Ga direct naar de content

Jrg. 27, editie 1391

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 16 1942

16 SEPTEMBER 1942

conomischpowStat-istische

Berichten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJ VERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

1
27E
JAARGANG

WOENSDAG 16 SEPTEMBER 1942

No. 1391
II

N.V.

Stoomvaart-Mij. ,,Nederland”

Amsterdam

II

N.V.

Rotterdamsche Lloyd

Rotterdam

Eérste Nederlandsche

Verzekering-Maatschappij

op het Leven en tegen

Invaliditeit N.V.

Gevestigd te s-Gravenhage

Administratiekantoor

Dordrecht

Belle.vuestraat 2

Telefoon
5346

RO1TEPDÂM SCH E

BANKVEREEN IGI NG
ROTTERMAi4S1ERIAl3 CRAVEW4AGE

KAPITAAL EN RESERVE
t 62.000.000

SAFE LOKEÎTEN
TIM BERGING WI WAARDEN

150 KANTOREN
IN NEDERLAND

• Ons Bureau voor

Collectieve Contracten

verstrekt gaarne
Gedocumenteerde

adviezen

-voor

*

Personeelverzekering

Openbare werken en

Conjunctuurbeweging

door
Dr. Ir.A. Baars

PRIJS
f
1.10*

Prijs voor donateurs en leden
van het N. E. 1.

f 1.50.
In
den boekhandel verkrijgbaar
UITGAVE: DE ERVEN
F. BOHN N.V., HAARLEM

Nieuwe belastingbesluiten geven nieuwe

BELASTINGMOEILIJKHEDEN

Daarom is voor U van belang

MAANDBLAD GEWIJD AAN

DE

BELASTING CONSULENT

BELASTING VRAAGSTUKKEN

R.MeesfjZoonen

Ao. 1720

BANKEE8 EN A8BURANTIE-MAKELARE

ROTTERDAM
AMSTERDAM (Ass)
• G R A V E N H A 0 E
DELFT – SCHIEDAM
V L A A R D I N G E N

L.

BEHANDELING VAN ALLE

BANK ZAKEN

Waarvan de prijs slechts f 4.—? per jaar bedraagt

ADMINISTRATIE:
PROEFNUMMER
LAAN VAN MEERDERVOORT la

OP-AANVRAAG

DEN HAAG.

BEZORGING VAN ALLE

ASSURANTIËN

‘W % W

VERLIESPOSTEN.VOORKOHEND.SYSTEEM

BESTAANDE UIT VIER DIENSTEN

Deze tijd is rijk aan veran-

deringen. Laat daarom Uw

onbetaald gebleven oude
• posten inschrijven bij

DIENST IV VAN HET V.V.S.

VAN DER GIAAF & Co. N.V.

AMSTERDAM C.
‘—Ii
AMSTELSTRAAT 14-18

ABONNEERT U OP

1
DE ECONOMIST

ORGAAN VAN HET NED. ECONOMISCH INSTITUUT

Ozidc redactie van:

Th. Ligthart, Ch. Raaijmakers,

C. A. Venijn Stuart,
G. M.
Verrjn Stuart,

F. de Vries.

De
Economlst vrschijnt den
-__ lödon van
elke
maand.
De
-__ prijs voor den Jaargang be. Met 1942 begon de Eén-en-negen-
___

draagtf
12.60
voor ‘tblnnenl.,

tigste jaargang:
-_ franco
p.
D.
t
13.40; voor stu-

denten t
10.50*.
franco
p.
p.

Proefnummer grates op

t 11.30; 11 3.50
voor het bul-

aanvraag verkrijgbaar!
tenland, bij vooruitbetallng.

Abonnementen worden ook door den boekhandel aangenomen.

UITGAAF VAN
DE ERVEN
F. BOHN N.V.

HAARLEM –
POSTGIRO 5403

Overzicht van de ontwikkeling der

handelspolitiek van het Koninkrijk

der Nederlanden van 1923 t/m. 1938

(Samengesteld door een groep mede-

werkers van het N. E. 1., onder leiding von

Prof. Mr. P. Lleftinck)

28ste publicatie van het Nederi. Econom. Instituut

Prjs f 2.10*

(

(Prijs voor donateurs en leden van het N. E. 1.

f
1.50)

,
Verkrijgbaar in den boekhandel

UITGAVE:

DE ERVEN F. BOHN N.V., HAARLEM

De Scheepsbouw-

nijverheid in

Nederland

door.

Ir. J. W. BONEBAKKER

Publicatie no.
16
van het
P R Ii S

Nederlandsch Econom.’
f.1.55*

Instituut

Donateurs en leden
fl.10

Vevkrtjgbaar in (ten Boekhan2et

Uitgave van de
ERVEN F. BOHN – HAARLEM

TINRESTRICTIE EN TIN?RIJS

door M. J. Schut

31 ste Publicatie van het Neder-
landsch Economisch Instituut.

Prijsf 1.55*

(Prijs voor donateurs en leden
van het N.E.I……(1.10)

Verkrijgbaar i. d. boekhandel

UITGAVE:

De Erven F.Bohn N.V.,Haarlem

Derde Gewijzigde Druk

van

Egalisatiefo ndsen

en Monetaire Poli-

tiek in Engeland,

Nederland en de

Vereenigde Staten

door

Prof. Dr. H. M. H. A. van der Valk

30ste Publicatie van het Neder-

landsch Economisch Instituut.

Prijs f 2.10*

(Prijs voor donateurs -en leden
van het N. E. I. fi.50)

Verkrijgbaar in den Boekhandel

Üiigave: De Erven

F. BOHN N.V.
;
HAARLEM

16 SEPTEMBER 1942

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN

E

Beric’ hten

ALGEMEEN WEEKBLD VOOR HANDEL, NIJ VERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

27E JAARGANG

WOENSDAG 16 SEPTEMBER 1942

Ni. 1391

HOOFDREDACTEUR:

M. F. J. Goot (Rotterdam).

PLAATSVERVANGEND HOOFDREDACTEUR

H. W. Lambers (Zwartewaal).

Redactie en administratie: Pieter de Iloochweg 122, R’da,n-W

Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruige plaat weg.

Telefoon Nr. 35000.

Postrekening 8408.

Abonneinentsprijs voor het weekblad, waarin tijdelijk

is opgenomen het Econornisch-Statist isch Maandbericht,

franco p. p. in Nederland / 20,85* per jaar. Buitenland en
– kolonien / 23,— per jaar. Abonnementen kunnen met elk.

nummer ingaan en slechts worden beëindigd per ulti,no van

elk kalenderjaar. Losse nummers 50 cent. Doiateurs en

– leden van het Nederlandsch Economisch Instituut ontvangen

het wéekblad gratis en genieten ecn reductie op de verdere

publicaties. Adreswijzigin gen op te geQen aan de administratie.

S

Advertenties voorpaginéi / 0,28 per mm. Andere pagina’s

/ 0,22 per mm. Plaatsing bij abonnement volgens tarief.

INHOUD:

Blz.

Prijsbeheersching van boiwgrond door
Dr. Ir. If. G. van Beusekom ………………408

1-let vraagstuk van de zvevende koopkracht door
Dr. L. J. Zimmerman …………………….410

Ingezooden stukken:

De positie van het onroerend goed door
E. 1-lenny 413

Ontvangen b’oeken, brochures en
s t a t i s t i e k e n ………………………..
414

Overheidsmaatregelen

op

eiono –

niischgebied

……………………..
414

M a a n d c ij f e r s.

• Gecombineerde maandstaat van de vier Nederland-

sche groote banken en van het Nederlandsche
bedrijf der .Nederlandsche Handel-Maatschappij-
414

S t a t i s t i e k e n.

Stand van
S
Rijks kas – Bankstaten . .. . .-…..
415

GELD- EN KAPITAALMARKT.

De omzetten op de
wisselmarkt
waren in de verslagweek
buitengemeen weinig omvangrijk. Koopers voor- middel-
matig langloopend papier waren zeer schaarsch, en de
grootste omzetten plegen immers juist in dit soort materiaal
plaats te vinden. De situatie van de markt is in dit opzicht
zeer wisselvallig. Nadat eenige weken geleden dok bijna een volkomen stilstand van zaken was te constateeren, is
de voorgaande week, naar wij in ons overzicht over dié
periode reeds opmerkten, een groote levendigheid te con
stateeren geweest, zij het dan ook op basis van rente-
tarieven, die hooger lagen dan voorheen meestal gebruike-
lijk was. Deze week waren er zelfs door zeer attractieve
aanbiedingen nauwelijk koopers in de

markt te krijgen.
De handel concentreerde zich dientengevolge vrijwel ge-
heel op kortloopend papier, vervallend véér de jaarswisse-
ling. In dat materiaal vonden nogal wat ruilingen plaats,
maar de omzetten uit dien hoofde kunnen toch niet op-
wegen tegen die, welke, wanneer de markt op dit punt dctief
is, behaald worden in het-middelmatig lange papier.
De Agent heeft op behôorlijke schaal papier in de markt –
kunnen plaatsen.

De
obligatiemarkt,
die in de eerste helft van de weék
eerder min of meer gedrukt lag, zij het dan ook, dat de
koersreacties van geringen omvâng waren, heeft in de
tweede helft een herstel vertbond. De omzetten waren overi-
gens niet groot, noch in de staatsleeningen noch in de ge-
meente- en provincieleeningen. Wat de laatste betreft,
was er zelfs een opmerkelijk gebrek aan affaire te consta-
teeren. Het gebrek aan aanbod is wel een van de vôor-
naamste redenen

van de slapte op de markt.’ Weliswaar
is de koopdrang ook niet groot, want vele institutioneele
beleggers houden nog steeds hun kruit grootendeels droog
voor de komende staatsleening, terwijl velen ook vrij om-
varigrijke bedragen in schatkistpapier beleggen, omdat
het te behalen obligatierendement niet attractief wordt ge-
acht. Wat niet wegneemt, dat af en toe de steeds voort-
schrijdende groei van op investeering wachtende middelen
toch nu eens de eene dan de andere instelling aanleiding
geeft om, wanneer de markt eenigermate een reactie toont,
in te grijpen. Vandaar dat kleine koersdalingen meestal
reeds een vrij omvangrijke vraag doen ontstaan, hetgeen
natuurlijk de markt een zeer sterke technische positie geeft
en bijna automatisch op een lichte inzinking alweer een
herstel doet volgen. .

De
aandeelenmarkt
heeft de heele week de kenteekenen vertoond van een nerveuze stemming, die het gevolg was
van verwachte maatregelen tegen de koersstijgiig ter
beurze, waartegen al zoo herhaaldelijk van hooger hand
was. gewaarschuwd. Vrijdag heeft het beursbestuur aan-leiding gevonden- om het koersverloop onder contrôle te
nemen. Sinds dien dag kon handel in aandeelen slechts
plaats vinden tegen koersen, door de Commissie voor de noteering goedgekeurd. De hoeklieden moesten
Lie
door
hen voorgestelde koersen en daarbij te behalen omzetten
ter goedkeuring voorleggen. Er kwam dus slechts één
noteering tot stand, en van tapehandel in de actieve fond-
sen was derhalve geen sprake. Vrijdag bracht over de
heele linie, in de eerste plaats natuurlijk voor de ,,groot&’
fondsen, Vrij einstige koersdalingen. Maar,Zaterdag bracht
voor die waarden een algeheel herstel. –

408

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

16 September 1942

PRIJSBEHEERSCHING VAN BOUWGROND.

