25 AUGUSTUS 1937
AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.
Economisch~Sta.tistische…
Beri*chten
ALGEMEEN WEEKBLAD VOÖR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER
ORGAAN VOOR DÉ MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART
UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT
22E JAARGANG
WOENSDAG 25 AUGUSTUS 1937
No.
1130
COMMISSIE VAiV REDACTIE:
P. Lief tinck; N. J. Poluk; J. Tinbergen; F. de Vries en
R.
M. H.
A. van der Valk (Redacteur-Secretaris).
Redactie-adres: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam.
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.
Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408
A.dvertenties voorpagina f0,50 per. regel. Andere pagi
na’s f 0,40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens
tarief. Administratie van abonnementen en advertenties:
Nijgh & van Ditmar N.V., Uitgevers, Rotterdam, Are-
sterdam, ‘s-Gravenhage. Postchè qua- en giro-rekening
No. 145192.
Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p. in
Nederland f 16,—. Abonnemantsprijs Economisch-St atis-
tisch Maandbericht f 5,— per jaar. Beide organen samen
f 20,— per jaar. Buitenland en Koloniën resp. f 18,—,
f 6,— en f 23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. Dona-
teurs en leden van het Nederlandsch Economisch Instituut
ontvangen het weekblad en het Maandbericht gratis en
genieten een reductie op de verdere publicaties.
BERICHT.
In verband met den a.s. Koninginnedag zal het
nummer van cle volgende week op Donderdag in
plaats van op Woensdag verschijnen.
INHOUD
BIz.
BEzINNING
door
C. Vermey ……………………608
Emissie van buitenlandsche fondsen in Nederland door
G. L. Popken ………………………………610
De Nederlandsch-Indische bevolkingsrubber door
J. F.
Haccoû…………………………………… 612
De Rijksmiddelen over Juli
1937 ………………..613
BUITENLANDSOHE MEDEWERKING: –
Banken en industrie in Oostenrijk …………..
614
AANTEEKENINGEN:
Richtlijnen voor de economische en financieele poli.
tiek in Zwitserland ……………………..
616
De ontpotting van het goud………………….
617
INGEZONDEN STUKKEN:
Voogdibeheer door
A.
Boon………………….618
ONTVANGEN BOEKEN
…..
………………………
619
MAANDOIJFERS:
Overzicht van den stand der Rijksmiddelen
.
…
……
619
Emissies in Juli
1937 ……………………..619
Statistieken:
.:
Geldkoersen-Wisselkoersen-Bankitaten
.
………………
621, 622
GELD-, KAPITAAL- EN WISSELMARKT.
De wisselmarkt vertoonde in de week onder verslag
weinig wijziging. In Londen bleven Dollars flauw g-
stemd en de noteering was na een lichte verbetering
tegen het eind van de vorige verslagweek weer iets
lager. Ook bij ons waren Dollars- een kleinigheid
lager, terwijl het Pond ongeveer gelijk bleef. Dit keer
is dus de daling van den Dollarkoers in Londen niet
zooals voorheen aanleiding geweest tot een stijging
van den Pondenkoers te onzent. Waaruit men dus kan
conciudeeren dat de Gulden ook wat meer gevraagd
was. Noemenswaardige omzetten vondeû echter op de
valutamarkt
bij
ons niet plaats: En de koersfluctua-
ties bleven binnen zeer enge grenzen. –
In Fransche Francs was deze week weer iets meer
beweging, zoowel op de contante als op de termijn-
markt. De contante koers werd door het Fransche
Egalisatiefonds vrij strak gehouden, de termijnkoer-
sen vertoonen echter weer een belangrijk gr6oter disa-
gio. Van 17 cts. steeg het driernaaadsécart tot 25 ets.
Behalve speculatieve krachten zaten achter deze be-
weging ook transacties met zuiver commercieelen on-
dergrond. Wat de speculatieve belangen betreft, heeft
de wetenschap, dat binnenkort de volmachtspauze van
de Fransche regeering teneinde is, meegesproken.
Registermark-en bleven aan den vasten kant, on-
danks het feit, dat de vraag voor reisdoeleinden reeds
belangrijk begint te verminderen, terwijl overigens
het heele seizoen door, de omvang van de vraag zeer
beduidend bij dien van het vorige jaar is ten achter
gebleven, getuige de veel geringere stortingen in de
clearing op speciale reisrekening.
De geldmarkt blijft onveranderd. Het bedrag ahn
in omloop zijnde schatkistpapier wordt voortdurend
kleiner, omdat de schatkist uit het omvangrijke ere-
ditsaldo hij de centrale bank het vervaflAnd papier
gemakkelijk kan aflossen. De langzaam stijgende bil-
jettencirculatie absorbeert natuurlijk wel een deel van
de op de geldmarkt beschikbare middelen, riiaar in
vergelijking tot het totale bedrag aan liquiditeiten is
die toeneming van de circulatie wo gering, dat er
niet het geringste effect van de geldmarkt uitgaat
noch te verwachten is.
De beleggingsmarkt blijft bij voortduring gunstig
gestemd. Thans kondigt de provincie Zuid-Holland
weer een 3 pOt. leening aan, waarvan de looptijd
30 jaar is met een groote aflossing in het laatste jaar,
zoodat men hier werkelijk niet meer kan spreken van
een kortloopende leening. Het ziet er meer en meer
naar uit, dat wij naar het 3 pOt. rentetype toegaan.
Buitenlandsche emissies blijven nog uitermate
schaarsch. De eerste leening van behoorlijken om-
vang is thans aangekondigd ten laste van de Norsk
Eydro-Elektrisk Kvaelstofaktieselskab, een leening.
met eèn 4 pOt. reütetype en emissiekoers van 96 pOt.
608
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
25 Augustus 1937
BEZINNING.
(Naar anle’ïcl’ïng van cle hausse in de scheepvaart.)
Er schuilt diepe wijsheid, al zal deze ook niet door
ieder voetstoots worden aanvaard, in de uitspraak,
dat de mensch alléén bezit ,,het oogenhlik”! 1-let
‘luchtig oogenhlik, (lat schier onmiddellijk ,,verle-den” geworden, onbereikbaar is voor den tastenden
greep van menschenhand. Het oogenblik, het ni, dat
in het koortstachtig rhythme en in den fel jagenden
poissiag van den tijd zoo ras voorbijgaat, behoort ons
slechts even, maar dan ook volkomen toe. Het ver-leden ligt achter ons, en de toekomst? Och, wat nut
heeft het te praten over de toekomst? Die onbekende toekomst, waarvan wij immers niet eens weten of zij
ooit voor ons zal worden tot het ,,00genhlik”; het nè
dat alleen het ongerept en onbestreden bezit is van
individu en gemeenschap.
Het valt buiten het bestek eener bijdrage in een economisch tijdschrift, stil te staan hij den diepen
zin dezer naar meuschelijken maatstaf gemeten, toch
wel paradoxale waarheid en wanneer wij dan ook deze gedachte als inleiding tot onze verdere beschouwingen
overnemen, doen wij dit, omdat 66k en zoo duidelijk
waarneembaar in het nuchtere leven van allen dag,
haar juistheid op treffende wijze wordt – gedemon-
stieerd. Eenerzijds in den gulzigen greep naar de
kansen die
flL
geboden worden! Anderzijds door de
intensiteit waarmede enkeling en gemeenschap het
oogenblik beleven. Een intensiteit z66 fel, dat aan
het onmiddellijk verleden en de naaste toekomst geen
of nauwelijks aandacht wordt geschonken. Wij be-
hoeven waarlijk niet in de historie terug te grijpen
om de waarheid dezer stelling aan te toonen. Wie
twaalf, of wil men achttien maanden geleden ,,den
nioecl” had om op grond van nauwelijks waarneem-
bare, maar voor den nauwlettenden toeschouwer niet-
temin tastbare teekenen van lichte verbetering te wij-
zen, al demonstreerden deze zich dan ook nog slechts
hoofdzakelijk in meerdere stabiliteit van het prijs-
niveau, werd voor een gevaarlijk optiinist uitgekre-
ten. Wie ondanks alles bleef gelooven in betere tijden,
66k voor de scheepvaart, werd als regel rneewarig
aangekeken. Betere tijden? Misschien voor de thans
opgroeiende generatie, maar
wij
beleven dit niet
meer, was de gebruikelijke reactie en gebukt onder
den zwaren last van het nt, weigerde men een terug-
blik te werpen op het verleden ee durfde men al
evenmin uitzien naar de toekomst. Want
deze
crisis
was immers veel ingrijpender dan ooit tevoren en de toekomst was volkomen duister! Schril contrast tus-
schen het pessimisme van het nu en het roekeloos op-
tiinisme van het verleden: van de jaren die onniid-
delljk op den oorlog volgden! Ook toen e3n volkomen
opgaan in het oogenhlik van schijnwelvaart! Mateloos
vertrouwen in hestendiging eener periode van tijde-
lijken ophloei; een kniesoor en bloodaard die zijn
ka.ns nu niet greep! Voorwaar, ondanks het weinig vleiend cynisme en den sterk egocentrischen inslag
van het gevleugeld woord: ,,il faut prendre l’occa-
sion par les cheveux” valt niet te ontkennen, dat
hier in geslaagden symboliek uiting wordt gegeven
aan het levensmotto der massa!
* *
*
En thans? De dwaze optimisten zijn sneller dan
zelfs zij durfden denken, door de feiten in het gelijk
gesteld. Crisis? Wie praat er nog over crisis? Wij
beleven, of suggereeren onszelf – en wij hebben het
in deze kunst ver gebracht – dat wij beleven een her-
nieuwde periode van krachtigen ophloei. En zij die
een jaar geleden nergens een enkel lichtpunt konden
ontdekken, hehooren – natuurlijk, zouden wij haast
zeggen – tot degenen die het luidst verkondigen dat
alle misère tot het verleden behoort. Of er
in wezen
veel en vooral ingrijpend gewijzigd is, of thans waar
lijk de primaire voorwaarden aanwezig zijn voor een
duurzame verbetering op economisch en monetair ge-
bied – aan de internationaal-politieke aspecten zul-
len wij maar het zwijgen toedoen – ziedaar vragen met
welker beantwoording men zich niet bezighoudt. Men
heeft er trouwens ook geen tijd voor. Grijpt
uw
kans!
En de kansen liggen immers voor het oprapen. Er
w’ordt verdiend, veel verdiend zelfs. Een schip, om het even of het oud of nieuw is, beteekent een ruim
vloeiende bron van winst. Achttien maanden geleden,
of is het nog korter, ja toen was het anders. Toen
was het reederijhedrjf den ondergang nabij. Maar –
dlts kommt nie wieder, zoomin – wij lazen het dezer
dagen nog en wreven onze oogen uit – als het niveau
waarop de bonwprijzen in de achterliggende jaren be-
landden, ooit weder zal worden bereikt. De psycholo-
gie van het oogenblik! De suggestie van het ni.
Is. het dan alles onwezenlijk en hebt gij u tot taak
gesteld aannemelijk te maken dat de opleving in
wezen slechts een geslaagde proeve van de methode
Coué is, zoo zullen wellicht de lezers dezer vluchtige
proeve van ,,wirtschaftliche und psychologische Be-trachtung” zichzelf en mij vragen? Vanzelfsprekend
moet het antwoord oh deze vraag ontkennend luiden.
Er is waarlijk geen diepgaande studie noodig om te
constateeren, dat er vrijwel allerwegen een zeer tast-
bare verbetering is ingetreden. Bepalen wij ons tot
het reederijbedrijf, dan zien wij hoe ingrijpend de
verbetering in dezen tak van bedrijf is, een verbete-
ring die, ontdaan van alle legendevorming, het beeld
radicaal heeft gewijzigd. Enkele tusschentijds gepu-
bliceerde resultaten van Nederlandsche reederijen
hebben dit op duidelijke wijze aangetoond. Wij mogen
dit met enkele vergelijkende vrachtgemiddelden, ont-
leend aan het ,,Daily Freight Register” demon-
streeren.
Van/Naar
1.1
–
__
–
112
II
–
II
–
W.-Australië
Vereen, Kon/Continent
(basis bep)
4
91
41
(253,6
44/8
26111
3
/4
301-
S.-Australiê
Vereen, Kon/Continent
basis bep)
………….
44(6
4813
43(10
2719
3
14
31(0
1
(
Sydney
Vereen. Kon/Continent
..
41(4
4213
46110
4112
251-
3016
11
4
basis bep)
………….
40(51/
4
4311
4716
451-
38110
2513 2816
3
14
Saigon/Midd. Zee Cont.
42/2
1
/4
401-
4319
4819
2511
271-
4adraskust
3819
2416 3413
4idd. Zee/Continent…
4413
Donau/Continent
……
21/9
2311
2117
1514
17141/
4
Vi ontreal/UK. Continent
2/9
31-
3/1
1
14
2111
1
1
4
21-
211
1
12
loord-Amerika/Japan
‘schroot)
………… …
37/6
371-
35,10
3011
13110
1412
Ûalny/Continent
……….
tuba/Ver. Kon. Con(in.
t
iker)
……….
….
enos-Aires/Ver. Kon.
..
24/104
25110
261-
2619
2210
/,
1317114
1414/,
per quarter)
………..
continent
………….
29/9
1
/4
2813
2616
26j5
17/6
19/5
3
/
1
an Lorenzo/Ver. Kon.
.
…..
34/1
1
/4
32/8
3219
1
12
329
2717 18(7
112
2114
1
2
3ahia Blanca/Ver. Kon.
ontinent
……..
…..
ontinent
..
31/6
31/4
2413
1616
20110
,Vestkust v.N.-Arnerika/
L/6
Ver. Kon. (vrij laden en
Ossen)
…………….
39/7
4014
1
1,
39,7 26/10
1915
239
Een vluchtige vergelijking reeds tusschen de ge-
middelde vrachten der laatste maanden – April was
met uitzondering van de Laplata-markt, van waar de
vrachten nog verder zijn gestegen, wel bij uitstek
gunstig – en die gedurende het afgeloopen jaar,
toont duidelijk aan hoe belangrijk de verbetering van
het vrachtenpeil is. Z66 ingrijpend inderdaad, dat
hiertegenover de nadeelen van de waardeverminde-ring van ons betaalmiddel en’ de stijging der prijzen
van brandstoffen ed. geen. rol van heteekenis spelen.
Teneinde het toch altijd vrij dorre cijfermateriaal te
beperken, laten wij de uitgaande vrachten, die vooral
in de groote vaart sterk
zijn
aangetrokken, buiten
beschouwing. De ,,Chamber of Shipping” neemt –
bijv. voor de maand Juli – als vergelijkingsbasis
aan. . . . 1920 = 100. Het resultaat is in zooverre in-
teressant dat uit de cijfers blijkt, dat z66 berekend
het gemiddeld
indexcijfer
voor de maand Juli jl.
34.26
bedraagt. Intusschen meeuen wij, dat een ver-
25 Augustus 1937
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
609
gelijking met het ,,hoom”-jaar 1920, vooravond van de eerste ernstige n-oorlogscrisis, weinig practische
heteekenis heeft.
Bezien wij dus den huidigen toestand op de vrach-
tenmarkt in het licht der feiten, dan is er alleszins
reden tot groote tevredenheid. De schier overdadige
wijze, overdadig gezien vanuit de zoo vlak achter ons
liggende magere jaren, waarop nii belangrijk gestegen
hedrijfsuitkomsten èn overschotten den ondernemers
als het ware in den schoot worden geworpen – al
geldt dit dan ook niet voor allen – maakt nochtans
een nuchtere analyse van den huidigen toestand tot
een gehiedende noodzakelijkheid. Verdiept men zich
echter alléén in het oogenblik, dan verliest men den
zin voor verhoudingen. Dan staan wij wellicht straks,
de geschiedenis herhaalt zich immers steeds, weder-
om even onvoorbereid voor een nieuwe periode van
neergang.
* *
*
Wat is eigenlijk de directe oörzaak van den zooveel
gunstiger gang van zaken? Het is natuurlijk onmo-
gelijk één enkelen factor aan te wijzen, die tot een
z66 ingrijpende wijziging van het conjunctuurbeeld
heeft geleid. Het is er mede als met de jongste crisis
zelve. Samenvattende en samenwerkende oorzaken en
invloeden hebben in 1929 geleid tot een steeds groo-
ter wordenden chaos op economisch-monetair gebied.
Zoo éék met het herstel. Maar toch gelooven wij per-
soonlijk, dat de twee belangrijkste factoren die tot dit herstel hebben geleid, zijn: economische bewustwor-
ding en daarmee gepaard gaand terugkeerend ver-
trouwen. Economische bewustwording! Toen aan de
daling der goederenprijzen geen einde scheen te
komen, toen de handel keer op keer moest onder-
vinden, dat het vormen en aanhouden van voorraden
tot steeds aanzienlijker verliezen leidde en welhaast
onbeperkte risico’s met zich bracht, viel de ,,voorraad-
handel”, die voor een normaal functioneerend inter-
nationaal bedrijfsleven immers een onmisbare stimu-
lans is, allengs geheel weg. Productie-beperking,
autarkische maatregelen, e.d. zorgden voor de iest.
