Ga direct naar de content

Jrg. 25, editie 1269

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 24 1940

24 APRIL 1040

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.

Economisch

~Stati*sti*sche

Benchten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN
VERKEER

UITGAVE VAN HEI’ NEDERLANDSCH ECONOMLSCH INSTITUUT

25E JAARGANG

WOENSDAG 24 APRIL .940

No.
1269
1

COMMISSIE VAN REDACTIE:

P. Lief tinck; N. J. Polak; J. Tinbergen;

ii. M. H. A. van der Valk; F. de Vries.

J1. F. J. Gooi – Secretaris van de Red setje.

Redactie-adres: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam.

Aan geteekenda stukken: Bijkanto r Ruigepiaatweg.

Telefoon Nr. 35000. Postre1ening 8408.

Advertenties voorpagina f 0,50 per regel. Andere pagi-

na’s f 0,40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens

tarief. Administratie van abonnementen en advertenties:

Nijgh van Ditmar N.V., Uitgevers, Rotterdam, Am-

sterdam, ‘s-Gravenhage. Postchèque- en giro.rekening

No. 145192.

.ibonnementsprijs voor het weekblad franco p. p. in

Nederiand f 16,—. Ab nnements prijs Economisch-Statis-

tisch lIaandbericht f 5,- – per jaar. Beide organen samen

f
20,— per jaar. Buitenland en Koloniën resp.

f 6,— en f 23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. Dona

tours en

leden van het Ne(ieriandsch Economisch Instituut

ontvangen het weekblad en het Maandbericht gratis en

genieten een reductie op i’e verdere publicaties.

INHOUD:
Blz

De financiering der defensie door
Dr. J. Snoep ……306

Een verwaarloosde reserve door
H. W. Lambcrs . …….09

De positie van Nederlandsche boter op de Engelsche

markt in verband met de recente gebeurtenissen in

Scandinavië door
Dr. H. J. Frietema …………..311

Werkverruiming door
Meijer de Vries ……………’112

Rotterdam in het vierde kwartaal van
1939
door
Mr.

W.
F. Lichtenauer …………………………315

Derde Groninger dag
1940
door
M. F. J. Gooi ……318

De Rijksmiddelen over Maart ………………….
319

BOEKBESPREKINGEN:

J. E. Meade; The Economie Basis of a Durable

Peace, bespr. door
Prof. Dr. J. Tinbergen ……… 320

MAANOOIJFERS:

Overzicht van den stand der Rijksmiddelen ………
322

Gecombineerde Maandstaat van de Nederlandche

en Nederlandsch-Indisehe Grootbanlcen ………
322

STATISTIEKEN:

Verkorte opgave der Groothandeisprijzen ……………….3?3
Geldkoersen-Wi8selkoersen-Bankstalen …………….323, 324

GELD-, KAPITAAL- EN WISSELMARKT.

Op cle viss”lnia okt is deze week het verloop ”ait ctc
Sterl irignoteering btxlu i{lend ka.hiiet’ goveost dati
iii
de
voorafgaande weken…….uiters
,
tc,n lageui minder ver
,
uit
elkaar, cii uien heeft den
mcl
ruk, dat een toestand van
te-
trkkIijke rust is itigetreclen op ccii peil van 6.60 ‘tot 6.65.
JTI.et
was opvallend, dart liet aanbod ‘al’s regel uit cle
Ver-
eenigcle State ii kwam, terwijl iii Eu ropa vaak de v rang
overherscjhte.
Man
zon gelicij1 zijn hieruit af te leiden,
dat de speculatie een rol van bebeekeiris heeft gespeeld,
want ‘noch aanbod van .Ponden, ‘afkomstig uit verkoop van
Enrgelsohe fondseu., ‘noch commercieel Sterlingaaiibod is uit
de vereenrirgde Staten op groote schaal te verwa.dhrten. De
betrekkelijke k’a.linrte val1 . de markt heeft natuurlijk niet
verhinderd, dart tooh nog -choittine’l ingeli voot-kwamen. Een
oogenbiik -is nog op 6.54 gehandeld, terwijl ook inog 6.70
is gemaakt. Die fluotuatiies zullen echter iii een betrekke-
lijk .dnniie” markt, zooals 3h’ Simoti de Pondetuniarkt
qu•adif’ireeerdc, steeds blijven voorkomen, temeer, ivantieer
elk regu lee t

end ingrijpen ‘vait n One aire auto ci teiten ach –
tenwege blijft. Meerendeels bleef, zooals gezegd, de koers
tussehen de 6.60 en 6.65, met -sedert h-t einde van cle voor-
gaande week een, zij het zwakke, tendens tot verbetering.
Belgische Franes stonden, evenals in cle vorige week, nogal onder druk, niet als gevolg een geleidelijk afbrok-
kelende noteei’ing. De monetaire autoriteiten lieten welis-
waar ide markt niet zonder -sten ii. maal zij lieten toch
la.nrgzaairn aar.t tIen koers van cle Belg,a dalen, hetgeen na-
tuurlijk niet aan de stemming ten goede kwam. Fr.anscihc
F.ra,tics volgden weer vol lcd irg de bewegingen van het Pond.
De Dollarnetcerinrg te onzent bleef onophoudelijk
01)
-het
traditioneele nfgiftcprij.s-ni ‘eau ‘van het Ega.lisaitiefonds. Toch bleven dc operaties van cli,t fonds binnen veel engel’
gcen’zen dan in de vorige week. Wellicht ‘aal uit den week-
staart van De Nederiandsohe 13ank weer een goudafgifte
blijken, maar de onivalig van ‘cle i ntervenrtie was gedeci-
dcercl aanmerkelijk geriniger dan in cle voorgaande week.
Seanclinrav’isohe ‘valuta’s hebben geen verrassingen valt beteekenis te ‘zien gegeveIl; cle ontzetten i’arcn cohtcr ge-
ring. Witt Noorwegen en Denemarken betreft, zullen de
i:ntnierrieele betalingen over en weer zich trouwens niet
‘meer over cle vrije rniarkt kunnen af.wik’kelen. De rogeering
heeft maatregelen genomen om te vermijden, dat wij onze
schulden zouden betalen, ‘zonder onze vorderingen binnen
te krijgen. Zooals bekend, is een soortgelijke maatregel destijds ten ctaaz’ien valt Polen overwogen, maar het is
toen niet zoover gekomen. Dit keer grijrpt men sneller in.
De omvang ‘van de weclerzijdsahe verpl’icthrting-en zal wel-
licht niet zoo heel groot zijn, maar het is toch goed, dat
men ‘vermijdt dat ‘Nederlandscihe belangen zonder noodzaak
benadeeld worden.
De geldrnarkt blijft onder den invloed van de’in’terna-
tionale spanningen. Aldus niet de invloed van de goudrher

waandeering zidh reeds dadedijk -doorkruist door andere
factoren.
A
uguistus-scltatkistpsiipier werd op 2% pOt. ge-
-li’andedcl. De toawijsing op de nieuwe uitgifte van schat-
kistpapier op den eersten dag van de nieuwe week weer

spiegelde deze s’tcanrrning 4-maand’s-papier ging op
2%
pOt., 6-rniaarnds op
2
3
/
4
. janrspapicr ging op
2
15
11 pot. Het
drie- en vijfjanige papier, dat voor hot eerst na geruicilen
tijd weer werd ‘aangeboden werd .t pati

toegewezen, op
een rentebasis dus van
3%
pot., hetgeen beneden de ver-
waohrtinrg van de markt bleef. Prolongatie steeg -aan het
begin van de nieuwe week tot
3% pOt.
De kapitaalmarkt had onder ‘voortdurend aanbod te lij-
den bij een bovenmatig geringe vraag, ‘zoodat de koersen
voortdurend ‘afbrokkelde’n en voor de meeste soorten laag

tereeords wenden geboekt. De nieuwe 4 pOt. Staatsleening
behaalde een disagio van bijna 10
pot.

306

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

24 April 1940

DE FINANCIERING DER DEFENSIE.

De situatie op onze kapitaalmarkt is zeer zeker
onbevredigend te noemen
1).
Gedurende 1939 hebben
de kapitaal- en geidmarkt door een groote afvloeiing
van saldi naar liet buitenland, door den drang naar
grootere liquiditeit en door geldoppotting en het ham-
steren van goederen een aanmerkelijke inkrimping
ondergaan, die onder meer tot uitdrukking is geko-men in een daling der staatsschuldkoersen, een ver-
schijnsel, dat zich hijv. in Engeland niet heeft voor-
gedaan.
Eén der voornaamste oorzaken van deze onbevre-
digende ontwikkeling is, dat men alles den vrijen loop
heeft gelaten en dat de Overheid niet interv,enieerde. Hierbij kwam de coïncidentie van zeer hooge staats-
uitgaven voor defensie – op jaarbasis zeer globaal
één milliard Gulden -, een vermindering van het
vrijwillige spaarvermogen en van de opnerningscapa-
citeit voor langloopende staatsschuld van de institu-
tioneele beleggers en banken; deze capaciteit is klei-
ner in omvang, clan
01)
het eerste gezicht lijkt. We-
gens den reeds zeer hoogen belastingdruk is de fiscale
reservecapaciteit gering. Het is de vraag, of de voor-
gestelde helastingverhoogi ngen, cle winsthel asting
euz. in staat zullen zijn, den in 1940 stijgenden dienst
der leeningen te dekken. Een verdere opvoering der
verbruikshelastingen zou weliswaar liet in deze ab-
normale tijden nuttige effect van consumptieheper-
king hebben, zulks ter bevordering van het spaar-
vermogen, doch daardoor zou de fiscus weer bena-
deeld worden.

Hoe cle Overheid tot dusverre cie defen.sie fin(vn-
cierde.

In de eerste maanden van den oorlog heeft men de
mobilisatie door middel van de geldmnarkt gefinan-
cierd. De omloop van schatkistpapier is sinds begin
1939 gestegen van f 220
mill., tot
f
518 miii., v66r
de storting op de jongste Staatsleening, en exclusief
een onbekend bedrag, dat voor rekening van liet Ega-
lisatiefonds uitstaat. Eerst aan liet einde des jaars
trachtte nien tot consolidatie over te gaan door mid-
del van een 4 pOt. 40-jarige leening van
f
300 miii.,
welke, ondanks de beiastingfaciliteit, mislukte, ver-
moedelijk wegens onvoldoende inschrijvingen van de
zijde der heleggingsin.stellingen. De tweede leeniug
zou eveneens zeer waarschijnlijk zijn mislukt, omdat
liet aangeboden rendement onder dat der overige
staatsschuld lag, ware het niet, dat men aan. haar een
half-gedwongen karakter gaf. Toch was het succes
niet groot, daar de leening – die van hetzelfde type
was als de voorafgaande – slechts niet 10 pOt.
werd overteek-end, terwijl vermoedelijk voor een be-
drag van
.f
32 miii. door inschrijvers bij De Neder-
landsche Bank is beleend. Zij lijkt slechts amper ge-siaagcl, hetgeen in scherpe tegenstelling staat tot cle
groote successen der leeningsuitgiften in Engeland,
waar men andere leeningstypen heeft uitgegeven en
verdere voorzieningen tot secureering van de bevre-diging van de leeningsbehoeften van den Staat heeft
getroffen. De netto-opbrengst der beide leeningen zal
ongeveer
f
340 miii. bedragen hebben, hetgeen min-
der is dan de helft, welke de defensie in één jaar
tijds vereischt.
De goudwinst-mobilisatie van De Nederlandsche
Bank vormt slechts een kort intermezzo in de lee-
ningsbehoefte van den Staat en heeft een verruiming
van de geidmarkt tot voornaamste effect gehad. Het
Rijk heeft zijn aandeel ad
f
132 mii!. in de goud-
winst onder meer aan, aflossing van
.f
50 mill. schat-
kistpapier besteed, en liet Egalisatiefonds heeft niet

de verkregen
f
75 miii. een beleening op goud bij De
Nederlandsche Bank van wellicht
f
55 miii. en een
voor zijn rekening uitstaand bedrag aan schatkist-
papier afgelost. Er zou dus ongeveer voor
f
150 mill.

i) Zie: ,,De Situatie op de Kapitaalmarkt” in E.-S.B.
van
17 April jl.

nieuwe middelen in het verkeer zijn gebracht. Op
22 April is men weer tot uitgifte van schatkist-
papier overgegaan.
Tanneer
de goudwinst zal zijn
,,verbruikt”, zal de Regeerin opnieuw voor de vraag
komen te staan, op welke wijze de loopende uitgaven
zullen moeten worden gefinancierd. Het is derhalve
te verwachten, dat binnen betrekkelijk korten tijd een
nieuwe leening zal worden uitgegeven, indien de Regeering een sterk aanzwellen van de vlottende
schuld zal wenschen te vermijden.
Het financ’ieringsbeleicl der Begeering.

Van, een systematische en consequente defensie-
fimiancieringspolitiek is hier te lande niets gebleken.
Dit geldt zoowel voor de politiek der ooriogsecono-
mie, als ten aanzien van den fiscus en van de leenin-
gen. Omschakeling van een vredes-economie, welke
een zoo groot mogelijke behoeftebevrediging van het
udivdu ten doel heeft, naar een oorlogseconomie
met een hoogere productie, een geringere consump-
tiemogelijkheid en een stimnuleering der besparingen,
heeft hier onder leiding van de Overheid niet plaats
gehad.
Het kapitaalverkeer niet het buitenland, de kapi-
taalmnarkt, de productie en het verbruik, de spaar-
activiteit, cle koersvorming van staats’schuld op de beurs, de investeeringen en wat dies meer zij, heeft
men hier vrijwel totaal vrij gelaten, zonder eenige
interventie, hoewel uit liet kiezen van het tijdstip
der goudwinstmobilisatie en uit de emissie eener
halfgedwongen leening zou kunnen blijken, dat de
Overheid een goedkoop-geld-politiek, resp. een mono-
poliseering van de kapitaalmarkt voor oogen zweeft.
Vaste richtlijnen ontbreken bij de technische uitvoe-
ring van de oorlogscrisis-financiering. Men heeft
geen maatregelen tegen den grooten kapitaalexport
genomen en evenmin de repatriearing gestimuleerd.
Er heeft geen organisatie van de te verwachten nood-
gedwongen versobering plaats gevonden. Zou men mid-
delen kunnen overwegen, die mogelijkerwijze eenige
verbetering in den onhevredigenden gang van zaken
op onze kapitaalmarkt zouden kunnen brengen? Ter
beantwoording van deze vraag doen wij een greep
uit de vele factoren, die het geheele complex he-
heerschen.

Korter loopende leen.in.gen. gewenscht.

Een zeker gebrek aan vindingrijkheid, aanpassings-
vermogen, taktiek en psychologische instelling van
de Overheid tegenover de beleggers zijn aan de te-
genwoordige leeningspolitiek van ons land niet
vreemd. Tot de leemten in de leeningspolitiek be-
hoort in de eerste plaats de te lange looptijd der
beide 40-jarige leeningen, welke impopulair is in
tijden, waarin de rentevoet een neiging tot stijgen
vertoont. De beleggers toonen voorliefde voor kort-
loopende papieren, daar deze onder de huidige om-
standigheden minder koersrisico bieden. Een groot
aantal 2% pOt. en 3 pOt. stedelijke en provinciale
leeningen met zeer korten looptijd, in 1938 uitge-
geven, hadden zulk een succes, dat zij practisch
oogeublikkelijk van de markt verdwenen en waar-
schijnlijk niet meer uit de heleggingsportefeuilles te
voorschijn zullen komen. In Engeland had men on-
langs een groot succes bij de uitgifte eener 3 pOt.
leening met een looptijd van 15% â 19% jaar, welke
een geschikt investeeringsohject voor alle categorieën
van spaarders schijnt te vormen. Men kon tevoren
zelfs de 4% pOt. leening 1940-44 in een 2 pOt. lee-
ning 1943-45 converteeren. In Zwitserland, dat
overigens minder geëxponeerd tusschen de heilige-
reuten ligt dan ons land, heeft men, zonder eenige
vrijheidsbeperking van kapitaal, bij de banken pro-
messen geplaatst met een looptijd van 1 tot 3 jaar
en met een rente van 2% pOt. en 3% pOt. Bovendien gaf men een 3%–4 pOt. leening met 10-jarigen loop-
tijd uit, welke een goed onthaal vond, hoewel haar
rendement onder de bestaande kapitaalrente lag. De

24 Ari1 1940

ECONOMISCH-STATITISCHË BERICHTEN

307

e – rnissiekoerá beliep 99.40 pOt., tot 1944 wordt 3
pOt. rente betaald en 4 pct. rente tot 1950. Ook kent
men daar sinds lang het systeem der ,,Kassa-Obliga-
-tionen” met een looptijd van 3 tot 5 jaar, bekend
beleggirigsobject voor banken
2)

Bij cle overweging der Regeering tot emissie van
larigloopende leen ingen kan wellicht gelden, dat, het
nageslacht client mede te betalen aan de handhaving
van de onafhankelijkheid van liet land en dat de an-
nuïteiten van een kortloopende leen ing uitzonderlijk
hoog zouden zijn. Men kan echter een kortloopencle leening later altijd nog verlengen, hetgeen met bijna
alle emissies van 1914-1919 is geschied en waar-
door thans nog ongeveer één milliard Gulden van cle
vroegere ooHogsschuld in den vorm van de 3-34
pOt.. leen ing van 1938 per 1976 ui tstaat
2).
Zoo werd
de eerste 5 pCt. 15-jarige leen ing van
f
275 miii.,
waarop voor
f
410 mill. werd ingeschreven, in de
4 pOt. 40-jarige leening van 1917 geconverteerd,
deze weer in de 4 pOt. leening van 1934 en deze op
haar beurt weer in de 3-3> pOt. leening omgewis-seld. In feite is dus liet restant der eerste 15-jarige
oorlogsheening, waarop een hoog rendement werd ge-
boden, daar men zeker van zijn zaak wenschte te zijn,
uiteindelijk ccii 02-jarige leening geworden. Alleen
de laatste oo.rlogsleening, de geclwoigen 5 pOt. emis-
sie van 1919, werd in 1933 zonder nieuwe uitgifte
afgelost. Op de eerste vier leeriingen, evenwel even-
eens met stok achter cle deur, werd tot een bedrag
van
f
1.304.000.000 ingeschreven en geaccel)teerd,
terwijl in totaal f
1.025.000.000 werd gevraagd. De
aflossing der eerste 15-jarige leening was als volgt
geregeld: in de jaren 1910 tot eis met 1920 telkens
5 pOt., daarna oploopenid tot 11 pOt. in 1929.

Een uitgifte eenen kortloopende leening, zegge
10 jaar, iets onder pari en slechts aflosbaar door uit-
lotingen a pan, zij liet met vaste annuïteiten, of in
den vorm van en serieleen ing, zou een veel grooter
succes kunnen hebben clan een 40-jarige emissie, zelfs
met belastingfacil itei t, daar eerst’genoemde modal i tei-
ten hij de -beleggers liet meest geliefd zijn. Men zoti
clan tevens een iets lager renclemen t kunnen aanbie-
den, clan op een langloopencle leening is te behalen.
In de practijk toonen immers kortloopende objecten
tegenwoorcl ig lagere rendementen clan langloopende,
zulks wegens hun grootere aantrekkelijkheid. De 3 l)Ot. 20-janige ]eening van 1930 werpt een rendement af, dat
meer dan een half procent lager is dan dat der 3 pOt.
50-jarige leening van 1937. De uitgifte met een
iets lager rendement heeft tevens liet voordeel, dat
daardoor de koersen, der oudere leeningen niet per se behoeven te deprecieeren. In geen geval zou het der-
halve gewenscht lijken, dat de Regeering verdere
40-jarige leeningen tegen hoogere rendementen zou uitgeven dan de vorige, teneinde meer succes te be-
halen. Immers dan zou cle oude schuld zonder inter-
ventie nog verder deprecieeren. Een relatief lage
rente en een korte 1 ooptij cl zijn derhalve gewen scli t.
Bij cle tweede leen ing kon cle inschrijver, clie naar
zuiver zakelijke motieven handelde, er bijna zeker
van zijn, dat hij onmiddellijk koersverlies zou lijden,
omdat liet rendement van cl it object ten achter stond
bij dat van gelijksoortige, reeds bestaande leeningen.
Dit zou ertoe kunnen leiden, dat een eventueel ko-
mende ]eening van hetzelfde type, ondanks cle stok
achter de deur, zou kunnen mislukken en (lat cle
Regeering dan tot een geheel gedwongen leening, dus
tot een zekere vermogensheff ing, zou moeten over-
gaan.

lIet belang van, propaganda.

ilet was tevens niet juist gezien, dat men bij de

Zie
i)e
Telegraaf van 13 April ji. Zie de suggestie van M. F. J. Oool in de E.-S.1. van
1
November ji. betr. het voor cle financiering van het
leeni.iigsfotids niecle grijpen Raar het middel van opening
van een nieuw groo.tboek niet een rentevergoeding
01) ccii
slicti ng-sna.lebasis:

eerste, geheel vrijwillige uitgifte geen beroep deed
op de vaderlandsljefde en dit wel bij de half-gedwon-
gen leening deed. Overigens valt voor onze Overheid
van andere landen nog heel wat te leeren op liet
gebied der propaganda, als psychologische voorbe-
reiding voor het rij!) maken van cle heleggings-animno.
Met pakkende slagzinnen heet liet overal in Enge-land., ,Lend to Defeind the Riglit to be Free”.

