Ga direct naar de content

Jrg. 23, editie 1162

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 6 1938

7

6 APRiL 1038

.4UTEURSRECHT VOORBEHOUDEZV.

Economisch~St,atistische

Ben*chten

ALGEMEEN WEEKBLAD
VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN
EN VERKEER

ORGAAN VOOR DE
MEDEDEELINCEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

23E JAARGANG

WOENSDAG 6 APRIL 1938

No.
1162

COMMISSIE VAN REDACTIE:

P. Lieftinck; N. J. Polak; J.
Tinbergen; F ie Vries en

ii. M.
E.
A. van der Valk (Redacteur-Secretaris).

Th. van Luytelaer (waarnemend Redacteur-Secretaris).

Redactie-adres: Pieter de lloochweg 122, Rotterdam-West.

Aan geteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.

Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.

Advertenties voorpagina f 0,50 per regel. Andere pagi-

na’s f 0,40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens

tarief. Administratie van abonnementen en advertenties:

Nijgh
d
van Ditmar NV., Uiv gevers,. Rotterdam, Am-

sterdam, ‘s-Gravenhage. Postchè qua- en giro-rekening

No.
145192.

Abonnementsprjs voor het weekblad franco p. p. in

Nederland f 16,—. Abonnementsprijs Economisch-Statis-

tisch Maandbericht f 5,— per jaar. Beide organen samen

f 20,— per jaar. Buitenland en Koloniën resp. f 18,—,

f 6,—
en
f
23,— per jaar.
Losse nummers 50 cent. Do na-

teurs en leden van het Nederlandsch Economisch Instituut

ontvangen het weekblad en het Maandbericht gratis en

genieten een reductie op de verdere publicaties.

INHOUD:

BIz.

HET WETSONTVERP TOT
,,AANVULLING VAN DE WET

TOT I3EVORDEIIING VAN
DE RICHTIGE HEFFING DER
DIRECTE BELASTiNGEN” door
Prof. Dr. J. van Loon..
248

Tragedie eener restrictie door
J. F. Haccoû ……….
250

Het Nederlandsche systeem van exportcredietverzeke-

ring door K.
S. Phaff ……………………….
251

Eenige aspecten van ht Wetsvooi-stel tot herziin

van de Omzetbelasting door
Mr. Dr. E. Tekenbroek
253

Eenige aspecten van het bevolkingsvraagstuk in Zweden
door
W. Otastra …………………………..
257

MAANDCIJFERS:

Indexeijfers van Nederlandsche aandeelen ……..260

ONTVANGEN BOEKEN…………………………..262

Statistieken:

Ge!dkoersen-Wisselkoersen-Bankstaten …………262, 263,
– Groothandeisprijzen …………………………………264-2

GELD-, KAPITAAL- EN WISSELMARKT.

. j)e onizetteti zoowel als cle koersfluc-tuaties waren deze
week uitermate gering. Als gevolg van de onzekere situahc
zoowel
Dl)
cle I)IodUctetiinaiktll als in het algeitieen voor
den heden handel zijn de coinmercieele oiiizetten op de
wisseltjiarkt tot een min munt beperkt. Ook speculatieven handel is er weinig, omdat er geen tendejis in de markt is.
OOr
Viaiisclie Fraîies bijv. is, blijkens het koei

svcrloop
zoovel op de contante als
0
1
)
de termijnmarkt, de spec-ti-
latie vrijwel afzijdig geweest, voor contante Fi

ancs wils er
eerder nog cenige coutraminedekkiiig. J)eze houding van
den bei

oepshancicl is zeker niet toe te schrijven aan het
guustige ‘eflOOt) ‘aiI den ec-onomischen en financieelen toe-
stand in I?raiikrijk. Maar eenerzijds is het de kans
01)
een
krachtiger nationale Regeering en de steun die daarvan
op de valuta zal uitgaan, welke de speculatie in dit over-
gangsstacl iuin voorzichtig doet zijn, tei-wijl a aderzijcls om –
trent de financieele plannen van de Rageeriitg-Blum zoo-
veel is uitgelekt, dat men weer met de mogelijkheid van
deviezenrestrictie rekening houdt, althans niet een systeem
waarbij een soort tweeledig monetair stelsel met een hin-
nenlandsche en buitenlandsche waarde zou ontstaan, it’at
in clan grond niet anders dan met behulp van dlEYViezCri-
restrictie denkbaar is. in dat geval zou zelfs hij een
cmli
tug van cle externe Frat.tc:waarcle toch een indekketi van
baisseposities wellicht onmogelijk zijn, zoodat bij de heer-
schande onzekerheid cle speculatie zich lievet- afzijdi
g-
houdt.
Vandaar dat cle contante noteecing ongeveer 12 ets. hoog

er
sloot dan iii het begin van de week toen de koei-s tot een
laagteret-ot-ci was gedaald De terntijukoers bleef practisali
onveranderd.
J)e situatie van clan Gulcleii is over het geheel genomen
wat beter geweest. Wij constateerden de vorige week ree,ls
dat, ondanks het aanbod van Guldens
iii verband
met ka-
pitaalverplaatsirig als gevolg van de internationale situn-
tie, toch vrij zeker de markt het heeft kunnen stellen zon-
der steun valt liet .Igalisatiefonds. Nu deze w

eek cle rust
weer eenigerinate weerkeercie, trad cle oude situatie weer
in niet een overschot vraag naar Guldens boven aanbod.
11-Let surplus was weliswaar niet groot, maar toch heeft
liet fonds op bescheiden schaal iveer Ponden opgenomen
toen deze cle peg-koers van 8.96% i’eeu- bereikten, een ni-
veau dat trouwens bij de opening der week al bijna
WS
behaald.

Dollars hebben in dcii anutva lig

van de week gereageerd
01) cle ii ieuwe in flatiepla men van cle merikaansc-he Re-
geering, ten dccle in clan vol

in van refico-credietverlee-
t ing, an{let

cleels in clie van financiering van groote over-
heidsive rken bel ic-haaind. B3ovend ieu herhaalde zich voor de
zooveelste ittaal liet gerucht, dat Roosevelt zou overwegen
gebruik te niakeit va ii zijn oude machtiging om clan Dollar niet 10 pCt. te clevalueeren. Op den laatsten dag der w’eck,
toen cle Dollarkoers alweer in herstel ii’as, herhaalde zich
dit bericht. Echter niet in den vorm, dat het eenvoudig
te doen was om verhooging van den goudprijs maar om
clepreciatie van 10 pCt. ten aanzien va.ii liet Pond. Nu is
dit laatste natuu t-lijk een factor, die niet alleen in de
macht staat van Roosevelt. de koersverhouding Pond–
Dollat- is iets, waarin Engeland een minstens even unach-
tige steun heeft. En het zal daarbij ongetwijfeld niet et-g
tegemoetkomend zijn

De beleggingsniarkt bleef in groote trekken onveranderd,
terwijl de ondertoon eerder vast was. De houding dci- be-
leggei-s is in elk geval nog zoo terughoudend, dat de
ciii issiettia rkt verlate ii blijft.

248

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

6 April 1938

HET WETSONTWERP TOT ,.AANVULLING VAN DE

WET TOT BEVORDERING VAN DE RICHTIGE HEFFING

DER DIRECTE BELASTINGEN”.

Vier jaren vn strijd om het wetsontwerp op de b-

sloten Naamlooze Vennootschappen hebben ertoe ge-
leid, dat dit wetsontwerp, na eenigé malen grondig

te zijn omgewerkt, thans – en laten wij hopen voor-
goed – van het fiscale tooneel verdwijnt. Men meene

echter niet, dat de. regeering daarmede haar plannen,
om een einde te maken aan een toestand, die volgens

haar ,,met zich brengt, dat vele contribuabelen prac-
tisch zelf bepalen, hoeveel zij aan inkomstenbelasting
enz. zullen betalen”, heeft opgegeven. Integendeel!

Het thans ingediende wetsontwerp tot aanvulling van

de wet .qp de richtige heffing heeft blijkens zijn toe-

lchting geen .ander doel dan de vroegere ontwerpen
op de besloten N.V.’s.

De regeering heeft getracht ,,de bestaande euvelen
te bezweren, door de reserveerin-gen der besloten ven:

nootschappen te treffen”; doch het daartoe gereed

gemaakte wetsontwerp is
blijkbaar
afgestuit op den
eensgezinden tegenstand van handel en industrie, die

daardoor de regeering voor een, men mag veilig zeg-
gen grooten, blunder hebben bewaard.

Immers, de begrippen ,,open” en ,,besloten” ven-
nootschappen zijn voor fiscale maatregelen tegen de

aandeelhouders onbruikbaar, omdat dezelfde vennoot-

schap in de meeste gevallen voor enkele aandeelhou-ders (de machthebbers) ,,besloten” en voor de overige
aandeelhouders ,,open” is.

In het thans ingediende ontwerp is dit onderscheid
dan ook volkomen verdwenen.

Daarvoor in de plaats heeft de regeering een nieuw
criterium geformûleerd in art. 1 van het ontwerp,
ni. of de gedragslijn eener N.V. al dan niet een be-
langrijke belastingbesparing voor haar aandeelhou-clers en andere deelgerechtigden in de winst mede-

brengt, behoudens de belangrijke beperking, dat ,,het

enkel voor aanwijsbare bedrij-fsdoeleinden reserveeren
van bedragen uit de winst” er buiten valt.

Men behoeft er niet aan te twijfelen, dat de fiscus,’
indien dit ontwerp het Staatsbiad bereikt, belasting-
besparing aanwezig zal achten telkenmale als een
N.V.
minder zal uitkeeren dan het bedrag, dat voor
inkomstenbelasting in aanmerking zou komen, indien
die
N.V.
een firma was. Ook de woorden ,,bedoeld of
niet” in §
2
der Toelichting
wijzen
in die richting.
Zonder
de beperkingen op het beginsel van arti-
kel 1, zou dus voortaan de N
.
V. practisch als firma
worden beschouwd, althans voor die aandeelhouders,

ten aanzien van welke de Minister van Financiën aan
den inspecteur een machtiging verleent, hetgeen ern-

stiger is dan een w.instbelasting, die de regeering,
volgens de Mernorie van Toelichting, nog niet wil,
maar waarmede wel wordt gedreigd.

Een soortgelijk dreigement werd reeds geuit hij de
behandeling van het ontwerp van de Wet tr bevor-
dering van de Richtige Heffing in 1925, toen de Mi-.
nister van Financiën in de Memorie van Antwoord
zich als volgt uitte:-

,,Wel zou de ondergeteekende, mocht blijken, dat
het onderhavige wetsvoorstel de instemming der
– Staten-Generaal niet kan verwerven, zich genoopt

zien tot het in ernstig beraad nemen van de ver-
vanging der Dividend- en Tantièmebelasting door een
Win,sthelasting.”

Ongetwijfeld heeft dit dreigement er belangrijk toe
medegewerkt, dat de Staten-Generaal toen het wets-
ontwerp op de Richtige Heffing hebben aangenomen.
Thans zegt de Memorié van Toelichting ,,Wenscht onze handel en industrie niet,, dat een winstbelastihg

op de vennootschappen wordt geheven, dan zal een
wetsontwerp als het onderhavige, ‘naar de regeering
hoopt, een middel kunnen
zijn,
om zulk een belasting
– waiirvan ook de regeering de minder goede wer-king erkent en inziet – tegen te houden.”
Zullen de Staten-Generaal thans, evenals in 1925,

voor dit dreigement op
zij
gaan, thans, nu de laatste
acht jaar proefondervindelijk hebben hewezeij, hoe ge-

vaarlijk een belastingpolitiek zou zijn geweest, die de reserves der
N.V:’s zou
hebben aangetast? Als men

uit de laatste jaren iets geleerd kan hebben, dan is
het; dat niets zoozeer het weerstandsvermogen van het
bedrijfsleveii -tegen eeia ongunstige conjunctuur ver-
sterkt, als de vrijheid der
N.V.’s
om naar eigen in-
zicht haar reser-veeringspolitiek te voeren.

Kan het eigenlijk wel door den beugel, dat de re-‘

geering in 1925 de Staten-Generaal ‘voor het alter
natief stelt: Winstbelasting of richtige heffing, en

als de ‘Staten-Generaal onder den drang dezer droi-

ging de richtige heffing accepteeren, daarop dertien

jaar later – ofschoon zij de fatale werking eener

winstbelasting erkent en inziet – opnieuw voor de

keus stelt: Winstbelasting of een verzwaarde richtige’
heffing, en dan wel een zoodanige richtige heffing,

dat het tot op zekere hoogte van de willekeur van den –

fiscus afhangt wie daardoor zal worden getroffen.

De dreiging dezer mogelijkheid alleen reeds zal in
hooge mate belemmerend werken op de ontwikkeliiig
van kleinere en middelsoort bedrijven tot bedrijven

van, grooten omvang, een ontwikkeling, die juist in
ons land zoo belangrijk voor de industrialisatie is ge-

weest en daardoor de werkverruirning heeft bevorderd.

*
*

Wel heeft de regeering in het ontwerp nog niet de
volle consequentie van haar opvatting, dat belasting-
besparing door middel van N.V.’s moet worden on-

mogelijk gemaakt, aangedurfd, doch met dit ontwerp

is cle eerste stap in de richting van een winstbelasting
gezet, al w’ordt dan ook deze stap eenigszins gecamou-
fleerd doordat het beginsel van art. 1 op twee wijzen
wordt getemperd.

lo. door het voorschrift, dat er een
aanmerkelijke
belastingbesparin.g moet zijn,

2o. door de bepaling, dat het enkel voor aanwijsbare
bedrijfsdoeleinden reserveeren van bedragen uit de
winst geen aanleiding tot toepassing van ht nieuwe
tweede lid van art. 1 kan geven.

De tempering door het voorschrift der
aanmerke-
lijke
belastingbesparing acht ik van weinig beteekenis.
Is 5 pOt. geoorloofd, of 20 pOt., of 50 pOt.? Volgens
de Memore van Toelichting zou men dnken heel
veel immers,
zij,
die het ,,niet te bont maken” (zie
toelichting § 2) behoeven niets te vreezen. De NV’s
mogen het dus blijkbaar wel ,,bont maken”, mits ,,niet /
te bont”. Deze woorden-keus bewijst reeds, op welk
een glad
ij5
de regeering zich hier begeeft.
Meer houvast geeft de bepaling omtrent het reser-
veeren enkel voor aanwijsbare bedrijfsdoeleinden, al

zullen de woorden ,.enkel” en ,,aanwijshare” tot menig verschil van opvatting met den.’ fiscus aanleiding kun-
nen geven. –

De doeltreffendheid van de middelen, die de wet
geeft tegen willekeur van den fiscus, is uit de be.
woordingen der wet moeilijk te beoordeelei. Noch

een machtiging van den Minister vai Financiën, noch een met redenen omkieede mededeeling aan den be-
langhebbende, heeft in dit opzicht groote beteekenis.
Van meer belang is -de contrôle van het Gerechts-hof te Den Haag, omschreven in art. 4 der bestaande

wet op de Richtige Heffing, welk voorschrift even-
eens toepassing zal vinden ten aanzien der voorge-
stelde w’ijrziging.

Volgens het bestaande artikel
3
zal, een beraamde
rechtshandeling teyoren aan het oordeel van den in-

specteur kunnen worden”onderworpen. ‘Nu spreekt
de nieuwe aanvulling niet van een ,,rechtshandehng”,
doch van een ,,gedragsljn”. Het is niet ‘duidelijk, of
ook een ,,gedragslijn” aan ‘het oordeel van den inspec-
teur kan worden onderworpen. Aangenomen, dat het
voorschrift van het bestaande artikel 3 onder ,,rechts-
handeling” ook ,,gedragslijn” verstaat, dan nog zal

II’

II

de heoordeeiirig van de ,,gecli’agsiijn” door den inspec-
teur op groote moeilijkheden stuiten, want om de
,;gedragslijn” van een
N.V.
te beoordeeien, moet men
de
N.V.
grondig kennen. Zal één inspecteur in staat

zijn alle NV’s iii zijn ressort volledig te kennen?
Deze vraag is van essentieel belang, omdat, indien de

feiten niet geheel overeensteinmen met de tevoren
daarvan gegeven voorstelling, toepassing van het
nieuwe artikel 1 mogelijk blijft. Al is het nu ook mo-

gelijk, een voorgenomen rechtshandeling nauwkeurig

te formuleeren, zoo bestaat deze mogelijkheid vol-
strekt niet steeds voor een ,,gedragslijn”, daar immers

een ,,gedragslijn” een groot aantal niet nauwkeurig
te
omschrijven
handelingen kan omvatten. Daardoor
sro
r
dt het voorschrift van het bestaande artikel 3
voor de beoordeeling van de gedragslijn eener N.V.
vrij problematiek en zal aan alle NV’s wel niets
anders overblijven dan telkenjare haar jaarstukken
aan de goedkeuring van den inspecteur te onderwer-
pen. En zelfs deze goedkeuring is niet afdoende, daar
de jaarstukken met toelichting niet steeds alle feiten
volledig kunnen omschrijven.

Door de voorgestelde wijziging is dit punt van zeer

groot belang geworden; immers, als een N.V. eenmaal
in het ,,fiscale concentratiekamp” is geplaatst, blijft

zij, voor die aandeelhouders die er door getroffen wor-
den, daarin voor onbepaalden tijd en kan slechts weer

met andere NV’s worden gelijkgesteld, als de Minis-
ter van Financiën zoo goedgunstig is den inspecteur
op te dragen, een mededeeling voortaan niet meer te
verzenden.

Een dergelijke toestand lijkt ons, zoowel fiscaal- als
civi elrechterlijk bezien, hoogst bedenkelijk, even beden-
kelijk als de grondslag van artikel T.

• Indien men nu de voorgestelde aanvulling be-
schouwt in het kader der bestaande Wet op de Rich-tige Heffing, dan is het wel duidelijk, dat het zwaar-
tepunt der wet verplaatst is naar de nieuwe voor-
schriften. De bestaande wet heeft door het voorschrift

van art. 4 lid 5 ertoe geleid, dat de wet voor den
fiscus niet die voordeelen heeft gebracht, die men

ervan heeft verwacht. Het overtuigend aantoonen, dat
het hoofddoel der rechtshandeling bestond in belas-
tingontduiking, is een voorschrift, waaraan het Ge-rechtshof te Den Haag streng de hand heeft gehou-
den. Art. 4, lid 5, is thans gewijzigd. Voortaan zal
overtuigend moeten worden aangetoond, dat aan de
voor de toepassing gestelde voorwraarden is voldaan.
Dit beteekent geen wijziging ten aanzien van het
oude artikel 1. Doch ten aanzien van het nieuwe 2de
lid van art. 1 zal het bewijs voor den fiscus zèer be-
langrijk worden vergemakkelijkt. Ïmmers, het gaat dan

om het bewijs van belastingbesparing – volgens de

Memorie van Toelichting bedoeld of niet – en deze be-
sparing is volgens den fiscus steeds aanwezig, als
bedragen, die de N.V. zou kunnen uitkeeren, niet
word en uitgekeerd.

In de rechtszekerheid, die de oude wet nog gaf
door de contrôle van het Haagsche Gerechtshof, wordt
thans door de bewoordingen van het wetsontwerp een
groote bres geschoten.

Zoo zal aan de rechtszekerheid, die reeds door de
bestaande Wet op de Richtige Heffing in gevaar
kwam, een nieuwe slag worden toegebracht, die nau-
welijks door het Haagsche Gerechtshof zal kunnen
worden gepareerd.

Het nieuwe voorschrift doet feitelijk niets anders
dan datgene, wat door de Dividend- en Tantièmehe-
lasting als volkomen normaal en toelaatbaar wordt
beschouwd, wettelijk tot iets verwerpeljks to stempe-
len, waaraan paal en perk dient te worden gesteld.
De eene wet holt de andere uit.

De gevaren, waaraan de wet op de richtige heffing
de belastingplichtigen blootstelde, hebben alleen daar-
door geen noodiottige gevolgen teweeggebracht, door-
dat de wet bijna niet is toegepast.

Door met het begrip belastingbesparing te gaan
werken, zal deze toestand niet bestendigd blijven en

is uitbreiding van het aantal toepassingen zeer waar-

schijnlijk. Het is fataal, dat daarbij het begrip ,,goede

trouw” geheel wordt uitgeschakeld. AanmerkehJlde be-

lasting’besparing – bedoeld of niet – zal door de
nieuwe voorschriften worden getroffen; uivrees

voor de wet, zal de tendens tot winstuitkeering wor-

den versterkt, met alle noodlottige gevolgen daarvan in tijden van laagconjunctuur.

Zeer gegronde bezwaren zijn indertijd ingebracht

tegen de Wet op de Richtige Heffing. Niet minder
groote bezwaren – zij het ook van anderen aard –

zijn ook ingebracht tegen de ontwerpen op de besloten
N.V.; ook tegen een winstbelasting bestaan groote be-
zwaren.

Wat thans door de regeering als wetsontwerp wordt
ingediend, vertoont de som van al deze bezwaren en
is in wezen niets anders dan een eerste stap op den
weg der winstbelasting, met het groote nadeel boven-

dien, dat niet alle, doch slechts een kleiner of grooter
aantal N.V.’s daaraan worden onderworpen en dus
ten aanzien harer concurrenten worden gediscrimi-
neerd.

Ik spreek nu nog niet eens over de anti-sociale
werking dezer wet ten opzichte der aandeelhouders,
die niet tot de machthebbers der N.V. hehooren. Zij

zullen allen, behalve degenen, ten aanzien van wie (le

Minister van Financiën bij machtiging weigert,
belasting hebben te betalen van bedragen, die
zij nimmer in handen zullen krijgen, want al moge
de N.V. fiscaal als niet bestaande worden beschouwd,
civielrechteljk verandert de positie der aandeelhou-
ders niet en zijn zij dus ten aanzien der uitkeeringen
afhankelijk van de besluiten der NV.

In de Mernorie van Antwoord op het Eindverslag
der Commissie van Rapporteurs over het ontwerp van
wet tot vaststelling van hoofdstuk VII B der Rijks-
begrooting voor het dienstjaar 1937-1938 zegt de
Minister van Financiën.:

,,Intusschen is hij wel bereid na te gaan, of het
thans vigeerende belastingstelsel wellicht op enkele
concrete onderdeelen, zoodanig zou kunnen worden
gewijzigd, dat de economisch vaak ongewenschte en
– zooals later door eenige leden in het verslag wordt
aangeduid – ,,anti-sociale” werking ervan, zou kun-

nen worden opgeheven, of althans verminderd. Richt-

snoer hierbij zou kunnen zijn, dat deze wijzigingen
uiteindelijk voor de volksgemeenschap een bate moe-
t.en opleveren, hetzij direct (vergroot verbruik levert compensatie voor verlaging der heffing), hetzij indi-

rect (toeneming van werkgelegenheid en daardoor
verlaging der werkloosheidsuitgaven voor Rijk en ge-
meenten) .”

Men zal moeilijk kunnen volhouden, dat de voor-
gestelde aanvulling der Wet op de Richtige Heffing
met deze goede plannen in overeenstemming is. Veel-
eer zal deze wjjziging de sociale werking der Divi-
dend- en Taiitièmebelasting belemmeren en. daarmede
de werkloosheid bevorderen.

Indien de regeering van meeni.ng
is, dat de vorm
der N.V. misbruikt wordt voor belastingonttrekking
(waarbij zeker niet uit het oog mag worden verloren,
dat de opvattingen omtrent het begrip ,,misbruik”
zeer uiteenloopen) dan zal niemand bezwaar maken,
indien maatregelen tegen deze misbruiken worden ge-
troffen. Maar deze maatregelen hehooren dan ook
alleen de misbruikers te treffen en niet met hen een grooter of kleiner getal aandeelhouders, die met die
misbruiken niets hebben uit te staan.

Men kan dit doel niet bereiken door de
NV.
als niet
bestaand te beschouwen, doch zal het moeten zoeken
in wijziging der helastingwetten, die dit misbruik van
den vorm der N.V. mogelijk maken.

250

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

6 April 1938

TRAGEDIE EENER RESTRICTIE.

Rubber scherp gedaald.

Wat zich in den ioop der vorige week
01)
de mb-
bermarkt heeft afgespeeld, is een tragedie. Of eigen-

lijk het tweede deel ervan, want het eerste werd
omstreeks denzelfclen tijd van 1031 vertoond, echter

toen i’n stijgende, thans in dalende richting.

