Ga direct naar de content

Jrg. 17, editie 879

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 2 1932

NOVEMBER 193

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.

Economisch~Statistische

Berichten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL,
S
NIJ VERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART

UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

17E
JAAROANG

WOENSDAG 2 NOVEMBER 1932

No. 879
INSTITUUT VOOR ICONOM1SCHE GESCHRIFTEN.
Algemeen Secretaris: Prof. Mr. Dr.
G.
M’ Verrijn Stuart.
ECONOMISCJ!.STATJST1SCJIE BERiCHTEN.
COiÏMISSIE VAN ADVIES:

Prof. Mr. D. van Blom; J. van Ilasselt; Jhr. Mr. L. 11. van
Lennep; Mr. K. P. van der Mandela; Prof. Dr. N. J.
Polak; Mr. Dr. L. F. IL Regout; Dr. E. van lVelderen
Baron Rengers;
Prof.
Mr. H. R. Ribbius; Jan Schilthuis; Mr. Q. J. Terpstra; Prof. Mr. F. de Vries.
Gedelegeerd lid: Prof. Mr. Dr. G. M. Verrijn Stuart. Redacteur-Secretaris: Dr. H. M. H. A. van der Valk.
Secretariaat: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam.
Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8
,
508.

Abonnenentsprijs voor liet weekblad franco p. p. is.
ATederland f 20,—. Buitenland en Koloniën f 23,— per
jaar. Losse nummers 50 cents. Leden en donateurs van he
Instituut ontvangen het weekblad gratis.
De verdere publicaties van het Instituut uitgaande out
vangen de abonné’s, leden en donateurs kosteloos, voor zoo
ver daaromtrent niet anders wordt beslist.
Aangeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaateeg.

2 NOVEMBER 1932.

Geidmarkt onveranderd; prolongatierente 1 pOt.,

particulier •disconto
1%

5
/16
pOt. en cailgeld
Y4
pOt.
* *
*

Blijkens den weekstaat van De Nederlandsche Bank

is de binnenlandsche credietgeving met ‘bijna
f 6,6

millioen toegenomen; de post binnenlandsc’he wissels

steeg met
f
14
4
:
000,
terwijl do beleeni’ngen met
f 6,5

millioen vermerderden. In den post papier op het

buten1and kwam geen wijziging, terwijl ‘de diverse

rekeningen onder de act.iva der Bank met een gering

bedrag stegen.

De goudvoorraad ‘bleef riaenoeg onveranderd; ‘de

zilvervoorraaci daalde met
f 386.000.

Onder de passiva ‘der Bank geeft de bi1jttencircu

late een uitbreiding te zien van
f
37,3 millioeri. Het

tegoed van ‘s Rijks schatkist is met
f 14,1 millioen

verminderd en cle saldi in rekening-courant van an-
deren daalden met
f17,6
‘millioen. Het beschikbaar

metaalsaldo bedraagt
f 2,9
millioen minder dan de

votige week; het clekkin’gspercen’tage bleef op nage-

noeg
83
pOt. staan.
*
.
*

De wisselmarkt was deze berichtsweek weder zeer

onzeker voor Ponclen en die wissels, die zich op het

Pond S’trling baseeren. Vooral in de eerste helft der
week liep de koers opnieuw snel terug. Geopend op

8.424
werd Donderdag voor
8.10
afgedaan; ‘daarna

trad een klein herstel in. Oogenschijnlijk is er een

nieuw evenwichtspunt ontstaan, waarbij een Vrij groot

aanbod van goud op de Londensohe markt, dat onge-

veer geheel door het vasteland werd gekocht, een niet

onbelangrijken steun opleverde. De koers schommelde

verder tusschen.
8.14
en
8.18.
De Scand.inavische koer-

sen sloten zich niet geheel bij de schommelingen van

het Pond aan, maar vonden gelegenheid, het sedert

eenige maanden bestaande agio van het Poid iets in•

te krimpen. Van de goudvaluta’s waren alleen Fran-‘

sche Francs en Belga’s vrij stabiel. Dollars daarente-

gen waren in het begin der week onzeker. Maandag

liep de koers aanvankelijk tot
2.4795
terug, maar

‘s middags werd weder
2.4840
betaald en den volgen-

den dag na eenige aarzeling
2.4860.
Daarna was de

stemming opnieuw flauw,
2.4825,
maar later werd tot

2.4870
betaald. Ook de Marken vertoonden een ge-

lijkQ beweging. Zwitserland was doorloopend flauw

en daalde van
48.—
tot
47.934
door goudaan’koop ter

betaling van ,in Zwitserland geplaatste leeningen.
Op de termijnmarkt werd het disa’gio voor Ponden

iets kleiner, daarentegen voor Dollars grooter.

De vraag naar goud in baren bleef ook deze week

aanhouden, echter niet meer zon dringend, zoodat de

prijs iets daalde
1.650 i. 1.651.
Eagles en Sovereigns

gezocht op onveranderde prijzen.

LONDEN, 31 OCTOBER 1932.

Ook in de afgeloopen week was geld in de eerste

helft iets beter bruikbaar, tegen fractioneel hoogere

prijzen. Tegen het einde cer week was geld echter

weder meer dan overvloeig en zelfs heden de laatste

dag der maand, was het aanbod belangrijk grooter dan

de vraag.

De discontomarkt trachtte ecu vaste stemming te

onderhouden. Dit kon echter niet verhinderen, dat de

nieuwe schatkis’tpromessen Vrijdag wederom iets lager

ditmaal in
il/as
pOt. worden toegewezen, waarna de

noteering vor bankaccepten op
%—”7io
pOt, en voor

schatkistpapier op %
—’
/
is
sloot.

In de wisselmarkt kenmerkten de eerste dagen ‘der

week zich door sterke schommelingen in de goud-
valuta’s, die steeds ten ongunste van het Pond ver-

liepen. Nadat de Dollarnoteering
3.28-3.28
be-

reikte, werd de markt kalmer en werden de omzetten,

clie grootendeels van speculatieven aard waren ge-

weest, klein. Er is echter een ondergrond van onrust,

daar men niet geheel begrijpt, waarom de autoritei-

ten den Sterlingkoers niet tegen ‘dezen vrij grooten

val ‘hebben beschermd.

800

– ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

2 November 1932

DE TOEKOMST DER RUBBERMARKT.

Liet i.s stellig een merkwaardig feit, dat bij de
prijsstijging
01)
cle grondstoffenmarkten, clie mede cle wereld sedert eenige maanden veer met oenigp
hoop op een betere toekomst vervult, rubber tot de
artikelen heeft behoord, bij welke de
r.ijzing
van Juni
af: tot het in September bereikte hoogtepunt •he.t
sterkst :is geweest.
Hierin komt tot uiting •de verwachting van ,,spe-
culanten”, dat bij een omslag van de conjunctuur rubber, in tegenstelling met cle tot voor kort Vrij
algemeen aanvaarde meening, tot de goederen zal he-
hooren wien een verbetering van den algemeenen toe-stand in sterke mate en betrekkelijk spoedig ten goede
zal komen.
Naar mijn meening is die opvatting juist.
De vooronderstellingen waaraan het verkrijgen van
een inzicht in de toekomst van het artikel rubber ge-
bonden is, zijn. feitelijk ontelbaar en de voorspelling
die de titel van dit artikel belooft, kan dan ook niet
anders zijn dan een zeer co.nditioneele; zij bewegen
zich echter, w’at den invloed der conjunctuur betreft,
tusschen de beide volgende uitersten:
de verbetering der conjunctuur, waarop de prjs
stijging m.i. in hoofdzaak vooruitloopt, zet niet door.
Hierover valt weinig te zeggen; het vooruitzicht
voor b1anghebbenden bij de rubbercultuur is in dat
geval al even weinig opwekkend als dat van de ge
interesseerden hij de overige grondstoffen. Aangeno-
men mag w’orden dat alsdan, nadat het tegenwoordige
,,vleugj e” den wereldvoorraacl met een i ge tienduizen-
den tons zal hebben doen aanzwellen, productie en
verbruik ongever in evenwicht zullen blijven bij een
zeer laag prijspeil, laag genoeg om de productie voor
een zoodanig aantal ondernemingen en tuinbez.itters
onmogelijk of onaantrekkelijk te maken, dat de voort-
brenging het verbruik niet te boven gaat;
de verbetering der ,,stemming” plant zich in een
normaal tempo voort tot in het gebied der goederen-
productie, waarbij ik onder ,,normaal tempo” geen
grootere snelheid versta dan bv. de jaren 1922/’24 te
zien hebben gegeven.

Tot deze laatste eventualiteit zal het verdere ge-
deelte van dit opstel zich bepalen, waarbij i.k dus zal
hebben aannemelijk te maken dat, die voorwaarde ver
vuld wordende, inderdaad de speculant van heden als
een ,,goed conj unctuu rtheoreticus” beschouwd mag worden, •dat zijn inzicht, hetwelk tot uiting is gelco-
men in de recente prijsstijging, ook de duchtigst be
heerschte en gemanipuleerde, in hoofdzaak juist is.
De plaats, die rubber in economischen zin onder de
overige goederen inneemt, wordt bepaald door de vol-
gende kenmerken: ricbber is een
relcetvef jonge grond-

stof,
in hoofclzaalc voor de productie van
verbruiks-
goederen.,
die voor een gropt deel een luxe-karakter
hebben; daardoor is de
vraag sterk elastisch,
c.q. liet
artikel uiterst
•conjunctuurgevoelig
(zij het dat die
conjunctuurgevoelighei’d niet stijgt tot de mate waar-
in de meeste grondstoffen voor kapitaalgoederen deze
eigenschap bezitten). De natuurlijke,
normale toe-
name van het verbruik is zeer sterk,
hetgeen moge
blijken uit het feit, dat het verbruik van circa 90.000
tons in 1911 (gemiddeld 1910’/’12) steeg tot 310.000
tons in 1020 en circa 800.000 tons in 1920.

Onder de grondstoffen die geheel of grootendeels
dienen tot liet produceeren van verbruiksgoederen,
staat rubber met enkele andere, als b.v. koper, aan het
eene einde van de schaal, ivier andere einde ingeno
men wordt door goederen als tarwe, andere granen,
suiker, thee, wier karakter door juist tegenoverge-
stelde kenmerken wordt bepaald. De ontwikkeli:ng van
liet verbruik bij ‘clie beide uiterste goederensoorten
kan men zich als volgt voorstellen.
Bij vele artikelen is in den loop der ontwikkeling
cle tendens te constateeren dat de ontwikkelingslijn
hoe langer hoe meer het verloop van A, dat den mees-
ten in liet begin eigen is, verliezen en, naarmate zij

INHOUD

1hz.

Dc roEgonsT DER 1i’BBERMARK’1′
door
I. Gransberg.. 860

Nog eens het Zuiderzee-vraagstuk op een keerpunt door
Ir. J. M. K. Pennink ……………………….864

Een couponbelasting? door
Mr. J. Wilicens ……….8(6

Contingenteering van den invoer van buitenlandsche
steenkolen? door
Dr. A. cle Graaff……………….867

Regeling van den omvang der productie door
Prof.
Dr.
Mr. Ü. M. Verrijn Stuart……………………..868

Nikkelen pasmunt – een wederwoord
door.A.
A.
van

Sundsck ………………………………….871

B(JITENLANDSOHE MEDEWEItKIZO:

De eleetriciteitstarieven als bedrijfsfactor door A.
Friedrich ………………………………872

INGEZONDEN STUK10EN:

Moet Nederland zijn zilverreserve aanspreken? door
J. van Ettinger ………………………..875

MAANDOIJFERS:

Indexeijfers van Nederlandsche aandeelen ……..
875
Overzicht der opbrengsten van het Staatsbedrijf
derP.T.T……………………………….
875

Rijkspostspaarbank ……………………….
875

Productie der Steenkolen-, Jhruinkolen- en Zout-

mijnen …………………………………
876

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN
…………….
876-882

Geidkoersen. – Wisselkoersen. – Bankstaten. – Goederenhandel.

,,ouder” w’orden en meer een vaste plaats in het ver-bruik gaan innemen, dat van B gaan vertoonen.

A rubber, koper, enz.

B granen, suiker, thee enz.

Ook bij rubber is deze tendens in zooverre te con-
stateeren, dat het tempo van toeneming van het ver-
bruik blijkens de hierboven genoemde cijfers gelei-
clelijk langzamer wordt, doch liet gemiddelde der jaar-
lijksche toename-percentages over de periode 1920/20
van circa 12,4 pOt. is nog zeer hoog. ) Dit percentage
werd behaald ondanks liet feit, dat het verbruik van
geregenereerde rubber in •de V. S. van 1020 tot 1.929
meer clan 13 maal zoo snel steeg als dat van ruwe
rubber (‘oor andere landen staan mij geen gegevens ter beschikking) en ondanks de ,,jeagd” van liet arti-
kel als industriëele grondstof. Deze jeugd komt tot
uiting in den snellen technischen vooruitgang bij de

1)
Daarentegen bedroeg het geniidclelde der toename-per-
centages van den wereldaariplant in cle jaren
1920/29
voor onciernemingsrubber alleen
4,14
pOt.; voor onder-
nerningsrubber plus bevolkingsrubber, aannemencle dat de
uitbreiding van den bevolkingsrubberaanplant van
1920
tot
1929
circa
470.000 H.A.
heeft bedragen,
6,20 -pCt.
Zelfs als ijieli rekening houdt niet het feit, dat cle pro-
duetiviteit van dcii aanplant, na
1920
aangelegd, door het
gebruik van superieur modern plaitmateriaal dooreen
20-
30 pCt. hooger is dan die val, ouiei

e aauplantingen, kan ‘an een onredelijk groote uitbreiding van den aanplant in
de achter ons liggende conjunctuurperiode nauwelijks ge-
sproken worden. Men hoort die opvatting dan ook eerst
sinds het uitbreken der crisis, clie intusschen ook de uit-
breiding van den aanplant zoo goed als geheel heeft stil-
gezet.

2
November
1932

ECONOMISCH-STATIST[SCHE BERICHTEN

861

productie van ru’hberfarikaten, in het bijzonder van autobanden, liet ,,average number of tires replaceci
per vehicle” in de
V. S.
daalde van gemiddeld 6,54
in de jaren 1012/14 tot 3,94 in 1.919/21 en 2,09 in
19281
,
30. Deze factor werkt derhalve als een rem op
het tempo der uitbreiding van het verbruik, doch hoe

volmaakter de techniek wordt, in hoe mindere mate deze rem ‘functioneert. IDit zal mogelijk •de te ver-
wac’h ten ve:rdere ombuiging van den tren cl van het

verbruik verzach ten. Men, meen t wel, dat het aantal
ati to’s in de V.
S.
het ,,verzacligingspunt” genaderd
zou, zijn, doch afgezien van het feit, dat dergelijke
voorspellingen al vaker gedaan en gelogenstraft zijn,
zou alleen cie toename der bevolking (dus afziende
van verdere toename der individueele welvaart) een
jaarli,jkschen groei van het aantal
auto’s
in cle
V. S.
van 500.000 tot 750.000 stulcs rechtvaardigen, terwijl
bovendien liet banden verbruik niet alleen en, bij den
thans in de
V. S.
bereikten toestand zelfs niet in
hoofdzaak afhankelijic is van het
aanta2
auto’s, doch van liet
gebruik
der aanwezige, van het aantal kilo-
meters, dat in totaal niet auto’s afgelegd wordt. Ik zie
dan ook geen reden om ioorloopig een plotselinge,
scherpe daling van de normale toename van het ver-
bruic te verwachten.

lIet is altijd riskant te trachten zich van de heer-
.schencie algemeene geestesgestelciheid los te maken en
(e ,,sternming” in cie economische wereld is nog lang
niet voldoende verbeterd dan dat ik, door t.a;v. rub-
Ler een ietwat blijnioediger toon te laten hooren dan
de grondtoon ‘van liet orkest van belanghebbenden,
desicundigen en dokters, die om cle sponde van den
patiënt geschaard staan, niet de kans zou loopen voor
een luchthartigen optimist te worden aangezien. lic

herinner daarom aan het conditioneele karakter van
cle hierboven uitgesproken verwachtingen en wijs er
met nadruk op, dat het juist bij rubber, dat zoo uiterst
conjunctuurgevoelig is, meer dan bij eenig ander pro-
duct noodig is zich van de mentaliteit van het oogen-
blik vrij te maken, en ,long views” te nemen. Rubber
zal waarschijnlijlc nog lang tot de goederen behooren,
ten aanzien waarvan de stemming wisselt van’ uiterst
optimisme tot uiterst pessimisme
t
). Een onderzoelc van
cie eonu.nctuur op liet rubberverbruik moet daarom het volgende punt zijn, waarmede ik mij zal hebben
bezig te houden..

De factoren, waarvan de toeneming van het
wer-‘
kelijke verbruik
van een bepaald goed afhankelijk is,
zijn in hoofdzaak de volgende:

cle groei van de ‘bevolking van (le afnemers-
landen;

het vinden van nieuwe toepassingsmogelijkheden;
D.
de mate, waarin liet goed de plaats van andere
gaat innemen;

4. de ‘totale productie, cli. de w’elvaart in de afne-
merslanden.

De factoren 1 t/m. 3 werken onafhankelijk van de

.1)
‘Voor deskundigen kan de stelling dat, indien het rub.
berverbruik van 1929 tot 1938 stijgt in een tempo dat half
zoo snel is als de stijging in cle periode 1920/’29 (80 .pCt.
tegen 160 pet. in de laatste periode), dus tot circa 1.450.000
tons, er in 1938 weer van cen,,r itbbertekort” gesproken zal
worden, niets geforceercls hebben. De uitdrukking ,,tekort”
is voor dat geval stellig onjuist; de ontwikkeling van het
verbruik zal het slechts zon doen
schijnen. Op
groilci van
cle thans beplante uitgestrektheclen kan de productie in
1938 met uitzondering van de Ned.’Indische bevolkings-
rubber op ongeveer 1.050.000 tons geschat vorcIen. i)e bij-
drage, clie de bevolkingsrubber moet leveren, van 400.000
totis, is wel te verkrijgen, doch zoo groot dat die rubber er
mi. slechts w’erkelijk zal komen bij prijzen die hoog ge.
noeg zijn om den enormen ‘toevioed van w’erkvolk uit andere
gewesten clan cle rubberprodueerende mogelijk te maken die noodig is om de genoemde hoeveelheid te verwerken,
terwijl reeds tevoren den geldovervloed, cle dringende vraag
naar arbeidskracht en levensbenoodigclheden de uiterst
elastische prijs, waarbij een marginaal bedrijf nog kan pro-
cluceeren, waarschijnlijk tot een veelvoud van het tegen-
woordige peil zullen hebben opgevoerd.

conjunctuur en, al zullen in enicele gevallen de weinig
opgewekte geestesgesteldhei d en mogelijk ]dap.itaalge-
brek in de depressie de invoering van nieuwe toepas-
singen en het in exploitatie brengen van nieuw’e uit-
vin.dingen ophouden, liet betreft hier slechts uitstel,
d at liet toekomstige verbruik ter’ goede komt.. Het
karakter van luxe, dat iin of meer aan alle joilge,

nieuwe producten eigen is, en aan rubhe.r in vrij sterke
mate, zal echter ‘hij verminderde totaalproductie, d.i.
vermi nclercle welvaart, de consumptie sterk beïnvloe-
den. Ten cleele zal ook hier cle verminderde vraag be-
rusten op uitstel van behoeftenvervulling, dat na her-
stel van cie conj un.ctu u r ,,ingehaald” moet worden.
Het feit, dat liet verbruik van een bepaald goed
i.n een snel tempo stijgt wil zeggen, dat het sneller
stijgt dan cie totale goederenproductie, c.q. dat het
jercentage van ‘cle totaalprocluctie, dat het levert, van
jaar tot jaar stijgt. Stijgt het verbruik in, een lang-

zaam tempo, dan ciaalt dit percentage. Bij beide soor-
ten goederen zullen crisis en depressie de tendens heb
‘ben deze ontwikkeling te vertragen en in de hier-
onder volgende schema’s, waarin getracht is den in-
vloed ‘van een omslag der conjunctuur op beide soor-
ten goederen aan.schouwelijk voor te stellen, is zelfs
met een blijvende vertraging dezer beweging rekening

gehouden. In de linksche kolommen is cle ,,norniale”
tendens weergegeven, in de rechtsehe is getracht de
ontwilckeling te tonnen in de veronderstelling, dat,
na het 2e jaar een crisis uitbreekt, het 3e door ‘depres-
sie gekenmerkt vorcit en ‘het 4e een hersteljaar voor-
stelt.
Ontwikkeling van het werkelijke verbi’uik van een goed,
waarbij cle toeneming achtcrblijft bij die der totale
productie.
1

II

TH

T

Ti

111
ie jaar . . 10.000 1,- % 100

10.000 1,-‘ % 100
2e

, . 10.500 -,98 ,

102,9

10.500 -,98 ,,

102,9
3e

. . 11.000 -,96 ,,

105,6

10.000 -.99

99,-
4e . …11.500 -,94

108,111.000 -,95 ,,

104
2
5

Ontwikkeling van het werkelijke verbruik van ‘een goed,
waarbij cle toeneming sterker is dan die der totale
productie.
T

II

III

II

III
le.jahr . . 10.000 1,- % 100

10.000 1,- % 100
2e

.,

. . 10.500

1,1

.,

115,5

1.0.500

1,1

,,

115,5
30 .,

. . 11.000 122
,,

132,- 10.000 1,-

100
4e ,,

. . 11.500

1,3 ,,

149,5

11.000 1,1.

121,-
1. is totaal.veibruik II is het percentage dat het onder-zochte goed uitmaakt van het totale verbruik, ITT is het
verbruikte kw’antuni van liet onderzochte goed).

In beide gevallen in de recirtsehe kolommen geeft
dus liet 4e jaar tegenover liet 3e een bijzondere stij-
ging te zien, waarbij echter speciaal in het 2e schema

de consumptie vèr beneden ‘die. ‘volgens de ,,normale
tendens” blijft, liet aandeel .i n de totale vraag zelfs
beneden dat van het 3e jaar iii de linlcsche kolom.
1)

Is in bovenstaande schema’s getracht den invloed
van de conjunctuur op het iverlcelijke verbruik van
eindproducten voor te stellen, •de invloed op de vraag
naar grondstoffen
is daarin nog niet verwerict. Om
het principe daarvan te demonstreeren, schrijf ik hier over het getallensc’heana, dat Prof. G’ouciriaan daar-
‘oor gaf
2)
en dat door mij verlengd werd met een 5e
(herstel) jaar, in hetwelk ik ,,verlcoop aan liet publielc”
laat atijgen tot 90, d.i. met 12>’n pOt.

lejaar 2eiaar 3eiaar 4ejaar

5ejaar
Verkoop aan het publiek 100

120

lOO

80

90
Voorraad eindproducten

25

30(+5) 25)-5) 20(5)

22,5(+2,5)
Productie eindproducten
100

125

95

75

92,5
Voorraad halifabrikaat

25

31(+6) 24(-7) 19(5)

23 (+4)
Productie halifabrikaat

100

131

8$

70

96,5
Voorraad grondstof

25

33(+8) 22(-1
1)
17,5(-4,5) 24 (+6,5)
Techn. vraag naargrondst. 100

139

77

65,5

103

t) Indien, .zooals bij het rubberverbrnik in de huidige de-
pressie in de landen buiten de V. S., de consumptie niet daalt,
wijst dit op een bijzonder sterke normale toename vaic het
verbruik. Inderdaad is deze bij rubber in de bedoelde lan-
den van 1920129, vooral sinds 1925, aanmerkelijk grooter
dan in_ cle V. S.
2)
Zie E.-S. 13. 1931, pag. 925.

862

ECONOMISCH-STA’1ISTISCHE BERICHTEN

2 November 1932

Bij een stijging van ,,verkoop aan het publiek” in
het 5e jaar tegenover het 4e met 12Y2, pOt., stijgt dus
het verbruik van grondstoffen met circa 57 pOt.
Uitdrukkelijk wil ik erop wijzen, dat noch in de
eerste, noch in het 2e schema getracht is de cijfers

eenige speciale verwachting tav. rubber tot ni.tdrulc-
kiiig te doen brengen; de daartoe noodige gegevens
ontbreken en het 2e schema lijkt mij niet in alln
deele op de verhoudirigdu in de rubberindustrie be-
mkend. Met zekerheid kan uit de schema’s mi. slechts
afgeleid worden den sterken en sterk cumulatieven
invloed die een verbetering der conjunctuur bij con-junctuurgevoelige goederen op de vraag naar grond-
stoffen heeft en dat de mate van dien invloed in
hoofdzaak afhankelijk is van 3 factoren, nl. le. het
tempo •der normale stijging van het verbruik, 2e. de

lengte van den weg tusschen producent der grondstof
en consument der eindproducten, 3e. de vraag of en,
zoo ja, in welke mate, achterstallige, uitgestelde vraag
aanwezig is. In deze 3 opzichten lijkt mij de positie
van rubber niet ongunstig en de verwachting is dus
gemotiveerd, dat bij een verbetering der conjunctuur
in bovenomschreven zin de vraag naar rubber spoedig
een krachtige toeneming zal vertoonen. Dit heeft zich
trouwens ook
in
1922 voorgedaan; het verbruik steeg
toen in de V. S. tegenover 1921 met circa 67 pOt., in de geheele wereld met circa 50 pOt., tengevolge van
het feit, dat de verbetering der conjunctuur die in
de V. S. in 1922 reeds duidelijk inzette, in Europa
zich in een geleidelijker tempo in de jaren 1922/4
voltrok. Thans is weliswaar het normale tempo van
cle verbruikstoename iets gedaald in
vergelijking
met
1.920/22, doch door den langeren duur der crisis zijn
zoowel alle voorraden van eindproducten als het wer-
kelijke verbruik sterker teruggeloopen en is de ach-
terstallige vraag op een hooger cijfer aan te nemen
1)

Blijft over de vraag onder het oog te zien hoe de
markt bij verbetering der conjunctuur zou reageeren
op een
stijging
van het verbruik, het mechanisme van
het herstel na te gaan.
Veelal wordt daarbij aangenomen, dat de huidige
wereldvoorraad ,,van een jaar consumptie” gedurende
langen tijd een
prijsstijging
zou tegenhouden. Naar
mijn meaning geeft een oubevoorooidee’lde analyse
van den wereidvoorraad tot zooveel pessimisme geen aanleiding. Hij ‘bedroeg op ultimo Juli 1932:

tons

tons
Verbrnikslafldefl V. S
……………….
346.000
Engeland
…………..
105.000
diverseii
2)
circa
…….
15.000
466.000
stoomend

naar V. S
…………..
38.000
andere bestemniin.
gen circa
………
22.000
60.000
Malcilck.a

handel
……………..
41.000
ondernemingen
……..
23.000
64.000

totaal . . . .
590.000

Het is natuurlijk onjuist de stoomende voorraden
en die op Malakka ‘als surplus-voorraden te beschou-
ven. Er moet uiteraard steeds de productie van 1-2
maanden stoomend zijn, hoe ook de verhouding van
productie en verbruik is, er bestaat te Singapore,
Penang en andere afscheephavens van Malakka een
levendige rubberhanciel, die het houden van voorraden
niedebrengt, er liggen steeds 5-10.000 tons in de
havens
01)
at.:!I(c’ te wachten en geen enkele ouder-

‘) Een merkwaardige analogie wat betreft de toeneming
van het verbruik na depressies levert het artikel
koper.
Speciale verbruikscijfers staan mij daaromtrent weliswaar
niet ten dienste, doch daar de productie in
1922
t.o.
1921
met circa
62 pCt.
steeg en de prijs (ondanks de sterke defla-tie in die jaren) zelfs eenige stijging aan den (lag legde, mag
mi.
gerust tot een ongeveer gelijke toeneming van ht
verbruik geconcludeerd worden.
2)
Exclusief wilde rubber in Braziliaansche afscheepha-
vens. Dit cijfer bevat tevens den geschatten voorraad te
Coloinbo.

neming is tot op den dag bij met het ‘fvoeren van
haar productie. T.a.v. deze stocks, in het bijzo ader
wat betreft de stoomendé, is bij vergrooting ‘all pro-
cluctie en verbruik de toestand zoo, dat zij noodzake-
lijk zullen moeten toenemen in plaats van afnemen.
Van veel meer belang nochtans voor een juiste
waardeering van het huidige
cijfer
der wereidvoor-
raden is het feit, dat van de voorraden in de V. S.
287.000 tons in handen van fabrikanten zijn en slechts
59.000 tons bij handelaren. ) Waarom hebben die fa-
brikanten dien geweldigen voorraad aangelegd en
wanneer en op welke wijze zullen zij er gebruik van
maken? Omtrent de eerste vraag zijn verschillende
hypotiresen mogelijlc.. Tot in het voorjaar van 1932
leek de
waarschijnlijkste
oplossing, dat zij zich daar-
door wilden delcicen tegen de gevarn van een in te
voeren en, naar het zich liet aanzien, drastische pro-
ductiebeperking. Ten deele zal dit ook wel de ver-
klaring zijn, doch in tegenspraak met de ‘eronder-
stelling, dat dit de volledige verklaring is, lijict mij het feit, dat zij na Maart zijn doorgegaan hun stock
te vergrooten. Ulti.mo Maart was nl. de voorraad in
handen van fabrilcanten, 68.000 tons, die van den
handel nog 67.000 tons.
2)
Oolc nonder kans op restric-
tie vinden dus de fabrikanten het de moeite waard
de lasten van opslagkosten en renteverlies (om van
het risico van een verdere prijsdaling niet te spre-
ken) op zich te nemen om do kracht van het wapen
tegen door hen niet gewenschte prijsstijgingen te ver-
sterken, c.q. de prijsstijging die zij blijkbaar te eeniger
tijd verwachten, op de wijze die .het best met hun be-
langen overeenkomt, te beïnvloeden. De vraag is slechts: wanneer zullen zij beginnen dit wapen te
?i’anteeren? Ook op deze vraag kan het antwoord
slechts in den vorm van gissingen worden gegeven
en het minst onaannemelijke vermoeden lijkt, dat de
enorme voorraad in hoofdzaak voorbestemd ii
exorbi-
tante prijsstijgingen
tegen te gaan, nadat de ervaring
hun in de jaren 1925/6 de nadeelen der machteloos-
heid tegenover buitengewone prijsstijgingen aan den
lijve had doen voelen.
Wel/ren prijs
zij intusschen als’
exorbitant zullen beschouwen, ‘hangt natuurlijk van
velerlei omstandigheden af, die nog in de schoot der
toekomst verborgen liggen; zelfs bij een krachtige
stijging van ‘het verbruik ‘kan er in de eerstvolgende
,,hoogconjunctuur” evengoed reden zijn om een prijs
van 60 ets. als zoodanig aan ‘te merken ‘als misschien
een van
f
1,— of hooger per pond.
Hoe het ook ‘zij, het is een zeer merkwaardige ont-
wikkeling, dat de taak van voorraa’dhouders bij rub-
ber voor het grootste gedeelte van producenten en
handel is overgenomen ‘door de verbruikers: van wel-
ken kant men deze kwestie ook ‘beziet, er blijkt uit,
dat het vertrouwen der verbruikers in de rubber-
situatie aanmerkelijk grooter is dan dat van de overige
betrokkenen en tevens is het duidelijk, dat de f abri-
lcanten een groote macht ‘hebben verkregen tot be-
heersching van de markt en zelfs tot regeling van de
productie, vooral ‘die van bevolkingsrubber; producen-
ten kunnen slechts hopen dat de wijze waarop zij die
macht zullen hanteeren steeds parallel zal loopen met
h5n belang.
Is de veronderstelling juist, dat fabrikanten het
gewicht van hun voorraden in hoofdzaak slechts in
de schaal zullen werpen om exorbitante prijsstijgingen
te voorkomen, dan kan voorloo’pig, zoolang dat peil
nog niet wordt benaderd, die voorraad als marktfac-
ter uitgeschakeld worden. Geconstateerd kan dan
worden, dat de vrije voorraden in de verbruikslanden
zich bepalen tot:

Eind Augustus varen deze cijfers gestegen tot reap.
295.000
toims en
62.000
toils.
Indien deze beweging geacht zon moeten worden in eenig verband te staan met de, in de V. S. in de tussehen-
liggende maanden, overwogen heffing van eeii invoeirecht
op ruwe rubber, zou men veiwacht moeten hebben, dat daar

door eerder de handel dan de fabrikanten tot aanvulling
van zijn relatief kleine voorraden zou zijn overgegaan.