De agra-ische waarde,

De Staatscommissie voor de herziening van cle Woning-

wet heeft zich, zooals in een vorig artikel
1)
werd ge-
memoreerd, op het standpunt gesteld, dat de eigenaar

van grond het volledig recht heeft, daarop te werken

en te wonen, maar dat de grond slechts als bouwterrein, dus als woon- of werkterrein
c’oor anderen,
mag worden
geëxploiteerd krachtens een besluit van de Overheid.

Dit houdt in, dat op den grond zonder zoodanig besluit

slechts bouwwerken mogen worden gesticht, die in de
gesteldheid van het terrein geen verandering brengen.

Het exploiteeren van grond als bouwterrein brengt ver-
andering in die gesteldheid. Daarom mag dit alleen ge-
schieden krachtens een besluit van de Overheid, genomen

op grond van het advies harer technische deskundigen.

De Overheid bepaalt
1
dan waar exploitatie van gronden
als bouwterrein zal plaats hebben en hoe deze zal ge-
schieden.

Uit dit standpunt kan worden afgeleid, dat aan den

eigenaar slechts toekomt de waarde van den grond, die
voortvloeit uit de agrarische bestemming en de bebouwing

voor agrarische doeleinden, terwijl de waarde, die ver-

band houdt met de exploitatie als bouwterrein – die

immers alleen op grond van een positieve overheidsdaad

mag plaats hebben -, door de Overheid mag worden
opgeëischt.

Dit standpunt komt hierop neer, dat de gebruikswaarde

van den grond, dat wil dus zeggen de waarde, die de grond

heeft als weiland, als bouwland, als tuingrond of wlke
andere agrarische bestemming ook, volledig wordt vergoed,
maar niet meer dan die.
Bij onteigening van agrarische gronden ten behoeve
van den bouw van woningen wordt het gebruiksrecht

van den eigenaar opgeheven. Dit kan voor hem een groot

inconveniënt beteekenen, een opoffering, die hij moet
dragen, mits de onteigenende Overheid hem volledig schadeloos stelt, d.w.z. de op dat oogenblik geldende

gebruikswaarde plus eventueele bedrijfsschade geheel

vergoedt.
,,Het Eigendomsrecht” — zegt Mr. S. van Houten
2) –

,,is in zedelijken zin het recht op de waarde, voor zoover

die aan ‘s menschen toedoen is ontleend, en het nut van
den landb6uw eischt, dat do eigenaar een duurzaam
recht op den bodem hebbe, ten einde hij
die
waarde in stand houde. Maar niets eischt, dat dien eigenaar ook het recht op de grondrente worde toegekend, en dat de over-
gang tot een nieuwe bestemming, waarvoor de vroeger
aan den grond bestede arbeid ook dikwijls geen nut
hoegenaamd heeft, uitsluitend hem ten bate komen

moet.” –

De daad oan de Operheid.

In vroegere eeuwen kon de grond buiten de stad alleen
bouwterrein worden door een positieve daad van de
Overheid, geheel onafhankelijk van den wil van den eige-
naar. Het stichten van een stedelijke bebouwing was
namelijk alleen mogelijk, wanneer het stadsbestuur tot een
nieuwen uitleg overging en een nieuw gebied binnen de
omwalling bracht. In dien tijd dacht dan oôk niemand
aan een vergoeding voor den ruwen grond tegen een
hoogere waarde dan de agrarische.
In den loop der tijden is deze krachtige overheidsbe-
moeiing verslapt en heeft men de stadsuitbreiding een
groote mate van vrijheid gelaten. Het gevolg hiervan is
niet alleen geweest, dat een zeer ongewenschte wijze van
stadsuitbreiding is ontstaan onder onvoldoende leiding
van de Overheid, maar bovendien dat men heeft toege-
laten, dat speculatieve grondprijzen ontstonden,waardoor

1)
,,De prijsvorming van bouwgrond”, in ,,E.-S.B.” van 26 Aug.
1942.
‘) ,,God, Eigendom en Familie”, 2e druk, blz.
110
en
111.

de kosten van het wonen te hoog zijn opgedreven.

Door het beginsel van den stedebouwkunaigen voor-

rang wordt de uitbreiding der bebouwing weer afhanke-

lijk gemaakt van een positieve overheidsdaad. Men zal

geen grond als bouwterrein in exploitatie kunnen brengen,
zoolang de Overheid hem niet daarvoor heëft aangewezen
en de bestemming heeft geregeld. Het logische gëvolg

hiervan is, dat de waardestijging, die het gevolg is van de

door de Overheid gegeven nieuwe bestemming, niet aan den oorspronkelijken eigenaar wordt gelaten, maar door

de Overheid in het belang van de geheele volkgemeen-
schap wordt opgeëischt.

Dit alles zal natuurlijk niet onmiddellijk en zonder
overgang kunnen geschieden. De Staatscommisie heeft

zich ook bij de invoeringvan het beginsel van den stede-

bouwkundigen voorrang een reeks overgangsbepalingen

gedacht, omdat men nu eenmaal met bestaande toestanden

rekening moet houden.

Er liggen in de omgeving van onze steden gronden,
die nog in agrarisch gebruik zijn, doch die door hun

ligging ,,in de schaduw van de stadsbebouwing” reeds

een hoogere dan de agrarische waarde hebben gekregen
en die tegen die hoogere waarde reeds verkocht of vererfd
zijn.

In sommige gevallen heeft de gemeente reeds gedeelten

van deze terreinen tegen de hoogere waarde gekocht en
daarmede die waarde gesanctionneerd. Als overgang

zal die waarde voor alle gelijksoortige terreinen moeten

worden erkend. Het zou onbillijk zijn, een prijsvorming,

die onder wettelijke omstandigheden is tol stand gekomen
en gedurende vele jaren als volkomen normaal isbeschouwd,

plotseling niet langer te erkennen: Voor de terreinen, die door hun ligging en het uitzicht, eerlang voor be-
bouwing in aanmerking te komen een hoogere waarde
dan de agrarische hebben gekregen, moet in geval van

onteigening die hoogere waarde worden vergoed.

Voorstellen tot oerbetering.

In den loop der jaren zijn verschillende pogingen ge-
daan om tot een waardebepaling, die meer dar de huidige
aan eischen van billijkheid voldoet, te komen.

Von Mangoldt heeft voorgesteld, alle gronden in het
uitbreidingsgebied der steden, die voor bebouwing bijv.

binnen 50 jaar in aanmerking komen, te taxeeren naar
hun tegenwoordige waarde
3).

Wanneer dan in de toekomst tot onteigening van een
terrein wordt overgegaan, zou deze waârde , moeten
worden vergoed. Slechts een bescheiden toeslag zou kunnen
worden toegekend om de onzekerheid van al dan niet te
worden onteigend, waarin de eigenaar eenige jaren heeft
geleefd, te vergoeden. –

Mr. S. van Flouten heeft in 1889 in de Tweede Kamer
een initiatief-voorstel ingediend, dat echter nooit in be-
handeling is gekomen, ook niet toen de voorsteller in 1893
minister werd. Dit voorstel beoogde de schadeloosstelling
bij onteigening te bepalen o het veertigvoud van de
belastbare opbrengst volgens de schatting voor de grond-
belasting. Acht de eigenaar deze schatting niet juist, dan
kan hij verzoeken, deze te verhoogen of te verlagen:

Door in dat geval deze eigen taxatie maatgevend te doen
zijn, eenerzijds voor de te betalen schadeloosstelling,
anderzijds voor de te betalen grondbelasting en eventueele
successierechten, meende de voorsteller een billijke, prijs-
vorming te bevorderen. Evenals bij het voorstel-Von
Mangoidt zou ook hier de waarde van den grond eens en
voor altijd worden vastgelegd en zouden speculatieve
prijsstijgingen worden belet.
Beide voorstellen zijn, evenals zoovele andere, bezweken
onder den stroom van critiek, die steeds hierop neerkwam,
dat-men niet geloofde in de mogelijkheid van verlaging
van de huren door lagere grondprijzen. Zou men den
bouwgrond goedkooper maken en den grondexploitant

3)
Dr.
K.
Von Mangoidt, ,,Die st5dtische Bodenfrage”, blz. 478.

16 September 1942

ECONOMISCH- STATISTISCHE BERICHTEN

409

zijn wint ontnemen, dan zou deze aan den bouwonder-

nemer ten goed6 komen of aan de bouwvakarbeiders, de
leveranciers van materialen en andere bij den bouw

betrokken personen. Alle pogingen om de kosten te ver-
lagen helpen niets, wanneei ook’ niet de huren zouden

worden gefixerd. Dr. Wéber noemt in zijn ,,Boden und

Wohnung” echter’ het vastleggen van de huren ,,eine

für jeden National-Oekonomen ungeheuerliche Idee” ).
De tijd was voor maatregelen als hier bedoeld nog niet

rijp. -.

Sindsdien is er veel veranderd. Als symptoom hiervan
moge worden gewezen op de verschillende maatregelen,

die na 10 Mei 1940 zijn genomen om stijging van het
geldende prijzenpeil te belettn. Reeds enkelè dagen daarna
heeft de Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht een

algemeen verbod tot prijsverhooging uitgevaardigd. Dit
verbod is later vervangen door de Prijzenbeschikking 1940
No. 1 van 11 Juli 1940, waarbij het aan een ieder verbodén is ,,eenig goed te koop aan te bieden of te verkoopen tegen
een hoogeren prijs dan dien, welken hij bij het meerendeel

van de,door hem op 9 Mei 1940 afgesloten transacties

betreffe

.
nde soortgelijke goederen in’ eenzelfde hoeveelheid
en vain eenzelfde hoedanigheid heeft berekend”. Indien

iemand in het tijdvak van 9 April tot 9 Mei 1940 geen
goederen heeft ‘erkocht, mag hij ,,ten hoogste den voor eenzelfde transactie op 9 Mei algemeen gebruikelijken
prijs vragen of in rekening brengn”.
Door dit voorschrift is ook iedere verhooging ïan grond-
prijzen boven het peil van 9 Mei 1940 onmogelijk geworden.

Hetzelfde beginsel is vastgelegd iii het Vervreemdings-
besluit niet-landbouwgronden 1942, dat in artikel 2 als
hoogst ‘toekatbare tegenprestatie bij de vervrebmding
van ongebouwde eigendommen noemt: ,,de tegenprestatie,
welke op 9Mei 1940 daarvoor gebruikelijk en redelijk was”.
Geconstateerd moet du’worden,

dat het beginsel van
de fixatie van alle grondprijzen op het peil van 9 Mei
1940 reeds sedert Juli,1940 in onze wetgeving is geïncorpo-
reerd. Principieele bezwaren tegen het vastleggen van de grondprijzen op de agrarische waarde en het beletten van
speculatieve stijgingen van bouwgrondprijzen kunnen
du geen effect meer hebben.

De Duitsche regeling.