In dit verband kan ook gewezen worden. op het
ontbreken hier te lande van een goed geleide cam-
pagne ter bevordering van liet vrijwillig sparen
4)
hoe-
wel daarmede het vraagstuk van de ooriogsfinancie-
rIng geenszins wordt opgelost, heeft Engeland daar-
mede in 2 maanden tijds meer darm £ 100 millioen
opgehaald. De nationale spaarcertificaten kosten 15/-
en, stijgen in 1.0 jaar in waarde tot
20/0,
representee-
rende een interest van £ 3.3.5 percent. Zij zijn vrij van
inkomstenbelasting en kunn en op aanvrage direct
verzilverd worden. In ons land ligt nog een heel ter-
rein voor het tantrekken van de kleine besparingen
braak. Men denke voorts aan het systeem van pre-
mieleeningen, aan oblig’atiën met zeer kleine cou-
PuIes en dergelijke.

Verscheidenheid van beleg çjingsmateriaal.

Voor het hieterogeen karakter der beleggers en het
uiteenloopend doel der beleggingen di eist gevani eend
belegginsmateriaal te bestaan. Men denke hier te
lande aan uitgifte van 3- en 5-janige promessen ten
behoeve van banken en instellingen, die op tamelijk
korten termijn gelden te beleggen hebben. Voorts zou
het aanbeveling kunnen verdienen, stontingen op de
inschrijvingen op leeni ngen in termijnen te doen ge-
schieden eis desnoods een extra-uitkeering aan in-
schrijvers toe te kennen., die zich aan een sperr-ver-
p1 i chting zouden willen onderwerpen
2).

Reguleering van cie stacctsschuldkoersen?

De Staat kan zich door middel van een stok ach-
ter de deur een bevoorrechte positie op de kapitaal-
markt, verschaffen en daardoor zichzelf iets goed-
kooper financieren, doch dan kan het uit billijkheids-
overwegingen aanbeveling verdienen, dat de Over-
•heicl den belegger dan niet verder aan zijn lot over-
laat en daardoor lijdelijk een flinke koersdaling tot
934 püt. van de 2e leening, vbér de Scandinavische
invasie, aanziet zonder in te grijpen. De reeds semi-
gedwongen beleggers zijn hierdoor aan een extra hef-
fing onderworpen, wat te voorzieti was (zie boven).
De Staat loopt hierdoo.r gevaar, dat de beleggers
zich min of meer van, hem vervreemden. De koers-daling van staatsschulcl en andere overheidsobliga-
t iën heeft groote boekverl i ezen aan verschillende
reserve-vormende onder nem in gen, aan beleggingsin-
stellingen en rijksfondsen veroorzaakt, waardoor hun
bereidwilligheid of vermogen tot opneming van
nieuwe staatsschuld beperkt wordt en waardoor de
tendens tot opnemn ing van onderhanclsche leeningen,
die geen beurskoers hebben, wordt versterkt. Ui le-
vensverzekering’skningen is dan ook reeds het systeem
van wiskundige berekening van het obligatiebezit, als
• boekwaardeering i.p.v. als beurskoers, zooals in Zwit-serlanci, als wenscheli,jk naar voren gebracht ‘)

In Engeland heeft men een zekere ‘contrôle over de
koersvorm ing van staatssch ulcl ingesteld en wel door

mi ciclel van vaststelling van in inimum-koersen, die
enkele malen konden worden verhoogd. De inschrij-
vers op uitgiften behoeven hierdoor geen koersdaling
te vreezen, die bovendien de staatscredietwaardigheicl
benacleelt. Deze tactiek heeft vertrouwen, gewekt eis

Zie hierover Pi’of. Mr, P. Lieftinek: ,,Vrij’willig of ge-
diwom’i’gen spa ren” iii E.-S.13. van 6 Maart ji.
Zie ook cle suggestie van Dr. G. C.
A.
vals Dorp n
cIa E.-S.B. van
21.
Febr. jI. betr. speciale sahul-clbrieven
voor ‘tijdelijke belegging van gelden.
) Zie Alg. Tl’aiicleFshla-d
van
1.9 Maa ‘t jI.

308

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

24 April 1940

een koersst.ijging uitgelokt, welke laatste men even-wel heeft te zien in het geheele kader van maatrege-
len aldaar. De interventie vormt een onderdeel van
liet streven, om den leeningsvoet voor den duur van
den oorlog, met medewerking van de goedkoop-geld-
politiek, zoo veel mogelijk op den huid igen stand te
houden. De Engelsche minimumkoerseti werden laag genoeg gesteld om een sluikhan dcl onder de minima
te voorkomen. The Times zegt: ,,The minimum prices
are a safeguard dgainst the dictates of reason. The
minima perform their fu.riction without prees heing
estahhshed on the minima.” In deze tijden zijn de koersfluctuaties dikwijls on-
evenredig aan de omzetten. Te onzent zijn de om-
zetten in de jongste leening tamelijk gering geweest
en er hing na inschrijving weinig vlottend materiaal
boven de markt, zoodat een koersiriterventie betrek-
kelijk gemakkelijk zou hebben kunnen plaats vinden.
De vraag is, of een eventueele interventie ter beurze thans nog wenschelijk zou zijn, nu de koersen reeds
zoo sterk zijn gedaald.
Desniettemin verdient de instelling van eenigerlei
,,management” der koersen overweging. Men kent
reeds cle werking van het Egalisatiefonds ten op-zichte van den dollarkoers, waarop de markt ver-trouwt. Indien dit fonds zijn contrôle staakt, is de
wisselmarkt haar normen kwijt en men weet, ondanks
de geheimhouding der transacties, wanneer het fonds
in de markt is. Evenzeer zou de wetenschap der be-
leggers, dat de staat zich om hun obligatiebezit zou
bekommeren, een sfeer van meer vertrouwen kunnen
scheppen, hetgeen onder de heerscheude omstandig-
lieden zeer gewenscht is.

Beperking der ,vrije” economie.

In een tijd, waarin cle vraag naar kapitaal de be-
sparingen overtreft, bestaat de tendens tot rentestij-
ging, waaraan men
01)
den duur niet kan ontkomen,
indien men ten minste geen andere maatregelen
neemt. Iedere maatregel kan echter moeilijk geïso-
leerd beoordeeld worden of uitsluitend op zijn eigen
mérites worden getoetst, daar het hier gaat om een
geheel samenstel van aan de eischen des tijds aan-
gepaste interventies, waartoe men helaas moet over-
gaan, ten einde een verscherping van de situatie hij
voortduur van den oorlog te voorkomen. Zoo heeft
Engeland naast de vaststelling van minimumkoersen,
de deviezencontrôle en den verkoop van bezit aan
huitenlandsche effecten, zijn reeds jarenlang gevoerde
open-marktpoii tiek met goed succes tot handhaving
van een lage rente in oorlogstijd aangewend
7)•
In
landen, waar men tot dusverre erin, geslaagd is, de
geweldig hooge lasten der oorlogsvoering zonder wrij-
ving en goedkoop te financieren, zooals in Engeland,
heeft men zich daarvoor reeds een belangrijke op-heffing van vrijheid in het financieele en, handels-
verkeer met het buitenland moeten getroosten en de
noodzaak eeuer nog verdere vrijheidsheknott.in.g wordt
urgenter. Tot dusverre waren in Engeland een sys
tematisehe verhrui ksbeperking door rantsoeneerings-
maatregeler,spaardwarig in den vorm van uitgestel-
de loonhetaling á la Keynes en verdere in de onaf-
hankelijkheicl der particuliere huishoudingen diep in-
grijpende niaatrgelen nog niet of nauwelijks nood-
zakelijk en hadden de interventies aan de grenzen
(kapitaal uitvoerverhod en terugroeping van ka pi – taal uit het buitenland), zoo mede de verdere maat-
regelen voldoende succes.
In ons land – dat trouwens niet in den oorlog is
gewikkeld – worden allerlei vormen van dwang der-
mate onsympathiek geacht en stuiten zij zoozeer af op de oude liberale tradities, dat de Regeering ziel)
slechts schoorvoetend en tastend in deze richting he-

7)
En bespreking va.i.l 1e wensohelijkhcd.d van het voe,-
ren eener goedkoop-geidpolitiek naar Engelsoh voorbeeld
hier te lande moet wegens de uitgebreklheici van cle stof
a(h te I-vege blijven.

weegt. De vraag
8)
is hierbij, of men hier nu reeds
moet overgaan tot verschillende beperkende maatre-
gelen met betrekking tot het binnenland en, tot het
kapitaal- en handeisverkeer met liet buitenland, –
zulks als prophylaxe tegen eventueele meerdere moei-
lijkheden in cle situatie van de naaste toekomst, na-
dat zich reeds enkele maanden, allerlei zwakte-symp-
tornen op de kapitaalmarkt en bij de financiering van de defensie hebben voorgedaan – ôf dat mcii
moet wachten totdat de kwaal geheel acuut is ge-
worden, nadat ccii te hooge levensstandaard in stand is gehouden en een lagere levensstandaard wordt ge-
camoufleerd door geringere besparingen en door de
,,pump pr.iming” van de defensie-uitgaven. Ook de
mate van doseering verdient overweging, w’aarbij
echter iedere i.nterveutie een steeds verder ingrijpen
verei scht, zooals uit dcvi
eze?icdn
trôle blijkt.
De uitoefening van, eenmgen spaardwang, beleg-
gingsdwang en rantsoeneeringsvoorschriften ten aan-
zien van luxe-goederen, schaarsche goederen of niet-
noodzakelijke importartikelen, wordt hier buiten be-
spreking gelaten, daar dit het kader van, dit onderwerp
overschrijdt. Veel von wat men vroeger als autar-
ksch streven en mercantilisme voor ons land terecht verwierp, noet men tegenwoordig als gevolg van de
oorlogsdreiging hel aas overwegen tot uitvoering te
brengen, o.a. ter wille van de deviezensituatie.

Contrôle over de betalingsbaktns?

Uit de ontwikkeling van de crediteurengelden der
banken en van den goudvoorraad der Nederlandsche
Bank sinds November blijkt, dat de kapitaalsvlucht
min, of meer tot stilstand was gekomen, nadat de groote exodus het vorig jaar had plaats gehad. Er komt naar verhouding weinig vlottend vermogen
meer voor vlucht in aanmerking, al bestaat hiertoe
theoretisch nog altijd ruime mogel ij khei cl.
Dit blijkt uit de goudverlie’zen der Nederlandsche
Bank en vermoedelijk van het Egalisatiefonds in de
jongste weken als gevolg van de Scandinaafsche cii-
sis. Gesteld, dat dle druk op den Gulden uit hoofde
van kapitaalexport niet meer zoo groot zou zijn en
daardoor de verhindering van dien export niet zoo-veel effect zou sorteeren, dan staat daar tegenover,
dat de invloed van de loopende posten der hetalings-
balans op den Gulden tegenwoordig zeer veel grooter
is geworden dan in. vorige jaren. In 1938 beliep liet
goederenimportsaldo
f
376 mUl., in 1039
f 551
mill.,
en op basis van de eerste vier oorlogsniaanden zou
dit saldo op jaarbasis tot ca.
f
800 mill. kunnen. stij-
gen. Bovendien zal het saldo-inkomsten uit scheep-
vaart- en ha.ndelsvarkeer en andere diensten, voor
1938
.f
254
mill., iii 1940 aanmerkelijk kleiner zijn,
zoo ook waarschijnlijk het saldo-inkomen uit rente
en dividend, ten bedrage van
f
183 mill. in 1938,
toen de loopende posten, met inbegrip van de stij-
ging van den achterstand in cle clearing niet Du,itsch-
land ter wilre van de juiste weergave der deviezen-
situatie, ongeveer gesloten zullen hebben. Thans moet
een zeer groot deficit in de loopende posten zijn ont-
staan. Naast beperking van den import tot rioodzake-
hijlce artikelen, kan men zich afvragen, of cle Gulden
beschermd moet worden tegen de mogelijkheid van
verderen Icapitaalexport, zoom ede tegemi de groeiende
deviezenrestricti e en val uta-on treddering elders.
Mobilisatie van kapitaalbezit in het buitenland?

De uittocht van kapitaal in 1939 heeft het voor-
deel, dat dit in geval van nood voor de voorziening
van de hinnenlandsche kapitaalhehoefte als reserve
dienst zou kunnen doen, gelijk in Engeland, waar
men niet een voorzichtige, zeer geleidelijke en ge-
deeltelijke liquidatie van fondsenbezit in de Vereenig-de Staten cle inheemsche kapitaalmarkt heef t gevoed.

8)
Prof. Dr. N. J.
Polak acht, blijkens zijn artikel ,,Doe
het nu” in .E.-S..B. ‘van 17 dezer, dit al lang geen vraag
Illeel’!

24 April 1940

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

309

liet nadeel van het opteren van buitenla

nclsche be-
leggingen is natuurlijk, dat men het toekomstige gat
in cle loopende posten door middel van kapi taaisrepa-
trieering nog vergroot, daar cle rente-opbrengsten
daardoor zuilen verminderen. Ter demonstratie van
cle grootte van het buitenlaiidscli bezit cliene, dat voor
reken ing van Nederi ancisch in steil ingen en particu-
lieren in de Vereenigde Staten per ultimo Augustus
1939 uitstond: aan effecten voor een waarde van
$ 470 mifl., aan banksalcli $ 160 milI. – hoofdzakelijk
vluchtkapitaal – en aan meerencieels duurzame inves-
teeringen voor $ 380 mill., benevens een groot bedrag
aan monetair goud, door den F. R. Board op $ 770
milI. geraamd.
De Dollars, waarover Nederland derhaive in tijd
van
1100(1
zou kunnen beschikken en clie deels direct eaiiseerbaar zijn, deels geleidelijk liquideerhaar (de
z.g. ,,d 1 rect i nvestmen ts”) zouden kunnerf zijn, met
de door ons berekende tegenwaarden in Guldens vol-
gens de
01)
de onderscheidene tijdstippen geldende
wisselkoersen, mak-en volgens de ramingen van het
F. R. Bulletin van December 1939 de volgende bedra-
gen in millioenon valuta-eenheden uit:

Augustus
1914
Augustus
1939

$

&d.
$
gld.
,,C’entral gold reserve”
. .
..

60

146
770 1.440
Doliarsaldi

…………..)
160
299
Effecten ………………

700

1.700
470
879
,,Direct investinents” ……
j
380
710

Totaal ……
760

1 846

1.780

3.328

Deze bedragen zijn natuurlijk niet uitsluitend Ne-
derlandsch bezit, daar er ook saldi en effecten van
niet-Nederiandsch bezit zijn, voor wier verwerving ons
land slechts een interinediaire functie heeft gehad.
Desniettemin zal een zeer groot bedrag uitsluitend
Nederlanclsch bezit uitmaken. Gebruikmaking van de
crecl i teurenpos 1 ti e van Nederland kan overweg ing
verdienen voor het geval liquidatie mogelijk is, waar-
bij het van belang is, hoe men de situatie van ons
land in het verdere verloop van liet groote conflict
ziet. Een relatief aanzienlijk bedrag aan saldi en goud
in de Vereenigde Staten voor Nederiandsche reke-
ning dient echter steeds als ,,ijzeren voorraad” te
worden gehandhaafd, zu.lks wegens monetaire doel-
einden en overwegingen met betrekking tot de vei-
ligheid, doch ook wegens de noodzakelijke aankoopen
aldaar. Men denke bi.j’. aan defensie-materiaal en on-
ontbeerl ijke grondstoffen.
De achterhalingsm ogel ijkheid van bui tenlandsch
bezit valt hier buiten beschouwing. Genoeg zij te ver-
melden, dat per ultimo 1939 bij de aciministratiekan-
toren een bedrag van
f
065 miii. aan certificaten van
buitenlandsche effecten (1938: f711 mill., 1937:
f 640 mill.) uitstond, van welk bedrag
.f
563 mill.
(1938:
f
585 miii., 1937: f 543 mili.) voor relcening
van de Vereenigde Staten uitstoncl. De daling in
1939 in weerivil van den kapitaalexport zal wel ver-
band hiouden met omzetting van certificaten in ori-
gineele stukken w’egens vermeende, meerdere zeker-
heid in geval van acuut oorlogsgevaar voor ons
land.

Ook financieele paraatheid!

Schrijver clezes betichtte zichzelf bij het schrijven
van bovenstaande regelen in dezen fatalen tijd van
een economische ,,Kieinmalerei” bij zijn minuscule
onderscheidingen van een hal 4-procents-ren dements-
verschil en van looptijden van leen ingen. lli,j beperk-
te zich tot materieele factoren en liet psychische mo-
inenten onbesproken.
De lezer trekke hieruit niet te voorbarige con-
clu.sies
De onwrikbare wil van ons volk tot bescherming
van zijn onafhankelijk bestaan uit zich in een vast
besloten verdediging een er zelfstandige neutraliteit.

Onze economische en militaire defensie zal, naast ezn
geest van dienstbaarheid aan en offervaard ighe
id
voor het nationale belang, verzekerd moeten zijn van
voldoende materiaalvoorziening. iliervoor moeten of-

fers worden gebracht en daarbij zal men niet kunnen doorleven op de manier, zooals men tot dusverre ge-
i’end was. Voor de snelle modern.iseering van ons
l)urgeriijke en militaire organisatie-apparaat vormen
de
financiën
één der onmisbare fundamenten.
Een oorlog is niet echter meer alleen een zaak
van de militairen. Nederland moet ook finnncieel en
economisch paraat zijn!
Wij wenschen ii iet van bui-
tenaf militair overrompeld te worden, doch wij wen-
schen evenmIn van binnenuit overrompeld te wor-
den door een stagnatie in den financieelen, bloeds-
omloop en derhalve door onvoldoende toestrooming
van fin ancieele levenssappen naar liet gecoördineerde

apparaat, welks eischen praevaleeren. Financieel e
weerkracht en veerkracht zijn gebiedende eischen in stormtij. iiertoe zal ieder in waren burgerzin en naar
vermogen moeten meewerken. Ook de belegger en de
beleggingsinstelling hebben hier een taak te vervul-
len, door hun schouders onder de financiën des Rijks
te zetten en zij dienen zich niet alleen door mercan-tiele overwegingen te laten leiden. Dat de Overheid
hen echter hierbij helpe! Dr.
J. SNOEP.

EEN VERWAARLOOSDE RESERVE.

Professor Polak heef t zeer onlangs
1)
in een betoog
van algemeene strekking gewezen op de dringende
eisch, eenmaal toch noodzakelijice maatregelen nd te
nemen. flij heeft daarbij gewezen op cle neiging om
op economisch gebied, vooral p dat der consumptie,
,,gewoon” te doen. Inderdaad, de groote problemen,
welke het oorlogsgebeuren aan ons stelt, vinden ook
in hun economische aspecten, g:roo te belangstelling.
Teel te weinig wordt daarbij in ons land echter nog
gelet
01)
de economie in haar meest huiselijke betee-
kenis: cle zuinigheid. 01) Sbfl dier pij.niooze bezui-
nigingsmogelijkheden willen wij in liet volgende in
het bijzonder de aandacht vestigen. En wel
01)
liet
vraagstuk van het
inzamelen en benutten, van, ge-
bruikt materiaal,
een vraagstuk, dat in grooter ver

band in ons land nog ternauwernood een ige aandacht
heef t gevonden.

Dit is daarom des te meer merkwaardig, daar zui –
n igheldl op liet gebied d.er ,,voorbi;je consumptie”, op
zijn minst in staat zou stellen tot een iets geringere
bezuiniging
0
1) het verbruik zelf.

Afval verzamelen geen, laats te stroohalnz.

liet woord ,,afval” echter is in onze taal reeds be-
laden met een zoodanig ongunstigen klank, dat de
gedachte, dat deze afval een belangrijke economische
taak zou kunnen vervullen, hierop als het ware reeds
af schijnt te stuiten.
Een veel ernstiger quaestie speelt hij dezen afkeer
nog een grooten. rol. Steeds meer heeft de laatste
jaren de opvatting postgevat, dat de rationeele ver-
w’erking van gebruikte stof.fei een noodmaatregel zou
zijn, een terugvallen op de laatste reserves. Deze op-
vatting nu, zouden wij ten krach tigste willen be-
strijden. liet uitbuiten van economische mogelijld-
heden behoeft in liet geheel geen teeken van armoede
te zijn: het is slechts een bewijs van gezond ver-
stand. Waarom zouden wij mateiiaal verloren laten
gaan, dat later vervangen zal moeten worden, even-
tueel ten laste van onze scheepsruimte en per saldo
van onze betalingsbalans? Een welgeorganiseerde,
voortgezette actie tot liet inzamelen van alle soorten
oud materiaal is mi. ean voorzorgsmaatregel, welke
in karakter volkomen overeenkomt met de om de-
zelfde reden getroffen rantsoeneeringsmaatregelen.
Niet alleen in de oorlogvoerende landen zijn dan

1)
,,Doe het nu !”, E.-S.B. van
17 April jl

310

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

24 April 1940

ook dergelijke acties ondernomen. Ook in andere lan-
den heeft men reeds het voordeel van eed bezuini-
ging van deze soort ingezien. Wij wijzen hier in dit
verband slechts
01)
de kortelings in Zwitserland ge-
voerde campagne tot liet verzamelen van oud papier.
Reeds bij een vluchtige beschouwing valt op, dat
veel, dat zijn ,,nut” gehad heeft, wordt weggewor-
pen of doelloos blijft staan. Een ,,schoonmaakactie”;
zooals die onlangs te Amsterdam werd ondernomen
voor het opruimen der zolders, zou in breeder ver-hand opgezet aan het inzamelen van oude metalen
dienstbaar gemaakt kunnen worden. Op deze wijze
aangevat, snijdt liet mes bovendien yan twee kan-
ten. Terwijl men in het hoofddoel, de verbetering der
passieve luclitbescherming, een pakkend devies heeft,
zal tegelijkertijd een, naar onze meening, niet on-
aanzienlijke hoeveelheid materiaal ter beschikking
komen.
Hier rijzen onmiddellijk twee vragen. In de eerste plaats kan men zich namelijk afvragen, welke mate-
riale.n hiervoor vooral in aanmerking zullen komen
en welke hoeveelheden dit kan opleveren. In de twee-
de pliats kan de vraag gesteld worden, hoe en door
welke lichamen een zoodanige actie georganiseerd en
ten uitvoer gebracht zou kunnen, worden.

