten van de Deensche financieele politiek
door

J.

Zijlstra

……………………….
515

Boekbesprekingen.

,Verfassungs-, Verwaltungs- u nd Wirtschaftsgesetze
Norwegens”, door Dr. W. Stuckart, Dr. R. Höhn
en H. Schneider,

hespr. door 14′.
oan der iWast
518

Mr. F. J. F.

M. Duynstee: ,,Vennootschapsrecht
T en II” en Mr. Dr. H. F. A. Völlmar:,,Nieuw
Vennootschapsrecht”, bespr. door
Mr. Dr. Th.
W.

F.

Sp’etjens

……………………..
518

Overheidsrnatregelen

op.

econo-
mish

gebied

………………………
520

M a a n dcij f e :r s.

Maandcijfers
en
weekcijfers betreffende den econo:
mischen

toestand van

Nederland ………….
519

Gecombineerde maandstaat van de vier Nederland-
sche groote banken en het Nederlandsche bedrijf
der

Nederlandsche

Handel-Maatschappij

. . . –
29

S t a t
i
s t
i
e k e
ii.

Ban kdisconto’


Wisselkoeisen

Stand van
‘s Rijks

Kas

Bankstaten

.
…………….
521
GELD- EN KAPITAALMARKT.

Op de
geldmarkt
blijven de omzetten in het langer
loopende papier gering. De vraag.is
natuurlijk niet groot;
de dringendheid van het aanbod is overigens ook wat
geringer geworden, nu op de inschrijvingen der nieuwe
leening een belangrijke reductie wordt toegepast en
derhalve verschillende inschrijvers op minder omvang-
rijke schaal middelerî liquidë behoeven te maken dan
waarop zij hadden gerekend. in de eerste helft van de
week, toen het resultaat van de uitgifte nog niet bekend
was, bleek dan ook het aanbod van materiaal het grootste.
Toen is zelfs papier per 30 December verhandeld op een
basis van
2
pGt.’, of wel pCt. hooger,dan het tarief van
den Agent van Financiën voor driemaandspapier.
De Agent geeft natuurlijk, zooals bij een consolidatie-
operatie steeds het geval is, geen papier af. yoorzoover
de Schatkist geld opneemt geschiedt dat in den vorm
van daggeldieening met fixen termijn: 1 December a.s.,
dus op den stortingsdatum van de nieuwe leening, ver-
vallend. Op den laatsten kasstaat van het Rijk was het be-
drag van die leeningen nog slechts rond f 30 millioen.
De
obligcitieinirkt
heeft deze w’eek ‘een zeer belang-
wekkend verloop gehad. In de dagen voorafgaand aan de inschrijving, was de
3*
pCt.-leening
1941
vast gestemd,

terwijl op den koers van
99
pCt een zeer omvangrijk aan-
bod zonder aarzeling werd opgenomen. De bereikte om-
zetten vai-en zeer groot. Deze vaste stemming bleef tegén
veler verwachting in na de emissie gehandhaafd; het koers-
peil liep zelfs geleidelijk op, zoodat op den laatsten dag
der week een koers van zelfs
991
werd bereikt, een no-
teering dus gelijk aan den prijs van- uitgifte der nieuwe
leening. De nieuwe le3ning, waarin Vrijdag voor het eerst
handel was, schommelde tusschen
971
en
98 pCt.
Zoodat

de leening
1941,
die toch vrijwel gelijkwaardig is aan de
uieuwe, rond 1 pCt. hooger was. Een zeker koersverschil ten nadeele van cle nieuwe leening is logisch in’ verband met de technische marktpositie van een semi-gedwongen
leening kort na de uitgifte. Maar dit groote verschil kan
alleen worden verklaard, wanneer men aanneemt, dat de koers der leening
1941
omhoog werd geschroefd door
contraminedekking. FIèt schijnt inderdaad, dat in de
laatste dagen voor de. uitgifte Vrij omvangrijke baisse-
posities zijn aangegaan in de verwachting, dat men na de toewijzing •op lager peil zou kunnen dekken. De overige
leeningen toonden een veel kalmer beloop. In de eerste
helft van de week waren de meeste obligtiën lager (de
gestaffelde leening
1938
noteerde een oogenblik zelfs
94•
pCt.); daarna trad een herstel in tot ongeveer het peil,
waarop de vorige week was gesloten. In zoover wijkt de
situatie ter markt af van die na vorige emissies, dat ver-
scheidene groote beleggers, die zich hadden vooi-hereid op inschrijving volgéns de maatstaven der gedwongen leening
nu door een toewijzing op
69
pCt. omvangrijke bedragen
vrij hieldenzoodat zij geneigd varen tot aankoop over te
gaan om van het nog relatief lager koerspeil te profiteeren.

De
aandeelcn.narkt
zag een herstel van de vrijheid
van koersontwikkeling voot de aandeelen, die niet van
beleening zijn uitgesloten, wat aanleiding gaf tot een
vrij scherp koersherstel. Voor de fondsen, w’aarin de koers-.
stop blijft gelden, kon slechts voor een gering gedeelte
een koei-s tot stand komen door een groot surplus aan
vraag boven aanbod.

HOOFDREDACTEUR:

M. F. J. Gooi (Rotterdam):

PLAATSVERVANGEND HOOFDREDACTEUR:

H. W. Lamber.s (Rotterdam).

Redactie en administrati: Pieter de Hoochweg 122, R’dam-W

Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.

Telefoon- Nr. 35000.

Postrekening 8408.

Abonnementsprijs voor het weekblad, waarin tijdelijk

is opgenomen hèt Economisch-Statistisch Maandbericht,

franco p. p. in Iïederland f 20,85 per jaar. Buitenland en

koloniën f 23,— per jaar. Abonnementen kunnen met elk

nummer ingaan en slechts worden beëindigd per uit imo van

elk kalenderjaar. Losse nummers 50 cent. Donateurs en

leden van het Nederlandsch Economisch Instituut ont9an gen

het weekblad gratis en genieten een reductie op de Qerdere

publicaties. Adreswijzigingen op te geven aan de administratie.


Adpertenties voorpagina / 0,28 permm. Andere pagina’s

/ 0,22 per mm. Plaatsing bij abonnement volgens taiief.

INHOUD:

Blz.

WeersverwachtIng op langen termijn (1) door
Di-. S. W

Visser ……………………….510

ft

II
510

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 November 1942

WEERSVERWACHTING OP LANGEN

TERMIJN. 1,

Inleiding.

In 1936 werd op het Institutit te De Bilt een onderzoek

begonnén naar de mogelijkheid van een, weersverwach-

ting in Nederland op langen termijn, aanvankelijk met

ondersteuning van – de Stichting ,,Fonds Landbouw-

Export-Bureau 1916-1918″ te Wageningen, later voort-

gezet door het Instituut. De eerste verwachting – voor

tmperatuur en neerslag – werd uitgesproken vdor de
lente 1938. Sinds Mei 1940 konden geen verwachtingen

meer worden opgemaakt, maar kon toch het werk met de

beschikbare gegevens worden’ voortgezet. Deze arbeid
is nu zoover gevorderd, dat het gewenscht lijkt,, dat de

mannen van de economische practijk zich eens bezinnen
over de verkregen resultaten en hun wenschen kenbaar ma-

ken. De vraag is niet alleen, welke waarde de meteoroloog

aan zijn verwachtingen geeft, maar ook, welke eischen

door de gebruikers worden gesteld. Door samenwetking van meteorologen en economisten kan ongetwijfeld een.

goede basis voor de verwachtingen worden gevonden.

Meer dan eens bleek ons de belangstelling voor dit werk
en het zijn niet alleen land- en tuinbouw, die er warm voor

loopen.- Zoo heeft zich bijv. eens een haardenfabrikant
beklaagd over de verwachting van een normalen winter,

die hem schaadde in den afzet van zijn product. Hem

zijn blijkbaar alleen verwachtingen van strenge winters
welkom. *

Het is sinds lang bekend, dat er betrekkingen bestaan
tusschen de weersomstandighedeli in ver van elkaar

verwijderde landstreken, waarbij dan vaak lange ver-
schillen in tijd optreden. Zoo vond Gallé verband tusschen
de sterkte van den Noord-Oostpassaat in den Atlantischen
Oceaan en den daarop volgenden winter in West-Europa.

Kent men dus tijdig het gedrag van den passaat in de
zomermaanden, dan kan men het karakter van den
komenden winter aankondigen. Hierbij zal men echter

nog vrij wat mislukkingen te boeken krijgen, want de
passaat is niet de alleen-beslissende factor voor ons
winterweer: Het gaat er om, al dergelijke factoren bij

elkaar te zoeken en hun gezamenlijken invloed op het
weer in Nederland af te leiden. Hierbij mag men een
belangrijk punt niet uit het oog verliezen. Een handig

rekenmeester kan uit iedere groep willekeurige getallen
allerlei schijnbetrekkingen afleiden, die geen andere waarde

hebben dan die van een vermakelijk rekenspelletje. De
methode van ,,l’art de grouper les chiffres” is ontoelaat-

baar; gevonden betrekkingen hebben voor ons doel alleen
beteekenis, wanneer zij ook physisch zijn te verklaren. Nu vereischt het aantoonen van het physische verband
tussehen twee ver van elkander verwijderde weersver-
schijnselen een grondig en uitgebreid onderzoek, waarmede
vaak nog geen aanvang kon worden gemaakt. Als
minste eisch moet kunnen worden gesteld, dat de meteoro-
loog aannemelijk maakt, dat de toegepaste betrekkingen
geen mathematisch spel zijn, rnaar wel degelijk een phy-
sischen grondslag hebben.

Aanvankelijk werden de verwachtingen opgemaakt
voor de vier jaargetijden, later maandelijks voor de ko-
mende drie maanden. (Een tijdvak van drie maanden,
een trimester, wordt in het volgende benoemd naar de
middelste maand). Een verwachting echter, die niet meer
geeft dan het gemiddelde verloop in een tijdvak van drie
maanden, is practisch onbruikbaar; de wisselingen van
maand, tot .maand kunnen in ons grillige klimaat zoo
groot zijn, dat eei gemiddelde over zoo langen tijd alle
beteekenis verliest. Daarom wordt nu gewerkt aan ver-
wachtingen voor de komende maand. Ondertusschen zijn

.de berekeningen voor de komende trimesters vrijwel
voltooid. HeL is van belang eerst ervaring op te doen
met de groote lijnen, die het weer beheerschen, en pas
daarna tot bijzonderheden af te dalen. De trimester-

verwachtingen zijn zeker niet waardeloos. 1-Jet moet zijn

nut hebben het algemeene karakter voor de komende
drie maanden op te geven en darrnaast dat van de drie

maanden afzonderlijk. De beide groepen verwachtingen

vormen bovendien een contrôle op elkander. In het vol-

gende zal voornamelijk sprake zijn van de trimester-
verwachtihgen.

Methode oan Qaststellen Qan de n’ee’soerachting.

Het vaststellen van een betrekking tusschen twe ver-
schijnselen geschiedt volgens de correlatie-rekening. Men

neemt hierbij aan, dat een bepaalde afwijking van het

eene verschijnsel gepaard gaat met een bepaalde afwijking

van het andere. Is bijv. de zomerpassaat krachtig, dus

boven normaal, dan is de winter in West-Europa wari’n,

dus evenzeer boven normaal; een positieve afwijking

van den zomerpassaat gaat samen met een positieve af-
wijking van de wintertemperatuur, en evenzoo gaan

negatieve afwijkingen samen. Men spreekt in dit geval

van een positieve correlatie tusschen beide verschijnselen.

Het verband kan ook tegengesteld ‘zijn. Westenwinden
brengen zomers koelte in ons land. Een krachtige westen-
wind brengt in den zomer lage temperatuur; een positieve

windafwijking gaat dus samen met een negatieve tempe-
ratuurafwijking en omgekeerd. Men spreekt dan van

negatieve’ correlatie. Om deze correlatie in het weer te
vinden, moet men over een lang tijdsverloop (aangenomen

werd hiervoor 1901-1939) de overeenkomstige afwijkin-

gen van de twee verschijnselen van jaar tot jaar verge-

lijken en volgens voorgeschreven methoden bewerken.
Deze correlaties in het weer zijn geen onvej’biddehijke

wetten. Het weër hangt af van verschillende factoren,
die elkander versterken of verzvakken; ook bij westen-
winden kan het in den zomer smoorheet zijn. De sterkte

van het verband wordt uitgedrukt door den correlatie-

coëfficiënt, een getal, waarvan de waarde kan liggen

tussehen +1 en —1. Flierbij vertegenwoordigt +1 vol-
ledige positieve correlatie; —1 volledige negatieve corre-
latie. De waarde 0 heteekent, daf ieder verband tusschen
beide verschijnseleh ontbreekt. Correlatie-coëfficiënten,
die weinig van 0 verschillen hebben voor ons doel geen
waarde.

Men gaat de correlatie-coëfficiënten bepalen tusschen
de weerselementen, w’aarvan men een verwachting wenscht
uit te spreken, en bepaaldé weerselementen in andere,
welgekozen ]andstreken. Wij willen een verwachting op-
stellen voor de afwijking van de temperatuur te De Bilt
en de afwijking van den neerslag in Nederland en moeten
dus de correlaties van deze twee vbor iedere maand – of
voor ieder trimester – gaan berekenen met voorafgaande
weerverschijnselen elders gedurende het basistijdvak

1901—.1939. Het hierbij toe te passen tijdsverschil is om
te beginnen onbekend en wij gaan daarom de correlaties

berekenen met alle maanden (of trimeters) van het voor-
afgaande jadr, of zooveel langer als noodig mocht blijken.
Het blijkt dan vaak, dat voor een bepaald tijdsverschil-
de correlatie een hooge positieve of negatieve waarde aanneemt en het is dus gevenscht van deze correlatie
voor de verwachting gebruik te maken. 1-let is zeer wel

mogelijk, dat met een ander tijdsverschil opnieuw hooge
correlaties optreden, zoodat het zaak is, deze eveneens
in het onderzoek te. betrekken.

