Ga direct naar de content

Jrg. 24, editie 1225

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juni 21 1939

1 JUNI 1989

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.

Economi*sch,,Statistische

Berl
‘ochten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN
EN VERKEER

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

24E JAARGANG

WOENSDAG 21 JUNI 1939

No. 1225

COMMISSIE VAN REDACTiE:

GELD-. KAPITAAL. EN WISSELMARKT.
1′.
Lief tinck; N. J. Polak; J. Tinbergen; F. de Vries en

De omzetten op de wisselmarkt waren in de verslag-
H. Al. H. A. van der Valk (Redacteur-Secretaris).

L,

M. F. J. Gooi – Adjunct-secretaris.

Redactie-adres: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam-West

Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.

Telefoon Nr. 35000. Poitrekening 8408.

Advertenties voorpagina f 0,50 per regel. Andere pagi-

na’s f 0,40 per regel. Plaatsing bij abonnernent volgens

tarief. Administratie van abonnementen en advertenties:

Nijgh d van Ditmar N.V., Uitgevers, Rotterdam, Am-

sterdam, ‘s-Gravenhage. Postchéque- en giro-rekening

No. 145192.

Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p. in

Nederland f 16,—. Abonnements prijs Economisch-Statis-

tisch Maandbericht f 5,— per jaar. Beide organen samen

f 20,— per jaar. Buitenland en Koloniën resp. f 18,—,

f 6,— en / 23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. Dona

teurs en leden van het Nederlandsch Economisch Instituut

ontvan gen het weekblad en het Maandbericht gratis en

genieten een reductie op de verdere publicaties.

INHOUD:

BIz.

Kartelvorming op de kapitaalmarkt door
Mr. P. Steina 490

De economische beteekenis van de Nederlandsche spaar-

banken door
Dr. L. R. W. Soutendijk …………..
492

De voorgestelde huurbelasting en de vaste lasten door

Dr. Ir. H. G. van Be24sekorn

………………….
494

Rotterdam in het eerste kwartaal van
1939
door
Mr.

W. P. Lichtenaver …………………………..
497

De Rijksmiddelen over Mei……………………..
498

AANPEEKENINGEN:

De zichtbare suikervoorraden in de wereld ……..
499

INGEZONDEN STUKKEN:

De omvang van den melkveestapel door
Dr. D. Hoek
met Naschrift van
Dr. J. B24ter …………….
499

ONTVANGEN

BOEKEN

…………………………
499

MAANDCIJFERS:

Overzicht van den stand der Rijksmiddelen ……..
500

Statistieken:

Groothandelsartikelen

……………………………..502-503
Geldkoersén-Wlsselkoersen-Banlçstajen ……………..501,

504

e.LLug.
‘JVeI neb
uigemeen iag cle
Gulden aangeboden, deels in verband weer met den
internationalen politieken toestand, anderzijds omdat de binneulandsche politieke toestand – althans bezien
door den bril van buitenlanders, clie nogal geneigd
zijn den invloed van bepaalde factoren te overschatten
– eenig aanbod in onze munt uitlokte. En de druk
op den Gulden zou wellicht nog krachtiger zijn ge-
weest, wanneei- niet anderzijds eenige vraag naar
contante Guldens tegenover aanbod van Termijugul-
dens was ontstaan uit hoofde van elders onderge-
bracht papier van de nieuwe Fransche schatkistuit-
gifte, waarvoor onder de nieuwe condities – overne-
ming slechts voor den looptijd van de wissels dus zon-
der prolongatieplicht – in het buitenland wel eenige
belangstelling bestaat. Het Egalisatiefonds kon deze
week niet geheel afzijdig blijven, en ‘moest om den
Dollarkoers op 1.88% te kunnen handhaven interve-
nieeren, zij het dan ook, dat de omvang der Dollar-
afgiften betrekkelijk gering is gebleven.

Ook het Pond was te onzent iets vaster gestemd,
echter relatief minder dan de Dollar, omdat’ immers
het Pond zelve ten aanzien van Dollars gedrukt lag,
zulks in de eerste plaats in verband met den inter-
nationalen toestand en meer in het bijzonder de si-tuatie in het Verre Oosten. Het Engelsche Egalisa-
tiefonds heeft eveneens moeten intervenieeren om de
koersdaling binnen enge grenzen te houden, zulks ter-
wijl nog de vorige week het Fonds Ponden had kun-
nen afgeven.

Van de overige valuta’s hebben feitelijk slechts
Belga’s de aandacht getrokken. De koers van dit de-
vies was geruimen tijd relatief hoog geweest, omdat
de speculatie gedwongen was termijnposities te liqui-
deeren, waarbij de Belgische Nationale Bank den koers
dicteerde, omdat immers, zooals bekend, dit instiuut
weigerde goud te accepteeren. Nu deze factor lang-
zamerhand tea einde liep, was er geen reden meer
voor den tijdelijke opwaartschen druk, ên nu het
wegvallen van dezen factor coincideerde met geruch-
ten inzake moeilijkheden hij de opstelling der begroo-
ting – tout comme chez nous overigens – was dat
het sein voor den terugtocht van den Belgakoers.

Op de termijnmarkt lagen Guldens aangeboden,
deels wellicht in verband met speculatieve transac-
ties, maar deels ook als gevolg van de opgemelde transacties contant-tegen-termijn van nemers van
Fransche schatkistwissels. Het Dollaragio steeg voor
drie maanden tot % cent, terwijl liet disagio voor
driemaandsponden tot
1%
gereduceerd werd.

De wisselmarkt vertoonde een lichte verkrapping
met iets aantrekkende rentekoersen. De beleggings-
markt blijft een ged.rukte tendens vertoonen, hoewel
de koersen per saldo slechts weinig veranderden.
Vooral in de groep staatsleeningen hebben zich de
koersen vrij goed kunnen handhaven, de 3 pOt. ge-
meenteleeningen daarentegen hebben• hët langzame
proces van afbrokkeling voortgezet.

490

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

21 Juni 1939

KARTELVORMING OP DE KAPITAAL-

MARKT.

01) het gebied van het industrieele bedrijfsleven
is kartelvorming een zeer bekend verschijnsel. Het
voornaamste doel, dat door een kartel wordt nage-
streef d, is het uitschakelen of verminderen van de
concurrentie. Ter bereiking van dit doel wordt bij
en productikartel tusshen onirncmers een oqe-
eenkomst gesloten, teneinde een al te overvioedig aan-
bod van het gekartelleerde artikel binnen perken te houden. Dit geschiedt clan veelal door vastsceiling
van prijzen of wel door de vaststelling van een pro-

ductieplan.
Op de kapitaalmarkt is de karteivorming echter
een minder belcend verschijnsel. Het is daarom zeker
als een merkwaardigheicl aan te merken, dat ongeveer
anderhalf jaar geleden een zekere samenwerking tot
stand kwam op de Nederlandsche beleggingsmarkt,
die in zeker opzicht het karakter van een kartel
draagt. Het valt dan ook niet te verwonderen, dat
de vorming van dit beleggerskartel in breeden Icring
de aandacht heeft getrokken. Immers, een georgani-
seerd overleg tusschen instellingen, die regelmatig
geldn hebben te beleggen, waarbij men met elkander
te rade gaat omtrent de wijze waarop en de voorwaar-
den waaronder investeeringen dienen plaats te vin-
den, was een experiment, dat niet geringe consequen-
ties met zich medebracht. Ook in het buitenland trok
dit verschijnsel de aandacht en het is bekend, dat o.a.
in Engeland, Zwitserland en Zweden pogingen in
eenzelfde richting zijn aangewend. Behoudens in
Zweden, waar een regeling werd getroffen voor 10-
jarige hypotheken op gemeentelijk terrein, hebben
deze pogingen intusschen voor zoover bekend geen
resultaat opgeleverd.
Het valt niet te ontkennen, dat de totstandicoming
van het ,,Overleg in Beleggingszaken” – de offi-
cieele naam van dit instituut – met het noodige
scepticisme werd begrdet. De vele artikelen, die in
het voorjaar van 1938 in de financieele en economi-
sche pers verschenen, gaven hiervan blijk. Betwijfeld werd, of het aan de gemeenschappelijke actie zou ge-
lukken den steeds verder dalenden rentestand –
want dat was het hoofddoel – op te vangen en of
de onderlinge belangengroepeeringen een zoodanige
gemeenschappelijke kern zouden bezitten, dat een een-
heid van optreden ook op eeuigszins langen termijn
succes zou kunnen hebben.

Oorzaken van het ontstaan van het kartel.
Het ligt voor de hand, dat wel zeer diepgaande
oorzaken deze samenwerking hebben teweeggebracht
en dat, alle sombere voorspellingen teu spijt, liet
,,Overleg in Beleggingszakeu” zijn positie heeft we-
ten te handhaven en te versterken. Dit wijst in de richting, dat dit kartel zijn grondslag vond in een
economische en sociale noodzakelijkheid. Het is daar-
om niet ondienstig in zeer korte trekken na te gaan,
welke deze oorzaken zijn geweest, aangezien dat de doelstelling en de opbouw van deze Organisatie he-
grijpelijicer maakt.
Alvorens hiertoe over te gaan, zij er op gewezen,
dat de samenwerking zich uitstrekt tot de vijf be-
langrijkste groepen, die regelmatig handelingen ver-
richten op de kapitaalmarkt. Dit zijn de rijksfondsen, de levensverzelceringmaatschappijen, de particuliere
fondsen, de spaarbanken en de boerenleenhanken. Bo-
vendien moet in het oog worden gehouden, dat het
overleg zich uitstrekt, tot bepaalde soorten van beleg-gingen, waaronder zijn te rekenen de onderhandsche-en obligatieleeningen ten laste van overheidsihstellin-gen of daarmede gelijkgestelde, de pandbrieven en de
hypotheken. Deze objecten toch vormen vrijwel het
geheele beleggingsmateriaal voor de zoo juist genoem-

de instellingen.

• De rentedaling.

De voornaamste oorzaak van de totstandkoming

van, het z.g. Beleggingsaccoord werd reeds met een
enkel woord aangeduid. Deze toch was de steeds ter-der gaande rentedaling, die, behoudens enkele onder-
brekingen, gedurende de laatste 10 h 20 jaren werd
waargenomen. Deze daling bereikte na de depreciatie
van ons ruilmiddel in September 1936 een zoodanig
laagterecord, dat, indien niet tijdig verandering in
dien toestand zou worden gebracht, bedrijfsmoeilijk-
heden voor de hierbedoelde instellingen geenszins tot
de onmogelijkheden zouden behooren. Enkele cijfers
toonen dit overduidelijk aan.

In 1921 was liet gemiddelde rendement van Neder-
landsche Grootboekobligaties nog 5.02 pOt.; in 1926 ivas dit rendement gedaald tot 4 pOt., terwijl in 1936 slechts een rendement van 3.32 pOt. op deze obliga-
ties kon worden verkregen. Voor gemeentelijke en
provinciale leeningen is het gemiddelde rendement
steeds wat gunstiger, doch oök hier is de dalende
tendens duidelijk kenbaar.

Hoewel door andere oorzaken de pandbriefrente een
eenigsziris ander, beeld vertoonde, volgde de hypo-
theekrente, met name voor zeer goede hypotheken en
nieuwe afsluitingen, de daling van het algemeen
rentepeil. Uit het verslag van de Verzekeringskmer
over 1937 l)leek bijv., dat op hypotheken in 1925 nog
gemiddeld 5.71 pOt. rente werd gemaakt, welk ren-
dement in 1936 was gedaald tot 4.69 pOt. Deze hoo-
gere gemiddelde rente in vergelijking met Staats-papieren, moet om. worden toegeschreven aan de
loopende hypotheken, waarvan de overwaarde tenge-
volge van de waardedaling der onderpanden belang-
rijk was verminderd en welke daarom voor rentever-
mindering niet in aanmerking kwamen.

Na September 1936 zette de rentedaling in ver-
sneld tempo door tengevolge van de abnormale geld-
ruimte, die op de kapitaalmarkt werd aangetroffen en die mede was veroorzaakt door het weer terug-
trekken van saldi, die in het buitenland waren belegd
uit vrees voor devaluatie. Maar er was nog een om-
standigheid, • die deze geidruimte stimuleerde. Toen
de aandeelenkoersen de stijgende lijn, welke na het loslaten van den gouden standaard werd waargeno-
men, niet voortzetten en integendeel ongeveer een
jaar daarna een vrij scherpe daling intrad, bleek de
lust om gelden in ondernemingen te investeeren be-
langrjk afgenomen. Groote bedragen, aanvankelijk
nog liquide gehouden in afwachting van een defini-tief marktbeeld, gevoegd bij de middelen dergenen,
die van beleggingen moeten leven of wier bedrijven
op beleggingen zijn gebaseerd, veroorzaakten een zoo-
danigen heleggingsdrang, dat vrijwel alle 4 pOt. en
hooger rentende overheidsleéningen, zoowel onder-
handsche als obligaties, werden geconverteerd in
3i pCt. leeningen. Doch ook een 3Y2 pOt. basis bieelc
geen rustpunt te zijn voor het rentedalingsproces.
Nog lager rentende leeningen deden haar intrede. Men denke slechts aan de conversie van de totale
Staatsschuld in een gestaffelde 3 pOt. leening. Al-
gemeen won de meening veld, dat, gezien de groote
geldruimte en het uitblijven van de vraag naar
nieuw geld, een conversielawine was ingezet, die tot
steeds verdergaande rentevermindering aanleiding
zou geven.

Als tweede oorzaak van het totstandkomen van
het ,,Ovêrleg in Beleggingszaken” mag worden ge-
noemd het voordien ontbreken van een onderling con-
tact tusschen instellingen, die op velerlei punten ge-
lijkgerichte belangen hadden. Het ontbreken van de
noodige samenwerking had tot gevolg, dat de geld-
gevende instellingen elkander steeds onderboden en door de geldvragende organen regelmatig onderling
werden uitgespeeld. Nu bestaat daartegen op zich-
zelf wellicht geen enkel bezwaar, wanneer het voor-
handen zijnde beleggingsmateriaal van zoodanigen
omvang is, dat elke belegger gelegenheid heeft de
vrijkomende gelden te. investeeren, doch het behoeft
weinig toelichting, dat dit geheel anders is, wanneer

21 Juni 1939

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

491

de te beleggen middelen de investeeringsmogelijkhe-
den niet onbelangrijk overtreffen. De vrees om lee-
ninge.n thuis te krijgen en de oninogelijkheid om
deze gelden opnieuw rendabel te maken waren oor-
zaak, dat de heleggende instellingen maar al te zeer geneigd bleken telkens weer met ongunstiger vöor-
waarden genoege.n te nemen. Het staat dan ook wel
vast, dat het rentedalingsproces in dien tijd een ge-
forceerd karakter droeg. Er waren verschillende des-
kundigen, die een ientedaling tot hijv.
2
POt. geens-
zins onmogelijk achtten.
Doel van het kartel.

Onder deze omstandigheden vangt de geschiedenis
van het ontstaan van het ,,Overleg in Beleggingsza-
ken” aan. Op initiatief van Mr. H. K. Versteeg,
Voorzitter van de Nederlandsche Vereeniging ter
Bevordering van het Levensverzekeringswezen, kwam
het tot een onderlinge uitwisseling van gedachten .omtrent de te volgen beleggingspolitiek voor een
uitgebreide groep van instellingen ën bedrijven, die
bij deze materie betrokken waren. Het denkbeeld om-trent de organisatie en cle wijze, waarop men uit deze
impasse zou kunnen geraken, stond toen nog niet
vast, doch wel kwam zeer duidelijk aan het licht, dat
het hoofddoel zou moeten zijn zich met k?acht te’ver-
zetten tegen een verdergaande rentedaling. Beter –
aldus redeneerde men – een gedeelte’ vn de gelden
onbelegd te laten dan zich mede te laten sleepen in
den conversiestroorn. In betrekkelijk korten tijd bleek
het mogelijk een accoord geformuleerd te krijgen,
waarin voor de verschillende hierboven reeds genoem-
de soorten van beleggingsobjecten een minimum ren-
tegrens werd vastgelegd.
Verder kwam men overeen elkanders leeningen te
eerbiedigen. Wanneer de clebiteur derhalve
01)
rente-
verlaging aandrong en dit onder mededeeling, dat
hij niet-inwilliging van het verzoek de leening zou
worden’ terugbetaald, was het aan de andere aange-
sloten instellingen verboden aan dien debiteur ter
bereiking van dit doel gelden te verstrekken. Daar-
naast waren de aangeslotenen verplicht zich te ont-
houden van
inschrijvingen
op emissies, waarvan de
voorwaarden beneden die van het accoord kwamen te
liggen. Men kan hier dus in zekeren zin van een he-
leggerskartel spreken. Door het vaststellen van mini-
mum voorwaarden voor de investeering van gelden
geschiedt toch ongeveer hetzelfde als hij het vaststel-
len van prijzen voor industrieele producten. Hier-
door ontstond een iiiperking van het al te overvloe-
dige aanbod van Icapitaal.

Verschil met een kartel
01)
industrieel gebied

Er zijn echter eenige punten van verschil met het
gebruikelijke industrieele kartel, hoewel deze geens-
zins essentieel zijn te noemen.
In cle eerste plaats werd geen rechtstreeksche rege-
ling getroffen, die zou Icunnen worden vergeleken
met een productiebeperking. De aangeslotenen’ toch
zijn ten volle gerechtigd te trachten de onder hun
berusting zijnde geldmiddelen geheel te investeeren,
mits niet beneden de juinimuin voorwaarden wordt
gegaan, en mits niet wordt medegewerkt aan de con-
versie van bij toegetreden instellingen loopende lee-
ningen. Dit laatste heeft weliswaar tot gevQlg, dat
het aanbod wordt ingeperkt doordat tengevolge van
een telcort aan beleggingsmateriaal, op de minimum
voorwaarden niet alle middelen belegging kunnen
vinden, doch voor nieuw geld blijft de onderlinge con-
curre.tie volmaakt in tact. Hierdoor ontstaan ook
verschillen in het percentage der onhelegde gelden
tusschen de groepen onderling alsook tusschen de ver-
schillende instellingen, hehoorende tot eenzelfde
groep. Quoteeringei, afhankelijk van basisjaren ed.,
komen derhalve niet voor.
Vervolgens is de vaststelling van de minimum
voorwaarden aan ecu zelcere grens onderworpen. 1-let

is nl. niet de doelstelling van het ,,Overleg” om door
een gezamenlijke actie de contra-prestatie van den
debiteur zoo hoog mogelijk op te voeren, ook al zou
dit economisch mogelijk zijn, doch slechts het stabi-
liseeren van een rentelimiet, die voor een behoorlijke
bedrijfsuitoefening noodzakelijk wordt geacht. Of deze
limiet met de vaststelling op b.v. 3% pOt. bereikt zou
zijn, dan wel of deze hooger behoort te liggen, doet
hierbij’ niet ter zake. Indien de rente echter mocht
stijgen boven de zoo juist genoemde minimum grens,
wordt de vaststelling van cle rente overgelaten aan
het spel van vraag en aanbod met dien verstande,
dat bij een daling beneden een bepaald punt cle weer-
stand automatisch wordt ingeschakeld.
Tenslotte
wijkt
d.e juridische vorm van het accoord
af van het gebruikelijke industrieele kartel. De aan-
gesloten instellingen leggen een verklaring af, waar-
in zij op zich nemen hij haar beleggingen de voor-
waarden van het accoord te zullen handhaven, doch
daarmede is men ook aan het einde van de verplich-
tingen, die van de deelnemers worden gevraagd. Met
een opzegtermijn van veertien ‘dagen kan de mede-
werking worden beëindigd. Straf- en sanctieijmaatrege-
len ontbreken. 1-let accent van de uitvoering van het
accoord berust derhalve vrijwel geheel op de goede
trouw en den ernstigen wil tot samenwerking.

Resultaten van het kartel.

