Ga direct naar de content

Jrg. 16, editie 819

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 9 1931

9 SEPTEMBER 193.1

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.

Economisch,wStatistische

Berichtén

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJN VAART

UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

16E JAARGANG

WOENSDAG 9 S

INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCERIFTEN.
Algemeen Secreta,-is: Prof.
Mr. Dr. G. M. Verrijn Stuart.
ECONOMISCII-STATISTISCHE BERICHTEN.-
COMMISSIE
VAN ADVIES:

Prof. Mr. D. van Blom; J. van Hasselt; Jhr. Mr. L. H. van
Lennep; Mr. K. P. van der Mandela; Prof. Dr. N. J.
Polak; Mr. Dr. L. F. H. Regout; Dr. E. van Welderen
Baron Rangers; Prof. Mr. H. R. Ribbitzs; Jan Schïlthuis;
Mr. Q. J. Terpstra; Prof. Mr. F. de Vries.
Gedelegeerd lid: Prof.
Mr. Dr. G. Al. Verrjn Stuart.
Redacteur-Secretaris:
H. M. H.
A. van der Valk.
Secretariaat: Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam.
Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.

.élbonnementsprijs voor het weekblad franco p. p.
in
Nederland f 20,—. Buitenland en Koloniën f 23,— per
jaar. Losse nummers 50 cents. Leden en donateurs van het
Instituut ontvangen het weekblad gratis.
De verdere publicaties van het Instituut uitgaande ont-
vangen de abonnd’s, leden en donateurs kosteloos, voor
500-
ver daaromtrent niet anders wordt be8list.
Aangeteehende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.

Advertenties f 0,50 per regel. Plaatsing bij abonnement
Ioigens tarief. Administratie van abonnementen en adver-
tenties:
Nijgib t
van Ditmar, Uitgevers, Rotterdam., Am-
sterdam, ‘s- Gravenha.ge. Postchèque- en giro-rekening
No.
.14 5192.

BERICHT.

Dit nummer bevat een bijv oegsel, gewijd aan enkele

Brabantsche industrieën, zulks in verband met de

Brabantsche In-dastriedagen, die 110, 11 en 12 Sep-

tember zullen worden gehouden.

7 SEPTEMBER 1931. –

Het geven van een overzicht over de geldmarkt

wordt langzamerhand ondoenlijk. Eenige verbetering

blijft maar steeds uit; het aanbod van geld is overstel-

peud en afsluitingen komen er bijna niet meer voor.

Particulier disconto is reeds ingezakt tot
%.
pOt. en

ook op dezen prijs blijft aanbod van wissels vrijwel ge-

heel uit. Cailgeld is reeds sedert weken niet meer te

plaatsen en ook op de prolongatiemarkt gaat niets om.

De noteering bleef deze week % pOt., maar was

meestal nominaal.

* *
*

De binnenlandsche uitzettingen van De Nederland-

sche Bank zijn in
t
de afeloopen week verder terug-

gegaan. De post b.innenlandshe wissels verminderde

met ruim
f 3
millioen; de -beleeningen liepen terug

met bijna
f
6 millioen. Ook de posten papier op het

buitenland on diverse rekeningen onder de activa

der bank geven een daling te zien, welke respectieve-

lijk
f 330.000
en bijna
f
6 millioen groot is.

De goudvoorraad nam met bijna
f
950.000 ‘toe;

EPTEMBER 1931

No. 819

daarentegen slonk de voorraad- zilveren munt met een

iets grooter bedrag, zoodat -de post niunt en muntma-

teriaal per saldo een vérmindering van
f 31.000
te

zien geeft. –

Het rekening-courant-saldo van het Rijk, dat, in

verband met -de betaling van -schatkistpapier op 1 Sep-

tember, de vorige week bijzonder hoog was, daalde

met ruim 727 millioen. De rekening-courant-saldi

van anderen zijn daarentegen met een ongeveer even

groot bedrag toegenomen.

De biljettencirculatie ‘geeft een inkrimping te zien –

van bijna
f
14 millioen. Het beschikbaar metaalsaldo

steeg met
f
5,1 mill.ioen en het dekkingspercentage

bleef op ruim 62 pOt. staan.

* *
*

Nadat er eerst eenige verbetering was ingetreden,

zijn de koersen tenslotte weder wat teruggeloopen.

Ponden, die op 12.05% openden, kwamen op 12.06,

om echter weder op 12.05Y2
1
te sluiten; Dollars noteer-

den 2.4801-2.4818-2.4812. In Londen varen Dol-

lars 4.8505, na op 4.8612Y21 de week begonnen te zijn.

Marken liepen aanvankelijk een weinig terug; zij daal-

-den van 58.19 tot 58.75, om gisteren – plots op 58.52

te komen. Fransche Francs 9.72/s-9.73%-9.72%.

(Ponden tegen Frinsche Francs nog steeds 123.95),
Belga’s met weinig fluctuaties 34.55 (Ponden tegen

Belga’s 34.89%). Zwitsersche Francs bleven .heel vast:

48.41. Lires 12.98. Shillingen 34.87. Peseta’s lager:

22.40-22.05. Zuid-Amerikaansche wissels verander-

den weinig: Rio 15%, Buenos Aires 70, Uruguay

$
1.11. Oanada
$ 2.47%.

Termijn Ponden -en Dollars waren voor 66n- en

driemaanden tenslotte: 2- en 6% resp. 12 en 24 pun-

t-en onder den contanten -koers.

LONDEN, 7 SEPTEMBER 1931.

De geidmarkt nas verleden week ruim voorzien van

middelen uit hoofde van de couponbetalingen door

de regeeririg enânderen. Daggeld was -dientengevolge

aan dan goedkoopen kant.

Disconto bleef vrjwelop hetzelfde niveau met een

ietwat vastere tendens; de nteering isluit op 4$f1_

5
11.0
pOt.

Met spanning wordt het verloop van -de besprekin-

gen deze week en de maatregelen ter dekking van de
begrootingstekorten tegemoet gezien en uit den aard

der zaak zijn alle transacties daarom tot een minimum

beperkt.

794

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9 September 1931

DE OPBRENGST VAN DEN ARBEID IN

NEDERLAND.

Eigenlijk moest hierboven staan de opbrengst in Nederland van den arbeid en van het in Nederland
werkende kapitaal, want in de door het Centraal Bu-
reau voor de Statistiek gepubliceerde
Statistiek van
Voort bren ging en Verbruik
vinden we niets over het
in de getelde ondernemingen gestoken kapitaal.

De cijfers, die wij uit die statistiek putten en af-
leiden, betreffen, waar we spreken van ,,toegevoegde
waarde”, het totale verschil tussahen de verkoop-
waarde van het product en de inkoopwaarde van de verbruikte grond-, hulp- en brandstoffen en van an-
deren gekochte diensten. Hier zit dus o.a. in: rente
en afschrijving, arbeidsloon, belasting, winst.

Hoe onvolledig die statistiek ook zij – gevolg van
de schrielheid der achtereenvolgende regeeringen op
economische statistieken – ze stelt ons toch einde-
lijk in staat een raming te maken van een zoo aller-
belangrijkst economisch, verschijnsel als de productie.

Er moge aan •herinnerd worden, dat Nederland
eerst tijdens den oorlog tot het ‘besef is gekomen, dat het nuttig kan zijn te weten, wat verschillende bedrij-
ven opbrengen. De eerste statistieken leden nog aan
kinderziekten, maar van jaar tot jaar, zijn ze dege-
lijker en het aantal behandelde bedrijfstakken wordt
nu eindelijk wat uitgebreid.

Over een aantal jaren zal het dus wel mogelijk zijn
aan de hand van meer volledige gegevens aan becij-
feringen, als wij nu schroomvallig maken, meer waar-
de toe te kennen. Helaas zullen vergelijkingen met
het ver’eden dan niet verder terug ‘kunnen gaan dan
tot 1920 (voor enkele ‘bedrijfstakken), een lot dat
deze statistiek deelt met de handelssta’tistiek, die eerst
in 1,91.7 op peil is gebracht en met de bedrijfstelling,
die, thans voor het eerst en dan nog op een onvol-
maakte wijze wordt gehouden.

De critiek, die onze schroomvallige becijferingen
en conclusies wellicht oproepen, aanvaarden wij dus
bij voorbaat met de verontschuldiging, dat wij roeien
mpt gebrekkige riemen.
Uit de in verschillende afleveringen van het Maand-
schrift van het 0. B. v. d. Stat. voorkomende statis-
tieken van Voortbrenging en Verbruik over 1929
hebben we de 19 bedrijfstakken genomen, waarover
voldoende gegevens verstrekt worden. We noemen er

INHOUD.

BIz.
DE OPBRENGST VAN DEN ARBEID IN NEDERLAND
door
0. J. P. Zaal berg …………………………..794
De Duitsche noodverordeningenen Nederlandsche rechts- belangen door
Mr. J. S. Ü. Scheltema …………..795
Het sociaal economisch congres te Amsterdam door
Dr.
W
. L. Valic ………………………………..797
De Indische Financiën door
Mr. D. J. Hnlshoff
Pol ….
799

BUITENLANDSCHE MEDEWERKING:
De beleggingen van Amerikaansche banken in Duit-
sche fondsen
door
Prof.
H.
Parker
Willis ……..
801
De ijzerindustrie van Sowjet-Rusland in de eerste
zes maanden van
1931
door
Prof. Boris Brutzks 802

AANTEEKENINGEN:
Indexcijfers van groothandelsprijzen …………..
803
Indexcijfers van groot- en kleinhandeisprijzen in
Nederlandsch.Indië ……………………..
804

INGEZONDEN STUKKEN:
Het accept-crediet en zijn consequenties door
Mr. R.
R.
van Taalingen
met naschrift door
Mr. M. J. C.Vrij 805
Het buitenlandsch verlof voor Europeesche employé’s
in Indië door
Mr. C. G. lorciens …………….805

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN …………….806-812

Geidkoersen. – Wisselkoersen. – Bankstaten. – Goederenhandel.

nog twee met onvolledige gegevens bij om ‘hun be-
teekenis te laten zien.
Voor een juiste waardeering van het bedrag van

f
2202- als toegevoegde waarde per arbeider, her-
inneren wij eraan, dat hier o.a. rente en afschrjving inzitten, hetgeen verklaart, dat voor meelfabrieken,
papierfabrieken, zeepfabrieken, de ‘bedragen ver bo-
ven ‘dit gemiddelde uitsteken.
Volgens de Statistiek der Rijksverzekeringsbank over 1929 bedroeg het aantal (type-) werklieden in
de 17 nijverheidsgroepen 924.157. Hier moeten als
producenten nog de niet-verzekerde patroons bijgere-
kend worden.
De bedrijfstelling 1930 zal vermoedelijk, afgaande op de curve der vorige volkstellingen, een totaal aan-
tal personen in de nijverheid aangeven van pl.m. 1,3
millioen. Eerder meer dan minder.
Wanneer we aannemen, dat die eenzelfde gemid-
delde productie hebben als de 192.131 arbeiders die

f
422.986 waarde toevoegen, dan mogen we aannemen,
dat in de’geheele nijverheid een toege-
voegde waarde wordt voortgebracht
van zes maal dat bedrag of 2Y2 milliard

Voortbreuging en verbruik in
1929

Verkoop-
Inkoop-
Toegevoegde
Onder.
waarde
waarle
Toegevoegde
waarde
]3edrijf
nemingen Arbeiders productie
verbruik
waarde p. arbeider
X
f 1.000
X f1.000 X f1.000
in gid.

Papierfabrieken

…………………….
26
6.360
44.835
23.657
21.178 3.300
Scheepsbouw

………………………..
1.53
41.390
150.922
83.261
67.661
1.635
Scheepsslooperij

……………………..
10
243
1.358
972
386
1.588 Rubbernijverheid

…………………….
10
1.820
7.336
3.444
3.892
2.139
Leerlooierij,

leerfabrieken

……………..
119
3.184
42.102 32.722
9.380 2.946
Schoenfabrieken

……………………
203
10.230
43.456
21.606 21.850
2.136
Constructiewerkpl.,

Grofsmederijen

……..
65
8.492
36.3.14
19.650
16.664 1.962
Machinefabr.; Rollend mat.; Ketelm…….
133
23.669
115.624
54.666
60.958
,2.576
IJzer. en s’taalgieterij; Ernaillewaren
54
7.832
25.511
9.413
16.098
2.055
Electrische machines, toestellen, werkt.
1)
37
6.114
26.511
6.440
2
)
20.071
2)
3.283
2)

Metaalwarenfabr.,

metaalgieterijen

……..
34
4.083 13.214
5.853
7.361
1.804
Bouten, rnoeren, schroeven, draadnagels

….
23
3.055 15.339 9.883 5.456

1.786
Tricotage

………………………….
28
5.320
17.476
9.075
8.401
1.579
Wolnijverhei’d

………………………
78
11.800
68.843
44.064
24.779 2.100
Ikatoennijverheid

…………………….
105
42.100
244.984
159.955
85.029
2.019
Cacao

en

chocolade

…………………..
47
8.250
66.089
44.634
21.455
2.601
Meelfabrieken

………………………
19
1.9
.
1.
6
96.023 84.933

11.090 5.788
Zeepfabrieken

………………………
62 .467
31.678 20.486
11.192
4.537
Aardappelmeelfabrieken,

e.a.

…………..
34
3.806
35.280
25.195)
10.085

,
2.650
Totaal

19
bedrijven

……………
1.240
192.131 1.082.895
659.909 422.986
2.202
Bedrijven met onvolledige gegevens:

Rijwielfabrieken

…………………….
35
2.359 13.240
Margarinefabrieken

………………….
14
4.058
78.360

Geen draad, kabels, accumulatoren, radio.
Niet alle materialen zijn opgegeven; daardoor is
het getal voor toegevoegde waarde ‘te groot.
Inkoopwaarde aardappelen afgeleid voor
1.141.459
X
1.000KG.
uit bekendenprijs
van
266.70,6
X 1.000
KG.

9 September 1931

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

795

g u 1 d
e n. (De verkoopwaarde der totale productie
van de nijverheid is meer dan het dubbele van deze
toegevoegde waarde). Het verzekerd loonbedrag was
in 1929
f
1.124.054.261.
De zuivere grondopbrengst (dus na aftrek van toe-
gevoegde grondstoffen) laat zich voor 1929 berekenen
op
f
180.000.000.
Nog gewaagder wordt de raming voor de waarde
vin den arbeid in handel en verkeer. We hebben daar
te maken met
bedrijven
als de zeescheepvaart, waar-
in rente en afschrijving een zeer groote plaats in-
nemen en andere, waarin het arbeidsloon de hoof d-
factor is. We nemen nu maar aan, ductie per arbeider even groot is, als in de ‘nijver-
]iei’d. Dan hebben we als cijfers om ons op te basëeren
uit de Statistiek van de Rijksverzekeringsbank voor
de groep XVIII, Handel en Nijverheid in 1929:
466.401 type-werklieden met 628 millioen gulden
loon,
terwijl ingevolge de Zee-Ongevallenwet verzekerd
is 49.3 millioeri golden loon (44 voor de koopvaardij,
5,3 voor de zeevisscherij).
We zullen geen groote fout begaan als we voor deze
groep XVIII (nommering der R.V.B.) de nuttige
productie ramen op 1 milliard gulden.
V o o r h e t geheele hecirij f slee en k o m e n
we dan tot een opbrengst van 4Y4 mii-
ii a r d g u 1 den.
Een aanwijzing, dat we niet heel ver mis zijn wordt
gegeven door het totaal bedrag der belastbare inko-mens volgens de Rijksinkomstenbelasting (‘Mr den
kinderaf trek) in het heiastingjaar 1928f’9. Dit be-
droeg 4 milliard gulden. Dit zijn niet precies dezelfde
4 milliard, want er zijn vele inkomens bij ‘buiten het
bedrijfsleven en in het bedrijfsleven is veel verdiend,
dat niet belastbaar is.
Uit die twee ongeveer gelijke bedragen kunnen we
ter vergelijking met andere landen, die soortgelijke
gegevens ‘bezitten, concludeeren, dat Nederland per
inwoner een productie en een verbruik heeft van’
5&0.—.
Als we hier met het cijfergegoochel uitscheidden,
zouden
we een groote onbillijkheid begaan tegenover
de i millioen huisvrouwen en hare Y4 millioen hul-
pen in de huishouding. Onze dank aan deze nijvere
werksters is niet overdreven als we hem in geids-
waarde uitdrukken met één milliard. Wie hooger
raamt wordt door mij niet bestreden.

Waar we ons nu ook maar aan wagen, is een raming
van dezelfde waarden voor 1931. In 1929 bedroeg de
jaarinciex ‘der werkloosheid 6,2, in 1930:
1,8.
Voor

1931 zal het wel 15 worden, niet onwaarschijnlijk nog
hooger, dus 10 meer dan in 1929, toen het bedrijfs-
leven 4 milliard produceerde. Een vermindering met
i milliard zal er ‘dan zeker zijn, vooral omdat in de
,,toegevoegde waarde” van 1931 heel wat minder
winst zal te ontdekken zijn dan in 1929. Wat cle gevolgen hiervan zullen zijn voor het totaal belastbaar inkomen en ‘de daaruit te halen belastingen en voor het verbruik per inwoner, kan vriend Bartjens
gemakkelijk uitrekenen.

DE DUITSCHE NOOD VERORDENINGEN EN NEDER-

LANDSCHE RECHTSBELANGEN.