Men kan op deze wijze een groot aantal br’uikbare
betrekkingen vaststellen en hiermede van wal’ steken.
lIet rekenwerk neemt echter in sterke mate toe met
iederen factor die wordt toegevoegd en het is daarom
wenschelijk het aantal factoren te’beperken. Er werden
tot nu toe steeds 13 tot 17 factoren onderzocht voor
iedere verwachting. –
Hoe moeten wij deze factoren toepassen?
1-Jet weer is een wisselwerking tusschen al die factoren
en ze .hangen ook onderling met elkander samen. Wij
moeten daarom ook de onderlinge correlaties tusschen al

,–.

18 Nvember 1942

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

511

deze elementen bepalen. Wij kunnen de correlatie tus-schen twee elementen, die beide van een aantal andere

afhangen, alleen dan met juistheid vaststellen, wanneer

wij den invloed van die anderen uitschakelen. Dit geschiedt
volgens bepaalde, door de theorie gegeven, voorschriften

en leidt tenslotte tot de correlatie tusschen het weers-
element, waarvoor we de verwachting opstellen, en de

ai3deren, die ieder voor zich een bepaalden invlqed uit-
oefenen. Deze correlatie wordt uitgedrukt door den

,collectieven” of , ,multiplen” correlatie-coëfficiënt
R.

Hierbij wordt eveneens langs theoretischen *eg een

keuze gedaan uit de onderzochte 13 tot 17 weerselementen.

Met een aantal van 4 tot 6 komt men reeds tot betrouw

bare resultaten:
De te verwachten afwijking x
0
in een bepaald tijdvak

hangt bijv. af
van de waargenomen afwijkingen x
1
,
x
2
,
x
3
,

en x
5
van 5 weerselementén elders in een voorafgaand

tijdvak, die bekehd moeten zijn op het oogenblik, dat de

verwachting zal worden uitgesproken. –
Wij kunnen die verwachting dan uitdrukken in een

eenvoudige i formule

X
O
= b
1
x
1
+
b2x
+
b3x3
+ b
4
x
4
+ b
5
x
5

Deze vergelijking heet de regressievergelijking en de

theorie geeft den weg aan, hoede factoren b
1
, b
2
, b
3
, b
4
en b
5

kunnen worden berekend. Zij geven aan, welk aandeel
ieder van de vijf elementen heeft. De waarde van den
cèllectieven correlatie-coëfficiënt
R,
afgeleid uit het

basistijdvak 1901-1939, is een maat voor de betrouw

baarheid van de verwachting. Hierbij valt echter nog het
een en ander op te merken. Het is mogelijk, dat ook

bij geheel willekeurige getallenreeksen x
0
eenerzijds en

x
1
,
x
2
enz. anderzijds een even hooge
R
voor den dag

komt, en eerst wanneer de kans hierop uiterst gering is,
mogen wij vertrouwen, dat de regressieverhouding iets te beteekenen heeft. Die kans hangt af van de lengte van het
basistijdvak en van het aantal termen in de regressie-

vergelijking. Het basistijdvak moet lang .zijn, het aantal
termen beperkt. Kunnen wij noodgedwongen niet aan
beide eischen voldoen, dan moeten wij door een geschikte

keuze van de weerselementen
R
des te hooger opvoeren

om tot een betrouwbare verwachting te kunnen komen.
De theorie leert ons, hoe groot de waarschijnlijkheid is,

dat een bepaalde
R.
geheel door toeval tot stand komt

en het blijkt in de practijk, dat deze waarschijnlijkheid
niet veel grooter mag worden dan 1 op 1000 en hiermede

wordt dan de toelaatbare minimum-waarde van
R vast-

gelegd. Zou vinden wij:

Waarschijn-

Waarschijn-
lijkheid

lijkheid
1 op 1000

1 op 100

R minstens

R minstens
voor 39 jaar en 5 termen

0,67

0,60
en 6 termen
……

0,70

0,63
m
voor 19 jaar en 4 teren . . .

0,84

0,77
en 5 termen . . .

0,88

0,81

Van de tot nu toe berekende 23 trimester-vergelijkingen voor temperatuur en neerslag liggen er 4 boven het niveau

van 1
0
/
00
en zijn als ontoereikend te beschouwen; van de
6 maandvergelijkingen één. De ontoereikende vergelij-
kingen zijn waarschijnlijk wel voor verbetering vatbaar.
In één enkel geval (de temperatuur voor het trimester
November) kon tot nu toe geen voldoend hooge
R
wor-

den verkregen en bleef de opstelling van de reglessie-

vergelijking daarom achterwege
1).

De theoretische grondslag van de verwachtingen mag
zonder twijfel aL meer dan voldoende worden gerkend
in een overgroote meerderheid der ge’allen.

Onderzoek (veer,sele,nenten.

Door het baanbrekende werk, van een groot aantal
onderzoekers zijn er vele betrekkingen tusschen allerlei


‘) Nov. 1942. De moeilijkheden in deze alinea genoemd zijn in-
middels opgelost. –

weerselementen bekend geworden. Deze hebben niet Alen

beteekenis voor het weer in Nederland. Wij zullen de door

ons onderzochte weerselementen opsommen, uitgaande

van het bovengenoemde onderzoek van Gallé. De correlaties tusschen den zomerpassaat en de winter-

temperatuur in West-Europa zijn voorgesteld in figuur 1.

Er komen sterke positieve correlaties in Midden-Europa
voor. Zij nemen af in de richting van de kust, worden nul

langs een lijn, die de kust vrijwel volgt en negatief op zee.

De oorzaak ligt ongetwijfeld, in de zeestroomingen en in

de algemeene atmosferische circulatie boven den Atlan-
tischen Oceaan op het noordelijk halfrond, en na verloop
van omstreeks een half jaar doet daardoor de invloed

van den passaat zich in West-Europa gelden. De waar-
nemingen van den passaat worden aan boord van vele
Nederlandsche schepen verricht, maar ze kunnen niet op
tijd worden verwerkt om voor de verwachting te’dienen.

Een bruikbaren vervanger vormt de
neerslag le Paramaribo:

stuvingsregens, die samenhangen met de meer of min-

dere sterkte van den passaat.

11

IIr

Fig. 1.
Correlaties tusschen denNoord-Oostpassaat in Juni-
Novembe,’ en de (vinterteFnpe!’atuur in .Ew’opa;
1899-1913;

,00lgens . Gallé. Çoi’i’clatie-coëfficiënten in percenten.

De invloed van den passaat komt niet ongestoord tot
uiting. Een belangrijk storingsgebied is dat vn den
Labradorstroom. Het. koude water uit de Poolzeeën dringt

ten Oosten van New-Foundland op tegen den Golfstroom
en kan dezen belangrijk naar het Zuiden verplaatsen. De
temperatuur van den Labradorstroom vertegenwoordigt
daarom het tweede element, dat invloed op het weer te
onzent oefent en als representatief hiervoor is aange-

nomen de
temperatuul’ t Ioigtut
op de Zuid-kust van

Groenland. Dit is een element, dat meer dan een jaar be-
hoeft, voordat zijn invloed hij ons merkbaar wordt:
Een volgend storingsgebied is de Altantische Oceaan

zelve, waarvan de
luchtdruk op de Azoren (Ponta Delgacla)
ons een béeld geeft. En tenslotte wordt de ioop van het
Golfstroomsysteem nog gewijzigd in de omgeving van de
Faroër door het koude water •uit de Noordelijke IJszee.
Aanvankelijk werd hiervoor de
temperatuur op Jan Maijen

in het onderzoek betrokken, maar omdat de waarnemingen
hier pas in 1921 zijn begonnen en het beschikbare tijdvak
te kort is, is dit weerselement vervangen door den
luchtdruk

te Reykjaoik
op IJsrand. Omdat de wisselwerking tusschen

r

512

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 Novembei 1’942

den druk op de Azoren en dien op IJsland ons weer he-
wisselende tijdsverschil mogen wij toeschrijven aan snel-

heerscht, werd

tevens het
luchtdrulwerschil tusschen de. heidsverschillen in het overdragende medium, atmosfeer
Aoren en IJsland
in het onderzoek opgenomen,
of zeewater, in den loop van het jaar. hoe zoo’n physiscli Een belangrijke invloedssfeer vormen Oost-Europa en
proces
1
precies werkt, kan alleen door een uitvoerig onder-
SiberiO. Ook van hieruit komen hoogo correlaties op langen
zoek worden vastgesteld. ‘De tyische regelmatigheden
ermijrt tot stand. Wij moeten ons echter t.vrëden stellen in de correlatie-coëfficiënten maken wel degelijk het be-
met wat ei op de periferie van dit gebied geschiedt, omdat
staan van een physische basis aannemelijk,

al ontbreekt
Russische gegevens pas met groote vertraging bekend
ons nog het inzicht in het proces.


worden. Daarom zijn gekozen de
luchtdruk te 1-Telsinki,
de
Overzien wij de weerselementen, die in de regressiever- luchtdruk

te

Berlijn

en

het

luchtdrukocrschil

Berlijn-
gelijkingen zijn gebruikt, dan blijkt, dat ze niet kris kra’s
helsinki.
overde tabellen zijn verspreid; bepaalde elementen komen

Gedurende eenigen tijd zijn ook de
roindconponenten
en
telkens weer voor den dag en steeds met bepaalde tijds-
de
temperatuur op 3.000 in hoogte bonen Nederland
toege-
verschillen

(behoudens

de

besproken

kleine

variaties).
past, maar de waarnemingen zijn in 1911 aangevanen en
Dit

feit

wijst

er

op,

dat

bepaalde• weerselementen
bereiken pas sinds 1921 regelmatig dit niveau.

Ze wd’r-
het geheele jaar door actief zijn en ook dit is zeker niet
den tegenwoordig niet meer gebruikt. 1km beteekenis ligt alleen aan toeval toe te schrijven.’ Van dit gedrag van een
hierin, ‘dat op groote hoogte weersinvioeden van elders aantal van de toegepaste elementen geven wij in onder-
met gi’oote snelheid tot ons komen, die langs de aardopper-
staande tabel een overzicht. De tabel ‘bevat het aantal
vlakte eerst veel latei’ volgen.
regressievergelijkingen,

waarifi

het

desbetreffende

ele-
Een merkwaardig, bruikbaar weerelernent is de
tepipe-
ment is toegepast, het aantal termen, waarin het in die
ratuur te De Bilt.
zelve in een voorafgaand tijdperk. Ook
vergelijkingen voorkomt en de optredende tijdsverschillen hierin komen belangrijke correlaties voor met grodts tijds-
tussChen dit element en het te voorspellen element in
‘verschillen,

die toe te schrijven

zijn

aan snelheidsver-
Nederland.
schillen in de overdracht van de storing

De storing die
ergens een aanvang neemt, wordt het snelst overgebracht
Temperatuur.
Trimesterverwachtingen. Totaal 11 regressie-

door de atmosfeer, veel Iangamer door het water. Het
vergehjkingen.

effect merken wij dus allereerst op tengevolge van de be-
aantal
voornaamste
tijds-
wegingen in de atmosfeer, en mogelijk maanden later
vergelij-
1

1
verscisillen in
op nieuw tengevolge van zeestroomingen
kingen
maanden

Tenslotte worden nog. de cori’eiaties bepaald met twee
7
9
4-5

8-10
belangrijke perioden, een
periode eau
2k
jaar,die
voorna-
7

8
8-9

11-12
melijk in den neerslag optreedt, en en
periode pan
5

jaar,

Teiup.

De.

Bill

…..
1)ruk
P.

J)clgacla …..
1

die vooral in de temperatuur aanwezig is. Deze perioden
komen niet het geheele jaar even krachtig tot uiting. De
Neerslag.

rr
r
i
mes
t
ervervaC
1
1
ti
ngen

Totaal

12

regressie
gemiddelde gang van deze perioden is afgeleid uit 90 jaar
vergelijkingen.
waarnemingen. Het jaarlijksche, verloop van de correlaties

in het tijdvak 1901-199 tusschen de waargenomen af-
Neerslag Paramar,
ho.
.
Druk Berlijn
8 8
8
9

4-6

1 1-12

6-8

11-12
wijkingen en ‘den gemiddelden gang van de periode is als
‘J’enp. Iviglut
8
8
14-17

10-22

volgt:

.
Periode
2+ jaar
8

‘Cori’elatie-coëfficiënten. Periode nan
2
1
,.
jaar.

Dec.
1
lan.
)
Febr.
1
Mrt
I
April
1
Mei
1
luni
1
Juli
I
-Aug.
1
Sept.
1
Oct.
1
Nov.

Neerslag ……………………..

.0,29*

0,27

0,25

0,30*1

0,47*

0,33′

0,24

0,37′

0,52′

0,57

0,53*

0,29
Tcniperatuur ………………….

.0,22

0,17

0,14

0,19

0,33′ -0,04 -0,08 -0,10

0,09

0,20

0,08

0,09

Periode pan
5. jaar.

Neerslag

………..
Teniperatuur
.. . …….
…………
……………

0,20

0,24

0,16

0,30′

0,31 *

0,15

0,22

0,32

0,40′

0,48′

0,22

0,21

0,26

0,38′

0:10

0;32′

0,22

0,3!