In Duitschiand is, nadat de Prijsstop-verordening van
26 November 1936 aan alle prijsverhoogingen een einde
hd gemaakt, bij Officiëel Rondschrijven no. 64/41 van 10 Juni 1941 ten aanzien van de prijsyorming en prijs-
beheersching bij bouwgrondprijzen een gedetailleerde
regeling vastgesteld. –
Deze regeling wordt in verband gebracht met het Rijks-
woningbouwprogramma voor na den oorlog. Dit pro-
gramma maakt het nooclig ,,meer acht te slaan op de

Prijsvorming voor bouwgrond dan tot nu toe. Vooral moet door het bepalen van bindende prijzen voor bouwterreinen
éen vaste basis voor koop en verkoop van perceelen
worden,gelegd en moet worden verhinderd, dat de groote

bedrijvigheid in de bouwnijverheid na den oorlog tot een
stijging van de bouwgrondprijzen zal leiden en de reeds
op zichzelf belangrijke uitgaven , voor den ‘woningbouw daardoor nog zullen worden vergroot”.
De Duitsche verordening gaat uit van den ,,stopprijs”,
d.i. de prijs, die op 17 October 1936 bij verkoop van het
perceel onder normale omstandigheden vermoedelijk zou
zijn bedongen. Bij de bepaling van dezen prijs moet worden
uitgegaan van den prijs, die voor het ‘ te beoordeelen
perceel of voor soortgelijke perceelen in 1936 werd be-
taald. 06k kan rekening worden gehouden met den prijs
van afwijkende of verder gelegen perceelen, eventueel
ook prijzen uit andere deelen van de gemeenten of uit

naburige gemeenten met soortgelijke omstandigheden,
mits het verschil in ‘omstandigheden door verhooging of
verlaging van den prijs in acht wordt genomen.

‘) Aangehaald door Kiewiet de Jonge, ,,Bouwschappen”, blz. 61.

Verder worden voorschiiften gegeven omtrent aan den
verkoop verbonden schadeloosstellingen, bijzondere be-

talingsvoorwaarden en abnormale omstandigheden, waar-
onder een verkoop heeft plaats gehad. Zoo mogen prijzen,
die werden betaald op grond van onjuiste of overdreven

verwachtingen ten opzichte van de economische ontwikke-

ling of de stadsontwikkeling, zoomede prijzen, die zijn
betaald bij verkoop aan den Staat, niet zonder correctie

als maatstaf worden aangehouden.

Een speciale paragraaf heeft betrekking op de vraag,
in hoeverre voor bouwterrein een bijzondere prijs, d.w.z.

een prijs boven de agrarische waarde, toelaatbaar is. Het

feit, dat het onderwerpelijke terrein in een uitbreidings-
plan is gelegen of op andere wijze voor bebouwing is be-
stemd, is daartoe niet voldoende. Bouwgrondprijzen
mogen slechts worden toegekend, indien op 17 October
1936 met een bebouwing van het terrein binnen afzien-

baren tijd werd gerekend en in de betreffende omgeving
om dezé reden bij den handel in bouwgrond doorgaans
prijzen werden betaald, welke de waarde van de opbrengst

der terreinen aanmerkelijk te boven gingen. Indien echter
buiten de bebouwde kom enkele terreinen als bouwgrond
werden verkocht of enkele woonhuizen werden gebouwd, mag dit er toch niet toe leiden, dat voor al het omliggende

land een- bijzbndere bouwgrondprijs wordt toegekend.
Voor alle gronden, welke niet geacht kunnen wojden een
bijzonderen prijs te bezitten, wordt de waarde bepaald
naar de agrarische opbrengst, waarbij gebouwen afzonder
lijk worden geschat. Voorts zal bijzondere schade, die
een gevolg is van de eigendomsontneming, worden vergoed,
terwijl de verordening tenslotte een prijs, die iets hooger
is dan de agrarische waarde, wil toelaten om het vrijwillig
verkoopen aan te moedigen.,
Bij de prijsbepaling van bouwgrond moet rekening
Worden gehouden met een deel van den grond, dat bij

exploitatie als bouwterrein gratis aan de gemeente moet
worden afgestaan, en met de kosten van bouwrijp maken,
die ten laste van den eigenaar komen.
Ten behoeve van dé uitvoering vn deze verordening
worden door de instanties voor de prijsvorming de grond-
prijzen verzameld. Deze prijzen zullen worden vastgesteld
door taxatie aan de hand van gegevens, verkregen van de

belastingkantoren, de registratiekantoren en het, kadaster,
en opgenomen in een koopprijsregister met een kaart
.p schaal 1 : 2500.
Voorts moeten in alle gemeenten, waar na den oorlog,
op een groote bouwbedrijvigheid moet worden gerekend,
voor alle perceelen,’ waarvoor bouwgrondprijzen zullen
worden toegekend, en ook voor landbouwgronden in het
bebouwde gebied van de gemeente, basisprijzen worden
vastgesteld, welke worden opgenomen in een basisprijzen-
plan, op schaal 1 : 2500, voorzien van een toelichting,
welke aan de goedkeuring van hooger gezag is onder-
worpen. Na goedkeuring wordt het door ter-visie-legging
ter algemeene kennis gebracht.
Bij verkoop van gronden voor bouwdoeleinden zijn
deze basisprijzen grondslag voor de taxatie. De instanties

voor de prijsvorming kunnen voor een bepaald géval
van den basisprijs afwijken, indien dit met het oog op
bijzondere omstandigheden van het perceel, die bij de
bepaling van de basisprijzen buiten beschouwing moesten
worden gelaten, noodig mo’cht zijn.

Maatregelen in Nederland.

Wanneer ook voor ons land de stijging van bouwgrond-
prijzen zal moeten worden beperkt, moet worden uitge-
gaan van de bepaling van het vervreemdingsbesluit, die
het oploopen der prijzen van onbebouwde gronden in het algemeen beperkt tot het peil van 9 Mei 1940. Op
dezen regel kan het Prijzenbureau echter uitzonderingen
toestaan. Vooropgesteld moet worden, dat deze prijsstop
geen tijdelijke maatregel zal zijn, die alleen voor de tegen-
woordige oorlogsomstandigheden geldt. Integendeel, alle

410

ECONOMISCH-STATISTISCHEBERICHTEN

16 Septembër 1942

verschijnselen wijzen er, op, dat’ wij een periode van ge-
bonden economie, die zich trouwens reeds lang voor den
huidigen oorlog afteekende, zijn ingegaan. Voor de naaste

toekomst moet een strenge prijsbinding op elk gebied
noodzakelijk )vordengeacht. De huren van de woningen,

de prijzen van de bouwmaterialen, de bonen der bouw-

vakarbeiders en ook de prijzen van het bouwterrein
zullen naar het zich laat aanzien in de komende periode
volledig aan prijsbeheersching zijn onderworpen.
Voor lândbouwgronden is het billijk, de waarde te be-

palen ,,op grond van deop den duur verkregen zuivere

opbrengst”. Wanneer een bijzondere regeling wordt ge-
troffen voor de op den grond aanwezige gebouwen en voor

de vergoeding van bedrijfsschade, en wanneer een kleine

toeslag op de aldus bepaalde waarde wordt verleend om
het offer van de eigendomsontzetting te verzachten en

tot verkoop aan te moedigen, is aan alle eischen van
billijkheid voldaan.

Voor de waardebepaling van bouwterrein moet het

standpunt worden ingenomen, dat niet het feit, dat

een terrein op een uitbreidingsplan voôr bebouwing is
bestemd, recht geeft pp een hoogere waarde dan de agra-

rische. Alleen het feit, dat grond reeds in de sfeer van

bebouwing is gelegen, dat de stedelijke bebouwing begint
tenaderen en in verband daarmede v66r 9 Mei 1940 reeds
térreinen ter plaatse voor een hoogeren prijs zijn verkocht

of bij vererving zijn toebedeeld, mag hier maatgevend

zijrl. Deze reeds betaalde of op andere wijze bepaalde

hoogere waarden behooren volledig aan de eigenaren te
worden vergoed, omdat deze op regelmatige wijze zijn

tot stand gekomen en door de Overheid zijn gesanction-

neerd. Zou men ook deze willen aantasten, dan zou de
onteigening ontaarden in roof.

Gewaakt moet er echter voor worden, dat -dergelijke
waarden, indien niet aanwezig, ook niet kunnen Qntstaan.

Dit is geschied dpor de bepaling, dat de tegenprestatie
niet hooger mag zijn dan die op 9 Mei 1940 gebruikelijk
was. Dit komt hierop neer, dat nog gedurende een zeker
aantal jaren voor terreinen in de omgeving van de groote

steden een zekere bouwterreinwaarde zal worden toege-
kend, die op 9 Mei 1940 reeds aanwezig was, doch dat
op den duur geen hoogere’waarde dan de agrarische kan
worden toegekend. Hierdoor zal een aanmerkelijke ver-

laging van de bouwterreinprijzen worden bereikt.
Als vanzelfsprekend zal de prijs van den bouwrijpen.
grond, in het bijzonder in de groote steden, nog vele malen
de agrarische waarde bedragen. Immers van den ruwen
grond moet een aanmerkelijk percentage voor straat-

aanleg, plantsoenen en andere voor den stadsuitleg nood-
zakelijke elementen worden afgezonderd. Bovendien komen
de kosten van het bouwrijp maken van den grond – –
straataanleg, rioleering, enz. — op den prijs van het
bbuwterrein te drukken. Wanneer echter op den duur
de grond voor de stadsuitbreiding kan worden verkregen
voor een prijs, die de agrarische waarde ileelits weinig te
boven gaat, zal de prijs van den bouwrijpen grond aan-
merkelijk lager kunnen worden gesteld en zal de woning-

voorziening voor de minder betaalkraèhtige bevolkings-grôepen zeer vergemakkelijkt worden.

Een dergelijke regeling vertoont overeenkomst met het
plan -VcnMtngoldt. Dit komt duidelijk tot uiting in de
bepalingen van de Duitsche verordening, welke spreken

van het aanleggen van een register van grondprijzen
en het vaststellen van basisprijzen. –

In de dagen van Von Mangoldt was een dergelijke
prijsfixatie ondenkbaar, omdat de waardestijging, die
bij den bouwgrond zou worden onderdrukt, dan onver-
mijdelijk tot uiting zou komen in den verkoopprijs of in
de huur van het gebouwde, zoodat dc winst, die den grond-
peculant zou, worden onthouden, ten goede zou komen

aan den bouwer of den huiseigenaar, althans voorzoover

deze niet door stijging van de bouwkosten in ajdere
handen zou terechtkomen.

Het vastleggn van de grondprijzen op een laag peil
is slechts mogelijk in een volledig prijsgebonden maat-
schappij, zooals wij die onder de huidige omstandigheden

hebben leeren kennen en die zich zeker ook in de komende
jaren zal voortzetten.

Er is dus zonder twijfel aanleiding om het vraagstuk

van de grondpiijzen thans weer aan de orde te stellen.
Dit moet trouwens noodzakelijk worden geacht, omdat
de prijsfixatie op het peil van 9 Mei 1940 reeds een feit

is, doch deze regeling ter voorkoming van’moeilijkheden
en onbillijkheden nadere uitwerking behoeft. Reeds hierom
alleen is deze kwestie urgent. –

Maar bovendien moet zij van belang worden geacht,

omdat, zooals reeds in den aanhef is gezegd, na den oorlog
op een groote bouwbedrijvigheid moet worden gerekend

en de te verwachten groote vraag naar bouwgrond het
gevaar van prijsstijging met zich brengt.

Dat gevaar te voorkomen moet in het belang van de
woningvoorziening en van een goede stadsuitbreiding
worden geacht.

Dr. Ir.
H.
G.
VAN
BEUSEKOM.

HET VRAAGSTUK VAN DE ZWEVENDE

KOOPKRACHT,

Z(veQende koopkracht bij de proditcenten.

