Ga direct naar de content

Jrg. 27, editie 1392

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 23 1942

23 SEPTEMBER 1942

conomischA-rStatistische

T

Berichten
,

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NrJvËHËÏn, FINANCIËN EN VERKEER

27E
JAARGANG

WOENSDAG 23 SEPTEMBER 1942

N.V.

Stoomvaart-Mij.
»
Nederland”

(E
IV

Amsterdam

II

A
MO

N.V.

Rotterdamsche Lloyd

Rotterdam

• •

APPARATEN

No. 1392

Hypotheekbanken

en Woningmarkt in

Nederland

door

Ch. GLASZ

15de publicatie van

het Nederlandsch

Econom. instituut

Prijs f
1.55*

(Prijs voor donateurs en

leden van het N.E.I.
fl.10)

Verkrijgbaar in den boekhandei

Uitgave:

De Erven F. Behn N.Y. – . HaarIe

Wat is de

HOLLE RITH

Boêkhoud- en Statistiek-D
1 EN ST

Dezi dienst vormt een afdeeling•van ons bedrijf,

die over een uitgebreide, moderne WATSON

Machine Installatie (HOLLERITH Systeem) beschikt,

alsmede over een staf van deskundig bedienend

personeel, om
alle administratieve werk-

zaamheden en statistieken,
tegen een rede-

lijk tarief, feilloos en snel volgens het HOLLERITH

Systeem uit te voeren.

Vraagt nadere Inlichtinjen aan de:

WATSON BEDRIJFSMACHINE MAATSCHAPPIJ N.V.
HOOFDVERTEGENWOORDIGING VOOR NEDERLAND DER

INTERNATIONAL BUSINESS MACHINES CORPORATION te

NEW-YORK.
Frederlkspleln 34, Amsterdam C – Telef. 33656-31856

R.Meesf3&onen

Ao. 1720

BANXIEE8 EN ABSUBANTIE-MAXELAARS

ROTTERDAM
AMSTERDAM (As..)
‘..G R A V E N Ii A G E
DELFT –
SCHIEDAM
V LA ARD! NGEN

0

BEHANDELING VAN
ALLE

BANK ZAKEN

‘BEZORGING VAN
ALLE

ASSURANTIEN
1

ABONNEERT U OP

DE
,
ECONOMIST

ORGAAN VAN HET NED. ECONOMISCH INSTITUUT

Onder redactie van:

Th. Ligthart, Ch. Raaijmakers,

C. A. VeNijn Stuart, G. M. Verrijn Stuart,
F. de Vries.

De Economist verschijnt don —
15dec van elke maand. De

prijs voor den jaargang be-

Met 1942 begon de Eén-eii.negen-

_
_- draagt! 13.60′ voor ‘t binneni.,

tigste jaargang:
franco p. o. t 13.40′; voor stu-

-__ dentan t 10.50′; franco p. .

Proefnummer gratis op

-_
t
11.30′;
t
13.50 voor het bul-

aanvraag verkrijgbaar! tonland,
bij
vooruitbetaling.

Abonnementen worden ook door den boekhandel- aangenomen.

UITGAAF-VAN DE ERVEN F. BOHN-N.V.

HAARLEM – POSTGIRO 5403

Overzicht van de Ofltwikkeling der
handelspolitiek van het Koninkrijk

de! Nederlanden van 1923 t/m. 1938

(Samengesteld door een groep mede-

werkers van het N.E. 1., onder leiding van

Prof. Mr. P. Lieftlnck)

– 28ste publicatie van het Nederl. Econom. Instituut
1

Prijs f 2.10*

(Prijs voor donateurs en leden van het N. E. 1.

f
1.50)

Verkrgbaar in den boekhandel

UITGAVE:

DE ERVEN F. BOHN .N.V., HAARLEM
DeScheepsbouw

nijverhéidin

Nederland

door


Ir. J. W. BONEBAKKER

Publicatie no.
16
van het

P RIJ S

Nederlandsch Econom.

1.55*

Instituut

Donateurs en leden
fl.10

Verkrijgbaar in den Boekhandel

Uitgave van

DE ERVEN F. BOHN – HAARLEM

TINRESTRICTIE EN TINPRIJS

door M. J. Schut

31 ste Publicatie van het Neder-
landsch Economisch Instituut.

Prijsf 1.55*

(Prijs voor donateurs en leden
van het N.E.I……f1.10)

Verkrijgbaar i. d. boekhandel

UITGAVE

De Erven F.Bohn N.V.,Haarlem

Derde Gewijzigde Druk

van

E ga 1 is atie fo n d s en

en Monetaire Poli-

tiek -.
in
Engeland,

Nederland en de

Vereenigde Staten

door

Prof.Dr. H.M. H.A. van der Valk

30ste Publicatie van het Neder-

landsch Economisch Instituut.

Prijs f 2.10*

(Prijs voor donateurs en leden
van het N.E.I. fl.50)

– Verkrijgbaar in den Boekhandel

Uitgave: De Erven

F. BOHN N.V., HAARLEM

:

NEDERLANDSCHE

HANP.EL-MAAtISCHAPPL
NV.

AMSTERDAM-ROTTERDAM-‘s-GRAVENHAGE

EN IN 61 ANDERE PLAATSEN IN
NEDERLAND

Aan- en verkoop van effecten

Adviezen in zake belegging

Bewaarneming

23 SEPTEMBER 1942

AUTE URSRECHT VOORBEHO UDEJV

csche

Berichten
,

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID,FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

27E JAARGANG

WOENSDAG 23 SEPTEMBER 1942

No. 1392

HOOFDREDACTEUR:

M. F. J. Cool (Rotterdam).

PLAATSVERVANGEND HOOFDREDACTEUR:

H. W. Lambers (Zwartewaal).

Redactie en administratie: Pieter de Hoochweg 122, R’dam-W

Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruige plaatweg.

Telefoon Nr. 35000.

Postrekening 8408.

Abonnementsprijs voor het weekblad, waarin tijdelijk

is opgenomen het Economisch-Statistisch .Tlfaandbericht,

franco p. p. in Nederland / 20,85* per jaar. Buitenland en

holoniën
f
23,— per jaar. . Abonnementen kunnen met elk

nummer ingaan en slechts worden beëindigd peP uit imo van

eik kalenderjaar. Losse nummers 50 cent. Donateurs en

leden van het Nederlandsch Economisch Instituut ontvangen

het weekblad gratis en genieten een reductie op de verdere

publicaties. Adreswijzigingen op te geven aan de administratie

Advertenties voorpagina f 0,28 per m,n. Andere pagina’s

/ 0,22 per mm. Plaatsing bij abonnement volgens tarief.

INIIOUJ):

Blz.

Norinaliseeren van winstcomponenten; en cle fiscus
door
Tj. S. Visser……………………….418

Over de ontwikkeling van de Spaansche industrie
door
E. Wiegand….
……………………… 420

Ingezonden stukken.

Kartels en hedrijfsorganisaties door
A. van Wijnen 423

Overheidsmaatregelen

op

econo-

misch gebied……………………….
424

S ta t i s t i e k e n.

Stand van ‘s Rijks Kas – Bankstaten ………..
425

GELD- EN KAPITAALMARKT.

De omzetten op de
wisselmarkt
bleven wederom voor-
namelijk bepefkt tot het papier met looptijd tot de jaars-

wisseling. Naar de langere termijnen was uitermate.we.inig
vraag te bespeuren, zoodat de omzetten minimaal bleven.
Wat er aan papier op langen termijn gevraagd was, be-

perkte zich tot jaarspapier, hetgeen door den Agent na-
tuurlijk vlot werd afgegeven. Aangezien de kans op een
nieuwe leening met het voortschrijden ,van den tijd steeds
grooter wordt, zijn meer en meer institutioneele beleggers
geneigd een behoorlijk deel
y
an hun beschikbare middelen op korten termijn uit te zetten. Verscheidene achten jaars-
papier een te langdurige vastlegging, hetgeen de vlotte
vraag naar papier met drie tot vier maanden looptijd ver-

klaart. De jongste bankstaat toont weinig bijzondere
aspecten. Ontwikkeling der laatste week gaat rustig en
gestadig voort. Het bij de bank geplaatste schatkist-
papier nam met f
15
millioen, de portefeuille buiten-
landsche wissels met f
27
millioen rond toe. De tegen-
waarde van deze f
42
millioen gaf aanleiding tot mutaties
van ongeveer f
22
millioen in de posten diverse feke-
ningen debet en rekening-courantsaldi van anderen, ter-
wijl de bankbiljetten circulatie met f
20
millioen steeg.

De
obiigatiemarkt
was, voornamelijk in het verdere ver-
loop van de week, eerder gedrukt. Dc 31 pCt. leening
1941
eindigde zelfs onder de
99
pCt., de
3-3-
pCt leening
1938 op
951/8,
hetgeen, wat de laatste leening betreft,
rond 4 punten beneden het hoogste niveau van dit jaar is,
dat betrekkelijk kort geleden werd geregistreerd. Een
duidelijke oorzaak van de flauwe houding der obligatie-
markt is niet aan te geven.

De
aandeelenmarkt
vertoonde in de eerste helft van de
week, feitelijk tot den voorlaatsten dag, het volgende
beeld: overwegende vraag naar de hoofdfondsen, waarin
echter meestal geen noteering kon worden toegelaten,
omdat de korsen te hoog zöuden zijn geworden. In de
minder courante industriewaarden was de stemming veel minder uitgesproken. Een aantal dier fondsen toonde een
zeer duidelijke inzinking, waartegenover echter ver-
scheidene andere fondsen geen noemenswaarde reactie
toonden of zelfs nog iets konden monteeren. Bij dit
alles dient te worden bedacht, dat in die fondsen,welke tot
noteering kwamen, de omzetten meestal zeer gering waren,
en in een ,,dunne” markt kan een klein excedent aanbod
of vraag een noemenswaarden invloed op het koersver-
loop uitoefenen. –

Op den laatsten dag der week was er voor de ,,groote
fondsen” een duidelijke ommekeer,in dier voege, dat het
aanbod plotseling de overhand kreeg. De meeste hoofd-
fondsen konden het toen tot noteering brengen, op een
peil, dat zeer belangrijk lager was dan de koersen, die de
vorige dagen werden ,,geadviseerd” of ter noteering door
de hoeklieden voorgesteld.
/

418

EC0N0MISCj

I-STATISTISCHE BERICHTEN

28 September 1942
0

NORMALISEEREN VAN

WINSTCOMPONENTEN; EN DE FISCUS.

liet probleem.

Ondervindt de winst van eenig jaar invloed
pan de

kans op gebeurtenissen in de komende jaren?
Voor kans

kan als grensgeval ook zekerheid worden gelezen, d.w.z.

zekerheid wat betreft het voorkomen van de bewuste

gebeurtenissen, maar onzekerheid t.a.v. den omvang

daarvan.

Enkele voorbeelden ôm het probleem te verduidelijken:

Wordt des koopmans winst van 1942 gedrukt, doordat

de waarde van zijn voorraad surrogaten bij het intreden

van den vredestoestand
zal
dalen? Of, doordat hij zijn ge-

bouwen en pakhuizen te dien tijde en na jaren van

noodzakelijk uitstel goed in de verf
zal
doen zetten?

