Ga direct naar de content

Jrg. 21, editie 1090

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 18 1936

18 NOVEMBER 1986

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.

Economi*sch~Stati*sti*sche

Beri*chten

ALGEMEEN WEEKBLAD
VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJN VAART

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

21E JAARGANG

WOENSDAG 18 NOVEMBER 1936

No. 1090
COMMISSIE VAlt REDACTIE:

P. !u/tinik; N. J. Polak; J. Tinbergen; F. de Vries es

H. Al. 11. A. van der Valk (Rcdacteur-Secretaris).

Asnstent-Redacteur: L. R. W. Boutendijk.

llcdoctic-adres: Pieter de lloochweg 122, Rctterdarn.

Aan geteckende stukken: Bijkantoor Iluigeplaa tweq.

Telefoon Nr. 35000. Postrekeninp
8408.

Advertenties voorpagina f 0,50 per regel. Andere pagi.

na’s f 0,40 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens

tarief. A,jtninjstratje van abonnementen en advertenties:

iVijgh d van Ditmar NV., Uitgevers, Rotterdam, .&m-

sterdam, ‘s-Gruvenhage. Postchèque. en giro-rekening

No. 145192.

Abovvensentsprijs voor het weekblad franco p. p. in

Nedrlintt /16,—. ..4bonnementsprijs Economisch-Statis-

tisch Ma.sndbericht f 5,— per jaar. Beide organen samen

f 20,– per jaar. Buitenland en Koloniën resp. f
18,—,

f 6,– en f 23,— per jaar. Losse nummers 50 cent. Done.

f.eurs en leden van het Ncderlandsoh Economisch Instituut

ontvangen het weekblad en het Maand bericht gratis en

genieten een reductie op de verdere publicaties.

INHOUD:

BIE.
De
NIEUWE
TIN-OVEREENKOMST
door
Ir. P. Hövig …. 832

Over contiiigenteering 1 door
Mr. W. F. Lichtenaaer.. 834

Extra uitvoerrecht in Nederlanclsch-Jndjë
dooi ‘1h.

Ligthurt ………………………………….837

Het rapport van de commissie inzake cle reorganisatie

der landbouwcrisismaatregelen door
G.
Brouwers . . 837

Werkelijkheid en optimisme door
Dr. H. M. H. A. van

derValk ………………………………….840

I3UITENLANDSOHE MEDEWERKING:

China na de stabilisatie van den Dollar door
Dr.
Rk. Rieinens …………………………….. 841

AANTEEKENINGEN:

De situatie op de kopermarkt ………………
845

ONTVANGEN BOEKEN
…………………………..
845

1AANDOIJFERS:

Hypotheekrente in Nederland ………………..
846

Statistieken:
Groothandeisprijzen …………………………….. . 848-849
Geldkoersen-Wjsselkoerseui-Bankslaten …………….. 847, 850

ROTTERDAM,
16
NOvEM:BER.

In een adres aan den Ministerraad heeft de Ani-
sterdamsche Kamer van Koophandel aangedrongen
op liquidatie van crisismaatregelen. liet zou volgens
haar oordeel onjuist zijn het verlaten van den gouden
standaard als een factor te zien, die met zekerheid
en door een min of meer automatische werking het
herstel voor ons land zal brengen. Men moet alles
vermijden, wat de thans in een aantal bedrijven waar
te nemen opleving teniet kan doen en bevorderen,
dat het bedrijfsleven ten volle gebruik kan maken
van de kansen, welke mochten worden geboden. Mi-
ilister (Jolijn heeft in de Tweede Kamer medegedeeld,
dat ook de Regeering naar meer vrijheid voor het
bedrijfsleven snakt, doch den Landbouw nog niet aan
zijn lot over kan laten, terwijl de contingenten als
handelspolitiek wapen nog dikwijls niet gemist kun-nen worden. Minister Gelissen kondigde aan, dat, in
verband met de gewijzigde omstandigheden op mone-
tair gebied, de Regeeringsbernoeienis met het econo-
misch leven wellicht zal kunnen afnemen, doch dat
de handelspolitiek van die in het buitenlaud afhan-
kelijk is.

Naarmate meer tijd na de depreciatie van den Gul-
den verstrijkt, wordt het mogelijk den invloed van het
loslaten van den gouden standaard op verschillende
gebieden te belichten. Hoewel, zooals Minister Oud
in de Tweede Kamer opmerkte, het nog te vroeg is
om reeds een loflied op (le depreciatie te zingen, kan
wel op eenige lichtpunten worden gewezen. Volgens
een publicatie van het bureau. van statistiek (Ier
Gemeente Amsterdam is het indexcijfer van de kos-ten van levensonderhoud voor arbeidersgezinnen na
September met 1.1 pOt. gestegen, waarvan 0.7 pOt.
op niet-monetaire oorzaken is terug te voeren. De
opgaven betreffende de aantallen geheel werkloozen,
die op het einde van October hij de Gemeentelijke
Arheidsbeurzen in de grootste gemeenten waren in-
geschreven als werkzoekend, geven een vermindering
te zien van 167.505 op 163.745. In de heide vooraf-
gaande jaren toonde de maand October ccii stijging,
waardoor de beweging van dit jaar grootere hetee-
kenis verkrijgt.

Het succes van de 3 pOt. staatsleening heeft aan-
getoond, dat op de kapitaalmarkt meer normale ver-
houdingen zijn weergekeerd. De inmiddels aangekon-
digde gemeentelijke en industrieele eniissies en de
uitgifte van pandhrieven tegen verlaagden rentevoet
door eenige h3rpotheekbanken doen zien, dat deze
staatsleening het sein heeft gegeven om een beroep
op de willige kapitaalmarkt te doen. Minister Oolijn
heeft in verband hiermede de aanbesteding van den
N. 0. Polder over een ige weken aangekondigd,
waarna hij liet volgen: ,,Wellicht zijn er ook nog an-
dere openbare werken, die men ter hand kan nemen
en die men misschien vroeger met heelemaal aange-durfd zou hebben, maar waarvan men op het oogen-
blik zegt: onder deze gewijzigde omstandigheden –
het geld wordt goedkooper, de kapitaalmarkt is rui-
mer -, nu kunnen wi.j het wellicht wel wagen.”

832

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 November 1936

DE NIEUWE TIN-OVEREENKOMST.

In de samenkomst van het International Tin Coni-
inittee (I.T.C.), op 5 October ji. te Parijs, is men het
dan eindelijk eens geworden en heeft de voortzet-
ting van het Tin Control Scheme, voor een verdere
periode, ditmaal van 5 jaren te rekenen vanaf

1 Januari 1937, haar beslag gekregen.
Gelijk eigenlijk ook wei te verwachten was. Tegen

het beginsel toch van het Scherne, dat van een ge-
controleerde productie, bestond bij geen der betrok-
ken partijen bezwaar en de tot nu toe daarmede be-
reikte voordeelen, zoowel voor producenten als voor
consumen ten, waren, behoudens eenige gelegenheids-
kritiek, te klaarblijkelijk dan dat men die gaarne zou
willen ruilen voor alle nadeelen, die aan den ouden
toestand, van v5lr 1931, inhaerent waren.
De moeilijkheden, die de voortzetting van het
Scheme inderdaad iii gevaar brachten waren, ten
opzichte van den principieelen opzet, dus weliswaar
slechts van secundairen aard, maar daarom voor elk
der betrokkenen individueel van niet minder wezen-
lijk, want direct financieel belang: zij betroffen de
toe te kennen basis-producties (standard tonnages),
d.w.z. de onderlinge verhouding van ieders aandeel in de wereld-productie. En daar er nog geen onpar-
tijdige hooge.re
instantie bestaat om volgens een ob-
jectieve maatstaf en met erkende en aanvaarde auto-
riteit daaromtrent naar redelijkheid te beslissen,
moest deze kwestie, om tot oplossing te komen, nood-
zakelijkerwijs (ten vorm van loven
CII
bieden aanne-

men. Zooiets kan juist zoo lang duren als clegeen,
die het meeste geduld heeft en zich het minst van
de belangen van anderen aantrekt, verkiest.

T-Jet is een procedure, die zich
bij
iedere volgende

hernieuwing van het Scheme herhalen zal en – be-
houdens zulk een hoogere instantie – onvermijdelijk
herhalen moet. Immers is de basis-productie niet een
grootheid, die men eens en voor altijd min of meer
willekeurig kan vaststellen, maar zij is voor ieder
land eciuivaient aan diens productieve capaciteit en
dat is iets, dat men niet in de hand heeft, maar dat
door verschillende onafhankelijke, natuurlijke, eco no-
mische, politieke enz. oorzaken aan voortdurende
verandering onderhevig is. Oin ter toelichting maar
het eenvoudigste voorbeeld te noemen: het feit, dat
iedere ertsafzetting, die ontgonnen wordt, noodzake-
lijkerwijs eens uitgeput raakt, waardoor voor oudere
ti iproduceere.ude landen, waar geen nieuwe ertsvond-
sten van heteekenis meer gedaan worden, de produc-
tieve capaciteit de tendentie heeft voortdurend meer
te verminderen om uiteindelijk tot nihil te dalen.
Elders, in nog jonge landen daarentegen, waar nieuwe
c.rtsafzettingen worden ontdekt en geleidelijk in ont-
ginning gebracht, neemt, in den loop der jaren, de
potentieele productie toe tot te eeniger tijd een maxi-
mum herikt zal zijn. Een voorbeeld van dit laatste biedt Belgische Congo met Ruanda Urundi, dat in
1930 nog slechts 860 ton produceerde en toen als
producent van te geringe heteekenis was om hij de
opstelling van het eerste Control Scheme in aanmer-
king te komen. Door nieuwe ontdekkingen werd de
productie echter zoodanig vergroot, dat deze over de
twaalf maanden eindigende niet Augustus jl. rond
6800 ton bedroeg en zich nog altijd in het stadium
van ontwikkeling bevindt. Hiermede staat Belgisch
Congo thans niet zoo heel ver meer ten achter bij
een van de oorspronkelijke ,,signatory countries”, nl.
Nigeria in 1930 en kan nu, bij de hernieuwing van
het Scheme, aanspraak op overeenkomstige conside-
ratie doen gelden.
Om van andere factoren, die op de poténtieele pro-
ductie van invloed zijn, nog een paar voorbeelden te
geven, moge Bolivia genoemd worden, waarvan de
productie gevoelig geleden heeft door den oorlog met
Paraguay, waardoor het op ultimo Mei jl. niet min-
der dan 10.288 ton op zijn quotum ten achter was.
Nederlandsch-Indië daarentegen zag zijn positie

belangrijk versterkt door rationalisatie van de bedrij-
ven en betere outillage en •in belangrijke mate ook
door het verlaten van den gouden standaard, waar-
door het mogelijk is thans ook armere ertsen nog niet
voordeel te ontginnen.

Door al (leze oorzaken is dus de ,,gewiuhts”-verhou-
ding, die in de toe te kennen hasis-producties tot uitdrukking komt, tusschen de verschillende tin-
produceerende landen aan voortdurende verandering
onderhevig en vereischt periodieke herziening. In het
mnarchandeeren, gelijk nu heeft plaats gehad, mag
men dus geenszins een willekeurig en opzettelijk
duwen en dringen zien om zichzelf, eventueel ten na-
dccle van anderen, het beste plaatsje in de zon te
vet-zekeren, al kan niet ontkend worden, •dat het een

eenigszins onverkwikkeii.jken indruk maakt, die wei-
nig in overeenstemming is met de waardigheid van
het in vele opzichten voorbeeldelijke en oudste inter-
nationale instituut van dezen aard. Van ernstiger
aard echter zijn de directe nadeelen, die er noodzake-
li,jkerwijs aan inhaerent zijn: rivaliteit, in plaats van

begrip voor sainenhoorigheid en onderling vertrou-
ven, dlie voor een goeden gang van zaken toch zoo
nooclig zijn en tot het innerlijke wezen van het
Scheme hehooren; liet onmiskenhare gevaar voor sabo-
tage, oi’n het kind maar hij zijn minder fraaieu maar
waren naam te noemen; de langdurige periode van

onzekerheid, waardoor het Producenten zeer moeilijk
gemaakt wordt hun bedrijf rationeel te ontwikkelen
en ook consumenten niet weten waaraan zij zich te
houden hebben en tenslotte, wat in flagranten strijd
is met de principieele doelstelling vau het Scheme –
een zooveci mogelijk rustige markt en normaal, rede-
lijk prijsverloop – volop gelegenheid voor de specu-
latie om het een en het ander naar hartelust te ver-
storen.

Dit alles is ongetwijfeld mccle er op van invloed
geweest, dat de tinmarkt over 1936 een veel minder
rustig verloop gehad heeft dan waaraan men in de
heide voorafgaande jaren gewoo.n geraakt is. De cash-
prijs, die over December 1935 nog gemiddeld £ 220.3
bedroeg, is met eenige ups and downs eerst terug-geloopen tot gemiddeld £ 183.8 – een verschil van
rond £ 40 – over Augustus van dit jaar om daarna
weer te
stijgen
tot ongeveer £ 208′ over de laatste
dagen véér de Parijsehe samenkomst van het I.T.C.

Den dag daarop, na het bekend worden van den uit-
slag op de Londensche Vrijdagochtend-beurs, sprong
zij tot £ 235.15/- naar hoven voor cash en £ 232.10/-
voor drie-maands. De laatsthekende ëijfers, op Vrijdag
den l3en, waren £ 239.7/6 voor eash en £ 236.2/6 voor
3-maands.

Om echter deze beschouwing te beëindigen, het is
alles tenslotte voor elkaar gekomen, maar in hetgeen
in het afgeloopen jaar er aan vooraf gegaan is,
schijnt toch voor het I.T.C. wel een dringende aan-
sporing te liggen om zonder verwijl naar middelen
te zoeken om hij een volgende gelegenheid een gang
van zaken te waarborgen, waarbij de hier geschetste
euvelen worden ondervangen.

MTat nu de nieuwe overeenkomst zelf betreft, ge-
heel in kruiken en kannen is zij eigenlijk nog niet,
er blijven nog een paar punten van ondergeschikt
belang te regelen, maar wat de hoofdzaken en het
wezenlijke betreft, is overeenstemming bereikt. Prin-
cipieele of formeele wijzigingen in het statuut van
het Control Scheme hebben niet plaats gehad, zoodat
in zooverre alles vrijwel hij het oude gebleven is. De belangrijkste en zeer te waardeeren verandering
is, dat zoowel Siam als de Belgische Congo van de
flat rate naar de ,,signatory countries” zijn overge-
gaan, zoodat hun aantal van de oorspronkelijke vier
thans tot zes gestegen is. Met Belgische Congo is men
het daarover vrij spoedig eens geworden op een basis-
productie van 13.200 ton, met Siam, dat begonnen is
met onredelijk hooge eischen te stellen, heeft het
meer voeten in de aarde gehad en is na veel loven en

18 November 1938

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

031

bieden tenslotte overeenstemming bereikt omtrent een standard tonnage voor dit land van 18.500 ton
benevens een minimum quotum van 60 pOt., met dien
verstande echter, dat dit minimum nu ook voor alle
deelnemende landen zal gelden zoodat, mochten de
quota onder dit minimum dalen, een speciale bijeen-
komst van de ,,signatory countries” zal plaats hebben
om over de dan te nemen maatregelen en eventueele
wijziging der overeenkomst te beraadslagen. Een in-
clerdaad weinig fraaie constructie, waarorntrent men
alleen hopen kan, dat het nooit zoover komen zal.
ileelemaal overeenstemming over de basis-producties
is eigenlijk niet bereikt: in het bijzonder Malakka en
Nedeilandsch-Indië meenden niet verder te kunnen
gaan dan toe te stemmen in een basis-productie van
18.000 en – men moet ergens een grens trekken –
weigerden alle verdere concessies, terwijl Siarn aan
zijn eisch van 18.500 ton bleef vasthouden. Bolivia en
Belgische Congo hebben tenslotte de situatie gered
door zich bereid te verklaren ieder wat van de hun toegewézen basis-producties aan Siam af te staan,
om het inderdaad geringe verschil te overbruggen.
Deze tegemoetk-omendheid van beide landen verdient
zeker de grootste waardeering, maar zulks verandert
er niets aan, dat het een oplossing is, die aan het
aanzien van het Control Scheme niet ten goede
komt. Het is alweer een aanwijzing, dat er aan den opzet van het Scheme waarlijk nog wel wat te ver-
beteren valt om tot een stevige, stormhestendige orga-
nisatie te geraken.
Hoe groot eiks aandeel zal zijn in de 500 ton, die de beide landen van de ,,beau geste” aan Siam zul-
len afstaan, is nog niet bekend gemaakt. Wat de vier oorspronkelijke signatory countries betreft zijn voor
hen de basisproducties onveranderd gebleven.
Cornwall, Indochina en Portugal zullen waarschijn-
lijk wel aan het Control Scheme blijven deelnemen
met een flat rate, die nog nader moet worden vast-
gesteld, maar clie, naar te verwachten is, wel niet
veel verandering zal ondergaan.
Op 1 Januari zal de situatie dua ongeveer het
volgende beeld vertoonen:

Quo te-landen.
Malakka iiiet …………
71.940 ton basis-productie
Bolivia
met …………..
46.490
Ned.-indië iiiet ……….
36.330
Siaiu
met ……………
18.500
Belg. Congo niet …………..200
Nigcria met ………….
10.890

Flctt rate landen. Ijidocihina niet ………..
3000
ton
Cornwa.11 met …………1700
Portugal met ………..
650
waarbij dan in aanmerking genomen moet worden dat
van Bolivia en Belgische Congo samen 500 ton afgaat,
om Siam op de 18.500 ton te brengen en dat de flat
rates voor de drie betrokken landen nog nader moe-
ten worden vastgesteld.
De totale gecontroleerde productie zal derhalve op
omstreeks 202.200 ton komen – dus niet 202.700,
zooals cle optelling van het staatje zou geven – waar-
van 196.850 ton aan quota onderworpen zullen zijn.
Teneinde het beeld nog eenigszins te coinpleteeren
moge hieraan worden toegevoegd, dat over de twaalf
maanden, eindigende met Juli jl., de totale wereld-
productie 162.183 bedragen heeft, waarvan 146.060
ton onder de contrôle van het I.T.O., zoodat de wilde
productie, d.i. die van de niet hij het Scheme aange-
sloten producenten, 16.123 ton heeft bedragen; hier-
van komen 8724 ton voor rekening van China. De we-
reldconsumptie over deze periode bedroeg 152.168 ton.
De quota zullen, voor dit laatste kwartaal van het
ioopende jaar, 90 pCt. bedragen. Dit zal in werke-
lijkheid echter alleen voor Bolivia gelden daar de
drie andere signatory countries elk •15 pOt. méér,
dus 105 pCt., van hun standard tonnages zullen mo-
gen produceeren, ter voorziening in het bestaande
tekort op de Boliviaansche productie.

Een nieuwe bepaling – en tevens een belangrijke
verbetering – de quota betreffende is, dat voortaan
achterstanden, op de toegestane producties
niet zul-
len mogen worden ingehaald in het volgende jaar,
voor zoover zij hooger
zijn
dan S pOt. van de basis-
prod ucties.
Men zal mogen verwachten, dat voor liet eerste
kwartaal 1937 de quota weinig of geen verandering
zullen ondergaan.
T
anneer
zich geen, niet te voorziene, bijzondere
omstandigheden voordoen, schijnt er geen aanleiding
te bestaan te verwachten, dat voor het komende his-
trum de tinprijs belangrijk zal afwijken van liet al-
gemeene niveau, waarop hij zich gedurende de laatste
drie jaren bewogen heeft. Dit niveau was zooclanig,
dat producenten er over het algemeen volclo’nde
mede gebaat waren, terwijl het van de zijde van con-
sumenten geen aanleiding tot er.nstige klachten ge-
geven heeft.
Tanneer
nog altijdi naar substituten

voor tin wordt gezocht, gelijk o.a. door het United
States Bureau of Standards systematisch gebeurt, is
de oorzaak hiervan niet zoozeer een te hooge tin-
prijs, clie voor de industrie bezwaarlijk zou zijn, maar
zijn veeleer overwegingen van strategischen aard iii
het spel, voor het geval door een oorlog de geregelde aanvoer van het metaal eens afgesneden zou. kunnen

worden.
Met den uitslag van de laatste samenkomst van

het I.T.O.

is, althans voor de naaste toekomst, dc
onzekerheid opgeheven en kan in de tinwereld ieder zich weer met gerustheid onverdeeld aan zijn zaken
wijden. In zooverre is er dus reden tot tevredenheid.
Maar daarmede is dan ook alle goeds gezegd. Iii het voorgaande werd op eenige punten, die noodig
voorziening schijnen te behoeven, de aandacht geves-
tigd. In een vorig dzz. artikel
1)
werden een paar desi-

derata genoemd: een productie-marge naast (te zicht-
bare wereldvoorraden om eventueele schokken in pro-
ductie of consumptie op te vangen, meerdere behar-
tiging van cle belangen van individueele producenten,
clie misschien ve1 verdienen door het I.T.C. in over-
weging genomen te worden.
Maar kan het Comité diaarvoor den tijd en de ge-
legenheid vinden? De leden ervan zijn zakenlieden
en ambtenaren, die w’erkelijk genoeg andere besiom-meringen aan hun hoofd hebben en die grootendleelS
den noodigen tijd om zich met aangelegenheden, die het
Scheme betreffen, te bemoeien slechts noode kunnen

vinden. De vergaderingen van het Scheme maken
vaak den indruk van een zekere jachterigheid: gauw
,

even naar Londen, Parijs, Den Haag; wanneer kan
ik weer terug zijn? De geheele opzet van het Scheme
lieef t nog geheel den aard van wat het bij het begin
zeker ook was: een ,,Kind der Not”, een gelegen-
heidsovereenkomst, een tijdelijke maatregel. Echter
zal het, na ommekomst van de nieuwe overeenkomst,
met ultimo December 1941, op een paar maanden na
elf jaar hebben bestaan en zegenrjk werk hebben
verricht. Men zal er dan aan gewoon geraakt zijn en
niet beter weten of het hoort zoo. Het zal dan daar-
mede al een aardig eind op weg zijn het karakter van
hestendigheid te krijgen. Dit doet de vraag rijzen of
thans de tijd niet gekomen is tot een inwendige
reconstructie, waarbij het Control Scheme uitge-
bouwd wordt tot een stevig gefundeerd, permanent instituut, dat over de noodige organen en middelen
beschikt voor een continue bewaking van alle tinhe-
langen in hun vollen omvang, dat voldoende gezag
heeft tot het doen uitvoeren van alle noodige maat-
regelen en niet slechts bij gelegenheid, in meer of
minder critieke gevallen, maar bij voortduring leiding
kan geven, welke door ieder wordt aanvaard.

Het is naar een suggestie, die echter misschien
toch wel de overweging.waard is.

P.
Eiö’1G.

‘) Economisch-Statistische Berichten van 26 Febr. en
van
4
Mrt.
1936.

831

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 November 1936

OVER CONTINGENTERING.

1.