Zelfs toen in 1932/’33 de voornaamste goederen-prijzen niet verder daalden en er een stabilisatie, zij
het op abnormaal laag peil, intrad, waagde men zich
niet aan ,,voorraadhandel”. Men bepaalde er zich toe
te voldoen aan de tot een minimum ingekrompen
vraag voor onmiddellijk verbruik. Men gaf zich niet
of onvoldoende rekenschap van de omstandigheid, dat
in het algemeen de ,,voorraden” geheel ontoereikend
zouden zijn, zoodra, door de een of andere oorzaak, de
vraag zou uibreiden. O.i. heeft het Oost-Afrikaansch
conflict meer dan eenige andere gebeurtenis bijge-
dragei tot de ,;ontdekking” dat de handel bij gebrek aan voorraad niet bij machte was te voldoen aan en
zeer zeker niet was ,,ingesteld” op hevrediging van
toenemende vraag. Economische bewustwording! En daarmede gepaard gaande terugkeer van vertrouwen.
De prijzen bewogen zich in opwaartsche richting.
Natuurlijk niet voor alle goederen in even sterke
mate en even snel tempo. Maar cle overtuiging, dat
er in het aanleggen van voorraad slecht-s verlies
en onevenredig risico school, maakte geleidelijk pLaats
voor het inzicht, dat er een kentering was ingè-
treden, dat er winstmogelijkheden scholen in het
aanhouden van voorraden. Wij gaan voorbij aan de
devaluatie der Nederlandsche, Fransche en Zwitser-sche munt. Het uiteindelijk nuttig effect op den eco-
nomisch-monetairen toestand, bezien niet slechts in
het licht van nu en binnen de toch altijd enge begren-
zing van nationaal ,,herstel” onttrekt zich aan het
subjectieve oordeel, dat thans zou worden geveld. De
toekomst zal leeren of dit soort maatregelen blijvend
goed werken.
* *
*
In de boven geschetste ontwikkeling van den eco-
nomischen toestand – en wij betasten de toetsen
slechts vluchtig -, ons hewust van den noodzaak der
beperking, ligt oogenschijulijk niets ongezonds. In-
derdaad. Indien zich het genezingsproces geleidelijk
zou hebben voltrokken, ware cle verwachting, dat op
de zeven magere, zeven vette jaren op het gebied van
de internationale conjunctuur (wereldhandei, wereld-
scheepvaart, wereldmarktprijzen, kapitaalexport) zou-
den volgen, begrijpelijk en vermoedelijk ook gewet-
tigd geweest. Men zou clan allengs ongetwijfeld doel-
bewuster hebben gestreefd naar wegneming der tal-
boze belemmeringen. Men zou naarstiger hebben ge-
zocht naar een oplossing der monetaire problemen, men zou wellicht zelfs een bewuste poging hebben
gedaan om de politiek-economische tegenstellingen
die een voortdurende bedreiging vormen voor wereld-
vrede en wereldherstei, te overbruggen. Maar, en
hier
schuilt oi. juist het latente gevaar, de dreiging zoo
men wil van het ,,herstel” dat wij
nu
beleven, z66 is het
niet
gegaan.
De herhewapening allerwegen, die vicieuse cir-
kel waaruit de rnenschheid zich zelfs na een schier
vernietigenden volkerenkrijg niet vermag te bevrij-
den, is oorzaak dat het ,,geuezingsproces” zich vol-
trekt op een wijze en in een tempo, die
geen
waar-
borgen voor een duurzaam herstel bieden. Men moge
al beweren, dat, dank zij dezen ,,stimulans” nijver-
heid, handel en scheepvaart tot nieuw leven zijn
gewekt, men kan er – vrij cynisch èn kortzichtig
overigens – op wijzen, dat de perioden van welvaart
in het verleden feitelijk alle werden ingeluid door de
toepassing van den ,,gulden regel”: Si vis pacem,
para bellum.
Wij
weten thans door bittere ervaring
dat de jaren van betrekkelijke welvaart, voorafgaande
aan 1914, gevolgd zijn door een ontwrichting onein
dig ernstiger dan de ,,welvaart” van weleer.
Stelt men zich zelfs op dit oogenhlik de nuchtere
vraag, wat is er feitelijk veranderd, welke zijn de
fundamenten waarop de huidige ,,opbloei” rust, dan
zal erkend moeten worden, dat de eerste voorwaarden
voor een zich normaal voltrekkend herstel tot dusver
niet
zijn vervuld. De schuchtere pogingen hier en
daar – en zij zijn te loven – gedaan om handelsbelem-
meringen op te ruimen, vinden allerminst algemeen
navolging.
Het tegendeel is helaas veeleer waar. Slechts
waar ijzeren noodzaak dwingt, wordt het keurslijf waarin de handel nog steeds is gekneld iets losser
gesnoerd. Op monetair- en credietpolitiek gebied
heerscht nog onzekerheid, terwijl de financieele posi-
tie van verschillende landen verre van fraai is. En
politiek is de wereld vol van welhaast ondragelijke
spanningen. Zelfs indien men van oordeel is – en wij deden dit inzicht – dat de tijd nôg niet is aan-
gebroken, waarop de oorlogsmachinerie de wereld
in brand zal zetten, valt nochtans niet te ontkennen,
dat hij het huidig hewapeningstempo en de psyche der
volkeren de dag méét komen, onafwendbaar, waarop
de wapenen. . . . die immers den vrede verzekeren, de
problemen zullen ,,opbossen”. En indien men ook
deze visie afwijst, kan tpch niet worden ontkend, dat
hetgeen zich thans reeds onder onze oogen, in de
wereld rondom ons afspeelt, verarming beteekent. Verarming en uitschakeling voor jaren van landen
en volken welker rol in het economisch wereldhestel van de grootste heteekenis is en wier actieve deelne-
ming aan het hernieuwingsproces niet kan worden
ontbeerd.
* *
*
En nu keeren wij weer terug naar het uitgangs-
punt onzer beschouwing en vragen wij: Wat is het
verband tusschen wereidgebeuren en wereldscheep-
vaart? Als wij de vraag zéé formuleeren, voelen wij
reeds, dat de welvaart van nti, van het oogenblik dat
wij beleven, vooralsnog weinig houvast biedt voor de
toekomst. Wij behooren niet tot het gilde der zwart-galligen. Wij waren 66k in crisistijd optimist, d.w.z.
wij geloofden in uiteindelijke terugkeer van meer for-
610
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
25 Augustus 1937
male verhoudingen. Ook de economie is aan bepaalde
wetten, aan imponderabilia, gebonden en eb en vloed
wisselen elkaar ook hier voortdurend af. Maar wèl
willen wij en wij meenen, dat dit niet alleen geldt
voor het reederijhedrijf maar voor het geheele com-
plex der economische samenleving, met nadruk wijzen
0
1
)
de noodzaak om zich te
bezinnen,.
Het is verblij-
dend, dat na jarenlange verarming, een zeer uitge-
sproken verbetering is ingetreden. De resultaten
onzer reederijen zullen, naar gereedelijk mag worden
aangenomen, dit jaar een aanzienlijken vooruitgang
toonen. Toch blijven er nog verschillende, aan dezen
bedrijfstak inhaerente problemen, welker oplossing
een groote mate van wrijsheid vordert.
Vlootvernieuwing is, wil men in staat zijn, 66k
wanneer de tijden veranderen, met succes op de in-ternationale markt te blijven meedingen, een gebie.
dende noodzakelijkheid. Maar de bouwprijzeu zijn met
bijna 60 pOt. gestegen en de levertijd is in vele ge
vallen een onzekere factor. Men dient hier onder
scheid te maken tusschen de lijnreederijen, die varen
moèten en voor welke groep de exploitatie van econo-
mische scheepstypen derhalve een gebiedende rende-
ments-eisch is èn de algemeene vrachtvaartreederijen,
,,les soldats de la fortune”. Haar winsten mogen in
tijden als wij thans beleven naar verhouding van het
geïnvesteerde• kapitaal aanzienlijk zijn, haar risico’s
zijn grooter, terwijl haar exploitatie-mogelijkheden
onmiddellijk den invloed der conjunctuur in gunsti-
geu dan wel ongunstigen zin ondergaan. Voor haar
geldt nog steeds – het beeld is gechargeerd, maar
weisprekend – dat twaalf schepen en dertien ladingen
de markt doen oploopen, maar dat omgekeerd der-tien schepen en twaalf ladingen een reactie teweeg
brengen.
Bouwen tot vrij belangrijk opgeloopen prijzen,
lange levertijden, zij heteekenen vooral voor de vracht-
vaart een risico. Het kn goed gaan, maar een plot,
selinge conjunctuur-kentering kan evenzeer aan ,,gou-
den droomen” deii bodem radicaal inslaan. Mutatis
mutandis geldt hetzelfde voor tweedehandsch mate-
riaal. Het is zéér verleidelijk schepen, die een jaar
geleden nog slechts geschikt waren voor sloop en die
thans opnieuw in geregeld bedrijf gesteld, behoor-
lijke reisoverschotten laten, niet te verkoopen, 66k al
wordt een hooge prijs geboden. Straks heeft men wel-
licht de markt gemist! Of wel, men koopt tot hoogen
irjs schepen uit de tweede hand en verdient het
eerste jaar ruimschoots afschrijvingen plus….divi-
dend natuurlijk. Hoe zal het
zijn
als de kentering
komt?
Nog eens. Onze scheepvaart beleeft goede tijden!
Maar als ,,bon père de famille” zal de voorzichtige
ondernemer, door bittere ervaring geleerd, zich reken-
schap geven van de gevaren, die 66k, ja in het bij-zonder, schuilen in tijden van krachtigen opgang –
vooral wanneer de naaste toekomst zelfs zich aan
iedere heoordeeling onttrekt en de factoren, die onze
samenleving in economisch opzicht aan den rand van
den afgrond brachten, nog onverminderd van kracht
zijn.
De voorzichtige navigator geeft acht op het signaal:
Weest op uw hoede! Hij stuurt een veiligen koers en
]oopt geen risico’s, welker draagwijdte hij niet kan
overzien.
• Mogen ondernemingszin en-initiatief in dezen tijd
vooral samengaan met bezinning! Dan zal de Neder-
landsche reederij het ni, het oogenblik van welvaart,
benutten om haar positie te consolideeren. Dan zal
zij, als straks de nu nog gesluierde toekomst ,,heden”
is geworden, paraat zijn. Paraat in voor- en tegen-
spoed! C.
VEaMEY.
EMISSIE VAN BUITENLANDSCHE FONDSEN IN
NEDERLAND.
Nu De Nederlandsche Bank in principe geen be-
zwaar meer heeft tegen nieuwe emissies ten laste
van in het buitenland gevestigde lichamen of instel-
lingen, waarvan aan de Amsterdamsche effectenbeurs
reeds fondsen zijn genoteerd en ook niet meer a
priori afwijzend staat tegenover nieuwe emissies van
buitenlandsche instellingen of lichamen, waarvan
hier ter beurze nog geen fondsen genoteerd zijn, is
voor het eerst sedert ruim 4 jaar de mogelijkheid
geopend tot uitbreiding van het voor Nederlandsche
beleggers beschikbare officieel te Amsterdam geno-
teerde buitenlandsche beleggingsmateriaal.
In den aanvang van het jaar 1933 had De Neder-
landsche Bank onofficieel te kennen gegeven dat in
afwachting van meerdere zekerheid omtrent de ont-
wikkeling van de internationale verhoudingen het
aan de markt brengen van buitenlandsche emissies
behoorde te worden vermeden. Deze wensch van De
Nederlandsche Bank hield practisch een verbod van
buitenlandsche emissies in, daar de Bank in deze
gesteund werd door het Ministerie van Financiën.
Al had de Vereeniging voor den Effectenhandel de
officieele noteering van een hier te lande te intro-
duceeren buitenlandsch fonds willen toestaan, dan
zou de Minister van Finanèiën zijn goedkeuring aan
de opneming in de Prjscourant, welke voor elk fonds
apart moet worden aangevraagd, op verzoek van
De Nederlandsche Bank, toch geweigerd hebben. Tot
voor kort heeft het bestuur van De Nederlandsche
Bank dit standpunt in principe gehandhaafd, al
werd deze houding in den loop der jaren iets minder
star. In het jaarverslag over 1934/1935 merkte de
President van De Nederlandsche Bank op, dat dit
z.g. emissie-embargo geweuscht was, ,,voor zoover het
althans geen conversie betrof van buitenlandsche lee-
ningen, die in Nederland waren uitgegeven”. Eerst
in het op 1 Juni jl. gepubliceerde jaarverslag over
193611937 werd een aanmerkelijk minder afwijzend
standpunt ingenomen: ,,De ontwikkeling, die de in-
ternationale verhoudingen in den laatsten tijd ver-
toonden, heeft het ons mogelijk gemaakt aan het z.g.
embargo op huitenlandsche uitgiften een eenigszins
soepeler toepassing te geven. Hoewel wij nog altijd
op het standpunt staan, dat het onbeperkt toelaten
van emissies of introducties hier te lande onder de
gegeven omstandigheden ongewenscht is te achten,
zijn wij van geval tot geval bereid na te gaan of wel-
licht een bijzondere aanleiding bestaat om ons be-
zwaar ten opzichte van een speciale emissie of intro-
ductie te laten varen”. Eerst door de op 29 Tuni
gepubliceerde aankondiging van een nog soepeler
toepassing van het emissie-embargo kan men in zeke-
ren zin spreken van een opheffing van het verbod,
al wenschen de betreffende instanties zich dan ook
het recht voor te behouden om elk speciaal geval in
het licht van de hier te lande geldende omstandig-
heden afzonderlijk te beoordeelen.
Deze verandering in de politiek der Nederlandsche
Bank doet een drietal vragen rijzen: 1. Laat de posi-
tie van den Gulden op de wisselmarkt thans de ver-
zwakking van genoemden contrôlemaatregel toe?
2. Bestaat er inderdaad behoefte aan uitbreiding van
ter beurze genoteerde buitenlandsche fondsen? 3. Is
het gewenscht en mogelijk om contrôle uit te oefenen
op het gehalte der nieuw te introduceeren-. of emit-
teeren buitenlandsche fondsen?
De eerste vraag kan volmondig bevestigend beant-
woord worden. De Gulden ligt reeds sedert maanden
vast in de markt. Het Egalisatiefonds heeft zijn aan-
koopkoers van Dollars eenige malen moeten verlagen,
thans tot 1.80
v
/s
en moest ook op dit niveau herhaal-
delijk ingrijpen om een verder stijgen van den Gul-
den tegen te gaan. Omtrent de oorzaken van de vaste
stemming voor den Gulden willen wij hier niet ver-
der uitweiden, doch slechts constateeren, dat voor
25 Augustus 1937
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
611
een strenge toepassing van het emissie-embargo, in-
gesteld toen de z.g. ,,aanvallen” op den toen nog op
goudbasis berustenden Gulden het noodzakelijk maak-
ten elk onnoodig aanbod. van Guldens tegen vreemde
valuta te vermijden, thans geen redenen van valuta-
politieken aard meer bestaan. De uitvoer van kapitaal heeft eerder de tendens, de pogingen van het Egalisa-
tiefonds om een appreciatie van den Gulden tegen te gaan, te ondersteunen. Het lijkt ons, dat ook de tweede vraag bevestigend
beantwoord moet worden. Zooals in het jaarverslag
over 1936 van de Vereeniging voor den Effecten-handel terecht wordt epgemerkt bestaat er in Ne-
derland eenigermate een schaarschte aan goede off i-
cieel genoteerde buitenlandsche fondsen voor beleg-
ging op langen termijn. Tegenover het aanmerkelijke
bedrag aan voor belegging in aanmerking komend
kapitaal staat een beperkt aanbod van nieuwe Necler-
landsche obligaties en aandeelen, terwijl verder bui-
tenlandsche fondsen kunnen worden aangekocht.
Zoolang het emissie-embargo van kracht was kon
uitbreiding van kapitaal, belegd in officieel te Am-
sterdam genoteerde huitenlandsche fondsen, alleen ge-
schieden door het belang in dit, als gevolg van het
embargo, onveranderlijk vaststaand aantal fondsen
te vergrooten. Daar het aantal voor belegging in aan-
merking komende genoteerde buitenlandsche fondsen
beperkt was, was een dergelijke vergrooting uit het
oogpunt van risicoverdeeling aan grenzen gebonden.
Dat het gevaar van te groote eenzijdige uitbrei-
ding van het Nederlandsche foudsenbezit niet denk-
beeldig is, blijkt wel uit het feit, dat Nederland de
grootste aandeelhouder is van verschillende groote Amerikaansche ondernemingen, o.a, de U. S. Steel
Oorporation.
Uitbreiding van Nederland’s belang bij buitenland-sche fondsen kan tevens geschieden door aankoop op
buitenlandsche beurzen van dergelijke waarden, welke
niet te Amsterdam genoteerd worden. Een dergelijke
directe belegging in het buitenland is voor den ge-
middelden belegger meestal ondoenlijk, daar het hem
veelal niet mogelijk is zich voldoende te oriënteeren,
teneinde uit de aan buitenlandsche beurzen verhan-
delde fondsen een keuze te doen.
Naast den wensch tot risicoverdeeling kunnen ook
rendementsoverwegingen een drang tot belegging in
buitenlandsche waardepapieren veroorzaken. Aan de
buitenlandsche beurzen worden toch fondsen verhan-
deld, geëmitteerd door debitrices, van wie nog geen
obligaties of aandeelen hier ter beurze genoteerd wor-
den, welke als een aantrekkelijk beleggingsobject kun-
nen worden aangemerkt. Deze effecten bleven echter
buiten het bereik van het grootste deel van het be-
leggend publiek, daar het embargo de introductie van die fondsen aan de Amsterdamsche beurs tegenhield.