0,30

0,24′ -0,02

0,07
1
000

0,10

De correlaties met een ste
r
retje* gemerkt, werden in

de regressievergelijkingen toegepast. Bijzonder hoog wor-
den de correlaties van de periode van 2k jaar in het najaar voor den neerslag.
Beide perioden nemen hun oorsprong op den noorde-
lijken Atlaitischen Oceaan en worden door de algemeene
circulatie van de atmosfeer en van het zeewater overge-
bracht. ,

– Wanneer wij de correlatie-coëfficiënten, berekend voor
de twaalf opeenvolgende trimesters van het jaar met tijds-
verschillen, die van 0 tot 12 maanden of langer oploopen, met elkander vergelijken, dan vallen merkwaardige regel-
matigheden op. Een hoog positief maximum bljv., dat met
een tijdsverschil van 0 maanden optreedt, handhaaft zich
eèn paar maanden, neemt dan af tot nil en gaat in den
loop’.va,n liet jaar over in een sterk negatief minimum.
Een dergelijke jaarlijksche gang is herhaaldelijk -te consta-
teeren, waarbij vaak het tijdsverschil in den loop van het
jaar een weinig wisselt; bijv. van
5
tot 7 maanden. Zoo’n
omslag van teeken is zeer begrijpelijk. Wij zien hetzelfde
bijv. hij den
Wïestenwind,
die ‘s zomers koelte brengt
(negatieve correla Lie) en ‘s winters warmte (positieve
correlatie). Dergelijke effecten zijn zeker geen spel vân
het toeval, maar het gevolg van”physische processen. liet

Uit’het herhaalde optreden van deze elementen mogen
wij wel de gevolgtrekking maken, dat wij hier te doen
hebben met zeer actieve processen, die het i1’eer in Neder-
land op langen termijn beheerschen. liet mag vreemd
]ijken, dat effecten, die zich in .l3erlijri uiten, eerst na een
half jaar en ruim een jaar bij ons merkbaar vorden, het
is niet vi’eemder dan de herhaling van een.proces,zooals
wij in DeBilt zelf aantroffen. Waarschijnlijk komen deze
werkingen langs groote omwegen tot ons. liet is zeer wei
mogelijk, dat de processen

te Berlijn hun aanvang nemen
in Rusland en eerst langs het Noordpoolgehied en de zee-
stroomingen uit de Noordelijke IJszee tbt ons komen.
llierovervalt op het oogenhlik niets naders te ieggen.
O grond van deze en voorgaande beschouwingen is
het bestaan van een physische basis zonder twijfel aanne-
mlijk.

Voorbeeld eau de ge’olgde mei’kwijze.

liet gevolgde procédé wordt met het volgende voor-
beeld toegelicht. Fliertoe is gekozen’ de regressievergelijking
voor de temperatuursverwachting in de
maand
Januari.
Fig. 2 geeft het verloop van de correlaties der onder-
zochte weerselementen: 1. Temperatuur te De Bilt; 2.
Druk te Ponta Delgada; 3. Druk te Reykjavik; 4. Druk-

18 November 1942

ECONOMISCH

STATISTISCHE BERICHTEN

513

Fig. 2.
Correlaties 000r de temperatuur in de maand Januari;

1901-1939.

verschil Ponta Delgada—Reykjavik; 5. Neerslag te Para-

maribo; 6. Druk te Berlijn; 7. Druk te Helsinki; 8. Druk-
verschil Berlijn —Helsinki; 9.
.
Temperatuur te Ivigtut.
Door een open kring zijn de toppen in de krommen aan-
gegeven, die onderzocht zijn; door een gesloten kring de

vijf, welke tenslotte in de regressievergelijking zijn toegepast.

De volgende tabel geeft de correlatie-coëfficiënten in
percenten van deze 5 toegepaste elementen, een uittreksel

uit de tabel, met de onderzochte 17 toppen (behalve de
15 uit fig. 2 ook nog de beide perioden).

1

X
1

X,
J
XZ

X

X,

x, Temp. De ]311t san.

+44

+34 —28 —32 —44

x, Druk helsinki Mci

+9

+18 + 5

—4
x, Druk 1

helsinki Aug.
.

+ 3 —21

—4 x
3
Temp. Ivigtut Aug. (17

maandentevoren)

+25

+2
x, Druk Helsinki Mrt


x, Temp. De Bilt Oct.

De 17 elementen worden systematisch gerangschikt
volgens het teeken van hun correlaties met x
0
, zooals het
ook voor de 5
uitgekozenen in
de tabel is gedaan. In drie
vakken, door de teekenwisseling begrensd (evenals in de
tabel aangegeven), wijst een bepaalde verdeeling van de

teekens op hooge correlaties en dit vereenvoudigt in hooge
mate het inzicht in de tallooze mogelijkheden. Door toe-
passing van een grafische methode wordt het rekenwerk
sterk verminderd. De collectieve correlatie-coëfficiënt

Fig. 3. Corielaties Qoor de temperatuur
in
Januari;
1901

1939.
Berekende en waargenomen temperaturen;
1883

1939.

JA S 0 N
D
J
F
M
A
M

A

ô

o

-030

2

3

7

ZL
~

r0-t-o4
0

/

U0
t

t
r0+Q34

0
1
I
1
r0-O,28

00:
0—–T

0

0

0


0
_______

TI0

____

.
0

0

-.
-:


-q

0
0

DHV
+5
0

1
DHVIII
1

t

-2.’

151


.

0

0

00

-‘
….__og
0

0

0
0 0
,.

00


:
.

-.
1
r0-oA5
TdeX

~_

0
0

3/,
Tb,

verwachfing

L

V

VTV

JanLICIrl

II.

1

.
.
11

514

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTÉN

18 November 1942
wordt 0,79 en de waarschijnlijkheid,,dat deze waarde door

toeval tot stand zou komen, blijft beneden 1
O/.

x1
=
+
0,372x
1
+0,192x
2
-0,640x
3
-0,096x
4
—0,549x
5

De coëfficiënten geven aan, welk aandeel als het ware

elk der vijf elementen in de temperatuur in Januari

heeft.
Fig. 3 geeft aan, hoe de waargenomen af*ijkingen van
de Januari-températuur in het tijdvak 1901-1939 samen-

hangen met de afwijkingen van de vijf gekozen elementen.

In al deze diagrammen zijn de waargenomen afwijkingen

in de Januari-temperatuur in verticale richting uitgezet;

de overeenkomstige afwijkingen der andere elementen in

horizontale richting. De spreiding in de zoo verkregen
punten is tamelijk groot, maar zij vertoonen toch een voor-

keur voor twee tegenoverliggende kwadraten. Flierin zijn

twee’ theoretische ,,regressielijnen” getrokken, waarvan

de ingesloten hoek toeneemt met toenemende correlatie.

Het zesde diagram geeft op dezelfde wijze de, correlatie
met de berekende temperatuurafwijkingen. De spreiding is
‘nu veel minder, de hoek tusschen de regressielijnen kleiner.

Vier punten, waarvoor defout een bepaalde waarde over-

schrijdt, zijn door een liggend kruisje
(x)
aangeduid. De

onderste grafiek stelt het verband tusschen waarneming

en berekening nog op andere wijze voor. Ook hierin zijn

de vier groote fouten (1901, 1902, 1914 en 1916) door een

liggend kruisje gekenmerkt.
Dr.
S. W. VISSER.

LEVENSMIDDELENVOORZIENING IN

OORLOGSTIJD.

De voedselvoorziening van het Nederlandsche volk’
vereischt in dezen tijd een machtig apparaat. Hoe men

ook over een overheidsdienst mag denken, er zal wel
niemand zijn, die de voedselvoorziening geheel los van,
een overheidsbemoeiing zou willen zien. Het algemeen
belang zou daarmee niet worden bevorderd, daar bevoor-

deeling van bepaalde groepsbelangen niet denkbeeldig
zou zijn. De Overheid is er juist om al die verschillende
belangen zooveel mogelijk te coördineeren, waarbij bo-
vendien één groot belang boven alle andere domineert,
d. i. de instandhouding van het leven en de levenskracht
van allen, die tot de groote gemeenschap van het Neder-
landsche volk behooren. In tijd van oorlog levert de levensmiddelenvoorziening

bijzondere moeilijkheden op, zoowel voor de Overheid als
voor de consumenten. Het publiek is niettemin, of mis-
schien wel juist ‘daarom, spoedig geneigd de moeilijk-

heden, waarmede de Overheid heeft te kampen, te onder-
schatten. lIet is daarom ve1 goed een blik in het verleden
te werpen en een vergelijking te trekken met tegenwoor-
dig. Men is zoo spoedig geneigd te vergeten; want wie der

ouderen herinnert zich nog den zwaren tijd van den vorigen
werel.doorlog, voorzoover het de voedselvoorziening be-
treft? In groote lijnen is er iets blijven hangen in de her-
innering, maar hoe was een en ander geregeld? Waarover
klaagde men en hoe werkte de ,,distributie”? Zonder tot
in technische détails af te dalen, moge ik in deze bijdrage
een en ander naar voren brengen. Men zal dan bij verge-lijking met thans tot de conclusie moeten komen, dat wij
in dezen tweeden weraldoorlog met de voedselvoorzienings-
organisatie beter voor den dag komen dafi destijds. Dit
wil geenszins zeggen, dat ik afbreuk zou willen doen aan den pioniersarbeid van de mannen,, die tusschen
1914 en 1919 waren belast met de zorg voor de voedsel-
voorziening van het Nederlandsche volk. Zij immers
stonden zonder eenig houvast voor een geheel onver-
wachte situatie; in 1939 daarentegen kon men uit de

in de periode 1914-1919 genomen maatregelen de goede
overnemen en voor het overige leering trekken uit de toen-

maals opgedane ervaring.

De geest des tijds.

Opmerkelijk is, dat de oorlogsomstandigheden in 1914
een ilotseling sterk ingrijpen noodzakélijk maakten in

de tot dan toe, wat wij gewend zijn te noemen ,,vrij spel

hebbende maatschappelijke krachten”. Reeds in het

erste jaar van den wereldoorlog 1914-1918 moest de toen-,
malige minister van Landbouw, Nijverheid en Handel,

Mr. M.
W.
F. Treub, met voor dien tijd wel zeer straffe

maatregelen in het Vrije bedrijf ingrijpen en de voedsel-

voorziening – welke tot dan toe vrijwel geheel aan het

particuliere initiatief was overgelaten – aan regelen

onderwerpen, welke met één slag een einde maakten

aan de vroegere lijdzaamheid van de Overheid. ,,Gedu-
rende den ganschen oorlogstoestand heeft de Regeering

op sociaal-economisch gebied voor even moeilijke als

buitengewone problemen gestaan”, zoo schreef de minister

eenige jaren na den oorlog
1),
en het is kenmerkend voor

den geest van dien tijd, dat de bewindsman daaraan toe-
voegde, hoe ‘s lands Orerheid voor het vraagstuk stond

het-economisch leven en ,,inzonderheid de voedselvoor-
ziening zoo
goed en zoo lwaad het ging”
in stand te houden.

Deze uitlating behoeft ons niet te verwonderen, als wij
bedeiiken, dat de tdenmalige regeering geheel onver-

wachts en orvöorbereid voor groote moeilijkheden stond
en de bemoeienis met het economische leven destijds

hij lange na niet zoo ver was voortgeschreden als in 1939

het geval was.

Toch deed zich in1l14 al heel spoedig de noodzaak

gelden, de iege]ing van het voedingsvraagstuk centraal

bij het Rijk te doe, bei’usten. Wénneer men de ontwik-
keling van de levensmiddelenvoorziening in die oorlogs-
jaren en de geleidelijke uitbreiding van de rantsoeneerings-

maatregelen nader beschouwt, valt het op, hoe eener-

zijds de Overheid zich steeds weer poogt te onttrekken aan de noodzaak, zelf tot ingrijpende maatregelen over
te gaan, anderzijds de gedachte veld wint – en in de

practijk ook toepassing vindt -, dat het zônder een

,,geleide economie” niet gaat. De aarzeling blijkt o.a.
uit een passage in een officieel verslag over de rantsoenee-
i’ingsmaatregelen,waar wordt gezegd, dat in dc eerste dagen

van Augustus 1914 zoowel bij de regeering als bij de

vaklieden ,,de.wenschelijkheid” werd ,,overwogen”, dat
de Overheid in de graan- en meelvoorziening zou ingrijpen
2
).

Van de
noodzaak
daartoe was men toen nog niet heele-

maM doordrongen.

1-let behoeft nauwelijks betoog, dat – waar men in
1914 over geen ervaring ten aanzien van ‘de rantsoeneering

beschikte en nog minder over eenige organisatie op dit
gebied – de situatie in 1939 gunstiger was en zeker in
1940, toen’ ons land rechtstreeks in den oorlog werd be-
trokken en de eerste ervaringen met het nieuwe rantsoenee-
ringssteisel reeds waren verkregen. De lessen uit
.
de

periode 1914-1918, toen men door schade en schande

heeft moeten ervaren, dat
rantsoeneering staotszaak.is en geen

gemeentelijke aangelegenheid,
heeft men ter harte genomen.
Bovendien is er sindsdien eenige wijziging gekomen in
de mentaliteit, die in 1914-1918 de toenmalige Over-
heid er toe leidde zich te onthouden van regeling, waar
deze – naar de begrippen en opvattingen van tegen-
voordig – onmisbaar is. Zoo onthie]d de regeering zich

in 1916 van elk gebod tot verbouw van bep
m
aalde ge-

wassen. De minister achtte zoo’n gebod ,,niet ogelijk”,

‘) Mr.
M. W. F.
Treub in ,,De economische toestand van Ne-
derland gedurende den oorlog”, Hoofdstuk
V
van Nederland in
den oorlogstijd, de geschiedenis van Nederland en van Neder-
Iandsch-Indit tijdens den oorlog ‘van 1914 tot 1919,voorzoover zij met dien oorlog verband houdt”, samengesteld onder leiding
van Prof. Dr.
Fr.
Brugmans, A’dans 1920, biz.134.
‘) Zie’ Eindverslag, als bedoeld bij art. 15 der
,,Grisis
Enquête-
wet 1918″, van de Staatscommissie, ingesteld bij Koninklijk Besluit
van
11
october 1919, no. 559, tot het instellen van een onderzoek
naar hetgeen tijdens den toestand i’an oorlogsgevaar heeft plaats
gevonden terzake van de voorziening van het land met levens-
behoeften, enz.”, dl.
X,
1922,
blz.
82.

18 November 1942

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERIHTEN

515

wel een
aerbod
tot verbouw van bepaalde gewassen
3).

Wat
de binneniandsche voortbrenging betr
p
f, was de

regeering zelfs van meening, dat zij deze het best kon
bevorderen door zoo min mogelijk van overheidswege

in te grijpen. Dit is wel een groot verschil met thans,

nu wij volledige teeltregelingen hebben met, inbegrip

van teeltdwang.

Een
aacuu’n.