In aansluiting op het artikel over het optreden van
zwevende koopkracht bij de consumenten afgedrukt in
,,E.-SB.” van 2 September jl., volgen hieronder enkele

gedachten omtrent het voorkomen van zwevende koop-
kracht in de productiesfeer, als gevolg van de door -de
oorlog in het leven geroepen omstandigheden.

lIet is opvallend, dat – vooral in het begin van de

oorlog – van de zijde der theoretici zowel als van die
der mensen uit de practijk, de belangstelling voor het
grootste gedeelte in beslag is genomen door het probleem

van de zwevende koopkracht bij de consumenten, terwijl

men aan het vraagstuk van de gedwongen liquiditeit
bij de bedrijven aanvankelijk minder aandacht besteedde.

1-lieronder zal op dit laatste vraagstuk nader worden
ingegaan.
t

I-let ontbreken oan oerangingsnzogelijkheden (Zoet zwen’ende
koopkracht bij de bedrijn-‘en ontstaan.

Ook in d& bedrijven heeft men immers met zwevend
koopkracht te kampen. hier ontstaan de liquide midde-

len, doordat men niet meer in staat is de bij het begin
van de oorlog aanwezige voorraden aan te vullen, terwijl verder regelmatig afschrïjvingsgelden vrijkomen, waar-
voor echter de her-investeringsmogelijkheden ontbreken
1).

Of nieuwe kapitaalgoederen mogen worden aangeschaft

hangt immers geheel af van de vraag, of hun productie
voor het oorlogspotentiëel noodzakelijk moet worden
geacht
2).
Fhieruit volgt, dat een belangrijk deel van de
uit de productie vrijgekomen gelden niet opnieuw in zijn

‘) Vgl. ,,Die Wirtschaftskurve” van Mei1941 (blz.
153):
Die
Verîlüssigung des Geldmarktes wurde durch bestimmte kniegs-
wirtsehafiliche Massnahmen unterstützt, die zunaclist zu einem
Lagerablau und sptlter zur Erschwerung oder Verhinderung
solelier Investitionen führten, die nicht als eine Steigerung oder
Siclierung des Kriegspcitentials angesehen werden können. Beides,
Lagerverminderung und Investilionsdrosselung, trug seinerseits
zur Erhôhung der Geldflüssigkeit in der Wirtschaft hei.”
!) Vgl. ,,Der deutsche Volkswirt.” van
16
Mei 1941( blz.
1175):
,,Für Maschinen, die in der eingescbniinkten Produktion ziviler
Konsumgiiter verwendet werden, besteht vielfach die Möglichkeit
auf unbesch3digte stiligelegte Maschinen zuriick
zu
-greifen. FOr
sic und ebenso fOr IlausgerSte, deren Neuproduktion eingesteilt ist, werden in der Regel auch keine Ersatzteile mehr hergestellt,
da man sie nicht als lebenswichtig ansieht. Dagegen rangiert fOr
die Landmaschinen die 1-Ierste]lung von Ersatzteile noch vor der
Neuproduktion…. Um
50
wichtiger ist est, dass fOr das Dringliche
ausreichend gesorgt wird, indern das weniger Lebenswichtige zurück-
gesteilt wind.” – –

t-.

16 Septëmber 1942′

ECONOMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN

411

vroegere richting kan worden aangewend en het zijn juist
deze middelen geweest, die de in mijn’ vorige artikel ge-

signaleerde koersstijging ter beurze voor êen niet onaan-

zienlijk gedeelte hebben veroorzaakt.
‘In deze koersstijging schuilt voor de bedrijven een

groot gevaar, daar na het sluiten van de vrede het merëri-
deel der ondernemers hun opgeschorte vervangingen zo
spoedig mogelijk zullen trachten in te halen. Om dit te

kunnen doen, zullen zij hun in effecten belegde afschrijvïngs-

fondsen moeten liquideren, waarbij zonder twijfel zal
blijken, dat de koerseii gedurende de oorlogsjaren tot een

te hoog peil zijn opgelopen.’ Om dit te .voorkomen en om er verder voor te zorgen,
dat deze liquide middelen aan de oorlogsfinanciering
.dienstbaar kunnen worden ‘gemaakt, heeft men in de
eerste plaats de vinstbôlasting aanzienlijk verhöogd
3),

terwijl men vbrder in Duitsland, door het’ verplichten

van het opgeven van sedert het begin, van de oorlog
gekochte aandelen, de bewegingsvrijheid der ondernemers

in deze aanzienlijk beperkte
4).
Voorzover deze gelden

anders
toçh
op irrationele wijze zouden zijn aangewend,

is, een dergelijke practijk zeker toe te juichen, doch de

Overheid dient er terdge zorg voor te dragen, dat de
ondernemers in de gelegenheid blijven, bij de ovelgang
tot de vredeseconomie hun productiecapaciteit ‘zo spoedig
mogelijk weer op peil te brengen. Hieronder zullen de
pr,oblenen, hieraan verbonden, nader worden bezien.

Moet, in

dien oercangingsinogeljkheden ontbreken, toch wor-

den a/geschrecen?

– Het feit, dat in tijden van oorlog de ondernemingen
niet in staat zijn vervangingsaankopen te verrichten,
welke behoren te staan tegenover de – in verband met
de ‘handhaving van de continuïteit der prodüctie – ver-

eiste afschrijvingen, heeft in de laatste tijd devraagdoen
rijzen, of het dan nog wel noodzakelijk, ja zelfs wel wense-
lijkis deze afschrijvingen te verrichtn.
In een opzienbarend artikel, getiteld ,,Abschreibungen
im Kriege – eine volkswirtschaftliche Unmöglichkeit”, in
,,Die deutsche Volkswirtschaft”
5),
betoogt de Weense hoogleraar Nöll von der Nahmer, dat afschrijven op
kapitaalgoederen in oorlogstijd niet alleen onmogelijk,
doch ook ongewenst is.
Daar, aldus luidt in grote trekken zijn betoog, de pro-
ductieve capaciteit, die nodig is omin de vervanging
van kapitaalgoederen te voorzien, gedurende de oorlog
wordt aangewend om de oorlogvoering mogelijk te maken,
is deze capaciteit voor de her-investeringsbehoefte voor-goed verloren. Weliswaar zjd men na het beëindigen van
de oorlog deze vervangingen trachten ,,in te halen”,
doch dit inhalen kan alleen bestaan in het beslag leggen
op productiëve capaciteit, die, ware de her-investering
vroeger niet achterwege gebleven,
dan
natuurlijk in een
andere richting had kunnen worden aangewend. Of, met
andere woorden, had de vervanging ‘reeds vroeger plaats
gehad, dan jou men na het sluiten van de vrede over
meer en over andere goederen hebben kunnen disponeren.
In een later artikel
6)
toont Nöll von der Nahmer aan,
dat hieraan in principe niets verandert, indien na de
oorlog de arbeidsproductiviteit, zoals te verwachten is,
sterk zal toenemen. Ook dan zou ‘men anders immers
meer
goederen hebben kunnen produceren. Verder wijst

‘)
Vgl. ,,Der deutsche Volkswirt” van 8 Augustus 1941


(blz. 1563):
,,Diese vagabundierende Kaufkraf t überhaupt vom Warenmarkt
fernzuhalten, wird die wichtigste volkswirtschaflliche Aufgabe
der &ewinnabschÖpfung sein.”
-.’)
Vgl. ,,Der deutsche Volkswirt”, van 7November 1941 (blz. t 75):
,,Die unvermindert starke Nachfrage nach Aktien bei unzureichen-
dem Angehot hat den Reichswirtschaftsminister h’aufig
zu
Mali-
nungen veranlasst. Schuiesslich sah er sich genôtigt die Gewiihrung
von Krediten
zu
Effektenkaufen
zu
verbieten und die Anmeldung
der seit. Kriegsbeginn gekauften Beteiligungspapieren anzukün-
digen.” –
‘) 1941,
blz. 1379 e.v.


6)
In ,,Die deutsche Volkswirtschaft”, 1942, blz. 175 e.v.

hij op het grdte voordeel, dat het niet meecalculeren
der afschrijvingen in de kostprijs zijns inziens tengevolge
heeft: de kostprijzen en dus ook de prijzen der producten

zullen dalen, wat medebrengt, dat ook’ de kosten, aan
de oorlogvoering verbonden, zullen verminderen.

Dat liet hier niet uitsluitend om een academisch vraag-stuk gaat, doôh om een zaak, waarbij het gehele bedrijfs-
leven ten nauwste is betrokken, blijkt wel uit een onlangs

door minister Funk gehouden rede, waarin hij onder

andere als zijn mening te kennen gaf, dat het niet nodig is,
dat bedrijven reserves maken (met andere woorden af-

schrijven) voor investaties, die binnen afzienbare tijd
toch niet kunnen worden verricht
7).

Anderzijds kan men juist de tendentie waarnemen,
dat tal’ van bedrijven reserveren om de financiering der
reorganisatie van hun productie hij de overgang naar de
vredeseconomie mogelijk te maken
8
).”Dat men in Duits-
land ook te
g
enover dit laatste streven niet afwijzend
staat, bewijst wel het instellen van ,,Betriehsanlagen-

konten”, waarop de bedrijven hun afschrijvingsgelden
kunnen deponeren en waardoor ze in de’ gelegenheid worden

gesteld na het sluiten van de vrede hun achterstallige
vervanging van kapitaalgoederen alsnog te financieren.

Deze fondsen zijn dus geheel te vergelijken met de
,,ijzeren spaargelden”, daar door beide de zwevende koop
kracht vermindert en geruisloze oorlogsfinanciering iordt
bevorderd.

Qp
welke bedrijeen heeft het coorstel can Nöll con der I”Iahmner
betrekking?

Bij het beoordelen van het voorstel van Nöll von der Nahmer is het wenselijk de in het begin van het vorige
artikel gemaakte ônderscheiding tussen productieprocessen,
die direct, indirect en niet noodzakelijk zijn voor het
oorlogspotentiëel, op de voorgrond te plaatsen. Het
eenvoudigste is het probleem bij de industrieën van de
derde categorie, voorzover ze in verband met de oorlogs-
toestand zijn stilgelegd, aangezien dan uiteraard geen af-
schrijvingen op de afnemers kunnen worden verhaald.

Nu wordt de waardevermindering van de kapitaalgoe-
deren echter in belangrijke mate bepaald door de
econo-
,nische
slijting, met andere woorden door het tempo,
waarin ze verouderen, en slechts in tweede instantie

door de
technische
slijting, die het gevolg is van het be-
nutten der werktuigen
10).
Machines, die enige jaren niet,
worden gebruikt, moeten daarom normaliter worden
afgestoten, daar hun gebruik onrendabel wordt. Voorzover
he’t hier industrieën betreft, die uitsluitend voor de binnen-
landse markt produceren, zal men na de oorlog dit af-
stoten echter voorlopig achterwege kunnen laten “).
Zijn het bedrijven, die exporteerden, dan is het zeer goed
denkbaar, dat ze, om de concurrentie te kunnen volhouden,
toch tot vervanging zullen moeten ovgaan. Daar hun
dan de hiervoor benodigde middelen ontbreken, ware
het wenselijk, dat de gemeenschap in deze ,,00rlogs-

schade” ‘zou bijdrâgen.
Op deze groep van industrieën kan het plan van Nöll

7)
Zie de ,,Wirtschaftsdienst” van 27 Maart 1942.
‘)
Vgl. ,,Der deutsche Volkswirt” van 7 November 1941 (blz.
176): ,,Einen Teil clieser Mittel (het gaat hier over de zwevende
koopkracht)
will
der Reichsfinanzminister durch das ,Eiserne
Sparen” binden, einen anderen Teil durch die Einrichtung von
unverzinslichen
Betriebsanlagenhonten
bei den Finanzitmtern, in
deren HÖhe der Unternehmer Bewertungsfreiheit für die abnutz-
baren Anlagegliter des beweglichen Betriebsvermögen erhalten
kann, also für Inventarstücke, die eï nach dem Kriege aoschafft.”
6)
gl, ,,Der deutsche Vollcswirt” van
10
October 1941 (blz. 40):
,,Solche Rückstellungen beziehen sich
zu
einem sehr erheblichen
Prozentsatz auf die materielle Ueberholung des jetzt zumeist ent-
weder überbeanspruchten oder aber brachliegenden, jedenfalls
nicht normal geflutzten Produktionsapparats, also auf die Nach-
holung von Reparaturen und Neuanschaffungen, die heute not-
vendigerweise unterbleiben müssen.”
,”) Vgl. S. Kleerekoper, ,,Bedrijfseconomie”, blz. 143.
11)
Door invoerrechten
zou
men deze industrieën in de over-gangsj aren kunnen beschermen tegen eventuele buitenlandse
concurrentie.