Wordt de winst van den assuradeur over een jaar
van weinig branden gedrukt door de omstandigheid,

dat statistisch te voorzien is een gemiddeld jaarschade-

bedrag hböger dan de jaarschade van die periode? Of, bij

een Levensverzekeraar, doordat de sterftestatistie.k veel

hooger sterfte doet verwachten dan een bepaald jaar te

constateeren gaf? –
Dient de levensverzekeraar ten lâste van de winst

der huidige jaren een fonds te vormen ter bestrijding

van tegenvallers door
latere
rentedaling? Moet de koop-

man (geheel afgezien van de vervangingswaardetheorie)

bij oploopende prijzen een ionds vormen voor
lateren

terugval?
Ziehier het gemeenschappelijke in al deze gevallen:

een bepaalde winstfactor – risico verband houden-
de met discontinue ontwikkeling in het economisch
gebeuren bij het beëindigen der vijandelijkheden, onder-

houdskosten, jaarschade, sterfterisico’s, rentemarge, prijs-

beweging – geeft in eenig jaar een bijdrage (winstcompo-

nent), die
af(vijkt
van het gemiddelde voor die component.

Het verlies op surrogaten is in 1942 nihil; er wordt niet ge-

schilderd; de jaarschade, de sterfte, blijven voor den ver-
zekeraar ver onder de verwachting; de rentemarge is

in 1942 niet negatief; er was geen prijsdaling.
– Behoort het nu tot een juiste methode van winst-
bepaling, het ,,werkelijke” bedrag van elke component

in 1942 te vervangen door het gemiddelde bedrag, men
kan ook zeggen: door het ,,werkelijke” bedrag in hoogeren
zin? –
Nog op andere wijze geformuleerd: behoeven de winst-

componenten
normalisatie?
Ongewisheid pan het gemiddelde.

Men kan de voorbeelden rangsohikken. Als element,
dat de rangschikking bepaalt, kieze men: de
zekerheid,
die er bestaat t.a.p. de hoogte pan het gemiddelde van de
betrokken winstcomponent. –
Met zekerheid wordt hier bedoeld: de subjectieve

zekerheid, d.w.z. die zekerheid, welke voor ons, met
onze kennis van nu, bestaat.
In de voorbeelden ishet met die zekerheid zoo gesteld:
De gemiddelde hoogte van den last ,,onderhoud van gebouwen” is den bedrijfsman behoorlijk bekend.
De gemiddelde jaarschade bij gegever portefeuille
van brand- of andere verzekering, is evenzoo behoorlijk
bekend. Al is deze zekerheid van anderen aard dan bij
den onderhoudslast en niet uit eigen ervaring, maar wel
ôp grond van statistische waarnemingen, te benaderen;
waarnemingen, die alleen dan een voldoende graad van
betrouwbaarheid kunnen bereiken als en .naarmate het
om groote aantallen gaat. Deze zekerheid kan dus worden
gedrukt door de mogelijkheid van catastrophale scha-
den, waaromtrent onze statistische kennis door hun
incidenteel voorkomen niet zeer diep kan gaan. Voor
den levensverzekeraar, t.a.v. leven en dood, geldt het-
zelfde als voor den schadeverzekeraar.

Maar groote ongewisheid bestaat er voor hem in het
vraagstuk van den toekomstigen intrestvoet, van de

rentemargedus. In poliscontracten, die een half menschen-

leven omvatten, garandeert, implicite, de verzekeraar

den houder een bepaalden intrestvoet, den intrestvoet,
waarmee premie of ‘koopsom zijn berekend, bijv. 3j pCt.

Zal de opbrengst van de beleggingen van den verzekeraar

nooit eens dalen onder de 3j pCt? En wanneer zich dat

voordoet, hoe vaak zal dat zijn? Hoe lang zal de periode

duren, hoe ver zal de rente dalen?, Het verlies voorts,

dat op den voorraad surrogaten geleden zal worden, is on-
bekend. Eveneens is onbekend, wanneer het verlies zal

komen, dus hoeveel jaren zonder val er eerst zullen zijn.
1-Jet gemiddelde is derhalve geheel onbepaald. En ten

slotte de prijsbeweging. Het is al te simplistisch om te

verwachten, dat stijgingen en. dalingen wel tegen elkaar

op zullen wegen, dat het gemiddelde der schommelingen
op den langen duur wel nihil zal zijn. Maar waar ligt het

gemiddelde dan? Dat is volkomen onzeker.

Berekenbaar en onberekenbaar.

We kunnn na het rangschikken een tîeedeeling gaan

toepassen. Een bepaalde winstcomponent kan naar zijn
gemiddelde hoogte zijn berekenbaar of niet berekenbaar
1).

Onder ,,niet berekenbaar” is ook te begrijpen het (nog)
niet berekende, het thans
nog
ongekende: voordat er

statistieken omtrent het aantal branden waren, was brand-

veizekering zuivere speculatie en vÔÔr de berekeningen
van Johan de Wit was de lijfrentehandel een dwaasheid.

Toen was nog ongekend, wat nu gekend is.

De diepere zin.

De tweedeeling heeft een principieelen grondslag.
F. H. Knight maakt, in het klassieke’werkje van 1921,
herdrukt in 1933 en 1935: ,,Risk, Uncertainty and Profit”,

een onderscheid tusschen ,,risk”, dat zijn de c.alculeerbare

lasten, schaden, risico’s, en , ,uncertainty” ongewisheden.
Het aandur pen pan deze laatsten kenmerkt,
volgens Knight,,

den ondernemer.
In dit spraakgebruik is de koopman uit
onze voorbeelden ondernemer, voorzoover hij handelingen
verricht, waarbij hij marktrisico loopt; hij is niet

ondernemer als het gaat om het gebruik van zijn ge-

bouwen en pakhuizen daarin is hij organisator, be
stuurder. De v’erzekeraar is ongetwijfeld ondernemer, want hij heeft aan velerlei ‘ongewisheden het hoofd te
bieden. Toch is de verzekeraar allereerst organisator;
hij neemt met een gerust hart op zich si3haden van anderen
te vergoeden, omdat hij deze voor zich kan nivelleeren
door er vele van bij elkaar te brengen en dat gedurende
langen tijd. Hij kan dit doen, daar de statistieken hem in
staat stellen de premie, die hij moet vragen, te berekenen.
-Iij is
weer
specifiek ondernemer (in den zin van Knight)

inzoover hij ieer goed weet, dat de statistieken kunnen
falen; ook inzoover hij het soms zonder statistiek, meer

met zijn assuradeursgevoel moet -doen. Hetzelfde geldt
voor den levensverzekeraar op het gebied van de levens-
en sterftekansen. Alleen de levensverzekeringmaatschappij
gaat verder; zij is tevens spaarinstituut. Hebben de
Nederlandsche levensverzekeraars niet f 1.500 millioen van polishouders onder zich? Daarvoor-gedurende tien-

tallen jaren een vaste zeer behoorlijke intrest garan-
deerende, is de levensverzekeraar op ende op ondernemer,
iemand, die onzekerheden onder de oogen durft zien, in
de hoop er aaii te verdienen. Ondernemer ook is elke
bedrijfsman, o.a. waar hij prijsschommeling niet uit den
weg gaat, omdat hij naast de slechte op de goede kansen

rekent.

Stelling.

En laat ons nu deze stelling wagen:

Vaststaande baten en lasten, berehènbare risico’s (vdrden

‘)
Van het grënsgebled, dat zich hierbij voordoet, zien wij hei af.

23 September 1942

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

419

e’oor dc winstbepaling gelijkelijk oper de jaren QCr(leeld.

Onberekenbare baten, lasten en risico’s, de onderwerpen yan
het ondernemen, werken in op de jaren, waarin ze zich 000r-

doen.
Het is onwezenlijk den ondernemer als organisator

of ,bestuurder een wisselend inkomen toe te dichten of
den ondernemer als zoodanig een regelmatig inkomen.

Dat is de grond van onze stelling, meer dan het al of niet

uitvoerbaar (calculeerbaar) zijn van een nivelleering.
De ondernemer aanvaardt bewust wisselende jaar-
resultaten, en aan die wisseling valt ook niet te ont-

komen. 1-let is inhaerent aan het ondernemen, dat egali-
satie van de specifieke ondernemingsbaten en -lasten niet

mogelijk is. De organisator, de bestuurder, daarentegen
heeft te maken met bekende grootheden, die wel nivel-
leerbaar ‘zij’n*Of ânders geformuleerd: de bedrijfsman

heeft zoowePte maken met bekende – min of meer meet-

bare – rootheden, en als zoodanig is hij in de eerste

plaats organisator, bestuurder of hoe ge hem in die he

danigheid wilt anduiden
2),
als met – althans kvan-

titatief – onbekende grootbeden, en als zoodanig is hij
ondernemer in den zin van Knight. Voor den
bestuur-

der
nu ligt het in de lijn, dat hij de baten en lasten ego-
liseert: hij brenge elk jaar een vast bedrag voor onder-
houd van onroerend goed op de winstrekening. Hij brenge,
indien hij verzekeraar is, als jaarschade op de winst-
rekening niet het toevallige bedrag van het jaar, maar
de ,,normale” jaarschade. Toont een jaar een schade-totaal ver onder het normale, verwachte gemiddelde,
dan worde gebouwd aan een schadenivelleeringsrekening,

waaruit t.z.t. overschade kan worden gedekt. Op dezelfde
wijze als er voor gebouwen een lnderhoudsrekening in
het passief van des koopmans balans voorkomt. Omdat
het normale, gemiddelde, bedrag nooit volstrekt vast-
staat en trouwens veranderen kan, worde er wel een
grens gesteld aan het saldo van bedoelde nivelleerings-
rekeningen. Onder de berekenbare risico’s kan bij verdere
ontwikkeling van de schadestatistiek en van de schade-verzekerings-wiskunde ook het risico van catastrophale
,schlen worden gebracht, zeker in dezn vorm, dat wordt vastgesteld, hoeveel kans ei is, dat in eenig jaar de aar-
schade een bepaald percentage van het verzekerd bedrag
te boven gaat. Dan kunnen we schaden en calamiteits-
schaden tezamen nivelleeren, daarbij in het oog hou-
dende, dat er altijd catastrophale gebeurlijkheden kunnen
zijn van incidenteelen aard, die buiten elke statistische

verwachting vallen
3)
.

De grens tusschen het berekenbare en het onbereken-

bare (althans onberekende) verschuift!

En de fiscus.