Eenige in aanmerking komende stoffen.

Dit artikel is vooral bedoeld om een o.i. verwaar-
loosde mogelijkheid te signaleeren. Daarom zal aan
de eerste vraag slechts in het kort eenige aandacht
besteed worden. Slechts zij opgemerkt, dat, in Duitsch-
land en Italië in het bijzonder, aan dit probleem reeds
veel opmerkzaamheid is gewijd. 1-let meest opvallende
resultaat van deze onderzoekingen .is geweest, dat zon
weinig ,,waardeloos” is. Zelfs indien men echter niet
zoover wil gaan, dat geheele industrieën opgericht
worden voor de ,,Verwertung der Ahfiille”, blijven
er eenige eenvoudige mogelijkheden over. Twee der
meest opvallende, welke kunnen leiden tot besparing
op ingevoerde grondstoffen, iil. liet opvangen van
het uit de consumptiehuishoudingen verdwijnende
oud metaal en oud papier werden reeds genoemd.
Doch ook een geheel andere materie verdient atten-
tie. Men krijgt in cle groote steden den indruk, dat groote hoeveelheden etensresten, ondanks het be-staan van ,,ophalers”, weggeworpen worden. Naar
ohiangs gemeld werd, zal men binnenkort overgaan
tot het oprichten van een vijftal fabrieken ter ver-
werking van dergelijke afval. Naar schatting zou
dit een resultaat van 75.000 tot 85.000 ton bruikbaar veevoeder op kunnen leveren. Dit is pim. 4 pOt. van
het totale verbruik aan veevoeder. Juist in verband
met liet in dit tijdschrift meermalen gesignaleerde
feit, dat de veevoederpositie een ige versterking zou
kunnen gebruiken, ligt hier een terrein voor benul-
ting van afval zooal niet meer braak, dan toch nog
voor verdere bewerking open.

Wat de quantitatieve opbrengst betreft, achten wij
ons niet bevoegd schattingen te geven. Waarschijn-
lijk tengevolge van de geringe belangstelling, – althans
voor zoover zij naar buiten gebleken is -, welke dit
onderwerp tot nog toe in ons land heef t ondervonden,
zijn op dit gebied ook weinig gegevens bekend. Onge-
twijfeld zullen echter ten aanzien van het bedrijfs-
leven door gespecialiseerde instellingen hiernaar on-
clerzoekingen voor bepaalde doeleinden zijn ingesteld.
liet zou mi. zeer ieker de moeite bonen, als, mede
aan de hand van huitenlandsche ervaringen, getracht
werd de quantitatieve belangrijkheid van dezen grond-
stofhron na te gaan.

Een enkel voorbeeld van het belang van maat-
regelen van deze soort zij hier echter gegeven. Voor
betrekkelijk korten tijd is men er in ons land toe
overgegaan de aangevoerde zeevisch onmiddellijk in
de afsiagplaatsen van den kop te ontdoen. Volgens
d ienaangaande verstrekte mededeeli ngen heeft dit to t
resultaat gehad, dat gedurende de eerste negen dagen

uit het verwerken van deze vischafval een hoeveelheid
vi schmeel, geschikt als plu 1 mveevoeder, van ongeveer
10 ton beschikbaar is gekomen. liet is waarschijnlijk
mede tengevolge van het succes, dat een soortgelijke
maatregel in Duitschiand heeft opgeleverd, dat men
hiertoe is overgegaan. Dit gunstige resultaat kan
slechts een aanspori.ng zijn een onderzoek in te stel-
len naar de mogelijkheid van andere besparingen
van deze soort. Dat men maatregelen als deze, welke
het publielc misschien een zekere mate van onge-
mak bezorgen, niet heeft w’illcn doorvoeren in ge-
wone tijden, het zij zoo. Gedane zaken riemen geen
keer; doch niet gedane zaken kan men in dit geval
thans nog teil goede wenden.

De organisatie.

Een tweede punt, dat nadere bespreking verdient,
is de organisatie. De geheele actie zou een dwaasheid
zijn, indien lu ertoe reeds economisch produ.ctieve
krachten aan hun bestemming zouden moeten worden
onttrokken. Nederland heef t op het oogeublik ech-
ter nog onbenutte arbeidskracht, en waarschijnlijk ook
vervoermiddelen te over. Wanneer van officieele zijde,
o.a. via de pers, een breede propaganda-actie werd in-
gezet, nioet liet bereikbaar zijn, dat liet publiek een
voldoende hoeveelheid oud materiaal regelmatig ter
beschikking stelt, om het ophalen hiervan loonencl te
maken. Wanneer het puhlielc overtuigd is, dat hier-
mee een arbeid verricht wordt, welke het land positief
ten goede komt, kan een dergelijk bedrijf een aan-
tal ongeschoolde arbeidskrachten tot broodwinning
strekken.

Indien men de resultaten van deze materiaalinza-
ineling, geconcentreerd in. periodieke groote inzame-
1 ingen, geheel aan den Staat ten goede doet komen,
– hetgeen in het licht, waarin wij deze quaestie bezien
in het geheel niet ii oocl ig is -, clan zou Ii ier een taak
weggelegd zijn voor degenen, welke, ofschoon van
dienstplichtigen leeftijd,
11
jet in militairen dienst
zijn. De verschillende vrijwillige hulpdiensten, welke zich gevormd hebben, zouden clan in elk geval in cle
propagancl a irigesch akel cl kunnen worden. Men dient
hierbij wel te bedeulcen, dat men, weinig heeft aan
een kortstondige bewegin g, ontstaan uit een spontane
opwelling. Noodig zal zijn, dat een systematische cii
blijvende organisatie gevormd wordt.

Systematische opze t is noodzakelijk.

Een systematische opzet is rioodig, ook in. verband met het volgende.
rlei1slotte
is liet hier aangevoerde
probleem slechts een onderdeel van een veel grooter:
dat der verspilling in liet procluctieproces. De be-
strijding dezer verspilling is juist in tijden van oor-
log, dus van dreigende schaarschte, meer noodzake-
lijk dan ooi t Systematisch moeten alle mogehjkheclen
van grooter doelmatigheid, waarvan cle verwerking
van afval er één is, worden nagezocht. Ongetwijfeld
zal dit voor bepaalde l)edrijfstalke… .reeds in vèr-
gaande mate gebeurd zijn. Wij wijzen hier bijv.
0
datgene, wat in cle industrieën van alcoholhoudendle
dranken op dit gebied, reeds bereikt blijkt te zijn.
Het is algemeen bekend, dat de grootindustrie haar
kans op voortbestaan onder ongun stige prijsverhou-
dingen mede te danken heeft gehad aan de systemati-
sche verwerking van afvalstoffen tot nevenproduct.
Te weinig ‘is omtrent de kansen, welke ons land op
dit gebied nog l)ezit, echter bekend. hier evenwel zul-len slechts diepgaande onderzoekingen gunstige resul-
taten kunnen voortbrengen, en dat eerst op langen
termijn.

Wat echter het verbruikte materiaal der consump-
tiehuishou dingen betreft, hier kan een onmiddellijke
actie zoow’ei individueel als in groepsverhan.d direc-
te resultaten opleveren. Dat clie actie dus kome.

II. W. LirinEims.

24 April 1940

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

31.1

DE POSITIE VAN NEDERLANDSCHE BOTER

OP DE ENGELSCHE MARKT IN VERBAND

MET DE RECENTE GEBEURTENISSEN
IN SCANDINAVIË.

De wereidbotermarict.

Een analyse îan de wereidbotermarkt – een begrip
dat wij gebruiken als aanduiding van het beeld dat
men krijgt door (Ie hoeveelheden boter, welke door
(le belaugrjkste boterexporteerencie landen worden uit-
gevoerd, te stellen tegenoverdie, welke door de be-
langrijkste boterimporteere.nde landen worden inge-
voerci – heeft voor 1938 ‘) tot resultaat het volgend
overzichtje, waarin wij gemakshalve de hoeveelheden
hebben uitgedrukt in liundredweiglits â 50.8 kilo-
gram.

Uitvoer
1938
Invoer
X 1000 cwts.
%
X
1000 cwts.
%
Denemarken
3.111
26,8
Gr.-Brittannië
9.430

81,5
Nieuw-Zeeland
2.615 22,0
Duitschland
1.817

15,7
Australië ……
2.035
17,2
Andere land.
4)

325

2,8
Nederland s)
1.001
8,5
Totaal ……
11.572

100,0
Zweden ……..
562
4,8
Letland ……..
462
3,9
[ersche Vrijstaat
377
3,2
Lithauen
339
2,9
Finland……..
337
2,7
Estland ……..
290
2,4
Polen ……….
260
2,2
Argentinië

.
144
1,2
Andere landen
8)
315
2,7

Totaal

……..
11.848
100,0

hieruit blijkt cle beteekenis van Nieuw-Zeeland en
Austraiië (samen 39.2 pot.), clie van Denemarken
(26.3 pOt.), die van de Oostzeela.nden (met Denemar-
ken samen
45.2
pOt.) en die van Nederland (8.5 pOt.)
als boteruitvoerende landen, terwijl hieruit tevens
blijkt, dat 97.2 pOt. van alle boter, welke in 1938 in
het internationaal verkeer werd gebracht, door Groot-
Brittannië en Duitschlanci werd ingevoerd, waarvan
Groot-Brittannië het leeuwendeel tot zich trok.
Wij gaan
01)
de oorzaken van het ontstaan van deze
merkwaardige verhoudingen thans niet in en out-
houden ons eveneens van beschouwingen over cle toe-
komstige ontwikkeling van deze verhoudingen. Wij
bepalen ons in cl it verband tot de opmerking, dat de
positie van cle Engelsche botermarkt voor Nederland
dus van het grootste belang blijkt te zijn.
Wvcrdoor wordt nu cle positie van cle Britsehe boter-
markt normaliter gekenmerkt en welke wijzigingen
zijn thans, ingevoige de recente gebeurtenissen in
Scandinavië, hierin te verwachten

De Engelsche botermarict.

i[et hoterverbruik in Groot-Brittannië is vrij hoog.
Voor 1938 werd dit berekend op 24.1 11). (= 10.9 kg)
per hoofd van cle bevolking, waarbij worcle opgemerkt,
dat in dat jaar in ons land het boterverbruik 5.6 kg
per hoofd van cle bevolking bedroeg. Dit hooge boter-verbruik in Groot-Brittannië is daarom zoo merkwaar-
dig, omdat daar te lande de concurrentie van de mar-
gari.ne slechts zeer weinig wordt belemmerd, afge-
zien van den laatsten tijd, waarop wij nog terugkomen.
liet verbruik van margari ne w’erd voor 1938 in Groot-
Brittannië geschat op 10.0 Ib. ( 4.5 kg) per hoofd
van de bevolking (in ons land
7.2
kg!).
De inheemsclie productie van boter in Groot-Brittan-

i) Voor
1939
ontbreken cle gegevens. 2)
Netto-gewicikt, dat lan r scliatibing ru-iii 10 pOt. lager
is clan het •claa.rmcc overeaiikoiiienle bruto-gen’ iht.
) Noorwegen. Unie v. Zuid-Afrika, Z.W. Afrika, [Ton-
garije,Jlclgië, Vereen igde Staten, Canada, Rusland en
1? raak rijk.
4)
België, Fjnnkrijk, -Zwitserlaeel, Italië, Palestina, Vet-
eettigde Staten, Tersehe Vrijstaat. Canada, Nederland, Ned.-Indië, [gcrië, i}i-itsch-1.ndiii cii Tsjechoslowakije.

nië is betrekkelijk zeer gering en ka.d worden. geschat
op minder dan 50 millioen kg per jaar, terwijl cle
totale consumptie de laatste jaren meer dan 500 mii
lioen kg per jaar bedroeg. Het gevolg hiervan is, dat
Groot-Brittannië enorme hoeveelheden boter moet in-
voeren.

De hoterinvoer van Groot-Brittannië, uitgedrukt
in duizenden cwts. â 50.8 kg bedroeg in:

1936
1937

1938
X100)
Xi000
X1000
cwts.
%

cwls.
%

cwls.
%
Nieuw-Zeeland en
Australië………..
4.486
46,1 4.442 47,2 4.380
46,1
lersche Vrijstaat ……
468

4,8

320
3,4

327
3,4
Andere Empire-landen
175
1,8

148
1,6

96
1,0
Denemarken……….
2.172
22,3 2.258 23,9 2.365
24,8
Rusland, Finland, Est-
land, Letland, Lithauen,
Polen, Noorwegen, Zwe-
1.504
15,4 1.395
14,8

1.520
16,1
den, Oostenrijk, Honga-
rije,
rr
s
j
ech
0
sl
ova
kij
e

Nederland

……….
745
7,6

717
7,6

712
7,5
Argentinië

……….
143 1,5

130
1,4

90 0,9
Andere landen……..
48 0,5

8
0,1

19
0,2

Totaal invoer ……..
9.741

100,0 9.418 100,0 9.509

100,0

Voordat wij nader onderzoeken, welken invloed het
wegvallen der Oostzeelanden als leveranciers van
boter op (le Britsche markt heeft – een oppervlakkige
bestudeering van dit overzichtje leidt al tot bepaalde
conclusies – moeten wij eerst even bespreken den zeer sterken teruggang van het hoterverbruik in Groot-Brit-
tannië sedert het begin van den oorlog.
Zooals men weet heeft Engeland per 8 Januari 1940
op de boter een distributiemaatregel toegepast, welke
het verbruik van boter tot de helft beperkte. Men is
hiertoe namelijk overgegaan in verband met verschil-
lende overwegingen. In de eerste plaats zou een vrije
markt hij een sterk afnemenden invoer en sterk ver-
hoogde transportkosten leiden tot een ongewenselite
])rijSstijging. In de tweede plaats had men zeer groote
voorraden grondstoffen voor de margarinehereiding.
in de derde plaats kon men wel over koloniale boter beschikken, maar het transport hiervan stelde zware
eischen aan het trausportapparaat en werd zeer duur,
terwijl de invoer van grondstoffen voor de margarine-
industrie veel eenvoudiger bleek te zijn. En in de vierde – en zeker niet de laatste – plaats bracht de
cieviezenpolitiek met zich mede, dat men liever grond-
stoffen voor de margarine-industrie invoerde dan dat
men de veel duurdere boter zou moeten importeeren.
De margarinepositie in Groot-Brittannië bleek nu
zoodanig gunstig te zijn, dat enorme hoeveelheden nar-
garine aan het publiek beschikbaar konden worden
gesteld tegen zeer lag6 prijzen, ni. 5 d. tot 9 d. per 1h.,
terwijl de detailprijs van hoter werd gesteld
0
1) 1 s.
7 cl., dus op 19 d. per 1h. De prijs van de hotee werd
dus bijna vier maal zoo hoog als die van de goedkoop-
ste en ruim twee maal zoo hoog als die van de duurste
margarine.

De gevolgen voor den Nederlandscheit export.

Deze omschakeling van den Britsclien consument
van boter
0
margarine, die krachtig bevorderd is doo.r
(Ie groote pers, heeft tot resultaat gehad, dat Enge-
land allerminst aan de markt was met een zoodanige
vraag naar Nederiandsche boter, dat mcci bereid was
hooge prijzen te betalen
5)

1-let spreekt vanzelf, dat hij de vraag, in welke mate
Engeland geïnteresseerd is voor onze boter, wel dege-
lijk in aanmerking moet worden genomen cle moeite
en de kosten, ook de indirecte kosten (coavooi-sys-
teern!), welke men zich moest getroosten om groote
hoeveelheden boter vanaf het zuidelijk halfrond te
halen. Men vergelijk

e daarbij het overzicht betreffen-

5)
De prijsstijging in E.n.gciancl werd voor een groot deel
gecompenseerd door dc koersdaling vati het £-

312

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

24 April 1940

cle den boterinvoer van Groot-Brittannië om een in-
druk te krijgen van cle beteekenis van Nieuw-Zeeland
en Australië. Hierbij worcle opgemerkt, dat voortclu-
rencl heel wat koloniale boter in Engeland wordt aan-gevoerd. Trouwens een ander afzetgebied clan Groot-
Brittannië voor, deze boter bestaat er feitelijk nau-
welijks.
IntusscheITl WaS de pOsitie in Groot-Brittannië, zoo-
als opgemerkt, de laatste maanden allerminst zoodan ig, dat wij onze eischen met succes zouden kunnen opvoe-
ren, afgezien van neutmaliteitsvragen, waarover
ons niet een grondig oordeel kunnen vormen. Dank
zij het feit, dat gedurende liet laatste halfjaar onze
boterproductie veel kleiner was clan cle productie, welke voor het voor de deur staande zomerhalfjaar
wordt verwacht, veroorzaakte deze geringe belangstel-
ling in den afgeloopen winter weinig moeilijkheden.
Wel werd de zomer van 1940 met groote bezorgdheid
tegemoet gezien. Men bedenke daarbij, dat in ons
land ongeveer cle.helf t van de geproduceerde boter in
liet binnenland blijft, zooclat cle seizoenverschillen van
de productie in sterk vergroote mate worden terug-
gevonden in liet exportsaldo.
Nu zijn intussclien de Oostzeelancien, waaronder Denemarken, als boterlcveranciers van Groot-Brit.-
tannië weggevallen en dit is, zooals uit het overzicht
blijkt, geen kleinigheicl.

Het behoeft dan ook nauwelijks ec.uige toelichting,
dat cle conclusie geen andere kan zijn clan deze, dat
door liet wegvallen van Denemarken in liet bijzonder
en van de Oostzeelanden in liet algemeen onze positie
van boterleverancier van Groot-Brittannië terdege is
versterkt.

Evenwel moet niet uit het oog wrordeu verloren,
dat, indien cle consumptie van boter in het algemeen
in Groot-Brittannië tot de helft wordt beperkt, Aus-
tralië, Nieuw- Zeeland en Ierland, voldoende ,,Em-
pire”-boter zullen kunnen leveren om in cle behoefte
te voorzien, zoodat de ,,fo.reign” boter, strikt geno-
men, niet eens noodig blijkt te zijn. liet hemd is nu
eenmaal nader dan cle rok en dus is ,,Empire” boter
primair en is ,,foreign” boter secu.ndair.

Intusschen vertoont ook de productie van kolo-
niale (Australische en Nieuw-Zeelandsclie) boter lie-vige seizoensclicrnnielingen, welke juist tegengesteld

zijn aan clie van cle boterprocluctic in Europa. liet
gevolg hiervan is, dat gedurende onze zomermaanden
de aanvoeren van koloniale boter in Groot-Brittannië
onvoldoende zijn.

De op deze wijze ontstane kloof kan men overbrug-
gen op twee manieren. Men kan groote voorraden
vormen van koloniale boter en men kan gedurende
onze zomermaanden ,fo.reign” boter bijkoopen. Welke
methode men zal toepassen, hangt uiteraard vooral
af van de vraag hoe zich de totale jaarhijksehe impor-
ten van koloniale boter verliouclen tot het totale bo-
terverbruik in Groot-Brittannië en welke voorkeur
men wenseht te geven aan de ,,Empire” boter ver-
geleken hij de ,,foreigri” boter.

Momenteel zijn de botervoorraden in Groot-Brit-tannië zeer groot en clu.s was de belangstelling van
Londenscho zijde voor N’ederlaiidsche boter den laat-
sten tijd zeer gering. lIet is mogelijk en zelfs waar-
schijnlijk, dat na enkele maanden deze belangstell ing
w’cl aanzienlijk grooter zal worden. Maar clan hebben
wij deze grootere belangstelling ook terdege noodig.
Voor ons land, als boterleverancier van Groot-Brit-
tannië, is het wegvallen van Denemarken, dat in
sterke mate op de Engelsehe markt georiënteerd was,
van groote beteekenis. Men overschatte echter liet
perspectief niet, dat hierdoor is ontstaan.
En tenslotte: lIet behoef t geen betoog, dat een ver-
vanging van boter door margarine in Gr not-Brittan-
nië voor boterexporteerende landen van het aller-
grootste belang moet worden geacht. Niet alleen
thans, maar vooral voor de toekonist.

Dr. II,
J.
FRJItTEMA


WERKVERRUIMING.

(Algemeen.).

Nog steeds is de werkloosheid in ons land van een
zoodanigen omvang; ‘dat de Overheid tot plicht lieef t
op velerlei wijzen activeerend en leidnd op te treden.
Mocht ilc in een tweetal artikelen – zie E.-S.B.
van 23 Februari en van 14 Maart 140 – een schets
geven van hetgeen het Rijk, tezamen met cle gemeen-ten en speciale organisaties (zuilen), doet ton behoeve
van do werklooze jeugd, thans zij liet mij vergunci
een uiteenzetting te geven, van hetgeen verstaan
wordt onder werkverruiniing (werkverscliaffing).