Met groote voldoening mag worden geconstateerd,
dat met dezen eenvoudigen opzet uitnemende resul-
taten zijn verkregen, die ongetwijfeld bij een meer
stringenten contractsvorm niet hadden kunnen wor-
den bereikt. Uiteraard konden contrôlemaatregelen
niet worden gemist, doch daarbij ‘is de zelfwerkzaam-
heid van het accoord op den voorgrond gesteld. De
aangeslotenen controleereu elkander door middel van
halfmaandelijksche opgaven.
Vooral in het begin deden zich enkele gevallen
voor, waarin mededeeling werd gedaan aan het een-
trale orgaan van het ,,Overleg”, dat ten aanzien van
bepaalde leeningen da voorwaarden van het accoord
zouden zijn overtreden. Deze gevallen moesten meer
worden toegeschreven aan een onjuiste interpretatie
van den tekst van het accoord dan aan een welbewus-
te ontduiking en het gelukte de commissie, die met
de uitvoering van het accoord is belast, vrijwel steeds
de overtreden de instelling bereid te vinden genoeg-
doening te verschaffen aan het fonds of de maat-
schappij, die hierdoor nadeel had ondervonden. Het
sterkste wapen blijkt nog steeds te zijn een beroep op
de goede trouw en onderlinge samenwerking. Wenscht
men zich aan deze samenwerking niet te onderwer-
pen, dan is men immers met een termijn van veertien
dagen weer vrij en het feit, dat uittredingen, op een
enkel geval na, niet zijn voorgekomen – integen-
deel nog steeds instellingen tot de gemeenschappe-
lijke actie toetreden – wijst overduidelijk op de
goede sfeer, welke onder de aangeslotenen wordt aan-
getroffen.
Zooals reeds werd opgemerkt, bevat het accoord be-
palingen voor overhejdsleeningen, zoowel onderhand-
sche als obligaties, voor pandbrieven en hypotheken.
Obligaties ten laste van particuliere ondernemingen
zijn later onder het accoord gebracht, terwijl leenin-
gen ten laste van den Nederlandschen Staat buiten de
regeling vallen als oolc beleggingen iii aandeelen, bui-tenlandsche obligaties, onroerend goed, enz. De ‘moei-
lijkheid hij de vaststelling dler minimumrente voor
de verschillende groepen van beleggingsobjecten
vormt dle onderlinge waardeerin g daarvan. Immers,
welke kwaliteitsverhouding bestaat er bijv. tusschen
een gemeerLte-ohligatie en een pandbrief? Moet aan
een hypothecaire overeenkomst de voorkeur worden
gegeven hoven een irmdustrieele obligatie? Doch ook,
onderling verschillen de beleggingsobjecten, hehoo-
rende tot een bepaalde groep. De eene hypotheek is
zeker niet gelijk te stellen met cle andere. Ook be-

492

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

21 Juni 1939

staat er groot verschil van waardeering tusschen
pandbrieven onderling, gerneeuteleeniugen, om van
industrieele obligaties maar niet te spreken. Het is
daaraan ook toe te schrijve, dat de voorwaarden van
het accoord regelmatig aan wijzigingen zijn onder-
worpen. Dit hangt veelal af van de wisselende markt-
omstandigheden. Ondanks dit alles is het gelukt
een redelijke schaalverdeeling op te stellen voor de
verschillende beleggingsobjecten. Daarbij geven de
hypotheken de grootste moeilijkheid en het is dan ook
niet te ontkennen, dat dit vraagstuk nog steeds niet
tot volle tevredenheid is opgelost.
Daarnaast vormde de regeling, om onnoodige ver-
schuivingen in de portefeuilles der instellingen zoo-
veel mogelijk te vorkomen, een voorwerp van bijzon-
dere zorg. Het beginsel werd daarbij vooropgesteld,
dat v66r alles een rusttoestand op de beleggingsmarkt
zou moeten intreden. Het kwam zelfs voor, dat lee-
ningen, na bij een of twee andere instellingen te zijn
ondergebracht, weer belandden bij den oorspronke-
lijken geidgever. Onnoodig te zeggen, dat dit steeds
ging ten koste van ‘de voorwaarden, welke konden
worden bedongen. Het valt buiten het bestek van dit
artikel in te gaan op de verschillende maatregelen,
die werden getroffen en wijzigingen, welke werden aangebracht, om dit doel te bereiken. Hoofdzaak is,
dat inderdaad die rusttoestand kort na het inwer-
kingtreden van het accoord werd bereikt.
Men hoort wel eens de meening verkondigen, dat
het voornamelijk de internationale toestand is ge-
weest, die het welslagen van het ,,Overleg” heeft
mogelijk gemaakt. Deze meening bevat een kern van waarheid, doch anderzijds is het wel degelijk aan den
invloed van het Overleg op de kapitaalmarkt toe te
schrijven, dat v66r de acute politieke spanningen in
het buitenland en in de perioden van betrekkelijke
rust tusscheu deze spanningen een verder afglijden
van den rentestand kon worden tegengehouden.

Beide factoren hebben samengewerkt om het Ne-derlandsche volk te behoeden voor een rentedaling,
die zeer wezenlijke belangen van ons volksbestaan zou
hebben aangetast. Want het ,,Overleg in Beleggings-
zaken” is niet een kongsi van een aantal kapitaal-
krachtige instellingen, die ten doel heeft overheids-
organen en andere debiteuren zooveel mogelijk rente voor aan te gane leeningen te laten betalen, ‘doch een samenwerking van maatschappelijke instellingen, die
geroepen
zijn
de spaarpenningen te beheeren van een
overwegend deel van ons volk. Het is immers slechts
een gering deel van onze bevolking, dat niet in het
bezit is van een spaarboekje bij de Rijkspostspaarbank
of bij een der particuliere spaarbanken, dat niet een
levensverzekeringspolis heeft loopen, dat niet is be-
trokken bij de uitvoering van de sociale verzekerings-
wetgeving, in het bijzonder van de ‘Invaliditeits- en
Ouderdomswet, dat niet al.s werker in het overheids-
bedrijf of in een der particuliere ondernemingen af-
hankelijk is van pensioen- of oudedagsuitkeeringen, wanneer de tijd gekomen is den arbeid aan jongeren
over te laten; kortom, het werk, dat hier wordt ver-
richt, heeft naast een economischen kant een belang-
rijke sociale zijde. Meer en meer dringt deze gedach-
te ook bij de Overheid door en zoo moet het worden
verklaard, dat het Overleg een gewaardeerdé plaats in onze samenleving is gaan innemen.
Indien de leiding steeds scherp het uitgangspunt en de doelstelling van het Overleg in het oog weet
te houden en ook op ander gebied den band versterkt
tusschen degenen, die geroepen zijn de reserves voor
ouden dag en onvoorziene calamiteiten van vele Ne-
derlanciers te beheeren, zal met voldoening kunnen
worden teruggezien naar het oogeublik, waarop onder
den druk der omstandigheden een intensieve samen-
werking ontstond, die voorzag in een reeds lang e-
voelde behoefte.
Mr. P.
STEINz.

DE ECONOMISCHE BETEEKENIS VAN DE

NEDERLANDSCHE SPAARBANKEN.

Een onderzoek naar de economische beteekenis van
de particuliere spaarbanken in Nederland lijkt op het
eerste gezicht weinig interessant. Dit vloeit voort uit
het wezen van de spaarbanken zelf, aangezien deze
instellingen immers in de eerste plaats een sociaal
doel nastreven ) Dat aan deze groep van instel-
lingen ook economische heteekenis moet worden toe-
gekend, moge echter volgen uit het feit, dat zij er
in den loop der jaren in geslaagd zijn kapitalen van
eenige honderden millioenen guldens te verzamelen,
en vooral, dat zij zich zelfstandig
2)
hebben weten te
handhaven, ondanks de meerdere gelegenheid, welke
voor de bevolkingsgroepen met lage inkomens thans
ook elders bestaat om gelden in bewaring te geven.
Bij het bezien van deze economische beteeke-
nis zal die. van het sparen in het algemeen buiten be-
schouwing worden gelaten. Wij achten ons hiertoe

om verschillende redenen gerechtigd. Ten eerste zijn’
de besparingen bij de spaarbanken, zooals uit ver-
schillende aanwijzingen zal worden duidelijk gemaakt,
gering in verhouding tot cle totale besparingen. Bo-
vendien gaan de verhandelingen over het nut van het
sparen in het algemeen vrijwel steeds uit van een
productieve aanwending van de besparingen en een
mindere consumptie, welke het gevolg van sparen is,
waardoor bestaande evenwichten worden verstoord.
De spaarbankgelden hebben echter een speciaal ka-
rakter; zij komen voornamelijk van een groep men-
schen met lage inkomens
3),
waardoor tegenover het
nadeel van de consumptiebeperking het voordeel komt
te staan, dat deze klassen door haar sparen over een
reserve kunnen beschikken. Daar dit soort gelden
bovendien veelal op den duur toch een consumptieve
aanwending zal vinden, is het aannemelijk, dat het
sparen slechts nivelleerend, doch niet consumptiebe-

perkend zal werken. Tenslotte vinden de spaarbank-
gelden voor een zeer groot deel belegging in con-
sumptief crediet (met ‘name in overheidsschuld) en
kan uit dien hoofde noch een vergrooting van het
productie-apparaat, noch ook een beperking van de
consumptie worden verwacht.

Teneinde de economische beteekenis van de spaar-
banken te belichten, zullen wij moeten trachten den

omvang van de bij de spaarbanken binnenkomende besparingen te vergelijken met den omvang van de
totale besparingen in Nederland in hetzelfde jaar.
Daar dit evenwel, tengevolge van gebrek aan ge-
gevens, niet wel mogelijk is, zal men zich voorloo-

pig met eeuige andere vergelijkingen, welke eeni-
germate een indruk van de bedoelde verhouding ge-
ven, moeten behelpen.

1).
Wij hebben hier het oog op de eigenlijke spaarban-
ken, waarbij bevordering van het sparen doel is, en niet
de instellingen, welke, ‘hoewel zij zich ook veelal •sJpaar-
banken noemen, het sparen slechts pl’opageeren als mid-
del tot een ander (commercieel) doel. De spaanban.k is thans een stichting, vereeniging, een cobperatie of soms zelfs een naamlooze vennootschap met
een eigen vermogen en met eigen reserves. Somtijds ont-
moet men ‘el de garantie van een gemeente, doch in de
meerderheid van de gevallen eijli zij geheel op zichzelf
aangewezen.
Voor deze stelling bestaat geen direct bewijs, zoolang
de gegevens omtrent de inkomens van de bij een spaar-
bank kômen’de inleggeiis niet worden verzameld en gepu-
bliceerd. Wij meenen evenwel, dat onder meer de volgende
overwegingen er voor pleiten:
de oorspronkelijke opzet van de spaarbanken be-
stemde deze instellingen vooi de lagere i’nkomen’sklassen
;

de in de Statistiek der Spaar- en Leenbanken gege-
ven ,,Inideeling der nieuw toegetreden inleggers naar de
beroepsgroepen” (tabel V) doet zien, welk een belangrijke
rol de ,,werklieden en ‘bedienden” en de groep ‘,,’huiselijke
diensten” spelen;
de aan het slot ‘van d’it artikel gegeven vergelijking
tussehen de besparingen bij de spaarbanken en de gezins-
besparingen volgens een aantal budgetondei-.zoekingen geeft
mede een aanwijzing in deze riohting.

21 Juni 1939

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

493

In een volgend artikel zal aandacht worden ge-
schonken aan eenige functies, welke de spaarbanken
uitoefenen. Deze functies hebben ten doel het spa-
ren te bevorderen, doch hebben, voor zoover zij meer
zijn dan het eenvoudig rentegevend bewaren van de
spaarpenningen, tevens een ruimere economische be-
teekenis en geven daardoor een groote categorie van
spaarbanken bestaansrecht.

Hetero geen karakter der spaarbank gelden.

Als men de besparingen bij de spaarbanken wil
vergelijken met de nationale besparingen, stuit men in de eerste plaats op de moeilijkheid, dat het bij de
spaarbanken gebrachte gedeelte van alle besparingen van een zeer heterogeen karakter is. Wij kunnen ver-
schillencie soorten van inlagen onderscheiden. Ten eerste de eigenlijke spaargelden, de gelden van
die spaarders, waarvoor de particuliere spaarbanken
oorspronkelijk zijn bedoeld en nog steeds in de eerste plaats werken. Het zijn cle kleine, regelmatig binnen-
komende bedragen, welke tot het ontstaan van vrij
aanzienlijke sommen aanleiding hebben kunnen geven.
Naast zuivere spaargelden treffen wij evenwel gel-
den van een ander karakter aan. Zoo de gelden van
pupillen, dus eigenlijk beleggingen, welke den weg
naar de spaarbanken zochten vanwege de daar be-
staande zekerheid.
hem aast komen verschillende soorten, deposito’s
voor, de kasmiddelen, en de kapitaaldeposito’s, de
van elders vrijkomende gelden, die tijdelijk een onder-
dak bij de spaarbanken probeeren te vinden. De doel-
stelling van de spaarbanken verzet zich in den regel
tegen het aannemen van deze niet zuivere spaargel-
den. Immers, hier komen veelal klassen van inleggers
met de spaarbank in aanraking, die haar middelen hij
een bank of giro-instelling zouden kunnen brengen, doch de spaarbank verkjezen, dank zij de door deze
instellingen gegeven hoogere rente voor onmiddellijk
opvraaghare gelden. Deze gelden brengen voor de
spaarbank de moeilijkheid om voor een loonende be-
legging te zorgen, daar zij over het algemeen eerder
en met grootere bedragen door de inleggers zullen
worden teruggehaald dan hij de eigenlijke besparingen
het geval is.
Wat de kasmiddelen betreft, zien wij evenwel, dat
cle spaarbanken deze gelden juist aanmoedigen. De
diensten, welke zij meer en meer aan haar inleggers
bewijzen, zooals het incasseeren van pensioenen, het
betalen van belastingen, enz., veroorzaken het aan-
wezig zijn van kasmiddelen bij de spaarbanken. Deze kunnen dit optreden verdedigen door te wijzen op het
belang van den spaarder, hetwelk hiermede gediend wordt en de waarschijnlijkheid, dat door het contact
met de spaarbank eerder tot sparen zal worden over-
gegaan, clan wanneer men niet van deze diensten pro-
fiteerde en de gelden thuis bewaarde, met alle risi-

eo’s, welke daaraan voor het sparen verbonden zijn
4
).
De ,,kapitaaldep’osito’s”, een veel voorkomend ver-

schijnsel in tijden van lagen rentestand, worden zoo-
veel mogelijk geweerd
5
). Het zal in bepaalde geval-
len echter voorkomen, dat een spaarbank deze gelden
wel aanneemt, omdat zij ook door het bewaren van
kapitalen haar cliënten een dienst kan bewijzen, het-geen zeker tot haar taak behoort.

Schattingen, welke heoogen vast te stellen, welk
percentage van het saldo-tegoed als niet bespaard
moet worden beschouwd, zijn ons niet bekend. Het
percentage zal trouwens aan wisseling onderhevig zijn
en in den tegenwoordigen tijd, nu ondanks de po-
gingen van de bestuurders nog zoovele niet bespaarde
gelden naar de spaarbanken vloeien, zeker grooter zijn
dan in
tijden
van hoogen rentestand, wanneer de door
de spaarbanken gegeven rente in den regel niet even-
redig met den algemeenen rentestand stijgt°). Bij
informatie wist men ons van
enkele
spaarbanken voor de jaren 1936/37, den tijd, waarover ons onderzoek zich
zal uitstrekken, een percentage van circa
25
van het
saldo-tegoed als niet bespaard te noemen.

De totale besparingen niet meetbaar.
Een tweede factor, welke een vergelijking van de
spaarbanktegoeden met de totale Nederlandsche be-
sparingen bemoeilijkt, is de onmogelijkheid voorloo-
pig een zuiver beeld van de laatste te geven. Een po-ging, hiertoe door ons gedaan
7),
kon tengevolge van
gebrek aan voldoende statistische gegevens en het
daardoor bestaande groote gevaar, dat men dubheltel-
lingen zou krijgen, niet tot definitieve uitkomsten
leiden; een totaalcijfer, door Mr. Van Leeuwen
8)
ge-
publiceerd, is gebaseerd op een percentmige van 10
van het nationale inkomen en derhalve slechts zeer
globaal.
Wel is het mogelijk een aantal vergelijkingen te
maken, welke een indruk kunnen geven van de he-
teekenis van de spaarbankbeleggingen ten opzichte
van het totaal dezer beleggingen. Wij kunnen name-
lijk de in het bezit van de spaarbanken zijnde pand-
brieven vergelijken met het totaal aan uitstaande

Naast, brand, diefstal en verloren gaan, moet hiier
vooral aan den drang tot uitgeven worden gedacht.
Bijv. door boven een bepaalde ‘grens geen of een ge-
ringere rentevergoeding te geven; door groote bedragen
te weigeren; door een bepaalden termijn ‘voor opvragen voor
te schrijven, waardoor ooge’irblikkelijke terugtrekking wordt
voorkomen, enz.
°) Vergelijk de Statistiek der Spaar- en Leenbanken over
het jaar
1937-4938,
pag.
3.
Mehhden tot vaststelling van den omvang der be-
sparingen, met een toepassing ‘betreffende Nederland. Pu-
blientie No.
25
van het Nederl.andscih Economisch Insti-
tuut.
Mr. H. F. van Leeuwen, Praeadvies voor de Ver-
eeniging voor de Staatshuishou;dkunde en de Statistiek,
1938.

Belegin’ge•n ‘veel spaarbanken.

Per 31 December 1935

1

Per 31 December 1936

1

Per 31 December 1937

Totaal uit-
I
Spaarban- % Spaar- Totaal uit- Spaarban- % Spaar- Totaal uit- Spaarban- % Spaar-
staande
1)
kenbezit
2)
banken van staande
1)
kenbezit
2
) banken van staande
1)
kenbezita) banken van
< 1000 gid. X 1000 gld. het totaal
X
1000 gld.
X
1000 gld. het totaal >( 1000 gld.
X 1000 gld. het totaal

Staatsschuld tea laste van

Nederland ……………
2.705.648°

53.944

ca.

2 2.870.133
5

64.580

ca.
2.2 3.253.463
5

83.753

ca.
2.5
Oblig. en onderh. leeningen
van pubi. recbt. lichamen

in Nederland
5)
……..
.2.223.279° 160.106

,, 7.2 2.229.332
6
167.342

,, 7.5 2.300.000
7
210.312

,,

9

Binneni. oblig. en pandbr.
4)
925.192

68.351

,, 7.3

897.345

73.544

,, 8.2

844.302

66.029

,,

8

Hypotheken ……………
6.358.447

176.593

,, 2.8 6.296.550

172.072

,, 2.7 6.141.094

176.168

2.7

Totaal ………..
12.212.566 458.994 I
ca.
3.76 IT2.293.3601 477.538 I

. 3.9 IT2.538.8591

36.262

ca.
4.2
3)
Ontleend aan statistieken van het Centraal Bureau voor de Statistiek en, wat dc paadbr’ieven ‘betreft, aan het
Jaaiboekje van de Vereen’igtng van Directeuren van Hypotheekbaisken (gegevens per
31
December of op het einde
vais het ‘voor 1 Mei daarop volgend laatst afgesloten boekjaar). ) Ontleend aan de Statistiek der Spaar- en Leen-
banken ‘van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
3)
Meereiideels provinciën, gemeenten en watersdh’appcn.
4)
Dit
zijn evenwel ibij de spaarbanken voor het grootste deel pand’brieven, zoodait deze posten alleen met het ‘totaal aantal
uitstaande pandbiiieven van Nederlaudsohe hypohheekbanken zijn ‘vergeleken. De verhouding, wat betreft de pand-
irleven, zal derhalve voor de spaarbanken geflatteerd zijn voor soover biunenlandsche obligaties voorkomen.
5)
Ge-
consolideerde schuld.
6)
Alleen provinciën en gemeenten (zonder Rijksvoorschotten). Nominaal bedrag.
7)
Aange-
nomen in overeenstemming met het voor eind
1936
gevonden bedrag.

494

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

21 Juni 1939

panclbrieven, de door spaarbanken gegeven hypothe-
caire leeningen met het totaal der ingeschreven hy-
potheken,
e.nz.,
waarbij wij ons tot de belangrijkste
categorieën van beleggingen van de spaarbanken zul-len beperken (zie tabel).

Hierbij moet er evenwel op worden gewezen, dat
spaarbanken slechts voor ee.nige soorten van beleg-
gingen belangstelling hebben
0)
en de nationale
besparingen zich ook voordoen in den vorm van

beleggingen, welke hij de spaarbanken niet, of slechts
bij uitzondering, voorkomen, zoodat de hier gegeven
vergelijking niet in de plaats kan treden van die tus-
schen de totale besparingen en de spaarhankhesparin-

gen, doch een voor deze instellingen geflatteerd beeld
zal geven. Zij toont echter des te duidelijker aan, dat
de rol, welke de spaarbanken ten aanzien van de
totale besparingen spelen, bescheiden is. Haar aan-
deel varieert voor de verschillende categorieën tus-
schen 2 en 9 pOt. en heeft, voor de 4 groepen van be-

leggingen samen, in de laatste jaren circa 4 pOt. be-
dragen, welke percentages, als men rekening houdt
met bovengenoemde 25 pOt. als zijnde niet bespaard,
nog geringer zouden zijn.