2 November 1932

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

863

V. S………………….59.000
tons
Engeland ………………
105.000
diversen

………………
15.000

totaal ……
179.000 tons

waarbij inbegrepen zijn die voorraden van den han-
cle!, clie op latere levering reeds 2ijn. verkocht. 1-let
komt mij voor, dat die voorraad, zelfs t.o.v. het ver
bruik in 1932, niet overdreven groot is te noemen en,
waar de waarde bij de huidige noteeringen een rein-
tief klein
bedrag
vertegenwoordigt, dat er ‘voor de
•hoi.iders hij een verbetering van de verhouding tus-
schen productie en verbruilc weinig aanleiding is door
het ,,spuien” van die stocks de tendens tot prijsstij-
ging direct tegen te werken.
Bij het beschouwen van voorraa’dcijfers zijn er nog
enkele punten, waarmede niet altijd voldoende reke-
ning wordt gehouden. In de eerste plaat heeft een
vo6rraadcijfer nooit absolute waarde, doch moet het
afgewogen worden tegen het verbruik.. B.v. daalde het
cijfer der zichtbare werelclvoorraden van ultimo 1921
tot ultimo 123 slechts met 12.000 tons van 251.000
tot 245.000 tons; echter vertegenwoordigde ‘het totaal
in 1921 95 pOt, van het verbruik in dat jaar en het
totaal op ultimo 1923 slechts 51 pOt. van ‘het verbruik
in 1923. Verder en dit punt h’angtten deele met
het voorafgaande samen – is tav. de werking op de
prijzen het verloop ‘der stocks van veel meer belang
dan de grootte; een ‘stock van 300.000 tons, die maan-
clelijks met 10.000 tons afneemt, zal een prijsstijging
niet in den weg staan, een voorraad van 1.00.000 tons,
die maandelijks met 10.000 to’ns zou toenemen, kan
een prijsdaling niet beletten. Beide bedoelde factoren,
het dalen ‘van het verhoudingscijfer en het afnemen
der voorraden, zullen bij toeneming der vraag, de ten-
dens tot
prijsstijging bevorderen.
Tenslotte moet nog de vraag onderzocht worden,
‘elken invloed de bestaande overcapaciteit der pro-
ductie tegenover het verbruik in dit jaar van em-
stige depressie bij herstel der conjunctuur op het
inark-tverioop zal hebben. Daarbij is van belang de
verhou cli ng tu sschen de potenti ëeie producti ecapaci-
teit, steile in 1933 en de tegenwoordige productie te
vergelijken. Voor de voornaamste productielanden zijn
clezé cijfers bij benadering als volgt:

potcntiëele prod.
huidige prod.
tous
tous
(basis IvteifJ’uli
1932)
Malakka

……………
470.000
380.000
NccI.-Ïnclië oniteru…
….
195.000 130.000
Ceylon

……………..
85.000
40.000
diverse prod. landen plan-
tage rubbcr en Brazilië
100.000
50.000
totalen
.
……
850.000 600.000

Daar bij het ‘tottal van 850.000 tons nog de bijdrage
der Ned.-Indisclae bevolkingsrubber gevoegd moet
worden, is ‘de potentiëele productie ruimschoots vol-
doende om de,vraag te bevred’igen, die door een ,;zelfs
zeer icrachtige” stijging van het verbruik in het leven
geroepen zou worden. Het ednige middel echter om
inderdaad de productie tot de potentiëele op te ‘oe-
ren, is prijsstijging, voortdurende prijsstijging, waar-
bij iedere cent die op den prijs komt, ‘het hervatten van den tap op x ondernemingen, de productie van
y tons extra ‘bevolkingsrubber tot gevolg zal hebben.
Er zijn ondernemingen, die den tap reeds thans her-
vat hebben; er zijn er, die dit êerst zullen doen als de
prijs 20 ets. is, er zullen er oo’k zijn, die niet direct
vertrouwen hebben in de prijsstijging en ,,het nog even
aanzien”. Er verlo6pt dus vrij veel tijd tasschen het
moment waarop ‘het verbruik begint te stijgen en dat,
waarop de gevolgen daarvan zich in gmootere aan-
voeren in de verbruiksianden doen gevoelen en in dien
tusschentijd dalen de voorraden. Normaliter is de
‘olgorde der verschijnselen: 1.
stijging
van het ver-
bruik, 2.
stijging
van den
prijs
en daling der voor-
raden, 3. stijging van de productie, 4. aanvulling der
voorraden in de productielanden en stoomend, 5. groo-

,tere ‘aanvoeren in de verbruiksianden. Intusschen is
bij voortgaande verbetering der conjunctuur het ver-
bruik veer iets gestegen en, totdat de prijs zoodanig
is dat de productie geen verdere impulsen no(idig
heeft om met het verbruik’ ‘gelijken tred te houden,
‘herhaalt ‘zich ‘de’ beschreven kridgloop.
1)
Toegegeven
kan worden, dat een soortgelijk verloop de werkelijk-
heid te schematish weergeef t, omdat de speculatie
op de verwachte ontwikkeling steeds voouit1oopt en b.v. reeds thans, voordat v’an eenige verbetering van
:het verbruik sprake is, rijn de
prijzen
zoodanig ge-
stegen, dat de productie daarop zeer waarschijnlijk
zal reageeren. In zekeren zin is dus ‘de recente prijs-
stijging nadeelig voor de producenten, doch als de spe-
culatie vooruit blijkt te loopen op een
werlceljke
stij-
,ging van het verbruik, een reëele verbetering der con-
junctuur, is dat nadeel niet groot te achten.

Het beschreven ,,optrekken” van de productie door
prijsstijging geldt, behalve voor de ondernemingen,
ook voor de bevol.kingsrubber. De productie ,yan deze
soort stond, in de laatstbekende maanden, op een peil
van 50-60;000 tons droog per jaar, hetgeen slechts
een klein gedeelte’ (waarschijnlijk omstreeks b) van
de potentiëele productie uitmaakt. Het is volkomen
‘onmogelijk met juistheid te voorzien hoe hier de prijs-
stijging op den uitvoer zal werken; niettemin geloof
ik, dat de verwachting van dramatische gebeurtenis-
sen, in den vorm van een stijgin’g ‘van den uitvoer ot de potentiëeie ‘bij een betrekkelijk lichte verbetering
der prijzen, weinig waarschijnlijk geacht moet wor-
den. Het verleden geeft hier niet veel houvast; een
feit is het,, dat de productie van 109.000 tons in 1929,
‘d.i. nagenoeg ‘de volle potentiëele productie, daalde
tot 89.000 tons in 1930, d.i., niet veel meer dan de
helft der potent’iëele productie, terwijl in 1.930 de prijs
van standaard sheets gemiddeld ca. 32 ets. per 34 KG.
cif. heeft bedragen, doch :intusschen zijn de omstan
digheden in de betroklcn gewestn zoodauig veran-
• derd, dat hierop geen verwachtingen te ‘bouwen zijn.
Het meest waarschijnlijk lijkt mij – doch ik geef toe,
dat dit niet meer dan een persôonlijke indruk is –
dat de pioductie Vrij shel l kunnen toe’hemen toti
.00-125.000 tons droog per jaar, d.i. ongeveer het
hoogste cijfer dat in het verleden bereikt is, doch dat
daarna een aantal tegenwerkende factoren, waarvan
ik noem: de stij’gi n’g ‘van de kosten van afvoer naar

de havenpl’aatsen, van de vrachten n’aar ‘Singapore en
de verwerkingskosten, van ‘de kosten van het leve6s-
onderhoud en de bonen, de moeilijkheid om hij bon-
gere producties het noodige tapvolk te verkrijgen
(vooral als de prijs stijgt tot een peil waarbij het voor
de eigenaren der tuinen weer mogelijk wordt den ge-
insta op te ge’en en weer koelies in dienst ‘t
nemen), ‘de capaciteit der herbereidingr(abrieken en
mogelijke stijging van den prijs van andere uitvoer-producten, de toeneming van den export in een veel
geleidelijker tempo zal doen verloopen, terwijl de po-
teutiele producties slechts .bemeikt zullen worden ‘hij
prijzen, die den arbeid in de rubberprodceerende ge-
westen voor honderdduizenden vreemde arbeiders aan-
trekkelijk maken.

Mijn eindconclusie is dus, dat de toekomst van de
rubbercultuur bij een normaal herstel der conjunc-
tu’um (in den zin, waarin ik deze uitdrukking in dit
opstel doorloopend gebruikt ‘heb) geenszins als hope-
loos moet worden beschouwd, zij het dat de voorraden

1)
Eerst als een herstel der economische activiteit nog
zoolang op zich zou laten wachten, dat reeds een relatief
geringe prijsstijging de ‘productie zdu
opvoeren tot een peil
dat de vraag zelfs bij de krachtige ,,herstelver.beteringÇ die
ik
aanneem,
o’oertreft,
wordt de toestand dreigend. Thans is dat gevaar, naar ik meen, nog niet ernstig, doch de hoe-
veelheid ondernemingsr’ubbr, die tegen steeds dalende kost.
prijzen (modern ‘plantmateriaai) geproduceerd kan wor-
den, stijgt van jaar tot jaar, de kans dat een herstel der
conjunctuur een krachtige verbetering der vraag teweeg zal
brengen, wordt van jaar tôt jaar, naarmate door cle crisis
meer welvaart vernietigd wordt, kleiner. .

864

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

2 November 1932

in handen der Amerikaansche verbruikers langen tijd
een sterke stijging der prijzen, mogelijk zelfs tot een
niveau dat voor de crisis van 1.929 als normaal be-
schouwd werd, zullen kunnen beletten. Evenals dit hij
een dalende conjunctuur het geval is, werken bij ver
7

betering der conjunctuur en der vraag nagenoeg alle marktfactoren bij ru’bber – een product, waarbij m.i.
‘de conjunctuurgevoeligheid den vorm aanneemt van
een welhaast volkomen afhankelijkheid van de con unctuur – cumuleerend; de tegenwerkende factoren
in de huidige rubbersituatie zijn m.i. nog niet zoo
sterk, .dat onder de gestelde voorwaarde een spoedig
herstel der prijzen als ongemotiveerd zou moeten wor-
‘den beschouwd.

Amsterdam, September 1932.

Or.

NOG EENS HET ZUIDERZEE-VRAAGSTUK
OP EEN KEERPUNT.

In het Haagsch Manndblad (Juli 1932) heb ik ge-
tracht mijn meening te omschrijven over het groote
probleem, dat nu feitelijk beperkt is tot het IJssel-
meer; in dat opstel he’b ik mij een zoo groot mogelijke
beknôptheid opgelegd, misschien wat te veel.
Allerminst heb ik mijn zienswijze willen opdringen:
slecht’s vragenderwijs heb ik gepoogd aan te toonen,
dat ‘ve’rschillende, het probleem beheerschende fac-
toren noodzakelijk een nader onderzoek vereischen.
Dat opstel beoogt een tweeledig doel. Eenerzijds
hb ik, deels tu’sschen de regels door, er ‘de aandacht
op gevestigd, dat bij voortzetting van de Zuiderzee-
werken op zichzelf groote voorzichtigheid dient te
worden in acht genomen. Immers die werken zijn van
een zoo reusachtigen en langdurigen omvang, dat
zelfs de scherpste ‘blik zich onherstelbaar zou kunnen
vergissen in de uitkomsten na een reeks van tien tal-
lan van jaren, zonder dat verwijten dén recht van be-
staan zoude,n hebben, omdat, naar ik overtuigd ben,
men tegenwoordig wel degelijk beter zou kunnen
weten. Daarom heb ik nader onderzoek gevraagd, ten-
einde het zeer groote risico althans zoo klein mogelijk
te maken.

Anderzijds heb ik betoogd, dat het toekomst-belang van de drinkwatervoorziening hier te lande onze volle
aandacht eischt, en ‘dat het mogelijk zou zijn om dit,
m.i., grootste belang te dienen, door uitstel of ibeter
door afstel der niet noodzakelijke ‘inpoideringen.
Voor beide doeleinden ,,geljk op” groote voordeelen
te verwachten schijnt mij een illusie te zijn, jazelfs
een al te groote fout; ook z66 gezien acht ik nader
onderzoek noodzakelijk.
Inmiddels is mij van bevoegde zijde medegedeeld’,
dat inderdaa’d een breed onderzoek in gang is, waar-van de uitkomsten zullen moeten worden afgewacht.
Ook met het oog ‘daarop ‘blijft het opmerkelijk, ‘dat, ondanks het feit dat onze knapste koppen gedurende
een reeks van jaren een schat van gegevens, plannen,
rapporten, adviezen, mediories, enz. hebben samen-
gebracht, wij tegenwoordig toch nog steeds in een tijd
leven, waarin gezegd mag en moet worden: Niemand
weet wat de toekomst ons omtrent dit probleem zal
leeren èn brengen.
In ,,De Economist” van Januari 1932 las ‘ik een
Uelangrijk en ruim gedocumenteerd opstel, getiteld:
,,Onafgebroken voortzetting of voorloopige op-
,,schorting van de gedeeltelijke droogmaking der
,,Zuiderzee”, door J.
Bs.
Westerdijk.
Daaruit put ik de zekerheid, dat ik niet ‘de eenige
ben, die om meer licht heeft gevraagd, immers men
kan’er op bldz. 2 lezen:

,,Wie heeft er
gelijk?
De een, de ander of alle
,,’beiden? Niemand die ‘t weet. De toekomst zal het
,,moeten leeren. Maar die toekomst is thans meer
,,verdekt dan ooit. En toch zullen ‘de daarop steu-
,,nende vermoedens van grooten, ‘voor velen van be-
,,slissenden invloed zijn bij de beantwoording van
,,de aan het hoofd van dit ops’tel geplaatste vraag.”

En dan, met een grooten sprong over een uitvoe-
rige uiteenzetting, ‘het oog richtende op het finan-
ciele resultaat, di. als alle werken gereed zijn, enz.,
komt de schrijver tot’ ‘de slotsom, ‘dat de onderneming
,,in alle nuchterheid een totaalverlies” ‘van een mii-
hard gulden zal geven, dat ,,allerwaarschijnlijkst” tot
veel meer clan ‘een milliard zal groeien.
Wel moge het ons nageslacht ‘bekomen! Maar zijn
er ook anderen die er ongeveer z66 over denken?
Wijlen Ir. J. 0. Ramaer – toch 66k een deskun-
dige van de bovenste plank – schreef in 1930 in zijn
brochure, getiteld: ,,De afsluiting en ‘droogmaking
der Zuiderzee”, aan het eind van zijn betoog o.a.:

,,Maar wanneer mocht ‘blijken, dat ‘dit doorzetten
,,de belastingen, die hier te lande tot een hoogte
,,gestegen zijn, zelfs in sommige landen, die in den ,,00rlog geweest zijn, niet bereikt, nog veel hooger
,,zal opzetten, zoodat zij ondraaglijk worden, dan is
,,het Donuichotterie, en dat ligt niet in den aard
,,’der Nederlanders: . . . Ik meen met tan’drang den
,,raad te mogen herhalen, om met de inpolderingen
,,der drie polders, ook van den noordoostelijken,
,,althans tot 1940 te wachten.”

,,De toekomst zal het moeten leeren”, schrijft Wes-
terdijk. Wat ‘beteekent dit? Wanneer zou die ‘toe-
komst ongeveer beginnen? Bij ruwe schatting, ver-
moed ik zoo ongeveer 70 è. 80 jaren nadat het werk
geheel gereed is. Dus omstreeks het jaar 2030.
Inderdaad dan pas zal ongeveer
bekend
zijn of wor-
den, hoe de ,,Natuiir” zal hebben gereageerd op zulk
een monsterachtig groote verstoring ‘van het even-
wicht tusschen de ‘door haar geschapen verhoudingen
eenerzijds en anderzijds van het evenwicht tusschen
Natuur en Cultu ur.
Denkt men, waarlijk, ‘dat zulk een grove inm’enging
ongestraft zou kunnen blijven?

Wat al tallooze ‘veranderingen zal zoo’n verstoring
met zich medebrengen? Hier herhaal ik een zin, dien
ik schreef in mijn opstal in het Haagsch Maandblad:

,,Wie durft, minstens 50′ jaren vooraf, ‘de ver-
,,antwoording daarvan op zich te nemen?”

En wat zal dan die toekomst ons nageslacht moeten
leeren? Vermoedelijk, dat het voorgesiacht op jam-
merlijice wijze vergeten heeft, maat te houden. Alles
wat wij thans met zekerheid weten, is, ‘dat ons
wefen
slechts gefundeerd is op louter
ver9noede’n,s.
Alléén
daarop verder te bouwen ligt toch zeker ‘ook niet in
den aard der Nederlanders. En ‘toch beschikt men
over een schat van gegevens ‘en over een keurcorps
van polder-ingenieurs. 1-loe komt het dan toch, dat
Westerdijk kon vragen:

,,Wat zijn we begonnen?”

Vergis ik mij niet, dan lag het oorspronlcelijk in
de ‘bedoeling na de afsluiting, eerst de beide zuidelijke
polders onder handen te nemen en pas daarna ‘den
N.O. Polder droog te maken. Duidelijk is het mij
niet, waarom thans deze laatste ‘het eerst zou moeten
komen; zou het kunnen zijn, omdat het risico dkar-
van veel kleiner is dan voor de Zuidelijke Polders
vermoed wordt?

Louter vermoedens kunnen voor mij geen leiddraad
geven om daarop verder in te gaan en zoo bepaal ik
mij liever tot eenige algemeene opmerkingen.
De beide zuidelijke polders ‘beslaan samen een op-
pervlak van 151.000 hect., d.i. ruim
7
maal dat van
de Wieringermeer en ruim 8 maal de grootte van den
Haarlemmermeerpoider.
Het is voorwaar een kunst op zichzelf zich een
goede voorstelling te vormen ‘van zoo’n woestenij, als
de polderbodem te voorschijn zou ‘beginnen te komen.
Echter zoover zijn we nog lang niet en inmiddels
kan men zich, bv. voor het jaar 1942, toch wel een
globale voorstelling ervan maken,, hoe het IJssel-
meer er van ‘binnen dan zoo ongeveer zal uitzien.
Het IJsselmeer-water is ‘dan tennaastenbij ,,zoet”
geworden, d.w.z. voor zoover het boven den bodem

2 November 1932

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

865

staat; in de diepte, eenige meters onder dien bodem,
en nog veel dieper, is het allemaal nog Zuiderzee-
water. Daar ergens is dus een scheiding tusschen
,,zout” en ,,zoet”; in dat scheidingsviak heerscht
steeds beweging; het zout wil als het ware het even-
wicht herstellen, z66 dat ‘de scheiding geen vlak is,
maar een zône, waarin diffus.ie en menging plaats
heeft en welke zône dan .00k terecht een
men
grn.gs-

diffussie-zône
genoemd wordt.
Jirenlang zal de zoetheid van het rneerwater min
of meer bedreigd worden door het opstijgende zout,
maar tenslotte komt er toch een soort evenwicht, al
weten we niet precies hoe en wanneer dit het geval
zal zijn.
Maar ook dèn zal men nog niet van een
zoet
IJssel-

meer kunnen spreken, w’ant daarvoor moeten ook de flora en de fauna zich geheel daaraan hebben aange-
past.
Hoe dat alles gaan z’al, ongerust behoeven we in
geen enkel opzicht te zijn, mits dan ook met groote strengheid gezorgd wordt, dat alle toevoer van ver-
vuilcl water uit het Zuiden of (en) uit .het Westen
uitgeschakeld wordt en blijft. – Tenslotte krijgen
we het wonder: een idéaal, d.i. een schitterend mooi
zoetwatermeer, waaruit we naar hartelust zullen kun-nen âftappen voor een groot deel van Noord-Holland en voor geheel Friesland, terwijl we bijna met zeker-
hêid mogen verwachten, daarin 66k een nagenoeg
onuitputtelijke bron te vinden voor allerlei drinkwa-
ter-doeleinden.
Lezer, wat zegt gij nan zoo’n zeker toekomstbeeld?
Is het niet om van te watertanden? En, dat te ver-
krijgen in een betrekkelijk nabije toekomst, mij
dunkt zoo ongeveer in het jaar 1950, zonder verder
onoverkomelijke, geldelijke bezwaren.
Zou dat geen
zegen
voor ons vaderland worden?

*

Doch nu een ander beeld! – Lezer, gij voelt het
al., d’at er nu een geheel ander geluid door den luid-
spreker zal worden uitgebazuind. Die wonderbaar-
lijke luidspreker ‘staat opgesteld even onder den
bodem der zoo juist droog gevallen polders, waar het
oorspronkelijk waterpeil is gedaald tot ongeveer 6
è
1
meter onder A.P., over een oppervlak van 151.000
hectaren.
Als Leeghwater dat eens wist, zou hij zich dan niet in zijn graf omkeeren?
Wat doet nu dô.é.r onder den bodem ‘die duidelijk
sprekende
mengings-diffusiezôrse?
Aangedreven ‘door
een straks tot
1
meter aangegroeid drukverschil, het-
welk voor ons polderland ongehoord groot is, laat
zij zich gelden op een wijze, die elders wel vergeefs
te zoeken zal zijn. Daardoor is een zoutbron aange-
boord, ‘die, naar ik vrees, al onze illusies met den genadeslag bedreigt. Dat diepe reservoir van zout
water is niet meer te verdringen, immers van waar
zou de kracht komen om ‘dat wonder te bewerkstelli-
gen? Juist ook d’at groo-te drukverschil geeft de
Noordzee de gelegenheid om het reservoir, wel uiterst
langzaam, maar met een, geen seconde gestoorden
stroom gestadig weer aan te vullen. Weer datzelfde
drukverschil tracht de mengings-diffusiezône steeds
opwaarts te drukken en in ‘de straks getrokken pol-
derslooten zal steeds zout of brak water gevonden
worden.
Tenzij – men lette op de tegenstelling -. betrek-
kelijk groote hoeveelheden zoet water uit den Veluwe-
bodem zouden worden aangevoerd, gedurende bijvoor-
beeld 50 jaren; dan zou vermoedelijk hier en daar in
do slooten zelfs zoet water te vinden zijn….totdat
die Veluwe-stroom zou zijn uitgeput, eenerzijds tot
blijvende scha’de van die landstreek, terwijl anderzijds
weder het oude spel ‘begint, waardoor, en nu voor
eeuwig, de slooten zout of ‘brak water bevatten, waar-
tegen zelfs inlaten uit het niet geheel zoete en to
kleine Ijsselmeer, m.i. geen voldoende, afdoende
baat zou kunnen geven.

Maar daarmede is niet alles opgehelderd, zoo een-voudig is het toch ook weer niet. Wie mocht denken,
dat het bedoelde, kostbare .zoetwater ui.t den Veluwe-
bodem als zood’anig in den poiderbodem zou indrin-
gen, ‘die vergist zich.
De geohydrologische samenstelling van den Veluwe-
bodem wijkt in menig opzicht af van wat we gewoon
zijn in onzen bodem te vinden. Hier en daar
stijgt
het

grondwater er tot groote hoogten, ‘zelfs tot 40 M. +
A.P. Dus zuidelijk .hier en ginds zoo’n groote druk
en noordelijk . overal een zeer diepe dépressie tot on-
geveer
1
M. ± A.P.
Dat enorme’ drukverschil heeft tot gevolg, dat de
druk- en stroomlijnen
van het afstroomende water
zeer diep doordringen in den bodem, z66, dat het zoet-
water als het ware zich, waar dit maar kan, opwaarts
per-st door het ‘diepe zoutwater, zich daarmede mengt,
om dan verder als brak water in den polderbodem
terecht te komen, een gebeuren, dat lijnrecht in strijd
is met veler zoo goede bedoeling.
Men zij er op ‘bedacht: noôit of nimmer is zoon
stbrk aangedreven mengings-diffusiezône in rust en hoe grooter het gebied is, waar zij zich doet gelden,
hoe venijniger haar invloed, welke echter langzamer-
hand toch een min of meer stabiel karakter zal gaan
aannemen. Maar wanneer en hoe?
Evenwel, alweer wordt er eigenlijk een miseribele
fout gemaakt het is immers slechts een
vermoeden,
dat er zooveel zoet water uit de Veluwe zal afstroo-
men en als dat vermoeden ons nu eens geheel en al
op den verkeerden weg heeft geleid en ‘de zuidelijke
polders van’déâr geen of zeer weinig
zoet
water zullen
verkrijgen, van waar moet dan toch dat
volstrekt
onmisbare
komen?
,,Foei, gij maakt een fout”, zegt ‘de optimist, ,,dat
onmisbare zoete water kan het IJsselmeer toch leve-
ren!”
Voor hem en voor anderen, die er 66k z66 over
denken, zullen, raar ik helaas vrees, nog wel eenige fouten beschikbaar blijven. – Maar wie maakt er nu
een fout?

De
men gings-diffusiezône
blijft voor eeuwig brak
water in den bodem der beide Zuidelijke polders op-
persen en .dat water moet gestadig door het gemal
of de gemalen worden opgepompt en uitgeslagen.
in het
IJsse.lmeertje,
immers het is veel kleiner –
als ook de N.O. Polder is drooggelegd – dan de ge-
heele polder-oppervlakte. Daardoor dreigt het Ijssel-
meerwater, dat zoo mooi op weg was om
geheel
zoet

te worden, hier ‘beter, ginds slechter, maar toch in ‘t
algemeen min of meer brak te blijven.
En – tweede ‘beschikbare fout – Schermerboezem
en Frièslan’ds boezem moeten zich dan blijven tevre-
denstollen met het inlaten van min of meer brak

water.

Hebben wij daarvoor zooveel drukte gemaakt?
En – derde beschikbare fout – aan al onze illu-
sies omtrent de toekomstige ‘drinkwater-voörziening
van liet ,,Westen des lands” ehz., enz., is den bodem
ingeslagen.

