4 OOTOflRil 199
AUTEURRCHT VOORBEHOUDEN.
Economi*sch,
,
Statistische
Berl”chten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL NIJVERHEID, F1NANCIN EN VERKEER
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
24E
JAARGANG
WOENSDAG 4 OOTOBER 1939
No. 1240
COMMISSIE VAN REDACTIE:
GELD-. KAPITAAL- EN WISSELMARKT.
P. Lief tinck; Is’. J. Polak; J. Tinbergen;
De wisselmarkt is in de verslagweek uitermate rus-
H. Al. H. A. van der Volk; F. de Vries.
ti
,,,-,,.,,-i,-,,.
…
L-.—1–.:_ Tr
M. F. J. Cool – Secretaris van de Redactie.
Redactie-adres: Pieter de Hoochweg 122, Rotte’-dam.
Aangelcekende stukken: Bijkantoor Ruige plaat weg.
Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.
Advertenties voorpagina f 0,50 per regel. Andere pagi-
na’s f 0,40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens
tarief. Administratie van abonnementen en advertenties:
Nijgh & van Ditmar NV., Uitgevers, Rotterdam, Am-
sterdam, ‘s-Gravcnhage. Postchèque- en giro-rekening
No. 145192.
Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p. in
Nederland f 16,—. Abonnaments prijs Economisch-Statis-
tisch ill’zandbericht f5,— per jaar. Beide organen samen
f 20,— per jaar. Buitenland en Koloniën resp. fl8,—,
f 6,— en f 23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. Dona-
teurs en leden van het Nederlandsch Economisch Instituut
ontvangen het weekblad en het Maandbericht gratis en
genieten een reductie op de verdere publicaties.
INHOUD:
BIz.
De Hooge Raad van Arbeid
4
October
1919 –
4
October
1939 door Mr. Ir. A. W. Quint …………………
73
Voedselvoorziening in oorlogstijd door
Dr. W. K. 11.
Fcuillclau de Brvyn …………………………
733
De organisatie van onze graanvoorziening door
Jan
Schijt huis ………………………………..736
Discontopolitiek en staatsinterventionisme op de geld-
en kapitaalmarkt in Engeland do r
C. A. Klaasse
738
Het sluitstuk van de coördinatie van het vervoer door
Prof. Mr. G. W. de Vries ……………………..
739
AANTEEKENINGEN:
Oorzaken van de concentratie in de Amerikaansche
automobielindustrie ……………………..
740
Molestverzekeringsmaatregelen vôör dn oorlog ..
743
1AA14D0IJFERS
Indexcijfers van Nederlandsche aandeelen ……..
743
ONTVANGENBOEKE’4 …………………………
745
Statistieken
Verkorte opgave der Groothandelsprijzen
……………….
744
Oeldkoersen-Wissetkoersen-Banksiaten
……………..
745, 746
vctu ueweaeuia. .laeb
Pond Sterling bleef voortdurend binnen de officieele
bied- en laatkoersen, te Londen vastgesteld, zoodat
de tijdelijk bestaande dlivergentie tusschen binnen- en
buitenlandschen Pondenkoers de heele week achter-
wege is gebleven. Alen mag aannemen, dat die situatie
blijft bestaan zoolang niet meer afdoende maatregelen
worden genomen om werkelijk te komen tot een blok-
kade van Pondensaldi, indien het daartoe ooit zal
komen. Kon men de vorige week nog veronderstellen,
dat de ,,toenadering” tusschen de beide Pondenkoer-
sen een gevolg was geweest van een ruime vraag naar
Sterling èn uit hoofde van dekking van baisse-opera-
ties, èn als gevolg van de opzegging door de Engel-
sche banken van aan het buitenland verleende credie-
ten, deze week moest men wel aannemen, dat de En-
gelsche monetaire autoriteiten de hand in het spel
hadden, nu de koersen te Londen en elders zon merk-
waardig zuiver met elkaar in contact bleven.
De Gulden was evenmin noemenswaard veranderd. Dollars schommelden binnen Vrij nauwe grenzen tus-
schen 1.87 en 1.88%. De omzetten waren over het
algemeen zeer gering, en betrekkelijk kleine posten
konden soms een op- of neerwaart.schen druk uitoefe-nen, temeer omdat de arbitragemogelijkheden zoozeer
gekortwiekt zijn.
De Belga lag over het algemeen nogal aangeboden.
Zwitsersche Francs schommelden – slechts weinig.
Fransche Francs bewogen zich in overeenstemming
met den Sterlingkoers.
Op zichzelf is het natuurlijk in het begin van een
oorlogsperiode heel merkwaardig, dat er zoo weinig
beweging in de koersen zit. Eenerzijds is dat toe te
schrijven aan het feit, dat voor de valuta’s, waarvoor
koersverandering verwacht werd, dit in zeer korten
tijd is tot stand gekomen in een mate, die overeen-
komt met de beweging gedurende den geheelen von-
gen oorlog. En anderzijds zijn de monetaire autoritei-
tea er reeds jarenlang aan gewend om reguleerend
in de markt op te treden, en men heeft die gewoonte
reeds onmiddellijk weer hersteld, nadat men een
koersval had toegelaten tot een peil, dat men voorloo-
pig als limiet beschouwt. In dat licht bezien is de be-
trekkelijk onhewogen houding van de wisselmarkten,
nadat de nieuwe – wellicht tijdelijke – evenwichts-
toestand is bereikt, feitelijk heel logisch.
De geldmarkt hier te lande blijft neiging tot ver-
ruiming vertoonen. Dit was reeds gebleken uit de
inschrijving op schatkistpapier, waarvan wij de resul-
taten in ons vorige overzicht vermeld hebben, en ook
sindsdien is nog een lichte verbetering ingetreden.
Driemaandspapier gaat nu op 2½, jaarspapier op
31%
pCt.
De beleggingsmarkt heeft in de laatste dagen een
opmerkelijke verbetering getoond. Blijkbaar is men
van meening, dat de markt, toen in zeer korten tijd
een zeer belangrijke toekomstige rentestijging in het
koerspeil werd verdisconteerd, wel wat hard van
stapel is geloopen.
732
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
4 October 1939
DE HOOGE RAAD VAN ARBEID•
4 OCTOBER 1919 -4 OCTOBER 1939.
Oprichting.
Het feit, dat 20 jaar geleden een Koninklijk Besluit
werd geteekend ,,tot vaststelling van den Algemeenen
Maatregel van Bestuur, houdende instelling van den
iloogen Raad van Arbeid” (KB. van 4 October 1919,
Stbl. 1919 No. 591), geeft aanleiding aan het bereiken
van dezen mijlpaal een enkel woord te wijden.
1)
De
toenmalige Minister van Arbeid, Prof. Mr. P. J’. M.
Aalberse had de instelling van dit College als eerste
punt op zijn programma vermeld. De bedoeling zat
daarbij voor, dat de Staat terug zou treden ten be-
hoeve van het georganiseerde bedrijfsleven. Uit ver-schillende redevoeringen, in de Tweede Kamer door
hem gehouden, blijkt, dat hem voor oogen zweefde een stelsel, waarbij de georganiseerde bedrijfsgenooten het,
onderling over bepaalde regelingen eens worden, waarna dan de Overheid hieraan haar sanctie zou
verleenen.
2)
Het kader, waarin deze procedure, waar-
bij men vanzelf denkt aan de latere algemeene ver-
bindendverklaring van C.A. 0. ‘en, zich zou afspelen,
zou dan worden gevormd door den Hoogen Raad van
Arbeid. Al is deze don Raad toegedachte functie niet
verwezenlijkt, wel kan men dit zeggen ten aanzien van den wensch der toennalige Regcering om .ean
nauwen band tusschen Overheid en bedrijfdeven te
scheppen.
Bij zijn installatierede, gehouden op 14 Februari
1920, drukte de Voorzitter van den Raad, Minister
Aalberse, dit als volgt uit:
,,De Hooge Raad van Arbeid zal zijn de trait
d’union tusschen Maatschappij en Overheid, – een
permanente vertegenwoordiging van het volle sociale
leven bij de organen van den Staat, – een instelling
van georganiseerd overleg tusschen de vereenigingen
van werkgevers en arbeiders eenerzijds en het Minis-
terie van Arbeid anderzijds.”
Samenstelling.
Dat het bedrijfsleven in zijn verschillende schakee-
ringen inderdaad volledig tot zijn recht kan komen,
valt dadelijk op, indien men de samenstelling van tien Raad beziet.
Deze is in de huidige formatie:
6 ambtenaren,
13 wetenschappelijke ldeu,
16 werkgevers-leden, 16 werknemers-leden.
Tegenover 32 vertegenwoordigers van het bedrijfs-
leven staan dus 19 leden van de z.g. ,,derde gnmp”,
de groep die in de conceptie van Minister Aalberse
de leiding had moeten nemen bij het verkrijgen van
overeenstemming tusschen werkgevers en werknemers.
Hoewel deze taak haar niet is toebedeeld, speelt de 3e groep toch een zeer belangrijke rol in den Raad.
Niet alleen, dat de Commissies van praeadvies (waar-
over nader) steeds door een lid dezer groep gepresi-deerd worden, ook verder levert zij de deskundigen,
die bij de zoo uiteenloopende onderwerpen steeds de
noodige voorlichting verstrekken.
Terwijl de werknemersgroep bestaat uit 4 delega-
ties van de voornaamste vakcentrales (waarbij het
aantal zetels telkens verband houdt met het ledental
3
) ),
zijn van werkgeverszi,jde, behalve de verschillende cen-
trale organisaties, ook nog bepaalde valcvereenigiu-
‘) Door het totstandkoinen van de Wet op den Hoogen
Raad van Arbeid van
24
1)eoembr
1927,
Stbl.
407 is deze
regeling ‘in plaats van genoemd K.B. getreden.
Vgl. Josephus Jitta en Bisschop Bode – ,,Soeia.le
Wetgeving”, blz.
59.
De verdee’liag is thans als volgt: Nederlandsch Ver
bond van Vakivereenigingen
7
leden; R.K. Werkliederrver-
bond in Nederland
4
leden; Chr. Nationaal Vakverbond
in Nederland 3 leden en Nederlandsche Vakcentrale
2 leden.
Een vijfde va.keenjtra.le, het Nationaal Arbeidsseoretariaat,
is sinds
1936
niet meer in den Raad vertegenwoordigd.
gen vertegenwoordigd. Terwijl toch de industrie, mid-
denstand en landbouw ieder door de centrales van
drieërlei richting vertegenwoordigd zijn, treft men.
verder nog aan een drietal vertegenwoordigers van
resp. de S cheep vaartvereenigingen Noord en Zuid,
de Vereeniging tot behartiging van de belangen der Limburgsche Mijnindustrie en den Nederlandschen
Tuinbouwraacl. De bedoeling heeft hierbij voorgeze-
ten, om tot een zoo afzijdig mogelijke vertegnnwoor-
diging van het bedrijfsleven te komen; dezelfde ratio
heeft gegolden voor de opneming van de Nederlandsche
Maatschappij voor Nijverheid en Handel.
4)
Niet
ieder dezer laatste organisaties behoort in strikten
zin tot de ,,vereenigingen van werkgevers”, waarvan zoowel artikel 2, vierde lid van bet K.B. van 4 Octo-
ber 1919, als artikel 2, derde lid van de Wet van 24
December 1927 spreken.
Merkwaardig is de poging in 1927 aangewend, om
tien Raad te maken tot een algemeen sociaal en eco-
nomisch aciviescollege. lIet toenmalige Kamerlid
Prof. Veraart toch heeft bij amendement voorge-
steld, in de Wet op te nemen, dat de Raad van ad-
vies zou dienen over onderwerpen, velke de belangen van arbeid,
handel en nijverheid
raken. De Tweede
Kamer heeft echter op voorstel van tien Voorzitter
dit amendement ontoelaatbaar verklaard.
Bezien wij thans de ,,dercle groep”, dan valt deze
uiteen in 2 categorieën, de wetenschappelijke leden
5)
en de ambtelijke leden. In eerstgenoemde categorie
treffen wij aan een belangrijk aantal hoogleeraren
en andere deskundigen, den Voorzitter van de Neder-
lartdsche Maatschappij tot bevordering der Genees-
kunst, alsmede een tweetal vrouwen. Tot de ambte-
lijke leden behooren, behalve den Secretaris-Generaal
van Sociale Zaken en den Directeur-Gen .eraal van
den Arbeid, de Directeur van het Centraal Bureau
voor de Statistiek, de chefs der afdeeliugen Arbeid
en Arheidersverzekering van het Departement en de
Directeur van den Rijksdienst der Werkloosheidsver-
zekering en Arbeidsbemiddeling.
Opgemerkt worde, dat de Hooge Raad van Arbeid
tot nu toe het eenige door de Regeering ingestelde
algemeene college is, waarin het geheele bedrijfsleven
organisch vertegenwoordigd wordt. In tegenstelling
met name tot den Economischen Raad, bestaande uit 15 leden, die als deskundigen door de Kroon worden benoemd; intusschen is bij de herbenoeming van den
Eeonomischen Raad bij Koninklijk Besluit van 21
Februari 1938 een lid aangewezen, behooreimde tot
tien kring der georganiseerde werknemers. Trouwens
ook in verscheiden commissies van den Economi-
schen Raad hebben vertegenwoordigers van werkge-
vers- en/of verkueierscentrales zitting
0)
Een belangrijk punt is dat van het presidium.
Aanvankelijk was de Minister ambtshalve Voorzitter
van den Raad
7
), terwijl een plaatsvervangend Voor-
zitter door de Kroon uit de z.g. wetenschappelijke
leden werd aangewezen.
Sinds cle wettelijke regeling is echter de Raad in
de keuze van zijn presiclium geheel autonoom
8).
Als
Voorzitter heef t tot zijn overlijden gefungeerd Mgr.
Prof. Dr.
W.
II. Nolens, sindsdien Prof. Mr. P. J.
M. Aalberse. De plaatsvervangende Voorzitters wor-
den gekozen uit de werkgevers- en werknemersgroep
en wisselen elkaar jaarlijks in rangorde af.
Ook iii dn Nijverheidsraad is deze naat de
3
cen-
trale werkgeversorganisaties vertegenwoordigd.
Zoowel K.B. als Wet duiden deze groep aan als ,,per-
somien ‘die studie hebben gemaakt van soeiaal-economisohc
vraagstukken
of van sociale wetgeving”.
(1
) ])
it berust op bepalingen in de desbtreffende wetten,
waarbij deze vaste commissies zijn voorzien, bijv. de wet
tot het algemeen verbindend en o ive rb i ndend verklaren
van Oudernernersovereenkomsten
1935.
Zie hierover Josophus Jitta tap. blz.
62/63.
De Voorzitter behoeft zelfs volgens artikel 2, vierde l:d geen lid van den Raad te zijn.
4 October 1939
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
733
Werkwijze.
Wat de werkwijze van den Raad betreft, zij voor-
opgesteld, dat het zwaartepunt voor zijn werkzaam-
heden in de commissies gevonden wordt. Terwijl bij
de oprichting van den Raad een reeks vaste commis-
sies
0)
werd ingesteld, is dit systeem later verlaten
en heeft men zich bepaald tot commissies ad hoc, zij
liet, dat in 1937 een vaste commissie is ingesteld op
grond van de Wet tot het algemeen verbindend en
onverbindend verklaren van bepalingen van C.A.O.’en.
In deze commissies kunnen ook niet-leden van den
Raad worden benoemd, van welke mogelijkheid veel-
vuldig gebruik gemaakt wordt. Hierdoor wordt be-
reikt, dat voor een bepaald onderwerp de toonaan-
gevende deskundigen kunnen worden ingeschakeld.
De aldus opgestelde praeadviezen worden dan als regel in de plenaire vergadering van den Raad be-
handeld, welke behandeling rneestentijds niet veel
meer inhoudt dan een registratie van de meening
van dit college over verschillende door de Commis-
sie opgestelde vraagpunten. De Minister pleegt deze
plenaire vergaderingen bij te wonen.
In spoedeischende gevallen of wel bij adviezen van
technischen aard, gaat het advies rechtstreeks naar
den Minister, waartoe de Voorzitter de bevoegdheid
bezit. Ook bij de adviezen inzake algemeen verbin-
dendverklaring van C.A.O.’en wordt deze verkorte
procedure gevolgd.