Een andere poging tot vaststelling van hei relatief
belang van spaarbanlcbesparin gen.

Een andere poging om een inzicht in de verliou-
ding tusschen nationale besparingen en spaarhankbe-
sparingen te krijgen gaat, wat de eerste betreft, uit
van een analyse van een aantal uitgavenbudgetten,
welke door het Centraal Bureau voor de Statistiek
werd opgesteld en waaruit globaal een percentage kan
worden berekend, hetwelk dooreengenomen van de
onderzochte inkomens werd bespaard. In het onder-
zoek naar ,,Huishoudrekeningen van 598 gezinnen
uit verschillende deelen van Nederland over de perio-
den 29 Juni 1935 tot en met 26 Juni 1936 en 28
September 1935 tot en met 25 September 1936″, wordt
de intering van kapitaal gegeven naast de besparin-
gen.
10).
Afzonderlijk wordt rekening gehouden met het
verschil in voorraden bij het begin en het einde van
het onderzoek en met het opnemen van crediet, resp.
het delgen van schuld, zoodat deze gegevens buiten
beschouwing blijven. De gevonden besparingen krijgen

daardoor het karakter van netto-geldbesparingen van
de individueele gezinnen. Het is niet mogelijk hier-
uit geheel juiste conclusies ten opzichte van de na-
tionale besparingen te trekken
ii),
maar wel doet deze
analyse ons bij benadering een inzicht krijgen in de
beteekenis, welke de spaarbanken hebben bij het ver-
garen van deze netto-ge]dbesparingen der indivi-
dueele gezinnen en verkrijgen wij zoo een tweede aan-
wijzing omtrent de rol, welke de spaarbanken ten aan-
zien van de nationale besparingen spelen.
Uit het onderzoek blijkt, dat van de167 onderzochte
inkomens onder
f
1400 er 78 zijn, die 3.23 pCt. van het
gemiddelde inkomen van deze groep
(f
1096.20) in-
teren en 72, die 1.63 pCt. sparen. Door deze percen-
tages op de absolute cijfers te herleiden en de 14
inkomens onder de
f
800 buiten beschouwing te laten
vinden wij, dat 153 gezinnen met een inkomen, van

f
800 tot
f
1400 gemiddeld 0.94 pCt. interen. Even-

0)
Hoewel aanva.nkcli$k meer voorkomend, beboore.ti be-
leggingen eis credie’ten aan spaarder’s en het exploitee-
ren van .g’oodkoope woningen of instellingen niet een sociaal
doel thans ‘tot dc ui4zonderin.gen.
Groe’psgewijs in Deel II, pag. 68 cii 69 en pel onder-
zocht gezin in Deel 1, pag. 38 en 39.
Naast de bezwaren, welke in het algemeen naar voren
kunnen worden gebracht (verg. onze genoemde studie,
pag. 35 en 41/42). kan hier gelden, claitde schuldposuitie van
de onderzochte gezinnen afzonderlijk werd beschouwd, zoo-
.dat het m’ogeiijtk is, dat een gezin met een inkomen van
ca.
f
214,
f
141 bespaart, doch daarnaast
f
3000 opnam.
Voor de nationale ‘besparingen verkrijgt men hier natuur-
lijk een ander beeld. Ook niet-indivldueele besparingen zijn
buiten beschouwing gebleven, waardoor de nationale be-
sparingen waai-sohijnlijk grooter zullen zijii dan de hier
gevonden bedragen en de gevonden percentages voor de
spaarbanken een hoogste grens zullen aangeven.

zoo hebben w’ij een percentage voor de gezame.nlike
groepen 1400-1800, 1800-2300 en 2300-3000 be
rekend. Voor de 271 gezinnen vinden wij hier 0.78
pCt. als bespaard. Uit de gegevens van de groepen
3000-4000 en 4000-6000 is een percentage voor de
groep van 3000-5000 gevonden van 3.92 pCt., waar-
bij de 10 gezinnen met een inkomen van meer clan

f
5000 uit de gezamenlijke gegevens van de groep

f
4000-.-f 6000 w’erden afgezondei-d. De overige in-
komens hebben wij daarna gecombineerd. Voor deze
groep
f
5000 en hooger vonden wij besparingen ten
bedrage. van 7.24 pCt.

Door het vormen van deze groepen, welke met op-
zet zoo gekozen zijn, dat zij overeenstemmen met de

i nkomenskiassen van de inkomstenbelastingen (be-
drag der zuivere inkomens voor kinderaftrek) was het
mogelijk eenigermate een schatting te maken van de besparingen van deze inkomensklassen. Voor de be-
lastinjaren 1935/36 en 1936/37 werden, uitgaande
van deze percentages, de volgende cijfers gevonden:

Inkomens

% bespa-

bedragen der
rineen

besparingen
1935136

1936137

1935136

1936/37

(In duiz. gid.)

(In duiz. gld.)
800-1400

660.000

643.000 – 0,44 – 2.900 – 2.800
1400-2000

615.000

571.000

4

0
2000-3000

464.000

430.000f
3000-5000

387.000

304.000

3,92 15.200

13.300
5000-hooger 700.000

657.000

7,24 50.700

47.600

Als men nu deze besparingen vergelijkt met de bij
de Nederlandselie spaarbanken volgens den stand van
het saldo-tegoed binnengekomen bedragen (in de ja-
ren 1934, 1935 en 1936 resp.
f
19 millioen, nihil en
circa j 11 millioen) en daarbij rekening houdt met
het percentage van 25, hetwelk van de ingelegde gelden als niet bespaard zou moeten worde,n be-
schouwd, dan blijkt ook hier, dat het aandeel van de
spaarbanken in de nationale besparingen betrekke-
lijk gering moet zijn. Beschouwt men hierna de per-
centages van de inkomensklassen van
f
800—f 5000,
dan blijken deze verhoudingen uiteraard veel gunsti-
ger voor de spaarbankn. Hoewel deze geheele schat-
ting slechts zeer globaal kon zijn, meenen wij niette-
min in deze uitkomsten bevestigd te zien, dat de
spaarbanken voornamelijk voor de bevolkingsgroepen
met lagere inkomens beteekenis hebben en dat deze
heteekenis de rol ten opzichte van de totale nationale besparingen aanzienlijk zal overtreffen.
Welke diensten de spaarbanken aan haar cliënten
bewijzen naast het eenvoudig rentegevend bewaren
van gespaarde gelden en welke beteekenis hieraan
voor het sparen door middel van deze instellingen moet worden toegekend zal in een volgend artikel
nader worden onderzocht. Dr.
L. R. W. SOUTENDIJK.

DE VOORGESTELDE HUURBELASTING

EN DE VASTE LASTBN.

‘Tari
de belastingontwerpen, welke deel uitmaken
van cle aan gekon cligde ,,Nationale Inkomsten- en
Winsthelasting” heeft de huurhelasting van de zijde der daarbij betrokkenen het meeste verzet ontmoet.
Voor een groot deel is dit begrijpelijk in verband met
de moeilijkheden, welke de huiseigendom de laatste
jaren heeft ondervonden door de daling van de
huren, waar geen voldoende verlaging van de op de
exploitatie d rukkende lasten tegenover stond.
De Nationale Inkomsten- en Winsthelasting berust,
zooals bekend is, op een stelsel van heffing hij de
bron, d.w.z. dat de verschulcligde belasting w’ordt vol-
daan op het moment, waarop het inkomen wordt ont-vangen. 1

let inkomen wordt onderscheiden in vier
deden, namelijk loon, rente, winst en huur en met
2 pCt. belast.

Bij de huur nu .doet z.ich het bezwaar voor, dat deze
– in sterkere matel dan de andere drie categorieën –
een bruto-inkomen is, waarvan het grootte deel weer
in den vorm van rente, belastingen, erfpachtscanon,
onderhoudlskosten, enz. uit de beurs van den huis-

21 Juni 1939

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

495

eigenaar naar andere openbare of particuliere beur

zen verhuist.
Als netto-opbrengst kau hierbij slechts worden
beschouwd cle aflossing
01)
de hypotheek en een even-
tueele winst op de exploitatie, welke intusscheu lang
niet altijd aanwezig is. Tezamen vormen deze posten
slechts een bescheiden percentage van de bruto-
opbrengst.
Juist omdat posten als hypotheekrentè, erfpachts-
canon en zooge.naamde vaste lasten in de exploita-
tie zulk een belangrijke rol spelen, kan het van be-
lang zijn na de uitvoerige beschouwingen, welke in het nummer van 24 Mei aan de wetsontwerpen zijn
gewijd, nog iets nader in te gaan op de wijze, waarop
getracht is, eventueele onbillijkheden te ontgaan.

liet systeem van cle heffing.

De huurhelasting, die wordt betaald bij het ontvan-
gen van dc huur door den verhuurder moet worden
voldaan van de bruto-huur. Het algemeene heffings-percentage van 2 pOt. is daarom ten aanzien van die
bruto-huur verlaagd tot 1.6 pOt., omdat aangenomen
wordt, dat in de huur een bedrag van 20 pOt. voor
onkosten is begrepen, welk bedrag de Regeering bui-
ten de heffing wenscht te brengen.
Naast deze zuivere onkosten is bijna altijd een be-
langrijk deel van de huur bestemd voor de betaling
van hypotheekrente. Het zou onbillijk zijn, den huis-
eigenaar hierover belasting te doen betalen, omdat de
hypotheekhouder reeds bij ht voldoen van de hypo-theekrente zijn 2 pOt. rentehelasting betaalt.
Het wetsontwerp bepaalt daarom, dat de huis-
eigenaar bij de betaling van de rente daarvan de 2
pOt. rentebelasting afhoudt, en dat bedrag – als cor-
rectie op de te betalen huurbelasting – voor zich
mag behouden.
Betaalt hij dan aanstonds huurbelasting over de
volle huur, dan is op deze wijze het rentebedrag bui-
ten de werking van de huurbelasting gebracht. Voor
den erfpachtscanon geldt een dergelijk voorschrift.

* *
*

De vraag is nu of – zooals het wetsontwerp blij-
keus het voorafgaande aanneemt – een aftrek van 20
pOt. van de bruto-huur voldoende is om al de ge-
noemde kosten buiten de werking van de huurbelas-ting te brengen.

Het bedrag der lasten.

Omtrent de grootte van het bedrag der op de
exploitatie drukkende lasten bestaan weinig concrete
gegevens. Te veel nog baseert men zich op meiden-
teele gevallen.
,,De Telegraaf”, die in het Avondhlad van 23 Mei
1939 een artikel aan het wetsontwerp wijdde, heeft
als bewijsmateriaal genomen de volledig verhuurde
Amsterdamsche huizen op eigen grond, die op 15 Mei
1939 in Frascati werden geveild. Voor elk dezer per-
ceelen is nagegaan, hoeveel aan de verschillende pos-
ten moet worden betaald en welk percentage deze
uitmaken van de bruto-huur.
De grondbelasting, de straatbelasting, de brandver-
zekeringsbelasting en de kosten van waterverbruik
bedragen voor deze perceelen tezamen gemiddeld 16 pct. van de bruto-huur. Het minimum bedraagt 13.22
pOt., het maximum circa 20 pOt. niet een enkel uit-
zonderingsgeval van meer dan 27 pOt.
Het grootste aantal der onderzochte woonhuizen
heeft een huur van omtrent
f
1200 per jaar. Dit
geldt voor 12 van de 17 onderzochte gevallen. Voor
deze gevallen bedragen de gezamenlijke lasten 14m/i
pOt. van de bruto-huur. Voor huizen van een veel-
vuldig gangbaar type, die regelniatig worden ver,

huurd, komt dit percentage ons meer waitrschijnljk
voor dan de 16 pOt. van het artikel in ,,De Tele-
graaf”. Men bedenke toch, dat laatstgeoemd cijfer

een toevallig gemiddelde is van een aantal op een
willekeurigen’ avond gelijktijdig geveilde perceelen.
Een dergelijk gemiddelde kan door één abnorrnaal ge-
val – en zulk een geval doet zich voor met No. 2
van de reeks, waar de vaste lasten niet minder dan 27.66 pOt. bedragen – tot op het onbruikbare wor-
den vervorrnd.
Men vindt voor de stelling, dat liet percentage voor
de gezamenlijke vaste lasten in de buurt van 14 pOt.
moet liggen, bevestiging in de resultaten van een
door den Hoofdinspecteur voor de Volkshuisvesting
in de jaren 1936 en 1937 ingesteld onderzoek naar
de vaste lasten en huren der wôningwetwoningen. De
bij dit onderzoek verkregen gegevens zijn gepubli-
ceerd in het jaarverslag over 1938.
Op 1 Januari 1938 telde Nederland 584 gemeen-
ten, waarin krachtens de Woningwet gebouwde wo-
ningen aanwezig waren. Van deze 584 zijn er 433 met
in totaal 125.000 woningen in het onderzoek be-
trokken.
Ter verkrijging van een systematisch overzicht
werden de gernenten in 3 groepen verdeeld, namelijk:
30 gemeenten niet meer dan 30.000 inwoners en een
dichtheid van meer dan 15 inwoners per ha, 108 ge-
meenten met 5000 tot 30.000 inwoners en een dicht-heid van 2 tot 15 inwoners per ha. en 295 gemeenten
met minder dan 5000 inwoners en een dichtheid van
minder dan 2 inwoners per ha.
Gaat men evenals in het hovenvermelde geval uit
van de bruto-huren, waarin de kosten der waterlei-ding zijn begrepen, dan blijken de vaste lasten met
de kosten der waterleiding in de drie groepen onder-
scheidenlijk 16 pOt., 15 pOt. en 16 pOt. te bedragen.
Hierbij moet intusschen worden opgemerkt, dat
deze cijfers een niet geheel zuiver beeld geven. De huren toch der bestaande woningwetwoningen zijn
laag, in ieder geval lager dan de ,,gematigde markt:
huur”, welke blijkens den opzet behoorde te worden
nagestreefd. Dit verschijnsel vindt zijn oorzaak in
de huurverlaging, welke in 1934 als onderdeel van
de aanpassingspolitiek is doorgevoerd en waarbij geen
rekening is gehouden met de vraag, of het plaatse-
lijk huurpeil deze verlaging wettigde. De toenmalige
Regeering verlaagde de rente der uitstaande voor-
schotten tot 4 pOt. en eischte, dat het daarmede ver-
werven voordeel geheel voor• huurverlaging zou wor-
den aangewend. Zoo zijn huren tot stand gekomen,
die voor de gemeenten van de eerste van bovenge-
noemde groepen gemiddeld
f
4.20 per week bedra-

gen, voor groep
II f
3.55 en voor groep III
f
2.75.

Deze huren, die voor zoover waterleiding aanwezig is,
met een kleine 30 cent per week voor waterverbruik
moeten worden verhoogd, zijn lager dan de huren van
overeenkomstige particuliere woningen en in tal van
gevallen ook lager dan de huren, waarvoor nieuwe
woningwetwoningen thans kunnen worden geleverd.
Dat deze huren laag zijn, blijkt ten overvloede uit
het feit, daf in verreweg de meeste gemeenten, ook
daar waar een woningoverschot aanwezig is, slechts
zeer weinig woningwetwoningen leegstaan.
Voor deze woningen niet gedrukte huren nu bedra-
gen de vaste lasten gemiddeld 15 ii 16 pOt. van de
bruto-huur. Wij meenen hieruit te mogen afleiden , dat voor particuliere woningen met normale huren,
waarvoor uiteraard dezelfde vaste lasten gelden, deze
nit meer dan. ongeveer 14 pOt. van de bruto-huur
zullen bedragen.

De onderhoudskosten.

Behalve de verschillende belastingen cii de kosteii
van het waterverbruik drukken op de exploitatie van
een woning ook nog de ‘kosten van het onderhoud.
Van de in het onderzoek van ,,De Telegraaf” be-
trokken perceelen te Amsterdam waren de onder-
houdskosten niet bekend. De sdhrijver maakt daarom
gebruik van de resultaten van een van 1933 tot en
met 1936 in Rotterdam ingesteld onderzoek, dat een
gemiddeld onderhoudscijfer van 13.43 pOt. van de

496

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

21 Juni 1939

bruto-huur oplevert. Dit cijfer is iutusschen te hoog,
omdat de onderzochte perceelen niet alle geheel ver-
huurd waren. Voor geheel verhuurde perceelen stelt de schrijver het bedrag voor onderhoud voor cle ge-
noemde jaren op 12.20 pot.
Sedert de depreciatie van clan Gulden zijn cle huren
nog een igszins gedaald en de onderhoudskosten ge-
stegen. ,,De Telegraaf” stelt daarom de onderhouds-
kosten thans
01)
ongeveer 15 pCt. van de bruto-huur.
flat bovenvermelde onderzoek naar de vaste lasten
van de woningwetwoningen, (opgenomen in het jong-
ste jaarverslag van den Hoofdinspecteur voor de
Volkshuisvesting) komt eveneens op 15 pOt.
Ook ten aanzien van dit cijfer geldt hetgeen boven
werd opgemerkt, ni. dat de huren aan den lagen kant
zijn. In verband hiermede zou het percentage iets
lager moeten woiden gesteld. Hier staat echter tegen-
over, dat bij particuliere woningen in verband met het veelvuldig leegstaan meer wisseling van huur-
ders voorkomt, hetgeen de onderhoudskosten zeer on-
gunstig beïnvloedt. Om deze reden zouden wij de on-
derhoudskosten van gangbare particuliere woningen
niet beneden 14 pOt. van de bruto-huur durven stellen.

De gevolgen voor de huizenexploitanten.
Uit het voorafgaande blijkt, dat de gezamenlijke
lasten. en onderhoudskosten van de groote massa der
bestaande woningen op circa 28 pOt. van de bruto-
huur moeten worden gesteld. Vast staat dus, dat deze
kosten belangrijk uitgaan boven de 20 pOt., welke het
wetsontwerp van belasting beoogt vrij te stellen.
Toor een particulier, clie slechts een enkel huis
zijn eigendom kan noemen, is cie toestand intusschen
niet zoo ongunstig als uit deze cijfers zou zijn af te
leiden. In vele gevallen toch loopen de onderhouds-
kosten voor verschillende jaren aanmerkelijk uiteen.
Bedragen voor een. bepaalde woning de belastingen
en de kosten van waterverbruik 14 pOt. van de huur
en de kosten van onderhoud gemiddeld ook 14 pOt.,
dan kan het gebeuren – in ves….and met het feit, dat
de onderhoudskosten van een huis voor verschillende
jaren zeer kunnen uiteenloopen – dat de gezarnenhijice
kosten bij’. de eerste twee jaren telicens 22 pOt. en
het derde jaar 40 pOt. zijn. In totaal bedragen zij
dan driemaal 28 pOt. of 84 pOt.
Het eerste en tweede jaar betaalt cle eigenaar daia
slechts een gering bedrag te veel; het derde jaar ken
hij gebruik malcen van de bepaling, dat ontheffing
van een deel der belasting kan worden gevraagd, in-
dien in eenig jaar aan lasten en onderhoud meer clan
30 pOt. van de huur is betaald.
Deze uitzonderingsbepaling heeft intussehen alleen
Practische heteekenis voor particulieren, die slechts
een enkel huis verhuren. Voor huizenexploitanten
vindt zij geen toepassing, omdat teruggave alleen ge-
schiedt, indien al het onroerend goed van een eigenaar
tezamen in eenig kalenderjaar meer dan 30 pOt. on-
kosten heeft opgeleverd. Bij een exploitatie van een aantal huizen zullen in den regel de jaren van hooge onderhoudskosten niet samenvallen, zoodat de kans
groot is, dat de gezamenlijke kosten steeds beneden
30 pOt. zullen blijven.
Deze groep van eigenaren kan echter vermoedelijk
van een andere gunstige bepaling profiteeren, name-
lijk die, welke toestaat, dat, wanneer verrekening van
onkosten over een bepaald jaar niet mogelijk is, deze
kunnen worden beschouwd als onkosten over het vol-
gende jaar en zoo noodig over liet daarop volgende
jaar. Deze bepaling zal wel aldus worden aangegre-
pen, dat men een deel van cle onderhoudskosten laat
opschuiven om gedurende twee jaren de totale kosten
zoo dicht mogelijk bij de 20 püt. te houden en liet
derde jaar de 30 pOt. behoorlijk te overschrijden.

Conclusie.
Uit het voorafgaande blijkt, dat het gemiddelde to-
taal van vaste lasten en onderhoudskosten van parti-culiere woningen op ongeveer 28 pOt. van de bruto-

huur is te stellen.

