Ga direct naar de content

Jrg. 25, editie 1256

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 24 1940

24 JANUAii 1940

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.

Economi*sch~Statistische

Beri*chten

ALGEMEEN WEEKBLAD
VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIÈN EN
VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT


i
25E JAARGANG

WOENSDAG 24 JANUARI 1940

No.
1256

COMMISSIE VAN REDACTIE:

P. Liie! tinck; N. J. Polak; J. Tinbergen;

H. M. R. A. van der Valk; F. de Vries.

Jf. F. J. Cool – Secretaris van de Redactie.

Redactie-adres: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam.

Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.

Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.

Advertenties voorpagina f 0,50 per regel. Andere pagi-

na’s f 0,40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens

tarief. Administratie van abonnementen en advertenties:

Nijgh Ditmar N.V., Uitgevers, Rotterdam, Am-

sterdam, ‘s-Gravenhage. Postchèque- en giro-rekening

i’o. 145192.

Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p. in

Nederland f 16,—. Abonnements prijs Economisch-Statis-

tisch Maandbericht f 5,— per jaar. Beide organen samen

f 20,— per jaar. Buitenland en Koloniën resp. f
18,—,

f 6,— en f 23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. Dona-

teurs en leden van het Nederlandsch Economisch Instituut

ontvangen ht weekblad en het Maandbericht gratis en

genieten een reductie op dc verdere publicaties.

INHOUD

BIz.

De komende winstbelasting door
Mr. S. C.
H.
Neder-

burgh ……………………………………56

De. Nederlandsehe Staat en het verzekeren van goederen

en schepen door
Mr. J. J. Kamp………………58

De Centrale Beleggingsraad in het geding door C.

Goedhart ………………………………….60

Krotopruiming door
Dr. ir. H. G. van Beusekonv … . 63

Suikervoorziening van Nederland door
A. W. Volz…. 65

De Rijksmiddelen over December………………..
65

AANTEEKENINGEN:

De landbouwexportgewassen van Nederlandsch- Indië in
1938 …………………………..66

Egalisatiefondsen en monetaire politiek in Engeland
enNederland …………………………..
68

De 30ste publicatie van het Nederlandsch Econo-
misch Instituut …………………………
69

ONTVANGENSTATISTiEKEN ………………………
69

MAANDCIJFERS:

Overzicht van den stand der Rij ksmiddelen ……..
70

Statistieken:

Groothandelsartikelen ……………………………….
7273
Geldkoersen-WIsselkoersen-Bankstaten ……………..
71, 74

GELD-, KAPITAAL- EN WISSELMARKT.

Reeds in ons vorig overzicht koiiden wij melding maken
van den onguustigen ii:ivloed, welkn de Gulden had onder-
gaan van de toegenomen spanning iii dc internationale
situatie niet betrekking tot te beide lage landen. Nadat
de koers van den Dollar Maandag reeds van
1.87
tot
1.88
was opgeloopen, is de Dollar daarna nog verder gestegen
tot heel dicht bij den ,.dreiupeikoers”, dien het ]ilga.lisatie-
fonds tot nu toe ‘heeft aangehouden. Daarna is weer een
lichte daling ingetreden, maar in het begin van de nieuwe
week is de houding van onze valuta weer wat flauver
geworden, zoodat per saldo de noteei’ing ‘toch wel ongeveer
op liet peil is gebleven, dat zijn intreden deed na het vorige
weekeinde. Het is in’tussohei een verheugend verschijnsel,
dat – al is dan de koers van den Gulden wat gedaald –
het Egalisatiefonds niet genoodzaakt is geweest in te
grijpen. Alle kapitaal, .dat door onrust op de vlucht kon worden gejaagd, is dus blijkbaar reeds in de afgeloopen
maanden in meer of nunder veilige vluehtliavens onder-
gebracht. In dat opziolzt is de positie bij ons heel wat
gunstiger dan in België. Want daar heeft de Nationale
]3ank zwaar moeten in’tervenieeren, en men heeft het daar-
bij blijkbaar nuttig geoordeeld om den koers van den
]3elga niet te laten zakken, doch integendeel een kleinig-heid te laten aantrekken. Zooa.ls bekend, hebben de Bel-
gische monetaire autorilteiten zeer speciale opvattingen ten
aanaien van de beïuwloecliiig van het koersverloop, hetgeen
in de afgeloopen maanden meermalen is gedcnionstreei-d.
De Pondenkoers is, over het geheel genomen, niet veel
veranderd. In het begin van de week wla,s te onzent de
.noteerin,g voor het Pond zeer vast, hetgeen eensdeels was toe te schrijven aan de flauwe stemming voor den Gulden,
maar anderzijds ook aan een betere tendens voor het
Pond, waarvan de noteei’i.ng toen ook .in New-York vrij
snel opliep. Daarna is er weer een reactie i.ngetreden, zoo-
wel te New-York als hier. i)e steeds verder gaande ver-
scherping van de deviezencontrôle heeft natuurlijk de
strekking het aanbod van Ponden buiten de officieelc
Londensehe wisselmarkt te doen inkrimpen. Anderzijds
schijnt het, dat men, door voor bepaalde gevallen te Lon-
den minder deviesen tel beschikking te stellen, het aan-
bod van ,,vrije” Ponden elders doet toenemen. Erg conse-
quent is dat niet, want men heeft juist in de devieze’n-
regeling de bepaling opgenomen, dat aankoop van goede-
ren iin dn vreemde ‘door Engeischen ook tegen Ponden
niet mag plaats vinden zonder toestesruming, hetgeen ken-nelijk de bedoeling had om •importen, waarvoor de autori-
teiten geen dviiezen ter beschikking wilden stellen, ook
niet elders op de Pondeninarkt te doen ‘drukken. Hoe dit
ook zij, ihet verschijnsel valt niet te loocnhenen. Het zou niet
de eeiste• keer zijn, dat de Londenshe autoriteiten on-
logische beslissingen namen.
Op de termijnmarkt viel betrekkelijk weinig mutamtie
waar te nemen. Voor bankpa.pic’r-Doilars was de vraag
weer wat grooter, en de handel had gelegenheid tegen stij-
gende koersen de uit de taatst Clipper stammende aan-
vulling van dn voorraad te slijten. Ook voor goud be-
stond er een betere vraag. Beide wellicht ook voor Bel-
gische rekening.

De iliseontomarkit heeft dit keer de toenemende span-ning maar weinig weerspiegeld. De :stemming, is eerder
wat beter geweest, hetgeen ook tot uiting kwam in de
toewijz•inigskoersen van het op 22 dezer on’detshands
ge-
plaatste 4- tot 12-maands sehaihkistpapier, waarvan de ren-
tevoet lager uitkwam dan voor de toewijzing op 20 De-
cember. Het jaarspapier kwam uit op pOt. tegen
3
1i
pOt. in December.
De beleggi ngsmarkt gaf geen mmoenueasswaar,de mutaties.

56

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

24 Januari 1940

DE KOMENDE WINSTBELASTING.

ilet ontwerp van wet tot heffing van, een winst-
belasting is øp 15 dezer bij de Tweede Kamer in-
gediend. 1-lieroncier zal in groote lijnen een overzicht
worden gegeven van hetgeen het bedrijfsleven te ver-
wachten heeft, wanneer het ontwerp ongewijzigd wet

wordt.
ilet ontwerp heeft een negatieven en een positieven
kant. Afgeschaft wordt de dividend- en tantièmebe-
lasting, die geheven werd van de winst, welke tot uit-
deeling komt. In haar plaats komt de winstbeias-
ting, te heffen van de geheele winst, onafhankelijk
van de vraag, of zij al dan niet wordt uitgedeeld. Het ontwerp sluit echter wel op verschillende punten aan hij de wet op de dividend- en tantièmebelasting. Zoo zal buy, evenals vroeger door winstbelasting worden
getroffen het deel van het salaris van directeuren

eener N.V. boven
f 10.000
en van, de commissarissen

boven
f 200
tot
f
1.250 (hun tantièmes zullen ge-

heel worden belast).

Belastingsubjecten.

Aan de belasting zullen onderworpen zijn:
de binnen het Rijk gevestigde naamlooze ven-
nootschappen, commanditaire vennootschappen
0])

aandeelen, coöperatieve vereenigingen en onderlinge

verzekeringrnaatschappijen;
de binnen het Rijk gevestigde vereenigingen, die
een bedrijf of beroep uitoefenen.

Onder
b.
vallen ook vereenigingen zonder rechts-
persoonlijkheid; vgl. ontwerp art. 23.
Wat is in dit verband een bedrijf? Voor de inkom-
stenbelasting wordt als kenmerk aangenomen het be-
oogen van winst. Kortgeleden echter is beslist, dat
een stichting, die geen winst beoogt, toch een bedrijf
uitoefent, ingeval zij door middel harer werkzaam-
heden bedoelt de bedrijfsbelangen harer leden te be-
vorderen, zij het slechts door besparing van onkos-

ten
1).
Deze beslissing betrof de zakelijke bedrijfs-
belasting; afgewacht moet worden, of de Hooge Raad
voor de winstbelasting evenzoo zal oordeelen.

Tarief en opbrengst.

De winstbelasting zal 10 püt. van de winst bedra-
gen. Hierop zullen opcenten ten bate van de gemeen-te van vestiging tot een nader te bepalen bedrag wor-

den geheven.
De Minister raamt de gemiddelde jaarlijksche winst
der binnen het Rijk gevestigde vennootschappen enz.
op bijna 500 millioen Gulden. De jaarlijksehe last op
het bedrijfsleven zal dus rond
f
50.000.000 plus een
onbekend aantal opcenten voor de gemeenten worden.

Het gemiddelde van de
uitgedeelde
winst was over

de laatste tien jaren volgens mededeeling van den

Minister rond
f
300.000.000. De dividend- en tan-
tièmebelasting bedroeg laatstelijk 5 pCt. in hoofdsom
plus 93 opcenten voor het Rijk en 48 voor de ge-
meenten, dus in cijfers voor het Rijk rond
f
29.000.00.0

en voor. de gemeenten
f
7.200.000.
Hieruit volgt ten eerste, dat er 15 opcenten op de
hoofdsom der winsthelasting noodig zijn om de g-
meenten evenveel te laten ontvangen als vroeger; en
ten tweede, dat de belastingdruk ten behoeve van
het Rijk verzwaard wordt met rond
f 20.000.000.
De winstheiasting zal het eerst geheven worden
van de winst over 1939. Wanneer een N
.
V.
2)
een

boekjaar heeft, dat niet met het kalenderjaar samen-
valt, wordt de belasting geheven over de winst van
het eerste boekjaar, dat aanvangt na 1 Januari 1939.
Bij een boekjaar van 1 Juli tot 1 Juli wordt dus de
winsthelasting voor het eerste geheven over de winst
van 1 Juli 1939 tot 1 Juli 1940.

Hooge Raad
14 Juni 1939.
Hetgeen hier en verder over de N.V. en haar b’e-
stuurders gezegd wordt, geldt
ook
voor •de andere lioha-
mi1,
die aan de winstbelaatiiig onderworpen zijn.

0v ergangsregeling.

Na deze inleidende opmerkingen vragen twee be-
langrijke punten de. aandacht. Ten eerste: Wat ge-
beurt er met de winsten, die véér 1 Januari 1930
werden behaald cml gereserveerd, en niet de oude
verliezen; m.a.w. hoe is de overgang van de oude
op de nieuwe belasting geregeld? Ten tweede: Wat is
winst? Beide punten hangen nauw samen.
liet tijdstip van middernacht 31 December 1938
markeert den overgang van de dividend- en tantième-
belasting op de winstbelasting. Alle winsten, na 31
December 1938 behaald, worden door de winstbelas-
ting getroffen. De wet noemt dat tijdstip dan ook
,,overgangstijclstip”. (Voor een NV., wier boekjaar
niet met het kalenderjaar samenvalt, ligt het over-gangstijdstip bij den aanvang van het eerste boek-
jaar na 31 December 1938).
Teneinde te voorkomen, dat winstbelasting gelie-
ven wordt van winsten, die v66r het overgangstijd-
stip zijn behaald, is het noodig te weten, hoeveel winst bij den overgang in de N.V. aanwezig was. Deze winst
behoeft niet gelijk te zijn aan de winst volgens de
laatste balans; hierin kunnen bijv. stille reserves of
verborgen verliezen schuilen. Daarom bepaalt art. 38
van het ontwerp, dat de bestuurders (binnen 3 maan-
den na het in werking treden der wet) aangifte moe-
ten doen van het zuivere vermogen op het overgangs-
tijdstip en van de winst, die op dat tijdstip in de
NV. aanwezig was. Ik zou het aldus willen uitdruk-ken, dat zij een openingsbalans voor de winstbelas-

ting moeten opmaken.

Vrije keuze van systeem.

Voor de bepaling van het zuivere vermogen – voor
de opstelling dus van de openingsbalans – geeft het ontwerp behalve eenige bepalingen omtrent detail-
punten slechts één algemeen voorschrift, maar dat
is dan ook van groot belang: De baten en lasten moe-ten worden gewaardeerd overeenkömstig goed koop-
mansgebruik. En nog belangrijker is het feit, dat de
Minister blijkens de Memorie van Toelichting aan
de bestuurders binnen, het kader van goed koopmaus-
gebruik alle vrijheid wil laten. Zij zullen geenszins
verplicht zijn vast te houden aan een vroeger ge-volgde methode van waardeering of afschrijving.
Willen zij een andere methode toepassen bij het op-
stellen van de openingsbalans, dan bestaat daartegen
geen bezwaar (mits goed koopinansgebruik in acht

genomen wordt!). Letterlijk zegt de Memorie van

Toelichting:
,,Tegen een wijziging van systeem ter
gelegenheid van de invoering van de winstbelasting
zal geen bezwaar worden gemaakt.”
Ter verduidelijking geef ik een paar voorbeelden, waarvan het eerste ontleend is aan de Memorie van
Toelichting. Wanneer een onderneming het systeem
volgde, haar bedrijfsmiddelen dadelijk tot op
f 1
af

te schrijven, dan kan zij deze activa ook voor
f 1 op

haar openingsbalans opnemen, mits dit voor deze
onderneming in overeenstemming is met goed koop-
mansgebruik. Wenscht zij deze activa echter op te
nemen voor de werkelijke waarde, dan is dat ook ge-
oorloofd. Zoo kan het geval zich voordoen, dat voor-
raden vroeger steeds zijn gewaardeerd tegen markt-waarde per balansdatum, terwijl .waardeering tegen
kostprijs volgens goed koopmansgebruik eveneens ge-
oorloofd is; het staat de directie dan vrij de goede-

ren in de openingsbalans tegen kostprijs op te nemen.
Evenzoo geeft deze balans gelegenheid tot herwaar-
deering van debiteuren, van loopende risico’s uit

termijncontracten, ena.
Pro memorie vermeld ik hier een aardig twist-
punt: Zal liet geoorloofd zijn
nieuwe
activa (hijv.
goodwill) of passiva (hijv. gekapitaliserde pensioen- –
verplichtingen) op de openingsbalans te brengen?
Noch de tekst noch de toelichting op het ontwerp

geven hierover opheldering.
Op de vraag, wat goed koopmansgebruik is, moet

24 Januari 1940

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

57

ik in het algemeen het antwoord schuldig blijven.
Iedere onderneming zal op zichzelf moeten worden
beoordeeld. Ongetwijfeld ligt hier een bron van veel
meeningsverschil en de kans op verkeerde beslis-
singen, hetzij door belanghebbenden zelf of door de
belastingadministratie is niet te verwaarloozen. Ik
geloof, dat het zeer nuttig zou zijn hier de Kamers
van Koophandel in te schakelen voor het geven van

advies.

Consequentie openingsbalans.

De vrijheid, door den Minister aan de bestuurders
toegedacht, is niet onbeperkt. Op den eisch van goed
koopmansgebruik wees ik reeds. Daarnaast wijst de Minister in cle Memorie van toelichting met nadruk
op een tweeclen eisch, welke volgt uit art. 39 van
het ontwerp: De N.V. is verder aan het eenmaal ge-kozen systeem van waardeering en afschrijving ge-bonden. Bij de berekening van de winsten, die later
door de winstbelasting zullen worden getroffen, moet
hetzelfde systeem worden gevolgd, dat ten grondslag
lag aan de waardeering van baten en lasten in de
openingsbalans. De bestuurders zullen zich dus ter-
dege rekenschap moeten geven van iederen post, die

01)
de openingsbalans voorkomt.
Ik kom nader hierop
terug.
Nadat dus het bestuur der N.V. haar openingsba-
lans bij den inspecteur der belastingen heeft inge-
diend ‘en deze haar al of niet gewijzigd heeft goed-gekeurd, is de vraag aan de orde, of er op het over-
a.ngstijdstip winst dan wel verlies in de N.V. aan-
wezig was. In het algemeen is dit eenvoudig. Ik
neem als voorbeeld een N.V., wier boekjaar met het
kalenderjaar samenvalt. Haar winst is dan gelijk aan
het zuiver vermogen, verminderd met de volgende
bedragen:

het gestorte kapitaal,
het dividend, de tantième enz. over 1938, en
de hierover verschuldigde dividend- en tantième-
belasting.

(Bijzondere bepalingen gelden voor het geval vroe-
ger op het gestorte kapitaal is afgestempeld wegens
verlies of terugbetaling).
Wanneer het zuiver vermogen, na aftrek van de
vermelde drie aftrekposten, een negatief saldo aan-
wijst, is er verlies.
Wat gebeurt er nu met de winst of het verlies op
het overgangstijdstip?

Het verlies mag in mindering worden gebracht
van de winsten over cle eerstvolgende drie jaren.
Gesteld, dat een N.V. op de openingsbalans een ver-
lies heeft van
f 10.000
en. in 1939, 1040 en 1941 een
winst maakt van resp.
f
3.000,
f
4.000 en
f
5.000,
dan wordt zij het eerst over 1941 belast naar
f 2.000
winst. Zou haar winst over 1941 in dit voorbeeld
slechts
f 2.500
bedragen, dan blijft
f
500 van het
overgangsverlies onve.rrekend.
De winst op het overgangstijdstip blijft voorloopig
onbelast. Wordt zij later, hijv. in 1041, uitgedeeld,
dan wordt zij gerekend tot de winst van het jaar van
uitdeeling en niet belast met dividend- en tantième-
belasting, maar met winstbelasting. Dit is van belang
bijv. met het oog op divideudreserves, die later tot
uitdeeling komen.

Wat is winst in latere jaren;

Nadat wij aldus hebben geschetst, wat er gebeuren moet bij dén overgang, is de . vraag aan de orde, hoe
voor de jaren, die daarop volgen, de winst wordt be-
paald. Ook dit is in principe eenvoudig. De winst,
door winstbelasting te treffen, wordt bepaald door
vergelijking van het zuiver vermogen
bij
het begin
en het einde van het boekjaar. Ik neem wederom als
voorbeeld een NV., wier boekjaar met het kalender-jaar samenvalt. I’Iaar zuiver vermogen per het over-
gangstijdstip (middernacht 31 December 1938) is vast-
gesteld, of, met mijn woorden gezegd: haar openings

balans voor de winstbelasting per 1 Januari 1939 is
vastgesteld. De directie zal nu een balans per 31 De-
cember 1939 moeten opmaken, en, wanneer deze een
hooger zuiver vermogen aanwijst dan per 1 Januari
1939, is er winst.
Voor de vaststelling van de balans per 31 Decem-
ber 1939 en de volgende balansen, geeft het ontwerp
hetzelfde algemeene voorschrift (art.5): de baten en
lasten moeten worden geschat overeenkomstig goed
koopmansgebruik. Boven werd er reeds op gewezen,
dat, naar uit het ontwrerp (art. 39) blijkt, een tweede
eisch wordt gesteld: Bij het opmaken van de balans
per 31 December 1939 en van de volgende balausen
moet ten aanzien van vaardeering en ifsehrijving
hetzelfde systeem worden gevolgd, dat
bij
de vast-
stelling van de openingsbalans werd toegepast. Het
zal dus bijv. niet geoorloofd
zijn
van waardeering der
voorraden tegen kostprijs over te gaan op waardee-
ring tegen marktwaarde.

(Enkele detail-voorschriften laat ik verder onbe-
sproken).

De eenige algemeene eisch, die gesteld wordt, is dus ,,goed koopmansgebruik”. Het is wel een vaag
begrip, en de Minister erkent zelf, dat de rechtspraak
het nader zal moeten ontwikkelen. Ik zal probeeren er wat meer inhoud aan te geven.
Reserveeringen uit de winst worden niet in aftrek
gebracht, behalve een reserve voor ,,dekking van
risico’s, die plegen te worden verzekerd, ,doch niet
verzekerd
zijn.”
Behooren hieronder ook dotaties aan
een pensioenfonds, dat niet een afzonderlijke rechts-
persoon is, doch alleen als passief-post op de balans
staat? M.i. ja, wanneer het personeel recht heeft op
pensioen; goed koopmansgebruik brengt dan mede,
vooral in de tegenwoordige sociale opvattingen, om
reeds gedurende den diensttijd een reserve te vor-
men voor het toekomstig pensioen. Maar hoe staat
het er medè, waineer het personeel geen in rechte
afdwingbare aanspraken heeft, en de N.V. zich alleen
moreel gebonden acht en bij toekenning van het pen-sioen het voorbehoud maakt, dat het ziJ verminderen
of zelfs ophouden, wanneer de zaken slecht gaan?
Ook hier zou ik geneigd zijn, indien een pensioen-
reserve in de boeken gevormd is, bijschrijvingen op
dit hoofd van rekening in mindering van de winst
te brengen, wanneer de realiteit der moreele verplich-
tingen voldoende vaststaat.

*
*

Reserves voor assurantie-eigen risico mogen niet
hooger zijn dan hetgeen voor verzekering aan pre-
mie zou
zijn
betaald; even.tueele schaden (dus bij
een pensioenfonds bijv. de pensioenen) mogen niet
in mindering van de winst komen, maar moeten ten
laste van de reserves voor eigen risico worden ge-
bracht.
Een ander punt, tegenwoordig van actueel belang:
winsten op voorraden of bedrijfsmiddelen, die slechts
tegen hoogeren prijs kunnen worden vervangen. Ik
geloof niet, dat een goed koopman er ook maar één
oogenblik aan denken zal om zulke ,,vinsten” als
winst te beschouwen, en als object voor belasting-
heffig zijn ze al zeer ongeschikt. In geld, . dus op
papier, is er een groot overschot; in goederen, dus in realiteit, is er èf niets bf een mager winstje. Re-
serveering van dergelijke schijnwinsten komt mij voor
in overeenstemming te zijn met goed koopmansge-bruik, waartegenover clan de later welhaast onver-
mijdelijk volgende verliezen uit dezen hoofde niet in
mindering van de belastbare winst zouden mogen
worden gebracht. Practijk en rechtspraak zijn het
op dit punt niet met mij eens. Juridisch schijnt mijn st5ndput voor de winstbelasting lastig te verwezen-
lijken, en ook practisch zijn er moeilijkheden, maar,
waar de Minister in
zijn
Memorie van Toelichting
zelf zegt, dat de tegenwoordige organisatie van den
belastingdienst toelaat de thans bestaande euvelen

58

ECONOMISCHSTATiSTISCHEBERICHTEN

24 Januari 1940
te vermijden, zullen practische moeilijkheden’ toch geen, gewicht in de schaal legefi en is’ alleen in het
ontwerp een, aanvullende bepaling noodig, die’ de
door mij bedoelde reserveering mogelijk maakt.
Van ouds heeft de helastingadministratie bezwaar
gehad tegen wijziging in een systeem van waardee-
ring of afschrijving. De rechtspraak heeft echter in
de laatste jaren meer soepelheid gebracht. Wanneer
een fabrikant hijv. op zijn installaties afschreef naar
den gemiddelden levensduur en na ee’nige jaren bleek,
dat de technische of economische ‘levensduur ‘korter
zou zijn dan de physieke, dan staat de rechtspraik
toe het percentage van afschrijving te verhoogen. Zal
dit ook bij de winstbelasting geoorloofd zijn?
De
tekst van het ontwerp spreekt alleen van ‘goed koop-
mansgebruik en geeft dus geen bezwaar; nit de toe-
lichting zou men opmaken, dat de Minister derg-
lijke wijzigingen niet geoorloofd acht. Het zou jam-
mer zijn, als de rechter zich genoopt zou zien die

toelichting te volgen. Een verandering, mits behoor-lijk gemotiveerd, moet mogelijk blijven. Verstarring
is uit den booze.
Pro memorie vermeld ik nog, dat het ontwerp
schadelijk is voor beleggingsmaatschappijen. Dividen-
den van aandeelen in haar bezit zijn ten volle belast,
tenzij de beleggingsmaatschappij meer dan
/4
deel

van het kapitaal der andere N.V. bezit, in welk geval
een zekere vrijstelling geldt.