Het zou te ver voeren, hier stil te staan
bij
de
reorganisatie van den Raad, welke in 1927 haar be-
slag kreeg. Over de wettelijke regeling had de Raad
eerst zelf advies
10)
uitgebracht. Slechts zij aange-
stipt, dat verschillende suggesties van den Raad in
het latere wetsontwerp zijn overgenomen. In het al-
gemeen waren deze gericht op liet toekennen aan den
Raad van een zoo groot mogelijke zelfstandigheid, om. tot uiting komend in de regeling van het voor-zitterschap en het toekennen van het recht van ini-
tiatief
tt).
Speciaal deze laatste bevoegdheid heeft in
de practijk een groote beteekenis gekregen, waartoe
o.a. gewezen kan worden op een drietal zeer belang-rijke rapporten, resp. inzake de wettelijke verkorting
van den arbeidsduur
1),
inzake den invloed van het
arbeidsloon op den kostprijs ) en inzake de blijvende
werkloosheid
14).
Aldus is de Raad niet meer tot een passieve hou-
ding gedoemd, doch kan hij uit eigen beweging on-
derwerpen, die in zijn kring leven, aan de orde stellen.
Overziet men het geheele terrein, dan kan worden
vastgesteld, dat in de 20 jaar van zijn bestaan door
den Raad 121 adviezen zijn uitgebracht, waarvan 18
betrekking hadden op verbindendverkiaring van
C.A.O.’en; 15 hiervan zijn gepubliceerd. Van de ove-
rige zijn, voorzoover vastgesteld door de plenaire ver-
gadering, de conclusies in de betreffende perscom-
muniqué’s opgenomen.
Tot de bekendste adviezen behooren die inzake de
bedrijfsorganisatie (1923), herziening der sociale ver-
zekering (1923), verhindendverklaring van C.A. O.’en
(1926), vereenvoudiging openbare uitvoeringsorganen
der sociale verzekering (1929), Bedrijfsradenwet
(1931), wijziging Ongevallenwet 1921 (1938), Kinder-
9
Vooral •de Commissies XI (sociale verzekering) en X1T
(bedrijfsorganisatie) hebben een zekere vermaardheid ge-
kregen.
10)
Advies over de reorganisatie van den longen Raad
van Arbeid 1925.
1.1)
Een ander onderwerp, waarvoor in die dagen groote
belangstelling bestond, was het stenirecht der ambtenaren.
Een amendement-Kortenhorst om dozen fnncticynar.issen
slechts een raadgevende stem te geven, is door de Tweede
Kamer met
54
tegen
14
sten men verworpen.
12)
Rapport inzake èen wettelijke verkorting van den
arbeidsduur tot bestrijding van de Cr.isiswerkloosiieid
(1933).
ii) Onderzoek naar den invloed van het arbeidsloon op
den kostprijs der producten
(1933).
14)
Rapport over het onderzoek naar de ,,blijrvende werk-
loosheid” en haar bestrijding (1939).
bijsiagverzekering (1938) en inzake de verplichte
werkloosheidsverzekerin g (1939), alsmede de 3 reeds
geciteerde rapporten op eigen initiatief uitgebracht.
Met de adviezen is voor een zeer groot deel reke-
»ing gehouden; slechts in 15 gevallen kan worden
vastgesteld, dat de Regeering er geheel of grooten-
deels van afgeweken is. Van verschillende zijden is
wel eens opgemerkt, dat de waarde der adviezen voor-
al ligt in een juiste groepeeririg der argumenten pro
en contra; aan de meening der minderheid pleegt
dan ook in de adviezen een ruime plaats te worden
ingeruimd.
Als instelling van georganiseerd overleg met het
bedrijfsleven heeft de Raad zeker aan de verwachtin-
gen voldaan; hij heeft zich een blijvende plaats in
het Nederlandsche Staatsbestel weten te veroveren.
Verschillende bewindslieden hebben zich in waardee-
renden zin over liet college uitgesproken.
Dat de Hooge Raad van Arbeid nog in lengte van
jaren een nuttige functie moge vervullen, is de
wensch van schrijver dezer regelen.
Mr. Ir. A. W.
QUIN’r.
VOEDSELVOORZIENING IN
OORLOGSTIJD.
In de jaren 1914-1918 is afdoende gebleken, dat
onze voedselvoorziening bij een conflict in Europa
op den langen duur ernstig in gevaar kan komen.
Mocht ook liet huidige conflict van zeer langen duur
blijken te zijn, dan is de kans groot, dat onze voed-
selvoorziening veel eerder in gevaar zal komen dan
tijdens den wereldoorlog het geval was. Want de belli-
gerenten zullen thans de maatregelen, die zij tijdens
den wereldoorlog pas geleidelijk aan doorvoerden, in
versneld tempo trachten toe te passen.
De hongerblokkade 1914-1918.
Zooals bekend is, was de hongerblokkade, die de
Geallieerden in 1914-1918 tegen Duitschland toe-
pasten, een van de hoofdoorzaken, waardoor dit land
de nederlaag heeft geleden. Want door die honger-
blokkade werd de weerstand van de burgerbevolking
gebroken, die van de militairen verlamd. De gevol-
gen van die hongerblokkade zijn dan ook voor de
Duitsche burgerbevolking verschrikkelijk geweest.
Tijdens den wereldoorlog sneuvelde ongeveer een
millioen soldaten aan het front. Maar de oorlogssta-
tistiek toont aan, dat er tengevolge van de honger-
blokkade % millioen burgers om het leven kwam.
Tijdens de hongerblokkade werd niet alleen de
voedseltoevoer over zee naar Duitschland afgesneden,
maar zorgden de Geallieerden er door tal van maat-
regelen voor, dat Duitschland geen voedsel via de
neutrale landen kon betrekken. Om deze redenen kwam het al spoedig tot zoogenaamde ,,rationing
agreements” niet verschillende neutrale landen, waar-
onder ook Nederland behoorde. Daarbij werd over-
eengekomen, dat de te importeeren hoeveelheden van
verschillende artikelen liet gemiddelde van een be-paald aantal jaren véér 1914 niet mochten te boven
gaan. Maar al spoedig bleek, dat, indien men deze
voor-oorlogsche gemiddelden aan granen, veekoeken,
kunstmeststoffen enz. toeliet, een surplusproductie
ontstond, die door de neutrale landen naar Duitsch-
land kon worden uitgevoerd. Om dit tegen te gaan,
pasten de Geallieerden het stelsel van ,,forcible
rationing” toe, waarbij een zoodanige hoeveelheid
voedsel en grondstoffen te» invoer in de neutrale
landen werd toegelaten, dat, deze ternauwernood in
hun eigen voedselbehoefte konden voorzien.
Dit stelsel heeft in de practijk tot de grofste wil-
lekeur aanleiding gegeven en naarmate de oorlog
langer duurde, greep een voortdurend scherper wor-
dende afsnijding van onze» voedsel- en grondstoffen-
toevoer over zee plaats. Langzamerhand werd de
Noordzee in één groot mijnenveld herschapen, waar-
in enkele doorgangen voor den neutralen handel wa-
734
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
4 October 1939
ren uitgespaard, clie geleidelijk aan voor de scheep-
vaart werden afgesloten. Tenslotte bleef er alleen
nog maar in liet Noorden een doorgang open. Duitsch-
land liet tenslotte het verkeer door die vaargeul nog
alleen maar toe, mits een neutraal sciup een Duitsch vrijgeleide aanvaarde. Doch liet spreekt vanzelf, dat
een dergelijk vrijgeleide slechts werd gegeven, indien
geen goederen aan boord waren, die cle Geallieerden
ten goede zouden komen.
Toen volgde echter op 27 Augustus 1918 de ver-
klaring van Frankrijk, dat een schip, dat een der-
gelijk vrjgeleide zou aanvaarden,
ZOU
worden prijs-
verklaard. Begin September 1918 werd dus practisch
al liet overzeeverkeer van Nederland afgesneden en
werd dus ook voor Nederland de hongerhiokkade ef-
fectief. Dit neemt intussehen niet weg, dat tenge-
volge van liet stelsel van ,,forcihle rationing” in ons
land al vSSr September 1918 eau ernstige voedsel-
schaarschte was ontstaan. Zoo bleek het bijv. onver-
mijdelijk om een groot deel van onzen varkensstapel
af te slachten, die dan ook van 1.350.200 in 1913
naar 600.100 stuks terugliep. Van een echte honger-
blokkade kan echter pas na begin September 1918
worden gesproken en deze heeft gelukkig niet krach-tig door kunnen werken, omdat enkele maanden later
de wapeustilstand werd gesloten.
Bovendien doet een algeheele afsluiting van vee-
voecler en kunstmest pas na geruimen tijd haar in-
vloed op de productie van landbouw en veeteelt ge-
voelen en zeker had die productie op het einde van
den oorlog iog niet liet dieptepunt bereikt, waarop deze bij een langdurige afsluiting van den aanvoer
over zee zou zijn ineengezakt. De statistische cijfers
van eind 1918 geven dus geen beeld van den toe-
stand, die ongeveer anderhalf jaar na de instelling
der hongerhlokkade zou hebben geheerscht.
Een veel beter beeld van het productieniveau
waarop de landbouw en veeteelt onder die omstan-
digheden zouden terugvallen, verkrijgt men dan ook
door de bestudeering van de Duitsche landhouwsta-
tistieken van dan wereldoorlog. Deze leeren bijv.,
dat het slachtgewicht van koeien van ongeveer 240
kg in 1914 terugviel op 90 tot 110 kg in 1918, ter-
wijl dat van stieren en ossen van respectievelijk 310
en 340 kg terugliep tot 130 en 145 kg. De totale pro-
ductie van den Duitschen landbouw en veeteelt be-
droeg in 1918 nog niaar 36 pOt. van die van 1913,
terwijl de import van landbouwproducten op 2 pOt.
was teruggevallen.
Vergelijking met de situatie in Duitschiand tegen
het eind van den oorlog.
Toch mag men deze laatste cijfers niet zonder
nieer als leidraad nemen voor de Nederlandsche
hodemprocluctie tijdens een liongerblokkade. Zoo had
de Duitsche landbouw in
–
de jaren van den vorigen
oorlog te kampen met een, groot gebrek aan paarden
en volwaardig trekvee, terwijl men op het platteland
bovendien voortdurend te lijden had ouder een groot
tekort aan mannelijke arbeidskrachten. Wel hebben de Duitsche vrouwen in de oorlogsjaren op het plat-
teland zeer hard gewerkt, zoodat mede tengevolge
van overwerking hij matige of onvoldoende voeding
liet aantal sterfgevallen tengevolge van tuberculose
in de jaren 1917 en 1918 zich sterk in stijgende lijn
bewoog, terwijl het aantal ziektegevallen der onder-
lijfsorganen als een gevolg van het heffe.n van zware
lasten en het gebrek aan vet in de buikholte sterk
toenani. Mannelijke werkkrachte.n bleke.n voor ver-
schiillende werkzaamheden niet door vrouwelijke ver-
vangen te kunnen worden.
Maar ook hier zijn thans de toestanden in den
Nederlandscheni landbouw niet dezelfde als in den
Duitsche tijdens den wereldoorlog. Want in Duitsch-
land waren tijdens den wereldoorlog nagenoeg alle
strijdbare mannen onder cle wapenen geroepen, ter-
wijl in Nederland van de lichtingen, die thans zijn
gemobiliseerd, 700.000 c 800.000 man zijn vrijgeloot.
Voorts dien.t men er bij vergelijkingen met de
situatie van de voedselvoorziening in de jaren van
den vorigen oorlog rekening mede te houden, dat
weliswaar de totale oppervlakte aan cultuurgrond
in Nederland van 2.55 millioen hectare in 1918 op
rond 2.62 niillioen hectare in 1939 is gestegen, maar dat ook het aantal zielen in dien tijd van 6.7 millioen
op 8.8 millioen is gekomen. Daar staat weer tegen-
over, dat ook de productie per hectare in de veeteelt
en hij den verbouw van verschillende gewassen is ge-
stegen.
Bij algeheele afsluiting van den aanvoer van over-
zee zullen wij niet kunnen beschikken over ongeveer
i’% millioen ton voedergranen en pl.m. 600.000 ton veekoeken, die jaarlijks worden ingevoerd. Ook zal
er een jaarlijksch tekort zijn aan 650.000 ton fosfaat-
nieststoffen, terwijl vermoedelijk slechts een deel van
de 400.000 ton kalimeststoffen in verband met frans-
portmoeilijkheden uit Duitschiand zal kunnen wor-
den betrokken. Al is er dus thans eeu groot surplus
aan landbouw- en veeteeltproducten voor export be-
schikbaar, zoo is liet geenszins uitgesloten, dat dit
surplus in een tekort omslaat, als de aanvoer over
zee van grond- en hulpstoffen wordt afgesneden. 1
–
let
is dan ook dringend noodig, dat krachtige maatrege-
len worden genomen, teneinde dit te voorkomen. Ge-
schiedt dit tijdig, en op de juiste wijze, dan is het
mogelijk om het tijdstip, waarop de honger aan de
deur klopt, aanzienlijk naar de toekomst te ver-
schuiven.
Dit is iets, dat voor ons volk van het grootste be-
lang kan blijken te zijn.
Want, indien de wereldoor-
log langer had geduurd, zouden wij op den duur voor
de keuze zijn gesteld om te verhongeren of aan den
strijd deel te nemen.
De te verwachten maatregelen in dezen oorlog
Ook in den tegenwoordigen oorlog moet men er rekening mede houden, dat de belligerenten maat-
regelen zullen nemen in liet belang van hun econo-
mische oorlogvoering, waarbij men de belangen der
neutralen niet altijd zal ontzien. Zoo bepleit Einzig ‘)
in zijn werk, dat begin 1939, dus lang voor het uit-
breken van den oorlog, verscheen, het nemen van
maatregelen oni te voorkomen, dat aan Duitschland
via de neutralen, dus ook via Nederland, voedsel-
voorraden zouden worden toegevoerd en hij zegt.: ,,lt
is essential that in a future war sucli ahuses should
he prevented by the limitations of the volume of
goods allowed to pass a blockade to nentral countries.
Their average consumption during the pieceding
years sliould be made the legitimate requirenients
during the next wrar.” Dit is dus een aanbeveling
om weer te beginnen met ,,rationing agreenients”
ter inleiding van ,,forcihle rationing”, zoodra cle oor-
logsom stand igheden. daartoe n oocizaken.
De Engelsche Regeering schijnt Einzigs gematigde advies niet te willen opvolgen.. Volgens de uitspraak
van een bij ,,u.itstek bevoegde autoriteit” zou, inge-
volge een mededeeling van den Londenschieu corres-
pondent van het Algemeen handelsblad van Zondag 24 September 1.1., de invoer van grondstoffen voor
industrie, landbouw en veeteelt door de Engelsche
regeering ilechts in zooverre worden toegestaan, dat
een eventueel exportsurplus wel de Geallieerden en
de neutralen, maar niet Duitschland ten goede zou komen. Engeland schijnt er verder naar te streven,
om door de neutrale landen een administratieve in-
stantie (niet is bedoeld een particuliere, zooals de
NOT.) te doen scheppen, die kan garandeeren, dat
cle neutrale scheepvaart en handel niet ten bate va.n
zijn tegenstander zullen komen.. Bli;jkbaar wordt hier
dus gezinspeeld op een Regeeringsbureau met een.-
) Paul .Einzi.g. Economie problems of the next war,.
p. 56.
4 October 1939
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
735
zelfde taak als de N.O.T. uit de jaren van den we-
.reidoorlog
2)
Dit zou dus beteekenen. dat Engeland cle periode
van de ,rationing agreements’ uit den wereldoorlog
wil overspringen en direct wil overgaan tot ,forcible
rationing”.
Duitschiand ziet daarentegen de oplossing van een
gegarandeerde economische neutraliteit daarin, dat
iedere neutrale staat zijn normaal ruilverkeer ook
tijdens een oorlog voortzet, volgens den maatstaf van
den omvang in vredestijd, een toestand, waarbij het
het meeste belang heeft.