De derde nota over ,,de gevoerde contingenteerings-
politiek en hare gevolgen”, welke op 24 September 1936 door den Minister van IIa.ndel, Nijverheid en
Scheepvaart wereldkundig werd gemaakt en waarin de jaren 1934 en 1935 aan beschouwing zijn onder-
worpen, is een stuk van grote betekenis en rijk aan
inhoud. Zij verscheen bovendien door het twee dagen
later gevolgde uitvoerverbod van goud op een zeer
gewichtig tijdstip. De rekening en verantwoording
over het verleden is aangeboden op het ogenblik,
waarop, zoals dat in een behoorlijke tragedie past,
de richting van de handeling werd gewijzigd door
één dier dramatische wendingen, welke de ontwikke-
ling tot de ontknoping voeren. Intussen hebben de
dramatis persome in het Tweede Kamer-debat van
21 October en in verschillende sedertdien gewisselde
stukken hun dialogen hervat. Gunstiger moment voor
beschouwing van de stand van zaken is moeilijk denk-
baar.
De nota vervalt in drie onderdelen.
Bladzijden 11-34 bevatten een algemeen overziçht
van de gevoerde cont,i n genter i ngspoli tiek, dat een apologetisch karakter draagt.
De bladzijden 35-200 bieden overzichten van de

afzonderlijke contingenteringen, die een schat van gegevens bevatten, welke den lezer enige aankno-
pingspunten opleveren voor zelfstandige beoordeling

van de aangeroerde vraagstukken
.. Uiteraard heeft
dit nuttige mateiaai een caleidoscopisch karakter, doch de groepering van verschillende artikelen in
ruimere afdelingen komt aan dit bezwaar enigszins

tegemoet.
Op de bladzijden 203-266 viert tenslotte de zake-
lijkheid hoogtij in een XII-tal statistische hijlagen.
In de hier volgende beschouwingen zal een (min
of meer vrije) aanhaling uit de nota steeds door ver-
wijzing naar de betrokken bladzijden als zodanig
worden aangegeven.
De bekende wijziging van de Crisisinvoerwet bij
de wet van 17 November 1933, Staatshlad 596, heeft
de toepassing van de invoercontingentering aanzien-
lijk ingewikkelder gemaakt dan voorheen en de Re-
gering genoodzaakt zoo goed mogelijk op de hoogte

te komen van alle factoren, welke in het Nederlandse
bedrijfsleven hun invloed doen gelden (blz. 11). Zij
werd het plechtanker voor de gehele Nederlandse
handelspolitiek, welke zelf met deze wijzigingswet
van koers veranderde en wel in die zin, dat het vrij-
wel uitsluitend passieve stadium werd verlaten om
plaats te maken voor een politiek van wederkerig-
held. Deze beperkte zich niet tot de industriële pro-
ductie, doch trok welhaast alle Nederlandse economi-
sche belangen binnen haar werkingssfeer (blz. 12).
Aan deze gang van zaken danken wij een hoogst
belangwekkende nota met een schat van gegevens
over een groot gedeelte van ons bedrijfsleven, waar-uit wij echter mede de wetenschap verkrijgen, welke
enorme moeilijkheden en bezwaren, ja welk gevaar,
de uitvoering der wet èn voor de overheid èn voor he

bedrijfsleven medebrengt.
Het is niet de zwartgallige criticus, die alzo
spreekt, doch de Minister van Handel, Nijverheid en Scheepvaart, die ,,zich hewust is van het gevaar, dat
de belanghebbenden den steun als permanent gaan
beschouwen en zich hoe langer hoe meer daarop gaan
instellen” (hlz. 18). De nota spant zich bijzonder in om aan te tonen, dat het uiterste wordt gedaan
om deze klip, welke men goed in het oog tracht te
houden, te ontzeilen. Van de 301 verzoeken, welke
tot en met 1935 binnen kwamen, zijn er 220 afge-
wezen (blz. 17). Het is blijkbaar de bedoeling met dit
getal te imponeren. Wie weet, met welk een ver-
bluffend gemak in het algemeen wordt gevraagd, kan van deze verhouding niet erg onder de indruk komen.
Die overweging klemt te meer, omdat de afwi.jzingen

niet alle op principiële gronden berustten. Zo heb-ben bijv. met betrekking tot houtwaren de voor de
douane gevreesde moeilijkheden een rol gespeeld
(hlz. 52).
Nog minder kan met den steller van de nota wor-
den medegegaan, als hij de ,,tijdelijkheid” van de
contingentering buiten het gebied der ,,phrasen”
tracht te verbannen door te herinneren aan de op-
heffing van de contingen.teringen van stofzuigers,
zinkwit, lithopone en gort (blz. 18) ‘). Om met het
laatste artikel te beginnen, de contingentering daar-van is één der voorbeelden, dat de invoerbepei’king
slechts een noodzakelijke aanvulling vormde op de
hier te lande getroffen steunmaatregelen ten bate
van de graanhouw, welke de grondstoffenprijzen voor
de gortpellerijen boven het niveau van de wereld-
markt verhoogden. De mogelijkheid om prijsverschil-
len krachtens de Landhouwcrisiswet te overbruggen
heeft dan ook een belangrijke rol gespeeld hij de
beoordeling van de noodzaak van verdere contingen-
tering van gort (blz. 170). Een normaal geval be-
treft het hier dus niet. Hetzelfde geldt, in nog ster-kere mate, voor zinkwit en lithopone. Deze contin-
gentering diende immers enkel en uitsluitend om het
effect van het bij Koninklijk besluit van 20 Februari
1935 ingestelde invoerrecht op deze artikelen te ver-
zekeren (blz. 195). In dit geval moet men zich eerder
afvragen, of de intrekking nog niet te laat is geko-
nïen. Het aanhalen van deze ,,voorbeelden” brengt in herinnering, dat, wie teveel bew’ijst, niets bewijst.

De enige contingentering, welke véér de deprecia-
tie als een rasecht voorbeeld van intrekking kon wor-
den aangevoerd, is dus die van stofzuigers. Blijkens
de gegeven bijzonderheden zou het tegendeel dan ook
wel geheel onbegrijpelijk zijn geweest. De Nederland-
se industrie, welke véérdien slechts dure soorten
had vervaardigd en hinder ondervond van de in-
voer van goedkopere buitenlandse producten, heeft

zich geheel omgeschakeld op de goedkope types,
waarbij het aantal der Nederlandse fabrieken van
3 tot 13 toenam en haai aandeel in de binnenlandse
voorziening met stofzuigers van 21 pOt. tot 66 pCt.

steeg (blz. 107).
Als een zé overtuigend bewijs voor de volslagen
overbodigheid van een contingentering nodig is, dan
houdt men waarlijk zijn hart vast met betrekking tot
het tempo, waarin de afbraak van het stelsel, dat
volgens den Minister zelf zulk een groot gevaar voor
het bedrijfsleven inhoudt, zal worden voortgezet.
Ware het nu nog slechts, dat alleen de bestaande
industrie zich daarop instelt, dan zou men daarmede
wellicht tot op zekere hoogte vrede kunnen hebben.
Doch reeds tekent zich een verschijnsel af, dat als
een typische reactie op de contingenteringspolitiek
moet worden beschouwd. In de grensstreek, vooral in Zeeuws-Vlaanderen, en elders worden nieuwe bedrij-
ven gevestigd, waarvan de levensvatbaarheid zonder
protectie twijfelachtig is en welke ten dele met vreem-
de arbeidskrachten werken, gelijk blijkt uit het mede-
gedeelde omtrent wollen stoffen (blz. 125), tricot (hlz.
131), pluche, fluweel en trijp (blz. 135), kousen en sok-

ken (blz. 142), tapijten (blz. 143), kunstzijden vezelga-
rens (blz. 157: in katoenfabrieken nieuw vervaardigd

mede
onder bescherming
der contingenteering”). De
Emer van Koophandel te Tilburg, waarlijk niet een voor de contingentering dngunstig gestemd milieu,

heeft zich medio Juni 1936 reeds tot den Minister ge-
wend over ,,de schadelijke industrialisatie in Zeeuwsch-
Vlaanderen, welke niet beteekent werkverruiming,

doch werkverplaatsing in den meest ongunstigen zin” (zie De Nederlandsche Mercuur d.d. 25 Juni
1936). Het gevaar, dat zulk een nieuwe vorm van in-
d.ustriële bedlrijvigheidl
01)
den duur zal leidlen tot een
belang, dat men niet meer zonder meer in de kou kan laten staan (vooral in een eigenaardig gebied

1)
Sedertdien zijn nog enkele ,intrekkingen gevolgd,
waarover hieronder meer.

18 November 1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

835

als ZeeuwsVlaancleren), moet zeker niet gering wor-
dcii geacht. Te meer, omdat de Regering voorzichtig
moet zijn iii haar optreden tegen vreemde arbeids-
krachten met het oog
01)
de Nederlanders in het bui-
ten land (hlz.
22).
De uitval van Tilburg tegen de Zeeuws-Viaamse
industrie plaatst ons onmiddellijk tegenover de vraag,
of de contingentering tot verruiming van cle werk-
gelegenheid heeft gevoerd. Deze vraag vindt een be-
gin van beantwoording in bijlage VI, welke een over-
zicht geeft van het gemiddeld aantal arbeidsuren
per week hij een reeks ondernemingen, welker pro-
ducten zijn geco.ntingenteerd. Wanneer wij ons voor
de eerste jaren, waarover niet alle gegevens bekend
zijn, enkele – overigens weinig riskante – schat-
tingen veroorloven, dan vinden wij voor alle betrok-
ken ondernemingen tezamen, behalve het rnijnbedrijf, de volgende uitkomst:

1932 ……..3.950.000
arbeidsuren per week
1933 ……..4.280.000 1934 ……..4.209.300

1935 ………4.140.400

Deze getallen hebben uiteraard slechts betrekke-
lijke waarde, omdat de contingentering geleidelijk
over een groter gedeelte van het bedrijfsleven is uit-
gebreid. Wie evenwel zou verwachten, dat dienover-
ee.nkomstig de werkgelegenheid in de vaderlandse
nijverheid ook geleidelijk zou zijn gestegen, komt blij-
kens deze cijfers bedrogen uit. Veeleer zien wij een
gestadige daling, waardoor de werkgelegenheid in
1935 nauwelijks meer uitstak hoven die in het zeer
slechte jaar 1932. De onzekerheid, welke ten aanzien
van bepaalde bedrijven bestaat, met name hijv. voor
dameshovenkleding (blz. 62, noot) en onderkleding
(hlz. 65), zal op het algemene beeld van deze cijfers
wel niet van doorslaggevende invloed zijn.
De oorzaak van dit verschijnsel is hij cloorlezing
van de nota niet ver te zoeken. Telkens en telkens
weder blijkt de uitvoer vSSr (natuurlijk
geheel
buiten
de schuld van de Orisisinvoerwet), maar ook tijdens
de contingentering sterk te zijn verminderd (v.g. ook
bijlage II van de nota) en onder haar invloed te zijn
vervangen door ruimere afzet op de binnenlandse
markt; er heeft dus slechts een vervangingsproces
plaats gevonden. Als voornaamste resultaat van de
conti.ngenteringspolitiek moet dan ook worden aan-
gemerkt, dat het procentuële aandeel der Nederland-
se industrie in het binnenlands verbruik van de ge-
contingenteerde artikelen sterk is gestegen. Bijlage
IX tot de nota geeft daarvoor sterk sprekende cijfers,
waarvan ik clie overneem, welke betrekking hebben
op artikelen, waarvan de invoer in de loop van
1933 is gecontingenteerd:

1933 1935
Illuishoudelijk

glaswerk

)

……
48
%
63
%
Zoolleder

…………………
94

,,
99
Overleder
J)

………………
40

,,
50
i)rijfiienieimlecler

…………..
80
80
Tuig-

en

zadelleder

………..
84

.,
92 Bladzink

…………………
42 ,.
58
Draaduagels en d raad produtcii
22

,
24
Stofzuigers

……………….
22

,,
66
‘eekockeii

……………….
45

.,
82
Verse

zeevis

………………
76

..
94
1)

Naar

de

waarde.

Voor cle

aticlere
artikelen
Haar de
hoeveelheid.

2)

J)aainca opgehcvcii.

Daar het binnenlandse verbruik zelf veelal niet is
toegenomen (hlz. 31 en Bijlage VIII), is deze ont-
wikkeling slechts mogelijk geweest door een rigou-
reuze beperking van de invoer. Bijlage V illustreert
deze door de invoer van de hetroklcen goederen iu
1935 (naar de waarde) te vergelijken met die in liet
jaar, dat aan cle conti:ngentering vooraf ging. Wij
komen dan tot een vermindering van de invoer niet
53.9 pOt. Uiteraard is deze ten dele te wijten aan
waardedaling, doch even zeker speelt de coritingen-
tering toch de grootste rol, al ware liet slechts omdat

tegenover verminderiugen ook gevallen van toene-
nhing van prijzen staan.

De nota beschouwt deze ga:ng van zaken met een zeker welgevallen (hlz. 30), ziet althans blijkbaar in
het toenemende aandeel van de Nederlandse indus-
trie in het binnenlandse verbruik de trophee, welke met behulp van de Crisisinvoerwet is vermeesterd. liet is wel een droevig zegeteken, waarvan het ver-
meesteren mi. niet hoger mag worden aangeslagen
clan als een noodzakelijk kwaad en dan nog alleen, voor zover de doorgaande yermindering van de uit-voer niet een reactie op de beperking van de invoer
was. Alom in de wereld, voor zover zij niet openlijk
cle autarkie huldigt, wordt het achterblijven in ont-
wikkeling van het buitenlandse handelsverkeer l)ij de
binnenlandse bedrijvigheid gezien als een soort rouw-
rand om liet beeld ener meer of minder oplevende
binnenlandse conjunctuur. Zouden wij ons dan moe-
ten troosten met de wetenschap, dat de werkgelegen-
heid in de nijverheid althans niet sterk achteruitgaat,
terwijl de invoerhandel afneemt? Dat kan ik niet,
vooral niet, omdat ons land tot dusver in de eerste
plaats heeft gebloeid door zijn ruime inschakeling in
het wereldverkeer.
Natuurlijk denk ik niet er aaii de achteruitgang
van ons haridelsverkeer, voor zover deze iuzinking
primair
was, aan de politiek van onze Regering te
wijten. lIet is overigens nog niet de tijd om met
zekerheid te beoordelen, in hoeverre de beperking
van de invoeren mede oorzaak is geweest van de voortgaande daling der uitvoeren en dus een ver-
schrompelingsproces heeft bevorderd. Bij de over-
denking van deze vraag stuit de lezer op de uitspraak
op hlz. 25 van de nota, dat ,,geheel in het algemeen
gezien. . . . de Regeering niet tot haar standpunt
maakte de meening, dat iedere beperking van den
invoer automatisch met zich medebrengt een even-redige vermindering van het handelsverkeer”. Deze
vage, negatieve formule doet niet voldoende duide-
lijk uitkomen, wat dan naar het gevoelen der Rege-
ring wèl het gevolg is van invoerheperking. Wij ver-
nemen slechts, dat het overgrote deel der contingeu-
teringen eindproducten of halffahrikaten en hulp-
middelen betreft, welke ver zijn gevorderd op de
weg naar het eindproduet, tegenover een verminderde
invoer waarvan veelal een toegenomen invoer out-
stond van primaire grondstoffen, waarbij de belangen
van handel en verkeer in den regel van nog grotere
betekenis zijn dan bij die van eindproducten (blz. 25).
Ik neem aan, dat de Minister hiermede slechts een
bijkomende overweging heeft willen blootgeven, want
overtuigend mag deze redenering zeker niet heten.
In de eerste plaats wijs ik erop, dat o.a. de vol-
gende, aan contingentering onderworpen, artikelen
wel degelijk grondstoffen of weinig ver naar het
ei ndproduct gevorderde hulpmiddelen zijn:

Tnjvoerwaarde in
1932

1935

Cemcnt …………………
f
6.663.000

f
3.202.000

teenkoo1 ………………….
1.675.000

., 37.225.000
Stikstofhoudende meststoffeit en

ka,lkstikstof ……………..
7.301.000

782.000
Chilisadpeter

………………
2.171.000

2.741.000

f
77.810.000 f.950.00d

Als wij nu daarnaast zien, dat volgens blz. 33 der nota de invoer van alle gecontingenteerde goederen
in 1935 een waarde had van
f
155.000.000, dan is,
mede op grond van de gegevens van Bijlage V, en
rekening houdende met allerlei overwegingen, waar-
op ik hier kortheidshalve niet inga, aan te nemen,
dat voor ten minste één vierde gedeelte van het ver-
lies aan invoer van gecontingenteerde artikelen geen invoer van grondstoffen in de plaats kon treden.
Van de overblijvende ten hoogste drie vierde ge-
deelten is dan nog alleen maar vermeerdering van de
invoer van grondstoffen te wachten, voor zover de
productie toeneemt, want het is niij niet bekend, dat
productie voor binnenlandse consumptie meer grond-

836

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 November 1936

stof eist dan productie voor uitvoer. Nu is, ondanks
de geringe stijging van de werkgelegenheid, de pro-
ductie ongetwijfeld enigszins vermeerderd – ik kom
daarop terug – maar de daardoor meer benodigde
grondstoffen vormen toch slechts een zeer geringe
compensatie tegenover cle veel grotere achteruitgang
van de invoer van heel- en haiffabrikaten. Tenslotte
hebben de meer ingevoerde grondstoffen minder
waarde dan de producten, die daaruit kunnen wor-
den vervaardigd.

De nota verklaart dan nog op hiz.
25,
dat de be-
doelde vermeerderde invoer van grondstoffen –
welke dus mijns inziens niet overschat mag worden
– in den regel voor handel en verkeer van nog
grotere betekenis is dan clie van cle eindproducten.

Ook deze bewering zou men gaarne gestaafd zien.
T
oor
zover invoer van eindproducten door die van
grondstoffen wordt vervangen, betekent dat mede,
dat één groep handelaren haar werkzaamheid ziet
inkrimpen of verloren ziet gaan ten bate van een
andere groep. Zulk een verschuiving in de maat-
schappij kan
01)
zichzelf niet begerenswaardig zijn.
In de tweede plaats is vervoer van en handel in goe-
deren van relatief hoge waarde toch altijd aantrek-
kelijker dan van en in laag geprijsde massa-goederen.

Men zie maar eens na, hoezeer de vervoerstatistieken
worden opgefleurd door een paar flinke aankopen
van basalt, steen e.d. in Duitsland of van erts in
overzeese gebieden. Eenzelfde hoeveelheid textiel- of
lederwaren betekent echter voor handel en verkeer heel wat meer. Tenslotte worden overzeese grond-
stoffen vaak aangevoerd in wilde boten onder vreem-
de vlag, terwijl de lijnvaart onder Nederlandse vlag
veelal meer aandeel heeft aan de aanvoeren van eind-
producten (men denke met name aan lijnzaad tegen-
over ljnkoeken).

Wanneer wij dan vervolgens ook uit andere ge-
zichtspunten aandacht wijden aan de uitbreiding van de afzet der door de contingentering beschermde in-
dustrie op de Nederlandse binnenlandse markt, dan
blijkt uit de nota, dat deze geenszins uitsluitend
rechtstreeks is te danken aan de uitwerking van de
contingentering van de invoer. De nota zelf geeft
een groot aantal oorzaken aan, waardoor de positie
van industriële ondernemingen anderszins is ver-
beterd. Een fabriek is erin geslaagd inmaakflessen
vol-automatisch te gaan vervaardigen, waardoor zij
deze tegen belangrijk verlaagde prijzen aan de markt
kan brengen (blz. 43). De fabrikanten van houten
meubelen hebben hun prijzen zozeer verlaagd, hun
productieprogramma dermate uitgebreid en de smaak
van het publiek zo nauw gevolgd, dat zij in sterkere
mate dan de contingentering feitelijk heeft beoogd de
plaats van buitenlandse leveranciers op de binnen-
landse markt hebben ingenomen (blz. 54). Deze con-
tingentering is dan ook terstond na de depreciatie
opgeheven. De fabrikanten van ondergoederen hebben
zich tijdig aangepast bij het verminderde gebruik
van katoenen ondergoederen, door daarnaast cle ver-
vaardiging van tricotondergoederen en van boven-
kleding ter hand te nemen (blz. 66). De meerdere
afzet van onze schoenindustrie is voor een aanzien-
lijk gedeelte toe te schrijven aan het feit, dat thans
ook het goedkope schoeisel voor inassaverbruik hier
te lande wordt gemaakt (blz. 76). Het buitenlandse
linoleum deinst van onze markt terug door de sterke
prijsverlaging van de Nederlandse industrie (blz. 82).

De stofzuigerindustrie heeft zich geheel omgescha-
keld van een duur op een goedkoop product en daar-
door grote successen geboekt (blz. 107). De fabrieken
van wollen stoffen hebben zich meer en meer aange-
past aan de eisen van de binnenlandse markt (blz.
123). De tricotage-industrie heeft de mode mede ge-
had (hlz. 131). De kunstzijde-nijverheid heeft zich
in meerdere mate toegelegd op het weven van geheel
kunstzijden stoffen, vooral nouveauté’s (blz. 146) en
zich in belangrijke mate aan de binnenlandse vraag

aangepast (blz. 148). De vervaardiging van lucifers
heeft zich gunstig ontwikkeld door het sterk toene-
mende verbruik van lucifers voor reclamedoeleinden
(blz. 191). Wie zou zich niet verheugen over deze
verschillende bewijzen van inzicht, energie en initia-
tief?

Verschillende dezer factoren hebben reeds te maken
met een ander verschijnsel, dat vervolgens onze aan-
dacht moet hebben: de voortgaande rationalisatie van
de Nederlandse industrie. Ook daarvan vinden wij
de gehele nota door voorbeelden. Ik wijs op de fabrie-
ken van aardewerk en tegels (blz. 39), van houten
meubelen (blz. 53), van leder (hlz. 73), van schoenen
(hlz. 77), van papier en papierwaren. (hlz. 122), van
manufacturen (blz. 128: naar schatting zijn sedert
1929 van de 42.000 arbeiders er 10.000 door rationa-
lisatie overbodig geworden!), van kousen en sokken
(blz. 141), van lint, band en veters (blz. 155), van
veekoelcen (hlz. 172) en van superfosfaat (hlz. 200).

Ik zwijg dan nog maar over de mijnen (hiz. 87 e.v.).

Daardoor is de daling van de arbeidsgelegenheid
sedert 1933 gepaard kunnen gaan aan een zekere toe-
neming van de industriële productie. Sedert het
droeve jaar 1932 is de voortbrenging van een aantal niet geco atingenteerde consumptie-goederen, wan-
neer de productie-index van 1929 op 100 wordt ge-
steld, toegenomen van 103.5 tot 114.5 (biz. 31). Naar
dezelfdé maatstaf had de productie van enige thans
gecontingen teerde consumptie-goederen moeten stij-
gen van 105 tot 116, terwijl het werkelijke cijfer 125
heeft bedragen, d.w.z. bijna 20 pOt. meer dan de
productie in 1932 bedroeg en met 8 pOt. uitkomend
boven de vermeerdering der productie van de bedoel-
de niet-gecontingenteerde goederen. Wij hebben hier-
boven gezien, dat de werkgelegenheid in de door cofl-
ti ngentering beschermde ondernemingen, afgezien
van de mijnen, bij vergelijking van dezelfde jaren
slechts met bijna S pOt. is gestegen.

Wat hier geschiedde, was helaas maar al te natuur-
lijk. Het spreekt vanzelf, dat de ten onzent gevoerde
aanpassingspolitiek de fabrikanten heeft gedwongen tot een zover mogelijk gaande verlaging van hun on-
kosten, welke hij de door sociale factoren veroorzaak-
te betrekkelijke starheici van het loonpeil dwong tot
ingrijpende rationalisatie en daarmede tot bezuini-
ging op levende arbeidskrachten. In onmiddellijk ver-
band daarmede heeft ook de dalende koopkracht (het-
zij men deze dan vooral als oorzaak of mede als ge-volg van de gevoerde economische politiek wil be-
schouwen), de fabrikanten genoopt deze richting in
te slaan. Alweder straalt dit feit op vele plaatsen in
de nota door, bijv. ten aanzien van porseieio en aar-
dewerk (hlz. 38), herenhovenkleding (hlz. 61), drijf-
riemen (blz. 73), schoenwerk (blz. 77), verwarmiugs-apparaten (blz. 111), tricot (blz. 131), kousen en sok-
ken (hlz. 141).