Gelukkig kan ik die – voor velen nZi nog bijna niet
te gelooven – misère niet meer beleven.
In het bovenstaande is datgene, wat voor rekening
komt van de grillige en vaak kvaadaarclige mengings-
diffusiezône, gegrond op
vrijwel
absolute, hydrologi-
sche waarheid;
al
het overige is slechts, en d.aardoor

slecht
gefundeerd op louter losse vermoedens, waar-
van nu het eene, dan weer het andere door de feiten
kan worden weersproken. –

Dat is geen doen met eere meer en zoo sluit ik mijn
nog maar schrale opmerkingen af met een slot-ver-
moeden.

Zou uit al dat hopeloos vermoedelijke echter toh
niet nog tenminste één principiëele waarheid zijn op
te diepen?

Ik geloof het inderdaad en laat mij dus trachten
die waarheid zoo kort mogelijk te formuleeren:

866

ECONOMISCH-STATiSTISCHE BERICHTEN

2 November 1932

Aan onze poldertechniek is het tenvolle toever-
trouwd de inpolderingen op zichzelf tot een goed
einde te brengen, ook al zullen de kosten daarvan tot
in het ongerijmde, of althans tot het nog nimmer
gehoorde toenemen; daarbij komt dan nog, dat die
inpolderingen slechts kunnen geschieden t e n
k o s t e van allerlei kleine en groote, waaionder
zeer voorname,
levensbelangen van een bestaand
cultuurgebieci,
naar globale
schatting ter groottè
van minstens 400.000 H.A. Is die schade dââr eenL maal aangericht, dan is deze nooit of. nimmer meer
goed te maken, hoeveel geld men er ook voor be-
schikbaar zou kunnen en willen stellen. Immers
wat dan in de verre toekomst zou ontbreken:
,,Zoet” water in ruim voldoende hoeveelheid,
dat
is dan voor geen geld meer te koop, want dât is er
dân fliet meer. –

Indien deze zienswijze grootendeels op waarheid zou
zijn opgebouwd, dan moet zij den
doorslag geven Jbij
de verdere behandeling van het groote probleem.
Ir. J.
M. K.
PENNINI(.

EEN COUPONBELASTING?

In een tijd van steeds verder gaande verarming –
waarlijk geen novum in de geschiedenis! – en van
belastingdruk, welke (Ie grenzeil van .het financiëel
bereikbare reeds overschreden heeft, is iedere poging
tot nieuwe belastingheffing een directe aanslag op
de bestaansmogelijkheden der bevolking.

De Begeering heeft uiteraard nog met andere dan economische factoren rekening te houden, doch het
lijkt er bijna naar alsof zij, na het haar nog niet
mogelijk is om een doelbewuste wezenlijke bezuini-ging van het •geheele bes’tuursapparaat in al zijni ge-
ledingen door te voeren, uit politieke overwegingen

thans op zoek gaat naar belastingmaatregelen, welke
slechts deu schijn kunnen hebben, dat zij de benoo-
digde middelen daar halen, waar nog wat te halen valt.

Een sterk voorbeeld daarvan elders heeft men in

Dui tschland gezien, waar destijds cle tahaksaccijns
zooclanig verhoogd werd, dat niet alleen aan vele be-
langhebbenden bij den tahakshandel het bestaan on-
mogelijk gemaakt werd, maar ook zelfs het gebruik
zoodanig afnam, dat de verhoogde tahaksbelasting
veel minder opbracht.
1.)

Dit slechts bij wijze van voorbeeld; het zou mis-
schien mogelijk zijn – gelijk de heer Oolijn veron-
derstelt – dat in ons land een verzwaring van tabaks-
belasting aan den staat meer zal opbrengen dan hij
zal moeten derven tengevolge van verminderd ge-bruik, steun aan werkloozen in de tabaksindustrie,
minder belastingop’brengst uit inkomen etc. tenge-

‘olge van mindere verdiensten van de belanghebben-den bij den tabakshandel, enz.; doch in ieder geval is
onder de gegeven omstandigheden een tot versobering dwingende verteringsbelasting als verhooging van den
tabaks-, wijn- of bieraccijns, hoe onjuist wellicht ook,
nog verre te verkiezen boven wat de heer Oolijn ver-
(ier aan de hand gedaan heeft en door Minister de
• Geer thans ernstig onderzocht wordt: een coupon-
belasting.

Alleen het opperen van het plan heeft in de fi nan-
eiëele pers reeds ernstige ‘bezorgdheid gewekt
2)
en is
ook al niet zonder invloed gebleven. Orecliet is een
uiterst teere plant en in dezen tijd is wel ‘het eerst
noodige, om alles te vermijden, wat het crediet op lan-

i)
In ons land kent men analoge gevallen
bv. bij
den
accijns op gedistilleerd, doch bij deze belasting wordt, aî-
gezien van cle fiscale mislukking, een afnemend gebruik
door de publieke opinie geen bijzonder groot bezwaar ge-
acht.
2)
Amsterdamsch lMfectenblud, 4
October
1932
;
Nieuwe
Financier en Kapitalist,
21
October
1932
;
Haagsehe
Post,
brieven van een Effecteuiinaui,
15
Oct.
1932.

gen termijn aantast, hoe gering ook. Men kan bij
wijze van zeggen beter belasting gaan heffen van de
gelden, die renteloos bij De Nederlandsche Bank lig-

gen, dan door een couponbelasting de kapitaalinves-
teering bemoeilijken en daardoor de natuurlijke da-
ling van den rentevoet ‘tegenhouden.
Na de crisis, tengevolge van den val van het Pond
Sterling, is bv. ook de hypotheekmarkt een tijdlang
gedesorganiseerd geweest. Langzamerhand is een her-
stel ingetreden. Ïn den aanvank van dit jaar was de
hypotheekrente nog 5% pOt., doch zij daalde geleide-
lijk tot 5% pOt., terwijl hier en daar reeds tegen
5 pOt. afgesloten werd. Sedert de plannen voor een
couponbelasting in de lacht hangen, begon de hypo-
theekrente echter weder op te loopen tot 5% pOt:
onvoorzien gevolg van het voornemen tot invoer.ing
eener couponbelasting!
De Minister heeft zich daarop gehaast te verklaren,
dat een eventueele couponbelasting in mindering ge-
bracht zou mogen worden van de inkomstenbelasting,
hetgeen een aperte onbillijkheid zou wegnemen.
Doch wanneer de Minister aftrek voor de inkom-
stenbelasting zal willen toestaan, is het dan wel billjk
om cle effecten in het bezit van een NV., die Divi-
dend- en Tantièmebelating betaalt, te treffen? Moet een fabrielc, clie om zijn bestaan worstelt, belasting
gaan betalen van zijn apart in fondsen belegd vermo-gen, waaruit cie pensioenen van haar arbeiders straks
voldaan zullen worden? Acht de Minister thans het
juiste oogenblik gekomen om Spaarbanken en Ver-
zekeringsmaatschappijen, die voor eenige honderden millioenen in obligaties belegd hebben, niet een cou-
ponbelasting op het lijf te vallen?

Bovendien, wat zullen de
gevolgen
zijn? In de eer-
ste plaats een omzetting van obligaties en wel spe-
ciaal pandbri.evei, in het bezit van Pensioenfondsen,
Verzeker:i n gsmaatsch appijen, Spaarbanken, e.a., in
hypotheken. Ofschoon oogenschijnlijk een verruiming
van de hypotheekmarkt hiervan het gevolg zal zijn,
zal integendeel hierdoor wederom een hoogst erostige
stagnatie optreden in den nieuwbouw ‘dus toenemende
werkloosheid in de bouwvakken, in de steen-, hout- en
andere bouwmater.ialenin dustrieën. Want Pensioen-
fondsen en Verzekeringsmijen e.d. sluiten wel op zoog.
ouclhouw, maar zijn niet bereid om nieuwbouw te finan-
cieren, hetgeen zij ook niet kunnen doen, omdat al-
lef ii de Fiyotheclsbarikon voldoende kennis van wo-ning en stedebouwkundige vraagstukken hebben, om
de risico’s van deze ered.ietverleening te beoordeelen.
Minder ernstig in zijn gevolgen is de omzetting
door de evengenoede beleggingsliehamen van ge-
meente-obligaties in leeningen op onderhandsche
sthuldbekentenis, maar toch, altijd nog een belemme-
rende factor voor een herstel van het gemeentecrediet.
ilet valt niet aan te nemen, dat cle Minister al deze
consequenties zal aandurven; er zal dan ook een uit-

zonderingsbepaling voor Pensioenfondsen, Verzeke-
ringsmijen, Spaarbanken en pandhrieven gemaakt
moeten worden, en het i.s zeer de vraag of – afgezien
van verdere onbilljkheden – alle administratieve
rompslomp dan nog door de opbrengst gerechtvaar-
digd kan zijn.

Een couponbelasting past niet in ons belasting-
systeem en haar invoering op dit tijdstip zou tegen
haar bedoeling gevaren meebrengen, waardoor de na-
deelen de voorcleelen verre zouden overtreffen;
slechts enkele bezwaren heb ik hier genoemd, zij leken
mij echter al ruimschoots voldoende om hier de ver-
wachting uit te spreken, dat de Minister de coupon-
belasting zal verwijzen naar de rommelkamer der f is-
cale crisiscuriosa.

Wanneer slechts de Regeering de tering naar de
nering vermag te zetten, zullen de gevolgen daarvan
voor de ‘bevolking in het algemeen genomen van védl
minder ernstigen aard zijn dan’ die wellce voort zullen
vloeien uit het heffen van welke heillooze nieuwe
belastingen oolc.

2 November 1932

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

867

Gelijk bekend, gaan tijden van langdurige econo-
mische crisis stebds gepaard met een lageren rente-
standaard, omdat dan het bedrijfsleven geen zware eischen aan de kapitaalmarkt stelt. Het schoorvoe-
tend terugkeerende vertrouwen heeft de 4 pOt. staats-
obligaties reeds weder op pari gebracht; is het dan
bij de groote hoeveelheden nog aanwezige vlottende
middelen gewaagd te veronderstellen, dat een krach-

tige bezuinigingspolitiek binnen enkele maanden con-
versie der staatsschuld op aanmerkelijk verlaagde
rentebasis mogelijk zou maken? Daarmede zou langs
den natuurlijken weg den Minister een bezuiniging
op het Hoofdstuk der Statsschuld in den schoot val-

len, welke geen nieuwe ongelukken in het bedrijfs-
leven veroorzaakt, noch Ouchy in gevaar brengt. Ver-


der zou de Regeoring daardoor bewerken – vurig
begeerd desideratum! – dat de huren van arbeiders-
woningen zullen dalen. Immers maakt goedkoop geld op de kapitaalmarkt het den hypot’heekbanken moge-
lijk dec nieuwbouw te bevorderen, tengevolge waar-
van het aanbod op de woningmarkt toeneemt en dus de huren zullen dalen. Terloops moge ik hierbij wij-zen op een veelvuldig voorkomend misverstand om-trent het verband tusschen huren en hypotheekrente.

Veelal neemt men aan, dat tusschen die beide een di-

rect en nauwverband bestaat, hetgeen minder juist
is, daar de hoogte van de huren afhankelijk is van
het aanbod op de woningmarkt en de hoogte van de
hypotheekrente van het aanbod op de kapitaalmarkt,

twee factoren, die lang niet
altijd
een parallel verloop

vertoonen. Zoo daalde bv. in het eerste halfjaar van
1.931 de hypotheekrente van 5 tot 4% pOt., terwijl de
huren van sommige groepen arbeiderswoningen nog
stegen; daarentegen steeg de hypotheekrente na de Septembercrisis vani 931 in het eerste halfjaar van
1932 tot 5% pOt., terwijl in dienzelfden tijd b.v. de
huren van heerenhuizen sterk terugliepen. Wel echter
kunnen zij elkaar indirect belangrijk beïnvloeden,
doordat zooals hierboven opgemerkt een lage hypo-
theekrente den nieuwen aanbouw van woningen, waar-
aan nog behoefte bestaat, krachtig zal stimuleeren en
langs dien weg huurverlaging tot stand zal brengen.

Ook om deze redenen mag men vertrouwen, dat het
clepartementaal onderzoek naar de wenschelijkheid
van de invoering van een couponbelasting negatief

zal iii tvallen.

Mr.
J. WILKENS.

CONTINGENTEERING VAN DEN INVOER VAN

BUITENLANDSCHE STEENKOLEN?

In de laatste weken hebben de Nederlandsche Steen-
kolenmijnen zich in een zeer bijzondere mate van be-langstelling mogen verheugen. Men zou ‘dit van harte
kunnen toejuichen, indien deze belangstelling niet
een wo buitengewoon ernstige oorzaak zou hebben,
met name de overweging van de wenschelijkheid van
contingenteering van den invoer van buitenlandsche

steenkool.

Het is uit tal van berichten bekend, dat de Re-
geering, onder ‘aandrang van de. Staats- en ‘de Oranje-
Nassaumijnen, overweegt de werking van de Orisisin-
voerwet uit te strekken over den invoer van steen-kolen en in die richting reeds adviezen heeft inge-

wonnen. Daarbij is échter wel gebleken, dat er bij
tal van groepen groote bezwaren ‘bestaan, zoodat het
wel gewenscht is dieper ‘na te gaan, in hoeverre er
voor contingenteering aanleiding kan zijn en welke

gevolgen deze kin hebben.

Zooals algemeen bekend mag worden veronder-
steld, is de Orisisinvoeret bedoeld als een maatregel tegen overmatigen invoer van goederen uit het ‘bui-
tenland. Daardm moet-in de eerlte plaats worden na-
gegaan, in hoeverre bij het artikel steenkolen van
overniatigen invoer sprake is.

Hieronder vindt men een overzicht van den in- en uitvoer van steenkolen in de laatste vijf jaren.
1)

Overzicht van den in- en uitvoer van steenkolen
(behalve bunkerkolen).

invoer
I3ruto-gewichtx 1000 ton.
Land:
1927 1928
1929
1930
1931
Duitschland

………….
6.524
6.465
6.966
6.599
6.123
Gr.-Brittannië

……….
1.899
1.790 2.181
2.104
1.735
België

………………
325
408
325
338 ‘
463
PoIenDantzig

…………

65
106
65
168 Totaal

………………
8.822 8.760
9.618
9.113 8.501
Waaide x
f1.000.000
117
107
110
111
96

Uitvoer
Bruto-gewicht,x 1000 ton.

Land:


1927
1928 1929 1930 1931
België

……………..
1.777
2.147 2.077
1.810
2.005
Frankrijk

……………
634
834
.
785
1.281
1.341.*
Duitschianil

………….
322
702
605
613
622
Zwitserland

………….
133 165
122
167
96
Luxemburg

………….
4
6
11 13
11
Italië

……………….
25
10
7
.6
7
Gr.-Brittannië

…………
29
13
1)
– –

Totaal

……………..
2.958
3.924
3.621
3.900 4.093
Waarde x
f 1.000.000
.
. .

33
40 43
49
43
Saldo

invoer

…………
5.864
4.836
5.997
5.214 4.408
Idem

waarde

………..
84
67
68 62 52
J)
38
ton

Hieruit ‘blijkt, dat de invoer in Nederland zich de
laatste drie jaren – wat het
totaalcijfer
betreft – in
een steeds dalende lijn bevindt, terwijl daareitegen het
totaal van den export steeds
stijgt.
Het invoersaldo,

dat Nederland steeds gehad heeft, neemt daardoor in
de laatste jaren belangrijk af.

Ook in het loopende jaar heeft zich dit verschijn-
sel in ruime mate voortgezet. De onderstaande tabel-
len, gevende de cijfer§ over de laktste negen maanden,
doen zien, dat weliswaar de uitvoer niet onbelang-
rijk gedaald is, maar dat daartegenover ‘de invoer zoo-
veel sterker is gedaald, dat het invoersaldo in deze periode tegenover’ de gelijke periode in ‘het vorige
jaar met ongeveer Y3 is afgenomen.

Handelsbeweging van steenkolen over het tijdvak
Jan.Sept.
1932.

Hoeveelheid iu
Waarde in
invoer.

1000 KG.
1000
gld.

Duitschla.nd

…………..
3.303.282
België en Luxemburg
……
245.823
Groot-Brittannië

……….
1.020.334
Frankrijk

…………….
9.298
Polen en Dantaig ……….
89.607
Totaal Jan/Sept.
’32
4.678.505 40.407 Totaal Jan./Sept.
’31.

……

6.469.561
73.661

Hoeveelheid in

Waarde in
Uitvoer.

1000 KG.

1000
glcl.
])uitschland

…………..
478.130
België en Luxemburg

1.041.543 Frankrijk

…………….

849.391
Italië

………………..
19.941
Saargebied …………….
19.430
Zwitserland

…………..
98.341
Totaal Jan/Sept.
’32

2.513.796

24.718
Totaal Jan/Sept.
’31

3.123.609

33.090
Saldo invoer.
Jan/Sept.
1931
…………
3.347.952

40.571
Jan/Sept.
1932
…………
2.164.709

15.689

Wanneer men deze cijfers beziet, dan ‘komt men tot
de conclusie, reeds ‘hierboven aangeduid, dat de totaal-
invoer van kolen ‘sterk ‘daalt. Verdeeld over de ver-
schillende landen ziet men een sterke’ daling van ‘de
ingevoerde hoeveelheden van ‘de grootste leveranciers,
terwijl slechts’ bij enkele kleine landen een toeneming
valt te constateeren voor het jaar 1931, welke ver-
moedelijk dit jaar niet gehandhaafd blijft. Bedoelde
toeneming valt ,echter tegenover het totaal van het Nederlandsche verbruik geheel in het niet. Daarbij kan nog worden opgemerkt, dat de Nederlandsc’he

t)
Ontleend aan de publicaties van het Centr. Bureau voor
de Statistiek.

868

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

2 November 1932

uitvoer naar België veel grooter is dan de invoer, ter-
wijl tegenv’oordig ook Nederlandsche kolen naar
Dan tzig worden verzonden.

Wanneer men van deze cijfers heeft kennis geno:
men, dan vraagt men zich met groote verwondering
af, hoe men er toe kan komen, met deze
cijfers
als
ondergrond, contingenteering van steenkolen te
vragen.

Immers contingenteering – althans volgens de

doelstelling van de wet – veronderstelt overmatigen
invoer en het ‘zal iedereen een raadsel zijn, hoe men
bij een steeds dcd-lenden invoer
van een overmatigen
invoer kan spreken. Het zou dan ook wel interessant
zijn eens te vernemen, welk percentage van den in-
voer door de voorstanders van contigenteering als
overmatig moet worden aangemerkt. Het moet ieder-
.een duidelijk zijn, dat het van toepassing verklaren
van de Crisisinvoerwet op de steenkolenindustrie
deze wet eenvoudig zou maken tot een parodie van
datgene, wat zij blijkens haar considerans bedoelt te
zijn. Een sterker staaltje van wetsmishruik, dan hier
gedemonstreerd dreigt te worden is toch wel nauwe-
lijks denkbaar.
1)

Ook al zal het dus voor een Regeering, die zich ge-
roepen acht de wetten op de juiste
wijze
te gebruiken
en haar uitvoering te doen beantwoorden aan. haar
doelstelling niet mogelijk zijn de Crisisinvoerwet
1931. op den steenkoleninvoer van toepassing te doen
zijn, zonder de wet te maken tot een apparaat voor het instellen van het ‘zuiverste protectionisme, dan
wil dit toch a priori niet uitsluiten, dat de omstan-
cligheden zoodanig kunnen zijn, dat aan de steenko-
ienindutrie, zij het dan langs andere wegen, steun
moet worden verleend. Hierover echter in. een vol-
gend artikel.
Tenslotte willen wij nog met enkele woorden wijzen
op de moeilijkheden, die bij een mogelijke contingen-
teering ontstaan en er vooral den nadruk op leggen,
dat men ten deze goed doet gebruik te maken van de.
eigenaardige ervaringen, die men in het buitenland
daarmede heeft opgedaan.

Voor de uitwerking der contingenteering kan men
nauwelijks spreken. van steenkolen in haar geheel.
De verschillende qualiteiten en soorten hebben een
zoo geheel uiteenloopende bestemming en worden
geleverd op zoo sterk verschillende voorwaarden, dat
men hen bij nadere beschouwing waarlijk als verschil-
lende artikelen moet beschouwen. Doet men dit niet
en legt men dus iet de hoeveelheden van de diverse
qualiteiten vast – terloops zij opgemerkt, dat dit
laatste om technische redenen wel niet
mogelijk
zal
zijn – dan schept men een buitengewoön onzekeren’
toestand. Deze wordt veroorzaakt door de geheel on-,
gelijke winsten op de verscheidene qualiteiten behaald.
Bijv. op bepaalde leveringên aan de glootindustrie,
betreffende ‘zeer groote quanta en op zeer gemakke-
ljke afschepings- en betalingsvoorwaarden wordt
practisch niets verdiend.

Daartegenover staat, dat de dure kolensoorten, zoo-
als de huis-brand – anthraciet -, een veel grootere
winstmarge laten. Wanneer in het geval van con-tin-
genteering er nu een tekort zal dreigen te ontstaan aan
de duurdere soorten kolen, kin de invoer ervan onmid-dellijk op peil gebracht worden, indien men den invoer
der goedkoope fabriekssoor.ten nalaat. Hetgeen men
‘dhn- ook zer zeker zal doen, zoodat de Nederlandsche
ijnen- straks slechts eenige verruiming krijgen voor
cie leering van de goedkoopste soorten. Maar men
voelt, dat een regeling, die dergelijke mogelijkheden
biedt, buitengewoon onbillijk is jegens den handelaar,
die oorspronkelijk slechts de duurdere soorten ver-
handelde.

Immers voor hem ontbreekt de mogelijkheid, zijn
concurrenten geboden, om zijn invoer nader te rege-
len, zoodat hij uiteindelijk degene is, die van de con-

9 Ook de Kamers van Koophandel en Fabrieken voor
Amsterdam en Rotterdam hebben deze meening.

tingen’teering- de dupe wordt, hetgeen trouwens ook in het buitenland gebleken is.

Niemand zal het ons dan •ook kwalijk nemen, wan-
neer wij meenen eenigszins sceptisch te moeten staan
tegenover de verzekering van Mr. Dr. W. F. J. Fro-
wein, -dat de prijzen niet ‘zouden stijgen, welke trou-
wens veel van haar waarde verloor door zijn toevoe-
ging ,,met voorbehoud der uitzondering van die soor-
ten, die nu aan speciale ‘dumping van het buitenland onderhevig zijn”. Waar het op het oogeublik werke-
lijic onmogelijk is, om te zien, hoe zich de verhou-
dingen op de kolenmarkt bij een eventueele contin-
genteering zouden ontwikkelen, lijkt het ons zeker

praematuur om nu reeds voorspellingen over prijzen
te doen, welke met die verhoudingen toch ten nauw-
ste samenhangen. Gevaar voor verbruikersbelangen is
dan ook onmiskenbaar aanwezig.
Dr.
A.
Dic
GRAÂFF.
REGELING VAN DEN OMVANG DER PRODUCTIE.

In de jl. Zaterdag gehouden jaarvergadering van
de Vereeniging voor ‘de Staathuishoudkunde en de
Statistiek is langdurig ged-iscussiderd naar aanleiding
van ‘de praeadviezen van Dr. R. van Genechten en
Dr. J. Tinbergen, waarvan vroeger in di-t weekblad
werd melding gemaakt.
1)
Deze praeadviezen waren
uitgebracht ter beantwoording van de vraag, in hoe-
verre -het regelen van den
omro,ng
der voortbrenging
of van het aanbod van
bepao2de
goederen door pro-
ducenten, al dan niet met medewerking van de Over-
heid, bevorderlijk geacht moet worden voor de volks-
welvaart. Uit cle’ door ons gecursiveerde woorden blijkt, dat de vraagstelling een .beperkte strekking

had. Niet het geheele productiestelsel, maar slechts
de productie van bepaalde goederen diende te worden
behandeld, en dan wel onder dezen gezichtshoek, of regelingen van producenten tot het ‘bepalen van den
omvang vanhet product ‘of van het daarvan ter markt
gebrachte quantum wenschelijic is. In deze tijden van
overprocluctie van vele agrarische producten en
grondstoffen, die niet tot loonenden prijs afgezet kun-
nen worden, denkt men -daarbij uiteraard in de eerste
plaats aan restri ctieschema’s en dergelijke.
Dr. van Genechten had, zoonis wij vroeger hebben
uiteengezet, in zijn praeadvies de grenzen der vraag-
stelling in acht genomen. Dr. Tinbergen had daar-
entegen een groot deel van zijn praeadvies gewij’d aan
een uiteenzetting van -de nadeelen, welke z.i. de
huidige economische orde met zich brengt, en aan de
voordeelen, -die volgens hem een planhuishouding zou
bieden.

Het debat van ji. Zaterdag heeft in hoofdzaak over

het laatste onderwerp geloopen. Dat is begrijpelijk, want de planhuishouding brengt de gemoederen nu
eenmaal eerder op kookpunt, dan het nuchtere res-
trictievraagstuk. Maar te ‘betreuren is het toch wel,
dat aan ‘dit laatste zoo bijzonder weinig aandacht is
besteed.

Van de negentien debaters, die zich over ‘de prae-
adviezen hebben uitgelaten, hebben slechts zeer enke-
len eenige opmerkingen gemaakt over het pro en con-
tra van restrictie.
Ir. Dijt
wees op de noodzaak om voor goederen met onlastische vraag, met name voor
de granen, een verkoopregeling te treffen door het
scheppen van ,,goederenschappen”, die prijsregulee-zend moeten wericen. En
Prof. Goudriaan
nam het
op voor de regelingen, door kartels ten aanzien van
den omvang van hunne productie en van den afzet
van het produdt getroffen, mits zon-der inmenging
van de Overheid en in eene maatschappij met zooveel
mogelijk vrije prijsvorming. Maar overigens hebben
wij over dit vraagstuk weinig gehoord. Over de bij-
zonderheden van het restrictievraagstuk, over ‘de
voor- en nadeelen daarvan, over de gevaren der mis-
lukking, wanneer de productiè niet voldoende wordt

9 Zie E’c..Stat. Ber. van
5
en
12
October ji.

2 November 1932

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

869

beheerseht, is niet dan terloops gesproken en het
vraagstuk is door deze discussie dan ook niet v’erdr

gebracht.
Toch ware er zeker alle aanleiding geweest om
nader in te gaan op de in dit opzicht belangwekkende
beschouwingen van Dr. van Genechten, die een groot
tegenstander is van gemeenchappelijke plannen van
producenten tot beperking der productie en tot het
reguleeren van den prijs door middel daarvan.
Dr. van

Genechten
merkte in zijn beantwoording van de
debaters op, dat hij van dergelijke regelingen een ver-
starring van de productie vreest, met alle maatschap-
pelijk noodlottige gevolgen van groepsvorming, be-
voor.deeling van bepaalde belanghebbenden op kosten
van de groote massa, e.d. Verruiming van markten
moet z.i. de oplossing brengen van die gevallen, waar-
in overproductie voorkomt, niet beperking der pro-
ductie, een meening, die ôok door den heer
I. Crans-‘

borg
werd gedeeld, doch die aan
Prof. Goudriao.n
de

vraag in den mond gaf, op welke wijze dat dan wel zou
moeten geschieden, een vraag, die in het praeadvies niet werd heantwoord en waaromtrent ook ‘de mon-
delinge behandeling niet veel naders heeft gebracht. Het wil ons voorkomen, dat eene regeling tot pro-
ductiebeperking in bepaalde gevallen, met, name, wan-
neer het gaat om goederen met onelastische vraag,
niet roo verwerpelijk is, als Dr. van Genechten en
zijn medestanders meenen. Natuurlijk spreekt het
vanzelf, dat een regeling tot quantitatieve beperking van de productie ‘van, een bepaald goed door onder-
ling overleg en niet door •de werking der vrije con-
currentie, alleen ‘dan in aanmerking kan komen, wan-
neer werkelijk de geheele of nagenoeg de geheele
productie kan worden •beheeischt. Pogingen tot ‘be-perking door het regelen van een dèel der productie,
terwijl de rest vrij blijft, zijn gewoonlijk %on’der meer
tot falen gedoemd, zooals de ervaring talrijke malen
heeft bewezen. En’ niet slech’ts .dat: zij verergeren
den toestand nog in plaats van verbetering te brengen.