Het vraagstuk van ons internationale ruilverkeer
onder den tegenwoordigen oorlogstoestand in Europa
leent zich thans en in dit weekblad niet voor een be-
handeling in het openbaar. Intusschen vereischt het
nemen van maatregelen ter handhaving van onze eco-
nomische neutraliteit niet alleen een grondige ken-
nis van het neutraliteitsrecht, maar ook van de pro-
blemen der economische oorlogvoering en van de
maatregelen, die door cle belligerenteu reeds zijn ge-
nomen en nog kunnen worden genomen. Overigens
bedenke men wel, dat ,,der Wirtschaftskrieg zu einem
jederzeit anwendbaren Druckmittel geworden ist und
dasz es keineswegs sieher ist, ob die Neutralen
nicht in einem Ernstfall zur Aufgabe ihrer Neutra-
litit gezwungen werden können
3).
Op de huidige regee-
ring rust clan ook een zeer groote verantwoordelijk-
heid. Een verkeerde maatregel, die op dit oogeublik
genomen zou worden, kan beslissend zijn voor de
vraag, of wij in de toekomst al dan niet neutraal zul-
len kunnen blijven. Uit dien hoofde kunnen enkele
opmerkingen over de economische oorlogvoering toch
haar nut hebben.
De voedselsituatie in Duitschland bij hel begin
van den oorlog.
Het is weinig waarschijnlijk, dat een hongerblok-
kade Duitschiand in dezen oorlog het onderspit kan
doen delven. Duitschland beschikt thans over een
belangrij ken graanvoorraad. De productie over het oogstjaar 1937/38 bleek 27.5 millioen ton graan en
0.5 milhoen ton korrelmaïs op te leveren, terwijl het
normale jaarverbruik van meusch en dier in Duitsch-
land op
25
lt
26 millioen ton per jaar wordt geschat.
Inclusief de voorraden beschikte Duitschland eind
September zonder de rollende en varende voorraden
over 31 millioen to.n graan. Toch werd op 1 October
1938 het roggemeel nog met 2 pOt. en het tarwemeel
met 4 pCt. aardappelmeel vermengd. De ,,carry over”
moet dus eind September van dit jaar minstens 5 â
6 millioen ton hebben bedragen. De oogst 1939/40
wordt door het Duitsche Rijksbureau van de Statis-
tiek
0])
27.43 millioen ton geschat, zoodat er dus in
September 1940 een graanreserve van minstens 7 mil-
lioen ton moet zijn. De graanvoorziening in Duitsch-
land ken dus voorloopig gewaarborgd worden geacht
en alleen ernstige misoogsten en een sterke achter-
uitgang van de productie door den oorlogstoestand
zou deze misschien pas over eenige jaren in gevaar
kunnen brengen. Ook dit is echter in verband met
de uitgebreide voorzieningen, die ten aanzien van
den graanopslag, beschikbaarstelling van arheids-
lcrachten, de productie en de distributie enz. zijn ge-
nomen, onwaarschijnlijk te achten.
Daarbij komt, dat de aardappeloogst in Duitsch-
land van 46.8 millioen ton in 1934 is opgevoerd tot
55.3 millioen ton in. 1937, zoodat in de behoefte aan
aardappelen ruimschoots kan worden voorzien en deze
dan ook niet onder de rantsoeneeringsmaatregelen
vallen, die thans genomen zijn. Bovendien behoeft
men thans ook niet te vreezen, dat enorme hoeveel-
Een dezer dagen meldden de dagbladen de instelling
van de A(lgerineene) N(ederlaiidsche) I(n.voer) C(entrale), welke deze taak zou toebedeeld krijgen. (Redactie E.-S.B.)
Dr. Roll Wagenfuhr. Kriegswr.teohaft der Neutralen.
Zie ,,Der Deutsche Volkswirt” van
1937,
blz.
837.
heden aardappelen door vorst of door kneuzing ge-
durende het transport, dat in de vorige oorlogsjaren
voor een deel in personenwagens moest geschieden,
thans nu dit vervoer over het Mittelland kanaal kan
plaats hebben, verloren zullen gaan.
Voorts heeft men door het nemen van maatregelen
van verschillenden aard ook het eiwit-tekort voor een
groot deel gedekt. Het kwetsbare punt van de Duit-
sche voedselvoorziening is echter het tekort aan vet-
ten, dat ongeveer de helft van het verbruik bedraagt.
Het tegenwoordige distrihutierantsoen, dat maar 80
gram boter, 60 gram reuzel, 120 gram margarine
of
surro gaten
bevat, wat dus op een rantsoen van
ongeveer 280 gram vetten in de week, dus 40 gram
per dag neerkomt, is wel net op het kantje af om
aan de vetbehoefte van een volwassen persoon te vol-
doen. Niet vergeten moet bovendien worden, dat de
surrogaten geen vetten zijn, maar gelei, keukenstroop
enz. Zoolang intusschen ruimschoots aardappelen
tegen lage prijzen verkrijgbaar zijn, zal dit vetgebrek
zich niet dadelijk ernstig doen gevoelen.
Voor een deel betrekt Duitschiand die vetten uit Nederland. Maar met betrekking tot. de totale vet-
behoefte van Duitschland is die import gering. Zoo
bedroeg het Duitsche vetverbruik in 1936 1.715.000
ton voedingsvetten en 375.000 ton industrievet
4).
De
Nederlandsche boterinvoer in Dui tschland bedroeg
echter in 1938 maar rond 17.500 ton,
dus ternau-
wernood 1 pCt. van de totale
behoefte
aan voedings-
vetten.
Zijn varkensvleesch betrekt Duitschian d in
hoofdzaak uit Denemarken, Polen, Letland, Roemenië
en Yougo-Slavië. Nederland is dus, wat de vetvoor-
ziening van Duitschland aangaat, voor dit land van
weinig beteekenis.
Intusschen staat Duitschlan d bij de financiering
van den aankoop van goederen uit het buitenland
voor groote moeilijkheden. Volgens Einzig zou
Duitschland inclusief de geheime goudreserves over
niet meer dan £ 50 millioen aan goud beschikken,
terwijl zijn bezit aan deviezen en buitenlandsche
waardepapieren niet groot is
5).
Alleen door goederen
te exporteeren zal het zich de onontbeerlijke grond-
stoffen uit het buitenland kunnen aanschaffen. In de Noorsche landen is het dan ook reeds met een
krachtig export-offensief begonnen en aan België
heeft het zelfs graan ten verkoop aangeboden.
Overigens zullen neutralen, die een clearingver-
drag met Duitschland hebben met thans een nadee-
lig clearingsaldo, dit eerst’ door goedereninvoer uit
Duitschiand doen aanzuiveren, met liet oog op het ri-
sico, dat zij loopen in verband met den oorlogstoestand.
De ,,strategische” producten in dezen oorlog
De producten, die in de economische oorlogvoering
de beslissing zullen brengen, zijn dan ook niet meer
zooals tijdens den wereldoorlog de agrarische voort-
brengselen,.
Het is veeleer het gebrek aan ijzererts
en schroot, petroleumproducten, arbeidskrachten, enz.,
waarmede Duitschland
01)
den langen duur te kam-
pen zal hebben, dat de beslissing zal brengen. Om
dit aan te toonen, moge alleen op de ijzerertsvoorzie-
ning iets dieper worden ingegaan.
De ijzerertsimport bedroeg in 1938 rond 22 mil-
lioen ton, de schrootimport 1.2 millioen ton, terwijl
cle eigen ijzerertsproductie maar 11 a 12 millioen ton bedroeg. Ondanks cle productie van bijna 17 millioen
ton ijzer en 22 millioen ton staal, (waardoor het niet
waarschijnlijk is, dat zeer groote voorraden ijzererts zullen zijn opgeslagen, daar de iniport en eigen pro-
ductie van ijzererts daarvoor geheel of bijna geheel
moeten zijn verbruikt), was er in Duitschland in 1938
Vopelius, Die Deutsche ‘Fet€wirtsohaft auf neuen
Wegen. So’nderbeilage van de ,l)eutsohe Volkswi i-tshaft”
getiteld ,,i) ie landwi rtsehaft]i.chc Erzeugungsschlaclvt” p.
18, 1937.
Paul Einzig le.
p. 82.
736
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
4 October 1939
al een ernstige schaarschte aan ijzer en staal
0).
Die
schaarschte was zoo groot, dat men zelfs geen staal
en ijzer genoeg ter beschikking van de spoorwegen
kn stellen om het roilend materieel der spoorwegen
op peil te houden.
Neemt men aan, dat Duitschland een leger van 5
millioen man heeft gemobiliseerd, een cijfer, dat wel
zeer aan den lagen kant is (tijdens den wereldoorlog
10 millioen man), dan zou het jaarverbruik van
een dergelijk leger gemiddeld per millioen man
minstens 3.6 millioen ton ijzer en staal bedragen vol-
gens de oorlogsstatistiek van 1918, dus in totaal per
jaar 18 millioen ton staal en ijzer. Voor de produc-
tie van deze hoeveelheid ijzer en staal zouden 13 mil-
lioen ton ruwijzer, 6.5 millioen ton schroot en 22 mii-lioen ton erts boven het burgerverbruik noodig zijn.
Ook al is de eigen ertsvoorzienirig door de ontgin-
ning der Salzgitter-ertsen belangrijk gestegen, zoo zal
toch de ertsvoorziening voor de Duitsche regeering
een zorgenkind zijn.
Uit het bovenstaande is wel gebleken,, dat het voor
de Geallieerden geen zin
heeft
om onze voedseiaoor-
ziening te bemoeilijken. Zou men dit toch doen, zoo
zou dit in Nederland terecht e.rnstige ontste?nnzing
ivekken, terwijl het toch niet nogeljjk zal zijn .Duitsch-
land daardoor tot capitulatie te dwingen. Ten hoog-
ste kan men er mede bereiken, dat het voedselrant-
soen wat minder ruim is in Duitschland.
Nederland’s defensief vermogen.
1-let politieke, militaire en economische defensief
vermogen van Nederland is in sterke mate aflianke-
lijk van de vraag, in hoeverre wij in onze voedselbu-
hoefte kunnen voorzien hij een gedeeltelijke, dan wel
algeheele afsluiting van onzen aanvoer over zee. Er
is
01)
dit gebied nog zeer veel te bereiken. Van een paniekstemming of kleinmoedigheid behoeft geen
sprake te zijn, mits de noedige maatregelen snel en
naar een goed overwogen plan worden genomen. Zoo
is het b.v. noodzakelijk, dat door het opvoeren van het
uitmaalpercentage van het meel tot ’80 pOt., rent-
soeneering van meel voor banketbakkerszaken, op het
meelverbruik wordt bezuinigd. Want door het toepas-
sen van deze maatregelen zal het mogelijk zijn, het
verbruik van ongeveer zes weken meel per jaar van
ons volk uit te sparen.
Het is een communis opinio van alle Duitsche
schrijvers over de voedselvoorziening van Duitschland
tijdens den wereldoorlog, dat vooral in de eerste oor-
logsjaren enorme hoeveelheden voedsel zijn verkwist, waardoor dit land in de laatste oorlogsjaren onzegbaar
leed heeft moeten lijden. Ook Enelsche schrijvers
hebben aangedrongen op onmiddellijke restricties
Op
het verbruik van levensmiddelen en van voor het
levensonderhoud onmisbare goederen. Doel van derge-
lijke restricties is niet alleen het zuinig gebruik van
voorraden te bevorderen, maar ook besparing van ton-nage en van convoieerende oorlogsschepen, die boven-
dien aan vernietiging bloot staan, te verkrijgen, om-
dat anders daardoor de kosten der voedselvoorziening
belangrijk zouden kunnen stijgen.
Er is niemand, die kan voorzien, welke wendingen
de oorlog in de toekomst kan nemen en voor welke
verrassingen de economische oorlogvoering ons nog
kan stellen. Maar vast staat, dat een halfverhongerde
massa voor iederen staat gevaarlijk kan worden. Zui-
nig beheer van de voorraden, waarover wij beschikken,
is dus dringend geboden.
Dr.
W. K. H. FEUILLETAU DE BRUYN.
• 0)
Bovenstaande cijfers zijn ontleend aan een artikel in
de ,,Deutsche Vol’ksw’ii-tschaft” van 1938 No. 29 p. 1067
van H. J. Scbneidr, getiteld ,.Ds eiserne Weitbild”. Pr
ton ruw ijzer wordt in Duitsahla.ricl 1726 kg ijzererts en
61 kg sohroot, per ton staal 709 kg ruw ijzer en 381 kg
schroot vei-bruikt.
DE ORGANISATIE VAN ONZE GRAAN-
VOORZIENING.
In twee vorige artikelen
1)
werd in algemeene trek-
ken een overzicht gegevén van de wijze, waarop de
Regeering zich in dezen oorlogstijd den aanvoer van
buitenlandsch en de inzameling van binnenlandsch graan denkt, alsmede de distributie van heide, zoo-
wel voor menschelijk voedsel als voor veevoeder. Uit
die artikelen zal den lezer gebleken zijn, dat de Re-
geering met haar maatregelen het betrachten der
zuinigheid met ‘de aanwezige en nog te verkrijgen
hoeveelheden op het oog heeft, alsmede een zoo doel-
treffend mogelijke aanwending van die goederen.
Van een tekort aan graan en veevoeder kan in
ons land eigenlijk niet gesproken worden, want voor-
al aan binnenlandsche tarwe, rogge, haver en gerst
zijn zoo kort na het binnenkomen van den oogst Vrij groote hoeveelheden aanwezig. Ook van buitenland-
sche tarwe is een niet onbelangrijke voorraad beschik-baar. Van buitenlandsche voedergranen (voornamelijk
mals en gerst) was de voorraad hij het begin van den
oorlogstoestand echter klein en ook waren ei’ naar
ons land slechts matige hoeveelheden onderweg. Al is er dus geen eigenlijk tekort, zoo dient er toch met
de beschikbare hoeveelheden zeer voorzichtig te wor-
den omgegaan, mede met het oog op de onzekerheid
omtrent verderen aanvoer uit het buitenland.
Vrees voor uitschakeling van bepaalde handelaren
De handel erkent ten volle, dat dit laatste noodig
is en wanneer hij zich ongerust toont omtrent de ge-volgen der Regeeringsmaatregelen en de daarvan te verwachten resultaten en daarop critiek oefent, da:n
spreekt daaruit geen afkeuring van bet streven naar
een omzichtig verbruik van het beschikbare graan en
veevoeder. Die ongerustheid en critiek hebben betrek-
king op de uitvoering der genomen maatregelen, als-
mede in bepaalde gevallen op die maatregelen zelf.
Men neemt gaarne nota van de nadrukkelijke ver-
klaringen der Regeering, dat zij, zoowel bij het
verkrijgen als bij het distribueeren van het graan en
veevoeder, zooveel mogblijk gebruik wenscht te maken
van de bestaande commercieele kanalen en dus den
handel zijn plaats wenscht te doen behouden. In vele
opzichten brengen de nieuwe maatregelen echter zon
groote wijzigingen in den bestaanden toestand met
zich, dat in verscheiden groepen uit handel en indus-
trie de vrees sterk verbreid is, dat velen in hun
bedrijf zullen worden geschaad of dat zelfs geheel
ten onder zullen zien gaan.
Aan hen, die deze vrees koesteren, kan niet worden
tegengeworpen, dat zij .zich er niet voldoende van
bewust zijn, dat de in Europa uitgebroken oorlog ons
noopt tot bijzondere voorzieningen, waarin allen’ zich
hebben te schikken. Integendeel is men in die krin-
gen volkomen doordrongen van den ernst van den
toestand, doch velen zijn de meening toegedaan, dat
het daarom nog niet noodig is om hun bedrijven te
schaden en de taak,. welke zij steeds hebben vervuld, meer en meer te laten overgaan naar andere groepen.
Wanneer er minder graan beschikbaar mocht ko-
men, zullen ook zij hun omzet moeten zien vermin-
deren, maar zij zien niet in, waarom die verminde-
ring nu reeds zou moeten geschieden door overheve-
ling van hun werkkring naar anderen. En dat is eau
der gevolgen, welke in bepaalde bedrijfsgroepen ver-
wacht worden van de wijzigingen, welke de Regeering
bezig is in te voeren. De op deze verwachting ge-
gronde ongerustheid doet zich, voor in verscheiden
groepen, die zich bezighouden met de distributie der
voedergranen, de verwerking daarvan tot veevoeders
en den verkoop van het ye’evoeder aan den verbrui-
ker, evenals bij degenen, die de inzameling van het
biunenlandsche graan plegen te bezorgen.