Bij de intreding van den mobilisatie-toestand in 1914

stond de Overheid ten aanzien van de regeling der voed-

selvoorziening voor een vacuum. Van een ,,Distributiewet”
was geen sprake. Deze kwam pas in 1916. Nu verschilde
de toestand van destijds in zooverre met dien van 1940,
dat toentertijd een zekere aanvoer uit het buitenland

plaats had, maar de groote raag, waarvoor de Overheid

zich za
g
gesteld, was toch, hoe zij de bevolking ,voor

gebrek en ellende zou •kunnen bewaren. De regeering

was van oordeel, dat daartoe in de graan- en meelvoor-
ziening moest worden ingegrepen; zij diende darom
met bekwamen spoed een wetsontwerp bij de Tweede
Kamer der Staten-Generaal in, dat de ,,Levensmiddelen-

wet van 3 Augustus 1914″ is geworden. Krachtens deze

wet gaf de minister van Landbouw, Nijverheid en Flandel
den burgemeesters der gemeenten een algemeene mach-
tiging tot het in bezit nemen van levensmiddelen en huis-
houdelijkë artikelen, wanneer zich gevallen van vast-
houding van waren of opdrijving van prijzen voordeden
of te vreezen waren. In bezit genomen goederen zouden
tegen normale rijzen ter 8eschikking van.de
bevolking

worden gesteld. In de meeste gevallen behoefde deze
maatregel echter niet te worden toegepast, daar hij sterk

preventief bleek te werken. –
Tevens werd op grond van een andere wet (,,Uit- en
Vervoervet van 3 Augustus 1914″) den exporteurs de ver-

plichting opgelegd een deel van de door hen op geëxpor-
teerde goederen gemaakte winsten te bestemmen voor

de beschikhaarstelling van levensmiddelen• voor het
binnenland beneden kostprijs. Later, toen de voorraden
verminderden, is deze regeling vervangen door een

heffing.
Bij het overzien van deze maatregelen treft het verschil
met de huidige regeling, welke van het begin af herustte op het in den eersten weeldoorlog pas in 1916 opgezette

bon- en toewijzingsstelsel, met vermijding vap de toen-
maals gemaakte fouten. Bovendien kenmerkt het tegen-
woordige systeem zich door sterke centraljsatie, in te-
genstelling met het gedecentraliseerde systeem van 1914-1918, dat vooral in den aanvang – toen er van
algeheele rantsoeneering geen sprakb was – de moge

lijkheid liet tot persoonlijke bevoordeeling ten nadeele
van de gemeenschap. Zelfs was het bij het vroegere systeem
niet onmogelijk, dat men in_de eene gemeente een grooter
rantsoen aardappelen kon krijgen dan in een andere ge-

meente. liet is voorgekomen, dat één der provinciale
hoofdsteden een bepaald artikel in .voôrraad opkocht
om het in een periode van schaarschte aan andere voe-
dingsmiddelen als aanvullingsrantsoen aan de stads-
bewoners te verstrekken. Daarbi.j verloor het stadsbestuur
geheel uit het oog, dat de voor dat doel opgeslagen voor-
raad op clie wijze aan de algemeene voedselvoorziening
van het geheele land was onttrokken. Ook bleek
het niet denkbeeldig te zijn, dat heiangenconflicten

tusschen gemeenten onderling er toe leidden, dat een be-
paald product moeilijkheden opleverde ten aanzien
van den verkoop aan het publiek. Intusschen, in het eert-
bedoelde geval had de landsoverheid toch een breeder

begrip van wat het algemeen belang. eischte, door den
,,clandestien opgeslagen voorraad” – al of niet reeds
geconsumeerd – in mindering te brengen op de toewijzing

van levensmiddelen aan die gemeente.

3)
Ibidem, dl. 1, blz. 39.

Gemeentelijk aoorbeeld.

Een centrale regeling was dus wel wenschelijk, doch
deze was niet zoomaar uit den grond te stampen. Ervaring
en vooral voorbereiding ontbraken. Wel zag de Overheid
in, dat zonder bonstelsel geen billijke verdeeling kon

worden ,verkregen. Merkwaardig genoeg was het een

gemeente, die hierin het voorbeeld gaf: de stad Utrecht

stelde het eerst een gerantsoeneek’de distributie met bon-
stelsel in, door aan alle ingezetenen, ouder dan één jaar,’

levensmiddelenkaarten uit te reiken, waaraan zich een

aantal bons bevonden, welke ieder gedurende een daarop

aangegeven tijdvak geldig waren voor het koopen van

een bepaalde hoeveelhid van een zeker artikel.
Pas
een

week daarna we,’d het bonstelsl, ingeaolge ministerieele op-

dracht, c’oor het geheele Rijk aan kracht. Dat was in het

begin aan Februari
1917,
,neei’ dai t(vee en een half jaar na

het begin aan den oorlog
4).

Bij alle maatregelen, welke de regeering nam in de

eerste periode, loopende tot ongeveer November 1914,

stond op den voorgrond:
leaensmïddelen tegen normale

prijzen ter beschikking aan de beoolking stellen om prijs-

opdrijaing. tegen te gaan.
Alleen in dkt licht heeft men de

destijds genomen maatregelen, welke mede in verband
daarmee den uitvoer aan banden ]egden, te bezien. Van
schaarschte of gebrek aan grondstoffen was toen nog geen
sprake. Eerst in de periode van 1915 tot November
1918 wijzigden zich de toestanden ‘en deden zich min
of meer ernstige tekorten voor. Dat men in 1942, drie jaar na hét intreden van den mobilisatie-toestand, ge-

volgd door dien van oorlog, in het algemeen kan spreken
van een voedselvoorziening, welke – voorzoover de
producten ter beschikking staan – nagenoeg zonder
stagnatie verloopt, mag zeker worden toegeschreven aan de tegenwoordig straffe organiatie van productie

en distributie.
JAN D. REMPT.

‘)
Mr. G. G. Pekelharing: ,,Dc gemeente (in hei bijzonder cle
gemeente Utrecht) en dc distributie van goederen in de jaren
1914-1920″, in ,,Economisch historisch Jaarboek” dl. VI, 1920.

ENKELE ASPECTEN VAN DE DEENSE

FINANCIËLE POLITIEK
1).

De financiële problemen, die in Denemarken om een
oplossing vragen, zijn – globaal gesproken – gelijksoortig
aan die inde meeste andere landen. Zéér.in het algemeen

kan men zeggen, daf allerwegen een van de meest be-
langrijk financiële problemen door het verschijnsel van
de zwevende koopkracht wordt gevormd; zij het dan

ook, dat deze op verschillende wijzen kan ontstaan, het-
geen weér samenhangt met verschillende groepen van

vraagstukken. . –
De grote ruimte van de Deense geidmarkt va’n April
1940 af, is met name veroorz’aakt door:
1°. het actieve saldo van de betalingsbalans, dat via

uitbetaling door de centrale bank geldverruimend werkt;
2. de betalingen aan de bezettingsautoriteiten in het
Deense gebied, welke betalingen door de centrale bank

worden gefinancierd..
Tezamen hebben deze posten per 30 Juni 1942 een
geldarerruimende uitwerking gehad tot een bedrag van

rond 1.500 miii. D. Kr.
Om de orde van grootte van dit bedrag voor Dene-
marken aan te geven, zij vermeld, dat het inkomen van
de gezameitiijke belastingbetalers in 1939 4.219 millioen

D. Kr. bedroeg.
Met een enkel cijfer zullen wij de uitwerking van de
geidverruimende factoren trachten aan te geven.

1)
De feitelijke gegevens van dit overzicht zijn ontleend aan de
viermaanelijkse publicatie: ,,Economic concli$ions in Denmark”
(1941 en 1942), alsmede aan de ,,Wirtschaftsdienst” van 22 Mei 1942

516

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 November 1942

Positie van de gezaneniijke banken, in miii. J(r.

Fébr. 1940

1

Febr. 1942

Deposito’s

2.400

3.100

Kas

135

985
Debiteuren

2.200

1.100

De bankhilj ettencirculatie vertoonde het vo]gende

beeld:

Biljettencircidatie in miii. Kr.

Ultimo 1938………………441

1939………………600
1940………………742
1941………………842

Jan.

1942……………….798

Juni

1942………………844

Tenslotte geven wij met behulp van enkele index-
cijfers de prijsontwikkeling aan.

1935
Dec. Dec.
Dec.
Juni
1939 1940
1941
1942

Geïmpo
,
rteerde

goedereii
100 125
202
246
247

Geëxporteerde

goederen
100 113
144
205 203

Groothandelsprijzen

.
100
118
172
210
213

Kosten

van

levens-

onderhoud

…………
100
108
132
162
161

Naast de ook in Denemarken genomen i+iaatregelen

tot prijsstabilisatie en prijsbeheersing, vragen een tweetal

maatregelen, genomen om aan de uit de bovengeschetste

ontwikkeling voortvloeiende moeilijkheden
ii’t
de geld-sfeer het hoofd te bieden, onze aandacht:
10.
de revalorisatie van de Deense valuta in Januari

1942;

• 2°. de maatregelen, te nemen tot wegzuigen en sten-
liseren van, wat rneh noemt, de ,,zwevende koopkracht”.
De samenhang van beide maatregelen is duidelijk.

Immers,, uiteindelijk is het doel van vrijwel elke finan-
ciële maatregel in de huidige omstandigheden het ver-mijden van inflatie.

Afromen van zwevende koopkracht betekent het aan-

pakken
.
van het vraagstuk van de zijde van den vrager,
die met zijn toegenomen koopkracht onheil zou kunnen
stichten ten aanzien van de prijzenstructuur; de reva-
lorisatie wil aangrijpen aan de aanbodkant door de kosten
te drukken.
Tezamen is het doel der maatregelen, het verstoorde
evenwicht tussen sociaal product en monetaire vraag
naar dat product niet te laten uitwerken via het gevaar-
lijke proces van stijgende prijzen en stijgende kosten; een proces, waarvan de ruïneuze gevolgen in liet ver-leden nog niet zijn vergeten en dat men thans tot elke
prijs wil vermijden.

De renalorisaiie.

In de eerste plaats enkele opmerkingen over de reva-
lorisatie, die de waarde van de Deense valuta in Januari

van dit jaar met 8 pCt. ,,opsciiroefde”. Op het eerste gezicht is dit een enigszins wonderlijk
aandoende maatregel .na de vele devaluaties, die achter
ons liggen. –
Men moet hierin echter niet enkel een spiegelbeeld zien
van de devaluaties, die in de diverse landen hebben
plaatsgevonden. De omstandigheden zijn tô zeer vér-

schillend.
1-let effect, dat men in Denemarken beoogde, was:
drukken van het kostenpeil. 1-lieruit blijkt al meteen het
kenmerkende van de Deense revalorisatie, vergeleken
met een devaluatie. In het laatste geval toch ging het er
vrijwel steeds om, de positie van het betreffende land
krachtiger te maken op de buitenlandse maikt.

Als
neacnwerking
kwam daarbij, dat een devaluatie
binnenslands een prijsstijgende werking meebi’acht. De

voorstanders beoogden echter met klem van redenen,

dat deze prijsstijging bij verre niet die omvang zou aan-
nemen,
als
de voorstanders van een ,,gave” valuta aan-
nemelijk trachtten te maken.

Bij de ‘Deense revalorisatie’ – dus men zou zeggen bij

precies het omgekeerde geval legt men juist alle na-
druk op de
prijsdrukkende
werking en ziet men de ver-
dere gevolgen – ni. die voor de Deense exportproducten

op de buitenlandse markt – slechts als deels bijkom-
stig en deels ongewenst. Deze houding werd in de hand

gewerkt, doordat de Deense regering de mogelijkheid
had, een belangrijk deel der gevolgen te compenseren
voor de Deense landbouw – die naar Duitsland expor-

teert tegen vaste prijzen in R.M. – door middel van

een verdrag met Duitsland, waardoor de betreffende prij-
zen met een corresponderend percentage werden aangepast.

De Deense industrie, die hij export voornamelijk in kro-

nenpnijzen factureert, zal dus inboeten aan concurentie-

kracht, maar daarover schijnt men zich voorshands niet
al te’ veel zorgen te maken.

Alen zal zich afvragen, waarin ligt nu eigenlijk de oor-
zaak, dat een revalorisatie als in Denemarken in zijn
tegengesteld effect ten opzichte van de ons bekende de-

valuaties a. Ii. iv. niet ,,symmetrisch” is; hetgeen men
toch eigenlijk zou verwachten.

I{et antwoord moet luiden, dat voor de export heden
ten dage geheel andere criteria beslissend zijn dan de

kwestie van prijsverschillen, zoals dat in het ,,devaluatie-

tijdperk” liet geval was.

Bovendien is Denemarken als eenzijdig agrarisch ge-

oriënteerd land voor zéér vele producten uitsluitend op
import aangewezen en het is wel duidelijk, welk een sterk
prijsstijgende tendens er dus is uitgegaan van de zéér

sterk gestegen prijzen der importgoederen, welke stijging –

naar wij zagen – in Dec. ’41 vergeleken met Dec. ’39
ruim 100 pCt. bedroeg.

liet liet dus voor de hand, dat .de voorstanders van

een revalorisatie zéér sterk de nadruk leggen op de ge-
volgen voor het kostenpeil. Dat sommigen daarnaast
bespiegelingen hielden over het gunstig gevolg voor de

concurrentiekracht van de Deense export na de oorlog
is onzes inziens onjuist.
1-Jet is wel zo, dat de daling der prijzeii der
,
import-
goederen ook een kostenvenlagende invloed heeft op de prij-
zen der exportgoederen, maar dit effect zal kleiner zijn dan
de onmiddelij ke prijsstijging voor buitenlandse afnemers
van Deense producten, die ivorden verkocht tegen prijzen

in kronen, welke laatste prijsstijging immers even groot
zal zijn als het bediag der revalorisatie en dus in ons
geval 8 pCt.

In zoverre is er een duidelijke parallel met de deva-luaties: de prijsstijgende invloed op het kostenpeil der
exportgoedenon door de gestegen kosten der import-

goederen was hij een devaluatie noodzakelijk kleiner dan
het onmiddellijk goedkoper worden van alle – in de
binnenlandse valuta uitgedrukte – prijzen van export-
goederen, welke laatste prijzen met hetzelfde percentage
daalden als waarmede de betreffende valuta depreciëerde.