Bij de •exploitatie van één enkel huis kunnen de
totale kosten nu eens de 20 pOt. naderen, dan weer
cle 30 pOt. te boven gaan.
Bij de exploitatie van een aantal huizen van eenige
beteekenis zullen de schommelingen zich grootendeels
nivelleeren, zoodat de totale kosten Vrij regelmatig op
een gerniddielde van ongeveer 28 pOt. zullen neerko-
nice. fier kan men echter door liet opschuiven van
kosten toch eens in elke twee jaar hoven 30 pOt.
komen.
Aldus bezien, zou met de voorgestelde regeling een
vrij bevredigende toestand worden bereikt. Toch mee-
nen wij, dat de grens van 20 pOt. te laag is getrokken.
,,Gaan de werkelijke onkosten liet gemidldelde cijfer
van 20 pOt., waarop bij liet vaststellen van liet tarief
is gerekend, te boven” – aldus de Memorie van
Toelichting – ,,dan bestaat voor teruggaaf geen aan-
leiding, omdat hij geringere onkosten dan 20 pOt. ook
geen bijvordering van belasting plaats vindt. Boven-
dien moeten zeer geringe teruggaveri, niet het oog op
den da eraan verbonden amhtelij ken arbeid, zooveel
mogehij k worden voorkomen.”

Dit standpunt kan worden gebillijkt, wanneer tegen-
over de kans, dat de kosten meer dan 20 pOt. bedra-
gen, ook een redelijke kans staat, dat zij in bepaalde
gevallen beneden 20 pOt. zullen blijven. Dit nu zal
practisch niet vooricomen. Exploitaties, waarbij liet totaal van vaste lasten en onderhoudskosten minder
dan 20 pOt. bedraagt, zijn vrijwel onmogelijk. Do eenvoudigste regeling zou wel deze zijn, dat de
grens werd gelegd hij het gemiddelde van de werke-
lijke kosten, dus ongeveer bij 28 pOt. Het beginsel
Van de Memorie van Toelichting kon dan worden
gehandhaafd en iedere verdere teruggaaf of coinpen-
satie zou overbodig zijn.

Wenseht men liet beginsel van teruggaaf boven 30
pOt. te handhaven, dan moet de grens lager dan 28
pOt. worden gelegd. Slechts enkele procenten hoven
de 20 pOt. moeten dan voldoende worden geacht. De exploitant, wiens kosten zich tussehen 20 en 30
pOt. bewegen – en dit zal wel regel zijn – heeft
dan, evenveel goede kansen als kwade; wat hij liet
eene jaar te veel betaalt, betaalt hij het andere jaar
te weinig. Beneden 20 pOt. komen zijn kosten nooit;
boven 30 pOt. kan hij terugbetaling vragen. liet is een eisch van hillijkheid, dat het percentage
zoo juist mogelijk en op grond van zoo goed mogelijke
gegevens wordt bepaald. De vaste lasten toch vormen
uitgaven, die de huizenexploitant niet van zich kan
afwentelen of op een lager peil brengen. Het valt
buiten zijn macht, daarin verandering te brengen. Het
is juist de voortdurende grief van de huizenexpioi-
tanten, dat cle Overheid, die deze lasten oplegt –
in de meeste gevallen de gemeente – tot nu toe,
ondanks de daling van huren en inkomsten sedert
1931, volstreldt doof bleef voor ieder verzoek om ver-
laging. De kleine verlaging van de straatbelasting te
‘s-Gravenhage vormt de eenige gunstige uitzonde-
ring. De financieele toestand van de meeste gemeen-
ten maalct verlaging trouwens hoogst bezwaarlijk.
Aangezien de vaste lasten dus voorloopig onver-
anderlijk
schijnen,
mag van de Overheid worden ver-
wacht, dat zij bij het opleggen van nieuwe lasten
met de eischen der rechtvaardigheid rekening houdt. Blijkens de toelichting op de belastingontwerpen ligt
dit ook inderdaad in de bedoeling.
Door het leggen van de grens bij 20 pOt. is deze
bedoeling echter niet geheel bereikt. Een bescheiden
verhooging van deze grens schijnt noodzakelijk.
liet zal niet noodig zijn, te zeggen, dat tegen over-
drijving moet worden gewaakt. Belanghebbenden zijn
geneigd, de bezwaren te vergrooten en een grens aan
te hevelen, die in de practijk te hoog zal blijken.
De juiste grens zal door een uitgebreid onderzoek
moeten worden bepaald. Wij hopen door deze enkele
opmerkingen, die geenszins aanspraak op volledigheid
maken, iets tot dit onderzoek te hebben bijgedragen.
Dr. Ir. H. G.
VAN BEU5EKOM.

21 runi 1939

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

497

ROTTERDAM IN HET EERSTE KWAR-

TAAL VAN 1939.

De statistiek over den toestand van handel, nijver-
heid en verkeer van Rotterdam in liet eerste kwartaal
Van 1939 toont een beeld van een zekere stabiliteit
met
01)
sommige punten een lichte neiging tot voor-uitgang, waarover dc voldoening evenwel wordt ge-
temperd bij kwalitatieve analyse der uitkomsten en
bij beschouwing van den aard der haar bepalende
factoren.
Het aantal der zeeschepen, welke in de havens
langs den Nieuwen Waterweg zijn binnengekomen,
steeg van 3.966 in het eerste kwartaal van 1938 tot
4.157 in het eerste kwartaal va:n 1939, een vooruit-
gang dus met een kleine 5 pOt. Evenwel nam de ton-
nage der binnengekomen schepen netto niet slechts
ongeveer
YL
pCt. toe.Opnieuw blijkt dus het aandeel
van het kleine schip aan de Rotterdamse scheepvaart-
beweging in betekenis toe te nemen. Het aantal uit
G-root-Britannië en Ierland te Rotterdanï binnenge-
komen schepen daalde bijvoorbeeld, bij vergelijking
van dezelfde tijdvakken, met ongeveer 6 pOt., de ton-
nage netto met bijna 30 pOt.
In onmiddellijk verband met deze ontwikkeling
staat de stijging van het Duits-Duitse of hoefijzer-
vervoer, de doorvoer over de Nederlandse zeehavens
van goederen niet Duitse herkomsten en bestemmin-
gen, enerzijds aan den Duitsen Rijn, anderzijds aan de
Duitse Noord- of Oostzeekust. Het is een verschijn-
sel, dat reeds jaren de aandacht trekt en dit telken-
male wel opnieuw moet doen, omdat het nog voort-
durend in intensiteit toeneemt.
Enkele cijfers mogen ten bewijs worden aangevoerd.
Eerst de doorvoer zonder overlading, het Rijnzeever-
keer. Van de Lobith stroomafwaarts passerende sche-
pen waren in het eerste kwartaal van 1938 nog slechts 479 bestemd naar Duitse overzeese havens, tegenover
614 in het eerste kwartaal van 1939. Het draagver-
mogen steeg van 227.000 tot 318.000 tons van 1.000
kg. In omgekeerde richting bedroegen de overeen-
komstige cijfers 421 en 480 yoor de schepen, 215.000
en 281.000 voor de tonnage. De omvang van het goe-
derenvervoer in het Rijnzeeverkeer, dat in het eerste kwartaal van 1938 nog slechts 333.000 ton bedroeg,
steeg tot 423.000 ton in het eerste kwartaal van 1939.
Voor het enkele Duits-Duitse vervoer met Rijnzee-
schepen bedroegen de overeenkomstige cijfers 307.000
en 376.000 ton.

De Duits-Duitse doorvoer met overlading vertoont
in zeewaartse richting een nog sterkere ontwikkeling.
Voor zover uit de statistiek is vast te stellen, heeft
dit vervoer zich ontwikkeld van 490.000 ton in liet
eerste kwartaal van 1938 tot 820.000 ton in het eerste
kwartaal van 1939. De grote winst is gelegen in de
posten mineralen, natuursteen, salpeter en kunstmest.
In omgekeerde richting was er een geringe daling,
namelijk van 420.000 tot 350.000 ton, vooral veroor-
zaakt door wat minder graanvervoer. In heide rich-
tingen tezamen is intussen de toeneming zeer op-
merkelijk.
Met één en ander gaat een sterke vermeerdering van de frequentie der Duitse vlag in de haven, van
Rotterdam gepaard. Gedurende het eerste kwartaal
van 1939 kon voor liet eerst worden opgemerkt, dat
één derde van alle in de haven van Rotterdam bin-
nenkomende schepen de Duitse vlag voerde (1.217
OP
3.678). Voor de tonnage was, hegrijpelijkerwijs, de
verhouding iets geringer: 30 pOt.
Deze bevindingen zijn te meer van betekenis niet
het oog op de ontwikkeling van den toestand in
Duitsland. Zij stemmen overeen met de voorlopige
conclusie in de betrokken Duitse kringen, dat ook
liet van een Mittellandkanaal voorzien Duitse Rijk
den weg voor ,,hinnenlands” vervoer over zee niet kan
ontberen. Het nieuwe kanaal, dat voor de ontwikke-
ling van Midden-Duitsland van zeer groot belang
belooft te worden, zal vermoedelijk een verkeersweg

naast
en
niet in plaats van
het extra-territoriale bin-
nenlandse Duitse vervoer worden. Het is nu natuur-
lijk nog te vroeg voor een betrouwbare prognose, doch
het is niettemin belaugwekkend, dat de bevindingen
van de Duitse pers niet de Rotterdamse gegevens
overeenstemmen.
Indien de ontwikkeling inderdaad in deze richting
zal voortgaan, dan ligt daarin uiteraard voor Rot-
terdam een verheugend element. Natuurlijk is liet
niet moeilijk een schaduwzijde op te sporen: trans-
atlantisch vervoer van en naar Duitsland, met in-
schakeling van zelfstandigen Nederlandsen tussen.-
handel, is vanzelfsprekend aantrekkelijker dan een
transiterend Duits-Duits vervoer. Men mag cle wer-kelijklieid echter niet alleen met zijn dromen verge-
lijken en een vooruitgaand reëel vervoer, ook al
brengt dit weinig verdienste, is op zichzelf altijd
beter dan algehele achteruitgang.
Wèl ligt in den gang van zaken een waarschuwing
tegen liet gevaar van uitschakeling van Nederland als
actief bemiddelaar in de internationale stromen van
handel en verkeer. Als er bepaalde verliezen zijn,
waaraan men niet kan ontkomen, omdat de algemene
ontwikkeling ons meesieept, dan ligt daarin een reden
te meer om ernaar te streven van liet overblijvende
liet beste te maken. Met andere woorden moet Ne-
derland een zo ruim mogelijk aandeel aan de over-
blijvende en de nieuwe vervoeren trachten te be-

houden.
Het is in liet belang van ons gehele land, dat deze
bron van verdienste uit liet internationale diensten-
verkeer voor Nederland behouden blijft. Het is nut-
tig en nodig dit aan de hand van de Rotterdamse
cijfers te constateren nu den laatsten tijd van dezen
en genen uit den lande eritiek ken worden vernomen
op den omvang der bedragen, welke door Duitsland
aan Nederland voor diensten over de Duits-Neder-

landse clearing worden betaald.
De met Duitse bestemming op de Noordzeehavens
gerichte graanaanvoer is alom ingezonken. In om-
gekeerde richting geldt hetzelfde voor den uitvoer van
Duitse steenkool, waartegenover toeneming staat van den uitvoer van Nederlandse en vooral van Belgische kolen over Rotterdam en Antwerpen. De aanvoer van
overzeese kolen is aan den Nieuwen Waterweg ge-
stegen (zowel in- als doorvoer), doch gedaald te Ant-
werpen en (vooral) te Hamburg. De redenen voor
deze veranderingen liggen in elk bijzonder geval
voor de hand.
Ondanks de drukke scheepvaart heeft deze positie
van de kolenmarkt ertoe geleid, dat het bunkerbedrijf
aan den Nieuwen Waterweg een vrij ernstige verslap-
ping aanwijst. Alles hij elkander genomen, is er in de grote Noord-
zeehavens in liet algemeen een kleine inzinking van
liet goederenverkeer op te merken geweest:

Goederenbeweging ter zee in liet
eerste kwartaal van

1938

1939

Antwerpen …………6.102.000 ton

5.718.000
ton
Hamburg …………
6.133.000

6.067.000
Nieuwe Waterweg……
10.813.000

10.716.000

Too
r
alle goederen, met uitzondering van graan,
mes tstoffen, hout. ertsen, minerale oliën en steenkool,
is het beeld opwekkender:

Eerste kwartaal van
1938

1939

Antwerpen ……..
2.765.000
ton

2.662.000
ton
Hamburg ……..
3.151.000

3.177.000
Nieuwe Waterweg

2.282.000

2.599.000

Uit deze gegevens blijkt, dat Antwerpen van de
drie grote havencomplexen het minst bevredigend
heeft gewerkt, doch mede, dat de inzinking in het
thans verlopen kwartaal gelukkig niet desastreus is
geweest, alsmede dat, wanneer men de grootste mas-
sagoederen uitzondert, Antwerpen nog steeds een iets

498

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

21
Juni 1939

omvangrijker vervoe.r ter zee overhoudt clan Rot-
terclam.

Het is ook merkwaardig op te merken, dat het na-
tionale vervoer in cle Scheldehaven altijd een nog
heel wat helangrijkere rol speelt dan aan den Nieu-
won Waterweg:

Nationaal vervoer in het eerste
kwartaal van:
1938

(in tons)

1939
Invoer Uitvoer Invoer Uitvoer Antwerpen ……..
2.141.000 .1.445.000 2.007.000 1.610.000
Nieuwe Waterweg..
1.885.000 857.000 1.782.000 947.000

In den uitvoer beschikt Antwerpen dus nog steeds
over een. krachtigen nationalen grondslag voor zijn
scheepvaartheweging, welke in Rotterdam, vooral re-
latief genomen, nog al te zeer ontbreekt.
Het totale goederenvervoer op den Rijn langs
Lobith vertoont een daling met ongeveer 5 pCt., welke
uitsluitend komt voor rekening van het vervoer
stroomafwaarts (kolen!). In omgekeerde richting is
er zelfs nog enige stijging (erts!). Yoor de Neder-
landse Rijnhavens is cle achteruitgang van het totale
vervoer langs Lobith naar verhouding geringer ge-
weest dan voor de andere benedenstroomse bestem-
mingen en herkomsten. Binnen Nederlknd is het
vooral de Rijn-Maasdelta, welke een goed figuur
slaat. In den loop van het kwartaal viel er zelfs een
geleidelijke vooruitgang op te nerken door vermin-
dering van de inzinking van de kolenvervoeren
stroomafwaarts.
Vermelden
wrij
tenslotte als een teken des tijds de
sterke toeneming van het uitgaande passagiersver-
voer, dat in het eerste kwartaal van 1939, vergeleken
hij het overeenkomstige tijdvak van 1938, met bijna
40 pCt. is gestegen, waartegenover het inkomende
passagiersvervoer enigszins is gedaald. Naar Enge-
land en vooral naar Noord-Amèrika is de stijging zéér groot geweest. Ruim 10.000 mensen hebben
in het afgelopen kwartaal meer Rotterdam met die
bestemming verlaten dan dat daarvandaan in onze
haven zijn gedehark-eerd. Het officiële landverhuizers-
verkeer is vooral toegenomen naar de Verenigde Sta-
ten, Austraiië en Canada. Voor bijna 80 pOt. waren
het transmigranten.
Mr.
W. F. LIOHTENAUEI1

DE RIJKSMIDDELEN OVER MEL

Algemeen beeld.

Zoo op het eerste gezicht maakt de middelenstaat
van cle afgeloopen maand een vrij ongunstigen in-
druk. Immers, de niet-directe heffingen brachten te-
zamen
f
36.538.500 op tegen
f
41.403.500 in dezelfde
maand van 1938 en vertoonden derhalve een terug-
gang van
f
4.865.000. Ook de gemiddelde maand-
raming werd niet gehaald (nadeelig verschil

f
271.900). Indien men het overzicht echter wat
nauwkeuriger beziet, valt de zaak weer wat mee. In
hoofdzaak is de daling ni. te wijten aan de succes-
sierechten, die in Mei 1938 het abnormaal hooge be-drag van
f
8.444.000 voor ‘s Rijks schatkist oplever-
den en ditmaal
f
4.615.400 minder afwierpen. De geheele vermindering is hiermed@ bijna verklaard.
Ook de omzetbelasting vertoonde een belangrijk lager
opbrengstcijfer (decres
7
1.824.300), hetgeen evenwel
allerminst behoeft te verontrusten, daar door de jong-ste wetswijziging het tijdstip voor de betaling van be-
lasting, die hij aanshig wordt geïd, daar de eerste
maand van het kwrartaal is veishoven. Daartegen-
over staat, dat de invoerrechten een surplus van
j 2.063.000 verschaften. De overige middelen ver-
toonden slechts relatief geringe verschillen. Behalve
de reeds genoemde invoerrechten wezen ook het sta-
tistiekrecht, de zout-, de wijn-, de bier- en de suiker-
accijns, de belasting op gouden en zilveren werken en
de loodsgelden een hooger opbrengstcijfer aan. Min-

der brahten op de dividend- en tantièrnehelasing,
de geslacht-, de gedistilleerd- en de tabaksaccijns, de
omzetbelasting, de couponbelasting, de Zegelrechten,
de registratierechten en cie successierechten.
Door de sterke daling van het totale opbrengstcijfer
der afgeloopen maand werd het overzicht over de
reeds verstreken maanden van het jaar ongunstig be-
invloed. De ontvangsten over de eerste vijf maanden
bedragen
f
185.085.400 tegen
f
177.946.200 over het-
zelfde tijdvak van 1938 en bij een evenredige raming
van
f 184.052.100. In vergelijking met het vorige
jaar droegen tien middelen tot de verhooging bij met
een gezamenlijk bedrag van
f
14.832.500; de overige
zeven middelen liepen tezamen terug met
f
7.693.300.
Voorts overschreden zeven middelen de raming met
in totaal
f
8.716.600; de overige tien middelen ble-
ven gezamenlijk
f
7.683.300 bij de verwachting ten
achter.

Divici end- en tant/ièmebelasting.

In tegenstelling met de vorige maand liep cle divi-
dend- en tantièmebelasting thans veer in opbrengst
terug (daling
f
163.000). De in den loop der vooraf-
gaande maanden verkregen voorsprong boven dezelfde
periode van het vorige jaar is hierdoor bijna gèheel
verdwenen (restant
f
35.800). Eerst in de eerstvol-
gende maanden, wanneer de belangrijke ontvangsten
zullen binnenkomen, zal het mogelijk zijn op den loop
vaii dit middel eenig peil te trekken.

Invoerrechten.

De invoerrechten waren weer buitengewoon hoog.
De ontvangst beliep
f
10.257.300, d.i.
f
2.063.000
meer dan in Mei 1938. De record-opbrengst van Maart
jl. werd hierdoor zelfs overtroffen. Ongetwijfeld doet
de met ingang van 1 Maart jl. in werking getreden
tariefsverhooging haar werking in deze gevoelen. Uit
de stijgende opbrengsten van het statistiekrecht
(vooruitgang ditmaal
f
29.900) blijkt evenwel, dat dit niet de eenige reden kan zijn, doch dat onze ge-heele buitenlandsche handel in omvang is toegeno-
men. De abnormale voorraadvorming in binnen- en
buitenland werkt blijkbaar nog na. Gedurende de eer-
ste vijf maanden werd aan invoerrechten
f
8.407.300
en aan statistiekrecht
f
41.600 meer ontvangen dan
in hetzelfde tijdvak van 1938.

Accijnzen.