Wanneer het echter mogelijk is om een bepaalden
productietak voldoende te beheerschen, en wanneer
men verder te doen hoeft met een product, dat op een
gegeven oogenblik een onelastische vraag’ ontmoet,
‘dan kan een productiebeperking in’ gemeen overleg
•of onder dwang van ‘de Overheid een uitweg uit de
impasse eener overproductie ‘beteekenen, die voordee-
len biedt boven de werking der Vrije concurrentie,
omdat
zij
sneller tot een oplossing voert dan de laat-
ste. Uitdrukkelijk moet echter vaststaan, dat een der-
gelijke regeling tijdelijk zij en dat
zij
zich niet ‘uit-
strekke over een langeren tijdsduur ‘dan een normale
depressieperiode. Voor eene bestrijding van de gevol-
gen ‘der conjanctuurgolven kunnen restr.ictieregelin-
gen goede diensten bewijzen, maar als middel’ van
aanpassing bij duurzame. structuurveranderingen in
‘het economisch leven ‘zijn zij te eenen male uit den
booze, daar
zij
er ‘dan slechts toe leiden om goede en
minder goede producenten gezamenlijk tot een zekere
reductie van de voortbrenging te nopen, terwijl bij
duurzame veranderingen immers juist deminder goe-
de producenten geheel van het tooneel moeten ver-
dwijnen, hetgeen bij een kortstondige laagtegolf der conjunctuur veelal iolstrekt niet noodi’g is.
Wij betreuren het, ‘dat in de Vereeniging voor de
Staathuis’houdkun’de aan deze zijde van ‘het vraagstuk
zoo weinig aandacht werd geschonken en dat verre-
weg het grootste deel van het ‘debat aan de tegenstel-
ling tusschen eene maatschappij niet
vrije,
prijsvor-
ming en eene planhuish-ouding ‘was gewijd.
Da’t over ‘dit vraagstuk niet de minste eenstemmig-
heid heerschte, zal niemand verbazen.
‘Tas
onder de

aanhangers van ‘de vrije
prijsvorming
tenslotte nog
vrij veel homogeniteit – al ‘zou men dat bij het aan-
hooren van den noodeloos onhoffelijken aanval, dien
Prof. Goudriaaiv op
het praeadvies van
Dr. van Ge-

nechten
richtte, wellicht niet aans’tonds gezegd heb-
ben – onder de voorstanders van ‘ een plan’huishou-
ding vielen tal van nuances te consta.teeren.-
Geen wonder! Immers, het pleidooi voor planhuis-
houding is, zooals reeds in de jaarvergadering van
1931 door den heer S. Posthuma tegenover de be-
schouwingen van Prof. Frijda werd opgemerkt, veel-
al niet meer dan een phrase, een
kreet,
niet een
con-

.’crete
beschouwing’ ‘der zaken. Aan concrete kritiek op
de bestaande orde ontbreekt ‘het ‘den voorstanders
eener plan-huishouding niet, rnaar als- het op de na-
dere ontwikkeling dek eigen denkbeelden aankomt,
is vaa’gheid troef en ieder verliest ‘zich in ‘de nevelig-
hei’d van een eigen ,,plan”, waarvan vaak de eerste
beginselen nog niet vaststaan en over welks prakti-

sche uitvoerbaarheid men met beminneljke elegantie

heenglij dt.
– ‘In liet sedert October 1931 verloopen jaar is het
-er in dit op’zic’ht niet beter op geworden. Bij hervor-
mars van socialistische gezindheid, zooals
Dr. Wibas4

‘en
Dr. Tinbergen,
ontbrak iedere aanduiding van de

inrichting ‘der toekomstige huishouding, en terecht
kon dan ‘ook
ir. A. Baars
‘opmerken, .dat men over een

plan, dat er nog niet is en waarvan zelfs de hoofd-
trekken niet worden aangegeven, moeilijk discus-
siëeren kan. Ook het feit, dat cle socialisten eerst ,,op

den ‘duur”, of – zooals
Dr. Tinbergen
opmerkte –

in een ‘betrekkelijk welvarende maatschappij tot door-
voering van een planhuishouding willen overgaan,
maakt ‘de -discussie niet vruchtbaarder in dezen tijd,
‘die zich allerminst door overdaad van welvaart ken-
merkt.
De hoof’dgrond, waarop in alle toonaarden voor
planmatigheid wordt gepleit, is deze, dat de vrije prijs-
vorming in geval van verstoring van het economisch
leven niet leidt tot êen automatisch herstel. De vraag,
of het n’iet juist de onvrijheid der prijsvorming is,

welke als gevolg v-an ‘het
in-terven-tion-isme
der Over-

heid de werking van ‘het’ huidige stelsel bederft, en
o
f ‘dus ‘de verwijten tegen dit stelsel niet schromelijk
ongerechtvaardigd zijn, werd noch door
Dr. Wibaut
noch door
Dr. Tinbergen
ook maar aangeroerd. Wij kunnen een wo eenzijdige kritiek op ‘de grondslagen
van een stelsel, welks ‘behoorlijke toepassing thans
systematisch onmogelijk wordt gemaakt, n’og steeds
niet bewonderen. Inzonderheid ‘de starhei’d van de loo-
nen, waarvoor juist de verdedigers der .planhuishou-
ding in onze maatschappij een niet geringe verant-
woordelijkheid -dragen, maakt de werking der vrije
prijsvorming ‘bijzonder moeilijk. Hetzelfde kan van
‘het steeds toenemend streven naar autarkie worden
gezegd; niet ten onrechte maakte
Mr. J. G. Koop-

mans
de opmerking, dat ‘het streven naar behoud van
een bepaald peil der gel’dloonen het autarkisch van-
bedrijf sterk bevordert. Wanneer nu eerst door loon-
verstarring ..- van Overheidswege gesteund door’ ver-
ke’erde werkloozenpo’litiek — en ‘door -belemmering
van den internationalen handel de vrije prijsvorming
wordt bedorven, dan gaat het toch niet aan om te
‘beweren, dat dit stelsel als zoodanig zou hebben ge-
faal’d. Van hen, die ‘dat beweren, mag -dan toch minst
-genomen het bewijs worden vérwacht, .dat de huidige
misstanden niet in ‘belangrijke mate een gevolg zijn
van verkeerd interven’tionisme in ‘de vrije prijsvor-
ming en van een áverechtsche steunpolitiek.
Naast socialistische’ ‘voofstanders eener plan’huis-
houding waren er ook voorstanders van andere ge-
‘zindheid aan ‘het woord. De heer
Joëls
meende, dat

de snelle technische ontwikkeling en de geweldige
vooruitgang ‘der productie, die ‘daardoor mogelijk
wordt gem’aakt op den duur ‘zal nopen tot het tref-
fen v-an -eene internationale overheidsregeling van de
voortbrenging; een ,,plan”, dat aan vaaghei’d weinig
te wenschen overlaat en ‘dat, juist om den eisch van
internationalisme, -thans volkomen onver-wezeuljk-
baar moet wotden geacht.
-‘
Daarentegen deed
Dr. W. L. Valk,
door den praeadvi-
seur
Van- Genec/sten,
tezamen met de agrarische pro,tec-
tionis-ten
Louwes
en
Smid
ingedeeld bij -de ,,despera-
dps” der plangedachte, zic’h kennen
als
voorstander
van een nationale’ plan-huishouding. Regeling vat den

870

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

2 November 1932

omvang der productie op een wijze, welke de harmo-
n.ie tussehen voortbrengin’g en verbruik verzekert, is,
aldus Dr. Valk, onder de huidige, veelszins bedorven
vrije ..prijsvormi.g niet te verwachten. Verbetering
zou kannen komen van de zijde der arbeiders, maar
deze zullen nimmer tijdig ,,.halt” roepen, als een pro-
ductie-uitbreiding te groot dreigt ‘to ‘worden, omdat
er dan immers
7
steeds een aantal arbeiders op straat
zal worden gezet. Ook de ondernemers toonen zich.
onmachtig om in haussetijden behoorlijk maat te hou-
den. De geldschieters onzer maatschappij, de groot-
machten van ‘het financiëele kapitaal, missen de noo-
digo samenwerking om •de macht, die zij •bezitten, op
(le juiste wijze uit te oefenen. Daarom zal slechts de
Staat regelend kunnen optreden, en het is Dr. V.alk
daarbij onverschillig, of dat gebeurt langs den weg
van fascisme of socialisme: in heide gevallen is be-
heerschen van het hankkapitaal noodig, en een fascis-
tische staat, die de banken onder Zijne macht brengt,
is daarmee reeds in socialistisch vaarwater beland.

Over de agrarische plannenmakers
Louwes
en
Smid
behoeven wij niet uitvoerig te zijn. Ver gaande land-
bouwprotectie, volkomen onafhankelijk van de vraag, of .b.v. een product als tarwe niet ‘beter in landen met
extensieve cultuur kan worden verbouwd en met •het
eenig doel om de land•bouwproductie in zijn huidigen
omvang en met zijn huidige karakter. in stand te hou-
den, vormt het motto van deze heeren, die, zooals
Dr. vms Genechterc
in zijn beantwoording der spre-
kers terecht opmerkte, naast degenen, die de ver-
antwoordelijkheid voor •de stedelijke loon.verstarring

en het hooghouden der kartelprijzen dragen, onze
maatschappij voeren in de richting van steeds verder
gaande groepsvorming, steeds verder gaande afslui-
ting van belangensfeeren, steeds afnemende vrijheid en
steeds verm i nderende ontwikkelingsmogelijkheden.
1)

Onder de critici van de,vrije
prijsvorming
schaar-
de zich ook dit jaar weder
Prof.
Frijda.. Deze betoog-
de, dat een min of meer belangrijke verstoring van het evenwicht tusschen ‘de productie van bepaalde
goederen en het verbruik daarvan koopkracht vernie-
tigt en dat in onze maatschappij de koopkracht,
no
o:

dig om die goederen te koopen., die gemaakt kunnen
worden met de productiekrachten, die door de ont-
stane overproductie elders overtollig zijn geworden, noodwendig tekort moet schieten en dus
lcunstmctti.q
moet worden
geschapen. Op
welke wijze ‘dit laatste
zou moeten geschieden, zette deze spreker niet nader
uiteen. Wij kunnen hem daarvan moeilijk een verwijt maken, want evenals zijn 18 lotgenooten ‘in het debat
was hij aan een spreektijd van een kwartier gebonden.
Wij blijven intusschen benieuwd naar de oplossing,
die hij te ‘bieden ‘heeft; inzonderheid intéresseert pils
zijn antwoord op de vraag, of de hergroepeering van
procluctiekr.achten niet betrekkelijk gemakkelijk zou
kunnen verloopen in eene maatschappij met vrije
‘loonvorming, met vrijen natioalen en internationa-
len handel en met en credietorganisatie, die het
mogelijk maakt om de op een bepaald punt door prijs-
daling vrijkomende koopkracht van den afnemer ter-
stond te mobil;iseeren door uitbrei’ding der crediet-
verleening in de richting van nieuwe productietak-
ken. Zou ook zulk eene maatschappij de bezwaren ont-
moeten, die Prof. Frijda aanvoert tegen het huidige
.,stelsel”, dat op alle genoemde punten in gebreke
blijft? Of overigens Prof. Frijda een voorstander .is van
een min of meer volledige planhuishouding, dn wel of
hij slechts op bepaalde punten in ‘het economisch
leven wil interveniëeren, is ons ook dit jaar niet

geheel duideWk geworden.
* *
*
Wij komen thans .tot de beschouwingen van ‘hen,
clie het ter vergadering v66r de vrije prijsvorming heb-

i) Wij wijzen in dit verband op de zeer belangrijke be-
-sehouwingen, door Dr. van Geneehteu onder den titel ,,Ver-
,starringsverschijnselen in de kâ.pitalistische maatschappij”
gepubliceerd in De Economist 1932,
blz.
337-361.

ben opgenomen. Als zoodanig deden ‘zich uitdrukke-
lijk kennen de hoogleeraren
PolaJe, Ooudria.oin.
en Mees,.

Dr. Lieftincic, lr. Ba..ors, Dr. van Dorp, Drs. Posihu-
ma., G. L. M. Francic
en
I. Cransberg,
terwijl ook
Mr.
J.
G. Koopmans
verklaarde in. het praeadvies van
Dr. Van Genechten
de meeste aanknoopingspunten te
vinden.

In de eerste plaats w’erd door verschillende ‘oor-
standers van eene op vrijheid gebaseerde verkeers-
huishouding gewezen op het feit, dat reeds thans,
ondanks alle kunstmatig ingrijpen, een groote mate
van aanpassing van de voor.t’brenging bij het verbruik
kan worden waargenomen. Hierop wees b.v.
Ir. Bao.rs,
die ‘blijkbaar het oog had
.0])
den achteruitgang van
de productie van verschillende grondstoffen en hier
en daar ook van agrarische producten, en diie zich
verder een voorstander
betoont
van onderzoekingen
aangaande het vermoedelijk toekomstig verbruik,
waarbij ‘dan echter de productie zich niet volgens een
bepaald schema, doch volgens een stelsel van vrije
prijsvorming zal moeten aanpassen. Ook
Prof. Gou-
driao,.n
betoogde, dat zonder Overheidsinmengi tig de
uitwassen van de productie zich zelve corrigeeren, ook
bij de veel gesmade kartels, mits slechts gezorgd
worde voor een behoorlijk geldwezen, waarom trent
men de ideeën van dezen ‘spreker kent uit verschil-
lende bijdragen in dit weekblad.
Dr. Tinbergen
wees hiertegenover
01)
cle onjuiste
prijsvorming en de bedenkelijke. proclu ct ieschomme-
lingen, ‘die zich bij ‘de productie van duurzame goe-
deren, ‘b.v. in den scheepsbouw, plegen ‘voor “te doen.
Men kan dat toegeven, maar dan moet er toch op
worden gewezen, dat ht voorbeeld slecht gekozen is.
Juist de scheepvaart en de daarvan afhankelijke
scheepsbouw vormen cle productietakken, die het meest door ingrijpen in ‘de vrije prijsvorming zijn
gedenatureerd en die thans het sterkst de gevolgen
der autarkische politiek’ ondervinden. Tenslotte zou
ook onder een ‘plan’hui.s’houdling de scheepsbouw, even-
als ‘de productie van alle, relatief zeer ‘groote icapi-
‘taalgoederen, een trage aanpassing vertooneri, juist
als thans.

Een tweede argument van de voorstanders der vrije
prijsvorming was ‘gericht tegen cle stelling van Dr.
Tinbergen, d.at ‘het verkeerd is ombij technischen
vooruitgang niet eerst ‘het oude kapitaal er uit te ver-
dienen, v’oordat tot toepassing van nieuwe vind ingeri
wordt overgegaan. Dit remt den maatschappelijken
vooruitgang, aldus
Prof. PolaJc;
het bindt cle produc-
tie niet aan datgene, wat thans mogelijk is, ‘doch aan
de ‘beslissingen van het verleden, aldus de heer
Posthuma. Dr Tinbergen
beantwoordde dit argument
hiermede, dat, als er b.v. drie technische stadia te
doorloopen zijn, en in de kapitalistische maatschappij
cle tweede de eerste verdrin’gt tot groot verlies van
bestaande ondernemingen, terwijl dan de ondernemin-
gen der tweede phase veer ontijdig door ‘die van dc
derde worden verdrongen, de leiders der planhu is-
houding ‘het vraagstuk zouden oplossen door terstond
van de eerste naar de derde phase over te gaan, na-clat op het kapitaal uit cie eerste phase genoeg zou
zijn afgeschreven. De technische vooruitgang zou op
clie wijze niet in het gedrang ‘behoeven te komen.

Terecht werd van verschillende zijden gewezen op
de reeds vroeger door ons gesignaleerde onrechtvaar-dige kritiek op het huidige stelsel, dat ‘door interven-
tionisme is bedorven. In dien zin ‘b.v.
Dr. G. C. A. van Dorp,
die evenals
Dr. Van Genechten
tegen de loon-
verstarring uitpakte. Ook
Mr. Koopmans
pleitte voor
het doorbreken van de loon’s’tarheid en van het daar-
mee verband houdende autark:isch streven, doch voeg-
cle daaraan een o.i. rijkelijk gevaarlijk denkbeeld toe
door te pleiten voor eeg Overheidsloontoeslag, indien
in West-Europa het loon.peil door Aziatische con-
currentie b.v. mocht ‘dalen. tot om en nabij het peil
van ‘den ‘Oosterling.
Verschillende spreker2 ‘hebben ‘ook gewezen op de

2 1November 1932

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

871.

gebreken van ons geld- en credietwezen. Dit is, naar
wij reeds ten vorigen jare betoogden, het eenige punt,
waarop het stelsel van vrije prijsvorming heeft tekort
geschoten. Een streven naar stabilisatie der geidwaar-
de is meer dan ooit noodzakelijk, maar wij zijn er
helaas in de meeste landen meer clan ooit van ver-
wijderd.

Dr. Van Genechten
bepaalde zich in dezen tot en-
kele opmerkingen.
Prof. Maas
voerde wederom het pleit voor den ,,tabular standard”, welke onzen lezers
bkend is. En
Dr. Van. Dorp
zette in een o.i. zeer

jnist •betoog ui.teen, dat de moeilijkheden van thans
ontstaan, doordnt bij de ineenstorting van de koop-
kracht van bepaalde producenten door overproductie
in hun bedrijf (welke overproductie dus geen alge-
meen, doch slechts een partiëel karakter draagt) de
koopiracht, clie bij hun afnemers vrijkomt, niet ter-
stond elders wordt aangewend, doch dat de ineen-
storting juist tot credietcontractie aan leiding geeft,
waaruit een algemeen deflatieproces ontstaat, het-geen slechts langs den weg van credietverruimirig
kan worden bestreden. Dit standpunt komt, als wij
de zaak goed inzien, Vrij wel overeen met wat ten-
slotte de beide praeadviseurs ook willen. Het werd clan ook als zoodanig door hen niet bestreden
Dr.
Vaas Genechten
uitte zich zelfs in zijn antwoord aan Prof. Goudriaan
Vrij pertinent ten gunste van een
op stabilisatie der gelciwaarde gericht a-nietalli sme.
Strijd tegen irrationeel interventionisme en ver-
betering van het geldwezeu, dat zijn, naar het ons
wil voor1men, de beide hoofdpunten, waarop de
voorstanders der
vrije
verkeershuishoud ing verande-
ring willen brengen in den huidigen toestand, die
tenslotte voor iedereen onbevredigend is. Men weet,
dat wij ons van harte scharen aan de zijde van hen,
die deze gebreken in de huidige orde willen verhel-pen, en dat naar onze meenin.g daarmee dan ook in
hoofdzaak zal zijn gedaan, wat in de huidige situatie
gedaan moet worden. Enkele restrictieregelingen van
tijdelijken aard voor goederen met onelastische vraag
kunnen het programma voltooien, maar tegenover
den grooten strijd tegen het autarkisch wanbedrijf en
tegen het nu eens infiatorische, dan weer (zooals
thans) sterk deflatorische geld- en credietwezen zijn
zij van secundair ‘belang.

Wij laten het’bij deze enkele grepen uit de omvang-
rijke discussie. Wanneer men weet, dat de debatten
bijna zes en een half uur ‘hebben geduurd, zal men
van ons geen volledig relaas verwachten. Belangstel-
leuclen vinden zulks later in het door de Vereen’iging
zelve te publiceeren stenografisch verslag.
Onze indruk van de vergadering was: een belang-
wekkenci debat, maar het heeft, doordat het teveel ge-
concentreerd was op de ook reeds ten vorigen jare
‘besproken vragen •der planmatige productie, zeer wei-
o i g n i cmve gezichtspunten geopen cl.
G. M. V. S.

NIKKELEN PASMUNT

EEN WEDERWOORD.

De Heer A. A. van Sandick schrijft ons:

l)e kantteekeningen van Prof. Dr. 0. A. Verrijn
Stuart, in het vorige nummer, op mijn betoog tegen
het deukbeeld van nikkelen munten, nopen mij tot
een wederwoord. Allereerst merk ik op, dat mijn en-
tiek zich niet richtte tegen
,4e
(door vervanging van
zilver door nikkel) mogelijk wordende aanzienlijke be-
Sparing op de kosten van het geldwezen”, doch tegen
deze vervanging zelve, vnl. op grond van de overwe-
ging, dat van een besparing niet wel sprake zal zijn. Hoe zou ik bezwaren kunnen hebben tegen bezuini-
ging?

Prof. Veirijn Stuart nieent, dat een vervanging van
zilvergeld door nikkelgeld resulteert in een ,,vermo-

gensaanwas”: in de gel’dbehoefte blijft op even goede
wijze voorzien als thans; in de tegenwaarde van het

vrijkomende zilver zou de vermogensaanwas zijn ge-
legen. Ik moge hier een vraag stellen: Als De Neder-
landsche Bank v5n haar goudvoorraad b.v.
f 1100.
mil-
lioen omzet iii buitenlancische wissels, zonder dat er
aan den geldsomloop iets verandert, is er. dan ook
sprake van een vermogensaanwas? Zoo ja, wat ver-staat men dan onder vermogen? Uitdrukkelijk zij er
hier op gewezen, dat ik een objectief waardeerbare
grootheid op het oog had en heb (een subjectieve ver-
rijking komt m.i., zooals de feiten liggen, in het ge-
heel niet aan de orde). Zoo neen, waarom dan wel
een vermogensaanwas bij den verkoop van het zilver?
Het feit, dat bij het goud het metaal en het geld ook
in den initiaaltoestand gescheiden zijn en bij het zil-
ver niet, zal toch geen verschil ten deze uitmaken.
Naar mijn meening kan in beide gevallen slechts wor-den gesproken van een rendabel maken van een voor-
heen reeds aanwezig stuk volksvern’uogen..
Voorts be-
teekent een stopzetting van de rentebijschrijving bij

de muntfondsen m.i.. geen rentewinst, maar stopzet-
ting van een interne reservevorming door den Staat.
Thans ter zake. Indien men, vobr wat. Indië betreft,
uitgaat van de praemisse, dat, als met beleid wordt
opgetreden, de vervanging van het zilveren teeken-
geld door nikkelen pasmunten zonder bezwaar is door
te voeren; indien men een dergelijke vervanging op
één lijn stelt met een gehalteverlagiug van zilveren
teekenmunten en een vervanging, van 6 duiten door
5 centen; indien men meent, dat zelfs geen rekening
behoeft te worden gehouden met de
mogelij1heid,
dat
de inlandsche bevolking de tegenwaarde van de iii te
trekken en thans opgepotte zilveren teekerimunten
1)

(waarvoor uiteraard geen nikkelen pasmunt behoeft
te worden ‘geaccepteerd, maar bankpapier kan worde.n
geëischt) zal beleggen in gouden munten; indien men
evenmin rekening houdtet het feit, dat De Javasche Bank de overtollige nikkelen munten aan het Gou-
vernement zal terugleveren efl het Gouvernement dan
voor het verlies moet opkomen….ja, dan heef t men
alle reden om deze vervanging te propageeren.

Ik acht het. echter ‘onverantwoordeljk uit te gaan
van deze praemissen, welke in strijd zijn met de wer-
kelijkheid, zooals deze, door nagenoeg alle kenners
van het Indische leven en het Indische muntwezen,
wordt gezien. De President van De Javasche Bank en
twee van zijn voorgangers
2),
de heere.n Vissering en
Trip, hebben het invoeren van nikkelen munten
ten sterkste ontraden. De Javasche Bank heeft ‘be-
toogd, dat de ommuntirig eerder verlies dan winst
zal opleveren en •de heer De Jong
3)
heeft, uit-
gaande van de scha.ttingen van De Javasche Bank
aangaande het bedrag aan munten, dat werke-
lijk in circulatie is en de schattingen van den Munt-
meester ‘van de totale hoeveelheid zilveren teekengelci
in Indië aanwezig, berekend, dat de ommunting in
Indië niet alleen geen batig saldo zal opleveren, doch
zelfs een nacle-elig saldo van. f 51 millioen
(hierbij is
n.b. de schatting van de totale aanwezige hoeveelheid
‘zilveren teekenmunt ad
f 321
millioen voorzichtig-
heidshalve nog verminderd met
f
100 millioen). Dit
is de werkelijkheid, voor zoover de menteh zich hier-
‘over ueberhaupt een oordeel kan vormen.

Prof. Verrijn Stuart acht ‘het gevaarlijk den inlan-ders, die zilver oppotten, te stijven in den waan, dat
zij volwaardige munten opleggen. Maar zou het geen
dwaasheid zijn de inlanders, ‘door de invoering van
nikkelen munten van het oppotten van nijksdaalders
en guldens terug te brengen, iifdien het resultaat zou
zijn….dat zij nog meer goud gaan oppotten?
Ik had geschreven, dat indien alleen in Nederland

Met de verlaging van den levensstandaard heeft dit
weinig te maken, het gaat om de besparingen in het ver-
leden.
Memorie van Antwoord i/z. het Wetsontwerp tot tij-
clelijke heffing van opcenten op alle invoerrechten enz.,
pag. 6.
Prof. Mr. A.
M.
cle Jong, Zilveren of Nikkelen Munt?,
Telegraaf 20 en
21
Ot. Avondbiad.

872

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

2 November 1932
tot het nikkelgeld zou worden overgegaan, de bestaan-
de munteenheid, waaraan de regeering wenscht vast
te houden, zou worden verbroken. De heer Verrijn

Stuart acht dit onjuist. Edoch, er stond in de op-
ciracht aan cle Commissie inzake Nikkeien Munt, de

bestaande
munteenheid, is dat n:iet muriteenheid
voor

zoover deze besooi? Zou
men aan Koloniën en aan

Financiën niet weten dat deze munteenheid ook
thans niet volledig is en niet bestaat voor de kwartjes,
dubbeltjes, enz.? En wordt aan deze munteenheid, (cl.i. identiteit der muntstukken) voor zoover deze

thans bestaat, niet getornd, als alleen hier te lande
de rijksdaalders en guldens van nikkel zouden wor-

den?
1)
Dat van deze munteenheid de eenheid van

gou.den munt een
belangrijkeir
bestanddeel is, is in

confesso.
Ik acht, indien alleen in Nederland tot nikkelen

munten wordt overgegaan, een nikkelfouds noodig. Niet alleen, om dezen maatregel, indien ‘de vervan-
ging op een mislukking uitloopt, weer tc kunnen te-
niet doen, doch ook, hetgeen de heer Verrijn Stuart
over het hoofd schijnt te hebben gezien, met het oog
op een mogelijke inkrimping van de circulatie. De
Nederlandsche Bank zal aeze munten immers niet,
zooals thans de zilveren teekenmunten, rustig yast-
houden als een, volgens de Wet, volwaardig actief, doch
aan den ‘Staat retourneeren. Deze moet dan het hier-
door ontstane verlies kunnen financieren. De heer Verrjn Stuart is van meening, dat van een inkrim-
ping van de circulatie geen sprake zal kunnen zijn.
Als men echter munten in omloop brengt, die niet
populair zijn, dan zal men eens zien, hoe ‘de circulatie
achteruitloopt, vooral als men de mogelijkheid van
een uitbreiding van het cheque- en giroverkeer ach-

ter de hand heeft. )
Nergens ter wereld, verklaart Prof. Verrijn Stuart,
heeft men achter ‘het pasgeld een muntfonds gesteld.
Inderdaad. Maar nergens -ter wereld heeft men ook
munten ter waarde van
f
2,50 en
f 1.,—
3)
-die van

nikkel zijn. Ik heb in mijn artikel toch duidelijk doen
uitkomen, met de noodige cursiveeringen, dat het
nikkelfon-ds noodig is, niet omdat de nieuwe munten
pasmunten zouden zijn, maar omdat zij van nikkel

zouden zijn. Maar het feit, da

t zij pasmunten zouden

zijn, is toch in zooverre – weer van beteekenis, omdat
De Nederlandsche Bank juist hierom de overtollige
munten niet zal aanhouden.

Zelfs in Zwitserland, dat ons vroeger als lichtend
voorbeeld voor oogen werd gesteld, ‘is het denkbeeld
van nikkelen munten finaal van de baan. De regee-
ring zou er alleen toe hebben willen overgaan, indien de Banque Nationale tegelijkertijd gouden munten in
omloop zou brengen, zulks ,,de façon á ne pas nuire
au prestige monétaire de la Suisse”. Hiervan kon
geen sprake zijn. Toch heeft men een verandering
gebracht in de vijffrankstukken. De diameter is ‘ver-
kleind van 31 mM. tot 31 mM. en het gewicht van
25 gram fot 15 gram. Deze nieuwe munt is. . . . van

zilver.