Samenvattend kan men dus zeggen, dat bij de diverse
devaluaties het
cxpo,t.ef/cct
op de voorgrond stond,
terwijl bij de Deense revaloiisatie alle nadruk werd gelegd
op het
iinpoit-ef/ect.

Tenslotte vermelden wij, dat de Deense Nationale Bank
tengevolge van deze maatregel een verlies leed van 125 mill. Kr. (vgi. het pondenverlies van De Nederlandsche
Bank in 1931); een verlies, dat door de Staat is over-
genomen.

Ste,iliseren aan zweaencle koop kiacht.

Zeer interessant zijn de maatregelen, die men in Dene-
marken heeft genomen tot afroming en stenilisering van de

18 November 1942

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

517

overtollige middelen op de geidmarkt. In het begin ver-

meldden wij reeds, we]k een – voor Deense omstan-

digheden – zéér groot bedrag aan de geldmarkt toe-

vloeide tengevolge van het actieve saldo van de betalings-
balans en de betalingen aan de bezettingsautoriteiten.

In twee groepen zijn de te nemen maatregelen te verdelen.

Groep 1 omvat de uitgifte van:

1
°
. Staatsobligaties met een looptijd van twee jaar.
De rentevoet bedraagt . pCt.; het bedrag 300 mili. Kr.

2°. Schatkistpapier met een looptijd van zes maanden.
Rentevoet . pCt. Bedrag 200 miii. Kr.; na hun vervaldag

worden zij steeds tot hetzelfde bedrag opnieuw uitgegeven.

3
0
. Staatsobligaties met een looptijd van 54 jaar.
Een maximum-bedrag is niet vastgesteld. Zij worden
uitgegeven, uitsluitend aan private personen in coupures

van 50 Kr. Men betaalt 40 Kr. voor een dergelijk stuk,
dat belastingvrij is, met het oog waarop men per per-

soon maximaal 4 stukken kan verkrijgen. Na 51 jaar
krijgt men dus 50 Kr. terug, wat neerkomt op een effec-

tieve rentevoet van pl.m. 4,1 pCt.

Groep II bestaat uit enkele banktechnische maat-
regelen, te weten:

10.
Verplichte reserve van de banken bij de centrale

bank tot een bedrag van 25 pCt. van hun crediteuren of
15 pCt. van hun gezamenlijke verplichtingen.

2°. Het scheppen van speciale rekeningen voor te-
•goeden van banken en spaarbanken bij de centrale bank,
die rentegevend zijn met pCt., mits gedeponeerd met

een opzeggingstermijn van minstens zes maanden. Deze
rekeningen vervafigen in zoverre de vôbr die tijd renteloze
creditrekeningen van de banken bij de centrale bank.

Door deze maatregelen tezamen hoopt men belangrijk
meer dan een bedrag van 1 mrd. Kr. af te romen.

liet opvallende van deze maatregelen is nu de voor-
genomen sterilisatie van de gelden, welke de Staat ver-
krijgt door de maatregelen onder groep T genoemd. Zij
blijven op een speciale rekening van het Departement
van Financiën a. h. w. ,,opgepot”.

Wijzen aan ontstaan aan zweaende koopkracht.

Tei’ nadeie uiteenzetting van de betekènis van deze
sterilisatie, zouden wij even willen ingaan op de proble-
matiek van de zgn. ,,zwevende koopkracht”, waarbij
wij ons uiteraard tot de hoofdlijnen zullen moeten be-
perken
2)

Men kan in de huidige omstandigheden de volgende
wijzen van ontstaan van zwevende koopkracht onder-
scheiden:
1
0
. de grote staatsuitgaven in het kader der oorlogs-
economie;

2°. het liquidatieproces in het bedrijfsleven door uit-
verkoop van voorraden, enz.
;3)

3°. actieve saldi van de betalingsbalansen, die – hetzij
via aankoop van de betreffende deviëzen, – hetzij via
uitbetaling van een actief clearingsaido door de centrale
bank – geldverruimend werken;
40,
een speciaal geval, nl. – voorzover het bezette
gebieden betreft -:— de uitgaven van de hezettingsauto-
niteiten.

In alle vier gevallen is de noodzakelijke vôorwaarde
voor het ontstaan van zwevende koopkracht een politiek

van prijsbeheersing en rantsoenering, zonder welke de

betreffende koopkracht niet ,,zwèvend” wordt, maar zich
inflatoiï’ gaat uitwerken.
Wij noemden onder 1
0
. het gëval van de grdte staats-
iiitgaven in hét kader der oorlogseconornie en het is ook

‘)
Vgl. de artikelen van Dr. L. Zimmermaun in dc ,,E.-S.B.”
van 2 en 16 Sept. 4942.


‘) Overigens is dit nog weer een betwist punt. Vgl.,, Bank-Archiv”
van 1 Aug. 1942; artikel van Dr. Schmidt, a]smede ,,Weltwirl-
schaftliches Archiv” van Sept. 1942, artikel van Prof. Donner en
Dr. Benning.

wel vrij algemeen gebruikelijk hier van zwevende koop-

kracht te spreken. Toch hebben wij hiertegen wel enig

bezwaar. Wat toch is het geval? Hiergaat een deel van
het sociaal product bestaan uit oorlogsmateriaal en

verder – voorzoverre het bijv. soldij-betalingen e. d.

betreft – a. h. w. uit nationale veiligheids- en soort-
gelijke
,,
di
el
!
ls
t
en.

In zoverre is een corresponderend deel van het nationaal
inkomen niet ,,zwevend”, maar moet dooi’ belastingheffing
of lening op dit deel van het sociaal product worden ,,ge-

richt”; voor een -sterilisatie van deze bedragen is hier

dus géén plaats, want ze moeten weer opnieuw worden

aangewend ,in het continue proces van financiering der
staatsuitgaven in het kader der oorlogseconomie.
Men zou het zô kunnen uitdrukken, dat hier a.h.w.
sprake is van een gedwongen koop, waarbij de Staat de

individuen dwingt, een bepaald deel van het sociaal

product – dat zij individueel niet zullen kunnen kopen
collectief toch te kopen.

Wij zouden hier willen spreken van
oneigenlijke
zwe-
vende koopkracht.

De gevallen, ondei’ 2° en 3° genoemd, zijn echter prin-
cipiëel van een andere aard. Hier toch vinden we ener-

zijds inkomen, waar geen sociaal product tegenover
staat (voor zover dit is geëxporteerd zonder dat het door

import werd gecompenseerd), anderzijds bedrijfkapitalen
zonder emplooi. Deze bedragen komen dus in eerste in-
stantie wèl in aanmerking voor sterilisatie; immers deze
gelden kunnen niet opnieuw als zodanig worden. aan-
gewend; zij vormen de
eigenlijke
zwevende koopkracht.
Uit de voorgaande alïne’s zou dus de volgende definitie
van zwevende koopkracht voortvloeien:

Znaeaende koopkracht in eigenlijke zin wordt gevormd
door die bedragen, nr’aartegenover geen sociaal product staat
4).

Betalingen aan de bezettingsautoriteiten vormen een
ietwat gecompliceerd beeld. Principiëel horen ze thuis

bij de categorie onder 1°. genoemd; de practijk is even-
vel, dat men – in Denemarken althans – deze betalin-
gen zuiver inflatoir financiert.

Als men dus anderzijds toch belasting gaat heffen of
leningen uitschrijft om deze bedragen in hun werking
te neutraliseren en dus – in plaats van verdere soort-
gelijke betalingen uit deze belasting-, of leningbedragen,
te doen – deze voortdurend uit ,,nieuw” geld financiert,
komen deze gelden wèl in aanmerking voor sterilisatie.
Wij zouden hierbij nog de opmerking willen maken,
dat de zaak voor de
practij/c
van de koopkrachtafroming
iets gecompliceerder, ligt, dan door de voorgaande alinea’s
misschien wordt gesuggereerd. Er komt hier nI. een
,,multiplier-probleem” om de hoek kijken, waardoor

het waarschijnlijk niet voldoende zou zijn de oorspron-kelijke koopkrachtinjectie af te romen, maar een groter

bedi’ag aan het economisch leven zou moeten worden ont-
trokken. Gezien de zeer vele en ingewikkelde vraag-
stukken, die hierbij ter sprake komen zal men ons ten
goede houden, als wij hier thans niet nader op ingaan.
Bovenstaande opmerkingen mogen voldoende zijn,
om aan te geven, waar in hoofdlijnen de grenzen liggen
voor een eventuele sterilisatie van belasting- of lening-
bedragen.

Er bleken immers twee principiëel verschillende groe-
pen te zijn: nI. enerzijds een groep, waarbij tegenover
de betreffende koopkracht wèl, anderzijds een groep,
waartegenover die koopkracht géén sociaal product

staat (waarbij de uitgaven van bezettingsautoriteiten
gefinancierd door de centrale bank van het betreffende

land – naar wij zagen – een enigszins gecompliceerde
tussenpositie innemen): de
oneigenlijke
zwevende koop-
kracht, die
niet-,
de
eigenlijke
zwevende koopkracht, die
wel’
kan worden gesteriliseerd.

4)
Vgl. H.
W.
T. A. Vreclegoor: ,,Prijspolitiek en zwevende koop-
kracht”, in ,,E.-S. B.” van 26 November 1941 (Prijsbeheerschings-
nummer).

518

ECONOMISCH-STA”fISTISCHE BERICHTEN

18 November 1942

In de practijk doen zich uiteraard vele complicaties

voor; zo kunnen oorspronkelijk gesteriliseerde bedragen

worden gebruikt voor initiale financiering van objecten

thuishorend onder de groep, waarbij, naar we zagen, ste-

rilisatie niet in aanmerking komt; maar dit. verandert

niets aan de hoofdlijnen van ons betoo’g.

Keren we te’islotte nog even terug tot Denemarken.

De Deense staatsfinanciën geven over 1942/’43 een b’ij-

zonder gunstig beeld. De gewone dienst sluit met een

batig saldo van 14 miii. D. Kr., waaibij in aanmerking
moet worden genomen; dat men zelfs een tweetal be-

lastingen – ingevoerd Maart 1940—,nl. een loonbelasting

en een belasting op ingevoerde goederen, heeft kunnen
afschaffen.

Het is duidelijk, dat in Denemarken het accent niet

ligt op de koopkracht, die niet voor sterilisatie in aan-

merking komt, wat ook al reeds te vermoeden was, daar
uiteraard Denemarken niet met grote uitgaven voor

militaire doeleinden heeft te maken. –

Alle nadruk valt echter, zoals we reeds zagen, op de

gelden i.00rtvloeiende uit de exportfinancierïng en de financiering van de bezettinskosten, welke laatste ge-

heel infiatoir worden gefinancierd met als tegenpost

,,diverse debiteuren” op de balans van de centrale bank.
Zo gezien is het dus begrijpelijk, waarom men in

Denemarken de sterilisatie van,deze gelden heeft gewenst.

1. ZIJLSTRA.

BOEKBESPREKINGEN.

Verfassnngs-, Verwaltungs- und Wirtscha/tsgesetze iVor-
wegens”,
deel 1, door Dr. W. Stuckart, Dr. R. Höhn
en H. Schneider. (Darmstadt 1942; Uitgave van
Verlag L. C. Wittich. /

– Bovenstaand boekwerk vormt het eerst verschenen

onderdeel van d6 uitgave
,,Verfassungs-, Verwaltungs-
und l’Vrtschaftsgesetze der Vôlker; Sektion. Eu.ropa”,
welke

de bedoeling heeft een overzicht te geven van het in de
verschillende landen van Europa geldende recht, zoowel

betrekking liebbend op . de eigenlijke staatsii’irichting

als
6p
het administratieve recht. Op het publiceeren dezer
uitgave was de steeds meer toenemende samenwerking
der volkeren op alle terreinen der menschelijke activiteit
van invloed. – – –
In liet hier te bespreken eerste deel van het op Noor-
wegen betrekking hebbende boekwerk, vinden hehandelihg:
de grondwet van Eidsvold (1814), de daarop volgende

staatsrechtelijke ontwikkeling tot en na 9 April 1940,
het positieve staats- en gemeenterecht, met een beschrij-
ving van het hieraan ten grondslag liggend historisch
verloop, en een beschrijvend overzicht van de organisatie

van het Noorsche bedrijfsleven, een eb ander met gelijk-
tijdige publicatie van den tekst der verschillende hierop
betrekking hebbende wetten, verordeningen en besluiten.
De eerlang te verschijnen deelen II en III zullen een
vervolg bevatten en met name het voor Noorwegen zoo
belangrijke concessie- en vaterreeht, zeerecht, bosch-
recht en visscherij recht behandelen.
Wat het Noorsche bedrijfsleven betreft, wordt in deel 1′
uitvoerig ingegaan op de in dit deel opgenomen wetten
betreffende het ambacht, den

handel en het verzekerings-

vezen
/
terwijl van de overige bedrijfstakken, zulks omdat
de tekst van de hierop betrekking hebbende wetgeving
eerst in de volgende deelen zal worden gepubliceerd,
slechts een algemeen overzicht wordt gegeven. Evenwel
wordt door lezing dezer beide heschijvingen een alleszins
oriënteerend inzicht ten aanzien van de onderlinge he-
teekenis der onderscheidene bedrijfstakken, alsmede van’
de min of meer door hoogerhand opgeleide org.nisatie,
verkregen. Aan dit overzicht wordt ontleend, dat 29 pCt.
der bevolking in landbouw en boschwezen haar bestaan

vindt. Slechts 2,6 pCt. van het totale landoppervlakte

van Noorwegen is voor akkerbouw bestemd, terwijl
25 pCt. is beboscht. Opmerking verdient, dat 70 pCt.

van Noorwegen’s grondgebied uit rotsen’ bestaat en on-

vruchtbaar is. ‘Meer percentages worden jammer genoeg

niet gegeven. –
Tengevolge van de politieke wijzigingen, welke in 1940

plaats vonden, is een Noorsche boerenorganisatie opgericht,

waarin alle boeren zijn
op
g
enomen, hetgeen mede met
het oog op de aan het Departement van Landbouw ge-

geven bevoegdheden, om ten aanzien van de bebouwing

der akkers aanvijzingen te geven, om, betreffende de

verdeelirig van de te bebouwen akkers, van beteekenis

moet worden geacht. Een strafbepaling, dat het Depar-
tement is gemachtigd een boer, hetzij geheel, hetzij ge-
deeltelijk, de beschikking over zijn grond te ontnemen,

dient er toe de departementale aanwijzingen kracht bij
te zetten.