De accijnzen vertoonden een onderling verschillend
beeld. De zoutaecijns nam toe ffiet
f 1.100
en ver-
schafte ook meer dan de gemiddelde maandraming
(overschrijding
f
11.700). Reeds meermalen werd
erop gewezen, dat deze heffing tegenwoordig nogal
wisselvallig is. Gerekend over vijf maanden is het
loopende jaar nog
f
247.000 bij het vorige in het
nadeel. De gesiachtaccijns loopt den laatsten tijd ge-
regelci terug, wegens de vermindering van het rund-
veevleeschverbruik. Ditmaal beliep het nadeelig ver-
schil j 20.300 (over 5 maanden
f
119.400). De wijn-
accijns gaf, vermoedelijk door een of meer belang-
rijke uitgestelde betalingen, de voor de tweede maand
van het kwartaal verrassend hooge opbrengst van

f
99.100
(f
51.900 hooger dan in Mei 1938); het
overgroote deel van den accijns wordt evenwel in de
laatste maand van het kwartaal geïnd. De gedistil-
leerdaccijns daalde met
f
19.600. Ook op zichzelf be-
schouwd was de ontvangst ditmaal aan den lagen
kant; immers
f
173.500 beneden de maandraming.
Daar de voorafgaande maanden echter gunstig waren,
is over de eerste vijf maanden toch nog een toene-
ming te constateeren van
f
399.100. Met den bier-
accijns loopt het den laatsten tijd vrij goed. Er kwam
ditmaal
f
20.700 meer binnen daii in Mei 1938, ter-
wijl de maandraming met
f
59.900 werd overtrof-
fen. Gerekend over vijf maanden bedraagt de voor-
uitgang
f
441.100. Ook de suikeraccijns geeft bevre-

21 Juni 1939

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

499

digencie resultalen te boeken. De stijging ‘beliep

f
153.400, al werd de gemiddelde maandraming ook
niet gehaald (tekort
1
392.900): De eerste vijf maan-

den hebben intusschen nog een surplus van
f
462.900

opgeleverd hoven die vnu het vorige jaar. Tenslotte de tabaksaccijus, die met
f
116.300 terugliep, doch

f
170.900 boven de maandraming in de schatkist
bracht. Hier vertoonen de maanden Januari t/m.
Mei een decres van
f
133.500. Alles bij elkander ge-
nomen geeft de groep der accijnzen tot dusver reden
tot teyreclenhid. Blijkbaar weet het verbruik zich
zeer behoorlijk te handhaven.

Andere indirecte heffingen.

De belasting op gouden en zilveren werken gaf
ditmaal
f
8.200 méér. Er is blijkbaar opleving in het
bedrijf, gezien de ruime baten, die den laatsten tijd
ontvangen worden. De omzetbelasting verschaf te

f
1.824.300 minder, doch, gelijk reeds hierboven werd
opgemerkt, dit is een gevolg van de gewijzigde beta-lingsregeling, waardoor de meeste bedragen thans in
dc eerste maand van liet kwartaal worden ontvan-
gen. Tot dusver werd in 1939
.f
4.733.000 meer uit
deze heffing verkregen dan in liet vorige jaar. De
couponbelasting blijft zich in dalende lijn bewegen, ditmaal was cle vermindering f29.300. Het nadeelig
verschil, gevolg van de vele eonversies, bedraagt over
5 maanden reeds
f
175.200.

De zegeireehten bewegen zich den laatsten tijd op
een bijzonder laag peil. Ditmaal was de opbrengst

f
205.400 lager, waarvan
f
109.700 wits toe te schrij-
ven aan een trager vloeien van de heursbelasting. Er
is weinig bedrijvigheid in zaken, en in het bijzonder
is er slapte in den geldhandel. De registratierechteu
blijven ongeveer op hetzelfde niveau; ditmaal kwam

f
205.000 minder binnen dan in Mei 1938, maar de
ontvangst van laatstgenoemde maand was aan den
lioogen kant. Gerekend over vijf maanden bedraagt
de teruggang hij de zegelrechten
f
574.300 en bij de registratierechten
f
572.500.

De successierechte.n brachten
f
4.615.400 nunder op. Hierboven werd er evenwel reeds op gewezen, dat de opbrengst van Mei 1938 ahnormaal hoog was. Aan
den anderen kant moet worden geconstateerd, dat de
ontvangsten uit deze heffing dit jaar bijna voort-

durend
hij
de verwachting ten achter
zijn
gebleven.

Ditmaal bedroeg, met betrekking tot de maandra-
miug, het tekort
f
171.400; gerekend over vijf maan-
den is reeds een achterstand ontstaan van
f
1.246.200.
De loodsgelde.n geven den laatsten tijd stijgende ont-vangsten te zien. Het surplus bedroeg ditmaal
f
5.100
(over 5 maanden
f
183.700). Dit wijst althans op
meer bedrijvigheid in het scheepvaartverkeer.

Directe belastingen..

Bij de directe belastingen is liet wachten nog steeclt
op het nieuwe belastingjaar. Zoolang de nieuwe be-
lastingbiijette.n niet zijn afgegeven, is er omtrent
deze groep van middelen weinig helangwekkends te
vertellen. De stand op ultimo Mei wijkt trouwens be-
trekkelijk weinig af van dien per 30 April d.a.v. In den loop der maand Mei steeg het totale kohierbe-
drag van alle heffingen van
f
46.914.200 tot

f
52.651.300. Vergeleken met den stand van het over-
eenkomstige die:nstjaar op 31 Mei 1938 is er een toe-
neming te constateeren van
f
5.391.600 in totaal.
Voornamelijk is dit gunstig resultaat te danken aan
de inkomstenbelasting, clie een aceres van
f
6.480.700
vertoont wegens de verhooging der opeenten en de
verbetering van de conjunctuur in 1937. Voorts moge
nog worden gewezen op de grondbelasting, waarvan
het zuiver bedrag der kohieren
f
927.800 lager is dan
op 31 Mei 1938, gevolg van het niet tijdig totstand-
komen van een aantal provinciale opcentenverorde-ningen. De onbelangrijke verschillen hij cle overige
heffingen vereisehen geen nadere toelichting.

AANTEEKENINGEN.

De zichtbare suikervoorraden in de wereld.
De zichtbare voorraden per 1 Mei zijn volgens C. Czarnikow:
En tons

1939

1938

1937
Duitschiand …………..
1.378.000
1.477.000
1.120.000 Het vroegere Tsj.-Slow. . .. .
226.000
364.000 331.000
Frankrijk …………….
415.000 590.000 503.000
Nederland… …. .. .. .. .. .
126.000
176.000 196.000
België

………………
123.000 151.000
129.000
Hongarije…………….
80.000
77.000
88.000
Polen

………………
303.000
317.000
259.000
Engeland Geïmp. suiker
.
378.000
310.000 271.000
Binnenl.

,,
152.000 121.000
142.000

Europa……..
3.181.000 3.583.000
3.039.000
V.S.
Alle havens

……..
271.000
353.000
154.000
Cuba ………………..
2.530.000 2.486.000
2.017.000
Java ………………..
134.000
235.000 145.000

Totaal……
6.116.000 6.657.000 5.355.000

INGEZONDEN STUKKEN.

DE OMVANG VAN DEN MELKVEESTAPEL.

Dr. D. Hoek schrijft ons:

Een korte opmerking zij mij veroorloofd naar aan-
leiding van het artikel van Dr. Buter in het nummer
van 17 Mei ji. En wel deze, dat de heer Buter
niet

mijn becijferingen, maar
wel
mijn uitgangspunt,
cl.w.z. de uitspraak van den heer Weitkamp, heeft aan-
getast. Stelt echter het simpele argument, dat in het
consump tiem’elkgebiecl niéér krachtvoer wordt gegeven
dan in het boterproductiegebied, den heer Weitkamp
in liet ongelijk, wanneer deze – die in het boterpro-
ductiegehied als geen ander thuis is – verzekert,
dat juist in dit gebied ,,een zeer groot deel van het
vee in het leven wordt gehouden, dank zij den invoer
van voederstoffen uit den vreemde?” Juist in dit ge-
bied, want de heer Weitkamp stelt uitdrukkelijk de
voederkosten van ‘de boventallige koeien en de in het buitenland behaalde boteropbrengst tegenover elkaar.
Met meeuing tegenover meeuing te stellen, brengt
men het probleem niet verder. Het eenig zakelijke
standpunt is mi. dat van den heer Horring, die door
een practisch onderzoek wil zien uitgemaakt, hoeveel
waarheid er schuilt in de uitspraak van den heer
Weitkamp, die dan toch een eerste deskundige is op
het gebied van de melkveehouderij en tevens een man van de praktijk.

N a s eb r i f t. De berekeningen van Dr. Hoek zijn
gebaseerd op den Nederlandschen meikveestapel als
geheel. De hedenking van mijn artikel was, aan te
toonen, dat onze meikveestapel niet bestaat uit een
aantal melkkoeien, clie onderling niet verschillen,
doch dat onderscheid moet worden gemaakt tusschen
economisch en niet-economisch produceerende koeien.
Tvens werd getracht een oplossing aan te geven,
om door opvoering van cle kwaliteit van den meikvee-
stapel de rentabiliteit daarvan te verhougen. Hoe een
eventueel onderzoek, als door den heer ilorring bedoeld,
ook zou eindigen, alleen op deze wijze kunnen betere
resultaten bereikt worden, dan tot nu toe liet geval

was. J.
BUTER.

ONTVANGEN BOEKEN.

De
geschiedenis van de Leidsche lakenindustrie.
II. De
Nieuwe Tijd. De lakenindustrie en ver-
wante industrieën
door Dr. N.
W
. Posthumus.

Tweede cii derde deel. (‘s-Gravenhage 1939; Mar-
tinus Nijhoff).

Englands Abwenclunçj von der Weltwirtschaf t
door
Fritz Heyer. (Stuttgart 1939; Perdinand Enke
Verlag. Prijs R.M. 3.30).

The i

Iorne Market.
1939 Edition. (Londen 1939;
George Allen & Unwin Ltd. Prijs 12/6).

500

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

21 Juni 1939

MAANDCIJFERS.

OVERZICHT VAN DEN STAND DER RIJKSMIDDELEN

Uit. Mei 1939 (in Guldens)

AFDEELINGIa
Kohieren
voor den dienst
1939
1
)
Dir. belastinger
Bedragen,
welke zijn

Benaming der
terugge
geven of
middelen
Totaal
bedrag
anders dan
Zuiver
bedrag
‘-
0

‘5
.a o
wegens
betaling
4′
opdekoh.
afgeschr.
L”

Grondbelast. a)
8.939.370

8.939.370 9.867.168
Inkomst.bel. b)
32.117.084
706.680
31.410.404 24.929.658
Vermogensb. c)
7.268.667
63.391
7.205.276
7.197.426
Verdedig.bel.
1
3.755.028

38.876
3.716.152 3.913.368
Bel.v.d.doodehd.
1.380.1131

1.380.113
1.352,081

Totaal
53.460.262!
808.9471
52.651.315 47.259.701

a) Y4 hoofdsom + 20 opoenten op de hoofdsom der ge-
bouwde eigendommen. b) Hoofdsem + 70-88 opcenten.
c) Hoofdsem + 75 opcente-n.
1)
Voer de belaabingen naar inkomen en vermogen be-
ataan de vermelde bedragen uit % -gedeelte van het be-
las-ti-ngd’i-eastjaar 1939/1940 en / gedeelte van het belas-
tiug-dienstjaar 1938/1939.
2)
Voer de belastingen naar in-
komen en
ermoen bestaan cle vernielde bedragen uit
% gedeelte van hot belastingdien-sitjaar 1938/1939 en
gedeelte van het belastingdienstjaar 1937/1938.

AFDEELING II. DIENSTJAAR 1938.
Benaming der middelen
Bedrag van de
raming

Zuivere op-
brengst over het
tijdvak van
1
Jan. 19 tot en
met de maand
Mei_1939
Grondbelasting.
(Y
4
hoofdsom
+
20 opcenten
op de hoofdsom der gebouw-
de eigendommen.)
10.600.000
10.477.340
Inkomstenbelasting
75.000.000
86.528.274
Vermogensbelaating
20.000.000
21.341.898
11.280.549
Belasting v. d. doode hand

.
1.800.000
2.113.178
Divid.- en tantièmebelasting
21.000.000
25.039.288
98.000.000
99.152.027
2.459.190
1.981.017
Accijns op geslacht

………7.200.000
7.424.848 2.263.529

Statistiekrecht

………….2.500.000

Accijns op gedistilleerd

….
28.000.000 28.921.244

Accijns op zout

………….2.000.000

8.119.599

Verdedigingsbel.

T

……….9.000.000

55.000.000
56.853.631
35.000.000 36.512.955

Rechten op den invoer …….

Accijns

op tabak

…………
Belast. op gouden en zilverw.

575.000
577.096
Omzetbelasting

………….
75.000.000
77.132.031

Accijns op wijn

…………2.200.000

4.996.633

Accijns op

bier

………….7.000.000
Accijns op suiker

………..

Rechten en boeten van zegel
26.000.000
21.112.051
Rechten en boeten v. registr.

17.000.000
16.605.610

Couponbelasting

…………6.000.000

Rechten en boeten v. succes- sie, v. overgang bij overlij-
46.000.000 50.321.940
den en v. schenking ……
Opbrengst der ioodsgelden

. –
750.000
663.225

Totalen. . -. 545.625.000

571.877.153

AFDEELING Iii
Overige middelen
Mei
1939
j7
1939
periode
1938
Benaming der middelen
Divid.- en tantièmebel.
2.193.637
6.120.837
6.085.036
Rechten op den invoer
10.257.287
46.782.800
38.375.541
231.078
1.043.159 1.001.583
803.776 1.050.740
Statistiekrecht

………..
Accijns op zout ………..178.375
Accijns op geslacht
641.562 2.998.898 3.118.338
Accijns op wijn
99J26
747.114
643.981
Accijns op gedistili.

. .
2.164.023
11.663.729 11.264.645
3.479.446
3.038.341
Accijns op suiker

…..
4.282.109
22.823.561 22.360.645
Accijns op bier

………726.566

3.170.867
15.089.303
15.222.754
Accijns op tabak

…….
Bel, op gouden en zilverw.

49.819 245.347
220.404 5.651.419
35.815.0321

31.082.067
Omzetbelasting

………
Couponbelasting

……..
378.786
2.247.450,
2.422.663
Recht. en boeten v. zegel
11.255.927
5)

9.360.110 9.934.417
Recht. en boet. v. registr.

1.357.614
6.755.814 7.328.344
Recht. en boet. v. succes- sie, v. overgang bij over-
lijden

en

v.

schenking
3.828.638
18.753.761
24.625.156
Opbrengst d. loodsgeiden
71.702
355.234
171.561

Totalen ….13
6
.
5
38.5
3
51185.085.3711177.9
46
.
216

‘ Hieronder begrepen wegens zegelrecht van nota’s van
makelaars en commissionnairs in effecten, enz.
f
176.844
(Beursbel.).
2)
Idem
f
1.694.064.

OVERZICHT VAN DE INKOMSTEN TEN BATE VAN
HET WERKLOOSHEIDSSTJBSIDIEFONDS.

Zuiver bedrag
Dienst 1939

Bedrag van kohieren tot en
raming

met de maand
Mei 1939

Grondbelasting (veertig ten hon-
derd van de hoofdsom wegens
gebouwde eigendommen en vijf
en twintig ten honderd van de
hoofdsom wegens ongebouwde
eigendommen) …………….9.681.000

8.068.828
Personeele belasting (.taohtig ten
honderd van de hoofdsom naar
den eersten, tweeden en derden
grondslag) ……………….19.000.000

18.971.618
Gemeen.tefondsbelasting (vijf en
twintig opcenten op de hoofd-
som) …………………….15.500.000

169.334
Vennogensbelasting (twee en
twintig opoenten op de hoofd-
soni) …………………….2.640.000

20.865
[nkomstenbelaeting (tien opcen-
ten op de hoofdsom)

4.800.000

56.729

Totalen ……
.51.621.000

27.287.374

INKOMSTEN TEN BATE VAN HET GEMEENTEFONDS.

l

Dienst 193811939 1 Zuiver bedrag der ko-
Zuiver bedrag der hieren voor den dienst
kohieren tot en met 19371’38 tot en met de
de maand Mei 1939 zelfde maand van 1938
Gemeente.f.belast…

66.403.526

60.506.627 Ope. verm. t. get. v. 50

5.954.463

5.990.678

INKOMSTEN TEN BATE VAN HET VERKEERSFONDS.

Mei1939
1

1939
1

1938

Motorrijtuigenbelasting
Rijwielbelasting ……….

Totalen ………

3.064.453
15.755
13.054.869
85.137
12.126.340
97.503

.3.080.208
13.140.006 12.223.843

AANVOER VAN GRANEN.
(In tons van 1000 kg.)

Rotterdam
Amsterdam
Totaal

Artikelen
11-17 Juni

Sedert

Overeenk.
11-17 Juni

Sedert

Overeenk.
1

1938
1939

1Jan.
1939

tijdvak
1938
1939

1Jan.
1939

tijdvak
1938

16.501
393.928 511.686

42.589 4.250
436.517 515.936
Tarwe

………………
Rogge

……………..
2.723 108.165 72.684
100
1.600

109.765 72.684

150
8.935
7.882



8.935
7.882
Boekweit ……………..
Mais ………………
311.523
609.850

50.918 55.726 362.441
665.576

0-erst

…………..
10.780 129.555 175.934

9.994 8.626 139.549
184.560

1.202
97.930
103.910

1.860
7.812
99.790
111.722

Lijnzaad

……………

.8.522

78.955 74.245

16 8.456
120.801
247.411
195.046
Haver

……………..

Lijnkoek ……………
1.650
..
41.782
32.38 9

150
100
41.932
32.489
.400

1.761
.
30.624
29.363
282 3.322 7.080
33.946
36.443
Tarwemeel ………….
Andere meelsoorten ….
395
11.565 17.108
350
2.920
2.762
14.485
19.870

21 Juni
1939

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

501

STATISTIEKEN.
BAN KDISCONTO’8.

isc.Wissels. 2

3Dec.’36
Ned

Lissabon

….
4 11Aug.’37
24
elBinnEff.
3Dec.’36
Bk
V
r
s
ch.
in
i.C.2j
Londen ……2
30 Juni’3′
3Dec.’36
Madrid ……5

15 Juli’35
Athene ……….6

11 Jan.’37
N.-York F.R.B. 1
26Aug.’37
Batavia

……..3

14Jan.’37
Oslo

……..
34
5Jan.’38
Belgrado ……..5

1Febr.’35
Parijs

……2
3

Jan.’39
Berlijn ……….4
22$ept.’32
Praag

……3

1Jan.’36
Boekarest

……
34
5Mei’38 Pretoria

….
34
15Mei’33
Brussel

……..3

10Mei ’39
Rome ……..
44
18Mei’36
Boedapest

……4
28Aug.’35
Stockholm

..
24
1Dec.’33
Calcutta ……..3

28Nov.’35
Tokio….

3.46

11 Mrt.’38
Dantzig

……..4

2Jan.’37
Warschau….
44
18Dec.’37
Helsingfors ……4

3Dec.’34
Zwits. Nat. Bk. 14 25Nov.’36
Kopenhagen

….
34
22Feb.’39
OPEN MARKT.

1939
1938
1937
914

17

12117

5(10

29Mei!
13/18
14/19
0(24
~jiili
Juni

Juni

Juni

3 Juni
Juni Juni

Amsterdam
Partic. disc.

‘//is

1
12.518

112

1
12_716

114

1/
4

32(
4
_431
4

Prolong.

31

31
4

31
4

1
12

1

3411
4

Londen
Daggeld.
.

1
12.1

1
121

1
12.1

1
11

1
/2.1

1
I1

1
11.1
Partic.
dIsc.

O11_718

231
33
_7j
5

51
5
_3/
4

51
8
.111
16

91
14
5j
5

U116_3j4

I16l4
Berlijn
Daggeld…

2
3
14-3

2
3
14-3

113_5/9

2
1
12.3
1
15

218-3
3
18

211
3
.3

/s3
1
/s
Maandeld

2
3
18-
5
/8

2
3
18-
5
j8

23
/8
-5
j

2
3
jg-5j

2142.3(4

2142-
7
/s
Part,
disc.

2
7
/
8

2
7
/
8

5
1
5_U
1
16

2
7
j

2/

2
7
1s

2
1
18
Warenw.
..

3.
1
12

3-1j

3_1j

4.1/t

4-/2

4.1/4

4.1/4
New
York
Daggeld
1)

1

1

1

1

1

1

31
10
Partic.disc.

1
/2

1j
2

1/

1/
3

1/3

li6

1
1)
Koers van
16 Juni en daaraan
voorafgaande weken
tjm.
Vrijdag.

WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.