Eenigszins zonderling doet mij tenslotte aan de op-
merking van den heer Verrijn Stuart, dat het argu-
ment, da-t het thans een zeer ongelukkig moment is
om zilver te gaan verkoopen, niet au sérieux is te
nemen, omdat. . . . het afkomstig is van iemand, die
ook bij stijging van den zilverprijs tegen de ontmun-
ting van het zilvergeld gekant zou zijn. Wie moeten
dit argument dan bezigen, de voorstanders van de

1)
Het feit, dat deze munteenheid, voor zoover deze de
mogelijkheid -geeft (leze munten als remisemateriaal te bezi-
gen, (vermoedelijk) ook zou worden verbroken als in
beide
gebiedsdeelen tot het nikkeigeld zou worden overgegaan, doet hieraan niets af.
2)’
Vgl. Prof. De Jong.
3)
Alleen in België heeft men kortelings een proef ge-
nomen met nikkelen munten van Frs.
20.—,
zijn-de
f
1,40,
ter grootte van een rijksdaalder
(1),
maar
naast
de bank-
biljetten van Frs.
20.—.

nikkelen munten? Evenzoo plaats ik een vraagteeken
achter -de noot op pag. 841, waar gesproken wordt
van een inflationistische vermeerdering van de circu-

latie met
f
500 millioen,
his
men, met circa de helft

van den goudvoorraad van De Ned-erlan-dsche Bank datgene zou doen, wat men thans t.a.v. van het zilver
rooi.stelt, nl. verkoop in het buitenland, voor rekening
van den Staat, (bij het goud) na
debiteeri-ng
van den

Staat met
f
500 millioen in •de boeken van De Ned.
Bank. Aan ‘de creditzjde van de balans van de Bank
verander.t dan niets, er komt geen enkel bankbilet
méér in omloop, maar •de Staat krijgt een vorderin-g
op het buitenland .ad
f
500 millioen. Bij (geleidelijke)

realisatie hiervan zou een opwaartsche druk op den
Gulden worden uitgeoefend, d.i. een deflatie worden
geforceerd; en dan spreekt Prof. Verrijn Stuart van
een infiationistische werking in ons land? Trouwens
liet feit, dat door een dergelijken verkoop het dek-
kingspercentage -bij De Nederl-andsche Bank met één
slag tot het wettelijk minimum zou worden terugge-
-bracht, beteekent juist, -dat -de thans bestaande moge-
lijkheid van een sterke uitbrei-ding van de circulatie

verdwijnt. – –
Overigens ben ik geenszins een voorstander van een
dergelijken goudverkoop, die resulteert in een gefor
ceerde credietverleening aan het buitenland, waar-
voor het thans wel -het meest ongeschikte moment is.
Als de credietverleening aan het -buitenland aan de
orde komt, zal het overtollige goud van De Neder-
landsehe Bank vanzelf wel afvloeien.
Ik zou deze polemiek mijnerzijds
w
ill
en
b
es
l
u
it
en

met de hoop uit te spreken, dat de regeering het
denkbeeld van nikkelen munten zal afwijzen. In mijn
vorige artikel heb ik een bescheiden poging gedaan
aan te toonen, dat men deze ommunting in ieder ge-
val niet ter wille van een vermeende bezuiniging be-hoeft te doen plaats hebben.

BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.

DE ELECTRICITEITSTARIEVEN ALS BEDRIJFS-
FACTOR.

De Heer A. Friedrich te Berlijn schrijft ons:
Er ‘bestaat geen artikel, dat aan zoo verscheiden
berekeningsmethoden en prijsverschillen onderworpen
is als electrische energie. In Duitschland schommelt
de prijs per KWTJ., al naar gelang -het industriëele
groote verbruikers, kleinbedrijven, huishoudingen of
landbouwbedrijven betreft, tusschen 20 en 60 pf.
Voor de Ver. Staten geven de volgende cijfers een
duidelijk beeld van de prijsverschillen, waarbij nog
dient te worden opgemerkt, dat het hier gemiddelden betreft, -dus dat in de afzonderlijke gevallen de prijs-
verschillen nog aanzienlijk grooter zijn.

]3elangrijkste eleetriciteitsverbruikers in de Ver. Staten.

Stroomafgif-
te

van

de
-Ontvangsten
Gemiddelde
Groepen van
eleetriciteits.
v. d. eletrici-
ontvangsten
verbruikers
bedrijven

in
teitsbecir.

in
per KWU.
miii: KWU.
miii.
in ‘cents

fluishou-dingen

.
11.808
695,10
5,90
Verbruikers klein-
bedrijf

…….
13.956
568,64
4,07
Verbruikers groot.
bedrijf

…….
38.106
553,60
1,45
Spoorwegmijen..
5.312 49,56
0,93

Volgens dit overzicht schommelen dus de gemid-
delde prijzen tusschen 5,9e en 0,93 $ cent-s per KWU.
Voor 1930 bedroeg de gemiddelde
prijs
per KWU.
voor huishoudelijke doeleinden in de Ver. Staten
6,03 cents per KWU. In hetzelfde jaar werd voor
Canada vastgesteld, dat de huishoud-ingen daar ge-
middeld slechts 2,29 cents per KWU. -hadden te be-
talen.
Als gevolg van -deze groote prijsverschillen gevoe-

2 November 1932

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

873

‘en de kleinverbruikers zich vaak ten opzichte van de
grootverbruikers ‘benadeeld, en vooral meenen vele
landbouwers, dat zij ten gunste van de industrie veel te hooge stroomprijzen betalen. De publieke belang-
stelling heeft zich derhalve in verband met de alge-
meene prijsdaling in meerdere mate dan -vroeger ook
op de electriciteitstarieven gericht. In Duitschlad
was deze
stijgende
belangstelling reeds bemerkhaar,
toen de kolenprijzen in OctQber 1930 werden ver-
laagcl. Deze belangstelling trad nog meer op den voor-
grond, toen er tegen het einde van het jaar naar een
nieuwe algemeene prijsdaling van 10 pOt. werd ge-
streefd en een Rijkscommissiaris voor prijscontrôle
was benoemd. In Duitschiand werden dan ook sedert
den herfst var het vorige jaar de tarieven van in
totaal 550 electriciteitsbedrijven geheel of gedeelte
lijk verlaagd.
De omvang van de verlaging is echter zeer ver-
schillend. Terwijl 1

06 bedrijven hun taiieven met
meer dan 10 pOt. verlaagden, bedroeg bij 16 andere
ondernemingen de verlaging 1-10 pOt. en bij 369
bedrijven zelfs maar 5-7 pOt. Voorts was er bij 224
ondernemingen
tijdens
het opstellen van deze bereke-
ning einde April nog geen beslissing over tariefsver-
laging genomen. Hoe groot de prijsyerschillen in
Duitschiand voor kleinverbruikers zijn, blijkt uit het
feit, dat aan de afnemers, zonder rekening te houden.
met speciale tarieven voor huishoudingen, te Breslau
9 pf., -te Bayreuth daarentegen 42-55 pf., te Planen
in Sk-sen 30-50 pf., te Regensburg 42-55 pf. per
KWU. wordt berekend.
Met de resultaten van de stroomverlaging zijn niet
alleen breede kringen van verbruikers ontevreden,
doch ook de Rijksregeering liet -doorschemeren, dat
op -dit gbied nog veel meer moet worden gedaan.
Aan den anderen kant verklaren de electriciteitsbe-
drijven echter, dat zij me-t de doorgevoerde prijsver

lagingen voor het grootste deel -de verlaging van hun
eigen kosten hebben overschreden. Reeds in 1931 wa-
ren de inkomsten van de Duitsëhe electriciteitsbe-drijven sterk gedaald. Volgens een -door schrijver
dezes ingesteld onderzoek is de bruto-winst van 11
grootere Duitsche holdingmaatschappijen op electri-
citeitsgehied met een aandeelenkapitaal van R.M.
405,13 millioen in 1931 tot R.M. 52,45 millioen ge-
claaid, d.w.-z. ten opzichte van 1930 met 23,3 pOt. In
– veel sterkere mate daalde daarentegen de netto-winst,
die nog slechts R.M. 24,01 millioen bedroeg of 42,0 pOt. minder dan in het voorafgaande jaar. Hetzelfde
-beeld vertoonen 26 electricitei

tsbedr•’en met een
aancleelenkapitaal van R.M. 1.175,89 millioen. Bij
deze ondernemingen daalde de bruto-winst met 9,4
tot R.M. 307,91 millioen, de netto-winst daarentegen
met 39,9 pOt. tot R.M. 55,67 millioen.
In de verschillende ontwikkeling van de bruto- en
hetto-winsten komt tot uitdrukking, dat de electrici-
teitsbedrijven over het algemeen met Vrij veel vreemd
kapitaal, vooral leeningen op langen termijn, ver-
ken, waarvan de lasten voor rente en aflossing onaf-ankeljk zijn van elke conjunctuur- en winstontwik-
keling. Daar de ondernemingen voor 1932 niet alleen
met een verdere daling van den afzet en een over-
eenkomstige vermindering van de ikomsten moeten
rekenen, doch ook met de gevolgen van het ingrij-
pen van den Commissaris voor -de prijscontrôle in -de
samenstelling van het tarief, kan hieruit wordn af-
geleid, dat de electriciteitsmaatschappijen over dit
jaar nog een veel grootere vermindering van haar
netto-winsten te zien zullen geven. –
Het publiek overschat vaak de algemeén economi-sche ‘beteekenis van de uitgaven, die voor den mdi-
‘idueelen kleinverbruiker uit het electriciteitsver-
bruik voortspruiten. Voor Duitschland mag men aan-nemen, dat •de uitgaven voor electrici-teit voor elken inwoner gemiddeld ongeveer R.M. 25 per jaar bedra-
gen. Houdt men echter slechts rekening’ met het
kleinverbruik, dan bedragen de uitgaven per hoofd
der bevolking slechts ongeveer R.M. 8-10 per jaar.

Zelfs indien het mogelijk zou zijn, om de tarieven ge-
middeld met 10 pOt. te verlagen, dan zou dit voor
den indiv-idueelen kleinverbruiker slechts een vrij
geringe besparing beteekenen, gemiddeld, in het gun-
‘stigste geval, R.M. 1 per jaar per hoofd der bevol-
king en R.M. 3 per huishouding.
De mogelijkheden voor een ingrijpende verlaging
van -de stroomtarieven worden overigens – en dit
geldt niet alleen voor Duitschland – daardoor be-
-perkt, dat de levering van ëlectriciteit d.aor publiek-
rechteljke distributiemaatschappijen door -den – fiscus
vaak zeer hoog wordt ‘belast. In Duitschland

b.v. ge-
-schiedt verreweg het giootste deel van de electrici-
tei-tsvooi-ziening van fde kleinverbruikers door ge-
meentebedrjven. Reeds in 1929/’30 leverden de elec-
triciteitsbedrijven van de Duitsche gemeenten voor
-de schatkist een netto-overschot van R.M. 287,1 mii-
li.oeri op. Ter vergelijking zij vermeld, dat het netto-
overschot van -de gemeentelijke electriciteitsbedrijven
in 1913/14 ng maar R.M. 51,9 millioen bedroeg.
De BEWAG, die het grootste gedeelte van de hoofd-
– stad van het Rijk van electriciteit voorziet, verkreeg
in 1930 uit de levering van 1.291 millioen KWU.
inkomsten ten bedrage van R.M. 155,9 millioen, d.w.z.
12
2
08 pf. per geleverde KWU. In hetzelfde jaar be-
taalde de BEWAG aan de stad Berlijn in den vorm
van pacht, speciale belastingen en divfdenden in
totaal R.M. 58.3 millioen. De BEWAG- zelf verkreeg
zoodoende slechts een opbrengst van 7,53 pf. per
KWU. Inclusief de winst bedroeg de fiscale belas-
ting in dit geval niet minder dan 60,4 pOt. Hetzelfde kan men voor andere gerneentebedrijven in Duitsch-
•ian.d constateeren. –
Zooals reeds vermeld, beperken (leze ‘belastingan
zich niet alleen tot Duitsche electriciteitsbedrijven.
Kort geleden werd in de Ver. Staten een speciale
.belasting ingevoerd, volgens welke de electriciteits-
maatschappij-en 3 pOt. van haar inkomsten als be-
lasting moeten afdragen. – In Italië bedraagt de belas-
-ting per KWU. in vele distributiegebieden -ongeveer
50 pOt. van den stroomprjs. Met het oog op derge-
.Lijke toestanden is het te begrijpen, -dat de Sofina in
‘haar laatste jaarverslag de volgende conclaaie om-

-trent de gevaren van een dergelijke belasting trekt
:,,De autoriteiten ‘begfijpen slechts zelden, dat voor
‘een door haar gecoiicessioneerde onderneming blij-
vende voorspoed noodzakelijk i-s, om in staat te zijn
jdoor voortdurende uitbreiding van haar werkzaam-
jheid de cliërrtèle aan haar bloei te doen deelnemen.
Velen beoogen. zoo onverstandig mogelijk, den dec-
triciteitsmaa tschappijen belastingen op te leggen, die
den prijs van den stroom dermate -zouden verhoogen,
dat
zijn
nut daaronder lijdt; of zij richten op of ver-
leenen concessies aan ondoelmatige bedrijven, die Seen
rationeele ontwikkeling van de vraag naar electrici-
teit eerder belemmeren -dan bevorderen.”
Men kan er nog bijvoegen, dat vele direct aan de
gemeenten behoorende electriciteitsbedrjven bureau-
cratisch en weinig commerciëel worden beheerd, zoo-
dat vaak slechts een zeker belang ‘bij de verkrijging
van blijvende inkomsten bestaat, dat men verder maar
weinig doet om de inkomsten te vergrooten door in-voering van tarieven, die het verbruik aanmoedigen.
Speciaal in den tegenwoordigen cri-sistijd schijnt velen
directies van electriciteitsbedrijven het risico van
een ingrijpende tariefwijziging te groot.
– Toch

blijkt juist nu, dat vooral de kleine afnemers een – vrij stabiele markt voor lectricitei-t vormen en
bij talrijke maatschappijen kon zelfs in 1931, toen
over het algemeen het industriëele -stroomverbruik
daalde, de afgifte ‘van stroom aan huishoudingen en
eveneens ook aan een groot deel van de electriciteits-
verbruikers in het landbouwbedrijf nog toenemen.
Terecht hebben derhalve de electrici.teitsmaatschap-pijen aan deze groepen van verbruikers -steeds meer
aandacht geschonken. Ten deele komt zulks in een
overgang naar het verbruik bevorderende tarieven
tot uitdrukking. –

874

.

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

2 November 1932

Bij de bespreking van de mogelijkheden van een
algemeene tarie:fsverlaging en van de meest aanbe-
velenswaardige soorten tarieven deed het groote
bezwaar 2ich voor, dat de electriciteitsmaatschappijen
en de vakpers in vroegere jaren de overheid te weinig
omtrent de samenstelling van de kosten van de elec-
triciteitsopwekking hebben ingelicht. Zooals bekend,
verschilt electriciteit van alle overige goederep in
hoofdzaak daardoor, dat de exploitatiekosten in ver-
houding tot de vaste kosten minimaal zijn, d.w.z. dat
de kosten, waarmede het electr.iciteitsbedrijf rekening
moet houden, voor het grootste deel geheel onafhan-kelijk zijn van het feit, of er electriciteit wordt opge-
wekt en geleverd of niet. Gemiddeld bedragen in
Duitschiand de •vaste kosten ruim 75 pOt. van de
exploitatiekosten. Hiertoe behooren in de eerste plaats
die bedragen, welke vooi rente en aflossing van de in
de productie-, geleidings- e.n distributiebedrijve.n ge-
investeerde kapitalen, voorts tot vorming van reser-
‘es en voor afschrijvingen worden vereischt. Verder
behoort hiertoe ook nog dat deel van de exploitatie-
kosten, dat evenmin van den omvang van de afgifte

van electriciteit afhankelijk is, namelijk de uitgaven
voor het opnemen van meters, de boeking van het
verbruik, de betalingen van maandrekeningen, enz.
Vooral bij waterkrachtwerken zijn de eigenlijke exploi-
tatiekosten, die met den omvaug van cle electriciteits-productie parallel loopen, slechts van zeer geringe be-
teekenis: Reeds lang wordt bij de contracten voor leve-
ring van electriciteit aan 1e industrie hiermede reke-
ning gehouden. In deze leveringscontracten wordt
over het algemeen een zekere gelijkblijvende leverings
prijs vastgesteld, welke zich naar de aansluitings-
waarde richt, en bovendien een vrij lage
prijs
per
verbruikte KWU.
Voor de kleine verbruikers ‘bestaat in Duitschiand helaas nog steeds in vele distributiegebiedn het zui-
vere .KWIJ-tarief.

Dit tarief kent geen vast recht,
waardoor de electriciteitsverbruikers dus niet met
eenig vast tarief in de vaste kosten deeln, dooh het be-
paalt slechts een
prijs
voor de inderdaad verbruikte
KWU. Bij een dergelijk tarief moet de KWTJ.-prijs
steeds
vrij
hoog zijn, en een prikkel tot gebruik van electrische apparaten in de huishouding bestaat er,
zooals vanzelf spreekt, niet.
Talrijke
ondernemingen
werken met een eenvoudig dubbel tarief, dat twee
tellers vereischt: één voor het licht- en één voor het
krachtverbruik. In het distributiegebied van het groot-
ste Duitsche electriciteits’bedrijf, de Rheinisch West-
fiilische Elektrizitiitswerke
(RiVTE.),
kost b.v. een
KWTJ. volgens het lichtstroomtarief tusschen 33’% en
38Y
3
pf., volgens het krachtstroomtarief daarentegen
slechts tusschen 8 en 9 pf.
Met de feitelijke samenstelling van de kosten komen
het meest overeen die tarieven, die de afnemers met
een relatief gelijkblijvend vast recht belasten en daar-
entegen voor het feitelijke KWU.-verbruik slechts een
betrekkelijk .lage
prijs
vaststellen. Tarieven van deze
soort werden reeds lang geleden met succes in de
Ver. Staten ingevoerd en ook in Duitschiand is een
reeks grootere electriciteitsbedrijven in de laatste
jaren tot tarieven van deze soort overgegaan. De twee
belangrijkste vormen zijn het vastrecht- en het blok-
tarief. Het vastrecht- en het. bioktarief verschillen
echter onderling zeer sterk. Zoo heeft b.v. de stad
Berlijn een vastrechttarief, dat voor een bepaalde aan-
aluitingswaarde een Vrij laag recht berekent, terwijl.
de prijs per KWU. 20 pf. bedraagt. Daarentegen heeft
het Miirkische Elektrizittswerk, dat de Mark Bran-
denburg en bovendien deelen van de provincies Sile-
zië, Grenzmark en Pommeren evenals het grootste
deel van den Vrijstaat Mecklenburg voorziet, een ta-
rief voor zijn afnemers, volgens hetwelk het vastrecht
wel hooger is dan in Berlijn, doch de
prijs
slechts
10 pf. per KWTJ. bedraagt.
De door den Pruisischen staat gecontroleerde
Preussische Elektrizitiits-A.G., waarvan de dochter-
maatschappijen het gebied tusschen de Nederlandsche

grens, Sieeswijk-Holstijn en den Harz van stroom
voorzien, heeft een bloktarief ingesteld, dat als volgt
werkt: Voor eiken afnemer wordt allereerst een mini-
mumverbruik berekend, dat naar de grootte van de
woningen en het
jaargefijde
verschilt. Voor dit mini-
mu-verbruik kost elke KWU.
46
pf.; daarentegen
wordt voor elk meerder verbruik slechts 10 pf. per
KWU. berekend.
Al zijn in Duitschiand in tegenstelling tot de Ver.
Staten tot dusverre vastrecht- en bloktarieveu nog
niet algemeen ingevoerd en al wordt daar nog vaak
de voorkeur gegeven aan het zuivere KWU.-tarief,
dan waren hiervoor ongetwijfeld sociale redenen in
groote mate beslissend. Men kan erop wijzen, dat
slechts in enkele landen de huishoudingen van een
zoo groot percentage van de geheele bevolking ge-
electrificeerd. zijn als in Duitschiand, niet uitzonde-ring van speciale gebieden, die
,rijk
zijn aan water-icracht, zooals bv. Noorwegen en Zwitserland. In
Duitschland zijn tegenwoordig 75 pOt. van alle wo-‘ningen en ongeveer 80 pOt. van alle landbouwbedrj-
ven bij het net van publiekrechtelijke electriciteits-
maatschappijen aangesloten. Oolc in de Ver: Staten
zijn ongeveer 70 pOt. van alle huishoudingen geëlec-
trificeerd, doch terwijl daar de electrificatie in de
stedelijke gebieden bijna. 100 pOt. bedraagt, gaat de
•electrificatie op het platteland slechts langzaam voor-
uit. Einde 1931 waren in de Ver. Staten pas ongeveer
i1 pOt. van alle farms bij openbare distributienetten
aangesloten, hetgeen ongetwijfeld daaraan tQe te
schrijven is, ‘dat aansluiting van dun bevolkte stre-
ken niet rendabel is voor de distributiemaatschappijen.
Indien men een rdicale doorvoering van het prin-
cipe, om de tarieven volgens cle kostenstructuur van
de electriciteits’bedrijven op te bouwen, zou willen
verwezenlijken, dan zouden vele huishoudingen in
D uitschian d hierin ongetwijfeld aanleiding vin den om afstand te doen van het electriciteitsverbruik.
Doch ook wanneer men met deze sociale gezichts-
punten en voorts niet de bovengenoemde fiscale be-
lasting rekening houdt, zoo is voor vele maatschap-
pijen in Duitschland’ een radicale wijziging van de
tarieven dringend noodzakelijk.
T
oor
een dergelijke
tariefwijziging bestond tegen het einde van het jaar
in het kader van de algemeene actie tot prijsverla-
ging een gunstige gelegenheid, waarvan echter over
het algemeen geen gebruik werd gemaakt. Om een
‘dergelijke tariefwijziging met succes door te voeren,
is het van belang het eiken individueelen afnemer
duidelijk te maken, dat een goedkooper worden geêns-
zins schematisch •door verlaging van de
prijzen,
doch slechts door vergrooting van het verbruik te bereiken
is. Indien een nieuwe uniforme regeling der tarie-
ven tot stand zou komen, dan mag ook het vraagstuk
van de financiering van den massa-afzet van goed-
koope electrische apparaten niet buiten beschouwing
worden gelaten.

Welke mogelijkheden de huishoudingen als ‘er-
bruikers van electrische energie bieden, kan in het
kort uit eenige vergelijkende cijfers blijken. In
Duitschland ‘bedraagt het electriciteitsverbruik per huishoudiig tegenwoordig gemiddeld slechts onge-
veer 150-200 KWU. per jaar. In enkele gevallen,
zooals b.v. in een van electrische kachels voorziene
reeks noodwoningen in Berlijn-Spandau, werd met een laag tarief
(prijs
7 pf. ier KWU.) een jaarlijks
verbruik van rond 400 KWU. per hoofd of ongeveer
1.100 KWU. per huishouding verkregen. Voor Zwit-
serland kan men aLs gemiddeld cijfer
met een verbruik
‘per huishouding van ongeveer 400 KWU. per jaar
rekenen. In de Ver. Staten bedraagt het verbruik
tegenwoordig gemiddeld 600 KWU., is echter
voor
de verschillende deelen van het land zeer verschil-
lend. Het bedraagt bv. in Oalifornië 1.700-1.800
KWU. In Canada werd in 1930 een gemiddeld ver-
bruik van 1.100 KWU. per huishouding bereikt. Een
record geeft de rond 200.000 inwoners tellende stad
Winnipeg te zien, waar 40.000 huishoudingen een

2 November 1932

ECONOMISCH-STAPISTISCHE BERICHTEN

875

gemiddeld maandelijksch verbruik van 331 KWU. heb-
ben, d.w.z. ongeveer 4.000 KWU. per jaar. Dit record-
cijfer is duidelijk, wanneer men vermeldt, dat te
Winnipeg in het genoemde jaar 32.000 electrische
kachels, 3.800 electrische koelinstallaties en 22.000
electrische boilers werden gebruikt.
in de meeste landen komt tegenwoordig van, het
geheele stroomverbruik maar een vrij klein gedeelte
voor rekening van ‘de kleinverbruikers, d.w.z. de
kleinbedrijv en, huishoudingen en lan dbouwbedrij ven.
Indien het door algemeene invoering van het verbruik
bevorderende tarieven mogelijk zou zijn, het tegen-
woordige electriciteitsverbruik van de kleine afne-
rners te verveelvoudigen, dan zou de conjunctuuron-
afhankelijkheid en •de weerstand, die electriei teits-
bedrijven.aan de crisis bieden, veel grooter zijn dan
op het oogenblik.

INGEZONDEN STUKKEN.

MOET NEDERLAND ZIJN ZILVERRESERVE AAN.
SPREKEN?

De Heer J. van Ett.inger schrijft ons:
in het zeer lezenswaardige artikel van den heer
A. A. van Sandick in de ,,Economisch-Statistische
Berichten” van 19 October jl. ontbreekt, naar het mij
voorkomt, een kleine schakel. Voor Nederlandsch-
Indië toch is het stopzetten van de rentebijschrijving
hij het (Indische) Muntfonds reeds mogelijk gemaakt
door cle wet van 8 Juli 1932 (Nederlandsch Staats-
blad No. 343) tot nadere wijziging en aanvulling van
artikel 4 van de Indische Muntwet 1912.
1)

1)
De onvolledigheid, wat dit punt betreft, is wellicht toe te schrijven aan cle omstandigheid, dat ook in het bekende
Economist.artikel van Prof. Dr.
C. A.
Vrrijn Stuart
Het nikkelvraagstuk’ een verwijzing naar de iii wording
zijnde regeling voor de stopzetting ‘aIi de• bijschrijving van
(Ie renten aan liet Indische luntfonds ontbrak.

Indexcijfers van Nederlandsche aandeelen.

Deze wijzigingswet is ingevoige het Koninklijk be-
sluit van 19 Augustus jl. (Nederlandsdh Staatsbiad
No. 443) met ingang van 1 September d.a.v. in ver-
king getreden.

Van laatstgenoemden datum af zijn de renten van
de beleggingen van het Indisch Muntfonds niet meer
ten voordeele van dat fonds ‘geboekt.

MAANDCIJFERS.

OVERZIOHT DER OPBRENGSTEN VAN HET

STAATSBEDRIJF DER P.T.T.
SEPTEMBER 1932.

Omschrijving
Werkelijke
opbrengst
Aug.
1932

Meer of minder dan

Aug.
1931
1
Begrooting

f
3.155.617

[311.417

f
362.283
Telegrafie
,,

411.198

80.516

,,

51.982
Posterijen

…….

,
2.007.578

47.082

,, 136.452
Telefonie ……….
Postchèque- en
Girodienst

…….
407.747
+

42.676
+

148.347

Totalen ……
.f
5.982.140 – [396.339 -[402.370

RIJ’KSPOSTSPAARBANK.

SEPTEMBER
1930
1931
1932

Inlagen. .-….. ..
.
.-.
f

13.005.272
f

17.246.245

f

16.919:389
Terugbetalingen
.
… ,,

10.310.063
,,

12.583.050,,
13.071.673
Tegoed

inleggers
1),,
360.571.095 404.228.093
,,493.101.179
‘Tom. bedr. der uitst.
staatschuidboekjes’,, 42.504.200
42.822.900,,
40.296.050
S
paarbank boek j es
1ieuw uitgegeven
11.989 14.718
12.044
2eheel afbetaald
.
6.990
7.131
8.152
En omloop

)
2.138.560 2.199.265
2.264.455
1)
Op ultimo.

De Bank voor Handel en Scheepvaartte Rotterdam zendt ons onderstaand overzicht:
Indexcij Iers van 12 aandeelengroepen der Amsterdamsche effectenbeurs.
1)

Banken
Eleetri-
.
Industrie
zijde
IMijnbouw’
Olie
Rubber
Sch5
r
Suiker
Tabak
[

Thee

niddelde
1929
158.3
.337.5
168.0
432.7
243.0
268.7
402.0
233.5
125.0
398.4
487.3
443.2
1930
149.4
257.7
125.6 264.9 87.4
177.2 371.1
110.7 82.6
292.9
361.3 357.2
1931 118.1
211.8
93.4
167.7
64.5
144.5
209.8
51.8
49.6 181.9
241.6
251.4
Januari

1931
137.2
220.4
110.9
199.-
57.4
149.1
290.7
75.8
63.5
223.8
274._
280.5
Februari
140.7
239.9
117.5
217.5
69.7
167.5
307.3
80.2
65.6
238.4
307.8
292.1
Maart
143._
248.6
124.3
223.2
78.9
176.7
288.3
81.4
63.9
243.3
306.2
290.7
April
139.4
238.4
113.5
207.3
84.4
172.4
253.9
58.5
57.5
219.5
299.8
283.4
Mei
132.7
222.5
95.1
178.8
76.2 159.6
220._
50.5
54.3
190.9
275,9
251._
Juni
127.5
217.5
89.-
165.1
68.7
150.8
208.6
48.4
53.1
191.3
262.4
249.7
Juli
126.4
228.8
100.2 168.8
70.6
163.6
218.2
58.5
55.8
208.9
254.2
262.9
Augustus
113.2
210.9
88.2
151.2

,
65._
147.6 194.7
44.4
48._
178.4
218.4
247._
September
95.3
190.1 73.6
126.1
60.9
118.9
147.9
31.7 37.3
134.-
168.7
220.1
October
89.1
181.3
71.7
125.3
‘49.2 107.8
140.7 32.6
34.7
122.1
174.7
222.2
November
93.2
184.2
75.4
135.4
48.9
120.1
133.6
32.9
34.9
125.9
196.3

237.2
December
79.-
158.4
61.5
114.2
44.2
99.5
113.1
26.3 26.7
106.5
161.3
179.7
Januari

1932
80.5
174.4
63.5
124-
43.5
107.4
118.9
28.2
27.4
108.-
173.7 181.4
Februari
82.8
173.-
65.8
123.2
42.4
110.1 139.2
28.2
27.7
108.7
179.6
178.1
Maart
81.3
184.7
69.-


.122.9
41.7
110.9 149.3
.
24.2
27_
112.7 176.3
182.2
April
.