De reeks noodverordeningen in :Duitschiand, met
cle uitvaardiging waarvan de Rijksregeering circa
medio Juli 1931 een aanvang maakte om den gerezen
financiëeien ‘storm het hoofd te bieden, bracht het
internationale handelsverkeer en credietwezen een
oogen’blik in beroering.
Het betalingsverkeer met het buitenland stokte en
de buitenlandsche crediteuren wisten aanvankelijk
niet waar zij met hun Duitsche relaties aan toe wa-
ren. Het onweer is aan het afdrijven en voor een tijd
zal de financiëeie hemel bij onze naburen wel weer
opklaren, doch niemand zal durven ‘beweren dat eene

herhaling der moeilijkheden tot de onmogelijkheden
behoort. De oorlogsschulden en herstelbetalingen be-
hooren immers nog niet tot het verleden. De vraag,
welke invloed de Duitsche morntoriummaatregelen
op de rechten van Nederlanders uitoefenen, mag dus
nog als van actueel belang worden beschouwd.
Vooraf eenige opmerkingen van algemeenen aard.
De conflicten tusschen Duitschers en Nederlanders
uit het moratorium voortspruitend zullen wei zeldèn
voor den rechter worden uitgevochten. De afkeer,
clie de handel van langdurige processen heeft, en de
eisch om tot spoedige en practische resultaten te
komen wanneer noodtoestanclen aanwezig zijn, zullen belanghebbenden er veelal van onthouden hun ‘geschil
voor den rechter te brengen. Dat wil niet zeggen,
dat de juridische zijde der gerezen moeilijkheden niet ‘an ‘groot belang zonde zijn. Immers al mogen macht
en opportuniteit een groote rol Spelen, zoo zullen ten-

slotte toch de geldende rechtsopvattingen den lei-
draad geven, ‘die de gedragslijn van belanghebbenden
‘bepaalt. En de praktijk van het handeisleven zal zich
naar die ‘geldende rechtsopvattingen richten en zich
daarbij neerleggen.
Nu zijn ‘in ‘de internationaal privaatrechteljke
sfeer positieve rechtsvoorschriften zeer
,
schaarsch,
waarvan het ‘gevolg is, dat de rechter bij het nemen zijner beslissingen veel vrijheid heeft. Daarbij komt
nog, dat een moratorium ‘gelukkig tot ‘de zeldzaam-
lieden behoort, hetgeen medebrengt dat de rechter
maar hij uitzondering in deze materie zijn licht heeft
doen schijnen.

De tusschen Do itschers en vreemdelingen gerezen
en te rijzen moeilijkheden liggen ‘voornamelijk op het
gebied van het verbintenissenrecht, immers het niet
nakomen van overeenkomsten is natuurlijk het hoof cl-
gevolg van den mora’toriumtoestand. Nu zal bij alle
berechting van ‘geschillen uit overeenkomsten tus-
schen lieden, die niet tot dezelfde nationaliteit he-
hooren en in verschillende landen wonen, wel in de
eerste plaats onderzocht dienen te worden, welke
rechtsorde de overeenkomst beheerscht. Immers de
rechter heeft een ‘bepaalde wet toe te passen, en
moet, gelijk staat voorgeschreven, volgens de wet rechtspreken. Men zal dan ook steeds in onze Ne-
derlan’dsche rechterlijke uitspraken, die internatio-
naal privaatrechtelijke contractsverhou dingen be-
treffen, als’ uitgangspunt de-vraag zien gesteld vor-
den, welke landewet de overeenkomst en hare gevol-
gen beheerscht. De Nederlandsche jurisprudentie nu
neemt aan, dat die wet is de wet van het land, waar
cle overeenkomst is gesloten. De Duitsche rechter oordeelt daarover echter anders en in Duitschland
geldt de opvatting, dat het land, waarin de overeen-
komst moet worden uitgevoerd, de toepasselijke wet
verschaft. Intusschen zal die toepasselijke wet door
den rechter slechts op deze wijze worden ge’determi-
neerd, indien niet reeds krachtens den wensch der contracteerende partijen eene bepaalde wet als de
toepasselijke is aangewezen geworden.

Dit alles geldt evenwel onder een groot voorhe-
houd, gesteld door art. 1,4 onzer Algemeene Bepa-
lingen der Wetgeving, luidende: ,,Door geene han-
delingen of overeenkomsten Ican aan de wetten, die op de publieke orde of goede zeden betrekking heb-
ben hare kracht ontnomen worden”, wat het Neder-landsche recht betreft en door art. 30 van ‘das Em-
führungsgesetz: ,,Die Anwendung eines Auslandi-
schen Gesetzes ist ausgeschlossen, wenn die Anwen-
dung gegen die guten Sitten oder gegen den Zweck
eines Deutschen Gesetzes verstoszen ‘würde”, wat be-
treft het Duitsche recht.
Bepalen wij ons ‘thans tot bespreking van enkele
der voornaamste gevolgen, die het Duitsche morato-
r ium voor Nederlanders medebracht.

De noodverordening van 13 Juli 1931 betrof de
Darmstiidter Bank. Volgens art. 6 der Uitvoerings-
bepalingen mocht zij gedurende bepaalden
tijd
hare

796

ECO-NOMISCHSTATIST-ISCHE BERICHTEN

9 September 1931

“66r 13 Juli 1931 aatigegane VOrI)1ichtiflgeJ1 niet
i1kOIiIefl, behoudens toesteinniitg van den trustee
1ii
heb Rijk, terwijl iiigevolge ar t: 3 dier rioodver-
ordening handelingen, die daarmede .i n strijd waren,
strafbaar werden gesteld en wel niet gevangenisstraf
van ten hoogste drie jaar en gelciboeten. Eene beta-
ii ng naar Nederland was dus voor bestuurders een
strafbaar feit.

hoe nu i ncl ien de IDarrnstiid ter Bank in Nederland
door haren Ncderlanclschen. crecl i teur tot betaling
werd gedagvaard, hetgeen mogelijk zonde zijn inge-
volge art .127 van ons Wetboeic van Burgerlijke
Rechtsvorclering? De Neclerlan.dsché rechter zou,
aangenomen, dat cle overeenkomst door liet Necler-
laoclscli recht beheerscht werd, met een beroep’ op
overmacht, dat onze wet als een bevrijdencte onistan-
digheici kent, moeten rekening houden. De moge
Raad nani evenwel in zijn Arrest van 2_November
1.01.7 (N. J. 1.011 p. 1136) bij de berechting eener
vordering, waarbij nakoming ee.uer overeeukomst, he-
heerscht door liet Nedenlandsch recht werd gevor-
clerd, en waarin een beroep op overmacht door den
debitur werd gedaan, aan: ,,clat het voorschrift eener
vreemde wet den
1001)
des rechts hier niet vermag
te keeren, en waardeloos is het beroep op de gevol-
gen ter on’tkoming aan het vervullen van een rechts-
plicht door denigene clie wist voor cle gevolgen zijner
handeli ng aan Nederlandsch recht onderworpen te
zijn”. Het beroep op overmacht betrof in dit geval
de in Engeland u i.tgevaarcligcle Trad ing with the
enerny Proclaniation No. 2 van 0 September 101.4,
waarbij onder meer met bedreiging van straf was ver-
boden ,,to pay any sum of money to or for the benefit of an enemy”.

liet gezag van dit Arrest brengt mccle, dat ccii
Nederlander cie
11001)
mag koesteren, dat, indien hij
ter zake van niet betaling .ingevolge liet moratorium
hier te lande met cle Darmstiiclter Banic procedeerde, de rechter een veroorcleelencl vonnis ten zijnen gun-
ste zon uitsprelcen. 1

let lcon echter ook zeer we] eens
anders ui tvallen, want het standpunt, waarop de
liooge Raad zich stelde, is lang niet onaanveclitbaar.
Men Joude in liet oog, dat bedoeld Arrest in strijd
was met de aan liet Arrest voorafgaande conclusie
van den Procureur-Generaal Mr. Noyon, terwijl
voorts liet lid van den Hoogen Raad, Mr. Kosters, in
zijn bekend stanclaarclv k over Internationaal Pri-
vaictrecht de rneen.i ng is toegedaan, dat er overmacht
in den zin onzer wet is, ‘wanneer le buitenlanclsche
schu lclenaar door cle verschu idigde praestati e te vol-
doen, krachtens zijn eigen vaclerlanclscli recht een
strafbaar feit zou plegen. Men mag zich daarom wel
afvragen of liet bedoeld Arrest zich niet te zeer op
een nationalistisch standpunt stelt en door de recht-
spraak zal worden aanvaard.

De ainclere, niet speciaal op cle Darmstiiclter Banic
betrekkelijke, n oodverorclen i ngen betreffende liet he-
taii.ngsverlceer gingen minder ver. Daarbij werd ge-
decreteerd als voornaamste maatregel, dat cle. creclieb-
instellingen geene betalingen mochten doen anders
clan tot een bejaald bedrag, terwijl onder bepaalde
omstanclighecien uitzonderingen werden toegelaten.
J.1.ierbij werd echter geen straf bedreigd tegen de
cieditinstelli ng, clie zich niet aan liet verbod hield,
wèl echter, althans in cle latere nioodverordeningen,

tegen den koopman of particulier, clie op onjuiste
voorstellingen de banken tot betaling wist te bewe-
gen. Daartegenover werd hij, clie tengevolge van het
tot de cred! i eti nstelli ngeu gerichte betalingsverboci
zelf zijne verplichtingen niet icon nakomen, tegen
gerechtelijke maatregelen in bescherming genomen.
In Duitschlancl heeft bij de banken onzekerheid
bestaan in hoever het ‘betalingsverbod ook op heta-
lingen naar het buitenland van toepassing was. Meer-
dere instellingen ber:iepen er zich op het feit, dat cle
noodverordening in liet belang van de banken was
gemaakt en op overtreding door de banken geen straf

«’as gesteld. Mcii vilde hieruit, aflêiden, ‘dat het aan
cle beoordeeii ug der banken Nvas overgelaten of zij
bu.itenlanclsche crediteuren al clan niet zouden be-
talen . De Rijlcsregeering heeft, alhoewel meerdiere
nialen stenimen daartoe opgingen, geen nader richt-
siioer gegeven, blijkbaar de banken de noodige vrij-
heicl willende laten. Volgens berichten in de pers stel-
den dc gi oote l)anken, de z.g. filiaalhanken, zich op
het standpunt, dat betalingen naar liet buitenland verboden i’aren, terwijl daarentegen vele ,,Privat-
ban le ii ‘ een tegenoverges telci stanclp unt inn amen.

Het vil ons voorkomen, dat ingevolge de hepalin-
gen der nooclverorclening betalingen naar liet buiten-
land evenzeer als betalingen in liet binnenland ver-
boden varen, maar dat wegens het ontbreken van
strafrechtelijke sancti e, cle banken practisch vrij
waren ho nn e bui tenian cische crecli teu ren naar goed-
cl nriken te betalen. TE ii cle betrekkelijke verbocisbepa-

bogen hadden alzoo geen verder gevolg – afgezien
yan nictigheid dr h,cncleling volgens cle Duitschie
wet – clan dat cle creclieti nstellingen tegen civiel-
rechte] ijice aanspralcen van buitenlandsche crediteu-
ren in eigen land beveiligd waren. liet ontbreken
van strafrechtelijke sanctie echter brengt mccle, dat
Duitsche credietinsteHingen, voor den Nederland-
schen rechter gedaagd, zich nvereenkomstig cle voor-
melde loer van Kosters, niet op overniachit kunnen
beroepen en dus zouden veroordeeld worden den Ne-
derlandsch.en relceninghoucler liet volle pond te be-
talen. Hetzelfde geldt echter niet, voor dcii Du.itschei
koopman of particulier. Zij zullen zich op overmach t
kun n en beroepen en de Ned eriandsche rechter zal het
beroep van zoodanigeri clebiteur niet kunnen passee-
ren, ook hij toepasselijichieid van Nederlan’dsch renht;
indien ten processe bewezen wordt, dat hij ingevolge
het betalingsverboci aan . de banken, zelf niet betalen
kan (overigens een zeer moeilijk bewijs). Immers liet
publielcrechtelijk betalingsverbod ‘is niet tot hen ge-
.richt en er bestaat geen aanleiding ten hunnen aan-
zien ‘de algemeene overniachtsieer ter zijde te stellen.

De bepalingen der deviezennoodverordon i ogen wa-
ren strenger, daarbij werd het verwerven van betaal-
nu dcl den en vorci en n gen in ho i tenian dsclie cieviezen
anders dan door tusschienkomst van de.Reichsbank
met zware straffen bedreigd. 1:n hoeverre dhientengo-
yolge een beroep op overmacht van den Duitschen
debi teu r voor ci en Necieri an dschen rechter zal kun-
nen opgaan, zou voor elk geval overeenkomstig, op-
gemelde beginselen moeten worden nagegaan.

Uit liet voorgaande blijkt dus dat de Nederland-
sclie credietgevers, rekeninghouders ‘en handelaren er
groot belang hij hebben, dat de door hen gesloten
overeenkomsten door liet Nederlandsche recht wor-den beheerscht. Bij toepasseljkheid van het Duitschi
recht toch zal cle Duitsche debiteur steeds achter het
moratorium kunnen schuilgaan. Indien de betrekice-
iijlce overeenkomsten niet hier te lande worden af-
gesloten en moeten worden uitgevoerd, zal het dus
steeds raadzaam zijn, dat toepasselijkheicl van het Ne-
clerlandsch recht op de overeenicomst wordt bedon-
gen, hetgeen veelal niogelijk zal zijn daar de crediet-,
gever het in den regel voer het zeggen heeft. Alsdan
zal liet wellicht mogelijic zijn, dat de Neclerlandsche
crediteur zich een executorialen titel tegen den zich op het moiatorium beroependen Duitsclien clebiteu r
verschaft. Wel zal de Nederlanclsche crediteur daar-
mede slechts ten dccle gebaat zijn, omdat het hier
te hind.e gewezen vonnis niet buitenlands ten uit-
voer gelegd kan worden. De werking van een vonnis
toch gaat, wat ‘zijn executabiliteit betreft, niet ver-
der dan de rechitsmacht van den rechter, die hetzelve
gewezen heeft, welke rechtsmachi’t buiten diens grond-
gebied ophoudt. Echter zal het Nederlandsche von-
nis onontbeerlijk zijn, indien conservatoir beslag of
derden arrest hier te lande ten laste der Duitsc’he
êredietinstelling moet worden gelegdi, terwijl ook bij
beslaglegging in den. ‘reemde, elders dan in Duitseh-

9 September
1931

ECONOMISCH-STATISTiSCHE BERICHTEN

797

. land, clat vônnis cen waardevol bezit zal zijn, immers
t’au lietzelvo b•i.j liet iiaar aanieiciiig van het beslag
Ii
cteri vreemde te voeren reclitsgeclirtg gewichtige
diensten bew’ijzeii doordat de vreemde rechter cle in
liet Necieriancische von n is als bewezen aangenomen
fei ten, veelal ook als zoodan ig zal aanvaarden. Tei:s1otte nog een enkel woord over den rechtstoe-
stand van filialen van.Du itsche vennootschappen,
hier te lande gevestigd, in zulke gevallen is er slechts
één rechtspersoon, welker ,,siège social” in Duitsch-
land gelegen is, doch clie hier te lande optreedt en
re’chtshancleli ngen verricht en als rechtspersoon wordt
erkend. Die rechtspersoon is alzoo in Duitschiand ge-
clomicli.eercl en heeft de Do i tsche nationaliteit, doch
moet tevens geacht worden hier te lande werkelijk
verblijf te hebben. En evenals een plysiek Duitscher
voor zijn daden alhier criminali ter aansprakelijk is
naar Dui tsch recht, geldt dit voor cle Dui’tsche rechts-
persoon, resp. hare bestuurderen, ‘wanneer ‘deze hier
te lande door mi ciclel van haar filiaal ‘handelt. Vol-
gens cle .Duitsche wet nu zijn vergrijpen tegen clie
wet, in den vreemde gepleegd, als regel niet straf-
baar. Er zou dus om het tegenovergestelde te berei-
ken, in cle noodverorclen i ngen eene uitdrukkelijke be-
paling moeten voorkomen, waarin cle strafbaar ge-
stelde hiaricieh
nge.n,
oolc
indien in het buitenkusd be-
gaan met straf worclem:i bedreigd, hoecianige ‘bepaling
claari mi echter mi iet voorkomt. Bestuurderen van ‘het
filiaal van cle IDu i tsche vennootschap zijn dus, nu zij
wat het moratori um betreft voor hunne ban delingen
in Necierlan cl cm iet onder bereik van cle Dui tsche straf-
wet vallen, vrij te handelen zooals zij wenschen.

Wil men uit ci velrechitehijk oogpunt den rechts-
toestand van het Duitsche filiaal, hier te lande ge-
vestigcl en zaken doende, waarcleeren, clan vergelijke
men ‘clezen weder met dien van den physielcen Duit-
scher, clie in i)ui tschiancl geclomicilieerci is, doch
hier’ te laude feitelijk verblijft en handel drijft. Het
filiaal toch zal vaak zijn een Duitsche rechtspersoon. De rechtspersoon echter is eene f’ict.ie van den wet-
gever en cle wetsvoorschrftert voor natuurlijke per-
sonerm gegeven, zijn daarop ‘toe te passen voor zoover
zij in redelijkheid analogice toepasselijk kunnen zijn.

in hioe’erre nu is cle .Du.itscher, en dus ook de initsche rechtspersoon, hier te lande feitelijk ver-
blijf houclencle, aan het Dui’tsch burgerlijk recht on-
clerworpen? Hier is het artikel 6 van cle wet, hou-
clencie Algemeene Bepalingen van ‘V’etgeving, de
een ige baken. Het luidt: ,,.De wetten betreffende de
regten, den staat en de bevoegdheden der personen
verbinden ‘cle NoderlaLiders, ook wanneer zij zich bui-
tenslands bev inclen.” Doctrine en rechtspraak nemen
aan, dat cli t artikel ook toepasselijk is

0
1
)
rechtsper-
sonen, terwijl
,
evenzeer wordt aangenomen, dat om-
gekeerd op vreemcleii ogen hier te lande het in het
netsartikel oeergelegcle beginsel toepassing moet ‘in-
den. :De wetten (,Du i tsc’he) betreffende cle regten, den
staat en cle bevoegdheden der personen, verbinden al-
zoo de Dui,tsche rechtspersoon hier te lande verblijf
houclencle. Men You dus allicht geneigd zijn te oorclee-
lerm, ‘dat i ngevo.lg’e cle ,Dui,tsche nooclverorcieningen het
Duitsche filiaal ook l’iier ‘te lande tot betalingen on-
bevoegd was, daar de rechter ingevolge ‘de Nederland-
sche vet de bepalingen der noodverorclening zou heb-hen toe ‘te passen. Edoch het is niet zoo. Jurispruclen-
tie en rechtswetenschap zijn ‘het er op historische gronden over eens, dat vorenbecloelci art. 6 A. B.
slechts ‘betrekking heeft
0])
die rechten en bevoegdhe-
den, welke berusten
01)
iemsnls persoonlijken staat,
bij’. welke iemand geniet, als vader, echtgenoot, meer-
cierjarige enz. De ,Dui’tsche moratonium-voorschrif-
tea nu hebben met den persoonlijken staat van de
:Duitsche rechtspersoon niets uit te staan. D’it zou
bijoorbeelcl wèl het geval zijn, indien bij cle nood-
verordeningen voorschriften gegeven waren omtrent de organisatie van cle rechtspersoon of cle vertegen-
worcligingsbevoegdhei’d van denestuurcler van het

filiaal, doch niet waar het betreft algemeene of bij-
zondere vereischten, clie cle Do i tsche wet stelt voor
cle geldigheid van rechtshandeiin’gen los van eenig
verband met den persoonlijken staat.
Wij icunnen dus besluiten met cie opmerking, dat
cle Duitsche nooclverordenirmgemi geenerlei verande-

ring hebben gebracht ‘in de rechtspositie ‘van Duitsche
filialen hier te lande.
Mr.
J. S. G. SUFIELTEMA.