D
a a
New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Bal avla
York
)
9)
)
S)
9)
1)

13 Juni 1939
1.88%.
8.81%
75.50 4.98%
31.974
100%
14

1939 1.88%
8.811
/
%
6

75.524 4.99%
32.024
100%
15

1939
1.88%
8.81%
75.55
4.99% 32.024
100%
16

,,

1939
1.88%
8.81’%
75.60
4.9931
32.01
100%.
17

,,

1939
1.88%
8.82
75.60
4.99%
32.024
100%.
19

1939
1.88y,
8.81%
75.55 4.99 32.02
100%
Laagste d.w’)
1.8734
8.80%
73.50 4.98
31.90
100
Hoogste d.w
1
)
1.88%
8.82%
75.624
4.99%
32.05
100%.
Muntpariteit
1.469 12.1071

1

59.263
9.747
1
24.906
100

Data
Praat
Boeka-
Milaan
Madrid

10 ,JUUI 1000

C’tQ


14

1939

42.46


15

,,

1939

42.46


16

,,

1939

42.43%


17

1939

42.45


19

1939

42.45


Laagste d.w1)

42.35


Hoogste d.w’)

42.50

1.40

9.95


Muntpariteit

48.003

7.371

– 1.488 1 13.094 1

48.52

D

Stock-

Kopen- o lo•

Hel-

Buenos-

Mon-
a a

holm) hagen *)

Aires 1)

treal 1)

13 JunF19 45,40

39.35

44.30

3.90′

43%

1.88
14

1939 45.424 39.374 44.324

3.89

43%

1.87%
15

,,

1939 45.424 39.324 44.374

3.90

43%

1.87%
16

1939 45.424 39.374 44.324

3.90

3/8

1.87%
17

,,

1939 45.424 39.374 44.324

3.90

43%

1.87%
19

,,

1939 45.40

39.374 44.30

3.90

43%

1.87%
Laagste d.w’) 45.30

39.30

4425

3.86

43

1.87%
Hoogste d.w1) 45.45

39.424 44374

3.92

44

1.88%
Muntpariteit 66.671 66.671 66.671

6.266

95%

2.1878
*) Noteering te Amsterdam. *9) Not, te Rotterdam. 1) Part. opgave.
In ‘t late of 2de No. van iedere maand komt een overzicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.

KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).

L.tflOLCfl

rIfl(J.)

Oer,

0

fl,,IaLerUum
P.
IOOfr.)I($
p.
101

Mk.)I($
p.
100 gld.)

13 Juni

1939

4,68%

2,65%

40,11

53,16
14

1939

4,68%.

2,65y,

40,11

53,09%
15

1939

4,68%

2,65

40,11

53,08%
16

1939

4.68y,

2,641%.

40,11

53,10
17

1939

4,687
4

2,64%

40,12

53,0934
19

,,

19394,68%.

2,65

40,11%

53,14

20
Juni

1938

4,96%.

2,79

40,40

55,42
Muntpariteit..

4,86

3,90%

23,81%

40%.

KOERSEN TE LONDEN.

Plaatsen en Noteerings. 3Juni
10
juni
12117
Juni
1939 1
17
juni
Landen

I
eenheden
1
1939
1
1939
Laaffstel Hoogstel
1939

Alexandrië.. Piast.p.c

9734

97%

97%

97%

97%
Athene

….

Dr.
p. z
e

547%

54734

540

555

547%
Bangkok…. 5h. p. tical
l/lO8

l/lO.

1/10

1/10′

‘/’
°
T
°
S
Budapest

..
Pen. p. £

24

24

23%

24%

24
BuenosAiresl p. peso p.X, 20.24

20.204 20.16

20.24

20.19
Calcutta
….
Sh.
p. rup.

115%

1/5
29
/
82

1/5%

1/5
81
/
82
1/59.
Hongkong
..

Sh. p.
$

1/2
15
16

1/2
1
%
6

1/2%

1/3

1/2%
Istanbul

..
Piast. p.
£

580

580

580

580

580

Lissabon…. Escu.p.0 110%

110%

110

110%

1107
4

Montevideo
.

d.pery
,

18

18

17%

1834

18
Montreal

..

$
per
£

4.697
4

4.69

4.68% 4.69% 4.69k

Kobe

…….Sh. p. yen

1/2

112

1/1%

1/2y,,

1/2

Rio d. Janeiro d. per Mil.

225
/

2
28
/
32

2%

2
25
/
52

2′
Shanghai

..

d. p.
$

8%

6%

6

7

6%
Singapore
..

5h. p.
$

2/334

2/3%

2
1
1
3%

2/4

2/3%
Valparaiso
2
).

$perg

117

117

117

117

117
Warschau
..

Zl. p. £

25

24%

24%

25%

24%
1)
Of fic. not. 15laten, gem. not., welke imp. hebben te betalen 15Nov.1938
17.13.
2
)90 dg. Vanaf 13 Dec. 1937 laatste

export” noteering.
ZILVERPRIJS

GOUDPRIJS
Londeni) N.Yorks)

A’dam3)

Londen
4

13 Juni 1939..

1971

42%

13 Juni 1939.. 2115

148/5
14

1939..

191%.

42%

14

1939.. 2115

148/5
15

1939..

19%

42%

15

1939.. 2120

148/54
16

1939..

19%

42%

16

,,

1939.. 2120

148/64
17

1939.. 19%

17

1939.. 2120

148/6
19

,,

1939..

19%

42%

19

1939.. 2120

148/6

20 Juni 1938.. 18%

42%

20 Juni 1938..

140/10

27 Juli

1914.. 24%

59

27 Juli

1914.. 1648

84/10e
1)
in pence
p. oz. stand.

8)
Foreign silver
in $c. p. oz. fine.
3)
In
guldens
per Kg. 100011000.
4)
in sh.
p. oz. fine.
STAND_VAN_’s_RIJKS_KAS.

Vorderingen.

1

7Juni1939

1

15Juni1939
Saldo van ‘s
Rijks
Schatkist
bij
De Ne-
derlandsche Bank ……………….
f
41.444.683,93

f
36.583.934,53
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten

,,

103.802,14

,,

1.125.275,48
Voorsch. op uit. Mei (resp. April) 1939
a/d. gemeent. verstr. op a. haar uit te
keeren hoofds. der pers, bel., aand. In
de hoofds. der grondbel. en der gem. fondsbel., alsmede opc. op die belas-
tingen en op de vermogensbelasting

Idem aan
Suriname
………………

.

10.360.953,55

,,

10.361.526,51
Kasvord.weg. credletverst. ajh. buiteni.

,,
97.098.542,04

97.873.814,80

Voorschotten aan Ned.-lndië ………
..40.262.418,77

,,

42.200.053,69

Daggeldleeningen tegen onderpand..


Saldo der postrek.v.Rljkscomptabelen

.

32.652.732,66

,.
35.392.087,39
Vord. op het Alg. Burg. Pensioenf.
1)…

,,

13.589.939,27

,,

13.641.798,49
Vord. op andere Staatsbedrijven’)….

.,

15.976.794,62

,,

16.017.404,37
Verolichtlngen
voorscno, aoor
LJ

INea. nanic lngev.
art. 16 van haar octrooi verstrekt

-.


Schatkistbiljetten in omloop ………
.fl72.050.000,-

fl71.675.000,-

Schuld op uIt. Mei (resp. Apr.) 1939a/d.
Zllverbons in omloop
…………….
…1.072.463,50

,,

1.071.843,58

gem.weg. a. h. uit te keeren hoofds.d.

Schatkistpromessen In omloop ……
…46.000.000,-

,,

46.000.000,-

pers. bel., aand. 1. d. hoofds. d. grondb.
e. d. gem. fondsb. alsm. op
c
. op die
bel, en op de
vermogensbelasting

,,

8.200.318.56

8.474.998,62

Schuld aan het Alg. Burg. Pensloenf.
1)


Schuld aan Curaçao’) ………………
,,

1.937.767,89

,,

1
.930.742,3

Id. a. 1,. Staatsbedr. der P.T. en T.
1)

,,
185.199.707,86

,,
177.676.153,72
Id. aan andere Staatsbedrijven
1) …..
..
12.500.000,-

,,

12.500.000,-
Id. aan diverse Instellingen’)
………
..326.064.970,13

.329.041.319,58
1)
In rekg.-crt. met ‘s Rijks Schatkist.
NEDERLANDSCH.INDISCHE VLOTTENDE SCHULD.

Vorderingen:3)

f
.
Saldo Javasche Bank …………….

f
1.184.000,

Saldo b. d. Postchèque- en Olrodienst

570.000,-
,,

371.000,-
Verplichtingen:
Voorschot’s
Rijks
kas e.a. Rijksinstell.
,,
40.930.000,-
,,
45.597.000,-
Schatklstpromessen In omloop …….
..40.000.000,-
,,
40.000.000,-
Schatkistbiljetten In omloop


Schuld a.d.lndische Pensioenfondsen
,,
20.000.000,-
,,
20.000.000,-
Schuld aan het Ned.-lnd. Muntfonds.
,,
3.114.000,-
,,
3.114.000,-
Idem aan de Ned.-Ind. Postspaarbank.

955.000,-
,,
1.287.000,-
Belegde kasmiddelen Zelfbesturen

745.000,-
,,

745.000,-
Voorschot van deJavasche Bank

4.178.000,-


1)
Betaaimiddelen in ‘s Lands Kas
f
40.763.000,-.
SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten
in duizenden
guldens.

ci

Andere

D
Data

Metaal

opelschb. Discont.
scnuiaen 1


13 Mei

1939..

811

1.130

730

526

1.317
6

,,

1939..

805

1.196

648

522

1.266
29 April 1939,,

829

1.261

603

527

1.246
22

1939.,

858

1.141

670

525

1.249
15

,,

1939..

839

1.132

661

523

1.241

1
Juli

1914.,

645

1.100

560

735

396
1)
Sluitp. der activa.

502

GROOTHANDELSPRIJZEN VAN BELANGRIJKE VOEDINGS- EN GEN01


OERST
1

6415 kg
MAIS
1

R000E
BURMA RIJST
BOTER per kg.
KAAS
Edammer
EIEREN

La Plata’)
Rotterdam per 2000 kg.
Bahia Blan-
Rotterdam

per 100 kg.
Loonzein
Alkmaar
(groote)
Gem. not
Zie b1z.281
1

loco
1

ca’t loco
Rotterdam
per cwt. f.o.b.
Rangoon(Bassein
Leeuwar-
der Comm.
Heffing
Crisis
Fabr.kaas
Eiermijn
Termijn-
t

Amerik.

Termijn-
1 80kg Roe-
van E.-S. B.
Rotterdam
noteer. op
Mixed
1
per 100 kg.
noteer. op
meensche
1)
___________________
Noteering
1
Zuivel-
gang exp.
Roermon
lan 5April11
1
per2000kg.
1 of 2 mnd.
1

No. 21)
1 of 2 mnd.
1

Locoprijs
Herl.Ned.Ct.I

Not.
1
Centr.
per 50 kg.
P. 100 St.
t
%
t
%r11
%
.f
X
Tir
ir3rTt
xT
1927
237,-
110,2
171,50
89,3
176,-
87,1
12,47
5
102,5
13,82
5

110,1
14,75 109,3
6,83
104,5
11131/
4

2,03
98,4

43,30
95,0
7,96
99,]
1928
228,50
106,2
208,50
108,6
226,-
111,9 13,15
108,1
12,575
100,1
13,475
99,9
6,43
98,4
1017
3
/4
2,11
102,3

48,05
105,4
7,99
99,1
1929 179,75
83,6
196,-
102,1
204,-
101,0
10,87
5
89,4
11,27
5

89,8
12,25
90,8
6,34
97,0
1016
2,05 99,4

45,40
99,6
8,11
101,
1930 111,75
52,0
118,50
61,7
136,75
67,7
6,22
5

51,2
8,27
5

65,9
9,67
5

71,7
5,09
77,9
8/5
1,66
80,5

38,45
84,4 6,72
83,1
1931
107,25
49,9 78,25
40,8
84,50
41,8 4,55 37,4 4,65
37,0 5,55
41,1
3,09 47,3
5/6
1,34
64,9

31,30
68,7 5,35
66,
1932
100,75
48,8
72,-
37,5
77,25
38,2
4,62
5

38,0 4,70 37,4
5,225
38,7
2,59
39,6
5111
1
6
0,94
45,6

22,70
49,8 4,14
51,1
1933
Z
70,-
32,5 60,75
31,6
68,50
33,9 3,55
29,3
3,75
299
5,025
37,2
1,84
28,2
415L/

0,61
29,6
0,96
20,20
44,3
3,71
46,:
1934
75,75
35,2
64,751
33,7
70,75
35,0
3,32
5
27,3 3,25
259
3,67
5

27,3
1,74
26,6
417
3
14
0,45
21,8
1,-
18,70
41,0 3,45
43,1
1935
al
68,-
31,6
56,-1
29,2
61,25
30,3 3,07
5
25,3
3,87
5

30,9
4,125
30,6
2,07
31,7
518
1
(2
0,49
23,7
0,99
14,85
32,6 3,20
39,1
1936 86,
40,0
74,50
38,8
74,
36,6 4,275
35,1
5,75
45,8
6.275
46,5
2,19
33,5
517
1
1a
0,58
28,1
0,88
5

17,55
38,5 3,50
43,1
1937
137,75
64,0
105,75
55,1
III

55,0 8,95
73,6 8,02
5

63,9 8,92
5

66,2
2,70 41,3
61-.
0,78
37,9
0,67
19,75
43,3
3,96
49,
1938
103,00
47,9
100,50
52,3
106:50
49,9 5,725
47,1
5,40 43,0
6,20
46,0 2,48 38,0
517
0,80
38,8
0,58
21,27
5

46,7
3,98
49,1

Mei

1938
z
113,50
52,8
104,50
54,4
111-
52,1
6,175
50,8
6,12
5

48,8
6,95
51,5
2,64 40,4
5/10
1
),
0,89
43,2
0,45
20,-
43,9
3,25
40,1
Juni
al
103,75
48,2
100,50
52,3
102:75
48,2 5,625
46,2
5,975

47,6
6,925
51,3
2,67
40,9
511142
0,80 38,8
0,51
19,575
42,9
3,39
42,:
Juli
103,75
48,2
104,75
54,6
106,75
50,1
5,95
48,9
5,375

42,8
6,77
5

50,2
2,74
42,0
6(11(
4

0,78
37,9 0,50
20,45
44,9
3,71
46,:
Aug.

,,
Z
86,75 40,3
98,25
51,2
102,25
47,9
5,05
41,5
4,70
37,4
5,775

42,8
2,88
44,1
6/511
4

0,76
36,9 0,55
21,325
46,8
4,17
5′,(
Sept.

80,50 37,4
96,25
50,1
105,25
49,4
4,275
35,1
4,15 33,0 4,80
35,6
2,81
43,0
6/3
1
1,
0,78
37,9
0,57 22,80
50,0
5,
52,1
Oct.

,,
,,J3
79,-
36,7
.89,25
46,5
96,50
45,3
3,975

32,7 3,52
5

28,1
4,02
5

29,8
2,39
36,6
5(51/2

0,74
35,9
0,70
23,45 51,4
5,07
63,1
Nov.

,,
m
81,-
37,7
84,50
44,0
91

42,7
4,30 35,3
3,35
26,7
3,65
27,1
2,08
31,9
4/9314

0,76
36,9
0,70 22,32
5

49,0
4,90
61,1
Dec.
91,-
42,3
97,25
50,7
10675
50,1
4,42
5

36,4
3,525
28,1
3,75 27,8
2,05
31,4
4191/4

0,83
40,3
0,70 20,60 45,2
4,73
59,1

lan.

1939
88,-
40,9
96,75
50,4
106.25
49,8
4,30
35,3
3,75
29,9
3,85 28,5 2,12
32,5
4(11
1
(4
0,84
40,8
0,625 20,075 44,0
4,29
53,1
Iebr.
84,50 39,3
89,-
46,4
97,75
45,8
4,22
5

34,7
3,50
27,9
3,67
5

27,2
2,27
34,8
512
1
14
0,86
41,7
0,60
19,95
43,8
3,41
42,1
Maart
89,75 41,7
89,25 46,5
98,25
46,1
4,22
5

34,7
3,575

28,5 3,62
5

26,9
2,42
37,1
51531
4

0,80
38,8
0,60
18,15
39,8
3,50
43,t
April

,,
93,-
43,2
90,75 47,3
101,25
47,5
4,25
34.9
3,575
28,5 3,82
5

28,4
2,57 39,4
519314

0,75 36,4
0,55
16,57
5

36,4 3,55
44) Mei

,,
91,-
42,3
89,75
46,7
100,50
47,2
4,10 33,7 3,92
5

31,2
3,95 29,3 2,65 40,6
611
0,69
33,5
0,55
17,45
38,3
3,40
42,
1 Mei-6 Juni
89,50
41,6
89,50
46,6 97,50
45,7
3,95
32,5 3,75
29,9
3,95
29,3
2,61
40,0
5/111/
4

0,74
35,9
0,60
16,50
36.2
3,35
41,1
6-13 Juni’39
92,50 43,0
90,50
47,1
96,50
45,3 3,95 32,5
3,475

27,7
3,95 29,3 2,62
40,1
5/11
1
/
0,78
37,9 0,60
17,-
37,3 3,30
41,1
3-20

,,

,,
91,50 42,5
92,50
48,2
97,50
45,7
3,90
31,2
3,55
28,3
3,80
28,2
2,64
40,4
5111
3
/4
0,75
36,4
0,60
17,50
38,4 3,25
40,1



JUTE

KATOEN
AUSTRALISCHE WOL
JAPAN. ZIJDE
RUBBER

,,l’lrst Marks”
In olie gekamd; loco Bradford per Ib.
13/14 Dernier
Stand. Ribbed Middling Upland
Super Fin

c.i.f. Londen
per Eng, ton
loco
New York per Ib. Oomra
Liverpool per lb.
l
Herl.Ned.Ct.1

wit Or. D. te
New York per Ib.

1

fierl.Ned.Ct.1Not.
-.
Herl.Ned.Ct.1

Smoked Sheets
loco Londen p. Ib
Crossbred Colonial Carded 50’s Av.
.

,
ermno

S
Av.

HerI.Ned.Ct.I Not.
Herl.Ned.Ct.I
Not. Not.
Herl.Ned.Ct.
I

Not.
Herl.Ned.Ct.
/

Not.
Not.

1927
f
442,38
%
103,4
£
36.101-
cts.
43,8
%
93,1
$cts.
17,60
cts.
36,7
%
102,1
pence
7,27
cts.
133,8
%
96,8
pence
26,50
cts.
244,9
%
104,8
pence
48,50
t
13,55
%
105,8
$
5,44
cts.
93
%
140,2
penc
18,5(
1928
445,89
104,2
36.16/11
49,8
105,8
20,-
37,9
105,5
7,51
153,8
111,2
30,50
259,7
111,1
51,50
12,60
98,4
5,07 54
81,4
10,75
1929
395,49 92,4
32.14/3
47,6
101,1
19,10
33,2
92,4 6,59
127,2
92,0
25,25
196,5
84,1
39,-
12,28
95,9
4,93
52
78,4
10,25
1930
257,97
60,3
21.619
33,6
71,4
13,50
19,7
54,8 3,92
81,9
59,2
16,25
134,8
57,7
26,75 8,50
66,4
3,42
30 45,2
5,87
1931
192,15
44,0

17.117
21,1
44,8
8,50
20,1
55,9
4,28
60,9
44,0

109,0
46,6
23,25
5,97
46,6
2,40
15
22,6
3,12
1932
145,86
34,3
16.18/-
15,9
33,8
6,40
19,5
54,3 5,39
42,5
30,7
11,75
79,7
34,1
22,-
3,87
30,2
1,56
12
18,1
3,37
1933
128,63
30,1 15.1212
17,4
37,0 8,70
16,8
46,8
4,91
48,9 35,4
14,25
96,9 41,5
28,25
3,21
25,1
1,61
II
16,6
3,25
1934

1935
Z
115,85 134,52
27,1
31,4
15.9/9 18.11/8
18,3
38,9
12,30
13,6
37,8 4,37
51,4
37,2
16,50
95,8
41,0
30,75
1,92 15,0
1,29
19
28,6
6,25
17,6
37
1
4
11,90 17,7
49,3
5,87
42,2
30
1
5

84,5
36,2
28,-
2,41
18,8 1,63
18
27,1
6,-
1936
u
142,61
33,3
18.618 19,0
40,4
12,10 18,2
50,7
5,60
54,3
39,3
16,75 108,6
46,5
33,50
2,71
21,2
1,73
25
37,7
7,75
1937 1938
183,46
42,9
20.814
20,8 44,2
11,44
20,0
55,7
5,34
89,0
64,4 23,75
132,7
56,8
35,50
3,30 25,8
1,865
36 54,3
9,50
165,24
38,6
18.1513
15,7
33,3 8,64
15,1
42,0
4,08
61,9
44,8
16,75
96,1
41,1
26,-
2,99
23,3
1,64
27
40,7
7,25

Mei

1938
a
158,09 36,9
17.1212
15,3
32,5
8,48
15,2
42,3 4,06
61,7
44,6
16,50
98,9
42,3
26,50
2,82
22,0
1,56
21
31,7
5,62
Juni
153,41
35,9
17.216
15,1
32,1
8,37
14,3
39,8
3,85
60,5
43,8
16,25
95,5 40,9
25,50
2,81
21,9
1,55
23 34,7
6,25
Juli
z
169,20
39,5
18.17/10
16,1
34,2
8
1
88
15,7
43,7
4,20
60,9
44,0
16,25
97,1
41,5
26,-.
3,22
25,1
.1,775
28
42,2
7,50
Aug.
174,59
40,8
19.1018
15,3
32,5 8,37
14,7
40,9
3,95
61,4
44,4
16,50
96,8
41,4
26,-
3,11
24,3
1,695
29 43,7
7,87
Sept.
170,11
39,8
19.119
14,9
31,6
7,99
14,1
39,2
3,84 62,0
44,9
16,75
94,9
40,6 25,50 3,17 24,7
1,70
5

30
45,2
8,-
Oct.


z
171,48
40,1
19.11/3
15,9
33,8
8,62
14,3
39,8
3,92
62,6
45,3
17,25
94,8
40,6
26,-
3,27 25,5
1,775
31
46,7
8,37
Nov.
Dec.