69.8
166.7
58.8
102.1
1

34.3
92.4
118.3
‘13.7
20.1 96.6
111._
154._
Mei
65.-
163.9
52.5
93.5
33.5
86.8
117.8
14.2
19.1
84.5
101.9
157.3
Juni
59.4
156.1
51.2

88.5
32.3 83.9
118.1
14.1
17.3
87.6
94.7
154.3
,Juli

,,
68.3
167.1
63.7
106.1
34.1
92.2
129.1
22.5

21._
105.6
120.1
175.6
Augustus
79.8
183.5
71.5
126.2
33.2
104.9
153.5
35.1
26.4
118._
138.4
200.5
September
86._
194.5
78.1
133.4
43.6
123.7
166.4
42.4
31.1
128.8 151.3
201.6
October
83.7
189.3
77.5
127.1
39.4
120.4
147._
34.-
28.5
,
118.7 135.8 187.6
S’hommelingen in het aandeelen-indexcijfer.
4
Januari
1932
f
1.942.518.500
=
100.
4
Januari
100._
2
Maart
113.7
4
Mei
92.9
6

Juli

97._.
1

Sept.
13

,,
106.9
9
118.6
11
93.4
13

97…
7
20

,
107.4
16
113.5
18
92.4
20

98.1
14
27
105.9
23

,,
105.8
25
90.1
27

102.6
21
3
Febr.
109.7
30
103.9
1
Juni
86.4
3
Augustus
107.4
28
10

,,
105.7
6
April
98.3
8
83.9
10

110.9
5
October
17

,,
110.9
13
95.9
15
88.1
17

113.6
12
24
111.-
20 95.1 22
90.5
24

115.7
19
27

‘,,
90._
29
89.6
.
26
1)
Men zie voor de toelichting op dit overzicht het nummer van
E.-S.
B. van
15
Januari
1930,
blz.
64

120.6
127.4
120.5
120.7 121.6
120.2
116.9 115.9 112.6

Nadrnk verboden.

876

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

2 November 1932

PRODUOTIE DER STEENKOLEN-, BRUJI’4-
KOLEN- EN ZOU L’MIJNEN.
(Gegevens verstrekt door den Ho(fdingenieur der mijnen)

1. Gezanienlijke Steenkolenmijnen.

Sept.
IJan./Sept.
Jan./Sept.

1

1932
1932
1931

Prod. Steenkolen in tonnen
1069.067
9.379.260 9.592.276
Aantal normalewerkdagen
.
25
1
)
219 228

Bruinkolenmijn ,,Carisborg”.

Netto-productie in tonnen..

5 927
2
)

99.265 130.297
Aantal normale werkdagen

26
1

227

227
Zoutmijnen. (Kon. Ned. Zoutindu8trie te Boekelo.)

Afgeleverd:


Geraff.

zout ……..(ton)
1 1
Industriezout

……
(

)
}

5.240
45
.
.
40.860
Afvalzout ……….
Aantal normale werkdagen
26
231
231

Gezamenl. Bruin-

Aantal arbeiders.
Steenkolen-
kolenmijn
I.
Cari

Zoutmijnen
mijnen

1 Oct.
1932
I24.539
6
)
86
218

1

Oct.

1931

……………
..Çl1.2858)6)
26.940
5
)
76
249

1)
22 Oranje-Nassauniijn II, 24 Staatsmijnen, Domaniale Mijn-Mij. en Oranje-Nassaumijn 1, 23 Willem Sophia, Julia en Oranje-Nassaumijnen
III en IV, 22 mijn Laura.
2
)1.216 ton ruwe bruinkool, 4.711 ton bruinkool-
briketten.
2)
bovengronds.
4)
mci. 2.069 arbeiders der nevenbedrijven.
5)
ondergronds.
6)
md.
1.956 arbeiders der nevenbedrijven.

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.

GELDKOERSEN.
OPEN MARKT.

1932
31
1930 1914

29 Oct
2429
17122 10115
31
~
206
27Oct.!
20124
Oct. Oct. Oct.
t.
1 Nov.
Juli

Amsterdam
Partic.disc.
11
4
_11
3
11
4
.11
5

11
4
.11
5

114_115
2
7
/,-3
1
1d
1
7
116-
5
1,
3
1
1_
3
11
Prolong.
1
1
1
1
3
1
1
12
2
1
1-
3
1
Londen
Daggeld.
– .
1
141
11
4
1
1
1-1
1
14..1
4-5
1
1
172
1
3
14-2
Partic.disc.
21
4
_131
5

31
4
_71
5

21
4
_111
55

3
14-1
57_71

211
,6

4114.314
Berlj/n
Daggeld…
4
1
J
2
-5’/,
411-511
41155114
4-5
1
12
8-9
4-7
1
12

Maandgeld
4
1
12-5
1
12
4115’1

4
1
12-5
1
1,
4
1
125
1
12
8-10


Part, disc.
371s
371
8
37/
s

37/
s

8
4
7
18
2
1
1-
11
2

Waren-
wechsel.
4.11
4

4.11
4
4.11
4

4
1
14
812
51812

Nea, York
Daggeld
1)
l”/4
11/
4

1.1/
4

1-2I4
2’/2-94
2-‘la
l/e2’/,’
Part,c.d,sc.
11
/a
‘/s
1(_71
411
2

1)
Koers van 28 Oct. en daaraan voorafgaande, weken t/m. Vrijdag.

WISSELKOERSEN.
KOERSEN IN NEDERLAND.

Da
a
Netv
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel Batavia
York)
) )
)
t)
1)

25 Oct.

1932
2.4831
8.186
59.01 9.77
34.574 100;
26

,,

1932
2.4871,
6

8.23
59.024
9.764
34.564 10034
27

,,

1932
2.48;
8.1634
59.03
9.764
34.57

1001/
4

28

,,

1932
2.4851
8

8.17
59.074
9.764
34.57

100k
29

,,

1932
2.48111,
0

8.17
59.09 9.764
34.564 100k
31

,,

1932
2.4871
t

8.1734
59.064
9.764 34.574 10034
Laagste d.wl)
2.4825
8.10
58.974
9 « 76t1
34.5241

99%
Hoogste d.w’)
2.48874
8.2734
59.09
9.77
34.60

1008%
24 Oct.

1932
8.28
59.01
9.77
34.564 10034
17 Oct.

1932
2.4891,
6

8.56 59.07
9.764
34.56

100
18
Muntpariteit
2.4878
12.1071
59.263
9.747
34.592 100

D ata
Zwit
_
d

serlan
Weenen
Praag
Boeka-
Milaan
Madrid
)
1
,
)
rest’)
.

55
,
)
*5
,
)

25 Oct.

1932
47.9734

7.37

1.474 12.70
20.414
26

,,

1932
47.95k

7.37

1.474
12.714
20.45
27

,,

1932
47.95

7.374

1.474
12.72
20.45
28

,,

1932
47.95

7.37

1.474
12.714 20.43
29

,,

1932
47.95

7.37

1.474


31

,,

1932
47.95

7.374


12.734
20.40
Laagste d.w’)
47.90
35.20
7.35

1.424 12.674,
20.30
Eloogste
d.wl)
47.99
35.25
7.40

1.524
12.75
120.60
24 Oct.

1932
47.9834

7.374

1.474 12.70
120.35
17 Oct.

192
48.02

7.37

1.474
12.724 20.38
Muntpariteit
48.1234
35.007
7.371

1.488
13.094 48.52

D t
a a
Stock-
hoirn
t)
Kopen-
hagent)
*
slo
)
Hel-
,
i.

I:)

Buenos-
Aires’)
Mon
treal’)

25
Oct.

1932
42.80
42.80
41.70
3.55
65 2.2834 26

,,

1932
43.-
43.-.
42.-
3.55
65
2.27%
27

,,

1932
42.75
42.75
41.75 3.624

65
2.26
28

1932
42.70
42.60 41.70
3.55
65
2.24
29

1932
42.60
42.70
41.70
3.55
65
2.25
31

1932
42.85
42.70 41.70
3.55
61
2.24
1
4
Laagste d.w’)
42.30
42.35 41.15
3.50
61
2.23
Hoogste d.w’)
43.20 43.20
42.20
3.70
65
2.30
24 Oct.

1932
43.15
43.20
42.10
3.64
65
2.30
17
Oct.

1932
44.05 44.40
43.-
3.70
65
2.3134
Muntpariteit
66.671
66.671
86.671 6.266
95%
2.4878
t)
Noteering te Amsterdam.
5*)
Not, te Rotterdam. ‘) Part. opgave.
Laatstbekende
noteeringen
te
Amsterdam
en Rotterdam op
1 Nov. 1932 voor
telegrafische
uitbetaling op:

Gulden per
Pari
Koers
‘disconto

Europa.
Londen
t)

£
12.10
8

8.174
2
Berlijn
t)
………..
100 Mark
59.26 59.03
4
Parijs

)
100 Franc
9.747
9.764
24
Brussel

)

………
100
Belga
34.59
34.57
35
100 Franc

6.91
Zürich
t)

100

,,
48.-
47.94
2
100 Kronen

7.37
44
Weenen *)
100 Schilling
35.-
35.15
6
100 Pengö
43.51
43.-
44
Lei
1.4880
1.474
7
100 Leva

.

1.79
7

1.80
84
Dinar
4.379
.

3.50
7
Turksch £
10.93 1.174
Drachme
3.23 1.50
10

.
.

Lira
13.09
12.74
5
Peseta
48.-
20.374
6

Luxemburg ……..

Sofia ………….

Lissabon ……….
2.684
0.074
65

Praag

…………..

Kopenhagen
t)

100 Kronen
66.67


42.60
34

Boedapest

………
Boekarest

………100

Oslo *)
100

66.67
41.70
4

Belgrado ………..100

Stockholm
t)

100

66.67
42.80
34

Istanbul ………..
Athene

………..100

100 IJsl.Kr.
66.67
36.90

Milaan

………..100
Madrid

………..100

100 Zloty
27.91
27.85
74
Kovno (Litauen)

E
.
scudo

100 Lita

24.88
24.75
7
Riga (Letland)
100 Lat
48.-
47.90
6-7

Reickjavick ………
Warschau

………

Reval (Estland) .

100 Estl.
Kr.

..
..

66.67
66.50
54
Finnmrk.
6.264
3.55 64
fielsingfors

…….100
Tjerwonets
12.80
12.80
Itl oskou

………..
(10 Roebel)
Danzig

………

.

.

100 Gulden
48.42
48.30
4
A n,erika.
New-York
t)

$


2.4878
2.484
24
Canad.
$
2.4878 2.25
Mex. Dollar
1.24
0.784
Peso (papier)
1.0568′
0.62

Montreal

……….

La Paz (Bolivia)
8)
Boliviano
0.9080

Mexico

………..
Buenos Aires……..

Rio de Janeiro…
Milreis (pap.)
0.8075′
0.19
Peso (papier)
0.30

0.15
6-7
BogotaColumbia)
8)
Peso
2.42 2.37
Quito (Ecuador)

.
Sucre
0.498
0.414

Valparaiso ……….

Sol
0.69
7

0.40
Montevideo (tJrug.)
Peso
2.5725
1.02
Lima (Peru)

…….

Caracas (Venezuela)
Bolivar
0.4795
0.42
Gulden
1.-
0.994
San

José (0. Rica)
Colon


Guatemala
. … .. .-
Quetzal
2.484
2.484
Willemstad (Curaç.)
Gulden
1.-
1.004
Managua (Nicar.)
8)
Cordoba
2.484

San Salvador
8)
Colon
1.2440
0.974
Azië.
Rupee
0.91
0.65
4

Paramaribo

……..

Gulden
I.G.
1.-
1.004
44
Yen
1.24
0.55
4.38

Calcutta ………..
Batavia

………..

Dollar
0.574
Kobe

………….

Taël
Straits DoIl.
1.4125
0.994

Hongkong ………
Shanghai

………

Manilla

……

Phil. Peso
1.24 1.19
Singapore

……..

Teheran
)
(Perzië).
Pahiavi
.

7.85
Bangkok ………..
Baht

0.75
Afrika.
Kaapstad
£
12.104
12.
7

6
Egypt. £
12.42
8.39
Australië.
Alexandrië ………

Melbourne, Sidney
en
Brisbane
£
12.104
6.544
Nieuw Zeeland
.
£
12.10
7.381
1)
Goudpeso.
2)
Milreis
Goud.

t)
Not, te A/dam. 0v. not, part. opg.
3)
Zichtkoers.
4)
Munteenheid
=
Rial
(
een Kran.)

2 November 1932

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEiSI

877

KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).

D a a Londen
($ per)
Parijs
(S
P. IOOfr.)
Berlijn
(5
P. 100 Mk.)
Amsterdam
(5
P. 100 gid.)

25

Oct.’

1932
3,301,
3,931
23,77g
40,25%
26

,,

1932
3,2751
8

3,9331
t

23,77%
40,25%
27

,

1932

3,271s,
3,93
23,77
40,24%
28

1932
3,28
3,9271.
23,77 40,24
29

.

1932
3,2831,
3,92%
23,77
‘40,21
31

1932
3,28
1,
1
16

3,92%
23,75
40,20%

2

Nov.

‘1931
3,72k
3,925/
8

23,55
40,21
Muntpariteit

.
4,86
3,90
5
/
8

23.81%
408

KOERSEN TE LONDEN.

Plaatsen en
Landen
Noteerings-
eenheden
15
Oct.
1932
22
Oct.
1932
24129
Oct.
’32
LaagsteHoogste

29
Oct.
1932

Alexandrie..
Piast.
p.

9734
97g
9731,
971I
97%
Athene ……
p.
,
580
‘570
560
590
572%
Bangkok….
Sh.p.tical
1/10).(
1.110
5

1110k
1110
T
5
,
111
0
T5

Budapest …
Pen;
p £
20 20
18
21
19
Buenos Aires
d. p.
$
4051
5

413.
41%
43%
43%
Calcutta ….
Sh. p.rup.
116
11
1
64

116
11
64

1
16
5
/
32

11611116

116111
Constantin..

.Dr.

Piast.p.,C
720
700
680
690
680
Hongkong ..
Sh. p.
$
1/411
5

11481
11371
115
11491
Kobe

.. ….
Sh. p. yen
1/471
1

11471
113
7
18
11451
8

11
,
4
Lissabon….
Escu.p.0
110 110
10734 11034
108%
1exico

….
$perC
10.85 10.75
10.25
11.-
10.50
1ontevideo
.
d.perc
30
30
28 32 30
klontreal

$
per
£
3.74% 3.67
3.58 3.64
3.63
Rio d. Janeiro d. per Mii.
5
7
1,
5%
5
5y,
534
shanghai …
Sh. p. tael
1
1
199
132
11991
11911
1/10
3
1
8

119251 32
8
ingapore

..
id. p.
$
2/371
8

21371
8

2/3%
214

,
21371
5

Vaiparaiso
1).
$
per
£





Warschau ..
Zi. p.
£
30%
3051
28%
30
29
1
1,
1)
90 dg.
ZILVERPRIJS
GOUDPRIJS
8)

Londen’)
N.York’)
Londen
25 Oct.
1932…

18
26%
25 Oct.

1932….
125141
26

,,
1932.. 17%
2651
8

26

,,

1932.. ..
12413
27

,,
1932..

18l1
26%
27

,,

1932….
12518
28

,,
1932..

17151
26% 28

,,

1932….
12518
29

,,
1932..

18
1
1
8

27
29

,,

1932….
12518 31

,,
1932..

18’1
2671
8

31

,,

1932….
125/5
2 Nov. 1931..

18%
31


2 Nov. 1931….
10812
27 Juli
1914..

24l51
59
27 Juli

1914….
84110%
1)
in pence p. oz.stand.
2)
Foreign
silver in $c. p. oz. line.
3)
in sh.
p. oz.fine
STAND
VAN ‘s
RIJKS
KAS

Vorderingen.

15 Oct. 1932
1

23 Oct. 1932

Saldo van’s Rijks Schatkist bij De Ne-
f
41.494.104,26
f
70.463.079,85
Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
557.549,01
,,

1.026.579,31
Voorschotten op uit. September’32 aan
de gem. verst, op v. haard. de Rijks-
adm. te heffen gem. ink. bel, en opc.
op de Rijksink. bel ………………
,,

3.735.665,06
Voorschotten op uit. September’32 aan

derlandsche

Bank……………….

de gem. verstr. op aan haar uit te
keeren hoofds. der pers. bel., aand. in

….3.735.665,06

de hoofds. der grondbel. en der gem.
fondsbel., alsmede opc. op die belas
tingen en op de vermogensbelasting
Voorschotten aan Ned.-lndië…..
….

-‘
222.467.470,53
,,197.535.617,47 Id.

aan

Suriname …………………

…13.309.334,81
,,

13.125.545,82
Id.

aan

Curaçao ………………….
7.833.448,55
,,

7.577.948,29
Kasvord. weg. credietverst. alh. buitenl
,,
108.691.177,23
,,108.483.860,30
Saldo der postrek. v. R/jkscomptabelen
,,

27.398.709,36
,,

24.934.548,85
Vord.ophetAlg.Ilurg.Pensioenfonds’)

…..

– –
Id.

Staatsbedrijven
1)
op andere

……
Verstr. t. laste der Rijksbegr. kasgeld-
15.536.692,14 15.320.797,17
,,

leeningen aan gemeenten (saldo)……
51.138.846,90
,,

50.619.846,90
Verplicht Ing en.

Voorschot door de Ned. Bank ing. art.
16 van haar octrooi verstrekt


Schuld a/d Bank v. Ned. Gemeenten

Schatkistbitjetten in Omloop.. …. …
/
315.882.000,-
/315.882.000,-
Schatkistpromessen in omloop …….
171.240.000,-
,, 171.240.000,-
Zilverbons in

Omloop …………….
1.699.290,-
,,

1,689.989,50
Schuld op ultimo September’32 aan de
gemeenten

enz …………………

.

3.163.158,82
,,

3.163.158,82
.Schuld aan het Alg. Burg. Pensioent.l)

…..

,,

11.902.544,31
,,

11.935.713,13
Id. aan het Staatsbedrijf,d.P.,T.enT.’)

….

,,

76.167.323,10
,,

72.375.165,14 267.856,22
,,

335.296,21
Id. aan andere Staatsbedrijven’) ……….
Id. aan diverse instellingen’) ……..

2.774.720,11
,,

2.677.947,16
‘) In rekg.-crt. met ‘s Rijks Schatkist.

NEDERLANDSCH-INDISCHE VLOTTENDE SCHULD.
15 Oct. 1932 t 23Oct. 1932
Vorderingen:
/
61.095.000,-

87.000,-

Betaalmiddelen in ‘s Lands kas…….
waaronder Muntbiljetten…… …. …..
Saldo Javasche Bank …….. . ………

/

5.189.000,-
Verplichtingen:
Voorschot’s Rijks kase. a. Rijksinsteil.
,,231.798.000,-
,,209.382.000,-
9.425.000,-
,,

3.325.000,-

….

4.225.000,-
,,

7.265.000,-
Schatkistpromessen ………………..

Muntbiljetten in Omloop ………….
2.043.000,-
,,

2.037.000,-
Schatkistbiljetten ………………….

Schuld aan het Ned.-Ind. Munttonds.,,
493.000,-
,,

493.000,-
Idem aan de Ned.-Ind. Postspaarbank.
,,

1.139.000,-

..

,,

335.000,-
Voorschot van de Javasche Bank…….
4.174.000,-

NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 31 October 1932.
Activa.
Binnenl.Wis-(Hfdbk.
f
33.179.722,42
sels,Prom.,Bijbnk.

218.157,04′
enz.in disc.Ag.sch.

6.346.426,23
f

39.744.305,69
Papier o. h. Buiteni. in disconto ……

Idem eigen portef..
f
7 1.335.835,-
Af :Verkochtmaar voor
de bk.nognietafgel.

,,

71.335,835,_
Beleeningen Hfdbk.
f
24.950.263,55
Bijbnk. ,,

6.250.399,09
in rek…:rt. Ag.sch. ,, 50.912.932,58
op

82.113.595,22

Op Effecten ……
‘ 80.984.536,05
Op Goederen en Spec.

1.129.059,17

82.113.595,22
Voorschotten a. h. Rijk ……………. ..

Munt en Muntmateriaal
Munt, Goud
……f
100.695.945,-
Muntmat., Goud .. ,,934.181.360,67

1.034.877.305,67
Munt, Zilver, enz.. ,, 18.986.013,72
Muntmat., Zilver.. ,, –
1.053.863.319,39
1
)
Belegging
1/
kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds …………………..

20.164.317,52
Gebouwen en Meub. der Bank ……..,,

5.000.000,_
Diverse rekeningen ………………,,

14.743.597,37
Staatd.Nederl.(Wetv.27151 32,S.No.221) ,,

19.331.195,17

Passiva
f
1.306.296.165,36

Kapitaal …………………….

20.000.000,-
Reservefonds …… . ……………..

3.000.000,-
Bijzondere reserve ………………,,

5.000.000,-
Pensioenfonds ………………….,,

8.179.743,19
Bankbiljetten in omloop ……………,, 1.002.602.855,-
BankaBsignatiön in omloop ……….,,

904.396,74
Rek..Cour. f Het Rijk

55.937.275,65
saldo’s: ‘1, Anderen

208.032.959,42 ,, 263.970.235,07

Diverse rekeningen ………………..
2
.
638
.
93536

t’
1.306.296.165,36

Beschikbaar metaalsaldo …… …….
t’
546.353.269,90
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is. ,, 1.365.883.175,-
1) Waarvan In het buitenland
f
5.520.302,58.
Voornaamste posten in duizenden guldens.

Goud

Andere Beschikb. Dek-
Data

Circulatie opeischb. Metaal- kings
Munt
1
Muntmat.

schulden saldo’) perc.
31 Oct. ’32 100696 934.181 1002.603 264.875 548.353 83
24

’32 100695 934.181 965.223 295.951 549.260 83
17

’32 100695 934.202 976.867 284.093 548.676 83
10

’32 100895 934.142 990.835 270.145 547.812 83
3

’32 100693 934.014 1014.286 254.778 543.947 83
26 Sept.’32 100688 934.014 973.639 294.561 544888 83

2 Nov. ’31 94.692 761.393 1092.509 182.896 374.395 69

25 Juli ‘14165.7031 96.410

310.437 ‘ 6.198

43.521

54

Data
2 ULUU

oc,,ULfl,aL-
bedrag

promessen
disconto’s rechtstreeks

e ee-
g

ruijit,
op
het
buitenl.

1./,ve,.St
reke-
fin gen
5)

31 Oct.

1932
39.744


82.114
71336
‘14.744
24
,

1932
40.318


75.503 71.336
14.478
17

1932
41.871


74.982
71.336
14.285
10

,,

1932
41.360


80.942
71.336
17.581
3

,,

1932
40.497


78.673 71.338 14.456
26 Sept. 1932
‘41.215


78.859
71.336 14.445

2
Nov.
1931
138.141


125.918
88.464
56.258

25 Juli

19141
67.947


61.686 20.188
509
1)
Sedert den
bankstaat van 4 Jan. 1929
op
de
basis van
215
metaal-
dekking.

2)
Onder de activa.

SURINAAMSCHE BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens.

Data
Metaal
Circu-

latie
Andere
opeischb.
schulden
1
Discont.
1


Div. reke-
ningen’)

24 Sept.

1932..
892 1.035
673
832
2.328
17

,,

1932..
892
1.081 509 837
2.338
10

,,

1932..
891
1.166 488 848
2.390
3

1932..
888
1.284
453 848
2.341

26Sept.

1931-
875
1.281
.516
850 579

5 Juli

1914..
1

645
1.100
560
735 396
1) Sluitp. der activa.

878

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

2 November 1932

JAVASCHE BANK.

Voornaamste posten in
duizenden guldens. De samengetrok-
ken cijfers der
laatste
weken zijn_tnlegrafisch_ontvangen. Andere
Beschikb.
Data
Goud
Zilver
Circulatle
opeischb.
metaal-
schulden
saldo

29Oct. 1932
151’000 213.720
33.400 52.152
22

1932
150.250
214.790
31.830
51.602
15

1932
149.750
219.260 29.810
50.122
1 Oct. 1932
103.622
45.510
217.430
29.992 50.163
24Sept.1932
103.632
45.187
216.228
32.661
49.245
17

1932
103.633
44.967
218.932
31.295 48.509
10

1932
103.630
45.783
222.264
31.765 47.802

31 Oct. 1931
132.114
42.557
238.535 27.549
68.237
1 Nov.1930
138.792 33.588
258.516 43.365
51.627

25Juli1914
22.057 31.907

1
110.172
1

12.634 4.842

D
ata
Wissels.
buiten
Dis-
Belee-
verse
i
eIi

Dek-

kin
rce
gsn-
N.-Ind.
conto’S
ningen
e

n
,
r
n

i
gn
pe
betaaib.
lage

29Oct.1932
18.750
5960
31.630
61
22

1932
19.030
59.670 30.990
61
15

1932
19.310
64.980 28.350
60

1 Oct. 1932
17.878
9.292
40.428 31.083
60
24Sept.1932
17.750
9.413 39.440
30.154
60
17

1932
17.730
9.540
39.821
29.584
62
10

1932
17.472 9.626
41.320 28.809
59

31Oct. 1931
3.060
8.979
41.870
32.039
66
1Nov.1930
31.287 9.149
44.822
42.083
57

25 Juli1914
6.395
7.259
75.541 2.228
44
1)
Sluitpost activa.

BANK
VAN ENGELAND.
Voornaamste posten in duizenden ponden
sterling.


Bankbilj.
B
1

Other Securities
Data
Metaal in
in Banking
Disc.and
ecurit es
circulafie
Departm.
Advances

26 Oct.

1932
140.441′ 358.431
55.992
11.597
18.434
19

1932
140.416
359.218 55.204
11.606
20.048
12

,,

1932
1.40.396
361.414
53.008 11.644
17.725
5

,,

1932
140.401
362.521
51.900
11.676
17.387
28 Sept. 1932
140.397
359.784 ‘
54.637 12.069 18.072
21

,,

1932
140.376
359.266 55.156
12.006 18.527

28 Oct.

1931
136.937
356.031
54.646
10.548
34.063

22 Juli

1914
40.164
29.317
33.633

Data
Gov.
Sec.
Public
Depos.

Other Deposits
1

Other
Bankers lAccountsl

1
1
Reservel
1

Dek-
kings-
perc.l)

26 Oct. ’32
66.998
25.426
77.336
33.588
57.010
19

,,

1
.32
66.238
30.751
71.934
33.741
56.198
41
3
/,,
12

,,

’32
68.108
15.032
83.534 35.236
53.982
405/
Ie
5

,,

’32
67.708 11.689
85.690 34.633 52.880
40
28Sept.’32
69.918
23.418
80.626
33.397 55.613
4013132
21

,,

’32
70.998
23.915
82.586
32.904 56.110
40
7
132

28 Oct. ’31
50.536 17.254
63.478
52.645
55.906
41
29
/
82

22 Juli ’14
11.005
14.736
42.185
29.297
52
1)
Verhouding tusschen
Reserve
en Deposits.

BANK VAN FRANKRIJK.
Voornaamste posten .n miljoenen francs.

Te goed
.
Wis-

Waarv.
elee-

Renteloos
Data
Goud
Zilver
in het
se
S
op
het
n ngen
voorschot
buitenl.
buitenl.
v.d. Staat

21 Oct.’32
82.677
1.260
2.910
5.095
2.077
2.761
3.200
14

,,

’32
82.651
1.250
2.910
5.017
2.082
2.754
3.200
7

’32
82.644
1.245
2.900
4.891
2.083
2.780 3.200
30Sept.’32
82.681
1.245
2.895
4.686
2.082
2.783
3.200

23 Oct.’31
63.884
928 15.631
20.670
12.704
2.735
3.200

23Juli’14
4.104
640

1.541

8
769

Bons v. d.
.
Rekg. Courant
Data
zelfst.
Çj
Circulatie
Zelfst.

Parti-
Staat
amort.
k.
amortic.
culleren

21 Oct.’32
6.621
2.183
80.549
632
2.261.
23.482
14

,,

’32
6.621
2.109
81.101
324
2.643
22.654
7

’32
6.621
2.224
81.778
406
2.489
21.999
30Sept.
1
32
6.621
2.992 82.459
265
2.745
21.876

23 Oct.’31
5.065 2.117
81.769
1.875
6.950
23.073

23Juli’14


5.912
401

943

‘)
Sluitpost activa.

DUITSCHE RIJKSBANK.
Voornaamste posten in millioenen Reichsmark.

Daarvan

Deviezen

Andere
,’


n

bij bui-

als goud-

wissels

Belee-
0 0

OU,,

tenl. circ.

dekking

en

ningen
banken 1)

geldende

cheques

23 Oct.

1932

796,8

63,4

137,2

2.618,9

85,0
15

1932

798,8

63,4

135,2

2.747,2

.92,1
7

1932

796,4

63,4

134,8

2.909,6

101,5
30 Sept. 1932

796,3

63,4

132,9

2.991,4

242,0
23

,,

1932

781,6

63,4

146,2

2.1178,7

102,5
23 Oct.