Zooals bekend, heef t het internationaal rubber-
restrictie-comité op Dinsdag,
29
Maart, vergaderd en
na afloop van de bijeenkomst laten mededeelen, dat
het geen wijziging bracht in het restrictieperceutage
voor het tweede kwartaal en geen percentage voor

het derde zou vaststellen voor einde Mei. Tevens
werden eenige
wijzigingen
in de aanbevelingen voor
verlenging der restrictie bekend gemaakt, die wij
thans buiten beschouwing zullen laten.

De prijs voor rubber, op Zaterdag
26
Maart nog
6Y4 d. te Londen, daalde na het bekend worden in

twee etappes tot 5 d. om aan het einde der week op

54 d. te sluiten, dus tenslotte een verlies van i’ d.,
waarbij moet worden bedacht, dat hij half Maart nog
6/8 was.

Beoordeeling besluit comité inzake percentage e
kwartaal.

Van nagenoeg alle zijden heeft het rubber-res-

trictie-comité min of meer scherpe verwijten te
hooren gekregen; men moest een zondebok voor de

prijsdaling hebben en vond een zeer geschikt object.

Lezers, die geregeld onze artikelen in dit weekblad
lezen, weten, dat wij principieel tegenstanders van
deze ordening zijn en weten ook, dat wij het comité

wel eens hebben verweten geen rekening te houden

met de psychologie van de markt. Doch mag dit ver-
wijt ook ditmaal worden geuit?

Hoe was thans de toestand op de markt? De aan
cle vergadering voorafgaande dagen, waren dagen van
politieke spanning van een omvang, zooals wij dien
den laatsten tijd niet hadden gekend; overal rom-

melde (en rommelt) het, van alle hoeken der aarde

pakken zich, zooals in de perode v66r 1914, donkere
wolken samen; het wapengekletter en de hewape-
ningsroes doen het ergste voor de werkelijke welvaart
vreezen. De internationale effecten- en goederenmark-
ten waren daardoor flauw en nerveus gestemd en

de rubbermarkt maakte daarop geen uitzondering.
Op zichzelf wellicht zonderling, omdat rubber een
belangrijke grondstof voor de oorlogsindustrie is,
anderzijds echter ook wel weer verklaarbaar, omdat rubber een belangrijke grondstof voor een zeer con-
junctuurgevoeligen tak van bedrijvigheid (auto-in-

dustrie) is en wel van een hew’apeningsconjunctuur
zal profiteeren, doch van een. belangrijke verhooging
der belastingen toch evenzeer sterk de nadeelen zal
ondervinden. Daarbij komt, dat er zeer belangrijke
voorraden van dit goed zijn.

Een deel der rubbermarkt verwachtte, dat het
comité alsnog het restrictiepercentage voor het twee-
de kwartaal van 40 op 50 zou brengen, opdat dan in
deze periode de afneming der voorraden niet tot

17.000 ton zou blijven beperkt, doch ingrijpender zou
zijn. Het teleurstellende Amerikaansche rubberver-
bruik, dat de ramingen voor het eerste kwartaal
van 105.000 op 80 á 85.000 ton bracht, was een der
oorzaken voor deze verwachting. Daarnaast was een
ander deel der markt, dat weliswaar de ongunstige
positie volkomen inzag, doch zich evenzeer realiseer-

de, dat een verdere verscherping der restrictie cul-
tuurtechnisch groote moeilijkheden zou geven.
Wat moest het comité onder dergelijke omstandig-
heden doen? Het handhaven, resp. bereiken van een
redelijken prijs kon het rustig terzijde stellen, want
van een opvijzelen van den
prijs
zou in een markt,
uaarin alles donker wordt ingezien, toch geen sprake
kunnen zijn. Voor de statistische positie maakt het
hij een wereldvoorritad van ruim 600.000 ton weinig
uit of daar nu 17.000 of 50.000 ton afgaan, dus dit
speelde al evenmin een rol. llèt was zuiver de psy-
chologie van de markt, waarbij evenwel nog een zeez

belangrijke factor voor de producenten komt. Een in-

ternationale restrictie van 40 pOt. is zeer scherp en

geeft een – althans voor Ned.-Indië – nog scherpere
interne beperking. Dat hieruit, naast een verlies aan
provenu, een belangrijke verhooging van den kost-

prijs resulteert, behoeft geen betoog. Zou deze be-

perking met 10 püt. worden vergroot, dan zou het

gevolg daarvan zijn geweest, dat alle algemeene kos-

ten nog zwaarder op de verkleinde productie zouden

komen te drukken. Met zekerheid kon dan dus een

verhoogde kostprijs worden verwacht, terwijl voorts

viel aan te nemen, dat de werkgelegenheid tot het
noodzakelijkste zou worden verminderd.

Aan den anderen kant bestond geen enkele zeker-

heid, dat de
prijs
gehandhaafd zou
blijven.
De
prijs-
dalende tendens was er reeds voordat het comité tot
een besluit was gekomen; op Zaterdag
26
Maart no-

teerde rubber te Londen
61%
d.; werd nu de beperking

verscherpt, dan zou de markt heel goed kunnen
redeneeien, dat het comité de vooruitzichten nog

slechter beoordeelde; posities zouden zijn afgewikkeld
en de prijsdaling stond eveneens voor de deur. Hand-

haafde het comité het percentage, dan kon dit wor-

den opgevat als een aanwijzing, dat het de toekomst

niet zoo somber inzag; het kon echter ook tot reali-
saties en
prijsdaling
leiden. Hoe men het ook beziet,
in beide gevallen was een prijsdaling mogelijk, om-

dat de markt voor het comité psychologisch fout was
ingesteld, d.w.z. de
werkelijkheid
te goed zag; door

het besluit is een verscherping der restrictie met de
daaraan verbonden gevolgen althans vermeden.

in de
prijsdaling
moeten duidelijk
twee phascn

worden onderscheiden, nl. de daling tengevolge van
het besluit en de daling, die cle afspiegeling vormt
van wat op andere markten – effecten- en tinmarkt
– geschiedde. De zwakke houding vooral van cle
effectenbeurs te New-York op de dagen na het be-
sluit had vanzelfsprekend invloed op de rubbermarkt

daar en gaf een weerslag elders. De prijsdaling over
het geheel was scherp – tot 5 d. toe – doch werd
gevolgd door een herstel en het einde van de week
kwam op een peil van 51/2 d.

Het oogenblik van bijeenkomen van het comité was

dus niet gelukkig, het heele bestaan van het comité
heeft thans uitsluitend een prijsdrukkencten invloed,
zooals wij vroeger in dit weekblad reeds hebben uit-
eengezet. In een dalende, resp. laagconjunctuur zoekt
cie markt de schaduwzijden en wat het comité ook
doet, elk beslu:it heeft
zijn
ongunstige zijde, die clan
wordt verdisconteerd. Zooals in de hausse van 1936-’37
van elk besluit de lichtzijde werd opgezocht en zelfs
besluiten, die duidelijk ten doel hadden den prijs te
drukken, tot
prijsstijging
hebben geleid.

Beoordeeling besluit comité inzake percentage 3e
kwartaal.

Uit het niet vaststellen van een percentage voor
het derde kwartaal had gevoegelijk kunnen wor-

den afgeleid, dat er aanwijzingeh voor het comité
waren om het verloop van de verbruikscijfers af te
wachten en uit het besluit om pas eerst einde Mei
weer bijeen te komen, had men kunnen vaststellen,
dat het comité geen aanleiding zag om zich over de
ontwikkeling der positie bezorgd te maken. Men heeft
dit niet gedakn; integendeel, sommigen meenen, dat
juist hier de schuld voor d.e prijsdaling ligt.
Ook hier weer blijkt het bestaan van het comité
een baissefactor te zijn. Immers, het logisch uitvloei-
sel van het besluit voor het tweede kwartaal in ver-
band met de gegevens die het comité over een toene-
mend Amerikaansch verbruik heeft ontvangen, was

om voor het derde kwartiLal niets te doen. Want zou het restrictie-percentage dan zijn verscherpt, dan zou
het feitelijk hebben beteekend, dat het comité het
percentage voor het 2de eigenlijk te hoog, achtte in
verband met de vooruitzichten voor het verbruik; zou
het op hetzelfde peil zijn vastgesteld, dan zou met
cle ervaring voor oogen dat het rubberverhru.ik in den

6 April 1938

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

251

regel in het derde kwartaal afneemt, hier in feite

een prijsdrukkend motief zijn geweest, wat nog ster-

ker zou zijn uitgekomen bij een verkleining der res-
tr.ictie. Logisch was het besluit dus voorzeker; edoch,

voor het oogenhlik zou de markt wellicht meer ge-

baat zijn geweest bij een op zichzelf minder logische
verdergaande beperking voor het derde kwartaal, om-
dat daaruit de wil en de bereidheid van het comité

om verder in te grijpen zouden zijn gebleken. Nie-

mand kan echter thans zeggen, hoe de toestand zioh
in de komende maanden zal ontwikkelen en hoewel

de toestand voor het eerste oogenhlik wellicht gunsti-
ger ware geweest — voor bns staat zulks nog niet

vast – een prijsdaling zou ook dan niet kunnen zijn

voorkomen.

Conclusie.
In de prijsdaling der vorige week vallen twee

factoren te onderscheiden, nl. in de eerste plaats
cle reactie op de beslujten van het comité en in de

tweede plaats die op wat elders geschiedde, tusschen

welke weer een wisselwerking heeft bestaan, die het
zeer teleurstellende prijsverloop hebben bewerkstel-

ligd. Het bestaan van het internationaal rubbercomi-
té werkt thans, naar het ons voorkomt, prjsdruk-
keud, omdat het moet bijeenkomen en besluiten en

de resultaten worden beoordeeld door een markt, die meer vatbaar is voor de ongunstige dan voor de gun-

stige zijden, dus
eigenlijk
meer vatbaar :is voor de

werkelijicheid clan voor de suggestie.
Of cle rubberprijs te hoog of te laag is, valt niet

te zeggen. De rubberpositie is feitelijk nog niet gun-

stig geweest. De
prijs
weerspiegelt bovendien niet die

positie als een resultante, doch geeft een beôordee-
lingsmaatstaf, niede in verband met andere omstan-
digheden. liet standpunt van een ,,redeljken prijs”
is een mooie ethische inslag, doch een misken-

ning van de werkelijkheid, zoolang men productie
en verbruik niet in de hand heeft en lost zich thans
eigenlijk op in de vraag of het comité ook maatre-gelen dient te nemen om zijn eigen baisse-invloed
op te heffen. Wel kan worden vastgesteld, dat tot

nu toe die
prijs
op een te hoog niveau is gehouden
en dat voor het ziekteproces daardoor niet de gene-
zing, doch het voortwoekeren is bevorderd. Of men
het handhaven van den prijs op een gekunsteld peil
een voordeel moet achten, hangt ervan af over welke
periode en van welk standpunt uit men het vraag-
stuk beschouwt.
Men moet echter, naar het ons voorkomt, niet tot
het internationaal ru bberrestrictie-comité verwijten
gaan richten, indien de zaak niet gaat, zooals men
heeft gehoopt. Wat het comité in dit geval ook zou
hebben gedaan, zou naar onze stellige overtuiging tot
een
prijsdaling
hebben geleid. De perspectieven voor
de rubber zijn nu eenmaal niet erg fraai en dan valt
het n:iet te zeggen of een prijs van 4 dan wel van
7 d. de verhoudingen juist weergeeft.
Voor de rubbercultuur mag slechts de hoop worden
gekoesterd, dat spoedig betere verhoudingen zullen
ontstaan; thans is de toestand zoo, dat producenten,
clie economisch kunnen werken, ten deele weggeor-
clend zijn ten behoeve van hun zwakkere broeders.
Het is voor belanghebbenden natuurlijk altijd on-
aangenaam om, indien men meent de markt onder
suggestie te hebben, op een gegeven oogenblik tot de onaangename ontdekking te komen, dat een bepaalde schok de patiënt heeft wakker geschud, doch dan kan
men bezwaarlijic den dokter, dien men maar zeer pri-
mitieve hulpmiddelen ter beschikking heeft gesteld,
verantwoordelijk houden. Veeleer moeten de voor-
standers der restrictie dankbaar zijn, dat het zoolang
is gelukt den waren toestand te camoufleeren. Hoe-
wel aangenomen mag worden, dat de prijs een te
scherpe reactie heeft te zien gegeven en dat daarop
een technisch herstel zal volgen, weerspiegelt hij de

werkelijkheid beter dan een ,,redelijke prijs” zou doen.

J. F. H.

HET NEDERLANDSCHE SYSTEEM VAN

EXPORTCREDIETVERZ EKERING.

Aan het slot van mijn in E.-S.B. van 9 Februari
1938 gegeven uiteenzetting van het Engelsche sys-

teem van exportcredietgaranties vermeldde ik, dat dc

vraag, of dit systeem boven het Nederlandsche te
verkiezen is, eerst dan kan worden beantwoord, wan-
neer een objectieve vergelijking tusschen de beide

stelsels i.s gemaakt. Om daartoe te Icuunen overgaan,

dienen wij vooraf ook het in ons land geldende sys-

teem te beschouwen, waarbij ik mij in hoofdzaak zal
bepalen tot de rol, die de Staat
hij
de credietverzeke-
ring vervult.
De Regeeringsbemoeiingen ter ondersteuning van
den uitvoerhandel en ter uitbreiding van de werkge-

legenheid leidden tot de Ministerieele Beschikking
van 6 Februari 1932, waarmede de mogelijkheid tot

– let wel, geen recht op – herverzekering bij den
Staat werd geschapen. De voorwaarden, waaronder
deze faciliteit werd verleend, kunnen in de volgende
3 punten worden samengevat:

Er moet een verzekering zijn afgesloten door een
tot de desbetreffende regeling door den Minister toe-
gelaten credietverzekeringsmaatschappij.
De verzekering moet een exporttransactie tot on-
derwerp hebben, welke in het belang is van de opvoe-
ring van de werkgelegenheid hier te lande en hier te
lande gevestigde ondernemingen in staat stelt betrek-

kingen met het buitenland te behouden, te herwrinnen
of te verkrijgen.
De verzekerehde maatschappij moet als regel, en
de verzekerde exporteur in allen gevalle, zelf een ge-
deelte van het risico loopen. Dit laatste mag onder
geen voorwaarde elders worden gedekt.
Hieruit blijkt duidelijk, dat de functie van den
Staat op dit terrein uitsluitend tot het herverzeke-
ilen van exportcredieterzekeringen blijft beperkt. De
credietverzekering zelve wordt afgesloten tusschen

den exporteur en de credietverzekeringsmaatschappij,
als hoedanig, hij ontstentenis van eenige andere Ne-
derlandsohe instelling, welke zich de credietverzeke-
ring tot taak stelt, alleen de Nederlandsche Orediet-
verzekering Maatschappij N.V. te Amsterdam tot de
bedoelde regeling is toegelaten.

Exporteurs, die een exportcredietverzekering met herverzekering hij den Staat wenschen af te sluiten, kunnen zich daartoe wenden tot de Rijkscommissie
van Advies voor Exportcredietgaranties te Amster-
dam of tot de genoemde credietverzekeringsmaat-
schappij.
Zijn de objecten eenmaal aangeboden, dan worden
zij in eerste instantie door de credietverzekeringsmaat-
schappij behandeld. Daarna worden deze, vergezeld
van een door de bovengenoemde Rijkscommissie uit-
gebracht advies, den Minister van Financiën ter
goedkeuring der herverzekering voorgelegd. Nadat
deze is afgekomen, wordt de geheele afwikkeling der
transactie door de credietverzekeringsmaatschappij
verzorgd.’)

Aard der in aanmerking komende goed erentrans-
acties.

In beginsel kan een herverzekering hij den Staat
worden aangevraagd voor vorderingen verband hou-
dende met alle goederenexporten, de levering van
schepen en het uitvoeren van constructiewerken.
Hoewel uiteraard aan het sub 2 genoemde criterium
der werkverruiming moet zijn voldaan en de te ex-
porteeren goederen in den regel van Nederlandschen
oorsprong moeten zijn, dient te worden opgemerkt,
dat de desbetreffende bepaling niet te eng wordt uit-
gelegd. Zoo is het
bijvoorbeeld
niet uitgesloten, dat
een levering van buitenlandsche goederen wordt ver-

1)
Hierbij zij gewezen op liet groote nut van de infor-
matie-ocganisatie dezer instelling, waar alle inlichtingen
– zoowel van ambtelijke als van particuliere zijde – over
de solvabiliteit en de loopende obligo’s van clan debiteiir
zijn geconcentreerd.

252

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

6 April 1938

zekerd, indien deze goedèren met Nederlandsche sche-

Pen worden verzonden en de. overslag, alsmede de
administratie der transactie hier te lande plaats vin-

den, zoodat de werkverruiming op deze wijze wordt
gestimuleerd. Dit kan ook het geval zijn bij gemengde

objecten, waarbij gedeeltelijk Nederlandsch en gedeel-

telijk buitenlandsch product wordt geleverd.

Leveranties, waaraan een langere dan de normale

crediet’termijn is verbonden en mitsdien uit een oog-
punt van verzekeringstechiek een voor den particu-

lieren credietverzekeraar niet in aanmerking komend

risico vormen (constructie-werken en leveranties op

langen termijn aan openbare lichamen), zullen, on-

der voorbehoud dat aan de ten aanzien der werkver-
ruiming gestelde eischen is voldaan, voor een her-

verzekering bij den Staat voor 100 pOt. – behoudens
het eigen risico van den exporteur – in de termen

kunnen vallen.

Het Nederlandsche systeem der credietverzekeriug

kent de ,,speciale verzekering” en cle ,,omzet-verze-

kering”. De eerste categorie omvat één enkele leve-
ring, of alle leveringen van een verzekerde aan één

cliënt of wel aan meerdere cliënten. De omzet-verze-

kering bepaalt zich tot een afgerond gedeelte van den omzet of omvat verzekerde’s geheelen omzet.

Aard der te verzekeren risico’s.

Wat het te dekken risico betreft,
zij
vermeld, dat

in den regel de credietverzekeringsmaatschappij,
500-

wel voor eigen rekening, als voor rekening van haar

particuliere herverzekeraars in het normale risico

der individueele insolventie (het z.g. commercieele

risico) participeert, terwijl de Staat een gedeelte van

dit risico herverzekert en bovendien het politieke
risico – voor zoover verzekerd – geheel overneemt.

Immers zonder de door den Staat gecreëerde herver-
zekeringsmogelijkheid zou de particuliere credietver-zekeringsmaatschappij, die zijn bedrijf naar commer-
cieele richtlijnen uitoefent, het laatstgenoemde risico

niet kunnen dekken.
Van de hier genoemde risicosoorten vereischt -het

z.g.
politieke risico een nadere toelichting. Deze soort

omvat:
Het risico van geheele of gedeeltelijke onmoge-

lijkheid der inning eener vordering tengevolge van

een moratorium van Staatswege in het land van den

soivabelen . debiteur (Moratorium-risico).
Het risico dat – tengevolge van maatregelen
van hbogerliand in’ het land van den debiteur – de
exporteur de, in een andere als de overeegekomen
valuta door zijn solventen debiteur gestorte bedragen,
binnen een van te voren vast te stellen termijn ge-
heel of gedeeltelijk niet kan doen omzetten in de
overeengekomen muutsoort en/of doen overmaken
naar de overeengekomen plaats van betaling (Trans-

fer-ri’sico).
Het risico van een te lijden koersverlies indien
de door den debiteur gestorte bedragen met toestem-

ming van den verzekeraar
zijn
omgezet in een andere

valuta en dit koersverlies niet op den dëbiteur kan
worden verhaald (Onderdeel van het tranifer-risico).
Behalve in gevallen, waarin betalin ‘op cnditie

,,Documents against Payment” is oyereengekomen,
wor’dt het politieke risico als een accessoir eener jn-

solventie-verzekering gedekt.
Hierbij dient te worden opgemerkt, dat over het

algemeen voor vorderingen op landen, van welke het
betalingsvérkeer met ons land onderworpen is aan
een autonome of een overeengekômen clearing, het

transfer-risico niet bij den Staat kan worden herver-

zekerd.

‘Percentueel eigen risico.

Om dezelfde redenen als ik in
mijn
vorig artikel

heb genoemd (zorgvuldig selecteeren,
hljven
gade-

slaan der debiteuren, verzekerde’s belang:zooveel mo-
gelijk van de vordering te innen) wordt nimmer het
volle risico gedekt. Van deze voorwaarde, op grond

waarvan do verzekerde verplicht is voor het niet-ge-dekte gedeelte zelf risico te loopen, kan niet worden
afgeweken:

Dit percentueele eigen risico, dat niet mag worden
verward met het ,,Eerste-verlies risico”, bedraagt in
den regel
33/
pOt. en kan in bepaalde gevallen zoo
noodig verhoogd of verlaagd worden. Het wordt be

rekend van het oorspronkelijke bedrag der verzekerde
vordering of wel van het definitieve, eventueel te

lijden,
verlies,
terwijl
ook een vermenging van deze

beide methoden van’ berekening mogelijk is.
Daar het politieke risico nagenoeg geheel buiten

de invloedssfeer van den ‘verzekerde ligt en de selectie-

maatstaf hier niet in dezèlfde mate geldt als
bij
de
insolventie-verzekering, zal het percentueele eigen

risico van den verzekerde
bij
politiek risico-verzeke-

ringen menigmaal lager kunnen
zijn
dan
bij de in-
solventie-risico-verzekeringen.

Premie.

De hoogte der premie is afhankelijk van verschil-
lende factoren (den aard der te dekken risico’s, den
te verleenen crediettermijn e.a.). Bij het verzekeren

van afzonderlijke posten bedraagt de premie voor
han’delscredieten met een maximum
looptijd
van drie

maanden gemiddeld circa 1/IM’ pOt, per 3 maanden;

voor andere crediettermijnen is het genoemde percen-

tage niet altijd evenredig hooger of lager. De toeslag
voor het politieke risico – dat immers, behoudens
enkele uitzonderiugeh, als een
1
acoessoir-verzekering
wordt gedekt – bedraagt thans circa —% pOt., al

naar gelang de toestand in het land van den debiteur

wordt beoordeeld en de crediettermijn, welke den af-
nemer moet worden toegestaan, kort of lang is.

Schade-regeling.

In gevallen van insolventie van den debiteur keert
decredietverzekeringsmatschappij de schade uit zoo-

dra het bedrag van het verlies vaststaat.

Bij transfer-risico-verzekeringen vindt de schade-vergoeding plaats zoodra de in de polis vastgestelde
wachttermijn is verstreken en de in het land van den

debiteur’ gestorte bedragen niet naar Nederland kon-
den worden overgemaakt. In deze’ gevallen laat de

credietverzekeringsmatschappij zich de geblokkeerde
vordering voor het volle bedrag cedeeren, waarmede
zij alsdan in de rechten van den verzekerde treedt.
In die gevallen, waarin de Staat als herverzekeraar
is ingeschakeld, heeft de verzekerde geen rechtstreek-

sche aanspraken op den Staat. Toch is er voor ge-,
zorgd, dat de door den Staat verschuldigde schade-
vergoeding uitsluitend den verzekerde ten goede kan.

komen.

Financieele consequenties voor het Rijk.

Volgens de gepubliceerde verslagen van de Rijks-
commissie van Advies voor Exportcredietgaranties

hebben schade-uitkeeringen uit hoofde van hei-verse-
itend betrekking op trausfer-verzekeringen van trans-
acties met Duitschland, Brazilië, Turkije, Spanje en
Italië. Als een gevolg van terugbetalingen, welke in-


tusschen hebben plaats gevonden, was op den isten
September 1937 sedert den aanvang der regeling per saldo een schade-bedrag van
f
15.124 ter laste van

de Schatkist gekomen. Dit bedrag, dat verband houdt
met de dekking van transfer-risico op Spanje en.

Italië, komt overeen met
Y4
pOt, van het totale door

den Staat aanvaardé obligo, (maximum verlies) ad

f
29.294.597 en wordt ruimschoots door de premie-

ontvangsten gedekt.
In tegenstelling tot het Engelsche systeem heeft
de Minister geen maximum-bedrag voor het obligo

verbonden aan credietverzekerings-transacties vast-
gesteld. Telkenjare wordt voor dit obligo éen post op
de berootihg van Financiën (Hoofdst. VIIB) ge-

bracht. ‘

6 April 1938

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

253

Vergelijking met het Engelsche systeem.

Wat de practische toepassing betreft, vertoonen
het Nederlandsche en het Engelsche systeem in veler-
lei opzicht gelijkenis. Naast het in de vorige alinea
gesignaleerde verschil wil ik nog er op wijzen, dat

hier te lande in prinèipe practisch geen goederen-

transacties van de credietverzekering zijn uitgesloten,
hetgeen in Engeland wel het geval is. Daar komen

buy. de doorvoerhandel en de handel in munitie en
wapenen niet voor credietverzekering in aanmerking.