Hoe handelt ons aller hoofdwinstgerechtigde, de fiscus,

te dezer zake? –
Toen, in 1939, een winstbelasting voor_vennootschappen
in Nederland werd voorgesteld, is van hooggeleerde zijde
de verwachting uitgesproken, dat de theorie en de prac-
tijk van de winstbepaling zich nu beide snel zouden

ontwikkelen.
Onder de Winstbelasting, zooals die in 1939 was ont-
worpen, en onder de Winstbelasting 1940 kon die hoop
bestaan. Hetschijnt echter wel, dat de Vennootschaps-
belasting 1942 den koopman zoozeer aan banden legt,
dat er weinig ruimte o’verblïjft voor de vrije ontwikkeling

t)
Wel heeft al het bekende een restant onbekendheid, en dat
leidt het ondernemerse]ement weer binnen, doch dit doet geens-
zins teniet, dat we kunnen onderscheiden tusschen onberekenbare
en berekenbare factoren, tussehen ondernemen en besturen.
t

‘) Dr. P. Riebeseli: ,,Einführung in die Sachversicherungsrnathe-
matik”. C. Lange: ,,Untersuchungen über die jitbrlichen Schwan-
kungen der Scbadensquotiefltefl in der Lebensversicberung und in
der Feuerversicheruflg”.
W
. Konau: ,,Beitrag ,zur Theorie des mltt-
leren Risiko’s” (,,Archiv. t. math. Wirtschafts- u. Sozialforschung
1935″). Rapport ,,Brandverzekering” Gemeente Amsterdam 1931.

van het winstbegrip. Nu is het heel aardig, dat in 1802

Goethe het woord gaf:

,,ln der Beschrankung zeigt sich erst der Meister,
Und das Gesetz nur kann uns Freiheit geben”.

maar het zou vervelend worden als alle gedichten son-
netten waren en het is niet prettig als ons denken bij het

overleggen: wat is winst, zich stééds weer stoot aan het

enge getimmerte van artt. 8-12 uit de Inkomstenbelasting
1941, welke ook voor de vennootschapsbelasting gelden.

De Winstbelasting
1940.

VQor de Winsthelasting 1940 was toepassing van de

boven geponeerde
stelling
in verregaande mate mogelijk.

1-let vormen van een passiefrekening tot gelïjkmaLig
verdeehing _van kosten en lasten was uitdrukkelijk toe-

gestaan. Evenzoo het vormen van een passiefrekening

tot dekking van risico’s,die plegen te worden verzekerd
(d.w.z. die verzekerhaar, dat is ook – statistisch –

berekenbaar
zijn).

De Vennootschapsbelasting
1942.

In •het Besluit Vennootschapsbelasting 1942 (gelijk in

het Besluit Inkomstenbelasting 1941) zijn deze ‘iogelijk-
heden uitgesloten. Elk jaar krijgt dus als onderhouds-

kosten alleen het bedrag, dat in het jaar is besteed, te
dragen; het ten laste van elk jaar brengen van een’ vast
bedrag, van een gemiddelde, is verboden. Dat gaat in
tegefi de hier geponeerde stelling; op zichzelf is dat geen

bezwaar. Ernstig is (het is, meen ik, reeds elders opgemerkt),
dat de belasting, zooals nu geregeld, het verhevigen van

de conjunctuurgolving in de hand werkt. De bedrijfsman zal in slechte jaren vooral het onderhoud uitstellen; want
het zou hem niet noemenswaard aan belasting sparen,
als hij zijn magere winst verkleinde, eventueel zijn verlies
nog vergrootte, door uitgaven te doen voor onderhoud.
Dezelfde uitgave zal hem daarentegen bij de progressieve

tarieven heel wat belasting besparen, indien zij’ wordt
gedaan in een gunstig jaar.
Voor de vennootschapsbelasting zal ook de verzekeraar
niet de jaarschade-bedragen kunnen nivelleeren. Hij zal
dus niet kunnen nivelleeren. Nu dééd hij dat ook nooit.
1-let assurantiebedrijf was in Nederland onderworpen aan
de dividend- en tantièmebelasting, had dus niet te maken
met een belasting naar de winst en bekommerde zich niet
heel veel om een nauwkeurige winstvaststelling. De assu-
radeur stijfde in jaren van weinig schade zijn ,,vrije re-

serves” zonder zich af te vragen, of die reserves bedrjjfs-
economisch wel geheel vrij waren. O.i. moest een belang-
rijk deel heeten: nivelleeringsrekening. 1-loe dit ook zij,
nauwkeurige winstvaststelhing
wordt
nu van groot belang;

van groot belang wordt het, of een verzekeraar, die per
11.000 verzekerd bedrag nu eens jaarschade noteert van f0,25, dan weer van f2,—, gemiddeld van 11,—., in een
jaar met 1 0,25 schade de hooge winst moet aangeven,
dan wel ten laste van die winst mag brengen f 0,1 (het
verschil met het gemiddelde van f 1,— per 11.000 ver-
zekeid bedrag) ter opbouw van een schadenivelleerings-
rekening. De wetgever staat dit laatste niet toe.

Artikel 13 Vennootschapsbelasting

Tenzij art.
13
derde onderlid b uitkomst biedt! Daar staat,
dat als bedrijfskosten worden beschouwd de, ter zake
van loopende verzekeringsovereenkomsten, door de tech-

niek van het verzekeringsbedrijf geboden
vergrooting van

reserves,
volgens door den Secretaris-Generaal van het

Departement van Financiën gestelde regelen. Dit
kan

leiden tot het egahiseeren van de’ jaarschde-bedragen
door het vormen van een technische reserve
4).
Voor,

geschreven
hen
(m. i.) worden, dat ten laste van eenig

‘)
Dr. Prôlsz en.Dr. von der Thüsen: ,,Die versicherungs-tech-
nischen Rückstellungen”
(1911).
Verg. § 11 K. St. G. en § 27 K.
St. D.V.; ons art. 13 is daaraan gelijkvormig.

420

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

2 September 1942

jaar komt niet het bedrag der ,,werkelïjke” schade, maar

het normale bedrag, dat bij de gegeven portefeuille hoort
– het werkelijk bedrag in hoogeren
Zjfl:
De winstbe-
lasting kende reeds een dergelijke figuur voor onderlinge

verzekeringen: de jaarschade mocht, blijkens missive
van 25 November 1941, worden gefixeerd op het. ge-

middelde van de voorafgaande 5 jaar (nadat de schaden
van die 5 jaar naar evenredigheid van de huidige premie-

ontvangst waren verhoogd of verlaagd).

Maar, dat was slechts een ambtelijke uitlegging; ze gold slechts voor kleine instellingen met een socialen

inslag; en bovendien was de regel zeer primitief.
De Onderlingen, dit terzijde, zullen art. 13 derde onderlid

b der Vennootschapsbelasting 66k noodig hebben. Zij kun-
nen weliswaar belastingvrij uitdeelen aan hun deelhebbers;

doch dat brengt hun aanslag alleen dan op nihil, indien

zij de uitdeeling gelijk maken aan de fiscale winst. En

dat zullen zij alleen verantwoord achten, indien de fiscale

winst nietbelangrijk afwijkt van de commercieele winst.

Daartoe kan art. 13 lid b meewerken.

De niet nivelleerbare winstcomponenten blijven onder
de vennootschapsbelasting, zooals vanzelf spreekt, geheel

werken op het jaar, waarin ze zich voordoen; de schomme- lingen zijn voor rekening van den ondernemer. Wij kunnen

ons hiermede geheel vereenigen. Helaas verzwaart de

wisseling in de jaarresultaten de progressie. Een uit-
stekend middel om dit eenigszins te verhelpen is het,
na de insthepaling,
toestaan van compenseeren. Maar de
compensatietermijn is voor de vennootschapsbelasting, gelijk voor de inkomstenbelasting, juist uiterst beperkt.

Tj. S. VISSER.

OVER DE ONTWIKKELING VAN DE

SPAANSCHE INDUSTRIE.

Onuang Pan den industrieelen sector.

In dit overzicht, alsmede in een vervolartikel, zullen
wij de jongste ontwikkeling van de Spaansche industrie

schetsen aan de hand van verschillende losse berich-

ten uit vakpers en dagbladen Dat de Spaansche volks-
huishouding op groote economische weerstanden stuit,

mag bekend worden verondersteld: de burgeroorlog,
die gedurende drie jaren over het land heeft gewoed,
heeft een belangrijk gedeelte van het producfie-apparaat
en van de duurzame consumptiegoederen vernietigd of
zwaar beschadigd; kapitaal en arbeidskrachten zijn uit
het.land weggetrokken; en toen men na debeëindiging’
van den burgeroorlog serieus aan den wederopbouw

begon, brak de algemeene oorlog uit en deze bracht
nieuwe discrepanties, afzet- en importmoeilijkheden.
Indien men voorts nog in aanmerking neemt, dat de
economische toestand van Spanje na den wereldoorlog
– welke door de neutraliteit van het land groote en
gemakkelijk verdiende oorlogswinsten opleverde, maar
tevens de economische krachtsinspanning van het volk

verminderde – geleidelijk minder werd, zoodat de
productie in 1935 op vele gebieden ten achter bleef hij die
van 1920, krijgt men eenig beeld van de impasse, waarin
het land in 1989-1940 geraakte. Op verschillende wijzen

heeft men getracht zoo snel mogelijk uit deze impasse te komen: de agrarische en industrieele politiek van de
Regeering. werd op dit doel toegespitst, waarbij tevens
weid overwogen, dat herstel der economische krachten de
eerste voorwaarde diende.te vormen voor liet zoo open-
lijk beleden streven naar grooteren nationalen roem.

In deze beide artikelen zullen wij de industrieele re-
geeringspolitiek, alsmede de tot dusverre verkregen re-
sultaten op dit terrein, nader beschouwen. Daaraan dient,
daar de structuur en de beteekenis van le §paansche
industrie tamelijk onbekend mogen worden verondersteld,

een beschouwing van den industrieelen sector zelf vooraf
te gaan. Wij zullen aerhalve in dit artikel een korte b

schrijving van de Spaansche industrie geven en aantoonen,

hoe de algemeene richtlijnen en de opzet van de industria-
liseeringspolitiek van de Regeering aansluiten aan de hiaten, leemten en andere tekortkomingen van de in-

dustrie. In het slotartikel zullen wij vervolgens voor de

belangrijkste bedrijfstakken nagaan, welke resultatdn

4e gevoerde politiek heeft gehad of in de naaste toe-

komst, naar men verwacht, zal hebben.

Wat den omvang van den industrieelen sector betreft,

kan worden opgemerkt, dat ca. 60 pCt. van de bevolking
haar werkzaamheid op agrarisch gebied heeft en ongeveer

25 pCt. in mijnbouw en industrie arbeidt. Nauwkeurige

gegevens daaromtrent staan niet te onzer beschikking.

Bovenvermelde percentages, die wij aantroffen in het

orgaan van de ,,Schweizerische Bankgesellschaft”
1),

komen echter goed overeen met de verdeeling van de be-

volking in beroepsgroepen in het jaar 1920, ‘ooals het
,,Institut für Konjunkturforschung” die heeft gepubij-

ceerd
2):

in pCt.

landbouw, boschbouw en visscherij 57,0

industrie en mijnbouw …………24,6
handel en verkeer …………….8,1

leger en vloot ………………..2,1

overige openbare diensten en vrije

beroepen

………………..4,4

huishoudelijke en persoonlijke diensten 3,8

totaal werkzame bevolking ………100,0

De Spaansche industrie is grootendeels op de binnen-

landsche markt gericht, maar is niet groot genoeg om
deze markt geheel te kunnen voorzien. Dit treedt uit de
cijfers van den buiteolandschen handel duidelijk naar
voren.
De import heeft voornamelijk betrekking op groxd-

stoffen, halffabrikaten, machines, bewerkte metalen,
chemische, producten, voedings- en genotmiddelen en
br ‘,dstoffen. 1-let aandeel van de gereede producten in
den invoer is tamelijk hoog te achten: in 1935, het laat-

ste jaar v66r den burgeroorlog, beliep dit alleen voor de industrieele eindproducten 50 pCt. van den totalen im-

port. Ontleend aan berekeningen van den heer J. C. A.