Wa.t gebeurt er met winsten of verliezen?

Thans een enkel word over hetgeen er gebeurt
met de naar goed koopmansgebruik berekende win-

sten en verliezen.
Winsten worden belast met 10 pCt. plus opcenteu;
van de winsten over de eerste drie jaren na het over-
gangstijdstip komt een eventueel verlies op dit tijd-
stip in mindering.
Een verlies (na het overgangstijdstip!) komt in
mindering van de winst over de volgende 5 jaren, te
beginnen met het eerste van deze jaren,
tenzij op

het overgangstijdstip
winst aanwezig was. Dit laatste
voorschrift is waarlijk een vernuftige vondst. Winst
heeft de bestemming om te worden uitgedeeld of, als
zij gereserveerd wordt, te dienen tot dekking van latere verliezen. ‘Welnu, als er winst op het over-gangstijdstip aanwezig is en zij wordt later uitge-
deeld, wordt er (zooals hoven reeds is gezegd) wiust-
belasting van geheven; en als zij niet wordt uitge-deeld, doch op de halansen blijft, en er komt latei’
verlies, dan wordt hij wijze van fict.ie aangenorneuj
dat zij dient om dit verlies te dekken. Een voor
beeld ter verduidelijking. Een N.V. heeft hij der
overgang (openingsbalans per 1 Januari 1939) eed
winst van
f 10.000.
Over 1939 maakt zij een winst
die belast wordt. Over 1940 is er een verlies vaii

f
8.000, dat in mindering komt van de winst op het
overgangstijdstip. Over 1941 is er weer een verlies! nu van
f 7.000,
waarvan
f
2.000 in mindering kom4
van de overgangswinst en
f
5.000 verrekend wordl
met de winst over 1942-1946.

* *
*

De formeele bepalingen en de strafbepalingen laag ik verder buiten beschouwing. Zij
zijn
niet zoo dra
conisch als in het onverp-De Wilde. In zooverre mo-
gen wij dankbaar zijn, al zijn wij niet voldaan
De Minister spreekt in de Memorie van Toelich-
ting het vertrouwen uit, dat zijn ontwerp aan het
bedrijfsleven de noodige vrijheid
bij
de wiustbepa-‘
ling geeft en dat niet zal worden belast wat in he
wezen der zaak geen winst is. Moge de practijk deze
woorden tot richtsnoer nemen!

Mr. S. C.
H. NEDERBURGH. –

DE NEDERLANDSCHE STAAT EN HET

VERZEKERËN VAN GOEDEREN EN

SCHEPEN.

Aai liet einde ‘an’ het jaar 1938 diende de Neder-
landselie Regeering een wetsvoorstel in, varin zij de
b’ePbgdheid vroeg voor dén Staat, dm, in tijden, wan-
neer het haar nobdig voorkwam, verzekeringen, c.q.
herverzekeringen af te sluiten, voornamelijk op Ne-
derlandsche zeeschepen, en op goederen, telkens wan-
neer daarbij een Nederlaiidsch belang betrokken zou
zijn.’ Dit wetsvoorstel vormde een deel van een ge-
heele serie wetten, die cle Regeering in geval van
noodzakelijkheid of oorlog niet meende, te kunnen
ontberen. De bedoeling was, de economische defensie
voor ons land zoo goed mogelijk veilig te stellen.
Toen in het •begin van 1939 de Engelsche Regee-
ring een soortgelijke wet werkelijk tot uitvoering
bracht, was naar de meening van de Nederlandsche
Regeering voor haar het tijdstip gekomen, ook de
haar gegeven bevoegdheid (het wetsvoorstel was in-
middels tot wet verheven) in practijk te brengen.
Wat toch was in Engeland het geval? De Engel-
sche Regeering meende bij den aanvang van. 1939, dat
in tijden van voortdurende dreiging van oorlogsge-
vaar den handel van en naar Engeland zon min moge-
lijk ‘beletselen in den weg moesten worden gelegd,
ook voor zoover het de verzekeringspremies betrof,
die benoodigd waren voor het dekken van schade door
oorlogsgeweld (molest) op goederen, die met de ravi-
tailleering van Engeland zoowel als met zijn bui-
tenlandschen handel in het algemeen verband hiel-
den. Zij wendde zich tot de gezamenlijke Engelsche ,,verzekeringsinstituten”, die zich voor het verzeke-
ren van schade door rnolestdaden op genoemde goe-
deren tot een. ,,pool” samenvoegden. Het bestuur van
dien ,,pooi” zou molestpremies vaststellen voor goede-
ren, te verschepen naar en van Engeland, die op een
laag en evenwichtig peil zouden blijven, en niet bij elk alarm aan verandering onderhevig zouden zijn;
op voorwaarde, dat alle molestverzekeringen op der-
gelijke goederen, die, waar ter wereld ook, bij Engel-
sche verzekeringsinstituten zouden gesloten worden,
in dien ,,poi” zouden worden ondergebracht. De En-
gelsche Staat zou dan tegen liet genot van een be-
paald deel van al die te verzamelen premies, van den
,,pool” in herverzekering nemen de speciale niolest-
gevaren, die de Engelschen noemden: die van de
,,King’s Enemies”. De daarnaast nog overgebleven molestgevaren (en dat waren er natuurlijk niet zoo
heel veel) zouden dan door den ,,pooi” zelf worden
gedekt met dat deel der premies, dat hij zelf over-
hield. Deze regeling zou onmiddellijk vervallen, in-
dien een werkelijke oorlog uitbrak tusschen Engeland
en eenige andere mogendheid. Uiteraard liepen molest-
verzekeringen, die vôSr zulk een uitbreken door den
,,pooi” waren geaccepteerd, d65r, totdat het risico
eventueel was afgeloopen, hetgeen tot gevolg had,
dat de eerste klappen, en dat waren er enkele groote,
die in de eerste dagen van den oorlog vielen, door
den ,,pooi” moesten worden opgevangen. De Engel-
sche vakpers maakt er dan ook geen geheim van, dat de ,,pooi” met een groot verlies geliquideerd wordt.
Onmiddellijk hij liet uitbreken van den oorlog van
Engeland met een anderen Staat, zou de Engelsche
Regeering zelf rechtstreeks, zonder eenige tusschen-komst van een verzekeriugsinstituut, molestverzeke-
ringen accepteeren, o.a. op goederen naar en van
Engeland verscheept en dan tegen premies, telkens
aan het bestaande gevaar aangepast.
Wat bracht de Nederlandsche Regeer.ing nu ertoe
na dezen
01)
het eerste gezicht zoo specifiek Engelschen
maatregel, ook haar apparaat in werking te stellen?
Het bleek ni. zeer spoedig, dat die Engelsche
,,pool”-premies, die gevoelig lager ivaren dan die van
de particuliere verzekeringsmar.kt; een bedreiging gingen worden voor eenige belaiîgrijke takken van
den Nederlandschen handel. Ver.véerde immers ‘hijv.

24 Januari 1940

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

59

een Nederlandsche handelaar zijn Indische producten
naar Engeland in plaats van naar Nederland, en
bracht hij ze daar op de markt, dan profiteerde hij
van de lage molestpremies van clan ,,pooi”, terwijl hij
voor zijn molestverzekeringen naar Nederland de
hoogerç, vrije marktpremies moest betalen. Dit zou
voor, hrn, wanneer het producten met een zeer kleine
winstmarge betrof, aanleiding kunnen zijn, om zijn

geheele Europeesche verkoopsorganisatie van Neder-
land naar Engeland over te brengen. Immers, zijn
Engelsche concurrent, die naar Engeland, als in het
verleden, verscheepte, had dat voordeel onmiddellijk
bij het in werking treden van den ,,pool”.
Dank zij het ruime criterium van ,,Necleriaudsch
belang”, dat de in den aanvang genoemde w’et als
richtsnoer voor cle Regeering had vastgelegd voor
haar ingrijpen op liet verzekeringsgebied,
kon.
de
Regeering ook ingrijpen. En zoo is op 5 Mei 1939 de
Nederlandsche wet in werking getreden.
Hoe werkt nu in Nederland deze wet met haar
uitvoeringsvoorschriften? De Regeering krijgt daar-
in de bevoegdheid om, hetzij door middel van her-
verzekering, hetzij rechtstreeks, verzekeringen op Ne-
derlandsche zeeschepen en op goederen tegen alle
gevaren, wanneer een Nederlandscli belang zulks
vordert, te accepteeren. liet Nederlandsche belang
werd aldus geïnterpreteerd, dat liet vervoeren van goe-
deren over zee van en naar Nederland zonder beper-
king en later ook van en naar de Nederlandsche ge-
bieden in andere werelddeelen, als een Nederlandsch
belang werd beschouwd. In de practijk heeft de Re-
geering zich tot de gevaren van het oorlogsgeweld
beperkt, omdat daarin het eerst voorzien moest wor-
den. In bedoelde voorschriften bleek bovendien, hoe
de Regeering zich de materie voorstelde. Zij noodigde
daarin Nederlandsche verzekeringsmaatschappijen uit
om zich tot haar te wenden, teneinde tot de herver-
zekeringsregeling te worden toegelaten. Als haar uit-
voerders benoemde zij twee bekende assurantiehuizen,
één te Rotterdam en één te Amsterdam, precies ove-rigens als in den grooten oorlog 1914-191’8 gebeurd
was, ,,Regeeringsgemachtigden” genaamd. Naast deze
gemachtigden benoemde de Regeering ee.n Commis-
sie van Advies, bestaande uit belanghebbenden uit
handel, scheepvaart, bankwezen en de verzekerings-
wereld, teneinde liet noodige contact niet liet parti-
culiere bedrijfsleven in alle geledingen te houden.
De gemachtigden zouden voorwaarden en molestpre-
mies vaststellen, vrijwel op dezelfde wijze als – en
gericht naar het lage niveau van – den bovenhe-
schreven Engelschen ,,pool”.

Hoe ging nu bij de herverzekering door den Staat
liet invoegen van de Nederlandsche verzekeringsmaat-
schappijen in zijn werk? De Nederlandsche maat-
schappijen zouden naar eigen inzicht verzekeringen

0
1) cle daarvoor in aanmerking komende schepen en
goederen, tegen oorlogsgeweld kunnen accepteeren
tegen de door de gemachtigden vast te stellen pre-
mies en voorwaarden, en de Staat zou van die ver-
zekeringen van de maatschappijen 95 pCt. in herver-
zekering afnemen, terwijl één dier voorwaarden was,
dat
alle
dergelijke
verzekeringen
01)
deze wijze door
de Nederiandsche maatschappijen moesten worden ge-
accepteerd. Daar echter naar liet oordeel van de Ne-
cierlandsche particuliere verzekeringsmarkt die staats-
premies voor het te dragen risico te laag werden ge-
acht, moest, om de Nederlandsche verzekeringsmaat-
schappijen ertoe te brengen, haar medewerking te
verleenen, om de resteerencle 5 pCt.
zelf
te blijven
dragen (één der voorwaarden van de regeling’), naar
een overbrugging worden gezocht. Er is toen in on-
derling overleg tusschen de Regeering ‘en de toege-
laten Nederlandsche maatschappijen besloten, dat
deze maatschappijen van de 95 pCt. premie, die zij
van iedere onder het Regeeringsschema geaccepteerde
verzekering aan, den. Staat nioeste afstaan ls her-
verzekcraar, een stuk pz9visi niocht achterhouden.
Dit stuk provisie, gevpegd hij .de,prern,ie, die de maat-

schappijen onder zich hielden voor de 5 pCt. die zij
als eigen risico moesten dragen, was ongeveer vol-
doende, om volgens die particuliere verzekeraars, het
te hunnen laste gelaten bedrag rendabel te dekken.
In dez4 financieele regeling is in principe geen
wijziging gekomen. MTe1 zijn voortdurend details ver-
anderd, de wet van 1938 werd in den loop der rege-
ling ingetrokken en werd een wet van 1939, terwijl
onlangs nog weer een wijziging in die wet van 1939
werd voorgesteld, teneinde ook onze internationale
binnenvaart erin te betrekken, maar in tegenstelling
met Engeland, heeft. het uitbreken van den oorlog hij
ons in het Staatsinstituut met de inschakeling van
het particuliere verzekeringsbedri1f geen verandering
gebracht. Dat juist de Staatsmolestregeling hier al
eenige maanden véér den oorlog in werking was ge-
treden, heeft niet weinig bijgedragen tot een vrij nor-
maal functionneeren na liet uitbreken ervan, zij liet
dan ook, dat een korte aarzeling merkbaar is geweest.
Wel heeft de oorlog diverse aspecten van de wer-
king van de wet in een ander licht gesteld. Het boven

in verband met Engeland aangehaalde concurrentie-
motief kwam natuurlijk te vervallen, maar de con-
stellatie van de Nederlandsche particuliere verzeke-
ringsmarkt met haar vele buitenlandsche maatschap-
pijen daar opereerend, maakte liet wel noodig, dat de
Staat werkzaam bleef. Er kwam immers meer vraag
dan voorheen bij de daarvoor in aanmerking komende
verzekeringen naar Nederlandsche dekking, en zon-
der den Staat erachter, zouden de Nederlandsche ver-zekeringsmaatschappijen deze dekking waarschijnlijk
niet hebben kunnen geven. De practijk had reeds bij
den aanvang van het Regeeringsingrjpen doen zien,
dat alleen voor de goedereivverzekeringen de Nader-
landsche maatschappijen belangstelling hadden. De
verzekeringen tegen oorlogsgeweld van Nederlandsche
zeeschepen
zijn vrijwel dadelijk
rechtstreeks
bij den
Staat ondergebracht.

Ook op het gebied der premievaststelling vanwege
den Staat door de Regeeringsgemachtigden heeft de
oorlog wel invloed gehad. Nadat aanvankelijk de Staat
was voortgegaan eigen premies vast te stellen, aan-
gepast aan, het bestaande gevaar, die evenwel toch
lager waren dan die der vrije verzekeringsmarkt, heeft
sinds eenigen tijd de Staat als richtsnoer genomen
de premies van de vrije markten, die voor het vast-
stellen daarvan speciale organisaties bezitten, t.w. de
Rotterdamsche en Amsterdamsche Molestconimissies
van Assuradeuren. Hier blijkt dus, dat de Staat, . die reeds door het blijvende inschakelen der Nederland-
sche verzekeringsmaatschappijen veel waarde hechtte
aan de rechtstreeksche deelneming van het assurantie-
bedrijfsleven, ook voor de bepaling van de door hem
e vragen premies, zich naar dat particuliere assu-
rantiewezen richtte. Om aan den anderen kant den
Nederlandschen en overzeeschen handel benevens
pnzen ravitailieering zoo goedkoop mogelijk te laten
functionneeren, was de Staat bereid, voor de door hem
to accepteeren en daarvoor in aanmerking komende
posten, een zekere korting aan den handel te geven
op die van de particuliere verzekeraars overgenomen
premies. De boven geschetste provisieregeling tus-
schen den Staat en de Nederlandsche verzekerings-
maatschappijen kon dan het risico voor het door die
maatschappijen zelf overgebleven gedeelte weer ren-
dabeler maken.
– Naast de premies worden, zooals reeds boven aan-
gehaald
;
ook voorwaarden vanwege den Staat door de
egaeringsgemachtigden vastgesteld. Deze voorwaar-
dok betreffen nieestal den aard van de te’ verzekeren
objecten, de te verzekeren waarden, later ook een uit-
sluitjn.g van bepaalde nationaliteiten van schepen,
enz. Ii geval van twijfel verstaat de accepteerude
verzekeringsmaatschappij zich met de Regeeringsge-
machtigden.
Als
de, omschrijving der te verzekeren
gevairen van oorlogsgeweld, als de z.g. condities der
verzekering, heeft de Staat zonder meer overgenomen
hetgeen reeds geldend was ten
tijde
van zijn optreden

60

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

24 Januari 1940

aan de Rotte
~r
damschè zoowel als aan de Amsterdam-
sche assurantiebeurzen. Aldaar bestaan reeds sedert

tal van jaren beurscondities met bijbehoorende molest-
condities, die deel uitmaken van elke polis, die scha-
den veroorzaakt door oorlogsgeweld moet dekken. In
materieel opzicht is de geboden dekking op beide
beurzen vrijwel dezelfde. In verband met eenige in
den loop van heit jaar 1938 ingevoerde wijzigingen in
die condities heeft men ter Rotterdamsche beurze
toen deze nauwkeurig herzien en opnieuw volledig ge-
codificeerd, terwijl men aan de Amsterdamsche markt
die wijzigingen van 1938 eenvoudig toevoegde aan
haar bestaande clausules. Na het uitbreken van den
oorlog, toen allerlei vragen zich voordeden, bleek, dat
men de in Rotterdam gebruikte condities en die van
Amsterdam in een enkel opzicht anders kon inter-
preteeren. Doordat den Staat vanwege zijn zeer groot
aandeel in de staats-verzekeringen natuurlijk een be-langrijke invloed
01)
de uitlegging ervan toekwam, was dit voor hem een uiterst ougewenschte situatie,
immers, voor hem bestonden wel twee assurantie-
beOizen met haar eigen gewoonten, miiar de te ver-zekeren onderdanen zijn voor hem allen gelijk, daar
toch de ééne aspirant verzekerde door het kiezen van
een verzekeringsmaatschappij op een bepaalde markt
op dezelfde ,,service” van den kant van den Staat mag
kunnen rekenen als de andere, die toevallig de andere
markt voor zijn verzekering zoekt. Het gevolg is dan
ook geweest, dat de Staat zich genoodzaakt heëft
gezien, om desgewenscht in de door hem te acceptee-
ren verzekeringen of herverzekeringen een z.g. ,,meest-
begunstigings-clausule” op te nemen, d.w.z. een clau-
sule, die den verzekerde de keuze laat zich op dié Rot-
terdamsche of Amsterdaansche condities of gedeelte
daarvan te beroepen, die voor hem voor het uitleggek
van een bepaald geval het meest voordeelig zijn Voor
de Nederlandsche verzekeringsmaatschappijen, die toch
nog altijd een, zij het.dan ook klein, aandeel zelf mee
verzekeren, en voor de Nederlandsche particuliere
verzekeringsmarkt in het algemeen, bracht dit een in-
couveniënt mede, voorzoover immers de Rotterdam-
sche en Amsterdamsche markten beide meenden de
juiste condities te hebben. De eenige oplossing hier
is, dat beide markten de handen ineenslaan en naar
ee.ii volkomen uniforme omschrijving streven, die geen
enkel verschil van uitlegging meer geven kan. De
Staat zou ongetwijfeld zulk een eenheid toejuichen.
Wat ten slotte voor den Staat het resultaat van
zijn bemoeiirugen zal zijn, is met geen mogelijkheid te
zeggen. Natuurlijk vloeien de premiën geregeld bin-
nen, maar de reeds bekende calamiteiten zullen velé
millioenen guldens vorderen, terwijl volkomen in het
onzekere is, welk bedrag betaald zal moeten worden
voor die goederen, die in de verschillende oorlogvoe-rende landen zijn aangehouden of in beslag genomen.
Bij deze laatste materie bleek de Regeeing wederom prijs te stellen op de samenwerking met het pa.rticu-

liere
bedrijfsleven
en met haar goedvinden constitu-

eerdè zich een commissie daaruit, ten ëinde aange-
houden goederen in de betrokken landen langs den
weg van onderhandelingen
Vrij
te krijgen.
De conclusie van dit alles kan zijn, dat de Staat
blijkbaar bereid is met het particuliere verzekerings-
wezen samen te werken. Bovendien biedt de blijvende
inschakeling van de Nederlandsche verzekeringsmaat-
schappijen de mogelijkheid, om, na afloop van de
noodzaak
tqt
ingrijpen, ongeacht cle financieele uit-
komst, zich gemakkelijk geheel terug te trekken en
zelfs nog ten tijde van die noodzaak, slechts aanvul-
lend op te treden; kortom de Staat schijnt bereid dit
alles als een noodzakelijk intermezzo te beschouwen.
Dit moge een troost zijn voor de Nederlandsche ver-
zekeringsmaatschappijen, die natuurlijk op verschil-
lende, vaak belangrijke, punten van meening verschil-
len met den Staat. Het ligt immers voor de hand, dat
het gelijk behandelen van alle verzekeringsmaatschap-

pijen, tot onbillijkheden leiden kan.
Mr. J. J.
KAMP.

DE CENTRALE BELEGGINGSRAAD

IN HET GEDING.

T-Jet ontbreekt in Nederland niet aan overheids-
instanties, bekleed met regelende en/of adviserende
bevoegdheden. Vooral in het laatste decennium zijn
deze lichamen dermate in aantal toegenomen, dat het
ambtelijk en semi-ambtelijk apparaat in ons land tot
een moeilijk te overzien geheel is uitgegroeid. In deze
omstandigheden behoeft het geen verwondering te
wekken, dat een betrekkelijk groot aantal der inge-
stelde lichamen reeds spoedig na de oprichting
vrijwel buiten het gezichtsveld der publieke belang-
stelling valt en eerst weer binnen dat veld ge-
plaatst wordt, wanneer meer of minder opzienba-
rende gebeurtenissen daartoe de aanleiding vormen. Dit laatste nu is in de achter ons liggende maanden
het geval geweest met de aan het einde van 1928 in-
gestelde Centrale Beleggingsraad. Het optreden van
deze Raad

in verband met de sedert het uitbreken
van de huidige oorlog gewijzigde en zich nog steeds
wijzigende omstandigheden op de Nederlandse kapi-
taalmarkt

heeft tot protesten en tot commentaren
in de pers aanleiding gegeven. Heeft de publieke be-langstelling zich tot dusverre beperkt tot commentaar
op de gestie van ,,de Rijksfondsen”, thans is in het
bijzonder de omvang der bevoegdheden van het orgaan,
dat sinds 1929 de beleggingen der gezamenlijke Rijks-
instellingen en -fondsen beheert, in het geding ge-

bracht.
Een en ander is voor ons aanleiding, op deze plaats
enige aandacht te besteden aan de taak, de organisatie
en de betekenis van de Centrale Beleggingsraad.
Hiertoe is het allereerst noodzakelijk, enige korte op-
merkingen te maken over het ontstaan van de Be-
laggingsraad als coördinerende instantie.

V66rgeschiedenis.