Als het behoud of de verruiming der verkgelegen-heicl wordt aangegeven als oogmerk van de contin-
gentering (hiz. 12), dan moet deze uitspraak dan ook
mijns inziens niet worden begrepen in die zin, dat
daarmede een rechtstreeks verband wordt gelegd tus-
sen elke invoerbeperking op zichzelf en de toestand
op de arbeidsmarkt. Daartoe zijn te vaak indus-
triën door contingentering geholpen, welke slechts
zeer weinig arbeiders werk verschaffen, zoals bijv. de
cementindustrie met pl.m. 250 arbe.iders (blz. 47),
de fabrieken van gresbuizen met pl.m. 200 arbeiders
(blz. 49), van lederkleding met pl.m. 110 arbeiders
(blz. 63), de draad- en draadnagelfabrieken met pl.m.
250 arbeiders (hlz. 99), de vervaardiging van gelaste
•buizeu met pl.m. 120 arbeiders (biz. 119), de zakdoe-
kenindustrie met 168 tot 195 arbeiders (hlz. 139), de dweilenfabricage met pIm. 140 arbeiders (blz. 161). Het maakt de indruk, alsof de Regering met
een houwitser een mus te lijf gaat, wanneer het gan-
se grote apparaat ener contingentering in werking
wordt gebracht om in dergelijke gevallen de werk-

18 November 1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

837

loosheid te voorkomen van om en nabij
Ya
per mille

van het aantal in Nederland bekende werklozen,
waartegenover weridoosheid, verlies en verwarring
wordt gekweekt bij importeurs, vervoerbedrijven en
andere belanghebbenden bij de invoer, terwijl het
departement, de commissie van advies, het crisisin-
voerhureau, de Kamers van Koophandel en cle douane
in werking worden gesteld om de machinerie in be-
weging te krijgen en te honden.
Ik geloof echter, dat de bedoeling van de Regering
op dit stuk ruimer moet worden opgevat en z6 moet
worden verstaan, dat zij de industriële uitrusting van
Nederland in deze moeilijke dagen intact wil houden,
opdat wij in staat zullen zijn, na verkregen aanpas-
sing, dit deel onzer volkshuishouding tot ruimere
ontplooiing te brengen. liet is daartoe van belang,
dat de productiemiddelen in goede staat blijven, dat
cle relaties zo goed mogelijk worden onderhouden, dat een zekere hoeveelheid geschoold personeel behouden
blijft, dat het kapitaal niet te veel inteert, kortom,
dat de onderneming in the running blijft. Wil men
dit populair verdedigen met een verwijzing naar het
behoud van. werkgelegenheid, dan lijkt zulks mij psy-
chologisch juist gezien, doch nauwkeuriger toezien
op (le vermelde feiten leert, dat in dezelfde tijd de
druk van de omstuidigheden en van de overheid op
het prijspeil dwingt tot de rationalisatie, welke bij
toenemende voorthrenging het aantal arbeidsuren
(1oct dalen. liet is er daardoor verre van, dat, on-
danks de uitbreiding van het aandeel der Nederland-se industrie op de binnenlandse markt, de bescherm-
de industrie plaats zou hebben kunnen bieden aan
een constante arbeidersbevolking, laat staan aan het
hevoikings-exceden t. De contingentering van de in-
voer vertoont zich dus in en door de gegevens van
de nota aan ons oog als een conserverende maatregel,
uset als een constructieve oplossing. Zij
mag daarom

naar mijn gevoelen niet anders worden beschouwd
dan als een voorlopige noodregeling.
Daartoe bestaat te meer aanleiding, omdat de
weerslag van de contingeutering op andere takken
van de volkshuishouding niet zonder bedenking is.
Daa rover een volgend maal.
(Slot volgt.)

Mr. W. F. LICH’L’ENAUER.

EXTRA UITVOERRECHT IN NEDERLANDSCH-INDIË.

i)e daling van de waarde van den Gulden zal voor
vele Indische export-ondernemingen belangrijke voor-
deelen brengen, daar de opbrengst-prijzen van de
producten ongeveer ten voile met het percentage van
de muntverzwakking zullen stijgen. Men mag aan-
nemen, dat de bedoeling van een devaluatie steeds
inhoudt: export-bevordering en invoer-beperking,
gaat men dus tot dezen monetairen maatregel over
dan is er reden tot vreugde als de uitvoerbedrijven
de voordeelen plukken, die hun toegedacht zijn.
Invoerheperking is voor Nederlandsch-Indië niet
zonder bezwaren; het is bekend, dat de aanpassing
zeer sterk werd doorgevoerd, zoodat de bonen tot
minimum-grenzen zijn teruggedrongen. Een prijsstij-
ging voor artikelen van dagelijksch geb:ruik zou dus
een ramp kunnen beteekenen, daar zij zou dwingen
tot een verder aansnoeren van den buikrietn, tenzij
een verhooging van de kosten van levensonderhoud
dadelijk door een verbetering van de bonen zou wor-
den opgevangen. Loonsverhooging venscht men ech-
ter voorloopig te voorkomen, daar men eerst dec
export weder winstgevend wil maken. De Regeering
trachtte daarom den prijs van invoergoederen te druk-
ken door de daarop vallende lasten te verlagen, aller-
eerst dus door een matiging van de in de crisis-
I)eriOde sterk opgevoerde invoerrechten. Deze poli-
tiek ontving de waardeering, die zij verdient. Men
meende uit haar te mogen afleiden, dat de Regee-
ring bereid was een deel van de voordeelen, die Zij
oogsten zou uit het goud-embargo, te offeren aan het
welzijn van het volk, dat in den loop der jaren zoo-

veel geofferd had ten behoeve van het belang, dat men ,,algemeen” pleegt te noemen. Een verlaging van belastingen, die niet naar draagkracht worden
geheven, was een welkome verzachting van het wee,
dat voortsproot uit de daling van den Gulden.
En verlaging van de invoerrechten, z66 spoedig
.ntc cle wijziging van de muntwaarde, deed de hoop
levendig worden, dat de Regeering zich wilde wijden
aan vermindering van handelsbelemmeringen, wat
voor Nederlandsch-Indië misschien nog van meer be-
lang kan zijn dan voor het Moederland. Indië lijdt
hevig onder het in zoo vaste boeien geklonken ruil-verkeer; elke stap, die tot eenige ontspanning voert,
is dus welkom.

Het was wel zeer wreed, dat aan al die hoopvolle
gedachten een domper werd opgezet door de mede-
deeling, dat de ,,devaluatie-winsten” aan een nieuw in te voeren belasting onderhevig zullen worden en
wel aan extra-uitvoerrechten op de producten, die

van de muntherzieniug profijt zullen trekken. Zoo’n
belasting op een onverwacht voordeeltje lijkt zoo
billijk; en toch is zij in elk opzicht verwerpelijk.
Een uitvoerrecht treft ltlle producten, dus ook die,
welke ondanks devaluatie nog met verlies worden
voortgebracht. Men stelt zich de gevolgen van de
muntwijziging veelal te rooskleurig voor. Zeker, de
prijzen in Guldens worden erdoor verhoogd, maar
daarmede is nog niet gezegd, dat in (le nieuwe prijzen
winsten schuilen, en nog minder, dat die winsten
voldoende zijn om op te wegen tegen geleden ver-
liezen. Vele ondernemingen snakten naar zoon prijs-
stijging, zij zouden mogelijkerwijze hij langer uitblij-
ven te gronde zijn gegaan. Is er dan aanleiding om
zulke ondernemingen te treffen?
De fiscus krijgt zijn deel van de winsten, die ge-
maakt zullen worden, in de vermogens- en inkomsten-
belasting der particuclieren, in de vennootschapsbe-
lasting der maatschappijen. Dat is voldoende, dat
komt hem toe; een extra-heffing op den prijs zonder
de wetenschap, dat deze winst inhoudt, is onredelijk.
Het voorstel is er, en het zal wel worden aange-nomen. Nederlandsch-Indië heeft er dan weer een
hoogst onsympathieke belasting bijgekregen, waarvan
men alleen dit goede zeggen kan, dat zij na 15 maan-
den zal verdwijnen. Zij wordt gelukkig slechts voor
een korte periode ingevoerd.

Verschillende producten zijn vrijgesteld, o.a. noot-
muskaat, witte peper, gepelde rijst, harsen, koffie,
suiker, Java-tabak, enz. Het spreekt wel vanzelf, dat
deze belasting niet opgelegd zal worden aan hevol-
kingsrubber, daar de producenten van dit artikel
zich reeds hlauwr betalen aan uitvoerrechten. De prijs
van crêpe-rubher is te Batavia 35 cent per % kg; inlandsche rubber zal dus ongeveer 32 it 33 cent
noteeren, de producent betaalt hierop een uitvoer-
recht van
f
55 per 100 kg of 27Y2 cent per
Y2
kg,
dat is ca. 83 pOt. Dit percentage zal zelfs den groot-
sten verachter van inlandsche cuitures bevredigen,
daar kan nauwelijks meer iets hij, wil er voor den
producent wat overblijven. Th. L.

HET RAPPORT VAN DE COMMISSIE INZAKE DE
REORGANISATIE DER LANDBOUWCRISIS-
MAATREGELEN.

Het rapport van de z.g. Commissie-Van Loon is
minder belangrijk om de wijze, waarop de vraag van
Minister Deckers naar een vereenvoudiging van het
bestaande landbouwcrisisapparaat er haar beantwoor-
ding in heeft gevonden – wij zullen straks zien, dat
het resultaat wat dit betreft ietwat mager is uitge-
vallen .- dan wel om de mentaliteit en de ge-
dachtensfeer van de agrarische bevolking, welke er
in tot uiting zijn gekomen. Wij meenen met deze
laatste opmerking niet te generaliseeren. De Corn-
missie immers was samengesteld uit een aantal voor-
aanstaande agrarische deskundigen, die als repre-

838

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1
18 November 1936

sentanten mogen worden beschouwd van de landbouw-
bevolking in het algemeen. Al kan men het ter bepa-
ling van de weclerzijclsche posities toejuichen, dat het
officieele standpunt van den landbouw in dit rapport
op zoo duidelijke wijze is uiteengezet, aan den ande-
ren kant dient men het, meenen wij, te betrefiren,
dat door de samenstelling der Commissie de Regee-
ring in dit rapport een leidraad voor haar lat.
bouwpolitiek ter hand is gesteld, bij de creëcring
waarvan het landbouwbelang op wel zeer eenzijdige
wijze heeft g’eprimeerd. De landbouwpoiitiek ten-
slotte is niet iets, dat alleen de hoerenhevolking
raakt, noch wat de algemeene beginselen noch wat
de uitvoering betreft. liet komt ons voor, dat het
besef dienaangaande bij de samenstelling der Corn-
missie minder levendig aanwezig was dan wel ven-

schelijk ware geweest. Wij zien hierin een reden te
meer om te betreuren, dat de leiding en de uitvoe-
ring van de economische politiek hier ter lande zich
niet meer in een hand bevinden, iets, wat na vele
wederwaardigheden onder de Ministers Verschuur en
Steenberghe eindelijk was bereikt. Een nog zoo nauwe
sanienwerki ng tusschen de betrokken Departementen
kan o.i. nooit het voordeel van een eenhoofdige lei-
ding evenaren. Wij moeten het rapport van de Com-
missie-Van Loon, hoeveel waardeering wij daarvoor
in verschillende opzichten ook mogen hebben, zien
als een der betreurenswaardige gevolgen van de
splitsing van het vroegere Departement van Econo-

mische Zaken.

De Commissie-Van Loon heeft zich in haar rap-port niet beperkt tot een onderzoek naar de moge-
lijkheid van vereenvoudiging van het Landbouwcri-
sisapparaat in engeren zin. Zij heeft haar beschou-
wingen dienaangaande terecht laten voorafgaan
door een korte verhandeling over de positie van het
landbouwbedrijf in ons economisch leven en binnen
het kader van deze verhandeling een motiveering ge-
geven van de Landbouwcrisispolitiek in het alge-
meen. Deze motiveering heeft op haar beurt den
grondslag geleverd voor datgene in de voorstellen
tot wijziging van de Landbouwcrisismaatregelen, het-
welk wij als de kern daarvan en daarmede als het be-
langrijkste aspect van het rapport der Commissie, nl.
de ordening van het Landbouwbedrijf door de be-

langhebbenden, beschouwen. Wij noemen dit het be-
langrijkste aspect van het rapport der Commissie,
omdat hier door een aantal vooraanstaande land-
houwdeskundigen een oordeel is uitgesproken over een probleem, hetwelk in de naaste toekomst waar-
schijnlijk een der voornaamste twistvragen zal gaan
vormen in onze economische politiek, ni. de vraag,
waar bij de in gang zijnde nationale hedrijfsordening
de grens dient te worden gelegd tusschen de bevoegd-
heden van de Regeering en die van de belangheb-
benden. Dit oordeel is er niet minder belangwekkend
om, wijl het een bedr••fstak betreft, waar de omstan-
digheden zoowel tengevolge van de internationale,
economische structuurwijzigingen als in verband met
de eigenaardige hedrijfstructuur, een wel zeer bijzon-

der karakter dragen.
Naast deze belangrijke problemen van algemeeneu
aard heeft de Commissie haar aandacht gewijd aan
vraagstukken van hetzij meer technische heteekenis,
hetzij meer secundair algemeen belang. Als een der
voornaamste hieronder kan de kwestie van vervan-
ging van het huidige stelsel van steunmaatregelen
door een systeem van heffing van rechten aan de
grens, zooals dat in het bijzonder door den Bond
,,Landbouw en Maatschappij” wordt voorgestaan,
worden genoemd. Daarnaast zijn in het bijzonder nog
aan het pachtvraagstuk, de kwestie: individueele of
hedrijfssteun? en de speciale positie van het klein-
bedrijf beschouwingen gewijd. Wij zullen cle desbe-
treffende uitspraken van de Commissie even onder
de loupe nemen, wanneer wij in het hieronder voi-
gende de algemeene motiveering der Landbouwcrisis-

politiek en de voorstellen tot wijziging nader zullen
hebben onderzocht.
Aan de beschouwingen der Commissie met betrek-
king tot de positie van den Landbouw in het econo-
misch leven en de motiveering van de Landbouw-
steunpolitiek ligt o.i. een fundame.nteele fout ten
grondslag. Deze fout hangt samen met de uitsluitend
statistische beschouwingswijze der Commissie en het
geen oog hebben voor de consequenties, welke de
welhaast stormachtige dynamische gebeurtenissen op
economisch gebied der laatste jaren met zich mede-
brengen. De Commissie nl. gaat uit van de mogelijk-
heid en wenschelijkheid eener ,,redelijke” belooning
voor den landhouwenden stand, dat wil zeggen rede-
lijk t.o.’. de .beloouiug van andere bevolkingsgroe-

pen.
Zij
heeft zich hiermede op het standpunt ge-
steld van een star vasthouden aan op een bepaald
oogenblik bestaande en door haar wenschelijk geach-
te inkomensverhoudingen en haar oogen gesloten voor
de:n zin van de economische beweging. Dit standpunt
– wij vestigen hierop voorloopig reeds eveh de aan-
dacht – doet niet- veel gunstigs verwachten van
haar opvattingen met hètrekking tot een toekomstige
ordening van het landbouwbedrijf door de belang-

hebbenden.

Een dergelijke zienswijze verbaast ons in het Rap-
port eener Commissie, welke er naar streeft den boer
de zelfstandigheid in zijn
bedrijf
zooveel mogelijk te

hergeven. Zij schijnt niet te beseffen, dat haar prin-
cipieele opvatting aangaande de wenschlijkheid
eener ,,redeljke” belooning den nekslag beteekent
voor het beginsel der economische zeifverantwoorde-
lijkheid. Het beteekent het opeischen van de voor-
deelen van het laatste voor zichzelf, met afwenteling
van de nadeelen op de overige bevolkingsgroepen.
Tot welke consequenties dit foutieve uitgangspunt
voert, leert heel duidelijk de uitspraak der Commissie
op pag. 45 van haar Rapport, waarin zij verklaart
bereid te zijn het systeem van heffing van rechten
aan de grens aan te hevelen, indien dit een zeer be-
langrijke vereenvoudiging der maatregelen tengevolge
zou hebben, ,,al zou het ook hoogere lasten en extra
financieel risico medebrengen”. Een dergelijke uitla-
ting is moeilijk in overeenstemming te brengen met
cle overtuiging, elders uitgesproken, dat de landbouw-
politiek een onderdeel behoort te vormen van de al-
gemeene economische politiek. Een dieper doorden-
ken van de beteekenis dezer laatste uitspraak en van
den werkelijken zin van het beginsel der economische
zelfverantwoordeljkheid zou tot geheel andere con-
clusies met betrekking tot de richting en de mate
der Landbouwcrisispolitiek hebben gevoerd. Het zich
realiseeren van deze consequenties is te meer van
belang, wanneer men de Landbouwcrisispolitiek niet
meer ziet als een overgangspolitiek tot meer normale
verhoudingen zullen zijn teruggekeerd, doch op het
standpunt staat, dat deze politiek voor een belangrijk
gedeelte bestemd zal zijn permanent te blijven be-
staan. Wij vreezen ul., dat, wanneer de zuiver agrari-
sche mentaliteit van de Commissie haar stempel zou
drukken op het elders in het Rapport voorgestane
stelsel van ordening door belanghebbenden, ernstige
wrijvingen op den duur niet te ontgaan zouden zijn.
Dit is dan ook de reden, waarom wij aan het prin-
cipieele uitgangspunt der Commissie bijzondere aan-

dacht besteden.

MTij hebben nimmer onder stoelen of banken gesto-
ken, dat wij voorstanders van het principe der Land-
bouwsteunpolitiek zijn en wij kunnen ons met de
Commissie voorstellen, dat een perpetueering dezer
politiek in een bepaalden vorm, d.w.z. een zekere
vorm van ordening, ook in een iets verder verwij-
derde toekomst, gemotiveerd zou kunnen zijn. Onze
overivegingen daarbij zijn echter niet gebaseerd op
de overtuiging, dat den boeren een z.g. ,,redeljke” he-
loouing moet worden verschaft, doch op het inzicht
in. de noodzaak van instandhouding van ons produc-

iS
November 1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

839

tie-apparaat, voor zoover dit zonder al te groote na-
deden, voor de andere deden van ons bedrijfsleven
mogelijk is. De politiek van en ,,redelijke” beloo-
ning is gerechtvaardigd in een periode van plotse-
linge heftige prijsschommelingen; zoodra de vooruit-
zichten wat beter te beoordeelen zijn, moet zij prijs
worden gegeven voor die, zooeven door ons genoemd.

Wij zijn van rneening, dat dit moment reeds lang
is gepasseerd. Wij behoeven nu niet nader hierop in
te gaan. In ons artikel van 13 Mei jl. in dit tijd-
schrift is dit reeds geschied. De conseciue.uties hier-
van moet men zich nu, juist in het verband van de
doelstelling onzer algemeene economische politiek,
duidelijk voor oogen stellen. Deze doelstelling was e.n
is nog steeds aanpassing van ons kostenpeil aan dat
dej voornaamste concurreerende landen om ons heen.
De
01)
de deflatieperiode gevolgde monetaire aan-
passing heeft ons nu zoover gebracht, dat wij in
dit opzicht de toekomst geruster tegemoet kunnen
zien dan dit tot dusverre nog het geval kon zijn. Om
gerust te kunnen blijven en bovenal om nog geruster
te kunnen worden dienen al die maatregelen, welke
binnen het kader van de (leflatiepolitiek niet gemist
konden worden om onclemcheidene deden van ons bedrijfsleven voor te groote schade wegens buiten-landsche concurrentie te behoeden, voor zoover zij
niet dringend noodzakelijk meer zijn, te worden op-
geheven. Dit sluit voorshands in een afbouw van het
stelsel der La.ndbouwcrisismaatregele.n en niet een
verdere versterking.

In dit verband komt het gewenscht voor de aan-
dacht te vestigen op de onjuistheid van de van agra-
rische zijde vaak gegeven voorstelling, dat het hooge
loonpeil in de beschutte bedrijven practisch de oor-
zaak van alle ellende zou zijn. De uiterst oppervlak-
kige vergelijking tusschen het prijspeil van de land-
bouwproducten en het cij:fer van de kosten van
levensonderhoud blijft hardnekkig opgeld doen. Wij
wezen reeds in ons artikel van Maart jl. in dit
tijdschrift op het onredelijke in deze voorstellings-
wijze. En zelfs al zou een correctie van het cijfer
van cle kosten van levensonderhoud tav. diverse
daarin genoemde natuurlijke, tot een bepaalde hoogte
van deze kosten bijgedragen hebbende factoren nog
een marge overlaten tusschen dit cijfer en het index-
cijfer der landbouwprijzen, clan nog ware dit geen
motief voor een opvoering van laatstgenoemde prijzen
en een verlaging van de prijzen van andere producten
en diensten. Een dergelijke marge kan door de afzet-
en productiviteitsverhoudi ngen volkomen gemotiveerd
zijn. Slechts een van inzicht in de dynamiek van ons
economisch leven gespeende kan zich onder alle om-
standigheden aan deze marge stooten:

De vrees voor een dergelijke mentaliteit bij een
toekomstige hervorming van het Landbouwsteunap-
paraat is het, welke ons huiverig maak-t voor de
eigenlijke voorstellen der Commissie tot reorgani-
satie van het systeem. Niet wat de voorstellen in
hun concreten vorm aangaat. De meeste tegenwoordige
organen blijven in het ontwerp van den nieuwen
Landbouwcrisisdienst, door de Comro issie opgesteld,
bestaan,zij het soms onder andere namen. Voor zoo-
ver wijzigingen in de interne verhoudingen zijn voor-
gesteld, is niet steeds duidelijk aangegeven waar en
in welk opzicht de wijzigingen beteekenis hebben. De
Minister, aan wien het Rapport is uitgebracht, zal
echter geen moeite hebben dit te onderkennen. Onze
critiek richt zich veeleer tegen de wijze, waarop even-
tueele uitvoering van ordening door belanghebben-den is bepleit. Afgezien van het feit dezer ordening
zelve, waarover aanstonds nader, heeft de Commissie
het o.i. niet volkomen duidelijk gemaakt, hoever de
overdracht der uitvoeringsbevoegdheden aan belang-hebbenden voorshands zal moeten gaan. De Minister
houdt wel belangrijke contrôle- en henoemingsbe-
voegdleden, doch hoe zou het, om een voorbeeld te
noemen,. moeten gaa-n met vaststelling van monopo-

lierechten en invoercontingenten door uit belang-

hebbenden bestaande Producten-Centrales?
Naast dietails als deze staat echter het principe
van de ordening door belanghebbenden zelf. Zonder te willen ingaan op datgene, wat wij in den aanvang
een der belangrijkste twistvragen noemden in de toe-
komstige economische politiek: de afgreuzing der
bevoegdheden van Regeering en belanghebbenden bij
ordening van bedrijven, kunnen wij hier toch wei
reeds cle aandacht vestigen op het feit, dat naast
het voordeel van de bedrijfsdeskundigbeid bij het ,,zelf
doen” het nadeel staat van de bevoordeeling van het
eigen boven het algemeen belang. Zien wij daarom
in het algemeen reeds voor de overheid ee.n belang-
rijke controleerende taak weggelegd, bij den Land-
bouw zal het accent in veel sterkere mate nog dan
hij de industrie, op dit laatste moeten vallen.

Niet’slechts, omdat het hier middelen tot hevredi-
ging van eerste levensbehoeft’n betreft. Doch boven-
dien, omdat het ingrijpen wegens de talrijkheid der
producenten in het algemeen den vorm van vaststel-
ling van minimumprijzen zal krijgen, welke de direct
belanghebbenden natuurlijk zoo hoog mogelijk willen
opvoeren, terwijl zij den drang tot verlaging door-
gaans wel niet zoo heel sterk zullen voelen. Oolc de
strafheid der bepalingen, onontbeerlijk bij een zon
groot aantal producenten, maakt overwegenden in-
vloed van de Overheid niet slechts in het belang der
consumenten, doch tevens in dat van vele producen-
ten tot een gebiedende noodzaaic.

Een vergelijking tusschen den georganiseerden ho-
terexport en dien van een industrieel gekartelleerd
product, zooals in het rapport is gemaakt, gaat, in
ieder geval onder de huidige omstandigheden,
geenszins op. Tav. het industrieele product zal dc
potentieele concurrentie prijsstijging op de binnen-
landsche markt remmen. De geschiedenis der kar-
tels leert in hoe geringe mate zij de macht tot vast-
stélling van ongemotiveerd hooge prijzen bezitten. En
de Regeering zal zich wel tweemaal bedenken alvo-
rens een kartelovereenkomst verbindend te verklaren,
welke daartoe gemakkelijk zou kunnen leiden. Bij ‘le
agrarische producten, waar zulk een regeling zonder
overheidshulp nooit tot stand had kunnen komen, is
deze verbindend verklaring door den nood der om-
standigheden reeds geschied. Het ware nu toch wei
averechtsche politiek, wanneer de Regeering juist in
dit geval, waar misbruik van bevoegdheden zoo ge-
vaarlijk zou zijn, haar invloed te zeer zou gaan be-
perken.
Wij erkeuden reeds, dat de voorstellen der Commis-

sie ter zake niet van dusdanig ingrjpenden aard
zijn, dat men voorshands voor een te sterk beperken
van den Regeeringsinvloed zou behoeven te vreezen.
Het perspectief, dat door de Commissie wordt ge-
opend voor het geval de ontwikkeling van de maat-
schappelijke organisaties ver genoeg zou zijn voort-
geschreden, doet ons echter niet al te gerust zijn om-
trent de uiteindelijke bedoelingen der aan het woord
zijnde agrarische deskundigen. De gedachte der be-
drijfsorganisatie door de belanghebbenden zelf wint
te snel veld, dan dat een waarschuwend woord vooral
in dit geval niet op zijn plaats zou zijn.
Het waren in de allereerste plaats wel deze prin-
cipieele gezichtspunten, welke ons in het rapport der
Commissie-Van Loon hebben getroffen. Wat de meer
secundaire kwesties, in den aanvang genoemd, be-
treft, zouden wij nog het volgende willen opmerken.