In liet eerste artikel zal worden aangegeven, hoe
het aspect der werkloosheid is, in het bijzonder ‘het
beeld van de ,,zorg”, d.w.z. cijfers omtrent de aantal-
len arbeiders, clie in cle werkverruim in..clan wel in
de steunverieening zijn opgenomen (zorggevallen of verzorgden), hoe cle Regeering het probleem van cle
werkverruiming ziet en hoe cle pr ncipieele opzet is
van cle huidige werkverruiming. In een of meer vol-
gende artilelen zal clan gepoogd worden (Ie beteekenis
van enkele werkverrui mingsobjecten te belichte.n en verder ccii beeld te geven van hetgeen deze vorm van
werkloosheidsbestrijding voor enkele, willekeurig ge-
kozen streken van ons land beteekent: Tenslotte zal
in een slotartikel worden stilgestaan bij wat men
noemt wemle.ropneming in het bedrijfsleven of scho-
hng en herscholing.

De on.twiklcelin.g der wei /loosheicl.

De ontwikkeling van de werkloosheid over meer
dan 7 jaar,, waaronder begrepen de stand van zaken
ten aanzien van het aantal zorggevalien komt tot
uiting in staat A. Veel toelichting behoeft deze staat
niet. Aangezien van 1 April 1939 af de tewerkgestel-
den niet meer als ,,werkloozen” worden geregistreerd,

Tabel
A.
Ingeschrevenen, teweikgestelcien en gesteunden.

Aantal in-

Al

antallen
rrg

Van het aantal petsonen vermeld in
kolom
C
waren
Maand
1
gn
J’erk gesteld
gesteund
aantal
Ii

pCt.
aantal
1 inpCt.
A
8
C
D
IE
1

F
0

r
,
ebr.
1933
330.040 219.613 53.790
24.5 165.823
75.5
1934
300.670 210.537
58.841
28.0
151.696
72.-
1935
353.776
248.512
64.371
25.9
184.141
74.1
1936
406.153 271 375 57.810
21.3
213.565
78.7 1937
383.706
261.418 54.400
20.8
207.018
79:2
1938
369.898 246.497
53.367 21.6
193.130
78.4
1939
301.112
225.915
73.497
32.5
152.418
67.5
1910
298.203
214.450
1

4.700
1
)
2.2
1
)
209.750
1

97.8
1
)
Mrt.
1933
240.725
189.568
51.993
27.4
137.575
72.6
1934
245.637 178.739
47.312
26.5
131.427
73.5
1935
298.254
225.622
57,733
25.6 167.889
74.4
1936
347.748
236.924
45.049.
19.0
191.875
81.0
1937.
283.204
204.601
46.701
22.8
157.906
77.2
1938
289 922 203.120
44.982
22.1
158.138
77.9
1939
152.139
177.554 64.197
36.7
113.357
63.3
Aug.
1933
238.614
164 065
41.295
25.2
122.770
74.8
1934
255.389
167.857
45.899
27.3
121.958
72.7
1935
299.757
213.182 52.460
24.6 160.722 75.4
1936
340.053 215.564 38.632
17.9
176.932
82.1 1937
274.334 182.014
42.803
23.5 139.211
76.5
1938
256.082
172.509
42.966 24.9
129.543
75.1 1939
2
)
189.521
147.574 56.095
38.-
91.479 62._
Nov. 1933
271.621
189.091
48.090
25.4
141.001
74.6
1934
297.210
210.588 56.829
27.-
153.759 73._
1935
357.499
246 057
56.192
22.8 189.865
77.2 1936
367.495
244.961
47.045
19.2
197.916
80.8
1937
326.339 218.596 51.672
23.6 166.924 76.4
1938
285.284
201.532
61.866
30.7
139.666
69.3
1939
2
)
203.765
147.273′
53.980
1
)
36.7
1
)
93.293
1
)
63.3
1
)

‘) Vourloopige cijfers.
2)
Met ingang van
1 Juli 1939
zijn cle aantallen tewerk-
gestelden en gesteunden niet meer die van den laatsten
Zaterdag van de maand, doch gaat liet om gemidclelden
over de geheele maand.
Kolom B. In de aantallen ,,iugeschreven werkloozen”
zijn
niet
opgenomen
de lewerkgestelden.

2′ April’
1940

ECONÔMISCH-STATITISCHE BERICHTEN

313

zijn, teneinde vergelijking van de cijfers te vergemak-kelijken, ook de tewerkgestelden van vbbr dien datum
niet opgenomen in cle kolom B van staat A, hoewel
cle offieieele statistiek hen eerst sedert April
1939
buiten de cijfers van kolom A houdt.
Ondanks den invloed van den jongsten hevigen
winter waren de werkloosheidscijfers lager clan in de
overeeukomstige maanden van
1938/1939.
Hoezeer een
winter, als wij nu achter ons hel)ben, de werkgelegen-
heici der officieele werkverruiming beïnvloedt, blijkt
uit de volgende cijfers:

Overzicht van dcii stand der
wcrkloozcnzoi’g.

1940

1939

Toe-

Al-

Februari 25 Fobruari neliring neinsing
(ramilig)
Vcrzoigcic vei’kloorcn
Tewer.kgestclden .

4.700

73.497

68.797
(Jesteunden ……209.750

152.418

57.332

214.450

225.915

11.465

Gevolgen, van de mobilisatie.

liet laat zich verklaren, dat de mobilisatie met al
haar nevenverschijnselen, waaronder bij’. cle invloed
op het bedrijfsleven, ook de arbeidsmarkt niet onge-
merkt voorbijgirig.
Aan cle Eerste Kamer, welke daarover hij cle schrif-
telijke voorbereiding van de begrooting voor
1940
inlichtingen vroeg, deelde cle Minister van Sociale
Zaken mede, dat uit de officieele persberichten der
arbeidsmarkt reeds een indruk kon worden verkre-
gen van den invloed der mobilisatie op den omvang
van cle werkloosheid. Daaruit blijkt immers, aldus cle
Minister, dat het aantal geheel werkloozen onder cle
als werkzoekende ingeschrevenen bij de organen der openbare arbeidsbemiddeling (met inbegrip van hen,
clie hij werkverruimingen waren geplaatst) in den
aanvang van Juli en het eind van November (dit
laatste tijdstip is gekozen, omdat op een later tijd-
stij) cle invloed van cle inschrijving van werklooze
landarbeiders cle. vergelijking minder zuiver maakt)
bedroeg:

in

1933

…………
276.000 ei’
320.000
1934

…………
294.000

,,
354.000
1935

…………
332.000

..
414.000
1036

…………
378.000

,,
415.000
1937

…………
3.13.000

.,
378.000
1938

…………
310.000
347.000
1939

…………
250.000

,,
258.000

liet, najaar heeft, aldus cle Minister, op zichzelf
steeds een invloed tot vergrooting van cle werkloos-
heid. tilt bovenstaande cijfers blijkt verclr, dat in
vorige jaren in (lat jaargetijde een vermeerdering van
37.000
tot
82.000
ingeschreven werkloozen w’erd waar-
genomen, maar dat de toeneming zich in
1939
be-
perkte tot een aantal van 2000. Men zou hierin een
aanwijzing kunnen zien, dat de normale seizoenstij-
gIng door de mobilisatie vrijwel is opgevangen, of-
schoon men hij het trekken van ee.n conclusie uiter-aard i.n deze voor ons bedrijfsleven zooz bijzondere

tijdsomstancligheclen ook relcening moet houden met
andere factoren’)

De houding der iie geering.

Het laat zich verklaren, dat de liegeering bij ccci
omvaig van cle werkloosheid, als hier in cijfers is
weergegeven, de Staten-Generaal in deafgeloope.n
maanden duidelijk kon maken, en daarmede allerwege
instemming vond, dat aan uitvoering van werken,
vooral aan die, welke van cultuur-technisehen aard

zijn, groote waarde werd gehecht. Met kracht werd en
wordt er dan ook paar gestreefd, cle tewerkstelling
uit te breiden. Staat B geeft daarvan een inzicht.
Opvallend is, dat het verhoudingseijfer van het aan-tal verzorgden tot het aantal ingeschrevenen (kolom
2) vrijwel constant blijft.
Wij kunnen het algemeene beeld van (Ie werkver-
ruiming, zooals deze door het Departement van
So-
ciale Zaken wordt behartigcl, in liet algemeen als
volgt schetsen:

1.
Werken, welke worden uitgevoerc met een sub-
sidie ‘in de arbeidsloon..en uit het Werkloosheicissubsi-
dief onds.

Deze werkverruimingsobjecten kunnen in twee
groote groepen ondergebracht worden en wel in:

Cen.trale- objecten..

Dit zijn in den regel werken van grooteren om-
vang, waarbij arbeiders uit verschillende gemeenten
worden geplaatst.

Plaatselijke objecten..

Bij deze objecten wordt aan een gemeente subsidie
toegezegd om met werkloozen uit eigen gemeente een
werk, hetzij van de gemeente zelf, hetzij van derden,
te doen uitvoeren.
De locale objecten zijn van belang voor de plaat-
selijke werkloosheidsbestrijding, terwijl cle centrale
objecten van beteekenis zijn voor een tewerkstelling
in ruimer verband, daar niet steeds werkloosheid en
werkgelegenheid terzeifder plaatse voorkomen.

Het Werkloosheidssubsidiefonds geeft volgens he-
iaalde regelen een subsidie in de bonen en de met
bonen gelijk te stelle.n uitgaven (art.
8,
2de lid van
de Wet van 4 Maart
1935,
Staatsbiad No. 76). De
gemeente, de provincie, het waterschap, de particu-
lier, enz. draagt de z.g. andere kosten, te weten clie
van toezicht, grondaanicoop, materiaal, enz. Bij de
vaststelling van het subsidie wordt nauwkeurig reke-ning gehouden met eventueele waardestijging, welke
het gevolg is van cle totstandkoming van het werk.
Door deze beoordeehing wordt liet mogelijk niet alleen
bij particulieren, doch ook bij gemeenten ee. een deel

1)
Zulks blijk-t .bijv. ui.t de cijfers, welke hot Centraal
]3ureau voor de Statistiek iii het ,,Maaudscihrift” vecr-
geeft op blz. 157, all. 2 van Febiu’ar4 194.0. Daarin staat
vernield, dat bij de ondernenmingeim, welke inlichtingen vei-
strek-ten omntrent onttrekking personeel door de mobilisa-
tie, 21.835 personeli geniobiliseerd waren, waarvoor slechts
2983 vervangers werden genomen. De totale personeelbe-
zctbiicg daalde daardoor van 286.171 per 23 Augustus 1939
op 261.319 per einde Septeni!ber 1939.

Staat B.

Ingeschrevenen, verzorgden, tewerkgestelden en gesteunden.

(3emicldelde aantallen per week iii het 3e kwartaal der jaren 1933-1939.

Kolom 4

Kolom 6

Kolom 8

Jaar

Ingeschreven

lxeif0er

Verzorgden

Kolom 2

Tewerkgcstclden

Kolom 4

Ocsteunden

Kolom 4

in%

in%

1

2

3

4

5

6

7

8

9

280.066

1
74
160.728
1

56
41.419
1

26
119.309
74
1934
301.936
79
168.907
56
45.923
27
122.984
73
1933

…. .
..

1935
348.198
92
206.712
59
50.776
25
155.936
75
1936
380.083
100
213.253
56
38.373
18
174.880.
82
1937
317.307
83
180.765
57
41.553
23
139.212
77
1938
301.174
79
173.410
58
43.635
25
129.775
75
1939
251.515
66
146.131
58
55.090
38
91.560
62

11
314

ECONOMICH-STATISTISCHE BERICHTEN

24 April 1940

van de

bonen ten laste van het we.rkgevenci lichaam
te brengen.
De gemeentelijke objecten hebben in den regel meer
een plaatselijke beteekenis, nl. sportterreinen, be-
graafplaatsen, zwembaden, rioleeringen, cii op het
platteland: verbetering van zandwegen, ontginni-ngen,
hehosschingen, plantsoenen, ontwateri ogen, ruilver-
kavelingen,
enz.
Belangrijke centrale werken zijn dc z.g. Rijkswe.rk-
verruimingsobjecten. i)it zijn werken, op initiatief
van ,,Den haag” ondernomen, en door den Staat
gefinancierd.
Deze vorm van werkverruiining heeft, o.a. plaats
in samenwerking met het Staatshoschbeheer. Door
het Departement van Sociale Zaken (Rijksdienst voor
cle Terkverrijiiyiing
) zijn, in overleg met den dienst van liet Staatsboschbeheer, eerst in Drenthe, maar
later ook in andere provincies honderden ha heide-
grond of verwaarloosd bosch aangekocht en niet werk-
boze arbeiders bewerkt. Senii-officieele lichamen, nl.
ontginningsmaatsehappijen, welke haar basis vinden
in den 7en titel van de Onteigeningswet, werken op
gelijke wijze. In dit geval gaat liet om het verkrijgen
van eultuurgrond.
Verder zijn en worden in, samenwerking met den
Rijkswaterstaat verschillende groote Rijkswerkeu, of
gedeelten. daarvan, zooveel mogelijk in han narb
deeid
uitgevoerd. In dergelijke gevallen draagt de Rijkswa-
terstaat hij, wat liet werk zou kosten als liet normaal,
dus met machines, werd uitgevoerd. –
Als voorbeeld van werken, welke toet behulp vait
groote graalinachi nes of groot baggermaterieel had-den kunnen worden uitgevoerd, doch thans voor een
groot gedeelte ,,met de hand” zijn of worden gemaakt,
kunnen de Maaswerken, de Twenthekauialen, het ka-
naal Groningen-Friesche grens en het Amsterdam
-Boven-Rijnkanaal worden aangemerkt. Bij liet laat-
ste object werd hijv. de grond boven den grondwater-
spiegel in handenarbeid verzet.

Behalve de directe werkverruiming, welke hier
door vervanging van machinalen door handenarbeid
ontstaat, zijn aan liet werken met de hand vaak nog
andere voordeelen verbonden, bijv. deze, dat hier als
nevenvoordeel nieuwe eultu urgrond wordt geschapen.
Bij machinale uitvoering was dit laatste niet mogelijk. Een ,,sprekencl” voorbeeld hiervan is de arbeid bij cle
verbetering van de Maas.

Verder zijn er objecten uitgevoerd door of vanwege
derden. l)eze derden kunnen zijn: Provincies, Water-schappen, Ontginningsmaatschappijen, organisaties- –
zooals rijwielpadvereenigingen, veieenigingen tot be-
houd van het landelijk schoon, cnz., en ook partieu
heren.

De grootere werken zijn hij deze vormen meestal
centraal, cle kleinere plaatselijk.

– De hoogte van liet ook in deze gevallen toe te ken-
nen subsidie-percentage in de bonen is in zeer sterke
mate afhankelijk, ikwees er reeds op, van de te ver-
krijgen waardevermeerdering.

B.ij den aanleg van een rijwielpad toch zal cle gel-
delijke waardevermee.rdering i’oor de vereei:iiging bij-
na steeds min of meer fictief zijn, waarom clan ook
een hoog subsid iepercentage gemotiveerd kan zi,j n, omdat zonder deze subsidie liet werk, dat toch onge- –
twijfeld veel nut heeft, niet tot uitvoering komt.
Bij cultciurteehnische werken, uit te voeren doör
of vanwege derden, spelen nog andere overwegingen
een. voorname rol. Zoo staat buiten twijfel vast, dat de kwaliteit van machinaal of halfmachi naal uitge-
voerde werkzaamheden ten behoeve van on tgi n tung,
herontginning, drainage en egaliseering van gronden,
om enkele voorbeelden te noemen, op zeer enkele uit- –
zonderingen na, verre achterstaat hij did, in handen-
arbeid verricht. Zoo moge dus cle uitvoering in han-
denarbeicl met subsidie voor den betrokken Particu-
lier duurder zijn dan machinale arbeid, liet verkregen
resultaat is in den regel ook waardevoller.

Staat C.

Tewerkgestelden.

Gemiddeld aantal mandagen per week in de maanden van het 3e kwartaal 1939, gesplitst naar de drie
vormen van werkverruiming.

1

Vorm van werkverruiming

Juli

Augustus

September

Gemiddeld in
het
3e kwartaal 1939

174.860 172.349
157.724
1

167.274
58
Gemeentelijk …………
92.769
75.546
76.055
81.002
28

Centraal ………………

50.051
..
39.767
32.124
40.580
14
Particulier …………….

Te samen
317.680
287.662
265.903
288.856
100

Gemiddeld aantal
mandagen per week in het- 3e kwartaal 1939, gesplitst
naar genieentegrootte

en de drie vormen van werkverruiming.

Gemeenten met
Gemeenten met
Gemeenten met
Gemeenten met
Vorm van werkverruiming
minder dan
20.100-50.000
50.000-100.000
1
100.000 of meer
1
Totaal
20.000 inwoners
inwoners inwoners
inwoners

Centraal …………….

77.394

38.022

31.349

20.409

167.274

Gemeentelijk ………….39.350

10.889

– 8.306

22.457

81.002

Particulier …………….24.620

13.152

913

1.895

40.580
Te samen

141.364

62.063

40.568

44.761

288.856

Stat D.
Aantal ,,verzorgden”, onderverdeeld in tewerkgestelden en gesteunden.

Uemiddelde aantallen per week in het 3de kwartaal 1939 ingedeeld naar gemeentegrootte.

Gemeen te-gros p

Gemeenten met minder dan 20.000 inwoners…………
20.000-50.000 inwoners…………
50.000-100.000 inwoners…………
100.000 of meer inwoners…………

Te samen ……….

Verzorgden
Tewerkgestelden
(Jesteunden

Kolom 4
Kolom 6
Aantal
Groeps
%
Aantal Kolom 2
Aantal
Kolom 2
1

in%
in%

2
3
4
5 6
7

37.105
26
27.251
74
10.047
26
19.289
13
11.576
60
7.827
40
20.545
14
7.626
37
13.037
63
69.129
47
8.637
12
60.649
88

146.068
100
55.090
37
91.560
63

24 April 1940

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

,

315

Ii.
Werken., uitgevoerd mei behulp
VMS
een. voor-
schot ‘uit het crediet voor werkverru,ïnsin.g
(voorma-
lig Werkfoncls).
Deze werken kunnen in de volgende groepen ouder-
scheiden worden.

ie. R’ijkswerken.

Di t zijn w’erken, welke worden uitgevoerd ten be-
hoeve vee een der Departementen van Algemeen Be-stuur.

2
e.
I’rovin.ciale en gemeentel-ijke werken-.

Bij deze werken, welke omvatten aanleg van we-
gen, bruggen, gebouwen, kanalen, rioleeringen, enz., wordt een crecliet verleend met een zekeie faciiiteit,
welke tot uitdrukking komt in een lagere rente, clan
betaald zou moeten worden voor ccii vrije leerming.
Eik geval wordt op zijn eigen verhoudingen beoor-
deeld.

3e
1V erken, van derden..

Deze ,,derclen” zijn waterschappen en verernigi ngen
ten algemeene nutte.
Ook voor deze ‘erken wordt een faciliteit verleend,
overeenkomencle niet clie onder 2e. aangegeven.
De werken, welke worden uitgevoerd zijn -o.a. zie-
kenhuizen, sanatoria, kindertehuizen. De grootte vimn
cle faciliteit wordt ook hieF voor eik geval afzonderlijk
bepaald.

.111
stmit
c
‘) is initigeg

ever, hoe cie tewerkgesteiclen
over de verschillende vormen van werkverruiming –
uitgezonderd clie hij liet z.g. Werkfonds – dus hij
centrale, gemeentelijke en particuliere objecten zijn verdeeld. Hoewel de cijfers van staat 0 op het derde
kwartaal van 1939 betrekking hebben, mag nien veilig
aannemen, dat in cle overige kwartiiien cle verlioutl in-
gen niet veel anders zijn.
Uit staat 0 blijkt reeds, dat in de groote centra
van werkloosheid aan een naar verhouding slechts
gering aantal werkloozen werk wordt verschaft, liet-
geen samenhangt met (le moeilijkheid om in die cen-
tra – de kostenkwestie sj)eelt eveneens een rol –
een voldoencl aantal geschikte objecten aan te wijzen.
Deze situatie is voor de steden wel zeer te betreuren;
ongetwijföld heeft dit verschijnsel de volle aandacht
van. cle R.egee.ring. Nog sterker spreekt dit uit liet
cijfermateriaal van stiiat D
i).

De oïvmvcsn.g vccn, de regecringsbemoeiin.gen. in. (leze
rna.terie.

De Regeering, ik wees e.r reeds op, hecht juist
thans i’eel waarde aan cle totstandkoming van cul-tuur-technische werken. Op S Februari van dit jaar
zei Minister Van den Tempel daaromtrent in de-Eer-ste Kamer om. liet volgende:
,,In liet laatste kwartaal van. 1939 zijn goedgekeurd
1.425 cultuur-technische werken niet een loonhedrag
van -pim. ii milI ioen en 70 niet-cultuur-technische
werken met een loonbeclrag van pim. 1.4. millioen,
totaal ongeveer 12.5 niillioen. De cultuur-technische
objecten, waarvoor in dat laatste kwartaal toezeggi ii-gen zijn gedaan, hebben betrekking op de bewerki lig
van, ruim
8100
ha tot bouw- en weiland, 1400 lie tot bosch en op de ontwatering van ruim
51.00 liii.”
Ik kan hieraan nog toevoegen, dat in 1030 door
dcii Minister van Sociale Zaken als werkverruimings
ol:decten, waarvoor subsidie uit liet Werkloosheidssub_
sidiefonds wordt toegekend, zijn goedgekeurd
6677
werken, waarvan
5880
van cultuur-techn.ischen aard.
De Werkfondsobjecten zijn in deze aantallen niet be
grepen.