HET SOCIAAL ECONOMISCH CONGRES TE

AMSTERDAM.

Op het sociaal-economisch congres, dat dezer dagen
door de I.R.A. (International Industrial Relations
Association) te Amsterdam georganiseerd werd onder
])reSidlium van den Heer 0. H. van der Leeuw, is het
vraagstuk ‘van de aanpassing van de ‘productie aan de
behoeften aan de orde gesteld, waarbij de bestrijding
van cle werkloosheid op ‘den voorgrond stond. De opzet
van het congres was de volgende. Uitgaande van ‘het
constateeren van cle enorme werkloosheid, welke thans
.lieerscht en van een critiek op cle wjze, waarop de ruim-

schoots •groeiendle productie op de aanwezige ‘behoef-
ten reageert, ‘w.ilcle mcmi, via een bespreking van de
ontwikkeling der wetenschappelijke beclrjfslei,d lig,
tot liet stellen van het vraagstuk eener doelmatiger
organisatie van het economisch leven komen. Daarna
zou onderzocht worden, in hoeverre de ,,Planivirt-
schaft” der Sovjets een oplossing bleek en welice an-
dere mogelijkheden tot ‘verbetering der organisatie ge-
vonden konden worden. Het lag ook in cle bedoeling
van de organisatie van het congres, fascistische maat-
regelen in deze richting te onderzoeken, doch ‘door he’t
uitvallen ‘van den fascistischen spreker is dit helaas
achterwege gebleven.
Vervolgens stond op liet programma een onderzoek,
betreffende de mogelijkheden van verwerkeljking van
hoogere organisatievormen, successievelijk in de ‘pro-
cluctie, de distributie, het bankwezen, ‘terwijl ook de rol
van Staat en Volkenbon’d in dit prdces van integratie
behandeld zou worden. Ten slotte werd eenige aan-
dacht besteed aan het vraagstuk van den levensstan-
daarcl, de verhoogin’g waarvan opgevat werd als het
eerste doel der ‘verbeterde organisatie.
Reeds voor den aanvang van het congres waren over
enkele der voornaamste onderwerpen prae-adviezen
uitgekomen, die alleszins de moeite van het lezen
waard
zijn.
J)r. F. C. Benham leverde drie rapporten
over de fluctuaties in ‘cle werlcloosheid in Frankrijk, E:n-
geland en Australiö. Dr. W. A. Berridge gaf ‘twee ‘bro-
chures over werkloosheid en arbeidsinkomen in de
Vereenigde Staten en Canada. Dr. Robert Wilbrandt
schreef over conjunctuurwerklooshe,id in Du,itschland,
terwijl de heeren L. K. Tao en S. H. Li.n een referaat
ingezonden hadden betreffende industrie en arbeid in
China. Susan M. Kingsbury en Mildred Fairchild
‘schreven een studie over bedrijv’igheicl en werkloosheid
in Rusland, vroeger en thans.

Wat het ,,planning” zelf betreft,
met
eerst ge-
noemd worden de interessante brochure ,,Social Eco-
nomie Planning in the USSR”, door de lieeren V. V.
Obolensky-‘Ossinski, S. L. Ronin, A. G’aister en I. A.
Kraval, die allen als officiëele afgevaardigden ‘van
Rusland op liet, congres aanwezig waren, voorts een
studie van Dr. Lewis L. Lorwin van liet Robert Broo-kings Institute te Washingtoti: ,,T’he Problem of Eco-
nomie Planning” en twee verhandel.ingen ‘betreffende
wetenschappelijke ‘bedrijfsleiding door Dr. H. S. Per-
son, president van de Taylor Society en Hugo von
Hahn van het Internationale Rationaliseeringsinsti-
‘tuut te Genève.
Het congres zelf ‘begon met de bespreking van de
rapporten over werkloosheid en met een scherpe en-
tiek op de behoeftenverzorging in onze samenleving
van Professor Dr, Otto Neurath. ‘blij ontcheed de
cijfers van den ‘geldsluier, wees op den enormen groei

798

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9
September 1931

van de productie-opbrengst, die weliswaar ver bij de
prod uctiecapaciteit achterblijft, doch desn iettemi n
zoo belangrijk is, dat er geen excuus is voor de onder-
consumptie der armere groepen en vooral der armere
landen.

Wat het vraagstuk der algemeene grondslagen van
het ,,planning” betreft, was natuurlijk cle cardinale
vraag, of Rusland nagevolgd moest worden of niet.
Het materiaal, dat de Russen ter verdediging van
hun Organisatie aanvoeren, moet op leeken een over-
weldigenden indruk maken. Zij wijzen op een geweldi-
ge stijging der productie en een groote vermindering
van de werkloosheid. Beschouwt men als het eenige
doel van het planning, het aan het werk houden van
zooveel mogelijk menschen, dan valt de vergelijking

der verschillende organisatiemogelijkheden stellig in
het voordeel der Sovjets uit. Eischt men echter tege-lijkertijd een goede aanpassing van de productie aan

de behoeften, dan kan met stijgende cijfers op zichzelf
niet alles bewezen worden. Het gaat er om, hoe de

samenstelling van de productie is, hoe de verdeeling
der productieve krachten plaats vindt, hoe, bij het
bereiken van een zeker cultuurpeil, aan de meer ver-
fijnde behoeften van de menschen overeenkomstig hun eigen wenschen voldaan kan worden. Het gaat
er vooral om, de productiemiddelen voor de beste ge-
bruiken aan te wenden en de groote vraag, hoe dit
kan, wanneer men wèl loon uitkeert, doch voor grond
en kapitaal niets behoeft te betalen; het brandende
vraagstuk der waarde- en kostenrekening in de socia-
listische maatschappij, werd, noch door de Russen,
noch door hun critici op dit congres grondig be-
handeld.

Bij het beoordeelen van de in Rusland behaalde
resuFtaten moet men, zooals Dr. Lorwin opmerkte,
twee perioden onderscheiden. Zoolang het er om gaat,
met de andere landen op een gelijk peil te komen
(catching up), kan men in Rusland onze methoden

navolgen en de te stellen doeleinden aan onze resul-
taten ontleenen. De beslissende periode voor het com-
munisme komt natuurlijk eerst, wanneer dit naaste
doel min of meer bereikt is en de Russische Plan-
wirtschaft op gelijken voet moet concurreeren met
onze
0])
min of meer vrije prijsvorming gebaseerde
economische samenleving.

Zooals de zaken op het oogenhlik staan, krijgt men
den indruk, dat de leiding der productie in Rusland
in handen

ra
n
ingenieurs is, en dat het
economische
probleem der juiste waarderekening niet opgelost is.
Waarmee natuurlijk niet gezegd wordt, dat het on-
oplosbaar is. Dat het oplossen van het crisis-werkloos-
heidsprohleem in Rusland gemakkelijker is dan bij

ons, omdat een eigenlijke kapitalistische crisis er
niet meer voorkomt, ktn niet ontkend worden. Doch
de vraag is, of het stelsel overigens zoo bevredigend
is, dat dit resultaat niet te duur gekocht is. Overigens
moet erkend worden, dat de centralisatie van het be-
zit van kapitaal en grond groote voordeelen heeft,
waarover men in het rapport der Rassische delegatie
veel interessauts kan lezen.

Tegenover het socialistische type van ,,planning”
stelde nu Dr. Lorwin in zijn rapport twee andere

typen. Hot vrijwillig tot grootere organisaties komen
van zakenmenschen zag hij niet als een uitweg, vooral
omdat het resultaat van een dergelijke samenwerking
een verhooging van de winst is, terwijl het door hem
gewenschte doel is, betere aanpassing der productie aan de werkelijke behoeften (dus niet de effectieve,

de koopkrachtige vraag). Het uiteenloopen van wer-
kelijke behoefte en koopkrachtige vraag, het feit, dat
graan en andere consumptie-artikelen vernietigd wor-
den, ‘terwijl in achterlijke landen gebrek geleden
wordt, was wellicht de aanleiding tot eenige bespre-
kingen omtrent de mogelijkheid van ,,planning” in
China.

Het door Lorwin voorgestelde type van planning

kenmerkt zich door de volgende ‘bijzonderheden. Z.i.,

moet de iukomensverdeeling gewijzigd worden, om de

effectieve vraag dichter bij de werkelijke behoefte te
brengen en om overproductie van spaargelden te voor-
Icomen, die z.i. bij onze tegenwoordige verdeeling van
het inkomen af en ‘toe moet optreden. Verder moet
liet productieproces dermate beïnvloed worden, dat
het in die lijnen gestuwd wordt, die van het nationale
gezichtspunt het beste zijn. Eenige zeer nuttige goede-
ren moeten extra goedkoop worden aangeboden en de prijzen moeten door een daartoe bestemd lichaam aan cri tiek onderworpen worden. Tenslotte moet de kapi-
taalbelegging doelbewuster gereguleerd worden.

In zijn rede op het congres stelde Lorwin voor, een vijfjarig World Prosperity Plan uit te voeren.
Daartoe was z.i. noodig een moratorium van vijf jaar

“oor oorlogsschulden en reparatiebetalingen, een serie
van internationale leeningen, gehanteerd door een
daartoe te scheppen internationale bank, conferenties
van producenten, om cle productie van hun artikelen
te beheerschen, en tenslotte de instelling van een
World Planning Board.

Op deze inleidingen kwam heel wat commentaar.

Behalve over de vraag ,,Socialistische of andere
Pla’nwirtschaft”, werd vooral gestreden over de vraag,
of het ,,planning” nationaal of internationaal zou
zijn, waarbij de Amerikaan Lorwin zich voornamelijk
op het ‘tweede, de Franschman Lazard zich vooral op
liet eerste standpunt stelde. In het algemeen werd in-
gezien, dat een nationale organisatie omstandigheden
doet ontstaan, welke het internationale ,,planning”
zeer bemoeilijken (bijv. het beschermen van een icrach-

ti ge nationale produ centengroep). Daartegenover
staat echter, dat in slechts weinig takken van pro-

ductie het vormen van een internationale organisatie
thans reeds mogelijk zou zijn.

Over het speciale onderwerp van internationale af-
spraken tusschen producenten sprak dan Professor
Palyi, en wel in vrij sceptischen zin Hij wees er op,
dat vele kartels uiteenspatten in slechte tijden, om-
dat het dan niet lukt den prijs hoog te houden. Een
ernstig argument tegen een
redelijk
,;pIanning” dat
rnéér wil bereiken dan het oogeublikkelijk hoog hou-
den van den prijs, is dit natuurlijk niet. Doch ‘het
vormt wel een hindernis in de practijk. Edward A.
Filene sprak
niet
over mogelijkheden van interna-
tionale planning op het gebied der distributie, doch
hield een pleidooi voor wat hij ,,mass distribution”
noemde en wat z.i. te bereiken, viel door betere dis-
tributiemethoden, door hooge bonen, die de koop-
kracht van het volk vermeerderen en lage prijzen, ‘die
eenzelfde effect hzbben. Het argument ,,verhoogt de
bonen” speelde trouwens op dit congres een belang-
rijke rol met den ge’bruikelijlcen theoretischen achter-
grond van on’derconsumptie en wat dies meer zij. Ten-
slotte werd door de Professoren Rudolf Broda en
Joseph P. Chamberlain de vraag behandeld, wat de
Volkenbond en wat de internationale verdragen met
betrekking tot ,,international planning” konden doen.

Het onderwerp: Internationale samenwerking tas-
schen banken, ‘dat door Palyi behandeld zou worden,
lcvam niet tot zijn recht. Palyi raakte eenige vraag-
stukken van geldwezen aan en sprak veel over de
reparatiebetalingen, waarover ook eenige andere• spre-
kers uit de Midden-Europeesche landen ‘uitweidden.
De ernst van den toestand op dit gebied rechtvaar-
digt tot op zekere hoogte, dat men zich thans in
eerste instantie wil ‘bezighouden met de vraag van
het normaliseeren der op zoo abnormale wijze tot
stand gekomen internationale kapitaal’bewegingen, die
‘bovendien nog door speculatie in ‘hooge mate beïnvloed
worden. Desniettemin zou het van belang geweest
zijn, indien op dit congres •het vraagstuk van samen-
werking tusschen banken om geldswaarde te bescher-
men en ‘den kapitaalstroom te controleeren tot onder-
werp van meer principiëele besprekingen gemaakt ware. Dit was inderdaad de bedoeling van de con-
gresleiding geweest., In dit verband was ook een ‘be-

9 September 1931

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

799

spieking van de mogelijke maatregelen, om den in-
vloed der beursspeculatie op het economisch leven te
temperen, op haar plaats geweest.
01) den laatsten (lag van het congres kwamen de
vraagstukken van levensstandaard en arheidersbewe-
ging naar voren. Thomas hield een pleidooi voor so-ciale wetten en hooge bonen, terwijl de Duitscher F.
Naphtali sprak over de economische politiek der ar-
beiderskiasse, wier medewerking voor een
.,, interna-
tional planning” natuurlijk onmisbaar is. hij was

een van
cle weinigen, die pleitte voor vrijhandel.
Sommige der meest idealistische deelnemers bleken
het protectionisme voor de uitvoering hunner plan-
nen niet te willen missen.
Behalve de genoemde sprekers hebben nog velen
goede en minder goede opmerkingen in het midden
gebracht. Plaatsruimte om hierop in te gaan, ont-
breekt ons. Wanneer wij dan tenslotte een ein.dindruk
van het congres moeten geven, dan kan het volgende
gezegd worden. Voor zoover de beteekenis dezer vijf-
claagsche samenkomst een propagandistische was, is

zij stellig een succes geweest. Onpartijdige besprekin-
gen van maatschappelijke hervormi ngsmogeljkheden
op zoo ruime sdhaal behooren in dit gedeelte van de
wereld tot de groote uitzonderingen. Daarom is het
in principe toe te juichen, dat de congresleiding het
aangedurfd heeft, het geheele probleem van het in-
ternationale ,,planning” op het programma te zetten.
De sprekers hebben de volle en warme belangstelling van hun publiek bij voortduring gehouden en het lijdt
geen twijfel, dat velen op dit congres tot verder na-
denken over de vele daar besproken, brandende
vraagstukken gestimuleerd zijn. Een zoo ruime opzet
laat zich echter niet vereenigen met een groote in-
tensiteit van doordringen in bijzonderheden.

Het komt mij voor, dat de aanwezigheid van de
officiëele vertegenwoordigers der Sovjets de belang-
stelling wat teveel in de richting van het communisti-
sche ,,plannin’g” gedreven heeft en voorts, dat men teveel is blijven staan, eenerzijds bij het uitspreken van desiderata, anderzijds bij beweringen, dat deze
niet verwerkelijkt kunnen worden. liet kernvraag-
stuk is (althans, wanneer men de communistische

Planwirtschaft niet wil),
hoe
men tot grootere samen-
werking komen kan. Over de techniek, waarover men
moet beschikken, om zulk een organisatie tot stand
te brengen, zoowel als over de vraag, onder den druk
van welke machten het doel te ‘bereiken is, daarover

is op dit congres weinig gezegd.
Dr. W. L.
VALK.

DE INDISCHE FINANCIËN.

Het is bekend, dat Nederlandsch-Indië geen uit-zondering maakt op het in de tegenwoordige crisis
algemeen geworden verschijnsel, dat de landsbegroo-
tingen tekorten zijn gaan vertoonen. Zelfs landen,
welker budget nog in 1929 uitstekend in evenwicht
verkeerde en wier financiëele politiek voldoet aan
hooge eischen van soliditeit, hebben het moeten aan-
zien, dat door de hevige depressie in zeer korten tijd
de Overheidsinkomsten als het ware wegsmolten, ter-
vijl het niet mogelijk was de uitgaven oogenblikke-
lijk daarbij te doen aanpassen.
De positie der Indische financiën was v66r het in-treden van de wereldcrisis volkomen in orde. Welis-
waar hebben critici dit betwist op grond van het feit,
dat de laatste jaren v66r het werelddébacle de Indi-sche Regeering meer en meer op den rand van haar
inkomen begon te leven, doch deze gedachtengang is,

naar onze meening, niet goed vol te houden. Genoem-do critici vergaten, dat in den door Indië doorgemaak-
ten crisistijd van 1917-1923 buitengewoon groote te-
korten op dezen dienst waren ontstaan en dat de
eerste jaren na 1923, toen deze crisis in de Indische
financiën juist overwonnen was, groote overschotten
moesten worden gekweekt door het vormen van zeer
belangrijke saldi op den gewonen dienst, ten einde de
crisistekorten te dekken. Toen dit laatste tot stand
was gebracht, bestond niet de minste reden meer om
met de politiek van overschotten door te gaan en kon
de Regeering zonder bezwaar de gewone inkomsten
en uitgaven scherp op elkander instellen onder hand-
having van jaarljksche uitgaven op den buitenge-
wonen dienst van ten hoogste ongeveer 70 millioen
gulden. Een staat moet namelijk niet alleen geen te-
korten voor gewoon hebben, doch ook geen overschot-
ten. Hij behoeft, anders dan het particuliere bedrijf,
geen reserves te kweeken. Zijn er teveel aan inkom-
sten, dan is de financiëele politiek niet goed, want
dan hadden er 5f meerdere nuttige uitgaven gedaan
moeten zijn 5f belastingverlagingen moeten zijn doo
r
:

gevoerd. Het maken van een spaarpotje, zooals velen
in de laatste jaren van de indische Regeering blijk-
baar hebben verwacht, kan haar bezwaarlijk als plicht
worden opgelegd.
De begrootingsresultaten, welke over de laatste
jaren zijn verkregen, en die welke over het loopende
en eerstkomende jaar worden verwacht, zijn in de
onderstaande tabel opgenomen (in
f 1000).
Uit deze cijfers valt het volgende af te leiden:

Het laatste normale dienstjaar was dat van 1929.
De gewone dienst sloot toen nog en het tekort van
tien buitengewonen dienst ad
f
65 millioen kwam
overeen met hetgeen men in gewone omstandigheden
van dezen dienst kon verwachten. Genoemd bedrag
was zeker niet te veel, wanneer men er rekening
mede houdt, dat op de Indische begrootingen. Vrij
strenge criteria worden aangenomen voor de plaatsing
van uitgaven ten laste van den buitengewonen dienst,
waardoor zij in aanmerking komen voor dekking door
leeningen op langen termijn; deze criteria zijn finan-
ciëele rentabiliteit en algemeene economische nuttig-
heid van hooge orde.