De Commissie heeft zich o.a. afgevraagd, welke
middelen tot aanpassing aan de veranderde omstan-
digheden binnen den Landbouw zelf genomen zouden
kunnen worden. Wij kunnen voor dit gedeelte, het-
welk de rationalisatie, de bonen, de vaste lasten en
de productieregelingen omvat, geen onverdeelde be-
wondering koesteren. Het streven naar heknoptheid
heeft den desbetreffenden beschouwingen, waarin tron-
wens geen enkel nieuw gezichtspunt wordt geopend,

840

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 November 1936

in sterke mate het aanschijn van opperviakkigheid
gegeven. Vooral geldt dit het vraagstuk van de pach-
ten. In het bijzonder hebben wij ons gestooten aan
de tegenstelling: wel in rekening – niet in rekening
brengen van de pacht hij de vaststelling der richt-
prijzen, welke de beschouwingen der Commissie heeft
beheerscht. Deze tegenstelling doet zich in de prac-
tijk niet voor. Het gaat om de mogelijkheid van even-
tueele verlaging van het algemeene prachtniveau;
daarvan echter heeft de Commissie met geen woord

gerept.
Met het afwijzend standpunt van de Commissie

t.a.v. het stelsel van heffing van rechten aan de
grens – hetwelk naast hoogere lasten uiteindelijk
toch geen belangrijke vereenvoudiging der maatrege-
len met zich zou brengen – en dat van individueele
steunverleening kunnen wij ons im Groszen und Gan-zen vereenigen. Wat de kwestie van bijzondere steun-

verleening aan het kleinbedrijf betreft is dat in min-
dere mate het geval.
Wij
kunnen ons voorstellen, dat

men bij de toepassing der Landbouwcrisismaatregelen
met de speciale positie hiervan rekening houdt. Doch
geregelde directe geldelijke uitkeeringen zonder
tegenprestatie achten wij niet meer met het karakter
van de Landbouwpolitiek vereenigbaar. Hier dient
het Departement van Sociale Zaken in de plaats van

dat van Landbouw te treden.
Samenvattend kunnen
wij
dus niet constateeren,

dat het Rapport der Commissie-Van Loon ons van
algemeen economisch standpunt bekeken bijster heeft
bevredigd. Dat een veelzijdiger samengestelde Com-missie tot een positiever conclusie aangaande de mo-
gelijkheid van vereenvoudiging had kunnen komen,
achten wij niet zeer waarschijnlijk. Doch dat het

Rapport in een dergelijk geval meer met de alge-
meene belangen des volks had rekening gehouden en
dus van een juister en vollediger economisch inzicht

had blijk gegeven, daarvan zijn wij overtuigd.
G. BRouwERs

WERKELIJKHEID EN OPTIMISME.

Theorie en praktijk liggen soms ver uit elkaar en
het is moeilijk een brug tusschen beide te slaan. Hoe
vaak is dit niet in de afgeloopen jareii gebleken. De
tegenstellingen op monetair gebied in ons land heb-ben steeds om deze twee punten gedraaid. De voor-
standers van een andere goudpariteit hebben zich

meestal gebaseerd op de theoretische grondslagen van
het geidwezen en gewezen op de noodzakelijkheid van
een wijziging in de monetaire politiek, waardoor ook
de economische factoren zouden verbeteren. Zij on-
dersteunden hun theorie met de feiten; positief door
te wijzen op de resultaten, die in landen, waar een
andere monetaire politiek werd gevoerd, waren be-
reikt, negatief door te wijzen op de ongunstige eco-
nomische verhoudingen in eigen land of in de
andere landen van het goudblok. De tegenstanders
van een wijziging in de monetaire politiek deden pre-

cies hetzelfde, combineerden ook theorie en praktijk

om hun stelsel te verdedigen.
Dat men het over de theorie niet eens zou worden,
was te voorzien. De feiten hebben echter zoo duide-
lijk gesproken, dat het twistpunt, dat ons land zoo-
vele jaren verdeeld heeft gehouden, in groote lijnen
nagenoeg is opgelost. Hiermede willen wij echter niet
beweren, dat men het nu ook over de theorie eens is

geworden. Het feit echter, dat onze Minister Presi-
den.t zich voor een stabiel prijsniveau heeft uitge-

sproken
t)
wijst op een kentering van de gedachten,
die ook reeds uit het principe van den zwevenden
Gulden blijkt. Immers, men kan in den zwevenden
Gulden in de eerste plaats een middel zien om de
noodzakelijke correctie, die door de aanpassingspoli-
tiek niet kan worden volbracht, tot stand te brengen,

maar verder ook als een middel om de volkshuis-

t)
Zie het interview van ,,The Times”, opgenomen in
van 13 Nov. Ochtendblad.

houding tegen al te groote schokken te beveiligen.
[[oewel wij geenszins meenen, dat de moeilijkheden
voor onze volkshuishouding hiermede opgelost zijn,
opent het niettemin belangrijke perspectieven.
Dit is ook de reden, dat ons pessimisme
1)
veran-

derd is in een optimisme, dat grooter is dan van
Regeeringszijde na de depreciatie van den Gulden
naar voren is gebracht. In genoemd artikel hebben
wij er op gewezen, dat de aanpassingspolitiek tot een

zeer aanzienlijke stijging van de staatsschuld, tot
groote werkloosheid en tot politiek wantrouwen heeft
geleid, die voor het land bij voortzetting cle grootste
nadeelen zou hebben opgeleverd, ook indien de toe-
stand van ons land, hetgeen wij toen verwachtten,
zich zou verbeteren. De verwachting voor een ver-

betering was echter gebaseerd op de internationale
opleving, die de positie van ons land niet onberoerd zou laten. Hiermede was echter niet gezegd, dat het herstel onder de aanpassingspolitiek voldoende zou
zijn. Daarvoor waren de moeilijkheden van te grooten
omvang. Bovendien kon het goudblok slechts door
clepreciatie een stimulans geven tot een verder her-
stel van den wereldhandel en daarmede van de inter-
nationale conjunctuur.
De voorwaarden voor een expansieve politiek zijn

door het loslaten van den gouden standaard gegeven.
Daarmede heeft het economisch aspect zich volkome.n
gewijzigd. Dat dit niet onmiddellijk op
alle
gebieden

tot uiting zal komen, is een gevolg van het feit, dat
de toestand, zonder depreciatie, zich op enkele gebie-
den nog zou hebben verscherpt. Hoe lang zijn bv.
(Ie ongunstige gevolgen van de aanpassingspolitiek op de markt voor vaste goederen niet verborgen ge-
bleven; en beseft men thans nog wel voldoende, wat
op dit gebied zonder depreciatie zou zijn gebeurd?
Het is immers toch zoo, dat men de gevolgen van een
bepaalde politiek in het algemeen eerst waarneemt,
als zij zichtbaar zijn geworden.
Zoo is het in het jongste verleden gegaan, zoo zal
het ook in de naaste toekomst gaan. De eerste ge
volgen van het loslaten van den gouden standaard
zijn reeds zichtbaar. De werkloosheid is in de eerste
maand na de depreciatie niet onaanzienlijk gedaald.
juist in een periode, waar anders een stijging plaats
‘ond. En het staatscrediet heeft zich zoo snel hersteld,
dat het voor velen een openbaring is geworden. Dat
is niet te verwonderen voor degenen, die de gun-
stige gevolgen van een depreciatie, onder de omstan-
digheden, waarin Nederland de laatste jaren ver-
keerde, hebben ontkend. Men leze slechts de vele
artikelen,, die over dit onderwerp in de laatste jaren,
niet alleen in ons land, maar ook in Frankrijk en
Zwitserland zijn verschenen. Een overblijfsel van deze ideeën zien wij echter nog in de jongste rede
van Z.E. Minister Oud in de Tweede Kamer. Wij
laten de betreffende passage hieronder volgen.
2)

De geauhte afgevaardigde de heer A.lbarda zegt: de
resultaten hebben ‘ten nadeele van de aanpassingspolitiek
heslist. Ik zie dat anders. Reeds vr
27
September ae-
gon onze politiek vruchten af te werpen en na
27
Septem-
1)er zijn die vruchten allerminst verloren. Mijn standpunt
is altijd geweest, dat, als wij eens gedwongen zouden zijn
– ik heb nooit gezegd, dat het uitgesloten was – om het
goud te verlaten, de gevolgen voor ons dan minddr on-
gunstig zouden zijn, naarmate wij meer hadden kunnen
aanpassen. Nu ineen ik dit te mogen zeggen: de finan-
ieele politiek heeft bij al haar gebreken vertrouwen ge-
wekt, want .dat het ventrouwen er was, •is wel heel duide-
lijk bevestigd door het resultaat ‘van de Staatsleen.ing, die
dezer dagen werd uitgeschreven. Nu zegt de geachte afge-
vaardigde de heer De Geem: gij ziet, dat ik gelijk krijg,
devaduatiê tast het krediet niet aan.
Ik wil dan den geachten afgevaardigde in de eerste
plaats tegemoet voeren, dat ik het woord devaluatie voor
het gebeurde op
27
September niet kan aanvaarden. Wij hebben niet gedevalueerd. Wij zijn genoodzaakt geweest
den gouden standaard ‘te verlaten en van dat verlaten is
1)
In ons artikel ,,Optimisme en Werkelijkheid” in
E.-S.B. van
23
Sept. jl.
) Handelingen van de Tweede Kamer, blz.
360.

18 November 1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

841

een depi-eciatie va.n den Gulden het gevolg geweest.
Maar dat is heel iets anders dan het willens en wetens
devalueeren. Mijn stelling is altijd geweest, en die houd ik
ook nu ten volle staande, dat ik vreesde van de vrijwil-
lige devaluatie een aantasting van het Staatskrediet, om-
dat men ons dan niet meer zou kunnen vertrouwen, om-dat men zou gaan zeggen: wat gij vandaag hebt gedaan,
kunt gij morgen weer doen. Men wijst hier nu op andere
landen. Het is voor een Minister niet goed om bepaalde
bevriende mogendheden als voorbeeld te noemen. Maar
wanneer de geachte afgevaardigde eens zou rondkijken
naar la,nden, die omstreeks denzelfdeu tijd als wij mone-
taire maatregelen genomen hebben, dan durf ik te zeg-
gen. dat in al die landen het krediet allerminst even
ongesc’hokt is gebleven als bij ons.
Daaruit blijkt dus, dat men er niet is met te zeggen:
doo devaluatie versterkt gij het Staatskrediet. Er zijn
voorbeelden uit andere landen, uit vroeger tijd, waarin
men na devaluatie geconverteerd heeft, maar dan niet
allerlei kunstuiiddelen, bijv. door te zeggen: als gij niet
c’onverteert, laat ik uw papiereu niet meer in de beurs-
noteering toe.
i)e heer Westerinan wijst nu op Engeland, maar in
Engeland was men ook gedwongen, den gouden standaard
te verlaten. Dat is juist, wat ik hier sta te betoogen. Ik
zeg niet, dat het overal zoo is geweest, dat men na deva-
luatie niet vrijwillig heeft kunnen converteeren, maar dat
er landen zijn, waar door de devaluatie het vertrouwen
niet is hersteld, maar gesohokt.
Bij ons in Nederland is na het verlaten van den gouden
standaai

d het vertrouwen niet geschokt, en nu mag men
dat onbeseheiden vinden of niet, maar ik eiseh dat nu eens
op als een pluim op den hoed van de Regeeriug voor de
politiek, die zij heeft gevoerd, waardoor men in het volk
het gevoel had. (lat de Nederlandsehe Regeering dit deed.
toen zij niet anders kon, en daardoor is het vertrouwen
in cle Rc’geeriicg bewaard gebleven.

Wij moeten eerlijk bekennen, dat wij ons over deze
uitlating ten zeerste verbaasd hebben, omdat de
feiten geheel anders liggen als in deze passage wor
den voorgesteld. Indien wij de vraag stellen, of de

Regeering
zonder
depreciatie op dezelfde voorwaar-
den had kunnen leenen, dan moet deze vraag volstrekt
ontkennend luiden. De depreciatie heeft niet alleen
geleid tot een verbetering van de positie van ons
bedrijfsleven, waardoor dus het fundament van onze
staatsfinanciën werd versterkt, maar ook tot een ver-
mindering van de oppositie. In ons genoemd artikel hebben wij er op gewezen, dat de onvolledige aan-
pasingspolitiek de oppositie niet alleen had ver-
scherpt, maar ook had verbreed. De depreciatie van
(ten Gulden heeft de oppositie
verzacht en
ver/clei’n.d.

Dit is de groote politieke winst voor de Regeering,
waardoor het staatscrediet onmiddellijk werd ver-
sterkt. Indien men zegt, dat het staatscred jet onge-
schokt is gebleven, drukt men het niet goed uit. Het
staatscrediet was voor de omstandigheden van een
crecliteurland niet volkomen ongeschokt. Waarom is
anders na de depreciatie een onmiddellijke verbete-
ring ingetreden?
De politieke winst worteit echter juist in de
economische omstandigheden. De conjunctuur be-weegt zich thans in opgaande richting en indien de
Regeering daartoe de voorwaarden schept, zal de
economische toestand van on.s land zich zeer snel
kunnen verbeteren. i) Dan moet er echter ook meer
vertrouwen zijn in de gunstige gevolgen van de
depreciatie. De Memorie van Antwoord wekt dit
vertrouwen niet. Daar komt duidelijk de gedachte om
deu hoek kijken, dat depreciatie in de huidige om-
standigheden niet het middel is om de welvaart te
herstellen.
2)
Hetzelfde blijkt eenigszins uit de rede

1)
Zie ons artikel ,,Nieuwe monetaire en economische Po-
litiek in E.-S.B. van 11 Nov. jl.
) Dit blijkt bijv. uit de volgende passage. ,,Voorts is de
Regeering van meening, dat het nog te vroeg is om een
oordeel te vormen over ‘het prijsgeven van den gouden
standaard. Er
kunnen –
de Regeering heeft dit nooit oni-
kend – voordeelen uit voortvloeien, waarbij echter veel
afhangt van de houding ‘van het buitenland. Er
zullen
nadeelen uit voortvloeien waarvan de beteekenis echter
thans nog niet kan worden bëpaald.

van Minister Oud.
VsTjj
kunnen hier niet uitvoerig
bij stilstaan, doch zouden er op willen wijzen, dat

als Engeland ons niet ten voorbeeld mag strekken,
waarom dan niet naar de Vereenigde Staten ge-
wezen. Daar had men toch een ,,vrijwillige deva-
luatie”, die het staatserediet zeer versterkte, ondanks
‘t feit, dat daarmede een politiek van groote crediet-
expansie gepaard gaat. Of naar Zweden, waar ook
vrijwrillig gedeprecieerd werd, of naar Zwitserland,
waar ,,vrijwillig” gedevalueerd werd. Deze crediteur-
landen zijn met Nederland te vergelijken en toonen
dezelfde ontwikkeling, d.w.z. herstel van het staats-
crediet.

Overigens vinden wij het begrip vrijwillige deva-
luatie of depreciatie niet bijzonder gelukkig. Depre-
ciatie van den Gulden was reeds jaren geleden een
economische
noodzakelijkheid, die ons land, toen
doorgevoerd, niet voor alle moeilijkheden, maar toch
voor zeer vele moeilijkheden had bespaard en clie
ons in staat had kunnen stellen om onze positie in de
werelclhuishoucling beter te handhaveti dan is ge-
schied.
In dit verband willen wij er nogmaals op wijzen,
dat niet alle gunstige gevolgen van de depreciatie onmiddellijk aan het licht zullen treden, omdat er
nog zeer veel is in te halen. Dat de depreciatie de
voorwaarden voor een verder herstel aanzienlijk heeft
verbeterd, zal, indien men het thans nog niet wil
aanvaarden, eerlang door de feiten worden bevestigd.
Er zijn nog groote moeilijkheden te overwinnen, maar
de perspectieven zijn gunstig, omdat ons land het
diepste punt heeft gepasseerd en zich thans in een
opgaande conjunctuur bevindt, die ons in staat kan
stellen onze positie in de wereidhuishouding te
heroveren.
v.
d.
V.

BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.

CHINA NA DE STABILISATIE VAN DEN DOLLAR.

Dr. Hk. Riemens te Sjanghai schrijft ons:
China was het laatste groote land, dat aan den
zilveren standaard vasthield, en het ondervond daar.
van in de het naast achter ons liggende jaren ten
volle de nadeelen. De voortdurende daling van den
prijs van het zilver op de wereldmarkt droeg in
sterke mate bij tot de verarming van het Chineesche
platteland, en, mocht deze daling den export van
Chineesche goederen al gemakkelijker maken, de stij-
ging van den zilverprijs, die daarna, tengevolge van
de gewijzigde Amerikaansche politiek met betrekking
tot het witte metaal is ingetreden, belemmerde ver-
volgens dienzelfden uitvoer. En de nieuwe daling
van den prijs van het zilver, die op de Amerikaansche
proefnemingen volgde, dreigde voor China tot niet
minder dan een’ ramp te worden. Reeds in het jaar
1934 vonden groote verkoopen van zilveren Chinee-
sche Dollars plaats, en in 1935 nam de vlucht van
het Chineesche kapitaal ontstelle»de afmetingen aan.
Het geld werd z66 schaarsch in Sjanghai en elders,
dat vele Chineesche ondernemingen, die met bank-
crediet plachten te werken, dit niet langer konden
verkrijgen, en het bedrijf moesten stilleggen. Een uit-voerrecht, en vervblgens een uitvoerverbod op zilver,
misten de gewenschte uitwerking, hetgeen trouwens
te verwachten was, in aanmerking genomen den om-
vang, dien cle smokkelarij van ouds in dit land heeft.
Het waren niet uitsluitend monetaire factoren, die als oorzaak van de noodlottige ontwikkeling aange-
merkt moesten worden. De Chineesche handelsbalans
pleegt passief te zijn, en de twee posten op de balans
der betalingen, waaruit dit passief in den regel be-
streden kon worden, de nieuwe buitenlandsche beleg-
gingen en de remises der emigranten, waren daar-
toe in 1934, en meer nog in 1935, geheel onvoldoende.
De groote ‘verkoopen van zilver droegen dan ook ten
dccle een zelfde karakter als de uitvoer van gouden
en zilveren sieraden uit Nederlandsch-Indië in de
laatste jaren.

842

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN’

18 November 1936

Wanneer de schommelingen in den zilverprijs zich
in een minder snel tempo voltrokken hadden, gelijk
dat meestal bij de vroegere veranderingen in de waar-
de van het zilver hot geval was, dan was een zekere
aanpassing wel mogelijk geweest, doch nu werden de
koersverschillen van dien aard, dat alle geregelde handelstransacties er ten zeerste door bemoeilijkt
werden. De speculatie trad daarvoor in de plaats, en,
wanneer de markt opgaande was – en dat was het
geval met de meeste prijzen, in de dalende Dollars uitgedrukt – dan viel op leveringen, die tevoren af-
gesloten waren, veelal geen staat te maken.
Ook het loslaten van den zilveren standaard, en de
nationalisatie van het in China aanwezige zilver,
waartoe op 4 November 1935 besloten werd, ont-
moette aanvankelijk veel critiek. liet leek alsof China
de laatste zekerheid, die het tegenover zijn omloop
aan papieren geld kon stellen, prijs gaf – hoezeer
die zekerheid op zichzelf onvolmaakt en weinig waar-
devast mocht zijn. Het aantal banken, dat biljetten
in omloop brengt in China, is legio, en contrôle van
den kant van de regeering op deze circulatie bestond
er tot dusverre niet. Thans is de nieuwe uitgifte
wettelijk geregeld. Een aantal banken staat echter de
regeering zoo na, dat velen bevreesd waren, dat de
rotatiepersen de oplossing van het moeilijke vraag-
stuk der staatsfinanciën zouden moeten brengen. Desniettemin is het Chineesche Ministerie van Fi-nanciën, in nauwe samenwerking met de drie groote
half officieele Chineesche banken – Bank of China,
Central Bank en Bank of Communications – erin
geslaagd om den nieuwezi Chineeschen Dollar op peil
te houden. Dat peil heeft men welbewust niet afhan-
kelijk gemaakt van dat van het Engelsche Pond of
van den Amerikaanschen Dollar, doch men heeft de
waarde in goud van de nieuwe munt – overeenko-
mende met ongeveer
441%
cents Ned. courant – als
punt van uitgang gekozen. Dit is niet geschied door invoering van den gouden standaard; er wordt geen
goud afgegeven, en het is zelfs denkbaar, dat op den
duur een andere waarde in goud aan den Dollar zal
worden gegeven. De stabilisatie vond plaats op een
peil, dat voor het land geschikt werd geacht, gelijk
de Minister van Financiën, Dr. II. H. Kung, het
heeft uitgedrukt. Dit peil was in feite het laagste,
dat de zoogenaamde Mexicaansche Dollar ooit bereikt
heeft. De koers wordt gehandhaafd door middel van
bijzondere fondsen, die onder andere gevormd zijn
door verkoop van het zilver, dat de regeering genaast
had. Deze fondsen bevinden zich in de groote centra
van den geldhandel. Men is wat schaarsch met mede-
deelingen over de wijze, waarop het stelsel werkt, en
daardoor is het mogelijk, dat er telkens onjuiste ge-
ruchten rondom den Chineeschen Dollar opduiken.
Tot dusverre is echter het Chineesche geld zeer waar-
devast gebleken. Deze monetaire vraagstukken, die
het voorwerp van ee:n studie op zichzelf zouden kun-
nen vormen, zijn in heknopten en duidelijken vorm
behandeld in het verslag der Javasche Bank. Voor ons
is thans de vraag, welke uitwerking de invoering van
den nieuwen standaard heeft gehad op het econo-
misch leven van China, terwijl het vervolgens inte-
ressant is om aan de hand van de recente ervaring na
te gaan, in hoeverre hierin eenige aanwijzing kan
worden gevonden voor de ontwikkeling in de naaste
toekomst. In het voorbijgaan kan worden opgemerkt,
dat de standaard, waartoe China aan het eind van
1935 is overgegaan, in wezen die is, waartoe Mr. G.
Vissering in 1912 de Chineesche regeering adviseerde.

* *

Om de beteekenis van de hervorming van het Chi-
neesche geldwezen te kunnen heoordeelen, dient men
er zich in de eerste plaats rekenschap van te geven,
dat China véér de invoering ervan eigenlijk nooit
een stabiele munt gekend heeft; steeds vormden de

wisselkoersen een onzeker element in den buitenland-
schen handel. In den tijd van groote koersschomme-
lingen, die onmiddellijk aan de stabilisatie vooraf-
ging, hadden de transacties der banken in vreemd
geld een ongekende afmeting aangenomen, en het-
zelfde gold uit den aard der zaak ook voor het bedrijf
van de makelaars. Aan al deze zaken kwam nu een
zeem’ plotseling einde.

in de daarna liggende maanden is het, gelijk te
verwachten was, voornamelijk de uitvoer geweest, die voordeel heeft getrokken van den vasten en zeer lagen
koers van den Dollar. De invoerhandel daarentegen
kromp ineen tot op een waarde, clie, in goud genieten,
in de eerste drie maanden van het loopende jaar
nauwelijks meer dan de helft van het vorig jaar be-
droeg. In December en Januari, dus in de maanden,
onmiddellijk op de stabilisatie volgend, vertoonde de
handelsbalans van China zelfs een export-saldo, een
feit, dat in een lange reeks van jaren niet was voor-
gekomen.