I1
EIJER DE

7
RlEs.

m)
Zie
P.
314.

,3

m3i

tuit

ROTTERDAM IN HET VIERDE KWARTAAL

VAN 1939.

De Kamer van Koophiar de! en Fabrieken voor
Rotterdam heeft haar vierde en laatste kwartaalsta-
tistiek over 1930 liet licht doen zien. Het heeft, geen
zin thans uit te weiden over de jaarcijfers en deze
niet overeenkomstige gegevens uit liet verleden te
vergelijken. Door het uitbreken in den nazonier van den oorlog iii Europa is liet jaar immers verdeeld in
twee zeer ongelijke onderdeelen, waarvan de som ecu
allesbehalve karakteristiek beeld oplevert.
Daarentegen is liet des te meer de moeite waard
oni de gegevns over het enkele laatste kwartaal in
het lich t van vergel ijkingsmateriaal te beschouwen en
aan de hand van-de uitkomsten van dit onderzoek den
invloed van cle tijdlsomstancligheclen na te gaan.
Ook dit werk stuit op een bezwaar, dat is gelegen
in. liet ontbreken van verschillende opgaven, zoowel
uit liet buiten-

als uit liet binnenland. Hoewel in dit
opzicht hier te lande nog niet zoover wordt gegaan
als elders wel liet geval is, missen wij verschillende
tabellen, w’aarvan cle inhoud nu juist belangwekkencl
zou zijn. Daarentegen heeft cle Kamer haar materiaal
op enkele punten eenigszins uitgebreid. Voo.rci de
nieuwe gegevens over (Ie ontwikkeling van liet telex-
verkeer zijn interessant in liet kader van de verdere
verkeersopgaven.

Aan.tai schepen en tonn.e-nmaat in, het zeeverkee-r.

[Let behoeft nauwelijks vernielching, dat liet zee-
verkeer door den oorlog sterk is afgenomen. In tas-
sclien bestaat iii dit opzicht toch nog een. groot ver-
schil tu.sschen de onderscheidene Nede.rlandsche zee-
gaten. Wanneer wij het Vlie, w’aar dle handelsvaart
geheel is vervallen, alsniede enkele uit verkeersoog-
punt onbeteekeriencle zeegaten bu ten beschouwing la-
ten, clan vinden wij de volgende
ii
itkomsten.:

13i ii rieu.gekoiiiemi looclsp-lich-tige sahpcn
in
ht vierde kn’artaaj.

1939
1938
Vlissingen

…………
249
790
Nieuwe W’aterweg …..
1.104
4.160
.FJanu iclen

…………
584
1.050
137
315

Relatief heeft de Nieuwe Waterweg, het voor de
trampvaart belangrijkste Nederianclschie zeegat, dus
het meest geleden. De bunker]iaven Vlissingen, de
.ii,jnhiaven Amsterdam en de war baby Delfzijl hebben
– liet er in dit opzicht naar verhouding beter afgebracht.
— In liet havengebied, van den Nieuwen ‘Waterweg is
de reactie van de verschillende ondercleelen ook xve-
der geheel verschih!emicl geweest. Wanneer wij afzien
van Poortershaven, dat reeds liet geheele jaar voor
de handelsvaart uitgeschakeld was, clan treft in de
eerste plaats het geheel uitvallen in dit opzicht van
i:I
oe
k van. Holland. Van de andere havens, welke ccii
rechtstreeksch zeeverkeer van een ige heteeken is had-den, blijkt dat van Viaarci i.ngen letterlijk gedecimeerd
te zijn, terwi:jl Sch iedam
75 â 80
pOt. verloren heeft. Deze cijfers worden iets beter als bovendien rekening
wordt gehouden .niet cle schepen, welke deze havens
binnenliepen na eerst ccii andere have.n in cle Rijn-
Maasclelta te hebben aangedaan, doch zeer groot is
dit verschil niet. –

In. Rotterciani was ongeveer 30 pOt. van de schieep-
‘aartbew’eging overgebleven, waarbij moet w’ordlen
Op-genierkt, dat de gezamenlijke tonnage zich iets beter
heeft gehoude:n dan liet aantal der binnengekomen
‘aartuige.n-. let is hiermede in overeenstemming, dat,
terwijl in alle andere scheepsklassen liet aantal den
Nieuw’en Waterweg, binnengekomen schepen sterlc is
verminderd, een betrekkelijk belangrijke stijging val t
01)
te merken van de allergrootste schiepe.n niet 90 dm
en meer diepgang. Het spreekt vanzelf, dat deze klei-
iie uitzondering – de bedoelde categorie omvat zelfs

316

ECONOMISCH-STATISTISCHEBERICHTEN

24 April 1940

thans slechts een paar percent van alle binnengekomen
schepen – het totale beeld niet ingrijpend vermag
te wijzigen. Intusschen is dit verschijnsel toch in zoo-
verre van beteekenis, dat, terwijl liet aandeel van
Rotterdam in cle in het geheele land rechtstreeks uit
zee binnenkomende schepen van het derde op het
vierde kwartaal van 1939 is gedaald van ongeveer
5314 pct. tot ongeveer 4734 pOt., het aandeel van
onze haven in de geheele in Nederland binnengeko-
men tonnage volkomen
01)
peil is gebleven. Al deze

verschijnselen wijzen erop, dat Rotterdam relatief
wat meer een lijnhaven en wat minder een tramp-
haven was geworden, hetgeen intusschen alleen wil
zeggen, dat de mate, waarin aan de verschillende
categorieën van scheepsverkeer schade is toegebracht,
voor deze groep nog erger is geweest dan voor gele.

De rjoeclerenbeweging in Rotterdanc en. ‘in. jlnt-
werpen.

Wanneer wij vervolgens liet oog richten op het
goederenvervoer, dan. blijken de cijfers zelfs nog iets
ongunstiger te zijn clan voor liet aantal der binnen-
gekomen schepen en hun tonnage. In October en
No-
vember 1939 lag de goederenbeweging voor den ge-
heden Nieuwen Waterweg nog iets boven éimn vierde
van het overeenkomstige cijfer van 1938, in December
werd zelfs die verhouding niet meer bereikt. In deze
maand was dit zelfs in. de enkele haven van Rotter-
dam, welke zich blijkens het bovenstaande iets beter
heef t gehouden dan de andere havenkernen in dit
gebied, eveneens het geval. Het is zeer merkwaardig
p te merken, dat in Antw’e.r pen, waar liet aantal der
binnengekomen schepen bijna even, ernstig als in
Rotterdam is afgenomen, liet goederenvervoer zich
veel beter heef t gehouden. Gedurende het geheele
vierde kwartaal bleef liet daar om en nabij cle helft
van cle vergelijkingsc.ijfers uit 1938.

De oorzaak der verschillen.

De oorzaak van cli t verschijnsel ligt in het bekende
feit, dat in Antwerpen het nationale vervoer een veel
grootere rol speelt dan in Rotterdam, waardoor de
Belgische haven meer word t opgehouden door den
eigen in- en uitvoer en relatief minder lijdt onder de
verschrompeling van. den doorvoer. O.nderstaancl sa-
metivattencl overzicht moge cle positie verduidelijken.

Deze tabel toont in de eerste plaats, dat gedurende
het bedoelde tijdvak cle nmitionale invoer over bpicle
havens in ongeveer ge] ijke mate is afgenomen. Daar-
entegen heeft de Nieuwe Waterweg zich tea aanzien
van den nati en alen uitvoer veel minder goed gehou-
den dan Antwerpen. Verloor cle Belgische haven om en nabij een derde gedeelte van dit vervoer, de Nieu-
we
Tltterweg
raakte meer dan de helft kwijt. liet ver-
schil is voornamelijk gelegen in de reactie van de
artikelen steenkool en minerale oliën.
De inwaartsche doorvoer is in. heide havens onge-
veer tot liet nulpunt gedaald. Aangezien de Nieuwe
Waterweg voor deze rubriek enkele malen zoo be-

langrijk was als Antwerpen, trof deze inzinking onze haven natuurlijk in absolute cijfers veel harder.
De uitwaartsche doorvoer toonde aan de.n Nieuwen Vaterweg meer weerstanclskracht. Dit verschijnsel is
intusschen volmaakt geschiedenis geworden door de
geallieerde maatregelen tegen den Duitschen uitvoer.
Tajineer
wij nu de kolommen van cle tabel in ander
verband bezien, clan blijkt, dat van het gansclie in-
waartsche vervoer over Antwerpen in 1938 de invoer
ruim twee derden en cle doorvoer minder dan een
derde uitmaakte. Aan den Nieuweia Waterweg was
deze verhouding juist andersom. l:Iet is begrijpelijk,
dat de vernietiging van den inwaartschen doorvoer
onder deze omstandigheden in Rotterdam zwaarder
werd gevoeld.

In uitwaartsche richting vielen gelijksoortige ver-
houdingen waar te nemen, zoodat daarvoor diezelfde
conclusie kan worden getrokken.

Een ‘remecie.

in clii alles ligt
voor
cle Necierlandsche havens cie
ernstige aannsaning om in de toekomst meer bedacht
te zijn op cle verbreed-ing van, haar nationalen grond-
slag,
zonder dat zij – natuurlijk – daarom den door-
voer behoeven te verwaarloozen. Het oude vertrou-
wen op cle beste.ndigheid van bepaalde internationale verhoudingen is nu wel zoo grondig geschokt, dat een
wereldhaven als liet gebied van den Nieuwen Water-
weg zich niet langer rustig mag neerleggen bij den
toestand, dat haar achterland voor drie vierden bui-
ten de grenzen des lands is gelegen. Intussehen is
liet duidelijk, dat er vbbr alles naar moet worden ge-
streefd om een verandering in deze verhouding vooral
niet over ons te laten komen door vermindering van
den doorvoer, doch dat liet streven erop moet zijn
gericht liet doel te bereiken door toeneming van liet
nationale vervoer.

Nu is dit een probleem, dat veel weg heef t van de
quadratuur van den cirkel. Ten dccle is de vaderland-
sche ii ijverheicl ,,verkeers-inclustrie” (trafiekwezen),
wier ontwikkeling in rechtstreeksehe wisselwerking
met de ontwikkeling van liet vervoer over ons land
plaats vindlt. WTiI men
nieuw
vervoer scheppen
01)
naiionalen
grondslag, dan zal vooral moeten worden
gezocht naar primaire takken van bedrijf; waaruit
verkeer voortvloeit, in stede dat zij uit het verkeer
voortkomen. Daarvoor moet dan een geheel andere
grondslag worden gezocht en wel de consumptie, voor-
namelijk, althans voorloopig en zeker voor een be-
langrijk deel, in het binnenland. lIet valt te vree-
zen, dat dit voorloopig niet anders mogelijk zal zijn
clan door andere bronnen, waaruit den binnenland-
scherm consumenten het noodige toevloeit, af te slui-
ten. Dientengevolge dreigen elders bui tenlandsche
handel en internationaal vervoer verloren te gaan,
hetgeen zooveel te arnstiger is, omdat eventueele in-
ternationale markten binnen onze grenzen p clan
aan voe.r i’oor dle binneniandisehe consumptie berusten..

Het is duidelijk, dat deze vicieuse cirkel slechts
kati worden verbroken, indien het mogelijk mocht

Alles in bus van 1000 kg.

In- en Uitvoer

Doorvoer

Invoer

Uitvoer

Inwaarts

Tjjtwaarts

Antw.

N.W.

Antw.

N.W.

Antw.

N.W.

Antw.

N.W.

t
1938..

662.000

714.000

629.000

427.000

264.000

1.793.000

414.000

1.358.000

Oc . 1939..

426.000

449.000

372.000

127.000

65.000

75.000

95.000

588.000

1938..
706.000
1

727.000
674.000 337.000 294.000
1.731.000
492.000
1.244.000
1939..
560.000
564.000′
404.000
132.000 97.000
30000
96.000
306.000

1938..
Dec.
739.000 646.000

1

662.000 287.000
288.000
1.723.000
483.000
1.336.000

1
1939..
523.000
404.000 434.000
130.000
69.000 43.000
128.000
377.000

24 April 1940

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

317

blijken de benood igde vermeerdering van cle binneu-
landsche productie te doen voortvloeien uit buiten-gewone toeneming van het consumptieve vermogen
van cle bevolking en daarmedd zooveel mogelijk ge-
lijken tred te doen houden. ZulkS een toeneming, wel-
ke naar veler oordeel niet is te verkrijgen door pro-
teetie in den ouclerwetschen zin, kan in elk geval
worden nagestreefd door doelmatiger gebruik van de
levende en cloode bronnen van energie in ons land.

Noociiq z: hei zoeken naar nog ongebruikte mo-
get’ijkheclen.

Dit is maar een formule, waaraan natuurlijk slee]its
uitermate moeilijk leven kan worden ingebiazen. Zij
beteeke.nt, dat niet moet worden gezocht naar het
kunstmatig scheppen van economische activiteit,
waaraan
01)
zichzelf geen behoefte bestaat, doch dat
veeleer moet worden gespeurd naar bronnen van laten-
te, ongebruikte mogei:ij kheden.
Nu is het ongetwijfeld een feit, dat het bedrijfs-
leven zelf dit terrein reeds zeer nauwkeurig heeft
afg’espeurcl en de practijk (Ier
,,fl
dustrialisatie” leert,
hoe verbazencl moeilijk het is reëele mogelijkheden te
vinden, welke aan cle gestelde eisehen voldoen. Onge-
wone gebeurtenissen, zooais cle im iii gratie, waren cle
laatste jaren noodig voor vormen van ontwikkeling,
welke het normale te boven ging. Evenwel zijn cle beletselen zeker niet alle van ab-
soluten aard. Er zijn er zelfs vele, waaraan wij veel kunnen veranderen., omdat zij voortvloeien uit ons
eigen beleid. Vooral de belastingpoiitiek speelt hier-
bij een groote rol. liet ligt buiten het bestek van dit
artikel om dozen zijweg verder te volgen, doch op
cle wenschelijkheicl van herzien ing van het beiast ng-
stelsel als factor voor de verbetering van de kansen
van het bedrijfsleven moet ook in dit verband met nadruk worden gewezen. Hier zij slechts kortelijk
herinnerd aan enkele enormiteiten., zooals cle zakelijke
belasting op het bedrijf en de heffing van zon hooge
retributies, dat het nuttig effect van de daarmede
belaste instrumenten voor cle voikswelvaart onnoodig
word t verminderd. Daarnaast noot biji’. aan cle grond-
1)01 itiek van openbare 1 iehamen worden gedacht.

Het is te hopen, dat langs deze en hoe meer hoe
liever andere wegen zal worden bereikt, dat in een nieuw vredestijdvak het nationale vervoer over cle
Nederlandselie zeehavens een zoo hoog mogelijk op-geloopen doorvoer dichter zal benaderen dan tot dus-ver het geval was.

liet in.ternalzonale vervoer
lccngs
cle btnnccnvaai-
wegen.

liet spreekt vanzelf, dat
het interna.tionale
ver-
voer van en naar Rotterdam langs cle
binin.envaar-
wegen
ongeveer even ernstig is ingezakt als het

zeevervoer. Het Rijnzeevervoer heeft in buitenwaart-
sche richting nog wat nageclruppelci, doch is in hin.-nenwaartsche richting geheel opgehouden. T

let aan-
tal opgelegde hinnenschepen uit de grootere klass’n

is in overeensternniing hiermede sterk gestegen. Des
te opmerkelijker is liet, dat althans liet scheepsver-
keer door de Parlcsluizen zich uitstelcencl heeft ge-handliaafd op een peil, dat ru un 10 pOt. hooger lag
dan in 1938. Dit gegeven illustreert cle bovenge-
maakte opmerkingen omtrent cle waarde van een na-
tionaal industrieel ach terlancl cii werpt een helder
1 icht op cle beteekenis, welke een. binnenvaartverbin –
ding tussehen de havenstad eii zulic ccii gebied heeft.
Voor dezen vaarweg geldt dan ook zeker de waar-
schuwing, dat van Overheidswege een zoo doelmatig
mogelijk gebru.i k moet worden. nagestreefcl.

Enkele andere verschijnselen.

Het bu rgerluehtverkeer is op Waalhaven geheel
stil gelegd. Deze beslissing is zeer te betreuren, te

meer omdat •in b.reeclen kring wordt betwijfeld, of zij
geheel onverm ijclelijk was.
liet vreernclel ingen.verkeer te Rotterdam heeft in
liet laatste kw’artaai van 1939 een al even ongewoon
beeld geboden. liet aantal in de stad logeerende Ne-
derlaaclers e.n. Du itschers steeg vrij sterk (onderschei-
delijk 12 pOt. en. 9 pOt.), liet aantal Amerikanen
aanzienlijk (van. 459 in liet laatste kwartaal van. 1938
tot 872 in liet laatste kwartaal van. 1939). Voor liet
overige vielen slechts verminderi.ngen op te merken,
zooçlat de totale bevolking van hotels, pensions en
volksiogementen nog eenigszins beneden liet peil van
1938 bleef.
Het aan tal zeepassagiers ve.rschrompelde tot ruim
20 pct. van liet cijfer uit het laatste kwartaal van
1938. Slechts van en naar de Vereenigde Staten was
er toeneming. Telt me.n deze route niet mede, dan is
er zelfs een inzinking van 43.737 tot 3.852 zeereizi-gers via Rotterdam!

De Nieuwe lldctierweg.

liet is in tragische tegenstelling tot deze droevige
verkeerseijfers, dat cle waterhouwkunclige toestand
van den Nieuwen WTaterweg een tot dusver onbe-
reikt bevrecligenclen toe2tancl vertoon t. Bi.j gewoon.
laag water bedroeg cle geringste dliepte van den Nieu-
ven Waterweg tusschen Rotterdam en zee 107 dni
(in. den 120 m broeden vaargeul in den mond 113 (liii).
De wet van 2 Januari 1917, Staatsblacl 5, voorzag
ee.n geleidelijke verbetering van den Waterweg tot
ccii diepte van 11.50 in en later, naar gela:ng van de
behoe:Ete, tot een diepte van 12.50 rn hi.j gewoon
hoog
w’ater (cli. ongeveer 1.5 mi meer clan bij gewoon
laag
water).
Uit cle gegevens over den goederenhanclel blijkt na-
tuurlijk nog menige achteruitgang, w’aarop hier niet
in details kan worden. ingegaan. Symptomnatiseli is de sluiting van cle termijnheurzeLt in maIs en tarwe
sedert 28 Augustus 1939, evenals de vermindering
met pl.m. 45 pOt. van het aantal door cle Kamer van
Koophandel afgegeven verklaringen in een tijd, waar-
in daaraan voor cle nog overgebleven transacties meer
dan ooit behoefte bestaat.

De P.T.T.

Merkvmimircl i ..,ijn ook cle gegevens over cle werk-
zaamheicl van liet Staatsbedrijf der Posterijen, Te-
legrafie en Telefonie.
De verkoop van postwaardeii dlaaldle, na eer juist
zeer gunstig eerste halfjaar, sterk, zulks waarseh ij n-lijk onder dien invloed van cle vermindering van den
in ternationalen handlel. Dezelfde reden zal hebben
geleid tot de nog grootere daling van liet aantal
aangeteekeri de stukken.
liet telegramverkeer steeg van 319.804 stuks in
het laatste kwartaal van 1938 tot 342.889 in het over-
eenkomstige tijdvak van 1939 (met uitzondering van
het transito-verkeer). Opmerkelijk is, dat deze toe-
neming met 23.000 telegrainnien grootendeels is toe
te schrijven aan cle vermeerdering van cle verzending
in allerlei bijzo.n.dëre categorieën. (vermeerdering niet
9.600
brief
telegrammen naar het buitenland in Euro-
pa en bijna 700 naar onze overzeesche gebiedsdeelen.:
met 3.400
uitgesielcle
telegrarnmen naar Amerika,
1.000 naar Azië en 300 naar de Nederiandsche gebie-
den overzee; met 1.500 nachitelegrammnen naar Ame-
rika). De soepele service van de telegraaf komt dus
in deze moeilijke tijden wei zeer tot zijn recht.

Het aantal interlocale telefoongesprekken overtrof
in elk kwartaal liet overeenkomstige tijdvak van 1938
niet ongeveer 100.000. Daarentegen is de zegetocht
van liet internationale telefoonverkeer gestuit. In liet
laatste kwartaal van 1938 en. 1939 bedroeg het aantal
internationale gesprekken onderscheidenlijk 142.420
eis 84.513. Daaronder staat België vooraan met 46.979
gesprekken! De Oslo-staten en Zwitserland brach-

318

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

24 April 1940

ten het ‘alleen tot ruim 70 pCt. van alle in,te.rnatio-
nale telefoongesprekken met Rotterdam. Neder-
iandseh-Indiö steeg van 252 tot 488, Italië van 786

tot
925,
cle Vereenigde Staten van 37 tot 143, Rus-
land van 78 tot 95. Met cle oorlogvoerenden schrom-
pokic het verkeer sterk in hierin ligt wel mede een
oorzaak van de ontplooiing van het telegraafverkeer.