1931

1.144,6

100,5

142,0

3.666,9

133,3
30 Juli

1914

1.356,9

750,9

50,2

Data

Effec-

.Diverse

Circu-

Rekg.-

Diverse
ten

Activa2)

latie

Crt.

Passiva

23 Oct.

1932

. 362,2

807,9

3.414,0

376,9

– 750,0
15

,,

1932

362,2

812,7

3.519,0

366,9

744,1
7

,,

1932

362,2

. 820,1

3.618,3

412,2

741,8
30 Sept. 1932

362,4

790,2

3.754,6

450,6

730,5
23

,,

1932

362,4

794,8

3.504,6

358,0

725,7
23 Oct.

1931

102,9

839,0

4.372,7

484,8

817,2
30 Juli

1914

330,8

200,4

1,890,9

944,_

40,0

)
Unbelast.
‘) wo. IZ, l,
1
Oct.,
JU, zi
sept.
•J•4
en 23 Oct. ’31 resp. 33; 26; 27; IS; 31; 17 miii.

NATIONALE BANK VAN BELGIË.
Voornaamste posten in millioenen Belgas.

Data

Goudj

.

2

Rekg. Crt.

,

1932

0
,

27 Oct.

2611

64

683

50

367.

40

3.637

16

152
2′

2610

63

892

54

367

40

3.634

6

177
13

2609

63

719

55

367

40

3.665

6

173
6

,,

2595

83

693

61

367

40

3.681

2

127
29 Sept. 2582

64

655

59

3671

40

3.631

9

119
29 Oct.’) 2567

34

957

55

290

40

3.602

25

287

VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA.

FEDERAL RESERVE BANKS.
Voornaamste posten in millioenen dollars.

GoudvoorraadWettig

Wissels

betaal-
Data

1
Dekking

middel

disc. v. d.

open
In her-

In de
Totaal

1

F. R.

Zilver

member

markt
bedrag

1

Notes

etc.

banks

gekocht

12Oct.’32

2.932,0

2.245,7

192,1

327,7

33,3
5

,,

’32

2.912,5

2.229,4

196,9

333,4

33,3
28Sept.’32

2.878,6

2.215,1

205,0

339,6

33,6
21

,,

’32

2.864,7

2.199,3

202,1

359,0

33,7
14

,,

’32

2.832,6

2.187,2

2022

401,0

33,7
7

,,

’32

2.794,6

2.145,6

196,4

420,4

33,6

14Oct.’31

2.764,1

. 1.606,0

1

163,3

1

698,3

1

769,1

No
Data

in U. S.

in circu-

Kapitaal

kings-

kings-
Belegd

‘OIIJÏ

Öii-

Algem.
Gestort

Dek-

Dek-
o

Gov.Sec.

latie

s

perc.
2)

12Oct.’32 1.850,9

2.737,8

2.357,1

153,0

57,5

61,3
5

,,

’32 1.851,3

2.744,9

2.345,0

153,0

57,2

61,1
28Sept.’32 1.853,7

2.721,0

2.353,1

153,0

56,7

60,8
21

,,

’32 1.851,5

2.759,1

2.315,1

153,0

56,4

60,4
14

,,

’32 1.850,9

2.789,1

2.298,6

153,1

55,6

59,6
7

,,

’32 1.850,9

2.831,7

2.220,2

153,1

55,3

59,2

14Oct. ’31

727,0

2.383,4 12.507,3
1

164,7

56,5

59,9
) vernouaing totaien gouavoorraaa tegenover opeiscnoare
schulden:
F. R.
Notes en netto depoalto.
2)
Verhouding totalen
voorraad muntmaterlaal en wettig betaalmiddel tegenover idem.

PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET FED. RES. STELSEL.

Voornaamste posten in millioenen dollars.

Data

1
Aantal

conto’s

Beleg-

I
bil de

Totaal

Waarvac
t
banken

en

gingeni

R.
depo- ‘

time

beleen.

banks

Reserve

sitos

deposits

5Oct.’32

107

10.637

8.245

1
1.828

17.445

5.644
288ept.’32

101

10.706

8.201

1.831

17.477

5.640
21

,,

’32

113

10.729

8.201

1.767

17.330

5.627
14

’32

148

10.766

7.790

1.810

18.989

5.610
7

’32

153

10.812

7.752

1.703

16.780

5.622

7 Oct. ’31

274

13.858

7.831

1.727

19.672

6.624

2 November 1932

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

879

GOEDERENHANDEL.

GRANEN.
1 November 1932.

Dringend aanbod van t a r w e aan cle Noord-Amerikaan-
sehe markten en onvoldoende vraag, om het groote aan-
bod op te nemen, blijven cle prijzen aan de termijnmarkten
te Chicago en Winnipeg drukken. Tarwe in de Ver. Staten
wordt weliswaar niet zoo dringend aaugeboclen als in Ca
nada, doch men voelt het ontbreken van vraag voor export,
zonder welke het overschot van de winter- en zomertarwe
niet zal kunnen worden opgeruimd. Een flauwe stemming
te Chicago deed in het begin der afgeloopen week de prij-zen dalen. Daarop is wel weder eene tijdelijke verbetering
gevolgd, doch deze is niet van langen duur geweet. De
prijzen te Chicago zijn nu lager dan te Winnipeg, doch ten-
gevolge van den lagen stand van den wisselkoers in Ca-
nada, kan toch tarwe uit de Ver. Staten niet tegen die uit
Canada concurreeren. Ook volgen de prijzen aan de ter-
mijnmarkt te Winnipeg telkens die van Chicago en. in de
algeloopen week waren te Wiunipeg de prijsverlagingen
ongeveer even groot als in Chicago. Bovendien was .Win-uipeg flauw op het bericht der Canadeesche regeering, dat
zij dit jaar niet in staat zal zijn een gratificatie te be-
talen van 5 dollarcents per bushel voor ter markt gebrach-
te tarwe. Het slot te Chicago was 3% h 3% dollarcents pci

60 lbs. lager clan een week geleden, te Winnipeg 2% dol-
larcents lager.
De particuliere berichten over de Canadeesche ta.rwe-
opbrengst schatteil deze lager (lan het laatste regeerings-
rapport. Voor de prairieprovincies op 410 tot 419 millioen
bushels tegen cle officiëele schatting van 446 millioen
bushels. In het Noord-Westen moet door regen een gedeelte
van den oogst vochtig zijn geworden, doch het is niet zeker
dat de kwantitatieve opbrengst daaronder geeden heeft.
Tot de flauwe stemming aan de Noord-Amerikaansehe ter-
niijnrnarkten werkten de gunstige berichten mede over de
te velde staande oogsten op het Zuidelijk halfrond. Over-
vloed ige regen in.Australië doet zeer goede uitkomsten ver-
wachten en men meent zelfs, (lat deze reeds zoo goed als
verzekerd zijn. Over enkele weken kan met het binnen-
halen van den oogst begonnen worden. Van den ouden oogst
is het aanbod in Australische tarwe beperkt tot weinig
veranderende prijzen. Van nieuwe tarwe worden geregeld aanbiedingen gedaan en verschillende zaken zijn reeds tot
stand gekomen, zoowel naar het continent als naar het
Verre Oosten. In Argentinië is ook volop regen gevallen.
Er bestaat gevaar voor schade door sprinkhanen in het
Noorden, doch tengevolge van de gevallen regen wordt op
het oogenblik dat gevaar niet ernstig genomen. Men ver
wacht een ongeveer 3 millioen quarters grootere opbrengst
dan in het vorige jaar. Tarwe van den nieuwen Argentijn-
sehen oogst wordt geregeld aanbevolen. In Engeland wordt
deze niet gekocht wegciis het voorgestelde invoes-recht van
2 shillings op tarwe, welke niet van Britschen oorsprong is.
Oude tarwe wordt uit Argentinië slechts matig aangebo-
dera De termijnmarkteu daalden er als gevolg van de flauwe
stemming op de wereldtarwemarkt. Het slot te Buenos
Aires was 27 éentavos per lOG 1G. lager, te Rosario 35
eentavos lager. Ook de termijnen, welke op den nieuwen oogst
gebaseerd zijn, daalde ii, de Februari-termijn te Buenos
Aires 28 eentavos, te Rosario 32 centavos per 100 KG. De verschepingen uit Rusland blijven klein en de afleveringen
door cle boeren aanmerkelijk kleiner dart Volgens het op-
gemaakte plan verwacht had mogen worden. De uitzaai van
wintergraan is in Rusland ten achter bij verleden jaar.
Hoewel door gevallen regen de omstandigheden, waaronder
de uitzaai geschiedt, zijn verbeterd, is over het algemeen
meer regen nooclig. In de Ver. Staten werd in het winter-

tarwegebied geklaagd over droogte, waardoor de uitzaai
werd tegengehouden. Sedert is eenige verbetering ingetre-
den, doch men meent rekening te moeten houden met een
kleinere bebouwde oppervlakte. De stemming voor r o g g e was evenals voor tarwe flauw.
De koersen aan de Noord-Amerikaadsehe termijnmarkten
haalden en in verhouding tot die verlagingen werden ook
door afla.ders de prijzen verlaagd. Op het lagere niveau
ontstond weder eenige belangstelling voor Canadeesche rogge en verschillende zaken kwamen tot stand. Te Chi-
cago sloot rogge 234 dollarcents per 56 lbs lager, te -Win-
nipeg 3% dollarceuts. lager. De binnenlandsche vraag be-
paalde zich in hoofdzaak tot disponibele partijen, Russisc.he
en DuitschfPoolsehe rogge, waarvoor de prijzen bij matige
mzetten weinig verandering ondergingen.
Het aanbod van disponibele eu aangekomen Plata-m a ï
S
verminderde in den ioop dezer week, terwijl van andere
disponibele maïssoorten het aanbod beperkt was. Met uit-
zondering van enkele dagen, waarop de prijzen iets stegen,
was de stemming flauw door ruim aanbod op latere afla-
ding en ging iederé prijsverbetering spoedig verloren. Alleen
bleef in zooverre eenige verbetering in cle maïsmarkt, dat
voor aangekomen en spoedig verwachte partijen een kleine
premie werd betaald boven latere posities. Plata-maïs ter
verscheping in de laatste maanden van dit jaar ondervond
sterk de concurrentie van Donaumaïs en Noord-Amen-
kaansehe maïs. Beide soorten worden dringend aangeboden.
Op sommige dagen trad eenige verbetering in en werden
iets hoogere prijzen betaald, doch later ging. de verhooging
weder verloren. Koopers hebben weinig vertrouwen en
groote zaken op aflacling komen slechts zelden tot stand.
Aan de termijnmarkt te Buenos Aires was het slot voor
maïs 4 centavos per 100 KG. lager., te Rosario 2 centavos lager. De termijnmarkt te Chicago sloot % dollarceuts per
56 lbs. hooger. De berichten over maïs uit verschillende
Donaulanden blijven gunstig luiden en binnenkort worden
grootere versehepingen verwacht. Uit de Ver. Staten komen ook over het algemeen gunstige berichten.
Het aanbod van Russische en Donau-ge r s t is door ver-
minderde aankomsten kleiner geworden en de stemming
kon dientengevolge verbeteren. De prijzen stegèn eenige
guldens per last, •zonwel voor spoedige als voor latere po-
sities. In de tweede helft der week is weder een gedeelte
der prjsverhooging verloren gegaan toen uit aangekomeu
booten het aanbod toenam en de consumptie het aangebo.
dene slechts traag opnam. De eerste hand is zoowel wat
Donau- als Russische gerst betreft, tot de geldende prijzen
niet aan de markt. Canadeesehe gerst wordt te hoog in
prijs gehouden om zaken mogelijk te maken. Argentinië is
aan de markt gekomen met gerst per Januari en Febriiiti
verschepig. In h a v e r waren de omzetten niet groot. Tot verlaagde
prijzen werden zaken van matigen omvang gedaan in Plata-
haver van den nieuwen oogst ter verladirig in Januari en
Februari en van Noord-Amerikaansche Chipped haver. Ook
Tsjeehisehe haver vindt geregeld koopers in kleinere hoe
veelheden. Chicago sloot voor haver
1/
2
dollareents lager,
Winnipeg % dollarceuts lager. i)e termijnmarkt te Buenos
Aires was 15 eentavos lager.

SUIKER.
Een lustelooze stemming had in de afgeloopen week op
de suikermarkten de overhand.
In A m e r ik a zijn de prijzen, ‘welke voor ruwe suiker
betaald werden, gedaald tot 1.08 d.c. e. & fr. Er werden
slechts weinig verkoopen gemeld.
De N e
w-Y
o r k s c h e termijnmarkt was nogal onder
den indruk, dat de President van Cuba het besluit om den
as, oogst tot 2.000.000 tons te limiteeren nog niet gerati-

AANVOEREN in tons
van 100
KO.

Rotterdam Amsierdam
Totaal


Artikelen
2329
October
Sedert
Overeenk.
23129 October
Sedert
Overeenk.
1932
1 Jan. 1932
tijdvak
1931
1932
.
1Jan. 1932
tijdvak iti
.1932
1931

33.474 1.211.019
1.333.575

7.800 29.961
1.218.819 1.363 536
3.141
416.157 333.438
205
2.403
1.157
418.560
334.595
139
20.397
22.743

.

244
338 20.641
23.081 22.881 1.113.318 1.087.698

277.234
223.573
1.390.552
1.311.271

Tarwe

………………
Rogge

……………….

16.009
419.692
531.769
250
25.631 44.927
445.323
576.696

Boekweit ……………….

3.495
161.426
222.549
100
3.341
2.826
164.767
225.375

Maïs ………………..

8.390
245.982
166.450
11.095
329.896
377.066
575.878
543.516

Gerst

………………
Haver

………………

700
71.868
99.110

50
204
77.918
99.314

Lijnzaad

…………….
Lijnkoek

…………….
125
20.818
71.969
75
10.957
21.933
31.775 93.902
Tarwemeel

…………….
Andere meelsoorten
651
37.489
35.414
25
10.921
10.815
48.410 46.259

880

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

2 November 1932

1 iceerd heeft. De markt opende flauw en bleef gedurende
de geheele week gedeprimeercl. De slotnotecri ngen luidden
als volgt: Dec. 0.98, Jan. 0.96. Mrt. 0.92 en Mei 0.97, ter-
wijl de laatste noteering voor Spot Centr. 3.04 was.
De ontvangsten in cle Atlantische havens der Ver. Staten
bedroegen (leze week 30.000 toas, dc versmeltingen 46.000
tons tegen 57.100 tons verleden jaar en dc voorraden
169.000 tons tegen 172.100 tons.
De laatste 0 ii Ii a-statistiek is als volgt:

1932

1931

1930
tons

tons

tons
irocluctic ……(ilaining) 2.602.336 3.122.186 4.671.260
Ontvangsten ………….15.194

7.910

29.510
Totaal sedert
ifi
………. 1.515.555

1.920.304 3.432.950
Verschepingen ………..19.299

20.881

59.837
Voorraad in afscheephavens

776.723 1.049.111 1.007.346

In En ge 1 a ii d betrachtten raffinadeurs de grootste
terughoudendheid en er kwamen derhalve slechts kleine
verkoopen tot stand. De L o n d e n s c Iie termijnmarkt
was bom gestemd met langzaam afbrokkelende notecringen,
waardoor het slot het volgende beeld te ziengaf: Dec.
Sh. 5/8%, Mrt. Sh. 61-%, Mei S.h. 6/234 en Aug. 5h.
6f534, Rietsuiker basis 96 pCt. cif. Op J a v a verkocht de V.I.S.P. ca. 39.000 tons Superieur
en 6000 tons Bruine Suiker. Teneinde aan cle concurrentie
van Engelsche geraffineerde suiker het hoofd te kunnen
bieden, heeft men den piijs voor Superieur, bestemd voor de
Westkust van i3ritsch-Tnclië, verlaagd tot
f
5.50 en voor
Superieur met bestemming Colombo en de kust van Ma-
labar tot
f
5.75. –
De Mschepingen van Java gedurende Septeniber bedroe-
gen 129.800 tons tegen 109.000 totis verleden jaar.
II
i e r t e 1 a n d e heerschte eveneens een zwakke stem-
ming. De noteeringen op cle A iii s te r d a in s ch e termijn-
markt luidden aan het slot als volgt: Dec.
f
571, Mrt.
f
61,. Mei
f634
en Aug. f634. De omzet bedroeg 2950 tons.

KOFFIE.
Over cle afgeloopen week valt niets nieuws te berichten.
De kost- en vrachtaanbiedingen van Brazilië zijn, wat San-
tos betreft, bij cle meeste afladers iets teruggeloopen, doch
voor Rio bleven zij onveranderd. De neiging, die Santos
toonde om koopers een kleinigheid tegemoet te komen, had
in Europaa, nog weinig effect cci dc lust tot het afsluiten
van nieuwe iniportzaken was daar dan ook nog vrij ge-
ring. In de week van 22
tot 29 Oc:tober werden uit Santos
naar Amerika verscheept 130.000 balen tegen 146.000 balen
in de voorafgaande week, terwijl tlaaz Europa, tot afscheep
kwamen 135.000 balen tegn 110.000 balen. Alles tezamen
werden dus
in
cle afgeloopen week verscheept 265.000 balen
tegen 256.000 balen. Dc wekelijksche vérkoopen naar Ame-
rika bedroegen ditmaal 138.000 balen tegen 120.000 balen,
doch die naar Europa bereikten slechts het cijfer van 92.000
balen tegen 153.000 balen, zoodat cle gezamenlijke verkoo-
pen
bedroegen 220.000 balen tegen 273.000 balen.
Ook cle afzet in de tweede band bleef hier nog zeeronbe-
i’redigend. it[erkwaardig is het zeker, dat dc handel bij de
kleine hoeveelheid, welke van Santos koffie overal in voor-
raad is, deze soort tot nu toe nog niet op uitgebreider
schaal in het procluctielancl gekocht heeft. Dit wijst er op,
dat de verwachtii.ig vrij algemeen is, dat i3razilië in zijn
prijzen spoedig wat meer zal ln9eten toegeven. Of clie ver-
wachting zcl worden verwezenlijkt, valt itiet te voorspel-
]en, want al schijnt ook de tegenstelling tussehen de Fede-
rale Regeering en het Gouvernement van Sao Paulo,

den
voor enkele weken gesloten vrede ten spijt, nog niet geheel
opgelost cii al is het daarom dan ook niet uitgesloten, dat
te eeniger tijd weder nieuwe complicaties te voorschijn zullen
treden, ten opzichte van cle te voeren koffiepolitiek zijn de
Il3razihianen het ton slotte toch weder eens geworden. Zij hopen (loor voortzetting van de vernietiging de prijzen op
te houden en (le i.Çoffie-Raacl is zelfs van meening, dat hij
in staat zal zijn, deze zoo nooclig zelfs nog wat op te zet-
ten. i)e tijd zal leeren wie in deze aan den vinueuden
kant komt, de handel in de consumpticlanden, die lagere
prijzen voorziet, of de Koffie-Raad, die zich sterk acht en
meent, dat hij nog altijd tot op zekere hoogte door beper-

STATISTISCH OVERZICHT

GRANEN EN ZADEN
ZUIV.EL EN EIEREN
MINERALEN

TARWE
ani
M

toba
R000E
MAIS
GE
62,3R1
.
LIJNZAAD
BOTER
KAA
Ed
ammer EIEREN
STEENKOLEN
Westfaalsche(
PETROL EUM
0.

OCO
No. 2 Canada
loco
La Plata
loco
Z.

C
L. Plata
per K.G.
Alkmaar
Gem. not.
Hollandsche
i

.

on

in.
rio

e
A
°

terd’
R’damlA’dam R’damlA’dani
gco
A?
er-

loco
R’dam/A’dam
Leeuwar-
der Comm.
k
Eiermijn
Roermond
bunkerkolen,
onezeeld f.o.b.
33,90-
8t,m pe
°0
ioo
K.G.
per 100 K.G.
per 2000 K.G.
peO0O
per 1960 K.G.
Noteering
Id. mfmerk
P. 100 st.
R daniJA’darn
per bSarel
2)
3)
4)
per 1000 K.G.

f1.
01
f1.
0′
f1.
i/o
f1.
%
fi
O’
f1.
0
10
f1.
0
1
(1.
°lo
f1.
°(o
$

‘.
°Io
1925
17,20 100,0
13,07
5

100,0
231,50
100,0
236,00
100,0
462,50
100,0
2,31
100,0
56,-
100,0
9,18
100,0 10,80
100,0
1.68
100,0
1926
15,90
92,4
11,75
89,9
174,25
75,3
196,75
83,4
360,50 77,9
1,98
85,7
43,15
77,1
8,15 88,8
17,90
165,7
1.89
112,5
1927
14.75
85,8
12,475
95,4
176,00
76,0 237,00
100,4
362,50
78,4
2,03 87,9
43,30
77,3 7,96 86,7
11,25
104,2
1.30
77,4
1928
13,475
78,3
13,15 100.6
226,00
97,7
228,50
96,8
363,00
78,5
2,11
91,3
48,05 85,8
7,99 87,0
10,10
93,5
1.20
71,4
1929
12.25
71,2
10,875
83,2
204,00
•88,1
179,75
76,2
419,25
90,6
2,05
88,7
45,40
81,1
8,11
88,3
11,40
.105,6
1.23
73,2
1930
9,67
5
56,3
6,225
47,6
136,75
59,1
111,75
47,4
356,00
77,0
1,66
71,9
38,45
68,7
6,72 73,2
11,35
105,1
1.12
66,7
.1931
5,55
32,3
4,55
34,8 84,50 36,5
107,25
45,4
187,00
40,4
1,34
58,0
31,30 56,9
5,35 58,3
10,05
93,1
0.58
34,5
Jan.

1930
12.67
5

73,7
9,35
71,5
149,25
64,5
151,25
64,1
433,75 93,8
2,00
86,6
43,95 78,5
7,55 82,2
11,75
108,8
1.21
72,0
Febr.

,
Maart
11,723
68,2 8,17
5

62,5
139,00
60,0
135,75
57,5
398,50
86,2
2,03 87,9
41.15
73,5
6,90
75,2
11,75
108,8
1.11
66,1
,,
10,90
63,4 7,15
54,7
143,50
62,0
125,00
53,0
390,00
84,3
1,71
74,0
41,25
73,7
5,18
56,4
11,55
106,9
III
66,1
April

,,
11,17
5
65,0
7,625
58,3
180,25
77,8
129,75
55,0
431,00
93,2
1,50
64,9
36,50
65,2 5,16 56,2
11,35
105,1
1.165
69,3
Mei

,,
10,45
608
6,55
50,1
148,50
64,1
114,50
48,5
405,00 87,6
1,44
62,3
37,20
66,4
5,30
57.7
11,35
105,1
1.18
5

70,5
Juni
10,05
58,4
5,175
39,6
145,50
62,9
103.75
44,0
385,50
83,4
1,54
66,7
37,-
66,1
5,09 55,4
11,35
105,1
1.185
70,5
juli
9,55
55,5 5,82
5

44.6
157,75
68,1
108,00
45,8′
345,75
74,8
1,72
74,5 39,90 71,3 5,99
65,3
11,35
105,1
1.18
5

70,5
Aug.
9,45
54,9 6,30
48,2
146,00
63,1
116,25
49,3
365,00
78,9
1,58
68,4
40,20 71,8
6,03
65,7
11,35
105,1
1.185
70,5
Sept.

,,
8,40
48,8
5,25
40,2
127,50
55,1
99,00
41,9
318,75 68,9
1,64
71.0
37,55
67,1
7,23 78,8
11,35
105,1
1.185
70,5
Oct.


7,40
43,0 4,62
5

35,4
112,25
48,5
86,00
36,4
281,25
60,8
1,63
70,6
36,90
65,9
8,60
93,7
11,35
105,1
1.185
70,5
Nov.
7,25
42,2 4,25 32,5 94,50
40,8 82,25
34,9
270,75
58,5
1,58
68,4
36,50
65,2
9,63
104,9
10,90
100,9
0.85
50,6
Dec.

,,
7,07
5
41,1
4,30
32,9
96,00
41,5
91,00
38,6
247,75
53.6
1,55
67,1
33,50
59,8
7,97
86,8
10,85 100,5
0.85
50,6
Jan.

1931
6,52
5

37,9
4,-
30,6
84,50
36,5
86,25
36,5
207,50
44,9
1,61
69,7
32,25
57,6
6,63
72,2
10,30
95,4
0.85 50,6
l
7
ebr.

,,
5,775
33,6
3,90
29,8
87,50
37,8
85,75
36,3
206,25
44,6
1,66
71,9
33.80
60.4
6,21
67,6
10,30
95,4
0.85 50,6
Maart

,,
5,62
5
32,7
4,20
32,1
103.00
44,5
104,75
44,4
214,00
46,3
1,47
63,6
35,00
62,5
4,94
53,8
10,30
95,4
0.66
39,3
April

,
5,90 34,3 4,42
5
33,8
112,00
48,4
117,00
49,6
197,75
42,8
1,35
58,4
31,60
56,4 4,20
45,8
10,15
94,0
0.53
31,5
Mei
6,15
35,8
4,975
38,0
95,75
41,4
124,00
52,5
189,00
40,9
1,26
54,5
30,85
,

55,1
4,075
44,4
10,00
92,6
0.53
31.5
Juni
5,75
33,4
5,05
38,6
86,75
37,5
116,50
49,4 191,50
41,4
1,29
55,8
33,50
59,8′
4,30
46,8
10,00
92,6
0.34
5
20,5
juli


5,42
3

31,5
4,70
35,9
84,25
36,4
115,75
49,0
211,00
45,6
1,32
57,1
37,75
67,4
4,40
47,9
10,00
92,6
0.24
14,3
Aug.
4,975
28,9
4,025
30,8
74,50
32,2
119,50
50,6
185,50
40,1 1,30
56,3 36,00
64,3
4,98 54,2
10,00
92,6
0.43
5
25,9
4,773
27,8
4,27e
32,7
68,00
29,4
97,00
41,1
164,25
35,5
1.27
55,0 32,25
57,6
5,773

62,9
10,00
92,6
0.56
33,2
Oct.
5,-
29,1
4,475
34,2 68,50
29,6
94,75
40,1
160,25
34,6
1,24
53,7
26,25
46,9
6,275
68,4
9,90
91,7
0.56
33,2
Nov.
5,82
5

33,9
5,475
41,9
81,00 35,0
114,50
48,5
169,75
36,7
1,17
50,6 24,75
44,2
7.07 77,0 9,90
91,7
0.68
40,4
Dec.
4,925 28,6
4,95 37,9
69,25
29,9
111,25
47,1
145,75
31,5
1,18 51,1
21.40
38,2 5,325 58,0
9,90
91,7
0.71
42,3
Jan.