412

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
.

16 September 1942

von der Nahmer dan ook geen betrekkihghebben.
Er blijven over de bedrijven van de eerste en van de

tweede categorie, dit zijn de industrieëi, die gedurende de
oorlogstijd
wèl
kunnen produceren. Hierboven werd er reeds op gewezen, dat tal van dergelijke bedrijven oor-
spronkelijk consumptiegoederen voortbrachten, doch nu

zijn omgeschakeld op de productie van oorlogsmateriaal,
een .reorganisatie, die in bepaalde gevallenzelfs zeer een-

vôudig is, zo bijvoorbeeld indien een confectiefabriek
uniformen gaat vervaardigen.

Bij de industrieën, die voor het instandhouden van het

oorlogspotentiëel direct vereist zijn, zal men in de meeste

gevallep de vervanging ten koste van alles doorvoeren.

Ook voor deze categorie van bedrijven heeft het voorstel
van Nöll von der Nahmer dus in het geheel geen zin, waar-

mede tevens zijn argument, dat de kosten van de oorlogs-
voering door het achterwege blijven van afschrijvingen

zullen verminderen, nagenoeg alle grond verliest. Indien
de vervanging echter is uitgesloten, kunnen de bedrijven
of
het bedrag der afschrijvingsgelden reserveren,
of
geen af-
schrijvingen in de kostprijscalculatie opnemen. In het eerste
geval, moet ook aan deze liquide middelen het karakter van

zwevende koopkracht worden ontnomen, wat onder

meer kan geschieden door de afs/hrijvingsgelden op een, van overheidswege ingesteld, , ,Betriebsanlagenkonto” te

storten, welke ,,vernieuwingfondsen” op deze wijze

tevens dienstbaar worden gemaakt aan de geruisloze
oorlogsfinanciering. In het tweede geval zal de kostprijs
dalen, vat tot gevolg heeft, dat de kosten van oorlog.
voering afnemen.

Op
peil houden oan de productie Qereist afschrijQingen

De beschouwing van NöIl von der Nahmer is van tal
van zijden aan hevige critiek onderworpen
12),
waarbij
men soms zelfs zo ver is gegaan om de evidente waarheid

te willen ontkennen, dat productieve capaciteit, die een-
maal in een bepaalde richting is aangewend, later niet

nog eens met een andere bestemming kan worden benut. Men ziet dan over het hoofd, dat, indien men de door het

sluiten van de vrede vrijkomende productiecapaciteit

aanwendt om achterwege gebleven vervangingen alsnog
te verrichten, dit productievermogen gedurende die tijd
niet in aanmerking kan komen voor de voortbrenging
van andere goederen. Men leide hier echter niet uit af,
dat i)c het voorstel van Nöll von der Nahmer zou willen
onderschrij’en, alleen meen ik, dat de critiek zich op

een gehel ander punt moet richten. Wil men het plan
van Nöll von der Nahmer in practijk brengen, dan zou

dat impliceren, dat men een kapitaa1heffin (want hierop
komt zijn voorstel, indien het een dwingend calculatie-
voorschrift zou worden, feitelijk neer)
13),
die ‘men ener-
zijds aan de ondernemers oplegt, anderzijds, via de prijs-
daling, die er het gevolg van zou zijn, aan de consumenten
schenkt.

Gezien echter de huidige politiek van rantsoenering
van goederen, moet in principe het allerbelangrijkste
gedeelte van deze kapitaalheffing weer bij de spaarbanken

belanden, daar – indien de andere maatregelen effectief
werken – ‘de consumenten toch niet in de gelegenheid
zijn dit ,,cadeautje” in andere’ goederen om te zetten.
1-let voorstel van Nöll von der Nahmer komt er dus op neer, dat
nien de consumenten een aanwijzing geeft op het
na-oorlogse consuniptiegoederenfonds, terwijl indien men
het principe der afschrijoingen handhaaft – de producenten

na de oorlog een claim kunnen doen gelden op productienid-
delen.

Indien na het 9taken van de militaire strijd productieve
capaciteit vrijkomt en men moet hesluiten.in welke rich-

“) Zie onder anderen ,,Die deutsche Volkswirlschaft’ van Januari
1942, blz. 119 cv.; ,,Der deutsche Volkswirt” van 19 December1941
en 2 Januari 1942; ,,Economie” van Januari en April/Mei 1942.
“) Om hier, zoals Seidel doet (in ,,Die deutsche Volksirtschaft”,
1942, blz. 125), van een belasting te spreken, lijkt mij minder juist.

ting deze apaciteit zal worden aangewend, zullen deze

beslissingen onder meer worden beïnvloed door de vraag
naar consumptigoederen en die naar productiemiddelen.

Het voorstel van Nöll von der Nahmer zou impliceren, dat

het zwaartepunt bij deze beslissingen geheel en al op de
zijde der consumptiegoederen komt te liggen. En hoewel

ik geenszins wil ontkennen, dat de aanschaffing. van
duurzame consumptiegoederen, na de oorlog veelal een

dringend vereiste zal zijn, moet toch vooral niet uit het

oog worden verloren, dat het er in de eerste vredesj aren

vooral op aan zal komen het sterk geslonken kapitaal-

goederenbezit weer op peil te brengen. Weisgerber wijst
er in ,,Der deutsche Volkswirt”
14)
zeer terecht op, dat
het nu achterwege laten der berekening van de hfschrij-
vingsbedragen in de toelaatbaar geachte kostprijzen, de

wederopbouw van het productieapparaat na de oorlog

aanzienlijk langer zou doen duren, waarmede niemand,-

en zeker ook de consumenten niet, zou zijn gediend.

Een van de critici van het voorstel van Nöll von der
Nahmer merkt op
15),
dat juist in de ,,Verordnung uber
die Lenkung von Kaufkraft” met dit vraagstuk terdege

rekening is gehouden, daarna het sluiten van de vrede over
de ,,ijzeren spaargelden” der
consumenten
eerst met één
jaar opzeggingstermijn kan worden gedisponeerd, terwijl
de besparingen van de
producenten
onmiddellijk opeisbaar
zijn. Hieruit blijkt wel zeer duidelijk, dat ook van Duitse
zijde het belang van het herstellen van het verlies aan

kapitaalgoederen als een zaak van primair belang wordt
gezien.

hoewel’ het zonder enige twijfel wel wat voorbarig is
nu reeds een prognose te willen geven van de na-oorlogse

verhouding tussen aanbod van spaargelden en vraag
naar kapitaalgoederen, zij er toch op gewezen, dat de
afbraak van kapitaal het nu eenmaal onvermijdelijk

gevolg van een oorlog – medebrengt, dat, wanneer in-
vestering en her-investering weer mogelijk worden, een

grote vraag naar kapitaalgoederen zal ontstaan.
Wil
me,i’ de lasten van deze, toch al zo moeilijke, herstelperiode
niet nodeloos r’erzwaren, dan, is het dringend noodzakelijk,

dat de ondernemers nu reeds de disposities treffen om dan
mle continu fteit Qan hun productie te kunnen handhanen.

Prijsoorschriften, kostprijscalculatie en winstbepaling

Het is wenselijk, dat de ondernemers in tijden van
oorlog in de -gelegenheid worden gesteld, om er, voor- zover dat inhun vermogen ligt, naarte streven, de voor-

waarden te scheppen om hun productie op peil te houden.
Dit is, aldus Pinkerneil
16),
niet alleen wenselijk, doch
het -is de
plicht
van de ondernemers tegenover de ge-
meenschap. De vraag dient echter te worden gesteld, op
welke wijze zij dit kunnen realiseren.

Zoals bekend mag worden verondersteld, is Limperg’s
theorie van de vervangingswaarde geheel, en al op het
principe van de continuïteit der productie gebaseerd.
De kostprijs van een product wordt, aldus Limperg,
bepaald door de prijzen van de productiefactoren op het moment van de ruil en slechts indien de opbrengst min-

stens gelijk is aan deze prijs, kan de continuïteit van de productie gehandhaafd blijven
17)
Ook in het begrip
,,maximaal vermogensinkomen”, dat is het inkomen,
dat kan worden verteerd zonder dat het vermogen, dat opzettelijk blijvend ter beschikking van het productie-
proces is gesteld, wordt verminderd
18),
vindt men het
beginsel van de continuïteit duidelijk terug.

Nu is de moeilijkheid echter, dat onder de huidige om-

14)
Zie ,,Der deutsche Volkswirt” van 2 Januari 1942 (blz. 467):
,,Denn bevor die im Kriege heruntergewirtschafteten Produktions-
anlagen nicht wieder auf ibre volle Leistungsflhigkeit gebracht
worden sind, kann auch die &i,iterversorgung nicht wieder so
reichlich und preiswert werden wie vor dem Kriege.” “) Zie ,,Die deutsche Volkswirtschaft”, 1942,
hij.
123.
“) Zie ,,Der deutsche Volkswirt” van 19 December 1941,•b1z. 407.
17)
Zie
S.
Kleerekoper, ,,Bedrijfseconomie”, blz. 83.
“) Zie
S.
Kleerekoper, ,,Bedrijfseconomie”, blz. 247.

16 September 1942

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

413

standigheden vervanging van het merendeel der productie-
factoren onmogelijk is, terwijl – hoewel vatstaat, dat
de eventuele vervangingsprijs in de meeste gevallen aan-

zienlijk zou zijn gestegen – van vroeger aangeschafte
productiemiddelen toch, volgens de prijsvoorschriften,

geen hogere kosten in de kostprijs in rekening mogen

worden gebracht. Dat dit tot uitholling van de bedrijven
moet leiden, •is duidelijk.

Het zou geheel en al onjuist zijn om hieruit de conclusie
te trekken, dat daardoor ook het toepassen van het prin-
cipe van de vervangingswaarde is uitgesloten. Want hoe-
wel men de
aanbcdings prijs
niet meer mag calculeren op
basis van de vervangingswaardetheorie, kan men, zoals
door van Duyn zeer terecht werd opgemerkt
19),
dit prin-cipe ‘bij de
vinstbepaling
wel degelijk volgen. In eren
sterke mate “geldt dit voor de bedrijven, die in verband

met de oorlogstoestand zijn stilgelegd. Want hoewel deze
bedrijven niet in staat zijn hun afschrijvingen aan hun
consumenten door te b,erekenen, dienen, ook zij verder te

gaan met de bepaling van hun afschrijvingskosten. Indien

men dit verzuimt, kan men nooit een helder inzicht krijgen

in de verliezen, door het stilleggen veroorzaakt. De moei-
lijkheid blijft, dat de vervangingswaarde niet meer exact

bekend is, wat ook aan de winstbepaling (winst is im-
mers gelijk aan opbrengstwaarde minus vervangings-
waarde) een min of meer arbitair karakter verleent. Dit
laatste behoeft in genen dele een doorslaggevend bezwaar
op te leveren, doch moet juist een aansporing’ inhouden
om met de afschrijvingen aan de veilige, dat wil zeggen aan de hoge kant te blijven.