Vroegindewey, zijn voor eenige representatieve jaren hier-
onder de verhoudingscijfers van de waarde der belang-rijkste categorieën ingevoerde goederen tot den totalen
import vermeld:

April/Dec.

1931
1935

1939

in pCt.
in pCt.
in pCt.

grondstoffen en halffabrikaten
27,9
25,0 8,9

machines en bewerkte metalen
19,6
22,5
18,3

voedings-

en

genotmiddelen
14,2 16,6
40,4

chemische producten

……
8,5 10,7
13,8

brandstoffen

…………..
9,0
7,9
12,5

overige

artikelen

……….
20,8
17,3 6,6

totaal

………………
100
100
100

Uit den hoogen import van gereede producten blijkt,
dat de Spaansche industrie in qeenen deele in staat kan
worden geacht, in de vraag naar de binnenlandsche goede-
ren te voorzien. Maar tevens toont het groote aandeel
van den post grondstoffen en halffabrikaten en brand-
stoffen (33 pCt. in 1935) ons aan, dat, voorzoover de eigen
industrie al tegemoet kon komen aan de vraag naar

industrieele eindproducten, zij hierbij voor haar mate-
rialen en hulpstoffen in belangrijke mate afhankelijk was
van het buitenland.

1)
Cfm. ,,Die wirtschattlichen Entwicklungsmögllehkeiten Spa-
niens”, artiket in het maandschnift van de ,,Schweizerische Bank-
geseilschafi” van Maart 1939.
1)
Cfm. ,,DIe Spanlche Wïrtschaft asn Endê des Biîrgerkrieges”,
artikel in het ,,Wochenbericht” van het. ,,Institut tSr Xonjunktur-
forschung”, Nr. 14/15, 5 April 1939.
. r –

.-

23 September 1942

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

421

Dat de Spaansche industrie, zoals wij hierboven reeds

zeiden, voornahielijk .op de binnenlandsche markt is ge-
richt, blijkt uit den export, waarvan het aandeel van de

eindproducten en haifbewerkte fabrikaten (deze moeten
in onderstaânde opstelling onder den derden post zijn

opgenomen) uiterst gering is:

April/Dec.

1931 – 1935

1939

in pCt. in pCt. in pCt.

landbouwproducten………

. 67,9

63,5

67,8

minerale en onbewerkte métalen 11,2

11,0

19,6

overige artikelen

……….20,9

25,5

12,6

Als algemeeneii -indruk kunnen wij ten eerste vaststellen,
dat de omvang van den industrieelen sector, op zichzelf
beschouwd, niet uitermatè gering kan worden geacht,

alhoewel de verhouding ten opzichte van den agrari-

schen sector ongunstiger is dan In ons land Spanje
verkeert in het tweede stadium der .industrialisatie en
staat dus vÔör landen als Zuid-Afrika, Zuid-Amerika e.’d.,

maar komt n de hoog-geïndustrialiseerde landen als
Engeland, Duitschland en de Vereenigde Staten van

Noord-Amerika. 1-let kan echter over zeer rijke en zeer veelsoortige mineralen beschikken, welke de basis voor

een uitgebreide industrie zouden kunnen vormen.
Als tweede conclusie zagen wij de afhankelijkheid
van de industrie van leveringen uit het buitenland, als-
mede het feit, dat de capaciteit te gerihg is om de binnen-landsche markt in voldoende mate te voorzien. Van noe-menswaardigen export is dan ook, over het geheel geno-men, zeker geen sprake.

Beschrjnïng nan de industrie.

De Spaansche industrie is yoor het grootste gedeelte
gebaseerd op de agrarische, voortbrenging van het land
en op de bodemrijkdommen, waarop wij hierboven reeds

wezen. –
Op de agrarische productie is de industrie van voedings-
en genotmiddelen opgebouwd: in de eerste plaats con-
servenfabrieken; voorts bierbrouwerijen, suikerfabrieken,
maalderijen, enz. De beteekenis van deze categorie van
industrie is zeer groot: het aantal hierin werkzame arbei-
ders komt ongeveer overeen met de arbeiders van den
mijnbouw, de productiemiddelenindustrie en de kracht-
werken tezamen. –
De textielproductie is eveneens voor een gedeelte op
de agrarische productie gebaseerd. Weliswaar werd vÔér den burgeroorlog de katoen geïmporteerd, maar de scha-
penteelt en de vlas- en hennepproductie leveren de waarde-
volle grondstoffen voor de wolfabrieken (Merinos-wol),
resp. de linnen- en touwindustrie. Ook de beteekenis
dezer textielnijverheid is relatief groot: ca. 25 pCt. van
alle industrie-arbeiders is in deze branche werkzaam.

De nujnboiw.

De bodemrijkdommen van het land hebben den stoot gegeven tot den mijnbouw. IJzererts, looderts, zinkerts, mangaanerts en woiframerts komen in vaak belangrijke
hoeveelheden in verschillende deelen des lands voor.
VÔÔr den burgeroorlog werden de volgehde hoeveelheden

gewonnen:

(in duizenden tonnen)

1921

1935

steenkolen

…………….
7.108 7.017
bruinkolen

……………,.
.

304
‘ijzererts

………………
6.559
2.633
kopererts (Cu-inhoud)
64 30
looderts (Pb-inhoud)
117
66
zinkerts

(Zn-inhoud)

……..
53
33
wolframerts (in tonnen)

. . .
255
45
pyriet………………….
3.867—
2.286

(Ontleend aan ,,Deutsche .flergwerks Zeitung” van 17/2/42).

De’ steenkool wordt voornamelijk in het Noorden des
lands gewonnen: Asturië, in het bijzonder de provincie
Oviedo, leverde v66r den burgeroorlog 80 pCt. van de
totale Spaansche steenkoolproductie. Voorts zijn nog’

van beteekenis Cstilië, Andalusië en het bekken van de

Ebro (Catalonië). De voorraden in den bodem worden
op ongeveer de helft van de Fransche voorradengëschat-
3
).
Néchtans was de productie in geenen deele voldoende

om de eigen behoefte te dekken en moesten in1935 nog –

1.075.000 tonnen worden ingevoerd. –

Bruinkolen worden, in niet – zeer belangrijke hoeveel-

heden, in Cataloniö gewonnen, voornamelijk in de pro-
vincie Teruel, te weten hij Utrillas en Gargalio.

Voor

de ontwikkeling van de metaalindustrie is het
van doorslaggevende beteekenis geweest, dat in de nabij-

heid van de rijke steenkoollagen in -Asturië belangrijke

hoeveelheden ijzererts, gdeeltelijk van hoogwaardige
kwaliteit (met zoowel een hoog ijzer- als een hoog mangaan-

gehalte), worden aangetroffen. De helft van de Spaan-
sche ijzerertsproductie komt uit deze gebieden: .Vigo,

Oviedo, Santander, vooral ook Bilbao. Daarnevens worden
ertsen gewonnen bij Malaga, Cartagena, Rio Tinto (lagen
van Lorca, Orihuela en Carrascoy).

Koper
wordt voor een gering gedeelte uit de koper-
ertsen geproduceerd. De belangrijkste bron vormen de
lagen koperhoudende pyriet in dp westelijke Sierra Mo-
rena, welke op koper worden vèrwerkt, terwijl het koper-
arme pyriet voor de zwavelbereiding wordt gebruikt.

De gémiddelde jaaropbrengst beloopt ca. Ij millioen
tonnen. –
De zinkertsen worden voornamelijk in Noord-Spanje
gewonnen, te weten bij Picos de Europa, Rescin en
Guipuzcoa, daarnevensin Lerida en Murcia. Wolfram en
tin komen voor tegen de Portugeesche grens, alwaar de

uitloopers van de in Portu’gal liggende lagen op Spaansch
gebied k&men. –

Eenige belangrijke mineralen hebben wij nog niet
vermeld. Voor
kvikzilner
zijn de lagen van Almaden
bekend. Deze zijn’ de rijkste ter wereld en bezitten waar-
schijnlijk een tweemaal zoo hoog gehalte als die, welke in
Italië voorkomen. Ook voor kali bezit Spanje groote voor-deelen: de productie hiervan is sinds 1929 belangrijk voor-
uitgegaan. Rijke lagen komen in Catalonië (provincie
Barcelona) voor, welke, vat den omvang betreft, kunnen
worden vergeleken met de bekende kalilagen in den
Elzas, iooals men weet, na het Midden vanDuitschland,-
het belangrijkste kaliproductiegebied ter wereld. De
winning vindt plaats door een drietal maatschappijen:
de ,,Union de Explosivos”, waarin de ,,Imperial Che-mical Industries (I.C.I.)” belangen bezit; de ,,Potasas
Ibéricas”, waarin het groote Fransche chemische concern

,,Compagnie des Produits chémiques et electrométallur-
giques .Alais, Froges et Camarque” (vroeger geheeten
,,Société A. R. Péchiney et Cie.”) een belangrijke deel-
neming’ bezit; de ,,Minas de Potasas”,aarin het ,,Solvay-
concern” heeft deelgenomen. De winning van kalizouten
is voor Spanje van groote hetéekenis te achten: de Spaan-
sche landbouw wordt met meststoffen voorzien, terwijl 50 pCt. kan worden geëxporteerd. Sinds 1929 is de
kaliproductie aanzienlijk vooruitgegaan: beliep zij in
genoemd jaar nog 244.000 ton met een K
2
0-gehalte van
24.000 ton, in 1935 was de winning toegenomen tot
777.000 ton met 112000 ton K
2
0.
De winning van fosfaten heeft met deze ontwikkeling van de kali-industrie geen gelijken tred kunnen houden.
In 1935 werd nog slechts 20.000 ton natuurfosfaat ge-
produceerd, voornarfielijk in de provincie Estremadura.
Uit Frankrijk pleegt het ontbrekende-te worden ingevoerd.

‘) Cfm. H. WohJthat: ,,Die volkwi;tschaftlichen Grundlagen
des Wiederaufbaus in Spanien”, artikel in ,,Der Vierjahresplan”

van 20 April 1940.

422

ECONOMISCH-STATiSTISCHE BERICHTEN

23 September 1942
0

Metaalnijverheid ‘en chemische productie.