1)
Zie:’ ,,Nederland’s graanvoorzi.enin.g ‘in ooHo’stijd”,
E.-S.B. van 13 September’ jl. en ,,])e or.gaiiisatie ‘van onze
graanvoorz.iening” in ‘E.-S.13. van’27 September ji.
4 October 1939
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
737
Nu de veehouder nog slechts gemengd voeder van
nauwkeurig voorgeschreven samenstelling mag be-
trekken, dreigt tot de vervaardiging dier mengvoe-
ders een aantal der kleinere ondernemers op dit ge-
bied niet meer te worden toegelaten. Het zijn niet de geboden omzichtigheid met het verbruik of de
noodzakelijke efficiency bij de aanwending der be-
schikbare hoeveelheden, welke die beperking van
het aantal der mengers eischen, doch zij zou voort-
spruiten uit den administratieven wensch het toe-
zicht en de contrôle te vereenvoudigen. In aansluiting
daaraan wordt er dan over geklaagd, dat de grootere
bedrijven de inkrimping van het aantal der kleine ondernemers niet ongaarne zien en zich daarnaar
zouden gedragen. Het is mogelijk, dat de ongerust-
heid over dit alles overdreven is, maar dat die klei-
nere ondernemers zich niet neerleggen bij hetgeen zij
vreezen, laat zich denken.
Zij
achter een regeling, die
hen uitschakelt zonder dat de ernst van den toestand
daartoe dwingt, onjuist. –
Voorkeur aan bepaalde groepen on.gewenscM
De meeste der hij de distributie van granen en
veevoeder betrokken groepen hebben reeds vele jaren
haar arbeid verricht naast de landbouw-coöperaties,
die voor haar leden de benoodigde goederen aankoo-
pen. Zoolang de beide bedrjfsvormen zich Vrij naast
elkaar onder dezelfde ontwikkelingsvoorwaarden met
elkaar meten, kan de handel zijn best doen om zich
te handhaven en hij is daarin over het algemeen ook
geslaagd. Onjuist echter is bevoordeeling van een
van beide groepen, die voortspruit uit maatregelen
der Overheid. In verschillende deelen van het land nu beklaagt de handel zich over hevoordeeling der
coöperatie als uitvloeisel der door de Regeering op
het gebied der distributie van graan en veevoeders
genomen maatregelen. De voorbeelden, welke van zul-
ke bevoordeeliiig gegeven worden, wijzen niet op on-
juistheid der klachten. Nu zij dadelijk vermeld, dat de Regeering en dege-
nen, die door haar belast zijn met de uitvoering der
voorschriften, deze verschijnselen afkeuren. Ook naar
hun meening mogen maatregelen der Reaeering niet
aan een bedrijfsgroep de gelegenheid bieden om op
een andere terrein te veroveren. Er wordt dan ook
tegen de hier bedoelde bevoordeeling wel degelijk op-getreden, doch vooralsnog
zijn
de resultaten dikwijls
onbevredigend.
De verzekering, dat het euvel toch spoedig ver-
dwenen zal zijn, vermag de belanghebbende hande-laren niet gerust te stellen. De vrees, dat hun bedrij-
ven tot verdwijnen gedoemd zijn, hoezeer zij 7onder
het gebruik, dat hun mededingers van de Regee-
ringsvoorschriften maken, zich zonder moeite zou-
den kunnen handhaven, wordt hearijpelijkerwijze bij
velen tot ontst,emming en ook zij keuren regelingen.
af
, die voor hen leiden tot een henadeeling, welke
de ernst van den toestand toch allerminst gehiedt.
De handel in buienlandsch graan.
Wie tot dusverre een actieve rol heeft vervuld hij
den aanvoer van het buiteniandsche graan, heeft zich
oenoodzaakt gezien,
zijn
stoomende voorraden en an-
deze inkoopen aan de Regeering over te dragen tot
lageren prijs dan de Regeering voor haar verdere
aankoopen betaalt of waartoe het graan elders kon
worden verkocht.
Een grief hebben zfi de Regeeririg daarvan niet ae-
maakt. Ook wo’n
7jj
in de geleaen}ieid gesteld, dat
graan wede- n de distributie te brengen, terwijl het
in de hp.-‘– iing ligt, hen dien arbeid eveneens te doen
verrichten ten aanzien van het voedergraan, dat de
Regeering’ aanvoert en met welks aankoop zij dade-
lijk bij het uitbreken van den oorlog heaonnen is.
Deze importeurs zien echter hun zaken. die de laat-
ste jaren reeds onder dikwijls zeer moeilijke omstan-
digheden gedreven moesten worden, terugaebracht
tot een omvang, die begrensd wordt door dien van
den Regeeringsaanvoer en waarin voor hun eigen
initiatief nauwelijks nog plaats is. Ook zij zijn zich
bewust, dat de oorlogstoestand een onbelemmerde voortzetting van hun bedrijf uitermate bezwaarlijk
zou hebben gemaakt, maar velen hunner meenen toch,
dat hun meer vrijheid had- kunnen worden gelaten
om aan den aanvoer mee te werken.
Wat daarvan echter ook zijn moge, het is begrij-
pelijk, dat ook bij hen ongerustheid bestaat, temeer
omdat zij er het grootste belang bij hebben, dat bij de
distributie der goederen, die de Regeering hun ver-
koopt, zij hun afnemers in staat zullen vinden om
zich op hun plaats in het distributie-proces te hand-
haven. Die afnemers zijn dezelfde handelaren en men-
gers, die zich bedreigd gevoelen door de gevaren,
waarvan er zooeven eenige werden opgesomd en ook
tot de importeurs breidt zich dus de ongerustheid
uit, welke door deze gevaren wordt opgewekt.
Andere gebruikelijke t,usschenschakels.
In de vorige artikelen was reeds sprake van de
verschillende categorieën van agenten, makelaars,
commissionnairs, voor wie in het kader van het nauw-
keurig geregelde nieuwe systeem niet dezelfde rol is
weggelegd, die zij tot dusverre vervulden. Zij ont-
komen niet aan de vrees voor hun bestaan, die zoo-
veel anderen in den hier besproken bedrijfstak ver-
vult. Regelingen zijn echter gedeeltelijk reeds in wer-
king, gedeeltelijk in voorbereiding, die ook voor hen
de gelegenheid moeten scheppen, een taak te vervul-
len, maar onvermijdelijk zal voor velen hunner ook
dan de toestand nog ongunstig blijven.
En dan zijn er nog de velen, die hij de inzameling
van het binnenlandsche graan betrokken zijn, dat op-
geslagen wordt in de daarvoor geschikt geoordeelde
pakhuizen. In sommige deelen van het land wordt
ook hier hevoordeeling van bepaalde groepen ge-
vreesd. Elders baart de vaststelling der voor den op-
slag te betalen tarieven nog moeilijkheden wegens verschil van inzicht tusschen Regeering en opslag-
houders over de hoogte dier tarieven, welke ongetwij-
feld een redelijke belooning voor den te verrichten
arbeid dienen te bevatten. Intusschen wordt gestreefd
naar verwijdering der op dit gebied bestaande on-
zekerheid, teneinde de voor de geheele voedselvoor-
ziening voor mensch en dier zoo hoogst belangrijke
bewaring van het graan zoo goed en doeltreffend mo-
gelijk te doen zijn.
De handel in binnenlandsch graan.
Ook aan de distributie van, het binnenlandsche
graan hopen de importeurs, die in hun b’ofdbedrijf
zich zooveel mogelijkheden moeten on.tzeggen, te kun-
nen deelnemen. De wijze, waarop dat zal kunnen ge-
schieden, is hun echter nog niet bekend en veel on-
gerustheid zal worden weggenomen, wanneer de daar-
toe te treffen regelingen bekend zullen zijn en naast
anderen ook de importeurs hun taak kunnen gaan
verrichten.
Uit dit overzicht van een aantal der bezwaren,
welke in den handel tegen de op het gebied van gra-
nen en veevoeder genomen maatregelen en bestaande
voornemens gevoeld worden, is wel gebleken, dat de
vrees voor ongewenschte en tevens, ter hereiking van
het gestelde doel, onnoodige verschuivingen, alsmede
voor het falen van daartegen te treffen maatregelen,
daarbij een groote rol speelt. Het is mogelijk, dat
die vrees langzamerhand zal blijken, niet geheel ge-
grond te
zijn
geweest. Dat zal dan het geval moeten
zijn, wanneer werkelijk het geheele samenstel der
voornemens van de Regeering in uitvoering is en in
overeenstemming met de bedoelingen functionneert.
Volledige kennis hij de samenstellers en uitvoerders
der voorschriften van de structuur der distributie en
van taak en samenstelling der daarbij betrokken be-
drijfsgroepen is daarvoor een noodzakelijke voor-
waarde. Het heeft daarom bevreemding gewekt, dat
738
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
4 October 1939
cle Regeering de hier bedoelde nieuwe functionnaris-
sen vooral gezocht heeft in agrarischen kring. Bij de
leiders der organisatie constateert men over het alge-
meen den ernstigen wil om in overeenstemming met
de in dit artikel reeds vermelde wenschen der Regee-
ring te handelen, mede door het plegen van overleg
met belanghebbenden, en groepsbevoorcleeling, als-
mede onnoodige henadeeling van belanghebbenden, te
vermijden en zoo noodig te bestrijden, doch elders is
die mentaliteit niet zelden in onbevredigende mate
aanwezig.
Bovendien is het voor velen, die
01)
het gebied der
distrihjtie van granen en veevoeder een ambtelijke
rol te vervullen hebben gekregen, moeilijk om zich,
ook wanneer de wil daartoe aanwezig is, de zooeven genoemde. kennis der structuur van den hier bedoel-dan bedrijfstak op korten termijn eigen te maken.
Conclusie.
Het is dus zaak, dat men van Regeeringszijde het
oog blijft houden op datgene, wat den handel nu nog
verontrust en dat tot wijziging der maatregelen wordt
overgegaan op die punten, waar zij inderdaad bena-
deeling van den handelaar of groepen van handela-
ren met zich mochten brengen, zonder dat de ernst van
den toestand deze henadeeling onvermijdelijk maakt.
Indien de Regeering ten volle haar voornemen ten uitvoer brengt om zoowei aanvoer en inzameling als
distributie van granen en veevoeder zooveel mogelijk
te laten loopen door de gewone kanalen van den han-
del en daarbij geen groepen van dien handel worden
uitgeschakeld, dan zullen ongetwijfeld de vrees en
ongerustheid verminderen. Een regeling, clie aan deze
voorwaarden voldoet en in overeenstemming zou zijn
met de reeds meer dan eens van Regeeringszijde uit-
gesproken wenschen, mag
ongetwijfeld
door den han-
del worden verwacht.
j,
DISCONTOPOLITIEK EN STAATSINTER-
VENTIONISME OP DE GELD. EN
KAPITAALMARKT IN ENGELAND.
De Engelsche Regeering heeft tot nu toe de finan-
ciering van de oorlogsuitgaven doen plaats vinden
via de geldmarkt. Binnen afzienharen tijd zal men
natuurlijk ook een beroep op de kapitaalmarkt doen,
terwijl de oorlogsbegrooting ook omvangrijke midde-
len aan het nationale inkomen zal onttrekken via
verhooging van verschillende belastingen. Al deze
bronnen zullen in de toekomst haar deel tot de finan-
ciering der uitgaven moeten bijdragen. Belastingen
zullen de consumptie moeten beperken, en aldus koop-
kracht moeten verplaatsen van individu naar Staat,
maar daarnaast zal op omvangrijke schaal worden
geleend. Die leeningen zullen deels op de geldmarkt
worden opgenomen, deels op de kapitaalmarkt.
De financiering van den oorlog schept in dat ver-
band natuurlijk een groot aantal problemen. Het ab-
sorptieverrnogen van de kapitaalmarkt, mogelijke cre-
dietinflatie door een overmatig beroep op de geld-
markt, hetzij direct, hetzij via de kapitaalmarkt, het
effect in dit verband van de bezetting van voorheen
bestaanden leegloop, de stijging van den omvang der
importen, alles vraagstukken, die elk afzonderlijk een
beschouwing alleszins waard zijn.
MTij
zullen ons ech-
ter dit keer beperken tot den invloed op den rente-
voet op geld- en kapitaalmarkt.
Zoowel met betrekking tot de kapitaalrente als de
geldrente werden door de Overheid reeds maatregelen
genomen. En hoewel
0])
zichzelf die maatregelen niet
onlogisch varen, althans pasten in het kader van de
traditie in soortgelijke omstandigheden, was toch het
effect tegenstrijdig. Eenerzijds immers
w
re
r
d door de
verhooging van het officieele bankdisconto van 2 tot
4 pOt. de geldrente krachtig opgedreven, terwijl
anderzijds door het vaststellen van minimumkoer-
sen voor staats- en dorninion-obligatiën eau tegenhou-
den van cle stijging der kapitaalrente werd beoogd.
In dat verband kan geconstateerd worden, dat fei-
telijk ook de ratio van heide groepen maatregelen op
een ander uitgangspunt was afgestemd. De verhoo-
ging van het bankdisconto kan niet anders gezien
worden dan als een vasthouden aan normale ,,vredes”-
maatstaven op het terrein der monetaire politiek. Had echter reeds voorheen de discontoschroef haar hetee-
kenis als schakel in de apparatuur van evenwichts-
handhaving van betalingsbalans en geldcirculatie voor
een belangrijk deel verloren, onder de huidige ab-normale omstandigheden kon aan dit mechanisme
geen p:ractische waarde meer worden toegekend. De
discontoverhooging kon niet meer dan een geste zijn.
In elk geval wekt dit onderdeel van de financieele
politiek associaties met normale toestanden, en een ongebonden ontwikkeling van een vrije geldmarkt.
Geheel anders was het daarentegen met de vaststel-
ling van minimumkoersen voor staatsfondsen. Hier
heeft men te maken niet een afdammen van de vrije
ontwikkeling, met een 6vergang naar een totalitair
economisch en financieel regime. Als zoodanig past
dan ook deze maatregel veel meer dan de disconto-
verhooing in liet kader van de Engelsche economi-
.sche oorlogspolitiek, voor zoover die zich tot nu toe
geopenhaard heeft. De vaststelling van een groot aan-
tal maximumprjzen voor wereldmarktartikelen, ge-
paard gaande met leveringsdwang door de producen-
ten in Vereenigd Koninkrijk en Dominions, is een zoo
duidelijke omschakeling van liberale naar totalitaire
economie, dat discontopolitiek naar liberalistische
maatstaven niet anders dan atavisme genoemd kan
worden.
Het is dan ook logisch, dat ongeveer een maand
na de verhooging van het disconto het tarief weer met
een procent is verminderd. De aanleiding daartoe lag
niet in een veranderde situatie op de gelcimarkt, noch
in een verbetering van de deviezensituatie, maar de
eenige oorzaak is geweest, dat men heeft moeten er-
kennen, dat de discontopolitiek de plannen inzake de
contrôle
0])
de ontwikkeling van de rente doorkruiste.
De voor overheidsobligatiën vastgestelde minimum-
koersen immers hadden, nu de geidrente zoozeer was
gestegen, tot gevolg, dat de betrokken fondsen heel
moeilijk verkoopbaar waren. Wanneer men voor zes-
maandswissels een rente kan maken van 4 pOt., dan
is het logisch, dat men er niets voor voelt om zijn
kapitaal op langen termijn uit te zetten tegen een
rente van 4 pOt. Toen de rniïiimumkoersen werden
vastgesteld en tegelijk het disconto werd verdubbeld,
had men den samenhang tusschen geld- en kapitaal-
markt uit het oog verloren.
Het was dus duidelijk, dat, wilde men niet de
minimumobligatiekoersen zuiver nominaal doen wor-
den zonder reëeien handel (in welk geval zich waar-
schijnlijk een nietofficieele handel naast de beurs
tegen wel reëele koersen zou ontwikkelen), men ôf die
minima moest herzien, dan wel de geldrente reducee-
ren door verlaging van liet disconto. Uit het feit,
dat men deze laatste oplossing heeft gekozen, moet
men opmaken, dat het de Engelsche Regeering ernst
is met haar wensch om ook op de kapitaalmarkt een
scherpe prijscontrôle in te voeren.
Zooals reeds gezegd, past zulk een contrôle geheel
in het kader van de ,;nieuwe economische politiek”.