De resultaten van den buitenlandschen handel van
China in het eerste halfjaar van 1936 zijn thans he-ken cl geworden, en het is hier de plaats, om op dit
belangrijke gegeven met betrekking tot den econo-
niischen toestand van het land nader in te gaan. De
statistieken van de Chineesche Zee-Douane zijn be-
kend om haar duidelijkheid, haar betrekkelijk groote
nauwkeurigheid, en haar snelle verschijning. In een
land, waar men nog slechts over een weinig ontwik•
kelde economische statistiek beschikt, is het bezit van

publicaties als deze va.n ouschathaar belang. Niette-
min blijft de ontwikkeling van in- en uitvoer, hoe
belangrijk ook, slechts één der zijden van het econo-
misch leven, vooral in een land met zulk een geringen
huitenlandschen handel per hoofd van de bevolking
als China is. Verder moet men hij het gebruikeil van
dit statistisch materiaal er steeds op bedacht wezen,
dat de smokkelarij in China geenszins te onderschat-
ten is. In 1935 raamde men den claudestienen invoer op 300 millioen Dollar, terwijl de wettige invoer een
waarde van 919 millioen had, en in het begin van
1936 is de smokkelhandel, vooral in Noord-China,
nog sterk toegenomen.

Wanneer men vervolgens met de noodige voorzich-
tigheid de statistieken van in- en uitvoer over het
eerste halfjaar na de stabilisatie ter hand neemt, dan
blijkt vooreerst, dat de voornaamste reden van de ver-
mindering van den invoer, de gedaalde import van graan en rijst, niet aan monetaire doch aan natuur-
lijke oorzaken valt toe te schrijven. De oogsten, die
in het vorig jaar en in den voorzomer van dit jaar
werden binnengehaald in China, waren bijna vol-
doende om de geheele bevolking te voeden. Tegenover
een invoer van 64 millioen gouden eenheden
1)
in het
eerste halfjaar van 1935 stond slechts een import van
16 millioen in dit jaar. De geheele achteruitgang van
den invoer bedroeg in de afgeloopen zes maanden 108
millioen gouden eenheden, ‘vergeleken bij het jaar te-
voren. Er blijft dus op het eerste gezicht een belang-
rijke vermindering van den invoer bestaan, welke wèl
aan de stabilisatie
vmi
den Dollar op laag peil – of
wil men, minder exact maar sprekender, aan de de-valuatie – moet worden toegeschreven. Echter moet
hier een andere invoerpost in de beschouwing betrok-
ken worden, en wel de suiker. Ter bescherming van
de hinnenlandsche suikerteelt is het invoerrecht op
dit product namelijk tot de onredelijke verhouding
van meer dan 200 pCt. van de waarde op de wereld-
markt gebracht, en de smokkelhandel heeft hiermede

1)
Benaming vaci de theoretische
munt,
waarin de Clii-neesche douane dcii invoer uitdrukt, en waarin de rechten
geheven worden. ])e gouden eenheid is enkele jaren vdSr
de stabilisatie ingevoerd, juist om de gevolgen van de
schommeling in den koets van den Dollar te vermijden.
haar waaide is ‘bijna een gulden
(f
0.995). (‘ddr 26 Sept. t.). Thans is de gouden eenheid feitelijk overbodig gewor-
den, wijl de waarde in goud van den Dollar zich nagenoeg
niet meer wijzigt.

18 November 1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

843

natuurlijk zijn voordeel gedaan. Deze toestand lie-
stond reeds jaren lang, doch hier is thans in zooverre
verandering gekomen, dat in het loopende jaar ge-
weldige hoeveelheden suiker van Dairen uit in Noord-
China zijn binnengesmokkeld, waartegenover geen of
nagenoeg geen onwettige invoer staat, die in vroe-
ger jaren dat gedeelte van het land is binnengekomen. Ook de vermindering van de invoerwaarde van suiker
in het afgeloopen halfjaar, ten bedrage van ruim 7
millioen gouden eenheden in vergelijking met het-
zelfde tijdvak van 1935, staat dus niet in verband
met cle veranderingen in het gelciwezen.
Blijft een achteruitgang ter waarde van 53 millioen
gouden eenheden, die natuurlijk ook niet uitsluitend,
maar toch wel voor een belangrijk gedeelte uit mone-
taire oorzaken voortkomt.
Terwijl de totale achteruitgang van den invoer in
China in het afgeloopen halfjaar ongeveer één derde
bedroeg van den invoer in hetzelfde tijdvak van 1935,
l)iijft na aftrek van de bovengenoemde verminde-
ringen, uit toevallige oorzaken voortkomend, dus nog
ecn achteruitgang van pl.m. één zesde van de invoer-
îaarde in de eerste zes maanden van 1935 bestaan.
Deze daling heeft zich over nagenoeg alle groepen
van ingevoerde goederen uitgestrekt; alleen de in-
voer van voertuigen, samenhangende met de betere uitkomsten der Chineesche spoorwegen, en die van
chemicaliën en van goederen van verschillende soort
steeg. Ook greys werden voor een iets grooter waarde
ingevoerd clan in het jaar tevoren, maar tegenover
deze kleine toeneming stond een geweldige verminde-
ring van den import der overige katoenen goederen.
Deze laatste vermindering moet ook alweer niet uit-
sluitend aan den invloed van de waardedaling van
den Dollar worden geweten, want het verschijnsel
doet zich al jaren lang voor, en hangt samen met de
ontwikkeling der Chineesche textieliudustrie. Merk-waardig genoeg vertoont niet alleen de invoer, maar
ook de uitvoer van katoenen goederen in de laatste
jaren een inkrimping, zooals de volgende cijfers
illustreeren:

Ie half). Ie half).
Ie half).
1934 1935 1936
t.
Invoer van katoenen goederen
(in millioenen gouden eenheden)
10,5 10,6
4.1
II.
Uitvoer van katoenen goederen
(in

millioenen

Dollars)

……
21,0
15,7
14,1
tij.
invoer van ruwe katoen
(in
miii.
gouden eenheden)

.
29,S 16,8
11,0
tV.
Uitvoer van ruwe katoen
(in millioenen Doilals) ……
6,7
4,4
10,9

Bovenstaande cijfers zijn niet zonder meer verge-
lijkbaar, omdat de invoer iii gouden eenheden, in
waarde iongevee.r met den Gulden overeenkomencie,
en cle uitvoer in Dollars te boek staat. Van een her-
‘eiding der Dollars tot hun waarde in goud is met
opzet afgezien, omdat de koopkracht van deze munt
in het Chineesche binnenland weinig is veranderd. Na cle stabilisatie is de verhouding van den Dollar
tot de gouden eenheid ongeveer als van 1 : 2,22 ge-
worden. In de eerste helft van dit jaar blijkt aldus
de waarde van den uitvoer der katoenen goederen die
van den invoer vrij belangrijk overtroffen te hebben.
De daling van den invoer van ruwe katoen in de-
zelfde maanden wijst niet op een achteruitgang van
de productie der Chineesche fabrieken, doch hangt
samen inet den beteren katoenoogst in China, welke
clan ook in de uitvoercijfers voor ruwe katoen duide-
lijk tot uitdrukking komt.
De tijd is nog te kort
01fl
den invloed der stabilisa-
•tie op de Chineesche katoenindustrie geheel na te
kunnen gaan, en cie cijfers van in- en uitvoer alleen geven daartoe trouwens niet voldoende houvast: cle
nijverheid werkt vooral voor de binnenlandsche markt,
en gebruikt daartoe in de eerste plaats Chineesche
ruwe katoen. Toch is indirect het verloop der wissel-koersen voor deze belangrijke industrie van veel hc•

teekenis, en in de ‘afgeloopen jaren is dit op duide-
lijke
wijze
gebleken. De daling van de waarde van het
zilver heeft in deze jaren de liquiditêit der meeste
Chineesclie fabrieken, clie met bankcrediet plegen te
werken, ernstig in gevaar’ gebracht. Daarenboven is
door allerlei oorzaken, te deele ook van monetairen aard, de plattelandsbevolking in dien
tijd
zeer ver-
armd. De textielnijv erheid heeft hierdoor haar pro-
ductie sterk moeten inkrimpen. Hierin nu is reeds
een keer ten goede gekomen na de stabilisatie;-.de
fabrikanten kunnen weer gemakkelijker aan geld
komen en de vooruitzichten zijn gunstig, doordat de
verkoop der Chineesche stapelproducten naar het buitenland thans goed vlot, hetgeen aan de koop-
kracht der boeren ten goede moet komen.
Terwijl nog l)ij deze gunstige ontwikkeling van den
export zal worden stilgestaan, valt in dit verband
nog te wijzen op de beteekenis van de Chineesche
katoenindustrie voor den internationalen handel in
katoenen goederen. Reeds v66r de stabilisatie van den
Dollar, aan het eind van 1935, kwam ilubbard in zijn
voortreffelijke studie ,,Eastern Industriali zation and
its Ei fects to the West” ten aanzien van China tot
de conclusie, dat deze eens zoo belangrijke markt voor
de katoentjes van Europa thans voorgoed verloren
was gegaan. De bovenvermelde
cijfers
over den in-
voer in de eerste zes maanden van dit jaar bevestigen
dit ten volle, en de stabilisatie van den Dollar op
laag peil blijkt hierbij als een katalysator te hebben
gewerkt.

* *

Van nog meer belang dan de ontwikkeling van de
katoenindustrie, is voor een agrarisch land als China
liet verloop van den verkoop der groote stapelpro-
ducten van den landbouw. Naar schatting leeft niet
minder dan 80 pCt. van de bevolking van den land-
bouw, terwijl een belangrijk gedeelte van de overige
20 pOt. niet in de nijverheid, doch in den handel
werkzaam is. De verkoop van deze groote stapel-

producten nu heeft over het algemeen vlot plaats
gevonden in het eerste halfjaar, dat op de stabilisatie
van het Chineesche geld is gevolgd, liet laat niet de
minste twijfel, of de waardedaling van den Dollar is
aan den uitvoer van deze producten zeer ten goede
gekomen. Evenmin als bij den invoer brengen echter
ook hier de monetaire factoren uitsluitend de ver-
klaring; ,erschillende andere omstandigheden zijn
voor China gunstig geweest.

De oogst is in het algemeen zoowel in de tweede
helft van het vorig jaar als in het achter ons liggend gedeelte van dit jaar zeer gunstig geweest, en daar-
door kon meer voor uitvoer worden aangeboden dan
in andere jaren. Daarenboven deed zich voor enkele
artikelen, waarbij China in het bijzonder geïnteres-
seerd is, een groote vraag voor, d;ie leidde tot betere
prijzen. Met name was dit het geval voor houtolie en
voor zijde. In Chineesche Dollars uitgedrukt betee-
kende dit nog een veel grooter winst, want de koers
lag in het eerste halfjaar van 1935 meer dan een

vierde hooger dan na de stabilisatie. Ook in goud uit-
gedrukt steeg de export van houtolie met meer dan
70 pCt. en voor ruwe witte zijde was de vermeercie-
ring ongeveer even groot. De vooruitzichten van dezen
handel, waarvan China tot dusverre ongeveer het
monopol:ie geniet, zijn echter naar het schijnt minder
gunstig, omdat véér eenige jaren in. Amerika en el-
ders op groote schaal boomen geplant zijn, clie weldra
houtolie zullen leveren.

De zijde, die in den voorzomer wordt geoogst, wordt
voornamelijk in de tweede helft van het jaar uitge-
voerd, zoodat men omtrent den verkoop van den oogst
van dit jaar nog niets kan zeggen. De productie is
bijzonder groot uitgevallen, en heef t naar schatting clie van het vorig jaar met 50 pCt. overtroffen. Ook
de theepluk schijnt dit jaar een goed product in
groote hoeveelheid op te leveren, doch cle theehandel

844

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 November 1936

verkeerde in het eerste halfjaar . van 1936 in een

weinig bloeienden toestand. Opvallend is vooral, dat
de Chineesche thee meer en meer uitgevoerd wordt
naar landen als Marokko en Algerië, terwijl op de
groote theemarkten in Londen en in de Vereenigde

Staten steeds minder ervan wordt verhandeld. Rus-
land, van ou.ds een heel groote afnemer van Chi-
neesche thee, kocht in het afgeloopen hafjaar veel
minder dan in de overeenkomstige periode van 1935.
Er wordt van officieele zijde nogal een en ander ge-
daan in China, om aan den theehandel zijn oude aan-
zien terug te geven; zoo vaardigde het Government.

Testing Bureau te Sjanghai voorschriften uit, waar-
aan de verpakking van de thee, die voor export wcrd
aangeboden, moest beantwoorden – zulks om aan
klachten uit Engeland en Amerika tegemoet te
komen -. Naar verluidt hebben deze maatregelen
echter tot dusverre heel weinig uitgewerkt.
Van verreweg het meeste belang voor het econo-
misch leven van het land is echter het goede resul-
taat van den rijstoogst China kon hierdoor in het af-
geloopen halfjaar nagenoeg in de eigen behoeften
voorzien. De groote invoer van voedingsmiddelen, die
in de eerste helft van het vorig jaar noodig was, toen
de overstroomingen het land ten zeerste geteisterd.
hadden, heeft destijds niet weinig tot de ontreddering
van het Chineesche geidwezen bijgedragen, en men
kan gerust zeggen, dat de natuur in 1.936 cle stabili-teit van den Dollar gunstig gezind is geweest.

Daarmede is echter de vinger op een wonde plek
gelegd: niet elk jaar brengt buitengewoon goede
oogsten, en het is helaas in den laatsten tijd meer
uitzondering dan regel, dat China voor groote ram-
pen bespaard blijft. Zelfs onder de huidige monetaire
omstandigheden, clie gunstig voor den uitvoer en on-
gunstig voor den invoer waren – een tijdelijke toe-
stand, waarin verandering zal komen, wanneer de
stabilisatie eenmaal is doorgewerkt – blijft de han-
delsbalans van China passief. Er moeten dus andere
belangrijke inkomsten zijn, die de balans der beta-
lingen het noodzakelijke evenwicht geven. Of, anders
uitgedrukt, China moet weer huitenlandsch kapitaal
tot zich kunnen trekken, gelijk dat in vroeger jaren
het geval was.

Er bevinden zich op de Chineesche betalingsbalans
andere posten, die een soortgelijken dienst doen als
nieuwe beleggingen van vreemd kapitaal, te noemen
vallen de overmakingen der overzeesche Chineezen naar huis, de gelden, welke de niissie en de zending
naar China brengen, de inkomsten uit het vreemde-
lingen.verkeer, de opbrengst van buitenlandsche effec-
ten in Chineesche handen, de uitgaven, welke in
China worden gedaan voor de vreemde troepen, die
in de concessies gelegerd zijn en voor de buitenland-sche oorlogsschepen in de Chineesche wateren.

Hier staat tegenover, dat onder de uitgaven op de betalingsbalans niet alleen cle wettige, maar ook de
claudestiene invoer voorkomt, en men weet van hoe-
veel belang deze is. Voorts heeft China betalingen
te doen aan het buitenland op grond van vroeger
aangegane leeningen. De meeste van deze laatste be-
talingen vinden in de opbrengst der invoerrechten
een zekerheid; voor de Chineesche interne financiën
heeft deze zekerheid groote beteekenis, en voor de
vreemde hôuders der stukken niet minder, maar het
probleem van de overmaking naar het buitenland
komt hiermede nog niet tot ee.n oplossing.

Nu is het geen gemakkelijke zaak, om thans reeds
na te gaan, of de betalingsbalans van China in het
jaar 1936 in evenwicht zal zijn dan wel dat er een
saldo aan edel metaal uit- of ingevoerd zal worden. Men houdt de hoop gevestigd op den terugkeer van
gevlucht Ohineesch kapitaal, en inderdaad kan dit
dezelfde functie vervullen als nieuwe buitenlandsche
beleggingen. Maar in welke mate deze terugvloeiing
plaats heeft, is niet nauwkeurig vast te stellen. En
het is nauwelijks gemakkelijker om den juisten om-

vang van de andere bovengenoemde, factoren, die te-zamen de betal:ingsbalans vormen, vast te stellen. De
economische adviseur der Britsci1e regeering, die de

Chineesche staatsfinanciën van nabij heeft kunnën
controleeren in de afgeloopen maanden, en wiens raad
ook ongetwijfeld aan de nieuwe monetaire politiek is
ten goede gekomen, betoonde zich bij zijn vertrek uit
China optimist: het evenwicht op de betalingsbalans
zou volgens Sir Frederick Leith-Ross nagenoeg be-
reilct zijn. Men kan deze stelling ook bewijzen uit het
ongerijrnde: was er nog geen evenwicht, dan zouden
cle Chineesche regeering of de circulatiebanken goud,
zilver of vreemde wissels moeten afgeven om het te-
kort te stoppen. liet is een buitenstaander niet moge-
lijk, te beoordeelen of dit al dan niet het geval is
geweest, maar cle adviseur der Britsche regeering
heeft dit waarschijnlijk wèl lcunnen vaststellen. Van-
daar (lan ook de waarde van zijn verklaring.
*
* *
Aangenomen, dat het tweede halfjaar van 1930
even gunstige resultaten voor China afwerpt als het

eerste, is ook dan de toekomst van den Chineeschen
Dollar verzekerd? Met andere woorden, lcan China
oolc in de toekomst gevrijwaard blijven van de mone-
taire onzekerheid, waarin het zoo lang heeft ver-

keerd? Ook
Op
deze vraag tracht Sir Frederick Leith-
Ross een antwoord te geven, en zijn conclusie is in
het kort, dat dit in cle eerste plaats van de Chineesche
regeering zelf zal afhangen. 1)e handhaving van den
standaard, die nu is gekozen, vereischt groote be-
kwaamiieid, clie de Chineesche financiers zonder twij-
fel bezitten: het jongste verleden is er borg voor. Maar
het gevaar Ican van verschillende kanten komen.
Vooreerst is daar de toestand der staatsfinanciën, die
nog altijd veel te wenschen laat. Ook de begrooting
1936-’37, welke voor kort is vastgesteld, laat een aan-zienlijlc tekort, dat door nieuwe leeningen zal moeten
worden gedekt. De regeering bereidt thans een stel-
sel van directe belastingen, tot dusverre in China ge
heel onbekend, voor, en een wet tot instelling van
een belasting op het inkomen i.s vastgesteld. In theorie
liggen hier nog groote fiscale mogelijkheden braak.
maar in de practijk stuit men op de grootst mogelijke
moeilijkheden. 14et is hier niet de plaats om uitvoe-
rig op deze plannen in te gaan, maar men kan mei;

zekerheid zeggen, dat deze nieuwe belasting in de
eerste jaren nog geen ommekeer in den financieelen
toestand kan brengen. Men beschikt nog niet over
deskundige ambtenaren terwijl ook anderszins alle er-
varing met directe belastingen ontbreekt, en men
heef t te maken met een land ter grootte van Europa,
en met een bevolking, ongeveer evén
talrijk
als die
van ons wereiddeel. De invloed der regeeririg is in de
meeste deelen van het land nog slechts
vrij
gering,

en een belangrijk deel der vermogende bevolking
woont in de vreemde concessies. Tenslotte is er, naar
ieders getuigenis, nog heel wat toe noodig om den
Chinees tot een welopgevoed belastingbetaler te malcen.
In het kort, de f:itiancieele toestand blijft wankel.
Ook wanneer men aanneemt, dat zich geen nieuwe
politieke verwikkelingen zullen voordoen in binnen-
en buitenland, zal er heel wat staatsmanskunst toe
noodig zijn om tot een evenwicht op de begrooting to
komen. Het gevaar, dat inflatie wordt gekozen aL
uitweg, is nog altijd niet denkbeeldig.
Dat het gevaar ook van andere
zijde
dan die der
financieele politiek der regeering kan komen, mogo
zijn gebleken uit wat h.ierboven omtrent de ontwik-
keling van in- en uitvoer en omtrent de samenstel-
ling van de betalingsbalans naar veren werd gebracht.
Maar al is de verder weggelegen toekomst onzeker
– waar is zij dat niet? – de hanteering van den
nieuwen standaard in de afgeloopen tien maanden
wekt vertrouwen ten aanzien van de naaste toekomst..
En de gezonde ontwikkeling van het economisch leven
van China in de maanden na de stabilisatie doet ten zeerste hopen, dat dit vertrouwen niet misplaatst is.

18 November 1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

845

AANTEEKENINGEN.

De situatie op de kopermarkt.

liet restrictie-schema voor koperproducenten

buiten de Vereenigde Staten trad
01)
1. Juni 1935 in

werking. De productie werd beperkt tot 70 pOt. van
cle standaard-to rmages, welke gebaseerd waren op een
productie, die voor cle meeste maatschappijen slechts
50 á 60 pOt. van haar capaciteit beteekeuden. Deze
capaciteit is door de grootere potentieele productie in den laatsten t,d nog verder boven cle standaard-
ton n age gestegen.
Vanaf de maand Juli van dit jaar is het restrictie-

percentage achtereenvolgens vijf maal verlaagd. Aan-
vankelijk drie keeren met vijf procent eu begin
November twee maal opeenvolgend met 10 pOt. De
productie bedraagt dus thans 105 pOt. van de stan-
ii ii ardton nage.

In het Wochenbericht van het ,,fnstitut für Kon-
juuktur-Forschung” van ii November 1.936 vonden
wij een u iteanzetti ng ove.r cle hausse, welke de
kopermarkt op het oogenblik doormaakt. Wij out-
leenen hieraan eenige bijzonderheden. Ondanks de
bovengenoemde verlagingen van het restricti e-per-
eentage zijn er nog geen teekenuu, welke op een tot
stilstand komen van de stijgende prijsbeweging
wijzen. Integendeel. het verbruik is steeds toege-
nomen en de voorraden zijn zoo afgenomen, dat een
vrees voor schaarschte niet eens ongegrond is te achten..
Door de verlagingen van het restrictie-percentage had
dc koperproductie reeds tot en met Augustus met een 15.000 ton kunnen stijgen. De statistiek toont
geen toeneming aan ; zoolanig hiertegenover een aan-
houdende levendige vraag staat, is een verdere prijs-
stijging niet onwaarschijnlijk.
De verwachtingen omtrent de ontwikkeling van
het verbruik in de naaste toekomst zijn groot. De
bewapeniingspolitiek in. vele landen zal veel koper
vereischen. Evenals echter de beteekenis van de he-
wapeningsinvesteeringen veelal wordt overschat,
wordt ook het koperverbruik voor militaire doelein-
den te hoog aangeslagen. Uit de verhruiksstatistieken
blijkt duidelijk, dat, afgezien van geval van oorlog,
het gebruik voor vredesdoeleindert (electro-techniek,
machines, euz.) grooter is dan voor bewapening.

De statistische positie op de kopermarkt. i)

Productie v.
ruwe koper
Verbruik
Voorraden
geraif. koper

1.932.9
1.891.1
406.1
980.4
716.0
1.167.3
1.257.6
448.5
1.388.2 1.452.6
440.3

1936
Jan…. …..
122.4 115.0
444.5
118.7
1.25.4
438.5

1929

…………..
1932

………….902.0

Maart
123.8
124.3
438.4

1934

…………..
1935

………….

Febr……..

April
123.2
129.1
428.4
129.6

..

124.9
.

422.9
Juni

. .

.
118.7
129.1
416.3
Mei

………

110.0
132.5
392.2
Juli ………
Aug.

……
.118.7
141.0 367.9 Sept.

……
.120.7
144.2 344.7
1)
Einde
valt
u,aanct, resp. jaar.