Het ,,Export Oredits Guarantee Department” stelt
als eisch, dat de te verzekeren vorderingen in Ster-

ling moeten zijn uitgedrukt. Een analoog voorschrift

is bij ons onbekend.
Het cardinale verschil met het Engelsche systeem

ligt evenwel hierin, dat in Nederland het credietver.-
zekeiingsbedrijf door een particuliere onderneming
wordt uitgeoefend en dat de rol van den Staat tot
die van herverzekeraar beperkt blijft. Terwijl in En-
geland de Staat zelve als verzekeraar optreedt, staat
hij in ons land als een ,,Deus ex machina” achter den
particulieren credietverzekeraar om bescherming te
bieden tegen risico’s welke deze laatste uit een oog-
punt van commercieele bedrijfsvoering niet of niet

in den vereischten omvang kan aanvaarden.
Ter verduidelijking van dit punt moge dienen, dat

in de meeste gevallen, waar de factor werkverraiming
of, in het algemeen, de Nederlandsche belangen zoo
miniem zijn, dat de herverzekering bij den Neder-
landschen Staat niet kan worden verleend, de Ne-
derlandsche Oredietverzekering Mij. N.V. een verze-

kering zonder re-assurantie bij den Staat kan af slui-
ten. Hetzelfde geldt voor leveringen binnen de lands-

grenzen. Deze laatste categorie vormt in Engeland
evenmin een object voor Staats-verzekering.

Conclusie en voorstellen.

Mijn conclusies vat ik als volgt saffien:
Daar het particuliere initiatief in samenwerking
met den Staat een in sociaal en economisch opzicht
groot nut afwerpend, voortreffelijk geoutilleerd ver-
zekeringsapparaat heeft opgebouwd, is er hier te

lande geen aanleiding om tot den Engelschen onder-
nemingsvorm (Staatsbedrijf) over te gaan. Ter sta-
ving daarvan moge worden gewezen op het totaal der
door de Nederlandsche Credietverzekering Maat-

schappij
N.V.
verzekerde exporteredieten. Aan de

hand van de gepubliceerde gegevens en van de be-
richten in de dagbladen over verschillende groote
transacties met het buitenland, waarvan bekend is,
dat zij onder medewerking van de genoemde Maat-
schappij tot stand zijn gekomen, meen ik dit totaal
– sedert het begin der regeling tot op heden – te

kunnen becijferen op een bedrag dat de
f
100 millioen

overschrijdt. Op het eerste oog lijkt deze sum in ver-gelijking tot het totaal der Nederlandsche uitvoercij-
fers bescheiden. Men dient echter te bedenken, dat
een groot gedeelte der exportea tegen contante beta-
ling of op conditie ,,Documents against Payment”

wordt geleverd en bovendien bestemd is voor die lan-
den, voor welke de behoefte aan een verzekering
tegen politiek risico niet zoo zeer bestaat.
Het is juist, dat in eerste instantie een parti-
culiere instelling met coinmercieele ervaring de aan-
geboden objecten volgens goede beginselen van ver-
zekeringstechniek onderzoekt en voorbereidt.
Van groote waarde is het, dat voor die objecten,
met de uitvoering waarvan een nieer algemeen be-
lang dan het privaat-economische van den exporteur
wordt gediend, de Rijkscommissie van Advies voor
Exportcredietgaranties is ingeschakeld. De juistheid
van deze stelling wordt geaccentueerd door het feit,
dat voor cle afdoening der gewone loopende zaken
een delegatie werd verleend aan de twee Directeuren
en een anderen hooggeplaatsten functionaris van De
Nederlandsche Bank N.V. Deze functionarissen wer-ken samen met de Rijkscomrnissie voor de Werkver-
ruiming, welker Secretaris ook lid is van de Rijks-

commisie van Advies voor Exportcredietgaran.ties.

Uit de practische toepassing van het systeem
blijkt, dat in het belang van de verkverruiming en

van de economische penetratie zooveel mogelijk aan de
wenschen der exporteurs wordt tegemoet gekomen.
De beginselen van goede verzekeringstechniek mo-

gen daarbij echter nimmer in het gedrang komen. Er

blijven nu eenmaal altijd niet-verzekerbare objecten.
Niet alle transacties zijn volkomen gelijkwaardig,

zoodat een vergelijking door buitenstaanders niet wel
mogelijk is.

Het instituut der credietverzekering dient niet
alleen ter vermindering van het risico der verzeker-
den, maar ook om de financiering van uitvoertrans-

acties door de banken te vergemakkelijken. Het maakt
derhalve een grootere credietverleening op gezonde
basis mogelijk en heeft mede uit dien hoofde een
stimuleerenden invloed op de werkverruiming en de
ontwikkeling van de voortbrenging.
Uit het voorgaande kan worden geconcludeerd,

dat met een uitbreiding der credietverzekering –
mede met het oog op de nog allerwegen heerschende onzekerheid – onze nationale welvaart in hooge mate
wordt gediend, al gelden – wat deze uitbreiding be-

treft – voor de credietverzekering uiteraard andere
normen als bij andere soorten van verzekeringen.
Deze ontwikkeling zou worden ondersteund door
het creëeren v.n een Nederlandsche markt voor de
herverzekering van credietrisico’s. Thans is men in
Nederland – wat de credietverzekering betreft –
voor herverzekering uitsluitend op den Staat aange-wezen, zoodat de overige re-assurantie alleen in het

buitenland kan worden gesloten.

Dit voorstel wint aan beteekenis als men acht slaat
op de toenemende spanningen in de wereld. Boven-
dien kan de thans heerschende geldruimte, welke
haar invloed ook op de bedrijfsresultaten der verze-keringsmaatschappijen doet gelden, in deze kwestie
een woord medespreken.

Met het oog daarop verdient het mi. aanbeve-
ling, dat de Nederlandsche verzekeringsmaatschap – pijen de herverzekering van het commercieele risico
verbonden aan exportleveringen in de sfeer hunner
werkzaamheden betrekken, door hetzij als herverze-
keraar, hetzij als aandeelhouder in de bestaande on-
derneming, aan de credietverzekering deel te nemen.
Uit een oogpunt van volledigheid dient hierbij

echter te worden opgemerkt, dat de behandeling der
eredietverzekerirtg zelve een bijzondere vakkennis en
een groote ervaring vereischt, zoodat deze zich niet
leent voor een rechtstreeksche beoefening door andere
Maatschappijen als onderdeel van andere verzeke-
ringsbranches en derhalve bij een credietverzeke-
ringsmaatschappij gespecialiseerd moet blijven. Ten

bewijze daarvan moge ik
wijzen
op de ervaring welke

zoowel hier te lande als in het buitenland is opge-
daan door groote Maatschappijen, die enkele jaren
geleden het credietverzekeringsbedrijf als nevenbe-
drjf hebben willen uitoefenen, maar dit hebben

moeten staken.
Een participeeren in het aandeelenkapitaal door
de Nederlandsche industrie, welker belangen wel in
de eerste plaats door het instituut der eredietverze-
kering worden gediend, zou zeker toe te juichen zijn.
K. S. P1AFF.

EENIGE ASPECTEN VAN HET WETSVOORSTEL TOT

HERZIENING VAN DE OMZETBELASTING.

Bij onze bespreking van het wetsvoorstel van Mi-
nister Oud i.z. de Omzetbelasting (het z.g. gewijzigde
ontwerp) in dit tijdschrift (zie aflevering dd. 16
Augustus
1933)
wezen wij er op, dat in dit wets-
vorstel de rechtspraak feitelijk niet geregeld was
en de beslissing van tal van voor het bedrijfsleven
belangrjke vraagpunten, die
bij
de uitvoering (Ier
wet ongetwijfeld zouden rijzen, feitelijk gelegd was
in de handen van den fiscus zelf. Wij somden daar-

254

ECONÖMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

6 April 1938

bij een vijftal voor de hand liggende punten op, die
tot meeningsveischi1len aanleiding zouden kunnen

geven, waarvoor een objectieve rechtspraak als een
eerste eisch van billijkheid (en rechtszekerheid) ge-boden leek. Wij wezen er tevens op, dat de wet was

opgetrokken op begrippen als ,,fabrikarit”, ,,groot-
handelaar”, ,,kleinhande1aa”, ,,goederen”, ,,verkoops-

prijs onder normale omstandigheden bedongen”,
,,leveringen”,
enz.,
welke begrippen jurisprudentie
eischen, waarbij de belangen van de schatkist en van

het bedrijfsleven objectief tegen elkaar• afgewogen
dienen te worden.

Bij nota van wetswijziging, ingediend dd. 7 Sep-

tember 1933, heeft de Minister in de rechtspraak

eenigermate voorzien door de Tariefcommissie, die

in het ontwerp alleen voor z.g. navorderingsaanslagen
ingeschakeld was, ook voor een tweetal andere ge-

vallen in te schakelen, t.w. voor geschillen- omtrent

aanslagen op grond van het tegenwoordige artikel
11 opgelegd, en omtrent het bedrag van de teruggaaf
van belasting op grond van de tegenwoordige artt.
20 en 21.

Bevredigend werd de regeling daarmede o.i. niet.
N
aas
t de vraag of de Tariefcommissie wel als het
meest aangewezen college in deze te beschouwen is,

viel te constateeren, dat op tal van voor het bedrijfs-

leven hoogst gewichtige punten de bèslissing aan
den fiscus zelf bleef: zoo wat betreft de splitsing

van art. 4 en de daarbij te stellen voorwaarden, de
mogelijkheid om de belasting inplaats van door zege-

ling door middel van een aanslag te voldoen (artt.
11 en 12), de vrijstelling van art. 18 laatste lid, de
vergunning voor vrije inslag van grond- en hulp-
stoffen (art. 19), de beoordeeling van de verhooging
van den aanslag bij navordering (de inspecteur kan
max. een negenvoudige verh(ooging opleggen, art. 28), de termijn, waarover nagevorderd kan worden (art. 28). Dit zijn alle punten, waarbij groote pecu-

niaire .belangen van de belastingplichtigen betrokken
kunnen zijn.

De wet bleef doortrokken van een geest, die de
jongere belasting-voorstellen wel meer kenmerkt en
die bijv. het sterkst tot uiting kwam in het z.g.
besloten vennootschappen-ontwerp, dat nog steeds bij de Kamer aanhangig is.

Wij wezen op die ontwikkeling in het fiscale recht
in ons artikel, opgenomen in de aflevering, dd. 4
April 1934, van dit tijdschrift, getiteld: Eenige op-
merkingen over de fiscale politiek der Regeering,

waarbij wij de toen pas afgekondigde couponbelas-
tingwet en de toen aanhangige wetsvoorstellen i/z

doode-handbelasting, crisisinkomstenbelasting en be-
sloten vennootschappenbelastjng als uitgangspunt
voor ons betoog namen.

Hetgeen wij toen schreven is o.i. nog geheel van

kracht en ht lijkt ons van belang vanuit de in dat
artikel ontwikkelde gedachtengang het thans inge-
diende wetsvoorstel tot herziening van de omzetbe-
lasting op bèpaalde punten nog eens nader te be-
kijken.

Ons treffen dan de volgende punten:

1. Art. 4 wordt ongewijzigd gehandhaafd. Volgens
dit artikel heeft een belastingplichtige geen recht op
splitsing in: een fabrieksafdeeling en een haudelsaf-

deeling, maar de fiscus beoordeelt zelf of hem die
splitsing verleend kan worden en heeft het recht
daarbij bepaalde voorwaarden te stellen. Het toestaan

der splitsing is dus een gunst. Men zou er zich nog
mede kunnen vereenigen, dat de fiscus de gevallen,
waarin hij de splitsing toe wil staan, zelf beoordeelt, voorzoover dit afhankelijk gesteld moet worden van

factoren, die van belang zijn voor een goede contrôle
op de naleving der wet, dus bijv. de inrichting der
administratie.

De vraag echter of een bepaald bedrijf materieel
beschouwd in aanmerking komt voor de splitsing en zoo ja, op welk bedrag de z.g. overdrachtsprijs moet

worden vastgesteld, mag o.i. niet uitsluitend aan het

oordeel Van den fiscus worden overgelaten. Toch doet

art. 4 zulks. Wat de hoogte.van den overdrachtsprijs

betreft heeft de Tariefcommissie in art. 4 gelezen,
dat ook de vaststelling daarvan aan den fiscus corn-
peteort (Zie Beslissing Tariefcommissie dd. 2 Maart
1.936). Ons lijkt deze beslissing niet juist; de door

de’n fiscus te stellen voorwaarden, waarvan art. 4 ge-
waagt, kunnen o.i. alleen betrekking hebben op voor-

waarden, die den fiscus een voldoende contrôle waar-
borgen.

In ons vorig artikel wezen wij er op, dat de wijze,

waarop de fiscus de bévoegdheden, hem bij art. 4
toegekend, gebruikt heeft, o.m. de onzeifstandige

verkoopmaatschappijen in het leven heeft geroepen.

De mogelijkheid om de belasting te voldoen door

het plakken van zegels op kaarten, die periodiek
moeten worden ingezonden, waarvan’ het nieuw voor-

gestelde art. 11 gewaagt, is voor fabrikanten, die aan

andere fabrikanten, . groot- en kleinhandelaren leve-

ren, geen recht, maar een gunst. Evenzoo is dit het
geval met de directe verekening van het bedrag der
r.eruggaaf van belasting, waarop ingevolge de artt.
20 of 21 ‘aanspraak bestaat, met de verschuldigde be-

lasting (zie het voorgestelde nieuwe art. 11, laat-
ste lid).

.

Art. 19 lid 1 geeft geen recht op vrije inslag
van grond- en hulpstoffen, maar dit kan, als gunst
dus, door den fiscus worden toegestaan.

Het nieuwe voorgestelde lid van art. 19 opent

cle mogelijkheid om vrijgesteld te worden van de ver-
plichting om bestelorders in te zenden. Een recht
daarop bestaat niet.
Wij zijn er ons van bewust, dat wij ons met boven-
staande opmerkingen bevinden aan ‘den grens van
het terrein, dat voor den fiscus moet worden vrijge-
laten, t.w. het nemen van die administratieve maat-
regelen, die noodig zijn voor een efficiente en wei-
nig kostbare uitvoering van zijn taak.

Anderzijds mag niet uit het oog worden verloren,
dat de onderhavige belastingwet ook groote admini-

stratieve rompslomp en dus kosten met zich brengt
voor het bedrijfsleven; bij geen enkele andere belas-
tingwet is zulks in die mate het geval, en zijn de in-

directe perceptiekosten, waaronder wij verstaan de
kosten, die de heffing van de . belasting voor belas-
tingplichtigen zelf met zich breng-t, zoo hoog. Er
kunnen bij het al of niet verkrijgen van de hierboven vermelde gunsten voor een belastingplichtige inder-
daad betrekkelijk groote financiele belangen bet
rok
ken zijn. Voorts zit er toch iets verkeerds in van
iemand belasting te beuren, terwijl hij uit anderen
hoofde recht heeft op teruggaaf. van belasting.

Waarom geeft men den belastingplichtigen hier
geen recht op al die vereenvoudigingen, desnoods op
straffe van verlies van het recht, als zij er misbruik

van maken, een en ander ter beoordeeling van dan
rechter?

Men kan intusschen niet ontkennen, dat de fiscus,
nu hij eenige jaren ervaring met de heffing heeft
opgedaan, op grond van die ervaring beter dan wie ook, zal kunnen beoordéelen of hij die rechten kan
verleenen, zonder de heffing en de contrôle daarop
te bemoeilijken. Voorshands kan men, nu een en
ander niet nader gemotiveerd wordt aan de hand

van die ervaring, zich niet onttrekken aan het oor-
deel, dat de fiscus zich ten koste van de belasting-plichtigen aan den veiligen kant heeft gesteld.

Het nieuwe art. 12 handhaaft het recht van den
inspecteur om bij navordering, naast eventueele be-
keuring, een verhooging naar goeddunken, maximaal
het negenvoud, op te leggen. Uitdrukkelijk is in de
wet de beoordeeling van de hoog-te dier ,,boete” aan
het oordeel van den rechter onttrokken.
Het is ons bekend, dat in de fiscale litteratuur
die verhooging niet als een boete maar als een ver-
goeding voor te weinig geheven belasting wordt be-

6 April 1938

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

255

schouwcl. liet is hier niet de plaats in te gaan op
deze opvatting. Volstaan moge worden met te con-
stateeren, dat in de practijk deze verhooging door de
beiastingpljchtigen als een boete wordt gevoeld en

zij in deze constructie niet anders voelen dan dat

de fiscus hier optreedt als eigen rechter.

Een bijzonder
,
gelukkige zijde van het ingediende

wetsvoorstel is, dat voorgesteld wordt de termijn van
navordering tot 5 jaar te beperken. In de ivet ont-
breekt thans elke beperking te dien opzichte.

In
zijn
huidige vorm bevat de wet ook niet het

uitdrukkelijke voorschrift, dat voor navordering een
nieuw feit aanwezig moet zijn, waardoor het onmo-

gelijk gemaakt wordt, dat een ambtelijk verzuim of
een verandering van inzicht van den fiscus, alsnog
wordt hersteld, resp. geldend gemaakt. Ook de wet op de personeele belasting kent zoo’n uitdrukkelijk
voorschrif t niet, maar toch neemt de H.R. voor die
wet o.i. zeer terecht aan, dat een nieuw feit aan-

wezig moet zijn, wil navordering, dat ten slotte een
buitengewoon middel is, mogelijk
zijn.
De Tarief-
Commissie, die voor de Omzetbelasting het eenige en
meteen het hoogste rechtscollege is, neemt echter
voor de omzethelastingivet aan; dat voor navorde-
ring geen nieuw feit noodig is. (Zie beslissing dd.
29 September 1937).

iierdoor werd het mogelijk, dat de inspecteur

jaren nadien, door het opleggen van een navorde-
ringsaansiag
0])
een indertijd ingenomen standpunt
tcrugkomt of een indertijd begaan ambtelijk verzuim,
hersteld, met dan bovendien nog als stok achter de
deur, de negenvoudige verhooging, waarvan hierbo-
ven sprake was.

liet wil ons voorkomen, dat de Tarief-Commissie
het instituut van navordering miskent door den eisch

van een nieuw feit niet te stellen, hetgeen ons er toe
brengt ons af te vragen of het niet ter bevordering
iran de rechtszekerheid gewenscht zou zijn die eisch
dan maar uitdrukkelijk in de wet op te nemen.

Een weinig sympathieke figuur hebben wij

steeds gevonden, dat in de wet de kooper mede hoof

delijk aansprakelijk wordt gesteld voor de belasting.
Vangt de fiscus om welke reden dan ook, bij wijze
van spreken, bot bij den fabrikant, dan kan hij den

kooper aanspreken. In de wet was deze mogelijkheid
niet voldoende uitgewerkt, zoodat in de practijk dit

verhaaisrecht weinig beteekenis had. Thans wordt
voorgesteld in die leemte te voorzien, waaruit men

zou kunnen opmaken, dat het den fiscus ernst wordt
met de toepassing van dit artikel, zij het dan dat de
ontwerper bij de toelichting op het nieuwe art. 13
kenbaar maakt, dat de invordering van de belasting

van den kooper ook in de toekomst tôt uizonderings-
gevallen zal blijven beperkt.

De regeling wordt thans zoo, dat de kooper, dien men wil gaan aanspreken, een soort aanslag toege-

ronden kr ijgt. De kooper heeft de gewone rechtsmid-
delen tegen dien aanslag, dus: het indienen van een
bczwaarschr:ift bij den inspecteur, eventueel gevolgd door een beroepschrift bij de Tariefcommissie.

liet wil ons voorkomen, dat de kooper zich moei-
lijk zal kunnen verdedigen tegen een
dergelijke
aan-
slag, omdat de eenige gegevens, waarover hij de be-
schikking zal hebben, verkoopfacturen zullen zijn.
Aan het mede aansprakelijk stellen van den kooper
ligt natuurlijk de gedachte ten grondslag, dat krach-
tens de wetsbepalingen de belasting moet worden af-
gewenteld op de koopers, en dus eigenlijk de verkoo-
per-fabrikant slechts als incasseerder van de belas-
ti ug te bcschouwen is. Waar nu, gelijk ook de M. v.
T. thans zelf erkent, die afwenteling niet door ivet-
telijke voorschriften beheerscht wordt, vervalt o.i. de
rechtsgrond aan deze mede- aansprakelijkheid van
den kooper.

Artt. 20 en 21 geven recht op teruggave van be-
lasting in de daarin genoemde gevallen, wo. de be-
lasting betaald over verbruikte grond- en huipstof-

fen. Thans wordt voorgesteld den Minister toe te

staan een minimumbedrag vast te stellen, dat terug-
gegeven wordt, m.a.w. een bedrag, dat kleiner is

dan dat minimuhi, ivordt niet teruggegeven.

De bedoeling van dit voorschrift is
kennelijk
om

den fiscus te ontlasten van de meerdere kosten en

moeten, die het onderzoeken en admiiiistreeren van

die kleine bedragen met zich brengt. Elk weldenkend
mensch zal dit een gezond principe noemen. Men

dient echter niet te vergeten, dat in deze belasting

worden betrokken zelfs de kleinste fabrikanten en

ambachtslieden; voor deze menschen heteckent een

bedrag van zegge
f
5 per kwartaal, dat de fiscus een

klein bedrag zal noemen, heel wat.
Zij
kunnen er be-

lang bij hebben zoo’n bedrag zoo spoedig mogelijk

terug te krijgen. Men zou kunnen zeggen, dat als dc
fiscus belasting ivil beuren van die kleine ambachts-
lieden, hij, er ook de nadeelige gevolgen van moet
dragen.

Overigens moge in herinnering gebracht worden,

dat een voorschrift als thans voorgesteld wordt voor

de omzetbelasting, eenige jaren geleden ook toege-
past is op de teruggaaf van ten onrechte geheven in-

voerrecht krachtens de Tariefmachtigingswet. Het
heeft toen heel wat kwaad bloed in den handel gezet.

In ons vorig artikel weren wij er reeds op, dat
voorgesteld wordt aan de z.g. speciale regelingen een
wettelijken grondslag te geven. Eet wetsvoorstel be-
perkt er zich nu toe, in het nieuwe art. 22bis den
Minister, dus den fiscus, het recht te geven, groe-
pen van fabrikanten aan te wijzen, ten aanzien van
ivie van de wet afwijkende regelingen kunnen wor-
den voorgesteld, waarbij het bédrag der belasting bij benadering kan ivorden vastgesteld.
Dit heteekeut practisch, dat de aangewezen groe-
pen van fabrikanten aan die buitenwettelijke, zij het
dan op de wet gegronde regelingen worden gebonden.
Ook thans komen deze regelingen voor, de behoefte er aan kan niet ivorden ontkend, hoewel er uit moge
blijken, dat de wet zelve fiscaal-technisch beschouwd
voor dergelijke bedrijven te kort schiet.

Vooral voor verschillende groepen van typische
middeustandsbedrijveu zijn deze regelingen getroffen.
De reden daarvan was, dat de boekhouding van tal
van die bedrijven niet ,,bestaud
was”
tegen de ad-
ministratieve eischen, die de wet in het belang van
een goede uitvoering er van wel moet stellen. Een
fabrikant echter, die meent, dat hij middels die spe-ciale regeling meer heeft te betalen dan volgens het
wettelijke systeem en wiens administratie tegen de
eischen, die de wet daaraan stelt, opgewassen is, kan
echter altijd eischen, dat hij volgens het wettelijk
systeem wordt aangeslagen. Dit wordt thans onmoge-
lijk; – toch had die mogelijkheid van een ,,vlucht”
uit de speciale regeling naar de wettelijke het voor-
deel, dat de speciale regeling aan de wet gebonden
bleef, in dier voege, dat het niet mogelijk was, de
belasting, die volgens die speciale regeling verschul-
digd was, veel hooger te doen zijn dan volgens de
wettelijke regeling.