Onder de heerschende omstandigheden heeft het wei-
nig of geen zin de kapitaalrente zich geheel Vrij te
doen ontwikkelen. De normale economische functies
van het ongebonden renteverloop: aantrekken van
het beschikbare kapitaal in de meest loonende besteni-
ming, bevordering van den spaarzin, remmen van de
vorming van reëel kapitaal, wanneer geen evenredige
besparing plaats vindt, dit alles heeft thans practisch
geen beteekenis. Nu de overheid de macht om het
economische organisme te dirigeeren geheel aan zich
getrokken heeft, is er geen behoefte aan deze zelf-
reguleerende factoren.
Overigens is het vraagstuk van de rentecontrôle
4 October 1939
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
739
niet zoo eenvoudig. liet spreekt vanzelf, dat liet vast-
stellen van minimumkoersen voor obligatiën op zich-
zelf niet voldoende is. Men kan ten hoogste voor-
schrijven, cl at, indien ohligatiën verhan cleld worden,
dat alleen
01)
die basis mag gechieden. Maar nie-
mand is verplicht obligatiën te koopen, wanneer het
koerspeil hem niet convenieert. In de eerste plaats
is het daarom noodzakelijk zorg te dragen, dat de
belegger geen alternatieven heeft, clie hem een hooger
rendement kunnen opleveren, liet instituut van de
ininimumkoersen zal dan ook moeten worden uitge-
breid tot alle ôbligatiën, men, kan het niet tot staats-
fondsen beperken.
Voorts moeten ook andere vormen van investee-
ring: onderhandsche leeningen, hypotheken e:d. on-
der contrôle worden gebracht. Van essentieele betee-
kenis is ook een contrôle op nieuwe uitgiften; de
emissiemarkt moet afdoend aan handen worden ge-
legd. Natuurlijk kan het primaire doel: het fixeeren
van de rente, waartegen de Staat cle noodige oorlogs-
leeningen kan opnemen, bereik t worden doer gedwon-
gen leeningen, het is niet per se noodzakelijk daar-
voor de kapitaalrente aan een zekere grens te binden.
In dat geval echter zou, indien er ccii noemenswaard
rendementsverschil zou bestaan op cle nieuw uit te
geven leeningen en de oude in omloop zijnde obliga-
tiën, de gedwongen leening feitelijk neerkomen op
een kapitaaisheffing. Immers, onmiddellijk na de
emissie zou clan zulk een leening een groot disagio
doen. WTi1 men die consequentie vermijden, dan kan
dus een fixatie van het koerspeil niet gemist worden.
Verschillende maatregelen moeten elkaar dus com-
pleteeren om te zamen tot het gewenschte resultaat
te komen. ioofdzaak is daarbij, dat alle hestenimin-
gen, die de belegger aan zijn kapitaal kan geven,
bestreken worden. Eenvoudig is dat zeker niet; zoo-
lang het gaat om vastrentegevende objecten gaat het
betrekkelijk makkelijk-, maar tenslotte zijn ook uit-
zettingen met wisselende inkomsten als aandeelen ed.
een ,,rival product” en daarvoor is het moeilijk mi-
lunlumprjzen te stellen! Tenslotte blijft natuurlijk
de mogelijkheid, dt de belegger zijn kapitaal of een
deel daarvan onhelegd laat. Met deze kans hoeft men
echter niet op groote schaal rekening te houden,
vooral niet wanneer de getroffen maatregelen dus-
danig zijn, dat er vertrouwen bestaat, dat zij afdoend
en blijvend zijn, en dat een politiek van afwachten
den belegger geen grooter inkomen zal brengen, in-
tegendeel slechts renteverlies heteekent. Aldus is het
zeer zeker mogelijk om den rentevoet te fixeeren, on-
danks een sterk toenemende vraag.
Zooals gezegd, kan men de jongste verlaging van
het bankdisconto tot 3 pOt. beschouwen als één der
middelen om het rendement op alternatief-belegging
buiten obligatiën meer in overeenstemming te bren-
gen met het daarvoor gefixeerde koerspeil. Boven-
dien blijkt uit het eerste oorlogsbudget, dat de Re-
geering voorloopig liet plan heeft om de kosten van
den krijg voor liet grootste deel te financieren uit be-
lastinggclden, en eerst daarna uit leeningen.
Ook in dit opzicht is men in Engeland er blijk-
baar van doordrongen, dat onder de huidige omstan-
digheden de volksgemeenschap maatregelen eischt, die
de economische realiteit boven alles plaatst. Die
realiteit is, dat de kosten van den oorlog maatschap-
pelijk gezien nu gemaakt worden, en dat de facto die kosten niet op de toekomst kunnen worden afgewen-
telcl, omdat liet cle huidige procluctiecapaciteit is, clie
voor de oorlogsindustrie in beslag genomen wordt
(behoudens hetgeen aan oorlogsmateriaal wordt ge-
importeerd). Een deel van die kosten door leeningen te dekken beteekent ten hoogste thans voorzieningen
treffen voor een toekomstige inkomstenverdeeling
tusschen •belastingbetalers en spaarders. In dat licht
bezien, is het niet onlogisch, dat een Regeering tot de
conclusie komt, dat het nu geen tijd is voor schijn-
kapitaalvoFming, die komende budgetten belast.
C. A. Ki.
HET SLUITSTUK VAN DE CÖORDINATIE
VAN HET VERVOER.
De regeling van de rechtspraak in bestuursgeschii-
len veruit nog dikwijls liet vergeten hoofdstuk in
onze administratieve wetgeving. Wordt zij wèl opge-
noinen, dan werkt de administratieve rechtspraak
dikwijls anders, dan de Regeeringstoezegging luidde.
Wanneer bij cle wetgeving autovervoer-person cii
aangedrongen werd op het instellen van een on af-
hankelijken, adininistratieven rechter, die recht zoude
spreken in beroep van uitspraken, gegeven door de
uitvoerende instantie: ,,commissie vervoervergunnin-
gen”, dan was liet antwoord der Regeering, dat aan
deze afzonderlijke beroepsinstantie geen behoefte be-
stond, aangezien liet hoogste recht zoude worden ge-
sproken door de Kroon, gehoord het advies van den
Raad van Advies, waarmede een goede rechtspraak
in deze bestuu.rsgeschillen. immers was verzekerd.
Werd hieromtrent nog een opmerking gemaakt,
clan werd de deskundigheid en de onpartijdigheicl
van den Raad van State, afdeeling voor cle geschillen
van bestuur, ,,torenhoog” geprezen. Het advies kon
eenvoudig niet worden gemist. De Regeering zoucle
tenslotte definitief beslissen.
En zoo was dan de goede gemeenschap der par-
lementariërs tot rust gebracht, in de veronderstelling,
dat vanzelfsprekend de Regeering ook bij Kon. Be-
sluit zoude beschikken in
overeensteninsing
met het
advies van den Raad van State.
Maar wie in deze veronderstelling rustig voort-
leef de, werd pijnlijk verrast door het Kon. Besluit
van 5 September 1939 St. 2591, waarbij, onder ver-
antwoordelijklieid van den Minister van Waterstaat
Alharda, de Kroon in twee beroepen besliste met af-
wijking van het advies van den Raad van State.
Erkend wordt, dat dit tenslotte liet goed recht is
van de Kroon; de opmerking moet worden gemaakt,
dat juist dit geval weer aantoont, dat rechtspraak
iets anders is dan administratie.
Het inzicht der administratie heeft gewonnen. De
departenientale afdeeling van liet Departement van
Waterstaat: Afdeeling Vervoer- en Mijnwezen heeft de
handteekening van den Minister weten te veroveren.
Men moet de eenvoudige feiten nemen, zooals zij
zijn. Het geschil nu tusschen den Raad van State,
afdeeling voor de geschillen van bestuur en de depar-
tementale afdeeling ,,Vervoer en nhijn.wezen” betrof
een punt van rechtskundige beteekenis. Om de ,,poin-
te” daarvan te vatten is niet alleen een jarenlange
juridische scholing maar ook ervaring van de admi-
nistratieve rechtspraak noodzalcelijk. Den Minister treft geen verwijt. Hij kon de juridische heteekenis
van liet geschil onmogelijk doorzien en deed ,,het
stuk” 5±
Het juridische punt in geschil over de figuur van
de naamlooze vennootschap in oprichting als houd-
ster van een vervoervergunning kan hier niet bespro-
ken worden. liet zoude den lezer niet kunnen inte-
resseeren.
Maar belangrijk is het feit, dat juist hij een punt,
waarop de deslciindigheid en de
onpartijdigheid
van
den Raad van State buiten eenigen twijfel is, het
advies van den Raad van State niet werd gevolgd.
Het Kon. Besluit, dat de eindheslissing bracht,
kwam tot stand, doordat de administratieve instan-tie aan het Departement van Waterstaat lietzelf cle inzicht had als de andere administratieve instantie,
die de vervoervergunning gaf, tegen welke beschik-
king zonder succes beroep werd ingesteld.
Het rechterljk-geschoold inzicht kwam er n jet aan
te pas. Zal de Minister voortgaan gelaten liet advies
van zijn afdeeling te volgen?
* *
*
Nu het Kon. Besluit van 5 Sept. 1939 toch aan
740
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
4 October 1939
le orde moest komen, blijkt tevens publiekelijk iets van cle practische werkinethode van de commissie-
vervoerve.rgun ning.
Deze commissie beschikt als autoriteit, als over-
heid over de vele aanvragen om vergunning voor de
uitoefenIng van autobusdiensten.
Maar wat ziet nu de verbaasde leek gebeuren? On-der de met elkander concurreerende aanvragers blijkt
plotseling één mede te dingen, die reeds een voor-
sprong
01)
de anderen heeft gekregen.
Hoe dat in zijn werk gaat, blijkt uit een der feite-
lijke overwegingen van het gepubliceerde Kon. Be-
sluit.
Een der appellanten, aan wie in eerste instantie
vergunning is geweigerd, beklaagt zich, zonder dat
deze klacht wordt weersproken:
,,en tegen de beschikking van 21 Juni 1938, no.
193, dat,
om aan hen cle vergunning te weigeren, aan een
Naamlooze Vennootschap in oprichting de vergun-
ning is verleend;
dat de Commissie overweegt, dat voor de aanvra-
gers blijkbaar niet de door hen verlangde plaats is
kunnen worden ingeruimd bij de vorenbedoelde on-
dernemingen (bedoeld is de Naamlooze Vennootschap
in oprichting) en die lichamen in de vorming en
uitoefening van hun bedrijf ernstig zouden worden
geschaad door toelating ernaast van de aanvragers
met den door hen verlangden dienst;
dat deze overweging den indruk geeft, dat zij, appel-
lanten, mede zijn uitgenoodigd tot de vorming der
bedoelde Naamlooze Vennootschap, doch dat de plaats,
die zij verlangden, hun niet kon worden verleend;
dat deze overweging onjuist is, daar zij geen uit-
noodiging tot toetreding hebben ontvangen;
dat het lid van de Commissie Prof. Van Breen en
de Rijks-Inspecteur, te Maastricht, den ondernemers
hebben aangeraden een Naamlooze Vennootschap te
stichten;
.dat daarbij is gezegd, dat dengene, die niet tot de
Naamlooze Vennootschap toetrad, geen vergunning
zou worden verleend;
dat daarna de Rijks-Inspecteur te Maastricht den
ondernemer Habets, te Valkenburg, heeft opgedra-
gen de ondernemers bijeen te roepen tot het vor-
men eener Naamlooze Vennootschap, namelijk die
ondernemers, die naar het oordeel van den Rijks-
Inspecteur daarvoor in aanip.erking kwamen;
dat zij, appellanten, niet tot die vergadering zijn
opgeroepen;
dat zij dus geen gelegenheid hebben gekregen tot
de Naamlooze Vennootschap toe te treden;
dat’ dus reeds véôrdat de beschikking werd geno-
men in feite de beschikking al bekend was;
dat het derhalve niet hun schuld is, dat zij niet tot
de Naamlooze Vennootschap toegetreden zijn, zooals
de overweging doet vermoeden;
dat de vergunning aan hen, appellanten, gewei-
gerd is, om clie aan een niet bestaande onderneming,
een Naamlooze Vennootschap in oprichting, te
geven.”
Is dit niet wat zonderling?
Wanneer cle administratieve instantie, die de ver-
gunningen distribueert, of wanneer de ambtenaren
(ier verkeersinspectie, die de noodige adviezen uit-
brengen, reeds van te voren de ,,gewenschte” ver-
gunninghouders der toekomst organiseeren, wat blijft
dan over van een principieel gelijk recht voor alle
aanvragen om vergunning? Zag men ooit een gemeentebestuur, dat vergunning
geeft voor het exploiteeren van een indichting, als in
de Hinderwet bedoeld, op deze wijze ageeren?
C. W.
DE
VRIES.
AANTEEKENINGEN.
Oorzaken van de concentratie in de Amen-
kaansche automobielindustrie.
Een opvallend verschijnsel in de Amerikaansche
automobielindustrie, waarop gewezen wordt door H.
B. Vanderblue in een artikel over de prijspolitiek
in de automobielindustrie, in het zomernummer van
,,Harvard Business Review”, is de enorme concen-
tratie, die in dezen tak van bedrijf heeft plaats ge-
vonden, en die een dergeljken omvang heeft aange-
nomen, dat in 1938 nog slechts 17 ondernemingen
overgebleven waren, waarvan 9 ondernemingen nog
weer tot 3 grootere belangengemeenschappen behoor-
den. De hiernaast afgedrukte grafiek illustreert
een en ander duidelijk en geeft tevens in de rechter-
hoek de namen van deze ondernemingen.
De prijs politiek.
De in het automobielbedrijf reeds meer dan 35
jaren gevolgde prijspolitiek (waarvan de oorsprong
onbekend is) is deze, dat kort voor den aanvang van ieder seizoenjaar de fabrikant, onafhankelijk van de
anderen, de klein hand elsprijzen voor het geheele vol-
gende jaar vaststelt voor zijn modellen, en deze daar-na publiceert.
In deze verkoopsprjzen is een ruime verdienste
voor den tusschenhandeiaar gecalculeerd; speciale
kortingen worden door den fabrikant slechts toege-
staan tegen het einde van het seizoenjaar. Bij het vaststellen van dezen prijs heeft de fabri-
kant rekening te houden met eenerzijds de vraagfac-
toren, t.w. de bereidheid en de mogelijkheid om te
koopen; anderzijds met den aanbodsfactor, ie. de
productiekosten. Deze beide samen bepalen, of de
fabrikant kan produceeren en verkoopen met winst
tegen een prijs, dien de afnemers willen en kunnen
betalen.
Drie belangrijke factoren maken het noodzakelijk, dat de prijs aan het begin van ieder seizoenjaar vast-
staat en gepubliceerd wordt. Ten eerste is het noodig
den as. kooper bekend te maken .met dezen prijs. Het
verkoopsprobleem is in hoofdzaak een opvoedings-
probleem, het snheppen van een vraag voor een nieuw
product.
De tweede factor is gelegen in het verkoopsysteem.
Het scheppen en handhaven van een goed function-
neerend verkoopsysteem behoort in dezen tak van
industrie tot een van de belangrijkste voorwaarden
voor eau goeden afzet. In de
practijk
is nu een stelsel
gegroeid, waarbij de afzet voor het grootste deel in
handen is van verkoopers, die met eigen kapitaal
werken. Zou men nu geen
prijzen
publiceeren, dan
was het zeer wel mogelijk, dat deze verkoopers, in
de hoop snel fortuin te maken, de koopers exploiteer-
den, zonder rekening te houden met de gevolgen op
den langen duur. Bescherming van de koopers is
hier dus het oogmerk.
De derde factor voor prijspublicatie is, dat hier-
door een geordende grondslag wordt verkregen voor
de contracten met die verkoopers, die zelf in hun
kapitaalbehoeften voorzien.
Het vaststellen van den prijs voor ieder model,
voordat het verkoopseizoen begint, is een buitenge-
meen riskante en moeilijke taak. Iedere automobiel
bestaat uit honderden onderdeelen, waarvan de kosten
reeds maanden van tevoren moeten worden vastge-
steld. Eerst als het verkoopseizoen 7 h 11 maanden
gevorderd is, kan men de resultaten vergelijken en
weet men, of de geschatte kosten overeenkomen met
de werkelijke kosten.