Wat’ het boschwezen aangaat, diene in aanmerking te

worden genomen, dat voor den oorlog een derde gedeelte

van den totalen Noorschen uitvoer uit houtproducten
bestond. Ook de zorg van dezen bedrijfstak is aan het
Departement van Landbouw opgedragen, hetwelk daarin

door een directoraat voor bosch- en jachtwezen wordt

terzijde gestaan. Uit den aard der zaak is onder deze

instantie het geheele land in een sluitend organisatie-
verband ondergebracht.

De visscherij, vooral in het Noorden een belangrijke
tak van nijverheid, heeft na 1940 – behoudens ten aan-

‘zien van de walvischvangst – weinig organisatieverande-

ringen te zien gegeven. Dit’ is eveneerrs’het geval met de
energiebedrij’en, die alle met èen van overheidsvege
verleende concessie werken en met de ambachtsnijver-
heid, die nog steeds is’geregeld onder vigueur van de Am-

bachtswet van 1913.

De industrie is in reorganisatie en wel sedert 1939,

toen de oorlogsomstandigheden het noodzakelijk maakten

rekening te houden met een verminderden invoer. Het
huidige directoraat, belast met de zorg voor de industrie,
heeft het recht oprichting .’an nieuwe bedrijven of uit-
breiding van bestaande bedrijven te verbieden. Een ster-

kere Organisatie kan worden tegemoetgeztieQ.

De handel vindt een belangenbehartiging in de wet
van 8 Maart 1935, terwijl de scheepvaart geregeld is bij
de Zeemanswet van 16 Februari 1923. Merkwaardig is,
dat sedertdien geen fundamenteele veranderingen zijn
aar’gebi’acht. Met het bank- en verzekeringswezen is zulks

evenmin het geval, zij het, dat voor oorlogsschadever-
zekering nieuwe bepalingen in het leven zijn geroepen.

W. VAN DER MAST.

Mr. F. J. F. M. Du.ynstee: ,, Vennootschapsrech 1 en II”.
(Alphen a. d. Rijn 1942; Uitg. N. Samsom NV.).

illr. Dr. H. F. A. VöU.tnar: ,,Nieuw Venrtootschapsi’ccht”.

(Leiden 1942; Uitg N.V. v.h. Batteljee & Terpstra).

Beide werken behandelen het voor de’ venn’ootschap
onder firma en de commanditaire vennootschap geldende recht, dat in het Wetboek van Koophandel is neergelegd.
Voorts belastingrecht, dat met beiden samenhangt.
Tenslotte het ,,Overdrachtsbesluit’ 1942″ en het ,,Over-
gangsbesluit commanditaire vennootschappen”. Het eerst-
genoemde besluit houdt regelen, waaronder voor naâm-
boze vennootschappen, welke ingevolge het ,,Liquidatïe-
besluit 1941″ werden ontbonden, wordt gederogeerd

aan de uitvoerige en tïjdroovende liquidatievoorschriften
van het Wetboek van Koophandel. Het ,,Ovorgangs-
besluit commanditaire vennootschappen” bevat dispositief
recht voor.deze ontbonden naamlooze vennootschappen,
indien zij haar onderneming in den rechtsvorm van de

commanditaire vennootschap voortzetten.
Er is een typisch verschil tusschen beide werken..
Völlmar nam als basis van bewerking: wet, jurisprudentie,

18 November 1942

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

519

practijk en algemeen geldende opvattingen. Bovendien

heeft hij zich, wat het ,,Overdrachtsbesluit” en het Over-

gangsbesluit commanditaire vennootschappen” betreft, tevoren ervan vergewist, dat zijn bewerking het inzicht
van het Departement van Justitie weergeeft. liet ligt

voor de hand, dat dit inzicht onder de huidige omstandig-

heden aanmerkelijk grootere beteekenis heeft dan vroeger.

Maar ook afgezieb hiervan, geeft Völlmar’s uitgangspunt

houvast aan de ,,adviseerende practijk”, voor welke het

werk blijkens het ,,Voorwoord” is bestemd. Wetenschap-
pelijke beschouwingen zijn geheel achterwege gebleven.

Bij voorbaat mochten wij van Duynstee verwachten,

dat zijn basis van bewerking breeder zou wezen. Uit zijn

proefschrift , ,Commanditaire vraagstukken” weten wij
immers, dat zijn opvattingen over de commanditaire ven-
nootschap in menig opzicht afwijken van de heerschende

leer en de jurisprudentie: Dit geldt voornamelijk zijn mee-
ning, dat de vennootschap onder firma rechtspersoon is
en de commanditaire vennootschap als een bijzonder

soort vennootschap onder firma moet worden aangemerkt.
Al de daarmede samenhangende kwesties zijn in elk
levensstadium der vennootschap van practische betee-
kenis en verdienen voor het ,,jus constituendum” alle
aandacht. Maar in Duynstee’s onderhavig werk nemen zij

een te voorname plaats in. Zoo het al waar is, gelijk de auteur in de In]eiding op Deel T stelt, dat een even be-
langrijk deel van de juridische wereld de rechtspersoon-
lijkheid van de vennootschap onder firma voorstaat, als

MAANDI

Maandcijfers en weekeijfers betreffende di
(Centraal Bureau

haar die onthoudt, dan blijft nog het feit, dat de Ilooge

Raad die rechtspersoonlijkheid niet aanvaardt. En wat
de commanditaire vennootschap betreft: een viertal met
name genoemde hoogleeraren machtigden den schrijver

velswaar te verklaren, dat zij zijn meening, .dat de corn-
manditaire vennootschap een bijzonder soort vennootschap

onder firma is, juist achten, maar andere gezaghebbende

figuren op dit terrein, naar wie de auteur dan ook meer-
malen verwijst, deden die meening niet, evenmin als ons

hoogste rechtscollege, dat den commanditair niet als ven-

noot, maar als een bijzonder soort geldschieter quahificeert.

Het gevolg van de wijze van bewerking is, dat het werk
een zoo geaccentueerd polemisch karakter kreeg, dat het

m. i. voor de practijk minder geschikt is geworden. En
toch is het, zooals de schrijver in de Inleiding tot driemaal
toe zegt, voor de (niet eens alleen adviseerende) practijk

bestemd. De auteur wijst zelf op de dualistische doelstel-

ling van zijn w’erk, dat immers ook wetenschappelijke
doeleinden wil dienen. Dat doet het werk onmiskenbaar,
maar dit dualisme doet mi. afbreuk aan de waarde voor

de practijk, die zich niet waagt aan wetenschappelijke
bespiegehingen, doch zooveel mogelijk vasthoudt aan wet

en jurisprudentie.
Daarmede zou ik niet gaarne gezegd willen hebben,

dat het werk voor de practijk geen nut heeft. Verre van-
daar. liet, memoreert talrijke kwesties, die zich kunnen
voordoen en waarvan oprichters en leiders van vennoot-
schappen onder firma of commanditaire vennootschappen

IJFERS.

n economischen toestand van Nederland.
‘oor de Statistiek)

Omschrijving maandcijfers
Eenheid
1941
1942

Oct.

Nov.

Dec.
Jan.
Febr.
1
Mrt.
Apr.
Mei
Juni
Juli
Aug.
Sept.
Oct.

Giroverheer.
Nederlandsche

Bank

.
. .
11.000.000
2053
3037 2015
1660
1420
2206
1886
2131
2086 2103
4902
1879
2095
Postch6que- en

Girodienst
11.000.000
1677 1624 1576 1536
1341
1443 1520 1659 1606
1682
1549
1586 Rentes tanden.
Wisseldisconto Nederl.Bank
%
2,50
2,50
2,50
2,50
2,50
2,50
2,50 2,50
2,25
2,50
2,25
2,50 2,25
2,50
2,25
2,50 2,25 2,50
2,25
Prolongatierente, A’dam
.

.
Callgeldnoteeringen,,,..
% %
2,25
1,25
2,25 1,25
2,25 1,25
2,25
1,25
2,25
1,25
2,25
1,25
2,25
1,64 1,29
1,14
1,40 1,26
1,25
1,27
Rendement oblig.
1)

,,

. .
%
3,60
3,63
3,74
3,71
3,65
3,58
3,60 3,57
3,54
3,50
3,52
3,58
3,57
Hypotheekrente onroerende
%
4,14
4,11
4,14
4,11
4,06
4,08
4,06
4,05 4,09
4,20
4,09
4,11
Hypotheekrente schepen

.
%
5,11
5,09
5,10
5,09
5,00
5,03
5,05
4,94 5,17
4,54
5,01
4,54
Koersen van Aandeelen.
Algemeen

indexcijfer

. . . .
1930=100
441,1
149,9 142,8 131,6 125,5
123,1
134,6 128,3 133,4
134,1
141,4
136,0
124,1

goederen

……………

Nijverheid

……………1930=100

.

1.000.000

157,4
467,9 169,8
166,4
163,1
160,5
171,4
163,4
169,3
172,3
181,5
173,9
157,7
wo. prod.middelen industr.
1930=100
150,2
161,4
163,6
160,4
157,5
154,4
167,1
159,0
164,6
167,6 176,6
170,8
154,7
cons. goederen industr.
1930=100
166,8
176,6
177,9 174,5 170,5 168,5
176,9
169,3 175,5 178,5 187,8 187,0
161,7
Spaarbanken.
Rijkspostspaarbank,inlagen
10,34
11,26 12,26
42,73
13,72
14,29 12,89
14,41
14,10
14,18
14,19 14,59
13,82
Rij kspostspaarbank,

terug-
11.000.000
13,57
11,51
9,48 8,35
7,57
10,25
10,88 10,17
9,70 10,53
9,28
9,29
10,85
Bijzondere spaarb., inlagen
11.000.000
13,72
15,29
13,48 18,09
16,54
46,57 15,23
18,41
15,93 16,47
15,92
15,89
Bijzondere spaarbanken, te-
11.000.000
13,24
14,56
11,93
‘12,07
10,04 12,44
12,44
14,45
12,54 13,56
11,93 12,49
Hppolheken.
(nwe. inschrijv.)’)

11.000.000
31.83 30,13
77,72
24,32
40,93 39,85 45,57
46,48 35,52 42,75
26,14 §30,49
11.000.000
28,05
24,92
43,25
20,44 36,06
34,01
40,15 38,03 29,83 35,17
21,01
§25,76

betalingen

………….

14.000.000
3,44
3,90
4,87 3,68
4,41
5,34
4,85 8,19
4,82
4,86
4,35
§

4,45

rugbetalingen

………

11.000.000
0,34
1,31
29,60
0,19
0,46
0,50
0,57 0,26
0,87
2,72
0,78
§
0,28

Totaal

……………..

Werkloosheid,

werkloozenzorg.

w.v. op gebouwen

…….

op landerijen

…….

Geheel werkloozen
1.000
100
101
123 136
139
119
87
74
62
57
53
49
§42

op

schepen

………

1.000
57
62
70 75
72
60
52
48
43 40
36
34 §33
Tewerkgestelden

………
GeplaatsteninDuitschland
3
)
1.000
141 151
150
153
157
169
173 189
207
212
215
223
,,Frankrijk
4.000
29
29
29 29
29
29 30
31
33
35
37
37

Omschrijving weekcijfera.

Eenheid

.

.

C
CI
Q
I

1942

(0
CI)
Q
0
Q

•0

t:!.
£2.
r-

Binne.nlandsche

wissels

.
11.000.000
203
196
Papier op het buitenland
.
11.000.000
1221
1263
Bankbiljetten en assign. in
11.000.000
2507
2524
11.000.000
144
142
Rek. Courantsaldi v. anderen
11.000.000
164 173

omloop

……………

f1.000.000
172
163

Beleeningen

………….

Rentestanden.
Diverse

rekeningen

……..

Callgeldnoteeringen
%
1,25
Rendement oblig. (Woensd.)
%
3,29

§
=
voorloopig cijfer.

‘) Volgent opgave van
De Ned. Baijk.
schieter niet bekend is.

)
Na aftrek van teruggekeerden.

186

20

228

231

246

250

334

297

247

251

321
1287 1304 1309 1320 1346 1360 1374 1379 1404 1439 1458
2549 2597 2609 2627 2646 2680 2711 2724 2736 2764 2825
143 , 146

141

143

143

143

140

140

145

443

149
164

157

163

184

186

180

205

192

160

177

189
151

162

150

173

152

161

142

164

164

171

157

1,25

1,25

1,25

1,25

1,25

1,25

1,25

1,25

1,33 3,33

3,56

3,57

3,59

3,58

3,56

3,55

3,56

3,59

Hieronder niet begrepen enkele hypotheken, waarvan, de geld-

520

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 November 1.942

goed zullen doen kennis te nemen, willen zij tot een zoo
goed mogelijke constitutie hunner vennootschap geraken
en in de toekomst moeilijkheden vermijden.

Ook Völlmar geeft in zijn, ove!’igens beknopter, werk

talrijke nuttige’ aanwijzingen. Zijn hôofdverdienste is
.

vooral, dat het werk zich nauw aansluit bijwat mofren-.

teel voor zeker recht mag worden gehouden. 1-let gel-

dende fiscale recht, dat voor deze materie van belang is,

wordt echter stiefmoederlijk behandeld. Niet zonder

opzet, zooals uit het ,,Voorwoord” blijkt. Feitelijk wordt

‘naast een historische beschouwing van den invloed van

het fiscale recht op het vennootschapswezen slechts ge-

wezen op het bestaan der nieuwe helastingwetten. Daaren-

tegen is aan Duynstee’s eerste deel een summier, maar

helder overzicht toegevoegd, door mr. Coebergh bewerkt,

van het ter zake dienende belastingrecht. Dit overzicht

legt de grondslagen open van de inkomstenbelasting, de
vermogensbelasting, de winstbelasting, registratierecht,
successierecht en waardevermeerderingsbelasting en het
bespreekt den invloed van het ,,Liquidatiehesluït 1941″,

voorzoover van belang. Te betreuren is, dat de practische
beteekenis van dit overzicht ten dccle door de feiten is

achterhaald. De zeer kort na het verschijnen ingevoerde

vennootschapsbelasting,’ die cle winstbelasting vervangt,

de ondernemingsbelasting en de gewijzigde vermogens-
belasting werden uit den aard der zaak niet eens genoemd,

laat staan behandeld. De gelegenheid, die de uitgave

van het tweede deel van het werk bood, om de lacune

aan te vullen, is helaas niet benut. –

In dit tweede deel behandelt Duynstee het ,,Over-

drachtsbesluit” en het ,,Overgangsbesluit commanditaire

vennootschappen”. Ook hier constateeren wij het pi’actische
bezwaar der dualistische doelstelling, zij het in mindere
mate dan in deel 1. Ook hier is de casuïstiek goed verzorgd.