Ook voor vredesdoeleinden wordt echter op een
sterk toenemende vraag gerekend. Het voorbeeld van
Italië bewijst, dat een groot gebruik van lichte
metalen niet een toenemende vraag naar koper be-
hoeft uit te sluiten. Deze was namelijk in dat land
in 1935 64 pOt. hooger dan in 1929.
De ontwikkeling van de vraag naar koper in de Ver-
eenigde Staten blijkt de laatste jaren sterk bij die
van andere landen te zijn achtergebleven (1925:
688.200 metr. ton tegen 244.100 in 1932 en 397.100
in 1935). Dit wordt verklaard als een natuurlijke
reactie op de overexpansie van de jaren v66r 1929.
Intusschen zijn de omstandigheden geheel gewijzigd.
De. public utilities, welke gedurende langen tijd de

nieuwe in.vesteeringe zooveel mogelijk hebben be-
perict en ook de vervanging van oude installaties heb-
ben uitgesteld, zullen binnenkort weer belangrijke
hoeveelheden gaan verbruiken. De toenemende elec-
trificatie in den Landbouw zal, in Amerika zoowel
als in Europa, ook steeds meer koper blijken te ver-
eischen.
Zooals uit deze factoren blijkt, is een verdere
prijsstijging, gezien de verwachte vraag, alleszins
vaarschijfiljk. Het prijsniveau was bovendien, ver-
geleken met vroeger (1925-1930), geenszins te hoog
te noemen. Hierbij moet evenwel rekening gehouden
worden met het feit, dat de productie en kostenver-
houdingen zooveel zijn veranderd, dat een vergelij-
king van de prijzen met die van voor 1930 veel aan
waarde verliest. Tot 1930 toch waren de Vereenigde.
Staten verreweg de grootste koperproducent ter we-
reld. In de crisisjaren is dit geheel veranderd. An-
dere producenten zooais Chili, Belgische Congo,

Rhodesia en Canada
zijn
op den voorgrond gekomen

en in deze landen
zijn
de productiekosteni veel lager
dan in de Vereenigde Staten (Vereenigde Staten £ 36
tot 45 per long ton; nieuwe producenten daarentegen
£ 22 tot 25 per long ton). De producenten met de
laagste kosten blijken dus op het oogenblik de markt
te beheerschen. Hoe hooger de prijs stijgt, des te groo-
ter worden hun winsten, maar des te grooter wordt
ook de kans, dat andere producenten iveer rendabel
gaan werken. Zoolang de niet-Amerikaansche maat-
schap pijen nog over reservecapaciteit beschikken, heb-
hen zij bij dit laatste niet het minste belang. In lei-
dende Ai.rikaansche kringen heerscht dan ook de
meening, dat de bestaande productiebeperkingen ge-
heel opgeheven zullen moeten worden om een ver-
dere stijging van den koperprijs te voorkomen..

ONTVANGEN BOEKEN.

Maatschappelijke v erhoudin gen. De achtergrond van
sociale politiek en maatschappelijk werk,
door

Mr. Marius G. Levenhach, lector aan de Univer-
siteit van Amsterdam. (Haarlem 1936; El. D.
Tjeenk Willink & Zoon N.V. Prijs gebonden

f
6.15).

Dit boek heeft
zijn
ontstaan te danken aan de schrif-
telijke cursus voor het examen ter verkrij’ging van het
,,Diploma der Vereen’iging van Raden van Arbeid”. Het
door den schrijver bewerkte deel van dezen cursus bleek
een nieuwe oplage .noodig te hebben, terwijl herhaaldelijk
ook van buiten de kringen der bij deze opleiding betrok
kenen belangstelling hiervoor bleek te bestaan. Dit maakte
het noodzakelijk allerlei wijzigingen aan te brengen.
Noch-
tans blijft het oorspronkelijke karakter van een deel van
een schriftelijken oplei’dingscursus zijn stempel op dit boek
drukken. Daarom is ,,alle wetenschappelijke apparaat”
weggelaten, maar zijn wel de repetitievragen opgenomen.
Ook ‘verklaart dit de afgrenzi.ng van de stof.

Moderne tarieven
(techniek en politiek) door Mr. J.
van der Poel. (Haarlem 1936; De Erven F. Bohn N.V. Prijs
f
1.90).

Schrijver heeft in ,,De Economist” van
1935
en
1936
aoh’te reen’vo].gen’s een aantal onderwerpen behandeld, welke
tezamen de ‘theorie der douaneta,rieven uitmaken en in zoo
compact inogelijken vorm een o.verzioh.t geven van mid-
delen en methoden der tariefpol’itiek. De inhoud van deze artikelen, eenigsz.ins gewijzigd en aangevuld, en voorzien
van inhoud en registers is in deze uitgave .bijeengehrac1ht.

Statistical year-book of the World Power Conference,
samengesteld door Frederick Brown, rector in
de economische wetenschappen aan de Londensche
Universiteit. (Londen 1936; The Central Office
of the World Power Conference. Prijs £

Dit jaarboek ‘is het eerste nummer van een nieuwe jaar-
ljkshe statistiek over ‘de in de wereld aanwezige kracht-
‘bronnen en hun exploitatie.
De statistiek bevat een op de laatste gegevens steunen-
den in’ven’tar.is
van de
in de wereld aanwezige krachtbron-
nen en mededeelingen over productie, voorraad, in- en
uitvoer en ‘verbruik ‘van: steenkolen, bruinkool, turf, hout,
aardolie, ‘benzol, alcoholen, natuurlijk gas, waterkradht

846

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18
November
1936

en eleetriciteit. Gegevens over fabrieksgas worden nog niet
vermeld, doch zullen in de uitgaaf van volgende jaren
eveeneens worden genoemd. De statistiek is ten aanaien
vasi de ki’achtbroiiiien cii hun exploitatie bijna volledig te
noemen.
Bovendien zijn de getallen door de strikt aangehouden,
vau te voren vastgelegde en nauwkeurig omschreven een-
heden, goed vergelijkbaar.
Verschillende gegevens, die in deze statistiek zijn ver-
meld, werden tot op heden nog niet gepubliceerd.

Tariefwet
1934
Wet van
28
Jun:i
1935
(Stbl.

No.
381), V. 4900.
Koninklijke besluiten, in-
structies, enz. op de Tariefwet
1934
betrekking

hebbende bewerkt door
F. W.
A. M. Paijmans,

inspecteur der directe belastingen, invoerrechten
en accijnzen te ‘s-Gravenhage. (Gori.nchem
1936;
J. Noorduyn en Zoon N.V. Serie
I. &
A. No. 5
De Belastingwetgeving. Prij
.
..loshiadig in band

f 7.90;
bij inteekening op 1 serie
f 6.15; op

2 series
f 6.45).
De bedoeling van deze bewerking van do Tariefwet 1934
is, huti, die deze wet willen bestudeereti, een boekwerk te
verschaffen, waarin niet, door ‘tallooze resoluties, uitspra-ken, enz., welke voor de studie gemist kunnen w’orden, de
aandacht van de hoofdzaak wordt afgeleid. Voor het ver-
krijgen van inzicht in en begrip van het tarief van invoer-
rechten zijn trouwens de dubieuze gevallen niet thet belang-
rjkst. De bewerking heeft dan ook geenszins de strekking
om een uitvoerig bijgowerkte wet te leveren, veel eerder is
er naar gestreefd zoo •beknopt mogelijk te zijn.

Le droit chinois
door Jeau Escarra, Professeur
a
la

faculté de droit de 1’U.niversité de Paris, chargé
de cours i l’Iustitut des Hautes Etudes chinoi-
ses, conseiller du Gouvernement chinois. (Peking/
Parijs
1936;
Editions Henri Vetch/Librairie du Recueil Sirey. Prijs Ohin. $
18,-,
Frs.
95,-).
Gedurende 15 jaren heeft de schrijver van dit boek aan
de Chinesche Regeering zijn medewerking verleend bij
de reorganisatie van het reght. Door zijn onderzoekingen
en werken, zoo•vel in Frankrijk als tijdens versohillende
langere reizen in China heeft hij niet a.11een de vele pro-
blemen van de wetgeving, codificabie, jurisprudentie,
rechtswezen, onderwijs in het reeht, welke zich in China
voordeden, grondig bestudeerd, maar eveneens de juridi-
sche vraougetukken, die ontstonden door de Ohineesehe
betrekkingen snet het buitenland, de cxtra-teri-itorialiteii,
de concessies, de verschillende privileges, welke door ver-
dragen aan zekere vreemdelingen waren verleend. Door
deze verschillende werkzaamheden heeft hij een algemeene kennis van China en de Ohineesohe beschaving verworven.

Air American experiment
door E. M. Hugh-Jones
en E. A. Rad:ice. Oxford University Press.

(Loudon
1936;
ilumphrey Milford. Prijs ge-

bonden 6 s]i).
In dit boek trachten schrijvers den belaugrijksten maat-
regel, welke werd genomen om te trachten de Vcreenigdc
Staten over de groote depressie heen te helpen, te beschrij-
ven. Zij hebben hiertoe nauw samengewerkt; de hoofd-
stukken 1. The United States, IV. The orgaioizatiou of
industry, V. Agriculture and relief en ‘[li. Conciusioti
zijn van den Heer Hïigh-Jones en de hooidstukken II. The
economie background, 111. Financial policy, Vi. Public
expenditure, taxation, and social services en VII. Ecoi:tomb’
progress under the New Deal van den Heer Radice Beide
schrijvers waren in de gelegenheid eenigen tijd in Amerika

door te brengen, waardoor zij, door persoonlijk contact
met vertegenwoordigers uit regeerings- en haudelskringnt,
vele belangrijke informaties konden verkrijgen.

Annual Handbook of Sugar Satistics
1936 samen-
gesteld door Dunlop & Kolff. (Soerabaja
1936).
Met dit statistisch suiker-jaarboekje, waarin cijfers en
gegevens zijn verwerkt betreffende de voorraden, produc-
tie, consumptie, in- en uitvoer van cle -suiker voortbren-
gende en verbru-ikende landen, hebben de uitgevers ernaar
gestreefd een globale samenvatting te geven van het uit-
gebreide, doch meestal weinig overzichtelijke cijfermate-
riaal, dat op dit gebied in persberioliten en vakbladen is
te vinden.

MAANDCIJFERS.
HYPOTHEEKRENTE IN NEDERLAND.

t,,Arnhem

Den Haag
ole

,

dom

MddeI-
Rotter-
Zwolle

4.67
4.98
4.93
5.01
4.98
1.70
4.89
1934 ……..
4.49 4.65 4.69
4.95 4.89
4.52
4.65
1935 ……..
4.54 4.54 4.58 4.80
44
4.40 4.44

1933 ………

Jan. 1934
44
1)
5
5
5
4.50
44
Febr.

……
44
5
4.69
5
5
4.08
5
Mrt ………
44 5
4.64
5
5
4.55
5
44
44
4.70
5
5
4.50
44_52)

44
44
5.-
5
5
4.50
44-5
Juni

……
44 4.50

5
4.50

April

……..

4.50 44 4.78
5
5
4.50e)
44-5

Mei

……….

Aug.

……
4.42

.. ..

44
4.50
5
5
4.56
44_4

4
..553)

4.33 44
4.75

5-44
4.50
44

Juli ………

Sept……..
Oct……….
.4•375

44
4.50 4.92 44
4.50

Nov……….

.

4.25
44
4.59
4.87
44
4.50
4-4
Dec ………
4.25
44
4.58
4.75
44
4.47
4-4 Jan. 1935
4.42 44 4.50
5
44
4.36
4-4
4.42
44
4.65 4.76 44 4.23

4.50
44
4.67 4.78 44
4.30
4_4
4.50
44
4.50 4.75 44 4.50
44

Febr……..

437
5

44
4.25
5
44
4.25
44_4

Maart …….
April

…….

4.57e
44


44 4.37 44 4.44
44 4.50
4.75
44

44

Mei

………

Juli ………
Aug.

……
4.50
44,
4.22
4.50 44
44

Juni

……..

.
.4.75
44

4.75
4.90
44
4.00
44
Oct ………
4.75
44
4.75

44
4.60
44
Nov.

……
4.67
44_4
4.71
4.75
44
4.25 44
Dec ………

6)
44_4,
4.86

44
4.50
44
Jan. 1936
4.42
44
4.50

44

44-4
Febr.

……
4.50

4.75
4.75
44

44-4

Sept……..

Mrt ………
..4.87
44
4.75
4.87
0

44
4.60
44
April

……
4.625

. .

44
4.70

44

44_5
Mei

……..

.

44
4.75

44

44_5
Juni

……
4.75
54
8)

475

44

44_4
Juli ……..
4.83

.

44
4.63

44
4.50
44
Aug.

……
4.50
44_4
4.75

44

44-5
Sept.

……
4.50
..
44,
4.68
5
44
4.50
347_44

Oct……….
.4.50
44_4.
4.75

44
4.27
44
Op erfpacht 44
°Io-
Bij extra veel

oversvaarde, b.v. 50
0
/, bedroeg de rente
44
0/.
Op erfpacht
44
0/.
Voor hypotheken tot een gezamenlijk bedrag van

f
34.500.- en 4.25
0
10
voor een hypotheek van f10.000.-.
6)
G-een 1e hyp. gepasseerd, door stagnatie in hyp. crediet.
Bijzonder geval geen maatstaf.
Door bijzondere omstandigheden.
Nadruk verboden

AANVOER VAN GRANEN.
(In tous van 1000 kg.)

Rotterdam
Amsterdam
Totaal

Artikelen
8114
Nov.
Sedert
Overeenk.
8114 Nov.
Sedert
Overeenk.
1936
193
1936
1Jan.
1936
tijdvak
1935 1936
1Jan.
1936
tijdvak
is

14.874
847.542
876.439

9.061
16.801
856.603 893.240
5.862 233.041
20L706

1.976
701
235.617
202.407
Tarwe

………………
Rogge

………………
68
20.654 21.300

350

21.004 21.300
Boekweit ……………….
Mais ……… ……….
27.4 09
694.148
718.791 1.650
131.816
108.580
825.964
827.371 5.997
291.216 303.056
3.064
22.989
27.229
314.205
330.285
7.235
94.045
138.616

1.675
1.660
95.720 140.276
6.150
247.435
160.240
1.485
151.434
302.458 398.869 462.698

Gerst

……………..
Haver

……………..

1.495
44.194
43.238

375

44.569 43.238
Lijnzaad

……………
Lijukoek

……………
127

32.252
17.792
182
8.008
6.588
40.160
24.380
Tarwemeel

………….
Andere meelsoorten
514
31.788
28.845
15
1.136 3.251

.
32.924
32.096

18 November
1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

847

STATISTIEKEN.

BANKDISCONTO’S.

Disc.Wissels.
2120
Oct.’36
Ned
Lissabon
….
44
5Mei’36
Bel.Binn.Eff.
1Vrsch.inR.C,. Bk
3

20 Oct.’36
Londen
……
230
Juni’32
3

20Oct.’36
Madrid ……5

9Juli
’35
Athene ……….
7

14 Oct.’33
N.-York F.R.B. 11
1 Feb.’34
l3atavia
……….
4

1 Juli’35
Oslo

……..
3422Mei’33
Belgrado

……..
5
1 Febr. ’35
Parijs

……2
15
Oct.’36
Berlijn

……….
4 22Sept.’32
Praag

……3

1 Jan.’36
Boekarest ……..

44
15Dec.’34
Pretoria

. .. .
3415Mei ’33
Brussel ……….
2
16Mei’35
Rome ……..
44
18Mei’36 Boedapest

……
4
28Aug.’35
Stockholm

..
24
1Dec.’33
Calcutta

……..
3 28Nov.’35
Tokio….

3.285 7
Apr.’36
Dantzig……….
5

21 Oct.’35
Weenen ……
34lOJuli’35
Tlelsingfors ……
4

3
Dec.’34
Warschau…. 5
260ct.’33
Kopenhagen

….
3422Ang.’35
Zwits.Nat.Bk.2
88ept.’36

OPEN MAICKT.

1936 1935
1934
1914

14
9114
217
26
1
31
11/16
12/17
20
1
24
Nov.
Oct.
Nov.
Oct.
Nov. Nov.
Juli

Amsterdam
Partic. disc.
1
3
14-1
7
18-1
7
1’8
1
1
14.
1
12
27(
8
31(
4

1
12
3
1
1-
3
!16
Prolong.
111
111
3

11
2
.2
2-
1
j4
2
3
4.3
14
1
2
1
1
4
314
Londen
Daggeild…
‘(,l
1
12.1
1
12..1
‘(-I
‘(,-1
1
14-1
1314-2
Partic. disc.
9
11
/l6
116
11618
116
18116
4114_314
Berlijn
Daggeld…
2112.314
211
2
_71
8

23-3
1
1
2
5
18-3
3
18
3.
1
14
3I4-4’8

Maandgeld
2
5
(9-7(9
2’19-
719
2
5
/8-
7
/8
2
5
(-
7
18
3-
1
14
3318

4

Part, disc.
3 3
3
2
7
1-3
3
31
2114112
Warenw.
..
4.11
3

411
3

4…11
4
1
I2
4_112
4..11
4


We,,, York
Daggeld
1)
1 1
1
1
314
1
131
4
211
2

Partic.dlsc,
214

1

11
4

11
4

114
5
116
1
116

1)
Koers van 13 Nov. en daaraan voorafgaan e weken t/m. Vr dag.

WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.

D
a a
New
Londen
1

Berlijn
1

Parijs
Brussel Batavla
York(
)
*)
)
S)
1)

10 Nov. 1936
1.86
9.06,4
74.85
8.62%
31.45 100%
11

,,

1936
1.85%
9.06%
74.75
8.62%
31.46
1003.
12

,,

1936
1.85131
16

9.06%
74.75
8.62%
3 1.4 24
1009.
13

1936
1.85%
9.05%
74.70
8.61
31.40
100
14

1936
1.85%
9.05%
74.65
8.61
31.35
10034
e

16

1936
1.85
9.05%
74.55
8.61
31.29
1003,
Laagste d.wl)
1.84%
9.04%
74.474
8.60 31.25
100%
Hoogste d.w’)
1.86% 9.10 75.25 8.65
31.574
100%
Muntpariteit
1.469
12.1071
59.263
9.747
24.906
100

ata
Zwli
_
d

serlan
Weenen
Praag
Boeka-
Milaan
Madrid
5)
t)
rest’)
5*)
5*)

10 Nov. 1936
42.72%

6.60



11

1936
42.73

6.60


12

1936
42.72%

6.60

– –
13

1936
42.68

6.60

– –
14

1936
42.65

6.60



16

,,

1936
42.57%

6.60



Laagste
(1.wl) 42.50
34.90
650
1.55


Hoogste d.wl)j
42.90
35.-
6.70
1.60
10.-

Muntpariteit
1

48.003
35.007
7.371 1.488
13.094
48.52

D ata
Stock-
Kopen-
1

*
°
Hel

Buenos-
Mon- holm
)
hagen*)
fj
Aires’)
t
r
eal’)

10
Nov.
1936
46.75
40.50 45.55
4.-
51%
1.86k
11

1936
46.75
40.50
45.55
4.01 51%
1.86
12

1936
46.75
40.50 45.57k
4.-
51%
1.86%
13

1936
46.65
40.424 45.50
4.-
51%
1.8574
14

1936
46.70
40.45
45.50
4.-
51%
1.85%
16

1936
46.60 40.40
45.474
4.01
51%
1.85%
Laagste d.wl)j
46.55 40.30
45.374
3.974
51%
1.84%
Hoogste d.w’)
46.874
40.60
45.674
4.024
52%
1.86
Muntpariteit
166.671
.

66.671 66.671
6.266
95%
2.1878
5)
Noteering te Amsterdam.
*5)
Not, te Rotterdam.
1)
Part. opgave.
In ‘t Iste of 2de No. van ieder maand komt een overzicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.

KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).

Dat
a
Londen
(8
per
£)
Parijs
($
p. IOOfr.)
Berlijn
($
p. 100 Mk.)
Amsterdam
(3
p. 100 gld.)

10 Nov.

1936
4,88
9
1
33

4,64
1
4
1

40,23 53,87
11

1936




12

1936 4,87
3

4,64%
40,23 53,90
13

1936
4,88
9
/
33

4,64%
40,23
53,93
14

1936
4
,89
5
1
32

4,65%
40,26
54,03
16

1936
4.89
1
1
32

4,65
40,26
54,03

18 Nov.

1935
4,911%
6.58%
40.24%
67.92
Muntpariteit..
4,86
3,90%
23.81%
40%

KOERSEN TE LONDEN.

Plaatsen en
Landen
Noteerings-
eenheden
31
Oct.
1936
7
Nov.
1936
9114
Nov.
’36
LaagsteHoogste
14
Nov.
1936

Alexaudrië..
Piast.
p.,

97%
9734
97%
97%
97%
Athene

….
Dr. p.
550
550 535
560
545
Bangkok.

Sh.p.tical 11103,.

1110,’
1110
‘/’
°
T

S
‘/’°’
TIF
Budapest’)..
Pen. p. £
27
27
26
28 27
BuenosAires’
p.pesop.
17.55
17.55 17.50 17.60 17.55
Calcutta
. . . .
Sh. p. rup.
1/6%
1/6%
116
3
1
33

1
1
1
6
5
1
32

1/6%
Constantin..
Piast.p.,c
613
613
612
612
612
Eongkong
..
Sh. p.
$
112
29
1
32

112
1
%
1,2%
1/3%
1/3
Sh. p. yen
1/2
1
1,
112
1
1
33

12
1/2%
1/2
1
/
32

Lissabon….
Escu.p.,c
110%
1I0%
110
110%
110%6
/s/Iexico

. …
$
per £
18.00
18
17.50
18.50
18
klontevideo
8)
d.perC
25%
26
25%
26%
26%
M:ontreal

..
$
per £
4.88%
4.87% 4.86%
4.88%
4.87%

Kobe

…….

Riod.Janeiro
d. per Mil.
2% 2%
2
57
/
s
,
21%,
2
29
S
32

Shanghai

..
Sh. p.
$
1/2%
112
17
1
3

1/2
7
/
33

l2%
1/2
17
/
32

Singapore
. .
id. p.
$
2
1
4
5
1
s
2

2/4%
2/4%
2/4
5
/
Valparaiso
5).
$
per £
131%
2
1
4
5
1
2
~

131%
131%
131%
131%
Warschau
. .
ZI. p. £
1

26
26
25% 26%
1

26
1)
Offic. not.
7
Oct.
I6
1
12;
II Nov.
1631,,.
2)
0111e. not. 15 laten, gem. not.,
welke imp. hebben

te

betalen
1
2 Sept.

17.00.
3)
Offic. not. 6
Oct. 3971
9
.
4)
Id. Ii Mrt.
1935
411
4
. 5)
90 dg. Vanaf
28Aug.
laatste .export”
noteering.

ZILVERPRIJS

GOUDPRIJS
5)
Londen’)
N.York2)
Londen
10 Nov. 1936..
221%,
47%

10 Nov. 1936….
142174
11

,,

1936..

22K9

11

,,

1936….
142154
12

,,

1936,. 20%
45%

12

,,

1936….
142,6
13

,,

1936..

21
45%

13

,,

1936….
142174 14

,,

1936..

21’%

14

,,

1936….
142144
16

,,

1936..

21%
45%

16

,,

1936….
142134
18 Nov. 1935.
.
29%
9

65%

18 Nov. 1935….
14115
27 Juli

1914.. 24%
59

27 Juli

1914….
84110%
1)
in pence p.oz. stand.
2)
Foreign silver In $c. p. oz. line.
3)
in sh.
p.oz. line
STAND VAN
‘s
RIJKS KAS.
Vorderingen.

1
7Nov.1936
I 15Nov.1936
Saldo valt ‘s Rijks Schatkist bij De Ne-
1
24.356.523,52
f
49.126.165,78
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
113.286,19
,,

229.360,82
Voorschotten op ultimo October
1936
a(d. gemeent. verstr. op a. haar uit te

derlandsche Bank ……………….

keeren hoofds. der pers, bel., aand. in
de hoofds. der grondbel. en der gen.
fondsbel., alsmede opc.op die belas-
tingen en op de vermogensbelasting
,

3.984.292,10

Voorschotten aan Ned.-lndi6 ………..
98.669.191.26
,,

88.242.231,48
Idem aan

Suriname ………………
..12.768.516,13
.
,,

12.768.790.24
Kasvord.weg. credietverst. a/h. buitenl
,,

15.308.229,20
,,
115.994.147,64
Daggeldieeningen tegen onderpand
– –
Saldo der postrek.v.Rijkscomptabelen

40.407.992,64
37.804.632,61
Vord. ophef Alg. Burg. Pensioenf.l)…

9.700.171,70
Vord. op andere Staatsbedrijven’)….
,,

5.727.505,08
8.845.643,20
Verstr. ten laste der Rijksbegr. kasgeld-
leeningen aan gemeenten (saldo)…
,
28.120.000,-
28.120.000,-
Verplicht1ngen

Voorschot door De Ned. Bank ingev.
art.