V66r 1929 kon men op de Nederlandse kapitaal-
markt een aantal institutionele beleggers• waarnemen,
die onafhankelijk van elkaar en in concurrentie, zo-
wel onderling als met de overige beleggers, trachtten,
de voor hun doel meest geschikte beleggingsobjecten
tot zich te tralcken. Onder deze beleggers traden het meest op de voorgrond de verschillende Rijksinstel-
lingen en -fondsen, de Indische Pensioenfondsen en
de grootste semi-overheids- en particuliere pensioen-
fondsen, waarnaast vooral de afzonderlij.ke levens-
verzekeriugmaatschappijen én bijzondere spaarbanken
nog de belangrijkste kleinere beleggingsinstituteii
waren.
Enige coördinatie van de beleggingspolitiek der
afzonderlijke instellingen was reeds te bespeuren, met
name in de beleggingspolitiek van de sociale verze-
Iceringsfondsen, welke ressorteren onder de Rijksver-
zekeringsbank. Het beheer over de beleggingen van
het Ongevallenfonds, het Invaliditeitsfonds en het
Ouderdornsfonds was opgedragen aan het bestuur der
Rijksverzekeringsbank, welk lichaam de beleggings-
politiek voerde in overleg met en onder goedkeuring
van een
S
financiële commissie uit de Raad van Toe-
zicht op de Rijksverzekeringsbank. Door deze Raad
van Toezicht werd jaarlijks een lijst van fondsen,
welke voor belegging in aanmerking kwamen, vastge-
steld en aan Ministeriële goedkeuring onderworpen.
Voor het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds werd
de beleggingspolitiek gevoerd door den voorzitter van
de Pensioenraad, in overleg met het college van corn-
missarissen van het Fonds.
De Rijkspostspaarbank en de Postcheque- en Giro-
dienst verkrijgen beide hun te beleggen middelen in
hoofdzaak over de postkantoren, zodat het begrijpe-
lijk is, dat de belegging van de gezamenlijke stroom
van gelden in één hand verenigd werd. De beleggings-
politiek werd opgedragen aan den directeur der Rijks-
postspaarbank, die handelt in overleg met en onder
toezicht van de Raad van Toezicht op de Rijkspost-

24 Januari 1940

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

61

spaarbank. Wat de Postcheque- en Girodienst betreft,
verkreeg uiteraard de directeur van die dienst de
zeggenschap over de omvang der te beleggen be-
dragen.
De beleggingspolitiek der Indische Weduwen-, We-
zen- en Pensioenfondsen berustte – en berust nog
steeds – in handen van de gezamenlijke directie dier
fondsen, die overleg pleegt met commissarissen.
Bij de overige institutionele beleggers was van
coördinatie der beleggingspolitiek nog weinig of niets
te bespeuren. De levensverzekeringmaatschappijen
waren weliswaar door de Wet op het Levensverzeke-ringsbedrijf van 1922 onder toezicht van de Verzeke-
ringskamer gesteld, die door haar contrôle en door
haar adviezen invloed op de beleggingspolitiek der
maatschappijen vermag uit te oefenen, maar de vrij-
heid der individuele maatschappijen was toch zodanig
gebleven, dat van coördinatie geen sprake kon zijn.
Bij de bijzondere spaarbanken is een begin van co-
ordinatie der beleggingspolitiek eerst te bespeuren
vanaf 1932, toen de Nederlandsche Spaarbankbond
door middel van zijn toen opgerichte afdeling ,,Be-legging” zijn bemiddeling ging verlenen, met name
bij het sluiten van onderhandse leningen en bij in-
schrijvingen op schatkistpapier. De coördinatie van de beleggingspolitiék der Rijks-
instellingen en -fondsen is ingeluid door de in wer-
king-treding op 1 Januari 1929 van de Beleggings-
wet 1928, welke wet steunde op de voorstellen van de
Staatscommissie Van Vuuren (1925), geameudeerd
door de Staatscommissie Van Gun in haar verslag
van 1928.
De Beleggingswet 1928
1)

Teneinde eenheid te brengen in de heleggingspo-
litiek der Rijksinstellingen en -fon.dsen werd bij de
Beleggingswet de Centrale Beleggingsraad ingesteld, gevestigd te Amsterdam en bestaande uit zeven leden
(en zeven plaatsvervangende leden), waarvan er vijf
worden benoemd door de Kroon en de overige twee
door de Directie van De Nederlandsche Bank. De
Centrale Beleggingsraad is belast met de regeling van
de belegging der gelden en van het te gelde maken
der beleggingen van:

het Ongevallenfonds;

het Landbouwongevallenfonds;

• c.
het Invaliditeits- en Ouderdomsfonds;
het Ouderdomsfonds B;

de Rijkspostspaarbank;

het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds;

de Postcheque- en Girodienst.

‘) Wet van
29 December
1928, S. 507,
houdeude nadere
regeling ‘van de belegging van gel’den van Rijksfondsen en
-instellingen, gewijzigd bij de wetten van
29
November
1935, S. 685
en van
30 December
1938, S. 416.

De keuze der beleggingen op lange en op korte
termijn werd beperkt door een desbetreffende opsom-
ming in artikel 5 der Beleggingswet. Bovendien werd
door de regeling van artikel
6
aan de belegging in

Nationale Schuld uitdrukkelijk de prioriteit verleend.
De belegging op lange termijn en het te gelde
maken van deze beleggingen geschieden door de Beleg-
gings.raad op voorstel van of na overleg met het be-
stuur der Rijksverzekeringsbank, den directeur der
Rijkspostspaarbank (tevens voor de Postcheque- en
Girodienst) of den voorzitter van de Pensioenraad.
De eigenlijke beleggingspolitiek is dus onttrokken aan
de bevoegdheid van de besturen der afzonderlijke
fondsen en instellingen. Slechts de uitzetting van
gelden op korte termijn (prolongatiën, effectenbe-
leningen, wissels en kasgeldieningen) geschiedt nog
door deze besturen, zij het met ivachtneming van
daartoe door de Centrale Beleggingsraad vastgestelde
regelen; bovendien zijn de uitzettingen op korte ter-
mijn, wat de vijf fondsen betreft, beperkt tot 10 pCt.
en wat de twee Rijksinstellingen betreft, tot 25 pCt.
van het totale kapitaal. Voor transacties ter beurze
is een daartoe aangewezen Beursorgaan ingeschakeld.

De positie van, de Centrale Beleggingsraad op de

kapitaalmarkt.

• De rol, welke de Centrale Beleggingsraad op de
Nederlandse kapitaalmarkt speelt, kan kwantitatief
worden geïnterpreteerd aan de hand van de onder-
staande tabel, waarin de ontwikkeling van de enorme
bedragen, waarover de Raad
bij
zijn beleggingspoli-
tiek beschikt, is weergegeven en vergeleken met de
ontwikkeling van de bedragen, waarover de belang-
rijkste van de gezamenlijke institutionele beleggers in
Nederland
2)
beschikken. Het blijkt, dat de instellingen
onder toezicht van de Centrale Beleggingsraad steeds
ongeveer de helft van de gezamenlijke institutioneel
te beleggen bedragen onder haar beheer hebben gehad.
Het procentuele aandeel van de jaarlijkse toeneming
van het vermogen onder beheer van de Raad in de
jaarlijkse toeneming van het totale ,,institutionele”
vermogen vertoont grotere schommelingen.
De macht van de Centrale Beleggingsraad springt
nog duidelijker in het oog, wanneer men bedenkt, dat naast deze Raad als institutionele beleggers ongeveer
350 instellingen staan: de bijzondere spaarbanken en
de levensverzekeringmaatschappijen. Door het tot

2)
De particuliere pensioenfondsen zijn hierbij wegens
gebrek aan gegevens gehe&l buiten besohouwing gelaten.
Het beawaar hiervan is minder groot dan men wellicht
op het eerste gezicht zou menen, omdat de grootste par-
ticuliere pensioeafondsen ‘in ons land •die zijn van enige
in Nederland gevestigde internationale concerns, waarbij
zowl de vorming als de belegging dcr fondsen voor •het
overgrote deel buiten de Nederlandse volkshuishoudin.g om
plaats vindt.

Gezamenlijk vermogen van de belangrijkste institutionele beleggers in Nederland (in millioenen Guldens).

Einde van
het jaar

Vermogen van de
instellingen onder
toezichtvandeCen-
trale Beleggings-
raad’)

Vermogen van de
gezamenlijke

be-
langrijkste

institu-
tionele beleggers
in Nederland’)

i
in procenten
van
2
Jaarlijkse toene-
ming van
1
Jaarlijks toene-
ming van
2
4
in procenten
van
S
Einde van
-het jaar

2
1

3
4
5
6

1928
1.322
2.663

.
49,6
…. 1928
1929

….
1.508
2.964
50,9
186
301
61,8
.
..
.
1929
1930
1.607
3.220
49,9
99
256
38,7
…. 1930
1931
1.680
3.334 50,4
73
114
64,0
…. 1931
1932
1.914
3.702
51,7
234
368
63,6
…. 1932
1933
2.022
3.915
51,6
108
213
50,7
…. 1933
1934
2.171 4.163
52,1
149
248
80,1
…. 1934
1935


2.175 4.215
51,6
4
52
7,7
…. 1935
1936
2.312
4.483
51,8
137
248
55,2
…. 1936
1937
2.439 4.792
50,9
127 329
38,6
…. 1937
1938
2.575
8
)
5.0352)
51,1
136

243
56,0
…. 1938
t)
Rijksinstellingen en -fondsen.
2)
Indische fondsen, bijzondere spaarbanken en levensverzekeri.ngmaatsohappijen.
3)
Sohatting.

62

ECONOMISCH.STATISTISCHE BERICHTEN

24 Januari 1940

stand komen van liet beleggerskartel is een aantal
harer thans in haar beleggingspolitiek niet nieer zelf-
standig.

De kwalitatieve interpretatie van de positie van de
Centrale Beleggingsraad brengt ons in aanraking met
een verschijnsel, dat men zou kunnen aanduiden als
nionopolistische concurrentie op de kapitaalmarkt,
waarop wij in een afzonderlijk artikel hopen terug te
komen. WTij volstaan hier met de opmerking, dat de
institutionele beleggers – waaronder de Centrale
Beleggingsraad – een belangrijk gedeelte van de ka-
pitaalmarkt voor zich kunnen reserveren en daardoor
de mogelijkheid tot beïnvloeding van de leningsvoor-
waarden vergroten. Dit reserveren geschiedt door de
beleggingen in een vorm te gieten, welke voor een
groot aantal gelduemers aantrekkelijkheid biedt, maar
alleen voor de institutionele geldgevers in aanmer-
king komt. Deze vorni is die der lening op een enkele
onderhandse schuldhekentenis, meestal kortweg on-
derhandse lening genoenid.

In welke mate de onderhandse leningen na cle. oor-
log 1914-’18 aan betekenis gewonnen hebben als be-
leggingsobjecten van de institutionele beleggers, moge
blijken uit de onderstaande tabel:

Omvang van de belegging in onderhandse leningen,
verstrekt aan provinciën, gemeenten, ed.
(in milliosuen Guldens).

g
.
Instellingen vanaf
11
I’29ondertoezicht
Overige institutio- Gezamenlijke insti-
n
v. d. Beleggingsraad
nele beleggers
lutionele beleggers

%vanhet
1 %van het
1
%vanhet
Bedragl
totale
Bedragi
totale
Bedragi
totale
vermogen
vermogen
1
vermogen

1911..

14

5,6

1

0,3

15

2,4

1913..

19

6,8

4

0,9

23

3,2

1916..

24

7,6

7

1,4

31

3,9

1920. .

74

12,8

16

2,5

90

7,4

1926..
273
25,7
123
11,2
396
18,3
1927..
360
30,8
149 12,2
509
21,3
1928..
377
28,5
172
12,8
549
20,6
1929..
488
32,4
193
13,2
681
23,0
1930..
536
33,4
236
14,6
772
24,0
1931..
589
35,1
253
15,3
842
25,2
1932..
636
33,2
279
15,6
915
24,7
1933..
619
30,6
309 16,3
928
23,7
1934..
576
26,5
345
17,3 921
22,1
1935..
581
26,7
371
18,2
952
22,6
1936..
622
26,9
428
19,8
1.048
23,5
1937..
700
28,7
541
22,8
1.241
25,9
1938..
557
21,6
552
22,4
1.109
22,0
1)
De onderhandse
leningen,
welke tot
2eer omvangrijke
bedragen
door
de

Rijksinstellin.gen
en
-fondsen
aan de
Staat zijn
verstrekt, zijn hier geheel buiten beschouwing
gelaten,
omdat
de toeneming
hiervan niet voortspruit uit
cle in de
tekst
aangegeven ooraaken,
maar
uitsluitend
uit
de wens
t&t vereenvondigi.ng
van de beleggingsihancieliug.

Uit deze tabel kan worden afgeleid, dat de onder-handse leningen aan provinciën, gemeenten, e.d. na
de oorlog 1914-’18 steeds een zeer aanzienlijk deel
van het vermogen der institutionele beleggers in be-
slag hebben genomen. Dat dit gedeelte van het vermo-
gen bij de instellingen onder toezicht van de Beleg-
gingsraad in de laatste jaren enigszins is gedaald,
houdt vêrband niet de sterke stijging van de beleg-
ging in Nationale Schuld (in toenemende mate ook
op onderhandse schuldbekentenis) ‘) en met het onhe-
legd laten van omvangrijke bedragen in de periode
van lage rentestand. Desondanks is deze heleggings-

3)
De – in de tabel onde.r ,,o’verige institutionele beleg-
gers” opgenomen – Indiscihe Fondsen hebben in een der-
gelijke mate een verschuiving naar Indische Staatssohuld
te zien gegeven, dat de cijfers daardoor sterk beïnvloed
zijn; de atsolute en relatieve toeneming van de belegging
in onderhandse leningen door spaarbankeu en verzekering-
rna.a.tscihappijen is dan ook nog veel aanzienhijker dan uit
de bovenstaande tabel blijkt.

vorm ook voor de Rijksinstellingen en -fondsen nog
altijd kwantitatief van zeer veel betekenis.

Het resultaat van do ontwikkeling is geweest, dat
de particuliere beleggers nieer en meer door hun in-
stitutionele collega’s uit de markt zijn gedrongen.
Tegenover een in totaal toenemend bedrag aan uit-
staande onderhandse leningen staat namelijk in de
laatste jaren een contractie van de ,,open” kapitaal-
markt: de aflossingen overtreffen daar de emissies
4).

De beleggingsmogelijkheid voor de kleine beleggers in
Nederland kromp in de aan de huidige oorlog voor-
afgegane periode zodanig in, dat in de introductie
van allerlei buitenlandse waarden, zoals depot-fractie-
bewijzen e.d., heil moest worden gezocht.
De Nederlandse kapitaalmarkt wordt in toenemen-
de mate voor de institutionele beleggers gereserveerd,
die in staat zijn, hun niaclitspositie op die markt te
doen gelden.

Onder deze, ook voor de machtspositie van de Be-
leggingsraad zo gunstige omstandigheden hebben zich
de ,,incidenten” voorgedaan, waarop wij in de aan-
vang van dit artikel doeiden en waaraan wij ten be-
sluite enige woorden willen wijden.

De recente gebeurtenissen.

Het is enige malen achtereen voorgekomen, dat
Rijksfondsen en -instellingen met gemeentebesturen
tot overeenstemniing waren gekomen over liet ver-
strekken van onderhandse leningen en de daaraan
verbonden voorwaarden, behoudens goedkeuring van
de Centrale Beleggingsraad, welke Raad dan enige
weken nadien deze goedkeuring onthiield op grond
van een rentevoet, waarmede hij alleen genoegen wens-
te te nemen, als de aflossingsvoorwaarden voor de
geldnemers zouden worden verscherpt. Hiertegen is
door de betrokken gemeentebesturen bezwaar gemaakt;
de Centrale Beleggingsraad zou eenmaal gesloten con-
tracten hebben doen verbreken. Het al of niet ver-
lenen van goedkeuring door de Raad zou op de con-tracten geen invloed mogen hebben – anders zouden
de gemeentebesturen tot het tijdstip van goedkeuring
door de Raad gebonden zijn zonder gebondenheid van
cle tegenpartij -, maar alleen tegenover de betrokken
Rijksfondsen en -instellingen tot uitdrukking mogen
worden gebracht.
Naar onze mening is de
wijze,
waarop de bezwaren
tegen het optreden van de Centrale Beleggingsraad
naar voren zijn gebracht, niet de juiste. De Raad
heeft gehandeld geheel binnen het kader van de be-
voegdheid, hem toegekend bij artikel 7 van de Be-
leggingswet. Dat het optreden van de Raad tot on-
gewenste consequenties kan leiden, moet echter wor-
den erkend, hetgeen intussen zelfs de Minister van Financiën heeft gedaan bij de Algemene Beschou-
wingen over de Rijksbegroting 1940 in de Eerste
Kamer.
Reeds de in 1931 ingestelde Staatscomniissie-Patijn
moest in haar in 1933 verschenen rapport erkennen,
,,dat de door de wet geëischte goedkeuring van alle
beleggingsbesluiten door den Centralen Beleggings-
raad somtijds een ongewenschte vertraging tengevolge heeft”
5).
Een der leden der Commissie, de heer
K. Linduer, lcwam in verband hiermede in zijn aan
liet rapport toegevoegde minderheidsnota
8)
met voor-
stellen tot wijziging der positie van de Centrale Be-
leggingsraad, welke in de richting gingen van het
vSôr-ontwerp-Beleggingswet der Staatscommissie-Van
Vuuren (1925). Ingevolge dit v66r-ontwerp zouden
de besturen der Rijksinstelhingen en -fondsen met de
eigenlijke belegging belast blijven, echter met macht-

Vgl. het artikel ,,Contractieverschijnseien en ver-
sohudvingen op de open kapitaalmarkt in Nederland” in
het Fcon.-Stat. Maandberioht van Januari
1939.
Rapport van de Oömmi;ssie van Onderzoek inzake
het huidig systeem van belegging van de gelden der Rijks-
fondsen, blz.
11.
8)
Bie. 57.

24 Jamarj 1940

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

63

neming van de
richtlijnen,
daartoe door de Beleg-
gingsraad vast te stellen. liet komt ons voor, dat
alleen een dergelijke regeling de zo gewenste soepel-
heid in de beleggingspölitiek kan brengen, welke
thans ten enenmale ontbreekt. De enige raison d’être
van een om de veertien dagen of maandelijks vergade-
rende Centrale Beleggingsraacl kan zijn, als overheids-
instantie
toezicht
te houden op de belegging van een
aanzienlijk deel van het Nederlandse spaarkapitaal,
daarbij enerzijds rekening houdende met de belangen
van de brede volksmassa’s, die op de duur aanspra-
ken øp het belegde vermogen kunnen doen gelden, an-derzijds trachtende, misbruik van de machtspositie der
beleggende instanties op de kapitaalmarkt te verhin-
deren. Het is dan ook – in het licht van de re-
cente ervaringen – te betreuren, dat in de Beleg-
gingswet niet de betreffende voorstellen van de Com-
missie-Van Vuuren, maar die van de in 1926 inge-
stelde Commissie-Van G.ijn
7)
zijn overgenomen.
C. GOEDHART.

7)
Vgl. het Verslag dier Coimiiissie van 1928.

KROTOPRUIMING.

Nu de Minister van Binnenlandsche Zaken nieuwe
maatregelen ter bevordering van de krotopruiniing
heeft vastgesteld, welke maatregelen begin ,lanuari
zijn gepubliceerd, kan het van belang zijn, enkele
beschouwingen te wijden aan de krotopruiming in
ons vaderland, zoowel in de stad als op het land.

Hoe
worden
krotten opgeruimd?
liet mag als bekend worden verondersteld, dat
uit ‘s Rijks kas bijdragen kunnen worden verk:regen
voor het bouwen van woningen ter vervanging van
krotten. De betreffende regelingen dateeren in haar
huidigen vorm reeds van 1926 en 1927 en zijn sinds-
dien practisch niet gewijzigd. Blijkbaar waren zij vol-
doende om het beoogde doel – het bouwen van wo-
ningen, die binnen het bereik van het in krotten ge-
huisveste minst draagkrachtige deel der bevolking
vallen – te bereiken.
Toch zijn deze regelingen niet op een zoodanige
schaal toegepast als binnen het kader van de be-
schikbare middelen mogelijk was en als venschelijk
zou zijn geweest, zoowel uit het oogpunt van de ver-
betering van de volkshuisvesting als van de vermeer-dering van de werkgelegenheid.
Voor den bouw van huurwoningen ter vervanging
van krotten – in den regel te bouwen door de ge-
meente, een enkele maal ook door een woningbouw

veroeniging – kan een jaarlijksche bijdrage van

f
50 (voor een groot gezin f
75) worden verleend,

waarvan Rijk en gemeente ieder de helft voor hun
rekening nemen. Een dergelijke woning voor een nor-
maal gezin kon v66r de jongste prijsstijging worden
geëxploiteerd voor
f
2.75 á
f
3.— per week in de

kleinere gemeenten, zoodnt voor gezinnen met de
laagste inkomens de huur op
f
1.75 á
f
2.— per

week kon worden gesteld. Deze huur was, naar de
practijk leerde, niet te hoog. Voor den bouw in landelijke gebieden van wonin-
gen, welke bestemd zijn om eigendom van de bewo-
ners te worden, kan een bijdrage ineens worden ver-

leend van ten hoogste
f
600 (voor een groot gezin

f
900), eveneens door Rijk en gemeente, ieder voor
de helft, te betalen.
Een dergelijke woning kon tot vSSr den huidigen
oorlog worden geleverd voor circa
f
2.25 per. week.
Bij betaling van dit bedrag w’ordt de bewoner in
30 jaar onbezwaard eigenaar.
Gedurende de jaren 1928 tot en met 1938 zijn vol-
gens deze regelingen gebouwd rond 8500 huurwonn-
gen en 250 eigen woningen, gemiddeld dus onder-
scheidenlijk 775 en 23 per jaar. Deze cijfers zijn niet
in overeenstemming met de behoefte. De Hoofdinspecteur voor de Volkshuisvesting trekt
in zijn jaarverslag over 1938 uit de gegevens omtrent

het aantal nog bewoonde k-rotwoningen in verschil-
lende deden des lands dc conclusie, dat de eerste
vijf jaren in Nederland 30 it 40.000 woningen – dat
is dus 6000 t 8000 per jaar – vervanging eischen,
en ,,dat het tempo, waarin, in Nederland de woning-
voorraad wordt vernieuwd, niet bevredigend is”.
,,Voor een deel” – aldus het aangehaalde verslag – ,,is men hierbij afhankelijk van een opleving van handel en bedrijf, waaraan vele woningen – zij het
dan niet altijd slechte – ten offer plegen te vallen;
voor een ander deel echter wordt het tempo bepaald
door het rechtstreeksch ingrijpen van de gemeentelijke
Overheid, die hier een belangrijke taak heeft. Het
lijdt geen twijfel, dat vele gemeenten daarin ernstig
tekort schieten en dat met name de onbewoonbaar-
verklaring der daarvoor in aanmerking komende
woningen in vele gevallen achterwege blijft.”
Blijkens hetzelfde jaarverslag zijn de laatste 5 jaren
gemiddeld per jaar 1750 woningen onbewoonbaar
verklaard en 1150 onbewoonhaarverklaarde woningen
ontruimd. Eet eerste cijfer kan als vaststaand worden
aangenomen, omdat het aantal besluiten tot onhe-
woonhaarverklaring en het aantal woningen, waarop
deze betrekking hebben, nauwkeurig bekend zijn.
liet tweede is mogelijk aan den lagen kant, omdat
de ontruiming van een oubewoonbaarverklaarde wo-
ning gemakkelijk aan de aandacht kan ontsnappen.
Deze cijfers en het aantal met steun in verband met
krotopruiming gebouwde woningen – circa 800 per
jaar – blijven wel belangrijk achter bij het aantal
van 6000 5. 8000 woningen, dat per jaar zou moeten
worden vervangen.
Deze cijfers zijn ontleend aan officieele gegevens,
hetgeen niet het geval is met het cijfer van 70.000
in Nederland aanwezige krotwoningen, hetgeen op
het krotopruimingscongres van den Nationalen
T0

ningraad op 28 Januari 1939 met zooveel nadruk
naar voren is gebracht. De officieele cijfers zijn ech-
ter van dien aard, dat het begrijpelijk is, dat de
Regeering nieuwe maatregelen heeft beraamd, waar-
van de vaststelling helaas door de politieke moei-
lijkheden van den vorigen zomer en daarna door het uitbreken van den oorlog is vertraagd.