Dè structuur van den mijnbouw hebben wij zoo uit-
voerig behandeld, daar de beide belangrijkste takken

van zware ihdustrie, de metaalnijverheid en de chemische

productie, op dezen mijnbouw zijn gebaseerd. Wij wezen

reeds’op-.de

ontwikkeling der metallurgische industrie
-n het Noorden des lands. Was aldaar reeds het samen-

vallen dei lagen steenkool en ijzererts voldoende om een

belangrijk industrie-centrum te doen ontstaan, de om-
standigheid, dat daar ook zinkerts bn koper voorkomt,

heeft _deze ontwikkeling nog belangrijk gestimuleerd.

Groote hoogovenbedrijven ontstonden daar, waaronder

de werken. van Rescin, Echevaria, Sestao, Barracaido,

La Felguerra en Nueva Montana moeten woMen ge-
noemd. Deze verwerkten v66r den burgeroorlog ca. 50 pCt.

van de aldaar gewonnen ertsen; de andere helft werd

uitgevoerd. De ,Altos 1-lornos de Vizcaya S.A.” is een der

grootste zvare industrieën in deze streek
4).

De nabijheid van de zee deed voorts een helangrijken

scheepsbouw in de provincie Oviedo aan de Noordkust
ontstaan. Voorts zijn er spoorwegconstructiebedrijven; wapenfabrieken, ondernemingen voor de fabricage van machines en gereedschappen. Voor werktuigmachines,

verbrandingsmotoren en speciale machines is het land

echter op invoer aangewezen.
Op den rijkdom aan, mineralen is naast de metallur-

gische industrie ook de chemischenijverheid opgetrokken.
In het algemeen is zij nauw met het -hoogovenbedrijf ver-
bonden. De productie heeft betrekking op fèsfor- en stik-

stofhoudende meststoffen, superfosfaat, zwavelzuur,, sal-

peterzuur, ammoniak, verschillende nitro-verbindingen;

teerkleurstoffen, insecticiden, explosiemiddelen, zeeli, chlo-
roform, alcohol, lijm. Bedrijven komen voor in Asturië,

Bilbao, Madrid en Murcia.
Naast genoemde bedrijfstalken bezat Spanje bij het

begin van den burgeroorlog nog een papiervrwerkende

industrie, fabricage van glas en keramiek, ondernemingen voor parfumerie-artikelen, pharmaceutische producten en
bouwmaterialen. De electriciteitsindusti’ie was vooral de
laatste jaren v66r den burgeroorlog belagi’ijk uitgebreid;
hetgeen, daar deze industrie grootendeels op waterkracht

isgebaseerd, de behoefte van het land aan steenkolen deed
verminderen. Deze capacitoitsvergrooting was vooral
door toedoen van Primo de Rivera tot stand gekomen.
In 1935 waren ca. 1 millioen pk in gebruik, waarvan

Catalonië ongeveer een derde gedeelte bezat.

Invloed van het buitenlandsche kapitaal.

Het bovenstaande vermag wellicht een korte en com-

pacte, zij het dan ook verre van volledige, schets te geven
van den stand van zaken in de Spaansche industrie op
het oogenblik, dat in 1936 de burgeroorlog uitbrak.. Twee
aspecten zijn echïer nog belangrijk en moeten. in dit
verband, om een volledig beeld te verkrijgen, worden
opgenomen. De inxloed van het buitenlandsche kapitaal

is in Spanje altijd tamelijk groot geweest, hetgeen wel-
licht moet Aiorden toegeschreven aan de psyche en de
ambities van den gemiddelden Spanjaard, welke niet
bij uitstek economisch zijn georiënteerd.
Mijnbouw en industrie zijn veelal met behulp van
vreemde geldmiddelen ontwikkeld. In den mijnbouw
en de metaalindustrie is vooral Engelsch kapitaal ge-
stoken (Asturiël), terwijl Frankrijk.zich altijd financieel
heeft geïnteresseerd voor de industrieele ontwikkeling
van Catalonië; op het belahg van ,,Péchiny” in de kali-
industrie hebben wij hiervoren .reeds gewezen.
Ook Zwitserland bezit voel belangen in Spanje. 1-landels-

en assurantie-ondernemingen, textielnijverheid, machine-
industrie en electriciteitswe,rken vormden hierbij het
object.
Duitschland heeft zichvoora1 in de chemische industrie

‘) Cfm.
G.
Ackermann: ,,Spanien wirtschaftltch gesehen”,
blz. 55

geïnteresseerd;’ groote Duitsche chemische concerns 1e-

zitten in Spanje dochterondernemingen
6).
Zooals wij
verder zullen zien, hebben de Duitsche concerns hun

belangen na den burgeroorlog verder uitgebreid.

Dè spreiding der industrie

– Een tweede belangrijk aspect van de structuur in Spanje

is de vestigingsplaats. De belangrijkste industrieën zijn

namelijk vooral in twee centra geconcentreerd. Wij

wezen reeds op de agglomeratie aan de Noordkust; daar-
naast treedt Catalonië op, dat in de omgeving van Bar-

celona een der industrieele ‘slagaders van Spanje bezit.

De Catalaansche provincies hebben zich industrieel al-

tijd in gunstigen zin van het overige Spanje onderscheiden,
ondanks
do
omstandigheid, dat men, in tegenstelling tot

Asturië en het gebied bij Sevilla en bij Cartagena, niet

op onn1etelijke bodemschatten kan terugvallen. Het zijn
dan ook ‘vooral het particuliere initiatief, de onderne-

mersgeest en de gunstige handelsligging geweest, welke

tot’ den opbouw van de Catalaansche. industrie hebben
geleid
6).
De nijverheid vertoont een zeer veelzijdig beeld:
machinebouw, scheepswerven, metallurgische bedrijven,
chemische nijverheid, lederindustrie, textielnijverheid,
papier- en papierverwerkende industrie, de verwerking
van kurk, de fabi’icage van voedings- en genotmiddelen

komen alle in deze provincies voor, vaak in zeer belang-
rijke mate. Voorts moet in dit verband nogmaals worden

gëwezen op de rijke kalilagen en de belangrijke vind-

platsen van vloeispaat. Voor het ovérige echter wordt de
extractieve nijverheid, zooals reèds gezegd, niet gesteund

door rijke vindplaatsen. Men treft steenkool, ijzererts,

zwaars’paat, koper, mahgaan, zinkerts, looderts aan,
geen van alle echter in groote hoeveelheden.

Algemeene opzet van vederopbouw en industrialiseering.

Aan den toestand, zooals in deze samenvatting geschetst,

knoopt het na den burgeroorlog door de Regeering opge-
stelde programma van -wederopbouw en industrialiseering

aan.
Dit programma van wederopbouw en industrialiseering

beoogt:
het land voor de belangrijkste producten, voorzoover

mogelijk, onafhankelijk van het buitenland te maken;
de in Spanje gewonnen grondstoffen en vervaardigde
halffabrikaten verder te doen verwerken;
den invloed van het buitenlandsche kapitaal bij
deze ontwikkeling, voorzoover dit in overeenstemming

is met de opbouwbelangen, te beperken.
Naast deze drie factoreii treedt nog een- aantal richt-
lijnen .op, welke samenhangen met den burgeroorlog,
die, zooals wij zâgen, zeer diepe wonden in de Spaansche
volkshuishouding heeft geslagen. Deze richtlijnen be- –
treffen: ” – –
4., de bevordering van den heropbouw;
de omschakeling van oorlogsproductie op vredes-

fabricage;


het herstel van door den burgeroorlog ontstane
uitwassen in de industrieele ontwikkeling.

Als laatste punt noemen wij nog: -7. grootere spr.eiding van de industrie over het land.
Over de eerste drie richtlijnen hebben wij reeds een
en ander in den loop van dit artikel medegedeeld. FIet
streven naar autarkie, dat er uit spreekt, spruit voort uit den wensch, den economischen weerstand van het land
te vergrooten en daartoe de als gvolg van den burger-

oorlog opgetreden omvangrijke werkloosheid te vermin-
deren, de defenie-industi’ie te versterken en den buiten-
landschen handel te stimuleeren, om daardoor nood-
zakelijke grondstoffen en levensmiddelen uit den vreemde
te kunnen importeeren. Betreffende de overige vier go-

‘) Cfm. maandschritt van de ,,Sehweizerische Bankgesellsehaît”, loc. cit.

) Cfm. &. Ackermann: loc. alt.,
blz. 78-80.

23 September 1942

ECONOMISCH- STATISTISCHE BERICHTEN

423 –

noemde richtlijnen kunnen wij nog het volgende opmerken.

Dat de burgeroorlog zeer diepe wonden heeft geslagen,
blijkt uit verschillende berichten. Zoo schreef de ,,Deut-

sche Allgemeine Zeitung” nog in de tweede helft van

1940, dat de nieuwe Staat zich met den wederopbouw

van het land, dat door den burgeroorlog ,,fast restlos” werd vernietigd, een moeilijke taak heeft gesteld. Als

gevolg van de straatrevoluties en de massale. strijdvoering

gedurende drie jaar, moet men vrijwel geheel van voren

af aan begihnen. Voorts heeft het uitbreken van
den algemeenen oorlog, zoo kort na de beëindiging van

den burgeroorlog, de eerste pogingen tot wederobouw
doorkruist. De stagneering in den aanvoer van voor de

productie of de oprichting van nieuwe bedrijven nood-
zakelijke grondstoffen, alsook in den import van noodige
machines, heeft tengevolge gehad, dat het beeld der bedrij-

vigheid in de industrie op breede schaal wordt getypeerd

door gebrek aan giondstoffen
7).
Zoo is het niet verwonder-

lijk, schreef de ,,Deutsche Aligemeine Zeitung”, ,,dasz
der Genesungsprozes in Spanien auf ein Tempo herab-

gemindert wurde, das die heimliche und offene Ver-

zweiflung aller daran Beteiligten, von Franco bis zum
letzten Arbeitslosen, darstellte”
8).
Slechts aarzelend en met horten en stooteh, zette de’ economische machine

zich weet in beweging. In 1940 was het nog een zeldzaam
gezicht, ahveer volgens de ,,D. A. Z.”, fabrieken te zien,
welke den arbeid weer hadden opgenomen; men trof nog
veel ruïnes van woonhuizen aan. Voor zulk een weder-opbouw moet men niet met weken, maar met jaren re-
kening houden. Moge in de, sinds de uitspraak van de
,,D. A. Z.” verstreken, twee jaren de wederopbouw verder
zijn voortgeschreden, het bovenstaande geeft een indruk

van de vele moeilijkheden, welke deRegeering bij haar politiek had te overwinnen.
Niet alleen de wederopbouw gaf problemen, ook de
uitbouw van het productie-apparaat tijdens den birger-
oorlog moest achteraf worden gecorrigeerd. De omstan-
digheid, dat de burgeroorlog Spanje in twee vijandelijke
kampen had verdeeld, welke bovendien een geheel ver-schillende structuur bezaten (gedurende langen tijd had
het bewind van Madrid en Barcelona de beschikking over
de belangrijkste industriegebieden in Asturië en Cata-
lonië, terwijl Franco daarentegen het meer agrarische

gedeelte van Spanje in handen had, alsmede het minder
belangrijke Rio-Tinto-gebied), dwong Franco ertoe, de
roor de voortzetting van den oorlog noodzakelijkste
industrieën zelf op te richten, tengevolge waarvan deze
als het ware werden gedoubleerd. De afsluiting van de
rijkste grondstofbronnen vormde aldus een overweging
om de winning van mineralen in Marokko ter hand te
nemen en te forceeren. Voorts leidde de concentratie vn
de Spaansche textielnijverheid voor 90 pCt. in Catalonië
er toe, in Andalusië een nieuw textielcentrum te stichten:
in Sevilla, Granada en Valladolid werden groote spinnerijen
opgerichf; in het begin van 1938 varen in de weverijen
2.000 weefstoelen in bedrijf genomen. De ,,Sociedad Fi-
laturas y Tejidos Andaluces S.A.”, welke met 20.000
spindels en 400 automatische weefstoelen zou werken, werd in April 1938opgericht, terwijl de productie in de
herfst van 1938 ca. 0.000 kg garens zou bedragen en na
de definitieve beëindiging van-den burgeroorlog nog zou
worden verdubbeld. Men had als grondstof o.a. de merinos-
wol, afkomstig van de schapenteelt, ter beschikking
9).