Op zichzelf beschouwd is een uitbreiding van het
aantal te Amsterdam officieel genoteerde buitenland-
sche fondsen dus toe te juichen. Zij zal, bezien van
het oogpunt van rendement en risicoverdeeling, een
betere belegging van de daarvoor in aanmerking
komende aanzienlijke kapitaalsbedragen mogelijk
maken. Aan een iuim gedifferentieerd Nederlandsch
bezit aan buitenlandsche fondsen is uit het oogpunt
van algemeen belang nog een voordeel verbonden. In
tijden van internationale conflicten, als het inter-
nationale geld- eû credietwezen niet meer functio-neert, kan Nederland door het verkoopen van deze
fondsen in het buitenland de beschikking krijgen over
de noodige saldi in vreemde valuta.
De behoefte aan belegging in buitenlandsche fond-
sen wordt gedemonstreerd door het feit, dat ook na
de depreciatie van den. Gulden, toen de devaluatie-
angst voorbij was, nog steeds Nederlandsche aankoo-
pen van buitenlandsche effecten plaats vonden. Zoo
vond o.a. Nederlandsch kapitaal zijn weg naar Enge-
land, hetgeen helaas niet in concrete cijfers valt
weer te geven. De uitvoerige Amerikaansche statis-
tieken leeren echter, dat door Nederland in het laatste
kwartaal van 1936 voor $ 38 millioen netto aan Ame-
rikaanscime effecten werd gekocht en in het eerste
kwartaal van 1937 zelfs voor $ 39.8 millioen netto.
Ten aanzien van het derde probleem, of contrôle
op de nieuw hier te lande te emitteeren buitenland-sche fondsen ter bescherming van de beleggers ge-
wenscht en doorvoerbaar is, is meer verschil van mee-
ning mogelijk. Thans is de situatie zoo, dat De Ne-
derlandsche Bank zich in beginsel het recht voorbe-
houdt om elk speciaal geval in het licht van de hier
te lande geldende omstandigheden, afzonderlijk te
beoordeelen. Zij zal zich hierbij laten leiden door de algemeene internationale monetaire en economische
verhoudingen. Indien emittenten van een buiten-
Iandsch fonds zich vooraf verzekerd hebben van de
goedkeuring van De Nederlandsche Bank, dan moeten zij zich wenden tot de Vereeniging voor den Effecten-
handel, teneinde toestemming tot opneming van het
betrokken fonds in de Prijscourant te verkrijgen. De
Vereeniging onderzoekt op objectieve wijze of de offi-
cieele noteering kan worden toegestaan. Zij neemt
daarbij o.a. in aanmerking op welke wijze de debitrice
in het verleden haar verplichtingen is nagekomen.
Deze contrôle kan o.i. niet meer inhouden dan de
verzekering, dat er althans op formeele gronden geen
bezwaren zijn tegen officieele noteering van het be-
trokken fonds. Dat dit toezicht bij de Vereeniging in
goede handen is, blijkt wel uit haar strveu tot het
hooghouden van het vertrouwen in openbaar uitge-
geven leeningen en haar omvangrijken arbeid tot be-
scherming van den belegger. De toelating tot de
noteering mag niet aldus worden opgevat, dat de
Vereeniging verklaart, dat het onderhavige fonds ean
veilige belegging vormt, want dan zôu van de Ver-
eeniging het onmogelijke gevergd worden. Door welke
factoren de koers van het fonds in de toekomst be-
invloed zal kunnen worden, is immers niet te voor-
spellen, terwijl het begrip ,,veilige belegging”, bezien
in het licht der. bestaande toestanden, dermate sub-
jectief is, dat het niet aan de Vereeniging is om hier-omtrent te oordeelen voor alle Nederlandsche beleg-
gers tezamen.
Ook de ministerieele toestemming tot de officieele
noteering houdt niet de verklaring in, dat het be-
trokken fonds ,,all right” is, evenmin als dit het geval
is t.a.v. aandeelen eener N.V., op wier statute.n de
ministerieele verklaring van geen bezwaar is verleend.
Kunnen de Vereeniging voor den Effectenhandel
en het Ministerie van Financiën uit hoofde van hun
formeele contrôle niet verantwoordelijk gesteld wor-
den voor de soliditeit van het uitgegeven fonds, wel
is dit in zekere mate het geval voor emittenten en
introducenten. Zij geven als regel een prospectus
uit, teneinde het publiek te bewegen op de emissie
in te teekenen. Dit prospectus is voor beleggers vaak
de eenige bron van gegevens, waarop zij hun beslis-
sing om al of niet in te schrijven kunnen baseeren.
Volgens de huidige Nederlandsche wet zijn emitteii-
ten en introducenten aansprakelijk voor de door den
inschrijver geleden schade uit hoofde van in het
prospectus vermelde onware, onvolledige of vermiukte
gegevens, die uit haar aard, naar haar objectieve
strekking, een onjuiste voorstelling hebben gewekt. Voor hinnenlandsche emissies is de bestaande pros-
pectus-aansprakelijkheid misschien voldoende. Voor
buitenlandsche emissies is een nadere regeling ge-
wenscht. De buitenlandsche onderneming of het
lichaam, dat de verplichting, voortvloeiende uit het
uitgeven van obligaties of aandeelen aangaat, is in
meerdere gevallen een volkomen onbekende voor de
beleggers. Ook kunnen de omstandigheden, waar-
onder een dergelijke onderneming werkt, veel ver-
schillen van die, waaronder dergelijke soort onder-
nemingen in andere landen haar bedrijf uitoefenen.
Het verdient daarom aanbeveling de negatieve
regeling der prospectus-aansprakelijkheid althans voor
buitenlandsche emissies, in navolging van de Engel-sche wet, te vervangen door een positieve wettelijke
612
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
25 Augustus 1937
regeling, waarbij verplicht wordt gesteld een groot
aantal gegevens volgens bepaalde normen te vermel-
den. 1-lierbij dienen emittenten en introducenten ver-
antwoordelijk gesteld te w’orden voor de juistheid van
deze gegevens, althans voor zoover het in hun macht
ligt deze te controleeren. Den individueelen belegger
is het onmogelijk om te controleeren, of hetgeen in het prospectus omtrent de debitrice in den vreemde
is vermeld, juist is. Emittenten zijn daartoe wel in
staat. De vereischte gegevens dienen ter grootere
duidelijkheid in het prospectus tezamen apart te wor-
den opgenomen onder duidelijk aangegeven speciale
vermelding, dat emittenten voor de juistheid ervan
borg staan en op welke wijze zij zich van de juistheid hebben overtuigd, liet publiek zal zoodoende de feite-
lijke gegevens en de toekomstmuziek gemakkelijker
kunnen onderscheiden.
De prospectus-aansprakelijkheid van de buiten-
landsche debitrice is expres buiten beschouwing ge-
laten. Indien de dehitrice al spoedig na de emissie
insolvabel blijkt te zijn, zal haar aansprakelijkheid in
de meeste gevallen slechts theoretische waarde hebben.
Als er op deze wijze voor gezorgd wordt, dat den
belegger, die overweegt een nieuw te emitteeren bui-
tenlandsch fonds te koopen, de noodige uitvoerige
juiste gegevens worden verstrekt, opdat
hij
een zoo
zuiver mogelijk oordeel kan vellen, dan kan en moet
hij ook zelf in laatste instantie de consequenties
dragen van zijn aankoop van het betrokken fonds.
Dan is gedaan wat redelijk mogelijk was om den
belegger te beschermen en wordt er geen situatie
geschapen, waarbij hij zich kan verschuilen achter de
verantwoordelijkheid van den Staat of de Vereeni-
ging voor den Ëffectenhandel uit hoofde van de. door hen uitgeoefende contrôle. Een directe overheidscon-
trôle of semi-overheidscontrôle is ongewenscht. Het
gevaar dat politieke ingevingen bij een dergelijke
contrôle een rol gaan spelen is niet denkbeeldig.
Bovendien mag de autoriteit van de overheid op dit terrein niet in het geding worden gebracht.
Voor den emittent of introducent zal het dwingen cl
voorschrijven van publicatie van een groot aantal
gegevens en het voor de juistheid ervan instaan geen
onoverkomelijke bezwaren met zich medebrengen. In-
dien de emittenten en introducenten hun taak op
de juiste wijze opvatten, zal uit de hun opgelegde
aansprakelijkheid geen drukkende verplichting kun-
nen voortvloeien.
G. L.
POPKEN.
DE NEDERLANDSCH-INDISCFIE BEVOLKINGSRUBBER.
(Poging tot analyse van haar productie-capaciteit.)
Toen wij indertijd de beteekenis van de invoering
van de individueele restrictie voor de bevolkingsrub-
her in dit weekblad’) bespraken, luidde een onzer
conclusies, ,,dat de onbeperkte overdracht van oogst-
vergunningen enz. zoowel de prijsvorming van de
oogstvergunningen als die van origedekte rubber voor
de bevolking nadeelig zal beïnvloeden”.
Over het algemeen moet wordefi geconstateerd, dat
de individueele restrictie tot iu toe aan de bevolking
ten goede is gekomen en ook voor den Lande vrucht
heeft afgeworpen. Natuurlijk is het onjuist te con-
stateeren, dat de grootere bedragen, welke onder de
bevolking konden circuleeren, nergens tot verkwisting
aanleiding zouden hebben gegeven, doch zeker mag
worden vastgesteld, dat tot nu toe het ruimere inko-
men, over het geheel gezien, een welkome verruiming
van de hestaansmiddelen heeft gebracht en goed ‘be-
steed is geworden. Ook de overheid ontving in den
vorm van afdoening van oude belastingschulden en
tijdige betaling van de loopende haar aandeel in den
verbeterden toestand.
Wat nu onze conclusie betreft, het heeft er allen
schijn van, dat deze zonder meer fout zou zijn. Im-
mers, vergelijken wij haar met de gegevens van de
1)
Zie E.-S.B. van 10 Februari 1937.
Berichtgevin.g over de hevolkingsrubber in het eerste
kwartaal van dit jaar, dan blijkt, dat, nadat aanvan-
kelijk de coupons 45 á 50 cts. per kg rubber hebben
opgebracht, de prijzen van de vergunningen tot 30
35 cts. zijn teruggeloopen, terwijl voor ongedekte
rubber de prijs in de verslagperiode tot 25 á 35 cents
per kg is opgeloopen en de verwachting werd uitge-
sproke, dat in den loop van het jaar bij de verdere
vergrooting der uitvoerquota de verhouding zich nog
verder ten gunste van den
prijs
voor ongedekte mb-
ber zou wijzigen.
Onze gedachtengang is toenmaals aldus geweest: er is een beperkt aanbod van oogstvergunningen, en dus coupons, die, voor zoover het het vraagstuk van
licentie- en ongedekte- rubberprijzen betreft, door
den handel grootendeels bij uitgifte worden opge-
kocht. Door het voor hem belangrijke bedrag bestaat
er alle kans, dat de bezitter van een rubbertuin de
proporties uit het oog verliest en door
zijn
hoogere
waardeering van het geld in het heden boven de ge-
leidelijk in de toekomst binnenkomende bedragen met een relatief te laag huidig bedrag genoegen zal nemen
en dus zijn coupons verkoopen, temeer omdat de op-
koopende handel de mogelijkheid van een lageren
rubherprijs in den prijs, dien hij voor de coupons
wil besteden, verdisconteert. De aanvankelijke prij-
zen voor coupons van 45 â 50 cts. schijnen daar-mede in tegenspraak, doch daarbij mag niet wor
den vergeten, dat het hier de overgangsperiode be-
trof, toen het uitvoerercht op bevolkingsubber 57
cts. per kg bedroeg en dus tevens den prijs van de
rubber drukte. Er was toen dus voor de exporteurs,
zoolang de prijs der licenties, die eind December
werden uitgereikt, beneden het uitvoerrecht bleef,
voordeel verbonden aan het koopen van rubber tegen den door het uitvoerrecht gedrukten prijs en het koo-
pen van licenties tegen een bedrag, dat beneden het
uitvoerreht bleef. Daarbij kwam, dat rubber toen
te Londen boven de 10 d. noteerde en een zeer vaste
stemming aan den dag legde. Deze eerste prijzen
vormen dus zeker geen bewijs, dat onze conclusie niet
juist zou zijn geweest.
Evenmin, naar het ons voorkomt, de latere prijzen
voor coupons van 30 á 35 cent. De uitreiking van
licenties voor het tweede kwartaal had plaats toen
de prijs van rubber zich boven de 10 d. bewoog en
de stemming t’oor het artikel alom nog zeer vast
was, zoodat eind Maart een prijspeil van 13 d. te
Londen werd overschreden,
zij
het ook maar zeer
tijdelijk. Nu steekt een prijs van bijna 39 cts. per
4kg te Batavia (het gemiddelde in Februari) toch
zeker niet ongunstig af bij een licentieprijs van 15
â 17l cent en men komt dan ook veeleer tot de con-
clusie, dat een marge van ruim 20 cent per kg ruim-
schoots voldoende moet worden geacht om naast den
prijs van de rubber en de tusschenkosten (transport
en tusschenhandel) ook het risico van een prijsdaling
en een winst voor den exporteur te verdisconteeren.
Wij meenen dan ook, dat dit gedeelte van onze con-
clusie door de feiten wordt bevestigd en wachten met
belangstelling de berichtgevingen over het 2e en 3e
kwartaal af om te kunnen nagaan, hoe de prijsvor
–
ming voor coupons zich toen,
bij
een dalende rubber-
markt, heeft ontwikkeld.
De schijn bij de prijsvorming van ongedekte mb-
ber, waarbij blijkens de berichtgeving een peil van
25 â 35 cts. per kg werd bereikt, is evenzeer
tegen onze conclusie, dat de onbeperkte overdracht
van licent,ies dien
prijs
nadeelig zou beïnvloeden. Wij
gingen hierbij van de veronderstelling uit, dat tegen-
over een beperkt aanbod van licenties een minder
beperkt aanbod van ongedekte rubber zou staan. Im-
mers, de
productie-mogelijkheid
was door het Gou-
vernement voor 1937 op 247.697 long tons getaxeerd,
terwijl mag worden uitgevoerd 207.445 long tons.
Voor het eerste half jaar van 1937 zijn deze cijfers
resp. 123.848 en 95.983 long tons. De
cijfers,
die
dank zij het uitvoerige statistische onderzoek ter be-
25 Augustus 1937
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
613
schikking kwamen, w’ezen erop, dat er meer dan 533 millioen tapbare boomen zijn, waarvan meer dan 323
millioen werden getapt. Daaruit moet dus de con-
clusie worden afgeleid, dat de prijs van ongedekte
rubber, omdat een kostprijs practisch ontbreekt, zoo
laag zal moeten zijn als maar juist voldoende is om
het vereischte aanbod van ongedekte rubber te krij-
gen. Deze conclusie moet daarom juist zijn, omdat de technis’che productie-capaciteit geen beperking oplegt en de economische productie-capaciteit dus
niet door haar, doch uitsluitend door de hoeveelheid,
welke ten uitvoer kan worden toegelaten, wordt be-
paald. De aanvankelijk zeer lage prijs voor ongedekte
rubber was dan ook alleszins verklaarbaar en de latere
prijsstijging is eigenlijk een zeer belangrijk symp-
toom, welke tezamen met andere, tot een conclusie
leidt, welke èn voor de rubberpositie als geheel èn
voor de hevolkingsrubber o.i. van groote heteekenis is.
Immers, uit de uitvoeren der laatste maanden moet
worden vastgesteld, dat de bevolkingsrubber gedu-
rende de eerste 7 maanden van dit jaar ruim 15.000
ton meer dan haar quotum heeft uitgevoerd, terwijl
de uitvoer bij een dalende prijsbeweging een toene-
ming toont; uit het feit, dat in Februari/Maart de
prijs voor ongedekte rubber zich reeds op een peil
van 25 á 35 ct. bewoog, moet worden afgeleid, dat
het, wellicht ten deele door de groote bedragen welke
uit hoofde van den verkoop van de coupons onder de
bevolking waren gekomen, moeite kostte om de be-
noodigde rubber te verkrijgen, of met andere woor-
den, dat dus niet de economische productie-capaciteit
werd gedrukt door het uitvoerquotum, doch integen-
deel tot dat quotum door een hoogeren prijs moest
worden opgevijzeld. Dit zou dan ook den kleineren
uitvoer in Februari en den grooteren in Maart ver-
klaren. Feiten, die deze conclusie zeer versterken, zijn
niet alleen het hooge loon, dat aan bevolkingstappers
wordt geboden, doch ook de klacht, speciaal van on-
dernemingen in Zuid-Sumatra, over het veelvuldige
drossen van arbeiders. Deze feiten, waarbij ook het
laatste nog steeds aanhoudt,
wijzen er,
naar het ons
voorkomt,
op dat,
hoewel een aanzienlijke overschrij-
ding van het quotum moet worden geconstateerd,
de bevolkingsrubber onder de huidige omstandigheden
vermoedelijk op volle economische capaciteit produ-
ceert
en het zou ons zelf niet verbazen, indien de groo-
tere uitvoer gedure.nde Juni en Juli mede ‘t gevolg zal
blijken te zijn van de lagere rubberprjzen, tengevolge
waarvan de tap intensiever is geworden; dit om het
inkomen, ondanks de verlaging van de prijzen voor on-
gedekte rubber, te handhaven, een normaal verschijn-sel, waar de totale opbrengst alleen beslissend is, doch
dat bij verdere prijsverlaging kan leiden tot mindere
productie. Vandaar, dat ook hiervoor de gegevens over
de bevolkingsrubber in het tweede en derde kwartaal
met belangstelling mogen worden tegemoetgezien. Men
moet ul. niet vergeten, dat de grootere tapperscapaci-
teit maar niet zoo ineens verdwijnt, doch zich, desnoods
door intensiever tap, zoo lang mogelijk zal trachten
te handhaven, indien het prijspeil voor ongedekte
ruhher wordt verlaagd en dat de hooge belooning nog
steeds arbeiders aantrekt. Opvoering van dit prijspeil
had ten doel de economische productie-capaciteit aan
den toegelaten uitvoer aan te passen; dit was prac-
tisch in Maart (uitvoer April) bereikt, zoodat daarna
– tevens de periode van de hooge prijzen – verder
aantrekken van arbeiders door de bestaande hooge
bonen mogelijk was, doch uit dien hoofde tevens een
druk op de prijzen voor ongedekte rubber moet zijn
ontstaan, die later nog door de prijsverlaging van
ruwe rubber op de wereldmarkt moet zijn versterkt.