Afwijkingen
zijn hierbij vaak
mogelijk door externe factoren, zoo bijv. indien een
wagen van een concurrent meer de aandacht trekt
dan het eigen model; of in tijden van snelle prijsver-
anderingen. Daarbij brengen de groote vaste kosten
mede, dat bij verminderde bezetting, de kosten niet
evenredig dalen. Het resultaat is eerst laat bekend, zoodat rectificatie van de fout vaak niët meer mo-
4 October 1939
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
74t
gelijk is, terwijl de verliezen dan meestal reeds ge-
leden zijn. In liet tijdperk van 1929-1938 is het
clan ook slechts aan één enkele onderneming gelukt
om een onafgebroken reeks van winsten te maken.
Deze onderneming, de General Motors, heeft de
laatste vijftien jaren een systeem opgebouwd in haar
kostprijsberekening, waarbij zij niet rekening houdt
met de resultaten van een enkel jaar – welke trou-wens moeilijk te voorspellen zijn op het moment, dat het productie- en distributieplan moet worden opgesteld – maar met de resultaten over ean reeks
van jaren.
Verzadiging van de auton-tobielncark.
Een nauwkeurige kostprijscalculatie is de laatste
tien jaren nog van des te meer belang geurorden,
daar de automobielmarkt sedert het midden van de
20er jaren in Amerilca verzadigd is beginnen te ge-
raken. Voordat deze verzadiging werd bereikt, was de
afzet steeds nog wel mogelijk en konden ook de min-
der economisch werkende ondernemingen nog wel
meekomen. Nu wij echter op het verzadigingspunt
zijn aangeland, is de concurrentiestrijd in felheid. toe-
genomen, vallen deze fabrieken af en wordt daarbij
de concentratietendens voor liet eerst duidelijk ge-
openbaard.
De onderstaande grafiek illustreert duidelijk den
sterken groei van het aantal ondernemingen in de
beginperiode van de automobielindustrie en de snelle
verdwijning van vele ondernemingen sedert 1922.
Na 1924 zijn er bijna geen nieuwe ondernemingen
meer opgericht.
De oorzaken van deze concentratie zijn voor een
groot deel gelegen in den aard van het productie-
proces.
Massaproductie en standaardisatie van de onder-
deelen waren niet alleen noodzakelijk om een groote
prijsverlaging mogelijk te maken, maar ook het feit,
dat de autobezitter, waar hij zich ook in het land be-
vindt, zijn onderdeelen moet kunnen vervangen,
maakte deze standaardisatie tot een gebieden den eisch.
Verder vereischt ook de gewoonte om ieder jaar
nieuwe modellen uit te brengen, teneinde te trachten
hierdoor het publiek over te halen tot het aanschaf-
fen van een nieuwen wagen, enorme kapitalen. Ieder
nieuw model vraagt groote investaties, daarbij zijn
deze modellen echter steeds een speculatie op den
publieken smaak. Totale mislukkingen met daaraan
evenredige verliezen zijn niet buitengesloten en in
de afgeloopen jaren heeft dit dan ook tot den on-
dergang van sommige ondernemingen geleid.
Verschuiving van de vraag naar goedkoope typen.
Een andere factor, die sterk tot de concentratie
heeft bijgedragen, is de verschuiving van de vraag
Overzicht van de concentratietendens in de Amer.ikaansch e automobielindustrie.
260
260
SSEN6ER CAR MAN1JFACTURERS AT THE END OF 1938 WHICH
:RE ORISINALLY ESTABLISHED AS INDEPENDENT COMPANIES
22
20
18
16
14
12
10
NERAL MOTORS CORP.
8uck
CadIllao(La Salle)
Chevrolet
Olda
Pontlao(Oakland)
6.1hrys1erP1ymouth, DeSoto)
7. Dodge
FORD MOTOR CO.
l-240
Ford(Meroury) Llncoln(Zephyr) ALL OTHERS Amerioan Bantam Studebaker
12.’ Graham(Palge)
Hudson
HupD NaBh Paokard
00
WIllys(Overland)
180
160
140
120
100
0101010101010101
14 _4
– – –
.4 .4.4
‘. W 0) C2
.4
Cli (‘1
l (0 l. (00)
.4.4.4 CV Cli Cli Cli Cli Cli Cli CV Cli Cli C’)
01
Old)
0)
0)010) d 0) Ul
al
0)OIC)
11 .4 .4 14 .4.4 .4.4 .4 .-4 14
E
80
—
60
—
40
742
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
4 October 1939
iii de richting van de goecikoope wagens. Sinds 1926
hebben zich duidelijk de volgende prijsklassen onder-
scheiden:
Coedkoope klasse:
1.
goedkooper clan $8001).
2. vat.i $ 800—$
950.
Liddelklasse:
1.
van $
950—$ 1350.
2. van
$1350—.$ 2000.
Dure klasse:
boven $ 2000.
) De prijzen zijn steeds clie voor een
5 perSOOJIS,
4
deurs
Seda.it.
In 1926 werden in Amerika ongeveer evenveel
nieuwe wagens geregistreerd als in 1936. Beclroeg
echter in 1926 het aantal goedkoope wagens ongeveer
60 pOt. van het totaal, in 1936 was dit gestegen tot
88 pOt., daarentegen was het aantal registreerde wa-gens in de klasse van $ 1350—$ 2000 in die 10 jaren
gedaald van 24 pCt. tot 1% pOt. van het totaal.
De ii even staande grafiek, ontleend aan ,,Automobile
Facts and Figures” illustreert deze verschuiving dui-
delijk.
T-Jet is te begrijpen, dat die fabrikanten, die niet in staat waren, of niet wilden overgaan tot het pro-
duceeren voor de laagste prijsklasse, moesten verdwij-
nen. T-Jet succes van degenen, die trachtten, naast
hun bestaande modellen ook nog een goedkoope wa-
gen te produceeren, die dan door hun bestaande ver-
koopsorganisatie in den handel moest worden ge-
bracht, is met uitzondering van de Plymouth slechts
zeer gering geweest. De oorzaak hiervan moet ge-
zocht worden in het feit, dat liet publiek huiverig is
voor zoo’n experiment, daar men bevreesd is, dat
men in het geval, dat het een mislukking wordt, en
de fabriek dientengevolge verdwijnt, met een wagen
blijft zitten, waarvan geen onderdeelen verkrijgbaar
zijn en waarvan de marktwaarde dus nihil is. De
lage prijsklasse wordt dan ook voor 90 pOt. bediend
door 3 fabrikanten. De andere ondernemingen wa-
ren niet in staat hun kosten zoodanig te drukken,
dat zij met de prijzen van de 3 konden coucurreeren.
Relatieve verdeeling van autoinobielverkoopen
naar de waarde.
PERCENT
PERCENT
i
ru
:-tuuu_
1 11I
ifflifli
•lFi
ii
LU 1-1 II
II_I’d=1
1 iii II 1-1
–
1-1
liIIiL=J
.1
I’=4
L!131I
•
1
it-1
.1
.
II•••I
I;:J,
II
1
.1
‘II
.•.11
1
1
Ii’1.
1
lI•
ll
1
1
III
1925 1926 1927 1926 929 1930 1931 1932 1933 1934 1935 1936 1937 1936
Moeilijkheid van de prijszetling.
Tenslotte is deze concentratietendens ook nog be-
vorderd door de reeds gesignaleerde nioeilijkheden bij
het vooraf vaststellen van de prijzen, met de hier-
aan verbonden risico’s, waarzij de verliezen reeds
geleden zijn voordat het herstellen van de fout moge-lijk is. Een overzicht van de afwijkingen, die de vast-
gestelde prijzen in de jaren 1926 t/in 1938 vertoonden
van de uiteindelijke standaardprijzen geeft de on-
derstaande grafiek. Daarbij komt, dat de fabrikant
niet alleen de concurrentie ondervindt van de andere
nieuwe wagens zoowel van zijn concurrenten, als
van zijn eigen verschillende merken
—
maar ook van
de tweedehandswagens, die in groote getale in alle variaties en graden van ouderdom te koop zijn. De
a.s. kooper kan zoo zijn voordeel uiterst nauwkeurig
afwegen, en de pr.ijsgrenzen, waaraan de fabrikant
zich houden moet
—
wil hij zijn onderneming niet
aan een speculatie blootstellen
—
worden hier uiterst
nauw. De maximum grens is hetgeen de kooper kan
en wil betalen, gezien wat hij elders kan krijgen. Kan
de fabrikant, hiermee rekening houdeude, zijn pro-
ductiekosten, plus nog eenige winst niet goedmaken, dan moet hij onherroepelijk afvallen.
Sp ie
id
lig van cle a fwiji i iignn van de vastgestelde verkoopprijzen van een aantal standaard prijzen.
NUMBER
OF CAS
ES
4 October
1939
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
743
Molestverzekeringsmaatregelen véôr dèn oorlog.
De maatregelen in Engeland.
Het voortdurende stijgen van cle molestpremies aan
het begin van dit jaar, als gevolg van de internatio-
nale politieke verwikkelingen, wekte de bezorgdheid
op van de
Ercgelsche
regeering. Zij vreesde nl., dat
hierdoor tenslotte de zeeverzekeringsmarkt, zooals in
September 1938 het geval is geweest, in wanorde zou
geraken, waardoor deze haar taak niet meer naar he-
hooren zou kunnen vervullen.
Zij heeft daarom ingegrepen, en het resultaat hier-van was, dat Lloyds en andere zeeverzekeringsmaat-schappijen een pool gevormd hebben, met den. Staat
als herverzekeraar. Niet alleen Engelsche, maar ook
buiteiilandsche assuradeurs kunnen tot cle poolover-
eenkomst toetreden, mits zij een kantoor in Engelan(I
hebben, of door een in Engeland erkeriden agent ver-
tegenwoordigd zijn.
De pool, die den naam van
,,MTar
Risk Pool”
draagt, zal nu het oorlogsrisico voor vrachten, be-
stemd voor, of verzonden vanuit het Vereenigd Ko-
ninkrijk, of varende tussehen twee plaatsen van ge-
noemd gebied, dragen. Voor verschepingen, die onder
de poolovereenkomst vallen, heeft het War Rating
Committee een premietarief vastgesteld, dat lager is
dan voor andere verschepingen.
Voor de verschepingen, die n.iet onder het schema vallen, dat zijn dus voornamelijk alle verschepingen,
die niet voor het Vereenigd Koninkrijk bestemd zijn
of er vandaan komen, is een nieuwe lijst van mini-
mum-premies vastgesteld. De tarieven op deze lijst zijn voor sommige streken, hijv. voor reizen van of
MAANDCIJFERS.
Indexcijfers van Nederlandsche aandeelen.
1)
Indexcijfers van
12
aandeelengroepen der Amster
De’ Bank voor Handel en Scheepvaart te Rotterdam zendt
naar het Oostzee en Middellandsche Zeegebied, aan-
zienlijk hooger clan de premies, die men tevoren
moest betalen.
Voor cascoschaden (d.w.z. het totale verlies van
een schip of schade aan den scheepsromp) bestaat de
mogelijkheid tot herverzekering bij den Staat tot 80
pOt. van de waarde in oorlogstijd, en v66r het in.-
treden van een oorlogstoestand zelfs Vrij van premie.
De oprichting van de
,,War
Risk Pool” had ten-
gevolge, dat de premie voor vranhten van Engeland
bijv. naar Nederlandsch Oost-Indië aanzienlijk lager
was, dan men voor een verzending goederen van
Nederland
naar hetzelfde gebied te betalen had. Het
zou voor een Nederlandschen handelaar niet goedkoo-
jer zijn om de goederen
bij
een Engelsche maatschap-
pij te verzelceren, aangezien een dergelijke verzending
niet aan het criterium van of naar het Te
r
ee
n
igd
Koninkrijk voldoet, zoodat het bijzondere En geische
tarief hierop niet van toepassing is.
De Nederlandsche regeling.
Bij K.B. van 19 April 1939 volgde de Nederland-
sche Regeering het Britsche voorbeeld, door de Oor-
logszee- en luchtverzekeringswet van 30 September 1938 in werking te laten treden.
In de Memorie van Toelichting wijst zij op de oor-
iogsmolestverzekeringswet van 1915, die in het leven
geroepen was met het doel, om in den geregelden
aanvoer va.n voedingsmiddelen en grondstoffen te
blijven voorzien. Hiertoe was herverzekering, of, in-
dien dit niet mogelijk was, directe verzekering, door
den Staat van schepen en scheepsiadingen, noodzake-
lijk, aangezien de te verzekeren waarden stegen, en
Lamsche effectenbeurs. Basis
2
Januari
1929 = 100.
ns onderstaand overzicht:
Banken
[Industrie
Citeit
F
[‘nbouwI
Olie
Rubber
Suiker
Tabak
Thee
Totale
Gem.
’29
101.9
73.1
119.-
114.4 95.6
•
88.6 99.1
100.2
95._
99.9 87.3
92.7
103.2
’30
94.2
34.1 90.1
100.4
71.6 63.9
93.1 52.1
71.-
76.2 65.5 74.5 84.3
’31
73.6 22.7 60.7
83.-
52.2
45.9
52.3 48.2
47.1
46.3
45.5
46.3
55.1
’32
48.3
13.6
45.6
70.7
38.4
33.4 34.1 17.6
29.3
27._
25.8 30.8
37._
’33
51.5
10.7
48.7 80.7
41.- 40.- 41.-
26.7
28.2 27.4
25.4 39.5
40.5
’34
47.1
16.7
48.1
77.-
37.7
47.3
39.-
40.6 22.2
23.2 26.2
50.2
39.4
’35
50.-
14.1
52.1
69.9
39.7
49.4 43.8
43.2
23.7
24.4
29.3
47.1
42._
’36
56.8
13.9
57.6
78.2 50.2
58.2
73.1
58.7
34.8
37.1
44.8 51.5
55.2
’37
73.3 26.2
77.8
108.5
77._
99.-
101.1
73.6
60.4
59.-
78.4
77.7
’38
67.-
17.7
75.3
123.7
70.7
72.-
82.7 71.5
65.4 53.9 51.8 67.4
69.-
Jan.
’38
71.1
19.2
77.1
118.7
72.5
70.1
90.8
70.7
54.5
55.1
69.8
73.-
Feb.
71.-
18.1
78.6
119.1
71.8 71.9
88.-
72.1
68.1
52.-
56.1
68.2
72.2
Mrt.
69.8
1S._
76.7
118.7
69.7 72.5
82.8 68.2
65.(;
50.5
54.6
66.8 69.7
April
68.1
16.5
75.4
120.6
68.2
68.9
80.7 63.9 63.6
48.8
51.7
64.4 67.7
Mei
67.4
16.4
75.8
122.2 69.3 69.5
79.3
64.3
64.1
49.1
50.9 63.7
67.4
Juni
64.-
16.2
75.1
124.2
68.9 71.8 79.9 64.1 62.5 51.7
49.6
64.1
66.8
Juli
67.8
19.4
762
130.7
72.2 75.4
85.4
77.5
66.4 56.3
52.8
68.3 70.6
Aug.
67.5
19.1 75.7
126.9
72.4 74.9 84.7 76.8
64.5
57.-
52.2
69.2 70.2
Sept.
64.1
17.5
70.5
121.4
68.3
70.-
80.5 71.9
61.6 54.4
49._
66.2 66.3
Oct.
,,
65.7
18.-
74.5
127.4
72.3
73.4
82.8
67.-
56.5
52.4
70.5
69.2
Nov.
64.8
17.8
75.1
128.-
72.4
73.1
81.5 75.6
66.7
57.7
50.7 69.8 68.8
Dec.
63.5
16.8
73.6
127.7
71.1
72.8
78.1
72.6 65.1
58.1
47.3 68.3
67.-
Jan.
’39
61.3
16.1
70.3
124.8
68.-
71.6 77.3
67.9 63.4 53.9 44.8 66.4 64.8
Feb.
59.6
15.3
69.2
122.8
65.8 67.2
76.6
64.9 60.9
51.4
43._
63.9 63.3
Mrt.
59.5
16.4 70.3
121.2
66.1 66.1
77.-
65.4 60.9 52.2
40.9
64.5
63.7
Apr.