16 van haar octrooi verstrekt
– –
Schatkistbiljetten in Omloop ………

f458.984.000,-
f458.871.000,-
Schatkistpromessen in omloop ……
65
.310.000,-

65.300.000.-
Zilverbons in omloop
…………….
1.160.078,-
,,

1.158.8
1
9,-
Schuld op ultimo October

1936 a/d.
gem. weg. a. h. uitte keeren hoofds.d.
pers. bel.,aand.i.d.hoofds.d.grondb. e. d. gem. fondsb. also,. opc. op die

.

bel, en op de vermogensbelasting

,,

4.325.088,12

Schuld aan het Alg. Burg. Pensioenf.’)
,

1.040.757,34

9.574.929,69

….

,,

1.034.514,70

Schuld aan Curaçao’)
……………
..

Id. a. h. Staatsbedr. der P.T. en T.’)
89.422.259,13
,,
102.475.554,86
,,

1.500.000,

,,

1.500.000,-
Id. aan andere Staatsbedrijven
1) ……
Id. aan diverse instellingen
1)

…….
,,105.149.143,82
,,
105.1
1
7.200,44
‘) In rekg.-crt. met ‘s Rijks Schatkist.
NEDERLANDSCH.INDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.
I

7 Nov. 1936

1

14Nov.
1936

Saldo Javasche

Bank……………..
/

1.452.000,-

Saldo b. d. Postchèque- en Girodienst
460.000,

f
384.000,-
Verplichtingen: Voorschot’s Rijks kas e.a. Rijksinstell.
,,

98.669.000,-
,
88.242.000,-
Schatkisipromessen in omloop
4.250.000,

4.250.000,- 2.000.000,- 2.000.000,-
Schuld aan het Ned.-lnd. Muntfonds.
1.489.000,-

1.489.000,-
Schatkistbiljetten in Omloop ………..

Idem aan de Ned.-Ind. Postspaarbank.
739.000,

875.000,-
Belegde kasmiddelen Zelfbesturen…
710.000,-
710.000,-
Voorschot van de Javasche Bank

1.339.000,-
1)
Betaalmiddelen in ‘s Lands Kas op 17 Oct.
1936
/
47.859.000,

.
CURAÇAOSCHE BANK.
Voornaamste posten in duIzenden guldens.

Circu-
Voor-
schotten Dis-
IDiverse
Diverse
Data
Metaal

latie
aan de
conto’s 1 reke-
ni
n
ge
n
i
reke-

1
kolonie
ningeni
________________
1 October

1936
4.556
4.687
111
46
1.0441
125
1 September1936
4.559
4.801
244
46
1.056
111
1 Augustus 1936
4.562 4.865
193
47
1.154
105
1 Juli

1936
4.571
4.482
78
47
894
130

1 October

1935
4.624
4.272
183
48
540
133
1)
Sluitp. der activa.
2)
Sluitp. der passiva.

848

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 November 1936

STATISTISCH OVERZICH
GRANEN
EN ZADEN
TUINBOUWARTIKELEN
VLEESCH

TA WE
ani
0
a
R000E
MAIS
GERST
g LIJNZAAD
WITTE
KOOL
UIEN
BLOEM-
KOOL
UN
– –

OCO
74 kg Bahia
Blanca loco
La Plata
loco
a

a a
L. Plata
loco
Ie kwal.
1-5 pond
gewoon
per 100kg
le soort
(versch) (versch)
ottrd1m/
R’damjA’dani R’damjA’dam
lOCO

ter-
R’dam/A’dani
per 100 kg
Broek op
P. 100 st.
per lOO kg
per 100 kg
per
loo
per 100 kg.
per 2000 kg.
per 2000 kg
per 1960 kg.

roe

Langendijk
Groote-
Rotterdam
Rotterdam
2)
3)
4)
Lan’endk

l

1
5)

f
10
f
010
f
°fo
f
°Io
/
OIo
f
%
/
Uj
/
jo.
/
°Io

1925
17.20
100,0 13,07
0

100,0
231,50
100,0
236,00
100,0
462,50
100,0


-:
– –
1926
15,90
92,4
11,75
89,9
174,25
75,3
196,75
83,4
360,50
77,9





1927
14,75
85,8
12,47
95,4
176,00
76,0
237,00
100,4
362,50
78,4

.

1928 13,47
5

78,3
13,15 100,6
226,00
97,7
228,50 96,8
363,00 78,5
4,55
100,0

162,4
13,25
100,0 14.80 100,0
93,-
100,0
77,50
100,
1929
12,25
71,2
10,87
5

83,2 204,00
88,1
179,75
76,2
419,25
90,6
7,38
11,78

88,9
17,23
116,4
96,40
103,7
93,12
5

120,
1930
9,67
5

56,3
6,22
5

47,6
136,75
59,1
111,75
47,4
356,00 77,0 2,05
45,1
2,14
16,2 14,22

96,1

108,-
116,1
72,90 94,
1931
5,55 32,3 4,55 34,8
84,50 36,5
107,25
45,4
187,00
40,4
3,06 67,3
1,94
14,6
7,54
50,9
88,-
94,6
48,-
61,
1932
5,225
30,4
4,62
5

35,4
77,25 33,4
100,75
42,7
137,00
29,6
1,49
32,8
8,07
60,9
9,92
67,0
61,-
65,6
37,50
48,
1933
5,02
5

29,2 3,55 27,2
68,50
29,6
70,00
29,7
148,00
32,0
0,82
18,0
2,30
17,4
6,69
45,2
52,-.
55,9
49,50
63,
1934
3,676
21,4 3,32
5

25,4
70,75 30,6
75,75
32,1
142,50
30,8
3,23 71,0
1,89
14,3
8,26
55,8
61,50
66,1
46,65 60,
1935
4,125
24,0
3,07
5

23,5
61,00
26,3
68,00 28,8
131,75
28,5
2,21
48,6
2,58
19,5
8,85
59,8
4.8,12b
51,7
51,62
5

66,

Jan.

1935
3,30
19,2
3,52
5

27,0
74,25
32,1
89,25
37,8
137,25
29,7
1,13
24,8
2,59
19,5
53,625
57,7
45,62 58,
Febr.

,,
3,20
18,6
3,376
25,8
68,00
29,4
71,25
30,2
124,25
26.9
0,91
20,0

—-

2,14
16,2
51,90
55,8 47,55 61,
Maart

,,
3,20
18,6
3,07
5

23,5
67,75 29,3 64,00
27,1
l0,50
26,1
0,88
19,3
2,92 22,0

————————–

51,40
55,3 51,20 66,
April
4,07
5

23,7
2,95
22,6
70,75 30,6
66,75
28,0
125,00
27,0
.
51,925
55,8
50,25
154,
Mei
4,05 23,5
2,90
22,2
60,00
25,9
67,25
28,5
125,50
27,1
50,80
54,6 48,50
62,
Juni
4,02 23,4 2,90 22,2
57,50
24,8
75,00
31,8
124,25
26,9
48,-
51,6
46,12 59,
Juli
3,921
22,8
2,55
19,5
54,50
23,5 66,75
28,3
124,50
26,9
48,-
51.6
47,376
61,
Aug.
Sept.
4,25
24,7
2,625
20,1
55,25
23,9
64,50
27,3
132,25
28,6
44,80 43,375
48,2 52,55 56,62
5

67,
73,
Oct.
4,75 4,95
27,6
28,8
3,-.

3,35
22,9 25,6
55,75 57,75
24,1
24,9
64,50
64,75
27,3
27,4
139,50
142,75
30,2
30,9
6,60
10,94
44,6 73,9
46,07
5

46,6 49,5 64,62
5

83,
Nov.
4,65
27,0
3,20
24,5
55,00
23,8
59,75
25,3
137,75
29,8 3,83
84,2
2,65
20,0
9,02
60,9
42,75
46,0 56,85
73,
Dec.
5,15
29,9
3,40
26,0
56,75 24,5
60,75
25,7
146,50
31,7 4,32
94,9
2,59
19,5
44,75
48,1
52,25 67,

Jan.

1936
5,45
31,7
3,525
27,0
56,00
24,2
63,50
27,0
153,50
33,1
4,47
98,2
2,26










—-

17,1
44,-
47,3
50,87
5

65,
Febr.
5,225 30,4 3,40
26,0
55,25 23,9 64,50 27,3
152,50
33,0 4,50
98,9
2,59



















—-

19,5
43,775
47,1
48,25
62,
Maart
5,22
30,4 3,50
26,8
59,50
25,7
69,75
29,6
150,00
32,4
6,60
145,1
3,05
23,0
45,75
49,2 46,57
5

60,
April
5,17
5

30,1
3,45
26,4
64,00
27,6
70,00
29,7
147,25
31,8



—-

—-

48,50
52,1
45,375

Mei
5,125
29,8
3,175
26,6
63,75
27,5
72,25 30,6
147,75
31,9
51,60
55,5
44,30
57,
Juni
5,05 29,4
3,45
26,4
66,00
28,5
71,50 30,3
154,00
33,3
54,1

58,2 46,25

Juli
5,625
32,7
3,65
27,9
71,75
31,0
74,75
31,7
162,50
35,1
57,35
61,7
47,75
61,
Aug.
6,35
36,9 4,025
30,8
84,00
36,3
88,00
37,3
170,00
36,8
60,40
04,9

50,20
64,
Sept.

,,
6,50
37,8 4,40
33,7
85,00
36,7
88,00
37,3
166,75
36,1

– –

—-









—-





—-


5,81
39,3
61,05 65,6
51.S75

Oct.


2 Nov.
8,80
8,50
51,2 49,4 6,025
5,50
46,1 42,1
97,50 89,50
42,1
38,7
120,50 119,50
51,1
50,6
199,75 192,00
43,2 41,5

0,96

21,1

1,73

——————–

—-





—-


13,1
9,84
6,34 66,5 42,8
58,85
55,30
6
)
63,3
59,5
52,30
49,_
61

63,
9

,.

,,
8,55
49,7 5,60
42,8
90,50
39,1
120,50
51,1
190,00
41,1
54,70
1
)
58,8
50,50
2
)
65,
16

,,

,,
8,50
49,4
5,75
44,0
88,50 38,2
122,50
51,9
198,00
42,8

1)
Men zie voor de toelichting op dezen staat de nos. van 8, IS Aug. 1928, 25 Febr. 1931 en IS Febr. 1933.
2)
Tot Jan. 1931 Hard Winter No. 2 van Jan. 1931 t
tot 16Dec. 1929 American No. 2, van 16 Dec. 1929 tot 26 Mei 1930 74l5 kg Hongaarsche; vanaf 26 Mei 1930 tot 23 Mei 1932 74kg Zuid-Russische; van 23Mei19 Van 23 Mei-19 Sept. 1932 No. 3. Van 19 Sept. ’32 tot 24 Juli ’33 62163 kg Z.-Russ. Van 24 Juli ’33-7 Oct. ’35 64165 kg La Plata. Van 7 Oct. ’35-18 Mei ’36 62163
Vervolg STATISTISCH OVERZICH

MiNERALEN TEXTIELGOEDEREN DIVERSEN

STEENKOLEN
WestfaalscheJ
PETROLEUM
BENZINE
KATOEN
______________ ___________
WOL
WOL
gekamde
KOE-
KALK-
Hollandsche
Mid. Contin.
Crude
Gulf exp.
gekamde
Australische,
Australische,
HUIDEN
SALPETEF
– ________
1
bunkerkolen,
33 t(m. 33.9e
64166
0

Middling
F.0. F.
G. F. No.
1
Merino, 64’s Av.
CrossbredColo-
Gaaf, open
Old. per
ongezeefd f.o.b.
B

s.
g.
cts. per
locoprijzen
1

Sakella-
Oomra
loco
Bradford nial Carded,
kop
100kg
R’damiA’dam
per barrel
U.S.
gallon
New York
1

rides
Liverpool
per
18.
50’s Av.
loco
57-61 pnd.
netto
per
1000
kg.
per Ib.
Liverpool
Bradford per Ib.

/
..
Olo
7i
ces. •
9
1
0

cts.
0
“”‘
cts.

01
cts.
•’
1
10
cts.

gio
cts.

010
T
vlo
1925
,

10,80
100,0
4,165
100,0
36,85
100,0
57,7
100,0
147,5
100,0
47,1
100,0
277,2
100,0
148,7
100,0
34,70
100,0
12,-
100,(
1926 17,90
165,7
4,68
5

112,5
33,85
91,9
43,5
75,5
81,8
55,5 31,8 67,4
238,1
85,9
124,7
83,9
28,46
82,0
11,61
96,1
1927
11,25 104,2
3,225
77,4
36,85
100,0
43,4
75,3
84,6
57,3
36,6
77.8
244,4
88,2
133,6
89,8
40,43
116,5
11,48
95,’
1928
10,10
93,5
2,975
71,4
24,75
67,2
49,6
86,0
96,8 65,6 37,9 80,4
259,6
93,6
153,7 103,4
47,58
137,1
11,48
95,’
1929
11,40
105,6
3,05 73,2
24,80
67,3
47,5 82,4
859
58,2 33,2
70,5
1966
70,9
127,3
85,6
32,25
92,9

10,60
88,: 1930
11,35
105,1
2,78
66,7
21,75
59,0
33,6
58,3
60,5 41,0
19,8
41,9
134,8
48,6 81,9
55,1
25,36
73,1
9,84
82,1
1931
10,05
93,1 1,44
34,5
12,50
33,9 21,3
37,0
36,9
25,0
15,5
33,0
108,4
39,1
60,5
40,7
18,65
53,7
8,61
71,1
1932
8,00
74,1
2,01
48,2
11,16
30,3
16,0
27,7
26,3
17,8 15,7
33,3
80,6
29,1
42,8 28,8
11,15
32,1
6,15
51, 1933
7,00
64,8
1,110
26,8
‘8,95
24,3
16,7
29,0
25,9
17,5 14,0
29,7
97,0
35,0 47,9
32,2,
13,26
38,2
6,18
51,1
1934
6,20
57,4
1,56
37,5 7,14
19,4
18,2
31.6
26.8
18,2 13,5
28,7
97,0
35,0 51,7
34,7
12,07
34,8
6,11
50,1
1935
6,05
56,0
1,55
‘37,2
7,49
20,3
17,5
30,3
26,0
17,6
14,9
31,7 84,4 30,5
42,8 28,8
12,54
36,1
5,89
49,

lan.

1935
6,05
56,0
1,55
37,2
7,38
20,0
18,7
32,5
27,1 18,4
15,1
32,0
7.1,3
26,8 41,6 28,0
10,75
31,0 6,15
51,:
l
ebr.
6,05
56,0
1,55
37,2
6,82
18,5 18.6
32,3 26,4
17,9
15,1
32,1
70,6
25,5
39,1
215,3
10.50
30,3 6,20

Maart

,,
5,90
54,6
1,54
36,9
6,80
18,4
16,9
29,2
24,4
16,6
14,1
29,8 69,3 25,0
37,8
25,4
10,25
29,5 6,25

April

,,
6,00 55,6
1,56
37,5 7,42
20,1
17,5
30,3
24,6
16,7
14,6
30,9
74,3
26,8
40,3
27,1
10,75
31,0 6,30
52,1
Mei
6,05
56.0
1,54
36,9 7,38 20,0
18,1
31,4 25,0
16,9
15,5
32,8 80,6
29,1
42,8
28,8
11,75
33,9
6,30
53,1
luni
6,05
56,0
1.54
36,9
7,8i
21,2
17,4 30,1
24,3
16,5
15,0
31,9
84,4
30,5
42,8 28,8
12,-
34,6 6,30
52,1
juli
6,05
56,0
1,54
36,9 7,73 21,0
18,0
31,2′
24,3
16,5
15,5
32,9
92,0 33,2
45,4
30,5
11,75
33,9
5,40
45,1
Aug.
6,15
56,9
1,54
36,9
7,64
20,7
16,9
29,2
24,7
16,8
14,3
30,3
92,0 33,2 46,6
31,4
12,-
34,6
5,0
45,1
Sept.
6,10
56,5
1,55
37,2
7,07
19,2 15,9
27,5
24,9
16,9
13,3
28,1
92,0 33,2
44,1
29,7
14,50
41,8 5,50

Oct.
6,05
56,0
1,55
37,2
7,44
20,2
16,6
28,8
26,7
18,1
14,9
31,7
93,2 33,6
44,1
29,7
16,-
46.1
5,55
46,:
Nov.
6,05
56,0
1,54
36,9
7,86
21,3

17,5
30,3
29,7
20,2
15,9
33,8
94,5
34,1
45,4 30,5
16,-
46,1
5,60
46,
Dec.

,,
6,05
56,0
1,54
36,9
8,41
22,8
17,5
30,3
29,8 20,2
15,9
33,7
93,2
33,6
44,1
29,7
14,25
41,1
5,70

Jan.

1936
6,15 56,9
1,52
5

36,6
8,41
22,8
17,5
30,3 29,3
19.9 14,7
31,1
97,0
35,0
45,4
30,5
15,-
43,2
5,80
48,:
Febr.

,,
6,15 56,9
1,51
36,3
8,56
23,2
16,9
29,2
27,7
18,8
13,8
29,3 97,0 35,0
46,6
31,4
IS,-
43,2 5,85

Maart
6,15
56,9
1,525
36,6
8,61
23,4
16.7
29,0
28,1
19,0
14,1
29,8
99,5
35,9
47,9
32.2
14,25
41,1
5,90

April

»
6,20
57,4
1,52
5

36,6
8,51
23, 1
17,1
29,7
27,6
18,7
13,8
29,2
99,5
35,9
47,9 32,2
14,-
40,3 5,95
49)
Mei
6,25
57,9
1,52
1

36,6
8,51
23,1
17,1
29,7
27,3
18,5 13,5
28,6
100,8
36,4
47,9
32,2
13,75
39,6
6,-
50,1
luni
6,30
58,3
1,52
36,6
8,33
22,6
17,6
30,5
27,4
18,6 16,8
35,7
97,0
35,0
46,6
31,4
13,-
37,5
6,-
0,
juli

,,
6,25
1

57,9
1,525
36,6
8,06
21,9
19,3
33,5 31,4
21,3
18,1
38,5
97,0
35,0
46,6
31,4
13,-
37,5
6,-
50,
1

Aug


Sept.
6,30
6,35
58,3 58,8
1,525
1,54
36,6
36,9
7,94
7,81
21,5
21,2
17,9 18,0
31,0
31,2
33,3
32,3 22,5 21,9
17,2 17,8
36,6 37,8 99,5
99,5
35,9
35,9 46,6
49,1
31,4
33,1
13,50 14,50
38,9
41,8 5,25 5,35

Oct.

,,
7,80
72,2
1,95
46,8
10,27
27,9 23,0 39,9 42,0
28,5.
21,9
46,5
121,0
43,7
61,1
41,1
19,25
55,5 5,40
45J
2 Nov.

,,
7,70
71,3
1,93
46,3
10,25
1
)
27,8
22,4 38,8
42,9
3
)1
29,2 1
21,4′)
45,4 1
125,1
5
)
45.1
66.3
5
)
44,6
5,45 45,’ 9

»

,,
7,70 71,3
1,94
46,6
10,21
2
)
27,71
22,8 39,5 44,0
4
)
29,8 21,5
4
)
45,6
129,5
6
)
46,7 69,9
6
)
47,0
5,45 45,
16

,,
7,70 71,3 1,92° 46,2
1
22,7
39,5 5,45
l

45,’
1)7
Nov.
2)13
Nov.
3)4
Nov.
4
)11 Nov.
5)5
Nov. 6)12 Nov.
7)
10Nov.
8)
Indexcijfers
op goudbasis resp. 37,9 en 34,1.
5)
Op goudbasis 38,8 en 34,1.
1)
Op goudbaais 39,1 en
30

18 November 1936

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

849

lAN GROOTHANDELSPRIJZEN
1)

ZUP.’EL EN EIEREN
METALEN

BOTER
BOTER

KAAS
Edammer
EIEREN
KOPER
LOOD
TIN
IJZER
GIETERIJ-
ZINK
GOUD
ZILVER
per kg
Hefing

Alkmaar
Gem. not.
Standaard
Locoprijzen Locoprijzen
Fouidrv
IJZER
Locoprijzen
cash
cash
Leeuwar- derComni.
Crisis

Zuivel-
Fabrieks-
kaas
Eiermijn
Roermond
Locoprijzen
Londen Londen
Londen
No 3 f.o.b.
(Lux III) p.
Eng. t. f.o.b.
Londen
per
Londen
ounce
per
Londen per
Standard
Noteering
Centr.

ki. minierk
p. 100 St.
per Eng. ton
er En

ton
er Fn

ton
Middlesb per Eng.ton
Antwerpen
Eng. ton
line
Ounce per 50 kg.

f
Olo
f
f
.
°!o
1
10
f

1

(o
f

°Io
f

0
10
/

°Io
/

°!o
1.
°(o
/

°!o
/ •
10
1925
2,31
100,0

56,-
100,0
9,18
100,0
751,00
100,0
440,75
100,0
3168,50
100,0
44,25
100,0
40,50
100,0
437,75
100,0
51,75
100,0 162,00 100,0
1926 1,98
85,7

43,15
77,1
8,15 88,8
702,50
93,5
376,00 85,3
3519,50
111,1
52,25
118,5
41,50
102,5
413,00 94,3
51,75
100,0 144,50
89,3
1927
2,03
87,9

43,30 77,3
7,96
86,7
674,00
89,7
292,75
66,4
3511,50
110,8
44,25
100,0
39,00
96,3
344,75 78,8
51,75
100,0 134,75
83,3
1928
2,11
91,3

48,05
85,8
7,90
87,0 772,00
102,8
254,75 57,8
2749,75 86,8
40,00
90,4
38,00
93,5
305,75 69,9 51,75
100,0 131,25
81,1
1929
2,05
88,7

45,40
81,1
8,11
88,3 916,00
121,9
281,25
63,8 2465,75
77,8
42,75
96,6
41,50
102,6
301,00 68,8 51,75
100,0 123,25
76,2
1930 1,66
71,9

38,45
68,7
6,72
73,2
661,25
88,0
218,75
49,6
1721,25
54,3
40,50
91,8
36,00
88,8
204,00 46,6 51,75
100,0
89,75
55,4
1931
1,34
58,0

31,30 56,9
5,35 58,3
438,75
58,4
145,75
33,1
1331,50
42,0
33,25
75,3 28,75 70,9
139,50
31,9
51,75
100,0
67,50
41,6
1932 1933
0,94
0,61
40,7 26,4

0,96
22,70 20,20 40,5
36,1
4,14
45,1
40,4
276,50 267,75
36,8 35,6
104,00
95,25
23,6
21,6
1175,00 1596,00
37,1
25,50 57,5 22,50 55,2
118,50
27,1
51,75
100,0
65,00
40,1

1934
0,45
19,5
1,-
18,70
33,4
3,71
3,45
37,6
226,50
30,2
82,00
18,6
1718,00
50,4
54,2
24,75 24,25 56,2 54,8
21,25 20,25
52,2
50,1
128,50
102,25
29,4
23,4
51,75 51,75
100,0
100,0
62,25
65,75
385
40,7
1935
0,49
21,2
0,99
14,85
26,5
3,20
34,9
230,75
30,7
103,75
23,5
1631,50
51,5
24,00
54,1
20,25
50,2
102,75
23,5
51,75
100,0
89,25
55,1

Jan.’35
0,58
25,1
0,90
14,95
26,7
3,126
34,0
205,00
27,3 75,75
17,2
1676,50
52,9
24,00
54,1
20,75
51,5
88,75
20,4
51,75
100,0
74,25
45,9
Feb. ,,
0,52
22,5
0,95
14,376
25,7
3,20
34,9
196,00
26,1
75,00
17,0
1650,50
52,1
24,00
54,1
20,75
51,5
85,75
19,8
51,75
100,0
74,75
46,1
Mrt. ,,
0,37
16,0 1,02
5

13,30
23,8
2,74 29,8
198,50
26,4 77,25
17,5
1503,75
47,5
23,00
52,1
20,50 50,4
84,75
19,4
51,75
100,0
79,50
49,0
Apr..
0,37
16,0 1,08
11,50
20,5
2,31
5