Wordt deze visie door de feiten bevestigd, dan
volgt hieruit, dat er, zoolarig de restrictie blijft ge-
handhaafd en de coupons dus blijven bestaan, eigen-
lijk geen sprake van is, dat bij de tegenwoordige prij-
zen de beslissende economische productie-capaciteit
ver boven de tegenwoordige uitvoeren kan liggen,
doch dat veeleer aangenomen moet worden, dat zij
bij een verdere prijsdaling voor rubber op de wereld-
markt na een aanvankelijke stijging op een lager peil
zal komen. Immers, de coupons vertegenwoordigen
primair een waarde, omdat zij den omvang van het
bedrijf der exporteurs bepalen, en hoewel deze waarde
mede zal samenhangen met den rubberprijs op de
wereldmarkt, blijft de prijs van ongedekte rubber
steeds een dwangprijs om de benoodigde hoeveelheid
te verkrijgen. Zou, bij een verdere vergrooti.ng van de ten uitvoer toegelaten hoeveelheid, deze dwang-
prijs, bij een constant blijven of dalen van den rub-
berprijs op de wereldmarkt, moeten stijgen, dan zou
dit ceteris parihus automatisch den prijs der coupons
verlagen, omdat de schaarschte dan niet bij de cou-
pons, doch bij de ongedekte rubber zou komen te lig-
gen en dan zou het bezit van een rubbertuin niet
meer de vruchten afwerpen, welke de arbeid geeft.
Het behoeft geen betoog, dat dit zal kunnen leiden
tot wijziging der verhoudingen in de bevolkingsrub-
ber, waarop wij thans niet willen ingaan.
Voorloopig meenen wij evenwel uit de door ons ge-
geven feiten te moeten conciudeeren, dat cle hevol-
kingsrubber op volle economische capaciteit werkt en
dat dit werken, in verband met de vervroegde uit-
reiking der licenties, eigenlijk reeds een v66-werken
op de toekomst kan zijn. J. F.11.
DE RIJKSMIDDELEN OVER JULI 1937.
Na het reeds buitengewoon gunstige Overzicht over
de maand Juni ji. biedt de middelenstaat over de af-
geloopen maand een ware verrassing. Het totaalcijfer
van de ,,overige”, d.w.z. de niet-directe heffingen be-
loopt
f
43.717.200 tegen
f
28.147.000 in Juli 1936
en beteekent een recordopbrengst als in jaren niet
werd verkregen. Na de depreciatie van den Gulden
kwam de höogste maandopbrengst slechts even boven
de
f
35 millioen uit. Alleen de maand Juni ji. gaf
ruim
f
40 millioen. Dat de ontvangsten der zoo
juist verstreken maand zoo belangrijk boven het ge-
vone peil uitkomen, is in hoofdzaak te danken aan
de incidenteele stijging, die de dividend- en tantième-
belasting en de successierechten vertoonden, een stij-
ging, die uiteraard niet van blijvenden aard kan zijn.
Alleen de dividend- en tantièmebelasting nam reeds
f
6.569.600 van de totale toeneming voor haar reke-
ning. Ook verschillende andere middelen gaven een min of meer belangrijke stijging te Zien. Alleen een
drietal accijnzen (die op wijn, bier en suiker) konden
het opbrengstcijfer van Juli 1936 niet halen. De
totale raming werd met
f
12.573.400 overschreden;
hieraan werd door alle middelen medegewerkt, uit-
gezonderd den
vijnaccijns,
den suikeraccijns en de
omzetbelasting.
De totale opbrengst over de eerste zeven maanden
bedraagt
f
252.832.600 tegen
f
204.127.500 over het-
zelfde tijdvak van het vorige jaar en bij een even
redige raming van
f
218.006.250. Geen enkel middel
heeft in deze periode minder opgebracht dan in de
maanden Januari t/m. Juli 1936. De raming werd
alleen niet gehaald bij den gedistilleerd- en den sui-
keraccijns.
Beschouwen wij nu de afzonderlijke middelen
nader, dan trekt in de eerste plaats de dividend- en
tantièmebelasting de aandacht, welke ditmaal een
vooruitgang te zien gaf van
f
1.777.800 in Juli 1936
tot
f
8.347.400 in de afgeloopen maand. Een zoo
hooge opbrengst werd nog nimmer geboekt. Zooals
bekend, is de dividend- en tantièinebelasting een
uiterst wisselvallig middel, waarvan het grootste ge-
deelte in slechts enkele maanden in het midden des jaars wordt ontvangen. Ook moet gerekend worden
met de opcenten, geheven ingevolge de wet van 20
December 1935 (Staatsblad No. 725). In hoofdzaak
is het echter aan den beteren economischen toestand
te danken, dat in de eerste zeven maanden van het
jaar reeds
f
15.741.400 binnenkwam, d.i.
f
1.941.400
meer dan het geheele voor 1937 geraamde opbrengst-
cijfer. Vergeleken met het vorige jaar bedraagt de
614
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
25 Augustus 1937
verkregen voorsprong over zeven maanden
f
8.781.700.
De invoerrechten Jiepen op met
f
2.402.500. Ook
op zichzelf beschouwd was de ontvangst der afge-
loopen maand gunstig; immers de gemiddelde maand-
raming werd overtroffen met
f
565.500. Door de
scherpe prijsstijging van tal van goederen, die in
Nederland moeten worden ingevoerd, zijn de ont-
vangsten den laatsten tijd aanmerkelijk hooger ge-
worden. Deze omstandigheid, gevoegd hij de gevolgen
der depreciatie, heeft ertoe geleid, dat in de eerste
zeven maanden van 1937 reeds
f
7.018.500 meer is binnengekomen dan in denzeifden tijd van het vorige
jaar. Het statistiekrecht bracht ditmaal
f
102.600
meer op; gerekend over zeven maanden is hier het
loopende jaar
f
630.000 in het voordeel.
De groep der accijnzen blijft een zwak punt in het
geheel der middelen vormen. Het zout verschafte
f
26.200 méér. Ook met den geslachtaccijus blijft het
goed gaan; al kon de ontvangst zich niet handhaven
op het hooge peil der vier laatstverloopen maanden,
er werd toch
f
51.400 meer ontvangen dan in Juli
1936 en de raming werd met
f
86.200 overtroffen,
dit alles dank zij de hooge rundveeprijzen. Aan wijn-
accijns kwam ditmaal
f
300 minder binnen, doch de
eerste maand van het kwartaal is voor deze heffing
van minder beteekenis. De gedistilleerdaccijns liet
een stijging zien van
f
273.800 en was ook belang-
rijk beter dan in Juni jl. De eerste zeven maanden
gaven een overschot van
f
281.300 boven hetzelfde
tijdvak van 1936; daarentegen werd de raming niet
gehaald (nadeelig verschil
f
85.200). Het bier ver-
schafte
f
1.200 minder, hetgeen na de uitzonderlijk
gunstige maand Juni niet behoeft te verwonderen.
Toch was de opbrengst der afgeloopen maand
f
99.700
hooger dan de gemiddelde maandraming. In verband
met de omstandigheid, dat de ontvangrten in het
eerste kwartaal van dit jaar vrij laag waren, lever-
den de eerste zeven maanden slechts
f
75.400 meer
op dan dezelfde maanden van het vorige jaar. De
suikeraccijns liep terug met
f
66.700 en kon ‘de ge-
middelde maandraming ook niet halen (tekort
f
152.700). Het hooge peil van de laatste maanden
van 1936 werd nog steeds niet bereikt. Weliswaar
komen de ontvangsten van de eerste zeven maanden
f
1.194.500 uit boven die van hetzelfde tijdvak van 1936, doch dit is louter toe te schrijven aan het feit,
dat de ontvangsten van het eerste halfjaar 1936 laag waren. De tabaksaccijns was opnieuw zeer goed; de
stijging ten opzichte van de opbrengst van de gelijk-namige maand van het vorige jaar bedraagt
f
411.900
en ten aanzien van de raming
f
405.700. Gerekend
over zeven maanden is 1937
f
976.800 in het voor-
deel. Er is eenige stijging waar te nemen van de
kleinhandeisprijzen van sigaren.
De belasting op gouden en zilveren werken leverde
f
5.000 meer op. Ook de omzetbelasting vertoonde opnieuw een accres (van
f
871.600), al was de op-
brengst ook heel wat lager dan in de beide vooraf-
gaande maanden. De eerste maand van het kwartaal
is intusschen voor dit middel niet de gunstigste.
Tot dusver kwam
f
6.567.000 meer aan omzetbelas-
ting binnen dan in- de maanden Januari t/m. Juli
1936, dank zij de prijsverhooging van tal van arti-
kelen en de toeneming van het verbruik. In tegen-
stelling met de vorige maand gaf de couponbelasting
ditmaal weer een flinken vooruitgang te zien (van
f
145.100); de gemiddelde maandraming werd zelfs
met
f
325.500 overschreden.
De z.g. conjunctuurheffingen blijven mooie cijfers vertoonen. De zegelrechten waren bijzonder hoog en
verschaften
f
2.086.200 meer dan in Juli 1936, bij
een otvangst vn
f
3.489.900. Van eerstgenoemd
bedrag was
f
445.600 te danken aan een ruimer
vloeien van de beursbelasting. Er gaat nog veel om
op de beurs. De eerste zeven maanden van 1937 heb-
ben f11.415.100 nieer opgeleverd dan die van 1936;
er is reeds
f
4.499.700 meer binnengekomen dan het geheele voor 1937 geraamde bedrag. Ook de registra-
tierechten blijven op een hoog peil; de afgeloopen
maand gaf .weliswaar niet zulk een hooge ontvangst
als de maand Juni ji., doch de vooruitgang bij Juli
1936 bedroeg toch nog
f
629.900 (bij een ontvangst
van
f
1.431.100). Er is in den handel in vast goed
en op de hypotheekmarkt weer meer leven gekomen.
De successierechten bewezen opnieuw hun oubere-
kenbaarheid door een zeer hooge opbrengst (van
f
4.759.900). Zij brachten
f
2.032.400 meer op dan
in Juli 1936. Gerekend over zeven maanden zijn de
ontvangsten van het loopende jaar
f
5.674.600 hoo-
ger. Het leeuwendeel van deze hoogere ontvangst is echter te danken aan de 20 opcenten, geheven inge-
volge de wet van 20 December 1935 (Staatsbiad No.
735), welke in het begin van 1936 nog niet van in-
vloed waren. De loodsgelden namen toe met
f
30.100,
eenerzijds wegens de verhooging van het tarief, an-
derzijds wegens de meerdere bedrijvigheid in het
scheepvaartverkeer.
Over de Directe Belastingen kunnen wij kort zijn.
De invloed van het nieuwe belastingjaar is thans dui-
delijk merkbaar. Het zuiver bedrag der kohieren
steeg bij de inkomstenbelasting in de afgeloopen
maand van
f
32.379.400 tot
f
46.963.800. Laatstge-
noemd bedrag komt
f
4.274.100 uit boven het bedrag
der kohieren van den vorigen dienst op hetzelfde
tijdstip van 1936. Het vermoeden is gerechtvaar-
digd, dat deze toeneming niet alleen aan een vlug-
ger verloop van de aanslagregeling is te danken, doch
mede een gevolg is van den verbeterden eci)nomischen
toestand. Ook de vermogensbelasting en de verdedi-
gingsbelasting 1 vertoonen een stijging en wel van
resp.
f
1.641.700 en
f
1.858.200, dank zij de hoogere
effectenkoersen en de stijging van de waarde van
vast goed.
Uit het overzicht van het Verkeersfonds blijkt, dat
de rjwielbelasting over Juli ji. een bedrag van
f
3.618.800 heeft opgebracht. In Juli 1936 kwam
f
3.705.400 binnen. Het is echter mogelijk, dat dit-maal in Augustus meer plaatjes worden aangekocht
dan in het vorige jaar en dat de vergelijking daar-
door voor 1937 gunstiger wordt. Waarschijnlijk is dit
iutusschen niet, indien men overweegt, dat in de
eerste zeven maanden van het jaar
f
3.718.900 aan
rijwielbelasting werd ontvangen tegen
f
3.824.800 in
1936.
BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.
BANKEN EN INDUSTRIE IN OOSTENRIJK.
Een medewerker te Weenen schrijft ons:
De door de Oostenrjksche industrie benoodigde
credieten, waartoe ook de verleening van de voor
de oprichting van bedrijven zelf noodige middelen
hehooren, werden haar v66r den oorlog in hoofdzaak
door de Oostenrijksche banken verstrekt. Dit ge-
schiedde over het algemean zonder eenige moeilijk-
heici. Zonder moeilijkheden: Want, hoewel men zich
natuurlijk ook in Oostenrijk bewust was van de bank-
theoretische prohleiien, welke uit een dergelijke ver-
houding tusschen industrie en banken ontstaan, had de
ondervinding in Oostenrijk, evenals in verschillende
andere landen van het Continent geleerd, dat alle
partijen er wel bij voeren. De industrie kreeg finan-
cieelen bijstand tegen geringe kosten, hetgeen van
andere zijde bijna niet mogelijk was, de banken ver-
kregen uit de renten van dergelijke credieten een be-
langrijk deel van haar winsten en behoefden daarbij
ook over haar eigen liquiditeit niet ongerust te zijn.
Want eenerzijds vonden aflossing en rentebetaling
van de voorgeschoten bedragen over het algemeen
zeer prompt plaats, anderzijds konden de banken de
door haar overgenomen industrieele aandeelen ge-
woonlijk gemakkelijk bij het publiek plaatsen. Overi-
gens waren de banken vaak op het ‘plaatsen van
,,goede aandeelen” of ,,aandeelen met goede vooruit-
zichten” in het geheel niet bedacht, doch hielden
deze liever in eigen bezit. Het publiek wederom had
25 Augustus 1937
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
615
zich over het algemeen over de overneming van de
door toonaangevende banken beschermde aandeelen
niet te beklagen. Deze effecten leverden gewoonlijk regelmatige en aanzienlijke rendementen op; de ook
reeds destijds in Oostenrijk, evenals in menig ander
land, niet zeer zeldzame verliezen van speculatieven
aard op aandeelen hadden toch in principe met de
geschetste wijze van credietverleening niets te maken.
De oorlog veranderde dit beeld echter volkomen. Met de vernietiging van goederen- zoowel als geld-kapitaal, kwam ook aan het in Oostenrijk gebruike-
lijke over het algemeen economisch bevredigende,
stelsel van credietverleening een einde. De goederen-
productie, waaruit tenslotte de door de banken aan
de industrie verleende credieten moesten worden
terugbetaald, werd in Oostenrijk als gevolg van den
verloren oorlog sterk ingekrompen. In de eerste
plaats om technische redenen, zooals buy, uit ge-
brek aan grondstoffen, voorts echter ook om finan-
cieele, daar eenerzijds de thans verarmde bevolking
niet veel meer kon koopen, terwijl anderzijds t.a.v.
den uitvoer de bijna overal opkbmende tendenzen tot
afsluiting tegen invoer steeds sterker werden, al waren deze niet bepaald tegen Oostenrijk alleen
gericht. De depreciatie van de Oostenrijksche valuta
vormde een volgende factor. Zelfs schuldenaren, die
formeel al hun verplichtingen nakwamen, deden
dit natuurlijk slechts in de, in waarde steeds meer,
tenslotte tot ongeveer 1/14.000, gedeprecieerde valu-
ta. Het spreekt vanzelf, dat onder dergelijke omstan-
digheden van een solide credietverleening bijna geen
sprake kon zijn.
Toen nu ongeveer 15 jaar gelden de zoo sterk ge-
daalde Kroon werd gestabiliseerd, resp. de nieuwe
valuta, de Schilling werd ingevoerd, dus een poging
werd gedaan om de basis voor de vorming van nieuw
geldkapitaal te leggen, moesten, daar er hiervan nog
maar weinig meer bestond, de banken en spaarban-
ken renten van 15 pOt. en hooger (thans 2.5 pOt.)
betalen, teneinde het publiek überhaupt tot sparen
van zijn geld bij de bankinstellingen te bewegen. De
– onvermijdelijk noodzakelijke – saneeriug van het
Oostenrijksche geldwezen bracht dus van huis uit
groote credietmoeiljkheden voor de industrie mede,
omdat de debettarieven van de banken onder deze om-
standigheden buitengewoon hoog moesten zijn, te-
meer daar de banken veelal genoodzaakt waren even-
eens risico-premies – onder de meest verschillende
henamingen – in haar credietkosten te, berekenen.