Verschil van inzicht met den schrijver is niet uitgesloten.

Veeleer prikkelt het werk ook hier op menige plaats tot

het stellen van een ‘vraagteeken.

Völlmar heeft de verschijning van zijn boek laten wach-

ten op de publicatie der beide Besluiten, zoodat geen
afzonderlijk deel behoefde te volgen. In zijn werk is het

nieuwe recht opgenomen, reden waarom men den -titel
niet geheel onjuist kan noemen. Nochtans vestigt die ten
onrechte den indruk, dat het betreffende vennootschaps-
recht opnieuw zou zijn geredigeerd. Niets is minder waar.
Nieuw is zeker het fiscale vennootschapsrecht, maar dat
is nu juist niet de sterkste zijde van het werk, zooals reeds

opgemerkt. Civielrechtelijk is slechts nieuw het ,,Over-
drachtsbesluit”, een gelegenheidswet, die uit haar aard

:slechts tijdelijke werking heeft, immers alleen geldt voor
de overdracht van bezittingen, belangen en verplichtingen,
van naamlooze vennootschappen, die overeenkomstig het
,Liquidatiebesluit 1941″ werden ontbonden, op nieuwe
verkrijgers. Nieuw is ook het ,,Overgangsbesluit comman-
ditaire vennootschappen”, het inderdaad kleinè muisje, dat de berg van verwachting hèeft gebaard. Toegezegd was imhers, dat voor vennootschappen en commandite
èen nieuwe regeling tot stand zou komen. liet ,,Over-gangsbesluit” bevat echter maar één artikel van mate-
rieel recht, dat bovendien slechts bruikbaar is voor en
ter vrije beschikking staat van commanditaire vennoot-
scliappen, welke worden aangegaan ter vervanging van
naamlooze vennootschappen, die ingevolge het ,,Liquidatie-
besluit werden ontbonden. En dan heeft in de heer-
schende leer over de commanditaire vennootschap het
Besluit” nog alleenb eteekenis voor com-manditaire ven-

nootschappen met slechts één beheerendén vennoot.
De naam ,,Overgangsbesluit commanditaire vennoot-
‘schappen” schijnt gekozen te zijn, omdat het Besluir
blijkbaar een overgang is naar een nieuwe regeling der

commanditaire vennootschap. Het zou voor leeken mis schien nut hebben gehad, dat beide auteurs erop hadden
gewezen, dat het Besluit in het geheel niets te maken
heeft met het begrip overgang, waarvan zij zich herhaal-

delijk in hun behandeling van het ,,Overdrachtsbesluit”
‘bedienen.

De uitgaven zijn goed verzorgd. Enkele zetfouten in

Duynstee’s eerste deel (o.a. ,schoudenheden” op blz. 91,

wat blijkbaa.i’ – het Nederlandsche? – ,,gehoudenheden”

moet wezen) hadden den corrector niet ongestraft mogen

passeeren.

Beide werken zullen met veel vrucht door belang-

hebbenden worden geraadpleegd.

Mr. Dr. Til. W. F. SPEETJENS.

OVERHEIDSMAATREGELEN OP

ECONOMISCH GEBIED.

HANDEL EN NIJVERHEID.

Arbeidsziaken. Bindende vaststelling van bonen en

andere arbeidsvoorwaarden voor de betonindustrie en

het kunststeen
;
en houtgranietbedrijf. (E. V. 13/11/’42,

pag. 1375; Stct. No. 215).
Distributie. Wijziging van het , ,Ditributieheffings-

besluit 1939″, waarbij de mogelijkheid wordt geschapen
de verschillende distributiehêffi ngen bij dwangbevel in

te, vorderen. Afkondiging van de ,,Kindervoedingsdistri-

butiebeschikking 1942 1″, waarbij de rantsoeneering

van de kindervoeding nader wordt geregeld. 111V. 13/l1/’42,

pag. 1375; Stct. Nos. 215 en 217).

LANDBOUW EN VOEDSELVOORZIENING.

Landbouwwerktuigen. Nadere regelingen inzake aan-

koop, verkoop en vervoer van gebruikte landbouw-

werktuigen. (E. V. 13/1 l/’42, ‘ pag. 1376).
Voedselvoorziening. Aanwijzing van bepaalde melk-

producten als distributiegoed. Nadere voorschriften in-
zake bereiding van roggebloem. (E. V. 6/11/’42, pag.
1346; Stct. No. 211; V. B o. 29).

MAANDCIJFERS.

GECOMBINEERDE MAANDSTAAT VAN DE VIER NEDER.
LANDSCIIE GROOTE BANKEN EN VAN HET NEDER-
LANDSCHE BEDRIJF DER NEDERLANDSCHE
HÂNDEL.MAÂTSCHAPPIJ.

Ned er!.

Ban

en Ned.

(In millioenen guldens)

Handel-Mij.
ken
Nederi.

Banken

30
1
31

30

31

Sept. Oct.

Sept. Oct.

1942

1942

1942 1942

Activa:
Kas, kassiers en daggeldleeningen

62

50

67
1

58
Ned. schatkistpapler
…………..
996

1019

1174

1190

17
16 17
17
2 2
7
7
Ander overheidspapler

…………

Bankiers in binnen- en buitenland
67
66
91
89
Wissels

……………………..

Prolong. en voorsch. op effecten.
31
30
41
40

117
114
156
153

Debiteuren
………………….
132133

171

172
Effecten en syndicaten
…………
15

14
1

23
1

22
Deelnemingen
(mci.
voorschotten)

10

.10

22

22

Diverse reken.
(mcl.
oven, posten)
Belegde bestemmingsreserven

….

15

2
13

15
1
2 13

19

2
13
19
1
2
13

1362
1371
1647 1652
Passiva:

Effecten leendepôt
..
…………….

964
971
1169
1172
Wissels

………………….



Gebouwen

………………….

99
103
121
124

Crediteuren

………………….

Kassiers en genom daggeldieeningen

3

3
Deposito’s

op

termijn

…………
..

42
37 49
45
Bestemmingsreserven

………’
2
2
2
2 13
13
13
13

‘1120112913541359

Diverse rekeningen
…………….

Effecten leendepôt

…………….

170
170
210 210
Aandeelenkapitaal

……………
Reserve

………………….
72 72
83
83

1362 1137111647 11652

1
.

18 November 1942

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

521

STAT”ISTIEKEN.
BANKDISCONTO’S.

Ned

Disc. Wiss.29 28 Juni ’41
Lissabon

. . . .

4

31 Mrt. ’41
Bel. B1.EÎ(. 39 28Aug. ’39
Bk.
Lrsch.inRC3fr
’39
Londen

……2

26 Oct.
28Aug. ’39
’38
Madrid

……4

28Nov.
Athene

……5

21 Juli

’41
N.-York F.R.B. 1

27Aug. ’37
Batavia

……3

14 Jan. ’37
‘Oslo

……..49

21 Sept. ’39
Belgrado

. . .

5

1 Febr. ’35
Parijs

……..

11

17 Mrt.

41
Berlijn

……39

9 Apr. ’40 Praag

……..3

1 Jan.

’36
Boekarest

. . .

3

12 Sept.’4.0
Pretoria

……391 5 Mei

’33
Brussel

……
01
)
25 Jan.

’40
Rome

……..4t 18Mei

’36
Boedapest

. . . .

3

22 Oct.

’40
Stockholm

.. 3

29 Mei’40
Calcutta

….

3

28 Nov. ’35
Tokio

……..’3.5 21 Juli

“41
Helsingfors

. .

3 Dec. ’34 Warschau

.. 49 18 Dec. ’37
Kopenhagen

..

15 Oct. ’40.
Zwits. Nat Bk. 19 25 Nov. ’36
‘1)
3 pCt. voor wissels, promessen en leeningen met een looptijd
van meer dan 120 dagen.

KOERSEN VASTGESTELD
DOOR 1114F
NEDECILANDSCII CLEA1IINGINSTITUUT.
(met data van
vaststelling)
Belga’s

.. .30.14′ 7Aug.

1
40
Lewa(Bulgarije)2.3025 Nov. ’40
Zw. Francs. .43.56 11 Oct.

’40
Pengoe (Hongarije)
Fr.Francs

..

3.77

6 Mrt.

’41
(oude schuld)36.52 20 Dec.

’40
Lires

…….9.91

‘3 Juli

’41
Pengoe
DeenscheKr.39.34

2 Febr. 42
(nwe.

shuld)45.89 20 Dec.

’40
Noorsche Kr.42.82 21 Dec.

’40
Zloty (Polen)
ZweedscheKr.44.85 13Aug. ’40
(oude schuld)35.00 28 Jan.’41
FinscheMark

3.82

2 Juli

’41
(nwe. schuld)37.68 11 Febr. ’41
Dinar (Joego-Slavië)
Lei

128′ 24 April ’41
……..
1
40
(oude schuld)

3.43 16 Aug.
Dinar
Slow. Kr.

..

6.48 10 Juni

’39
(nwe. schuld)

3.77

1 Juli
.

4j
Drachmen Turksche
(Griekenland)

1.26

8 Oct. ’41
Ponden

… .1.459 29 Dec.

’39
Kuna

3.77 29 Oct. ’41

OFFICIEELE WISSELKOERSEN NEDERLAIOSCHE BANK.
Valuta’s (schriftelijk en t.t.)
N.-York

I
Brussel
I

Zürich
1
Stockh.
Helsinki
10 Nov. 1942

30.14
43.67
44.859

11

1942

30.14 43.67
44.859

12

,,

1942

30.14
43.67


44.859

13

,,

1942

30.14
43.67
44.859

14

,,

1942

30.16
43.67

16

,,

1942

30.14
43.67
44.859
Laagste d.w.

30.11
43.63
44.81

Hoogste d.w.

30.17
43.71
44.90

3luntpariteit
1.469
24.906 48.003
66.671
6.266

STAND
VAN ‘s
RIJKS
KAS

Vorderingen

1
23 Oct. 1942
1

31

Oct.

1942
Saldo van ‘s Rijks Schatkist
bij de Nederlandsche Bank
t


t


Saldo b. d. Bank voor Ned.
Gemeenten

…………..
131.170,-
,,

105.136,70
Voorschotten op ultimo Sept.
1942

aan

de

gemeenten
verstrekt

op

aan

baar
uit te keeren hoofdsom der

…..

pers. bel., aand. in de hoofd-

som der grondbel. en der
gem.fondsbel., alsmede opc.
op die belastingen en op de
vermogensbelasting

……
,,

17.670.226,03
Voorschotten aan Ned.-Indi6
1
)
,,

250.667.931,23
,,

251.097.992,51
Idem

voor

Suriname ‘)

….
,,

7.970.181,65
Idem

aan

Curaçao
‘)
260.283,23
.
,,

260.227,66
Kasvord.

wegens credietver-

…17.676.226,03

strekking a. h. buitenland

….7.970.162,86

.,

8.502.948,23
,,

18.502.948,23
Daggeldleeningen tegen onder-

Saldo-der postrek. van Rijks-
comptabelen

…………
116.980.337,35
,,

129.356.496,82

pand

………………………

Vordering op het Alg. Burg.
Pensioenfonds
1)

……..

Vordering op andere Staats-
…76.603.74

bedr. en instellingen
1)
1
.
2,79
,,

80.549.531,31
Verplichtingen

Voorschot door de Ned. Bank
ingevolge art. 16 van haar
Octrooi

verstrekt

……..
t

11.623.736,12
t

12.067.863,73
Voorschot door de Ned. Bank
in reken.-cour. verstrekt
. .
,,

.-
,,


Schuld

aan

de

Bank

voor

Schatkistbiljetten

in

omloop
110.0.

,,

110.096.000,-
Schatkistpromessen in omloop
,,2847.500.000,-‘)
,,2856.600.000,-
1
)
,,

Ned.

Gemeenten

…………
..,,

96.000,-

128.815.957,-
131.043.802,-
Daggeldleeningen

………….-

Schuld

op

ultimo

Sept. Zilverbons

in omloop

……….

1942 aan de gemeenten weg.
a. h. uit te keeren hootds. d.
pers.bel., i. and.
1.
d. hootds.
d. grondb. e. d. gem. fondsb.
alsm. opc. op die bel, en op
de vermogensbelasting

-,
Schuld

aan

het

Alg.

Burg.
Pensioenfonds
1)
.

397.587,59
,,

653.045,59
Id. aan het Staatsbedr. der
P.
T.
en T.
1)
320.926.656,03
,,

326.783.253,79
Id. aan andere Staatsbedri-
j

…..

ven’)

………………..19.514.791,28

19.522.324,76
Id. aan div. instellingen
1)

..,,
471.763.175,-
,,

471.775.023,75

1)
In rekg. crt. met ‘s Rijks Schatkist. ‘) Rechtstreeks bij De
Nederi. Bank geplaatst t 247.000.000,-.
3)
Idem f253.000.000,-

DE NEBEIILANDSCHE BANK.
Verkorte balans op 16 November
,

1942.

Activa.

Binnenl.

wissels,

ÇItba1k.

t

276.000.000

•promessen, enz.

Aentsch.
::

4.900
276.004.900
Papier, op

het

buitenland

. .

f1.513.324.898
Af: Verkocht maar voor de
bank

nog

niet

afgeloopen

B 1
eceningen inel.
,,1.513.324.898

bank.
Mentsch,

dbank.

t

131.735.662
1)
1.223.300
,,.
rekening-courant
op onderpand

_.:_____________
144.101.228

Op

effecten,

enz
.