55._
14.7
65.1
108.7
61.9
60.1
71.2
57.6 57.2 49.7 34.6
61.3
53.8
Mei
57.6
15.8
67.9
116.7
65.4
65.-
74.5
59 7 60.6 53.9
34.4 61.4
61.6
Juni
57.9
15.7
69 7
120.8
63.8
64.9
76.4 60.8
59.- 54.-
36.2
62.-
62.6
Juli
56.4
15.4
67,6
121.1
62.3 63.5 74.6 58.6 56.9 51.6
33.1
60.1
60.8
Aug.
56.-
15.1
67.3
120.9
62.1
62.7 73.2
59.4 56.9
50.6
32.-
59.3 60.1
Sept.
51.4
12.9
58.4
115.3
63.4
64.7
79.7 71.7 72.6
54._ 29.5 61._
60.2
Indexcijfer der totale beurswaarde
2
Januari
1939
f
3.794.681.000
1
Feb.
93.71
1
Mrt.
96.4
5
Apr.
89.9
3
Mei
88.7
7
Juni
8
,,
93.7
8
,,
97.7
12
85.5
10
,,
91.5
14 15
,
93.3
15
95.9
19
84.-
17
,,
90.3
21
22
93.422
90.126
87.724
90.7
28
29
..
90.2
31
..
93.6
1)
Men zie voor de toelichting op dit, overzicht het nummer van
= 100.
94.9 5
Juli
89.- 2
Aug.
90.8 4
Sept.
91.9
92.7 12
89.1 9
89.9 11
93.8
92.1119
89.9 16
89.2 18
86.8
90.1 26
90.823
85.725
83 1
30
‘
88.1
E.-S.B. van
12
Febr.
1936, blz.
120.
Nadrek verboden.
744
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
4
October 1939
de mogelijkheid om in het buitenland te verzekeren
verminderde. Dezelfde overwegingen leiden ertoe, gaat de M. v. T. verder, dezelfde be’voegdheden te
vragen.
De wet is, behoudens enkele aanvullende bepalin-gen, in verband met de veranderde omstandigheden, gelijk aan die van 1915.
Zoo blijft de wet nu ook gelden voor het geval
Nederland zelf in een oorlog mocht zijn gewikkeld.
Eveneens is aanvulling gekomen met betrekking tot
goederen, die in het buitenland zijn opgeslagen, en
clie voor Nederland bestemd zijn. Door het gevaar,
dat uit luchtbombardementen ontstaat, zijn deze goe-
deren ni. niet meer tegen molest verzekerd ook al
waren ze dat tevoren wel.
Belangrijke bepalingen zijn verder, dat de Minister van Economische Zaken alleen herverzekeringsover-
eenkoinsten mag aangaan met Nederlandsche assu-
radeurs, en wanneer er een Nederlandsch belang mee
gemoeid is. Om als Nederlandsch assuradeur be-
schouwd te worden, moet het hoofdkantoor in Neder-
land gêvestigd zijn. Voorts neemt de Staat niet meer dan 95 pOt. van het risico op zich.
Artikel 4 maakt het mogelijk, dat de Staat direct
als verzekeraar optreedt, als tengevolge van de om-
standigheden een voldoende dekking, of dekking tegen
een redelijke premie, niet mogelijk is. Ook hier is de
voorwaarde, dat er een Nederlandsch belang mee ge-
moeid is. De premie wordt in dergelijke gevallen door
den Minister vastgesteld. Een schip, dat opgevorderd
is, wordt altijd op deze manier verzekerd. De uitvoe-
ring is op dezelfde wijze geregeld als in 1915. Zoo
heeft de Regeering zich op de Amsterdamsche en Rot-terdamsche beurzen doen vertegenwoordigen door een
tweetal bekende assurantiefirma’s, die door een spe-
ciale commissie van advies worden bijgestaan. De
financieel-technische uitvoerders zijn de De Neder-
landsche Bank en de Generale Thesaurie.
Op den Sdeu Mei is het Nederlandsche premietarief
vastgesteld, dat overeenkomt met het Engelsche, zoo-
dat daarmede het nadeel voor den Nederlandschen
handel verdwenen is.
Het feit, dat de Regeering in Nederland slechts
95 pOt. van het risico op zich neemt, zal tengevolge hebben, dat de assuradeurs het aantal verzekeringen
eerder zullen beperken, dan anders het geval zou zijn
geweest, aangezien zij. immers een risico loopen tegen
een premie, die in verhouding tot het gevaar te laag
is. De Staat zal hierdoor dus eerder als directe ver-
zekeraar moeten optreden.
Andere landen.
Wij meenen te kunnen volstaan met enkele korte
opmerkingen over de maatregelen, die men in andere
landen heeft getroffen. Deze
zijn
toch in principe,
ook al verschillen zij in uitvoering, gelijk aan de zoo
juist besproken regelingen.
Eind April is in
Noorwegen
een wet tot stand ge-komen, waarbij de Regeering gemachtigd wordt als
herverzekeraar op te treden. In
Denemarken is
een
orgaan in het leven geroepen, dat over een kapitaal
van 40 millioen Kronen beschikt, en dat het oorlogs-
risico van de Deensche handel en scheepvaart zal
AANVOER VAN GRANE
Rotterdam
dragen. In7
Zweden
zal de Staat in oorlogstijd, of bij
acuut oorlogsgevaar de transportverzekering tegen
oorlogsrisico op zich nemen. Bij decreet van 25 April
ji. bepaalde de Fransche Regeering, dat, indien de
omstandigheden tot een verhooging van de verzeke-
ringspremies leiden, zij den importeur schadevergoe-
ding zal betalen. Eventueel kan de. Regeering ook
nog als koopster optreden van goederen, welke door
daden van oorlog tijdens het transport verloren zijn
gegaan.
Groothandelsprijzen van belangrijke voedings- en
genotmiddelen en grondstoffen.
(Indexcijfers gebaseerd op 1927 t/rn 1929 = 100)
Laatste noteeringen (26 Sept.-3 Oct. 1939).
A r t
i
k e
i
Vreemde
I
Prijs in
Index-
munt
I
Guldens
cijfer
…..*)
–
ij
_*)
2
Maïs,
La
Piata
…………………..-
Gerst
………………………….-
Maïs
termn
……………………-
.
ij
.
‘
Tarwe,
Roemeensche
…
………
Rijst
…………………………..
sh. 716
1
)
2,74
42,0
Boter
…………………………..
10,60′)
0,80 38,8
Eieren
…………………………
–
30,50 4,70 66,9 58,6 71,30 75,3
.
Rogge
…………………………..-
Tarwe,
termn
…………………-
…..
–
..
73,-
85,6
J
Bevr.
Arg.
rundvleesch
………..
sh. 5/_3)
..
.-
1,83
61,8
Kaas
(Consumptie)
……………….
Bacon
………,.,,.,,,..,,..,,,,.,,,
sh. 100/-
3
)
..
36,60 55,0
Gesi.
runderen
………………….-
W
Gesi.
varkens
…………………….
–
–
–
–
..
0,16
32,6
Cacao
…………………………
..
–
0,175 29,6
Koffie,
Robusta
………………….
o
Koffie,
Sup.
Santos
……………..
–
_*)
–
>
Suiker
…………………………..
Thee
……………………………
–
0,5425
71,6
…..*)
–
–
ets
9.33 0,175 37,2
Katoen,
Sup.
Floe
Oomra
……..
.
ence 6.03
0,184
51,2
Jute
………………………………
‘
Austr.
Wol,
Crossbr.
Col.
Carded
0
Katoen,
Mid. Upland
……………$
Austr.
Wol,
Merino
…………….
.
– –
Jap.
e
……………………..
Zijd
Rubber
.
………………………
.
…_*)
$
…
3,09
pe nce 9,62
5
5,79 0,30
45,2 45,2
>
Grenerihout
……………………
– –
Vurenhout
……………………..
–
–
Koehulden
…………………….
18,-
44,9
Copra
…………………………
13,-
42,4
…..*)
– –
2
Gr9ndnoten
…………………….
Lijnzaad
………………………..
– –
Goud
…………………………..
.
sh.
168/-
1
63,25
122,9
.*)
– –
…..*)
–
–
229.1716
1730,95
59,6
sh. 99/-
37,25
88,4
n
Gleterij-Ijzer
……………………
–
Zlnk
…………………………..
….*)
–
-t
)
– –
Zilvor
…………………………
51,5
‘
Koper
……………………………
0Loûd
…………………………….
–
11,50
105,3
0
Tin
……………………………..
….
1,02
1191
61,9
IJzer,
Cleveland
………………….
)
Benzine
……………………….
42,7
pen
.c.
21114
0,67
–
5,70 51,0
Steenkolen
………………………..
Petroleum
………………………..
$
.cts. 6,56
4
)1
1234
–
4,95
44,4
.
Kalksalpeter
…………………….
–
13,35
73,4
.
Zwavelz.
ammoniak
……………..
S
Ceme.n…………………………
2
Steenen,
binnenmuur
…………..
9,50
72,6
Ø
Steenen,
buitenmuur
…………..
12,-
64,3
Nominaal.
Heffing Crisis Zuivel-Centrale.
Noteering van 20 Sept.
Noteering van 19 Sept.
t)
In
verband
met den
inlernationalen
toestand
geen
noteering
ten gevolge waarvan het berekenen van
indexcijfers achterwege
moet blijven.
(Wegens plaatsgebrek vervangen bovenstaande slatistie-
ken deze week liet gebruikelijk overzicht der groothandels.
prijzen.)
N. (In tons
van
1000
kg.)
Amsterdam
II
Totaal
Artikelen
24-30
Sept.
1939
Sedert
1Jan.
1939
Overeenk.
tijdvak
1938
24-30
Sept.
1939
Sedert
1Jan.
1939
Overeenk.
tijdvak
1938
-.
—
Tarwe
…………….
–
606.405
1.053.229
–
47.989
6.800
654.394
1.060.029
Rogge
…………….
–
139.855
169.012
–
1.700
–
141.555 169.012
Boekweit
…………..
–
11.702
13.482
–
–
–
11.702
13.482
MaIs ………………
–
..
499.263
940.950
–
63.003 71,365 562.266 1.012.315
–
..
..
222.443
366.649
–
12.500
16.397
234.943 383.046
Gerst
……………..
–
..
158.241
170.170
–
2.360 8.312
160.601
178.482
Haver
………………
Lijnzaad
…………….
–
125.860
127.283
–
209.068
174.163
334.928
301.446
4.301
61.858
.
42.777
–
150
225
62008
4.002
Lijnkoek
…………….
–
43.787
43.452
–
5.446
9.155
49.233
52.607
Tarwemeel
………….
Andere meelsoorten
–
18.327
24.450
–
4.424 4.004
22.751.,
.28.454
4 October
1939
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
745
ONTVANGEN BOEKEN.
Sociaal-econonvische ordening,
een ideologisch-socio-
logische beschouwing van religieus standpunt,
door Ed. van Oleeff, met een voorwoord van Prof.
Dr. J. Tinbergen. (Arnhem
1939;
Van Loghum
Slaterus’ Uitgeversmaatschappij
N.V.
Prijs ing.
f 4.90;
geb.
f590).
Grondslagen van de mechanische administratie
door
Drs. A. Al. Groot. (Purmereod
1939. .1.
Muusses.
Prijs
fl.90).
STATISTIEKEN.
Laatstbekende noteeringen te Amsterdam en Rotterdam op
2 Oct. 1939 voor
telegrafische
uitbetaling op:
Gulden per
Pari
Koers
Bank-
disconto_
Europa.
0/0
Londen *) ………
£
–
7.53
Berlijn
*)
……….
100 Mark
59.26e
744
44
Parijs *)
……….
100 Franc
4.27
2
Brussel *)
100 Belga
24.90
6
31.59
24
.
.
100 Franc
6.22
6
7.90
Luxemburg ……..
Ziirich
) ……….
.
100
,,
–
42.35
14
Praag …………..
.
100 Kronen
–
6.45
Boedapest
………
100 Pengö
43.51
33.50
4
100 Lei
1.48
8
1.33
34
100 Leva
1.79
1
2.25
6
Belgrado ……….
100 Dinar
—
3.60 44
Turksch £
–
1.46
4
Boekarest
………
100 Drachme
1.274
6
Sofia
………….
100
Lira
–
9.50
44
Istanbul ………..
Athene
………..
Madrid
5)
100 Peseta
.
48.-
20.95
5
Milaan
………..
Escudo
–
0.06*
Lissabon ………..
Kopenhagen )
100 Kronen
–
36.30
34
Oslo
‘)
………….
.
100
,,
–
42.70
34
Stockholm
0)
100
,,
–
44.70
24
100 IJsl. Kr.
–
32.65
100 Zioty
27.90
9
–
Kovno (Litauen)
100 Lita
24.88
32.-
5
Riga (Letland)
100 Lat
48.-
35.-
5
Reickjavick
…….
Warschau
………
Tallinn (Estland)
100 EstI. Kr.
.
–
44.70
44
Finnmrk.
–
3.75
4
Tjerwonets
–
35.50
4
(100 Roebel)
100 Gulden
27.90
9
–
Amerika.
New.York )
$
1.46
9
1.874
1
Helsingfors
…….100
Canad.
$
–
1.69
24
Moskou
………..
Montreal
………
Mex. Dollar
–
0.32
3
Buenos Aires ……
Peso (papier)
–
0.444
34
La Paz (Bolivia)
8)
Boliviano
–
–
6
Danzig
…………
Mexico
…………
Rio de Janeiro
Milreis (pap.)
.
–
0.10
Peso
(papier)
0.15
0.064 3_44
Bogota (Columbia)
5)
Peso
–
–
4
Quito (Ecuador)
Sucre
–
–
4
Valparaiso
……….
Sol
–
0.37
3
Montevideo (Urug.)
Peso
–
0.69
Caracas (Venezuela)
Bolivar
–
0.60
Lima (Peru)
…….
Gulden
–
1.004
San José (C. Rica)
Colon
– –
Quetzal
–
1.87k
Willemstad (Curaç.)
Gulden
–
1.00k
Managua (Nicar.)
5)
Cor.doba
–
–
San Salvador
8)
….
Colon
–
–
Azië.
Paramaribo
…….
Calcutta ………..
Rupee
–
0.57
3
Guatemala ………
Gulden L.G.
-.
1.014
Yen
–
0.444
3.29
Dollar
–
0.46
Batavia
………..
Dollar
–
0.13
Straits Doli.
1.41
Phil. Peso
–
0.94
Shanghai
………
Teheran’) (Perzië)
Pahlavi
–
–
Singapore
………
Manilla
………..
Baht
–
0.70
Kobe
………….
Bangkok ………..
Afrika.
Hongkong ………
Kaapstad
£
–
7.52
34
Alexandrië ……..
Egypt.
£
–
7.72
Au8tralië.
Melbourne, Sidney
en Brisbane •
£
.
–
6.03
Nieuw Zeeland
£
–
6.08
2
1)
0ff.
0.36 vrije markt 0.09.
2
) Milrels Goud.
3)
Goudpeso.
4)
Munteenheid
=
Rail (=een-Kran.)
5)
Nom.
) Not, te Adam.
0v.
not, part. opg.
BANKDISCONTO’S.
Ned
Disc.Wissels.
3
28Aug.’39
Lissabon
…. 4
11Aug.’37
‘Bel.Binn.Eff.
Bk
1Vrsch.inR.C.;jj28Aug-’89
34
28Aug.’39
Londen ……3
28Sept.’39
Madrid …….S
15Ju1i’35
Athene ……….
6
4Jan.’37
N.-YorkF.R.B. 1
26Aug.’37
Batavia
……..
3
14 Jan.’37
Oslo …….. 442!
Sept.’39
Belgrado ……..
5
1
F’ebr.’35 Parijs
……
2
3
Jan.’39
Berlijn ……….
4
22Sept.’32
Praag
……3
1Jan.’36
Boekarest
……
34
5Mei’38
Pretoria
…. 34
15Mei’33
Brussel
……..
24
1
)6 Juli’39
Rome ……..44
18Mei’36
Boedapest
……
4 28Aug.’35
Stockholm
.. 24
1Dec.’33
Calcutta
……..
3
28Nov.’35
Tokio….
3.46
11 Mrt.’38
Dantzig
……..
4
2Jan.’37
Warschau….
4418Dec.’37
Helsingfors ……
4
3Dec.’34
Zwits.Nat.Bk.
1425Nov.’36
Kopenhagen
….
44
20Sep.’39
1
)111
2
% bankwissels
i.z. verk. Belgische prod. in het buitenland.
OPEN MARKT.