Toen dan ook de rentevoet voor de deposito’s van de
credietinstellingen snel daalde en toen – weliswaar
niet altijd in rechtlijnige ontwikkeling – ook het
risico van de banken bij haar industrieele cliëntèle
eveneens sterk verminderde, kostten tot voor kort
normale bankleeningen bedrijfscredieten voor indus-
trieele ondernemingen, practisch dus kortloopende
credieten, toch altijd nog ongeveer 8 pOt. per jaar
(terwijl werkelijke investeeringsieeningen, dus cre-
dieten op langen termijn aan de industrie door de
banken nauwelijks verleend worden). Doch ook dit
kostenpeil werd door de industrie herhaaldelijk veel te hoog genoemd, o.a. vooral tav. het vraagstuk van
een zoo goedkoop mogelijke productie van exportar-
tikelen.
Inderdaad zijn de Oostenrjksche banken zoo
juist overgegaan tot een verlaging van de aan het
crediet verbonden kosten en bovendien tot opstelling
van nieuwe richtlijnen, welke de berekening van
deze kosten aanzienlijk vereenvoudigen, daarbij van
zakelijk standpunt beschouwd steunende op de tame-
lijk bevredigende resultaten in 1936 en de gunstige
vooruitzichten voor de naaste toekomst.
De aan het crediet verbonden kosten zullen dus
in het bovenvermelde normale geval – voortaan ge-
middeld rond 7.25 pct. per jaar bedragen,
bij
cre-
clieten op zeer korten termijn zelfs nog minder. De
vereenvoudiging van de berekening van de crediet-
kosten zal in de eerste plaats daaruit bestaan, dat
verschillende onderdeelen van deze kosten, welke tot
dusverreonder verschillende benamingen werden be-
rekend, zooals bijv. provisie voor vooruitbetaling en
provisie in rekening-ëourant, tot één enkelen post
worden samengevat. De industrie harerzijds verklaart
volgens de uiteenzettingen van iemand, die in haar
organisatie een voorname plaats inneemt, dat, alhoe-wel ook de thans regelmatig voor de industrie voort-
spruitende totale credietkosten haar niet .’olkomen
bevredigen, de industrie de nieuwe regeling van de
voorwaarden der banken toch dankbaar aanvaardt.
Inzonderheid wordt daarbij de vereenvoudiging van
de kostenberekening door de nieuwe richtlijnen, wel-
ke voortaan elke bemanteling van de credietkosten
uitsluiten, begroet.
Al gaat dus de oplossing van het vraagstuk van
de kortloopende credietverleening aan de industrie
in elk geval op bevredigende wijze vooruit, toch blijft
de vraag van de beschikbaarstelling van de langloo-
peude credieten nog steeds bijna geheel onbeant-
woord. De banken, welke in Oostenrijk op dit gebied in zekere mate een kapitaalmarkt vervangen, kunnen
over het algemeen tot dergelijke credieten uit voor-
zichtigheidsoverwegingen nog steeds niet besluiten.
Inderdaad is het, inzonderheid bij de thans weder
grootere politieke ongerustheid in de geheele wereld
en de overal te coustateeren economische gevolgen
daarvan, nauwelijks mogelijk aan te geven, welke
garanties de industrie aan de banken voor credieten
op langen termijn, in bepaalde gevallen gedure.nde
vele jaren, zouden kunnen bieden. Anderzijds even-
wel neemt de behoefte aan dergelijke investeerings-
credieten in de Oostenrijksche industrie gestadig toe.
Als een middel, om dit gebrek uit de wereld te hel-
pen, denkt men nu reeds sedert langen tijd in de
eerste plaats aan de uitgifte van industrieele obliga-
ties en ook officieuze instanties in Oostenrijk ver-
klaarden zich reeds maanden geleden voor dit- voor-
stel. De grootste moeilijkheid ligt hierin, dat – of-
schoon er ook thans reeds in Oostenrijk industrieele
obligaties bestaan, hoewel slechts weinige, zoodat de
verdere invoering van dergelijke papieren geen novum
zou beteekenen, – deze schuldbekentenissen in Oos-
tenrijk nooit zeer populair zijn geworden.
Het publiek hecht
bij
zijn beleggingen juist waar-
de aan staats- of overeenkomstige publiekrechte-
lijke eigenschappen (provincie, gemeente) van den
schuldenaar. In vakkringen heeft nen echter, alhoe-
wel dit in zekeren zin slechts een afzonderlijk geval
zal zijn, niet de groote verliezen vergeten, welke niet
al te lang geleden de bezitters, zoowel Oostenrijksche
als buitenlandsche, van obligaties van de A.E.G.-
Union, Weenen, leden, dus bij de obligaties van het
lid van een van de meest ,,internationale”, vroeger
als financieel bijzonder goed aangeschreven stande
industrieele concerns. –
Zoo juist worden ook nieuwe plannen t.a.v. het
vraagstuk der uitgifte van industrieele obligaties in
de Oostenrijksche pers bekend gemaakt. De kern van
deze plannen zou volgens die mededeelingen zijn,
dat de obligaties niet door de betreffende onderne-
ming, welke geld noodig heeft, zelf worden uitgeg-
ven, doch door een bank of financieringsmaatschappij.
T.a.v. de verwezenlijking van deze plannen is echter
nog niets bepaalds te melden. In ieder geval echter
verzocht de Oostenrijksche bond van industrieelen (de voornaamste organisatie van de Oostenrijksche indus-
trie) reeds zijn leden om opgave van het bedrag,
waarmede zij ongeveer in de uitgifte van indusrieele
obligaties zouden willen deelnemen om op deze wijze
een overzicht van de kapitaalbehoefte van de indus-
trie te verkrijgen.
616
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
25 Augustus 1937
AANTEEKENINGEN.
Richtlijnen voor de economische en financieele
politiek van Zwitserland.
Kort na de devaluatie van den Zwitserschen Franc,
werd door het Ministerie van Economische Zaken
een commissie ingesteld, die ten doel had om na te
gaan, welke wijzigingen in de economische en frnan-
cieele politiek van Zwitserland noodzakelijk zijn. De
commissie kreeg tot taak inzonderheid de volgende
vragen te onderzoeken:
lo. welke niaatregelen geschikt en doorvoerbaar schijnen om de volkshuishouding na de devaluatie
uit de jarenlange depressie op te heffen;
2o. aan welke gevaren de uitweg uit de crisis is
blootgesteld en welke voorzorgsmaatregelen daarte-
gen getroffen moeten worden;
3o. of en in hoeverre het mogelijk schijnt de toe-
komst van de volkshuishouding te beoordeelen en hoe
een programma met richtlijnen opgesteld moet
worden;
4o. welke veranderingen en aanvullingen in de
economische wetten en besluten aangebracht moeten
worden.
De commissie werd in de volgende subcommissies
gesplitst:
lo. subcommissie voor de
01)
het buitenland georiën-
teerde economische politiek (handelspolitiek, bevor-
dering van export en vreemdelingenverkeer)
2o. subcommissie voor de op het binnenland ge-
richte economische politiek;
3o. subcommissie voor de vraagstukken van geld-cn kapitaalmarkt, welke tevens het vraagstuk van de
openbare financiën zou bestudeeren;
4o. subcommissie voor juridisch-politieke aange-
leenheden, die het werk van de drie andere commis-
sies moet coördineeren. –
liet is om meer dan één reden van belang het een
cn ander uit het rapport van deze commissie, dat
in het midden van deze maand is verschenen, rne:le
te cleelen. Immers, Zwitserland heeft in de achter
ons liggende jaren met dezelfde moeilijkheden te
kampen gehad als ons land. De maatregelen, dié in
deze periode op economisch gebied zijn genomen, had-
den voornamelijk hét karakter van crisiswetgeving.
Thans blijkt, dat in het economisch leven zulke groo-
te veranderingen hebben plaats gevonden, dat de
crisiswetgevirig elementen van blijvende waarde be-
vat, terwijl anderzijds op verschillende punten eau
heroriënteering noodzakeijk is. Zooals men ziet de-
zelfde problemen, waarvoor ook ons land gesteld is.
De voorstellen, welke de commissie hij het Depar-tement van Economische Zaken heeft ingediend, zijn
volgens de juridische subcommissie practisch uit-
voeibaar. Zij bevatten geen revolutionnaire doelstel-
linen, doch beperken zich tot verordeningen, welke
onder de huidige omstandigheden kunnen worden
doorgevoerd en ten deele reeds sedert jaren worden
besproken. De commissie hield zich tijdens haar be-
raadslagingen ook bezig met principieel nieuwe he-
drijfsvorrnen, zooals corporatieve regeling van het he-
di-ijfileven en planhuishouding. De commissie is er-
van overtuigd, dat noch van overheidswege gevormde
corporaties, noch een planhuishouding met een cen-
trale leiding, voor Zwitserland een doelmatige oplos-
sing vormén. Aan den anderen kant
was
men het er
over eens, dat er onder de huidige omstandigheden
geen sprake kon zijn van terugkeer tot het ouder-
wetsche economisch liberalisme, noch van een alge-meene politiek tot bevordering van en steun aan alle takken van het bedrijfsleven, welke tenslotte tot een
stelselloos interventionisme zou moeten leiden. De ver-
houding tusschen staat en bedrijfsleven is niet met
een enkele formule te regelen. Ongetwijfeld kunnen
en moeten talrijke beperkingen, welke de staat ge-
durende de crisis aan het bedrijfsleven heeft moeten
opleggen, met de verbetering van den economischen
toestand weder worden opgeheven; anderzijds moet
het voor enkele bedrijfstakken en bedrijfsgroepen ook
in de toekomst mogelijk zijn door den staat te wor-
den beschermd. De commissie heeft haar opvatting
omtrent de verhouding tusschen staat en bedrijfs-
leven in talrijke principes vastgelegd, waarop wij
iii een volgende beschouwing terugkomen. Thans be-
perken wij ons tot de economische politiek ten op-
zichte van het buitenland en tot de richtlijnen op
het gebied van het financie- en credietwezen.
Economische politiek ten opzichte van het buiten-
land.
De op het buitenland georiënteerde economische
politiek van Zwitserland beperkte zich v66r 1929 tot
de clouanepolitiek d.w.z. tot de handhaving van een
tarief van invoerrechten en tot het afsluiten van ban-
dcisverdragen. liet tarief van invoerrechten had een
drieledige functie:
lo. de hinnenlandsche productie te beschermen;
2o. als onderhandelingswapen met het buitenland
te dienen;
3o. inkomsten voor de schatkist te verschaffen.
In de crisis ging Zwitserland tot contingenteering
van den invoer over, omdat tengevolge van het hooge
prijspeil het land met buitenlandsche goederen over-
stroomd dreigde te geraken, waartegen invoertarieven
niet waren opgewassen. De tarieven zouden dan, op
grond van de prjsverhoudingen van den gevaarljksten
concurrent berekend en verhoogd moeten worden,
hetgeen allerlei nadeelen met zich gebracht zou heb-
ben. Weliswaar heeft het contingenteeringssysteem,
aldus het rapport, aanzienlijke nadeelen, maar zij waren geringer dan die, welke uit een sterke ver-
hooging van tarieven zou voortvloeien.
Na de devaluatie is het niet alleen noodzakelijk
de voordeelen voor den export en het vreemdelingen-
verkeer te versterken, maar ook andere maatregelen
te nemen, voor zooverre zij harmonisch in de econo-
mische politiek passen. Uit deze overwegingen komen
o.a. de volgende richtlijnen voort:
10.
De huidige toestand van de voor het biflnenland
werkende productie eenerzijds en van de loontrekken-
den anderzijds, mag door niaatregelen ten gunste van
den uitvoer en het vreemndelingenverkeer niet ongun-
stiger worden. –
– 2o. De principes van de op het buitenland georiën-
teerde politiek blijven gehandhaafd, doch verschil- –
lende uitzonderingen worden toegepast, waarvan wij
hier enkele zullen noemen:
Maatregelen ten gunste van den uitvoer en het
vreenidelingenverkeer verliezen hun heteekenis, wan-
neer zij op voelhare wijze prjsverhoogend werken.
de basis van de productieve werkloozenzorg blijft
weliswaar bestaan, omdat de toestand nog te weinig
overzichtelijk is, maar steun van dezen aard acht
de commissie nog slechts bij uitzondering gerecht-
vaardigd.
De vraag, of opheffing van contingenteering en –
verlaging van invoerrechten geweuscht is, leidt tot
de volgende overwegingen:
Afschaffing van invoerbeperkingen kan de sub-
commissie om twee redenen niet aanbevelen. De ver-
houdingen øp monetair gebied zijn nog te onzeker en
verder zou de mogelijkheid ontnomen worden om in
liet belang van den uitvoer en het vreemdelingenver-
keer die landen te begunstigen, welke voor Zwitser-
land interessant en belangrijk zijn en om op andere
landen een druk uit te oefenen.
Met het oog op de positie van de schatkist, komt
echter het eerst verruiming van invoer in aanmer-
king. Verlaging van invoerrechten kan plaats vinden,
indien dit zonder schade voor de biunenlandsche pro-
ductie mogelijk is, een daling van de inkomsten bio-
nen dragelijke grenzen blijft en de tegenprestatie uit
en oogpunt van werkgelegenheid op zijn minst gelijk-
waardig is. – –
liet afveen van offer en tegenprestatie domineert
ook bij andere aanbevelingen. In dit opzicht blijft de
25 Augustus 1937
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
617
handelspolitiek van Zwitserland ongewijzigd. Hoewel
cle motieven van de subcommissie niet vermeld wor-
den, wekken cle aanbevelingen den indruk, dat te
weinig rekening wordt gehouden met de crediteur-
positie van Zwitserland, hetgeen ook uit het werk van de derde subcommissie tav. den kapitaalexport blijkt.
Aan den anderen kant wordt voorgesteld voor de
bevordering van den uitvoer en het vreemdelingen-
verkeer aanzienlijke bedragen uit te trekken. Belang-
rijk voor ons land is o.a., dat de subcommissie de uit-
breicling van den economischen dienst bij gezant-
schappen en consulaten geheel bij het Departement
van Economische Zaken wil concentreeren, dat het
personeel zorgvuldig gekozen en economisch goed ge-
vormd behoort te zijn en sociaal en financieel be-
hoorlijk verzorgd moet zijn.
3o. Het vreetndeiingenverkeer moet consequenter
dan tot dusverre is geschied op één lijn worden ge-
steld met de exportindustrie.
4o. Enkele punten, die de bijzondere aandacht van
de geheele commissie vragen zijn nog: het toezicht,
eventueel regeling van den invoer van huitenlandsch
kapitaal; toezicht op den kapitaalexport; doelhe-
wuste emigi’atiepolitiek van overheidswege in ver
–
band met het werkloozenvraagstuk en tenslotte alge-
meen verbindendverklaring van overheidswege van
door beroepsorganisaties op het gebied van den
uitvoer
getroffen prijsafspraken. Dit laatste, omdat den expor-
teurs verweten wordt, dat zij eenerzijds te hooge prij-
zen vragen te.n nadeele van het uitvoerquantum, an-
derzijds de opbrengsten uit hoofde van den uitvoer
onnoodig verminderen door ongemotiveerde onder-
linge prijsconcurrentie.
Financieele en credietpolitieke maatregelen..
De wenschen ten aanzien van de financieele poli-
tiek betreffen het streven naar evenwicht in de be-
grootingen van Staat, Kantons en Gemeenten. Een
gezonde financieele politiek is ook voor de banken
van beteekenis. Het vertrouwen in de banken is door
de Bankwet van 1934 verzekerd. Maatregelen zijn
echter gewenscht tegen de buitenlandsché vluchtgel-
den, die in Zwitserland belegging zoeken, en wel door
bijv. op direct opvraagbare deposito’s van buitenland-
sche firma’s en particulieren, geen rente te vergoe-
den; de rente op langer loopende deposito’s te verlagen
en opzeggingstermijnen strikt in acht te nemen. Deze
laatste maatregel is genomen met het oog op de erva-
ring van de laatste jaren, toen de banken, om geen
meerdere vrees op te wekken, cleposito’s hebben terug-
betaald, die nog niet vervallen waren (o.a. door terug-
betaling van de kassa-obligaties, die werden aange-
boden).
Een belangrijk vraagstuk voor Zwitserland is de
overvloed van middelen op de geidmarkt naar de ka-
pitaalmarkt te leiden. In dit verband wordt een rui-
mere toepassing van het handelscrediet in den vorm
van wisselcrediet gewenscht geacht. Het bereiken
van een lage kapitaalrente door middel van kunst-
matige maatregelen moet vermeden w’orden om de
volgende redenen:
te lage rente werkt prohibitief, vermindert de
spaarneiging, leidt tot oppotting of tot kapitaal-
export;
te lage rente beïnvloedt het inkomen van de ren-
teniers nadeelig en veroorzaakt moeilijkheden voor de
verzekeringsfondsen;
te lage rente prikkelt tot het maken van schul-
den en leidt tot kapitaalsinvesteeringen, voor welker
productiviteit de vereischte voorwaarden voorshartds
ontbreken;
de invoering van wettelijke rentemaxima is af
te raden;
een geforceerde vermindering van de rente op de
uitstaande credieten benadeelt de rentabiliteit der
banken, daar haar vreemde middelen voor een deel
uit kassa-obligaties met min of meer langen looptijd
bestaan;
aan een langzame renteverlaging is boven een. kunstmatig versnelde renteverlaging de voorkeur te geven, omdat een hernieuwde renteverhooging met
het oog op politieke gebeurtenissen en een onver-
wacht economisch herstel niet uitgesloten is.