Zoo zouden er nog meer voorbeelden kunnen worden
opgenoemd. –
Tenslotte nog de hiervoren sub 7 vermelde richtlijn
voor de politiek van wederopbouw en industrialiseering:
de bevordering van grootere spreiding der industrie.
Serrano Suner verklaarde nog in 1939, dat het weliswaar

‘)
Cfm. ,,Auszenhandel und Preistrage in Spanien”, artikel in
de ,,Nachrichten fOr den Auszenhandel” van 27 juni 1942.
8)
Cfrn. ,,Die Voraussetzungen der Spanischen Nationalwirtschaît”
artikel in de Deutsche Aligerneine Zeitung” van 3 Augustus 1940.
8)
Cfm. G. Ackermann: loc. cit., blz. 74.

irrationeel zou zijn, de Catalaansche industrie ie onder-

graven of een geest.van revanche-maatregelen te vormen,
maar dat een overindustrialiseering van bepaalde lands-

deelen nochtans zou moeten worden vermeden
10)
Men
voerde voor een grootere spreiding van de industrie’ eco-

nomische, politieke en strategische overwegingen aan.
Bepaalde concrete, wettelijke maatregelen tot bevordering

van de spreiding zijn ons niet bekend geworden, maar

indien men de resultaten van de gèdurende drie jaar

geleide industrialiseering overziet, krijgt men den indruk,

dat het streven, een verdere agglomeratie van de in-
dustrieën niet in de hand te werken, niet opzij is gezet,
al kan men zich uiteraard niet onttrekken aan verschil
lende rationeele overwegingen voor de vestiging van be-
paalde ondernemhigen in Asturië en’ Catalonië, evenals
de omstandigheid, dat daar grondstoffen worden ge-

wonnen of aanverwante bedrijven (hoogovens!) reeds
aanwezig zijn.

In een Yervolgartikel zullen wij na deze beschouwingen
van algemeenen aard de concrete wettelijke maatregelen

ter bevordering van wederopbouw en industrialiseering
behandelen en tenslotte een overzicht geven
an wat

in. de belangrijkste takken van industrie (mijnbouw,

metaalnijverheid, chemische industrie) zooal reeds is tot
stand gebracht, dan wel in voorbereiding is.

E. WIEGAND.
80)
Cfir. ,lCommt es zu einer Verlagerung in der Spanischen Indus-
trie”, artikel in ,,Der deutsche Volkswiri”, Nr. 47, van 25 Augus-
tus ‘1939.

INGEZONDEN STUKKEN.

IARTELS EN BEDRIJFSOR7ANISATIES.

De heer A. van Wijnen schrijft ons:
Met belangstelling zal kennis genomen iijn van het

artikel onder bovenstaand opschrft in de ,,E.-S.B.” van 2
Septembér ji., omdat hierin een onderwerp werd behan-
deld, hetwelk actueel is. De organisatie van het bedrijfs-
leven zelve is als massaal experiment in hooge mate aller
belangstelling waard; de verhouding der bedrijfsorgani-
saties tegenover kartels is hiervan een niet te verwaar-
loozen onderdeel. Wanneer hier dus op’ bovengenoemd
stuk wordt teruggekomen, dan vindt dit zijn oorzaak

hierin, dat ondergeteekende meent; dat de schrijver de taak der bedrijfsorganisatis niet volledig ziet en daar-
door bij de verhoudingsvraag bedrijfsorganisatie—kartel,
tot een conclusie komt welke niet zonder bedenking is. De taakomschrijving van de bedrijfsorganisatie luidt in
bovenbedoeld stuk aldus ……..nl. het behartigen
van de algemeene economische belangen. der leden”.
Met deze omschrijving konen de bedrijfsorganisaties

inderdaad heel dicht bij de kartels te staan en ook bij de ondernemersovereenkomsten met verbindendverklaring
uit het verleden. De bedrijfsorganisaties hebben echter
niet een zoo eng in zichzelf besloten doel, maar vertegen-
woordigen’ een nieuwen opbouw, waaruit moet voort-
komen een breedere, en betere beheersching iran het
economisch bedrijfsleven, in tegenstelling tot het vrijheids-
principe, wat, zij het met velerlei beperkingen, in het
verleden leidend beginsel was. Bedoeld is, langs dezen
weg te komen tothet oplossen van de zoo noodiottige
situatie: onbeperkte technische productiemogelijkheden –
onvoldoende voorziening der gemeenschap; m. a. w. de
falende distributie van onzen mogelijken rijkdom te

verbeteren.
Wordt met deze doelstelling te ver gegrepen? Mijns
inziens allerminst. Dit diep ingrijpen in het bedrijfsleven

kan alleen rechtvaardiging vinden, wanneer daarmede
gepaard gaat de ernstige poging ons productie- en distri-
butie-apparaat meer dan in het verleden in dienst te
stellen van de welvaart van de gemeenschap.
Hierrriede krijgen de bedrijfsorganisaties een sterk

424

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

23, September 1942

gewijzigd karakter en vervullen ook de bestuurders een
andere positie. Het geheel is dan, om het eenvoudig te

zeggen, een samenwerking tussehen Overheid en bedrijfs-

leven tot het bereiken van een ‘gemeenschappelijk doel
;

i. het verkrijgen van een gezond, goed functionneerend

bedrijfsleven en een beheerschte economie.

Zien wij van deze doelstellinguitde verhouding bedrijfs-

organisatie—kartel, dan komt een en ânder in een belangrijk
ander licht te staan. Dan is een te innige vermenging

uitgesloten, omdat een orgaan met mede een sterk

gemeenschapsdoel zich gaat associeeren met een lichaam,

ingesteld op uitsluitende behartiging van de belangen
der leden.

Van dit inzicht uitgaande, komen ernstige bedenkingen

tegen eenige conclusies in genoemd stuk. Immers, juist

het feit van het zich sterker en intenser organiseeren
van het bedrijfsleven brengt voor de Overheid den plicht

mee, te zorgen, dat dit bedrijfsleven haar niet uit de hand
loopt door te sterk behartigen van eigen belangen ten

koste van de gemeenchap. .De Overheid heeft dit ook
terdege gevoeld, getuige de waarborgen, die zij zich
schiep, bijv. in het besluit van den Secretaris-Generaal

van het Departement van Handel, Nijverheid en Scheep-
vaart van 8 Mei 1941, art. 1, lid 3.
Maar deze geschreven waarborgen zijn onvoldoende.

Zij moeten ook liggen in de apparatuur, die de Overheid
schiep, de hedrijfsorganisaties, en speciaal in de leiders

daarvan. De bedrijfsorganisatie heeft. een dubbele taak,
waarvan één zijde is gericht naar de gemeenschap en de

Overheid; de leiders zijn naast personen, die de behar-

tiging van de belangen van bedrijfsgenooten hebben te ver-
zorgen, mede vertrouwenspersonen van de Overheid. Van deze gezichtshoek uit gezien, moet men bezwaar
hebben tegen enkele conclusies van den schrijver. Een
drietal wordt hier genoemd, nl.:

De bedrijfsorganisatie. houdt toezicht op de kartels.

De belangen der ,,outsiders” moeten daarbij in hetbijzonder
in het oog wordén gehouden. De functionarissen eener

bedrijfsorganisatie hebben tot plicht met de belangen
van het geheele bedrijfsleven rekening te houden.

Het uitoefenen van dit toezicht wordt vergemakkelijkt
door het secretariaat van het kartel te laten samenvallen

met het secretariaat van de bedrijfsorganisatie, waardoor
tevens kostenbesparing plaats vindt.
Het lijkt in Nederlancli minder gewenscht te ver-
bieden, dat het bestuur van de bedrijfsorganisatie tevens
bestuur van het kartel is op grond van het kleine aantal
geschikte personen, waarvan de besten uit de kartels in
de eerste plaats in aanmerking komen.
Het onder a. genoemde is niet volledig. Niet dienen van
het bedrijfsleven alleen, maar dienen van de gemeen-

schap en mede daarbij vertrouwensorgaan van, de Over-
heid zijn, brengen deze organisaties op een ander plan
en ook daarmede het toezicht op de kartels.
Daardoor is, mijns inziens, het laten samenvallen van

de secretariaten van bedrijfsorganisaties en kartels ten
zeerste af te keuren. 1-Jet is duidelijk, dat vooral bij de
bedrijfsorganisatie, maar ook wel bij de kartels, het
secretariaat een zeer belangrijke functie vervult. Met eenige verwondering vraagt men zich af, hoe men in
één adem het houden vjin toezicht op de kârtels vanwege
de bedrijfsorganisaties erkent en daar, op laat volgen de

mogelijkheid dezer personeele unie van secretarissen.
Het is te hoog gegrepen op deze wijze van die secreta-
rissen te verwachten, dat in elk opzicht een volkomen
objectieve houding zal en kan worden aangenomen bij de
behartiging van lang niet altijd parallel loöpende be-
langen van bedrijfsorganisatie, kartel en Overheid. Het kostenelement mag hier geen rol spelen.

Tenslotte nog iets over de bestuursfuncties, gemengd
voor beide organen. Het argument van het onvoldoende
beschikbaar zijn van geschikte personen kan niet gedeeld
worden. Het zou een blaam zijn voor het Nederlandsche

bedrijfsleven, wanneer het werkelijk zoo was. Gelukkig
is
het ook niet zoo. Wij beschikken in ons kleine land over

vele goede krachten in het bedrijfsleven. Men zou zelfs de
vraag kunnen stellen, of leiders van een kartel (beharti-

ging van de belangen van eigen leden) en leiders van

bedrijfsorganisaties (behartiging van de belangen van
alle
bedrijfsgenooten èn
oan de gemeenschap)
wel hij voorkeur
uit dezelfde personen moeten worden gekozen. Laat

ons bedenken, dat volkomen objectiviteit, wanneer daarbij
groote commercieele belangen betrokken zijn, bewust,

maar ook zeer vaak onbewust, geweld wordt aangedaan.

Bij en zoo belangrijke aangelegenheid past geen ge
theoretiseer, maar dient de nuchtere werkelijkheid geen
oogenblik uit het oog te worden verloren.