De oorzaken van den achterstand.
De oorzaken van het geringe gebruik, dat van deze
regelingen is gemaakt, waardoor veel minder wonin-
gen ten behoeve van krotopruiniing zijn gebouwd dan
in het belang van een regelmatige vervanging van
slechte woningen noodig zou zijn, zijn van verschil-
lenden aard.
In onderscheidene steden is de laatste jaren in
redelijke mate met behulp van jaarlijksehe bijdragen
gebouwd. Bovendien is het daar geenszins noodig,
dat het aantal nieuwgehöuwde woningen in verband
met krotopruiming gelijken tred houdt met het aan-
tal onbewoonhaarverklaarcle woningen. Een belang-
rijk deel van de uit deze woningen verdreven bewo-
ners blijkt steeds op de vrije markt een woning te
kunnen vinden.
Op het platteland is dit als regel niet het geval.
De ervaring leert, dat zonder nieuwen aanbouw out-
ruiming van onbewoonhaarverklaarde woningen niet
mogelijk is, doordat anders dan in de steden als regel
geen enkele woning beschikbaar is, waarin de uit
onbewoonhaarverklaarde woningen verdreven bewo-
ners hun intrek kunnen nemen. Deze moeten eerst
nog worden gebouwd.
In de landelijke gemeenten toch bestaat veelal geen
particulier bouwbedrijf, dat woningen op voorraad
bouwt. Er pleegt niet n.ders te worden gebouwd dan
op bestelling. In het begin van deze eeuw was het nog
wel gewoonte, dat de aannemers in den winter, wan-neer er niet gebouwd kon worden, hun personeel aan
het werk hielden door een aantal
kozijnen,ranen
en
d
ei
t
reu
op voorraad te laten maken. Waren deze dan
In het zomerseizoen niet noodig voor de op bestel-
.ling te bouwen huizen, dan werden zij in een paar
huisjes verwerkt, die dan verhuurd werden. Tegen-

64

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

24 Januari 1940

woordig geschiedt dit niet meer. De aannemer betrekt
al deze onderdeelen van de timmerfabrieken, wanneer
hij ze noodig heeft en
01)
het platteland bouwt hij
niet meer op voorraad. Zulks heeft echter tengevolge,
dat de woningvoorraad op het platteland uiterst be-
perkt is en dat er geen reserve aanwezig is.
Ontruiming van onbewoonhaarverklaarde woningen
is dus op het platteland als regel eerst mogelijk, wan-
neer een gelijk aantal nieuwe woningen wordt ge-
bouwd. Uit den aard der zaak is het, althans wan-
neer de bewoners van de krotten tot cle bevolkings-
groep met geringe draagkracht behooren, de gemeen-
telijke Overheid, die hiervoor zal moeten zorgen. In vele gevallen echter blijkt die niet aanstonds hiertoe
bereid te zijn. Ook hiervoor is weer meer dan één
oorzaak aan te wijzen.
Vele gemeenten verkeeren in financieele moeilijk-
heden. lIet is begrijpelijk, dat deze niet gaarne nieu-
we uitgaven op zich nemen. Een
bijdrage
van
f 25 per jaar gedurende
50
jaar of een bijdrage ineens van

f
300 schijnt gering. Moet echter een aantal wonin-
gen worden gebouwd, dan is het begrijpelijk, dat
zorgzame gemeentebesturen nog eens overwegen, voor-
dat zij dergelijke posten op de begrootiig brengen.
Dit geldt vooral voor die gemeenten, die nog niet
noodlijdend zijn en dus geen bijdrage uit ‘s Rijks kas
in de huishouding der gemeente ontvangen, doch met
de uiterste zuinigheid nog juist haar begrooting slui-
tend weten te maken. In zulk een gemeente kan een
bijdrage voor één woning ten behoeve van krotop-ruiming de druppel zijn, die den emmer doet over-
loopen.

Een ander bezwaar kan voortvloeien uit het ka-
rakter van de krotbewoners. In vele gevallen zijn
het de bewoners, die de woning tot een krot maken,
doordat zij de kunst van wonen nog niet hebben ge-leerd. Het is begrijpelijk, dat vele gemeentebesturen
huiverig zijn om aan dergelijke gezinnen nieuwe wo-
ningen beschikbaar te stellen, omdat de vrees ge-
wettigd is, dat deze spoedig uitgewoond zullen zijn.
Indien in een gemeente reeds een aantal krotten
is opgeruimd en door nieuwe woningen vervangen, waarvoor na een zorgvuldige selectie de beste krot-
bewoners zijn uitgezocht, is de kans groot, dat het
gemiddelde gehalte van de overblijvenden nog verder
afwijkt van den norm, die voor het bewonen van een
nieuwe woning mag worden gesteld. Dit maakt de
animo om voor deze groep nieuwe woningen te bou-
wen nog kleiner.

Deze omstandigheden maken het verklaarbaar, dat
hij vele gemeentebesturen, met name op het platte-
land, niet die activiteit voor het opruimen van krot-
ten en het vervangen door nieuwe woningen aanwezig
is gebleken, die in het belang van een regelmatigen
vooruitgang op het gebied der volkshuisvesting ven-
schelijk was en dat de door den Hoofdinspecteur aan-gegeven norm voor de vernieuwing van den woning-
voorraad op verre na niet bereikt werd. Deze ach-
terstand was het., die tot de vaststelling van een nieu-
we regeling heeft geleid.

De nieuwe regeling.
De regeling van 6 Januari 1940 is van tijdelijken
aard. Zij beoogt enkele moeilijkheden, die bij de uit-
voering van de betreffende paragrafen der Woning-
wet aan den dag zijn getreden, door het tijdelijk ver-
leenen van extra-hulp weg te nemen.
De omstandigheid, dat nog vele, voor onbewoon-
baarverklaring in aanmerking komende, woningen
worden bewoond, geeft de Regeering aanleiding een
beroep op de gemeentebesturen te doen – aldus de
circulaire -, ten einde te komen tot een meer vol-
ledige uitvoering van de Woningwet op dit punt,
waardoor tevens de werkgelegenheid zal worden ver-
groot.
De circulaire wijst dan op den uitdrukkelijken eisch van de Woningwet, dat woningen, die ongeschikt zijn
ter bewoning en niet door het aanbrengen van ver-
beteringen in bewoonbaren staat kunnen worden ge-

bracht, onbewoonbaar w’orden verklaard. De wet deelt
in dit opzicht aan de gemeenten een belangrijke en
verantwoordelijke taak toe. Vervolgens wordt gewe-
zen op de moeilijkheden van financieelen aard, welke
– wanneer nieuwbouw ter vervanging van de onhe-
woonbaarverklaarde woningen noodzakelijk is voor
vele gemeenten een beletsel zijn om haar door de. wet
opgedragen taak naar behooren te vervullen. Deze
moeilijkheden worden thans door een tijdelijken maat-
regel overbrugd.

Alvorens het, karakter en de strekking van dezen
mkatregel uiteen te zetten, geeft de circulaire enkele
aanwijzingen omtrent eventueele vervanging van on-
bewoonbaarverklaarde woningen.
Onbewoonhaarverklaring en ontruiming van wo-
ningen – zegt de circulaire – behoeven
0])
zichzelf
nog niet aanbouw van een gelijk aantal nieuwe wo-
ningen, waarvan bouw en exploitatie niet seifsup-
porting zijn, noodzakelijk te maken. In sommige ge-
vallen – de circulaire heeft hier blijkbaar het oog
op de steden – zal reeds de aanwezige woningvoor-
raad voldoende gelegenheid bieden tot opschuiving, waardoor de bewoners der aan de woningmarkt ont-
trokken woningen betere huisvesting kunnen beko-
men. In andere gevallen zal de normale aanbouw van
nieuwe woningen, hetzij door particulieren, hetzij
met voorschotten van Overheidswege, een zoodanige
opschuiving teweeg kunnen brengen. Indien even-
wel de aanbouw van nieuwe woningen noodzakelijk
is, teneinde in de huisvesting van de bewoners der
onhewoonhaarverklaarde woningen te voorzien en de
toekomstige bewoners niet in staat zijn de kostprijs-
huur van de nieuwe woning op te brengen, of — in-
geval het om eigen woningen gaat – de rente en
aflossing van het bouwkapitaal ten volle voor hun rekening te nemen, is de Regeering bereid, de ge-
meenten in den aan gegadigden ‘te verleenen steun
op een bijzondere wijze tegemoet te komen.
Tot nu toe konden, zooals reeds in den aanhef werd
gezegd, voor den bouw van woningen ter vervanging
van krotten naast voorschotten op den voet der Wo-
ningwet – waarvan de rente de laatste jaren 334 pOt.
bedroeg en thans op 4 pOt. i§ gebracht – bijdragen
worden verleend. Zoowel de jaarlijksche bijdragen
voor huurwoningen, als de bijdragen voor woningen,
welke eigendom worden van de bewoners, worden
door het Rijk en de ‘gemeente ieder voor de helft
gedragen.

Dere regelingen zijn ongewijzigd van kracht ge-
bleven. Naast de bestaande bijdragen worden echter
voortaan als tijdelijke maatregel voorschotten be-
schikbaar gesteld tegen een rente van 134 pOt. be-
neden de normale, voor de naaste toekomst dus
234
pOt., waardoor het bedrag der te betalen annuïteit
aanmerkelijk lager wordt. De circulaire becijfert het
verschil bij een woning van
f 2400 op 50
cent Per
week.
Het blijkt intusschen niet de bedoeling te
zijn,
(lj’t
bedrag aan de bewoners ten goede te doen komen. Im-mers zouden in dat geval de financieele moeilijkheden
voor de gemeenten dezelfde blijven, terwijl de rege-
ling juist beoogt, deze nioeilijkheden kleiner te
maken.

De gewone bijdragen – zegt de circulaire – zul-
len, zoo zij al niet geheel kunnen worden gemist, in
vele gevallen wellicht tot een belangrijk lager bedrag
kunnen worden teruggebracht, waardoor de kosten
voor de gemeente kunnen worden verminderd. Even-
als tot dusverre toch zullen de
bijdragen
slechts wor-
den beschikbaar gesteld, voor zoover de gezinsin kom-
sten der betrokkenen zulks noodig maken. Deze regeling komt dus hierop neer, dat woningen,
welke in verband met krotopruiming worden ge-
bouwd, evenals tot dusver aan gezinnen met ge-
ringe draagkracht voor gereduceerden prijs beschik-
baar worden gesteld. Voor zoover .de door het Rijk
te verleenen rentevermindering niet voldoende is
om de woningen binnen het bereik te brengen van

24 Januari 1940

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

65.

de gezinnen, van geringe draagkracht, voor welke zij
bestemd zijn, zal een bijdrage volgens de bestaande
regelingen kunnen worden verleend. Van deze bij-
(trage, die natuurlijk lager kan zijn dan voorheen, be-
taalt de gemeente de helft.
Om een concreet voorbeeld te nemen: Wanneer de
exploitatiekosten van een te bouwen woning op den
voet der Woningwet
f 3.25
per week bedragen, kon
voorheen in geval van krotopruiming bij verhuring
een bijdrage van ten hoogste
f
50
per jaar worden
verleend. Zoo noodig kon dus de huur tot
f 2.25
wor-
den gereduceerd.

Voortaan zal de Regeering beginnen met een reduc-
tie van de rente, waardoor de exploitatie-uitgaven
tot ongeveer
f 2.75
worden teruggebracht. Kan de gegadigde niet meer clan
f 2.25
per week betalen, dan is een
bijdrage
van 50 cent per week of
f 25
per
jaar noodig, waarvan de gemeente
f
12.50
betaalt.
De financieele last voor de gemeente wordt in dat
geval dus tot de helft teruggebracht.
Deze nieuwe regeling geldt, als gezegd, uitsluitend
voor krotopruimiug. Onverminderd blijft de éisch
gelden, dat ten minste een gelijk aantal woningen
onbewoonbaar wordt verklaard en tegen het tijdstip
waarop de te bouwen woningen in gebruik zullen
w’orden genomen, blijvend zal worden ontruimd.

Slot
beschouwin.g.
De thans vastgestelde regeling, die in het boven-
staande werd uiteengezet, draagt nog niet het stem-
pel van de door het intreden van den oorlogstoestand
gewijzigde omstandigheden. De stijging der bouwkos-
ten, die sedert 1 September ongeveer
20
püt. be-
draagt, en die ook doorwerkt op de exploitatiekosten,
komt in de voorschriften van de regeling niet tot
uiting. Toch is deze van groot belang, omdat de
draagkracht van de gegadigden voor woningen ter
vevanging van krotten vermoedelijk niet zal zijn ge-
stegen. Zulks zal de expioitatiemoeilijkheclen stellig
vergrooten en een opwaartsehen druk uitoefenen op
de te verleenen bijdragen. Dit laatste zal echter de
financieele moeilijkheden voor de gemeenten, die door
den nieuwen maatregel aanmerkelijk zijn verlicht,
weer grooter kunnen maken.
De crisisomstandigheden komen voor den dag in
eeh zinsnede aan het slot van de circulaire, waarin
de Regeering zich voorbehoudt, de verstrekkig van
voorschotten en bijdragen afhankelijk te stellen van
het verloop der bouwkosten, de beschikbaarheid van
bouwmaterialen en den stand der kapitaalmarkt. De
hoop mag worden uitgesproken, dat orhstandigheden
als hier bedoeld, welke niet slechts zouden nopen tot
het buiten werking stellen van deze regeling, doch
bovendien een ernstige stagnatie in de geheele wo-
ningvoorziening zouden veroorzaken, zich niet zullen
voordoen.
Door de thans vastgestelde regeling wordt het
offer, dat door de gemeente voor de opruimi.ng van
krotten moet worden gebracht, zonder twijfel belang-
rijk verlicht. Verwacht mag dus worden, dat vele
gemeenten, die tot nu toe aarzelend bleven staan, er
thans gemakkelijker toe zullen komen, een stap in
de richting van de verbetering van de bestaande wo-
ningtoestanden te doen.
Naarmate de omstandigheden moeilijker worden,
staat ons vermoedelijk een vermindering van de wo-
ningproduetie te wachten, omdat het aan den bouw
verbonden risico grooter wordt en de
stijgende
ex-
ploitatiekosten de rentabiliteit steeds dubieuser maakt.
Indien de nieuwe regeling tengevolge zal hebben,
dat ook in deze erisisomstandigheden voor zoover de
henoocligde materialen beschikbaar zijn, de aanbouw
van nieuwe woningen, de verbetering van de volks-
huisvesting en de vernieuwing van den woningvoor-
raad regelmatig voortgaan, dan zal de regeling het
hare kunnen doen om stagnatie in de bouwnijverheid
te voorkomen en
.
ook in dit opzicht bewijzen, voor het
maatschappelijk leven van groote beteekenis te zijn.

Dr. Ir. H.
G.
VAN
BCUSEKOM.
SUJKERVOORZIENING VAN NEDERLAND.

De beschouwingen van den heer Dr. P. T. 11. van
Ginneken in het laatste nummer van dit tijdschrift,
bezien in één verband met hetgeen in het voorafgaan-
de nummer onder dit hoofd door mij werd geschreven,
gevenmij nog aanleiding tot de volgende opmerkingen.
In de eerste . plaats zij er op gewezen, dat het
bewuste artikel niet is uitgegaan van ,,de belang-
hebbenden bij de Java-suikerindustrie”, maar de per-soonlijke opinie weergeeft van den schrijver en geba-
seerd is op economische overwegingen.
Wat betreft het voor
1941
vastgestelde productie-
cijfer van den. Java-oogst, kan worden volstaan met
te verwijzen naar het bericht van F.O. Licht cl.d.
21
December sub ,,Tava”.
Als prijs van Javasuiker naar Nederland wordt
natuurlijk niet aangenomen de thans voor de afzet-
gebieden in het Oosten geldende prijs. Reeds sedert
jaren stelt de Nivas verschillende verkoopprijzen
vast voor de verschillende afzetgebieden in de we-
reld. Zoo is, teneinde met Cuha en andere productie-
landen te kunnen concurreeren, de prijs voor af-
schieep bewesten Suez aanmerkelijk lager dan de prijs
voor Britsch-Indië, China, enz. Dit mag toch wel als
algemeen bekend worden aangenomen. Voor deze
methode de uitdrukking ,,dumpingsaanbocl” te bezi-
gen, kan niet scherp genoeg worden afgekeurd.
MTanneer . het tenslotte op een onpartijdige heoor-
deeling van redelijke en rechtvaardige belangen aan-
komt, dan behoeft de Java-suikereultuur geen enkele
uitspraak te vreezen. . V.

DE RIJKSMIDDELEN OVER DECEMBER.

Algemeen beeld.

De opbrengst der Rijksmiddelen over de laatste
maand van het juist verstreken jaar heeft in de ont-wikkeling, die de loop dier middelen sedert het uit-
breken van den oorlog vertoonde; niets veranderd.
Tegenover de heffingen, die een, inzinking hebben
ondergaan, staat een andere groep, welke door den
oorlogstoestaid in sterke mate is gestimuleerd. De
invloed van de laatsthedoelde middelen overweegt tot
dusver en hieraan is het vrij gunstige eindresultaat
te danken, dat de niet-directe belastingen in den laat-
sten tijd te zien geven. Ditmaal bedroeg de totale
ontvangst van deze heffingen
f 39.262.500,
d.i.
f 2.629.700
meer dan in de laatste maand van het
vorige jaar en
f 2.452.100
hoven de gemiddelde
maandramiug. Eén blik over de verschillende posten
doet de voornaamste oorzaak van deze toeneming zien: de invoerrechten, die met een opbrengst van
f.12.074.300
een nieuw record bereikten en hierdoor
een surplus van
f
3.852.100
hoven December
1938
voor ‘s Rijks schatkist opleverden. Naast deze rech-
ten verschaften het statistiekrecht, de zout-, de ge-
slacht-, de wijn-, de hier-, de suiker- en de tabak-s-
accijns en de belasting op gouden en zilveren werk-en
een hoogere opbrengst. De overige middelen gaven
een lagere ontvangst; de conjunctuurheffingen (de
zegel- en de registratierechten) vertoonen op dit
oogenblik zelfs een dieptepunt.
Het Jaaroverzicht maakt een hevredigenden in-
druk. De totale ontvangsten van de twaalf maanden
van
1939
hebben
f 475.482.400
bedragen tegen

,f
440.143.700
in het daaraan voorafgaande jaar en
bij een jaarraming van
f 441.725.000.
Elf middelen
droegen tot den vooruitgang hij met een. totaal-bedrag
van
f 48.248.900;
de stijging komt voornamelijk voor
rekening van de invoerrechten en van de omzetbe-
lasting, die resp.
f 23.603.000
en
,f
11.656.600
meer
hebben opgeleverd. Zes middelen brachten gezamen-
lijk
f 12.910.100
minder op (waarvan
f
6.103.300
aan
successierechten). Wat de raming betreft, valt een
gelijksoortige verhouding waar te nemen; tien midde-
len overtroffen de raming tezamen met
f
47.346.400,
terwijl de ‘resteerende zeven middelen met elk-ander
f 13.589.000
beneden de raming bleven.

66

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

24 Januari 1940

Dividend- en tantiênsebeiasting.

Bij nadere analyse hl:ijkt, dat cle dividend- en tan-
tièmehelasting
f 326.800
minder heeft opgeleverd
clan in December
1938.
Gerekend over twaalf maan-
den blijft
1939
nog
f 1.339.100
in het voordeel. Dit
is louter aan de verhooging der opcenten in Mei
1938
te danken; cle inzinking in de conjunctuur heeft het
verwachte voordeel tegengehouden. Het geraamde
opbrengstcijfer werd dan ook niet gehaald (tekort
f 621.700).

Invoerrechten.

De invoerrechten waren weer verrassend hoog. De
ontvangst beliep
f 12.074.300
of
f 4.074.300
meer
dan waarop blijkens de gemiddelde maandraming
werd gerekend. Gerekend over twaalf maanden is de
raming met
f 26.755.200
overschreden. De invoer
heeft den laatsten tijd een geforceerd karakter ge-
kregen, waarbij juist de invoer van bewerlcte artike-
len (dus geen grondstoffen, die in het algemeen vrij
van
mv
oerrechten zijn) sterk is toegenomen. Ook het
statistiekrecht ondergaat hiervan de.n invloed (stij-
ging ditmaal
f
49.100).
Het totale accres over
1939
bedraagt bij dit middel
f 79.800.

Accijnzen.

De accijnzen worden over het algemeen door de
huidige tijdsomstandigheden gun.stig beïnvloed. Al-
leen de zoutaccijns maakt den laatsten tijd een min-
der goed figuur. Weliswaar gaf de afgeloopen maand
voor dit middel een kleine verhooging te boeken,
doch de maandraming werd bij lange na niet ge-
haald. Waar voorts de eerste twee maanden van het
laatste kwartaal bijzonder lage ontvangsten aan.wezen,
behoeft het niet te verwonderen, dat de jaaropbrengst
van
1939 f 277.500
bij die van het daaraan vooraf-
gaande jaar ten achter bleef. Bij al de overige accijn-
zen werd echter zoowel de opbrengst van
1938
als
de jaarrarning Vrij belangrijk overtroffen. De voor-
raadvorming, het toegenomen verbruik na het intre-
den van den mobilisatietoestand en de prijsstijging
van verschillende artikelen hebben hier samenge-
werkt. Ook cle maand December bracht een stijging
over de geheele lijn. Bij den geslachtaccijns beliep cle
toeneming
f
165.200
door cle vele slachtingen voor de
militairen en voor de Veehouderijcentrale (vleesch in
blik). De wijnaccijns verschafte
f
24.600
niéér. Daar-
entegen verschafte de gedistilleerdaccijus
f
38.200
nunde, doch deze teruggang is slechts schijnbaar,
daar de laatste maand van liet jaar ditmaal een, ver-
schijndag van den krediettermijn minder telde dan
in
1938.
Het bier leverde
.f
211.400
meer
01)
door het maken van grootere voorraden in September jl. Op

vallend is de hooge opbrengst van den suikeraccijns;
een ontvangst van
f 6.627.000
werd in jaren niet
verkregen. Er kwam
f
1.472.900
meer binnen dan in

December
1938,
terwijl de maandraming met

f
1.952.000
werd overschreden. Ook bij dezen accijns
is voorraadvorming in liet spel geweest (in October
jl.). Gerekend over twaalf maanden heeft
1939
een
]ioogere bate van
f
4.273.400
in ‘s Rijks schatkist ge-
bracht. Tenslotte wees ook de tahaksaccijns een, zij
het, niet belangrijke, stijging van opbrengst aan (niet

.f
75.900). Op
al deze middelen heeft de mobilisatie
een stimuleerenden invloed uitgeoefend.

Andere indirecte heffi’n gen.

De belasting op gouden en zilveren werken liep
op met
f
2.500;
gerekend over twaalf niaanden be-
draagt de toeneming, dank zij de opleving in de zil-
verindustrie,
f
59.500.
Daarentegen gaf de omzetbe-
lasting iets minder dan in de gelijknamige maand
van het vorige jaar (vermindering f
199.600).
Deze
daling is evenwel een noodwendig gevolg van de ge-
wijzigde betalingsregeling, waardoor de belangrijlcste
aanslagen thans in de eerste maand van liet kwar-taal binnenkomen. Op zichzelf beschouwd was de
ontvangst voor de laatste maand van het kwartaal

volstrekt niet ongunstig. Dank zij de verzwaring van
liet tarief, de abnormale voorraadvorming en de prijs-
stijging van verschillende artikelen is in
1939

j
11.656.600
meer ontvangen dan in
1938,
terwijl de
jaarraming met
f 6.784
.. 300
werd overtroffen. Met de
couponbelasting gaat het nog steeds bergafwaarts;
ditmaal beliep de teruggang
f 55.000
(over liet ge-
heele jaar
f
319.200).
Zooals reeds hierboven werd opgemerkt, gaat liet
met de z.g. conjunctuurheffingen slecht. Er gaat wei-
nig, in den effectenhandel en in den handel in vast
goed om. De oprichting en kapitaalsuitbreiding der
NV’s stagneeren. Aan zegelrechten werd in de af-
geloopen maand
f
604.800
minder ontvangen, waar-
vart
f
158.200
aan een trager vloeien van de beurs-
belasting moet worden toegeschreven. Aan registra-tierechten werd
f
1.078.600
minder geïnd. De op-
brengsten, welke konden worden geboekt, v
t
raren
uiterst minimaal en herinneren aan de scherpste
crisisjaren. Gerekend over twaalf maanden zijn de
zegelrecliten
f
3.094.400
en de registratierechten

f
3.110.900
hij de ontvangsten van liet vorige jaar
ten achter gebleven.
De successierechten gaven ditmaal ook minder
(teruggang
f
870.700).
Het geldt hier echter een
uiterst wisselvallig middel. De opbrengst van
1939
stelde teleur; vergeleken met het voorafgaande jaar
was een daling vast te stellen van
f
6.103.300.
De
daling in liet scheepvaartverkeer oefent een funesten
invloed op den loop der loodsgelden uit. Er komt in
de laatste maanden nog slechts ongeveer
f 25.000
binnen (maandraming
f 62.500).