Het gevolg van deze bedrijfspolitiek zal zijn, dat de uit
te keren winsten verminderen en de afschrijvingsreserves toenemen. Dit biedt tweeërlei voordeel. Enerzijds kunnen
hierdoor meer gelden in de vernieuwingsfondsen vloeien,
waardoor de continuïteit van de productie na de oorlog
in hogere mate wordt gewaarborgd en verder de financie-
ring van de oorlogsuitgaven wordt vergemakkelijkt, terwijl
anderzijds minder dividend wordt uitgekeerd, waardoor
de dividendontvangers, die normaliter in de hogere in-
komensgroepen vallen, de dispositie over minder middelen
krijgen. Daar de meeste zwevende koopkracht (bij de
consumenten) juist bij de hogere inkomens moet worden
gezocht, worden op deze wijze de gevaren,’ aan het be-
schikken over liquide middelen verbonden, op de meest
doeltreffende wijze bestreden. –

Samenoatting.

Samenvaft”end valt in de eerte plaats op te merken,
dat de zwevende koopkrac1t voor de oorlogseconomie
grote gevaren met zich brengt, die,in ieder geval moeten
worden voorkomen.

De zwevende koopkracht bij de consumenten kan men
binden door, hetzij gedwongen, hetzij vrijwillig, een ge-
deelte van het inkomen op een dergelijke wijze te blok-
keren, dat over het bedrag eerst na de oorlog kan worden
beschikt.

De, uit de liquidering van voorraden en afschrijvingen ontstane, zwevende koopkracht bij de producenten dient
op een van overheidswege in te stellen vernieiïwings-
fonds te worden gestort, waarover ook eerst na het sluiten
van de vrede mag worden gedisponeerd.

Zodoende iijn niet alleen de prijsverhogende tendenties,
die de zwevende koopkracht medebrengt, voor een groot
gedeelte bezworen, doch wordt ook de zwarte handel
op doeltreffende wijze bestreden.

Verder kunnen deze fondsen worden aangewend voor
geruisloze oorlogsfinanciering, waardoor de credietcreatie
wordt,beperkt.

In welk tempo de Overheid na het beëindigen van de
oorlog deze bedragen terug zal betalen, hangt voor een

ii) Zie H. van Duyn, ,,Prijsvorming”, in het ,,Maândblad voor
Accountaicy en Bedrijfshuishoudkunde”, 1941, blz. 417.

belangrijk gedeelte af van de dan te volgen opbouw- en
conjunctuurpolitiek.
1

let ware wenselijk, indien de bedragen, die voor deze
terugbetaling zijn vereist, voor een belangrijk gedeelte
door middel van een ,kapitaalheffing zouden worden ver-
kregen. 1-let heeft meer zin om na het beëindigen van de

oorlog (en dan liefst zo spoedig mogelijk) een dergelijke

heffing ineens, volgens h6t begihsel der progressiviteit,
a,an alle vermogensbezitters op te leggen, dan nu op vol-

maakt willekeurige wijze een kapitaalheffing to eisen van
bedrijven,’die toevalligerwijze niet in de gelegenheid worden

gesteld om hun versleten machines te veIvangen!

Ook werd aangetoond, dat het wenselijk ware, indien

bij deterugbetaling van de spaargeldrekeningen aan de
producenten de voorrang zou worden verleend boven de
consumenten.

Tenslotte kan nog worden opgemerkt, dat, geheel in
tegenstelling met de mening van Nöll von der Nahmer,

een conservatieve afschrijvingspolitiek moet worden
bepleit. – –

Het spreekt vanzelf, dat door deze voorstellen niet alle
moeilijkheden op het gebied der
%
oorlogsfinanciering uit
de weg kunnen worden geruimd. Dat het vraagstuk van de

– zwevende koopkracht er grotendeels door zou zijn op-
gelost, terwijl verder een fraai instrument zou worden
geschapen om het conjunctuurverloop na deze oorlog te regelen, is echter, dunkt mij, zeer aannemelijk.

L. J. ZLMMERMÂN.

INGEZONDEN STUKKEN.

DE POSITIE VAN lIET ONROEREND GOED.

De heer E. Henny schrijft ons:

Het zij mij vergund eenige opmerkingen te maken,
naar aanleiding van het artikel ,,De positie van het on-
roerend goed” in uw nummer van 26 Augustus ji. Welis-

waar concludeert de geachte schrijver, de heer W. T. F.
Slee, dat het verwerkte cijfermateriaal te gering van om-

vang is om daaraan bindende conclusies vast te knoopen.
Desondanks echter stelt hij de vraag, of het – gezien de
ongunstige ontwikkeling van het rendement der in huizen
geïnvesteerde kapitalen – niet gewenscht is, dat hypo-
thecaire schuldeiscjers méér dan tot dusverre meedragen

in de lasten, welke de exploitatie van onroerend ‘goed
bemoeilijken. Het komt mij vodr, dat deze vraag ontken-
nend moet worden beantwoord, zelfs indien het verwerkte
cijfermateriaal tot objectieve en bindende conclusies zou kunnen leiden.

Het ware immers een zeer eigenaardige procedure, in-
dien debiteuren, uit welken hoofde dan ook, tengevolge
van’ onverwachte en minder gunstige omstandigheden,
van hun schuldeischers een deelnemen in de exploitatie-
lasten zouden kunnen verlangen. Het spreekt vanzelf,
dat zij, die met geleend géld bepaalde transacties onder-
nemen, zooals bijv. het bouwen van huizen met hypo-
thecair crediet, achteraf geen aanspraken kunnen doen
gelden op een vermindering der contractueele rente. 1-let
is niet aan twijfel onderhevig, dat – in het algemeën ge-sproken – hypothecaire geldgevers tot concessies bereid
zijn, indien soJide debiteuren redelijke argumenten voor
een renteverlaging naar voren kunnen brengen.

Het hypothecair crediet en het geheele credietwezen zou-
den echter op zeer losse schroeven komen te st.an, indien

geldnemers tengevolge van ongunstige exploitatie-uit-
komsten rente-verlagingen van geldgevers zouden kunnen
verlangen. Zooals de geachte schrijver erkent, hebben
hypotheekhouders reeds toegestemd in den verlaging der
hypotheekrente van 5,08 tot 4,48 pCt., hetgeen bewijst,
dat solide debiteuren, dus ook solide hypothecaire debi-
teuren, renteverlaging verkrijgen, wanneer de omstandig-
heden daartoe aanleiding’geven, d. w. z. wanneer de ver-
houdingen op de geldmarkt zulks wettigen. Het hek zou

414

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

16 September 1942

echter vafiden dam zijn, indien, achteraf beschouwd, debi-

teuren van hunne crediteuren concessies kunnen afdwin-

gen onder het motto :vij krijgen een te geringe vergoeding

voor onze bedrijfsrisico’s. Wat zouden dezelfde ge]dne-

mers wel zeggen,indien geldgevers zich bijv. op het stand-

punt zouden plaatsen, dat hun winstmarges tergevolge
van hoogere belastingen e. d. aanzienlijk terugloopen,

en zij dientengevolge op eene verhooging der vereenge-

komen debet-rente aanspraak moeten maken? 1-let ant-

woord op deze vraag luidt ongetwijfeld ontkennend, en

ook daarom is de hierboven bedoelde suggestie in haar

algemeenheid niet voor practische verwezenlijking vat-
baar.


ONTVANGEN BOEKEN, BROCHURES

EN STATISTIEKÈN.

BOEKEN.

De inkomstenbelasting
1941

Handleiding voor de practijk,

door W. G. Douma. Tweede druk. (Groningen 1942;
J. B. Wolters. Prijs f2,60; 187 blz.).

Noorduyn’s Wetenschappelijke Reeks No. 3:
De delging

pan hooge oorlogsschulden. Door hef/ing ineens of uit jaarlijksche belastingen?
door Mr. C. Weststrate.

(Gorinchem 1942; J. Noorduyn en Zoon N.V. 116 hlz.).
Das schiveizerische Bankwesen
mi
Jahre
1941. 24. Fleft

der Mitteilungen der volkswirtschaftlichen und
statistischen Abteilung der schweizerische-i National-

bank. (Zürich 1942; Oreli Füsli Verlag. Prijs RM. 1,80;
149 blz.).

BROCHURE.

De groei ean de organisatiegedachte in de economische ge-

schiedenis, het handelsreöht en de philosophie
door
Dr. W. F. Lichtenauer. Voordracht op 9 Juli 1942,
gehouden voor Leden, Donateurs, Vrienden en Mede-
werkers der Stichting ,,Havenbelangen”. (Rotter-

dam 1942; Stichting ,,Havenbelangen”. 30 blz.).

STATISTIEK.

Onger’allenstatistiek betreffende het kalenderjaar
1940. Sa-
mengesteld ter voldoening aan de bepaling van

art. 10 der wet op de Rijksverzekeringsbank en de
Raden van Arbeid. (Amsterdam 1942; N.V. de
Bussy. 156 blz.). –

OVERHEIDSMAATREGELEN OP
ECONOMISCH GEBIED.

HANDEL EN MJVERHEID.

Aardolieproducten. Nadere regeling inzake verplichte
voorraadopgave voor aardolieproducten. (E.V. 4/9/’42,
pag. 1094; Stct. .No. 164). –
Arbeidszakcn. Vaststelling van bindende regelingen in-
zake bonen en andere arbeidsvoorwaarden in de binnen-beurtvaart,
6
zuivelindustrie, de vlasindustrie, het electro-
technisch bedrijf, het centrale verwarmingsbedrijf, het
melkinrichtingsbedrijf en land- en tuinbouw (inclusief het
bboembollenbedrijf). Wijziging en aanvulling van regelingen
inzake bonen en andere arbeidsvoorwaarden in de beton-
industrie, de metaalnijverheid, het smedenbedrijf, het
carosserie- en wagenbouwbedrijf en de textielindustrie.
Vaststelling van een bindende boonregeling voor het rooien

van aardappelen en daaraan verbonden werkzaamheden.
(E.V. 4/9/’42, pag. 1096 en 1097; Stct. Nos. 165, 166, 167 en
169).
Buiteillandsche handel. In- en uitvoer van vischafval
is van 1 September jl. af
slechts toegestaan met machtiging
van de Visscherijcentrale. (E.V. 4/9/’42, pag. 1093; Stct.
No. 168).

Haiidcl. Nadere regeling van den handel in visscherij-
producten, waarbij o.m. den handel in en verwerking en
vervoer van visch, schaal- en schelpdieren en producten

daarvan slechts is toegestaan aan hen, die dè verhandeling, verwerking of vervoer als bedrijf uitoefenen en als georga-

niseerden zijn aangesloten bij de Visscherijcentrale, of in

dezen in overeenstemming met de aanwijzingen van boven-

genoemde centrale hebben gehandeld. Bepalingen inzake

handel in, bewerking.en vervoer van eetbare oliën en

vetten. Nadere regeling inzake den hndel in producten
ter vervaardiging van cosmetica. (E.V. 4/9/’42, pag. 1093

en 1094; Stct. No. 168; Voedselvoorzieningsblad No. 18

d.d. 27/8/’42).