De breede taak der bedrijfs6rganisaties trekt een andere

lijn door het geheel. Juist het feit, dat zij mede weg-
bereiders en werktuigen moeten zijn voor een gezonderen

opbouw van het economisch, leven dwingt er toe, niets
toe te geven bij den opbouw.

OVERHEIDSMAATREGELEN OP


ECONOMISCH GEBIED.

HANDEL EN NIJVERHEID.

Ârbeidszaken. Beschikking, waarbij de bepalingen der

collectieve arbeidsovereenkomst voor de ledeiindustrie

onverbindend worden verklaard en een nieuwe regeling

van bonen en arbeidsvoorwaarden voor deze industrie
met ingang van 21 September bindend wordt vastgesteld.
(E.V. 18/9/’42, pag. 1154; Stct. No. 178).

Handel. Afkondiging van een definitief Vestigings-besluit voor den piano- en orgelhandel. Instelling van
een aanmeldingsplicht voor riethandelaren bij de onder-

vakgroep Groothandel in Riet. (E. V. 11/9/’42, pag. 1124
en 1126; Stct. No. 173).

Beschikking ter uitvoering van de IJkwet 1937, waar-
bij het gebruik van buitenlandsche lengte- en inhouds-

aanduidingen bij den handel in geïmporteerd hout

tot eind 1946 blijft’toegestaan; hetzelfde geldt voor
de

aanduidingen ,,Amsterdamsche voet en duim”. In-
stelling van een vervoerverbodregeling voor vlaslint en

vlasaf vallen. Nadere mededeelingen inzake het verstrek-
ken van vergunningen tot het houden van verkoopingen
van boeken, gramofoonplaten, enz. Aanvullende wijzi-
gingen in de’ tabak- en tabaksproducentenbeschikking. (E.V. 18/9/’42, pag. 1153; Stct. Nos. 175, 176 en 178).
Industrie. Nadere bepalingen inzake het in voorraad
hebben, gebruiken en aanschaffen van drijfriemen. Voor-
schriften inzake de fabricage van houten zolen’ e. d.,
waarbij deze goederen onder het begrip ,,leder”, ingevolge
de ,,Lederbeschikking 1939 No. 1″, komen. (E. V. 11J9/’42,
pag. 1125; Stct. Nos. 172 en 173).
Nadere regelingen inzake de organisatie van de me-
talen-verwerkende industrie. Intrekking van een dis-
pensatie op de ,,Houtheschikking 1941 No. 1″, waar-
door thans een verwerkingsverbod voor beukenhoutvan
kracht is geworden en ook den handel in dit artikel aan
beperkende bepalingen is onderworpen. (BV. 18/9/
3
42,
pag. 1153; Stct. No. 178).
Prjsregelingen. Nadere prijsvoorschriften inzake vast-
stelling van maximum-prijzen voor den schoeiselverkoop
door kleinhandelaren. (E. V. i1/9/’42, pag. 1124; Stct.
No. 173).
Nadere prijsvoorschriften in een verbeterde publicatie
van de maximum-marges voor groot- en kleinhandelaren
in zeevisch, alsmede wijziging en aar.vullingvan de, ,Prijzen-

beschikking Persfoto’s en Persteekeningen No. 1″. (E.V.
18/9/’42, pag. 1153 en 1154; Stct. Nos. 176 en 178).

LANDBOUW EN VOEDSELVOORZIENING.

Aardappelen. Regeling inzake den keuringsdienst voor
den uitvoer van pootaardappelen. Wijzigingen van het

23 September 1942

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

4275

Aardappelbesluit V.V.O. 1940 inzake opgave vanpro-
ductie en voorraden door telers. (E.V. 18/9/’42, pag. 1154;

Stct. No8: 175 en 178). –
Akkerbouw. Wijziging van het Akkerbouwbesluit V.V.O.

1941;tenaanzien van akkerbouwproducten vanoogst 1942
in verband met de verordeningen van het .Bedrijfschp

voor Granen, Zaden en Peulvruchten. Nadere regelingen
ter uitvoering van het Kweekersbesluit 1941 in verband

met de samenstelling van een rassei1ijst voor land-

bouwgewassen. (E.V. 18/9/’42, pag. 1154;..Stct. No. 178).

Tuinbouw. Publicatie van het Tuinbouwinventarisatie-

besluit .1 942, waarin de regelingen inzake de inentârisatie

van’ tuinbouwgewassen zijn vervat. (E.V. 18/9/’42, pag.
1154; Stct. No. 178). Vee. – Regelingn in verband met de instelling van een vervoerverbod.voor rundvee. (E. V. 11/9/’42, pag. 1125;
Voedselvoorzieningsbiad No. 22 d.d. 4/9/’42). .
Vsscherj. Nadere mededeelingen inzake aanvoer en
distribueering van zeevisch, zulks o. a. in verband met
de inwerkingtreding der maximum-prijzen. (E. V. 11/9/’42,

pag. 1126).
Voedselvoorziening. Publicatie van de statuten van den

Nederlandschen Coöperatieven Raad als toporganjsatie
voor de coöperatieve vereenigingen op het gebied der

voedselvoorziening. (E.V. 18/9/’42, pag. 1153; Stct.’

No. 175).

OELD., (IREDIET- EN BANKWEZEN EN BELASTINGEN.,

Omzetbelasting. Speciale regeling voor de heffing van de
omzetbelasting met betrekking tot tussehenpersonen bij
het verzekeringsbedrijf. (E.V. 28/8/’42, pag. ‘1069; ‘Stet.
No. 160).

STATISTIEKEN.

STAND VAN
‘8
RIJKS KAS.
V o r d e r i n g e n

1

7
Sept.
1942

15 Sept. 1942
Saldo van ‘s Rijks Schatkist
hij de Nederlandsche Bank 1


Saldo b. d. Bank voor Ned.
Gemeenten …………..
……….-

131.618,67
Voorschotten op uit. Aug. resp.
Juli 1942 aan de gemeenten
verstrekt op aan haar
uit te keeren hoofdsom der
pers. bel., aand. in de hoofd-
som der grondbel. en der
gem.fondsbel., alsmede opc.
op die belastingen en op de
vermogensbelasting ……
…..11.522.260,98 ,, 14.510.588,19
Voerschotten aan Ned.-Indi6′) ,, 221.526.549,54

221.697.215,21
Idem voor Suriname ‘) ……..7.910.192,86 ,,

7.910.192,86
Idem aan Curaçao ‘)

280.283,23
,,

280.283,23
Kasvord. wegens credietver-


strekking a. h. buitenland ., 18.538.097,66
,,
18.538.098,41
Daggeldieeningen tegen onder-
pand

…………..
R
…………

Saldo der postrek. van ijks-
comptabelen …………
…99.991.760,85

,, 112.255.820,51
Vordering op het Alg. Burg.
Pensioenfonds ‘)

……………

Vordering op andere Staats-
bedr. en instellingen ‘)

39.256.467,79
,,
41.365.957,86
Ver_p11_cli_ti n_gen

Voorschot door de Ned. Bank
ingevolge art. 16 van haar
Octrooi verstrekt ………1

14.61

1.028,29 1

15.000.000,-
Voorschot door de Ned. Bank
in reken.-cour. verstrekt ..,,

,,

2.422.826,53
Schuld aan de Bank voor
Ned. Gemeenten …………….81.842,90

Schatkistbiljetten in omloop ,, 110.096.000,- ,, 110.096.000,-
Schatkistpromessen In omloop ,,2679.400.000,-‘) ,,2700.600.000,-‘)
Daggeldieeningen ……. …..,,

,,


Zilverbons in omloop ……
…124.779.116,- ,, 124:669.769,-
Schuld op ultimo Aug. resp.
Juli1942 aan de gem. weg.
a. h. uit te keeren hoofds. d.
pers.bel., aand. i. d. hoofds.
d. grondb. e. d. gem. fondsb.
alsm. opc. op die bel, en op
de verinogensbelasting

Schuld, aan het Alg. Burg.
Pensioenfonds’)

……..
…..2.191.123,84

,,

1.134.554,22
Id: aan het Staatsbedr. der


P.T. en T. ‘) .. ……….
…279.749.160,71

286.548.019,75
Id. aan andere Staatsbedrij-
ven ‘) ………………
…19.408.479,22

19.498.820,91
Ed. aan div. instellingen’) ..,, 450.756.903,75 ,, 460.806.261,05
1)
In rekg. crt. met ‘s Rijks Schatkist. ‘) Rechtstreeks bij De
Nederi. Bank geplaatst f 228.000.000,-. ‘) Idem f 235.000.000.-.

DE NEDERLANDSOJTE BANK. .
*

Verkorte balans op 21 September 1942.

Aetiva.

Binneni.. Wissels,

ff,dbbankk. 1 246.000.000

Promessen, enz Aentsch.
::

2.000
– 1 246.002.000
Papier op het buitenland .. 11.346.482.396
Af: Verkocht maar voor de

.
Bank nog niet afgeloopen

B

i

., 1.346.482.396
Hfdbank. 1 131.154.115′)

r k nn –

t Bijbank.,,

2.646.890

çp Qnd5r°5,id

Agentsch.,,

9.169.168

1
142.970:173

Op Effecten

t
.
enz…….. . .

142.85’5.i2ö.
Op Goederen en Ceelen ….
……….114.74
4

. 142.970.173
1
)
Voorschotten aan het Rijk ………………….15.000.000
Munt en muntmaterlaal:
Gouden munt en gouden

.1.
muntmateriaal …………1 923.657.490
Zilveren munt, enz. ……..
…6.793.857
11

930.451.347
Belegging van kapitaal, reserves en pensioenfonds ,,

60.623.240
Gebouwen en meubelen der Bank

………….4.000.000
Diverse rekeningen

………………………151.809.585
t 2.897.338.741

Passiva.
Kapitaal

…………………………….f

20.000.00Q
Reservefonds

:
………………..
…………..8.050.923
Bijzondere reserves

………………………19.564.874
Pensioenfonds …………………………..13.206.428
Bankbiljetten In omloop ………………..2.646.002.795 Bankassignatien in omloop …………………
9.437.
Rek.-Courant
f
Van het Rijk •

f – •.. .
saldo’s

1. Van anderen
,,
186.112.035 186.112.035
Diverse rekeningen

……………………..4.392.249
2.897.338.741

Beschikbaar dekklngssaldo

. .

. . 11.203.478.282
Minder bedrag aan bankbiljetten In omloop dan

waartoe de bank gerechtigd ‘is . . . :: ….

…3.008.695.705
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de bank onder-
gebracht

…………………………….246:000.000
1)
Waarvan aan Nederlandsch-IndIO (Wet van
15 Maart 1933, Staatsbiad No. 99) ……::

11

52.706.500

Voornaamste posteti In dulzêiuleii guldens.