1′
eteaiv erkeer.

Ook de jongste spruit van het vecivormige bedrijf,
het telex-verkeer, groeide onder deze omstandigheden.
BLj een vrijwel geFtjkblijvend aantal toestellen (onder-
schieidenlijk 63 en 67) steeg in het vierde kwartaal
van 1938 op dat, van 1939 liet aantal gebruikte een-
heden van 3 minuten te Rotterdam iii liet uitgaande
interlocale verkeer van 3.392
01)
4.373 (in de eerste
drie kwartalen was er daaren tegen achteruitgang), in
het inkomende internationale verkeer van 3.774 op
5.202, in het uitgaande internationale verkeer van

2.893% op 5.257%.

De a’rbesclainarkt.

De arbeidsmarkt Ijood een betrekkelijk bevredigend
beeld, doordat liet aantal hij dearbeidsbeurs inge-
schreven man nelijke werklooze werkzoekenden is ge-
daald van 45.897 op 31 December 1938 tot 38.035
OP
31 December 1939. Deze daling vertoonde zich vrij-
i
rel over de geheele linie. Intussehen heeft de wacht-
gelciregeling van groepen liavenarheiders uiteraard
bijgedragen tot deze gunstige uitkomst. De daling
van liet aantal in de haven verrichte taken van
926.000 in liet laatste kwartaal van 1938 tot 575.000
in liet laatste kwartaal van 1939 getuigt maar al to
zeer van den in de haven ingetreden achteruitgang
van cle werkgelegenheid, al wijzen deze cijfers mede
uit, dat de verdwijning van liet gemeehaniseerde erts-
vervoer ccii ver van evenredigen imavioecl heeft gehad,
gelijk niet anders was te verwachten. In dit verband
kan ook worden, gewezen
01)
de vermindering van, het
gebruik van eleetrisehieil stroom voor kraeh tdoelein-
den niet ongeveer 8 pOt. Daartoe heeft de slapte in
cle g’emechaniseerde liave.nbedrijven zeker bijgedragen.

Ji”inwn.c’ieele toeatan4 van de beoolkiiuj

Wanneer w’i,j tenslotte het oog richten op dcii fi-
iia.ncieelen toestand van cle bevolking, dan is liet
onderstaande overzicht, over inlagen en terugbetalin.-
gen bij de gezamenlijke Rottcrclamnscl’ie.spaarharkemi

ielangwekken.cl

Ingelegd

Terugbetaald
1938

1939

1938

1939

le kwart
f
12992.269
f
10.112.150
f
(0.426.849
f
9.579.746
2e

10.528.985

8.586.539

0.779.822 ,, 10.799.125
3e

,, 9.331.407

6.660.163

11.325.751

12.264.532
4e

‘ ,, 10.678.481 ,, 6.165.947

8.107.830

8.628.420

De erises in September 1938, April 1939 en Augus-
tus/September 1939 teekenen zich duidelijk af. In
liet vierde kwartaal van 1939 waren cle terugbetalin-
gen weer bijna normaal, doch bleven de inlagen ge-
ring, blijkbaar door liamster- cii oppottingsneigi i.igem’i
onder de bevolking. 11-et is trouwe’n.s ook opmerkelijk,
dat in dit kwartaal het
09
postcllei(ues uithetaaidc
bedrag abnormaal hoog was.
Was er dus in liet vierde kwartaal van 1939 in, Rot-
terdam veel o.ngewoons
01)
te merken, het is eigenlijk
nog opmerkelijker, hoeveel toen in deze zwaar getroF-
fen havenstad nog betrekkelijk gewoon ging, zelfs
in de sfeer van liet bedrijfsleven. Men vraagt zich af,
hoe lang de reserves de volharding hij deze verkwilc-
kende houding zullen veroorloven. En als vroeger of
later ccii inzinking mocht komen, wie zal dan clezen
schok willen en kim nnen opvangen?

Mr.
W. F.
1,ICFITENAUER.

DERDE GRONINGER DAG 1940.

Onder zeer niocilijke tijdsomstandigheden heeft de
Commissie voor de (i’roninger Dagen onder leiding
van haar Voorzitter, Mr. J. Linthorst lloman, het
toch en terecht aangedurfd de in 1938 begonnen reeks
Van Groninger Dagen voort te zetten. Zômi moeilijk
waren dc omstandigheden, en z66 ongewis, dat men
enkele dagen v6r de bijeenkomst nog aan de deelnemerc
moest schrijven, dat, in dien onverhoopt ernstige in-
ternationale gebeurtenissen liet afgelaste.n van den
Groninger Dag nooclig zouden maken, dit door de
radio zou worden omgerocpen cmi cle te houden inlei-
dingen aan de deelnemers zouden worden toegezon.-
den, wat dan in d.e plaats zou treden van de te hou-
den, vergadering.
liet ligt voor de hand, dat in deze omstandigheden
cenige deviatie moest optreden in den
lijn
van ont-
wikkeling van deze dagen, die immers zijn opgezet
met liet doel om door onderling contact van liet he-
drijfsleven in de provincie Groningen hij te dragen
tot verbreiding van goed
llegnip
van elkaars moeilijk-
lieden en t.ot verhoogde onderlinge waardeeri.ng
van
de verschillende bedri,jfsgroepen. Voortzetting van een
cl iepgaande analyse van liet Groningen bedrijfsleven
en onderling overleg wat betreft de richting, waarin
de groei van dat bedrijfsleven ten bate van Neder-
land in liet algemeen en Groningen in het, bijzonder zou Icunnen worden beïnvloed, zooals dat in cle ‘er-
dero ontwikkeling van de Groninger-Dagen-geclachte
bedoeld is, moest thans – laat ons hopen voor niet
langen tijd – worden opgeschort. Inimers in een
periode, waarin door
1
sterke externe verschuivingen
niet cle minste zekerheid bestaat, dat cle structuur
van liet land en zi;jn roduetie-apparaat een continue
ontwikkeling kan. vertoonen., heeft overleg in den
bovenbedoeldemi zin weinig reden van. bestaan., omdat
clan de ka.ns groot is, dat liet uitgangspunt – dc
situatie van het moment – niet nieer reëel is als
men ccii maal aan ui tvocri ng’smaatregelen toe is.
liet lijkt mi,j daarom van den heer Limithiorst ito-
man een gelukkige gedachte, dat hij voor cle te belian.-
delen stof op den derden Groninger Dag gezocht
heeft naar een compromis tu.ssehen. den. ouden opzet
en de nieuwe onistan.dighede.n. In stormti,jd toch laat
de. gezagvoerder van ccii selup meerdere malen clan
anders bestek opmaken cii laat hij zich van cle ver-
sch illencle deden van het schip veelvulcl iger rappor-
ten uitbrengen omtrent den stand van zaken dan bi,j
mooi weer nooclig is. En zoo gezien is liet juist, dat
nien dozen derden (Ironi m’uger Dag eraan besteed heeft
na te gaan of e.n in hoeverre de positie van landbouw,
industrie en handel door de heersehende omstandig-
heden ingrijpend is gewijzigd.

Deze opzet leidde tot een drietal besprekingen. iii
de oehtenclvergacler ing omtrent t den land bouw, tuin-bouw en industrie van Groi:ui.ngen in (le tegenwoorcli-
ge omstandigheden ).
In deze zeer duidelijke, met veel mii ateri aal gestaaf-
de uiteenzettimigen kwam naar voren, hoe Gronimige.n,
als in hoofdzaak agrarisch georiënteerd gewest, de
oorlogsomstandigheden vodrai gcvoclt, in de trefhaar-
heid van ‘zijn, in sterke mate
01)
Engeland georiën-
teercien, export.
Zooals reeds eerder in dit blad werd opgemerkt
2)

hangen cle problemen. van liet G’ron.inger bedrij:fs-
leven in meer dan één opzicht sanien met vraagstuk-
ken, die Nederlands bedrijfsleven in zijn geheel

i) .11e (‘ mout umger landbouw iii cle ‘tcgemmwoom’dige om-
stand ighnde’ii”, don m’ dcii heer N. (. Ackleu.s, lanidbou
wer
te Bel Ii mugwoicle.
..i)c ‘tmtiiibouw’ in cle

n’n’immcie Om’oi.mimugen” iii cle ver- a.micler’de omims’tamu’di.ghecicn dooi’ Ir. J. ]Teenistra., Rijkatuimi-
bo’u’weo n’sulen t te
am.on
1 migen.
,,De G’m’omiiiugcr industrie
in
(Ie tegemmw’ooi’cl ige o.ntstan-
clighodlen”, cidor Mr .A. J. Sanem’ te Om’oiiium.gen.
.2)
Zie ,.Groniumger Dag 1938″, door ‘Dr. ’11. 51. Ii. A. vamu
dci’ Va1k E.-S.’13. ”13 juli 1938; blz. 525.

24 April 1940

ECONOMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN

319

raken. Dit zal in de toekomst, als men tracht tot en opzet te geraken van nadere besprekingen omtrent
het opvoeren van cle welvaart in Groningen door
onderlinge samenwerking der in die provincie werk-
zame bedrijven, nog menig moeilijk oplosbaar p ro-
bleem den initiatiefnemers bieden. De taak, die men

0
1) zich heeft genomen, heeft veel gelijkenis met de
zoogen aamcle streek-plannen, die men op verschil ten –
cie plaatsen van Nederland in behancleli:ng heeft ge-
nomen en het interessante van het Gro:ninger streek-
plan, om dezen term nu maar even aan te houden, zou
zijn, dat het zijn ontstaan zou vinden in een collec-
tieve actie, gegroeid uit een behoefte aan samenwer-
king, die in de Groninger Dagen haar uitdrukking
vindt.
Die samenwerking in Groningen heeft een ige typi-
sche kenmerken, clie men in andere deden van het
land lang niet in die mate aanwezig zal vinden. Zoo-
wel het karakter van de Groningsche bevolking, als
het geringe verschil in: geestelijke ontwikkeling tus-
schen stad en oinmelanden en voorts de nauwe samen-
hang tusschen landbouw en industrie, hebben hier
een voedingsbodem voor onderling overleg en outwik-
kefl ng van saamhoorighei clsgevoe+ tot stand doen ko-
men, welke de kansen op welslagen van deze samen-
werking hier grooter doen zijn clan elders. In ver-schillende inleidingen kwam dit tot uiting. De heer
N. G. Addens wees op de zooveel krachtiger ontwik

keling en betere inrichting van het i anclbouw-vereen i –
gingsieven, waardoor dit nu tot behartigen der
laudbouwbelangen volkomen in staat is. Mr. A.
J.
Sauer kon releveeren, dat het bijvoorbeeld in de stroo-
cartoninciustrie na langdurige en moeilijke onderhan-
delingeii gelukt is een prijs- cii procluctieregeling
tusschen de fabrieken tot stand te brengen, waaraan
allen
vrijwillig
deelnemen. Deze spr. kon, ook nog
naar voren brengen, dat cle arbeidsverhoudingen in
de stroocartonindustrie, waar bijna alle falr ieken col-
lectieve arhei dsovereenkoni sten hebben gesloten nt et
hun werknemers, waarin een bevredigend bas isloon,
ccii vacantieregeling met behoud van loon en vacan-
tietoeslag en een bescheiden pensioenregel Ing is op-
genomen, goed te noemen zijn en dat zoowel van ar-
bel ders- als van werkgeverszijde geleidelijk een beter
begrip van elkanders moeilijkheden groeide, terwijl
van weerszijden het verantwoordelijkheidsbesef is toege-
nomen. De heer Heemstra wees voorts op het feit, dat
in de laatste 25 jaren het vereenigingsieven gelijken
tred heeft gehouden met de uitbreiding van, den tuin-
bouw en dat in vele gevallen juist het iii onderling
verband samenwerken ertoe heef t bijgedragen, dat
deze bedrijfstak tot meerdere uitbreiding en ontwilc-
keling kon geraken. Juist in den tuinbouw en in
het bijzonder in den G-roningschen tuinbouw is dit
verheugend en merkwaardig, omdat onder cle 0-ro-

ningsche tuinbouwers, ii aar de heer 1[eemstra wist
mede te deden, zoo veelvuldig wordt aangetroffen de
figuur van den kleinen landarbeider, die
01)
eigen
grond en in zijn vrijen tijd een tui nhouw’heclrijfje tot
ontwrikkeling brengt, waardoor een groep personen in
allerlei schakeeringen tussohen lan darbei der en zelf-
standigen tuinbouwer word t aangetroffen. liet streven
naar zelfstandigheid van den sterk ndivcluai;stisch
aangelegclen 0-ron inger komt Ii ier op zijn gunstigst
tot uiting.
Het is dan ook geen toeval, dat juist onder deze
menschen de coöperatieve ged ach te bloei t en. samen –
werking een begrip is, dat aanslaat. Daarbij doet liet
goed te bemerken, dat men in Groningen, hoezeer
terecht trotsch op eigen prestaties, zich voelt als een onlosmakelijk deel van ons Koninkrijk. Met alle be-
grip voor onderlinge verschillen, zoowel in de pro-
vincie als tusschen de provincie en a]idere deden
van ons land, heeft men hier een aangenaam aan-
doend besef van saamhoorigheid en een bereidheid de con sedluenti es -daarvan te aanvaarden. –
De indruk, dien men als ,,vreemcleling”
Op den
0-ron inger Dag mede neemt, is wel deze, ‘dat men hier

de kunst verstaat elkanders belangen te willen begrij-
pen en te willen ontzien en toch cle eigen inclivicluali-
teit te bewaren, omdat men tot een inzicht gekomen
is, dat ook leeft in de hierna geciteerde woorden van
Gijshert Karel van. lf.ogen do rp
1),
waarmede de ac-tieve leider van deze Groninger Dagen de bijeen-
komst sloot: – –
,,Onclersclieiclene belangen zijn evenwel geen tegen-
strijdige belangen; en wij meenen even, klaar te heb-
ben doen zien, dat alle deze belangen miciclellijk aan
ei kander verbon den zijn, en ei n dcl i.j k zamen loopen.
De landbouw zelf is in den ruimsten zin eet-t ware
fabriek; landbouwers en fabrikanten zijn in den ruim-
sten zin kooplieden. De Koning, als vader van alle
zijne onderdanen, is cle gelijke beschermer van alle
hunne bedrijven. hij neemt deze waarlijk ter harte,
en wij dienen allen zamen te spannen, om hem zijn.
werk ligt te maken. Zulk een gezinclheicl zullen wij
verkrijgen door vertrouwen op hem, en door liefde
tot liet Vaderland. Zijn wij Nederlanders, zoeken wi,j
den roem der Nederlanden, hechten wij ons tezamen
tegen vreemde overheersching, zoo zal ons nationaal
karakter ons onafhankelijk bewaren. Oranje en Ne-
derland is het begin geweest van onze opstanding uit liet graf der onderdrukking, en moet liet doelwit zijn
van onze verdere pogingen. Dit is cle publieke geest,
clie liet nation aal lichaam behoort to bezielen.”
M.
C.

3)
Bijclngen tot de 1 Fuishondin.g van Staat, Deel T, iii.
147-148;
zie ook De-el ‘IX,
hlz. 132-133.

DE RJJKSMIDDELEN OVER MAART.

Alcjemeen beeld.

Tot dusver is in den loop der middelen sedert liet uitbreken van den oorlog weinig verandering inge-treden, al zijn ei’ ook een ige symptomen, clie erop
schineu te wijzen, dat de oorzaken, dlie
0
de ont-
vangsten van ‘s Rijks schatkist een gunstigen invloed
uitoefenen in heteeken is gaan verliezen. De totale
opbrengst der ii iet-dl irecte heffingen bedroeg in cle
afgeloopen maand
f
36.530.900 tegel)
f
36.326.000 in
Maart 1939 en vertoon cle derhalve een vooruitgang
van niet meer dan j’ 204.900. Daarentegen werd de
niaandraming niet gehaald (tekort
.f
1.010.700). In-
tu.sschen moet hierbij worden bedacht, dat de laatste maand van, het kwartaal tegen.wooclig voor cle om-zetbelasting liet ongwistigst is (liet verschil tusschen
de eerste en dlerdie maand kan wel [7 millioen be-
dragen). Ook geven de eerste maanden van het jaar
doorgaans lagere ontvangsten dan hijv. die van liet
laatste kwartaal. Houdt men niet een en. ander reke-
ning, dian behoeft de opbrengst van Maart ji. nog
ii ier als ongunstig te worden beschouwd. De ver-
bru iksbelast’ingen liepen nog in opbrengst vooruit,
met uitzondering van een drietal accijnzen; ook de
omzetbelasting was iets lager. De conjunctuurheffin-
gen en de ioodsgelden bevinden zich nog steeds in een dieptepunt. Tenslotte gaf de dividendi- en tan-
tièniebelasting ditmaal een hioogere bate, daarentegen
cie couponbelasting ei-t de successierechten een lagere
ontvangst.

1 Eet eerste kwartaal leverde in totaal j 115.150.700
op tegen
f
109.560.000 in het vorige jaar ei-t bij een
evenredige raming van
f
112.625.000. Dertien mid-
delen droegen tot de vermeerdering hij niet eau ge-
zamenlijk bedrag van f11.919.800; de resteerende vier middelen gaven tezamen
.f
6.329.000 minder.
Wat de ranling betreft, beliep liet voordeehg verschil
bij tien middelen [ 10.341.000 in totaal, terwijl de
overige zeven middelen gezamenlijk
f
7.815.300 hi,j
de verwachting ten achter bleven.

Dividend- en tan.tièniebelasting.

Wisselvallig als steeds gaf de dividend- en ten-
tièmehelasting ditmaal
f
601.000 méér te boeketi dan in dezelfde maand van. 1939. Als gevolg hiervan werd

320

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

24 April 1940

de in de eerste twee maanden ontstane achterstand in
een. voordeelig saldo (van
f
456.200) omgezet.

In.voerrechteic.

De invoerrechten waren weer
bijzonder
hoog, d.

f
11.237.200. De bekende oorzaken doen nog steeds
hun werking gevoelen; daarnaast zijn onder de ont-vangsten thans ook begrepen de ingevolge het Ko-
ninklijk besluit van 9 Februari 1940, No. 1, sedert
11 Februari 1940 geheven meerdere invoerrechten.
Ook het statistiekrecht 1 iep nog vooruit (met

f
14.900). De invloed van den toegenomen. invoer
blijkt sterker dan die van den vermi nderden export. Gerekend over drie maanden hebben de invoerrech-ten een surplus verschaft van
f
3.486.900.

Accijnzen.

Zooals reeds werd opgemerkt, vertoonden, niet alle
accijnzen ditmaal een hooger opbrengstc.ijfer. Toch
zijn de ontvangsten, dank zij het toegenomen ver-bruik, sterk uitgezet. Met name de mobilisatie doet
eten, drinken en rooken. Hieraan is het dan ook
toe te schrijven, dat de accijnzen gezamenlijk in het
eerste kwartaal
f
3.529.000 meer hebben opgeleverd
dan in de eerste drie maanden van het vorige jaar.
De zoutacc:ijns gaf ditmaal
f
74.000 minder, doch op
dit middel is geen peil te trekken; de maanden
Januari en Februari gaven trouwens ruime baten.
De gesiachtaccijns laat nog steeds topcijfers zien; de
vooruitgang bedroeg ditmaal
f
238.900, terwijl de
maandraming met
f
223.100 werd overschreden. Bij
deze heffing vooral is de invloed van de mobilisatie
duidelijk merkbaar; het vleeschrantsoen van den sol-
daat is veel grooter dan het gemiddelde burgerver-
bruik. De wijn gaf
f
4.000 minder, doch de beide
eerste maanden van het jaar waren in 1940 iets beter,
zoodat het eerste kwartaal per saldo toch nog een
klein overschot (van
f
13.000) heeft achtergelaten.
De gedistilleerdaccijns ging vooruit met
f
352.200.
De gestadige stijging van, dit middel is opvallend;
gerekend over drie maanden werd in 1940 reeds

f
089.800 meer geboekt dan in het vorige jaar. De
bieraccijns gaf een daling te zien (met
.f
143.700);
toch werd de gemiddelde maandram ing nog met ruim

f
24.000 overtroffen en werd méér ontvangen clan in
de maanden J’anuari en Februari. Bovendien heeft
men hij dit middel dikwijls met een wisselwerking te
maken. De afwijkingen, die zich in den loop der ver-
schillende maanden voordoen, worden voornamelijk
veroorzaakt door liet grooter of kleiner worden van
de aanwezige voorraden. Aan suikeraccijus werd dit-
maal
f
157.500 meer geïnd dan in Maart 1939 Toch
was de opbrengst lager dan in de voorafgaande zes
maanden. Ook de maandram ing werd niet gehaald
(tekort
f
239.900). Wellicht is de oorzaak van dezen
teruggang te zoeken in de omstandigheid, dat het
verbruik van suiker gelimiteerd wordt door de dis-
tributie. Tenslotte de tabaksaceijns, die met
f
153.1.00
toenam. Ook deze heffing wordt door het vermeer-
derd gebruik sterk gestimuleerd; het eerste kwartaal
gaf
,f
1.046.700 meer dan de eerste drie maanden
van 1939.
Andere indirecte hef f’ingen.