1932
5,05
29,4
5,07
5
38,8
71,25
30,8
114,00
48,3
142,50
30,8
1,16
50,2
25,75
46,0
4,71
51,3
8,25 76,3
0.71
42,3
Febr.
5,30
30,8
5,07
5

38,8
74,00
32,0
108,50
46,0
142,25
30,8
1,34
58,0 27,75
49,6
3,79 41.3
8,25 76,3
0.71
42,3
Maart
5,52
5

32,1
5,80
44,4
86,75
37,5
118,00
50,0
143,25
31,0
0,98 42,4
23,65
42,2 3,425 37,3
8,35 77,3
0.71
42,3
April
5,65
32,7
6,225
47,6
88,75
38,3
124,50
52,8
135,25
29,2
0,99
42,9
19,60
35,0
2,77
5
30,2 8.65
80,1
0.86
51,2
Mei
5,60
32,6
5,30
40,5
78,00
33,7
116,00
49,2
130,25
28,2
0,82
35,5
19,65
35,1
2,88
31,4
8,30 76,9
0.86 51,2
Juni
5,22
5

30,4
4,15 31,7
80,75-
34,9
105,75
44,8
128,75
27,8
1,11
48,1
24,25 43,3 3,08
33,5 8,25 76,3
0.86
51,2
Juli
4,90
28,5
4,-
30,6
78,75
34,0
100,25
42,5
129,75
28,1
0,96
41,6
19,55
34,9 3,125 34,0
8,10 75,0
0.86
51,2
‘Aug.
5,20
30,2
4,07
5

31,2
77,50
33,5
98,25
41,6
133,00
28,8
0,76
32,9
17,90
32,0 3,72 40.6
7,80 72,2
0.86 51,2
Sept.
5,475 31,8
4,20
32,1
78,50
33,9
88,50 37,5
150,75
32,6
0,84
36,4
19,70
35,2
4,64
50,5 7,75 71,8 0.86 51,2
3 Oct.
5,40
31,4
4,05
31,0
77,50 33,5
84,00 35,6
147,00
31,8
0,85
7

36,8
22,5071

40,2 4,75
51,7 7,75
71,8 0.86 51,2 0
530
30,8
4,-
30,6
76,00
32,8
82,00
34,7
139,00
30,1
0,82
8

35,5
2450
0

43,7
4,90 53,4 7,75
71,8
0.86
51,2
17

5,25
30.5
3,85 29,4 74,00 32,0
75,00 31,8
140,50
30,4
0,80
3

34,6
25,503
45,5 5,25 57,2
7,75 71,8
0.86
51,2
14

,,
5,30
30,8
3,85 29,4 73,00 31,5
77,00 32,6
134,00
29,0 0,80
10

34,6
29,50
5
°
52,7
6,30
68,6 7;60
70,4
0.86
51,2
II

5,-
29,1 3,85
29,4
72,50
31,3
79,00 33,5
131,00
28,3
7,45

1

81,2 7,40
1

68,5
0.86
51,2
5)
Men zie voor
cle
toel. op dezen-staat de nos. van 8 en 15 Aug.
1928
(No. 658 en
659)
pag.
689190
en
709.
2)
lot Jan. 1931 Hard Winter No.2. van Jan. 1931 tot
vanaf 26Mei
1930
tot 23Mei1932 74 K.G. Zuid-Russische.
4)
Tot Jan.
1928
Malting; van Jan.
1928
tot 9 Febr. 1931 American N
<
5 2, van 9 Febr. 1931 tot 23 Mei 1932

2 November 1932

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

881

ki lig van het aanbod cii door vernietiging van een deel
der voorraden de prijzen zal kun neci dicteeren.
Door dcii Koffie-Raad is bekend gemaakt, dat iii de af-
geloopen week verinetigcl zijil 16.000 balen te Rio. Van ver-
ii ictiging op cle andere plaatsen wordt ook ditmaal weder-
oui geen melding gemaakt, zooclat liet ook thans niet moge-
lijk is om het totale cijfer sedert 1 Juli te berekenen.
De kost- en vraehtaanbiediogen zijn sedert verleden week
van Sautos koffie in cle meeste gevallen $ -.15
9.
-.25 per
cwt. lager, doch van Rio koffie nog onveranderd. Zij zijn
voor gewoon goed beschreven Superior Santos op prompte
verscheping ongeveer $ 11.60 9. 11.85 per cwt. en voor
dito Prime ongeveer $ 11.85
9.
12.10, terwijl zij voor Rio
type New-York 7 niet beschrijving prompte verseheping,
zijn $ 9.40 9. 9.50.
Van Nederlau.idsch-ludië zijn de offertes uit de eerste hand
nog altijd zeer schaarsch. De prijzen aldaar, voor zoover er
nog offertes gekomen zijn, zijn ook deze week belangrijk
hooger dan alhier in de tweede hand op afladiug wordt
aangeboden. Deze tweede-hands aanbiedingen komen onge-
veer ut op: –
Palembang Robusta, Novemnber-verscheping, IS et.; Beu-
koelen Robusta, November-verscheping. 18% ct.; Mand-
heling Bobusta, Noveruber-verscliepiug, 19% ct. ; W.I.B.
f.a.q. Robusta, Novembem–verscheping, 23 et., alles per %
K.G. cif, uitgeleverd gewicht, netto contant. Voor de goed-
koope ongewasschen Suimiatra-soorten zijn deze prijzen ge-
lijk aan die van een week geleden, doch voor cle Mandhcli ng
Robusta zijn zij 1 ct. en voor gewasschen Robusta % ct.
lager.

De toteeringen aan cle termijunnarkt te Rotterdam zijn
voor cle December-ruuaauid 1 et. en voor dc verder verw’ijder-
de maanden %
9.
% et. per %. KG•. lager. In clezen prijs-
loop komt de Instelooze stemnnng, welke op het moment
voor het artikel heerscht, tot uitdrukking. :l3ij het opma-
ken. van dit Overzicht noteert December 22%, Maart 21%,
iiei 20
5
/S
cii September 20
1
/8
et. per % K.G.
in loco ging zeer weinig om en de prijzen van. het aan-
bout in de tweede hand liepen voor de meeste soorten nog wat terug. De officieele loco-noteering te Rotterdam werd

voor Superior Santos verlaagd Van 36 op 34 et. per % K.G.
en voor Robusta van 26 op 25 et.
De slot-noteeri ugen te New-York waren

Gemengd contract

Santos-coiitract

(basis Rio No. 7)

(basis Santos No. 4)
Dec. Mrt. Mei Sept. Dec. Mrt. Mei Sept.

31 October
-.
$ 6.35 5.92 5.79 5.60

9.28 8.72 8.46 8.23

24 October – – ,. 6.40 6.03 5.89 5.70

9.36 8.85 8.55 8.29

17 October – . .. 6.40 5.95 5.82 5.65

9.40 8.87 8.57 8.27

10 October ..,, 6.48 6.04 5.90 5.75

9.59 9.05 8.75 8.44
Rotterdam, 1 November 1932.

THEE.
Ibe Amusterdamselie veiling van 27 dezer had een vlot ver-
loop, terwijl de prijzen van 1-5 ets. hooger waren voor de
meeste bladsorteeriugen.
Gruissorteeringen hadden eveneens goede.belangstelliug
en varen ook dikwijls enkele centen hooger dan iii de vorige
veiling. Kleii.igruizige soorten en stoftheeën waren prijs-
houdend tot 1 cent hooger.
Ca. 1000 kisten bleven onverkocht. De midulenprijs be-
droeg 30% ets. per h.KG. in entrepôt, hetgeen
4%
ets. hoo-
ger is dcii in de vorige veiling. Volgens publicaties van de Vereeniging voor de Thee-
cultuur in Ned.-lndië bedroeg de Noordelijk Britscb-Indi-sche thee-uitvoer gedurende de maand September 55 mil-
lioen lbs.. tegenover 47 millioen in September 1931. Geclu-
rende het seizoen April/September 1932 werd uitgevoerd
163 mnillioen lhs. tegenover 148 millioen lbs. gedurende de-
zelfde periode van 1931.
Eveneens publiceerde bovengenoenicle Vereenigiug den
totaleui wereld-uitvoer (uitgezonderd (tien van China) ge-
durende de maanden Jan./Augustus. 1)eze bedroeg 225 mil-
lioen KG., tegenover 222% millioen KG. gedurende Januari/
Augustus 1931, welke vermeerdering grootendeels op reke-ning moet worden gesteld van Noord- en Zuidelijk Britsch-
Indië. Ceylon geeft een kleine vermeerdering te zien, ter-
vijl Java en Sumatra tezamen evenveel expoi-teerdcui als
in het vorige jaar.
Amsterdam, 31 October 1932.

AN GROOTHANDELSPRIJZENm)

METALEN
TEXTIELGOEDEREN DIVERSEN

ZILVER
cash Londen
IJZER
Cleveland Foundry No.
3
KOPER
Standaard
.
TIN
locoprijzen
LOOD
Locopriizen

KATOEN
Middling
WOL gekamcie
Australische,

WOL
gekamde
Australische,
KOE- HUIDEN
KALK-
SALPETER
p
er
Standard
Locopriizen
Londen
Londen per
Londen
locoprijzen
New-York
Menino,
64’s
Av.
CrossbredColo-
nial Carded,
Gaaf, open
kop
Old. per
100 KG.
Ounce
Middotigli
per Eng. ton
per Eng. ton
Eng. ton per Eng. ton
per lb.
loco Bradford
per lb.
50’s
Av. loco
57-61
pnd.
netto
Bradford per Ib.

ence
0
10
Sh.
0
/s
£
01
£
0/
£
0
10
$
ets.
pence
0
/o
pence
0
/s
f1.
ol
o

f1.
0
10
2
1
/8
100,0
731-
100,0 62.116
100,0
261.171-
100,0
36.816
100,0
23,25


100,0
55,00
100,0
29,50
100,0
34,70 1100,0
12,-
100,0
28
11
/16
89,3
8616
118,5
58.11-
93,5
290.1716
111,1
31.116
85,3
17,55 1
75,5
47,25
85,9
24,75
83,9
28,46
82,0
11,61
96,8
263/4
83,3
731-
100,0
55.141-
89,7
290.41-
110,8
24.4/-
66,4
17,50
75,3 48,50
88,2
26,50
89,8
40,43
116,5
11,48
95,7
26i/16
81,1
66/-
90,4
63.16/-
102,8
227.5/-
86,8
21.1/-
57,8 20,00 86,0
51,50
93,6
30,50
103,4
47,58
1137,1
11,48
95,7
247/
76,2
70/6
96,6
75.141-
121,9
203.1516
77,8
23.5/-
63,8
19,15
82,4
39,-
70,9
25,25
85,6
32,25
1

92,9
10,60
88,3
17
13
116
55,4
671-
91,8
54.131-
88,0
142.51-
54,3
18.116
49,6
13,55
58,3
26,75
48,6
16,25
55,1
25,36
73,1
9,84
82,0
13l/
41,6
551-
75,3
36.51- 58,4
110.11-
42,0
12.11-
33,1
8,60
37,0 21,50
39,1
12,00
40,7
18,65
53,7
8,61
71,8
20
1
5/16
65,3
7216
99,3
71.916
155,1
174.131-
66,7
21.111- 59,4
17,15
73,8 29,50 53,6
19,25
65,3
26,63
76,7
10,11
84,3
20’1
62,6
7216
99,3
71.1216
115,4
174.41-
66,5
21.41-
58,2
15,45


66,4 28,50 51,8
17,75
60,2 24,50
70,6
10,21
85,1
191/
59,5
701-
95,9
68.19/6
111,1
165.181- 63,4
18.161-
51,6
15,20
65,4 26,25
47,7
16,50
55,9

69,2
10,21
85,1
19
9
/
1
6
, 8u116
61,0
6716
92,5
61.31-
98,5
161.1716
61,8
18.616
50,3
16,45
70,8 27,25 49,5
17,25
58,5 24,13 69,5
10,21
85,1
59,0
67i6
92,5
53.91_
86,1
145.-/-
55,4
17.161-
48,9
16,50
71,0
28,75 52,3
18,00
61,0
26,25
75,6
10,21
85,1
16
1
116
50,0
6716
92,5
50.16
80,7
136.416
52,0
17.191-
49,3
14,50
62,4
27,75
50,5
17,50
59,3 26,63
76,7
10,21
85,1
16
49,9
6716
92,5 48.21-
77,5
134.1716
51,5
18.31-
49,8
13,10
56,3 27,00
49,1
16,75
56,8 24,25 69,9 9,18
76,5
1618
51,0
651-
89,0 47.151-
76,9
135.56
51,7
18.61-
50,2
11,95
51,4 27,25 49,5
16,50
55,9 24,88
71,7
9,28
77,3
l611/
1

52,0
6316 87,1
46.61- 74,6
132.61-
50,5
17.181-
49,1
1i,-
47,3
27,00
49,1
15,75
53,4 26,50
76,4
9,39
78,3
16
1
/2
51,5
6316
6

87,1
43-/-
69,3
117.13/-
44,9
15.15/-
43,2
10,55
45,4
24,50
44,5
14,50
49,2
26,25
75,6
9,49
79,1
l6
3
/
51,9
636 6
87,1
46.8/6
74,8
113.16/-
43,5
15.18/6
43,7
10,85
46,7
24,00 43,6
13,00
44,1
25,25
72,8 9,70
80,8
16
5
18
51,9
6316
6

87,1
47.616
76,2
115.31-
44,0
15.516
41,9 9,95 42,8
22,50
40,9
12,50
42,4

72,0
9,90 82,6
13
7
18
43,2
6016
82,9
45.716
73,1
116.81-
44,4
14-16
38,5
10,30
44,3
21,25
38,6
12,00
40,7
24,63
71,0
10,11
84,3
12112
38,9
5816
80,3
45.116
72,6
117.46
.44,7
13.516
36,4
10,95
47,1
21,75 39,5
12,00
40,7
22,50
64,8
10,21
85,1
13
7
/
41,8
586
80,3
45.116
72,6
122.11- 46,6
13.316
36,2
10,90
.

46,9 25,25
45,9
1450
49,2
22,25
64,1
10,21
85,1
I3
1
(
40,9
58/6
80,3
42.1516
68,9 113.41- 43,2
12.101-
34,3
10,25
44,1
24,50
44,5
.

1450
49,2
22,25
64,1
10,21
85,1
1215/
i6

40,3
5816
80,3
39.66
63,4 104.171-
40,0
11.1016
31,6
9,40
40,4 23,50 42,7
13,00
44,1
21,75
62,7
10,21
85,1
127/8
40,1
586
80,3
36.616
58,5
106.216
40,5
11.1116
31,8
9,10
39,1
22,00
40,0
12,50
42,4
19,13
55,1
10,21
85,1
1311,
41,2
5816
80,3
34.141- 55,9
112.516
42,9 12.15/6
35,1
9,25 39,8 22,25 40,5
12,50
42,4
20,25 58,4
8,26 68,8
12
1
3116
39,9
5816
80,3
32.151- 52,8
114.19.6
43,9 11.19,6
32,9
7,20
31,0
22,25 40,5
12,00
40,7
18,75
54,0
7,-
58,3
13
5
/16
41,4
5516
76,0
30.316
48,6
111.161-
42,7
11.41-
31,1
6,55 28,2 20,00 36,4
11,00
37,3
18,
51,9
6,50
54,2
1313/16
43,0
461-
63,0
28.216
45,3
101.116
38,6
10.9.6 28,8
6,30
27,1
19,50
35,5
10,75
36,4
17,50
50,3
6,65
55,4
141/
2

45,1
4416
61,0
27.1916
45,1
102.-)-
39,0
11.51-
30,9
6,40

.
27,5
19,00
34,5
10,75
36,4
16,75
48,3
6,80
56,7
14
5
116
44,6
41/6
56,8
27.616
44,2
98.1716
37,8
10.161-
29,6
6,30
27,1
16,25
29,5 9,00
30,5


6,95
57,0
13
7
/8
43,2
41/6
56,8
27.1416
44,7
98.181- 37,8
10.141-
29,4 6,65
28,6
16,50
30,0
9,00
30,5
11,63
33,5 7,10 59,2
14
43,6
4116
56,8
26.41-
42,2
99.216
37,9
10.51-
28,1
6,90
29,7
16,25
29,5
9,00
30,5
11,75
33,9
7,25
60,4
13
3
1
42,8
441-
60,3
24.181-
40,1
96.61- 36,8
9.91

25,9
6,90
29,7
16,50
30,0
8,75
29,7
10,25
29,5 7,40 61,7
13
1
18
40,9
451-
61,6
23.81-
37,7
84.1516
32,4
8.1616
24,2 6,25 26,9
16,50
30,0
9,00
30,5
9,25
26,7 7,40 61,7
l2
3
/
39,3
441-
60,3
21.61-
34,3
89.1316
34,2
8

1

22,0
5,80 24,9
15,75
28,6 8,25
28,0
8,88
25,6 7,40 61,7
12
5
/
39,3
441-
60,3
20.1216
33,2
84.91-
32,3 7.51-
19,9
5,25
22,6
15,25
27,7
7,75 26,3
9,-
25,9
7,40
61,7
12
3
/
8

38,5
426
58,2
19.216
30,8
90.1716
34,7
7.316
19,7
5,80
24,9
16,00
29,1
8,50 28,8
9,75
28,1


1213/1
39,9
421-
57,5
22.4/6
35,8
I0I.-/-
38,6
7.1716
21,6
7,35
31,6
15,75
28,6
8,25
28,0
12,-
34,6
5,70 47,5
13
40,5
42f-
57,5
25.8!-
40,9
109.9/6
41,8
9.1016
26,1
7,75
33,3
16,75
30,5
8,75
29,7
13,75
39,6
5,90
49,2
12
1
h
38,9
41 6
56,8
23.19/-
38,9
107.7/6
41,0
8.17/6
24,4 7,15
30,8
16,25
11

29,5
8,50
11

28,8
l4,750
42,5
6,-
50,0
12518
39,3
41 6
56,8 22.111- 36,3
105.316
40,2
8.816
23,1
6,65 28,6
16,00
12

29,1
8,50
12

28,8
6,-
50,0
12
7
/i6
39,1 4116
56,8
22.1216
36,4
107.1116
41,1
8.71-
22,9
6,35 27,3
15,5013
28,2
8,50
13

28,8
6,-
50,0
12
7
1
38,7
40/6
55,5
21.131-
34,9
104.91-
39,9
8.21-
22,2
6,20
26,7
15,00
14

27,2
8,00
14

27,1
6,-
50,0
121/
– ——-
38,5
40f-
-.


54,8 20.11(6
33,1
103.15/6
39,6
8.-/-
22,0
6,15
26,5
6,-
50,0
t. 192
19
K.IJ.
La
I’Iata,
3)
Tot
Jan.
1928
Western; vanaf
Jan. 1928
tot
16 Dec. 1929
Anierican No.
2.
van
16 Dec.
1929
tot
26 Mei 19307415 K.G. Hongaarsche,
G.
Zuid.Russische. Van
23Mei-19
Sept.
1932 No.
3
Canada.
5)
Noteering
Schotland
5916.
6)
58/…
7)7, 8
)14,
0
)21,
10)
28,
11)6,
12)
13,
ii)
20,
14)
27,
15)4
Oct.

882

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

2
November
1932


STEENKOLEN.
ongetwijfeld S1)rakc van eeu vrees bij de verbruikers voor

De koleumarkten blijven vrijwel in één doen. Beha’ve dc
cle

tot

StafldkOifliflg

van

ceu

binnenlandsch

verkoopkali-

gewone najaarsvraag is van’ opleving nergens iets te be-
toer

cii

(Ie

eventueel

daaruit

voortvloeiende

prijsverhoo-

speuren. In ons land is er nog steeds groot rumoer ovei
gilig. De laagst

grens voor PL. No. 3 is thans ongeveer

mogelijke contingenteering, clie in feite door protectie vanj
200 Fr. Frs. basis Lorigwy. in het Clevelanddistrict is geen

de Nederlandsche mijnen van overheidswege er reeds is
enkele opleving te zien. De productie wordt beperkt door

Hoe een nuchter beschouwer van den toestand een oogenj
het dooven van twee hoogovens. I)e noteering voor verbrui-

blik er aan kan -denken om buitenlandsche kolen, waarT
kers aan cle Tees is 5816 fot. ho. en voor Sehotlaiid 5516

onder dan dus ook Engelsche, te weren, lijkt een raadsel
ft

Falkirk.

wanneer men even de moeite neemt de cijfers te bekijkén.
Destaalmarkt biedt een

heel

wat

leveudiger

aanzien.

Over de eerste 9 maanden van 1932 kochten wij van En-
De

vraag

is

de

laatste

weken

flink

uitgebreid.

Eenige

geland voor ruim 87 millioen gulden aan goederen en vert
groote producenten schijnen met betrekking tot den prijs

kochten wij aan Engeland voor ruim 124 millioen gulden
samen te werken. Stafijzer steeg in de afgeloopen veertien
aan goederen. Onze invoer van IIluge1and is dus voor 141
dagen op dc exportmarkt met niet minder dan 9 sh. ni.

pCt. gedekt. Kan een ernstig econoom het in het aangezichi
van4816 tot 5716 fob. Antwerpen (papier).

van deze cijfers verantwoorden den invoer van zoo’n land
te gaan kortwieken?
De prijzen

zijn
:
INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN.

Northumberlaiid

Ol.kgezeefde

…………
f

7.)5

.. Durham

On
g
ezcefde…
………………..

7,75
Bedrijfsleven en de strijd tegen
Cardiff

213

large

1/3

smails

…………..9,75
de Armoede in Nederland
Schotsche Gezeefde

(Prime Lothiaris)

. . .

.,

7.-
Yorkshire

gevisschen

Singles

…………7,75
Westfaalsche

Vctförder

……………..

8.25
door Dr. CH. .A. VAN MANEN.

Vlamstukken

1

…………

..9.-
Smeenootjes

…………..,,

8.75
Prijs ingenaaid
f 3,-.

Gebonden
f 4,75.
Gasvlamförder

………….,

8.25
Gietcokes

……………….11.-
Voor leden der Vereeniging en geabon-
itollandsche

Eierbriketten

…………..

12.50
neerden op het Weekblad
wordt
dit werk
alles per ton vnu

1.000 KG. franco station Rotterdam/Aas- sterdam. Ongezeefde bunkerkolen f.o.b. ]iottcrdam/Amster-
beschikbaar gesteld tegen den prijs van

(lam
f
7.40. Markt traag.

1 November 1932.
250

ingenaaid

en

f
4,-

gebonden.

IJZER.

.
Bestellingen richte men tot het Secretariaat van het

Op de exportmarkt voor ruwijzer gaat nog steeds zeer
Instituut,

Pieter

de

lloochweg

122,

onder

gelijk-

weinig
om.
Lux 3 noteert min of meer nominaal 34/6 fob.
tijdige

remise
per

postwissel of op

postchèque- en
Antwerpen (goud). girorekening No.
8408,
Rotterdam.
Op de Fransche en

Belgische

is

wat

meer

vraag

te
bespeuren. Behalve van een verlate seizoendekkiug is hier

Vervolg STATISTISCH OVERZICHT VAN GROOTHANDELSPRIJZEN.

DIVERSEN
KOLONI ALE PRODIJCTE /4

.
INDEXC1J FERS

Bruto-
n
VURENHOUT
b
as
i
s
7″
Lo.b.
RUBBER’)
Standaard
SUIKER
Witte kristal-
KOFFIE
Robusta
THEE
Afi. N.-l. theev.
COPRA
gewichtv.d.
handel
111
11
0


II
Zwedenj
Finland Ribbed Smoked
Sheets
suiker loco
Locoprijzen
A’dam geni. pr.1
Ned.-lnd. f.ns.s.
Nederland
1925-lOO
per standaard
van
4.672
M.
loco Londen
per 1h.
R’damlA’dam per 100 K.G.
Rotterdam per
12
K.G.
Java- en Suma-
tratheep.1/sKG.

per
.
100 K.G.
Amsterdam
In-

Uit-
c’1
,s
o,O’…

voer

voer

f
0
10
Sh.
0
1
f1.
01
ets.
01
ets.
‘Is
f
‘Is
1925
159,75
100
2111,625 100,0
18,75
100,0
61,375
100,0
84,5
100,0
35,75

100,0
100
100
100,0 100,0
1926
153,50
96,1
21-
67,4
17,50
93.3
55,375
90,2 94,25
111,5
34,-
94,8
112
128
93,2
92,9
1927
160,50 100,5
116,375
51,6
19,12′
102,0
46,875 76,4
82,75 97,9
32,62
5

90,9
113
116
95,4 89,5
1928
151,50
94,8
-110,75 30,2
15,85
84,5 49,625 80,9 75,25
89,1
31,87
5

88,9
118
128
96,4
87,6
1929
146,00
91,4
-110,25 28,8
13,-
69,3
50,75
82,7
69,25
82,0 27,37
5

76,3
122 132
91,6 82,6
1930
141,50
88,6
-/5.875
16,5
9,60
51,2
32
52,1
60,75
71,8
22,62
5

63,1 124
135
75,5 69,4
1931
110,75
69,3 -13 8,4
8,-
42,7
25
40,7
42.50
50,3
15,37
5

42,9
117
136
62,6
57,9
Jan.

1930
147,50
93,9
-/7,375
20,7
11,675
62,3
35
57,0 60,50
71,6
26,875
74,9
128
136
84,5
76,9
Febr.

,,
147,50
92,3
-18
22,5
11,40
60,8
35
57,0
58,25 68,9
26,37
5

73,5
112
126
81,3
75,2
Maart

,,
147,50
92,3
-17,625 21,4
10,70
57,1
35
57,0 62,25
73,7
25,25
70,4
125
131
78,7
74,2
April

,,
147,50
92,3 -17,375
20,7
10,55
56,3
35
57,0
59,50
70,4 26,12
72,8
115 127
78,7
.72,8
Mei

,,
145,00
90,8 -16,875
19,3
9.80
52,3 34,75 56,6
58
68,6
25,50
711
132 132 76,1
72,0
luni

,,
145.00
90,8 -16,125
17,2
9,775
52,1
33
53,8
58
68,6
22,87
8

638
131
133
76,1
70,4
juli
,,
142,50
89,2
-15.625
15,8
9,27
5

49,5
31,50
51,3
55,50
65,7
21,75
60,6
138
141
74,2 69,3
Aug.
.
142,50
89,2
-14,875
13,8
8,50
45,3 29,50
48,1
55,25 65,4
20,-
55,7
129
145
73,5 67,9
Sept.

,,
140,00
87,6
-/4,125
11,6
7,975
42,5
28,25
46,0
59,50
70,4
19,25
53,7
122
126
72,3
65,4
Oct.
132,50
82,9
-14 11,2
8,625
46,0
29
47,3
66,50
78,7
18,75
52,3
128
152
71,6 64,6
,,
Nov.,,
130,00
81,4 -14,375
12,3
8,75
46,7 29
47,3
68,25
80,8
19,37
5
54,0
121
139
71,0
63,3
Dec.

,,
130,00 81,4
-14,375
12,3
8,20
43,7 29
47,3
66,75
79,0
19,-
53,0
105
129
69,0 61,3
Jan.

1931
125.00
78,2 -14,25
11,9
8,20
437
28 45,6
66,25
78,4
18,25
50,9
121
.132
67,7
59,2
Febr.,,
125.00
782
-13,875
10.9
8,20
43,7 26,25
42,8
53
62,7
18,12
5

50,7
96
121
671
59,4
Maart
,,
125,00
78′,2
-13,75


10,5
8,30
44,3
25,50
41,5
45
53,3
18,62
5
51,9
107
.140
665
59,1
April

,,
125,00
78,2

3,125
8,8 8,57
5
45,7
24,75
40,3
43
50,9
17,50
48,8
110 138
65,8 58,4
Mei
125,00
78,2
-3,125
8,8 8,50
45,3
25
40,7
40,25
47,6
15,37
5
42,9
114
141
65,8
56,8
luni

,,
110,00
68,9
-/3,125
8,8
8,57
5
45,7
25,75 42,0
39,50
46.7
14,12
39,4
127 133
64,5
56,8
)uli
,,
110,00
68,9
-13
8,4
8,77
5
48,6
27
44,0
38,25 45,3
15,
418
138 153
62,6
55,8
Aug.
100,00
62,6
-12,5 7,0
7,90
42,1

.
25,50 41,5
38,50

.
45,6
14,125
.
39:
4

122 142
60,6
55,6
Sept.,,
100,00
62,6
-12,375
6,7
7,525
40,1
23,75
38,7
37,50 44,4
13,375
37,3
125
146
58,7
58,1
Oct.,,
100,00
62,6
-12,375
6,7
7,55 40,3
23
37,5
37,75
44,7
13,25
36,9
119
146
58,7
58,5
Nov.,,
100.00
62,6
-12,25
6,3
7,15
38,1
23
37,5
37
43,8
13,75
38,3
113
132
58,7
58,8
Dec.,,
82,50
51,6
-12,25 6,3
6,75 36,0
23
37,5
35
41,4
12,75
35,5
115
114
548
58,8
lan.

1932
82,50
51,6
-/2,125
6,0 7,35
39,2
23
37,5
32
37,9
13,125
36,6
103 107
54′,2
58,4
1ebr.,,
82,50
51,6
-12
5,6 7,05
.
37,6
23
37,5
30
35,5
14,50
40,4
86
III
53,5
59,8
Maart
,,
1

70.00
43,8
-/1,625
4,6
6,25
33,3
23
37,5
31
36,7
14,75
411
87
116
52,9 58,3
April

,,
1

70,00
43,8
-/1,5
4,2 5,90
31,5
23
37,5
29,25 34,6
14,-
390
89
110
51,6
56,0
Mei
,,
1

70,00 43,8
-/1,5
4,2
5,625
30,0 23,50 38,3 30,25 35,7
1325
36,9
89
107
51,0
54,0
Juni

,,
1

70,00
43,8
-/1,375
3,9
6,30
33,6
24
39,1
28,50 33,7
12315
34,5
101
116
50,3
52,5
Juli

,,
67,50
42,3
-11,375 3,9
6,70
35,7
24
39,1
23,75
28,1
12,375
34,5
100
112
49,0 53,7
Aug.,,
63,00
39,4
-11,75
4,9
6,57
5

35,1
24
39,1
22,75 26,9
12,37
5

34,5
95
105
48,4 55,3
Sept.,,
60,00
37,6
-12,125
6,0 6,525 34,8 25,25
41,1
23,75
28,1
12,75
35,5
96
112
49,0
57,1
3
Oct.,,
63,50
39,7
-/1,875
5,3
6,37
5

34,0
27 27
44,0 44,0
26

2)

30,75e) 30,8 36,4
12,75
12,625
35,5 35,2
10

,,

,,
17
,,,,.63,50
6.1,50
39,7 39,7
-/1,75
.11,6875 4,9
4,7
6,37
5

6,375
34,0
34,0
27
44,0
12,62
5

35,2
24

,, ,,
63,50
39,7
-11,6875
.

4,7
6,25
33,3
26
42,4
12,-
33,4
31

,,

,,
63,50
39,7
-11,75
1

4,9

1

6,25
33,3
25
42,4
12,12
33,8

)
Jaar- en maandgem.
afger.
op
‘/8
pence.
2)
13
Oct.
3)
27
Oct.
N.B.
Alle
Pondennoteeringen
vanaf
21 Sept.
1
31
zijn
op
goudbasis omgerekend

Auteur