Vanaf 1930 is een plotselinge sterke daling van
de gewone inkomsten (de buitengewone zijn voor het
algemeen begrootingsbeeld van weinig belang) merk-
baar, tengevolge van de economische crisis. Van 1929
op 1930 daalden deze van
f
842 millioen tot
f
739
inillioen, dus met niet minder dan
f
103 millioen. Ook
voor het daarop volgend jaar wordt een sterke ver-
mindering verwacht, ni. met
f
49 millioen tot
f
690
millioen. Het slinken der inkomsten zou nog veel
erger zijn geweest, indien niet door belastingverhoo-
gingen (o.m. opeenten op de invoerrechten en ver-
hoogde opcenten op de inkomsten- en vennootschaps-
belasting) voor gedeeltelijke compensatie was gezorgd.
Van 1931 op 1932 wordt weer een stijging van ont-
vangsten verwacht met
f
26 millioen tot
f
716 mil-
lioen, niet zoozeer tengevolge van een verbeterden
economischen toestand – ‘de Regeering heeft in alle
opzichten gerekend op een onverminderd voortduren
der crisis – doch als gevolg van de opbrengst van
enkele nog meer verhoogde belastingen.
Dat de gewone uitgaven de daling der inkomsten
niet zoo snel hebben kunnen volgen, ligt voor de
hand. Ware dit wel geschied, dan had de Regeering
aanstonds een hézuinigingspolitiek gevolgd, die veel
had geleken op een afbraakpolitiek. Van 1929 op 1932
zal men naar verwachting een bezuiniging op de ge-

Gewone dienst
Buitengewone
dienst
Geheele dienst
O.ntv.
Uitg.
Saldo
Ontv.
Uitg.
Saldo
Ontv.
iJitg.
Saldo

1929

..
842.271
831.469

+
10.802
7.626
72.520

64.903
849.897 903.998


54.101
1930

..
739.342
824.034


84.692
14.631

.
67.507

52.876
753.974 891.542


137.568
1931

.
.

689.940 824.546


134.606
9.824
47.270

37.446
699.764
871.816


172.052
1932

.
.

716.169
807.610


91.441
8.387
41.694
-33.307
724.557
849.305

-124.748

800

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERIÇHTEN

9 September 1931

wone uitgaven verkrijgen van f 24 millioen en hoe-

wel dit het resultaat is van ten deele zeer strenge en
ingrijpende maatregelen – men denke slechts aan
de korting van 10 pOt. op de ambtenaarsalarissen
van meer dan
f 50,-
per maand -, is zulks nog zeer

weinig vergeleken bij cl en achteruitgang gedu rende
genoemd tijdsverloop van de gewone inkomsten ten
bedrage van f 126
mi.ilioen. In aanmerking nemende,
dat de gewone dienst van
1929
een overschot ver-

toonde van
f 11
millioen, welk bedrag bij de daling
der inkomsten niet behoeft te worden ingeloopen, kan
men dus zeggen, dat de bezuinigingen een achter-
stand vertoonen van
f 126
millioen, verminderd met
f 24
millioen en
f
11 millioen, dus een bedrag van
f 91
millioen. Dit is inderdaad veel, maar men kan
onder de gegeven omstandigheden niet van de Indi-sche Regeering verlangen, dat zij dezen achterstand
totgeri ngere proporties had moeten terugbrengen.
.4
Het is treffend en een bewijs van gezonde be-grootingspolitiek, dat de tekorten op den buitenge-
wonen dienst sinds jaren zoo laag zijn gehouden. Ten-
gevolge hiervan behoeft van genoemden dienst geen
evenwichtsverstoring der begrooting te worden ge-
vreesd. De Regeering heeft reeds de tekorten op
deren dienst – waarvoor overigens, zooals gezegd,
zonder bezwaar kan worden geleend – van
1929 op
1932
besnoeid met
f 32
millioen.
Zij
is vrnemens
de buitengewone uitgaven voorshands beperkt te hou-
den tot ten hoogste pl.m.
f40
millioen.

5.
Uit de totaalcijfers kan worden afgeleid, dat,
als de voorteekenen niet bedriegen, het dieptepunt
van cle huidige financiëele crisis 7al zijn gelegen in
het loopende jaar en dat de toestand derhalve daarna
weer bergopwaarts zal gaan,
ook al blijft – wat voor-
loopig zeker te verwachten is – de economische we-
reldcrisis de eerstko9nende jaren on.verzwakt gelden.
Immers het totaal tekort in
1929
van
f 54
millioen
– hetwellc, zooals gezegd, uitsluitend ten laste komt
van buitengewoon en als zoodanig volkomen geoor-
loofd was – steeg in
1930
tot
f 137
millioen en zal
in het loopend jaar vermoedelijk zelfs
f 172
millioen

bedragen, doch voor
1932
naar verwachting veer zijn
teruggebracht op
f 125
milli.oen, dank zij bezuinigin-
gen en belastirigverhoogingen. Laatstgenoemd deficit,
dat door andere in het uitzicht gestelde bezuinigin-
gen, nog wel zal worden verminderd, duidt reeds op
een aanmer]celijke verbeterug van den toestand.

Het kan zijn nut hebben om in een tijd als deze den
stand van zaken te vergelijken met dien van omstreeks
tien jaar geleden, toen de Indische financiën evenzeer
met moeilijkheden te kampen hadden. Wij geven uit
dien tijd cle navolgende cijfers in duizendtallen guldøns.
Uit deze cijfers valt het volgende af te leiden:
T. De moeilijicheclen begonnen reeds eenigszins in
1917, omdat in dat jaar •de gewone dienst met een
tekort sloot. Waar dit nadeelig saldo echter nog vrij
gering was – het bedroeg slechts
f 11
mi.11i.oen -,
terwijl de uitgaven van den buitengewonen dienst
niet meer dan
f49
millioen beliepen, kwam het totaal

passief op het niet hooge bedrag van
f 60
millioen.
Dit begrootingsresultaat was dus op zichzelf aller-
minst onrustbarend, doch moest achteraf als ongun-
stig worden beschouwd, omdat het een eerste symp-
toom bleek te zijn van komende financiëele zwang-

heden.
II. ilet trekt de aandacht, dat in de zich van af

1917
ontwilcicelende crisis de gewone ontvangsten niet

een dalenden lijn, doch veeleer een
stijgende
lijn in-
sloegen. Hiervan moet de oorzaak volstrekt niet wor-den gezocht in de heffing van crisisbelastingen, want deze liep in hoofdzaak over de jaren
1920
tot en met
1923
(men denke slechts aan de verschillende pro-
ductenbelastingen, welke gedurende dat viertal jaren
werden geheven en dlie uit belasting-technisch oog-punt zoo hevig bestreden werden) terwijl de stijging
van inkomsten zich reeds voordien deed gelden. De
zaak is, dat tot en met
1920
de algemeene conjunc-
tuur zich in een hausse-periode bevond. Heel
01)
liet
eind van laatstgenoemd jaar brak echter een economi-
sche crisis uit, die tot midden
1922
duurde De in-
vloed daarvan was, zooals altijd het geval is niet de
financiën van openbare lichamen, eerst later merk-baar in ‘s Lands inkomsten. Van
1920 op 1921.w as
als nawerking van het laatste deel der hausse-periode
e”n als gevolg van de nieuwe belastingen nog een
krachtige vermeerdering in deze ontvangsten merk-
baar, doch daarna traden de verininderingen in van
f39
mi]lioen in
1922
en
f102
millioen in
1923.
Eerst
na dit jaar gingen de inkomsten weer onihoog als
gevolg van liet in de tweede helft van
1922
ingetreden
economisch herstel.
Uit liet voorgaande
blijkt,
dat de moeilijkheden der
Indische financiën niet in de eerste plaats te wijten
waren aan de daling der inkomsten tengevolge van

algemeen economische onistan d igheden. De voorn aam-
ste oorzaak lag in een overmatige stijging der uit-
gaven, dus eigenlijk aan een fout in het beheer der
Indische financiën zelf, terwijl eerst op het einde van
de crisis in de overheidsfinanciën de nadeelige in-
vloed merkbaar werd van de economische depressie.

III. Ten aanzien van de uitgaven valt liet op, dat
niet alleen de gewone, doch ook cle buitengewone in
sterk tempo stijgen. Dit is merkwaardig, omdat, als
cle uitgaven van den luitengewonen dienst strikt ge-
bonden worden aan de eischen van rentabiliteit en,
ten hoogste, van belangrijk algemeen economisch nut,
rij onmogelijk in korten tijd sterk kunnen toenemen,
terwijl een Regeening in crisistijd gemakkelijk er voor
kan zorgdragen, dat deze uitgaven worden ingekrom-
pen. Besnoeiing
0])
buitengewone uitgaven is steeds veel eenvoudiger dan die op gewone. De omstandig-
lieid, dat in de crisis
1917-1.923
de buitengewone
uitgaven aanvankelijic sterk stegen, wijst er dan ook
op, dat hieronder vele betalingen voorkwamen, welke
eigenlijk onder de gewone thui shoorden.
Op grond hiervan is voor een beoordeeling van de
bezuinigingspolitiek der Regeering in die jaren liet
totaal bedrag der uitgaven, maar clan na aftrek van
ongeveer
f 50
millioeii als
geoorloofde
buitengewone
uitgaven, een betere toetssteen dan alleen de som der
gewone uitgaven. Uit liet verloop (lezer totaaluitgaven
blijkt, dat het hoogtepunt bereikt werd in de jaren
1920
en
1921
toen het milliarci werd overschreden. Eerst daarna vond een krachtig doorgevoerde bezui-
niging plaats, waardoor in
1922
niet minder dan
f205
millioen en in
1923
nog
f 140
millioen werd be-
spaard. De bezuinigingen in deze heide jaren zijn wel
buitengewoon sterk geweest en kunnen zonder over-
drijving groote krachtprestaties van de toenmalige
Indische Regeening worden genoemd. Een besnoei ing
van
f205
millioen op ruim [1 milliard
civ
van
f140
millioen op ruini
f800
millioen wil heel wat zeggen.

Doch toen was de misère dan ook afgeloopen en de
financiëele crisis geheel bezworen. Een daarna op-

Gewone dienst
Buitengewone
dienst
Geheele
dienst
Ontv.
lJitg.
Saldo
Ontv.
lJitg.
Saldo
Outv.
lJitg.
Saldo

1917

..
.
360.139
371.473


11.334

48.930

48.930
360.139 420.403

60.264
1918

..
.
398.872 442.287


43.415
852
70.286

69.434 399.724
512.573

11.849
1919

..
.
535.563
623.613


88.050
7.534
97.573

90.039
543.097
721.186
-178.089
1920

..
.
756.101 921.740


165.639
261
138.695

138.434
756.362
1.060.435
-304.073
1921

..
.
791.267 866.086


74.819
496
189.930
-189.434
791.763 1.056.016
-264.253
1922

..
.
751.930
759.230


7.300
648
92.028

91.380
752.578
851.258

98.680
1923

..
.
650.052
645.978

+
4.074
396
64.815

64.419
650.448
710.793

60.345

9 September 1931

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

1921
1922
1923
19301931
1932

a.

Uitgaven voor rente en aflossing
.
71.784
74.169
78.201
88.689 100.850
108.379
5.

Totale

uitgaven

……………..
1.056.016
851.258 710.793
891.542
871.816
849.305
,-.

Jereentage

van

a.

01)

b…………
6,8
pCt.
8,7
pot.
11
pCt.
9,9 pCt.
11,6 pOt.
12,8
pCt.

801

nieuw begonnen economische hausse-periode maakte
een hervatting van een actieve Regeeringspolitiek tot
bevordering van het materieel en cultureel welzijn
der versch illencie bevolkingsgroepen mogelijk.
Een samenvattende vergelijking tusschen de tegen-
woordige moeilijkheden en de vroegere crisis levert
het volgende resultaat op:

a.
In de toenmalige financ.iëele crisis heeft de
economische malaise van 1921 en de eerste helft van
1922 slechts ee.n late en zeer secundaire rol gespeeld;
de financiëele moeilijkheden waren reeds eenige jaren
tevoren begonnen. De begrooti.ngstekorten ontstonden immers aanvankelijk geheel en later grootendeels door
een onmatige uitzetting der uitgaven en vonden hun
eigenlijke oorzaak derhalve in een onvoorzichtige f i-
nanciëele politiek. De budget-bezwaren van thans zijn
daarentegen uitsluitencl een gevolg van de hevige
economische crisis, terwijl het daaraan voorafgegane
en nu nog gevreesde fina.nciëele beleid op zichzelf aan
alle eischen van soliditeit yoldeed en nog voldoet.
5. Bij de vorigfinanciëele crisis werd niet dadelijk
van Overheidswege ingegrepen; zij begon in 1917 en
eerst in 1921 werden de uitgaven door een doelbe-

wuste bezuinigingspolitiek verminderd. In de huidige
moeilijkheden is reeds zeer spoedig ingegrepen, zij
het nog niet op zoo’n forsche wijze als tijdens de vroe-
gere moeilijkheden in de latere jaren, met name in
1922 en 1923 geschiedde. Immers reeds in het eerste
jaar, dat zich grootere tekorten voordeden dan ten
laste van den gewonen dienst toelaatbaar waren, na-
melijk in 1930, vertooiiden de totaaluitgaveri een
teruggang van f13 millioen; in 1931 zullen zij een

kleine
f
1.5 millioen beloopen en in 1932
f
52 millioen.

c.
Uit de beschikbare cijfers mag men voorloopig
afleiden, dat het loopende jaar 1.931 in cle financiëele
malaise het dieptepunt aangeeft met een tekort van
f112 millioen, want voor 1932 wordt reeds een ver-

beter ing verwacht met
f
47 millioen, w’aardoor het

tekort vermindert tot
f
125 millioen. Deze verbete-

ring zal later wel nog grooter
blijken
te zijn dan thans
wordt verwacht wegens reeds in het uitzicht gestelde
bezuinigingen, waarmede bij de begrootingscijfers nog
geen rekening kon worden gehouden. Tenzij zich on-
gedachte tegenslagen mochten voordoen, mag men
derhalve aannemen,
dat het thans met de Indische
financiën weer bergopwaarts gaat.
Niettemin moet
worden erkend, dat nog sterk dient te worden bezui-
nigd, voordat het evenw’icht zal zijn verkregen, want
1932 sluit nog met een tekort op den gewonen dienst

van
j
91 millioen. Dit neemt echter niet weg, dat
wel niet zulke drastische maatregelen zullen moeten
worden genomen als die, waartoe in 1922 en 1923 toe-
vlucht werd genomen, toen, telkens in één jaar tijd,
respectievelijk ruim j 200 millioen en
f
140 millioen

w’ercl bespaard. De tekorten in hei cle laatstgenoemde jaren waren toen wel zeer groot, nl. onclerscheidenlijk

f
304 millioen en f 264 millioen, bij een stand van
uitgaven van meer dan een milliard, terwijl de tekor-
ten van 1931 en 1932 naar verwachting zullen zijn

f 172 millioen en
,f
125 millioen bij een uitgavenbud-

get van
f
872 millioen en f
849 millioen. De finan-
ciëele positie des Lands in dezen tijd is heel wat beter
dan die gedurende cle vorige crisis.

* *
*

Er is vaak beweerd, dat cle huidige financiëele toe-
stand van Nedcrlandsch-Indië in zooverre veel erger
is dan die tijdens de vorige financiëele crisis, omdat
thans een zooveel grooter percentage van de jaarlijk-
sche uitgaven bestaat uit betalingen voor rente en
aflossing en dus evenzeer een grooter gedeelte van
de inkomsten moet, worden besteed voor de dekking
van laatstgenoemclen post. Uit cie bovenstaande cij-
fers (in duizenden guldens), waarbij de uitgaven voor
rente en aflossing met de totaaluitgaven in. de laatste
drie jaren van de vorige crisis en in de jaren 1.930,
1931, en 1.932 ‘zijn vergelelcen, kan men zien, dat be-
doelde bewering slechts tea deele waar is.
Het percentage in 1930 is dus lager dan dat in
1923, doch het percentage-niveau als geheel genomen
is thans wel hooger clan indertijd. Niettemin zijn de
verschillen niet zoo belangrijk en kunnen cle tegen-woordige percentages op zichzelf niet zoo overmatig
groot ‘worden geacht, dat zij een behoorlijke saneering
van den dienst in sterlce mate in den weg zouden staan.
Voorts dient te worden bedacht, dat door conversies van leeningen een niet onbelangrijke rentehesparing
zal Icunnen worden vericregen, hoewel hiertegenover
weer een verzwaring van den post voor rente eli af los-
sing zal komen te staan wegens de uitgifte van nieuwe
leeningen.
IIULSHOFF POL.

BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.

DE BELEGGINGEN VAN AMERIKAANSCHE BANKEN
IN DUITSCHE FONDSEN.

Prof. H. Parker Willis te New-York schrijft oni:

Men zal ‘zich herinneren, dat, toen zoowel de landen
van Europa als de staten van Zuid-Amerika kort
na den oorlog in de Vereenigde Staten begônnen
te leenen – in het begin voorzichtig en op kleine
schaal, later voor veel grootere bedragen ” de regee-
ring van President Harding veel aandacht besteedde

aan den hierdoor op de Amerikaansche kapitaalmarkt
in het leven ‘geroepen toestand. Dit ‘had een poli-
tiek tengevolge, •die op cle volgende factoren was ge-
baseercl:

I. Geen land zou toegang tot de kapitaalmarkt vfcn
de Ver. Staten verkrijgen, alvorens het zijn. oorlogs-
schulden aan ‘de Amerikaansche regeering op bevre-
digende’ wijze had geregeld. –

Geen enkele leening zou ten doel mogen hebben
om het betreffende land ‘van munitie te voorzien voor
oorlogsvoorbereiding of -voerin.g (indien de omstan-
cliglieden zulks rechtvaardigen, kan van deze bepaling
wordle.n afgeweken).

Alle leeningen moeten voor ,,economische ‘doel-
einden” dienen.