Gouden
.
Andere
Jieschikb.
Dek-
Data
munt en
I
opeischb.
dekkings-
hings-
muntma Ier.
schulden
saldo
perc.
2118ept. ’42
923.657
2.646.003
186.121
1

1.203.478
32,8
14

,,

’42
923.688
2.625.614
184.215
1

1201.743
33
7

,,

’42
923.686
2.609.094
162.867
[‘255.183

1.181.290
33,5
6 Mei ’40
1.160.282
1.158.613
1

607.042
83
Totaal
Schatkist-
Belee-
t

Papier
.
t Div.
Data
bedrag
prom.
op het
1
reken.
disconto’s
recht str.
n51en
F

buitenl.
1
(act.)
21 Sept.
246.002

..
246.000

1
142.970
1.346.482
151.810
14

,,

”42
231.002 231.000
142.585
1.319.851
172.556
7

.,

’42
228.002
228.000 141.495
1,308.999 150.095
6 Mei ’40
9.853
1

217:726
750
150.648

/

DUITSORJ1 RIJTKSJIANK.

(in miii. R.M.)
1

Goud
1

Jienten-
Andere wissels,
t
Data
1

en
bank-
chiques en
1 1
deviezen

1

scheine schatkist pa pier
1
nsngen

15 Sept. 1942
1

76,8
.
1

270,6
23.352,8
1

27,5
7

,,

1942
76,6
1

258,6
23.269,2
113,5
31 Aug. 1942
76.7
1

259,6
23.610,6


1

14,4
23 Aug. 1939
1

77,0

1

27,2

.
8.140,0
1

22,2

Data
Ef/ec

Diverse
Circu-
Re!eçj.-

1
Diverse
ten
Activa
1

latie
Cr1.
Passiva
15Sept.’42
57,9
2.103,1

1
21.219,9

1
2.519.1

1
626,3
7,

,,

’42

t
43,9
‘1.653,6

1
21.553,1

1
2.60

2,2

1
635,9
31 Aug.’42
1
34,4
1.842,4

1
21.807,8

1
2.864,2

1
639,1
23 Aug. 40
1
982,6
6.380,5

1
8.709,8

1
1.195,4

1
94,2

GEZAMENLIJKE STATEN VAN DE NATIONALE BANK VAN
BELGIË EN VAN DE EMISSIJIBANK Til BRUSSEL. (in mill. Franca)

,-)

cl
.a
a
u
Id
‘5=.r
‘”

a
00

0
Pq

10Sept.’42
81
398
75
Tl9
ïF
3

,,

’42
45.121
357
21.461
1.883
60.618 3.929 3.478
27Aug.’42
44.985
278
21.063 1.942 59.943
3.886 3.646
20

’42
44.495
277
20.836
1.990
59.675 3.856
3.276
12

,,

’42
44.014
282
21.031
2.047 59.360
3.813
3.411
8 Mei ’40
23.606
5.394
695 1.480
29.806

909

426

23 SEPTEMBER 1942

• ‘4fabetische Index Overheidsmaatregelen op Economisch gebied

(Zie voor den alfabetischen Index Overheidsmaatregelen in 1961 het Jaarregister 1941, laatste. bladzijde.)

Blz.

Blz.

Blz.
Aardappelen 33,
‘?
248, 314, 335, 354, 364, 165, 195, 205, 215, 227, 248, 305, 364

VermogensbeLathig …………227, 305

394, 414, 424

385, 394/95, 425 Vervoerswezen ……59, 102, 165, 248, 375
Aardolleproducten ……….
»io,
345, 414 Landstand, Nederlandsche …. 33, 102, 272 Verzckering ………………….414
Accijns …………33, 185, 195, 354; 364 Leeningfonds 1940 ………………102 Vestlgingseischen

………………102
Advertenties …………………….345 Loonbelasting …………………..335

Vezelrtofen ……………………215
Afval

……………………….165 Lucerne ……………………….354

Vlsscherlj 33, 59, 102, 123, 215, 305, 325,
Arbeldszaken 113, 189, 215, 227, 248, 272, Machines …………………….. 215

385, 425
305, 325, 345, 354, 364, 374, 414 Meel en -producten …………..101, 190 Vlas ………………..59, 75, 227, 248
Bakkerij ………………….335, 345 Melk en -producten …………..33, 205 Vleesch ……59, 165, 185, 205, 315, 355
Bank- en Credietwezen ……….33, 195 Merkengeid …………………….113 Voederbleten …………………..215
Bankwet 1937 ………………..195 Metalen 7, 58, 75, 155, 184, 195, 227, 238, Voedselvoorziening 33, 47, 59, 75, 123, 155,
Bedrijfsorganisatie Vee en Vleesch 59, 305, . 394, 414 185, 205, 227,, 355, 364, 375, 415, 425
315 Middenstand …………..195, 215 272 Vruchtboomen ………………….355
Bedrijfsvorm …………………..59 Mijnbouw ……………………..305 Vijandelijk vermogen …………..215
Belastingen …. 33, 59, 227, 248, 305, 355 Motorbrandstof. … 58, 165, 215. 305, 325 Waardevermeerderingsbelasting……..385
Bindtouw ………………….33, 215 Nationale Plan …………….101, 345 Warenwet

……………………305
Blnnenscheepvaart ……59, 150, 238, 248 Nederlandsche Coöperatieve Raad . .. . 195 Wol

…………………………205
Bloembollen ……………………364

Nicotine

……………………..102 Wijnbelasting

………………….

33
Bloemkweekerij ………………..155 Oliön en vetten ……102, 195, 215, 305 Zaden
41,
59, 102, 123, 156, 195, 205, 335,
Boschbouw ……………………185 Omzetbelasting 59, 102, 227, 315, 335, 364,

364, 385
Bouwnijverheid ……….67, 58, 113, 325 425 Zuidvruchten …………………..195
Buitenlandsche Handel 47, 59, 75, 101, 113, Ondernemingsbelasting ……….227 364 Zuivel . . 227, 335, 355, 364, 385, 395, 415
155, 204, 215, 227, 238, 272, 314, 325, 345, Oorlogsschade ……………123, 184, 195
-. 374, 384, 414 Oost-Compagnie, Nederlandsche ……314
Chemisclie Industrie ……….58, 184, 248 Organisatie Bedrijfsleven, 47, 102, 113,123,
Commissarissenbelasting …………… 415 165, 195, 204, 215, 227, 238, 248, 305.314,

Deviezenverkeer .. . . 33, 59, 167, 335, 355 325, 335, 345, 354, 363, 375
Diamant

. ……………………..113

aar en ……………………..1 ,

14
Distributie
ac…………..,

,
Dividendbeperking

Papier

58 102 195 204 215 335
Drankwet

…………………..58

Pelterijen ………………………..58
Drukwerk

345 Pensionbedrijven …………….58, 248
Peulvruchten

………………….205
Economische Sancties ……………194 Piuïmveehouderij ……….165, 248, 354
Eieren

……………………248, 354

Postverkeer ……………………..59

-.
Electriciteit ……………………3311 Prijsregeling 47 5875 101 113 123 155
Electrotechnische Industrie ……….58 165, 184, 195, 04,’215 227: 238: 248: 305:


Fruit ………………….59, 315, 345 314, 325, 335, 345, 363, 384, .394, 414, 424
Garnalen ………………………123

Radio

……………………….47
Gas

…………………………334

Rantsoeneering

………………..227
Gasgeneratoren

………………..325 Registratierechten ………………. 59
Gevogelte

……………………47

Restaurants ……………………75
Goederen voor Duitsche Weermacht . . 345 Rijwielen …………………….47 123
Gort

…………………………335

Rubber ………………..113 123, 305
Grafische Industrie ……….58, 75, 194 Ruwvoedergewassen ………………355
Granen’ ………………………..205 Slachtvee ………….33, 59, 67, 248, 272 . .
Gras………………………….354

…………………………………… 102

.
Grasland ……….33, 67, 85, 155, 205 Spaar- en betaalzegelkasbedrijf 102, 227, 355
Groenten ……….33, 155, 315, 335, 345 Spertijden Kleinbedrijf ……….75, 123
Handel .. 204, 215, 227, 238, 248, 314, 325, Suikerbieten

………………….205
345, 354, 363, 374, 384, 394, 414, 424 Surrogaten

……………………155
Hennep

……………………..205 Tabak …………..47,58,113, 195, 355
Heffingen ……………………..354

Tankgas

……………………..205
Hooi

………………………335, 354

Textiel

………………102, 325, 364
Hout …………248, 272, 335, 345, 354 Tuinbouw 33, 59, 102, 205, 227, 364, 395,
Inaustrie 238, 248, 345, 354, 363, 375, 384,

414, 425
394, 424 Turf ……………………….59 335
Kaas ………………….75, 227, 315 Tweelandenorganisaties …………..59
Kamers van Koophandel ……..47, 184 Uien …………………………33
Kantoormachines … ……………156 Varkens ………………..59, 227, 315
Kapok …………………… 101, 165 Vee 67, 165, 185, 195, 205, 227, 248, 272, 315,
Keramische Industrie ……….58, 194 355, 375, 414, 425
Klaver

……………………….354 Veenproducten

………………..113
Klompen ……………………..272 Veevoeder ………………47, 102,238
Kunstmest ………………59, 215, 335 Vennootschappen …………….
.325, 363
Kweekerij ………………..59, ‘354 Vennootschapsbelasting 227, 305, 335, 395
‘Landbouw 33, 47, 59, 67, 75, 85, 93, 102, 155, Verf en -grondstoffen …………102, 165

Publicaties van het Nederlandsch Ecnomisch Instituut:

25.
Dr. L.
R. W.
SOUTENDIJK

Methoden tot het vaststellen van den omvang der besparingen ………………….
(t 2,60)”
– 26.
J. VAN DER WIJK
Inkomens- en Vermogensverdeeling

……………………………………..
(/ 2,60)”

Dr. T. KOOPMANS

Tanker freight rates and tankship building …………………
(f 3,15*
geb.,
/ 2,10*
ingen.)

Overzicht van de ontwikkeling der handelspolitiek van het Koninkiijk der Nederlanden
van
1923
tot en met
1938,
samengesteld door een groep medewerkers van het N.E.I.,
onder leiding.van Prof. Mr.
P.
Lieftinek

…. …………………………….
(f 2,10)*

Dr. A. WINSEMIUS

Economische aspecten der internationale migratie ……………………………
(/ 2,10)”‘

Dr.
H. M. H.
A VAN DER VALK

.

Egalisatiefondsen en’ monetaire politiek in Engeland, Nederland en de Vereenigde Staten
(derde gewijzigde druk) … . ………………… ………………………….
(f 2,10)

81. M. J.
SCHUT
Tinrestrictie en tinprijs

………………………………………………..
(f 1,55)’

.82.
Dr. J. R. A. BUNING

De beleggingen der bijzondere spaarbanken in Nederland ……………………..
(f 3,65)”‘

UitgaQe: De E,oen F. Bohn N. V. Haarlem

Verkrijgbaar in den boekhandel

F.
1299/3. – Verantwoordelijk voor het redactioneele gedeelte:, Drs.
M; F. J. Cool,
te Rotterdam.

Verantwoordelijk voor de
advertenties:
H. A. M.
Roelants, Schiedam. – Uitgever:
H. A. M.
Roelants, Schiedam.

Drukker:
H. A. M.
Roelants, Lange
Haven 141, Schiedam, – K 2193.

Auteur