Metalen. Verordening inzake verplichte aangifte van

melkbussen en lettermetaal. (E.V. 4/9/’42, pag. 1096).

Prijsregeingen. Nadere prijsvoorschrihen met betrek
king tot maximum-prijzen bij den handel in gasolie, en in-
zake uitzonderingsprij zen voor spiegelglas. (E.V. 4/9/’42,

pag. 1094 en 1096; Stct. No. 168)..

Verzekering. Besluit inzake taak en werkwijze van den

ingestelden Verzekeringsraad. (BV. 4/9/’42, pag 1093;
Stct. No. 165).

LANDBOUW EN VOEDSELVOORZIENING.

Aardappelen. Nadere regelingen inzake het rooien van

aardappelen en het vaststellen van productie- en consum-

tiegebieden voor dit artikel, (E.V. 4/9/’42, pag. 1096;

Stet. No. 166). .
Tuinbouw. Aankondiging inzake een inventarisatie van

tuinbouwgewassen te velde naar den toestand.op 1 Sep-

tember ji. (E.V. 4/9/’42, pag. 1096)….
Vee. Regeling inzake de instelling van identiteitskaarten

voor paarden. Stichting van een fonds ter bevordering
van de bestrijding van schapenziekten, waarbij de middelen

MAANDCIJFERS.

GECOMBINEERDE
MAANDSTAAT VAN DE VIER
NEDER.
LANDSCHE GROOTE BANRÉN EN VAN HET NEDER.
LANDSCHE BEDRIJF DER NEDERLANDSCHE
HANDEL-MAATSCHAPPIJ.
Nederi.

Nederi.

Banken

Banken

en Ned.

(In millioenen guldens)

_____________ Handel-MIJ.

3131

1
31

31
Juli

Aug.
Juli

Aug.
1942

1942 1942 1942

Activa:

Kas, kassiers en daggeldleeningen
47
955
49
985
53
1124
56
1157.

1002
1034
1177
LTiT
Ned. schatkistpapier

…………..

Ander overheidspapier

…………
Wissels

…………………….
Bankiers in binnen- en buitenland
Prolong. en voorsch. op effecten
16
..2
66
35

16

67
34

16
7
90
46

16
6
91
46


119
118
159
B

Debiteuren
………………….
134

131

172

172
Effecten en syndicaten
…………
16

15

24

22
Deelnemingen (mci. voorschotten)

10
1

10

22

22

15
15
18 18
Diverse reken. (mci. oven, posten)

1

1
Belegde bestemmingsreserven
. . .
2
2
2 2
13
13
.

13
13

Gebouwen

………………….


1311
1339
1587
1622

Effecten leendepôt
…………….

Passiva:
923
948
1117
1148
Wissels

………………….




95
96
118 119

Crediteuren

………………….

Kassiers en genom. daggeidieeningen

..

– – – –
Deposito’s

op

termijn

…………

Diverse rekeningen
…………..36
38
44
.47
Bestemmingsreserven
2
2 2
2
13
13
13
13

1069
1097
1294 1329

Effecten leendepôt
…………….

170 170 210
210
Aandeelenkapitaal

…………….
72
72
83
83
Reserve

…………………….

1311
1339
1587
1622

16 September 1942

.
ECONOMISCI-STATISTISCHE BERICHTEN

–. …………………..
-..

-..

,
415

wprden verkregen uï.t een heffing op slachtschapen bij

levering. (B.V.
4/9/’42,
pag. 1097; Voedselvoorzienings-

blad No. 19
d.d. 31/8/’42).
Voedseh’oorziening. Afkondiging van het ,,Vervangings-
middelenbesluit
V.V.O.
1942″, waarin de regeling voor het

bereiden enin den handel brengen van vervangingsproduc-
ten voor levensmiddelen is vervat: Het bereiken en verhan-

deien van èen
aantal met name
genoemde levensmiddelen-

surrogaten wnrdt hierbij slechts toegestan irièt schriftelijke

vergunning van het Hoofdbedrijfschap voor Akkerbouw-
producten. Publicatie in de Staatscourant van het Regie-
men t scheidsgerecht voor voedselvoorziening”, houdende

bepalingen ten aanzien van het scheidsgerecht voor ge-

schillen tusschen organisaties op het gebied van de
voed-
selvoorziening en daaronder ressorteerende ondern emers.
Regeling inzake de verplichte opslag van vleesch, vleesch-

waren of slachtafvallen, door een ieder, die de beschikking

heeft over koel- en vriesruimte. Uitvoeringsl3esluit inzake
de algemeene verplichting voor melkveehduders om de
melk aan de daarvoor in aanmerking komende melkver-
werkende bedrijven af te leveren. (E.V. 28/8/’42, pag. 1068,

1069, 1070 en 1071; Stct. Nos. 163 en 164; Voedselvoorzie-
ingsbiad Nos. 16 en 17 resp. d.d. 19 en 22/8/’42).
Zuivel.
Nadere mededeelingen inzake de organisatie

van de zuivelindustrie. (E.V.
4/9/’42, pag. 1096).

GELD-, CREDIET- EN BANKWEZEN EN BELASTINGEN.

Commissarissenbelastisig. Wijziging van het. Besluit op

de Commissarissenbelasting 1941 van hoofdzakelijk redac-
tioneelen aard en verband houdende met een overga’ng van
de winstbelasting op de vennootschapsbelasting. (E.V.

4/9/’42, pag. 1093; V.B. No. 22).

STATISTIEKEN.

STAND VAN ‘s
RIJKS
KAS.
V
0
r d er i n ge
ii

1
31 Aug. 1942

.7 Sept.,1 942
Saldo
van
‘s
Rijks
Schatkist
bij de Nederlandsche Bank f

f


Saldo b. d. Bank voor Neci.
Gemeen:en …………..
……255.647,18

Voorschotten op ultimo Juli
1942 aan de gemeenten verstrekt op
‘HiLl!

haar
uit te keeren hoofdsoin der
pers. hel., ,sancl. in de hoofd-
soil, der grondbel. en der
gein.fonlsbel., alsmede opc.
op die belastingen en op de
verinogensbelasting ……….11.522.260,98

11.522.260,98
Voirachotten
aal!
Ned.-Indiê’)
.,
218.150.509,54
,,
221.526.549,54
Idem voor Suriname
‘) ………
7.910.192,86

.
.
7.9IO.192,86-
Idem aan Curaçao
‘)

280.283,23
,,

280.283,23
Kasvord. wegens credietver-
strekking a. h. buitenland
,,

,,
18.538.097,66
Daggeldleeningen tegen onder-
pand
………………
………

Saldo der postrek. van Rijks-
comptabelen
………
……106.552.791,60
,,

99.991.760,85
Vordering op het Alg. Burg.
Pensioenfonds
1)

…….


Vordering op andere Staats-
bedr. en instellingen
‘)

33.743.878,68
.,
39.256.467,79
Verplichtingen

Voorschot door de Ned. Bauk
ingevolge art. 16 van haar
octrooiverstrekt

….
t

5.322.742,37
t

14.611.028,29
Voorschot door de Ned.

ank
in reken.-cour. verstrekt
..,,

,,


Schuld

aan

de

Bank ‘voor

B
…..

Ned.

Gemeenten

……..

81.842,90
Schatkistbiljetten

in

omloop
,,
t 10.096.000,-
.,
110.096.000,-
Sdhatkistpromessen in omloop
.2626.500.000,-
2
)
,,2679.400.000,-‘)

123.338.512,50
«


,,

124.779.116,-
Schuld

op

ultirno

Juli
1942

aal!

de

gein,

weg.
a. Is. uit te keeren hoofds. 0.
pers,bel., hand.
I.
d.’hoofdl.
d. grondh. e. d.
gen’.
fondsb
,

…..


alsm.’opc.’op die bel. en op

Daggeldleeningen

………………
Zilverboni in omloop

………

Schuld

aan.
het

Alg.

Burg.
1.315.213,73
,,

2.191.123,84
Id. aan -het Staatsbedr. der
P. T. en T.

‘)

…………

de verinogensbelasting………….

292.238.554,17
,,

279.749.160,71

Pensioenfonds’)

………….

Id. aan andere Staatsbedrij-
ven

‘)

………………

….

19.408.479,22
,,

19.408.479,22
Id. aan div. instellingen

)
…..
,,
450.75&903,75
,,

450.756.903,75

‘)
In rekg. crt. met ‘s Rijks Schatkist.

‘)
Rechstreeks bij De Nederi. Bankgeplaatst.f 198.000.000,-.
3)
Idem 1228.000.000.-.

.

.

DE NEDERLANDSCHE
BANK

Verkorte balans op
1T4
September 1942.
Activa.

Binnen]..
Wissels,

bT.f.dbbatk.

t

231.000.000

Pronsessen,
enz
Aentsch.

2.000


t
231.002.000
Papier op

hét

buitenland

1.

f1.319.850.897
Af:

VrkoCht maar voor de
Bank nog

niet

afgeloopen

eeeningeninc.

Hfdbank.

t

132.027.821
3)

1.319.850.897

rekening-courant

Aefltscli. ::84:866

442.585.308

Op Effecten’enz.

……
.
: .
.

f

142.474.075
3)

Op Goederen en Ceelen ……..111.233
142.585.308
‘)
Voorschotten

aan

het

Rijk

………………..
15.000.000
Stunt en inunlmaleriaal:
Gouden

munt
“en,

gouden
rnuntmateriaal …………f

923.687.538

•’

Zilveren

munt,

enz.

…..
…..5.611.966
1.

.

,,
929.299.504
Belegging van kapitaal, reserves en pensioenfonds
,,
60.583.265
Gebouwen en meubelen der Bank

………….
4.000.000
Diverse

rekeningen

……………………
. ….
172.556.251
1.2.874.877.225

Passlva.
Kapitaal

……………………………..t
20.000.000
Reservefonds

……………………………
8.050.923
-Bijzondere

reserves

……………………..
19.564.874
Pensioenfonds

…………………………..
13.206.276
Bankbiljetten in

omloop

………………..2.625.613.985
Bankassignatien

in

omloop

…………………
76.227
Rek.-Courant
f
Van het Rijk

f


saldo’s

‘t, Van anderen

,,

184.138.976

,,
184.138.976
Diverse

rekeningen

……………………..
4.225.964
f2.874.877.225

Beschikbaar dekklngasaldo ………………f1.201.742.648
Minder bedrag aan baiikbiljetten in omloop dan
waartoe de bank gerechtigd is …………..3.004.356.620
Scliatkistpapier, rechtstreeks bij de bank ‘onder-,
gebracht

………………………………231.000.000
‘)
Vaarvan aan Neder,andsch-Indlê (Wet van
15 Maart 1933, Staatsblad No. 99) ………
,

52.706.500

Voornaamste posten In
duIzenden guldens.