Eet nu daarvan kan niet ontkend worden, want
naast de lof, die men de fiscale ambtenaren terecht
heeft toegezwaaid voor de coulance, waarmede zij de
verre van gemakkelijke taak, om de omzetbelasting-
ivet uit te voeren hebben voibracht, heeft men in
de betrokken kringen, waarvoor speciale regelingen
getroffen zijn, ook wel de klacht vernomen, dat zij
door die speciale regelingen feitelijk meer belasting te betalen kregen, omdat de fiscus zich baseerde op
bedrijfsnormen en percentages, die voor hen in deze niet gunstig waren.
In verband hiermede rijst de vraag, of het niet
juist zou zijn, in het nieuwe art. 22bis mede op te
nemen een voorschrift, dat de krachtens de speciale regeling geheven belasting niet meer mag bedragen
dan de volgens het normale wettelijke stelsel ver-
schuldigde belasting.
Een tweede vraag, die tav. het nieuw voorgestel-

256

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

6 April 1938

de art. 22bis rijst, is of daarin niet moet worden op-

genomen het voorschrift, dat in die speciale regelin-

gen moet zijn voorzien in de rechtspraak over ge-
schillen, die bij de toepassing ervaii kunnen rijzen.
1-let is toch te verwachten, dat dergelijke geschillen

zullen rijzen en dan moet er gelijk bij elk contract,
dat er tusschen twee partijen gesloten wordt, toch

een mogelijkheid bestaat, dat men een buiten partijen
staande instantie het geschil ter berechting kan voor-
leggen.

Het is toch voorts niet de bedoeling, dat een fabri-
kant, die behoort tot
Jen
groep, waarvoor een spe-
ciale regeling is getroffen, aan die speciale regeling

gebonden is, m.i.w., dat bijv. een banketbakker, die

meent, dat het voor hem gunstiger is, zijn omzetbe-

lasting te voldoen op cle normale wettelijke wijze,

die mogelijkheid voor hem afgesneden vindt door het
feit, dat er voor banketbakkers een speciale regeling
getroffen is-

Niettegenstaande hetgeen wij hierboven (sub 8)
over het nieuwe art. 22bis in het midden meenden

te mogen brengen, moet anderzijds erkend worden,
dat nu de Omzetbelasting in verband met de behoef-
ten van de schatkist niet gemist kan worden, het
openen van de mogelijkheid tot het treffen van spe-

ciale regelingen, toegejuicht moet worden. Zij bieden

o.i. de mogelijkheid de last, die de omzetbelasting

vooral voor de middenstandsbedrjven met zich
breng-t in den vorm van schier onoverkomelijke ad-
ministratieve beslommeringen, eenigermate te ver-
lichten.

Er mag in dit verband nog wel eens bijzonder op

gewezen worden, dat de finantieele druk der omzet-
belasting op de middenstandsbedrjven zooveel groo-

ter kan zijn dan voor de groot-bedrijven, omdat de mici-

denstandsbedrijven juist doorgaans direct aan particu-
lieren leveren en dus omzetbelasting hebben te beta-len o’er de hooge consurnentenprjs, terwijl de groote
fabrikanten over een lagere grossiers- of detaillisten inkoopsprijs belasting betalen
1)•
Dit geldt althans
als de’opvatting omtrent het beginsel der wet van
Minister de Wilde, zooals hij die stelt in den aanhef

van § 3 van zijn M. v. T., waarop wij ons in ons
vorig artikel veroorloofden kritiek uit te oefenen,

ingang vindt. Aannemende, dat zulks het geval is,

kan daarin wellicht aanleiding gevonden worden in
de te treffen speciale regelingen op dit punt den
middenstand tegemoet te komen.

9. Het nieuwe art. 14 bevat evenals het oude art.
14 het voordeel, dat de beschikking op een ingediend
bezwaarschrift door den Inspectdur met redenen om-
kleed moet zijn. 01) dit voorschrift bestaat geen
enkele sanctie. -Toch achten wij een gôede motivee-
ring van die beschikkingen, in verband met de ge-

brekkige regeling van de belasting-procedure in ons
fiscale recht, van het groôtste belang.

Vergelijk-t men de belasting-procedure met de civie-
le procedure, dan treft wel in le allereerste plaats
de gebrekkige schriftelijke voorbereiding. Men kent
er maar twee gedingstukke,n, t.w. het beroepschrift
en het vertoogschrift, waarvan het laatste stuk zelfs
nog facultatief. is. Geen won der, dat de rechtspreken-
de colleges dikwijls zeer slecht schriftelijk voorbe-
reide geschillen ter beslissing voor zich krijgen,
vooral als partijen bovendien nog de tactiek volgen om hun argumenten niet vroegtijdig open te leggen
om elkaar hij de mondelinge behandeling te kunnen
verrassen. Een bevredigende beslissing is . dan ‘vaak niet te verwachten. Zulks zou nog niet zoo bezwaar-

lijk zijn als er nog een tweede feitelijke instantie
was, zooals in civiele zaken, maar deze ontbreekt.
Bij de Omzetbelasting is er zelfs ‘-geen cassatie-
instantie, een gemis, dat men te sterker voelt, al§ men

1)
Men denke slechts aan den banketbakker, die zelf
zijn banket maakt cii de groote banketfabriek, die aan
grossiers of detaillisten levert; of aan den kleinen rijwiel-
handelaar, die uit onderdeeien zelf een fiets maakt
en
daartegenover de groote rjwielfa’brikant.

zich realiseert, dat bij somnige directe belastingen de

Hooge Raad, dank zij het bekende artikel 16 van de
Wet op de Raden van Beroep, ook nog wel eens de
feitelijke beslissingen kan beoordeelen.
Vermoedelijk om in de euvelen, aan de procedure

i.n deze verbonden, eenigermate te voorzien, is in het
nieuw voorgestelde art. 24 cle verplichting opgeno-

men om o.m.’ aan de Tariefcommissie en de door den
Voorzitter aangewezen leden en
ambtenaren
dier
Commissie inlichtingen te verschaffen. (Hierop be-
staat wel een sanctie, t.w. omkeering van de bewijs-

last). Hieruit blijkt, dat de mogelijkheid open staat,

dat door ambtenaren van de Tariefcommissie, dus

van het rechtsprekende college, zelfstandig een
On-
derzoek wordt ingesteld. Het door deze ambtenaren
uit te brengen rapport kan met het best vergelijken

met een rapport van deskundigen, een bekende figuur

in-alle soorten van procedures. Nergens zal men ech-

ter in de Omzetbelasting- of de Tariefwet, waarheen
verwezen wordt, -een voorschrift kunnen vinden, dat

dit rapport aan partijen, dus inspecteur en belasting-
plichtige, ter kennis wordt gebracht, met het recht

hun op- en aanmerkingen daarover kenbaar, te ma-
ken, zooals bijv. art. 15bis van de Wet op de Raden

van Beroep dat kent. Op een aan partijen onbekend
rapport kan,’dus worden recht gedaan.
Hierboven wezen wij er reeds op, dat een cassatie-
instantie voor procedures de omzetbelasting betref-

fende ontbreekt. Het bewonderingswaardige werk,
dat de Hooge Raad, sinds hij als cassatie-instantie

voor de. procedures voortvloeiende uit eenige van

onze meest bekende belastingwetten is ingesteld, voor

de ontwikkeling van de rechtspraak en daardoor van

het belastingrecht verricht heeft, doet de vraag rijzen
of het niet zeer. wenschelijk zou zijn, als hij ook voor
de Omzetbelastingwet werd ingeschakeld; vooral nu

de Omzetbelastingwet een ,,blijvertje” zal zijn (aan
het feit, dat thans voorgesteld wordt de verkings-

duur te beperken tot 1 Januari 1944 kunnen wij in dit verband niet veel waarde hechten) zijn wij ge-
neigd die vraag bevestigend te beantwoorden.

Wij hebben hier echter vooral het oog op de o.i.

broodnoodige eenheid in de belastingrechtspraalc.
Juist omdat de groote ontwikkeling van het belas-
tingrecht nog van zoo betrekkelijk recenten datum
is, is een ,,einheitliche” ‘richting gevende leiding hier
ter bevordering van de rechtszekerheid een klemmen-
de eisch.

Dit tijdschrift is niet de plaats om nader in te
gaan op de hierboven even aangeroerde vraagstuk-
ken van procesrechteljken aard. Toch meene men

niet, dat het voor het bedrijfsleven niet van belang
zou zijn, voor deze vraagstukken’ belangstelling te
hebben. Juist omdat ‘de schatkist steeds hoogere ei-
schen aan het bedrijfsleven gaat stellen en daardoor
het aantal aanrakingspunten met den fiscus zooveel

grooter wordt, heeft het bedrijfsleven er groot be-
lang hij, dat de verhouding fiscus v. belastingplich-
tige goed geregeld wordt – en de regeling van de
rechtspraak staat daarbij voorop
1)
Het is dan ook
deze overweging geweest, die ons er toe gebracht
heeft, in dit tij’dschrift te wijzeh op de overmatige
delegatie van macht aan den fiscus en voor eenige
procesrechteljke kwesties de aandacht te vragen.

Er zit echter aan de door ons aangeroerde punten
meer vast, dan hier ter sprake gebracht kon worden.

Vrees voor belastingontduiking, het mogelijk maken

van een goede contrôle, efficieute werking van de

1)
Het édn dezer dagen ingediende voorstel tot wijziging
van de
z.g.
wdt op
de ‘richtige heffing-is daarvan een leven-
dig bewijs. Bij de uitvoering van dit wetje toch zullen
tusschen fiscus en belastingplichtige de moeilijkste bed rijfs-
economische kwesties’wat betreft balans- -en d’ividendpoli-
tiek, kunnen rijzen. Het is nu voor het bedrijfsleven van
het-grootste belaaj dat die -geschillen op deskundige wijze
en met begrip voor het ondernemingsiuzicht beoordeeld
worden.

6 April 1938

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

257

administratie, het mogelijk maken om bij de uit-
voering de belastiugwet nauw te doen aansluiten aan

do practijk, vrees voor overstelping met procedures,
enz., kunnen den Minister van Financiën naar het

middel doen grijpen van zooveel mogelijk in de wet

voor zich en zijn fiscale ambtenaren reserveeren van
de bevoegdheid om de gerezen geschillen en kwesties
zelf te beslechten.

Wij stellen er echtèr prijs op, tot slot van ons be-
toog er op te wijzen, dat onze critiek op deze teudenz

in do be1asting’vetten, welke tendenz in de Omzet-
helastiugwet zeer duidelijk aanwijsbaar is, niet in-

gegeven is door een twijfel aan de moraliteit, de
integriteit of de kunde van de fiscale ambtenaren,
die bij ons de vrees zou doen rijzen, dat misbruik
gemaakt zou worden van die macht.

Integendeel, deze dingen staan bij ons buiten twij-
fel. Mag men wel eens bij een inspecteur, wellicht
door bittere ervaring ingegeven, een zekere fiscali-
teit aantreffen, bij het Departement kan men dan
doorgaans een open oor vinden. Juist t.a.v. de uit-voering van de Omzetbelasting heeft het Departe-

ment een groote coulance betoond. Men dient echter
niet te vergeten, dat hier menschkundige elementen
een woordje mede spreken.

Ieder mensch is subjectief en gaat bewust of on-
hewust de vraagstukken, waarvoor hij gesteld wordt,
bezien van uit het standpunt en in verband met de
belangen, waarvoor hij heeft op te komen. De wijze,
waarop de fiscus art. 4 der wet is gaan toepassen, is daarvan o.i. een bewijs. Het publiek – de belas-

tingplichtigen – oordeelt grof, vooral omdat zijn
peeuniaire belangen bij belastingkwesties op het spel
staan. Een belastingplichtige legt zich eerder neer

bij een beslissing van een derde neutrale instantie,
zelfs al is die beslissing voor hem nadeeliger, dan

hij een beslissing van een inspecteur of van het De-
partement, die hij als zijn tegenpartij beschouwt. Dat

die tegenpartij zijn eigen overheid is, moge in theorie
waar zijn, het zegt hem niets, integendeel, het prik-
kelt hem des te meer en maakt zijn gevoel van on-
behagelijkheid slechts grooter.

Met deze realiteit moet o.i. rekening gehouden
worden; met een belastingwet, waarbij dit niet het
geval is en men den fiscus, op voor de belasting-
plichtigen belangrijke puntén, rechter in eigen zaak

laat zijn, hoe goed dit ook overigens bedoeld mag
zijn en hoe zeer fiscaal-technische overwegingen dit
in het systeem dier wet ook noodzakelijk mogen ma-ken, overschrijdt men de psychologische grenzen van
(Ie belastingheffing. Zoo’n belastingwet mag men een
slechte wet noemen. Mr.
Dr. E.
TEKENBROEK.

EENIGE ASPECTEN VAN HET BEVOLKINGS- VRAAGSTUK IN ZWEDEN.

In de vorige jaargahg van E.-S.B.
1)
verscheen
een beschouwing van een medewerker uit Stockholm
over de in den titel van dit artikel aangegeven mate-
iie lIet feit, dat hierin onlangs eenige onjuistheden
gesignaleerd werden
2),
geeft ons aanleiding dit voor
Zweden zoo belangwekkende vraagstuk nog eens nader

14 Juli 1937.
In ,,i)e Vakbeweging”.

te bezien en tegelijkertijd de betrokken passages reht
te zetten en te verduidelijken.

Zooals men zich zal herinneren verscheen in 1936
in Zweden het
lijvige
rapport
1)
van de door de regee-
ring bencemde Eevolkingscommissie, welke tot taak

had een grondig onderzoek in te stellen naar ontstaan

en oorzaken van het bevolkiugsvraagstuk in den ruim-
sten zin. Dit vraagstuk, dat een min of meer nijpend

karakter is gaan aannemen, komt in het kort neer
op de
ontvolking
van Zweden. Zooals uit onderstaand
overzicht van de bevolkingsbeweging blijkt, neemt

deze relatieve ontvolking groote afmetingen aan, het-
geen niet heeft nagelaten de openbare meening in
Zweden in de laatste jaren in toenemende mate te
verontrusten.

In het laatste decennium nam de bevolking slechts
toe van 6.1 tot ongeveer 6.3 millioen zielen.

Ondanks sterk afgenomen emigratie en sterftecijer
en toegenomen immigratie neemt het bevolkingsac-

crès, voornamelijk tengevolge van het snel dalende ge-
boortecijfer, sterk af. Dat het geheele vraagstuk eul-

mineert in de geboorte-regeling, blijkt ook zeer sterk
uit den titel van bovengenoemd rapport. Hierin wordt

dan ook reeds spoedig vastgesteld, dat het lage ge-

boortecijfer vrijwel geheel door geboorteregeling
wordt veroorzaakt.

Nadat allereerst verschillende andere gronden –

zooals o.a. medische en hygiënische – hiervoor zijn
aangevoerd, concludeert de commissie, dat de ge-
boorteregeling indirect ook door economische om-

standigheden gemotiveerd wordt; en deze spelen in
dit opzicht een zeer belangrijke rol. In eerste instan-
tie spruit deze omstandigheid voort uit het streven
om een bepaalden levensstandaard op te houden; naar-

mate het aantal kinderen groeit, daalt de levens-

standaard in vergelijking met kinder-arme gezinnen
uit dezelfde maatschappelijke klasse.

Het is nu de vraag in hoeverre geboortebeperking op
economische gronden hier inderdaad gerechtvaardigd
is. De eischen ten deze worden vaak te hoog gesteld,
zoodat het kinder-aantal veelal ]ager gehouden wordt

dan voor een gelukkig gezinsleven en de instand-
houding der bevolking wenschelijk is.

In dit verband wijdde R. Sterner in bijlage 1 van
het rapport een studie aan den levensstandaard, waar-
bij niet alleen het algemeene
inkomen
zelf van be-
lang is, maar ook de zekerheid daarvan (om. in ver-
band met het werkloosheidsrisico). Daarnevens zijn
cle twee posten van het
verbruik:
voeding en woning,
van groote beteekenis.

Wij willen in het hierna volgende een kort over-
zicht geven van de voornaamste punten van dit ge-
deelte van genoemd rapport, aangevuld met recent materiaal en gegevens uit het boek, dat een der sa-
menstellers van het rapport, Prof. Myrdal, eenigen
tijd te voren deed verschijnen
2).

Het is in het algemeen onjuist, bepaalde cijfers van
twee landen van uiteenloopende structuur eenvoudig-
weg te vergelijken. Wanneer wij hieronder dan ook een
enkele maal eenige op Nederland betrekking hebbende

Betllnkande i Sexualfrâgan, Stockholm
1936.
Alva Myrdal och Gunnar Myrdal ,,Kris i Befolkuings-
t râgau”, Stockholm
1935.

Bevolkingsbeweging (per duizend inwoners).

1841150
1901110 1921 ’30
1935

Platte-
land
Steden
Ge

heele
Platte-
Steden heele
Platte-
Steden
Ge-
1

heele
Platte-
Steden
10e-
1
heele
i
land
land
land
t

liiid
land
lafld
1

land

Gemiddelde

bevolking …………
98.24
1000
768.44
231.56
1000
688.57
311.43
1000
660.01
339.99
1000
Fi
uwelijken…………………..

.7.27
.901.76
.
7.25
7.27j
5.55
7.48
6.00
5.88
7.86
6.49
7.13
10.29
8.20
Levend

geborenen

……………
31.28
29.39 31.10 25.74
25.87 25.77
18.76
14.72 17.51 14.79 11.77
13.76
Sterfgevallen ………………..
19.69
28.83 20.59
14.89 14.89
14,891
12.47
11.17 12.07 12.13
10.83
11.68
Geboorte-overschot ……………
.
11.59
0.56
10.51
10.85
10.98
10.88)
6.29 3.55
5.44 2.66 0.94
2.08
Bevolkingsaccrès

……………..
9.92
14.72
10,39
3,00 21.44
7.271
-0.36
13.50
3.93
-4.30
1

16.07
2.63

Bron: La Suède ancienne et moderne
(1937)
en Statistjsk Aorsbok

258

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

6 April
1938

ci.jfers aanhalen, dan is dit slechts om daarmede een

beeld van de grootte-verhoudingen te geven, zonder

daaruit verdere conclusies te trekken of te suggc-

reeren.

Het inkomen.

Een verdeeling van de bevolking naar beroepen

is gemakkelijk uit de beroepstelling af te leiden. Een
verdeeling naar sociale klassen is moeilijker. Sterner
geeft voor Zweden de volgende ruwe schatting:

ondernemers niet in loondienst, 1.9 millioen. (waar-
van 1.4 millioen grondbezitters en kleine boeren);

beambten en bedienden
(mcl.
winkelpersoneel), 0.9

nijl!.; arbeiders, 2.8 miii. (waarvan 0.5 mill. in den

landbouw). De resteerende 0.5 mill. zijn vroegere uit-

oefenaars van de diverse beroepen.
Een overzicht van het inkomen van het geheele

land geven slechts de uitkomsten van de voikstelling.

heel zuiver is het beeld, dat deze telling van het

inkomen geeft, niet. Eenerzijds zal de schatting te

laag zijn, en anderzijds worden verschillende uitgaven

(o.a. voor gemeentebelasting) reeds van te voren afge-

trokken.
Het totale inkomen volgens de volkstelling van

1930 bedroeg 4944 mill. Kronen. Het gemiddelde

inkomen per hoofd van de bevolking wordt dan 805
Kr. per jaar. (Een schatting van het nationale in-

komen op grond van de waarde der productie komt
tot een cijfer van 7630 mill. Kr., hetgeen overeen-

komt met 1242 Kr. per hoofd. Dit cijfer is echter vrij

zeker aan den hoogen kant).

D.eze getallen beteekenen een gemiddeld inkomen

per gezin van 2878 (4441) Kr.

Het aantal personen, dat in een beroep werkzaam

is (personen boven 15 jaar met een beroep of in-
komen), bedraagt 3.2 mill. Een indeeling hiervan

naar inkomcnsklassen, benevens de verdeeling van
het totale inkomen over de inkomensklassen, geeft
onderstaande tabel.

Indceiing in inkomenskiassen van de
3.2
miii. in een be-
roep werkzamen en verdeeling van het totale inkomen
over de inkornensklassen.
1)

lnkomensklassen
In een beroep werk-
zamen
Tota!e inkomen
der inkomens-
klassen

aantal
ct
milI.
CI
(in duiz.)
Kronen

Zond, aangegeven ink
733
22.6


Beneden 1000
Kr
947
29.3
588 11.9
1000— 2000
786
24.3
1073
21.7
386
11.9
926
18.7
258
8.0
948
19.2
2000— 3000

,……..

90
2.8
599
12.1

3000— 5000

………

5000-10000

,……..
25
0.8 335
6.8
10000-20000

,
……..
20000
Kr. en meer
11
0.3
475
9.6

Totaal ….

3236
1
100.0
1
4944
1
100.0
1)
])e gegevens hiervoor en voor het overige materiaal
zijn, voor zoover niet anders vermeld, ontleend aan het
rapport in quaestie.

De eerste groep betreft in hoofdzaak diegenen,

wier inkomèn minder dan
600
Kr. bedraagt. Wanneer

wij dit op gemiddeld
500
Kr. stellen, dan is het ge-

middelde inkomen per in een beroep werkzame on-
geveer
1650
Kr. Ruim
50
pOt. van degenen die een
beroep uitoefenen geniet een inkomen beneden 1000
Kr. en beschikt slechts over nauwelijks 12 pOt. van

de totale inkomenssom.
Het inkomen per gezin ligt belangrijk hooger. Niet
alleen verdient de volwassen man meer dan boven-
staand gemiddelde van
1650
Kr., maar, ook komen

gevallen van meer dan één kostwinner per gezin

veelvuldig voor.
De helft der gezinnen geniet een inkomen bene-
den 2000 Kr., terwijl slechts ongeveer
15
pOt. boven

4000 Kr. komt.
Dit algemeene beeld onttrekt nog eenige interes-
sante aspecten aan onze aandacht. In de eerste plaats
zijn. de toestanden in de steden en op het platteland

Indeeling van de gezinnen in inkomensklassen
(1935/’36).

lnkomensklassen

Aantal’)

pCt.

Niet aangegeven inkomen of

beneden 1000 Kr. ……….
.
45.009

21,2

1000-2000
Kr ……………
.
61.200

28,9

2000-3000 ,…………….47.214

22,2

3000—.4000 , …………….27.325

12,9

4000-6000 ,…………….17.843

8,4

6000-8000 ……………..5.450

2,6

8000
Kr. en meer ………….
7.954

3,8

Totaal
……………..211.995

100,0
1)
De telling omvatte slechts ‘j, deel der na
1900
gesloten,
nog bestaande huwelijken. Daar deze groep representatief is,
geeft vermenigvuldiging met
5
een volledig beeld.

uiteenloopend; bijv. ten aanzien van bonen, kosten
van levensonderhoud e.d. (Zoo heeft o.a. in Stock-
holm
5
pCt. van de gezinnen een inkomen beneden
1000 Kr., terwijl dit in de kleine gemeenten bij ruim
40 pCt. der gezinnen het geval is). Vervolgens blijkt

uit het bovenstaande niets omtrent het verband tus-

schen inkomen en kinderrijkdom.
De volgende staat geeft van deze factoren meer in

het bijzonder een beeld. De daarin gebruikte mediaan-
inkomens zeggen als maatstaf meer dan het gemid-

delde, waar het meerendeel der inkomens immers be-

neden blijft.

Mediaan.inkomens per huwelijk (bovenste inkomensgrens
van de armere helft der huwelijken).

Bestaande huwe-
Mediaan-inkomen in kronen per huwelijk
lijken, met onder-
staand aantal
kinderen

beneden
OÇI
‘t platte-
In de steden
In ‘t heele land
16
jaar
land
t
1

0 kinderen

1362

3145

2148
1

, ……..1478

2967

2072
2

,……..1459

3023

1955
3

, ……..1449

2986

1751
4

, ……..1388

2790

1621
5

, ……..1349

2650

1474
6

, ……..1314

2573

1425
7

. , ……..1323

2500

1410
8

,……..1200

1275

9

,, en meer

1088

1191
Totaal aantal
huwelijken…

1421

3036

1993

Het opgetelde inkomen van de kostwinners blijkt
nu in de helft van de bestaande huwelijken, over het
geheele land gezien, beneden
1993
Kr. te liggen.

In de steden is de bovenste inkomensgrens van de

,,arme” helft
3036
Kr., en op het platteland 1421 Kr.