Directe belastingen.

1

let totaal-bedrag van alle directe belastingen staat

01)
ultimo December jl. te boek voor
f 135.181.900.
Dit beteekent een vooruitgang van
f
11.907.300
bij

den stand op
31
December
1938,
toen het totaal van
de zuivere kohierbedragen der overeenkomstige be-
lastiugjaren.
f 123.274.600
bedroeg. In hoofdzaak is
de vooruitgang te danken aan de inkomstenbelasting,
waarvan het zuiver kohierbedrag thans
f 92.662.400

beloopt (tegen
f 80.535.100 op 31
December
1938,
welk bedrag evenwel inmiddels is opgeloopen tot

f
84.836.500).
Ter vergelijking diene, dat de raming
voor de inkomstenbelasting op
f
82.500.000
werd ge-
steld. De verbetering van de conjunctuur in
1938 is
oorzaak van deze vrij gunstige uitkomst. De overige
directe belastingen vertoonen een ige verschillen in
meer of minder, die van weinig belang zijn en niet
gemakkelijk kunnen worden toegelicht.

AANTEEKENINGEN.

De landbouwexportgewassen van Nederlandsch.

Indië in 1938.
1)

hoewel liet aandeel van den export van landbouw-
voortbrongselen in de totale opbrengst van den uit-
voer van Nederlandsch-Indië achteruitgaat onder in-
vloed van den toenemenden export van mijnbouw-
producten, is de toestand van den landbouw, zoowel
ondernemings- als bevolkingslaudbouw, voor het wel-
vaartspeil van Indië nog steeds van de grootste betee-
kenis. Bovengenoemde publicatie, die voor het eerst in
1925
verscheen, bevat dan ook in haar huidigen vorm
een schat van waardevolle gegevens voor ieder, die zich
op dit gebied nader wil oriënteeren. Niet alleen vindt
men luer uitvoerige gegevens omtrent de voortbren-
ging en uitvoer van Indische agrarische grondstoffen
en voeclingsniiddelen, niaar ook aan de positie van
Indië ten opzichte van andere producenten van deze
artikelen is in ruime mate aandacht geschonken.
In
1938
bedroeg de uitvoer van landbouwproduc-

1)
Mededeelirig
No. 175 van
het Centraal Kantoor voor
de Statistiek te Batavia. (Lanclsdrukkerij’Batavia, No
venibe,r 1939).

24 Januari 1940

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

67

ten . ui.t Nederlanclsch-Indië 3.419.000 ton met een
i
aarcle ., :(excl. uitvoerrechten) van
f
426.000.000
(1928:, 5.140.000 ton,
1.2
37 millioen Gulden), waar-
in, wat de waarde betreft, Java en de Buitengewesten
voor resp. 43 (1928: 58 pOt.) en 57 pCt. (1928:
42
pOt.) bijdroegen. Het aandeel in de totale uitvoer-
waarde van Indië bedroeg in 1938 64.7 pOt. (1.928:
785 pCt.).
Belaugwekkenci is de tabel, waarin vanaf 1928 het
aandeel van den, ondernemings- cii Jievolkingsland-
bouw in de uitgevoerde hoeveelheden der verschillen-de producten wordt weergegeven; w’ij ontleenen hier-
aan het volgende:

Pc rce.ntage der u.itgevoe ide hoeveelhed cii, afkomstig van
on’de.riieiiirgs- en bevölkings.1a.nclbouw van
Node rla.iiclseh -Ï nd
id.

Onderneming

Bevolking

1928

1938

1928

1938
Suiker …………..

99

99

1

.1

Cacao …………..
76

98

24

2
Thee

…………..
78

82

22

18
Gambi
..
…………

62

64

38

36

Rubber …………
61 .

52

39

48

Koffie …………..
38

42

62

58

Aetherische oliën ….
43

43

57

57

Nootinuskaat-foelie ..
23

20

77

80

T.bak (alle soorten).
. 59

70

41

30
Kpokproducten ….

S

17

92

83
Klapper
.
roducten

4

5

96

95

Peper
.
………….
1

1

99

99

In he.t.:]ioofclstu.k: ,,Nederlandsch-Indië als leve-
rancier van, tropische landbouwproducten”, vindt men
tal van gegevens over de concurrentiepositie van
Indië op dit’ gehiedi, welke nog aangevuld worden hij
de bespreking vaii de afzönderlijke producten in dit
werk.

Onclank-s alle pogingn Sin elders de
Minacultuur
ingang te’ doen vinden, overweegt Indië nog verre
als kina-producent. De werel’dproductie bedroeg in
1938 pl.rn. 12.500 ton, waarvan Indië 90 pOt. voor
zijn rekening nani; Britscli-Indië produceerde 900
ton in 1938.
1-let aandeel van Indië in de werelduitvoeren van
kapok
(alle soorten) ad 25.100 ton, bedroeg in 1938 slechts 64 pOt. (in 1936 bedroeg dit percentage nog

78). Men schrijft, in dez publicatie,’ die daling toe
aan kleinere Java-oogsten als gevolg van minder goe-
de weersomstandigheden. Naar wij meenen, zijn ook
cle moderne economisch-koloniale expansiepolitiek,
die voor ccii deel autarkiche elementen in- zich
draagt(voor de kapok hijv. de ontwikkeling in
Fransch-Indo-CE ina, de steeds belangrijker worden-
de concurrente voor de Java-kapok). gevoegd bij de
Indische ordeningspolitiek tav. het product, facto-
ren, die op dozen teruggang van liet Indische aandeel
iiloecl hebben uitgoefend.
De wereldpeperuitvoer bedroeg in 1938 ruim’ 64.000
ton, waarvan Indië pim. 54.500 ton (85 pOt.) lever-de. Judo-China en Serawak zijn hier andere vrij be-
langrijke producenten (resp. 5.705 en 3.061 ton uit-
voer in 1938).

Uit Indië kwam in 1938 een derde van den totalen
werelduitvoer van
rubber.
Omgerekend op copra-equivalent bedroeg de we-relduitvoer van
lclapperproducten,
in 1938 ruim 2
millioen ton, waarvan Nederlandsch-Indië hij na
600.000 ton (29 pOt.) leverde. Andere producenten
zijn (cijfers tusscheu haakjes uitvoer ih duizenden
tons in 1938): Philippijnen (674), Ceylon (257), Ma-
lakka (156) en Oceanië (222).
Neemt men uitsluitend den copra-uitvber in he-
schouwi ng, dan blijkt Nederiaadsch-In d ië hiervoor
nog steeds de belangrijkste leverancier te zijn, die, de
laatste vier jaren 41 pCt. (1938 557.000 ton) van liet
wereldtotaal uitvoerde.
Het aandeel van Nederlandsch-In.dië in den wereld-
uitvoer van
agave-vezels
(sisal, cantala en lienequen)
daalde van 30 pOt. in 1933 tot 25 pOt. in 1938 (uit-
voer Nederlandsch-Indië in 1938: 90.000 ton). Deze
vezels moeten echter ook nog .concurreeren niet Ma-
nilla-heunep (abaca), waarvan de Philippijneu in
1938 141.000 ton uitvoerden.
De thee-uitvoer van Nederlandsch-Indië bedroeg in
1.038 72.000 ton hij’ een. totalen werelduitvoer van
420.000 ton.
Het aandèel van Java in de wereld-productie van
suiker
bedroeg in vroegere jaren pIm. 10 pOt., in
1035 en 1936 was dit slechts 2 pOt., doch steeg in
1.037 en 1938 weer tot ‘resp. 4.9 en 4.8 pOt.
Het aandeel in de vereld-uitvoerexcedeiiteij is be-

100%

L1.
90
85

80

70

0

60

1

.00

EEN

0 •

-”

‘Qox.ii

i9

o’
1928 1938 1928 1938 1928 1938 1928 1938 1928 1938 1928 1938 f1928 1938 1928 1938 1928 1938 1928 1938 1928 1938 1928 1938

Kinaboil

Kapok

Peper

Rubber

Copro

KIepper0IIe

Agoce ,

Thee

Soiker

‘ PaIn,olie

Pohepitien

Koffie

(prodoclie)

(oitnoer)

(odvoer)

(oiinoe,)

(oilveer)

(nitvoer)

.(oilvoer)

(nitvoer)

(prodoctio)

(oitnoe,)

(oiinoer)

(nitnoer)
i)
Overgenomen uit ,,Eoouomisch Weekblad voor Nederlandaoh-Indië” d.d.
15
December
1939.

68

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

24 Januari 1940

langrijk hooger en bedroeg in 1938, met 1.078.000 ton,

10.3 pOt.
Wat de
oliepalrnproducten
betreft, wordt opge-
merkt, dat Nederlandsch-Indië er in geslaagd is met
succes te concurreeren tegen Afrika. Het aandeel van
Ned.-Indië in den wereiduitvoer van
palmolie
steeg
van 13.3 pOt. in 1928 tot 45.9 pOt. in 1938 (221.000
ton) en overtrof in dit jaar voor het eerst den Afri-
kaanschen uitvoer (206.000 ton). Bij den uitvoer van
palmpitten
neemt Afrika echter nog ruim de eerste plaats in en voerde in 1938 591.000 ton uit (1928:
530.000 ton), terwijl Indië in dat jaar 47.000 ton (7.3
pOt. van den werelduitvoer) exporteerde tegen 6.000
ton in 1928 (1.0 pOt. van den wereldexpo’rt). Deze
verschillende ontwikkeling voor de palmolie en palm-
pitten is toe te schrijven aan verschillende factoren, zooals het hooger olie-gehalte der palmvruchten op
Sumatra en betere olie-extractie (Sumatra 85-95
pOt. en hooger, Nigeria 55-65 pOt.), het lagere per-
centage der pitten op Sumatra en de relatief groote
binnenlandsche consumptie der palmolie in Afrika (in
Nigeria geraamd op pim. 100.000 ton), terwijl ook
bij de Afrikaansche productie een deel van het vrucht-
vleesch verloren gaat, o.a. in. Fra.nseh Equatoriaal
Afrika.
in 1938 droeg Nederlandsch-lndië slechts voor
4 pOt. (68.000 ton) bij in den werelduitvoer van
koffie,
de schommelingen in den uitvoer zijn in
hoofdzaak het gevolg van de weersomstandigheden op
Java en Madoera. Van alle producten is de binnen-
landsche consumptie van koffie relatief het grootst. Hoewel Nederlandsch-Indië slechts eenige tiende
procenten (0.2) van den werelduitvoer van
cacao
levert (1.600 ton op 706.906 ton) is deze uitgevoerde
cacao z.g. ,,Edelcacao”.
Men concludeert in deze uitgave, dat, behoudens
voor het product suiker, Nederlandsch-Indië geduren-
de de afgeloopen depressiejaren, zijn positie als één
der belangrijkste leveranciers van tropische landbouw-
producten behoorlijk heeft kunnen handhaven.
Na dit hoofdstuk volgen nog uitgebreide gegevens
over bebouwd oppervlak en rechtstoestand der ver-
schillende cultures, terwijl tenslotte in uitvoerige
overzichten de verschillende gewassen nog eens af-
zon.derlijk behandeld worden, niet nilden wat de situ-
atie in Nederlandsch-Indië betreft, maar ook t.a.v.
de geheele positie van het betrokken product.
J. W.

Egalisatiefondsen en monetaire politiek in Enge-

land en Nederland.

In tegenstelling tot Engeland, is in Nederland in
de literatuur over het algemeen weinig aandacht he-steed aan de functie, welke het Egalisatiefonds in het
monetaire stelsel van een land vervult. Voor een deel
is de geringe belangstelling tea aanzien van dit ver-

schijnsel toe te schrijven aan de onbekendheid met de
gesties van het Nederlandsche Egalisatiefonds.
In een binnenkort
verschijnende
publicatie van het
Nederiandscli Econom:isch Instituut onder boven-
staanden titel heeft de schrijver, Dr. H M. H. A. van
der Valk, getracht om door het combineeren van ver-
schillende gegevens verder in het wezen van het
Nederlandsche Egalisatiefonds door te dringen dan
tot dusverre het geval is geweest. Zoo heeft de schrij-
ver o.a. een berekening gemaakt van het totale goud-
bezit van liet Egalisatiefonds.
In het eerste hoofdstuk van deze studie worden het
ontstaan en de werking van het Egalisatiefonds in
Engeland en Nederland behandeld. Hoewel beide
fondsen ten doel hadden ongewenschte schommelingen
in de resp. valuta’s te voorkomen, toonen zij groote
verschillen op het gebied van de sterilisatie van de
binnengekomen kapitalen en op dat van de monetaire
politiek. Wat het eerste punt betreft, dient er op ge-
wezen te worden, dat de totale goudvoorraad in En-
geland, vanaf de oprichtin.g van het Egalisatiefonds
tot den hoogsten stand van den goucivoorraad was
bereikt, meer dan driemaal zoo groot is geworden,
terwijl de totale goudvoorraad van Nederland met
ongeveer 140 pOt. steeg.. De met den grooten goudin-
voer samenhangende problemen (vooral in 1936 en
1937) waren dus in Engeland, niet alleen in absolu-
ten, maar ook in relatieven., zin veel belangrijker dan in Nederland.
Wat de monetaire politiek betreft, welke in hoofd-
stuk II behandeld wordt, heeft Nederland, zulks in
tegenstelling met Engeland, de schommelingen van
zijn valuta binnen betrekkelijk enge grenzen gehou-
den, zooals duidelijk uit de beweging van het depre-
ciatiepercentage sedert eind September 1936 blijkt.
Het verschil tusschen het huidige stelsel en het
stelsel van dan gouden standaard is echter van twee-
erlei aard. In de eerste plaats liggen het maximum
en het minimum depreciatiepercentage verder uit
elkaar dan vroeger de goudin- en uitvoerpunten. Ver-
der kunnen deze depreciatiepercentages elk oogenblik
gewijzigd worden; zij zijn niet wettelijk vastgesteld.
De elasticiteit van het monetaire stelsel is daardoor
aanzienlijk vergroot, temeer waar door de oprichting
van het Egalisatiefonds de leiding van de monetaire
politiek in handen van de Regeering is gekomen. Het komt den schrijver voor, dat de markt zich hij een beoordeeling van het Egalisatiefonds herhaalde-
lijk vergist heeft, doordat men onvoldoende rekening
hield met de groote vrijheid, die de monetaire auto-
riteiten onder het nieuwe stelsel hebben. Want be-
halve met de monetaire politiek, moet men thans ook
rekening houden met een
tactiek.
Uit de koersbewe-
ging van den Gulden in de laatste jaren, geprojec-
teerd tegen de economische, financieele en politieke
gebeurtenissen in binnen- en buitenland als achter-
grond, valt af te leiden, dat de leiding van het Fonds
strategisch handelt. Deze strategie brengt – zooals
natuurlijk ook de bedoelig hiervan is – vele waar-
nemers tot onjuiste gevolgtrekkingen, omdat men de
tactiek
van het Fonds verwart met de monetaire
politiek van de Regeering.
Hoewel Nederland de stabiliteit van zijn valuta,
weliswaar binnen ruimere grenzen dan vroeger, heeft
gehandhaafd, moet niet uit het oog worden verloren,
dat in den laatsten tijd de valuta steeds bij het on-
derste depreciatiepunt – wat bij den gouden stan-
daard het gouduitvoerpunt was – blijft liggen. Vol-
gens den schrijver is het daarom de vraag, of de
krachten, welke onder den. gouden standaard het
evenwicht herstelden, ook thans werken, aan welke vraag hij in dit verband voorbijgaat.
In ditzelfde hoofdstuk wordt het vraagstuk van
het juiste depreciatiepercentage, welk vraagstuk
sedert het intreden van den oorlogstoestand geheel
van aspect veranderd is, aan een diepgaande beschou-
wing onderworpen. Tevens wordt gewezen op de ver-
anderingen, welke sedert 1929 in de Engelsche beta-
lingsbalans hebben plaats gevonden.
Uitvoerig wordt in deze studie° stilgestaan bij de
beteekenii van het Egalisatiefonds voor het crediet-
wezen van beide landen. Deze heteekenis betreft niet
alleen den vorm, waarin het vagebondeerende kapitaal
in beide landen is binnengekomen, maar ook de struc-
tuur van het bankwezen. Ook in dit opzicht zijn er
groote verschillen tusschen beide landen op te nier-
ken. In Nederland bestaat geen enkele wettelijk vast-
gelegde of conventioneel bepaalde verhouding tus-
schen kas en deposito’s van de banken. In Engeland daarentegen speelt de ,,cash ratio” een zeer belang-
rijke rol.
Dit verschil in bankstructuur is ook de reden voor
de geheel afwijkende sterilisatiepolitiek in beide lan-
den. In Engeland moest voor het steriliseeren van de
vluchtkapitalen een ingewikkelde techniek gevolgd
worden. In Nederland daarentegen is de natuurlijke sterilisatie, welke uit het karakter van ons bankwe-
zen voortvloeit, aangevuldm.et
een kunstmatige steri-

lisatie.
Vervolgens bespreekt de schrijver in hoofdstuk IV

24 Januari 1940

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

69

de open marktpolitiek en de rentepolitiek in beide
landen, waarbij hij ook verschillen aantoont.
Tegenover. de uiterste opvattingen, dat in Neder-
land een uitzetting van het credietvolume nooit, in
Engeland altijd tot een grootere vraag naar credieten
van het bedrijfsleven leidt, wijst de schrijver er op,
dat onder
dezelfde omstandigheden
de uitzettingen
van de banken in Engeland veel sneller reageeren op
een vergrooting van de kashasis dan in Nederland.
Het voeren van een open marktpolitiek met het doel
om het
effectieve
credietvolume te vergrooten, kan
geen succes hebben, indien de prijs- en kostenverliou-
dingen verwrongen blijven, tenzij de open marktpoli-tiek gebruikt wordt voor een volledige staatsconjunc-
tuur. In Nederland zou daarom in de jaren vô6r het
loslaten van den gouden standaard een open markt-
politiek, met het doel om het bedrijfsleven te acti-
veeren, niet geslaagd zijn.
Wat de rentepolitiek betreft, is in Engeland tege-
lijk met de oprichting van het Egalisatiefonds de
goedkoop geldpolitiek geïnaugureerd, waarbij de cen-
trale bank een zeer groote rol heeft gespeeld. In Ne-
derland daarentegen is na de depreciatie een te groote
rentedaling op verschillende manieren geremd.
Dit punt voert den schrijver tot een behandeling van de beteekenis, welke het Egalisatiefonds voor
het bankwezen in Nederland gehad heeft en gehad
zou kunnen hebben (Hoofdstuk V). De dalende ren-
tabiliteit van de banken, waaraan eenige aandacht
wordt geschonken, dreef de banken in 1937 en 1938
naar de beleggingen in langloopende obligaties, zoo-
als uit de ontwikkeling van de balansen van 7 ban-
ken blijkt. In dit verband wordt tevens cle Mendels-
sohnaffaire besproken en in aansluiting daarop het
huitenlandsche emissiebedrijf van de banken, het toe-
zicht van De Nederlandsche Bank op het particuliere
bankwezen en de beteekenis van een uitbreiding van
het Egalisatiefonds.
Deze uiteenzettingen toonen aan, dat ook in Ne-
derland – evenals in Engeland – de politiek van
het Egalisatiefonds vragen doet rijzei omtrent de
structuur van het bankwezen en de organisatie van
de geld- en kapitaalmarkt, vraagstukken, die tot dus-
verre in ons land niet grondig zijn onderzocht of
onvoldoende zijn uitgewerkt en waaruit de recente
moeilijkheden in een deel van het bankweten waar-
schijnlijk mede zijn te verklaren.

Het feit, dat de totaal afwijkende conjunctuuront-
wikkeling in Engeland en Nederland na 1931 voor
een deel aan de monetaire politiek is toe te schrijven,
geeft de sclr•ver van de genoemde studie aanleiding
tot een verdere analyse van dit verschijnsel. Deze
analyse omvat den omvang van de werkgelegenheid,
het volume van de nationale productie, den omvang van het nationale inkomen en het proces van bespa-
ringen tot investeeringen in beide landen. Op al deze
belangrijke gebieden van het economisch leven steekt
de gunstige ontwikkeling in Engeland scherp af bij
den ongunstigen toestand in Nederland v66i 1937.

De hoogconjunctuur in Engeland ging echter ge-
paard met een zwakke positie van de betalingsbalans,
welke reeds v66r den oorlog door allerlei maatregelen,
welke in een schematisch overzicht zijn verwerkt, in
evenwicht werd gehouden. Engeland bevond zich vol-
gens den schrijver reeds v66r den oorlog op monetair
gebied in een vicieuzen cirkel.
Engeland en Nederland zijn dus de prototypen van
twee verschillende richtingen in de economische en
monetaire stelsels in de wereld. De eene richting be-
oogt het binnenlandsche prijs- en kostensysteem te
laten aanpassen aan cle veranderingen, welke zich
extern voltrekken. De andere richting streeft naar
een beveiliging van het interne prijs- en kostensys-
teem tegen invloeden van buiten door reguleering van
de wisselkoersen. Beide richtingen zijn in de landen
bijna tot het uiterste gevolgd. Een grootere tegen-
stelling in de economische en monetaire doelstelling

van twee crediteurlanden, wier economische structuur
tot 1929 een groote mate van overeenkomst vertoonde,
is welhaast niet denkbaar! En beide landen zijn door
cle toepassing van dit stelsel in fouten vervallen,
welke zee.r nadeelige gevolgen hebben gehad, voor
Nederland vooral op nationaal, voor Engela.nd boven-
al op internationaal gebied.

De lioogconjunctuur heeft in Engeland plaats ge-
vonden zonder dat de Staat deze activiteit kunstma-tig heeft gestimuleerd door het uitvoeren van Open-
bare werken, zooals in vele andere landen. De zeer
gunstige econoniisclie ontw’ikkeling in de landen van
het Sterlingbiok met Engeland als middelpunt heeft,
geheel volgens het klassieke schema, een stimuleeren-
den invloed op den wereldhandel gehad. Tengevolge
van de aanhoudende depressie in de ovetige credi-
teurlanden van de wereld, kon de wereldhandel even-
wel niet tot volle ontplooiing komen. Bovendien had
de depressie in die landen tot gevolg, dat het prijs-
niveau in Engeland te hoog lag en het Pond overge-
waardeerd raakte. De overwaardeering van het Pond
en daarmede van de andere valuta’s van de Sterling-
groep kon daarom in zeker opzicht beschouwd worden als de prijs, welke betaald werd voor een gelocaliseer-
cle hoogconjunctuur in een wereld van depressie.
Tenslotte behandelt de schrijver in hoofdstuk VII
de verhouding tusschen Staat en centrale bank in
Nederland, waarbij hij zich uiteraard tot de uiterlijke
verhoudingen moet beperken.

De verhouding tusschen Staat en centrale bank in
Nederland is, hoewel dit nog niet in alle opzichten
duidelijk tot uiting komt, sedert het intreden van de
depressie gewijzigd. De veranderingen betreffen in
de eerste plaats den overgang van een vrije naar een min of meer gebonden volkshuishouding, verder het
loslaten van den gouden standaard en de oprichting
van het Egalisatiefonds. Volledigheidshalve kan oolc
nog de huidige samenstelling van de directie van De
Nederlandsche Bank genoemd worden.
De genoemde studie, die 160 pagina’s groot is,
eindigt met een drietal hijlagen, een uitvoerige lite-ratuurlijst en een index.

De 30ste publicatie van het Nederlandsch Eco-
nomisch Instituut.

Een dezer dagen verschijnt de 30ste publicatie van het Nederlandsch Economisch Instituut, t.w.:
Egalisatiefondsen en monetaire politiek in Enge-
land en Nederland, door Dr. H. M. H. A. van der
Valk. Deze studie wordt in den handel gebracht voor

f
2.—.
Voor donateurs en leden van het Nederlandsch
Economisch Instituut geldt de verminderde prijs van

f
1.50.