De regeering van cle Ver. Staten moet voor elke te verstrekken leening worden geraadpleégd en daar-
over haar advies uitbrengen, zonder dat zij hierdoor
eenige ‘verantwoorcleljkhed op zich neemt ten aan,-zien van dle uit te geven fondsen.
Deze politiek, di.e tijdens cle regeeringen van Pre-
sident Harding en President Coolidge (van beide
regeeri ogen maakte Hoover deel uit) werd gevolgd, was nog van kracht, toen iloover tot President werd
gekozen en bleef van këacht tot 1930, toen een be-sluit van het Congres werd aangenomen, waardoor
aan de contrôle dezer leeningen van de zijde der re-
geering een etnde kwam. Toen deze beslissing geno-
men werd, was aan cle uitgifte van buiteniancische
fondsen op de Amerikaansche kapitaalmarkt prac-
tisch een einde gekomen.
Een groot deel van do leeningen, die in de Ver.
Staten zijn opgenomen, hadden eigenlijk nooit tot
stand moeten komen. Gemeenten, staten, provincies
en pubhekrechtelijke lichamen, aangemoedigd door
vertegenwoordigers, die door de Amerikaansche emis-
siehuizen naar het buitenland waren gezonden, leen-
den met of zonder reden in New-York. Vele leeningen
waren allesbehalve voor economische doeleinden in de
gewone beteelccnis van het woord bestemd.

802

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9 September 1931

De op deze
wijze
op de Amerikaarische kapitaal-markt geplaatste obligaties gingen niet in hoofdzaak
naar de goede beleggers. De banken en de beleggings-
instituten in cle provincie kochten op groote schaal
deze obligaties en ondervinden er thans door waarde-
vermindering en bevroren activa de nadeelige ge-

volgen van. Verder waren de investment trusts koo-
ijers van deze obligaties, terwijl er ook vele geplaatst
werden bij verzekeringsmaatschappijen en beheerders
van vermogens. Over het algemeen waren deze aan-
koopen op onvoldoende overwegingen gebaseerd.
Wij wezen er reeds op, dat de banken zelf, vooral
in de provincie, voor groote bedragen van deze obli-
gaties hebben gekocht. De banken in de steden heb
ben voor het grootste deel hieraan niet meegedaan; zij
hadden echter haar eigen zorgen. .Duitsche en andere

banken in Europa waren reeds vroeg begonnen met
het accepteeren vanwissels, die door de Amerikaan-
sche banken werden gediscooteerd of met het verlee-
nen van acceptcredieten door Arnerikaansche banken.

De banken gaven zich echter geen moeite om deze
wissels te koopen en waren er langen tijd in het ge-
heel niet op gesteld om d.it papier in portefeuille te
hebben – echter eerder vanwege de geringe opbrengst
clan vanwege de vrees voor de kwaliteit. Tenslotte
begonnen de banken echter in cle periode van cle zeer
lage geidreute, als gevolg van de Federal Reserve
politielc, deze accepten te koopen, waardoor liet bezit

aan Duitsche accepten in de Ver. Staten in hoofdzaak
in handen van de banken, thans vermoedelijk $ 600
millioen bedraagt.’)

Dit was niet alleen bekend aan den Federal Reser-
ve Board, d.w.z. aan het Ministerie van Financiën,
doch werd daardoor zelfs aangemoedigd en gesteund.
Vanaf het midden van 1930, bleek hoe langer hoe
duidelijker, dat Duitschiand, hetzij de betaling van
de herstelschulden zou moeten staken of ten aanzien
van zijn particuliere verplichtingen tegenover zijn
Amerikaansche schuldeischers in gebreke zou moe-
ten blijven. Onder deze omstandigheden kwam de
in Mei en Juni 1931 op de regeering uitgeoe.fende
druk om een uitstel voor de betaling der oorlogs-
schulden te verleenen. Het spreekt vanzelf, dat zij
voor een dergeljken druk moest zwichten, daar haar
vroegere financiëele politielc haar zoo kwetsbaar had
gemaakt. Dit leidde tot het Hoover-moratorium, dat
op 20 Juni te New-York werd •afgekondigd. Het be-
teekende de uiteindelijke erkenning van het feit, dat
de Amerikaansche banken dermate net Duitsche vor-
deringen overladen waren, dat de regeering het ver-
standig oordeelde om haar te helpen.
Zeer waarschijnlijk zou het Hooverplan zijn doel in
meerdere of mindere mate hebben bereikt en de Duit-
schers inderdaad in staat hebben gesteld aan hun ver-
plichtingen te voldoen, indien men er veel vroeger
zijn toevlucht toe hadde genomen. Toen het kwam,
was het reeds veél te laat, omdat de Duitschers ge-
bukt gingen onder den overstelpenden last van hun
eigen buitensporig groote leeningen, waarbij nog de
herstelschulden kwamen in een periode, waarin de
ongunstige gevolgen van de alom heerschende depres-
sie duidelijk op den voorgrond traden. Hoe het ook
zij, het ,,Hooverplan” kwam veel te laat om datgene
tot stand te brengen, waarvoor •het ontworpen was
en bijgevolg had het niet de minste uitwerking, om-
dat het het bestaan erkende van een financiëele en
beurscrisis van de grootste afmetingen in Duitsch-
land. De gevolgen van de afkondiging van een mora-
torium en het sluiten van de Danatbank, dat er aan
voorafging, en alle gebeurtenissen, die er op volgden,
o.a. de inschrijving op aandeelen van een andere groo-
te Duitsehe bank door de regeering, tea bedrage van
R.M. 300 millioeri, openbaren zich nog steeds.

1)
Volgens het Layton.rapport bedroegen de door de
Ver. Staten aan I)uitsche Banken verleende acceptcredie-
ten midden Juli R.M.
1.241
millioen of ongeveer $ 255
mii-
lima (Red.).

Hoe de toestand zich ook zal ontwikkelen, het is
zeker, dat hij twee kenmerken zal vertoonen, die niet
over het hoofdmogen worden gezien:

De groote stijging van het bedrag aan bevroren
credieten in deVer. Staten, ontstaan door het in-
eenstorten van het Duitsche crediet, en
De nadeelige gevolgen, die de gezonde en nood-
zakelijke methode van financiering van den Euro-
peeschen handel door middel van acceptcred.ieten
zal ondervinden.

Het spreekt vanzelf, ‘dat de Amerikaansche instel-
lingen voortaan zeer voorzichtig zullen zijn bij ‘liet
verleenen van acceptcredieten, waardoor een methode

van uitbreiding van het bankcrediet, die bij verstan-
dige toepassing buitengewoon bruikbaar is gebleken,
door excessen en misbruiken heeft medegewerkt om

haar eigen gunstige toekomstverwachtingen te scha-
den. Bekende bankiers in de Ver. Staten vragen reeds,
min of meer in het openbaar, hoe het mogelijk was,

dat zij zich lieten meesleepen in het speculatief ge-
bruik. van accepten ter financiering van transacties,
die niet liquide en zelfs nog niet geheel voorbereid
waren, waaruit zij afleiden, dat zij de accept-methode
in het geheel niet hadden moeten toepassen.
Zoowel hieruit als uit de andere financiëele ge-
volgen van den oorlog blijkt helaa, maar al te dui-
delijk, ‘dat de groote geldmiddelen, waarover finan-ciers, die niet in ‘staat waren deze op de juiste wijze
te gebruiken, plotseling de beschikking kregen, heb-ben geleid tot het aanwenden van gelden voor andere
dan zuivere bankdoeleinden, waarvan de geheele we-
reM de riadeelige gevolgen heeft ondervonden in den
vorm van verliezen en algemeene depressie. De uit-
eindelijke gevolgen voor het bankwezen in de Ver.
Staten en hierdoor weer voor dat van andere landen,
zijn nog niet geheel uitgewerkt. Zij kunnen echter
slechts van zeer ernstigen aard zijn.

DE IJZERINDUSTRIE VAN SOWJET-RUSLAND IN DE
EERSTE ZES MAANDEN VAN 1931.

Prof. Boris Bru’tzlcus te Berlijn schrijft ons:
Het beginsel van geheimhouding wordt door de
Sowjetregeering, sedert het in werking treden van het
Vijfjarenplan, met de grootste consequentie doorge-
voerd. Het publiceeren van statistische gegevens vindt
in het geheel niet meer plaats. Zelfs zijn de ,,Kon-
trollzahlen des Gosplans” voor dit jaar niet in druk
verschenen. De weinige nog niet verboden economi-
sche tijdschriften en couranten bevatten uitsluitend
polemische artikelen. Het is typeerend, dat de laatste
leidersconferentie van Juni geheim werd gehoiden
en in de couranten ‘geheel onvermeld bleef. Eerst uit
de op 5 Juli gepubliceerde rede van Stalin vernam
men, dat er een conferentie had plaatsgevonden
1).

Des te meer aandacht verdienen daarom de weinige
authentieke gegevens, die hier en daar in de couran-ten te vinden zijn en die ons in staat stellen een tipje
van den sluier, waaronder de socialistische opbouw
zich voltrekt, op te lichten.
In de ,,Ekonom. Zhisnj” van 15 Aug. 1931 zijn
voorloopige cijfers gepubliceerd over
i
de ontwikkeling
van de ijzerindustrie in de eerste zes maanden van
1931. Het is voldoende bekend, welke beteekenis deze
industrie voor de verwezenlijking van het Vijfjaren-
plan heeft. De onderstaande tabel geeft eenige cijfers
betreffende de productie van deze industrie, verge-
leken met het vorig jaar:
Stijging in vergelijking
met het vorige jaar )
Productie Productie in Volgens het In werke-
in 1000 tons pOt. v.h. plan plan lijkheid
Ruwijzer

2.350

61.7

60.0

1.3
Staal ……
2.609

61.0

42.6

13.0
Waisijzer
.

1.917

53.6

28.8

31.0

) Berekend naar de ,,Plau”-ijfers voor het jaar
1931,
zooals deze in ,,Isvestija” van
5
Jan.
1931
vermeld zijn.

1)
Zie hierover E.-S. B. van
12
Aug. ji.

9 September 1931

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

803

Uit deze cijfers blijkt, dat het arbeidspian van de
jzerindustrie slechts voor ongeveer 60 pOt, is uitge-
voerd. 1 n plaats van een stijging van de productie in
het derde, voor het Vijfjarenplan zeer belangrijke jaar,
heeft de productie van staal en in het bijzonder die
van walsijzer een aanzienlijke daling ondergaan. Deze
vermindering van de ijzerproductie, clie ondanks alle
tegenmaatregelen van de Sowjetregeeri.ng
, midden in
ecu periode van aanzienlijke bedrijvigheid heeft plaats
gevonden, schijnt een uiting te zijn van cle algemeene

crisis, waarin de Sowjethuishouding zich in het derde
jaar van het Vijfjarenplan bevindt.
liet blijkt, dat de fabrieken en installaties, bijv. de
hoogovens, geheel onvoldoende worden gebruikt en
in dt opzicht dus hetzelfde beeld als in de kapitalis-
tische maatschappij vertoonen. De oorzaken zijn ech-
tcr van geheel anderen aard dan in de kapitalistische
maatschappij. Officiëel worden er twee oorzaken voor
dit verschijnsel geuoemcl. in de eerste plaats den ach-
terstand in het transportbedrijf, die een regelmatige
verzorging van cle hoogovens niet producten onmoge-
lijk maaict en verder een slechte intertie organisatie
van het bedrijf. De directies van cle hoogovens klagen over cle minderwaardige kwaliteit van de cokes en het
erts, terwijl zij zelf niet in staat zijn het werk behoor-
lijk te verdeelen. Daaraan heeft vooral de arbeids-
organisatie schuld.

Er heerscht gebreic aan goede technische leiders
en indien er goede arbeidskrachten zijn, worden zij
vaak nog verkeerd gebruikt. Verder zijn er feitelijk te weinig arbeiders en ondanks strenge maatregelen zijn
zij buitengewoon beweeglijk; in vijf maanden veran-dôrt er 48.9 pOt. Bij een zoo groote beweegljkheid is het niet mogelijk een vak goed te leeren. Deze sterke
wisseling van de arbeidersbevolking is het gevolg van
ontzettende woningtoestanden en slechte voeding.
,,:De organisatie is in vele ondernemingen van de
hoogovenindustrie”, zoo lezen wij in de ,,Ekonom.
Zhisnj”, ,,aileen formeel ingevoerd, de voorraden blij-
ven geïmmobiliseerd, de tchhnische normen van het
verbruilc van brand- en grondstoffen blijven onver-
vnld, euz. enz.” – typische verschijnselen van een
huishouding zon der economische organisatie.
De crisis van cle socialistische industrie toont dus
geheel andere trekken dan die van de kapitalistische.
De kapitalistische industrie ontbreekt het alleen aan

afzetmogelijicheden, terwijl de socialistische innerlijk
ziek is. In het eerste geval hebben wij niet een crisis
door overproductie, in het tweede (loor te geringe pro-
cluctie te doen.

AANTEEKENINGEN.
Indexcijfers van groothandeisprijzen.

,,The .Economist” schrijft: De prijzen voor grond-

stoffen bleven zich ook gedurende de afgeloopen
maand in dalende richting bewegen, waarbij vooral
de prijsdaling van weefstoffen op den voorgrond
trad. Als gevolg van de meer schijnbare dan werke-
lijke stijging der prijzen van eeuige voedingsmidde-
lee, bedroeg de daling van ons indexcijfer per einde

Augustus slechts % pOt. tegen ruim 3 pOt. een
maand tevoren. Ons, laatste indexcijfer, 62,3, staat
18,1 pOt. beneden het niveau van Augustus 1930:

Gemiddelde
1927 = 100

Aug.
1930
Mei
1931
Juni
1931
Juli
1931
Aug.
1931

Granen en Vleesch
82.5
69.0 68.8
68.5 69.7
Andere Voedings. en
Genotmiddelen
75.2 63.5 60.2 60.0
63.5
61.7
48.2 48.4
47.1
44.1
Weefstoffen ………..
81.5
69.5 72.4
69.7
70.0
Delfstoffen …………
Diversen ………….
.79.7
68.2 68.7 67.6 66.2

Totaal …………….
76.1
63.6 63.6
1

62.5
1

62.3

De schommelingen, in de groep ,,Granen en vleesch”
varen onregelmatig, doch de voornaamste oorzaalc
van de stijging van het groepcijfer was de aanzien-
lijke prijsstijging van gerst in ‘de British Gazette,
welke het tekort van den nieuwen oogst als gevolg
van het slechte weer weerspiegelde. De wereldprjs
van gerst gaf gedurende de afgeloopen maand geen
verbetering te zien. Precies eender kwam de stijging
met bijna 6 pOt, van de groep ,,Andere voedings- en
genotmiddelen” tot stand door •de groote’ opwaart-
sche beweging van de gemiddelde noteering der In-
dische theeveiling, waarop ons indexcijfer is geba-
seerd. Deze stijging was klaarblijkelijk het gevolg van
cle toevoeging van een grooter percentage partijen van goede kwaliteit bij de geveilde hoeveelheid en
niet van eenige wezenlijke prijsverhooging van thee.
in de groep ,,Weefstoffen” was jute het eenige arti-
kel, dat een stijgende tendens vertoonde in tegenstel-
ling met de algemeene daling; in de groep ,,Delf-
stoffen” trad eenig prijsherstel voor tin in, terwijl
lood weder flauw was; in de groep ,,Diversen” trelct
een verdere prijsdaling van rubber de aandacht.

De volgende tabel toont ons indexcijfer, herleid
tot een ])ercentage voor 1913:

Gemiddelde
1913
=
100.

Data

lemidde1de

1924..
159.9
169.9
210.6
145.2
131.5
159.3
1928..
145.0 149.4 161.7 111.9
119.3
135.1
1929..
135.6
136.8
141.9 116.2
112.7
127.2
1930..
113.4
122.9
99.1
101.6 101.5
106.8
Einde Aug.

1930..
115.5
119.1
94.9
99.1
99.3
104.8
Jan.

1931..
94.3
110.8
75.8
91.5 90.4
91.3
Febr.

..
92.9 108.4 78.0 93.5
90.5
916
Maart

..
93.6 106.8
82.7
90.6
87.1
91.1
April

..
98.0
106.1
78.2
87.5 85.4
90.0
Mej

..
96.6 101.2 74.2 84.5 84.9
87.5
Juni

..
96.3
95,9 74.5
88.0
85.6
87.5
Juli

..
95.9
95.6 72.5
84.7
84.2
86.0
Aug.

..
97.5
101.2 87.9
85.1
82.4
85.7

Indien men 1924 op 100 stelt, bedraagt ons index-
fer voor Augustus 53,8, tegen 54,0 einde Juli en 65,8
een jaar geleden.

.i)e volgende opmerkingen zijn ontleend aan de des-
betreffende maandpublicatie van het Oentraal Bu-
reau voor de Statistiek en hebben betrekking op de
Nederlandsche indexcjfers 1913 = 100. Bij beschou-
ving der indexcijfers over Juli’ 1931 in vergelijking
met die der voorgaande maand, blijkt, dat het alge-
meen indexcijfer met 3 (3 pOt.), dat der voedings-
middelen met 2 punten (2 pOt.) is gedaald. Hierdoor
daalde het algemeen indexcijfer beneden dat van 1913.
Tegenover een prijsstijging van 22 artikelen (18
voedingsmiddelen) met in totaal 105 punten (w.o.
lamsvleesch met 33, kaas met 12 en varlcensvieesch met 11 punten), staat een prijsdaling van 13 artilce-
len (6 voedingsmiddelen) met in totaal 204 punten (wo. aardappelen met 69, hooi met 34, zeinelen en
hars elk met 22 en terpentijnolie’ met 20 punten).
De
stijging
van Juni tot Juli, in procenten uitge-
drukt, is als volgt: varkensvieesch 20,5, lamsvleesch
1.9,0, kaas 1.1,9, lcalfsvleesch 10,1, lijnolie 7,1, boter
4,7, katoen 5,7, tin 4,6, peper en zilver 4,3, gerst 3,7,
haver 3,3, melk 3,1., zout 2,4, tarwe 2,1, rijst en groene
erwten 1,9, koffie 1,7, suiker en macaroni 1,5, mais
1,4 en eieren 1,2; de
daling
was voor: hooi 38,7, hars
23,3, aardappelen 22,6, zemelen 19,8, terpentijnolie
1.4,0, ‘hout 7,4, paardehu:iden 7,1, thee 6,8, petroleum
5,0, hennep 4,9, runderhuiden 4,5, rundvleesch 4,2
en rogge 2,1.

804

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9
September
1931

IndexTcijfers van groot- en kleinhandeisprijzen
in Nederlandsch-Indië.