Wat dit laatste cijfer betreft, dit geeft een te on-
gunstig beeld in verhouding tot het voorlaatste; de
inkomen-opgaven op het platteland zijn ni. aan den
lagen kant, terwijl bovendien de kosten van levens-
onderhoud daar lager zijn dan in de steden.
De inkomens hebben de tesidens lager te zijn, naar-
mate het gezin kinderrijker is; de voornaamste oor-
zaak hiervan is, dat de inkomens in de steden over
het algemeen hooger, en de gezinnen daar relatief
kinder-arm zijn. Van alle gezinnen met
3
of meer

kinderen beneden
15
jaar, woont zelfs meer dan drie-
vierde deel op het platteland. Aangezien kinderrijke
families evenwel grootere behoeften hebben, staat de
levensstandaard dus in omgekeerde verhouding tot

het kinder-aantal.
Hoewel het aantal kinderrijke families betrekke-lijk gering is, is zijn belangrijkheid toch vrij groot,
hetgeen om. blijkt, wanneer men eens nagaat, hoe
groot het aandeel is van de uit groote gezinnen
voortkomende kinderen in het totale aantal. Gunstige
levesomstandigheden voor de groote gezinnen zijn
dus een volksbelang van de hoogste orde.

De loonstatistieken vdn Socialstyrelsen
1)
geven
eenig inzicht in de onderlinge verhouding tusschen
de inkomens, die door de arbeiders in den landbouw

1)
Lönestatistisk Â,’sbok för Sveriige
1936.
Utg. av
X.
Socialsyrelsen. (De cijfers betreffen volwassen arbeiders.

6 April 1938

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

259

en in de industrie worden verkregen. Het berekende

niveau van het gemiddelde totale jaarloon voor man-
nelijke landarbeiders bedroeg in 1936
1220
Kr.
(mcl.

loon in natura). De ontwikkeling van de laatste
jaren vertoont hierbij een gunstig beeld. Het gemid-

delde jaarloon der mannelijke industrie-arbeiders be-

droeg in 1936 2848 Kr.; dat der vrouwelijke indus-
trie-arbeiders 1691 Kr. Vanzelfsprekend zijn de loo-
nen in de verschillende industrietakken sterk uit-
eenloopend; vele blijven belangrijk beneden de hier

genoemde gemiddelden. Ofschoon het loonniveau in
de industrie gedurende de laatste jaren sterk is ge-
stegen, werd het peil van 1930 evenwel nog niet be-

reikt. Met het indexcijfer van het reëele loon is dit
echter wel het geval, ja het niveau van 1930 werd in
1936 zelfs overschreden. Voor boscharbeiders en
houtvlotters liggen de cijfers iets lager dan die van
de arbeiders in den landbouw.

Het inkomensrisico betreft in hoofdzaak de kans op werkloosheid. De omvang van de werkloosheid
bereikte in Zweden nimmer die grootte, welke Neder-

land in de depressie-jaren te zien gaf. Niettemin werd
in het jaar 1933 een
topcijfer
van bijna 109.000 on-
dersteunde werkloozen bereikt; daarna trad evenwel

een snelle daling in tot beneden 20.000 in 1936
1).

Omtrent de kans op werkloosheid kunnen ons de

cijfers der vakvereenigingen de beste, zij het geens-
zins volledige, inlichtingen verschaffen. Volgens de’ze
waren in 1932 en 1933 gemideld 22 â 23 pOt. der
georganiseerde arbeiders werkloos; het maximum –
31 pot. – werd in December 1932 geregistreerd. In
1936 was het jaargemiddelde 13 pOt.
Zooals gezegd, geven deze cijfers geen volledig
beeld. Vele werkloozen zijn nl. niet in de vakver-
eenigingen georganiseerd. Sterner berekent op grond
van de cijfers van de vakvereenigingen en de ar-
beidsbeurzen (zonder dubbeltelling) het aantal werk-
loozen in de hoogseizoenen van de twee uitgesproken
hausse-jaren 1935 en 1936 op resp. 100.000 en 80.000.
Terwijl ook deze cijfers eenerzijds nog niet op vol-
ledigheid aanspraak mogen maken, dient men ander-
zijds vooral niet uit het oog te verliezen, dat in bo-
venstaande getallen evenzeer de gedeeltelijk werk-

1)
Vig. Statistisk Arsbok för Sverige
1937

loozen begrepen zijn, alsmede de gevallen van zeer
kortstondige werkloosheid.
Bij de beantwoording van de vraag, hoe groot nu
de
kans op
werkloosheid is, zeggen bovenstaande cij-

fers nog zeer weinig. Door een voortdurende wisse-
ling in de samenstelling van het werkloozen-leger is

het aantal arbeiders, (lat te eeniger
tijd
aan werkloos-
heid werd blootgesteld, veel grooter dan het werk

loosheidscijfer zelf zou doen vermoeden. Over de ge-
heele depressieperiode gerekend schat men dan ook,

dat het meerendeel der arbeiders wel eens (voor min-
stens 5 weken) werkloos is geweest.

Deze factor, èn de maatregelen als werktijdverkor-

ting e.d., zijn op de inkomens van veel grooteren
invloed dan de veranderingen in het loonpeil.

Het verbruik.

Van den druk op den levensstandaard, welke wordt

uitgeoefend door het grootbre.ngen van kinderen,
geeft het verbruik een duidelijk beeld.

Voor een beschouwing hierover staan ons de uit-
komsten van het budget-onderzoek van Socialstyrel-

sen ter beschikking. Deze gegevens – die betrekking
hebben op 1761 gezinnen, zoowel van het platteland
als uit de steden – weiden door de Bevolkingscom-

missie aan een speciale bewerking uit gezins-oogpunt
onderworpen. Dit kon evenwel het feit niet verhel-
pen, dat het materiaal over het algemeen een tè gun-
stig beeld geeft; de laagste inkomensklassen zijn nl.
zeer slecht vertegenwoordigd, terwijl de verkloozen-

gezinnen geheel ontbreken. Bovendien valt met een
zekere automatische selectie naar oppassendheid en
financieel beheer, zooals deze bij de meeste budget-
onderzoekingen voorkomt, ook hier te rekenen.

Twee belangrijke onderdeelen van het verbruik, ni.
voeding en woning, zullen wij aan de hand van de
genoemde gegevens thans iets nader bezien.
Voeding.
Het aandeel in het totale gezinsinkomen,
dat aan voeding wordt besteed, neemt toe, zoowel bij
dalende inkomens als bij een stijgend kinderaantal
ier gezin.
Door kleine stedelijke gezinnen (meestal 2 perso-
nen), wordt gemiddeld 27 pOt. van het inkomen aan
voeding besteed. Voor gezinnen met 3 en meer min-
derjarige kinderen in
.
steden, stijgt dit tot35pOt.,

Levensmiddejenverbrujk in Zweden.

Stedelijke gezinnen

Artikel
Landbouwersgezinnen Landarbeidersgezinnen All e gezinnen
Gezinnen met minder
dan 3000 Kr. inkomen

Kleine
2)
Kinderrijke
Kleine
2)
Kinderrijke
3)
Kleine
2)
Kinderrijke
Kleine
2)
Kinderrijke
3)

(A.. Verbruik per gezin)

Vleesch

………………..Kg.
Melk en room …………….L.
Boter

………………….Kg.
Margarine

.. …………….

Kg.
Eieren ………………….Stuks

111
1190
32
18
589

184
1115
42
56
924

105
527
29
20
560

152
960
29
52
692

97
756
30
6
415

174
1685
53
15
675

93
635
30
17
362

156
1350
26 43
488

Meel ……………………Kg.
Brood

………………….Kg.
Aardappelen

…………….Kg.
Versche groenten

…………Kg.
Vruchten

Kg.

86
91
208
40
101

263
181
.
438
55 153

112 79
248
27 90

309
140
476
33
109

286
12
347
15
89

656
28
733
35
112
281
36
367
23
74

580
37
698
19.
76
(B. Verbruik per conswlnptie.eenlieicl)
1)

Vleesch ………………….Kg.
Melk en room …………….L.
Boter ………………….Kg.
Margarine

………………Kg.
Eieren

………………….Stuks

59
258
17
9
309

41
251
9
13
208

55
275
15
11
292

38
243
7
13 175

54
420
17
3
231

39
374
12
3
150

49
334
16
9
191

36
314
6 10
114

Meel …………… . ……..

Kg.
Brood

………………….Kg.
Aardappelen

…………….Kg.
Versche groenten

…………Kg.
Vruchten…………………

Kg.

45 48 109
21
53
59
41
99
12
34
59
41
130
14
47

78
35
120
8
28

159
7
193
8
49

146
6
163
8
25

148
19
193
12
39

135
9
162
4
18
1)
Volgens Amerikaansche schaal. ) Meestal
2
personen.
8)
Minstens
3
kinderen beneden
15
jaar.

260

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

6 April 1938

tenzij het inkomen hooger is dan 5000 Kr. Bij daling

van het inkomen der groote gezinnen beneden 3000

Kr. stijgt het percentage evenwel nog verder tot 48,

zelfs in sommige gevallen tot ver in de vijftig

procent.

Dit, wil echter nog geenszins zeggen, dat men er

daarmede in slaagt denzeifden voedingsstanclaard van
de kleine gezinnen te bereiken. in hoeverre dit het

geval is, moge blijken uit het overzicht betreffende

het levensmiddelenverbruik in Zweden, dat wij hier-

nevens afdrukken.

Uet verbruik per
gezin is
natuurlijk in •het alge-

meen hooger bij de groote gezinnen, behoudens eenige

uitzonderingen bij boter en versche groenten. ‘Een

geheel ander beeld geeft het verbruik per
consunip-
zie-eenheid.
Hierbij is het verbruik in de kleine gé-

zinnen in het algemeen grooter, uitgezonderd ten

aanzien van margarine en meel (waarvan een groot

deel dient voor het zelf bakken van brood).

Van een over-consumptie in bepaalde maatschap-

pelijke klassen is volgeiis Prof. Myrdal evenwel geen

sprake, al wordt in sommige kleine gezinnen voor
voeding wel eens iets meer uitgegeven dan strikt

noodzakelijk is.

Woonomstandigheden.
Deze zijn in dit verbaiid

van groote beteekenis. De Zweedsche woningen be-

vatten over het algemeen zeer weinig kamers, en de
woningnood zich uitende •in een sterk verbreide
kleinbehuisdheid (trngboddhet) – treft vooral de

groote gezinnen.

De normale woning voor arbeidersgezinnen bevat

slechts één kamer plus keuken. Deze standaard is vrij

laag, wanneer men nagaat, dat, het overeenkomstige

‘cijfer in de meeste West-Europeesche. landen en in

Amerika 2.3 è. 4 kamers plus keuken bedraagt. )

1)
Vgl. ook Prof. Myrdal, tap., blz.
149.

Volgens de daaromtrent voor 1933 gemaakte ‘be-

rekeningeil, bevatten niet minder dan de helft van

alle woningen in de steden en stedelijke centra maxi-
maal één kamer plus keuken; (in sommige industrie-

steden
zijn
de toestanden nog veel ongunstiger). In

dat soort woningen zijn dan 40 pOt. van alle gezin-

nen met 3 of meer kinderen ‘beneden 15 jaar gehuis-

vest. Binnen de arbeiderskiasse is dit ruim 50 pCt.

hoewel op het platteland deze verhouding slechts

33 pOt. is, is de kleinbehuisdheid er niet minder

groot, aangezien de gezinnen daar over het algemeen

grooter zijn.

Waneer men het begrip ,,overbevolkin.g” voor wo-

ningen zou invoeren (d.w.z. méér dan 2 persoons-

eenheden per kamer-eenheid
1),
dan blijkt, dat in de

steden en op het platteland tezamen bijna 13 pOt.
der woningen ov’erbevolkt is; di. dus, wanneer wo-

ningen van een kamer plus keuken worden bewoond

door bijv. meer dan 3 volwassenen, of door meer dan 2
volwassenen plus 2 kinderen enz. Dit percentage is op

zichzelf nog niet zoo hoog, maar men dient wel te
bedenken, dat men daarbij een niet al te strenge

maatstaf van overbevolking heeft aangelegd. Boven-
dien blijkt uit dit cijfer niet, dat het vooral en in
sterke mate de groote gezinnen zijn, die in overbe-

volkte woningen gehuisvest worden. Daarvan geven

de volgende gegevens een eenigszins duidelijker
beeld: Van het totale aantal personen in Zweden is

20 pOt. klein behuisd; an alle kinderen beneden
15 jaar zijn er 30 pOt. in overbevolkte woningen ge-
huisvest. De kinderrjke gezinnen (met 3 of meer

kinderen beneden 15 jaar) wonen op het platteland voor 38 pOt., en in de steden voor 47 pOt, in over-

bevolkte woningen.

1)
Een volwassene = 1, een kind beneden 15 jaar =
1
/2
persoons-eenheid; een woonkamer = 1, een keuken =
1
/2
kamer-eenheid.

MAANDCIJFERS.

Indexcijfers van Nederlandsche aandeelen.
1)

Indexcijfers van
12
aandeelengroepen der Amsterdamsche effectenbeurs. Basis
2
Januari
1929 = 100.

De Bank voor Handel en Scheepvaart te Rotterdam zendt ons onderstaand overzicht:

1
Kunst- Industrie Electri- Handels-
Banken

zijde

citeit

ondern. Mijnbouw

Olie

Rubber Scheep- Suiker

Tabak

Thee

beurs-
vaart
1
waarde

Gem.
’29
101.9
73.1
119.-
114.4 95.6 88.6
99.1
100.2
95.-
99.9
87.3
92.7
103.2

11

1
30
94.2
34.1
90.1
100.4 71.6 63.9
93.1
52.1
71.-
76.2 65.5 74.5 84.3
’31 73.6 22.7 60.7
83.-
52.2
45.9
52.3
48.2
47.1
.46.3
45.5
46.3
55.1

’32
48.3
13.6
45.6
70.7
38.4
33.4
34.1
17.6 29.3
27.-
25.8 30.8
37._

’33
51.5
,
10.7
.

48.7.
80.7
41.-
40.-
41.-
26.7
28.2 27.4
25.4

39.5
40.5

’34
47.1
16.7
48.1
77.-
37.7
47.3
39.-.
40.6
22.2
23.2
26.2 50.2
39.4

’35
50.-
14.1 52.1
69.9
39.7
49.4
43.8
43.2
23.7
24.4
29.3
47.1
42._
’36
.

56.8
.13.9
57.6
78.2
50.2
58.2
73.1
58.7 34.8
37.1
44.8 51.5
55.2

’37
73.3 26.2
77.8
108.5
78.-
77._
99.-
101.1
73.6
60.4

76.4 77.7

Jan.
’37
72.2
2015
77.5

95.-
71.4 77.2
102.2 103.9
61.5 60.9 60.2 70.5 77.2

Febr.
.

771
26.4
79.5
.
105.4
78.5
80.3 107.8,
110.8
64.3
62.2
64.9
.

80.5
81.3

Mrt.
76.5
31.-
79.8
103.5
81.4
87.4.
106.1
129.3
73._
65.9 65.5
86.3 82.7

April
75.-
30.1
77.8
.
101.4
78.4 81.7 102.4
117.5
77.6 62.4 61.8 83.8
80.-

Mei
72.6
28.4
76.9
101.6 77.6
76.8
102.1
110.1
74.4
61.3

76.8 78.6

Juni
72.8
27.6
77._
106.3
79.8
78._

103.8
104.8
73.5
63.5 59.2
74.4

.
79.1

Juli

,,
74.4
28.9

78.8
1151
83.3
80.5
102.3

. 106.3
78.8
64.5
60.9.
78.4 80.2

Aug. ,-
120.7
87.4 82.9
.105._
110.5
87.9
.

67.7
63.5 82.4
83.8

Sept. ,,
74.5
28.3 80.4
118.4-
82.4
78.4
98.-
99.3 82.4
61.3
57.9 79.6 79.2

Oct.
69-
22.5


74.5 109.6
72.7 66.7
88.5 76.4

71.7 52.7
51.-
69.8
71.1

Nov.
68.9

77.4

…………………

20.2
74.3
109.1 71.3
.

66.1

.
83.5
70.7
,
67.9
.
49.8
51.-
67.1
69.

Dec.
69.1
19.6
74.-
114.5
71.1
66.9
87.3
73.2 67.6
.

51.9
52.2
66.6
70.3

Jan.
’38
71.1
19.2
‘.

77.1 118.7
72.5
70.1
.90.8
76.-.
70.7
54.5
55.1
69.8
73.-

Feb?
71..-
‘18.1
. .

78.6
119.1
71.8
71.9
.
88._
72.1

68.1
52.-
56.1
“68.2
72.2

Mrt;
69.8
.1S._
76.7
118.7
69.7
.72.5
‘ ‘

82.8 68.2 65.6 50.5
‘54.6

66.8
69.7

Indexcijfer der totale beurswaarde
3
Januari
1938 t 4.005.990.000 = 100. ‘ ‘

5
Jan.
101.2 19
Jan.
103.- 2
Feb.
101.9 16
Feb.
100.21 2
Mrt.
103.223
Mrt
97.1

12′ ,, 103.- 26

,,’ 103.4 9

100.523 ,,

103.3 9

‘ 102.6 30 ,,

88.4

16

98.6

‘) Men zie voor de toelichting op dit overzicht het nummer van E.-S.B. van
12
Febr.
1936,
blz.
120.

Nadruk verboden.

6 April 1938

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

261

Dit wat betreft de
beschikbare
woonruimte. Of

(leze mi imte ook inderdaad gebruikt wordt, is een
andere zaak; ook in Zweden kent men het begrip ,,mooie kamer”, terwijl de ,,slaap-keuken” er een

zeer veel voorkomend verschijnsel is.

De
huren
zijn tot de depressie voortdurend geste-

gen. In 1931/’32 werd het hoogste punt bereikt.

Daarna zette een geleidelijke daling in. Het gemid-
delde jaar-indexcijfer (1931 = 100) was in de jaren
1933, 1935 en 1937 iesp. 98.3, 96.6 en 95.0 ‘).
Een nadere beschouwing van het overige zeer inte-

ressante materiaal zou ons te ver voeren; slechts wil-
len wij, onder de in de inleiding gemaakte reserves,

nog eenige woningcijfers voor
Nederland
weergeven,

clie wij ontieenen aan de uitkomsten van de laatste

volkstelling
2)

Woningen met:
Totaal
aantal
1 kamer

21

3

4

1 5 kam.
kamers
1
kamersj kamerslen meer
Gemeenten

met:
woningen
_
rnoc
.
van het tot. aant woningen__

minder dan

369.761
8.2
21.6
21.2
17.7
31.2 5000
inwon.

5000
mw.

1.515.806
7.2
12.8 15.2 18.5
46.4 en meer
Totaal
aantal
bewoners

Bevolking van woningen met
Gemeenten

met:
1 kamer
2
kamersi
1

3
kamersi
1

4
kamersjen
1
5 kam.
meer

inprocn de totale bevong

1.633.783
5.9
1

18.6
20.9
1

18.7
1

35.9
minder dan
5000
inwon.

6.055.140
4.0
1

10.5 14.3
1

18.5
1

52.7
5001)
mw.
en meer

Zooals uit bovenstaande tabel blijkt, bevatten in
Nederland tusschen 45 en 50 pOt. van de woningen
in gemeenten beneden 5000 inwoners 4 kamers of
meer, en in de grootere gemeenten 5 kamers of meer.
Meer dan de helft van de landelijke bevolking van
Nederland w’oont in woningen met 4 kamers of meer,
terwijl dit voor de stedelijke bevolking zelfs 5 kamers

of meer is.
Slot beschouwing.
In het voorafgaande werden, in verband met cle

Zie het Arsbok van Sveriges Riksbank voor
1937.
Volkstellin.g
1930,
deel IV.

Zweecische bevolkingsontwikkeling, het inkomen en

eenige belangrijke onderdeelen van het verbruik iets

nader geanalyseerd. Het algemeene beeld hiervan
toont ons duidelijk het verband tusschcn den levens-

standaard en de gezinsgrootte. Het inkomen is bij
groote gezinnen kleiner, en het verbruik van voe-
dingsmiddelen slechts weinig grooter dan dat van

kleine gezinnen. Per gezinslid, resp. consumptie-een-

heid, zijn de verhoudingen sterk ten nadeele van de
groote gezinnen. Ook de woningtoestanden, die in

het algemeen nogal zorg baren, zijn voor de groote

gezinnen minder gunstig.
De Bevolkingscommissie legt dan ook een nauw
verband tusschen den levensstandaard en de geboorte-

beperking; zij acht zelfs in vele gevallen, gezien de
sociale en economische verhoudingen, geen termen

aanwezig voor een moreele veroordeeling van de ge-
boortebeperking in de armere bevolkingslagen. Niet-
temin gaat de beperking in Zweden veel te ver, en

drastische maatregelen zijn dan ook zeer gewenscht.
Eenerzijds zullen deze – voorzoover het de niet op de

een of andere wijze gemotiveerde beperking betreft
– voornamelijk uit een juiste voorlichting en een

zekere propaganda moeten bestaan; anderzijds zal

naar een verandering in de
verdeeling
van inkomens

en uitgaven gestreefd moeten worden, zoodanig, dat
de kinderzegen niet meer zoo’n drukkende kostenlast

voor de afzonderlijke gezinnen beteekent.
Met dit laatste werd bereids een begin gemaakt,
door het in toepassing brengen van een sterk pro-
gressieve lcinderaftrek bij de belasting-aanslagen.
Wel is in de laatste decenniën de levensstandaard

niet onbelangrijk gestegen, doch dat is in dit ver-
band slechts een schijnverbetering. Zij werd ni. voor
een groot deel bereikt ten koste van den kinderrijk-
dom. Van de woningen zegt Prof. Myrdal met zoo-
veel woorden: ,,De woningstandaard is niet gestegen
doordat de gezinnen grootere woningen kregen, maar
bijna geheel doordat de gezinnen kleiner werden ten-
gevolge van het afnemen de aantal kinderen”.
1
) Ook

de nieuw gebouwde woningen zijn er over het alge-

meen niet op berekend veel kinderen te huisvesten.
liet behoeft geen betoog, dat deze geheele materie de volle aandacht van de huidige regeering heeft, en
er zijn ongetwijfeld ten deze nog verschillende maat-
regelen te verwachten. W.
GLAsrRA.

1)
Tap. bis.
157.

AANVOER VAN GRANEN.
(In tons van 1000 kg.)

Rotterdam
1

Amsterdam
Totaal

Artikelen
20-26 Mrt.

Sedert

Overeenk.
20-26 Mrt.

Sedert

Overeenk

1937
1938

1Jan. 1938

tijdvak 1937
1938

1Jan. 1938

tijdvak 1937

300.653
325.167 400
.2.947
12.902
303.600
338.069
3.402
46.965
79.792
– –
1.614
46.965
81.408

600
3.177
2.161
– –

3.177
2.161

Tarwe

……………..15.435

Maïs……………….
17.

.

5.066

331.508
316.674
8.720
35.661
43.948
367.169
380.622

Rogge

………………
Boekweit ………………

85.881 107.263 360
4.272
5.439
90.153
112.702 Gerst

………………4.728
Haver

……………..

.557

75.740
41.971

1.450
2.180 77.190 44.151
Lijnzaad

……………
.

6.144
36.770
34.916

62.680
64.471
99.450 99.387

Lijnkoek ……………..
203
20.243
12.884



20.243
12.864

Tarwemeel

………….
1.573 14.299
8.146
114
4.419
1.340
18.718 9.486

Andere meelsoorten •. .:
553
9.016
12.346
136
1.279 1.088
10.295
13.432

Rotterdam
Amsterdam
Totaal

Artikelen
128
Mrt.-2 Apr.1

Sedert

Overeenk.
28 Mrt.-2 Apr.l

Sedert

Overeenk.
1937
1938

1Jan. 1938

tzjd’ak 1937
1938

1Jan. 1938

tijdvak 1937

.
20.90
4

321.557
383.991
703
3.650
14.419
325.207
398.410

1.933
48.898
90.718

2.312
48.898
93.030
Tarwe

……………..
Rogge

…………. …..
435

3.612
2.386



3.612 2.386
Boekweit ……………..
Maïs ……………….
3.192
334.700
353.806
9.106 44.767 45.033
379.467 398.839
11.878
97.759 112.998

200
4.472
5.939
102.231
118.937

1
.7
80

77.520 43.328

1.450
2.180
78.970 45.508
1.525
38.295 48.913 9.159 71.839 68.423 110.134 117.336

Gerst

……………..
Haver

……………..

20.643
15.762

– –
20.843
15.762
Lijnzaad

……………
Lijnkoek
……………400
Tarwemeel

…………
1.000
15.299
9.091

4.419
1.370
19.718
10.461

Andere meelsoorten
408
9.424
13.051
80
1.359
1.086 10.783 14.137

262

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

6 April 1938

STELSELS VAN VERPLICHTE VERZEKERING INZAKE

WERKLOOSHEID.