Verder worden er allerlei maatregelen aanbevolen
om de uitgifte van pandhrieven te bevorderen, opdat
de hypothecaire instellingen de gelegenheid krijgen
kassa-obligaties in pandbrieven te verwisselen. Op
dit gebied heeft zich in de depressie één van de zwak-
ke piekicen van het hypothecaire credietwezen geopen-
haard. Middelen daartoe zijn voor de Staatsfondsen
en de verzekeringsmaatschappijen een grootere plaat-
singsmogelijkheid te scheppen.
Een ander middel om de kapitaalrente te verlagen
is het scheppen van een vlottende schuld van de
Overheid, waardoor de centrale bank ook een open-
markt politiek kan voeren.
Wat de kapitaalexport betreft wordt deze ge-
wenscht geacht, voor zooverre met het Zwitsersche
bedrijfsleven rekening wordt gehouden. De kapitaal-
export is een publiek belang en moet daarom onder
toezicht staan. Zoolang de geldovervloed nog niet tot
het geheele credietmechani sme is doorgedrongen,
schijnt de verleening van huitenlandsche credieten of
het plaatsen van buitenlandsche einissies door de ban-
ken niet gewenscht. Kapitaalexport, die de volks-
huishouding direct voordeelen bezorgt, kan in de
overgangsperiode op beperkte schaal plaats vinden. Tegen deze laatste aanbevelingen hebben vijf leden
een miuderheiclsnota ingediend. Hierin wordt er o.a.
op gewezen, dat in de laatste jaren zeer groote be-
dragen op de buitenlandsche credieten en leeningen zijn afgelost. De uitgifte van buitenlandsche leenin-
gen is gerechtvaardigd, indien zij van de •noodige
garanties zijn voorzien en voor zooverre geen trans-
fermoeilijkheden te overwinnen zijn, vooral indien nog voordeelen voor het Zwitsersche bedrijfsleven verkregen kunnen worden. In dit opzicht is inzon-
derheid de ondersteuning van de uitvoering van
groote openbare werken in het buitenland gewenscht.
Verder wordt in deze korte nota voorgesteld een cen-
trale toelatingsinstantie te. vormen door middel van
een vrijwillige overeenkomst tusschen de verschillende
effectenheurzen ten einde de toelating van buiten-
landsche effecten volgens uniforme gezichtspunten te
regelen.
Het vraagstuk van den kapitaalexport is een van
de weinige problemen, waarover de commissie niet tot
overeenstemming kon komen. Dit behoeft in zboverre
geen verwôndering te wekken, dat Zwitserland (met
uitzondering van Frankrijk, waar politieke overwe- gingen vaak doorslaggevend waren) waarschijnlijk
onder de crediteurnaties de slechste ervaringen met
den kapitaalexport heeft opgedaan. Indien dit ver-
kelijk zoo is, dan zou het buitengewoon interessant
zijn om te onderzoeken, of dit een gevolg is van lier
feit, dat Zwitserland hij zijn kapitaalexport meestal tegenprestaties heeft verlangd, juist in een periode,
toen de concurrentie op dit gebied – in tegenstelling
met den huidigen toestand – buitengewoon scherp was.
v. cl. V.
De ontpotting van het goud.
In het jongste Federal Reserve Bulletin wordt de
goudstroom naar de Vereenigde Staten, die evenwel
in begin Juli tot stilstand kwam, aan een analyse
onderworpen. Zooals bekend vond deze stroom zijn
bron niet alleen in het nieuw-geproduceerde goud,
oolc de ontpotting
1
) uit particulier bezit en uit de
valuta-Egalisatiefondsen van verschillende landen
droeg in belangrijke mate bij tot den snellen aanwas
van den monetairen goudvoorraad in de Ver. Staten.
Allereerst wordt in genoemd onderzoek een bereke-
ning opgesteld van cle hoeveelheid gôud, welke in de
‘) Wij geven de voorkeur aan den naam ontpotti.ug ho-‘ei1 ,,dinha onding”, hoewel een Nederlandsuh woord hier.
voor niet bestaat. (Rad.).
PRR CENT
.
E OER?
PER MOUT
P0 1JAN01
.50
1.50
75
.75
50
.50
618
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
25 Augustus 1937
periode van Januari 1931 tot September 1936 door oppotting aan het oog van de statistiek is ontsnapt. Men koos 1931 als uitgangspunt, omdat in dat jaar
de massale oppotting van goud is begonnen, in ver-
band met de groote onzekerheid op monetair gebied,
die toen intrad. Van de $7.600 millioen, welke in die periode door
productie, omsmelting en ontpotting in Aziatische
landen, vrijkwam, werd $ 502 millioen in de industrie
verwerkt, terwijl de goudvoorraden der centrale ban-ken met $ 3.645 millioen toenamen, dus tezamen een
statistisch vastgesteld gebruik van $ 4.147 millioen.
De overige $ 3.452 millioen moeten derhalve opgepot
zijn.
Men neemt voorts aan, dat hiervan in Europa
een kleine 2 milliard aan goud is opgepot.
Met de monetaire crisis in de laatste goudbloklan-
den in September 1936 kwam er een eind aan de
goudoppotting. Sedertdien hebben zich twee ,,ontpot-
tingsgolven” ontketend. De eerste in het najaar van
1936, de volgende in het voorjaar van 1937. In totaal
is hierbij ruim ‘$ 1200 millioen aan opgepot goud
vrijgekomen.
De eerste outpottingsgolf vond haar oorzaak in een
toenemend vertrouwen in de internationale valuta-
verhoudingen, nu deze geregeld waren door het mone-
tair-driehoeksaccoord tusscheu Engeland, Frankrijk
en de Vereenigde Staten, waarbij zich bovendien Ne-
derland, België en Zwitserland aansloten. De op-
leving op de effectenbeurzen was een verdere stimu-
lans voor vele particulieren, om zich van hun goud-
bezit te ontdoen en het provenu te investeeren in
effecten. Deze ontpottingsgolf wordt dan ook geken-
merkt door den aankoop van fondsen in de vroegere
goudblok-landen, maar vooral ook in de Vereenigde
Staten, waarheen een groot deel van het vrijgekomen
goud afvloeide.
Deze beweging ebde echter af .gedurende de win-
termaanden. In den loop van Maart 1937 zette de
tweede golf in, welke evenwel een volkomen tegen-
gestelden ondergrond had dan de eerste. Nu was het
niet een toenemend vertrouwen, dat tot afstooting
van renteloos-liggend goud leidde, maar juist een
wantrouwen. Dit wantrouwen was in de eerste plaats
een gevolg van de reactie op de New-Yorksche effec-
tenbeurs in het midden van Maart. Hier voegde zich
alras een andere, veel belangrijker factor, bij, nl. de
vrees voor verlaging van den goudprjs. Een druk op
den koers van den Dollar was hiervan het gevolg.
Pondenkoers in New-York
1)
OCT.
NOV
DEC
JUN
EER.
MAP.
APR.
MR?
JUTE.
JULT
936
1937
3)
De grafiek vertoont tweenia.a.l een stijging van den
Pondenkoers; de eerste, in April, was het .gevrtg van de
vrees voor verlaging va.n den goudprijs. In de eerste drie
weken van Juli werd de positie van het Pond t.o.v. den
])ollar nogniaa.ls versterkt, doordat van Japansehe zijde
fondsen van New-York naar Londen werden overgeheveld.
Daar men echter verwachtte, dat deze druk niet blij-
vend zou zijn, ontstond er een groote’ marge op de
New-Yorksche wisselmarkt tussehen contante en ter-
mijn Ponden. Nevenstaande grafiek
1)
doet zien, welk
voordeel het opleverde, om contante Ponden te verkoo-
peu en deze weer op termijn terug te koopen. Op deze
1)
Beide .grafeken zijn outlee.nd aan het Federai Reserve
Bulletin.
wijze vond dus een sterke goudstroom naar Amerika
plaats, zonder dat deze gepaard ging met den aan-
koop van Amerikaansche fondsen. Integendeel, ver-schillende Europeesche bezitters van Amerikaansche
papieren ontdeden zich hiervan in verband met het
ongunstige koersverloop. Hieruit blijkt wel duidelijk het absoluut verschillende karakter der beide ontpot-
tingsgolven.
Opbrengst van Britshe gelden op korten termijn uitgezet
in Londen en in New-York
1).
DOLLARS PER 9000L
5.00
5.00
4,98 –
– – 4,98
4.96
—
4.96
4.94 –
494
4.92
– 492
4.90
– 4.90
4.88
4.88
4.86
4.86
OCT.
500.
DEC.
JAN.
FOR.
NAR.
APR.
NAT
JUNi
JUL.?
1836
1937
1)
]Iet voordeel van genoemde tcrmij’ntraUnsacties werd
berekend, door aan te nemen, dat de verkochte Pondan op 3 maanden werden teruggekocht en gedurende deze
periode het Dollarsa1’do als renteloos deposito te New-
York werd aangehouden, zooals inderdaad in het algemeen
ook het geval was.
Tegen het einde van April kwam er een einde aan
de stijging van den Pondenkoers, uitgedrukt iii. Dol-
lars; de ontpotting hield echter aan, daar het disagio
voor Ponden nog bleef voortbestaan. Bovendien ont-stond er nu een kapitaalvlucht vanuit Frankrijk, wel-
ke fondsen in eerste instantie in Londen terecht
kwamen en dus tot de continuatie van den goud-
stroom naar de Vereenigde Staten bijdroegen.
liet inactieve goudfonds der Vereenigde Staten
groeide tusschen het laatst van Maart en de eerste
week van Juli met niet minder dan $ 775 millioen
aan. In totaal schat men de hoeveelheid goud, welke
uit particulier bezit is vrijgekomen sedert September
1936 op $1 milliard, terwijl er momenteel dan nog
een haast evengroot bedrag opgepot zou zijn. De hoe-
veelheid opgepot goud op de Londensche markt zal
thans wel beneden een half milliard Dollar zijn
gedaald.
INGEZONDEN STUKKEN.
VOOGDIJBEHEER.
De Heer A. Boon schrijft ons:
In het artikel ,,Voogdijbeheer”, opgenomen in Uw
blad van 28 Juli 1937, is betoogd, dat in het wets-
ontwerp tot wijziging van het kinderrecht, de Laak
van De Nederlandsche Bank, t.a.v. de bewaargeving
bij haar, op bevel van den Kantonrechter, van toon-
dereffecten, welke aan minderjarigen toebehooren,
niet nader is omschreven.
Ik veroorloof mij er de aandacht op te vestigen,
dat die bewaargeving nauwkeurig is geregeld bij de
wet van 27 Maart 1936 (S. 201), tot overbrenging
van de cousignatiekas voor het bewaren van effecten
aan toonder naar De Nederlandsche Bank, en bij het Koninklijk Besluit van 21 September 1936 (S. 252).
In het wetsontwerp tot wijziging van het kinder-
recht zijn mede eenige veranderingen aangegeven,
welke die wet op de consignatiekas dient te onder-
gaan. Niet alleen dat gedeelte van het wetsontwerp
tot wijziging van het kinderrecht heeft de schrijver
van gemeld artikel in Uw blad blijkbaar over het
hoofd gezien, maar zelfs ook het commentaar in de
Memorie van Toelichting op de voorgestelde nieuwe
artikelen. 427 e.v. van het B. W., betreffende het
25
Augustus
1937
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
619
beheer van den voogd, waarbij de wet op de consig
–
natiekas eveneens is genoemd.
In meer genoemd wetsontwerp worden slechts tech-
nische wijzigingen der
bestaande
regeling van gemel-
de
bijzondere
bewaargeving (consignatie) voorgesteld,
zoodat bovendien de grief van den schrijver van
,,Voogdijbeheer”, dat de particuliere banken niet
naast de circulatiebank in het wetsontwerp zijn ver-
meld, ongegrond is.
ONTVANGEN BOEKEN.
Methoden voor de berekening van het nationale in-
komen
door Dr.
0. P.
de Groot (Purmerend
1936,
J. Muusses).
Geschreven als dissertatie aan de N.H.H.S. te Rotterdam
dankt deze studie haar ontstaan aan een opdracht van de
Statiabiekoommissie van de Vereealging voor Belasting-
wetenschap. Sehr. geeft na eenige inleidende paragrafen een indeeling van de verschillende methoden tot bereke-
hing, en systernatiseert de in verschillende landen plaats-
gevonden lebbende onderzoekingen. In hoofdstuk III
wordt nagegaan in hoeverre de belastingstatistieken ge.
gevens ikunnen ‘verschaffen voor de berekening van het
nationale iwkomen.
MAANDCIJFERS.
OVEËZICHT VAN DEN STAND DER RIJKSMIDDELEN.
Uit. Juli 1937 (in Guldens)
tV1YEELING la
Dir. beLastingen.
Kohieren voor
den dienst
1937
1
)
v
.
.
.
Bedragen.
welke zijr
terugge-
Benaming der
Totaal
geven of
Zuiver
middelen
bedrag
anders dan
bedrag
n o
wegens
betaling
opdekoh.
afgeschr.
AFDEELING II. DIENSTJAAR 1936.
Zuivere op-
brengstoverhet
Bedrag van de
tijdvak van
1
Benaming der middelen
raming
Jan.
1936
tot en
met de maand
Jüli
1937
Urondbelasting.
(Y,
L
hoofdsom
+
20 opcenten
op de hoofdsom der gebouw-
de eigendommen.)
10.125.000 10.160.354
Inkomstenbelasting
74.600.000 69.606.585
Vermogensbelasting
18.375.000 18.621.642
Verdedigingsbel.
1
……….8.000.000
8.456.187
Belasting v. d. doode hand
.
2.000.000
1.737.632
Divid.- en tantièmebelasting
13.800.000 13.895.478
84.000.000 86.243.265
1.813.472
Accijns
op
zout
…………
2.500.000
1.774.052
6.335.825
Statistiekrecht
………….1.600.000
1.950.395
Accijns op geslacht
………5.000.000
Accijns op gedistilleerd
28.250.000 27.774.046 7.186.667
Rechten op den invoer …….
53.000.000
53.189.230
35.000.000
33.810.111
Belast, op gouden en zilverw.
475.000 499.568
Accijns op
suiker
………..
Omzetbelasting
………….
60.000.000 62.273.729
Accijns op wijn
…………2.000.000
Accijns op tabak
…………
.
8.600.000
5.778.104
Accijns op
bier
………….7.000.000
Rechten en boeten van zegel
19.844.629
Rechten en boeten v. registr.
14.000.000 9.760.351
Couponbelasting
…………5.000.000
Rechten en boeten v. succes-
sie, v. overgang bij overlij-
40.800.000 38.136.446
den
en v. schenking ……
Opbrengst der loodsgelden
.
500.000 635.890
Totalen…. 1484.625.000
1479.463.658
OVERZICHT VAN DE INKOMSTEN TEN BATE VAN
HET WERKLOOSHEIDSSUBSIDIEFONDS.
Zuiver bedrag
Dienst 1937
Bedrag van kohieren tot en
raming
met de maand
Juli 1937
Grondbelast. al
10.344.393
9.604 10.334.789 10.197.395
tnkomst.bel. b)
1
48.176.021 1.212.264 46.963.757 42.689.622
7
ermogensbel. c)
13.165.225 102.918 13.062.307 11.420.651
Verdedig.bel. 1
8.057.226
97.430 7.959.796 6.101.560
Bel. v. d. doodehd.
1.412.967
2.502 1.410.465 1.211.232
Totalen.. 81.153.832 1.424.718 79.731.114 71.620.460
a) Y
4
hoofdeom + 20 opeenten op de hoofdsom der ge-
bouwde eigendommen. b) Hoofdsom + 60-78 opoenten. cl Hoofdsom + 75 opcenten.
1)
Voor de belastingen naar inkomen en vermogen be-
staan de vermelde bedragen uit % gedeelte van het belas-
tingdienatjaar 193711938 en
Y
3
gedeelte van het belasting-
dieustjaar 193611937.
2)
Voor de helastingen naar inkomen
en vermogen bestaan de vermelde bedragen uit % gedeelte
van het belastingdienstjaar 1936/1937 en % gedeelte van
het bela.stingdienstjaar 193511936.
Grondbelasting (veertig ten hon-1
derd van de hoofdsom wegens
gebouwde eigendommen en vijf
en twintig ten honderd van de
hoofdsom wegens ongebouwde
eigendommen)
Personeele belasting (taohtig ten
honderd van de hoofdsom naar
den eersten, twesden en derden
grondslag) ………………
Gemeent.efondsbelasting (vijf en
twintig opcenten op de hoofd-
som) …………………..
Vermogensbelasting (twee en
twintig opcenten op de hoofd-
som) ……………………
[nkomstenbelasting (tien opcen-
ten op de hoofdsom) …….
10.000.0001
9.351.056
21.000.000
19.512.393
14.000.000
6.291.658
2.025.000
1.279.282
4.500.0001
2.217.200
A FDEELING To
Juli
5Çt
Overige middelen.
1937
periode 1936
Benaming der middelen
Divid.- en tantièmebel.
.
8.347.402
15.741.447
6.959.751
Rechten op den invoer
.
8.169 667
55.782.423 48.763.907
247.565
1.572.554
942.586
191.634 1.236.022 1.097.715
Accijns op geslacht
….
586.173 4.209.451
3.468.875
Accijns op wijn
46.141 1.149.734 1.054.526
Accijns op zout
………..
Accijns op gedistill.
.
..
2.578.825
15.956.459
15.675.197
Statistiekrecht
………..