Donateurs en leden kunen zoowel hij liet Secreta-
riaat van het N.E.I., Pieter de Hoochweg
122,
Rot-
terdam-West (Giro No. 158477), als hij den boek-
handel en de uitgevers (De Erven F. Bohn, Haar-
lem) bestellen. Anderen
uitsluitend
bij den boekhan-
del en de uitgevers.

ONTVANGEN STATISTIEKEN.
Statistiek der R.ijksfino.n.ciën.
1939.
Bewerkt door het
Centraal Bureau voor de Statistiek. (‘s-Graven-
hage 1939; N.V. Drukkerij Albani).

De landbouwexportgewassen. van. Nederlan.dsch-mn.dië
in.
1938
(heplante uitgestrektheden, producties
en uitvoeren). No. 175 der Mededeelingen van het Centraal Kantoor voor de Statistiek. (Bata-
via 1939; Landsdrukkerij. Prijs [3.50).

Statistiek der Spaarbanken over het jaar
1938.
Be-
werkt door het Centraal Bureau voor dc Sta-
tistiek. (‘s-Gravenhage 1939; N.V. Drukkerij
Albani).

Tabel der laagste en hoogste koersen.
1939.
Uitgavé
van de Continentale Handelsbank N.V. Amster-
dam.

70

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

24 Januari 1940

MAANDCIJFERS.
AFDEELING II. DIENSTJAAR 1938.

OVERZICHT VAN DEN STAND DER RIJKSMIDDELEN.
Zuivere op-
brengstoverhet
Uit. Dec. 1939 (in Guldens)
Benaming der middelen
Bedrag van de raming
tijdvak van
1
Jan. 1938 tot en
t de maand
me
Dec.
AFDEELING1a
Kohieren
voor den dienst
19391)
Dir. belastinger
Bedragen,

•”
.
P
z
_________________

______________
1939
Grondbelasting.
welke zijn

N
(X
hoofdsom
+
20 opeenten

Benaming der
Totaal terugge-
geven of
1.
op de

hoofdsom der gebouw-

middelen
bedrag
anders dan
Zuiver
bedrag
o,,

,
.a o
de eigendommen.)
10.600.000
10.465.547
wegens
Inkomstenbelasting
75.000.000
84.836.464
betaling
opdekoh.
Vermogensbelasting
20.000.000 21.418.490
afgeschr.
Belasting v. d. doode hand

.
..
9.000.000
1.800.000 11.285.958
2.110.454
Divid.

en tantiëmebelasting
21.000.000 24.623.954
Grondbelast. a)

10.734.048

30.182

10.703.866

10.509.159
98.000.000 99.152.027
Inkomst.bel. b)

96.967.834 4.305.436

92.662.898

80.535.106
2.500.000′
2.460.007
Verinogensb. c)

19.443.986

141.319

19.302.667

19.371.249
2.000.000
1.981.017
Verdedig.bel. 1

10.599.405

117.554

10.481.852

10.836.590
7.200.000 7.424.848
Bel.v.d.doodehd.

2.046.755

15.658

2.01.097

2.022.473

Rechten op den invoer ……..
Statistiekrecht

…………..

2.200.000
2.263.529

Totaal

139.792.028 4.610.149 135.181.880 123.274.577

Accijns

op

zout

…………..
Accijns op geslacht

………..

Accijns op

gedistilleerd

….
28,000.000
28:921.244 7.000.000 8.119.599
a)

3′

hoofdsom
+
20 opeenten op de hoofdsoni der ge-

Verdedigingsbel.

1

………..

Accijns

op

bier

…………..
55.000.000 56.853.631
bouwde eigendommen.

b) Hoofdsom
+
70-88 opeenten.
Accijns

op

suiker

………..
Accijns

op

tabak

…………
35.000.000 36.512.955
c) Hoofdsom ±!75 opcenten.
Belast. op gouden en zilverw.

575.000
577.096
.’) Voor de bélast’ingen naar inkomen en vermogen be-
Omzetbelasting

…………..
75.000.000 77.132.031
staan de vermelde bedragen uit
%
gedeelte van het be

Accijns

op wijn

………….

4.996.633
lastingdienstjaar 1939/1940 en

gedeelte van het belas-
%
Rechten en boéten van zegel
26.000.000
21.112.051
tingdienatjaar 1938/1939.

2)
Voor de belastin.gen naar in-
Rechten en boeten v. registr.

17.000.000
16.605.610
komen en

vermogen bestaan de

vermelde bedragen uit

Couponbelsting

…………6.000.000

Rechten en boeten v. succes-
%

gedeelte

van hot
belastin.gdienstjaar

1938/1939

en

Y
3

sie, v. overgang bij overlij-
gedeelte van

het belastingdienstjaar

1937/1938.
den en v. schenking
46.000.000 50.321.940
Opbrengst der loodsgelden
.

Totalen….

750.000 665.083

AFDEELING 1h

1
Dec.
Sedert

1
Overeen-
545.625.000
569.840.168
Overige middelen.
1939 1939
1Jan.

t
komst Ige
periode
1938
ENKOMSTEN TEN BATE VAN
____
______
HET GEMEENTEFONDS.
Benaming der midd
T

.
1
Dienst 193811939
1
Zuiver bedrag der ko-
Divid.- en tantièmebel.
.

985.765

26.378.336

25.039.286
Rechten op den invoer
.
1..074.258 122.755.171

99.152.194
1
1
Zuiver bedrag der
kohieren tot en met
1 hieren voor den dienst
11937/38 tot en met de-
Statistiekrecht

……..

,
230.861

2.539.018

2.459.189
1
de maand Dec. 1939
1
zelfde maand van 1938
Gemeente.f.belast..
.
1

65.685.981

1

60.054.710
Accijns op geslacht

. . . –

804.413

7.929.724

7.424.84.1

..

Opc. verm. t. get. v. 50

5.986.520

4..

6.036.518

Accijns op zout

………..’109.991

1.710.816

1.988.313

Accijns op gedistill.

.

3.270.109

31.502.614

28:921.255
OVERZICHT VAN DE INKOMSTEN TEN’ BATE VAN
HET WERKLOOSHEIDSSIJBSIDIEFONDS.
Accijns op wijn

……….489.653

2.371.204

2.263.352

1
Zuiver bedrag

Accijns op bier

………..861.670

9.168.257

-8.1195P9
Accijns op suiker

……6.626.997

61.126.842

56.853.455
Dienst 1939
Bedrag van
kohieren tot en
Accijns op tabak

…….2.898 292

39.507.684

36.512.955
Bel, op gouden en zilverw.

61.731

636.598

577.096
1
_______________________________
raming
__________
met de maand
Dec. 1939
Omzetbelasting

………5.815.431

88.784.281

77.127.641
Couponbelasting

……..226.428

4.682.489

5.001.667
Recht, en boeten v. zegel
1)
876.529 2)18.017.665

21.112.051
derd van de hoofdsom wegens
Recht, en boet. v. registr.

875.645

13.494.674

16.605.610
gebouwde eigendommen en vijf
Recht, en boet. v. succes-
en twintig ‘ten honderd van de
sie, v. overgang bij over-
hoofdsom wegens ongebouwde
lijden

en

v.

schenking

3.029.605

44.218.624

50.321.940 9.681.000
9.679.267
Opbrengst d. loodsgelden

25.116

658.426

663.225
Personeele belasting (taohtig ten

Totalen…. 39.262.494 475.482.423 440.143.673

eigendommen)

…………….

honderd van de hoofdsom naar

Grondbelasting (veertig ten hon-

den eersten, tweeden en derden
1)
Hieronder begrepen wegens zegelrecht van nota’s van
19.000.000
19.376.425
makelaars

en commissionnairs

in effecten, enz. f 116.000
Gemeen.tefondsbelasting

(vijf

en
(Beursbel.).

2) Idem
f
3.283.900.
twintig opcenten op de hoofd-
15.500.000 16.182.142
INKOMSTEN TEN ‘i3ATE VA.N HET VERKEERSFONDS.

grondslag)

……………….

som)

…………………….

7
ermogensbelasting

(twee

en
twintig opcenten op de hoofd-

Enkomstenbelasting

(tien opeen-
2.640.000
2.254.236
Dec. 1939
1939 1938

Motorrijtuigenbélasting

1.2
2
7.0881
2
3.815.6191 22.996.878
som)

…………………….

ten op de hoofdsom)
4.800.000
v

5.404.884
Rijwielbelasting ……….10.698J

8.408.9031

7.779.325

Totalen ……..
.1.237.78632,224.522 30.776.203
Totalen …….
.
51.621.0001
52.896.954

AANVOER VAN GRANEN.
(In tons van 1000′ kg.)

Rotterdam
Amsterdam
Totaal
Artikelen
1
14-20Jaa.

1

Sedert

Overeenk.
14-20 Jan.

Sedert

1

Overeenk.
1
1940

1939
1940

1Jan.
1940

tijdvak
1939
1f40

1Jan.
1940

tijdvak
1939

18.201
27.651 38.451
1.842
12.8

27
1.200
40.478
1

39.651


6.778




1

6.778


1.165

– –
1

1.165

Tarwe

……………….

Maïs… ……………
23.642
63.542
45.966
14.379
21.543
13.153
85.085
59.11.9

Rogge

………………….
Boekwei

……………….

1.913
15.213
12.501
1.000
1.000

16.213
12.501
Gerst

…… .._ …….
Hav

.


4.659
3.000
3.000
860
3.000
5.519
Lijnzaad

……………


4.325
2.000
5.000
26.063
5.000
30.388
Lijnkoek
…………
9.475 17.744
1

4.897

t


150
17.744
5.047
600 600
t

2.320


242
600 2.562
Tarwemeel

………….
Andere meelsoorten


635


45

680

Data
Metaal
Circu

latie

Ipeischb.
lden
Gouvern.I Ander.

/
/i
Discont.
DIv.
reke-
nlngenl)

11
Nov.’391
887
1.194 288 542
1.466
4

,,

‘391
863
1.247
261
675 544 1.556
18Oct.’39
925
1.257
213
613
545 1.508
21

’39
919 1.125
463
632
544
1563
14

’39
906
.

1.148
473
607
540
1.490

19Aug.’39
888
1.176
757
586 552
1.373
1) Sluitp. der activa.

24 Januari 1940

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

7.1.

STATISTIEKEN.
BANKDISCONTO’S. Disc.Wissels. 3

28Aug.’39
Ned
Lissabon

…. 4
11 Aug.’37
2
Londen ……
26
Bk

Bel.Binn.Eff.
(Vrsc
h.inR.C.
*
28Aug.’39
Oct.’39

J

28Aug.’39
Madrid ……5
15 Juli’35
Athene
……….
6

4Jan.’37
N.-YorkF.R.B. 1
26Aug.’37
Batavia

……..
3
14Jan.’37
Oslo …….. 4

21 Sept.’39
Belgrado ……..
5

1Febr.’35
Parijs

…… .3

Jan.’39
Berlijn ……….
4
22Sept.’32
Praag

……3

1Jan.’36
Boekarest

……
*
5Mei’38
Pretoria

…. 3

15Mei’33
Brussel

……..
21
1
)6
Juli’39
Rome ……..*
18Mei’36
Boedapest

……
4 28Aug.’35
Stockholm

.. 3

14Dec.’39
Calcutta

……..
3
28Nov.’35
Tokio….

3.46

11 Mrt.’38
Dantzig

……..
4

2Jan.’37
Warschau…. 41
18Dec.’37
Helsingfors ……
4

3Dec.’34
Zwits. Nat. Bk.
1*25Nov.’3
6

Kopenhagen

….
51

9
Oct.’39
1
)1
1
12% bankwissels
i.z. verk. Belgische prod. in het buitenland.

OPEN MARKT.

1940

han
0

15(20

8113

2/6

.

Jan.

Jan.

Jan.

1939

16/21
Jan.

1938

17/22
Jan.

1939

14/19
Aug.

Am3terdam
Partic.dlsc.
2
171-21/8
1j5-2/8
214
4

1I
4

11
4

1
11
Prolong.
2
1
12
2
3
14
2
3
/4
214
1
11
12
314

(.onden
Daggeld. .
.
31111

1)
3/41114
4)

3
14-1
1
14
3
14-1
1
14
‘/il
1
11
112_3
1
14
Partic.dlsc.
1j32 2)
1’11,1

4
1111..31
1’18-‘116
17
!3.2-
1
1i6
17132_116

13
11631l
Berlijn
Daggeld…
13(4-2
3
)
1
3
j4_2
1
18
5

1
7
182
114
6

2-
7
18 7)
17
18
-21

2J8-3
1
18
2
1
/45
j5
Maandgeld
21(8-5(8
3)

2
1
1’8-
3
19 5)
211g_31

6)
2114_112
7)

2
3
14-3 2
3
14-3
23/_5/
Part, disc.
2112 3) 2112-711 5)
2111

6)

2ij5/

7)

2
23)
2
3
14
Warenw. ..
4-11

5)
4_115)
4-‘/,

6)

4_11

7)
4
1
12
4
11
4112
New York
Daggeld
9
1
1
1
1
1
1
1
Partic.dlsc.
1
12
1
12
11
l/
1
12
11
1
/2 1)
Koers van
19Jan.
en daaraan voorafgaande weken tim. Vrijdag.
2
)13 Jan.S) 19 Jan.4) 8113 Jan. 5)13(19 Jan.
6)6112
Jan.
7
)30 Dec/S Jan.

WISSELKOERSEN IN NE1)ERLAND.

Ela a
New
Londen Berlijn
Parijs
Brussel
Batavla
York
)
*)
)
9
S)
1)

16 Jan. 1940
1.88%6

7.47
7535
4.23%
31.63*

100%
17

,,

1940
1.88%,
7.45y
4
75.45
4.22%
31.67
100%
18

,,

1940
1.88%,
7.43%
75.40
4.21%
31.64 lOOft
19

,,

1940
1.88
7.45%
75.45
4.22%
31.621
lOOft
20

,,

1940
1.88%
7.46
75 55 4.23 31.67
100%
22

,,

1940
1.88%
7.46% 75.60
4.23%
31.67
100
Laagste d.w’)
1.879
7.4234
75.20
4.20%
31.55
100
iloogsted.w’)
1.88%
7.4834
75.60
4.24%
31.70
101
Muntpariteit
1.469 12.1071
59.263
9.747
24.906
100

Data
serland
Pra
Boeka-
Mlta,ç
Madrr

16 Jan. 1940
42.17%

– –

17

1940
4220

– – –
18

1940
42.18
– – –

19

1940 42.17
– – –

20

1940
42.21




22

1940
42.21




Laagste d.w’)
4205
– –
9.52

Hoogste d.w’)
4225
– –
9.5734

Muntpariteit
48.003
7.371
1.488

13.094
48.52

D ta
Stock-
holm’) hagen’)
Kopen-
Oslo’
Hel-
Buenos-
Aires
1)
Mon-
treal
1)

16 Jan”iiïO
44.85

36.321

42.75

42%
165%
17

,,

1940
44
.871 36.371
42.77*

42%
166
18

,,

1940
4
4.82* 36.321
4275

43%
166
19

,,

1940
44.771 36.321

42.75

42%
165
20

,,

1940
44.87*
36.35

42.82*


43%
166
22

,,

1940
44.87*
36.35

42.77*


43%
166
Laagste d.wl)
44.70

36.20
42.65
330
4234
164
Hoogste d.w
1
)1
4490

36.421 42.87*
3.30 44%
166%
Muntpariteit
166.671

66.671
66.671 6.266
95%
2.1878 ‘)Noteering te Amsterdam.
*5)
Not. te Rotterdam.
1)
Part. opgave.
In ‘t iste of Zde No. van iedere maand komt een overzicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.

KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).

a a
D t
Londen
($
per £)
Parijs
($ p. 100 fr.)
Berlijn
(8 p.
100
Mk.)
Amsterdam
($
p.
100 gid.)

16 Jan.

1940
3,96%
2,25
40,20
53,19
17

,,

1940
3,95%
2,2434
40,20
53,13
18

,,

1940
3,96%
2,24%
40,20
53,24
19

,,

1940
3,96% 2,24%
40,20
53,17
20

,,

1940
3,96% 2,24%
40,20
53,17
22

,,

1940
3,96% 2,24% 40,20
53,15

23 Jan.

1939
4.67%
2,64%
40,02
54
,09*
Muntpariteit..
4,86
3,90%
23,81%
40%,

KOERSEN TE LONDEN.

Plaatsen
en

Noteerings-
30Dec.
6Jan.
1

8113Jan.
1940
1
13
Jan.
Landen
.,
eenheden
,
1939
1940,
1
Laagste
,
Hoogstel
1940

Alexandrië..
,t’iast.
p.£
97%
97% 97%
975%
97%
Athene

….
Dr.
p.
535 535
515
535 535
Bangkok….
Sh.p.tical
22.15 21.18
2.18
22.18
22.18
.Budapest

..
Pen.
p. £
22
22
22 22
22
BuenosAiresl
p.
peso
p.
17.75 17.75
17 50
18.-
1
7.871
Calcutta….
8h.
p.
rup.

. –



Hongkong
..
Sh. p. $
1/2
31
1
32

1
1
2
1
v
16

1
1
1
2%
13%
112
1
%
Istanbul….
Piast.p.,
510
510 510 510
510

8h. p.
yen
1,2%6

1
11
2%
1/2%
1/2%
1/27
4

Lissabon….
Kscu.p.
108 108
107%
108% 108
Montevideo
.
d.perC
22
227
4

21
23
22

Kobe

…….

Montreal

. .
•$
per
£
4.45 4.45
4.43 4.47 4.45
Rio d. Janeiro
1.
per
Mii.
35
35

311 64
/32
311/4
35/32
Shanghai

..
‘d

p. $
4ty
4%
4%
5%
4is1
Singapore
..
h. p. $
24%
6

214%
214%
6

214%
6

2;4%
Valparaiso

).
$
jier
£
110 110 110
110 110
Warschau
..
ZI.
p..
– –

1

– –
1)
Offic. not. 15 laten, gem.
not..welke
imp. hebben
te betalen
15Nov.1938
17.13. 1)90 dg. Vanaf 13 Dec.
1937 laatste ,,export’

noteering.
ZILVERPRIJS GOUDPRIJS
Londen’)
N.York2)
A’dam
2)

Londen
4)
16
Jan. 1940.. 22%,
34%
16 Jan.
1940.. 2065
1681_
17

,,

1940.. 22%
34%
17
1940.. 2070
168/_
iS

,,

1940..

22y,
34%
18

,,
1940.. 2070
168/_
19

,,

1940..

22
34%
19

,,
1940.. 2070
1681_
20

,,

1940..

22

20
1940.. 2070
1681_
22

,,

1940..

22
34%
22
1940.. 2070
1681_

23 Jan. 1939.. 20%
42%
23 Jan.
1939.. 2075
1
4
818*
23 Aug. 1939.. 20%
6
137y
4

23 Aug. 1939.. 2110
14
8/6*
1)
In pence p. oz. stand.

2)
Foreign
silver in
$c.
p. oz. line.

3)
In
guldens
per Kg. 1000/1000.
4)
In ah. p.
oz. fine.
STAND
VAN ‘s
RIJKS
KAS.
Vorderingen

I
6Jan.1940

1
IS
Jan. 1940
Saldo van
‘s
Rijks Schatkist bij de Ne-
f
15.072.032,38

Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
,,

19.245,32
t

24.508.50
Voorschott.
op
uit. Dec. reap. Nov. 1939
a/d. gemeent. verstr.
op
a. haar uit te keeren hoofds. der pers. bel., aand. in
de hoofds. der grondbel. en der gem.
fondsbel., alsmede
opc. op
die belas-

derlandsche Bank
……………….

tingen en
op
de vermogensbelasting


Voorschotten aan Ned.-Indië
………
79.148.854,19 82.954.034,67
,,

11.737.248.88

12.081.502,69
Kasvord.weg. credietverst. a/h. buitenl
88.512.092,38

87.689.301,40
Idem aan Suriname………………..

Daggeldieeningen tegen onderpand
Saldo

..

– –
der postrek.
v.
Rijkscomptabelen
Vord.
op
het Alg. Burg. Pensioenf.
1)

68.198.190,88
62.399.992,36

Vord.
op
andere Staatsbedrijven 1)….
27.160.208,98
,.

26.387.364.71
Verplichtingen

Voorschot door de Ned. Bank ingev.
16

haar
art.

van

octrooi verstrekt

Voorschot

door

de

Ned.

Bank

in
1.456.194,27
f

rekening-courant verstrekt
– –
f
79.189.000,-
,,

79.189.000,-
379.800.000,-
2)


374.800.000,-
3)
,.

10.000.000,-
,,

10.000.000,-
Zilverbons in omloop
……. . ……..
,,

1.066.179,50
1.066.036,-

Schatkistbiljetten

in omloop
……….
Schatkistpromessen in Omloop
…….

Schuld
op
uIt. Dec. resp. Nov. 1939 a/d.

Daggeldleeningen
…………………

gem. weg. a. h.uit te keeren hoofds. d.
pers.bel., aand.
i.
d. hoofds. d. grondb.

.

e. d. gem. fondsb. alsm.
opc. op die
bel, en
op
de verinogensbelasting..
,,

10.190.414,66

9.221.768 31
,,

1.627.185,49
,,

1.635.867,17
Schuld aan het Alg. Burg. Pensioenf.l)
22.657.645,61
,

25.732.010,46
Schuld aan

Curaçao’)


………….

Id. a. h. Staadsbedr. der
P.T.
en
T.’)
187.792.945,42

168.536.030.64
Id. aan andere Staatsbedrijven
1)
…..
,,

20.000.000,-
…125.695.915.74

20.000.000-
Id. aan diverse instellingen’) ……..
.
131.786.009,79
1)
In rekg.-crt. met’s Rijks Schatkist.
2)

Rechtstreeks bij
de Nederland
sche Bank geplaatst
f
5.000.000,-.
3)
Idem nihil.
NEDERLANDSCH-INDISCHE VLOTTENDE SCHULD.

1

13 Jan. 1940
1

20Jan. 1940
Vorderingen
: 11
Saldo Javasche

Bank …….
. ……..
.f

1.064.000
f

661.000
Saldo
b.
d. Postchèque- en Girodienst
186.000
371.000
,,

3.823.000
3.823.000
Verplichtingen:
Voorschot
‘s
Rijks kas e.a. Rijksinstell.

82.984.000

78.722.000
;,VoorschOt van de Javasche Bank

Saldo Indisch Muntfonds
………….

Schatkistpromessen in omloop …….
35.000.000

36.000.000
Schuld a. d. Indische Pensioenfondsen
,,

9.353.00(3
9.353.000
Idem aan de Ned.-Ind. Postspaarbank.
,,

196.000

..

49.000
Belegde kasmiddelen Zelfbesturen…..
1.030.000
1.030.000
1)
Betaalmiddelen in de Landskassen
f
34.424.000,-.
SURINAAMSCHE BANK.

Voornaamste posten in duizenden guldens.

—-

GROOTHANDELSPRJJZEN VAN BELANGRIJkE VOEDINGS-_ENGENO

.
GERST
MAIS
R000E
BURMA RIJST
BOTER per kg.
KAAS
EIERE
t),

2)
Zie blz.
32 E.-S. B.
59160 kg
Marokko’)
Rotterdam per 2000 kg.
Baliia Blan-
,
Rotterdam per 100 kg.
Loonzein
er cwt
f
o b
Edamnier
Alkmaar
(groote
Gem.
n
.
Heffing

Termijn-
_
Termijn-
80 kg Roe-
con 10Jan. 4O
loco
t’er
RangooniBssen

de’ni
C
.
Crisis
Fabr.kaas
Eiermij
Rotterdam
noleer. op
La Plata’)

er 1

k g.
noteer.
O
incensche
1)

Notee


ring
Zuivel-
gang exp.
Roermol
per2000 kg.
1 of 2 mnd.
1 of 2 mnd.
Locoprijs
HerI.Ned.Ct.