De
maandstatistiek
1931 No. 5
van het Centraal

Kantoor voor de Statistiek bevat o.m. het volgende:
Invoer.
De serie invoerartikelen omvat 72 artikelen, welke
in vijf groepen zijn verdeeld.
liet indexeijfer van cle groep
tewticle
goederen daalde
van 123 in April tot 118 in Mei, dat van de groep
levens-
middelen,
in hoofdzaak door de lagere prijzen van buiten-
landsehe rijst en Australische boter, vat 107 tot 105. Ook
het indexeijfer van de groep
metalen
liep terug, nl. van
1.02 in April tot 90 in Mei, en wel door cle sterke daling
van de ijzer (giet-)- en koperprijzeit, terwijl voornamelijk
door cle daling van de prijzen van aluiti en houtteer het
indexeijfer van cle groep
chemjeehen en verfstof[en
terug-
liep van 110 tot 1.07. liet indexeijfer van de groep
diver-sen
bedroeg 147 tegen 148 in April.
Het indexeijfer van den geheelen invoer bedroeg in
Mei 114 tegen 118 in April jI. en 148 in Mei van het vo-
rige jaar.
De scherpe teruggang van cle prijzen der invoerartike-
len van den laatsten tijd is voor Ned.-Ïndië een gunstig
verschij nseL
Werd de ruilvoe.t van Ned.-J.nclië gedurende 1930 steeds
ongunstiger, tengevolge van dcii scherpen prijsval bij cle
uitvoerprodueten en cle geringe prijsdaling van cle invoer-
artikelen, in de laatste maanden komt hierin verbetering.
Uitvoer.
De serie uitvoerproducten omvat de prijzen van
20 producten.
Met uitzondering van de prijzen van arachicles, kapok,
maïs en tapioka, ii

elke iets konden oploopen en die van koffie en katjang idjoe, welke onvéra.nderd bleven, zijn
de prijzen van alle artikelen in deze serie gedaald. De
prijzen van tin daalden van gem.
f
132,98 per 100 KG. in
April tot
f
122,11 in Mei, copra van
f
13,06 tot
f
12,06,
cacao’ van f98,75 tot f79,37 en peper van fSl,81 tot

f
75,31 en die van thee per ’34 1KG. van
f
0,323′ tot
f
0,31.
liet ‘indexcijfer van den geheelen uitvoer daalde iii Mei
met 2 puntwi tot 8:
liet inciexeijfer ‘van den in- en uitvoer tezamen liep
terug van 108 in April’ tot 104 in Mei:
Dit algemeen
inclexeij
[er
heeft
geen andere beteekenis,
clan dat het het geneiddelcic prjs’ôerloop voorstelt ven de
92 met name
genoemde
pro(Iucten.

Indexcijfers van 72 invoer- en 20 uitvoerartikelen
in den
groothandel te Batavia, Soerabaja en Semarang.

Invoerartikelen.
C

•n

..L-

c5
E.
5
Co
t
ij

1913. 100 100 100 100 100 100 100 100 1924. 213 164 167 160 168 178 155 173 1925. 208 161 160 150 165 172 146 166 1926. 185 157 151 153 169 165 137 159 1927. 174 148 149 149 173 160 130 154 1928. 172 149 141 144 162 155 125 149 1929. 172 149 142 142 163 155 123 148

1930. 162 138 133 137 152 146

88 134
Mei

1930. 162 142 136 138 156
148

94 136
Juni

. 161 140 136 137 155 147

88 134
Juli

. 161 139 133 136 155 146

82 132
Augustus

. 159 138 131 136 152 145

81 131

September ,, . 158 135 129 136 149 143

79 129
October

. 156 130 126 134 148 141

79 127
November

. 155 17 121 133 148 140

78 126
December

. 155 126 124 133 147 139

79 126

Januari 1931. 143 121 117 124 148 132

73 119
Februari

,, . 137 113 110 117 149 126

72 115
Maart

. 130 112 103 110 150 122

72 111
April

. 123 107 102 110 148 118

70108
Mei

. 118 105

90 107 147 114

68 104
.1

1)
20 art.

12 art.
3)
12 art.
4)
15 art.

°) 13 art.
.Ile,inhandelsprijzen.
De tabel kleinhandelsprijzen omvat cle prijzen van 40 verbruiksartikelen, verdeeld in een serie
inheeriische en een serie uitheemsche artikelen.
En Juni is door het sterk terugloopen der prijzen van
rijst, aardappelen en eieren, het indexeijfer vail de serie
inheemsche artlikelen gedaald van 130 in Mei tot 131 in
Juni.
liet indexcijfer van de serie uitheemsche artikelen daalde
van 137 in Mei tot 133 in Juni, in hoofdzaak door de
lagere prijzen voor A nstralisch meel, spl iterwten, slaolie,
havermout en Japanselie lucifers.

Sinds Juni van liet vorige jaar daalde het algemeene
indexcijfer van kleinhandelsprijzen, iii- en uitheemsche te-
zainen, van 1.51. tot 132.
Onderstaand staatje geeft een overzicht van de in- en uitheenische artikelen, gerangschikt in volgorde van de
grootte der prijsdaling sinds Juni 1930. Een groot deel
van deze artikelen zijn z.g. merk-artikelen. Deze laatste
zijil in onderstaande tabel van een sterretje voorzien.

Prijsdaling in
0
10 van (ten prijs in Juni 1930.
Suiker ………..46
0
/0

19 Kaas ) ………..7 °/
Australisch meel . 41 ..

0. Zout ) ………..6
Krawangrijst ….’38 ,,

21. Maizena ) ……..
5

Aardappelen …..32

22. Corned heel ) …..5
Kippeneieren …..32 ,,

23. Siunlight zeep ) ..

4
Tjiandjoer-rijst

29 ,, 24. Zweedsche lucifers) 4
Beras merah …..29 ., 25. .Macaroni ) …….
4

S. Austr. boter ) •

29

26. .13ier ) ………..
4

Spliterivten ——26

27. Havermout ) …..
4

IRa.uwe

koffieboo-

28. Jam ) ………..
4

nen ………….25

29. Karbouwenvleesch .. 4
Klapperolie ——23 ,,

30. Thee ) ………..3
Boter (Europ.) ) – 15

31. Melk gecond. ) .. 3
Petroleum ——-14 ,,

32. Cacao )

———3 Slaolie ……….10 ,,

33. Japansche lucifers – 2
Tarkensvleeseh …9 ,,

34. i3iscuit Marie ) .. 2
Melk …………8 ,,

35. Stroop ) ———
2

Brood. ………..

7 ,,

30. Runclvleeseh ……0
lS..Kwast )

——–7

37. Zout, briket- ——0
i)uicLelijk blijkt, dat het voornamelijk de prijzeti van cle
z.g. merkartikelen zijn, n-elke nog slechts een geringe da-
ling vertoonen. Dit is een der oorzaken van de geringe
aanpassing tussehen de indexcijfers
van
groot- en klein-
han:lelsprijzen.

Indexeij Iers van kleinhandelsprijzen van verbruiksartikelen
van in- en uitheemschen oorsprong te Batavia.

In-

1

Uit-

1
Totaal Voeding
2)
heemsch
1)
heemsch
1)

19 13/14

100

100

100

100
1924

182

158

170

170
1925

169

152

160

159
1926

169

148

159

156
1927

166

147

157

155
1928

160

148

154

153
1929

162

145

153

151

1930..

156

143

150

148
Juni

1930 . .

157

144

151

149
Juli

. .

156

144

150

148
Augustus

. .

152

142

147

144
September

..

153

140

146.

144
October.

. .

151

140

145

143
November

. .

149

139

144

142
December ., ..

147

139

143

141
Januari’ 1931 . .

148

139

144

141 –
Februari

,, ..

143

139

141

138
Maart

. .

140

139

139

136
April

..

138

138

138

135
Mei

..

136

137

137

133
Juni

..

131

133.

132

128
1)
20 artikelen.
2)
35 artikelen.

Pasarpi-ijzen.
Teneinde misverstand omtrent deze prij-
zen te voorkomen, zij hier uitdrukkelijk verklaard, dat het
Centraal Kantoor voor de Statistiek niet cle prIjzen tracht
te benaderen, welke de ta.n’i voor zijn producten ontvangt, maar wel die prijzen, welke de bevolking op de pasar moet betalen. De verzamelde prijzen moeten bruikbaar zijn voor
de berekening van de kosten van levensonderhoud. IDe prij-
zeil, welke cle ta iii ontvangt, zijn hiervoor in vele gevallen
niet brtukbaar.
Komt de tani met producten op de pasar, dan ontvangt
hij uit den aard der zaak ook cle
l)riizell,
welke het overige
deel der bevolking voor de producten betaalt. In vele
plaatsen, vooral in de groote steden, komen weinig tanis
hun prodcicten aanbieden, zoodat de daar tot stand ko-
mende prijzen niet representatief zijn voor de prijzen,
ii’elke de tani ontvangt. Op pasars in de kotta’s en centra,
waar ‘bijv. gaplek of beras wordt geïmporteerd, zijn de
prijzen zuiver con’sumptieprijzen. in streken, die exportee-
ren, zijn de prijzen op de pasar echter bijna gelijk aan clie
van de groote partijen, welke, buiten cle pasar om, ver-
kocht worden.
Wat het prijsverloop van Mei jl. betreft, in verband met
het afkomen van den pacli-oogst zijn de padi- en rijst-
prijzen aanzienlijk gedaald.
Ook de prijzen van cassave en aardnoten zijn lager,
die van bataten daarentegen iets hooger.

9 September 1931

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

805

INGEZONDEN STUKKEN.

HET ACCEPT-CREDIET EN ZIJN CONSEQUENTIES.

Mr. II. R. van Taalingen schrijft ons:
,,Bank A verzoekt Bank B om in haar plaats met
betrekking tot wissels, getrokken door haar cliënten,
als betrokkene te fungeeren en de wissels te accep-
toeren; Bank B verklaart zich daartoe bereid
0
1
)

voorwaarde, dat A op den vervaldag voor dekking
zorgt.”
Ziehier het u i tgarcgspunt van Mr. M. J. C. Vrij in een artikel in dit tijdschrift van 22 Juli ji., waar-
in hij naar aanl.eit ing van de déconfiture van de
Amstelbank, waardoor deze instelling haar verplich-
ting tot fondsbezorging niet kon nakomen, cle vraag
behandelt of nu de trekker kan worden aangesproken
tot vergoecli ng van het wisselbedrag. De schrijver zet
uiteen, dat van een wisseltrekking voor rekening van
een derde niet kan worden gesproken om dan tot de
conclusie te komen, dat hier wei degelijk ecu aanspra-
kelijkhei cl van den. trekker tegenover cle accep teeren cle
Bank B aanwezig is.
liet komt mi,j echter voor, dat het in casn niet gaat
om wissels, getrokken door cliënten van de Amstel-
bank, maar om wissels, getrokken door firma’s, clie uit
hoofde van cle ccii of andere rechtsverhoucling, bijv.
wegens levering van goederen op grond van een koop-
en verkoopcontract, iets te vorderen hebben van cliën-
ten van cle Ams-telbank (of van cliënten van cle bui-
tenlandsche hankrelatie van de Amstelbank). De fi-
guur is derhalve niet, zooals in den aanhef dezes veer-
gegeven:
Trekker, cliënt van Bank A

Bank B, die accep-
teert – Bank A, clie met Bank B in een accept- cre-
di etverhoucl ing staat, maar
.Trekker, verkooper der goederen, al dan niet cliën t
van Bank A – Bank B, die accepteert Bank A,
die met, Bank B in een accépt-credietverhouding staat
– Kooper der goederen, cliënt van Bank A.
Deze figuur, welke in. i. de werkelijke si’tn atje weer-
geeft en cl us in het mi dclelpunt van het betoog client
te worden gesteld, worctt door Mr. Vrij
1)
slechts even
aangeroerd. De beslissing, wie tot fondsbezorging ver-
plicht is, is bij dezen gang van zaken niet afhankelijk
van het antwoord op de vraag, zooals Mr. Vrij di.e
stelt, of de ‘trekker al clan niet voor rekening van de
A.rnselbanIc
heeft getrokken, maar van deze andere
vraag, of de trekker al clan niet voor rekening van den
van de Amstelbank heeft getrokken. M.i. kan
op cle7e laatste vraag slecirts bevestigend worden ge-
antwoord ; cie cliënt van de Amstelbank is de derde,
bedoeld in art. 141.
W.
v. K. Deze opvatting is ook in
overeenstemming met cle interpretatie, welke Prof.
Scheltema in liet door hem bewerkte Handboek van
Polak, deel III, over een wissel voor rekening van een
derde geeft: ,,Van een wissel voor rekening van een derde is sprake, wanneer iemand, cli.e naar het nor-
maal verloop trekker zon zijn, om de een of andere
reden buiten liet w.isselverbanci wenscht te
blijven,
en
nu aan ee:n derde verzoekt, voor zijn rekening een wis-
sel te trekken.”
Is in het bovenstaande aangetoond, dat cle wissel-
trekking voor rekening van een derde is geschied,
hiermede is nog niet bewezen, dat de accepteerende
Bank B sl.echts tegen dien derde en niet tegen den
trekker haar rech ten kan cii toefenen. Daartoe is noo-
di dat Bank B, accepteerencle, wist, dat de wissel-
trekking, niet voor eigen rekening geschiedde. Art.
143 W. v. H. bepaalt te dien aanzien, dat de trekker
wordt geacht voor eigen rekening te hebben getrok-
ken, indien uit den wissel of den adviesbrief niet blijkt,
voor wiens rekening zulks is geschied. Met Scheltema
en. Ribbius ben ik van, oordeel, dat de opsomming
VILIl
dit artikel niet limitatief is. Kan dus de trekker
aan toonen, dat het Bank B op andere wijze bekend
was, dat niet voor eigen rekening werd getrokken, clan
is hij tegenover Bank B ontslagen.

i) Pag. 653, 2e ko]oui, 8e regel van boven er.

Resumeerende kom ik derhalve tot de conclusie,
primo, dat in liet onderhavige geval niet werd ge-
trokken ‘voor eigen rekening, doch voor rekening van
een .derde; secundo, dat waar de opsomming van art. 143 W. v. K. niet limitatief is en men mag aannemen,
dat het der accepteerencle bank in casu bekend was,
da-t niet voor eigen rekening werd getrokken, de ac-
cepteerende bank ook niet tegen den trekker een
actie tot fon dsbezorging heef t.

N a s c Ii r i f -t. Het artilcel van
Mr.
van Taalingen is belangrijk in zooverre liet ccii nadere uiteenzetting
geeft van liet geval, dat ‘ik in mijn artilcel in dit blad
op pag. 653, 2e kolom, 8e regel van boven cv. even
aanduid.cle .Dat deze casusposi.ti.e ,,in casu”, gelijk
Mr. v. ‘t’. schrijft, d.w.z. ter gelegenheid ‘an cle décon-
f i ture der Amstelbank, .i ci verschei clene gevallen voor-
lag, wil ik niet onticenne.n; evenmin, dat er in dét
geval sprake is van een trekkirig voor rekening van
een ‘derde, zooais trouwens duidelijk blijict uit mijn uiteenzetting t.a.p., doch dat liet wezen van liet ac-
cept-crediet gelegen zou zijn .in de verhouding, die
Mr. v. T. vooropstelt, schijnt mij bepaald onjuist. 1-let wezen van de accept-credietverhoucli ng is gelegen in
cle toezegging van Bank B aan Bank A, dat zij in
plaats van haar zal accepteeren onder voorwaarde van foricisbezorging. De quaestie, die Mr. v. T. behandelt,
heeft naar mijn bescheiden meening in liet geheel
niets te maken met cle accept-credietovereenkomst, en
juist cléze was liet onderwerp van mijn door hem ge-
releveerci artikel.
Mr.
M.
J. C. VRIJ.

HET BUITENLANDSCH VERLOF VOOR EUROPEESCHE
EMPLOYÉ’S IN INDIE.

Mr. 0. G. iorclens te ‘s-Graven.hage schrijft ons:

De Regeering heeft in haar thans aangenomen
voorstel tot wijziging van het Indisch Burgerlijk Wet-
boelc meer vastgehouden aan het ‘door haar vooropge-
stelde principe, i.nhouclend, dat het vorleenen van
verlofsemolumenten het voldoen aan een voorwaar-
delijke verbintenis en niet het resultaat ‘van een naar
even redi gheid in verdienen dier verlofsemolu inenten
is, dan het artikel van Mr. Cohen de Boer in No. 810
van dit weekblad van S Juli jI. zou doen vermoeden. Toegegeven moet worden, dat, nu in het
tweede
lid
van het voorgestelde artikel 1603
5b1s
I.B.W.
het
voorstel van cie werlcgeversorgani sati es, inhoudende
een rech tsvermoeclen (waar togen tegen bewijs moge-
lijk zou zijn), dat liet ontslag, nadat 415 van den voor
liet verlof henoodigden diensttijd, verstreken is, ge-
geven wordt niet liet oognierk om zich aan de ver-
plichting tot liet geven van verlof te onttrekken, zoo-
dat in dat geval de
volle
verlofsemolumenteu ver-
schnld.igcl zouden zijn, niet gevolgd is, en thans bij
ontslag na het verstreken zijn van 2/3 van den voor
de verlofsverleening bepaalden diensttijd de werk-
nemer een
evenredig deel
dier verlofsemoinmeuten
zal Icunnen vorderen, dit een ten dooie prijsgeven van
liet vooropgestel de principe ho-toekent.
Het
eei-ste
lid van dit voorgestelde artikel 1603
S
bis

gaat echter geheel in de richting van dit principe.
Indien nl. bewezen kan worden (dit zal echter meestal
niet mogelijlc zijn), dat he’t ontslag gegeven is met
het oogmerk zich ‘te onttrelcken aan zijn verplichting
tot liet verleenen van liet verlof, zal de werknemer
een schadevergoeding Icunnen vorderen ten ‘bedrage
van de
volle
verlofsemolumen.ten. Dit is geheel in
overeenstemming met artikel 1296 B.W. (1260
I.B.W.), hian delen d over de voorwaardelijke verbi n-
tenis, wellc artikel zegt, dat de voorwaarde, weiker
vervulling door den schnldenaar word t verhinderd,
voor vervuld wordt gehouden.
Het ware echter zeker consequenter geweest, indien
de Regeering in liet tweede lid in overeenstemming niet het eerste lid aan dit beginsel van voorwaarde-
lijke verbi ntenis had, vastgehouden en dus het voorstel der werkgevers gevolgd ha’d.

STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN.
N.B. ‘” beteekent: Cijfers nog niet ontvangen.
BANKDÏSCONTO’S.
(Disc. Wissels. 2 16 Mei ’31
Lissabon

….
7

8Aug.’31
N d ‘.Bel.Binn.Eff.
2416 Mei ’31
Londen ……
4430 Juli’31
8k
in R.C.
,
Vrsch.
2416 Mei ’31
Madrid …….
6423 Juli ’31

Athene ……….
9

2 Dec.’28
N..YorkF.R.B.
14 7
Mei
’31
Batavia ……….
4410 Mrt.
1
30
Oslo

……..
4

8Nov.’30
Belgrado

……..
7420 Juli’31
Parijs

……
2

2Jan.’31
Berlijn ………..
8

2Sept.’31
Praag

……
4 24Juni’30
Boekarest……..
8

1 Apr.’31
Pretoria

..5
12Mrt.’31

Brussel ……….
2431 Juli’30
Rome ……..
5419 Mei
1
30
Budapest ……..
9 23Juli’31
Stockholm

.
.4
31 Juli’31
Calcutta

……..
7

6Aug.’31
Tokio

……
5.3 6 Oct.
1
30
Dantzig

……..
6

2Sept.’31
Weenen ……
10.22Juli’31
Helsingfors ……
6 26Aug.’30
Warschau… .74
3 Oct.
1
30
Kopenhagen

….
44 58ept.’31
Zwits.Nat.13k.2
23Jan.
1
31

GELDKOERSEN.
OPEN MARKT.

806

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9
September 1931

1931
1930

11_19
1914

s

t

31 Aug.!

24129

17122
ep
ti
1
1
6
217
20124
5Sept.

Aug.

Aug.
Sept.
Sept.
Juli

Amsterdam
112_91

515_3/4

1
116

1

/16

1 ‘/i-
!,

5116-116

3
1
/8-
3
ho
Partic.dIsc.

14116
Prolong.

314

3
/4-1

314.1

1

111
3
-2

5_514

2114-814
Londen
DageId…

3-I/

3_31
4

34j2

3-4

1-2

3114-4l4

I14-2
Partic.dlsc.

4
1
18_
1
/4

4
1
1-
5
11

411-/s

4116-1

2
1
/1
1
J

5
7
116_
1
2

2
1
101,
Berlijn
Daggeld…

8’jo-9

8
1
jz-I1

83/4-11

8-9

2
1
136
1
12

8-10


Partic.disc.
30-55 d…

7I8

7I8-9
3
14

9-10

8-9

3
1
18

7119


56-90 d…

7
/8

718
-9
/4

9-10

8-9

31/

71/s

211-11,
Ware n-
wechsel.

5,11
4

81/4

11 2)

312

18

7
1
12-8


New York
Daggeld
1)

II/3/

I112_314

1
1
12
3
/4

11/3-3/4

2-
3
/4

6-9
1
1

I’/42
1
2
Partic.disc.

1

1

I

1

1

2

511
4

Koer, van 4 Sept.. en daaraan voorafgaande weken t/m Vrijdag.
27129 Augustus.

WISSELKOERSEN.

KOERSEN IN NEDERLAND.

Da
a
New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel

1

Batavla
York’)
‘)
‘)
)
0)
1)

1
Sept. 1931
2.48
12.05
58.85
9.721
34.57
100
2

»

1931
2.481,,
12.05
7
/
8

58.85 9.73
34.57
100
3

1931
2.48%
12.06h
58.85 9.731
34.574
100 4

1931
2.48
7
110
12.057/
58.85
9.734
34.564
100
5

,,

1931
2.48%
12.06k
58.85
9.734
34.58
100
7

1931
2.483/
1

12.05’/,
58.85
9.73
34.554
100
Laagsted.w.’)
1.47
15
/,
12.05%
58.45
9.72
34.53
99s

Hoogste d.w
1
)
2.483.1
12.06%
58.90 9.744
34.59
100
31 Aug. 1931
– –



24

1931
2.48
4.10%
.04+

58.85
9.72
34.60
134.59
100
Muntpariteit
2.48
3
.1
59.26
9.75
100

Data
Zwlt-
serind
Weenen
Praat
floeka- Milaan
Madrid

1
Sept. 1931
48.29 34.90
7.34
1.48
12.964
22.10
2

1931
48.31
34.90
7.344
1.474
12.974
22.50
3

,,

1931
48.36
34.92%
7.341
1.48
12.98
22.45
4

,,

1931
48.37%
34.90
7.35
1.48
1
12.984
22.10
5

1931
48.40 34.90
7.354
1.48
– –
7

,,

1931
48.41
34.90
7.354
1.48
12.98
22.10
Laagsted.w.’)
48.25 34.80
7 33
1.48
12.95
21.75
Hoogsted.w’)
48.46
34.92%
7.364
1.49
13.01
22.75
31 Aug. 1931



– –

24

,,

1931
48.30
34.87%
7.35
1.48
12.97
21.95
Muntpariteit
48.-
35.10
7.371
1.488
13.09
48.52

Data
Stock-
Kopen-
S 0 •
/
Hel-
Buenos-
Man-
holm
)
hagen’)
Aires’)

I
treal’)

1
Sept. 1931
66.40
66.324
86.35 6.244
70s,,
2.471,
2

1931
66.424
66.35
66.374
6.24
70
2.471,
3

1931
66.45
66.35
66.374 6.244
70’i,
2.47
4

,,

1931
66.424
66.35
66.374
8.25
69
7
/8
2.4808/,,
5

1931
66.45
60.35
66.374
6.25
697/,
2.47%
7

1931
66.45 66.324 66.35
6.25
70
2.471,,
Laagste d.w.l)
66.324 66.274
66.274
6.23
693.(
2.468/
8

Hoogste d.w’)
66.45 86.40
66.41
6.26
70%
2.478%
31 Aug. 1931





24.

,,

1931
66.374
66.25
66.30
6.244
695I,
2.47%
Muntpariteit
66.67
86.55
66.67
6.264
958%
2.48%

•)
Noteering te Amsterdam.
‘S)
Not, te Rotterdam.
‘)
Part, opgave.
In het eerste nummer van iedere maand komt een
overzicht
v’hor van een aantal niet wekelijks opgenomen
wisselkoersen.

KOERSEN TE NEW YORK. (Cable).

D a
Londen
($
per)
Parijs
($ p.
lOOfr.)
($
Berlijn
p. 100 Mk.)
Amsterdam
($
p. 100 gid.)

1

Sept.

1931

4,86
5
1
33

3,923/,,

23,7211/I

40,31%
2

1931

4,86
5
/

3,92k

23,7134

40
$
2k
3

1931

4,86
0
1
82

3,92i,,

23,68

40,29%
4

1931

4,86
1
/

3,921/
8

23,67

40,29%
5

,,

1931

40,298/,
7

1931

8 Sept.

1930

4,86
7
/
sv

3,92%

23,83

40,25%
Siuntpariteit
. –

4,8667

3,908/,

1

23,813.(

408/
14

KOERSEN TE LONDEN.

Plaatsen en
Noteerings-
22 Aug.
29Aug.
31 Aug./5Sept.’31
5 Sept. Landen
eenheden
1931
1931
Lougste/Hoogstç
1911

Alexandrië..
Piast.
p.g
97%
97%
977/
1

979/
16

9734
Athene
…..
Dr.
p.Y,
375
375
374%
375% 375
Bangkok….
Sh.p.tical
1/9%
1197/
8

1/9
8
/1
4
9
’18
1
1
98
/16
Budapest

Pen.
p. £
27.85
27.85
27.70
28.00
27.90
Buenos Aires

..

d.
p.$
318j
8

321j,
315/,
328/,
310/
8

Calcutta

Sh.
p.
rup.
115
40
/
64

1/5
40
/
6

115%
l/Sfl
115
49
/,
Constantin..
Piast.p.0
1.025
1.025
1.025
1.025
1.025
Hongkong
..
8h.
p. $
1111
16
“‘
a
/16
11%
1/0
1
/
8

11%
Sh.
p.
yen
2/013/
33

2/07/
t
,
2/01/
0

2/0%
2j0
25
/
66

Lissabon…..
Escu.p.6
110
110
109%
110%
110
Kobe

…..
..

Mexico

….
$
per
£
15%
1534
14.75
.16
15.25
Montevideo
.
d.per
211/,
22 21
23
22%
Montreal

$
per
£
4.874
4.8734
4.8731
8

4.887/,
4.8831,
Rio d.Janeiro
d. per Mil.
31/,
3t/,
2
81
1
82

3y,
38/54

Shanghai
.. .
8h. p.
tael
1/2%
11213/
16

1/2%
1/38/,,
112
27
/32

Singapore
..
id.
p. $
2/3%
2/3
47
/,
2/3211
39

2/3i,,,
2/3%
Valparaiso
1).
$
per
£
39.69
39.69 39.89
39.69 39.69
Warschau
..
ZI. p. £
439/,
433/
8

43y
4

4334
431/,

1)
90 dg.

ZILVERPRIJS

GOUDPRIJS )
Londen’) N.York’)

Londen
31 Aug. 1931..

1211/
1

278/,

31 Aug. 1931….

84/10
1

Sept. 1931..

127/
8

271/,

1
Sept. 1931…..

84/107/,
2

1931..

1218/
1

27%

2

1931,….

84/9%
3

,,

1931..

127/,

278/,

3

1931…

84/9%
4

,,

1931..

127/
8

275,

4

1931….

84/9%
5

,,

1931..

1210/
1
,

279/
4

5

,,

1931….

84/9%
6 Sept. 1930..

169/
15

35%

6 Sept. 1930….

85/034
27 Juli

1914..
241&,
14

59

27 Juli

1914…..

84111 9
in pence p.oz.stand.
1)
Forelgn silver in
Sc. p.oz.
fine.
8)
in sh. p.oz.flne

STAND VAN ‘s RIJKS KAS.

Vorderingen.

/
22 Aug. 1931

1
31 Aug. 1931

Saldo van ‘aRijka Schatkist bij De Ne-
derlandsche

Bank…….. ……….


Saldo b. d. Bank voor Ned. Gemeenten
/

581.438,70
t

270.117,64
Voorschotten aan Ned.-indie ………
91.889.902,66
,,

93.808.992,89
Id. aan

Suriname …………………
,,

11.906.628,40
,,

12.151.682,50
Id. aan

Curaçao ………………….

….

7.020.378,41
,,

7.028.654,41
Kasvord. weg. credletverst.a/h. buitenl


.

,
122.772.460,80
,,
122.333.088,73
Saldo der postrek.v.Rljkscomptabelen

….

,,

29.005.153,73

19.043.798,25
Id.
op
andere Staatsbedrijven’)………
16.840.938,83
,,

15.442.900,41
Verplichtingen.

Voorschot van De Nederl. Bank Ing.
t

11.963.856,16
/
10.694.200,12


art. 16 van haar octrooi………….
Daggeldieeningen …….
………………..
185.186.000,-

185.186.000,-
Schatkistbiljetten in omloop
……….
Schatkistpromessen in omloop …….
92.150.000,-
..
,,
112.150.000,-
Waarvan rechtatreeks bij De Neder-
landsche Bank geplaatst ………..
…-

.

Zilverbons in omloop ……………
2.399.232,50
,,

2.369.306,50
Schuld
op
uit. Juli 1931 aan de gem.
verstrekt wegens voor haar door de
Rijksadm. geheven

em. ink. belast.
er, opcenten
op
de Rijksink.belasting
,

6.569.422,08
,,

6.569.422,08
Schuld
op
uit. Juli’31 ajd. gem. wegens
aan haar uit te keeren Iuoofdsom der
person. bel.. aand. in de hoofd,, der

grondbel. en der gem.fondsbel., als-
mede
opc.
opdiebelastingen en
op
de
307.249,11
,

307249,11
Schuld aan het Alg. Burg. Pensioenf.
1)
a. h.

en
,,

182.413,09
31.738.356,35
439.791,15
19.392.753,46

vermogensbelasting
………………..

Id.

Staatsbedrijf d.
P., T.

T.’)
Id. aan andere Staatsbedrijven1) …..
..1.124.281,36
,, ,,

1.124.281,36
Id. aan diverse instellingen’) ……..
..
4.841.652,16
»

4.761.087,76
1)
In rekg.-crt. met
‘s
Rijks
Schatkist.

NEDERLANDSCH.INDISCHE
VLOTTENDE
SCHULD.

i

30 Aug. 1931

1

5 Sept. 1931

Betaalmiddelen in
‘s
Lands Kas
– – –

w.o.
muntbiljetten

…………………
Verplichtingen:
Voorschot
‘s
Rijks kas e. a. Rijksinsteil

t
93.809.000,-
f 96.407.000,-
24.500.000,-

20.000.000,- 9.995.000,-
9.995.000,-
6.446.000,-

,,

6.444.000,-

Schatkistpromessen
………………..,,
Sclatkistbiljetten

…………………..

Schuld aan het Ned.-ind. Muntfonds


205.000,- 638.000,-
Muntbiljetten in omloop ………. …..,,

Idem aan de Ned.-ind. Postapaarbank

,,
1.260.000,-

1.310.000,-
Voorschot van de Javasche Bank……
14225.000,-

19.085.000,-

9 September 1931

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

807

NEDERLANDSCHE BANK.
Verkorte Balans op 7 September 1931.
4ctiva.
Biuneul. Wis.( Ufdbk.
f

39.7 35.657,96
sels,Prom.,

Bijbnk.

706.073,58
,,
enz.in
disc.

Ag.sch. ,,

7.712.848,86
f

48.154.580,40
Papier o. h. Buitenl, in disconto

Idem eigen portef.
.
f
229.660.596,-
Af :Verkochtmaar voor
de bk. nog niet af gel.

229.660.596,-
Beleeningen
mcl. vrach,
Hfdbk. f

27.822.284,85

in

rek.-crt.
Bijbnk.

5.423.783,26

op

ondt’rp.
Ag.sch. ,,

54.636.752,07

f

87.882.820,18

Up Effecten

……
f

86.355.547,62
UpGoedereneoSpec. ,,

1.527.272,56
87.882.820,18
Voorschotten a. h. Rijk ……………

Munten Muntmateriaal
Munt, Goud
……
f

88.688.880,-
Muiitiiiat., Goud
..

569.114.166,30

f 657.803.046,30
Munt, Zilver, enz.

33.637.974,55
Muntniat., Zilver..


691.441.020,85
1
)
Belegging
1/

kapitaal, reserves en pen.
sioenfonds

……………………
,,

26.969.344,02
Gebouwen en Meub. der Bank
……..
,,

5.000.000,_
Diverse

rekeniiugin
………………
,,

61.422.336,94

Passiva
f 1.150.530.698,39
________________________
kapitaal ……………………….
f

20.000.000,-
Reservek,nds
……………………
,,

7.563.205,59
Bijzondere

reserve

………………
,,

8.000.000,-
Pensioenfonds

………………….
,,

7.476.083,08
Bankbiljetten in omloop …………..
,,

957.064.345,-
Banka8signatiën in omloop

……….
..

40.022,25
Rek.-Cour.j Het Rijk f

3.875.214,36
saldo’s

‘1,, Anderen

,, 142.734.001,72
,,

146.609.216,08

Diverse

rekeningen
………………
,,

3.777.826,39

f 1.150.530.698,39

!escbikbaar

tnetaalsaldo ………….
f

249.512.363,62
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is.
,,

623.780.905,-
1)
Waarvan in het buItenland f 28.846.779,33.
Voornaamste posten in duizenden guldens.

Goud

Andere
Seschikb. Dek-
Data
Ctrculatie
opeischb.
Metaal- 1kings
Munt
1
Muntmat.
schulden
saldo
1)

perc.

7 Sept.’31
88.6891

569.114 957.064
146.649
249.512
62
1

,,

’31 88.689
568.171
971.020
147.265
243.715
62
24 Aug. ’31
88.689
559.042
934.296
184.543 235.067
61
17

’31 88.689
551.991
935.024
170.742
233.293
61
10

’31 88.688
545.034 941.161 172.054 223.319
60
3

’31 88.688
514.429 970.899
127.179 198.455
57

8 Sept. ’30
64.789 325.820 824.353
12.509
79.640
50

25 Juli ’14
65.703
96.410 1310.4371 6.1981
43.521
54

Totaal
Schatkist-
8

ee-
Papier
Diierse
Data
bedrag
promessen
1
e
n
ngen
op het
reke-
disconto’s rechtstreeks buiteni.
fin gen’)

7 Sept. 1931
48.155

87.883
229.661
61.422
1

,,

1931
51.428

93.731
229.991 66.325
24 Aug. 1931
52.255

87.826
230.036
65.298
17

1931
54.477

87.985
229.986
65.162
10

,,

1931
60.915
6.000
91.226
229.929
64.640
3

1931
58.435

107.658
229.821
63.149

8 Sept. 1930
48.797

91.517
234.401
53.010

25 Juli

1914
67.947

61.686 20.188
609
‘t e0ert den banksiaat van
4
Jan.
“29
weder op de basis van ‘h
nietaaidekking.
t)
Sluitpost activa.

SURINAAMSCHE BANK.

Voornaamste posten in duizenden guldens.

Data

Metaal

Circu
latie
Andere
opeischb.
schulden
Dlscont
.
jl)

25

Juli

1931…
896 1.276 452 857 529
18

1931..
896
1.260 510
851
554
11

1931-
891
1.274
467
851
517
4

1931-
901
1.380
408
850
521

26

Juli

1930-
910
1.281
532 996
500

5 Juli

1914…
845
1.100
560
735
396

JAVASCHE
BANK.
Voornaamste posten in duizenden guldens. De samengetrok.
ken cijfers der laatste weken zijn telegrafisch ontvangen.

Andere
Ifieschtkb.
Data
Goud

Zilver
Circuiatie
opeischb.
metaal-

1.900

schulden
saldo

5 Spt. 1931 245.800
31.500 41.980
29Aug.1931
149.700
240.000
27.100 42.860
22

,,

1931
150.200
241.900
27.800
42.320

8Aug.1931
248.635
22.407
45.901
110.177 44.141
1

»

1931
100.496
44.480
242.412
22.497
48.656
25Juli1931
110.114
43.894
241.220
22.118
48.673
18

,,

1931
115.117
43.555
243.770
24.544
51.346
6 Spt. 1930
138.822
29.484 265.168 36.612 47.593
7 Spt. 1929
147.484
24.691
312.106
69.147
19.654
25 Juli1914
22.057 1
31.907 110.172
12.834
4.842

a il
Dis-
Wisseis,
buiten
Belee- verse
Dek-
kings-
conto’s
N.-Ind.
ntngen
‘il
fe
n ng n
percen-
____________
______
betaalb.
lage

5Spt.1931

113.900

55
29Aug.1931

107.100

St.

56
22

,,

1931

98.900

56

8Aug.1931

9.263

1’53

43.953

34.775

57
1

,,

1931

9.160

16.478

40.446

33.914

55
25Juli1931

9.328

17.024

37.008

32.593

58
18

,,

1931

9.555

16.410

37.593

32.784

59

6 Spt. 1930

9.988

29.775

41.875

45.726

56
7 Spt. 1929

10.800

34.268

136.204

30.786

45

25 Juli1914

7.259

6.395

75.541

2.228

44
‘) Sluitpost activa,

BANK VAN ENGELAND.
Voornaamste posten in duizenden ponden sterling.