683.046
4.173.785
4.098.409
4.263.920 30.322.560 29.128.053
Accijns op bier
………..
3.113.984 20.536.271
19.559.436
Accijns op suiker
……
Accijns op tabak
…….
Bel. op gouden en zilverw.
43.025
308.108
266.289
Omzetbelasting
………
4.907.884 40.846.883 34.279.875
Couponbelasting
……..
783.807
4.095.371
3.598.292
Recht. en boeten v. zegel
1
3.489.945
2
)20.899.745
9.484.629
Recht, en boet. v. regiatr.
1.431.086
10.068.763 5.650.599
Recht. en boet. v. succes-
sie, v. overgang bij over
lijden
en
v.
schenking
4.759.851 25.453.918
19.779.333
Opbrengst d. loodagelden
73.207
479.068
320.020
Totalen. …
43.717.162 252.832.562
204.127.493
1
Hieronder begrepen
wegens zegelrecht van nota’s van
makelaars en commissionnairs
in
effecten, enz.
f
765.551
Beursbel.).
2)
Id.
f
5.752.745.
Totalen …….
1
51.525.0001 38.651.589
INKOMSTEN TEN BATE VAN HET VERKEERSFONDS.
Juli 1937
1
1937
1
1936
Motorrijtuigenbeltsting
Rijvielbelasting
………
Totalen ………
1.950.3781
3.618.803
14.874.0731
3.718.8801
14.398.370 3.824.800
5.569.181
18.592.9531
18.223.170
INKOISTEN TEN BATE VAN HET GEMEENTEFONDS.
Dienst
193611937
Zuiverbedrag der ko
Zuiver bedrag der
hieren voor den dienst
kohieren tot en met
1935/36
tot en met de-
de maand
Juli1937
zelfde maand van
1936
Gemeente.f.belast…
57.534.867 61.386.743
Opc. verm. t. get. v. 50
5.229.704 5.352.186
EMISSIES
IN JULI 1937.
Prov. en Gemeentel. Leeningen’) ..
f
10.977.577,50
zijnde
Nederland
Prv. Gelderland
f
5.569.000
2)
3% obl.
3.
1003. % ……….. f
2
.
086
.
767,50
Gem. Amsterdam
f
19.936.000) 34% obl.
620
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
25 Augustus 1937
t 99%
%
.
f
398.480,-
l.sToorwegen.
Coii’versie stad Os1c
N.Ki.
12.000.000 4
%
Gern. Gouda
obi. a
68%.
f 2.000.000) 34%
obi.
2)
Taii
de
LyLa1e
Jeetiiig •t
f 6.269.000
werd
reeds
t
100%
•
45.000,-
f 700.000
OJ)
e1)liSSiCwoorw.
geplaatst.
Van
het netito-pro-
Gern. Heerlen
venu dezer Ioeriiiiig is cn bedrag van
f 3.524.000
Voor COn-
•
f 2.765000) 3%
ob].
versie afgeti-okken.
t
99%%
.
,
83.087,50
3)•
Vaii
het netto-provanu
dezer
leeiii.ng
is een
bedrag
Gein. ilengelo
V’ibIi
f 19.388.000
voor coriversie afgetrokken.
f 1.000.000
6
)
3
Y.,
%
01)1.
TF]r
het •nebto-pi
–
ovenu
dezer
lee
niILg
is
een bedrag
99
/8%
–
093.750,-
van
f 1.955.000
vooi- convei-sie afgetrokken.
Gein. Reakun Vau het net,to-provenu dezer Jeenii.ng is een bedrag
f 1.467.000
3;4
%
obi.
van f 2.675.000
voor convet-sie afgetrokken.
it
100%
–
1.467.000,-
Taii
de
totale
leening
groot
f 1.200000
is
reeds
Gein.
Uti
–
ee]rt
–
j 200.000
O1) eifliSsie’oorO’aar.dCli ge)1aatst.
f 5.215.000
3%
obi.
Van
de
totale
lee:tiiag,
groot
f 1.106.000,
is
reeds
A
100y
%
.
5.228.037.50
f 500.000
op einissievoorwaarden geplaatst.
Gern. Velsen
Vii
de
totale
leeiiiu.g
groot
f 1900.000,
is
reeds
fSO6.006
7
)
334i%
obi.
f500.000
op emissievoorwaarten geplaatst. Van het netto-
t
99%
%
…………
—
601.455,-
provenu dezer ieeniisg is een bedrag van
f 1.326.000
voor
Gem. Wi-nsohoten
con’versie afgetrokken.
f 1.400.000)
334%
cbl.
0)
Con-versie N.V. Bank voor Nederlandsohe gemeen-ten
t
100%
—————-
74.000,-
f16.750.000
334%
obl.
t
99%%;
Bank
van onroerende
Bank- en Creclietiustellingen
0).
za-ken
f4.500.000 4%
obi. t
9934%.
Scheepvaart-Maatschappijen
……..
f
1.925.000,-
10)
Reoht van voorkeur aendeeihouders
1
:
5.
Vrije
in-
.
zijnde:
schrijving t
2.25%.
Nederland
1i)
Recih.t
van
-voor-keur
aandeelhouder-s
1
:
1.
.tandeelcn:
12)
Van
het .netto-provenu dezer leeni-ng is een bedrag
Van NiveFt. Goud riaan
van
f 1.988.000
voor co-nversie afgetrokken. &
Co.’s Stoomvaa.at Mij.
)
Van
de
-totale
leening,
-groot
f 1.250.000,
is
reeds
NV.
f825.000
aanel.
10)
f200.000 op inschrij-vingsvoorw-aarden geplaatst. Van het
t
150%
………….
fl.237.500,-
netto-prevenu
is
f1.026.000
voor conversie afgetrokken.
N.V. Stornn
–
vaart
Mij.
Il)e 1.er&e1ijke Leeni ngen zijn al-s volgt onderverdeeld:
,,Wyklijn”
f 625.000
–
Rente- Emissie-
aand.
11)
t
11.0%
……
687.500,-
Guldens
voet
koere
Diversen
…………………….,,
2.000,-
.
pot.
zijnde:
R.K. Ver. Ki-udcrvacawbie- en Her-
NedlerlancL
–
stellingsoord te Egmond
a.
Zee
Obligatien.-
(con-versie
f 193.000
vrije inschr.
Mij. tot ExpI. v. Onroe-
9934)
…………………..200.000
4
99
ren-de Goed. ,,Laan van
St. Au-gu-sti-nusstioh-ting te- Utrecht
Meer-dervoort”
(con-versie)
(Vrije
inchrijvin
f2.000.000
12)
334%
obl.
100%)
…………………..
250.000
4
99%
t
9934%
…………f
2.000,-
St.
Jozelfgesiiiciht
te
]3everwijk
Tramweg-Maatschappijen
………..
24.000,-
(conver-sie)
………………
275.000
4
100
zijn-de:
Ver.
-to-t
Stichting
en
inst.-h.
van
Nederland
kweeksoholen
01)
geref.
grondsl.
Obligatiën.-
t. opleiding -van onderwijzers en
–
Gel-dersrihe Traanweg
s-rij
.
onderwijzeressen
te
Rotte…dam
f 1.050.000
1)
4%
obl.
(con-versie)
………………
130.000
4
100
t
]00
………….f
24.000-
St. Auigustinusstichti-ivg -te Utrecht
–
Kerkelijke Leeningen
…….. . …..
..
5.03
–
–
(conversie)
………………
250.000
4
993/.
.
.
.
–
–
–
r
JA
1
eaereancs
)
Ver. v. d. H. Vincenrbius v. Paulo
–
–
te Schi
-edam(co.nversie)
.
……200.000
4
100
Totaal
……f
12.933.612,50
Voorts
werd
-hier -te
lande
de
inschriji’ng opengesteld
‘) Bovendien conv.:
Nederland.
Gein. A’-dain
f 21.912.000
op een beperkt becli-a.g Republiek Ar-geistinPi t
6834%
(in- 334%
obl. t
99%
%;
0-em.
Dorelredht
f5.198.000
334%
ti
–
odiuctie).
obl.
t
100%;
Ge…i.
Eindiho-veit
f-2.475000
33%
obl.
t
–
99%%;
Gem. Enschede
f8.044.000 334%
obl.
A.
9934%;
–
Emissies
in 1937.
–
Gein. Hengelo
f4.052.000
334%
o-hl.
t
9934%;
Gem. Hen-
(In Guldens.)
gelo
f3.762.000
334%
o-bl.
t
9934%;
0-em.
Meppel
Nieuw kapitaal:
Conversie:
–
f 1.472.500 336i%
obi. t
100%;
Cern. Nijmegen f4.95O.000
Obligatiën
Aandeelen.
Totaal
334%
-obl.
Ii. 1.00%
;
Geni
.
Rottei-daim
f25.972.000
334%
Jan……2.055.167,50
3.606.372,-
5.661.539,50
194.81l.rOO,-
oh].
t
99%
(van -deze
Ieen1n
‘
groot
f 26.620.000
werd
Febr—-28.354181,66
2.184.500,-
30.538.681,66
209A49.898,34
f648.000
uitgesloten t.b.v. Pensioenfonds R.E.T.M.);
0cm.
A
217.677g
17.255.938′-
20.073.60750
46.742.925′:
Rotterdam
f20.114.000 334% obl
.t
9934%
(van deze lee-
Mei
85000:-
2.160.250:-
2.245.250:-
40.436.000-
nin
‘
-rot
f 20.740.000
werd
f 626.000
u
°
itoe.sloten
t.b.v.
juni
5.967.712,50
3.989.250,-
9.956.96250
604.708.000,-
Pe-nsionfonds R.E.T.54.)
;
Cern.
Tilbui-g f 7.007.000 334%
juli
11.008.612,50
1.925.000,-
12.933.612,50
167.746.460,-
ohi.
t
99
/8%
;
Gein. Zwolle
f2.918.000 334%
obl.
t 100%.
50.600.579,16
33.690.027,-
84.290.606,16
1.273.228.783,34
AANVOER VAN GRANEN.
(In tons van
1000
kg.)
Rotterdam
Amsterdam
Totaal
Artikelen
15-21
Aug.
Sedert
Overeenk.
15-21
Aug.
Sedert
Overeenk.
1936 1937
1Jan.
1937
tijdvak
1936
1937
1Jan.
1937
–
tijdvak
1936
7.861
1.063.449 621.817
–
17.735
8.311
1.081.184
630.128
3.220 156.960 148.832
–
2.875
1.976
159.835
150 808
Tarwe
………………
Rogge
……………..
Boekweit
…..
…………..
–
11.184
19.229
–
–
350 11.184 19.649
Mais
……………….
9.5 32
687.582
491.420
8.738
112.019
104.852 799.601
596.272
2.293 177.579 197.426
–
6.689
12.892
184.268
210.318
169
94.571
62.867
–
3.180
680
97.751
63.547
…
120.575 157.538
869
149.477 143.031
270.052
300.569
Gerst
……………..
Haver
………………..
Lijnkoek
…………..
1.495
48.746
34.817
–
–
175
48.746
34.992
Lijnzaad
…………..
–
.
440 24.400
24.115
196
3.914
6.096
28.314
30.211
Tarwemeel
………….
Andere meelsoorten
200
24.494
20.396
30
2.753
1.076
1
27 247
21.472
25 Augustus 1937
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
621
STATISTIEKEN.
BANK DiSCONTO’S.
N d1
slssels. 2
3Dec.’36
Lissabon
. . .
.411 Aug.’37
Bk
.
24
3Dec.’36
Londen ……
2
30Juni’32
Vrsch.inR.C.
24
3Dec.’36
Madrid ……
5
9
Juli’35
Athene ……….
6
4
Jan.’37
N.-YorkF.R.B.14
1Feb.’34
Batavia
……..
3
14Jan. ’37
Oslo
……..
4
7Dec.’36
Belgrado ……..
5
1 Febr.
’35
Parijs
……
4
3 Aug.’37
Berlijn ……….
4
22Sept.’32
Praag
……
3
1Jav.’36
Boekarest ……..
44
15Dec.’34
Pretoria
.. .34
15Mei’33
Brussel ……….
2
16 Mei’35
Rome ……..
44
18Mei’36
Boedapest
……
4 28Aug.’35
Stockholm
.
.24
1Dec.’33
Calcutta
……..
3 23Nov.’35
Tokio….
3.285
7Apr.’36
Dantzig
……..
4
2Jan.’37
Weenen ……
34
10Juli’35
Helsingfors ……
4
3Dec. ’34
Warschau
….5
26Oct.’33
Kopenhagen
….
4 19Nov.’36
Zwits. Nat. Bk.Ij
25Nov.’36
OPEN MARKT.
1937
1936
1935 1914
21
16121
91
1
4
2
1
7
17/22 19/24
20124
Aug.
Aug.
Aug. Aug.
Aug.
Aug.
Juli
Amsterdam
–
–
–
Partic. disc.
11
4
11
4
11
4
114
14414
471_5
3′(8-‘/l6
Prolong.
1
114_1
1142)
1
11’_ij4
1-11
5_11
211
4
_3j
4
Conden
Daggeld…
1
111
1
13-1
121
‘/,l
3)
1
12_1
1
131
1314-2
Partic. disc.
17133_9
/1
17/
33
_91
14
17
13
1
_
9
1
1
6
17/
33
_
17132_9135
91_51
4114.314
Berlijn
91
3)
Daggeld..
2
7
18-3
1
1’S
2
5
1s3
1
1
2318715
1
)
2
1
12-3
211
4
.3
271
5
-311
4
–
Maandgeld
2
1
/-
7
/
2
1
/2-
7
1
2’/,7j
2)
21/
3
7/
5
23/4-75
231
4
.311
4
–
Part, disc.
2
7
18
2
7
/8
21/s 2)
27/s
2
7
18
3
2
1
/-‘/,
Warenw. ..
4_
1
1
4_11
4
4.1/
4
2)
4.1/
4
4_114
4-
1
14
–
We,,,
York
Daggeld
1)
1
1
1
1
1
114
1314.2112
Partic.disc.
11
3
1
12
1/,
1/
2
114
s/is
–
ii Koere van 20 Aug. en daaraan voorafgaande weken t/m. Vrijdag.
2) 9-13 Aug.
3)
37 Aug.
WISSELKOERSEN.
KOERSEN ÏN NEDERLAND.
Data
New
Londen
Berlijn Parijs
Brussel
Batavla
York
9
9
9
9
S)
1)
17 Aug. 1937
1.81% 9.03%
72.96
6.80%
30.544
100%
18
,,
1937
1.81%
9.04%
72.95
6.80%
30.55 100%
19
,,
1937
1.81%
9.04%
72.924
6.80%
30.55 100%
20
,,
1937
1.81%
9.04%
72.934
6.80%
30.534
100%
21
,,
1937
1.81% 9.04 72.92
6.80%
30.534
100%
23
,,
1937
1.81%
9.04%
72.89
6.80% 30.53
100%
Laagste d.w1)1
1.81
9.03
72.85
6.79%
30.48
100
Hoogste d.w
1
)1
1.81% 9.05%
73._
6.90
30.574
100%
Muntpariteit
1.469
12.1071
59.263
9.747
24.906
100
Data
wit-
s
Z
erland
Weenen
Praag
Boeka-
Milaan
Madrid
9
1)
rest
1)
5*)
5*)
17 Aug. 1937
41.66
–
6.324
–
–
–
18
1937
41.65
–
6.324
–
–
–
19
1937
41.65
–
6.324
– –
–
20
1937
41.64
–
6.324
–
– –
21
1937
41.63%
–
6.324
–
–
–
23
1937
41.64
–
6.324
–
–
–
Laagste d.wi)
41.59
34.25
6.30
1.50
9.60
–
Eoogste d.w
1
)1
41.70 34.30
6.35
1.55
9.624
–
?4untpariteit
1
48.003
35.007
7.371 1.488
13.094
48.52
D ata
Stock-
holm
9
Kopen-
hagen*)
o ia
*
S
Hel-
Buenos-
Aires’)
Mo,i-
treal’)
17 Aug. 1937
46.60
40.35
45.424
4.-
55
1.81%
18
,,
1937
46.65
40.374
45.45
4.-
55
1.81%
19
,,
1937
46.65
40.40 45.474
4.-
55
1.81%
20
,,
1937
46.624
40.374
45.424
4.-
55
1.81%
21
,,
1937
46.624
40.374
45.45
4.-
55
1.81%
23
,,
1937
46.624
40.374
45.424
4.-
55
1.81%
Laagste d
w
1
)1
46.55
40.30
45.35
3.9711
54%
1.80%
Roogste d.w
1
)1
46.70 40.424
45.50
4.024
55%
1.81%
v1untpariteit
1
66.671
66.671
66.671 6.266
95%
2.1878
9 Noteering te Amsterdam. *) Not. te Rotterdam.
1)
Part. opgave.
In ‘t Iste of 2de No. van ieder maand komt een overzicht
voor va ii een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.
KOERSEN TE NEW YORK. (Cabie).
D a a
Londen
(
per
£)
Parijs
(
p.
IOOfr.)
Berlijn
($
p. 100 Mk.)
Amsterdam
($ p.
100 gld.)
17 Aug.
1937
4,98% 3,75%
40,23
1
55,15
18
,,
1937
4,99%
3,75% 40,23 55,19
19
,,
1937
4,99 3,75% 40,23 55,18
20
,,
1937
498′
3,75% 40,23% 55,18%
21
,,
1937
4,99
3,75% 40,23%
55,18
23
,,
1937
4,98%
3,75k
40,22 55,19
24 Aug.
1936
5,03
1
/
32
6,58y
16
40,22%
67.90
Muntpariteit..