……….

t

.
143.931.917 ‘)
Op goederen en ceelen

169.311
144.101.228
1)

Voorschotten

aan

het

Rijk

………………..
15.000.000
Munt en muntmateriaal:
Gouden

munt

en

gouden
muntmateriaal …………t

910.181.678
Zilveren munt,

enz.

………
.5.512.215
915.693.839
Belegging van kapitaal, reserves en pensioenfonds
,,

60.280.575
Gebouwen en meubelen der Bank

…………
4.000.000
Diverse

rekeningen

……………………..
174.918.707 3.103.324.201

Paslva.
Kapitaal

…………………………….
t

20.000.000
Reservetonds

…………………………..
8.050.923
Bijzondere

reserves

…………………….
Pensioenfonds

………………………….
..19.564.874
13.1 88.5q4
Bankbiljetten

in

omloop

………………..
2.846.018.670
Bankassignatiën

in

omloop

…………………
37.309
Rek.-Çourant
f
Van het Rijk

t


saldo’s

1

Van anderen

,

189.741.299
11

189.741.299
Diverse

rekeningen

………………………
6.722.532
f3.103.324.201

Beschikbaar dekkingssaldo

……………….
t
1.293.542.716
Minder bedrag aan bankbiljetten in omloop dan
waartoe de bank gerechtigd is

……………
3.233.856.790
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de bank onder-
gebracht

………………………………
276.000.000
1)
Waarvan aan Nederlancisch-Indië (Wat van
15

Maart

1933,

Slaatsblad

No.

99)

……….
52.706.500

Voornaamste poston lii duizenden guldetis.

Gouden
1

C
ircu-
Andere
Beschikb.
1
Dek

Data
munt en
1

Latie
opeischb.
dekkings-
1
kings-
munlmater.
1
schulden
saldo
1
perc.
16 Nov. ‘421
910.182
2.846.019

1
189.779
t

1.293.543
30
10

.,

’42
910.182
1

2.824.597
1
159.732
1

1.281.590
30,5
2

’42
910.232
1

2.824.681

1
488.671
1

1.233.045
30
6. Mei ’40
1.160.282
1

1.158.613

1

255.183
1

607.042
83
Totaal
t
Schaikisl-
Betee-
Papier
Div.
Data
bedrag
1

prom.
op
het
1
reken. disconto’s
1

rechtstr.
ningen
buitenl.
1
(act.)
16 NovT2
276.005
t

276.000
1

144.101
1.513.325
1
10

,,

’42
269.005 269.000
1

442.427
1.482.353
170.266
2

’42
321.005
321.000
1

149.232
1.457.937
156.778
6 Mei ’40
9.853

1

1

217.726
750
150.648

D UITSCIIE RIJI{SBAN.
(in mill. R.M.)

1
Goud

1
Renten-

1
Andere wissels,
B8lee-
Data
1 1
en
deoiezen

1
bank-

1
scheine
chêques
1
schatkistpapier
nin
g
en

31

Oct.

1942.
76,7
1

246,9
1

24.640,8
1

12,9
23

,,

1942
76,9
1

336,4
1

23.387,9
1

40,1
15

,,

1942
t

76,7
1

259,6′
1

23.698,7
21,2
23 Aug. 1939
t

77,0
27,2
1

8.140,0
22,2

Data
Effec-
L
Diverse
1

Circu-
1

Beleg.-
Diverse
ten
Activa
latie
1

Crt.

1
Passiva
31 Oct.

’42
1

63,0
1

1.728,4
1

22.600,4
1

2.887,2

733,4
23

,,

’42
68,5
1

1.551,6
t

21.632,6
1

2.767,0

1
699,3
15,,

’42
t’

77,6
1

1.525,8
1

21.620,9
1

2.798,9

1
695,4
23 Aug. ’39
1

982,6

1

6.380,5

1

8.709,8

1

1.195,4

1
94,2

GF.ZAMENDIJIiE STATEN VAN
DE NATIONALE BANK VAN
BELGIË EN VAN ])E EMISSIE BANK TE BRUSSEL.
(in
milL Franne

.,

3
,

oa
3,

a’..
Ho
I.

.:

‘as
1
o
0
,s
1

3,0

QSct
0
o
1
5 Nov. ’42
1
48.768
TZTö
4.090
1
3.701
29
Oct.
’42
1.48.575 433
22.949 1.367 64.203 3.943
1
4.381
23,,

42
1
47.949
393
22.568
1.480
63.666 3.904

1
4.023
15

,,

’42
47.414
626
22.101
1.544
63.357 3.884
3.
448

8

,,

’42
146.832
398
22.474 1.630
63.075 3.948
1
3.513
8 Mei ’40
1
23.606
5.394
695
1.480
29.806.

1

909

Im

522

18 NOVEMBER 1942

Alfa betische Index Overheidsmaatreg,ç/en op economisch gebieçi,

(Zie voor deii alfabetischen index Overheidsmaatregelen in 1941 het Jaarregister 1941, laatste bladzijde)

BIz

BIz.

Blz
Aardappelen 33, 47, 248, 314, 335, 354, 364

Klompen

……………………..272 Uien …………………………. .

33
394, 414, 424 Kunstmest ………………59, 215, 335 Varkens ………………..59, 227, 315
Aardolleproducten ……….102, 345, 414 Kweekerij …………………. 59, 354 Vee 67, 165, 185, 195, 205, 227, 248, 272, 315,
Accijns …………33, 185, 195, 354, 364 Landbouw 33, 47, 59, 67, 75, 85, 93, 102, 155,

355, 375, 414, 425, 491, 506
Advertenties ……………………345 165, 195, 205, 215, 227, 248, 305, 364, 325, Veenproducten

………………..113
Afval

……………………165, 445

385, 394/95, 425, 446. 468, 491, 506, 520 Veevoeder …………..47, 102, 238, 445
Arbeldszaken 113, 189, 215, 227, 248, 272, Landstand, Nederlandsche . . ,. 33, 102, 272 Vennootschappen ……………. 325, 363
305, 325, 345, 354, 364, 374, 414, 445,
1
67,.
Leeningfonds 1940 ………………102 Vennootschapsbelasting 227, 305, 335, 395
506, 520 Loonbelasting ………………….335 Verf en -grondstoffen

……….102, 165
Bakkerij’ ………………….335, 345 Lucerne ………………………354

Verkoopverbod ………………….468
Bank- en
Credietwezen ……….33, 195 Machines ……………………..215 Vermogensbelasting

……….227, 305
Bankwet 1937 ………………..195 Meel en -producten .. 101, 195, 479, 491 Vervoerswezen . . 59, 102, 165, 248, 375, 492
Bedrijfsorganisatie Vee
en
Vleesch 59, 305, Melk en -producten …………33, 205 Verzekering …………….414, 445, 506

315

Merkengeld

…………………….113 Vestlgingselschen ………………..102
Bedrijfsvorm

………………….59 Metalen 47, 58, 75, 155, 484, 195, 227, 238, Vezelstoffen ……………………215
Belastingen . . . . 33, 59, 227, 248, 305, 355

394, 414, 467 Visscherij 33, 59, 102, 123, 215, 305, 325,
Bindtouw ………………….13 215 Middenstand …………..195, 215, 272

385, 425, 479
Binnenscheepvaart 59, 156, 238, 248, 446, 468 Mijnbouw ……………………..305 Vlas

………………59, 75, 227, 248
Bloembollen ………………..364, 506 Molens ……………………….445 Vleesch . . 59, 165, 185, 205, 315, 355, 468
Bloemkweekerij

…………….155, 506 Motorbrandstof . . . . 58, 165, 215, 305, 325 Voederbieten

………………….215
Boschbouw ……………………185 Nationale’Plan …………101, 345, 479 Voedselvoorziening 33, 47, 59, 75, 123, 155,
Bouwnijverheid ……….47, 58, 113, 325 Nederlandsche Coöperatieve Raad . . . 194

175, 205, 227, 355, 364, 375, 415, 425, 446,
Buitenlandsche Handel 47, 59, 75, 101, 113, Nicotine

……………………..102
491, 520
155, 204, 215, 227, 238, 272 314, 325, 345, Oliën en vetten .. 102, 195, 215, 305,- 468 Vruchtboomen

………………….355
374, 384, 414, 445, 467, 478, 491 Omzetbelasting 59, 102, 227,315, 335, 364, Vijandelijk vermogen …………….215
Chemische Industrie ……….58, 184, 248 ‘ 425, 492 Waardevermeerderingsbelasting ‘ ……385
Commissarissenbelasting…………..415 Ondernemingsbelasting ……….227, 364 Warenwet ……………………..305
Deviezenverkeer . . . . 33, 59, 167, 335, 355 Oorlogsschade ……….123, 184, 195 Wol ……………………..205, 506
Diamant

……………………..113 Oost-Compagnie, Nedcrlandsclie

.314 Wijnbelastlng ………………….33
Distributie

………………354, 520 Organisatie Bedrijfsleven, 47, 102, 113, 123, Zaden 47, 59, 102, 123, 156, 195, 205, 335,
Dividendbeperking …………..59, 335 165, 195, 204, 215, 227, 238, 248, 305, 314,

364, 385, 479
Drankwet

……………………58

325, 335, 345, 354, 363, 375, 467, 478, 491, Zuidvruchten

………………….195
Drukwerk ………………………345

506 Zuivel 227, 335, 355, 364, 385, 395, 415,
EconomlscheRechtspraakl94, 445,467, 478 Paarden ……………………. 215, 414

446
Effecten ……………….. . … 468, 492 Pacht ……67, 402, 123, 165, 335, 354
Eieren

……………………248, 354

Papier ………58, 102, 195, 204, 215, 335
Electrlcltelt

……………………334

Pelterijen

………………………58
Electrotechnische Industrie ……….58 Pensionbedrijven …………….58, 248
Fruit …………..59, 315, 345, 445, 479

Peulvruchten

………………….205
Garnalen

……………………..123 Pluimveehouderij . . 165, 248, 354, 468, 491
Gas

…………………………334

Postverkeer

…………………..

59
Gasgeneratoren

………………..325 Prijsregeling 47, 58, 75, 101, 113, 123, 455,
Gevogelte

……………………47 165, 184, 495, 206, 215, 227, 238, 248, 305,
Goederen voor Duitsclie Weermacht . 345 314, 325, 335, 345, 363, 384, 394, 414, 424,
Gort

…………………………335

445, 467, 478, 491, 506
Grafische Industrie ……….58, 75, 194

Radio

………………… . …….

47
Granen ………………..205, 479, 506 Rantsoeneering

………………… 227
Gras …………………………354 Registratlerechten ………………. 59
Grasland ……….33, 67, 85, 155, 205 Restaurants ……………………75
Griend en riet ………………….467 Rijwielen ……………………47, 423
Groenten ……33, 155, 315, 335, 345, 479 Rubber …………..113, 123, 305, 467
Handel .. 204, 215,227, 238, 248, 314, 325, Ruwvoedergewassen ………………355
345, 354 363, 374, 384, 394, 414. 424, 445, Slachtvee …………31,’69, 67, 248, 272

467, 478, 49!, 506

Smeerolie ………………………. 102
}letfingen ………………….354, 506 Spaar- en betaalzegelkasbedrijf 102, 227, 355
}lennep

………………….205, 479 Spertijden Kleinbedrijf ……….75, 123
Hooi ……………………..335, 354

Statistisch onderzoek …… ………’ 506
Hout

……..248, 272, 335, 345, 354, 445 Stroo …………………………491
Industrie 238, 248, 345, 354 363, 375, 384, Suikerbieten

………………….2Q5
– 394, 424, 445, 467, 478, 506 Surrogaten …………………….155
Inlichtingen verstrekken …………468 Tabak …………..47, 58,113, 495, 355
Kaas ………………….75, 227, 315 Tankgas ……………………..205
Kamers van Koophandel .. ,…. 47, 184 Tetlel

………………102, 325: 364


Kantoormachines

………………156 Tuinbouw

33, 59, 102, 205. 227, 364, 395,
Kapok ……………………101, 165

414, .425, 468, 506
Keramische Industrie ……….58,194 Turr …………………… 59, 335, 467

Klaver ……………………….354 Tweelandenorganisatles …………..59

PuBlicaties van het Nederlancisch Econonisch Iistituut:’

Dr. L. R. W. SOUTENDIJK
Methoden tot het vaststellen van den omvang der besparingen

……. . …………
(f
2,60)”

J. VAN DER WIJK
Inkomens- en

Vermogensverdeeling

…………………………..
(1 2,60)*

Dr. T. KOOPMANS
Tanker freight rates and tankship building

………………..(f
8,15* geb.,
/
2,10* ingen.)

Overzicht van de ontwikkeling der handelspolitiek van het Koninkrijk der Nederlanden

van 1923 tot en met 1938, samengesteld door een groep medewerkers van het N.E.I.,
………
/
onder leiding van

Prof.

Mr.

P.

Lieftiack

………………………….
2,10)
(/

Dr. A. WINSEMIUS

Economische aspecten der internationale migratie

…………………………..
(f
2,10)

Dr. H. M. H. A. VAN DER VALK

Egalisatiefondsen en monetaire politiek in Engeland, Nederland en de Vereenigde Staten

(dèrde

gewijzigde

druk)

…………………… . …………………………..
j 2,10)”‘

81.
M. J. SCHUT
Tinrestrictie

en

tinprijs

………………………………………………….
(f
1,55)

32.
Dr. J. R. A. BUNING
De beleggingen, der bijzondere siSaarbanken in Nederland
………………………
(1
3,65Y

Uitgai’e: De Erten F. Bohn N. V. Haarlem

Verkrijgbaar in den boekhandel
/

P. 1299/3. –
Verantwoordelijk voor het redactioneele
gcdei’lte.:
Drs.
M. F. J. Cool,
te Rotterdam. – Verantwoordelijk
voor de

advertenties: H.
A. M.
Roelants, Schiedam. – Uitgever: H. A. M. Roelants, Schiedam. – Drukker: , H.
Â. M.
Roelants, Lange
Haven 141, Schiedam, –
K 2193.

Auteur