25,2
222,75
29,6
88,00
20,0
1585,50
50,0 23,25
52,7
20,25 50,0
91,25
20,9
51,75
100,0
91,75 56,6
Mei
0,34
14,7
1,10
11,85
21,2
2,38
6

26,0
242,00
32,2
100,75
22,9
1636,75
51,7
23,50 53,4 20,25 50,0
106,25
24,3
51,75
100,0 100,75
62.3
Juni
,
0,41 17,7
1,

11,95
21,3
2,41
5
26,3
227,50
30,3
103,75
23,5
1649,00
52,0 24,00
54,1
20,25
50,0
103,50
23,6
51,75
100,0
99,00
61,1
)ull

,,
0,44
19.0
1,-
12,37
5

22,1
2,54
27,7
223,75
29,8
104,75
23,7
1701,00
53,7
24,00
54,1
20,25
50,0
102,75
23,5
51,75
100,0
92,25
‘57,0
Aug.
0,46
19,9
1,076

15,10
27,0
3,316
36,1
239,00
31,8
115,50
26,2
1641,00
51,8 24,25 54,8
20,25
50,0
108,00 24,7
51,75
100,0
90,00 55,6
Sept.,,
0,58
25,1
0,97
20,25
36,2
3,16
34,4
248,25
33,1
117,75
26,7
1636,25
51,6
24,00
54,1
20,25
50,0
113,75
26,0
51,75
100,0
88,50
54,7
Oct.
,
0,65
28,1
0,89
19,87
5

‘35,5 3,95
43,0
256,25
34,1
135,00
30,6
1656,25
52,3
24,00
54,1
20,25
50,0
121,25
27,7
51,75
100,0
88,75
54,9
Nov. ,,
0,59 25,5
0,94
16,90
30,2
4,69
51,1
255,50
34,0
130,50
29,6
1641,75
51,8
24,50
55,5
20,25
50,0
118,50
27,1
51,75
100,0
88,50
54,7
Dec.
0,57
24,7
0,95
15,80
28,2
4,60
50,1
255,50
34,0
121,25
27,5
1597,50
50,4
24,75 56,2 20,25
50,0
110,00
25,2
1
1,75
100,0
77,25
47,7

Jan.’36
0,57
24,7
0,95
16,80
30,0
4,04 44,0
252,00 33,5
112,50
25,5
1516,50
48,0
24,75 56,2 20,25
50,0
106,25
24,3
51,75
100,0
60,50 37,4
Peb. ,,
0,61
26,4
‘0,925
17,375
31,0
3,376

36,8 256,25
34,1
116,75
26,5
1493,50
47,1
24,75 56,2 20,25 50,0
111,00
25,4
51,75
100,0
60,25
37,2
Mrt. ,,
0,46
19,9
1,04
17,70
31,6 2,69 29,3
261,75
34,8
120,75
27,3
1544,25
48,7
24,75 56,2 20,25
50,0
116,75
26,7
51,75
100,0
59,50
36,8
Apr.,
0,44
19,0
1,025
16,82
6

30,0 2,49
27,1
269,50
35,9
117,25
26,6
1522,75
48,1
24,75 56,2 20,25 50,0
110,75
25,3
51,75
100,0
61,00
37,7
Mei
0,47
20,3
0,99
18,75
33,5
2,52
27,5 270,25
36,0
114,75
26,0
1495,50
47,2 25,00 56,8 20,25 50,0
108,00 24,7
51,75
100,0
62,25
38,5
1 tin
i
,
0,57
24,7
0,89
20,20
36,1
2,69
29,3
268,50 35,8
110,50
25,1
1358,25
42,9 25,00 56,8
925
50,0
105,50
24,1
51,75
100,0
65,75
37,5
Juli

,,
0,60
26,0
0,81
5

19,35
34,6
2,91
31,7
275,25 35,6
117,75
26,7 1382,00
43,6
27,00
61,0 20,25 50,0
101,00
23,1
51,75
100,0
60,50
37,4
Aug.,
0,62
26,8
0,80
17,875
31,9 3,316
36,1
282,50 37,6
123,75
28,1
1358,75
42,9
27,00
61,0
20,25 50,0
101,00
23,1
51,75
100,0
59,75
37,0
Sep.,
0,58
25,1
0,79
16,25
29,0
3,63
39,5
289,75
38,6
134,50
30,5
1459,00
46,0
27,25
61,6
20,25 50,0
104,25
23,8
51,75
100,0
60,75
37,5
Oct.
0,63
27,3 0,77
5
17,55
31,3
4,85
52,8
374,75
49,9
169,00
38,3
1847,75
58,3 33,50
75,7
26,00
64,2
135,00
30,8
65,25
126,0
75,75 46,8
2 Nov.,
0,67
8
)
29,01
0,80
16,25
6
)
29,0
5,50
59,9
392,75
52,3
174,50
39,6
1883,50
59,4
33,00 74,6 25,50
63,0
145,25
33,2
64,50
124,6
75,50
46,6
9

,

,,
0,73
9
)
31,6
1
0,80
16,25’°
29,0
1
5,50 59,9
402,75
53,6
194,75
44,2
2183,25 68,9 33,25
75,1
25,75 63,6
149,75
34,2
64,75
125,1
82,75
51,1
16

,

,,
0,75
5,-
54,5
393,25
52,4
187,50
42,5
2122,50
67,0
33,00
74,6 25,50 63,0
144,75
33,1
64,50
124,6
1 80,00
49,4
5Sept. 193279 K.G. La Plata; van 26 Sept. 1932 tot 5 Febr, 1934 Manitoba No. 2; van 5 Febr. 1934 tot 6Juli1936 80kg. La Plata.
3)
Tot Jan. 1928 Western; vanaf Jan. 1928
Dt 2 Oct. 1933 No. 2 Canada.
4)
‘l’ot Jan. 1928 Malting; van Jan. 1928 tot 9 Febr. 1931 American No 2, van 9 Febr. 1931 tot 23Mei1932 64165 K.G. Zuid-Russische.
.-Russische.
5)
De jaren 1928 en 1929 Broek op Langendijk.
6)
6Nov.
7)
14Nov.
5)5
Nov.
0)12
Nov.
10)
13Nov.

lAN GROOTHANDELSPRIJZEN.

BOUWMATERIALEN
KOLONIALE PRODUCTEN

NH
ut
bsis
E
7
,,
f
OU
b
T

S T E E N E N
CACAO
COPRA
KOFFIE
St1ndard
SUIKER
THEE
INDEXCUFER

Zedeii
binnenmuur

buitenmuur
G.F.cra
Ribbd Smoked
e’
Sheets
aeep
Gr nd-
K91
?_
er stand

d
per

per
50kg c.i.f.
per 100kg
Rotterdam
loco inen
R’damjA’dani
Java- en Suma-
sten
°
io
4.672t

.
1000 stuks

1000 stuks
Nederland Amsterdam
per
1(a
kg.
per Ib.
per 100 kg.
trathee
p. I(

kg.
dcten

/
(o
/
0
1
/
%
/•
OJo
/
01
cts.
01
/•
01
0
10
ds.
0
10
1925
159,75
100,0
15,50
100,0
19,-
100,0
25,71
100,0
35,876

100,0
61,375
100,0
1,80
100,0
18,75
100,0
84,5
100,0
100.0


100.0
1926
153,50
96,1
15,75
101,6 19,50 102,6
29,65
115,3
34,-
94,8
55,375
90,2
1,21
67,4
17,50
93,3
94,25
111,5
96.0
102.6
1927
160,50 100,5 14,50
93,5
18,50
97,4
41,14
160,0
32,620 90,9
46,875
76,4 0,93 51,6
19,126 102,0
82,75
97,9
87.5
109,1 1928 151,50
94,8
12,-
77,4
18,50
97,4
34,64
134,9
31,875 88,9
49,625
80,9 0,54 30,2
15,85
84,5
75,25
89,1
84.6
91.4
1929 146,00
91,4
14,-
90,3 21,25
111,8
27,73
107,9
27,375 76,3 50,75 82,7 0,52 28,8
13,-
69,3
69,25
82,0
81.9
85.5
1930
141,50
88,6
12,50
80,6
20,75
109,2
21,12 82,2 22,625
63,1
32
52,1
0,30
16,5
9,60 51,2 60,75
71,8
66.0
64.3
1931
110,75
69,3
10,25
66,1
20,25
106,6
13,56
52,8
15,376

42,9
25
40,7 0,15 8,4
8,-
42,7
42,50 50,3
46.8
46.6
1932
69,00
43,2
9,25 59,7
15,-
78,9
11,80
45,9
13,-
36,2
24
39,1
0,09
4,9
6,325
33,7
28,25
33,4
36.1
38.0
1933
73,50
46,0
10
1

64,5
12,75
67,1
9,28 36,0
9,30
25,9 21,10
34,2
0,11
.
6,3
5,52
5
29,5
32,75
38,7
35.2
34.7
1934
76,50 47,9
8,50
54,8
10,50
55,3
8,17
31,8
6,90
19,2
16,80
27,4
0,20
10,9
4,07
5

21,7
40
47,3
34.4
32.1
1935
59,50 37,2 7,25
46,8 8,75
46,1
8,12
31,6
9,15
25,6
14,10
23,0
0,18
10,0
3,85
20,5
34,50
40,8
33.6 29.0

p
n.’35
66,00
41,3
7,25
46,8 8,50 44,7 8,52
33,1
8,77
5

24,5
16 26,1
0,20
10,9
3,50
18,7
33,75
39,9
32.9 29.5
eb. ,,
66,00
41,3
6,75 43,5
8,25
43,4
8,57
33,3
9,375

26,1
15,625
25,5
0,19
10,5
3,45
18,4
32

.
37,9
32.4 28.9
Mrt.
,
59,00 36,9
7,-
45,2
8,25
43,4 8,02
31,2
8,576 23,9
14,625
23,8
0,16
9,1
30
18,9
29
34,3
30.9 27,4
Apr.

60,00 37,6
7,-
45,2
8,25 43,4
8,17
31,8
9,15
25,6
14,50
23,6 0,17 9,5
4,15
22,1
31,25
37,0
32.1
.28.5
Mei
,
57,50 36,0
7,-
45,2
8,25 43,4
8,07
31,4
9,50
26,5
14,125
23,0
0,18
10,0
4,20 22,4.
32,75
38,8
33.3 28.6
Juni
57,50 36,0 7,25 46,8
9,-
47,4 8,02
31,2
9,07
5
25,3
13,87
6

22,6 0,18
10,0
3,87
6
20,7
30,25
35,8
33.2 21.8
Juli
57,50 36,0
7,25
46,8 8,75
46,1
7,97 31,0
8,-
22,3
13,50
22,0
0,18
10,0
3,575

19,1
30,75
36,4
33.4
27.1
Aug.,
58,25 36,5
7,-
45,2
9,25
48,7
7,92 30,8
8,07
5

22,5
13,50
22,0 0,18
10,0
3,526
18,8
32,50
38,5 33.7
21.4
Sept.,
57,75
36,2
7,-
45,2
9,-
47,4 8,12 31,6
8,47
5
23,6
13,50
22,0 0,17
9,5
3,726
19,9
36

.
42,6
34.2
28,8
Oct.
.,
56,50
35,4
7,25
46,8
9,25
48,7
8,12 31,6
9,976

27,8
13,50
22,0 0,19
10,5
4,22
5

22,5
46,25
54,7
35.5
31.9
Nov.,
57,75 36,2
7,25
46,8
8,75
46,1
8,02
31,2
10,325
28,8
13,50
22,0 0,19
10,5
4,10 21,9
39,50
46,7
35.8
31.1
Dec,
58,00
36,3
7,50 48,4
9,50
50,0 8,17 31,8
10,45
29,1 13
21,2 0,20
10,9
4,20 22,4
39,50
46,7
35.4
30.4

Jan.’36
63,00
39,4
8,25
53,2
10,-
52,6 8,47 32,9
11,12
31,0
13
21,2
0,21
11,6
4,32
5
23,1
39,50
46,7
35.5 30.9
Feb.
63,00
39,4
8,-
51,6 9,50 50,0 8,62
33,5
10,62
6
29,6
13
21,2
0,22
12,3
4,12
6

21,3
38,50
45,5
35.6
30.6
Mrt.
,,
64,25
40,2
8,-
51,6
10,25
54,0
8,47
32,9
9,775

27,2
13
21,2
0,23
12,6
3,92 20,9
37,25
44,1
35.8 29.9
Apr.
,
65,00
40,7
8,-
51,6
10,25
54,0
8,67
33,7
9,726
27,1 13
21,2
0,23
12,6
3,975 21,2
36,50
43,2
35.6 29.8
Mei
,
65,00
40,7
8,-
51,6
10,23
54,0 9,23
35,9
9,525 26,6
13
21,2 0,23
12,6
3,65
19,5
37
43,8
35,2 29.9
Juni

,,
68,00
42,6
7,75 50,0
10,-
52,6
10,34
40,2 9,90
27,6
13
21,2 0,23
12,6
3,85 20,5
36,50
43,2
35.3
31.0
Juli

,,
71,25
44,6
7,-
45,2
9,25
48,7
10,34
40,2
10,470
29,2
13,126
21,4
0,24
13,3
3,70
19,7
36,25
42,9
35.9
31.1
Aug..
73,25
45,9
6,50 41,9
9,-
47,4
10,89
42,4
10,82
6

30,2
13
21,2
0,23
13,0
3,55
18,9
36,75
43,5
36.2
31.1
Sep.
,
79,00
49,5
7,-
45,2
9,-
47,4
12,30
47,8
11,27
5

31,4
13
21,2
0,24
13,3
3,475

18,5
37,50
44,4
37.2
32.6
Oct.
,,
107,00
67,0 7,25
46,8
9,-
47,4
17,24
67,1
13,87
6

38,7 .14,876 24,2
0,30
16,7
4,475

23,9
46,50
55,0
47.0
40.9
2Nov.,
106,00
66,4
17,45
7
)
67,8
14,50
40,4
15
24,4
0,31
17,2
4,62
5

24,7
48,50
6
)
57,4
47.8 8)1
43.1
8
9

,,

,
106,00
66,4
15,25
42,5
15
24,4 0,32


17,8
4,75
25,3
49.3
9
)1
43.3
9
16

,,

,
106,00
65,4
16,25
45,3
15
24,4
0,33
18,3
4,50
24,0
49.319)
43.4
10
)

) De tegenivaarde in guldens, san de £ en
$
noteeringen, berekend tegen den wisselkoers san den dag. (Zie E.-S. B. san 7 Oct. 1936, blz. 733).

850

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 November 1936

NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 16 November 1936.

Activa.
Binnenl.Wis- f’Hfdbk.
f

19.907.738,-
se1s,Prom..

Bijbnk.
,,

320.826,21
enz.indisc..Ag.sch.
,,

2.127.305,35 22.355.869,56
Papier o. h. Buiten!, in disconto

……
,,

Idem eigen portef.

f

2.268.000,-
Af: Verkocht maar voor
debk.nognietafgel.
,,


2.268.000,-
Beleeningen
mcl.
vrsch.
dbk.
f
256.217.614,451)
Bijbnk.
I
Hf
,,

5.056.960,55
in rek.-crt.
Ag.sch.
oponderp.
,,

31.112.005,38

f
292.386.580,38

Op Effecten ……
f
289.453.546,43′)
OpGoederenenSpec.
,,

2.933.033,95
292.386.580,381)
Voorschotten a. h. Rijk

…………..

vtunt, Goud ……
f
124.106.845,- Muntmat., Goud
..
,,
445.788.032,87

f
569.894.877,87
Munt, Zilver, enz.

,,

19.725.341,54
Muntinat., Zilver


589.620.219,411)
Belegging van kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds

……………………
,,
39.507.228,38
Gebouwen en Meub. der Bank

……..
,,
4.600.000,-
Diverse rekeningen ………………

..

5.522.706,08
Staatd. Nederl. (Wetv. 27,5’32, S. No. 221)
,,
11.958.329,12

f
968.218.932,93
Passiva.
Kapitaal …..
…………………..

f
20.000.000,-
Reservefonds ……………..
……

,,
3.105.769,04
Bijzondere

reserve

…………..

,,
6.300.000,-
Pensioenfonds

………………….
,,
10.281.861,55
Bankbiljetten in omloop …………..

,,
774.430.720,-
Bankassignatiën in
omloop

……….
,,
113.736,40
Rek.-Cour.
f
Het Rijk
f

48.989.964,33
saldo’s:

k
Anderen
,,
102.398.873,88

,,
151.388.838,21
Diverse

rekeningen ………………

..

2.598.00
7
,73

f
968.218.932,93
Beschikbaar metaalsaldo

…………

f
220.18T6776
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is
,,
550.456.694,_
Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank ondergebracht

………………….
1)
Waarvan aan Nederlandsch-Indjë
(Wet van
15
Maart
1933,
Staatsblad No. 99)………..
f
68.518.450.-
2)

Waarvan in het buitenland
………

……………….
,,
10.500.000,-
Voornaamste posten in duizenden
guldens.

Data
Goud
Circulalie
1
Andere
opeischb.
Beschikt,.
Metaal-
Dek-
kings
Munt
1
Munt,nat.
schulden
saldo
perc.

16 Nov. ’36 124107
445.788
774.431
151.503
220.183

9

,,

’36 124107
445.788
783.558
139.025
221.479

5
~63

64
25 Juli

’14
65.703 96.410
310.437
6.198 43.521
54

Data


Totaal
bedrag
Schatkist-
promessen
De/ee
Papier
op het Diverse
reke-
– –
disconto’s
_rechtstreeks
nin en
buitenl.
ningen
1
)

16 Nov. 1936
22.356

292.387
2.268
5.523
9

,,

1936
22.487

289.293
2.244 5.324
25 Juli

1914
67.947

61.686 20.188
509
‘)Onder de activa.

JAVASCHE BANK.

Data

Goud

Zilver

Circulatie opeischb. metaal-
schulden

saldo

14Nov.
’36
2
)

10.620

162.670

23.070 32.324
7
,,
1
36
2
)

108.070

163.440

24.130

33.042

17 Oct. 1936 88.565 1
iiö
159.482

23.187 34.988
10
11
1936

88.565

20.081

162.270

23.486 34.344
25Juli
19141
22.057 1 31.907

110.172

12.634

4.842

Data

buiten’
1
Dis-
1
Belee-

Diverse
1

1
N.-Ind.
1
conto’s ntngen

reke-
1
king’s-
percen-
1
betaalt,.
1

1

ntngen’)
1

tasie

14Nov. ’36
2
)
2.880
74700
13.900
57
7

,,

’36
2

2.770
73.050
15.950
58

17 Oct. 1936
2.186
‘10.300
53.604′
10.820
59
10

,,

1936
2.326
10.455
56.142
11.258
58
25 Juli 1914
6.395
7.259
75.541
2.228
44
t)
Sluitpost activa.
2) Cijfers
telegrafisch
ontvangen.

BANK VAN ENGELAND.

Bankbilf.
1
BankbilJ.
1

OtherSecurities
Data
Metaal
in in Bankingl
Disc.and Securities
circulat
ie
i
Departm.
1 Advances

11 Nov. 1936
249.574 446.622
1

62.038 8.628

20.286
4

,,

1936
249.604
447.112

1

61.548
7.655

19.969

22 Juli

1914
40.164 29.317
33.633

1

00v.
1

Public
OtherDeposits
1
1 1
Reservel
1

Dek-
Data
Sec.
Depos.
Bankers

Other
kings-
Accountsl
1
perc.
2
)

11 Nov. ’36
80.433
1

14.916
1

98.041
1

41.587
1
62.9511
40,7
4

,,

’36
1

81.963
27.202
1

85.340

41.809
62.4931
40,4

22 Juli ’14
J

11.005

1

14.736

1

42.185
1
29
.
2
071
52
,
vernuuuing ,usscnen iteserve en
ueposlts.
BANK VAN FRANKRIJK.

Data
Goud
Zilverl
1
Te goed
in h t

Wis

J
waarv.I
ophet
1
Belee-
.
1
oos
voorschot
1

sels
buitenl.I
ningen

v.d.
Staat

6 Nov.’36
64.359
530
5
1
8.502
1.461
5.455
3.200
30 Oct.’36
64.359
541
5
1
9.344
1.466
5.225
3.200

23Juli’14
4.104
640
_

1
1.541_
8_
769

Bonsv.di
1
Diver-
1
1
1
Rekg.Courant Data
zelfst.
sen

Circulatie
1
1
Zelfst.
1

Parti-
amort.
P.

1
1
i
Staat

Iamort.k.J culieren

6Nov.’361
5.640
1

2.686
1

86.719
1

1.399
1

1.860
1

9.929
30
Oct.’361
5.640
1

2.832
1

87.198
1
2.129
1

1.844
1

9.247

13 Juli’14


5.912
401
1

1

943
1
UIUitJUbL at,va.
DUITSCHE RIJKSBANK.
Daarvan
1

Deviezen
Andere
Data
Goud
hij bui-
als goud-
wissels
Belee-
tenl. drc.
dekking
en
ningen
banken
t)
1
geldende
cheques

7
Nov.
1936
64,2
1
28,1
5,0
4.640,8
29,5
31 Oct.

1936
64,5
1
28,5
5,1
4.888,6
79,3

30 Juli

1914
1.356,9
j
– –
750,9
50,2

Data Effec-
1

Diverse
Circu-
Rekg.-
Diverse
ten
Activai)
latie
Crt.
Passiva

7 Nov. 1936
219,2
1
1

4471,5
617,8
1
269,2
31 Oct.

1936
210,3
1

576,3
4.713,4
688,8
1
273,9

30 Juli

1914
330,8
1

200,4
1.890,9
944,-
40,0

NATIONALE BANK VAN
.

Goud
. ‘
,
Rekg.Crf.

Data

15

1936
.9
n

‘-
c;

12 Nov.
k679
699

53
1

71
157
40

4.479
10
883
5

,,
54
1.349

71
157
40

4.489
24
828

FEDERAL RESERVE
BANKS.

Goudvoorraad
1

Wissels

Data
,,Other cash”
3)
Totaal
1

Goud-
i

certifi-
1

In her-

1
1
disc. v. d.
1
In de
open
bedrag
caten 3)
1
1

member

1
markt
1

banks

1
gekocht

4 Nov.’361
8.662,2 8.650,8
249,4

1
7,1

1
3,1
28 Oct. ’36
8.648,1
1

8.635,8
265,8

1
6,1

1
3,1

Belegd
F. R.
Notes

1
Totaal

1
Goud-
Gestort

Dek-
1
Algem.
1

Dek-
Data
in U. S.
1
Goe. Sec.
in circu-I
Kapitaal
1
kings-
1

kings-
latie
1
1
perc.3)

1

perc.
4
)
____________
4 Nov.’36
2.430,2
1
4.134,7
1
6.988,0
130,2

1

-80,1
1


28
Oct. ‘361
2.430,2
1
4.086,2

1
7.051,6
130,2

1

80,0

1


IJCLV
LEILIIIÇ4ICII WCIUCII
UVLiL
UC
OÇH4IKISI
aan ue
,teserve
DflflKfl
gegeven voor de overname van het goud, toen de
$
op 31Jan.’34 van
100
op 59.06
cents werd gedevalueerd.
1)
,,Other Cash” does not include Federal Reserve Notes
or a Bank’s
own Federal Reserve bank
notes.
3)
Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opeischbare
schulden: F. R. Notes en netto
depoeltO.
4)
Verhouding totalen voorraad muntmatertaal en wettig betaalmiddel tegenover idem.
PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. RES. STELSEL.

J
Aantal
Dis-
1
conto’s
R
Data

1

,
I

Beleg-
d
Totaal
1
Waarvan
Ileenin.
en
1

gingen
R.
depo-
sito’s
1

time
1
deposits
beleen..
1
banks

28 Oct.’36’

1

8.721

113.796

5.390

1
27.617
5.065
21

,,

’36

1

8.751
-1
13.820
5.350 27.622
1

5.072
.eo puoton van n,o
nou,
flanK, uc .,avascflC flank en ce flUflk 01 flfl9.
land zijn In duizenden, alle overige posten in millioenen van de be.
treffende valuta.

Auteur