Aanvulling. De Heer
I.
G. Keesing schrijft ons
het volgende

Mijn aperçu van het Engelsche stelsel van ver-
plichte werkloosheidsverzekering in No. 1161 van

30 Maart jl. behoeft, ter voorkoming van misver-
ttand, de volgende aanvulling.

Bij. beslissingen resp. van het Lagerhuis (24 Juli

1936) en van het Hoogerhuis (27 Juli 1936) is goed-
gekeurd de ,,Unemployment Assistance’ (Temporary

Provisions) Act 1935 (Termination)”, waarbij bepaald

is, dat de Unemployment Assistance (Temporary Pro-

visions) Act 1935 ,,shall not continue in operation

after the fifteenth day of November nineteen hun-
dred and thirty six”.

Het hiermede beoogde doel was: herstel van den
status quo ante.

Een goed beeld hiervan gaf
Cyril Elithorn
in

,,Unemployment assistance in Great Britain” iii het

Supplément de la Revue ,,Les Assurances Sociales”

van November-December 1936, blz. 375-382.
Section 111 van de TJn.employment Insurance Act
1935 regelt deze materie zoodanig, dat den Minister

veel initiatief wordt gelaten in overleg met ,,Finan-

ciën”, zulks in tegenstelling tot de primaire verza-
keringsbepalingen. Immers het derde lid van ge-
noemd artikel bepaalt:

,,lf any difficulty arises with respect to the fore-

going provisions of this section,. the Minister, with
the consent of the Treasury, may by order make such

modifications in those provisions as may appear to
lijm necessary for preveriting anomalies during the

period affected by the transition to the provisions
of the Unemployment Act 1934; from the provisions

of the enactments repealed by that Act”……
enz.
Mt een en ander wil geenszins gezegd zijn, dat de
ingewikkelde en interessante materie daarmede is
uitgeput.

Wie de ontwikkeling van het omvangrijke Engel-

sche stelsel en hetgeen er mede verband houdt nader
bestudeeren wil, zij de lezing aanbevolen van
O.M.
W. H. Beveridge
,,Unemloyment a problem of in-
dustry”;
Percy Cohen
,,The British system of
Social
Insurance”;
Mary Barnett Gilson
,,Unemployment
iniurance in Great Br:itain”;
A.
C. C. Hill Jr. and
Isador Lubin
,,The British attack on unemployment”

H. C. Emmerson & E. C. P. Lascelles
,,Guide to the
Une’mployment Insurance Acts”; en voorts de wetten
en de in verband daarmede verschenen rapporten en
verslagen.

ONTVANGEN BOEKEN.

Statistiek van grootte en samenstelling van de bi.-

nenvloot in Nederland (Toestand op 1 Januari
1937). Uitgave van het Centraal Bureau voor de
Statistiek. (‘s-Gravenhage 1937; Algemeene
Landsdrukkerij. Prijs
f
1.-).
Thans ziet voor de derde maal een statistiek van
grootte en saineiistelli.ng van de binnenvloot in Nederland
het hebt. De eerate dezer publicaties had betrekking op
don toestand op 1 Maart 1934, de tweede op dien per
1 Januari 1936 en de thans verschijnende, geeft den toe-
stand weer op 1 Januari 1937.

Hoofdirekken der overheidsben-ioeiing met het inter-
nationale betalingsverkeer in Z’Tederland sinds
Juli
1914 door Dr. B. W. Kranenburg. (Assen
1937; Van Gorcum & Comp. N.V. Prijs
f
3.90).
Om meer dan een reden is een beperkte studie der finan-
cieelC betrekkingen van de Nederlandsche Overheid met
het. buitenland. tijdens en na den wereldoorlog verantwoord.
In de eerste plaats vraagt de merkwaardige ontwikke-
ling die de internationale financiën na den oorlog ver-
toonden,. onze aandacht. Deze ontwikkeling heeft door de
crisisverschijnselen, welke haar kenmerkten, feiten bloct-
gelegd, die bij een normaal verloopend verkeer verscholen
blijven. Aan, deze feiten is speciaal het laatste hoofdstuk
gewijd.
In de tweede plaats vertoonen de feiten der moderne

financieele geschiedenis overeenkomst met die, welke tij-
dens en na den oorlog bleken. Het.is dus van belang de-
zelve gezamenlijk te beschrijven.
Tenslotte toont de ontwikkeling der internationale f i-
nanciën dc noodzaak van hervatting der internationale
credietverstrekki.ng
aan. Het kan ook in dit verband wel-
lioht nuttig zijn een blik in het verleden te slaan, een
verleden, dat het h’eden zwaar heeft belast.

Statistiek der Spaar- en Leenbanken over ‘het jaar

1936-1937. Centraal Bureau i’oor de Statistiek.
(‘s-Gravenhag’e 1937; N.V1 Drukkerij Albani.

Prijs f062).

STATISTIEKEN.

Laatstbekende noteeringen te Amsterdam en Rotterdam op
1 April 1938 voor
telegrafi8che
uitbetaling op:

Gulden per
j

Pari
Koers
disconto

Europa.


0
10′
Londen
*)
£

8.96*
2
Berlijn *)
100 Mark
59.26
8

72.50
4
100 Franc

5.53
3

…………..

Brûssel
*)………
100
Belga
24.90
6

30.50
2,

…………..
Parijs
*)
…………

Luxemburg

…….
lOOFrane
6.22
6

7.624
Zünich
•)
……….
100

,,


41.414
14
Praag …… . …
.

lOOKronen

6.31
3
100 Pengö
43.51
35.75
4
100 Lei
1.48
8

1.35
44
100 Leva
1.79
7

2.25
6

Boedapest

…………

Belgrado ……….
100 Dinar


4.174
5

Boekarest

………..
Sofia

……………

Istanbul ……….


1.44

100 Drachme

1.65
6
100 Lira

9.524
44
100 Peseta
48.-

5
Escudo

8.124
4
Kopenhagen *)
100 Kronen

40.05

.
4
100

,,

45.074
34

Athene

………….

Stockholm *)

…Turkseb
£

100

,,

46.25
24

Milaan

………….
Madrid

)

………..

100 IJsl. Kr.

3.97

Lissabon …………

100 Zloty.
27.90
9

34.124
44

………
Oslo …………..

Kovno (Litauen)
100 Lita
24.88

30.50
54

Reickjavick

……..
Warschau

……….

Riga (Letland)
100 Lat
48.-
35.75
5-54
raninn (Estiand)
100 Estl. Kr.

49.75
44
Helsingfors

……..
100 Finnmrk.

3.97
4
£tloskou

………..
Tjerwonets

36.-
5)

(100 Roebel)
Danzig

………..
‘100 Gulden
27.90
9

34.124
4
Amerika.
ew-York
*)
$
1.46
9

1.804
1
Canad.
$

1
.7
9
*
2
11 exico

……….
M ex. Dollar

0.51

Ilontreal

……….

Buenos Aires ……
Peso (papier)

0.441
La Paz (Bolivia)
8)
Boliviano

..


0.18
Rio de Janeiro
Milreis (pap.)

0.101
31
Valparaiso …
…..
Peso (papier)
0.15
0.07
5
)
Bogota (Columbia)
8)
Peso

.

1.04*
uito (Ecuador)
Sucre

0.13
Bol

..


0.494
lfontevideo (Urug.)
Peso

0.77
Jaracas (Venezuela)
Bolivar

0.56
Paramaribo

……,
Gulden

..


1
.0
0
*

Lima (Peru)

…….

an

José (0. Rica)
Colon


uatemala ……..
Quetzal

1.814
Willemstad (Curaç.)
Gulden

1.00*
Ianagua (Nicar.) 8)

..

Cordoba’

0.3i4
an Salvador
8)
Colon

.

0.734
Azië.
Rupee

0.674
3
Jalcutta …………
3atavia

………..
Gulden I.G.

1.004
3
Yen

0.524
3.46
ongkong ……..

..

Dollar

0.56

K.obe

…………..

3hanghai

………
..
Dollar

0.55
Straits Doil.
1.41
1.054
Phil. Peso

0.924
eheran
4
) (
Perzië).

..

Palilavi

.

11.15

3inapore

……….

langkok …………
Baht
.-
0.
8
3*

1I anila

………..

Afrika.
aapstad
£

8.96
34
Uexandrië ……..
.
Egypt.
£

9.20
Au8tralië.
delbourne, Sidney
en Brisbane
£

7.174
24
ieuw Zeeland
.
£

7.234
1)
0ff. 0.36
Vrije markt
0.09.
2
) Milreis Goud.
3)
Goudpeso. 4) Munteenheid =
Rail (= een Kran.)
5)
Nom.

,

•) Not, te A’dam. .0v. not, part. opg.

6 April 1938

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

263

BANK DISCONTO’S.

Ned5W1555
2

3Dec.’36
Lissabon

. . .
.411 Aug.’37
2
30 Juni’32

Bk 1Vrsch.inR.C.
BeLBinn.Eff.
2

3Dec.’36
Londen ……
21

3Dec.’36
M a d r i d ……5

9Juli’35

Athene ……….
6

4Jan.
1
37
N.-YorkF.R.B.1
26Aug.’37

Batavia

……..
3
14 Jan.
’37
Oslo

…….. 31

5Jan.’38

Belgrado ……..
5

IFebr.’35
Parijs

……
312 Nov.’37

Berlijn ……….
4
22Sept.’32
Praag

……3

1Jan.’36

Boekarest ……..
4

15Dec.’34
Pretoria

. .
.3

15Mei’33

Brussel ……….
2

16 Mei ’35
Rome …….. q
18Mei’36

Boedapest

……
4
28Aug.’35
Stockholm

..21

1Dec.’33

Calcutta

……..
3 28Nov.’35
Tokio….

3.46
11 Mrt.’SS

Dantzig

……..
4

2Jan.’37
Weenen …… 31
10Juli’35
ffelsingfors ……
4

.3 Dec.’34
Warschau ….4

18Dec.’37
Kopenhagen

….
4 19Nov.’36
Zwits. Nat.
Bk.1*
25Nov.’36

OPEN MARKT.

1938

2

28 Mrt./l

21126

14/19
April

2April

Mrt.

Mrt.

1937

1

29 Mrt./
3Apri1

1936

30 Mrt./
4April

1914

20/24
Juli

Amsterdam
Partic. disc.
114
11
4

11
4

11
4

11
4

1
_1/3

3
1
18_
3
1
Prolong.
ljg
11
1
12
1
12
1
1114_314
211
4
-3
1

4

Londen
Daggeld.
12’1
1
12-1
1
12-1
‘/,-1
(2-1
1
12-1
13/
4
-2
Partic. disc.
1132
17
13
17
/32
1132
1
7/33.
9
/16
1
1,6
411
4
_3
4

Bert//n
Daggeld
.
311_3/
2
7
1-31
2
1
j2-3
2
3
je3
2
3
1e3
3
14
2
7
/g-3
5
19

Maandeld
2
3
14-3
2314-3
2
3
14-3
2
3
14-3
2
3
14-3
3-
1
/4

Part. disc.
2
7
/8
2
7
18
2
7
18
2
7
18
3 3
21
18
-1
12
Warenw. ..
4-
1
12
4

12
4-12
4.11
3

4_11
4-‘!,

New York
Dagge(d
1)
1
1
1 1
1
3/4

Partic.disc.
1
12
1/
11
j,
Is
116

1)
Koers van
1
April en daaraan voorafgaande weken t/m. Vrijdag.

WISSELKOERSEN.

KOERSEN IN NEDERLAND.

Data
New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Batavia
York
)
5)
5)
5)
5)
1)

29 Mrt. 1938
1.80%
8.97%
6

72.50
5.52
30.50
100%
30

,,

1938
1.80%
8.97
72.471
5.50
30.51
100%
31

,,

1938
1.80%
8.96%
72.52 5.54 30.521
100%
1

,,

1938
1.80%
8.96% 72.50
5.53
30.50 1003i
,,

1938
1.80% 8.96%
72.521 5.55% 30.431
100%
4

,,

1938
1.80%
8.96%
72.50
5.60%
30.41 100%
Laagste d.w’)
1.80
8.96% 72.30
5.45
30.39
99%
Hoogste.d.w’)
1.81
8.97%
72.55
5.67% 30.56
100%
8

Muntpariteit
1.469
12.1071
59.263
9.747
24.906
100

Data
serla.d
Praat
Boeka-
Milaan
Madrid

29 MrCT8
41.41
6.31
– –

30

,,

1938
41.41
6.30



31

,,

.
1938
41.42
6.31
– – –
1

1938
41.4134
6.32

– –
2

1938
41.43
6.31



4

,,

1938
41.41%
6.31



Laagste d.w1)
41.35
6.27
– –
Hoogste d.w
1
)
41.45
6.35
1.35
9.571

Muntpariteit
48.003
7.371
1.488

13.094
48.52

a
D fa
Stock- holm
5
) hagen5)
Kopen-
i

/

Hel-

for!1)

Buenos-
Aires’)
Mon-
treal’)

29 Mrt. 1938
46.25

40.05
45.10
3.971
45
1.80 30

,,

1938
46.25

40.05 45.10
3.971
45
1.80
31

,,

1938
46.25

40.05 45.10
3.971
45
1.80
1

,,

1938
46.25

40.05
45.071
3.97
45
1.79%
2

,,

1938
46.25

40.05 45.074
3.97
45
1.80
4

,,

1938
46.221 40.021
45.071
3.97
45
1.80
Laagste d.w1)
46.15

39.97k
45.-
3.95
441J
1.79
Hoogste d.w
1
1
46.27k 40.10
45.12k
4.-
45%
1.80%
Muntpariteit
46.671 66.671
66.671
6.266
95%
2.1878
5)
Noteering te Amsterdam.
*5)
Not, te Rotterdam.
1)
Part. opgave.

In ‘t late of 2de No. van iedere maand komt een overzich4
voor
,
vuil ccii aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.

KOERSEN
Çf
NEW YORK. (Cable).

Daf a
Londen
($ per £)
Parijs
($
p.
lOOfr.)
Berlijn
($
P.
100 Mk.)
Amsterdam
($ p. 100 gld.)

29 Mrt.

19381
4,973%
3,06
40,18 55,52
30

,,

1938
4,96%
3,04% 40,16 55,40
31

,,

1938
4,96%,
3,05%
40,15 55,36
1 April

1938
4,96%
6

3,07%
40,15%
55,37
2

1938
4,96%,
3,07
40,15
55,37
4

1938
4,96%
3,13%
40,14
55,42

5 April

1937
4,9025/
4,61%
40,23
54,76
Muntpariteit..
4,86
3,90%
23,81%
40%,

KOERSEN TE LONDEN.

Plaatsen en
Landen Nofeerings-
eenheden
19
Mrt.
1938
26
Mrt.
1
28
,41rt.12
1938

1
LaagstelHoogstel
Apr.
‘381
2Apr.
1938

Alexandrië..
Piast.
p.0

97%
97%
97% 97%
9734
Athene

….
Dr. p.j
54734 54734
540
555
547%

Bangkok….
Sh.p.tical
1/10%
1110% 1110% 1110%
1110%

Budapest

..
Pen. p.
£
25%
25%
24%
25%
25%

BuenosAires’
p.pesop.
19.10
19.771
19.90
20.20
20.08

Calcutta ….
8h. p. rup.
1/6% 1/6%
116
3
1,
116
5
1
116

Istanbul

..
Piast.
p. £
620 620
620 622 620

Hongkong ..
Sh. p. $
1121%
1/2%
112%
1/3
112%
Sh. p. yen
1/1l9.
111
21
1
32

111
29
1
32

112
1
1
32

1/1
31
/
33

Lissabon….
Escu.p..C110%,
110%,
110 110%
110%,
Kobe

…….

Mexico

….
$perC
18




Montevideo .
d.perC
21j
21
19%
21% 20%
Montreal

..
$
per £
498H
4.98%
4.98%
5.00%
4.99
Rio d.Janeiro
d. per Mil.
2%
2% 2%
2%
2%

Shanghai

..
Sh. p. $
1/1%
112%
110
1/_L
11%

Singapore ..
id. p. $
214
214
2/3%
2/4%
213%
Valparaiso 2).
$
per £
125 125
125
125 125
Warschau
..
ZI. p. £
1
26%
26%
1
26%
1
26%
1
26%
1)
Offic. not.

IS
laten, gein,

not., welke imp. hebben te betalen
10
Dec. 1936 16.12.
2)
90 dg. Vanaf 13 Dec. 1937 laatste ,export” noteering.

ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS
8)

Londen’)
N.Yorkl)
Londen
29 Mrt. 1938.. 18%
44%
29 Mrt.

1938….
139111
30

,,

1938..

18%
44%
30

,,

1938….
139111
31

,,

1938..

18’%,
44%
31

,,

1938….
140101
1
April 1938..

19
44%
1 April
1938….
140/01
2

,,

1938..

18%

2

,,

1938….
14011
4

,,

1938..

18%
42%
4

,,

1938….
140101

5
April
1937..

219k
46%
5
April
1937….
141111

27 Juli

1914.. 24%
59
27
Juli

1914….
84110%
1)
in pence p.oz.stand.
2)
Foreign silver in
$c. p. oz.
fine.
3)
in sh.
p. oz.
fine

STAND VAN ‘s RIJKS KAS.
v o
roer
i
n ge n.

J
zi
maart
iuju 1
ii
maart
is.,o
Saldo van
‘s
Rijks Schatkist bij De Ne-
derlandsche Bank
………………
/105.092.931,92
/
86.057.469,63
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
,,

340.394,12
,,

508.705,53
Voorschotten
op
ultin,o Februari 1938
a/d. gemeent. verstr.
op
a. haar uit te
keeren hoofds. der pers, bel., aand. in
de hoofds. der grondbel. en der gem.
fondsbei., als,i.e le
opc. op
die belas- tingen en
op
de verinogensbelastlng

.



Voorschotten aan Ned.-Indi6
………
17.931.606,87
,,

21.148.979,26
12.832.205.89
13.097.598,38
Kasvord.weg. credietverst. a/h. buitenl.
101.875 078,53

102.270.843,84
Idem

aan

Suriname …………
……….

Daggeldleeningen tegen onderpand..
Saldo der postrek.
v.
Rijkscomptabelen

….


34.482.480,39

,,

26.298.365,74
Vord.
op
het Alg. Burg. Pensioenf.
1)…


Vord.
op
andere Staatsbedrijven’)
7.086.993,11
,

7.681.444,43
Verplichtingen

Voorschot door De Ned. Bank ingev.
art.

16 van

haar octrooi verstrekt
– –
/
234.239.000.-
/234.239.000,-
34.500.000,-
.,
34500.000,-
1.096.06050
»

1.095.264,-
Schuld
op
ultimo Februari

1938 ajd.
gem. weg. a. h. uit te keeren hoofds.d.
pers. bel., aand.
1.
d. hoofda. d. grondb.

Schatkistbiljetten in omloop……….

e. d. gem. fondsb. alsm.
opc. op
dle

Schatkistpromessen in omloop
………
Zilverbons in omloop

……………….

bel, en
op
de vermogensbelastlng
..
,,

6.898.579,32
»

6.898.579,32
Schuld aan Curaçao’) …………….
1.343.768,88
,,

1.278.844,06
Schuld aan het Alg. Burg. Pensloenf.’) der
P.T.

T.’)
Id. a. h. Staatsbedr.

en


20.618.668,21

180315.441,06
21.045.720,31
,,
162.302.967,29
Id. aan andere Staatsbedrijven
1)
…..

….

,,
,,

23.500.000,-
,, ,,

23.500.000,-
Id. aan diverse instellin/ien
1)

……….
156.105.300,59
.
,,
155.590.551,95
1)
in rekg.-crt. met
‘s
Rijks Schatkist.

NEDERLANDSCH-INDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.

Vorderingen:’)
/

521.000,-

Saldo b.
d.
Postchèque- en Girodienst
,,

622.000,-
/

373.000,-
Saldo Javasche Bank
……………..

Verplichtingen:
Voorschot’s Rijks kase.a. Rljkslnstell.
,,

20.062.000,-
,
30.958.000,-
Schatkistpromessen in omloop …….
15.500.000,-
,,

15.500.000,-
,,

5.000.000,-
,,

5.000.000,-
Schutd aan het Ned.-lnd. Muntionds.
1.389.000,- 1.972.000,-
Schatkistbiljetten in omloop
……….

idem aan de Ned.-Ind. Postspaarbank
953.000,-

..

,,

953.000,-
Belegde kasmiddelen Zelfbesturen…..
630.000,-
630.000,-
Voorschot van de Javasche Bank

,,

1.136.000,-
1)
Betaalmiddelen in
‘s
Lands Kas
/
31.169.000,-.

SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.

Data
Metaal
J/’
Andere
ope1sch1
Discont.
D

26 Febr.

1938..
870 1.233 613
581
1.246
19

,,

1938..
8,68
1.094 612
585
1.233
12

,,

1938..
865 1.127 642
587
1.247
5

,,

1938..
867
1.226 615 585 1.245
29 Jan.

1938..
868
1.247
561
592
1.254

1 Juli

1914..
645
1.100

1

580
735 396
‘) Sluitp. der activa.

264

GROOTHANDV1.51PRI.17VPi
VAN R1’I AN(01IVP

1)
Zie blz.205
van E.-S. B.

64:5
Russische

GERST

loco
Rotterdam

kg
1)
Rotterdam
MAIS
per 2000

kg.
schei)

R000E
74kgRussi-

Rotterdam
loco
Rotterdam
TARWE
per 100
kg.
per

BURMA

Rangoon/Bassein

Loonzein
cwt.

RIJST

f.o.b.

•BOTER
per
kg.
KAAS
Edammer
Alkmaar
Fabr.kaas
Gem.
EIEREN

Eiermijn
Roermonc

not,

noteer. Termijn-
op Amerik. Mixed
Termijn-
La Platal)
Leeuwar-
der Comm.

IHetfing
1

Crisis
v. 16Mrt.j1.

per2000kg.
Vol
2
mnd.
No.
2′)
per 100
kg.
noteer.
O
2
op mnd.
Locoprijs
.
Herl.Ned.Ct.j
Not.
Noteering
Zuivel-
i
Centr.
gang
per
exp.
50kg.
r.
100
st.

1927
1928

/
237,-
%
110,2
f
171,50
89,3
176,-
87,1
12,475
%0.f’7″j”f
102,5 13,82
5

110,1
14,75 109,3
6,83
104,5
1113
1
14
2,03
%f%
T7Y%7j
98,4

43,30
95,0 7,96
99, 1929
228,50
179,75
106,2
83,6
208,50
196,-
108,6
102,1
226,- 204,-
111,9
101,0
13,15
10,875
108,1
89,4
12,575 11,275
1001
89
:
8

i3,475
12,25
99,9
90,8
6,43
6,34
98,4 97,0
10(7
5
/4
2,11
102,3

48,05
105,4
7,99
99,1
1930
1931
111,75
107,25
52,0
49,9
118,50
61,7
136,75
67,7
6,225
51,2 8,27
5

63,9 9,67
5

71,7
5,09
77,9
10/6
815
2,05
1,66
99,4
80,5


45,40
38,45
99,6 84,4
8,11
6,72
101,1
83,1
1932 100,75
46,8
78,25
72,-
40,8
37,5
84,50 77,25
41,8 38,2
4,55 4,62
5

37,4 38,0 4,65
4,70 37,0
37,4
5,55
5,22
5

41,1
38,7
3,09
2,59
47,3 39,6
5/6
5/11
1
!,
1,34
0,94 64,9 45,6

31,30
68,7
5,35
66,
1933
1934
70,-
75,75
32,5 35,2 60,75
64,75
31,6
33,7
68,50 70,75
33,9 35,0
3,55
29,3
3,75 29,9
5,02
5

37,2
1,84
28,2
4/5l/
0,61
29,6

0,96 22,70 20,20 49,8
44,3 4,14
3,71
51,1
46,
.1935
68,-
31,6
56,-
29,2
61,25 30,3
3,32
5

3,07
5

27,3 25,3 3,25
3,87
5

25,9
30,9
3,675 4,125
27,3 30,6
1 74
2:07

26,6 31,7
4j7
3
1
4

5/8
1
1,
0,45
0,49 21,8
23,7
1,-
0,99
18,70 14,85
41,0 32,6 3,45
43,(
39,(
1936
1937
86,-
137,75
40,0
64,0
74,50
105,75
38,8
55,1
74,-
III,-
36,6
55,0 4,275
8,95
35,1
73,6 5,75
8,024
45,8 6,27
5

46,5
2,19
33,5
517
1
f,
0,58
28,1
0,88
5

17.55
38,5
3,20
3,50
43,1
1-
63,9
8,92
5

66,2
2,70
41,3
61-
0,8
37,9
0,67
19,75
43,3
3,96
49,
Jan.