165,33
38,6
19.113 16,7
35,5 9,09
14,6
40,6
4,03
61,4 44,4
17,-
92,2 39,5
25,50
3,19 24,9
1,73
5

29
43,7
8,12
163,83
38,3
19.116
15,9
33,8
8,62
14,4 40,1
403
59,3

42,9
16,50
89,5
383
25,-
3,22
25,1
1,75
29 43,7
8,12

Jan.

1939
0
178,37
41,7
20.151-
16,5
35,0
8,91 14,8
41,2 4,14
58,5
42,3
16,25
89,2
38,2
25,-
3,37 26,3
1,83
29
43,7
8,-
1
7
ebr.

,,
203,23
47,5
23.518
16,8
35,7
8,99
14,7
40,9 4,05
58,6
42,4
16,-
90,1
38,6
24,75
3,80
29,7
2,03 29 43,7
8,-
Maart

,,
Z
208,49 48,7
23.12/6
17,1
36,3
9,06
15,2
42,3 4,13
59,8
43,2
16,25.
90,8
38,9 24,75
4,07
31,8 2,16 30 45,2
8,25
April
Mei
236,15
55,2
26.16(3
16,7
35,5 8,86
15,2
42,3
4,15
59,9
43,3
16,25
89,2
38,2 24,25
4,38 34,2
2,32
29
43,7
8,-

249,48
58,3
28.11/3
17,7
37,6
9,51
15,8
44,0 4,33
62,3
45,1
17,25
87,6
37,5
24,-
4,81
37,5
2,575
29
43,7
8,12
11
Mei-6 Juni
236,10
55,2
27.-)-
18,6
39,5

1

9,92
15,7
43,7
4,33
62,9
45,5
17,25
89,3
38,2
24,25
4,64 36,2
2,49
5

31
46,7
8,37
’39
6-13 Juni
233,33 54,5
26.101-
18,6
39,5 9,89
16,5
45,9
4,50
66,0
47,7
18,-
91,7 39,2
25,-
4,83 37,7
2,565
30
45,2
8,25
3-20

,,
227,10
53,1
25.161-
18,7
39,7
9,91 16,4
45,6 4,46
66,0
47,7
18,-
91,7
39,2.
25,.-
4,61
36,0
2,45 30
45,2
8,25

KOPER
Standaard Loco Londen
per Eng, ton

LOOD
gem. prompt en 1ev. 3 maanden
Londen per Eng. ton

nd n
ocoEno

e
per

g.

on

IJZER


Cleveland No. 3
franco Middlesb.
per Eng, ton

GIETERIJ-IJZER

(Lux
III)
per Eng. ton
f.o. b. Antwerpen

ZINK
gem, prompt en 1ev. 3 maanden
Londen
p.
Eng, ton

ZILVER
cash Londen
per Standard
Ounce
Herl.Ned.Ct.1
Not,
Herl.Ned.Ct.1
Not.
Herl.Ned.Ct.I
Not.
Herl.Ned.Ct.I
Not.
Herl.Ned,Ct.(
Not.
Herl.Ned.Ct.I
Not.
Herl.Ned.Ct.1
Not.

t
%
£
f
%
£
t
%
£
t
%
sh.
t
%
Sh.
t
%
£
cts.
%
penc
1927
675,10 85,9
55.13/11
295,75
106,5
24.8/1
3503,60
120,6
289.115
44,10
104,7
72/9
39,10 98,9

64
1
6
345,40
108,8
28.9111 132
101,5
26’/,i
1928
771,20
98,1
63.14
1
9
256,15
92,2
21.3/4
2749,50
94,6
227.4/8
39,85
94,6 65/10
37,90 95,9 62(8
305,75
96,4
25.5/5
135
103,8
26
3
1
4
1929
912,55
116,1
75.9/7
281,10
101,2
23.4/11
2465,65 84,8
203.18/10
42,45
100,8
70/3
41,55
105,1
68/9
300,80 94,8
24.17/8
123
94,6
24
7
11
,
1930
661,10
84,1
54.13/7
218,70
78,8
18.1/5
1716,20
59,1
141.19/1 40,50
96,1
67/-
35,95 91,0
5916
203,55
64,1
16.1619
89
68,5
17
11
11
1931
<
431,85
54,9
38.719
146,60
52,8
13.-/7
1332,55
45,9
118.911
33,-
78,3
5818
28,90
73,1 5115
140,05
44,1
12.8/11
69
53,1
14
5
1
1932
275,75
35,1
31.14/8
104,60
37,7
12.-/9
1181,30
40,6
135.18110
25,40 60,3
5816
22,20 56,2
5111
118,95
37,5
13.13/10
64
49,2
17131,

1933 1934
268,40
34,1
32.11/4
97,25
35,0
11.1611
1603,50
55,2
194.11/11
25,55 60,6
62/-
21,-
53,1
511- 129,80
40,9
15.14/11
62
47,7
18
1
18
226,80 28,8
30.6/5
82,65
29,8
11.1/-
1723,15
59,3
230.7/5
25,-
59,3
66111
20,25
51,2
5411
103,05
32,5
13.1516
66 50,8
211/
4

1935
230,95 29,4 31.18/1
103,40
37,2 14.5/8
1634,25
56,2
225.14/5
24,70
58,6
68/2
20,25
51,2
561- 102,65
32,3
14.316
87 66,9
28
15
1,
1936
298,75 38,0 38.8/1
137,15 49,4
17.12/7
1592,-
54,8
204.12/8
28,40 67,4
731-
22,40
56,7
5717
116,55
36,7
14.19/7
65 50,0
20
1
),,
1937 1938
488,55
62,1
54.813
208,95
75,3
23.5/6
2176,70
74,9 242.7110 41,30
98,0
91111
47,10
119,2
10511
199,80
63,0
22.4/4
75
57,7
2011!,
=
361,40
46,0
40.13(8
135,75
48,9
15.5(6
1684,25
58,0 189.13/11
48,45
115,0
109/-
30,30
76,7
68/2
125,15
39,4
14.1/10
72
55,4
19
9
,16
Mei

1938
328,80
41,8
36.1219
127,85
46,0
14.4111
1452,30
50,0
161.1616
48,90
116,1
1091-
29,75
75,3
66/4
113,50
35,8
12.12/6
70
53,8
18/4
Juni

,,
j,
317,80
40,4
35.9)5
125,35
45,1
14.-(-
1599,30
55,0
178.10/-
48,85
115,9
109
1

28,05
71,0
6218
118,40
37,3
13.4
1
3
71
54,6
18
15
/,
juli
356,45
45,3
39.15111
133,50
48,1 14.1812
1725,45
59,4
192.1312
48,80
115,8
1091-
27,25
69,0
60/11
127,85
40,3
14.5/6
72
55,4
19
318

Aug.
363,35
46,2
40.12/9
127,20
45,8
14.4/6
1722,60
59,3
192.13(-
48,75
115,7
109
(-
26,80
67,8
601- 124,10
39,1
13.1716
72
55,4

1
9/,
Sept.

,,
374,70
47,7
42.-)-


136,50
49,2
15.61-
1727,30
59,4
193.1216
48,60
115,3
1091-

28,30
71,6
63/5
126,85
40,0 14.4/5
72
55,4
199/,,
Oct.

399,35
50,8
45.11/-
141,55
51,0
16.2/11
1817,05
62,5
207.5/-
47,80
113,5
109/-
30,05 76,0
68/7
132,30
41,7 15.1/9
72
55,4
199/
Nov.

,,
389,70 49,6
44.1915
139,10
50,1
16.111
1855,20
63,8
214.2/6
47,20
112,0
1091-
29,85 75,5
68/11
124,25
39,2
14.6/9
72
55,4
19
7
j
Dec.

,,
,,,
372,90
47,4
43.81-
130,70
47,1
15.412
1842,55
63,4
214.816
46,90
111,3
1091-
29,20
73,9
67110
118,05
37,2 13.14/9
72
55,4
20118

Jan.

1939
1.
371,15
47,2
42.19
1
8
125,15
45,1
14.9/10
1857,55
63,9
215.216
42,65
101,2
991-
28,90
73,1
67
1
1
118,35
37,3
13.14
1
1
73
56,2
20
1
1
4
Febr.

,
1-
371,40
47,2
42.911
125,55
45,2
14.7/1
1876,25
64,6
214.915
43,30
102,8
991-
29,55
74,6
67(6
119,95
37,8
13.14(3
74
56,9
20
7
;16
Maart

,,

379,65
48,3
43.-/4
130,35
46,9
14.1514
1902,50
65,5
215.1113
43,70
103,7
991-
29,80
75,4
6716
122,05
38,5
13.1617
75
57,7
20
5
/
16

April

370,30
47,1
42.-/-
126,75
45,6
14.7,6
1915,95
65,9
217.613
43,65
103,6
99/-
30,05 76,0
68/2
118,70
37,4
13.913
73 56,2
20
Mei

,,
o
354,65
46,4
41.151-
127,25
45,8
14.1117
1970,55
67,8
225.121-
43,25
102,7
991-
31,20
78,9
7116
120,65
38,0
13.1613
73
56,2
20
1
),
11 Mei 6Juni
373,15
47,5
42.716
128,55
46,3
14.11/11 1992,40
68,6
226.5/-
43,60
103,5
991-
32,35
81,9
73/6
124,40
39,2
14.216
73
56,2
20
’39
6-13 Juni
366,90
46,7
41.12(6
126,70
45,6
14.7(6
1976,75
68,0
224.5
1

43,65
103,6
99
1

32,60
82,5
74
1

124,75
39,3
14.3/2
73
56,2
19
1
3
(,
1
3-20

,,

,,
368,10
46,8
41.15/-
129,50
46,6
14.1319
2007,90
69,1
227.151-
465
103,6
991-
31,85
80,6
72/3
123,45
38,9
14.-/-
72
55,4
1951,

IDDELEN EN GRONDSTOFFEN.
(Indexcijfers gebaseerd op

1927 t/m 1929 = 100).

503
GE-
SLACIITE
GE- SLACHTE’
DEENSCH

I
BACON
BEVROREN ARG. RUND-

CACAO G.F.
KOFFIE
Loco R’dam(A’dam
SUIKER
Wittekrist.-
THEE
N.-Ind.thee-

RUNDEREN
(verscli)
VARKENS
(versch).
middelgew. No.!
VLEESCH
Accra

kg
per 50
c.i.f. Nederland
per ‘(

kg.
8ulker loco
I
Rotterdam/IGem.Tava-
veiling A’dam
en
g
Robusta
Superior
oer 100 kg
oer 100kg
l
Her).

Londen per cwt.
Londen perS Ibs.
Amsterdam
1
Sumatrathee
Ned.Ct.I Not.
Herl.Ned.Ct.I
Not.
Herl.Ned.Ct./
Not.
Rotterdam Rotterdam
Santos
per 100 kg.
1

per’I2kg.
_7_
7
%
sh.
ets.
%
cts.
%
t
%
cts.
1927


– –
65,15
97,8
107(6
1
2,73 92,2
416
41,21
119,4
68/-
46,87
5

95,5
54,10
91,4
19,125
119,6
82,75
109,2
101,3
1928
93,-
98,2
77,50
90,4
66,80
100,3
11015
I
3,03
102,4
51-
34,64
100,4
5713
49,62
5
401,1
63,48
107,3
15,85
99,1
75,25
99,3
102,2
1929
96,40
101,8
93,125
109,2
67,81
101,8
11212
3,12
105,4
5/2
27,70
80,2
45/10 50,75
103,4
59,90
101,2
13,-
81,3
69,25
91,4 94,7
1930
108,-
114,0
72,90
85,5
57,19
85,9
9417
2,97
100,3
4/11
21,04
61,0
34/11
32 65,2 38,10
64,4
9,60 60,0
60,75
80,2
72,1
1931
88,-
92,9
48,-
56,3
35,72
53,6
63/6
2,44
82,4
4(4
13,84
40,1
24/7 25
50,9 27,10 45,8
8,-
50,0
42,50
56,1
53,3
1932
61,-
64,4 37,50 44,0
25,46
38,2
5817
1,70
57,4
3/11 11,77
34,1
27/1
24
48,9
30,04
50,8
6,32
5

39,6
28,25
37,3
43,0
1933
52,-
54,9
49,50
58,0
30,74 46
1
2
7417
1,54
52,0
319
9,30
26,9
2217
2110
43,0
22,83
38,6
5,32
5

34,5
32,75
43,2
31,0
1934
1935
61,50
48,125
64,9
50,8
46,65
51,625 54,7 60,5
32,94
49,5
8811
1,42
48,0
3/91/2

3/31(

8,15
23,6
21/ 10
1680
34,2
18,40
311
4,07
5

25,5
40
52,8
34,9

1936
53,425
56,4
48,60
57,0
32,-
36,37
48,1
54,6
8815
93/6
1,19 1,48
40,2
50,0
3(9
1
/
8,15
12,05
23,6
34,9
2216 3014
14,10 13,62
5

28,7
27,8
15,21
16,87
5

257
28,5
3,85
4,02
5

24,1
25,2
34,50
40
45,5
52,8
32,5 39,2
1937
71,27
5

75,3
61,85
72,5
42,27
63,5
94/1
190
64,2
4(3
17,35
50,3
3818
16,62
5

33,9
22,37
5

37,8
6,22
5

38,9
53,50
70,6
53,8
1938
67,55 71,3 63,62
5

74,6 44,17
66,3
9915
1,95
65,9
414
1
12
10,48
30,4
2318
13,20
26,9
14,91
25,2
5,20
32,5
51,-
67,3
46,6

Mei

1938
71,50 75,5
62,-
72,7
46,22
69,4
1031- 1,92
64,9
413
1
1
8,64
25,0
19(3
12,50
25,5
14
23,7
4,70
29,4
53,-
70,0
47,1
Juni
70,50
74,4
59.95
70,3
43,99
66,1
9812
1,96
66,2
4141/

8,74
25,3
1916
12,50
25,5
13,75
23,2 4,72
5

29,6
49,50
65,3 45,5
Juli

,,
67,20
71,0
62,40
73,1
46,46
69,8
10319
1,98
66,9
415
9,76
28,3
21194
12,75
26,0
14
23,7
4,95
31,0
47,75 63,0
46,5
Aug.

,,
67-
70,7
63,75
74,7
45,32
68,1
10115
1,96
66,2
4/4
1
/2
10,04
29,1
2215
13,30
27,1
14,10
23,8
5,–
31,3
49,50
65,3
45,5
Sept.
6465
68,3
62,45 73,2
43,67
65,6
991-
1,90
64,2
413314

10,41′
30,2
23144
13,50
27,5
14,50
24,5 5,35
33,5

70,0
45,7
Oct.

,,
63,65
67,2
62,50
73,3
43,-
64,6
98f-
1,99
67,2
416(4
10,02
29,0
221104
14,30 29,1 15,50
26,2 5,22
5

32,7

71,3
44,8
Nov.
62,15
65,6
60,87
5

71,4
39,28
59,0
90/7
1,99
67,2
417
9,51
27,5
22j114
14
28,5
15,50
26,2
5,45
34,1
50,25
66,3
43,2
Dec.

,,
63,35
66,9
59,75
70,0
41,46
62,3
9616
1,89
63,9
4(43(4

9,03
26,2
211-
13,50
27,5
15
25,4 5,72
5

35,8
46,50
61,4
43,8

Jan.

1939
63,67
5

67,2
56,87
5

66,7
41,93 63,0
9716
1,94
65,5
41614
8,95
25,9
20194
13,20
26,9
15
25,4
5,85 36,6
47,50
62,7
43,4
Febr.
61,85
65,3
55,95
65,6
43,61
65,5
1001-
1,90
64,2
414
9,14 26,5
201104
13
26,5
15
25,4
5,775

36,1
48,75
64,4
41,1
Maart

,,
62,47
5

66,0
55,825 65,4
44,39 66,7
10017
1,84
62,2
412
9,27
26,9
211-
13
26,5
15
25,4
6,27
5

39,2
50,50
66,7 42,8
April


65,32
5

69,0
56,40
66,1
42,08
63,2
9516
1,75
59,1
3111
3
14
9,05
26,2
20164
13
26,5
15
25,4
7,32
5

45,8
53,50
70,6
43.0
Mei

,,

70,7
55,95
65,6
39,28 59,0
90/-
1,85
62,5
4(2
3
(4
8,85 25,6
20134
13
26,5
15
25,4 8,52
5

53,3
52,25 69,0
43,2
Mei-6 Juni

71,8
55,50
65,1 39,21
58,9
901-
1,87
63,2
413I2
8,93
25,9
2013
13
26,5
15
25,4
8,12
5

50,8
51,75
68,3
42,1
-13 Juni ’39
63,30
66,8
53,75
63,0
39,64
59,5
90/-
1,76
59,5
4!-
8,98
26,0
20(44
13
26,5
IS
25,4
8,125
50,8
51,-
67,3
42,6
-20

,,

,,
65,30
69,0
53,50
62,7
39,68
59,6
901-
1,86
62,8
4(2
1
/2
8,76 25,4
19(104
12,50
25,5
14
23,7
8,-
50,0
51,-
‘67,3
42,6

GRENENFIOUT
Zweedsch ongesort.
2
1
(
X 7 per standaard
ex opslagpi. Londen

VUREN-
HOUT
basis 7″ f.o.b.
Zweden/FinI.
perstandaard
van 4.672 M
3.

Kt5Ë
HUIDEN
Gaaf, open kop
57-61 pond
Veiling te
Amsterdam

COPRA
Ned.-lnd,
t. m. s.
per 100kg
Amsterdam

GRONDNOTEN
Gepelde Coromandel,
per longton
c.l.f. Londen

LIJNZAÂD
L. Plata
loco
Rotterdam
pen 1000 kg.
1)

GOUD
cash Londen
per ounce line

H

Not.