4,86
3,90%
23.81%
40%
KOERSEN TE LONDEN.
Plaatsen en
Landen
Noteerings-
eenheden
7
Aug.
1937
14Aug.
1937
16121
Aug.
1937
LaagstelHoogstel
21
Aug.
1937
Alexandrië..
Piast.
p.0
9714 97W
97%
97%-
97%
Athene
….
Dr.
p. £
547%
547%
540
555
547%
Bangkok….
Sh.p.tical
1110% 1110% 1110% 1110%
1110%
Budapest’)..
Pen.
p. £
25%
25%
24%
25%
25%
BuenosAires’
p.pesop.
16.46
16.484 16.46 16.58 16.524
Calcutta
. . ..
Sh.
p.
rup.
116%
116%
116
3
1
33
116
5
1
1611
Istanbul
..
Piast.
p. £
620
620 620
621 621
Eongkong
..
Sh.
p. $
1/2
85
/
82
1121%
1/2%
1/3%
112i%
lobe
…….
Sh.
p.
yen
1,163/64
112
11131132
112
1
1
33
112
Lissabon….
Escu.p.c110%8
110%8
110 110% 110%6
klexico
….
$per
18 18
17%
18%
18
vIontevideoS)
d.per.,
28
28% 27% 28%
28%
Montreal
..
$
per £
4.98k
4.98%
4.98
4.99% 4.98%
Rio
d.Janeir.a
d. per Mii.
371s,
3
11
/
64
3
3%
3
%8
Shanghai
..
Sh.
p. $
112%
1/2%
8
1/1%
8)
2%
6)
1/2%
Singapore
..
id.
p. $ 2/4
5
/
53
2/4
5
/
3
,
214).’,
2/4%
214
5
1
33
Valparaiso
5).
$
per
£
128 128
128 130 130
Warschau
..
Zl. p. £
26% 26%
1
26%
26%
26%
1) Oltic.
not.
II)
Dec. 16112.
1)
Olfic.
not. 15 laten, gem. no,., welke
Imp. hebben te betalen
10
Dec. 16.12.
3)
Offic. not. 19Mei
397/8;
12 Aug.
39131; 17 Aug. 39
7
18; 18Aug. 39131
15
4) Id.
Ii
Mrt. 1935 4
1
14.6) 90 dg. Vanaf
28 Aug. Iaat4’e
•
export” noteering.
6)
Geen not,
op
18 Aug.
ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS 8)
Londen’) N.Yorhl)
Londen
17 Aug. 1937.. 20
44%
17 Aug. 1937….
139
/
6
18
,,
1937..
19′
44%
18
,,
1937….
139/44
19
,,
1937..
19 ty
l
,
44%
19
,,
1937….
139134
20
,,
1937.. 21’9,
44%
20
,,
1937…..
139144 21
,,
1937..
19′
–
21
,,
1937….
13914
23
,,
1937.. 19%
44%
23
,,
1937….
139/4
24 Aug. 1936.. 19%
44%
24 Aug. 1936….
138/24
27 Juli
1914.. 24%
1
59
27 Juli
1914..,.
84110%
1)
In pence
p.
oz.stand.
2)
Foreign sliver
In
$c. p.oz.
line.
3)
in sh.
p.
os.
line
STAND VAN ‘e
RIJKS KAS.
Vorderingen.
/
7Aug. 1937
/
14Aug.1937
aiuo van
s
KIJKS z>cnatKist
Dij
ue INe-
f
81.104.932,10
f
87.758.455,27
derlandsche Bank
………………..
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
,,
217.623,37
,
45.807,90
Voorschott.
op
uit.
Juli
(resp. Juni) 1937
a/d. gemeent. verstr.
op
a. haar uit te
keeren hoofds. der pers, bel., aand. in
de hoofds. der grondbel. en der gem.
fondsbel., alsmede
opc. op
die belas- tingen en
op
devermogensbelasting
–
–
,,
25.583.700,15
,
20.228.366,86
Voorschotten aan Ned.-lndië
……….
Idem aan Suriname ………………
11.547.502,29
,,
11.559.740,31
Kasvord.weg. credietverst. a/h. bulteni.
….
,,
106.050 664,82
,,
106.097.739,66
Daggeldieeningen tgen onderpand
– –
Saldoderpostrek.v.Rijkscomptabelen
Vord.
op
het Alg. Burg. Pensioenf.
1)…
,
38.848.038,50
–
,,
34.572.220,90
–
Vord.
op
andere Staatsbedrijven’)….
,,
4.143.597,97
,,
4.425.982,81
Verstr. ten laste der Rijksbegr. kasgeld-
leeningen aan gemeenten (saldo)…
–
–
Ver
pli c
h tin gen
voorscno, uoor 1.5e r4ea. name Ingev.
art.
16 van haar octrooi verstrekt
–
–
Schatkistbiljetten in omloop ………
f275.201.000,-
/275.089.000,-
,,
3.200.000-
,
3.200.000,-
Zilverbons in Omloop
…………….
,
1.107.886,50
Schuld
op
ult.Juli (resp.Juni) ’37 aan de
Schatkistpromessen in omloop
…….
gem. weg. a. h. uit te keeren hooi ds.d.
.
pers. bel., aand.
1.
d. hoofds. d. grondb.
..1.108273,50
e. d. gem. fondsb. alsm.
opc. op
die
bel, en
op
de vermogensbelastlng
,,
2.361.307,19
,,
7.125.840,18
Schuld aan Curaçao’)
…………….
,,
1.857.355,56
,,
1.913.048,05
Schuld aan het Alg. Burg. Pensloenf.’)
,
39.359.201,35
14.083.524,81
Id. a. h. Staatsbedr. der
P.T.
en
T. 1)
,,
151.234.324,30
,,
159.825.401,42
,
15.000.000,-
..
,,
15.000.000,-
Id. aan andere Staatsbedrijven
1)
…..
Id. aan diverse instellingen’)
………..
115.526.818,51
,,118.138.132,29
1)
In rekg.-crt. met
‘s
Rijks SchatkIst.
NEDERLANDSCH.INDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.
14 Aug. 1937
1
21 Aug. 1937
Vorderingen:
1)
–
– –
Saldo b. d. Postchèque- en Girodienst
/
179.000,-
t
250.000,-
Saldo Javasche Bank
………………..
Verplichtingen:
Voorschot’s Rijks kase.a. Rijksinstell
20.228.000,-
15.824.000,-
Schatkistpromessen in Omloop …….
,,
7.000.000,-
,,
7.000.000,-
Schatkistbiljetten in Omloop
–
–
Schuld aan het Ned.-Ind. Muntfonds
1.914.000,-
,.
1.914.000,-
Idem aan de Ned.-lnd. Postspaarliank
1.071.000,-
..
1.227.000,-
Belegde kasmiddelen Zelfbesturen
,,
500.000,-
500.000,-
Voorschot van de Javasche Bank
,,
906.000,-
..
811!000,-
1)
Betaslmiddelen in
‘s
Lands Kas
op
17 Juli 1937
/
29.096.000,-.
SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Data
Metaal
1
1.11’c!
latie
1
opeischb.
schulden
Discont.
Div.
reke- ningenl)
10
Juli
1937..
626
1.152
/
532
.
634
1.416
3
,,
1937..
625
1.212
1
493 638 1.422
26 Juni
1937..
646
1.253
1
480
646
1.397
19
,,
1937..
–
646
1.097
480
651
1.372
12
,,
1937..
687
1.146
501
652 1.373
1
Juli
1914..
645
1.100
560
735 396
1)
Sluitp. der activa.
622
ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
25
Augustus 1937
• NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 23 Aug. 1937.
Activa.
Binnenl. Wis-(Hfdbk.
f
11.974.234,27
se1s,Prom..
Bijbnk.
,,
437.155,94
enz.indisc.Ag.sch.
,,
496.311,08
f
12.907.701,29
Papier o. h. Buiteni. in disconto
……
,,
–
Idem eigen portef.
f
2.526.000,-
Af: Verkochtmaar voor
debk.nognietafgel.
–
2.526.000,-
Beleeningen
‘
Hfdbk.
f
144.254.420,271)
ncl. vrsch.,Bijbnk
,,
3.640.393,72
inrek.crt.IAgsch.
op onderp.)
,,
29.562.961,74
f
177.457.775,73
Op Effecten ……
f
175.881.694,921)
Op Goederen en Spec.
,,
1.576.080,81
177.457.775,731)
Voorschotten a. h. Rijk
…………..
Iunt, Goud ……
f
113.607.470,-
itfuntmat., Goud
..
,,1.152.275.487,23
fI
.285
.
882.957,23
Munt, Zilver, enz.
,,
19.712.412,49
Muntmat., Zilver
. .
–
,,
1.285.595.369,72
5
)
Belegging van kapitaal, reserves en pen.
sioenfonds
……………………
,,
41.911.809,81
Gebouwen en Meub. der Bank
……..
,,
4.600.000,-
Diverse rekeningen ………………
,,
8.767.175,31
Staat d. Nederi. (Wetv. 27/5/’32, S. No. 221)
,,
10.193.915,19
Passiva.
f
1.543.959.747,05
Kapitaal ……………………….
f
20.000.000,-
Reservefonds ……. . …………….
,,
4.338.707,82
Bijzondere
reserve
………………
,,
6.600.000,-
Pensioenfonds
………………….
,,
11.128.960,57
Bankbiljetten in omloop …………..
,,
821.968.080,-
Bankassignatiën in omloop
……….
,,
13.965,78
Rek.-Cour.
f
Het Rijk
f
85.389.549,78
saldo’s:
Anderen
,,
592.696.777,74
678.086.327,52
Diverse
rekeningen ………………
,,
1.823.705,36
f
1.543.959.747,05
Beschikbaar metaalsaldo
…………
f
685.494.820,35
Minder bedrag aan bankbiljetten in om
ioop dan waartoe de Bank gerechtigd is
,,
1.713.737.050,_
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank
ondergebracht
………………..
,,
–
1)
Waarvan aan Nederiandsch-lndit
(Wet van
IS Maart
1933,
Staatsblad No.
99) ………..
/
65.883.125,-
2)
Waarvan
in
het buitenland………………………
–
Voornaamste posten in duizenden guldens.
Goud
Andere
Beschikb.
Dek.
Data
Circulatie
opeischb.
Metaal-
1
1
kings
Munt _Muntmat.
__
schulden
saldo
perc.
23 Aug. ’37
113607
1.152.275
821.968
678.100
685.495
84.4
16
,,
’37
113607
1.152.275
821.886 681.099
684.308
84.2
25 Juli
’14
65.703
96.410 310.437
6.198 43.521
54
Totaal
Schatkist-
i
–
ee
Papier
Diverse
Data
bedrag
promessen
nin
g_
i
op het
reke-
discon to’s
_rechtstreeks
_
buitenl.
ningen
1
)
23 Aug. 1937
12.908
–
177.458 2.526
8.767
16
,,
1937
13.086
–
180.112
2.526 8.850
25 Juli
1914
67.947
–
61.686 20.188
509
ij
unuer ue acflva.
JAVASCHE BANK.
Data
Goud
Zilver
Circulatie
opeischb.
metaal-
schulden
saldo
21 Aug.’37
2
)
132.510 198.640
72.040 24.238
14
,,
‘372)
132.500
.
200.530
70.200
24.208
24 Juli1937
116.574
16.795
194.739 72.943
26.296
17
,,
1937
116.574
18.074
197.422
74.926
23.708
25 Juli1914
22.057
31.907
110.172
12.634
4.842
1
Diverse
–
buiten
1
Dis-
Belee-
reke-
kings-
Data
i
N.-Ind.
1
conto’s
1
ningen
ningen’)
1
1 betaaib.
1
1
1
lage
78790 68310
49
78.420 68.600
49
11.412
54.360
64.781
50
11.668 53.737
72.045
49
7.259 75.541
2.228
44
ere telegrafisch ontvangen.
BANK VAN ENGELAND.
Bankbilf.
1
Bankbilf.
I
OtherSecurities
Data
Metaal
in
un
Bankingl
Disc.and Securities
circulatie
_
Departm.
1
1
Advances
18 Aug. 1937
327.776 490.975
35.432
6.187
1
21.629
11
,,
1937
327.628
497.867
28.539
5.907
20.340
22 Juli
1914
40.164 29.317
33.633
1
OtherDeposits
1
1
Dek
Data
Gov.
Sec.
Public
Depos.
1
Reserve1
kings-
1
perc.1)
Bankers
1
Other
IAccountsl
18 Aug.’37
107.137
1
28.540 88.500
1
36.531
1
36.8011
24,0
11
,,
’37 111.130
t
.19.036
93.574
36.363
129.761120,0
22 Juli ’14
11.005
14.736
42.185
1
29.2971
52
,•
V CI IIVUUIII5 LIIS2CIICII flC2CI VC CII
IJCpUWW.
BANK VAN FRANKRIJK.
IZilverl
Te goed
Wis
Waarv.l
Belee-
Data
Goud
in h t
–
sels
1
op het
t
.
ningen
IRe~ntsecloos
vorhot
1
buiteenl.
buitenl.I
v.d. Staat
12Aug.’37
55.717
425
16
10.367 898
5.764 3.200
5
,,
’37
55.717
421 16 110.758
899
6.328
3.200
23Juli’14
4.104
640
_
–
1
1.541_
8_
769
–
Bonsv.d)
1
1
Diver-
1
Rekg.Courant
1
Data
zei/st.
1
sen
1I
Circulatie
Staat
1
Zei/st.
1
Parti-
amort. k.
j
amort.k.t culieren
12Aug.’37
5.637
1
2.948
1
88.905
1
85
1
2.158
14.423
5
,,
’37
5.641
1
3.096 89.604
166
1
2.173
14.621
23 Juli’14
–
1
–
1
5.912 401
–
943
‘)nIuItpusI acuvs.
DUITSCHE RIJKSBANK.
Daarvan
Deviezen
1
Andere
1
Data Goud
bij
bui-
als goud-
1
wissels
1
Belee-
tenl. (Irc.
dekking
en
1
ningen
banken
1
)
geldende
1
cheques
15 Aug. 1937
1
69,3
1
19,5
•
6,0
4.870,9
30,2
7
,,
1937
1
69,1
1
19,4
5,9
1 4.988,0
25,2
30 Juli
1914_11.356,9
1
–
–
750,9 50,2
Data
Effec-
Diverse
Circu-
Rekg.-
1
Diverse
ten
Activai) latie
Crt.
1
Passiva
15 Aug. 1937
104,2
1
709,3
4 756,2
1
625,1
250,9
7
,,
1937
104,2
1
697,4
4.866,6
1
593,0 248,8
30 Juli
1914
3315,8
1
200,4
1.890,9
1
944,-
40,0
ti
Onbelast.
21
w.o.
Rentenbankscheine
15.7
Aue..
reso.
20.20 miii.
NATIONALE BANK VAN BELGIË (in BeIge’s).
Goud
.
Rekg.Crt.
.
Data
‘937
–
.
..
0
0
42
19 Aug. 13.5891
43
11.3551
33
152
40
1
4:409
139
656
12
,,
13.6011
41
1.3611
35
152
40
1
4.442
107
673
FEDERAL
RESERVEBANKS.
Goudvoorraad
Wissels
Data
,,Other
1
Goud-
In
her-
1
I n de
Totaal
certifi-
c
as
‘)
disc. v. d.
1
open
bedrag
caten
1)
member
1
markt
banks
1
gekocht
11Aug.’37
8.843,2
1
8.832,4
1
306,9
16,7
1
3,1
4
’37 8.843,2
_8.833,4
312,3
15,4
_
3,1
1
Belegd
1
1
Totaal
1
Gestort
1
Goud-
Dek-
1
Aløem.
1
IYek-
Data
1
in
U.S.
1
inc1rcu-
_
j
P?_
Kapitaai
kings-
Gov.sec.l
atie
1
perc.0)
1
perc.
4
)
11 Aug.’37 2.526,2
1
4.228,0
7.260,9
1
132,5
1
79,6
–
4
,,
’37
2.526,2
4.222,0
7.264,6
j
132,4
1
”j
1
–
‘) UCLC CCFIIIILdLCII
WCI UCIJ UVUI UC .,çItaLn,L dal, UC flCOCIVC .JaIIr.cIl
gegeven voor de overname van het goud, toen de $ op 31Jan.’34 van
100
op 59.06 cents werd gedevalueerd.
1)
Other Cash” does not include Federal Reserve Notes or
a Bank’s own Federal Reserve
bank
notes.
3) Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opelachbare
schulden: F. R. Notes
en netto deposito.
4)
Verhouding totalen
voorraad muntmateriaal en wettig betaalmiddel tegenover Idem.
PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET FED. RES. STELSEL.
–
Dis-
1
t
t
Totaal
Waarvan
Data
t
Aantal
conto’s
1
Beleg-
depo-
time
en
eleen.
bâ
leenin.
.
gingen
1
sito’s
deposits
4Aug.’37
43
9.908 112.470
15.089
26.208
5.244
28Juli ’37t
32
9.784
112.499
1
5.231
1 26.352
1
5.268
21 Aug.’37
5
)
4.480
14
,,
’37
5)
4.580
24 Juli1937
5.362
17
,,
1937
5.069
25 Juli 1914
6.395
‘)
Sluitpost activa.
2)
De posten van De Ned. Bank: de Javasche Bank en do Bank of Eng-
land zijnIn duizenden, alle overige posten in millioenen van de b&
treff.nde valuta.