1937
Febr

,,
0

129,-
61,4
60,0′
99,75
102,-
52,0
53,1
97,50
100,50
48,3 49,8
7,975
•8,72
5

65,5.
71,7
8,07
5

7,925
64,3
63,1
‘8,40
8,25
62,3 2,74 41,9
611
1
1,
0,66
32,0
0,85
17,075
37,5
3,45 43,(
Maart

,,

61,8
104,25
54,3
106,-
.
52,5
9,02
5

74,2
8,72
5

69,5 9,15
61,1
67,8 2,62 2,57
40,1
39,3 5/10ij4
51914
,69
0,68 33,4 33,0
0,80
0,80
18,75
18,825
41,1
41,3
‘3,81
3,86
47,
48,1
April
,,
Mei

,,
149,75
144,50
69,6 67,2
110,75
107,-
57,7
55,7

110,-
.56,9
54,5
10,- 10,-
82,2
82,2
9,40
8,925 74,9
71,1
10,175
9,72
5

75,4
2,72 41,6
6114
0,69
33,4 0,80
16,45
36,1
3,05
38,C
juni

,,
uh
148,75
69,2
99,-
51,6
105,-
52,0
10,15
83,4 7,52
5

59,9
8,95
72,1
66,3 2,64 2,63
40,4
40,3
5110
1
12
5110
1
14
0,71
0,74
34,5 35,9
0,72
5

0,70
17,325
19,82
5

38,0 43,5
2,89 2,98
36,C

Aug..

:
149,25
136,50
69,4 63,5
108,25
106,50
56,4 55.5
III

112
:_.
55,0
55,4 9,85
9,30 81,0
.76,4
8,57
5

7,82
5

68,3 62,3
9,975 9,225
73.9 68,4
2,68
41,0
5/11
1
(4
0,77 37,4
0,68
20,15
44,2
3,74
37,2
46/
Sept.
Oct.
129,50
60,2
107,-
55,7
122,-
60,4
9,225′
75,8
7,55
60,1
8,52
5

63,2 2,86
2,96 43,8
45,3
614
617


0,78
0,85 37,9 41,3 0,64
0,52
5

21,50
21,-
47,2
46,1
3,84
4,69
47, 58,

Nov.
u
0
13625
133,50
63,3
62,1
109,-
106,25
56,8
55,3
114,75

56,8 57,4
8,57′
7,22
5

70,5
59,4 7,625
7,10
60,7
56,5
‘8,50
8,125
63,0 60,2
2,96
45,3
617/4
1,-
48,5
0,42
23,
50,5 4,99
62,2
Dec.

,,
130,25
60,6
110,-.
57,3
120,75
59,8
7,30 60,0
7,05
56,1
8,025
59,5 2,53 2,43
38,7 37,2
5/7
1
1,
515
0,96 0,84 46,6
40,8 0,46
0,60
22,20 20,80
48,7 45,6
4,99
5,24
62,2 65,3
Jan.

1938
Febr.
137,-
135,75
63,7
63,1
113,75
106,-
59,2
55,2
117,25
110,75
55,0
51,9 7,65
7,60 62,9
62,5
7,45
7,27
5

59,3 57,9 8,40 8,30 62,3
2,35
36,0
5/3
0,80
38,8
0,615
21,45
47,1
4,15
51,7
Mrt.
i2-29
132,-
61,4
1
04,50
54,4
109,75
51,5
7,10
58,4
6,775
53,9
7,70
61,5
57,1
2,39
2,36
36,6
36,1
514
5/3
0,8!
0,81
39,3
39,3
0,65
0,56
22,12
5

21,70
48.5
47,6
3,65 2,80
45,5 34,9
,,
9 Mrt.-5 Apr.
130,50 130,50
60,7
60,7
107,25
108,-1
55,9 56,3
113,50
116,-
53,2 54,4
6,85
56,3 56,3 6,65
52,9 7,40
54,9 2,35 36,0
5(3 0,79
38,3
0,50
20,50
45,0
2,60
32,4
6,85
6,67
5
1
53,1
7,40
1
54,9
2,33
35,7
512
1
14

1
0,78
37,9
0,50
19,-
41,7
2,75
1
34,3

JUTE
First Marks”
KATOEN
AUSTRALISCFIE WOL JAPAN. ZIJDE
RUBBER
Middhing Upland
Super Fine

.p.
c.i.t. Londen
in Olie gekamd;loco Bradford per Ib.
13114 Dernier
Stand. Ribbed Crossbred Colonial Carded 50’s Av.
.

,

Merino 64s

v.
per Eng, ton
loco
New York per Ib.
Oomra
Liverpooh per Ib.
wit Gr. D. te
New
,
York per lb.
Smoked Sheets
loco Londen p. ib,
Herl.Ned.Ct.l
Not.
Herl.Ned,Ct.I
Not.
Herl,Ned.Ct.I
Not.
Herl.Ned.Ct.
Not.
Herl.Ned,Ct.

t
Herl.Ned,Ct.
Not.
IFNj.

1927
1928

/
442,38
%
103,4
£
36.101-
cts.
43,8
%
93,1
$cts.
17,60
ets.
36,7
%
102,1
pence
7,27
ets.
133,8
%
96,8
penee
26,50

ets.
244,9
%
104,8
pence
48,50
t
13,55
%
105,8
$
5,44
ets.
93
%
140,2
penc
18,50
1929
445,89 395,49
104,2
92,4
36.16111
32.1413
49,8
47,6
105,8
101,1
20,-
19,10
37,9
33,2
105,5
92,4
7,51
6,59
153,8 127,2 111,2
92,0 30,50
259,7
111,1
51,50
12,60
98,4
5,07
54
81,4
10,75
1930
1931
257,97 60,3
21.619
33,6
71,4
13,50
19,7
54,8 3,92 81,9 59,2
25,25
16,25 196,5 134,8
84,1
57,7
39,-
26,75
12,28
8,50
95,9
66,4
4,93 3,42
52
30
78,4
45,2
10,25
5,87
1932
=
192,15 146,86
44,9 34,3
17.117
16.18/-
21,1 15,9
44,8 33,8
8,50 6,40
20,1 19,5
55,9 54,3
4,28 5,39 60,9 42,5
44,0 30,7

109,0
46,6
23,25
5,97
46,6 2,40
15
22,6
3,12
1933
1934
Z
128,63
30,1
15.12/2
17,4
37,0 8,70
16,8
46,8
4,91
48,9
35,4
11,75
14,25
79,7 96,9
34,1
41,5
22,-
28,25
3,87
3,21
30,2
25,1
1,56
1,61
12
II
18,1
16,6
3,37
3,25
1935 115,85 134,52
27,1
31,4
15.919
18.1118
18,3 17,6
38,9
37,4
12,30 11,90 13,6
17,7
37,8
49,3
4,37 5,87 51,4 42,2 37,2 30,5
16,50

95,8
84,5 41,0 36,2
30,75
28,-
1,92
2,4!
15,0 18,8
1,29
1,63
19 18
28,6
6,25
1936 1937
142,61
18346
33,3
429
18.6(8
20.8j4
19,0
20,8
40,4
44,2
12,10
11,44
18,2
20,0 50,7
55,7
5,60
5,34
54,3 89,0
39,3
16,75 108,6
46,5
33,50
2,71
21,2
1,73
25
27,1
37,7
6,-
7,75 64,4
23,75
132,7
56,8 35,50
3.30
25,8
1,86
5

36
54,3
950
Jan.

1937
)ebr.
i
166,88 169,23
39,0 39,5
18.12(6
18.18/2
23,7
24,0
50,4 51,0
13,-
13,15
22,0 21,8 61,2
60,7
5,88
5,85
88,2
63,8
23,75
141,9
60,7
38,-
3,92
30,6
2,145
38
57,3
10,37
Maart
174,86
40,9
19.911
26,6
56,5
14,45
23,3
64,8
6,25
85,6
88,6
61,9
64,1
23,-
23,75
133,6
138,9
57,2 59,4
35,75 37,25
3,53
3,59 27,6 28,0
1,93
1,96
40
44
60,3 66,3
10,50
April
Mei

,,
Z
189,96
201,20 44,4 47,0
21.3/3 22.7/6
26,0 24,3
55,2
51,6
14,35
13,35
23,1
22,7
64,3 63,2
6,16 6,04
.96,5
97,4 69,8 70,4
25,75
144,9
62,0 38,75
3,56
27,8
1,95
44
66,3
12,-
11,62
Juni
Juli
0.
86,90
43,7
20.1617
22,9
48,6
12,60
22,3
62,1
5,96
95,6
69,1
26,-
25,50
142,9
140,2
61,1
60,0
38,25
37,50
3,25 3,28
25,4 25,6
1,78
5

1,80
5

38 36
57,3 54,3
10,25
9,62
Aug.
189,87
188,67
44,4
44,1
21.1/3
20.17/6
22,4
18,8
47,6
39,9
12,32 10,35
21,5
19,6
59,8 54,5
5,71
5,19
95,8 98,9
69,3
25,50
142,2
60,8 37,75
3,42
26,7
1,885 34
51,3 9,12
Sept.
-.
186,01
43,5 20.14(3
16,3
34,6
9,-
17,4
48,4
4,64
94,1
71,5
68,1
26,25 25,25
145,0 131,3
62,0
56,2
38,50
35,-
3,30
3,19
25,8
24,9
1,82 1,76
33 34
49,7
51,3
8,87
9,-
Oct.


Nov.

188,16
185,91
44,0
43,4
20.1918
20.12110
15,2
14,4
32,3
‘30,6
8,42
7,99
15,5
15,2
43,1
42,3
4,15
4,04
83,6
74,6
60,5
54,0
22,50
20,-
117,7
50,4
31,50
3,02
23,6
1,67
30
45,2
8,-
Dec.

,
0
CX
173,86
40,6
19.71- 14,9
31,6
8,28
15,5
43,1
4,15
69,5
50,3
18,50
103,9
110,1
44,5
47,1
27,75 29,50 2,86
2,71
22,3 21,2
1,585
1,50
5

27
28 40,7
42,2
7,12
7,37!
lan.

1938
ll
eb
r
.
CD

168,56
16662
39,4
389
18.1518
18.11/7
15,4
16,1
32,7
34,2
8,56
9,00
15,9
16,5
44,2 45,9
4,26
4,41
67,3 63,9
48,7
46,2
18,-
17,-
101,2
43,3
27,-
2,69
21,0
1,495
26
39,2
7,-
Mrt.
165’08
38,6
18.81-

1

16,1
34,2
8,91
16,1
44,8 4,30
61,1
44,2
16,25
98,1
98,3
42,0
42,1
26,25
26,25
2,78
2,81
21,7
21,9
1,555
1,56
27 25
40,7
37,7
7,12!
6,75
22-29
29 Mrt.-5 Apr.
164,29
161,44
38,4
37,7
18.6/3
18-1-
15,9
15,6
33,8
33,1
8,79 8,63
15,8
44,0 4,22 61,7
44,6
16,50
97,2
41,6
26,-
2,82
22,0
1,56
23
34,7
6,25
15,4
42,9 4,13
61,7
44,6
16,50
97,2
41,6
26,-
2,67 20,8
1,475
21
31,7
5.62!

KOPER
Standaard Loco Londen
per Eng, ton

1
Herl.Ned.Ct.1

LOOD
gem. prompt en 1ev. 3 maanden
Londen per Eng.ton

TIN
_

Londen
OC
En

ton
p
r

g.

IJZER
Cleveland No. 3
franco Middlesb.
per Eng. ton

GIETERIJ-IJZER
(Lux III)
per Eng, ton
f.o.b. Antwerpen

ZINK
gem. prompt en
1ev. 3 maanden Londen p. Eng, ton

ZILVER
cash Londen
per Standard
Ounce
Not.
Herh.Ned.Ct
Nt’
F/ed.Ct.I
Not.
HerI.Ned,Ct,I
Not.
Herl.Ned.CtI,
Not.
Herl.Ned.Ct.f
Not.
Herl.Ned.Ct.!
Not.

1927
f
675,10
%
85,9
£
55.13111
/
295,75
%
106,5
£
24.811
/
3503,60
%
120,6
£
289.115
f
44,10
%
104,7
sh.
7219
.

f
39,10
%
98,9
Sh.
6416
/
345,40
%
108,8
28.9111
ets.
132
%
101,5
pence
26’1,,
1928 1929
771,20
912,55
98,1
116,1
63.14/9
75.9/7
256,15
281,10 92,2
101,2
21.3
1
4
23.4111
2749,50
2465,65
94,6 84,8
227.4
1
8
203.18110
39,85 42,45
94,6
100,8
65
1
10
7013
37,90
95,9
62
1
8
305,75 96,4
25.5
1
5
135 103,8
26
3
1
4
1930
661,10
84,1
54.13/7
218,70
78,8 18.1/5
1716,20
59,1
141.19/1
40,50
,96,l
67/-
41,55
35,95
105,1
91,0
68
1
9
59/6
300,80 203,55
94,8
64,1
24.17
1
8
16.1619
123
89
94,6
68,5
24
7
1
,
6

1711/,,
1931
1932
431,85 275,75 54,9
35,1
38.7/9
31.14
1
8 146,60
104,60
52,8
37,7
13.-/7
12.-/9
1332,55 1181,30
45,9 40,6
118.9
1
1
135.18/10
33,-
25,40
78,3
60,3
58
1
8
5816
28,90
73,1
51
1
5
140,05
44,1
12.8
1
11
’69
53,1
14
5
18
1933
U

268,40
34,1
32.1114
97,25 35,0
11.1611
1603,50
55,2
194.11/11
25,55
60,6
62/-
22,20
21,-
56,2
53,1
5111
511- 118,95 129,80
37,5
40,9
13.13110
15.14111
64
62
49,2
47,7
17131,,
18
1
/,
1934 1935
226,80
230,95 28,8
29,4
30.615
31.18/1
82,65
103,40
29,8 37,2
11.11-
14.5/8
1723,15 1634,25
59,3
56,2
230.7/5 225.14/5
25,-
24,70
59,3 58,6
66/11
68/2
20,25
51,2
54/1
103,05
32,5
13.15(6
66
50,8
21
1
14
1936
298,75 38,0
38.8/1′
137,15
49,4 17.12/7
1592,-
54,8
204.12/8
28,40 67,4
73/-
20,25
22,40
51,2 56,7
56/-
57/7
102,65
116,55
32,3
36,7
14.3/6
14.19/7
87 65
66,9
50,0
28
15
!,,
20
1
/,,
1937
488,55
62,1
54.8
1
3
,
208,95
75,3
23.5/6
2176,70 74,9
242.7/10
41,
30

98,0
91
/
II
47,10
119,2
105/1
199,80
63,0
22.414
75
57,7
20
1
1,6
Jan.

1937
Febr.l-

461,70 522,10
58,7
51.1018
244,05 87,9
27.4110
2060,25 70,9
229.18/9
36,30
86,2
81/-
34,20
86,5
76/4
188,60
59,4
21.-/l1
.78
60,0
20
7
/,
Maart

,,
638,40
66,4 81,2
58.712 71.916
248,-
292,95 89,3
105,5
27.1414
32.161- 2080,65 2498,25
71,6
86,0 232.1113
279.141-
36,25 36,15
86,0 85,8
811- 811-
34,75 48,20
87,9
122,0
7716
219,45 69,2
24.1018 75
57,7
20
1
1,
April

,,
Mei
Z
559,70
71;2
62.716
235,50
84,8
26.4110
2404,95
82,8
258-/-
36,35
86,3
81/-
54,25
137,3
10811
120/11
289,65 238,65
91,3
75,2
32.818
26.6/5
77
78 59,2 60,0
20″!,,
2015/,,
,,
545,95
69,4
60.15/-
214,95 77,4
23.18/5
2256,45
77,6
251.2/-
36,40
86,4
81
1

59,65
150,9
132
1
9
209,35
66,0
23.5
1
11
76 58,5
205/,6
Juni
Juli

499,70
510,10
63,6
64,9
55.13
1
5
56.1113
205,40 213,70 74,0 77,0
22.17
1
8
23.13
1
11
2245,10 2365,20 77,3 81,4
250.2
1
6
262.5!-
36,35
45,55
86,3
108,1
81/-
101/-
60,60 59,60
153,3 150,8
135
1

194,55
.61,3
21.13
1
5
75
57,7
20
Aug.
Sept.

Z
517,55 474,25 65,8
60,3
57.6/-
205,25
73,9
22.14/6
2388,50
82,2
264.9/-
45,60
108,2
101/-
48,60
123,0
132
1
6
109/-
205,75 215,35
64,8 67,9
22.13
1
6
23.16/8
75 75
57,7 57,7
20
19
7
/,
Oct.

413,15 52,5 52.15/11
46.1111
187,55 164,80
67,5
59,4.
20.17/8
18.718
2323,10
2036,85
79,9
70,1
258.12/6
227.5/-
45,35 45,25
107,6 107,4
101/-
1011-
44,65 42,30
113,0
107,0
99/5
191,80
60,4
21.711
74 56,9
19
7
18
Nov.


Dec.

0
357,50
45,5
39.13
1
9
150,10
54,1
16.13
1
3 1726,80
59,4
191.14
1

46,85
111,2
104
1

39,85
100,8
9415
88
1
5
162,05
143,20
51,1
45,1 18.117
15:17
1
11
75 74
57,7 56,9
20
19U1,,
362,70
46,1
40.712
14.,90
52,2
16.216
1734,45
59,7
193.-/-
49,-
116,3
109/-
38,80
98,2
8614
139,-
43,8
15.915
70
53,8
18
5
18
Jan.

1938
Febr.
Z
367,75
353,70
46,8
45,0
40.1916
39.819
143,50
51,7
15.1919
1640,65
56,5
182.161

48,90
116,1
1091

36,50 92,4
8114
134,05
42,2
14.1819
74
56,9
19
13
116
,
Mrt.

,,
357,25
45,4
39.1617
137,35 144,80
49,5
52,2.
15.613
16.2/10
1642,15
1649,65
56,5 56,8
183.1111
.183.18
1
2
48,90
48,90
116,1 116,1
109/-
109/- 33,45 31,80
84,6
80,5 ‘
7416
70
1
11
128,85
128,90
40,6
40,6
14.714
14.7/4
75
75 57,7 20/15
22-29
29Mrt.-5 Apr.
346,45
349,15
44,1
44,4
38.12/6
146,60
52,8
16.6/11 1641,50
56,5
183.-/-
48,90
116,1
1
1091-
109/-
31,95
80,8
7113
126,70
39,9
14.216
73
57,7
56,2
20
3
/,,
195/
8

38.1819
143,50
51,7
16.-/-
1558,10
53,61
173.151-
48,85
115,9
31,40
79,5
1701-

124,40
‘39,2
13.1716
71
54,6
1871,

IDDELEN EN GRONDSTOFFEN.
(Indexcijfers gebaseerd op 1927 t/m 1929 = 100).

265

GE-
SLACHTE
GE-
SLACHTE
DEENSCH
BACON
BEVROREN ARG. RUND-

CACAO G.F.
Accra

50 kg
per

KOFFIE
Loco R’dam(A’dam
SUIKER
Witte krist.-
loco
suiker
THEE
N.-Ind. thee-
A’dam
veilinu
.’
RUNDEREN
(versch)
VARKENS
(versch)
middelgew. No. 1
VLEESCH
c.i.f.
Nederland
per ‘/

kg.
Rotterdam!
oem.7ava

en
Robusta
Superior
oer 100 kg
oer 100kg Londen per cwt. Londen per 8 Ibs.
Amsterdam
Sumatrathee
Herl.Ned.Ct.
1t
HerI.Ned.Ct.I
Not.
Herl.Ned.CtJ
Not.
Rotterdam Rotterdam
Santos
per 100 kg.
per’!, kg.

%h.
%
sh.7
r
shcts%cts%f
%
cts.
%
1927




65,15
97,8
10716

273
92,2
416
41,21
119,4
68f-

46,875
95,5
54,10
91,4
19,125
119,6
82,75
109,2
101,3
1928
93,-
98,2
77,50
90,8
66,80
100,3
11015
3,03
102,4 51-
34,64
100,4
5713
49,625
101,1
63,48
107,3
15,85
99,1
75,25
99,3
102,2
1929
96,40
101,8
93,125
109,2
67,81
101,8
112/2
3,12
105,4
512
27,70 80,2
45/10
50,75
103,4
59,90.
101,2
13,-
81,3
69,25 91,4
94,1
1930
108,-
114,0
72,90
85,5
57,19 85,9
94/7
2,97
100,3 4/11
21,04 61,0
34111
32
65,2
38,10 64,4
9,60 60,0
60,75
80,2
72,1
1931
88,-
92,9
48,-
56,3
35,72 53,6
6316
2,44
82,4
414
13,84
40,1
2417
25
50,9
27,10 45,8
8,-
50,0
42,50
56,1
53,3
.1932
61,-
64,4
37,50
44,0
25,46
38,2
5817
1,70
57,4
3111
11,77
34,1
27/1
24
48,9
30,04 50,8
6,325
39,6
28,25 37,3
43,0
1933
52,-
54,9
49,50
58,0
30,74 46,2
7417
1,54
52,0
319
9,30 26,9
2217
21,10
43,0
22,83 38,6
5,325
34,5
32,75 43,2
37,0
1934
61,50
64,9
46,65
54,7
32,94 49,5
8811
1,42
48,0
3/9
1
/,
8,15
•23,6
21110
16,80
34,2
18,40
31,1
4,07
5

25,5
40,
52,8
34,9
1935
48,125
50,8 51,62
5

60,5 32,
48,1
8815
1,19
40,2
3/311,

8,15
23,6
2216
14,10
28,7
15,21
25,7
3,85
24,1
34,50 45,5
32,5
1936
53,425 56,4
48,60
57,0
36,37
54,6
9316
1,48
50,0
3/9
1
/,
12,05
34,9
30/4
13,62
5

27,8
16,87
5

28,5 4,025
25,2
40
52,8
39,2
1937
71,275
75,3
61,85
72,5
42,27 63,5
9411
1,90
64,2
413
17,35
50,3
3818
16,62
5

33,9
22,375 37,8 6,225
38,9
53,50
70,6
53,6

Jan.

1937
64,60 68,2
52,75
61,8
41,22 61,9
921-
1,81
61,1
41-
1
1,
24,50
71,0
5418
16,75
34,1
22,125 37,4
5,575

34,9 50,50 66,7
52,0
Febr.
64,175
67,8
53,325
625
38,49
57,8
86/-
1,80
60,8 4
1
-/4
21,09
611
4712
18,25
37,2
24
40,6
5,725
35,8 53,50 70,6
52,4
Maart

,,
66,15
69,9 54,825
64,3
39,83
59,8
8912
1,67
56,4
318
3
14
23,-
667
5116
i8
36,7
23,80 40,2 6,10
38,1
55
72,6
53,1
April

,,
71,-
75,0
56,25
65,9
42,32
63,6
9413
1,72
58,1
3110
20,83
60,3
4615
17,875
36,4 23,375 39,5
6,12
5

38,3 54,25
71,6
54,4
Mei

,,
73,325
77,4
56,75
66,5
42,71
64,1
95/-
1,90
64,2
412314
17,30
50,1
3816
17,50
35,7
23
38,9
6,07
5

38,0
55
72,6
53,6
luni
80,25
84,7
55,75
65,3
39,87
59,9
88110
2,04 68,9
4(6
1
(,
15,66
45,4
34/11 17,50
35,7
23
38,9
6,52
5

40,8 50,50
t?66,7.
52,7
juli
178,45
82,8
60,85 71,3
42,63
64,0
9416
1,97
66,6
4(4
1
/,
16,46
47,7
3616
17,50
35,7
23
38,9 6,57
5

41,1
55
72,6
55,1
Aug.
77,87′
82,2 67,875
79,6
46,32
69,6
10216
2,13
72,0
4/8
1
/,
17,61
51,0
39/-
17
34,6 23
38,9 6,50 40,6 54,75
72,3
55,3
Sept.

,,
72,42
5

76,5
69,20
81,1
46,17
69,3
102110
1,96
66,2
4(4
1
1,
15,97
46,3
3517
16,75
34,1
23
38,9
6,325 39,6
56 73,9
55,1
Oct.
69,97
5

73,7
70,20
82,3
43,70
65,6
9716
1,91
64,5
413
12,55
36,4
28/-
15,75
32,1
22,87
5

38,7
6,40 40,0 55,25 72,9
55,0
Nov.
68,17
5

72,0
72,37
5

84,8
40,77
61,2
9016
1,95
65,9
414
12,18
35,3
2711
13,50
27,5
20
33,8
6,42
5

40,2 53,75 71,0 52,2
Dec.