1

w

.E

o

!.E’
3

Hen. Ned. Ct.
1

Not,
HerI. Ned. Ct.
7
r
%
Y
T
7
f
%

ii;:
1927
230,28
100,1
19.-(-
160,50
105,1
40,43
100,9
32,62
5

106,5
266,03
106,4
21.18/11
185,-
95,0
51,50
100,1
851-
105,3 104,4
124,1
1928
229,90
100,0
19.-!-
151,50
99,2 47,58
118,7
31,875
104,1
254,10
101,6
21.-/-
185,25
95,1
51,45
100,0
85/
7

102,0 100,2
94,6
1929
229,71
99,9
19.-/-
146,-
95,6
32,25
80,5 27,375
89,4
230,16
92,0
19.-(9
214,-
109,9
51,40
99,9
85/-
92,1
95,4 84,5
1930
218,43 95,0
18.1/2
141,50
92,7
25,36
63,3
22,62
5

73,9
175,55
70,2 14.10/4
181,75
93,3
51,40
99,9
85/-
69,6
75,1
60,0
1931
187,88
81,7
16.141-
110,75
72,5
18,65
46,5
15,37
5

50,2
136,69
54,7
12.2111
95,50
49,0
52,-
101,1
92/5
.47,6
54,6
44,1
1932 136,14
59,2
15.1314

45,2
11,15
27,8
13,-
42,4
130,52
52,2
15.-/4

35,9
51,25
99,6
118/-
35,1
43,0 38,4
1933
136,48
59,3
16.11(2 73,50
48,1
13,26
33,1
9,30 30,4
90,39
36,1
10.19(4
75,50
38,8
51,35
99,8
124/7
33,1
39,0
34,5
1934 134,02
58,3
17.1814
76,50
50,1
12,07
30,1
6,90 22,5
71,90
28,7
9.1213
72,75
37,3
51,50
100,1
137/8 31,6
31,3
36,5
1935
127,91
55,6
17.1314
59,50
39,0
12,54
31,3
9,15
29,9
104,26
41,7
14.8/-
67,25
34,5
51,50
100,1
142/2
32,2
37,0
34,8
1936
139,98
60,9
17.19110
78,25
51,3
15,40
38,4
11,90
38,9
113,49
45,4 14.11/9
85,-
43,6
54,60
106,1
140/4
39,0 42,2
40,1
1937
205,35
89,3
22,1712 132,25
86,6
23,35
58,2
15,22
5

49,7
127,81
51,1
14.4(8
110,50
56,8
63,20
122,8
14019
53,4
51,9
55,9
1938
189,94
82,6
21.717
109,50
71,7
15,38
38,4
10,07
5

32,9
92,12
36,8
10.713
99,-
50,9
63,30
123,0
14216
41,1
48,5
44,5

Mei

1938 195,17
84,9
21.151-
105,50
69,1
14,50
36,2
10,425
34,0
91,54
36,6
10.4/-
98,50
50,6
62,85
122,2 1401-4
39,4 41,8
40,0
Juni

,,
190,37
82,8 21.51-
102,50
67
1
1
14,-
34,9
9,775

31,9
92,40
36,9
10.613
96,-
49,3
63,05
122,5
140184
38,9
47,1
40,7
Juli
188,10
81,8
21.-!-
102,50
67,1
14,75
36,8
10,125
33,1
97,26
38,9
10.1712
102,-
52,4 63,20′
122,8
141/2
41,3
48,2
44,3
Aug.
187,70
81,6
21.-!-
103,-‘
67,5
14,75
36,8 9,72
5

31,8
93,55
37,4
10.9/3 96,50
49,6 63,60
123,6
142/4
40,9
47,6
45,2
Sept.
182,97
79,6
20.151-
105,-
68,8
15,25
38,0
9,475

30,9
91,44
36,6
10.5/-
96,25 49,4
64,55
125,5
14419
41,0
48,0
46,9
Oct.

,,
184,29
80,1
21.-(-
107,-
70,1
15,75
39,3 9,07
5

29,6
88,01
35,2
1O.-J9
92,50 47,5
63,90
124,2
145/94
41,3
47,8
41,9
Nov.

,,
177,72
77,3
20.10/-
108,50
71,1
15,50
38,7
8,725
28,5
85,14
34,0
9.1617
90,-
46,2 63,95
124,3
147174
40,6
46,8
45,9
Dec.

,,
175,-
76,1
20.716
108,50
71,1 14,50
36,2
9,-
29,4
87,24
34,9
10.2(10
91,25 46,9
63,95
124,3
148110
40,2
46,6
45,3

Jan.

1939
174,17
75,7
20.51-
108,55
71,1 14,50
36,2
9,07
5

29,6
88,20
35,3
10.419
89,25
45,9
64,20
124,8
14818
40,1
46,5
45,7
Febr.

,,
169,53
73,7
19.819
109,80
71,9
14,50
36,2
9,40
30,7
90,50
36,2
10.6111
90,50
46,5
64,90
126,1
14814
42,1
48,4
46,1
Maart


169,89
73,9
19.5/-
116,25
76,1
14,50
36,2
9,65
31,5
91,43
36,6
10.712
96,25
49,4
65,50
127,3
148144
43,5
41,6
47,8
April

,,
170,19
74,0
19.613
117,50
76,9
14,50
36,2
9,475
30,9
91,89
36,7
10.815
94,50
48,5
65,45
127,2
14816
44,1
47,1
48,8
Mei


178,52
77,6
21-16
119,50
78,3
14,50
36,2
9,85
32,2
101,20
40,5
11.1319
96,-
49,3 64,85
126,0
148154
45,9
48,5
49,9
Mei-6Juni
182,99
79,6
21.-/-
120,-
78,6
14,50
36,2
10,125
33,1
108,43
43,4
12.613
100,75
51,8
65,35
127,0
148144

46,6 48,9 50,8
-13 Juni’39
184,98
80,4
21.-!-
125,-
81,9
14,50
36,2
10,075
32,9
107,98
43,2
12.51-
100,50
51,6
65,85
128,0 149(5
47,0 48,9 49,9
-20

,,

,,
185,18
80,5
21-/-
130,-
85,1
14,50
36,2
9,80 32,0
104,69
41,9
11,17(6
100,25
51,5 65,45
127,2
14816
46,8
48,9 49,8

FNKOLEN
Westf./HoIl.
bunkerk. ongez.
f.o.b. R’dam(
A’dam per
1000 kg.

PETROLEUM
Mid. Contin. Crude
33 t/m. 33.9° B s. g. te N.-York p. barrel

Flerl.Ned.Ct.j Not.

BENZINE Gul! Exp. 64(66°
pen
U.S. gallon

Henl.Ned.Ct.I Not.

KALK-
SALPETER
franco Schip
Ned. pen 100kg
bruto

ZWAVELZURE
AMMONIAK
franco schip
Ned. per 100kg

CEMENT
levering bij
50 ton franco
voor den wal
Rotterdam

S T E E N EN
_____
blnnenniuun buitenmuur
p. 1000 stuks P. 1000 stuks
Rood en Klinkers en
Boeregrauw Hardgrauw

•22

T
%
T
3
i
cts.
%
$
cts.
“T
i
f
“5
TT

‘T
3
T
1927
11,25
103,1
3,21
103,6
128
37
128,0 14,86 11,48
102,6
11,44
102
1
5
18,-
99,0
13,65 104,3 16,50
88,4 105,1
105,2
1928
10,10
92,5
2,99
97,1
120
24,85
85,9
9,98
11,48
102,6 11,08
99,3
18,-
99,0
13,60 104,0 19,50
104,5
98,5
99,0
1929
11,40
104,4
3,06 99,4
1,23
24,90
86,1
10
10,60
94,8
10,96
98,2
18,55
102,0
12,-
91,7
20,-
107,1
98,5 95,9
1930
11,35 104,0
2,76 89,6
1,11
21,90
75,7
8,81
9,84
88,0
10,55
94,5
18,55 102,0
II,-
84,1
19,-
101,8
83,3
71,1
1931
10,05
92,1
1,42
46,1
0,57
12,38
42,8
4,98
8,61
77,0
7,73
69,3
16,55
91,0
10,-
76,4
15,50
83,0
61,9 55,4
1932
8,-
73,3
2,01
65,3
0,81
11,99
41,5
4,83
6
1
15
55,0
4,20
37,6
12,-
66,0 8,50
65,0
11,-
58,9
49,8 43,0
1933
7,-
64,1 1,14
37,0
0,57 9,24 32,0 4,63
6
1
18
55,2
4,63
41,5
11,-
60,5
8,75 66,9
10,50
56,2
48,4 40,3
1934
6,20
56,8
1,40
45,5 0.94 7,18
24,8
4,84
6,11
54,6
4,70
42,1
11,25
61,9
7,-
53,5
8,50 45,5
44,9 38,8
1935
6,05
55,4
1,39 45,1
0,94 7,65 26,5 5,18
5,89
52,7
4,81
43,1
II,-
60,5 6,75
51,6
8,50
45,5
46,4
39,9
1936
6,60
60,5
1,63
52,9
1,04
8,86
30,6 5,65
5,70
51,0 4,82
43,2
10,50
57,7
6,75 51,6
8,75
46,9
48,5
44,1
1937
8,80
80,6
2,09
67,7
1,15
11,08
38,3 6,10 5,75 51,4 4,97
44,5
11,35
62,4
7,50
57,3
9,50
50,9
66,4
60,5
1938 9,75
89,3
2,03
65,8
1,12
8,84 30,6
4,87
5,95
53,2 5,17
46,3
12,85
70,7
9,-
68,8
11,75
62,9 56,7
48,0

Mei

1938
9,90
90,7
2,10
68,0
1,16
8,92 30,8
4,94
6,25
55,9
5,45
48,8
12,85
70,7
9,-
68,8
12,-
64,3 55,6 48,3
Juni
9,90
90,7
2,10 68,0
1,16
8,88
30,7
4,91
6,25
55,9 5,45 48,8
12,85
70,7
9,-
68,8
12,-
64,3
55,7
48,0
Juli


9,90
90,7
2,11
68,4
1,16
8,97 31,0
4,94
5,55
49,6
4,80 43,0
12,85
70,7
9,-
68,8
12,-
60
55,9 49,3
Aug.

,,
9,80
89,8
2,12
68,7
1,16
8,89 30,7 4,85
5,65
50,5 4,90 43,9
12,85
70,7
9,50
72,6
12,-
64,3
55,7
48,9
Sept.

»
9,60
87,9
2,16
70,0
1,16
8,93 30,9
4,81
5,70
51,0 4,95
44,4
12,85
70,7
9,50
72,6
12
1

64,3
56,5
49,5
Oct.
9,45
86,6
1,91
61,9
1,04
8,68
30,0 4,72
5,75
51,4
5,-
44,8
12,85 70,7
9,50 72,6
12,-
64,3
56,9
49,8
Nov.

»
9,35 85,6
1,77
57,3 0,96
8,31
29,0
4,52
5,80
51,8
5,05 45,3
12,85
70,7
9,50
72,6
12,-
64,3
56,1
49,0
Dec.
9,50
87,0
1,77
57,3 0,96
8,11
28,0
4,4
1

5,90
52,7
5,15
46,1
12,85
70,7
9,50 72,6
12,-
64,3
55,5 48,6

Jan.

1939
9,-
82,4
1,78
57,7
0,96
8,08 27,9
4,38
6,10
54,5 5,30 47,5
12,35
67,9
9,50
72,6
12,-
64,3
55,1
48,5
Febr.

,,
9,15
83,8
1,79
58,0 0,96
8,18 28,3
4,38
6,10
54,5
5,30 47,5
12,35
67,9
9,50 72,6
12,–
64,3
55,5
49,4
Maart

»
9,65
88,4
1,81
58.6 0,96
8,31
28,7
4,41
6,10
54,5
5,30
47,5
12,35
67,9
9,50 72,6
12,-
64,3
56,5 50,6
Apnil


9,65 88,4
1,81
58,6 0,96
8,66
29,9 4,60
6,10
54,5
5,30
47,5
12,35
67,9
9,50 72,6
12,-
64,3 56,3 50.7
Mei

.
10,-
91,6
1,79
58,0 0,96
8,74
30,2
4,69
6,10
54,5 5,30
47,5
12,35
67,9
9,50
72,6
12,-
64,3
56,9
51,9
1 Mei-6 Juni
10,25
93,9
1,92
62,2
1,02
8,72
30,2 4,69
6,10
54,5
5,30
47,5
12,35
67,9
9,50 72,6
12,–
64,3
56,0
52,8
3-13 Juni ’39
10,25
93,9
1,92
62,2
1,02
8,83
30,5
4,69
6,10
54,5 5,30
47,5
12,35
67,9 9,50 72,6
12,-
64,3
57,9
53,0
3-20

,,

,,
10,25
93,9
1,92
62,2
1,02
8,83
30,5 4,69
6,10
54,5
5,30 47,5
12,35
67,9 9,50 72,6
12,-
64,3
57,8
52,8

504

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

21 Juni 1939

NEDERLANDSCHE BANK.

Verkorte Balans op 19 Juni 1939.

Activa.

Binnen!. Wis- fHïdbk.
f

8.654
260,43
sels, 1’rom., Bijbnk.

379.579,80
enz.in disc. Ag.sch.
,,

1.034.378,60

10.068.218,83
Papier o. h. Buiten!.
f

2.250.000,-
Af: Vei-kochtmaar voor
debk.nog niet afgel.
,,

2 250.000.-
Beleeningen
1′
Hfdbk.
f174.094.891,46′)
nc1. vrsch. Bijbuk.

4.158.070,08
in rek.-crt.1 Ag.sch.

30.101.973,82
Op
onderp.(.
f
208.354.935,36

Op Effecten enz. ..
f
207.644.904,451)
Op Goederen en Ceel.
,,

710.030,91

208.354.935,361)
Voorschott. a. h. Rijk …………….

Munt, Goud ……
f
106.637.555,-Muntmat., Goud .. ,,1.083.155.756,46

fI.
189.793.311,46

Munt, Zilver, enz. ,, 20.480.562,27
Muntmat., Zilver. .

1.210.273.873,73
Belegging van kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds …. .. ….. ……. …… ,,

43.957.195,91
Gebouwen en Meub. der Bank ……..,,

4.580.000,-
Diverse rekeningen …………. …..,,

12.407.113,07
Staatd. Nederi. (Wetv. 27/5/’32, S. No. 221) ,,

7.629.955,16

f
1.499.521.292,06
Paasiva.
Kapitaal ……………………….
f

20.000.000,-
Reservefonds ……………………,,

4.277.243,54
Bijzondere reserve ……………….,

7.756.940,37
Pensioenfonds ………………….,,

11.992.395,33
Bankbiljetten in omloop ………….. ,,

998819.500,-
Bankassignatiën in omloop ……….,,

9.493,64
Rek.-Cour.
5
Het Rijk
f
41.534.877,33
saldo’s: ‘1 Anderen,,412.752.020,- ,, 454.286.897,33

Diverse rekeningen ……………… ,,2.378.821,85

f
1.499.521.292,06

Beschikbaar metaalsaldo …………
f
628.932.930,49
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de bank gerechtigd is ,, 1.572.332.320, – Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank
ondergebracht ………………..,,


1)
Waarvan aan Nederiandsch-Indi
(Wet van 15 Maart 1933, Staattblad No. 99) ……..1 63.247.800,-

Voornaamste posten in duizenden guldens.

Goud

Andere Beschikb. Dek-
Data

Circulafie opelschb. Metaal- kings
Munt
1
Muntmat.

schulden saldo

perc.

19 Juni ’39 106638 1.083.156 998.819 454.295 628.933 83 12 ,, ’39 106638 1.093.138 1015.308 443.928

635.039 84

25 Juli ’14 65.703 96.410 310.437 6.198 43.521 54

Totaal Schatkist-
Belee-

Papier

Diverse
Data

,
sedrafl
,
prnessen ningen

hJ

JCP,,I

,,I?nfl

Irechtstreeksl

19 Juni 1939

10.068

208.355

2.250

12407
12

,,

1939

14.492

207.003

2.250

9.884

25 Juli

1914

67.947

61.686

20.188

509 2)
Onder de activa.

JAVASCHE BANK.

Andere
Beschlkl
Data
Goud
Zilver
Circulatie
opeischb.
metaal-
schulden
saldo

17Juni’39
1
)
134.600
197.320 72.840
26.536
10

,,

‘392)
134.770
201.110
71.200
25.846

0 Mei 1939
116.886

18.177
193.198
77.687
26.709
13

,,

1939
116.886

18.374
197.838
74.816
26.198

25Juli 1914
22.057

31.907 110.172
1

12.634
4.842

Wissels,
verse
Dek-
a a
buiten
Dis-
Belee-
kings-
N.-Jnd.
conto’s
ningen
n
[
n
e
g

percen-
betaaib.
lage

17Juni
1
39
2
)
14.180
7000
62900
50
10

,,

‘392)
13.590
76.140 61.640
49

20Mei1939
12.355
62.482
50
14.385

48.25&
13

,,

1939 12.548
14.450

48.994
64.571
50

25 Juli 1914
6.395 7.259

75.541
2.228
44
1)
Sluitpost activa.
i)
Cijfers
telegrafisch ontvangen.

BANK VAN ENGELAND.

1
Bankbilf.
1
Bankbllj.
1
OtherSecurities
Data

Metaal
1

In

un Bankingl Dzsc. and Securit les
1
circulatie
1
Departm. 1 Advances
14 Juni 1939 226.753494.952

31.335

5.632 22.952
7

,,

1939 226.748 1 498.371

27.789

7.801 j 22.608

22 Juli 1914 40.164

1
.317

33.633
1
OtherDeposits 1

1 Dek-
Data

00v.
I
Public
1
Other Reserve1 kings-

Sec.

Depos. Bankers Accountsj

1
perc.’)
14 Juni’39 116.261
1
22.079 100.297 36.399 31.801) 20,0
«
’39

.176 18401 100.623 36.104 28.3761 18,2

22 Juli ’14 1114

11.005

14.736
1

42.185

1
29
.
297
52
1)
Verhouding tusschen Reserve en Deposits.

BANK VAN FRANKRIJK.

1
Te goed
Wis-
Waarv.l
Belee-
1
enteloos
Data

Goud Zilverl In het

sels

op het
1
orschot
bultenl.

buitenl.I
ningen
a. d. Staal

8Juni’39 92.266

6901

15
1

742 4.313
1
30.57′!
1

, ’39 92.266
1
6761

1 9.509

743 3.869 30.577

23Juli’14 4.104_6401

1.5418_769
1

Bonsv.d)

1

1

Rekg.Courant Data

zelfs t.

Diver-
1
Circulatie
1

ZelfSt. Parti-
amort. k. sen’)

Staat cimort.k.J culieren
8Juni’39

5.470
1
2.888 121.287 1 3.549 1 2.043 117.926
1
,,
’39

5.470 1 3.339 1 122.900 1 2.104 2.085 116.520

23 Juli’14

– 1

5.912

1 – 1943
1) Sluitpost activa.

DUITSCHE_RIJKSBANK.____
Daarvan r Deviezen 1 Andere
Data

Goud

bij bul-

als goud-
1
wissels

Belee-
tenl. circ. 1 dekking

en

ningen
banken
1
)
geldende
1
cheques

15 Juni 1939

70,8

10,6

6,0

7.492,1

44,9
7 ,,

1939

70,8

10,6

5,7

7.176,3

34,1

30 Juli 1914 1.358,9

750,9

50,2

Data

1 Effec- 1 Diverse 1 Circu-
1
Rekg.- 1 Diverse
ten

Act lva
2
) 1

latie

1

Crt.

1 Passiva

15 Juni 19391 921,3 1 1.155,7 1 7.998,1 1

925,3
1
599,1
7 ,,

1939 1 921,2

1.908,2 1 8.191,9

1.117,2 1 579,1

30 Juli 1914 1 330,8

200,4 1 1.890,9

944,- 1

40,0
1) Onbelast.
1)
w.o Rentenbankscheine 15, 7Juni, resp. 0,0 milI.

NATIONALE BANK VAN BELGIË (in Belga’s).

Goud

.

‘c

Rekg.Crf.

‘n
Data

tt.

1
1939

..
0

1


.n 1
Io
,

f7flIT3I 54 1
671)
3851 51
144
242 Tö91 141 188

8/6 .13.1531 51

639 1

1 55
144
242

9 183

FEDERALRESERVEBANKS.

Goudvoorraad

Wissels

Data
Goud-

,,Other

In her- 1 In de

Totaal

cert 1fl-

cash” 2)

member
disc. v. d. 1

open
1 markt

bedrag

caten’)

banks
1
gekocht

7 Juni’391 13.401,0 1 13.391,7 1 349,9

3,5 1

0,6
31 Mei ’39 13.326,3 13.317,7

346,7

4,110,6

Data

In u. s.

1 Gestort 1 Dek- I Ijek
Belegd iu Totaal

1 Goud-
Alge

Gov.Sec

. IKapitaall kings-

kings-

1
perc8)

perc.
4
)

7Juni’391 2.564,01 4.476,3 111.617,61 135,0 1 85,4 1


31 Mei

2.564,0 1 4.476,8 111.535,31 134,9 1 85,4


1) Deze certificaten werden door de Schatkist aan de Reserve Banken
gegeven voor de overname van het goud, toen de $ op 31Jan. ’34 van
100 op 59.06 cents werd gedevalueerd.
1) Other Cash” does not include Federal Reserve Notes or a Bank’s
own I’ederal Reserve
bank
notes.
3) Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opeischbare schul-
den: F. R. Notes en netto deposito.
4)
Verhouding lot

voorraad
muntmaterlaal en wettig betaalmiddel tegenover idem.
PARTICULIERE BANXEN AANGESLOTEN BIJ HET FED. RES. STELSEL.

Dis- I

1
Totaal
1 Waarvan
Aantal
1
conto’s

Beleg- lReserve
b
/;
e
1epo-time
Data

leening.

en

gingen
beleen.

b’ink’s
1 _
sito’s
1
deposits

31 Mei’39)

3 1 8.126 1 13.554 1 8.449 1 30.069 1 5.235
24 ,,

1 1 8.125 13.548 1
8.476
1
30.063
1 5.247
De posten van Do Ned. Bank, de Javascho Bank en de Bank of
England zijn in duizenden, alle overige posten in millioenen van
de betreffende valuta.

Auteur