De belasting op gouden en zilveren werken bracht

f
7.600 meer op dan in de gelijknamige maand van
het vorige jaar, dank zij de opleving van liet bedrijf.
Over de omzetbelasting hadden wij het reeds. Er
kwam
.f
16.900 minder binnen, dan in Maart 1939,
doch dit is louter aan de gewijzigde betalingsregeling
te wijten. Gerekend over drie maanden werd in liet
loopende jaar reeds een voorsprong bereikt van

f
3.936.500. Bij de couponbelasting dalen de ontvang-
sten nog steeds; ditmaal was liet decres
f
12.800
(over 3 maanden
f
97.500).
Op de diepe inzinking, die de z.g. conjunctuurhef-
fingen doormaken, werd reeds hierboven gewezen. De geldhandel stagneert en er gaat in den handel in

vast goed zeer weinig om. De zegelrechten verschaf-
ten ditniaal slechts
f
890.800, di,
f
596.600 minder
dan in Maart 1939. Van laatstgenoemd bedrag komt

f
218.700 op rekening van een trager vloeien van
dle beursbelasting. De registratierechten liepen terug
niet
f
735.600, d.i. met bijna 50 pOt. Gerekend over drie maanden beloopt de teruggang hij de zegelrech-
ten
,f
4.068.000 en bij de registratierecliten
.f
2.005.400.
De successierechten gaven ditmaal
.f
672.400 min-
der. Ook de rami ng werd niet,”gehaalcl (ontvangst

T
407.700 minder), liet geldt hier echter een wissel-
vallig middel. Gerekend over drie maanden is 1940 nog met
,f
474.500 in het voordeel. De ioodsgelclen
zonken tot beneden de
,f 20.000
in (opbrengst
j’ 19.300). De teruggang beliep niet minder dan

f
57.400 (over drie maanden
T
158.200). Deze cijfers spreken, voor zichzelf.

Directe belastingen.

Bij cle directe belastingen is het wachten
0])
liet
nieuwe belasti ngjaar. liet overzicht van uiti mo Maart
verschilt niet noemenswaard van den stand per eind
Februari jI. Vergeleken met den stand van liet over-
eenkomstige dienstjitar op hetzelfde tijdstip van liet
vorige jaar staat liet totaal van alle heffingen thans

f
7.425.000 hooge.r te boek. hiervan is
f
6.901.600
toe te schrijven aan de opccnteu op de Gemeente-
fondsbelasting, welke dit jaar voor liet eerst worden
gelieven en waarvan liet geraamde opbrcngstcijfer op

,f
29.500.000 is gesteld. Voorts was bij de inkomsten-
belasting een toeneming van liet zuiver bedrag der
kohieren met
f
2.350.000 te constateeren. Daarente-
gen vertoont de grondbelasting een achterstand van

.f
1.648.100 wegens vertraging in de aanslagsrege-
ling door liet niet tijdig vaststellen van provinciale
opeentenverorden ingen. Dc ve rmnogensbelasting en de
verdedi gingsbelasting 1 1 ateri betrekkelijk kleine ver-
schillen in minder zien., waarvoor ëemi bepaalde reden ii iet kan worden opgegeven.

BOEKBESPREKINGEN.

The Econornic Basis of a. Durable
Peace
door J. E. Meade. (Londen, Allen
& Univin, 1940).

Onder de titel ,,The Economie Basis of a Durable Peace” heeft de reeds bekende jonge econoom J. E.
Meade, die bij liet Voikenbondssecretariaat de jaar-
1 ijkse Torldl
Economie Survey verzorgt, ccii klein
boekje uitgegeven. Ofschoon het op dit ogenblik wei-
nig zin heeft om over cle vrede te denken, menen wij
toch dit boekje aan de lezers te nioeten aanbevelen,
onidat liet ccii knap en helder overzicht geeft van
wat de ervaring en de theorie van de laatste tien
of meer jaren ons geleerd hebben over liet economisch
mechanisme; in liet bijzonder wat betreft de kanten
die voor het, verkeer tussen de naties van belang
zijn. Zij die – met enig recht – menen dat ,,de
economen” zo weinig de hun toevallende taak hebben
vervuld en liet bestaan betwijfelen van vorderingen
in de economische wetenschap, kunnen hierbij troost
opdoen. Een. kort exposé der hoofdgedachten van
Meade moge dit aannemelijk maken.

De schrijver begint met.
01)
te merken, dat liet te
vroeg is voor nauwkeurige ,,plannen” en vooral voor
de politieke zijde daarvan – waar lnj zich buiten
wenst te houden -, maar dat eik internationaal eco-
iioniischi leven, zal moeten, voldoen aan enkele grond-
principes, wil men in de toekomst de grootste onge-
lukken van de afgelopen twintig jaar voorkomen. In
zijn uiteenzettingen gaat hij uit vali een internatio-
nale organisatie – al of niet u.niverseei – van sta-
ten, waaronder er meer ,,lihcrale” en meer ,,gehon-
den” kunnen zijn, en stelt de vraag welke beslissingen’
t.a.v. monetaire en handelspolitiek door de staten
aan deze organisatie zullen moeten worden overge-
dragen, wil men er in slagen een, draagii,jke ecorio-
miii sche ontwikkeling te bereiken.

.
1
0

April 1940

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

321.
a
ii
bijzondere betekenis achten wij zijn beschou.-
wingen over een internationaal muntateisel, over va-
riabele wisselkoersen en over internationale goede-
ren- en kapitaalhewegingen.


]

en aanzien van het eerste punt brengt hij, na een
drietal alternatieve mogelijkheden t.a.v. een in ter-
nationale muntstandaarcl te hebben besproken, in her-
innering, dat van een dergelijke standaard (die con-
stante wissel koersen impliceert) liet voordeel is, dat
koersrisico’s uitgeschakeld zijn, evenals de speculatie
in valuta. Doch, zo vervolgt hij, er zijn even gewich-
tige argumenten tegen zulk een algemene standaard.

Deze liggen in de mogelijkheid van. ,,besmetting” van
het ene land, met een depressie, die in een ander land ontstaan is. B.ij cle huidige betrekkelijk starre econo-
mische sytemen kan een dergelijke deflatie rampspoe-
clige gevolgen hebben, in liet bijzonder wanneer om
andere redenen – Meade komt daarop terug – vrij-
handel z.i. gewenst is.

hij concludeert daarom, dat er een. Internationale
Centrale Bank moet zijn die over voldoende volmach-
ten beschikt om een internationale depressie te kun-
nen voorkomen; één voorwaarde daartoe is, dat deze
Bank de geldhoeveelheden in de verschillende landen
moet kunnen beïnvloeden. Meade denkt aan een stel-
sel, waarbij ccii soort internationale bankbiljetten
hetzij overal kan circuleren, hetzij als dekking voor
de nationale geldomloop client.

Een tweede voorwaarde .is echter nodig: de keld-
hoeveelheid moet niet alleen centraal worden geregu-
leerci, doch ook de
besteding
van nieuwe in de cir-
culatie te brengen bedragen moet worden nagestreefd.
De ervaring heef t geleerd, dat renteverlaging daartoe
niet voldoende is. Een voldoende gedeelte van de
overheidsuitgaven moet door de Inter nationale Orga-
nisatie worden gereguleerci om stimulerend te kun-
nen optreden als dat nodig is, of remmend, als dat, in andere omstandigheden nodig is.

Dit alles zou nodig, maar nog niet voldoende zijn.

Oolc andere oorzaken van. evenwichtsverstoring in cle
betal ingsbalan sen der leden -staten zouden mogelijk
zijn. Door structuurwijzigingen kan liet ene land blij-
‘end terrein verliezen aan liet andere. Aanpassing
had vroeger misschien door loonsverlagingen in liet getroffen land kunnen plaats

hebben. Bij de huidige
structuur der nationale vol kshu.ishoud irigen is echter
een adjustering langs de weg der wisseIkoeren een-
voucliger en doeltreffendei.

In zijn hoofdstuk over variabele wisselkoersen
knoopt Meade hij het voorgaande aan en noemt naast de reeds aangegeven drie nadelen van variabele koer-
sen (onoverzichtelijkheid, onzekerheid en kans op spe-
culatieve transacties) een vierde, door hem liet cru-
stigste geacht: dat van de mogelijkheid .ener ,,wedstrijd
in ciepreciatie”. Om deze te kunnen, voorkomen, moet
allereerst worden vastgesteld welke depreciaties ge-
rechtvaardigd zijn en welke niet. Meade béschouw’t
als zodanig slechts de gevallen, voortkomende uit een
uit zijn evenwicht geraakte betalingsbalans. Dit laatste
kan practisch worden vastgesteld door te zien of er
goudverlies is. Op grond van de goudvoorraden der
verschillende Centrale Banken zou de Internationale
Centrale Bank van tijd tot tijd de koersen moeten
herzien.

Deze laatste bank zou verder de onzekerheden tav.
de koersen lcunnen verzachten door zelf een, termijn-
valutamarkt te organiseren, waartoe echter alleen
hona ficle handelaren – cl.w.z. zij clie niet uit zuiver
specul atieve motieven transacties ondernemen – toe-
gang zouden, hebben. Egalisat.iefonclsen in de versciul-
lende landen zouden bovendien kunnen helpen., of in-
dien deze tot misbruiken aanleiding zouden geven,
zou de Internationale Centrale Bank zelf als zodanig
kunnen optreden.
Zoals wij reeds opnierkten, stelt Meade zich t.a.v.
de goeclerenheweging op liet standpunt van de vrij-
handel. Uitzonderingen zouden slechts indien bijzon.-

clere rechtvaardiging aanwezig is moeten worden toe-
gestaan.

Ten einde dit standpunt toe te lichten, behandelt de schrijver achtereenvolgens de gevallen, waarin
protectie zou Icunnen worden verdedigd. Voor werk-
loosheidsbestrijding kan., in plaats van protectié, ge-
bruik gemaakt worden van deprec.iat.ie
en crediet-
expasie, zo meent hij. Dit geldt in liet bijzonder, zo
ciuclificeert hij, voor de bestrijding ener alger
rL
ene
werkloosheid. Zou. er door structuurveranderingen.
een ,,speciale werkloosheid” zijn, d.w’.z. een in een
enkele bedrijfstak, dan is er iets voor te zeggen om
niet te snel de bescherming te beëindigen, doch stap
voor stap. Een derde reden, voor bescherming kan ge-
ledlen zijn in liet verlangen van een land om de ruil,-
verhouding t.o.v. liet buitenland te zijnen gunste te
beïnvloeden. Dit is echter duidelijk profiteren ten
koste van, andere landen en kan in Meade’s ogen geen genade vinden. Wij zouden ons kunnen, indenken, dat
daartoe ii iettemin reden zou kunnen zijn als het te
bevoordelen land duidelijk in een slechtere positie
verkeert dan liet te treffen land. Voor liet beoefenen
dus van een zekere verdelencle rechtvaardigheid tus-
sen landen.

Meade bestrijd t, met soortgelijke argumenten als
de boven gen oemde, ook bescherm in g tegen ,,ioon d um-
pi.ng”. In antwoord tenslotte
01)
liet ,,opvoedi.ngsar-
gument” voor protectie geeft hij zijn voorkeur te
kennen voor directe en openlijke steun aan jonge
industrieën. Deze laat de mogelijkheid open om de
kosten van de opvoeding duidelijk te meten en heeft
dezelfde uitwerking als de indirecte steun, in protec-
tie gelegen.

Tenslotte w’.ijdt hij in dit hoofdstuk opnieuw aan-
dacht aan de mogelijkheid, dat landen niet ean vrijere
en landen niet een meer gebonden economie naast
elkaar leven, in dezelfde Intern.atioiale Organisatie.
.Landlen niet een gebonden economie hebben in prin –
cipe meer niogelijklieden ter keuze dan landen met een
vrije economie, zodat zij, als ze willen, van de voor-
delen van cle vri,jhan.clei evenzeer kunnen profiteren
als de andere. Ihij pleit er voor, dat de Internationale
Organisatie contrôle uitoefent op de bedrijfsgestie
van de landen met gebonden economie of stelt althaii.s
in liet licht, dat aan een soortgelijke eis zou, moeten
voldaan zijn
001
de meest efficiënte internationale
samen 1ev ing te hebben. Ilier hebben wij on.getwij:Eeld
een zwaklce schakel in. zijn voorstellen; liet is daarom
welhcht beter om ze meer als voorwaarden clan als
voorstellen te zien.

In liet hoofdstuk over internationale kapitaalbe-
wegingen releveert de schrijver de voornaamste ver-
schullen tussen kap itaalarme en kap itaalrijke landen
en cle wenselijkheid van Icapi taalexport der laatste,
teneinde ii iveliering van opbrengsten zowel als van
levensstandaarden te bereiken. De voorn aamste voor-
waarde, die zi. moet zijn vervuld, opdat deze heil-zame export weer zal kunnen her’at worden, is dat
men moet leren om internationale depressies te vdor-
komen. Zijn suggesties daartoe zijn reeds weerge-
geven. Opnieuw zouden de grootste nioei 1 ijkheden rij-
zet ten aanzien van de landen met gebonden eco-
ii omi e.

Taak van een internationaal lichaam, op dit terrein
werkzaam, zou voorts om. zijn, te zorgen voor de
handhaving van een opendeu rpol i tiek in de onont-
gonnen gebieden.

In een hoofdstuk over deviezencontrôle en clearing-
verdragen bepleit hij, in aansluiting op liet vooraf-
gaande, dat deze in principe zouden worden geredu-
ceerd tot een contrôle, die alleen, tot doel heeft (a)
het voorkomen van speculatieve lcapitaalbeweg.ingen
op korte termijn en (h) de buitenlandse handel, voor
zover men dat zou verlangen, te ,,piannen”, maar dan
in overeenstemming niet de bovengenoemde principes.
Er volgen nog hoofdstukken over migratie en over
grondstoffen en koloniën. Wij volstaan echter niet
liet weergeven der reeds behandelde hoofdstukken en

322

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

24 April 1940

geloven dat, zoals gezegd, het boekje een korte en
duidelijke samenvatting geeft van enige der recente
lessen die de economische historie ons gegeven heeft.
Ook hij clie liet met Meade’s voorkeur niet eens is of
zijn, voorstellen – voor zover ze dat zijn – te opti-
mistisch acht, zal de objectieve behandelingswijze
waarderen en van de helderheid profiteren.

J. TINBERGEN.

MAANDCIJFERS.

OVERZICHT VAN DEN STAND DER R1JKSMIDDELEN

Uit. Mrt. 1940 (in Guldens).

AFDEELINGIa
Kohieren
voor den dienst
1940
1
)
Dir. belastingez
Bedragen,
zo
welke zijn
terugge-
Benaming der
Totaal
geven of
Zuiver
‘-.
middelen
bedrag
anders dan
bedrag
G) 0
o
wegens
betaling
opdekoh.
afgesclir.

Grondbelast. a)
3.534.236

3.534.236
5.182.310
Inkomst.bel. b)
33.445.251
1.645.275
31.799.976
29.449.951
Vermogensb. c)
6.835.020
46 955
6.788.065
6.807.397
Verdedig.bel. 1
3.513.428
48.689
3.464.740 3.563.955
Ope. v. d. Gem.
fondsbel. Wet
van 2 Dec. ’39
(St.bJ.flO.407)
3
)
6.978.516
76.954 6.901.561

5
1.817.873
52.488.578 45.063.613
Totaal

a)

hoofdsom + 20 opeenten op de hoofdsom der ge-
bouwde eigendommen. b) Hooidsom + 70-88 opeenten.
c) Hooidsom + 75 opcenten.
1)
Voor de belastingen naar inkomen en vermogen be.
staan de vermelde bedragen uit
21
gedeelte van het met
1 Mei 1940 aanvangende belastingjaar 194011941 en ‘/ ge.
deelte van het belastingjaar 193911940.
2)
Voor de belas-
tingen naar inkomen en vermogen bestaan de vermelde
bedragen uit
21
gedeelte van het belastingjaar 193911940
en
1
1
gedeelte van het belastingjaar 193811939.
2)
Voor de
Gemeentefondsbelasting bestaan de bedragen uit 15 opcenten
over het belastingjaar 1939
1
1940 en
2/
gedeelte van 50 op.
centen over het belastingjaar 194011941.

AFDEELING 1h
Overige middelen.
Md.
1940
1940′
‘;
komstig
periode
1939

Benaming der middelen
Divid.- en tantièmebel.

1.309.510
3.286.251
2.830.003
Rechten op den invoer

11.237.243
30.075.253
26.588.381 238.074 622.255 611.786
140.675
575.748 465.042
Statistiekrecht

………..

Accijns op geslacht

….
823.077
2.438.375
1.763.739
Accijns op zout

………..

515.075
621.895 608.900
2.984.316 8.107.428 7.117.825 2.118.682 2.013.726

Accijns op wijn

……….
Accijns op gedistili…..

Accijns op suiker


..
. .
..
4.676.707 14.580.208
13.990.928
Accijns op bier

………732.381

3.372.046
10.354.481
9.307.818
Accijns op tabak

…….
Bel, op gouden en zilverw
63.429
170.133 113.983
5.149.601
24.405.079
20.468.620
Omzetbelasting

………
Couponbelasting

…….396.491
1.480.002
1.577.483
Recht, en boeten v. zegel
‘)

890.771
2)

2.813.589
6.881.548
Recht, en boet. v. registr.
723.290 2.153.595 4.158.962
Recht, en boet. v. succes- sie, v. overgang bij over
lijden

en

v.

schenking
3.258.930
11.287.609
10.813.073
Opbrengst d. loodsgelden
19.320 60.165
218.365

36.530.936
115.150.7481
109.559.982
Totalen….
1)
Hieronder begrepen wegens zegelrecht van nota’s van
makelaars en commissionnairs in effecten, enz.
f
136.498
(Beursbel.).
2)
Idem
f
424.434.

INKOMSTEN TEN BATE VAN HET VERKEERSFONDS.

Mrt. 1940
1

1940
1

1939

Motorrijtuigenbelasting
Rijwielbelasting ……….

Totalen ………

1

1.296.2041
20.000
4.538.860
29.532
4.562.566
45.643
1.316.204
4.568.392 4.608.209

OVERZICHT VAN DE INKOMSTEN TEN BATE VAN
HET WERKLOOSHEIDSSUBSIDIEFONDS.

Zuiver bedrag

Dienst 1940

Bedrag van kohieren tot en
raming

met de maand
Mrt. 1940

Grondbelasting (veertig ten hon-
derd van de hooidsom wegens
gebouwde eigendommen en vijf
en twintig ten honderd van de
hooidsom wegens ongebouwde

eigendommen) ……………9.745.000

3.199.078
Personeele belasting (tachtig ten honderd van de hooidsom naar
den eersten, tweeden en derden
grondslag) …………….. .

..9.000.000

6.281.206

Gemeentefondsbelasting (vijf en
twintig opeenten op de hoofd-

som) …………………….16.000.000


‘ermogensbelasting (twee en
twintig opcenten op de hoofd-

som) …………………….2.500.000


Enkomstenbelasting (tien opcen-

ten op de hoofdsom)

5.150.000

Totalen ……
.52,395,000

9.480.284

ENKOMSTEN TEN BATE VAN HET GEMEENTEFONDS.

Dienst 1939(1940Zuiver bedrag der ko-

Zuiver bedrag der

hieren voor den dienst
kohieren tot en met 1938/’39 tot en met de-
de maand Mrt. 1940 zelfde maand van 1939_

Gemeente.f.belast.. .

68.465.856

64.994.807

Opc. verm. t. get. v. 50
1

5.711.307

5.777.524

AFDEELING II. DIENSTJAAR 1939.

Zuivere op-
brengst over het

Bedrag van de

tijdvak van 1
Benaming der middelen

raming

Jan. 1939 tot en
met de maand
Mrt. 1940

(

hoofdsom
+
20 opcenten
op de hoofdeom der gebbuw-
de eigendommen.)
10.703.000 10.683.059
Inkomstenbelasting
82.500.000
93.519.025
Vermogensbelasting
21.000.000 20.696.162
10.607.919
Belasting v. d. doode hand

.
2.000.000 2.220.837
Divid.- en tantièmebelasting
27.000.000 26.378.336

Verdedigingsbel.

1

……….10.500.000

96.000.000
122.755.156
2.539.018
1.710.816
7.500.000
7.929.724
Accijns op wijn

…………2.250.000
2.371.202

Accijns op zout

………….2.000.000

Accijns op gedistilleerd
28.050.000 31.502.614

Accijns op geslacht

……….

9.168.257

Rechten op den invoer …….
Statistiekrecht

………….2.500.000

56.100.000
61.126.759 36.000.000 39.507.684
Belast, op gouden en zilverw.

575.000 636.598

Accijns op suiker

………..

82.000.000
88.784.298

Accijns op bier

………….8.000.000

Accijns

op

tabak

………….

4.682.486
Omzetbelasting

………….

Rechten en boeten van zegel
23.000.000
18.017.666
Rechten en boeten v. registr.

16.500.000 13.494.674

Couponbelasting

…………5.500.000

Rechten en boeten v. succes-
sie, v. overgang bij overlij-
den en v. schenking
48.000.000
44.218.624
Opbrengst der loodsgelden

– –
750.000 658.426

Totalen…. 1568.428.000

1613.209.340

Gecombineerde Maandstaat van de Nederlandsche en
Nederlandsch-Indische Grootbanken.

(In millioenen guldens)
Nederl.
Banken
Ned.-Ind.
1
Banken Totaal

I.
12
I
2
I
12
!
.

.,4ctiva:

Kas, kassiers en dag-
geldleeningen
75
102 83
97
158
199
Nederi. en Ned.-Indiscli
200
206
81
84
281
1

290

7

schatkistpapier ……..

24
April
1940

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

323

(In millioenen guldens)
Nederi.
Banken
Ned.