,
68,95 72,8
72,15
84,6
43,23
64,9
9612
1,92
64,9
4/3
1
1,
11,07
32,1
2418
13
26.5
17,25
1

29,2
6,40
40,0
47,75
63,0
51,0

Jan.

1938
70,82
5

74,8
70,37
5

82,5
43,54
65,4
97/-
.
1,96
66,2
414
1
12
12,18
35,3
2712 13
26,5
16,10
27,2
6,17
5

38,6
51,25
67,7
51,3
Febr.
70,25
74,2
68,75
80,6
43,95
66,0
98/-
2,08
70,3
417
1
1
12,44
36,0
2719
13
26,5
16
27,0 5,40
33,8
50,25 66,3 50,5
Mrt.
69,15
73,0
66,37
5

77,8
45,87
68.9
102/2
1,90
64,2
413
13,30
38,5
2918
13
26,5
15,50
26,2 5,05
31,6
52,25
69,0
48,9
1-29 ,,
69,30
73,2
66,50 78,0 45,77
68,7
1021-
1,83
61,8
411
12,79
37,1
2816
13
26,5
15
25,4
5,-
31,3
53,75
71,0
48,1
Mrt.-5 Apr.
70,-
73,9
65,-
76,2
46,20
69,4
103/-
1,79
60,5
4/-
12,56
36,4
28/-
13
26,5
15
25,4
4,75 29,7
53,75
71,0
47,8

GRENENHOUT
Zweedsch ongesor-
teerd 21/2
X
7
per standaard

VUREN-
HOT
basis 7

.0.

.
ZwedenlFinl.

an 4.672 M’.

KOE- –
HUIDEN
uaaf,openkop
57-61 pond

Atra

COPRA
Ned.-Ind.
1 m s
pe

Ido’kg
Amsterdam

GRONDNOTEN
Gepelde Coromandel,
per longton
c.i.f. Londen

LIJNZAAD
La Plata
loco
Rotterdam
per 1000 kg.’)

GÔUD
c 5

n en

h

d
per ounce line

HerI.Ned.Ct.I

Not.
‘ .S
tiert. Ned. Cl.
Not.
tiert. Ned. ct.
ir
%
f
%
f
%
£
f
%
t
%
5h.
1927
230,28
100,1
19.-(-
160,50
105,1
40,43
100,9
32,62
5

106,5
266,03
106,4
21.18111
185,-
95,0
51,50
100,1
85/-
105,3 104,4
124,1 1928
229,90
100,0
19.-/-
151,50
99,2
47,58
118,7
31,87
5

104,1
254,10
101,6
21..!-
185,25
95,1
51,45
100,0
851-
102,0 100,2
94.6
1929
229,71
99,9
19.-/-
146,-
95,6
32,25 80,5 27,37
5

89,4
230,16
92,0
19.-/9
214,-
109,9
51,40
99,9
85/-
92,7
95,4
84,5
1930
218,43 95,0
18.112
141,50
92,7
25,36
63,3
22,62
5

73,9
175,55
70,2
14.1014
181,75
93,3
51,40
99,9
85f-
69,8
75,1
60,0
1931
187,88
81,7
16.14/-
110,75
72,5
18,65
46,5
15,37
5

50,2
136,69
54,7
12.2111
95,50
49,0
52,-
101,1
9215
47,6 54,6
44,7
1932
136,14
59,2
15.1314
69,-
45,2
11,15
27,8
13,-
42,4
130,52
52,2
15.-/4
70,-
35,9
51,25
99,6
118/-
35,1
43,0
36,4
1933
136,48
59,3
16.1112
73,50
48,1
13,26
33,1
9,30
30,4
90,39
36,1
10.1914
75,50 38,8
51,35
99,8
12417
33,1
39,0
34,5
1934
134,02
58,3
17.1814
76,50
50,1
‘12,07
30,1
6,90 22,5
71,90
28,7
9.1213
72,75
37,3
51,50
100,1
13718
31,6 37,3
36,5
1935
127,91
55,6
17.1314
59,50 39,0
12,54
31,3
9,15 29,9
104,26
41,7
14.81-
67,25
34,5
51,50
100,1
14212
32,2
31,0
34,8
1936
139,98
60,9
17.19/10
78,25
51,3
15,40
38,4
11,90
38,9
113,49
45,4
14.1119
85,-
43,6 54,60
106,1
14014
39,0 42,2
40,7
1937
205,35 89,3
22.1712 132,25
86,6 23,35
58,2
15,22
5

49,7
127,81
51,1 14.418
110,50
56,8
63,20
122,8
14019
53,4
57,8
56,3

Jan.

1937
181,-
78,7
20.41-
118,75
77,8
21,50
53,6
20,62
5

67,3
145,04
58,0
16.3/9
102,75
52,8
63,45
123,3
141/8
55,1.
56,4 58,5
Febr.

,,
187,95
81,7
21.-!-
125,-
81,9
22,75
56,8
17,95
.58,6
132,01
52,8
14.151-
99,25
51,0
63,60
123,6
14211
54,1
57,0
59,5
Maart

,,
201,84
87,8
22.121-
135,-
88,4
25,-
62,4
18,05
58,9
137,54
55,0
15.81-
106,75
54,8
63,60
123,6
142/4
51,5 61,5
64,8
April

,,
208,79
90,8 23.51-
135,-
88,4
28,50
71,1
16,875
55,1
138,95
55,6
15.918
114,50
58,8 63,45
123,3
14115
59,3 80,4
63,6
Mei
211,29
91,9
23.10/-
137,-
89,7
26,25
65,5
14,95
48,8
127,60
51,0
14.4/-
112,50
57,8 63,15
122,7
140/8
56,7 60,2
58,2
Juni
211,01
91,8
23.101-
137,50
90,1
24,25
60,5
14,32
5

46,8
130,85
52,3
14.1117
110,50
56,7 63,10
122,6
140174
54,8 59,0
56,1
Juli

,,
212,-
92,2
23.101-
136,25
89,5

59,9
14,525
47,4
137,65
55,0
15.514
113,-
58,1
63,15
122,7 1401-
55,2
60,2
56,3
Aug.

,,
212,40
92,4 23.101-
135,-
88,4

62,4
13,95
45,6
126,66
50,6
14.-16
115,-
59,1
63,05
122,5
13917
53,1′
59,2
55,3
Sept.

,,
211,08
91,8 23.101-
135,–
88,4
25,-
62,4
13,15
42,9
120,84
48,3
13.911
115,25
59,2 63,05
122,5
14014
52,4
57,9
55,3
Oct.
210,65 91,6
23.10/-
135,-
88,4
23,-
57,4
13,50
44,1
121,70
48,7
13.1117
116,75
59,9
63,-
122,4
140164
50.4
56,1
51,2
Nov.

,,
209,46
91,1
23.5/-
132,50
86,8

44,9
12,50
40,8
109,57
43,8
12.313
110,50
56,7
63,10
122,6
140/14
41,1
53,2 46,7
Dec.


206,69 89,9
23.-!-
125,-
81,9
17,-
42,4
12,37
5

40,4
105,31
42,1
11.1415
109,75
56,3
62,85
122,2
139110
44,9
51,8
46,3

Jan.

1938.
203,65
88,6
22.1319
123,-
80,6

47,4
11,875
38,8
99,85
39,9
11.216
109,75
56,3
62,65
121,8
13917
44,4
52,0
44.7
Febr.

,,
199,56
86,8
22,5f-
122,50
80,2
17,-
42,4
tO,95
35,8
95,86
38,3
10.13/9
108,-
55.5
62,70
121,9
t39/9
43,4
51,0 44,3
Mrt.
197,49
85,9
22.-/-
116,25
76,1
15,-
37,4
10,97′
35,8 92,92
37,2
10.712
106,25
54,6
62,75
122,0
139/11
41,8 50,0 43,2
2 29
,,

,,
197,42
85,8
22.-t-
110,
72,0
15,-
37,4
10,625
34,7
90,26
36,1 10.113
104,-
53,4
62,90
122,3
14013
40,7 49,3 42,0
9 Mrt. 5Apr.
197,34
85,8
22.-!-
110,-
72,0
IS,-
37,4
10,50
34,3
87,43
35,0 9.151-
102,25
52,5
62,80
122,1
140J-11
39,9 46,8 40,0

9ÊËÏ’1KOLEN
Westf (Holt.
bunkerk. ongez.

PETROLEUM
Mid. Contin. Crude
33 t/m. 33.9° Bé s. g.

BENZINE
Gulf Exp. 64/66°
per

KALK-
SALPETER
franco schip
ZWAVELZURE
AMMONIAK
CEMENT
levering bij
Soton franco

ST E EN EN

o,
-‘
5O
binnenmuur buitenmuur
f.o.b. R’dam(
A’dam
per
te N.-York p. barrel U.S. gallon

Lerl.Ned.Ct.1

Ned.perlookg
franco schip
Ned. per 100kg
voor den wal
p. 1000 stuks
Rood en
p. 1000 stuks
Klinkers en
ot
to c
1000kg.
Herl.Ned.Ct.I Not.
Not.
bruto
Rotterdam
Boeregrauw
Hardgrauw

T
%
T
7
T
cts.
T
$
cts.
T”
TT
7
fl
1927
11,25
103,1
3,21
103,6 1,28
37
128,0 14,86
11,48
102,6 11,44
102,5
18,-
99,0
13,65
104,3 I16,50
88,4
105,1
105,2
1928
10,10
92,5
2,99
97,1
1,20
24,85 85,9 9,98
11,48 102,6 11,08
99,3
18,-
99,0
13,60 104,0
119,50
104,5
96,5 99,0
1929
11,40 104,4
3,06
99,4
1,23
24,90
86,1
10
10,60
94,8
10,96
98,2
18,55 102,0
12,-
91,7

107,1
98,5 95,9
1930
11,35 104,0
2,76
89,6
1,11
21,90
75,7
8,81
9,84
88,0
10,55
94,5
18,55 102,0
II,-
84,1
19,-
101,8
83,3
77,1
1931
10,05
92,1
1,42
46,1
0,57
12,38
42,8
4,98
8,61
77,0
7,73
69,3
16,55
91,0

76,4
15,50
83,0
61,9
55,4
1932

73,3
2,01 .65,3 0,81
11,99
41,5
4,83
6,15
55,0
4,20 37,6
12,-
66,0
8,50
65,0
II,-
58,9
49,6
43.0
1933
7,-
64,1
1,14
37,0 0,57 9,24 32,0
4,63
6,18
55,2
4,63
41,5
1i,-
60,5
8,75
66,9
10,50
56,2
46,4
40,3
1934
6,20
56,8
1,40
45,5
0,94
7,18
24,8
4,84
6,11
54,6 4,70
42,1
11,25
61,9
7,-
53,5 8,50 45,5
44,8
38.8
q

1935
6,05 55,4
1,39
45,1
0,94
7,65
26,5
5,18
5,89
Ii)

52,7
4,81
43,1
11,
60,5 6,75
51,6 8,50 45,5
46,4
39,9
91
1936
6,60
60,5
1,63
52,9
‘1,04
8,86 30,6
5,65
5,70
51,0 4,82 43,2
10,50
57,7
6,75
51,6 8,75 46,9
48,5
44,1
1937
.8,80
80,6
2,09 67,7
1,15
11,08
38,3
6,10
5,75
51,4 4,97 44,5
11,35
62,4
7,50
57,3 9,50 50,9
66,4
60,5

-lan.

1937
8,05
,73,7
1,90
61,7
1,04
10,61
36,7
5,81
5,65
50,5
4,85
43,5
11,35
62,4
7,-
53,5
9,-
48,2
82,7 59.2
1°ebr.
8,25
75,6-
2,12
68,8
1,16
10,95
37,9
5,99
5,70
51,0
4,90
43,9
11,35
62,4
7,-
53,5
9,-
48,2
84,8 59,9
Maart
8,30 76,0 2,12
68,8
1,16 11,16
38,6
6,10
5,75
51,4
4,95
44,4
11,35
62,4.
7,-
53,5
9-
48,2
73,9
66,5
April

,,
8,55 78,3 2,12
68,8
1,16 11,30
39,1
6,18 5,80 51,8
5,-
44,8
11,35
62,4
7,25
55,4
925
49,6 68,4 64,2
Mei

82,4
2,11
68,5
1,16
11,46
39,6 6,30 5,85 52,3
5,05
45,3
11,35
62,4 7,25
55,4 9,25 49,6 70,9 64,4
‘uni
9,-
82,4
2,11
68,5
1,16 11,48
39,7
6,31
5,85 52,3
5,05
45,3
11,35
62,4
7,25
55,4
9,25 49,6 69,8
63,0
juli

,,
9,-
82,4
2,11
68,5
1,16 11,58
40,0 6,38 5,60
50,1
4,80
43,0
11,35
62,4 7,45 56,9 9,50 50,9 70,3 83,4
Aug.
9,-
82,4 2,10
68,0
1,16 11,57
40,0 6,38 5,70 51,0
4,90
43,9
11,35
62,4
7,45
56,9
9,50
50,9 68,2 61,6
Sept.

,,
9,-
82,4
2,11
68,5
1,16 11,56
40,0 6,38
5,75
51,4
4,95
44,4
11,35
62,4
7,45
56,9
9,50
50,9 65,8 59,6
Oct.

,,
8,95 82,0 2,10
68,0
‘1,16
11,25
38,9 6,22
5,80 51,8
5,-
44,8
11,35
62,4
8,25
63,1
9,75 52,2
62,1
58,8
Nov.

,,
9,-
82,4 2,09
67,7
1,16 10,49
36,3 5,82
5,85
52,3
5,05
45,3
11,35
62,4 8,25
63,1
9,75
52,2 59,0 53,9
Dec.

,,
9,35
85,6
2,09
67,7
1,16
9,60
33,2
5,34
5,95
53,2
5,15
46,1
11,35
62,4
8,25
63,1
9,75 52,2 58,5 52,3

P
1938
9,90
90,7 2,08
67,4
1,16
9,34 32,3
5,20
6,05
54,
1

5,25
47,0
12,85
70,7
8,50 65,0
10,50
56,2
59.1
52,4
br.

;
9,90
.
90,7
,
2,08
67,4
1,16
.
9,10
31,5
5,09
.,
6,10
.
54,5 5,30 47,5
12,85
70,7
8,50
65,0
10,50
56,2 58,0 51,4
Mrt.
9,90
90,7 2,09
67,7
1,16
9,08
31,4
5,05
.6,15
55,0 5,35 47,9
12,85
70,7
8,50 65,0
10,50
56,2
58,1
50,7
2-29

.
9,90
90,7 2,10
68,0
1,16
8,94 30,9
4,94
6,15
55,0,
5,35 47,9
12,85 70,7.
8,50 65,0
10,50
56,2 57,8 50.0
Mrt.-5Apr.1
9,90
90,7
2,10 68,0
1,16
9,25 32,0
5,13
6,20

1

55,4
5,40
48,4
12,85
70,7
8,50 65,0
10,50
56,2
51,4 49,4

266

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

6
April
1938

NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 4 April 1938

Activa.
Binnen!. Wis-(Hfdbk.
f

8.604,262,27
sels, Prom.,

Bijbnk. ,,

140.981,50
enz.indisc.Ag.sch. ,,

354.181,74

f
9.099.425,51
Papier o. h. Buiten!. in disconto

……

Idem eigen portef.

f

5.400.000,-
Af: Verkocht maar voor
de bk.nog niet afge!.


5.400.000,-
Beleeningen

mcl. vrsch.

Hfdbk.
f
269.948.515,821)

in rek.-crt.
Bijbnk.

2.125.236 64

op onderp.

Ag.sch.

26.319.295,52

t 298.393.047,98

Op Effecten ……t 297.346.444,82
1
)
Op Goederen en Spec. ,,

1.046.603,16

,,
298.393.047,981)
Voorschotten a. h. Rijk …………….,,

Munt, Goud
……f

113.557.485,-
Miuntmat., Goud •. ,,1.352.228.638,85

1.465 .786.123, 85
Munt, Zi!ver, enz.

13.277.250,54
Muntmat., Zilver..

Be!egging van kapitaal, reserves en pen-
1.479.063.374,39
2
)

sioenfonds

……………………
42.070.191,96
Gebouwen en Meub. der Bank ……..,,
4.600.000,-
Diverse

rekeningen ……………….,,
9.634.368,02
Staat d. Neder!. (Wetv. 27f5/’32, S. No. 221),,
10.193.915,19

Passiva.

1.858.454.323,05
_________________________
Kapitaal
……………………….
f

20.000.000,-
Reservefonds ……………………,,
4.338.707,82
Bijzondere

reserve

………………,,
6.600.000,-
Pensioenfonds

……………… ….,,
11.374.341,61
Bankbiljetten in omloop …………..

,,
934.088.040,_
Bankassignatiën in omloop ……….,,
8.358,55
Rek.-Cour. Ç Het Rijk
f

71.466.359,77
saldo’s:

Anderen,, 804.784.273,70
876.250.633,47
Diverse

rekeningen ………………

..
5.794.241,60

f

1.858.454.323,05

Beschikbaar metaalsaldo

…………f
755.303.975,55
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is ,,
1.888.259.940,-
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank
ondergebracht………………..

..

1)
Waarvan aan Nederlandsch-lndjg
(Wet van 15 Maart 1933, Staatsblad No. 99)
……..
f

65.883.125,-
‘)

Waarvan in het buitenland …………………….
.77.843.183,60

Voornaamste posten in duizenden
‘uldens.

Goud
Andere
Beschikb.
Dek-
Data
Circulatie
opelschb.
1

Metaal-
kings
Munt IMuntmat.
schulden
saldo
perc.

4 April’38 113557 1.352.229
934.088 876.259
755.304
82
28 Mrt. ’38 113607 1.352.180
899.659 910.325
756.866
182

25 Juli

’14 65.703

96.410 310.437
6.198
43.521
154
Totaal
Schatkist-
B ee-

e
Papier
Diverse
Data
bedrag
disconto’s
promessen
rechtstreeks
ningen

op het
buitenl.
reke-
1
ningen
1)

4 April 1938
9.099

298.3

93

5.400
9.634
28 Mrt. 1938
9.150

297.961
5.235
7.772

25 Juli

1914
67.947

61.686
20.188
509
‘lonoer ae activa.

JAVASCHE BANK.

Data
Goud
Zilver
Circulatie
opeischb.
metaal-
schulden
saldo

2 Apr.’38t)
136.660
187.890
80.590 29.268
26 Mr1.’38
2
)
136.670
183.580
83.680
29.766

Apr. 1938
118.574
19.577
187.874 79.790 29.085
26Feb. 1938
116.574

1
18.949
183.367 81.641
29.520

25Juli1914
22.057 31.907
110.172
12.64
4.842

Wissels,

Diverse

1
Dek-
Data
buiten
1

Dis-

1
Bele e-
reké-.
kings-
N.-lnd.
1

conto’s

1
ningen
ningenl)
percen-
_____________
betaalb.
1
lage

Apr. ’38
1
)
1.740
7T’170 69.480
51
26 Mrt.’38
9
)
1.810
.
73.570
70.380
51

5 Apr. 1938
2.461
10.856

1
50.199 65.360
51
26Feb 1938
2.665
10.836

1
51.398
64.676
51

25Juli 1914
6.395
7.259 75.541
2.228
44
‘) Sluitpost activa.

.2)
Cijlers
telegrafisch ontvangen.

BANK VAN ENGELAND.

Bankbilf. I Other Securities
Data

Metaal
1

in

un Bankingl Disc. and Securities
1
circulatie
1
Departm.
1
Advances
23 Mrt. 1938 1327.277 479.485 1 46.922 1 6.635
1
20.096
16 ,,

1938 1 327.249 1 479.476

46.931

3.640 20.464

22 Juli 1914 40.184

29.317

33.633

Data

1
Gov.

Public
1
Other Deposits
1

1
Dek-

Sec.

Depos. Bankers Other Reservel
kings-
______________________

Accountsj

1
perc. 1)
23 Mrt. ’38 1105.086 1 15.557 1 109.143 36.647 1 47.7921 29,6
16 ,, ’38 1112.206

11.109 119.046 35.667 1 47.7731 28,8

22 Juli ’14 11.005 14.736

42.185

29.297 52
1) Verhouding tusschen Reserve en Deposits.

BANK VAN FRANKRIJK.

1
Te
goed
Wis-
1
Waarv.I

Belee-
Renteloos
Data
Goud
ziiverl
In
h t
sels
ningen
voorschoi
buitenl.
v.d.
Staat

17 Mrt.’38
55.807
4111
20 112.446
1

8261
4.815
1
3.200
10

,,

’38 55.807
3991
1
7
1
8261
4.773
1

3.200
23Juli’14
4.104
1
640J

1.541
8
769

Bonsv.d.I
1
Diver-
1
Rekg. Courant
Data
zelfst.
amort. k.
sen
1)
1
Circulatie

1
Staat
______
__
Zelfst
1

Parti-
(,mort.k.f
culieren
17 Mrt.’38I
5.575
1

2.877
94.164
1

28
1

2.147
121.435
10

,,

’38
5.575
1

3.342
93.631
1

23
2.122
1
21.082
13 Juli ‘1
4
1

1
5.912 401

943
ULUS4JWbL aI;LLV4.

DUITSCHE RIJKSBANK.

Data
Goud
bij bui-
als
goud-
1

,vissels
Belee-
tenl. circ.
dekking

1
en
ningen
banken

i
geldende
1
cheques

23 Mrt. 1938
70,8
1

20,3
5,6
4.919,1 44,2
15

,,

1938
1

70,8
1

20,3
5,5
1

5.178,3
51,0

30 Juli

1914
1.356,9


750,9 50,2

Data

1 Effec- 1

1
Diverse

Circu- 1 Rekg.- 1 Diverse

ten

ActLva2)

latie

1

Cr1.

1
Passiva

23 Mrt. 1938

125,8

803,9

4.807,8

832,2

204,6
15

,,

1938

102,8

725,4

4.949,5

823,1

197,8

30 Juli 1914

330,8

200,4

1.890,9

944,-

40,0
1) Onbelast.
2)
w.o. Rentenbankscheine 23, 15 Mrt. resp. 24,18 miii.

NATIONALE BANK VAN BELGIË (in Belga’e).

Data

Goud
‘ ‘
.

.
0.a

no

co

,
Rekg.Crt.

1938
,…
,,
t

.
…,

B
•’
.
0
.0

0
00

2413TIT6r
57
11.0891
214
1

30
1150
t5
17

17/3 ..13.2471
55
1.0891
195
34
150

228
4.385
1

46
481

FEDERAL RESERVE BANKS.

Goudvoorraad

Wissels

Data

1 Goud-

,,Other

In her-
1
In de

Totaal

cert ifi

cash” 2)

disc. v. d. 1

open

bedrag

member 1 markt
caten’)

banks
1
gekocht

9 Mrt.’38 9.187,7 1 9.178,6

471,6

8,4 1

0,5
2 ,, ’38 9.182,9

9.173,6

455,9

9,6 1

0,6

Belegd

F. R. 1

1

1 Goud-
1
Algem.
Data

in u. s. Notes 1 Totaal 1 Gestort 1 Dek- 1 Dek-
in circu-I

Kapitaall kings- 1 kings-
Gov.Sec.
1
latie

S

1
perc.i)
1
perc.4.l

9 Mrt.’38I 2.564,0 1 4.134,0 17.880,9 1 133,3 1 80,4 1


2 ,, ’38 2.564,0 1 4.144,7 7.820,1 133,2

80,6


1) Deze certificaten werden door de Schatkist aan de Reserve Banken
g
e
g
even voor de overname van het goud, toen de $ op 31Jan. ’34 van
100 op 59.06 cents werd gedevalueerd.
‘) ,Other Cash” does not inciude Federal Reserve Notes or a Bank’s
own Federal Reserve
bank
notes.
3) Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opeischbare
schulden: F. R. Notes en netto deposito.
4)
Verhouding totalon voorraad muntmateriaal en wettig betaalmiddel tegenover idem.
PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET FED. RES. STELSEL.

Dis- 1

IReserve 1
Totaal
1 Waarvan
Aantal
1
conto’s
1
Beleg-
1
bij de
Data

leenin.J

en

I
gingen

F. R.

depo-
1
time
1 sito’s 1 deposits
beleen. l

1 banks 1

2Mrt.’381

51 8.933 112.298 1 5.627 t 26.066 1 5,260
23 Feb.’38 – 8.896 112.271 1 5.673 26.098 5.249
De posten van De Ned. Bank de Javasche Bank en de Bank of
England zijn in duizenden, alle overige posten in millioenen van de betreffende valuta.

Auteur