Gouden
.
Cl1.u_
Andere
.lieschikb.
t Dek-
Data
Munt en
opeischb.
I

dekhings-
1
kings-
muntmater.
t
schulden
saldo
1
perc.
14 Sept. ‘421
923.688
2.625.614
184.215
1.201.743
33
7

,,

‘4 21
923.686
2.609.094
162.867
1.181.290
33,5
31 Aug. ‘421
931.265 2.596.5
1
)2
157.083
1.1 98.688
34
6

Mei ‘4 01
1.160,282
1.158.613
255.183
607.042
83 Totaal
Schatkist-

B
e
lee-
Papier
1)1w
Data
bedrag
prom.
op het
reken. disconto’s
rechtstr.
nsngen buitent.
I
(act.)
Tpt7’ZT
231.002
231.000

1
142.58b

t
1.319.851
172.556
7

.,

’42
228.002
228.000

t
141.495

1
1,308.999
150.095
31 Aug. ’42
200.202
198.000
146.038

1
1.303.724
161.643
1
150.648
6 Mei

’40
9.853

1
217.726

I

750

DUITSCI1E IlIJi{SRANI{.
(in mill.
R.M.)

Goud
1

Renlen

t

Andere wissels,
.
.l3elee-
Data
a
en
1
.

bank-
1

chèques en
1
deviezen
1

scheine
1
schathistpa pier
1
nsngen_

7 Sept. 1942
1

701h
1

258,6
1
23.269,2
1

13,5
31 Aug. 1942
1

76,7
1

259,6
1
23.610,6
1

14,4
22

1942
1

76,9
1

295,7


1
22.589,2
1

16,1
23Aug._1939
1
77,0′
1
27,2
1′
8.140,0
1
22,2

Data
‘E/fec

Diverse
1

Circu-
1

Rekg.-
Diverse
ten
i
Activa.
1

latie
1
Crt.

_
Passiva
7Sept. ’42
43,9

1
1.653,6
21.553,1

1
2.602,2

1
635,9
31 Aug.’42
1

54,4

1
1.842,4
21.807,8

1
2.864,2

1
639,1
22

,,

’42

1
23.1

1
1.359,0
20.700,1

1
2.577,7

1
572,7
23 Aug. ’40
1
982,6

1
6.380,5 8.709,8

1
1.195,4
94,2

GEZAMENLIJKE STATEN VAN-DE NATIONALE BANK VAN
BELGIË EN VAN DE EMISSIEBANK TE BRUSSEL..
tin milI. Franes!

a
.
L
.
,..

00
,
.

a
07~5
on.a
.
1
,

.,
3Sept.’42
45.121
357
21.461 1.883
60.618
3.929
3.478
27Aug.’42
44.985
‘.278
21.063
1.942
59943
.
3.886
3.646
20

,,

’42
44.495
277
20.836
1.990
50.675
,

’42
44.014
282
3.276
12
21.031
2.047
59.360.
3.813
3.411
6

,,

’42
43.667

275′
21.403
2.077
59.219

[
3.856

3.889 3.526
8 Mei -’40
23606.
5,394
,
695
.1.480
29.806

.
.
909

/

:

.

– ……
..

..

. .

.

. …

.

.-.

..

..
,’.,l’

..

‘ze’


.


:_.
r.,

.’

416

16 SEPTEMBER 1942

A
!fa
betische Index 0 verhe i dsm a ci tregelen

(ZIe voor den alfabetischen index Overbeidsmaatregelen in 1941 het

op
Economisch gebied

1941, laatste bladzijde.)
Blz.
Aardappelen 33, 47, 248, 314, 335, 354, 364, L
394,
414
L
Aardolieproducten ……….102, 345, 414 L
Accijns …………33, 185, 195, 354, 364 L
Advertenties ……………………345 31
Afval ……………………….165 51
Arbeidszaken 113, 189, 215, 227, 248, 272, 141
305, 325, 345, 354, 364, 374, 414 31
Bakkerij

………………….335, 345

141
Bank- – en Credietwezen ……….33, 195
Bankwet

1937
.
………………..195

Al
l3edrijfsvorm

………………….59

31
Bedrijfsorganisatle Vee en Vleesch 59, 305, 31
315 N
Belastingen . . . . 33, 59, 227, 248, 305, 355 N
Bindtouw …………………..
’13, 215 N
Bintienscheepvaart ……59, 156, 238, 248 0
Bloembollen ……………………364 0
Bloemkweekerij

………………….155

0
Boschbouw

……………………185

0
Bouwnijverheid ……….47, 58, 113, 325 0
Buiteniandscbe Handel 47, 59, 75, 101, 113, 0 155, 204, 215, 227, 238, 272 314, 325, 345, 11
374, 384, 414
Chemische Industrie ……….58, 184, 248 P
Commissarissenbelasting ………….. 415 P
Deviezenverkeer . . . . 33, 59, 167, 335, 355 P
Diamant

……………………..113

P
Distributie

……………………354

P
Dividendbeperking …………..59, 335 P
Drankwet

……………………58

Pl
Drukwerk ……………………..345

P
Economische Sancties.. …………..
..194 P:
Eieren

………………….. 248, 354

IE
Electriciteit

……………………334
Electrotechnische Industrie ……….58 R
Fruit ………………….59, 315, 345

R Garnalen

………………………123

R
Gas

…………………………334

II
Gasgeneratoren

………………..325

11
Oevogelte ……………………47 R
Goederen voor Duitsche Weermacht . , 345 R
Gort …………………………335 Si
Grafische Industrie ……….58, 75, 194 St
Granen

……………………….205

Sl
Gras

…………………………354

S
Grasland ………..33, 67, 8, 155, 205 St
Groenten ……….33, 155, 315, 335, 345 St
Handel.. 204, 215, 227, 238, 248, 314, 325, T,
345, 354, 363, 374, 384, 394, 414 T
Hennep’

……………………..205

T
lIef ringen ……………………..354

T
Hooi

………………………135, 354
Hout …………248. 272, 335, 345, 354 Ti
Inoustrie238, 248, 345, 354, 363, 375,384,394 T’
Kaas

………………….75, 227, 315

U
Kamers van Koophandel ……..47, 184 V.
Kantoormachines

………………156

V
Kapok ……………………121, 165
Keramische Industrie ……….58, 194 V
Klaver

………………………..354

V
Klompen ……………………..272 V
Kunstmest ………………59, 215, 335 V
Kweekerij ………………..59 354 V
Landbouw 33, 47, 59. 67, 75, 85 93, 102, 155, T
165, 195, 205, 215, 227, 248, 305, 364, 375, V
385, 394/95 ‘,’

Jaal
Blz.
andstand, Nederlandsche …. 33, 102, 272
eeningronds 1940 ………………102
oonbelasting ………………….3
95

ucerne ………………………..354
achines ……………………..215
eel en -producten …………..101, 195
elk en -producten ……………33, 205
erkengeld ……………………113
:etalcn 17, 58, 75, 155, 184, 195, 227, 238,
394, 414
iddenstand …………..195, 215, 272
ijnbouw ………………………305
otorbrandstof . . . . 58, 165, 215, 305, 325
ationale Plan …………….101, .345
ederiandsche Coöperatieve Raad …. 194
icotine ……………………..102
li6n en vetten ……102, 195, 215, 305
mzetbelasting .59, 102, 227, 315, 335, 364
ndernemingsbelasting ……….227, 364
orlogsschade …………..123, 184, 195
ost-Compagnie, Nedcrlandsclie ……314
rganisatie Bedrijfsleven, 47, 102, 113, 123,
i5, 195, 204, 215, 227, 238, 248, 305, 314,
325, 335, 345, 354, 363, 375
aarden ……………………215, 414
acht ……67, 102, 123, 165, 335, 354
apier ……..58, 102, 195, 204, 215, 335
alterijen ……………………..58
ensionbedrijven …………….58, 248
tuivruchten ………………….205
luimvechouderij ……….165, 248, 354
ostverkeer ……………………59
rijsregeling 47, 58, 75, 101, 113, 123, 155, iS, 184, 195, 204, 215. 227, 238, 248, 305, 314, 325, 335, 345, 363, 384, 394, 414
adio

……………………….47
antsoeneering

…………………227
egistratierechten

………………59
estaurants ……………………75
Ijwielen ……………………47, 123
ubber ………………..113, 123, 305
uwvoedergewassen ………………355
achtvee …………33, 59, 67, 248, 272
ileerolie ………………………102
aar- en betaalzegelkasbedrijf 102, 227, 355
ertijden Kleinbedrijf ……….75, 123
jikerbieten

………………….205
irrogaten

……………………155
abak …………..47,58,113, 195, 355
ankgas

……………………..205
zxtiel

………………102, 325, 364
uinbouw 33, 59, 102, 205, 227, 364, 395,
414
urf ……………………….59, 335
weelandenorganisaties ……………59
len ………………………….’13
arkens ………………..59, 227, 345
ee 67, 465, 185, 195, 205, 227, 248, 272, 315,
355, 375, 414
eenproducten …………………113
eevoeder ………………47, 102, 238
ennootschappen ……………. 325, 363
ei;nootschapsbelastlng 227. 305, 335, 395
erf en -grondstoffen ……….102, 165 ermogensbelasting …………227, 305
ervoerswezen …….59, 102, 165, 248, 375
erzekering ……………………414

register
Blz.
Vestlgingseischen……………….1 02
.
Vezelstoffen ……………………. 215
Vlsscherij 33, 59, 102, 123, 215, 305, 325,
385
Vlas ………………… 59, 75, 227, 248
Vleesch ……59, 165, 185, 205, 315, 355
Voederbieten ………………….215
Voedselvoorziening 33, 47, 59, 75, 123, 155,
185, 205, 227, 355, 364, 375, 415
Vruchtboomen ………………….355
Vijandelijk vermogen …………..215
Waardevermeerderingsbelasting……..385
Warenwet

…………………….305
Wol

…………………………205
Wijnbelastlng

………………….33
Zaden 47, 59, 102, 123, 156, 195, 205, 335,
364, 385
Zuidvruchten …………………195
Zuivel .. 227, 335, 355, 364, 385, 395, 415

KONINKLIJKE NEDERLANDSCHE BOEKDRUKKERIJ

H. A. M. ROELANTS – SCHIEDAM

Onze speciale afdeeling: Drukwerk voor contrôle en
administratie, levert alle voorkomend drukwerk op
dit gebied concurreerend, snel en accuraat.
Uitgifte-apparaten in’grooteverscheidenheid van werk-
wijze en capaciteit naar de behoeften van elk bedrijf.
Tel. 69300

Onze
terzake-kundige staf is te
allen
tijde voor gratis
(3 lijnen)

advies te Uwer beschikking.

Ter vervanging van haar door brand verloren g’eganen voorraad nummers van

Economisch-Statistische
Berichten en Economisch-Statistisch I”4aandbericht

van den jaargang 1940, zou de
redactie
het zeer op prijs stellen, indiende

lezers, die hun exemplaren kunnen missen, deze aan
haarzouden
willen afstaan.

Een Analyse van de

ArbeidSproducti.

viteit 1fl Nederland

door

Dr. Ir: F. J. C. VAN DER SCHAIK

24ste
Publicatie van het
Nederlandsch
Econo-

misch Instituut

PRIJS f 2.60*

(Prijs voor donateurs en

leden van het N.E.I. fl.85)

Verkrijgbaar in den Boekhandel

Uitgave:
De
Erven

F. BOHN N.V.

Haarlem

P. 1299/3.
Verantwoordelijk voor het redactioneele gedeelte: Drs. M. F. J. Cool, te Rotterdam.

Verantwoordelijk voor de
advertenties: H.
A. M.
Roelants, Schiedarn. Uitgever:
H. A.
M.
Roelants. Schiedam. Drukker: H.
A. M.
Roelants, Lange
Haven 141, Schiedam,

K 2193.

Auteur