.
-Ind
Banken
Totaal

131 Jan.I29Feb
31 Jan.129
Feb.31
Jan.129
Feb.

Ander overheidspapier
26
25
6
11
32 36
30
26 49 49 79
75
Bankiers in binnen- en
Wissels …………….

buitenland …………
53
57
53 52
106
109
Prolongaties en

voor
schotten op effecten
98
100
70
68 168
168

207
208
178
180
385 388

285
280
171
166
456
446
Debiteuren

…………
Effecten en Syndicaten
Deeln.
(mci.
voorschott.)
36
11
34
12
36 33 37 33 72 44
71
45

332
326
240 236
572
562

Clebouwen …………
15 15 14
14
29 29
Diverse rekeningen
(mcl.
overl. posten)

Belegde bestemmings
2


2
2
Effecten leendepot
.5
15
– –
15
15

847
874
596
612
1443 1486
Passiva:

511
545 364 380 875
925
Creditéuren …………

Wissels – eigen accept.
12
14
13
13
25
27
derden

.
..
. 1 1


1 1

reserve

…………..2

18

..

15
13
13
26
28

Deposito’s op termijn..
41
43 89 89
130 132
Diverse rekeningen

.
.
13
18 15
15
28
33
Bestemmingsreserve ..
2
2


2 2
Effecten leendepot ….
15 15


15
15

595 638
481
497
1076
1135

Werkzaam kapitaal
252 236
115 115
367
351
Aandeelenkapitaal
170 170
87 87
257 257
Reserve ……….
……
82 66
28
28
110
94

#lig
11r
lir
17
‘M

STATISTIEKEN.

Groothandeisprijzen van belangrijke voedings- en
genotmiddelen en grondstoffen.
(Indexcijfers gebaseerd op 1927 t/m 1929 = 100).
Laatste noteeringen (16-23 April 1940).

A r t 1 ke i
Vreemde
Prijs in
Index-
munt
1
Guldens
cijfer

……*)

Gerst

………………………….-

_*

Tarwe,

Roemeensche

………

Rijst

…………………………
.
sh.
6110112
2,29
35,1
Boter

…………………………..
f0,80′)
0,80 38,8
Kaas ……………………………
.-
19,50
42,8

3552)
44,3

C

Mais,

termijn

…………………..-

.

Maïs,

La

Plata …………………..-

Geel,

runderen

…………………

.

514 3)

75,30
79,5

.

Rogge

…………………………..-

.

Tarwe,

termijn

…………………-

71,-
83,2

C)

Eieren

…………………………..

m
Bevr.

Arg.

rundvieesch

………..

.
.-

1,76
59,5
sh. 11316
3
)

..

37,51
56,3

.

18,50
53,6

Geel,

varkens

…………………..-
.sh.


0,175
35,7

Bacon

…………………………..
Cacao

…………………………..

0,18 30,4
Koffie,

Robuata

…………………
o

Koffie.

Sup.

Santos

…………….-
>

Suiker

………….

…………….
_*)

Thee

……………………………
.-

0,5975 78,9

£40.-/-
4)

270,fO
63,3
$cts 10,96
0,207
43,9
Katoen, Sup. Fine Oomra

———
penc. 7,18)
0,198
55,1
i

Austr.

Wol, Crossbr. Col. Carded
-*


Auetr.

Wol,

Merino

…………….
Jap. Zijde
-$
– –

Jute

.. ………………. ………….

Rubber

……………………….
2,715) 5,10
0,31
39,8
46,7

0

Katoen,

MId.

Upland

…….. ……..

£25.216′)
166,08
72,2

168,50
110,3

……………………….$
pe
.nc.11,12′


21,- 6)
52,4

>

Grenenhont

……………………..
Vurenhout

………………………


11,50
37,6
Koehulden

……………………..
Copra

…………………………..



Grondnoten

…………………….
Lijozaad

………………………..
._

Goud

………….. . ……………..
.sh. 168/-
55,95
108,7

1)
Heffing Crisis Zuivel-Centrale.
2)
Kleine eieren. Voor groote
geen noteering bekend.
5)
Noteering van 9 April.
4)
Noteering van
II April.
5)
Noteering van 14 Februari.
6)
Noteering van januari.
7) Noteering van 8 April.
5)
in verband niet den internationalen toestand geen not. ten ge-
volge waarvan het berekenen van indexcijfers achterwege moet blijven.

Artikel

Vreemde
1
Prijs in l Index-
munt

1
Guldens
1
cijfer

_S)


_*)


0

Tin

……. …. ………………….
£
252.1716
1684,15
57,9
IJzer,

Cleveland

……………….
sh. 1111-
7
)
37,35
88,6
0)
Gleterij-Ijzer

……………………
59,30
150,1
?Zlnk

…………………………..
..sh.177/2
7
)

penc. 21
114
0,59
45,4

Koper

…………………………..
Lood…………………………….

..

16,50.
151,1
1,02

..
..

1,92
62,2
»

Benzine

……………………….
0,1061
36,7

Zilver

………………………….

Kalksalpeter

…………….

.. ….

6,05
54,1

Steenkolen

……………………….
Petroleum

………………………$

.

Zwavelz.

ammoniak

…………….

$
.cts 5,63
5
)

5,80 52,0
Cement

……………………….

.

13,35
73,4
Steenen,

binoenmuur

…………..
9,50
72,6
Ø

Steenen,

buitenmuur

…………..
12,-
1

64,3
(Wegens plaatsgebrek vervangen bovenstaande statistie-
ken deze week het gebruikelijk overzicht der groothandels-
prijzen.)

GELD- EN WISSELKOERSEN.
OPEN MARKT.

1940
1939 1938
99

20
15120
8(13
116
17122
19123
[1
1
4i1
3
1
g
9
April April April
April
April
April
Au.
Amsterdam
Partic,dlsc.
211
4

1j42
114
3
14-1J4
3
14’1
“2-1
3
14
1
14
1
12
Prolong.
3112
2
3
1-3
1
/
2-1
2
-1
14
11142114
l
3/
(.onden
Daggeld.
. –
3
14-1
114
1
)
314
-111
4
4)

314-1114
5/4_uh
‘-
l/4
h
1
1’1
1
13
1
1
Partic. disc.
1
1
132 2)
1 ‘/n
4)
l’/n
1
‘(32
1
5
116-
5
16
17
132
13
1163
7
1
Oerlijn
Daggeld…
1
3
14-23)
1
5
18-2
5
)
1518_2
6
)
1
3
14-2
7
)
I'(22
1
/4
2
3
f4-3
21/
4
_5I
s

ttaandeld
2-11
4
3)
2-1/
4
5)
2_i(
4
6)
2-
3
18
7)

2314-3
2’4-3
2
3
j-5/
Part, disc.
2
3
/8
3
)
2
3
/s’)
23/86)
23/s-‘fi
7)

27/q
27(
2
3
/4
Warenw…
3.1/
3
3)
3.11
3
5)
3_41136)
4_1

7)

4l/3
4_1
,4

4_1J
3

iew York
Daggeld’)
1
1 1 1
1
1
1
Partic.dlsc,
113
’12
113

1/
3

1/
3

1/
/2
Koers van 19 April en daaraan voorafgaande weken
tlm.
Vrijdag. 13April
3)
18 April
4)
8113 April 5)12(18 April.
6)
5111 April
7)
29 Mrt 14
April.
WISSELKOERSEN IN NEDERLAND.

Dat
a
New
Londen

Berlijn
Parijs
Brussel
Batavla
York )
S)
S)
S)
S)
1)

16 April 1940
1.88K6
6.63

75.35
3.76% 31.63
100%
17

,,

1910
1.88K6

6 5834

75.30
3.74
31.55
100%
18

,,

1940
1.88K6

6.61%

75.30
3.75
31.55
10034
19

,,

1940
1.88%
6.64

75.30
3.76%
31.60
100%
20

1940
1.88K6

6.64

75,35
3.77
31.60
101
22

1940
1-88K6

6.66

75.60 3.77%
31 60
101
Laagste d.w
1
)
1.88% 6.50

75.-
3.69
31.50
100%
Hoogste d.w’)
1.88% 6.69

75.70 3.80 31.68
101
Muntpariteit
1.469 12.1071

59.263
9.747
24.906
100

Data
zei-land
Praat
Boeka-
MIki
Madrd

16 April 1940
42.25
– –
– –
17

1940
4225
– – – –
18

1940
42.24

– –
19

,,

1940
42.25
– – – –
20

1940
42.25




22

1940
42.24%




Laagste d.w
1
)
42 20


9.55

Hoogste d.wl)
42.27%
6.47%
1.-
9.57%
19
Muntpariteit
48.003
7.371
1.488

13.094
48.52

Data
Stock- Kopen-
S0
Hel-

Buenos-
Mon-
holm) hagent)
Atresl)
treal’)

16 April 1940
44.85



43%
162%
17

,,

1940
44.80

– –
43%
159
18

,,

1940 44.75
– –

43%
162
19

,,

1940
44.80


3.65
43%
161w
20

,,

1940
44.80



43%
159
22

,,

1940
44.75
– –



Laagste d.w1)
44.60


-3.40
42%
157
Hoogste
d.w’)
45



3.75
44
164
Muntpariteit
66.671 66.671
66.671
6.266
95%
2.1878
5)
Noteering te Amsterdam. ) Not, te Rotterdam.
1)
Part. opgave.
KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).

Da a
Londen
($ per £)
Parijs
($
p. lOOfr.)
Berlijn
($
p. 100 Mk.)
Amsterdam
($
p. 100 gld.)

16 April

19401
3,4994
1,98%
40,20
53,08%
17

1940
3,49%
1,98%
40,20
53,09
18

1940
3,51%
1,99
40,20
53,09
19

,,

1940
3,51%
1
1
99%
40,20
53,09
20

1940
3,52%
2,00% 40,20 53,09
22

1940
3,53%
2,00% 40,20
53,09

24 April

1930
4.68%
2
.
641
94′
40.09%
53.10
Ctluntpariteit..
4,86
3,90%
23,813
40%

324

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

24
April 1940

KOERSEN TE LONDEN.

Plaatsen en

1Noteerings-1
Landen

1
eenheden
1

Piast.
p.0

30 Mrt.
1940
6 April
1940

.
I
L
.
aagste,Hoogstel
8113 April
1940
113 Aprij
1940

Alexandriö..
973%
973%
97
3
,4
97%
973%
Athene

….
Dr.
p.0

535 535
535
535 535
Bangkok….
Sh.p.tical
22.18 22.18 22.18 22.18 22.18
Budapest

..
Pen. p.
£
19%
19%
183%
19%
19
BuenosAires’
p.pesop.c
17.171
17.17k
17.05 17.30
17.17
Calcutta….
Sh. p. rup.

– – –
Hongkong ..
Sh. p.
$
1/2%
1/2%
1/23%
13
1
1
i2%
Istanbul ….
Piast. p.
5.10
5.10
5.10 5.10 5.10
Sh. p. yen
1(

13′
1/3%
1;43 114%
Lissabon….
Escu. p. £.
106%
103
101%
104% 103%
Montevideo
.
d.perC
263%
26
24%
273%
26%

Kobe

…….

Montreal

..
$
per
£
4.45
4.45
4.43
4.47
4.45
Rio d.Janeiro
d. per Mi!,
3%
315135 3
15
/3
2

3%
319133

Shanghai

..
d. p.
$
4
V
,
4%
3%
434
4%
Singapore
. .
5h. p.
$
214%
2l4y
16

2j4%
2,4%
2,4%
Valparaïso
2).
$
per
£
100 100 95
100
95
Warschau ..
Zi. p.
£





1)
0111e.
not.
IS
laten, gem. not., welke Imp. hebben te betalen
15Nov.1938
17.13.
2)
90
dg. Vanaf
13
Dec.
1937
laatste ,,export” noteering.

ZILVERPRIJS

GOUDPRIJS
Londen’)
N.York
2
)

A’dam
3
)
Londen
4
)
16 April 1940.. 20%
34%

16 April 1940.. 2090
1681_
17

,,

1940..

209.
343%

17

,,

1940.. 2090
1681_
18

,,

1940.,

20%
34%

18

,,

1940.. 2090
168/-
19

,,

1940..

20%
34%

19

,,

1940.. 2090
1681_
20

,,

1940.. –

20

,,

1940.. 2090
1681-.
22

,,

1940..

21%
34%

22

,,

1940.. 2090
1681_

24 April 1939.. 20%
423%

24April 1939.. 2120
1486

23 Aug: 1939… 2094
e

3734

23 Aug. 1939.. 2110
1
148/6k
1)
In pence p. oz. stand.

2)
Foreign silver in $c. p. oz. line.

3)
.n
guldens
per Kg. 100011000.
4)
In sh. p. oz. line.
STAND VAN’. RIJKS
KAS.

Vorderingen
1

6
April
1940
1

IS

April

1940
Saldo van ‘s Rijks Schatkist bij de Ne-
f 67.748.473,14 f 57.752.594,13
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
,.

31.126,91
,,

147.027,32
Voorschotten op ultimO Febr.)Mrt.
1940
ajd. gemeent. verstr. op a. haar uit te

derlandsche Bank ……………….

keeren hoofds. der pers. bel., aand. in
de hoofds. der grondbel. en der gem.
fondsbel., alsmede opc. op die belas-
tingen en op de vermogensbelasting


Voorschotten aan Ned.-lndië’) ……..
,,

75.098.119,71
,.

68.967.949,57
,,

12.548.007.22
,

12.798.077.49
Kasvord.weg. credietverst. afh. buitenl.
84.180.827,76

83.370.224,10
Idem aan Suriname
1)

…………….

Daggeldleeningen tegen onderpand

Saldo der

v. Riikscomptabelen

.

postrek.
56.167.898,17
Vord. op het Alg. Burg. Pensioent.
1)..

50.464.063,98
,.

Vord. op andere Staatsbedr. en instell.’)
22.847.299,83
,,

23.941.822,99
Ver_Pl_l_ch_tin_gen
1
Voorschot door de Ned. Bank ingev.
art.
16
van haar octrooi verstrekt


Voorschot

door

de

Ned.

Bank

in
rekening-courant verstrekt


f 79.164.000,-
/
79.164.000,-
Schatkistpromessen in Omloop ……
320.400.000,-
2)

320.400.000,-
Schatkistbiljetten in Omloop ……….

Daggeldleeningen
…………… . ….


1.063.892,-

..

,,

1.063.78050
Schuld op ultimo
Febr.JMrt.
1940
ajd.
gem.weg. a. h. uit te keeren hoofds. d.
pers. bel., aand. i. d. hoofds. d. grondb.

……
Zilverbons in Omloop ………………..

e. d. gem. fondsb. alsm. opc. op die bel, en op de vermogensbelast,ng
,,

9.069.774,43

2.897.531,65
,,

824.707,82
827.604,21
Schuld aan het Alg. Burg. Pensioenf.’)
,

16.271.180,89
17.010.623,72
Schuld aan

Curaçao
1)

…………….

Id. a. h. Stasdsbedr. der P.T. en T.’)
,l68.794.598,58
151.501.437,45
Id. aan andere Staatsbedrijven
1)
……
,,

23.000.000,-
.
23.000.000,-
Id. aan

diverse

instellingen’)
….. …
..
150.171.627,59
,.l50.I76.450,53
1)
In rekg.-crt. met’s Rijks Schatkist.
2)

Rechtstreeks b
j de Nederland-
sche Bank geplaatst Nihil.
3)
Iden, N
bil.
NEDERLANDSCHINDlSCHE VLOTTENDE SCHULD.
1

13
April
1940
1

20
April
1940
Vorderingen:
1)

Saldo b. d. Postchèque- en Girodienst

t

281.000

238.000
Saldo Indisch Muntfonds
…………

..

3.648.000

Saldo Javasche Bank
………………-

f

1.234.000

Verplichtingen:
..3.648.000

Voorschot’s Rijks kas e.a. Rijksinsteli.

,,

76.009.000

,,

68.232.000
Voorschot van de Javasche Bank
……2.868.000


Schatkistpromessen in Omloop …….
..

40.000.000

40.000.000
Schuld aan het Ned.-lnd. Muntfonds


Schuld a. d. Indische Pensioenfondsen

,,

9.353.000

,,

9.353.000
Idem aan de Ned.-Ind. Postspaarbank.

,

1.377.000

I.08.000
Belegde kasmiddelen Zelfbesturen…

,,

1.030.000

1.030.000
1)
Betaalmiddelen in de Landskassen
/
40.023.000.
SURINAAMSCI-IE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.

1Dadelijk opelschb.l
Data

Metaal

schulden

l

I nlngen’)
Dlv. reke-
Disconf.
_______________
Gouvern.I Ander. 1

27 Jan.’40’1.005

1.232

365

1 742

523

1.188
,,

3 Feb.’401

973

1

1.288

1

3871

770

1

516

1.216

20

’40

989

1.213

471

1 648

521

1.188
13

,,

’40

978

1.231

487

679

520

1.224

19Aug.’39

886

1.176

757

1 586

1

552

1

1.373

NEDERLANDSCHE BANK.

Verkorte Balans op 22 April 1940.

Activa.
Binnen!. Wis.1 Hfdbk.
f

0.792.787,96
se1s,1’rom., Bijbnk. ,,

693.457,70
enz.indisc.(Ag.sch. ,,

2.274 379,46
f

9.760.625,12
Papier o. h. Buitenl.
f

750.000,-
Af: Verkochtmaar voor
debk.nognietafgel.

750.000,-
Beleeningen ‘Iufdbk.
f
147.478.974,28′)
mcl. vrseh.,,Bbflk

3.569.501,17
in rek,-crt. tAg.sch.

59.584.658,10
op onderp.J

f
210.633.133,55

Oj Effecten enz. ..
f
208.875.115,56 t
Op Goederen enCeel. ,, 1.758.017,99 210.633.133,551)

Voorschotten a. h. Rijk …………..,,

Munt en muntmateriaal:
2)

Gouden munt en gou.
den muntmateriaal fl.17O.288.206,40
Zilveren munt, enz. ,, 9.842.212,90,

Belegging van kapitaal, reserves en pen-
1.180.130.419,30

sioenfonds ……………………,,

43.993.743,85
Gebouwen en Meub. der Bank … …. .,,

4.580.000,-
Diverse rekeningen 3) ……………. ..

21.414.748,55

Pa.siva.

f
1.471.262.670,37

Kapitaal ……………………….
f

20.000.000,-.
Reservefonds ……………………,,

7.579.898,11
Bijzondere reserve ………………,,

10.756.940,37
Pensioenfonds ………………….,,

11.926.772,34
Bankbiljetten in omloop ………….. ,, 1.125.199.505,-
Bankassignatiën in omloop ……….,, 85.425,23
Rek.-Cour.
f
Het Rijk
f
50.125.527,73
saldo’s: 1 Anderen ,, 236.520.263,15

286.645.790,88
Diverse rekeningen ………………,,

9.068.338,44

f
1.471.262.670,37

Beschikbaar metaalsaldo …………
f
615.550.359,67
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is ,, 1.538.875.890,_
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank
ondergebracht ………………..,,


1) Waarvan aan Nederlandsch-Indië
(Wet van
15
Maart
1933,
Staatsblad No.
99) ……….. / 60.612.475,-

Voornaamste posten in duizenden guldens.

Gouden

Andere Beschikb. Dek-
Data

Circulatle opeischb. Metaal- kings

Munt enMunt,nat.

schulden saldo

perc.

22Apr.
1
401.180.130

1.125.200 286.731

615.550 84
15 ,, ’40

1.195.286

1.222.714 316.706

628.964 83

21 Aug.’39 1059581 1.023.467 1.011.582 401.626 590.0491 79.9

Data

ie’d,

Belee-

­
Z’e.
re

disconto’s rechtstreeks

g

buitenl. ningen
2)

22 Apr. 19401 9 761 615.550210.633

750 21.415
15 ,, 1940

9.740

214.335

750 21.567

21 Aug.1939 21.297 – 1214.8121 1.575 11.581
‘) Onder de activa.
2)
Per 1 April
1910
herwaardeering van den goud.
voorraad op basis van een depreciatie-percentage van
18
pCt.
3)
De
post ,Staat d. Nederl.” (Wet v.
27)5)32 S.
No.
221)
wordt met ingang
van 1 April
1940
niet meer vermeld.

JAVASCHE BANK.

Andere

1 Beschikt
Data

Goud

Zilver

Circulatie

opeischb.

metaal-
ach ulden

saldo

20 Apr.’40
2
)

160130

203.570

119.830

31.470
13

,,

1
40
2
)

152.580

207.140

115.700

23.444

16 Mrt. ’40

132.831

1

20.457

197.894

109.990

30.134
9

,,

’40

132.697 1

21.246

200.395

109.199

30.105

19 Aug. ’39

128.676

19.235

198.914

72.384

39.392

Wissels,

1

Dek-
Data

buiten

Dis-

Belee-
1
Diverse
reke-

kings-
N.-Ind.

conto’s

ningen
1
ningen’)

percen-
betaalb.

1

tage

20 April’40
2
)

19.890

75:260

82.930

50
’40
2
)

14.540

72.040

98.940

47

16 Mrt.

’40

18.413

15.688

45.054

80.475

50
9

,,

’40

16.626

15.637

1 54.845

69.759

50

19 Aug. 1939

9.300

13.890

48.920

51.942

55
1
1 Sluitpost activa.

2)

Cijfers

telegrafisch ontvangen.
‘J OIUlLJ. Cr
u

4CLIVd.

Auteur