Not.
Centr.
per 50 kg.’)
P. 100s
f
,
f
%
t
%
t
%
f
%
t
,’
f
%
sh.
f
%
1
f
1
1927
237,-
110,2
171,50
89,3

176,-
871
12,47
5

102,5 13,82
5
110,1
14,75
109,3
6,83
104,5
1113
1
14.
2,03
98,4

43,30
i5,0
7,96
9
1928
228,50
106,2
20850
108,6 226-
111,9
13,15
108,1
12,57′
100,1
1347
5

99,9 6,43
984
1017
3
14
2,11
102,3

48,05
105,4
7,99
9
1929
179,75
83,6
196,-
102,1

204,-
101,0
10,87
5

89,4
11.27′
89,8
12,25
90,8
6,34
97,0
1016
205
99,4

45,40
99,6
8,11 lO
1930
111,75
52,0
118,50
61,7

13675
67,7 6,22
5

51,2
827′
659
9,67
5

71,7
5,09
77,9
815
1.66
80,5

38,45
844 672
8
1931
107,25
49,9 78,25
40,8
8450
41,8
4,55
37,4
4,65 37,0
555
41,1
3,09
47,3
516
1,34
64,9

3130
68,7
535
6(
1932
100,75
46,8
72,-
37,5 77,25 38,2
462
5

38,0 4,70 37,4 5,225 38,7 2,59
39,6
511 l’j,
0,94
45,6

– •
22,70
49,8
414
5
1933
Z
70,-
32.5
6075
31,6
68,50
33,9
3.55
29,3 3,75
29,9 5,02
5

37,2
1,84
28,2
4/5t1
2

061
29,6 0,96
20,20
44,3
3,71
41
1934
75,75 35,2
64,75
33,7
7075
35,0
3,32
5

27,3
3,25
25,9
3,67
5

27,3
1,74
26,6
4j7:1j4

0,45 21,8
1,-
18,70
41,0
3,45
4
1935
al
68,-
31,6
56,-
29,2
61,25
30,3
3,07
5

25,3
3,87
5
1
30,9
4,12
5

30,6
2,07 31,7
5/8
1
(,
0.49
23,7
0,99
1
14,85
32,6 3,20
31
1936
0

86,-
40,0
74,50 38,8
74,-
36,6
4,275
35,1
5,75
45,8
6,27
5

46,5 2,19 33,5
5(7
1
1,
0,58
28,1
0,88
5

17,55
38,5 3,50
4
1937
0
137,75
64,0
105,75
55,1

III,-
55,0
8,95 73,6 8,02
5

63,9
8,92
5

66,2 2,70
41,3
61-
0,78 37,9
0,67
19,75
43,3
3,96
41
1938 103,00
47,9
100,50
52,3

106,50
49,9 5,72
5

47,1
5,40 43,0
6,20
46,0
2,48
38,0
517
0,80
38,8
058
21,21′
46,7
3,98
41
2)
1939
88,75 41,3
89,-
46,4 97,50
45,7
4,15
34,1
355
28,3 3,725
27,6
2,46 37,7
5/9
0,78
37,9
0,63
19,35
42,5 4,02
51

Jan.

1939
88,
40,9 96,75
50,4

106,25
49,8
4,30
35,3
3,75
299
3,85 28,5
2,12
32,5
4(1 1
1
1
0,84
40,8
0,625 20,07
5

44,0 4,29
5
Febr.

84,50 39,3
89,
46,4
9775
45,8
.
4,22′
34,7
3,50
27,9
3,67
5

27,2 2,27 34,8
5/211
4

0,86 41,7
0,60
19,95
43,8
3,41
4
Maart

•,
Z
89,75
41,7
89,25
46,5
9825
46,1
4,22e 34,7
3,575

28,5 3,62
5

26,9 2,42
37,1 5/5314

0,80
38,8
0,60
18,15
39,8 3,50
4
April
ILI
93
43,2 90,75 47.3

101,25
47,5
4,25 34,9
3,575

28,5
3,82
5

28,4
2,57
39,4
5/91
0,75
36,4
0,55
16,57
5

364 355
4
Mei
91,-
42,3
89,75
46,7

100,50
47,2
4,10
33,7
3,92
5

31,2 3,95 29,3
2,65
40,6
611
0,69
33,5
0,55
17,45
38,3
3,40
4
J un
i
90,75
42,2 90,50
47,1
97,25 45.6
3,90
321
3,475

27,7 3,82
5

28,4 2,62
40,1
5I
113
18
0,75 36,4
0,60
1 7,10
375
3,45
4
Juli
87, —
4O5
83,25 43,4
91,25 42,8
3,87
5

31,9
3,35 26,7
3,45
25.6 2,54 38,9
5j912
0,76 36,9
0,54
16,55
36,3 3,49 4
Aug.

e
85,75 39,9
82,75
43,1
87,50 41,0
4,45
36,6. 3,27
5

26,1
3,50
25,9
2,57
39,4
511014
0,72
35,0
0,55
15,95
35,0
4,04
51
Sept..
0,73 35,4
0,59
23,15
50,8
4,0651
Oct.

,,
>
.
0,80 38,8
0,72
5

25,95
5i,9
4,88
61
Nov.
2,44 37,4
616
3
/4
0,80 38,8
0,80
20,625
45,3 5,69
71
Dec.

,,
.
2,36
36,1
614
1
12
0,80 38,8
0,80
20,75
45,5 4,50
51

I-8Jan.’40
_*)

———————————–
——————————–

——————————————–
—————————————-

*)
7(3
0,81
0,82
39,3 39,8
0,80

0.80
24,–
23,75
52,7
52,1
4,20 4,25
5
5
8-15

,,

,,
15-22
,,


_*)—————————-
_*)——————————-

————————————–
•)

2,70
2,71
41,3
41,5
713
0,82
1
39,8
0,80
22,-
48,3
4,15
5

*) In verband
met
den internationalen
toestand
geen
noteering, waardoor
ook het berekenen
der
indexcijfers
achterwege
moet
blijven.

JUTE
KATOEN
AUSTRALISCIIE WOL
JAPAN.ZIJDE
RUBBER
,,First Marks”
in olie gekamd; loco Bradford per.lb.
1314 Dernier Stand. Ribbm
Middling Upland
Super FineC.P.
Crossbred Colonial
Carded 505 Av.
.


Merino 64 s Av.
cii. Londen
per Eng. ton
loco
New York per Ib.
Oomra
Liverpool per Ib.
wit Or. D. te
New York per Ib.
Smoked Sheet
loco Londen p.

Herl.Ned.Ct.I
Not.
HerI.Ned.Ct.l
Not.

HerI.Ned.Ct.INot.
Herl.Ned.Ct.
1
Not.
IlerI.Ncd.Ct.
NE
Herl
.
Ned.Ct.1 Not.
llerl.Ned.Ct.
N

f
%
£
ets.
%
$cts.
ets.
%

pence
ets.
%
pence
ets.
%
pence
1
%
2
ets.
%
pei
1927
442,38
103,4
36.101-
43,8
93,1
17,60
36,7
102,1


7,27
133,8
96,8 26,50 244,9
104,8
48,50
13,55
105,8
5,44
93
140,2
18,
1928
445,89
104,2
36.16111

49,8
105,8
20,-
37,9
105,5

1

7,51
153,8

111,2
30,50
259,7
111,1
51,50
12,60
98,4 5,07
54
81.4
10,
1929
395,49
92,4
32.1413
47,6
101,1
19,10
33,2 92,4
6,59
127,2
920
25,25
196,5
84,1
39,-
12,28
95,9 4,93
52
78,4
10
1930
iM
257,97
60,3
21.619
33,6
71,4
13,50
19,7
54,8

.
3,92
81,9
59,2
16,25
134,8
57;7
26,75 8,50
66,4
3,42
30
45,2
5,
1931
192,15
44,9
17.117
21;1
44,8
8,50
20,1
55,9
4,28
60,9 44,0
13,-
109,0
46,6
23,25
5,97
46,6
2,40
15 12
22,6
3,
1932
<
146,86
343
16.18!-
15,9
33,8
6,40
19,5
54,3
5,39
42,5
30,7
11,75
79,7
34,1
22,-
3,87 30,2
1,56
18,1
3
1933 128,63
30,1
15.12/2
17,4
37,0
8,70
16,8
46,8
4,91
48,9
35,4
14,25
96,9
41,5
28,25
3,21
25,1
1,61
II
16,6
3,
1934
115,85
27,1
15.9/9
18,3
38.9
.
12,30
13,6
37,8
4,37
51,4
37,2
16,50
95,8
41,0
30,75
1,92 15,0 1,29
19
28,6
6,
1935
134,52
31,4
18.1118
17,6
37,4
11,90
17,7
49,3
5,87
42,2 30,5
14,-
84,5 36,2
28,-
2,41
18,8
1,63
18
27,1
6,
1936
u
142,61
33,3
18.618
19,0
40,4
12,10
18,2
50,7
5,60 54,3 39,3
16,75
108,6
46,5
33,50
2,71
21,2
1,73
25
37,7
7
1937
183,46
42,9
20.814
20,8
44,2
11,44

20,0 55,7 5,34 89,0
64,4
23,75
132,7
56,8
.
35,50
3,30 25,8
1,86
5

36
54,3
9,
1938
165,24
38,6
18.1513
15,7
33,3
8,64
15,1
42,0 4,08
61,9
44,8
16,75
96,1
41,1
26,-
2,99 23,3
1,64
27
40,7
7,
2)
1939
CX
238,61
55,8
28.1412
17,7
37,6
9,44
16,9
47,0 4,94 62,9 45,5
17,50
89,3
38,2
25,-
5,02 39,2
2,67
5

31
46,7
9,
ç
1939
k
n.
178,37
41,7 20.151-
16,5
35,0
8,91
14,8
41,2 4,14
58,5
42,3
16,25
89,2
38,2
25.-
3,37
26,3
1,83
29
43,7 8
br.

,,
203,23
47,5
23.518
16,8
35,7
8,99
14,7
40,9 4,05 58,6
42,4
16,-
90,1
38,6
24,75 3,80 29,7 2,03
29
43,7
8
Maart

,,
2Q8,49
48,7
23.1216
17,1
36,3
9,06
15,2
42,3
4,13
59,8 43,2
16,25
90,8
38,9
24,75 4,07
31,8
2,16
30 45,2
8
April
>
236,15
55,2
26.1613
16,7
35,5
8,86
15,2
42,3
4,15
59,9
43,3
16,25
89,2
38,2 24,25 4,38
34,2
2,32
29 43,7 8
Mei
z
249,48
58,3
28.1113
17,7
37,6
1

9,51 15,8
44,0 4,33 62,3
45,1
17,25
87,6
37,5
24,-
4,81
37,5
2,57′
29
43,7
8,
Juni

,,
231,90
54,2 26.71-
18,7
39,7
9,91
16,2
45,1
4,42
65,3
47,2
17,75
91,4
39,1
25…-
4,71
36,8 2,50
30
45,2
8,
Juli

,,
e..
217,84
50,9
24.15111 18,3
38,9
9,76
15,6
43,4
4,26
70,7
51,1
19,25
94,5
40,0
25,75.
4,88
38,1
2,60
30 45,2
8,
Aug.
0
182,05
42,5
21.1j9
17,2
36,5
9,23
15,5
43,1
4,30 70,0
50,6
19,50
92.0
39,4
25,50 4,72 36,8
2,53
31
46,7
8,
Sept.

,,



17,3
36,7
9,17
18,5
51,5 5,90
60,7
43,9
1950
,
79,1
33,8
25,50
6,-
46,9 3,20
30
45,2
9,
Oct.

,,
0
– –

17,4
36,9 9,25
17,5
48,7 5,55
– – – –

5,74 44,8 3,05
32
48,2
10,
Nov.

,,
Z
321,75
75,2
43.1314
18,4 39,1
9,76
19,5
54,3 6,29
– – –

– –
6,19 48,3 3,29
35 52,8
II
Dec.

,,
356,79
83,4
48.3/4
20,5 43,5
10,91
24,0
66,8

1
7,78



– – –
7,52
58,7
3,995

36
54,3
II,

1-8 Jan.’40
354,36 82,8
48.-j-
21,5 45,6
11,46
25,8
71,8
8,36


_*)


_*)
8,01
62,5
4,2ô 36
54,3
II,
8-15e

,,
377,78 88,3
51.-!-
21,2
45,0
11,31
26,1
72,6 8,44


_*)
– –
_*)
– –
_*)
36
54,3
II,
15-22.
371,88 86,9
50.-!-
20,8
44,2
11,04
25,2
70,1
8,10
– –
-.

_*)


_*)
38
57,3
12,

KOPER
LOOD
1IN
IJZER
GIETÈRIJ-IJZER
ZINK ZILVER
Standaard
gem. prompt en
d
Cleveland No. 3 (Lux
lIl
gem. prompt en
cash Londen
Loco Londen
1ev. 3 maanden
OCOE on
en

per

ng.

on
franco Middlesb.
per Eng. ton
1ev. 3 niaanden
per Standard
per Eng. ton
Londen per Eng. ton
per Eng. ton
f.0. b. Antwerpen
Londen
p.
Eng. ton
Ounce

Herl.Ned.Ct.
Not.
Herl.Ned.Ct.
Not.
Herl.Ned.Ct.I
Not.
Heel. Ned.Ct.I
Not.
Ilerl.Ned.Ct.I
Not.
l
Not.
iierl.f’led.Ct.
N’

%
£
t
%
£
t
%
sh.
f
j
s
h.
/
%’
£
ets.
%
pe

1927
675,10
85,9
55.13111
295,75
106,5
24.811
3503,60
120,6
289.115
44,10
104,7
7219
39,10
98,9
6416
345,40
108,8
28.9111
132
101,5
26
1928
771,20
98,1
63.1419
256,15 92,2
21.314
2749,50
94,6
227.418
39,85
94,6
65110
37,90
95,9
6218
305,75
96,4
25.515
135 103,8
26
1929
912,55
116,1
75.917
281,10
101,2
23.4/11
2465,65
84,8
203.18110
42,45
100,8
7013
41,55
105,1
68/9
300,80
94,8
24.1718
123
94,6
24
1930
.et
661,10
84,1
54.13/7
218,70
78,8
18.115
1716,20
59,1
141.19/1
40,50
96,1
671-
35,95
91,0
5916
203,55
64,1
16.1619
89
68,5
17
1931
<
431,85
54,9
38.719
146,60
52,8
13.-17
1332,55
45,9
118.911
33,-
78,3
5818
28,90
73,1
5115
140,05
44,1
12.8/11
69
53,1
14
1932
275,75
35,1
31.1418 104,60
37,7
12.-/9
1181,30
40,6
135.18110
25,40
60,3
5816
22,20
56,2
5111
118,95
37,5
13.13110
64
49,2
17
1933
IU

268,40
34,1
32.1114
97,25
35,0
11.1611
1603,50
55,2
194.11(11
25,55 60,6
621-
21,-
53,1
51/

129,80
40,9
15.14111
62
47,7
18
1934
226,80
28,8
30.615
82,65 29,8
11.11-
1723,15
59,3
230.715
25,-
59,3
66111
20,25 51,2
5411
103,05
32,5
13.1516
66
50,8
21
1935
c,
230,95
29,4
31.1811
103,40
37,2
14.518
1634,25
56,2
225.1415
24,70 58,6
6812
20,25
51,2
56/-
102,65
32,3
14.316
87
66,9
28
1936
298,75
38,0
38.811
137,15
49,4
17.1217 1592,

54,
204.1218
28,40 67,4
731-
22,40
56,7
5717
116,55
36,7
14.19/7
65
50,0
20 1937
488,55
62,1
54.813
208,95 75,3
23.5/6
2176,70
‘74,9 242.7110
41,30
98,0
91111
47,10
119,2
10511
199,80
63,0
22.414
75
57,7
20

1938
361,40
46,0
40.1318
135,75
48,9
15.516
1684,25
58,0
189.1311
48,45
115,0.
1091

30,30
76,7
6812
125,15
39.4
14.1110
72
55,4
19
2)1939
373,

47,4
42.1517
128,75
46,4
14.14111
1874,20
64,5
226.918
41,65
.98,9
10016
34,85 88,2
8412
121,95
38,4
13.1917
71
54,6
20

Jan.

1939
371,15
47,2
42.19/8
125,15
45,1
14.9110
1857,55
63,9
215.2(6
42,65
101,2
99!-
28,90
73,1
6711
118,35
37,3
13.14(1
73
56,2
20
Febr.

,,
371,40 .47,2
42.911
125,55
45,2
14.711
1876,25
64,6
214.915
43,30
102,8
99/-
29,55,
74,6
6716
119,95
37,8 13.14(3
74
56,9
20
Maart

,,

379,65
48,3
43.-(4
130,35
46,9
14.1514
1902,50
65,5
215.11/3
43,70
103,7
991- 29,80
75,4
6716
122,05
38,5
13.1617
75 57,7
20
April
370,30
47,1
42-(-
126,75
45,6
14.716
1915,95
65,9
217.613
43,65
103,6
991- 30,05
76,0
68/2
118,70
37,4
13.913
73
56,2
20
Mei
364,65 46,4
41.151-
127,25
45,8
14.11(7
1970,55
67,8
225.121-
43,25
102,7
991-
31,20
78,9
7116
120,65
38,0
13.1613
73
56,2
20
Juni

»
369,65
47,0
41.1819
128,50
46,3
14.1117
2000,25
68,8
226.1819
43,65
103,6
991-
32,25
81,6
7312
125,20
39,5
14.411
73
56,2
19
Juli

»
377,80
48,0
43.3(3
129,85
46,8 14.13
1
5
2020,95
69,5
229.16
1
6
43,55
103,4
99
1

31,05 78,6
70
1
7
126,15
39,8
14.6111
62
47,7
16
Aug.

»
U.
379,50
48,3
44.1816
136,40
49,1
16.31- 1942,50
66,8
229.1716
42,15
100,0
991-
30,75
77,8
7212
.124,70
39,3
14.1515
63
48,5
17
Sept.
»

-‘I-

-1-

1693,6058,3229.5(10.36,55
86,7.
99(-
68
52,32
1

Oct.

»1–




1
7
35
,
10
59
,7229.
1
9
1
637,3588,6991-
72
55,422
Nov.
»





1698,6558,4230.-!-
39,90
94,7108(-52,-13I,6
141(4

72
55,423
Dec.
»





t.


1876,3064,6253.1611139,9594,81081-52,85133,71431-
•-
– –
72
55,423

1-8 Jan. ’40



__*)


–)
/817,35
62,5
246.5
1

39,85
94,6
108
1

55,-
‘139,2
149/-‘





































_*)
67
51,3
21
8-15

,,

,,


_*)


__*)
1809,40
62,
242.17(6, 40,25
95,5
1081-
55,50
140,4
149/-

.


_*)
68
52,3
21
15-22
,,

»



-)
1730,90
59,6
231.15
1

40,35
95,8
108
1

55,65
140,8
149/-


_*)
68
52,3
22

DDELEN EN GRONDSTOFFEN.
(Indexcijfers gebaseerd op 1927 t)m 1929 = 100).

.
73

GE-
SLACHTE
GE-
SLACHTE
DEENSCH

1

BACON
BEVROREN
ARG. RUND-

CACAO G.F.
KOFFIE
Loco R’dam/A’dam
SUIKER
Witte krist.-
THEE N.-Ind. thee-
RUNDEREN
VARKENS
niddeIgew. No. 1
I
VLEESCH
Accra per 50 kg
per
1/2
kg.
suiker ioco veiling A’dam
(versch)
(versch)
Londen per cwt.
Londen per 8 lbs.
cii. Nederland’)
Rotterdam! Amsterdam
Gem.java- en
Sumatrathee
5rj0r
oer 100 kg
oer 100kg
Robusta
Santos
E
Herl.Ned.Ct.l Not.
Not.
Herl.Ned.Ct.I
Not.
lotterdam
1otterdam
per 100kg.
llskg.
per

f%
f
%
_7_

ir

ii
7
%
sh.
cts.
%
x
‘1
1927
– –


65,15
97,8
10716
2,73
92,2
416
41,21 119,4
68!-
46,87
5

95,5
54,10
91,4
19,125
119,6
82,75
109,2
102,8
1928
93,-
98,2
77,50
90,4
66,80
100,3
11015
3,03
102,4
5/-
34,64
100,4
5713
49,62
5

101,1
63,48
107,3 15,85
99,1
75,25
99,3
102,7
1929
96,40
101,8
93,125
109,2
67,81
101,8
11212
3,12
105,4
512
27,70
80,2
45110
50,75
103,4
59,90
101,2
13,-
81,3 69,25
91,4
94,5
1930
108,-
114,0
72,90
85,5
57,19
85,9
9417
2,97
100,3
4111
21,04
61,0
34111
32
65,2
38,10
64,4 9,60
60,0
60,75
80,2
72,1
1931
88,-
92,9
48,-
56,3
35,72
53,6
63/6
2,44
82,4
414
13,84
40,1
2417
25
50,9
27,10
45,8
8,-
50,0
42,50
56,1
52,9
1932
64,4 37,50 44,0
25,46
38,2
58(7
1,70
57,4
3111
11,77
34,1
2711
24
48,9
30,04
50,8 6,32
5

39,6
28,25
37,3 43,1
1933
52,-
54,9
49,50
58,0
30,74
46,2
7417
1,54
52,0
319
9,30 26,9
22/1 21,10
43,0
22,83
38,6 5,32
5

34,5
32,75
43,2
36,7
1934
1935
61,50 64,9
46,65
54,7
32,94
49,5
8811
1,42
48,0′
3/9
1
/2
313115

8,15 23,6
21110
2216
16,80 14,10
34,2
28,7
18,40
15,21
31,1
25,7 4,07
5

3,85 25,5
24,1
40
34,50
52,8 45,5
‘34,6
32,3
1936
48,125
5342
5

50,8 56,4
51,62
5

48,60
60,5
57,0
32,-
36,37
48,1
54,6
8815
9316
1,19 1,48
40,2 50,0
319
1
1s
8,15
12,05
23,6 34,9
3014
13,62
1

27,8
16,875
28,5 4,02
5

25,2
40
52,8.
39,3
1937
71,27
5

75,3
61,85
12,5
42,27
63,5
94/1
1,90
64,2
413
17,35
50,3
3818
16,62
5

33,9
22,37
5

37,8
6,22
5

38,9
53,50
70,6
53,6
1938
67,55
71,3 63,62
5

74,6 44,17
66,3
9915
1,95
65,9
4/4
1
/
10,48
30,4
2318
13,20
26,9
14,91
25,2 5,20
325
51,-
67,3
46,4
2)
1939
66,35
70,1
62,37
5

73,1
41,79
62,8
100111
1,89
63,9
41614
10,50
30,4
2015
14,10
28,7
15,73
26,6 1,07
5

44,2
52,50
69,3′

Jan.

1939
63,67
5

67,2
56,87
5

66,7
41,93
63,0
9716
1,94
65,5
416
1
/4
8,95
25,9
20194
13,20
26,9
15
.25,4
5,85
36,6
47,50
62,7
43,3
Febr.
61,85
65,3
55,95 65,6
43,61
65,5
1001-
1,90
64,2
414
9,14
26,5
201104
13
26,5
15
25,4
5,775
36,1
48,75
64,4
41,1
Maart

,,
62,47
5

66,0
55,82
5

65,4 44,39
66,7
10017
1,84
62,2
412
9,27 26,9
211-
13
26,5
15
25,4
6,275
39,2
50,50
66,7
42,7
April

,,
65,32
5

69.0
56,40
66,1
42,08
63,2
9516
1,75
59,1
3111
3
14
9,05
26,2
20164
13
26,5
15
25,4
7,32
5

45,8
53,50

70,6
42,9
Mei
67,-
70,7
55,95
65,6 39,28
59,0 901-
1,85
62,5
4/2
3
)4
8,85
25,6
20134
13
26,5
15
25,4
8,525
53,3
52,25
69,0
43,1
Juni
65,47
5

69,1
54,70
64,1
40,23
60,4
9113 1,84
62,2
412
8,86
25,7
20/1
12,75
26,0
14,50
24,5
8,07
5

50,5,
51,25
,

67,7
42,7
Juli
65,25
68,9 59,175
69:4
43,05 64,6
98/-
1,96
66,2
4/5
1
/2
8,65
25,1
191811
4

12,50

25.5
14
23,7
8,10
50,7
50,-
66,0
42,4
Aug.
65,30
69,0
60,50
70,9
42,73 64,2
98110
2,01
67,9
418
8,58
24,9
19194
1250
25,5
14
23,7 6,70
41,9
49,50 65,3
42,4
Sept.