1939
11 1938 11 1937 II 1939
30
1
25130
1
18123
1
11116 126Sept/ 27Sept.1″
14
19
Sept.
Sept.
Sept.
Sept.
1
Oct. 2 Oct.
Aug.
Amsterdam
Partic,disc.
214
2
3
/4-3
2314-314
2
3
14-3
1/3.13/4
1
14
1
12
Prolong.
31/
4
31/..31
331
4
.4
3_3113
1
12»2
1
11
112 314
Londen
Daggeld. . .
21I-3
1)
2112-3
3)
2
1
I2-3
21(2-31(1
1121
113.1
21
3
.301
4
Partic. disc.
331_1j
3l1
3
_51
5
3)
311
3
_5/
5
3113.3314
1-1 13
1
‘
q
7
,
3
5
.9,
Berlijn
Daggeld. . .
2
1
j
)
2-/3
5)
231-7I8
6)
–
2112.3214
3_
1
(
2
1
1
4
-518
MaandeId
231-5/8
4)
2
1
1-51g 5)
23!g-5/s 6)
–
214-3
214-3
23(_5/
8
Part, disc.
2.21
4
4)
2
3
/4 5)
1
2314
6)
–
/8 27!
2
3
/4
Warenw…
41/
3 4)
4.
1
(2
5
)
4.
1
/2
6
)
–
4.1/
3
4_1(
4.2/
3
New York
1
Daggeld 1)
1
1 1
1/
1
1 1
Partic.disc.
1/
4
11
5
i/
1
11
5
1
,2
1
12
Koers van 29 Sept. en daaraan voorafgaande
weken
t!m. Vrijdag.
23 sept.
18-23 Sept.
4)
23 Sept.
5)
18-23 Sept.
6)
11-16 Sept.
WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.
Da a
New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Batavia
York
)
0)
)
)
S)
1)
26 Sept. 1939
1.88 7.51
75.-
4.26 31.85
101
27
1939
1.87%
7.50%
75.-
4.26 31.75
101%
28
1939
1.87% 7.55
75.-
4.28% 31.724
101%
29
1939
1.88
7.5334
75.-
4.27%
31.63
10134
30
1939
1.87%
7.52%
75.-
4.27%
31.60
101%
2 Oct.
1939
1.87o/
8
7.53
74.874
4.27
3159
101%
Laagste d.w’)
1.87
7.49
74.-
4.20
31.50
100%
Hoogsted.wl)
1.88%
7.58
75.50 4.30 31.90
102
Muntpariteit
1.469 12.1071
59.263
9.747 24.906
100
Data
Serland
Praat
Boeka.
Milaan
I
Madrid
26 Sept. 1939
42.4734
–
– –
–
27
1939
42.45
–
– –
–
28
1939
42.52%
–
–
–
–
29
1939
42.50
30
1939
42.45
–
–
– –
2 Oct.
1939
42.35
–
–
–
–
Laagste d.w’)
4235
–
–
9.60
–
Hoogste d.wt)
4260
–
–
9.90
–
Muntpariteit
48.003
7.371
1.488
–
13.094
48.52
D fa
a
Sfock-
Kopen-
Oslo’
11:
1.
.
Buenos-
Mon-
/ioltn)
hagen0)
‘
for!’)
Aires’)
Ireal’)
26 Sept. 1939
44.84
36.874
4275
3.80
4431
.
–
27
1939
44.60
36.30 42.65
–
– –
28
,,
1939
44.80
36.35
4265
–
44%
171
29
1939
44.85
36.40
42.70
–
–
171
30
1939
44.75
36.25
42.60
–
44%
170
2 Oct.
1939
44.70
36.30
42.70
–
43%
169
Laagste d.w’)
44.50
36.-
42.40 3.70
43%
168
Hoogste d.w’1
4490
36474
42.90
3.824
45
172
Muntpariteit
166.671
.
66.671
66.671
6.266
95%
2.1878
•) Noteeriiig te Amsterdans.
OS)
Not, te Rotterdam.
1)
Part. opgave.
In ‘t late of Zde No. van iedere maand komt een overzicht
voor van een aantal ‘niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.
KOERSEN TE NEW YORK. (Calle).
Da a
Londen
($ per Z)
Parijs
I
($
p. lOOfr.)
Berl(In
(8 p. 100 Mk.)
I Amsterdam
(8
p. 100 gid.)
26 Sept.
1939!
4,00% 2,27%
40,07
53,25
27
1939
4,01% 2,28
40,10
53,30
28
1939
4,02%
2,28
40,08 53,25
29
1939
.
4,02
2,28%
40,00
53,30
30
1939
4,02
2,28
40,00
53,31%
2 Oct.
1939
4,01%
2,28
40,10
53,28
3 Oct.
1938
4,79′
2,678/.
40,07 54,01
Muntpariteit..
4,86
3,90% 23,81%
40%
740
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
4 October 1939
KOERSEN TE LONDEN.
Plaatsen en
Landen
Noteerings-
19
eenheden
1
Sept. 116
1939
1
Sept.
1939
i
LaagstelHoogstel
11123
Sept.
’39
123
Sept
1939
Alexandrië..
Piast. p. Y,
–
97%
97%
97%
97%
Athene
….
Dr. p.
£
535 535 535 535 535
Bangkok….
Sh.p.tical
– –
–
–
–
Budapest
..
Pen. p.
£
–
–
– –
–
BuenosAires’
p.pesop.c
17.00
17.30
16.40
17.60
16.70
Calcutta….
Sh. p. rup.
–
–
–
–
–
aongkong ..
Sh. p.
$
1/3
13
1/2%
1/3.g
1/3
[stanbul
..
Piast.p. y,
520
510
510 530 510
Sh. p. yen
1/1
6
‘/
1/2
1/1%
1/2%
1/2
Lissabon….
Escu.p.0
109%
110%
109
111
110
Montevideo
.
d.perC
–
22%
22
24%
23
Niontreal
..
$
per
£
4.34
4.45 4.32
4.48
4.45
obe
…….
R i o d.Janeiro
d. per Mii.
–
3%
3 y
,
3% 3%
Shanghai
..
d.
P. $
4 4
3M
5
4%
Singapore ..
Sh. p.
$
2147/84
2/4
2/4%
2/49.ç
214′
Valparaiso
2).
$
per
£
–
120
90
120
90
Warschau ..
Z1.p.0
–
–
–
–
–
‘1 UIlIC.
nUt.
13141e11,gCul.
(lul.,
WCIKV 111(j).
ucuucli
le UCtfttCtI
(01NOV. 12(30
17.13.
2
) 9Odg. Vanaf 13 Dec.1937 laatste ,,export”noteering.
ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS
Londen’) N.York’)
A’dam
3)
Londen4
26 Sept. 1939.. 2334 39% 26 Sept. 1939.. – 168/_
27
1939.. 23% 37% 27
1939.. – 168/_
28 ,, 1939.. 23
35% 28
1939.. –
168/_
29
1939.. 22% 35
29
1939.. – 168/_
30 ,, 1939.. –
–
30 ,, 1939.. – 168f_
2 Oct. 1939.. 21%
34%
2 Oct. 1939.. – 168/_
3 Oct. 1938.. 19%
42%
3 Oct. 1938.. 2070 144,S
23 Aug. 1939.. 18%
37% 23 Aug. 1939. . 2110
1
148/6k
1)
in pence p. oz. stand.
2)
Foreign silver In $c. p. oz. fine.
3)
In guldens
per Kg. 100011000.
4)
In sh. p. oz. line.
STAND_VAN_’s_RIJKS_KAS.
Vorderingen.
1 23Sept. 1939 1 30Sept. 1939
Saldo van ‘s Rijks Schatkist
bij
De Ne
derlandaclie Bank ……………….
.-
m
f
–
Saldo b. d. Bank voor Ned. Geeenten
78.34527
f
1.215.560,54
Voorschotten op ultimo Aug. 1939
a/d. gemeent. verstr. op a. haar uit te
keeren hoofds. der pers. bel., aand. In
de hoofds. der grondbel. en der gem.
fondsbel., alsmede opc. op die belas-
tingen en op de vermogensbelasting
–
–
Vorschotten aan Ned.-lndi8 ………
..60.623.663,26 • 62.371.084,76
m
Ide
aan SurIname ………………
..10.977.412.44
,, 11.127.412,44
Kasvord.weg. creclietverst. a!h. bultenl. • 93.362.69250 • 93.135.459,30
Daggeldleeningen tegen onderpand..
–
–
Saldo der postrek.v.Rljkscomptabelen
58.756.635,81 • 52.123.121,68
Vord. op het Alg. Burg. Pensioenf.’)…
–
–
Vord. op andere Staatsbedrijven
1)
17.055.638,15 ,, 17.209.225,91
Verolichtingen
voorscnos uoor ue mea. nana Ingev.
art. 16 van haar octrooi
verstrekt
f
5.672.639,20
f
10.775.521,69
Schatkistbiljetten in omloop ………
,, 122.625.000,-
Schatkistpromessen in omloop ……
162.000.000,-
•
186.000.000,-
Zilverbons in omloop …………….
1.069.282,50
,,
1.068.58550
•
5.000.000,-
Schuld op ultimo Augustus 1939 a/d
..123.025.000,-
Daggeldieeni ngen
2)
………………..5.000.000,-
gem. weg. a. h. uit te keeren hoofds. d.
…
pers. bel., aand. 1. d. hoofds. d. grondb.
…
e. d. gem. fondsb. alam. opc. op die
bel, en op de vermogensbelastlng
,
.0.549.916,53
•
10.549 916 53
2.085.376.06
,,
1.795.376,06
Schuld aan het Alg. Burg. Pensioenf.’)
,,
1.463.232,57
•
2.171.553,49
Id. a. h. Staatsbedr. der P.T. en T.
1)
,, 193.161.745,57 184.411.073,08
Schuld aan Curaçao’) ……………….
,,
20.543.995,83
.
20.543.995,83
Id. aan andere Staatsbedrijven
1)
…..
Id. aan dIverse instellingen’) ………
1
11fl
‘s Rijks Schatkist.
..342.039.369,50
343.509.967,11
rekg.-crt. met
2)
Waarvan rechtstreeks bij de Ned.
Bank geplaatst f51.000.000.
NEDERLANDSCH-INDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.
23Sept. 1939
1
30 Sept. 1939
Vorderingen
:2)
f
f
Saldo Javaache Bank
…………….
Saldo b. d. Postchbque- en Girodiensi
3.489.000,-
,,
220.000,-
617.000,-
•
303.000,-
Verplichtingen:
Voorschot’s
Rijks
kas e.a. Rijksinstell.
Schatkistpromessen In omloop …….
,,
60.624.000,-
19.000.000,-
62.371.000,-
•
19.500.000,-
Schatkistbiljetten in omloop
–
–
Schuld a. d. Indische Pensioenfondsen
,,
20.000.000,-
•
20.000.000,-
Schuld aan het Ned.-Ind. Muntionds
,,
1.475.000,-
…
,,
1.475.000,-
Idem aan de Ned.-lnd. Postspaarbank
•
111.000,-
•
131.000,-
Belegde kasmiddelen Zelfbesturen
,,
995.000,-
•
95.000,-
Voorschot van de Javasche Bank
–
1
–
2)
Betaalmiddelen In ‘s LandsKas t 36.602.000,-.
SURINAAMSCI-IE BANK.
Voornaa.mste posten in duizenden guldens.
Data
Metaal
I
fa’f/’
Andere
opelschb.
schulden
1
1
Dtscont.
1
Aug
1939..
i7ö
1.245
650
549 1.373
29 Juli
1939..
1
915
1.264
628
551
1.375
22
,,
1939..
940 1.164
601
549 1.378
15
,,
1939,.
932
1.171
637
541
1.343
8
1930..
921
1.198
645 537
1.355
1
Juli
1914..
645
1.100 560
735 396
‘) Sluitp. der activa.
NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 2 October 1939.
Activa.
Binnenl.Wis. (
Hfdbk.
f
44.873.474,66
sels, Prorn., Bijbnk.
,,
1.577.880,26
enz.1nu1sc.
,
Ag.scn._,,
.ouoo,ol
f
48.957.301,49
Papier o. h. Buiten!.
–
f
1.575.000,-
Af: Verkocht,maar voor
debk. nog niet af ge!.
–
1.575.000,-
Beleeningen
lllfdbk.
f
184.053.255,951)
mcl. vrsch. Bijbnk.
,
5.274.471,03
inrek..crt.tAgsch
op onderp.J
,,
41.659.466,50
f
230.987.193,48
Op Effecten enz. ..
f
229.380.541,351)
Op Goederen en Ceel. ,,
1.606.652,13
230.987.193,481)
Voorschotten a. h. Rijk
……………
,
9.712.107,20
1unt, Goud ……
f
105.497.605,-
Muntmat., Goud.
.,,
998.879.796,95
[1.104.377.401,95
Munt, Zilver, enz.
7.971.203,84
Muntmat., Zilver.
–
Belegging van kapitaal, reserves en pen-
,,
1.112.348.605,79
sioenfonds
……………………
,,
43 670.058,15
Gebouwen en Meub. der Bank
……..
,,
4.580.000,-
Diverse rekeningen
………………
,,
23.062.889,13
Staat d. Nederi. (Wetv. 27,5,’32,
S. No.
221)
,,
7.629.955,16
–
Passiva
f
1.482.523.110,40
Kapitaal
……………………….
f
20.000.000,-
Reservefonds
…………… ………
,,
4.277.243,54
Bijzondere
reserve
…
….. …. …..
,,
7.756.940,37
Pensioenfonds
………….
………
,,
1
1.975.514,75
Bankbiljetten in omloop…….
…….
,,
1.164.956.940,_
Bankassiguatiën in omloop
……….
,,
107.081,53
Rek.-Cour.
f
liet Rijk
f
–
saldo’s:
k
Anderen,,268.998.228,99
268.998.228,99
Diverse
rekeningen
………………
..4.451.161,22
f
1.482.523.110,40
Beschikbaar metaalsaldo
…………
f
538.673.361,96
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop
dan waartoe de Bank gerechtigd
is
,,
1.346.683.400,
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank ondergebracht
………………..
,,
13.000.000,–
1)
Waarvan aan Nederlandsch-lndië
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsblad No. 99)………..
f
60.612.475,-
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Goud
-j
1
Andere
1
Beschikb.
1
Dek-
Data
Circulatie
opeischb.l
Metaal-
1
kings
1Munt
1
Muntmat.!
1
schuldenj
saldo
1
perc.
2 Oct. ‘391105498
1
998 88011.164.9571269.105
538.673
77
25 Sept.’39I105498
998.8821.142.100336.469
520
.
285
1
75
21Aug.’39
105958
1
1
.
023.467
1
1.011
.
582
r
401.626
590
.
049
1
79
.
9
Totaal
1
Schatkist-
1
Belee-
1
Papier
1
Diverse
Data
______________
bedrag
Idisconto’slrechtstreeks
1
promessen
___________
het
b
°
uitenl.
reke-
_ningen
1)
2 Oct. 1939
1
48.957
13.000
1
230.987
1.575
1
23.063
25 Sept. 1939
90.359
43.000
1
233.703
1.575
3.369
21 Aug. 1939
21.297
–
214
.81
2
1
1.575
1
11.581
2) Onder de activa.
JAVASCHE PANK.
Andere
Beschikl
Data
Goud
Zilver
Circulalie
opeischb.
metaal-
I
schulden
saldo
30
Sep’39
2)
l4US0
199.350
75.760
36.836
23
,,
139
2)
147.360 197.600
81.040
35.904
5Aug. ’39
202.897 66.686
28.267
116.886
l9.21
29 Juli
’39
116.886
19.274
199.159
69.531
28.684
ID
Aug. ’39
J
198.910
72.390 39.390
147910
Data
Wisels,
buiten
N.
.Ind.
betaalb.
Dis-
conto’s
Belee-
ningen
Diverse
reke-
nin
g
en
‘
)
t
Dek-
t
kings-
percen-
tage
30 Sept.’39
2
)
9.490
8 0’870
50.710
53
23
1
39
2
)
11.070
70.690
53.270
53
5 Aug. 1939
10.457
14.367
1
48.868
60.361
55
29 Juli 1939
11.474
14.447
46.256
62.124
51
19 Aug. 1939
1
9.300
51.940
55
74570
1)
Sluitpost activa.
2)
Cijfers
telegrafisch onsvangen.