,,
71,85
75,9
68,125 79,9
37,65 56,5
1001-
1,87
63,2
51-
14,58
42,2

14,87
5

30.3
16,25
27;5


52,50 69,3
Oct..
69,80
73,7
76,625
89,8
41,21
61,9
1091-
1,89
63,9
51- 12,72
36,8

16,50
33.6
18,–
30,4


54,25 71,6
Nov.
68,325
72,1
75,25 88,2
42,77 64,2
1151-
1,92
64.9
512
12,42
36,0

17,37
5

35,4
18,50
31,3′


57,-
75,2
Dec.
70,-
73,9
73,15 85,7
42,51
63,8
115/-
1,85
62,5
5/-
14,92
43,2

17,50
35,7
18,50
31,3
– –
63,25 83,5

8 Jan. 40
74,30
78,5
76,-
89,1
42,68
64,1
1151-
1,86
62,8
51-
14,-
40,6

17,-
34,6
18,-
30,4
_*)

63,25
83,5
IS

,,

,,
74,30 78,5
76,-
89,1
46,34
69,6
1251-
1,85
62,5
5-
14,-
40,6

17,-
34,6
18,-
30,4
._.*)

61,75
81,5 22

,,

,,
72,70 76,8
73,-
85,6
46,69
70,1
1251-
1,99
1

67,2
514
14,-
40,6

17,-
34,6
18,-
30,4
_*)

6 1,7 5
81,5

GRENENHOUT
Zweedsch ongesort.
2
1
1 >< 7 per standaard
ex opslagpl. Londen

VUREN-
HOUT
basis 7″ f.o.b.
Zweden/FinI.
per standaard
van 4.672 M.

HUIDEN
Gaaf, open kop
57-61 pond
Veiling te
Amsterdam

COPRA
Ned.-Ind.
f. m.
per 100 kg
Amsterdam

GRONDNOTEN
Gepelde Coromandel,
per Iongton

,
ex ship

LIJNZAAD
La Plata
loco
‘Rotterdam
per 1000 kg.’)

cash Londen
per ounce line

.

Her!. Ned.Ct.l

Not.

GOUD

.
E’
ø,
‘t
iFFiNe3″ï.
Her!. Ned. Ct. Not,
7j
7
7
7
ï
t
x
ƒ
%
8h.
1927
230,28
100,1
19.-/-
160,50
105,1
40,43
100,9
32,62
5

106,5
266,03
106,4 21.18111
185,-
95,0
.
51,50
100,1
85/-
105,3 104,3
124,1
1928
229,90
100,0
19.-/-
151,50
99,2 47,58
118,7
31,87
5

104,1
254,10
101,6
21.-/-
185,25
95,1
51,45
100,0
85/-
102,0
100,4
94,6.
1929
229,71
99,9
19.-/-
146,-
95,6
32,25
80,5
27,37
5

89,4
230,16
92,0
19.-/9
214,-
109,9
51,40
99,9
85/-
92,7
95,3
84,5
1930
218,43
95,0
18.1/2
141,50
92,7
25,36
63,3
22,62
5

73,9
175,55
70,2
14.1014
‘181,75
93,3 51,40
99,9
85/-
69,6
75,1
60,0
1931
187,88
81,7
16.141-
110,75
72,5
18,65
46,5
15,37
5

50,2
136,69 54,7
12.2111
95,50
49,0
52,-
101,1
9215
47,6 54,4
44,7
1932 136,14
59,2
15.1314
69,-
45,2
11,15
27,8
13,-
42,4
130,52
52,2
15.-(4
70,-
35,9
51,25 99,6
1181-
35,1
43,0 38,4
1933
136,48
59,3
16.1112
73,50
48,1
13,26
33,1
9,30
30,4
90,39
36,1
10.1914
75,50
38,8
51,35 99,8
12417
33,1
38,9 34,5
1934 134,02
58,3
17.1814
76,50
50,1
12,07
30,1
6,90 22,5
71,90
28,7
9.1213
12,75
37,3 51,50
100,1
137/8
‘31,6
37,2
36,5
1935
127,91
55,6
17.1314
59,50
39,0
12,54
31,3
9,15
29,9
104,26
41,7
14.81-
67,25
34,5
51,50
100,1
14212
32,2
36,9
34,8
1936
139,98
60,9
17.19110
78,25
51,3
15,40
38,4
11,90
38,9
113,49
45,4
14.1119
85,-
43,6
54,60
106,1 14014
39,0 42,2
40,7
1937
205,35
89,3
22.1712 132,25
86,6
23,35
58,2
15,225
49,7
127,81
51,1 14.418
110,50
56,8
63,20
122,8 140/9
53,4
57,9
55,9
1938
189,94
82,6
21.717 109,50
71.7
15,38
38,4
10,075
32,9
92,12
36,8
10.713
99,-
50,9 63,30
123,0
14216
41,1
48,4
44,5
2
)1939
181,05
78,7
22.-/1
123,25
80,7
16,47 41,1 11,50
36,9
98,29
39,3
11.919
94,25
48,4
64,20
124,8
15511

Jan.

1939 174,17
75,7
20.51-
108,55
71,1
14,50
36,2
9,07
5

29,6
88,20
35,3
10.419
89,25
45,9
64,20
124,8
14818
‘40,7
46,5
45,7
Febr.
169,53
73,7
19.819
109,80
71,9
14,50
36,2
9,40
30,7
90,50
36,2
10.6111
90,50
‘46,5
64,90
126,1
148/4
42,1
46,4
46,1
Maart

,,
169,89
73,9
19.51- 116,25
76,1
14,50
36,2
9,65
31,5
91,43
36,6
10.712
96,25
49,4
65,50
127,3
148144
43,5
47,5
‘ ,
47,8
April

,,
170,19
74,0
19.613
117,50
76,9
16,-
39,9
9,475

30,9
91,89
36,7
10.815
94,50
48,5
65,45
127,2
14816
44,5
47,6
48,8
Mei
178,52
77,6
21-16
119,50
78,3
16,50 41,2
9,85
32,2
101,20
40,5
11.1319
96,-
49,3
64,85
126,0
148154
46,4
48,6′
49,9
Juni
186,26
81,0
21.2/6
126,25
82,7
17,-
42,4
9,975

32,6
106,46
42,6
12.117
99,75
51,2
65,55
127,4
148184
47,5
49,1
50,0
Juli

,,
186,71
81,2
21.51-
132,50
86,8
17,25
43,0
9,02
5

29,5
101,24.
40,5
11.10(3
94,-
48,3
65,30
126,9
14816
41,2
48,6
49,4
Aug.

,,
189,28
82,3
21,18/-
132,50
86,8
18,-
44,9 8,97
5

29,3
104,26
41,7
11.18f9
94,50
48,5
64,50
125,4
15118
46,4 48,3
48,4
Sr
186,24
81,0
25.216


20,-
49,9







62,30
121,1
166/-
Oct.
189,98
82,6
25.2(6
135,-
88,4

49,9
13,-b)
42,4



.
-63,40
123,21681″ Nov.
186,07
80,9
25.216
135,-
88,4

52,4
12,625b)
41,2


-‘
‘_

62,05
120,6
I681
Dec.
185,73
80,8
25.216


21,– a)
52,4 12,25 b)
40,0
109,46
43,8
14.15110


62,10
120,7
1681

8 Jan. ’40
186,49
811
25.216
145,-
95,0
21,–a)
52,4

,
12,- b)
39,2
112,55
45,0
15.5/-


62,-
120,5
1681-
186,30
81:0
25.2/6
155,-
101,5
21,-s)
52,4
12,- b)
39,2
113,16
45,4
15.51-

.
-‘°)

62,60
121,7
1681′
.22
187,68
81,6
25.216 156,50
102,5
21,-s)
52,4
12,- b)
39,2
113,90
45;5
15.51-
_*)

62,75
122,0 1681-

Noteering van November. b) Nominaal.

STEENKOLEN
Westf.gHolI.
bunkerk. ongez.
f.o.b. R’dam/
PETROLEUM
Mid. Contin. Crude
33 t/m. 33.9° B

S.
g.

BENZINE
Gulf Exp. 60-62
0

65 OZ
1)
per

KALK
SALPETER
franco schip
ZWAVELZURE
AMMONIAK
franco schip


CEMENT
levering bij
50 ton franco

S T E E N EN

‘.2
.,..L

t

t

E
binnenmuur
P. 1000 stuks
buitenmuur
p. 1000 stuks
A’dam per
1Heri.Ned.Ct.1Not.

te N.-York p. barre!
U.S. gallon
Ned. per 100kg
bruto’)
Ned. per
100k
g

voor den wal
Rotterdam
Rood en
Klinkers en
‘toC
2
‘cc
2
1000kg.
Her!.Ned.Ct.I Not,
Boeregrauw
Hardgrauw
.

t,
t’


ir
T
cts.
.’

%
$
ets.
‘y
ir
7’T
1’T

ir

r
1927
11,25
103,1
3,21
103,6 1,28
37
128,0
14,86 11,48
102,6 11,44
102,5

1
18,-
99,0
13,65 104,3 16,50
88,4
105,1
105,2
1928
10,10
92,5
2,99
97,1
1,20
24,85 85,9 9,98
11,48
102,6
11,08
99,3

1
18,-
99,0
13,60
104,0 19,50 104,5
96,5 99,0
1929
11,40 104,4
3,06 99,4
1,23
24,90
86,1
10
10,60
94,8
10,96


98,2
18,55
102,0
12,-
91,7
20,-
107,1
98,5
95,9
193C
11,35
104,0
2,76 89,6

111
21,90
75,7
8,81
9,84
88,0
10,55
94,5
18,55 102,0
II –
84,1
19,-
101,8
83,3
71,1
1931
10,05
92,1 1,42
46
9
1
0:57
12,38
42,8
4,98
8,61
77,0
1,73
69,3
16,55
91,0
10:-
76,4 15,50
83,0
61,9
55,4
1932
8,-
73,3
2,01
65,3
0,81
11,99
41,5 4,83
6,15
55,0
4,20
37,6
12,-
66,0
8,50
65,0
11,-
58,9
49,6 43,0
1933
7,-
64,1
114
37,0
0,57
9,24 32,0 4,63

6,18
55,2
4,63
41,5
11,-
60,5
8,75
66,9
10,50
56,2 46,4 40,3
1934
6,20
56,8
I’40
45,5
0,94
7,18
‘24,8
4,84
6,11
54,6
4,70
42,1
11,25
61,9

7,-
53,5
8,50 45,5
44,8

.38,8.
1935
6,05
55,4
139
45,1
0,94 7,65
26,5 5,18
5,89
52,7
4,81 43,1
II,-
60,5
6,75
51,6 8,50
45,5
46,4
. 39,9
1936
6,60 60,5
1,63
52,9
1,04
8,96
30,6
5,65
5,70
51,0
4,92
43,2
10,50 57,7
6,75
51,6
8,75 46,9
48,5
44,1
1937
8,80
80,6
2,09
67,1
1,15 11,08
38,3 6,10
5,75
51,4 4,97 44,5
11,35
62,4
7,50
57,3
90
50,9
66,4
,

60,5
1938
9,75
89,3 2,03 65,8
1,12
8,84 30,6
4,87
5,95
53,2
5,17
46,3
12,85
70,7
9,-
68,8
11,75
62,9
56,7
48,0
1939
10,51
96,3
1,87
63,6
1,-
9,63 33,3 5,13
5,80
51,8 5,16 46,2
12,85 70,7′
9,50 72,6
12,-
64,3

Jan.

1939
9,-
82,4
1,78
57,7
0,96
8,08 27,9 4,38
6,10
54,5
,

5,30
47,5
12,35
67,9 9,50 72,6
12,-
64,3
55,1

48,5
Febr.
9,15
83,8
1,79
58,0
0,96
8,18
28,3
4,38
6,10
54,5
5,30
47,5
12,35
67,9
9,50 72,6
12,
64,3
55,5
‘49,4
Maart

,,
9,65
88,4
1,81
58,6 0,96
8,31
28,7
4,41
6,10
54,5,
5,30 47,5
12,35
67,9 9,50
72,6
12,-
64,3
56,5
50,8
April
9,65


88,4

1,81′
58,6
0,96
8,66
29,9′-
4,60

6,10
54,5
5,30 47,5
12,35
67,9
9,50
72,6
12,-
64,3
56,3 50,9
Mei
10,-
91,6
1,79
58,0
0,96,
.
8,14
30,2
4,69

6,10
54,5 5,30
47,5
12,35
67,9 9,50
72,6
12,-
64,3
56,9
52,1
Juni
10,25
93,9
1,92
62,2
1,02
8,83 30,5 4,69
6,10
54,5
5,30 47,5
12,35
67,9
9,50
72,6
12,-
64,3 58,0 53,2
Juli

10,30
94,3
1,92
62,2
1,02
9,16
31,7
4,88
5,25
46,9
4,75
42,6
12,35
67,9 9,50 72,6
12,-
64,3

56,5

.
52,4
Aug.
10,25
93,9
1,91
61,9
1,02
9,18
31,7
4,90
5,35
47,8
4,85 43,5
12,35
67,9 9,50 72,6
12,
64,3 58,6
52,0
Sept.

11,40
104,4
1,92
62,2
1,02
11,53
39,9
6,13
5,40
48,3
.4,90 43,9
12,35
67,9 9,50 72,6
12,
64,3
Oct.

,,
11,50
105,3 1,92
62,2
1,02
11,96
41,4 6,35
5,45
48,7
4,95
44,4
13,35.
73,4
9,50
72,6
12,-
64,3
Nov.
12,50
114,5
1,92
62,2
1,02
11,61
40,1
6,16
.

5,55
49,6
5,05
45,3
13,35
73,4 9,50
72,6
12,
64,3
Dec.

,,
12,50
114,5
1,92
62,2
1,02
11,31
39,1
6,-
6,05
54,1
5,65 50,6
13,35
73,4 9,50
72,6
12,-
64,3

-8 Jan.’40
14,50 132,8
1,92
62,2
1,02
11,04
i

38,2
5,88
6,05
54,1
1

5,65 50,6
113,35
.
73,4 9,50 72,6
12,-
64,3
-15

,,
14,50 132,8
1,92
62,2
1,02
10,79
/

37,3 5,75
6,05
54,1
/
‘5,65
50,6
1

13,35
73,4 9,50 72,6
12,-
64,3
-22

,
14,50 132,8 1,92
62,2
1,02
10,81
137,4
5,75
6,05
j

54,1
5,65
5Q,6
13,35
13,4
9,50
72,6
12,-
64,3

74

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

24
Januari
1940

NEDERLANDSCHE BANK.

Verkorte Balans op 22 Januari 1940.

Activa.
BinnenLWis-(Hfdbk.
f

6.908.269,91
se1s,1
1
rom., Bijbnk.
,,

371.658,57
enz. in disc.
(
Ag.sch.
,,

2.372.572,10
f

9.652.500,58
Papier o. h. Buiteul.
f

1.575.000,-
Af: Verkochtmaar voor
debk.nognietafgel.

1.575.000,-
Beleeningenllfdbk.
f
206.085.177,802)
mci. vrsch. Bijbnk. 5.391.559,47
in rek.-crt. Ag.sch.
,,
41.017.333,92
op onderp.

f
252.494.071,19

Op Effecten enz.
..
f
248.102.543,161)
OpGoederenenCeel.
,,

4 391.528,03

252.494.071,191)
Voorschotten a. h. Rijk …………….5.134.266,10
1unt, Goud ……
f
105.257.605,-
Muntmat., Goud..

908.263.770,13

f1.013.521.375,13
Munt, Zilver, enz.
,,

11.892.376,55
Muntmat., Zilver..

1.025.413.751,68
Belegging van kapitaal, reserves en pen-

sioenfonds ……………………
,,

43.797.934,90
Gebouwen en Meub. der Bank ……..
,,

4.580.000,-
Diverse rekeningen ………………
,,

29.029.531,77
Staatd. Nederi. (Wetv. 27j5J’32, S. No. 221)
,,

7.629.955,16

Pasaiva
f
1.379.307.011,38

Kapitaal ……………………….
f

20.000.000,-
Reservefonds ……………………
,,

4.277.243,54
Bijzondere reserve ………………
,,

7.756.940,37
Pensioenfonds ………………….
,,

11.932.812,24
Bankbiljetten in omloop …………..
,,
1.094.504.960,-
Bankassignatiën in omloop ……….
,,

25.624,31
Rek.-Cour.
J’
Het Rijk
f


saldo’s:

Anderen
,,
233.919.314,34

233.919.314,34
Diverse rekeningen
………………
,,
6.890.116,58

f
1.379.307.011,38

Beschikbaar metaalsaldo ………… f 494.061.312,50
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is
,,
1.235.153.280,_
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank
ondergebracht ………………..
,,


1)
Waarvan aan Nederlandscti-Indjë
(Wet van 15Maart 1933, Staatsblad No. 99)………..
f
60.612.475,-

Voornaamste posten in duizenden guldens.

Goud

Andere
Beschikt,.
Dek-
Data

Circulatie opeischb. Metaal- kings
Munt
1
Munt mat,

schulden saldo

perc.

22 Jan. ‘4011052581 908.264 1.094.505 233.945 494.061 77
15
,,
‘4011053081 908.241 1.099.866 226.992 494.276 77
21 Aug.’39 105958 1.023.467 1.011.582 401.626 590.049 79.9

Data
1
disconto_sjrechtstreeks
1
Belee-
_ningen

1
op het
_buitenl.

£.’LVI
reke-
ningen

22 Jan.19401
9.653
1


252.494
1

1.575
29.030
15

,,

1940
9.443


254.457
1

1.575
29.717

21 Aug. 1939
21.297


214.812
1.575
11.581
‘) Onder de activa.

JAVASCHE BANK.
Andere
Beschikt,.
Data
Goud
Zilver
Circulatie
opeischb.
metaal-
schulden
saldo

20Jan.’40
2)
149.030 198.770 91.890 32.766
13

,,

’40
2)
148.670
202.300
89.680
31.878

16Dec.’39
3
) ‘128.676
1
17.185′
194.680
95.223
29.900
9

,,

’39
3
)
128.676
1
17.677
200.077
89.646 30.464

19Aug.’39
1
128.676
19.235
198.914
1

72.384
1
39.392

Data
Wissels,
buiten
Dis-
1
1

Belee-
Diverse
reke-
Dek-
kings-
N.-Jnd.
betaalb.
conto’s
ningen
flingen
1)
percen
tage

20 Jan.’40
2
)
17.450
83.360 55.440
51
13

,,

’40
2
)
15.160
85.070 57.570
51

16 Dec.
‘393)

15.462
15.539
56.956′
58.216
50
9

,,

’39
3)
15.903 15.458
1
56.837
55.050
51

19Aug. 1939
9.300
13.890
48.920
51.942
55
1)
Sluitpost activa.

2)

Cijfers

telegrafisch ontvangen.
3)

De

cijfers
van de weekbalansen
op 4
en 11 Nov. hebben wij nog niet ontvangen.

BANK VAN ENGELAND.

1
Bankbilj.
1
Bankbilj.
L
OtherSecurities
Data
Metaal
1

in
un
Bankingl Disc.and
ISecurifies
1
circulatie
Departm.
1
Advances

1
17 Jan. 1940
1

1.040
1
527.449
1

52.771
1

3.767

1
24.752
10

,,

19401
1.146
536.132
44.087 6.305

1
25.352
23 Aug. 1939
247.2631508.064
1

38.353

1

5.711
1
24.334

Sec.
1
Depos.

_
Bankers
IAi’tsl”
‘”I
17 Jan.’40
1117.196
1

37.178
102.47h
41.682
1
53
.
591
1
29,5
10

,,

’40
12
7.
3
56
27.853
1
115.719

1

42.500
45.0131
24,1
23 Aug.’39
1
99.666

1

22.371
1

92.132

1
36.229

1
39.1991
26,0
1)
Verhouding tusschen
Reserve en Deposits.

BANK VAN

FRANKRIJK.

1
Te goed
Wis-
Waarv.l
Belee-
1
Renteloos
Data
Goud

Zilverj
in het
sets
op het
1
nin
g
en
_
voorschot
1
buitenl.
1
buitenl.j
la
d.Staat

11 Jan.’40
97.267
1
8921
47
69

1
3.9701
30.473
4

,,

’40
97.267
1
8911
41
~
12.451
12.803
71

1
3.9s
1

30.473
17Aug.’39_
97.266
6631
14
9.617_
705
1
3
.825
1
30.577

l
Bonsv.d.I
1
1
Diver-
1
Rekg.Courant
Data

1
1
zelfst.
amort. k.

j

sen’)

1
Circulatie
_
1
_________________________

1

Staat

11 Jan.’40

5.401

3.724 152.392

186

1.677 13.032
4
,,
’40

5.455

4.203 152.969

145

1.766 12.949
17Aug.’39 5.466

3.051 123.135

3.013 2.104 20.538
‘) Sluitpost activa.
DUITSCHE RIJKSBANK.

Goud
Andere wis-
Data
en
Rentebank-
sels,chèques
Belee-
deviezen
scheine
en schat-
ningen
kistpapier

13 Jan. 1940..
77,5
161,6
10.866,9 26,0
7

,,

1940..

77,3 147,4
11.219,8 27,0
23 Aug. 1939..
77,0
27,2
8.140,0

22,2

Data
Effec-
1
Diverse

1

Circu-
1

Rekg.-
Diverse
ten
1

Activa
latie
1

Crt.
Passiva

13 Jan. 1940
531,0
1.615,3 11.040,5 1.641,2

7

,,

1940
653,7 1.518,5 11.413,6
1

1.617,1

23 Aug. 1939
982,6
1.380,5
8.709,8
1
1.195,4
454,8

NATIONALE BANK VAN BELGIE (in Belga’s).

1
1
Data

1


Rekg. Crt.

1939/’401
1
I

18/1..
1

4.223
1

36

11.091
T
1
TW
T
11/1..
1
4.228
1

36

11.095
159
1

139
283
5.644
0,4
202
411.. 1
4
.
22
6
1

37

11.069
179
139
283
5.658
2
180

FEDERAL RESERVE BANKS.

Goudvoorraad
Wissels

Data
Other
cash

2

çaagi
1

Goud-
certifi-
In her-

1
disc. v. d.
1
In de
open
catenl)
member
1
markt
banks

1
gekocht

0 Dec.’39
15.144,6
115.134,6
254,5
8,5

1

13

,,

‘l
15.035,0
115.024,6
302,7
8,1

Data
Belegd
1
in U. S.
1
in circuJ
Totaal
Gestort
1
Goud-
i

Dek-
1
Algem.
1

Dek-
Gov.Sec.
s”
Kapitaal
1
kings-
1

kings-
1
latie
1
perc.a)
1

perc.
4
)

20 Dec.’39’
2.496,4
1
4.979,9
12.836,4!

135,4

1

86,4

13

‘l
2.512,2
4.905,4
112.758,91
135,4
86,8

‘,l
IJCLC lu,
,ItjLdtCII wc,uc,, uvun uc OCIIUIKISL aan
ue Icserve
osnen
gegeven voor de overname van het goud, toen de $ op 31Jan.
1
34 van
100
op
59.06
cents werd gedevalueerd.
1)
,Other Cash” does not Include Federal Reserve Notes or a Bank’s
own Federal Reserve
bank
notes.
3)
Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opeischbare schul-
den: F. R. Notes en netto deposito.
4)
Verhouding tot voorraad
muntmateriaal en wettig betaalmiddel tegenover idem.
PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. RES. STELSEL.

Dis-
1
rve
Totaal
Waarvan
Data
Aantal
leenin.
conto’s
en
1

Beleg-
1

gingen

1

de
1
1

depo –
1

time
beleen.
1
banks
sito’s

1
deposits

13 Dec.’391
1
1

8.871 14.652
9.506
33.503
1

5.251
6

,,

‘391
1

8.646

1
14.516
9.748
1
33.267

1

5.237
iie posien van iie MeU. banK, ae Javascne uan en
Ie
bank of England zijn
in
duizenden, alle overige posten in millioenen van
de betreffende valuta.

Auteur