Bankbilf.
Bankbiif.
I

Other Securittes
Data
Metaal
in
in Bankingl
Disc.and
s

ii
ecur

mes
circulatle Deparim.
Advances

2 Sept. 1931
135.668
354.976
54.361 7.262
26.678
26 Aug. 1931
134.645
350.311
58.031
9.296
28.052
19

,,

1931
134.870
354.129
54.431 6.863
28.286
12

1931
133.304
360.051
46.947
7.051
22.097
5

1931
134.828
365.252
43.265
9.019 23.283
29 Juli

1931
133.310
359.362
32.673
9.696
26.604

3 Sept. 1930
155.522
362.983
51.477 6.229
21.559

22 Juli

1914
40.164 29.317
33.633
Data
00v.
Sec.
Public
Depos.

Other Deposits
1
Other
Bankers
Accountsl
1
1
Reserve kings-
I

Dek-

perc.
1)

2Sept.’31
53.736
12.925
60.352
51.838 55.692
44
26Aug.’31
50.176
26.323
53.593 48.708 59.334
46
8
/
32

19

,,

’31
48.881
19.726
61.755 40.099 55.742
4518/,
12

’31
,,
53.226
19.434
58.163 34.879 48.253
42
29
1
32

5

,,

’31
49.311 11.438
63.437
33.175 44.576
413/
29 Juli
1
31
52.561
15.219

55.798
33.687
33.948
32
18
/
82

3Sept.’30
47.881
7.917
67.427
34.616 52.539
47
28
/
58

22Juli
’14
11.005
13.736
42.185 29.297
52
1)
Verhouding tusschen Reserve en Depoalta.

BANK VAN FRANKRIJK.
Voornaamste posten in millioenen francs.


Te goed’
Wis-
Waarv.
Belee-

Renteloos
Data
Goud Zilver
in
het
1

I
sels

I

op
het
.

I

ningen
voorschot
buitenl.1
buiteni.
k.d.
Staat

28Aug.’31
58.563
887
14.255
19.177
13.356
2.729
1
3.200
21

’31 58.561
883
14.142 18.949
14.011
2.730
1
3.200
13

’31
58.558
883
14.096 19.483
14.584
2.804 3.200
7

’31
58.557
880 12.210 19.674 14.480
2.827
1
3.200

29Aug.
1
30
47.242
397
6.838 25.233
18.764
2.731
1
3.200

23 Juli
1
14
4.104
1
640

1.541
8
769

Bons
9.
d.
Diver-
Rekg.
Courant Data
zelfst.
sen’)
Circulatte
1
Zelfèf.
1
Parti-
Staaf
I

amort. k.
amorf.k.Icalieren

28Aug.’31
5.065
2.282
1

78.635
1.571
7.899 17.649
21

’31
5.065
1

2.119
77.767
1.394
7.906
18.171
13

’31
5.065
1

2.054
t

78.394
1.824
7.915 17.515
7

»

’31
5.065
1

2.140
1

79.007
1.765 7.919
15.308

29Aug.’30
5.304
1

2.016
1

73.677 4.729
5.380
7.734

23 Juli’14
– –
5.912
401

943
‘)Slultp. der activa.

1)
Sluitpost activa.

808

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9
Saptember
1931

DUITSCHE RIJKSBANK.
Voornaamste posten in millioenen Reichemark.

Daarvan

DeviezenAndere
bij bui-

als goud-

wissels

Belee
a a

OU

ten!. circ.

dekking

e.,j

ningen
banken 1)

geldende

chegues

31 Aug. 1931

1.366,1

99,6

356,2

3.101,0

207,6
22

1931

1.365,9

99,6

313,8

2.951,5

99,1
15

1931

1.365,8

99,6

317,0

3.104,0

99,9
7

1931

1.365,0

99,6

307,2

3.462,7

167,5
31 Juli

1931

1.363,3

99,6

246,3

3.272,6

347,0

30 Aug. 1930

2.618,9

149,8

369,0

1.730,0

212,2

30 Juli

1914

1.358,9

750,9

50,2

D

Effec-

Diverse

Circu-

Rekg.-

Diverse
a

ten

Activ&)

latie

Crt.

Passlva

31 Aug. 1931

103,0

893,6

4.383,8

508,6

– 764,2
22

1931

103,0

846,3

4.049,8

532,5

744,2
15

,,

1931

103,0

912,0

4.237,3

525,6

751,7
7

1931

102,7

818,8

4.375,6

780,6

765,8
31 Juli

1931

102,9

908,8

4.453,7

833,8

763,9
30 Aug. 1930

102,7

655,2

4.707,4

415,6

224,6
30 Juli

1914 1

330,8

200,4

1.890,9

944,-

40,0
1)
Onbelast.
t)
W.o.
Rentenbankschelne 31, 23, 15,7 Aug., 31 Juli
’31
30
Aug.
30,
reap.
-; 30;
34; 18; 8;- miii.
NATIONALE BANK VAN BELGIË.
Voornaamste posten in millioenen Belgas.

..
Data

.9

Z

Ooud

.,

Rekg. Cr1.

n

I01

1931

0

.
0
8

.n

0
,

__–I

3 Sept. 1624

788

831

46

290

3.362

36

222
27 Aug. 1588

824

843

37

290

3.323

24

274
20

1583

825

838

37

290

3.323

31

260
12

1582

823

835

37

290

3.350

15

243
6

1565

842

834

42

290

3.318

70

485
4Sept.
1
1210

869

67

751

32

311

3.082

15

96
1
)1930.

VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA
FEDERAL RESERVE BANKS. Voornaamste posten in millioenen dollars.

Goudvoorraad

wetlig

Wissels
betaal-
Totaal

F. R.

Zilver

disc. v. d.

open
Data

Dekking

middel,
In her-

In de
drag
be

Notes

elc.

meinber

markt
banks

gekocht

19Aug.’31

3.472,9

2.154,1

169,7

230,6

154
1
6
12

’31

3.449,2

2.107,4

168,9

195,0

.135,7
5

’31

3.429,0

2.093,8

165,8

188,6

66,1
29Juli’31

3.443,6

2.088,5

175,0

183,0

66,5
22

’31

3.424,3

2.032,4

173,6

181,6

67,0
15

’31

3.409,1

2.020,2

172,0

161,8

70,4

20 Aug.’301

2.939,0

1

1.573,5

1

168,1

1

196,2

1

158,9

Belegd

F. H.

Cud-
1
Aluem.
Data

in
u. s.

Notes

Totaal

Oestorl

Dek-

1

fJ’ek-
Oov.Sec.

latie

perc.’)

1

perc.
5
)
in circu-

Kapitaal

kings-
1
.kings-

19Aug.’31

727,9

1.901,8

2.606,2

167,2

77,0

80,0
12

’31

728,0

1.829,3

2.617,1

167,3

77,6

81,4
5

,,

’31

680,6

1.772,7

2.510,4

166,8

80,0

83,9
29Juli ’31

678,0

1.735,5

2.554,6

167,4

80,2

84,3 22

’31

678,0

1.730,8

2.535,0

166,8

80,2

84,3
15

’31

677,9

1.716,6

2.539,9

166,8

80,0

84,1

20Aug.’30

801,9

1.323,7

2.469,1

169,8

77,4

81,9
1)
Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opeisehbare schulden: F. R. Notes en netto deposito.
2)
Verhouding totalen
voorraad muntmaterlaal en wettig betaalmiddel tegenover Idem.

PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET
FED. RES. STELSEL.
Voornaamste posten in millioenen dollars.

1
Aantal

conto’s

Beleg-

1
bil de

Totaal

1 Waarvan
Data

J
banken

en

gingen

l’. R.

ito’

1
deposits

beleen.

banks

IReserve
depo-

t

time

12Aug.’31

56

14.342

7.733

1.821

20.535

7.105
5

,,

’31

58

14.506

7.758

1.758

20.643

7.099
29 Juli’31

55

14.486

7.810

1.844

20.807

7.144
22

’31

60

14.527

7.757

1.855

20.822

7.121
15

,,

’31

43

14.635

7.780

1.854

21.024

7.142

13Aug.’30

38

16.857

6.235

11.789

21.145

7.394
Aan het eind van ieder kwartaal wordt een overzicht
gegeven van enkele niet wekelijks opgenomen bankstaten.

GOEDERENHANDEL.

GRANEN.

8 September
1931.

j)i
••
vcersonistaiidighedcii waren
i
1
het Noord-‘esten
‘u ii
EU101)ft
geduseiide korten tijd verbeterd , waardoor cle
l)OC]CII
1 ii cle gelegettiteid waren voortgang te makeii met
Imet bimtimeimlialemt dci t a i w c-oosteii. Sedert
IS
daarin
veder een veramiclerimig gekoimiemi cii is veel regeim gevallen,
vaa idoor cle oogstwerkaaa.imilmeclemm vertraagd worciemi en ii ‘eiseliillenc1e lamidlemd zelfs selmacic schijnt te zijn veroorzaakt,
zoove1 wat cle totaal.opbrengst als wat de kwaliteit betrett.
1 t ijuitschlamicl miteent men rekemiiimg te moeten hoitdeim niet
eellige veriiiiiicleriiig van cle totale opbrengst, doch deze
omstandigheid heeft geen verandering gebracht in het aan-
had vnu .I)uitsehe ta.rvc
01)
ljititenlaiiclsche mimarkten. De met
tarwe bebouwde oppervlalcte is iii Sl)iiitsehland dit jaar
aarmnierkelijk grooter dan in vorige jaren het geval was en
eenige verlaging iii dc opbrengst zou in de hancielspolitiek
van i)ititsehlanc1 geen verandering brengen. Ook in I?rank_
rijk va.ren de weersonistandigheden gecluremide de laatste
wekeii niet guiistig voor liet binnenhalen ‘aii dcii oogst.
lii
particuliere zijde WO1dlt daar de o)brengst geschat op
Oilge’eei’ 33.800.000
dl
marters. .A iidlei’elL nieemmen, dat cle op-
l)reiigst temigevolge van het slechte weder van den laatsteti
tijd kleiner zal zijn, terwijl een gedeelte een laag miatuur.
gewicht zal liebbeim cii ongeschikt zal zijn om te gebruiken
in cle nieelmmtolei.s. :1e importbehoefte van Frankrijk wordt
geschat
°P
7.8 niillioeti iiImarte15, maarbij inbegrepen is
hetgeen uit 1m1arokko zal worden ingevoerd. Frankrijk zal
dus cei.m belangrijk kwantuimi tarwe nioetemi invoeren, wan
]ieer deze cijfers
.
jiiist zullen blijken te zijn. Van een ver-
Imooging van liet toegestane mereemitdige buitenlandsehe tarwe
is echter nog geen sprake. Ook in .liiigelaiid heeft het sterk
geregemici, nadat een
lieriodle
van mitooi veer cle boeren iii
staat gesteld heeft flinke hoeveelliedeit gi a an droog binnen
te krijgen .. l.ii II:Tongarije is de o)breIigst van tarwe minder
gunstig dan men eerst had verwacht. De laatste officiëele
schatting geeft voor tarwe een opbrengst vat 7.719.000
qitarters. De vorige schatting van dit jaar was 8.073.000
dluarters en de opbrengst in het vorige jaar 10.442.000
quarters. Uit Rusland komen weilm ig berichten. Wat men
hoort is met omiverdeelci gunstig en cle berichten doen ver-
moeclen, dat cle opbrengst ‘itfl zoniertarwe niet meevalt.
Rusland is onlertusschen ruim aan cle markt met tarwe,
te verschepen in de nog resteerende niaanden van dit jaar,
en bevrachtte verder booten om graan te laden. Deze om-standigheclen duiden er op, dat Rusland van plan is in cle
eerste toekomst geregeld niet tarwe aan de markt te zijn.
Ook Noord-Amerika is sterk met tarive aan cle markt. Pam–
ticuliere oogstrantingen duiden
01)
ccii ocnigszins kleinere
o pbrengst van w’i irterta t-we dan door het Landbouivinsti –
tuut te Washington in Augustus wei-d geraamd, doch be-
richten over de resultaten bij het clorschen duiden niet in
die richting. De particuliere oogstramingen van voorjaars-
tarwe in cle Vereenigde Staten verwachten ongunstige re-
sultaten van dieu oogst en cle opbrengst wordt
0
het
oogenblik ongeveer 3 millioeii busliels kleiner geraamd dan Washington in Augustus deed, namelijk gemiddeld 115 nul-
lioen. hmishels tegen een opbrengst in het vorige jaar van 247
ittillioer. Gedeeltelijk komt het aanbod van Amerikaansche
tarwe van dcii Farni Board, welke tracht zooveel mogelijk
van zijn oude voorraden tot deu gelclericlen marktprijs van
cle hand te doen. Deze week werd een verkoop ‘van 15 mil-
lioen bushels naar China gerapporteerd, waarvoor cle be-
tali lig over verscheiden jaren zal worden verdeeld. iTet aan-
l.ocl van den Farm B3oard is een van de redenen, welke
ii’ijsverhooging van tarwe in de Vereenigde Staten tegen-
houden. Wel vond op enkele dagen een prijsverhooging
plaats, tengevolge van vooral Europeesche oogstbericbten,
doch de verhoogiugen waren slechts matig en gingen vaak
dcii volgenden (lag iveclem’ verloren.
Op
5 en 7 September
was de markt te Chicago gesJoten. Op 4 September was het
slot 1 dollarcent pci’ 60 lbs. hooger clan een week geleden.
In Canada heeft cle regelt het binnenhalen van dcii oogst
vertraagd, doch schade is daarvan niet het gevolg geiveast
en sedert is ook een verbetering iii de weei’sonistancligheden
ingetrecen. Particuliere schattinger van cle opbrengst iii de
Prairie-Provincies verwachten een oogst van 221-250 mil-
lioen bushels. De eerste proeven, w’elke met nieuwe Cana-
deesche tarwe zijn genomen, hebben, wat cle kwaliteit be-
treft, zeer goede resultaten opgeleverd. Niettegenstaande
het ongunstige weder in Europa was cle vraag voor buiten-
landsche tarwe gedurende cle afgeloopemi week slechts matig
en importeurs bepaalden zich er in hoofdzaak toe hun da-
delijke behoeften te dekken uit stoomende en spoedig te
verladen partijen. De verschepingen zijn vooral uit Noord-
Amerika en Rusland groot en het daaruit gedane ruime

-S-

9 September 1931

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

809

AANVOEREN
in
tons van 1000 KG.

Rotterdam
Amsterdam
Totaal
Artikelen
30Aug.15 Sept
.1
Sedert
Overeenk.
30Aug.15 Sept.
Sedert
Overeeik.
1931
1 Jan. 1931
tijdvak 1930
1931
1Jan. 1931
tijdvak 1930
931
1930

53.166
909.169
1.007.460 5.116
15.131
52.112
924.300
1.059.572
Tarwe

……………..
Rogge

……………..
11.745
216.299
302.286

459
25.945
216.758
328.231
Boekweit
……………
316
18.911
11.889

145
1.588
19.056
13.477
50.241
847.483 690.472
9.830
174.612
121.602
1.022.095
812.074
9.632
409.895 328.994

23.838 22.363
433.733 351.357
6.809 185.017 126.666

2.159
2.812 187.176 129.478

MaIs
……………….

8.615
147.980
60.295
13.020
354.067
180.602
502.047
240.897
Gerst

……………..
Haver

……………..

1.350
74.702
102.082

204

74,906 102.082

Lijnzaad

……………
Lijnkoek
……………
398
66.555 87.663
542 19.491
28.113
86.046
115.776
Tarwemeel

………….
Andere meelsoorten
.

621

27.049
13.439

8.582
1.804
35.631 15.243

aanbod wijst er ook niet op, dat men zich moet haasten
itiet het koopeii van tarwe, omdat cle prijzen heel laag zijn.
Te Witin ipeg is cle markt in (tel) 1001) der vorige week
langzaam gedaald. Op 7 September was de markt
gesloten.
illet slot op
5
September was t dollarcent per 60 lbs. lager
dan een week geledeii. Te Buenos Aires waren de prijs-
schomuleliligen slechts klein. Op 5 September varen de
Argetitijnsche markten gesloten. Buenos Aires sloot op
7 September 1 cantavos per 100 KCi. hooger dati op 31
Augustus. Te Rosario daalde de prijs in cle twee
tl
e helft
G
der week en was het slot 7 centavos per 100 .I. lager.
2A0en is iii Noord-Amerika bezig met den uitzaai van nieu-
we wintertarwe, welke werkzaamheden in sommige staten
vertraagd zijn, tengevolge i’ai droogte. Men verwacht in Amerika een 12 pCt. kleillereil uitzaaj van ivintertarwe,
doch met zekerheid valt daarover nog niets te zeggen, daar
men nog met zaaien bezig is. Ook in Australië is cle be-
bouwde oppervlakte klei ier. i3etrouwbare informaties zijn
daarover nog niet gepubliceerd. In Argentinië wordt de
bebouwde oppervlakte officiëel
3
millioen acres kl&iner ge-
raamd clan in het vorige jaar. Het weder is gnnstig voor
de groeiende tarwe.
Verschepiiigen van r
0
g g e zijn van ulatigen omvang,
vooral tengevolge van de kleine hoeveelheden, welke Rus.
land verlaaclt. De vraag voor dit artikel is niet levendig
cii cle prijzen brokkelden in de afgelooen week lan:tzaam
af. Op het oogenblik is rogge niet meer het goedkoope
voerartikel, daar de prijs hooger is dan voor mais en voor
voertarwe. Tarwe van laag natuurgewicht, welke voor
voederdoeleinden wordt gebruikt, is vooral van den Donau
aan de markt. in verband met cle flauwere stemnung, welke iii de afgeloopen week voor voergranen in het algemeen be
stond, was ook voor voertarwc de stemming niet levendig
en daalden cle prijzen daarvoor.
– in de voorafgaande week waren cle verschepingeu van
m als uit Argentinië vrij belangrijk kleiner dan in vele
daaraan voorafgaande weken. In hanclelskriugen wordt
vrij algemeen aangenomen, dat Argentinië niet in staat zal
blijken te – zijn, haar niaïsverschepingen vol te honden op
cle ongekende hoogte als gedurende de laatste niaanden en
men zag in de vernïincler-de verscheepte hoeveelheid van
cle voorafgaande week een teeken, dat het tijdstip was aan-
gebroken, waarop de verschepingen zouden verminderen.
liet uitvoercijfer van niaïs der nu afgeloopen week heeft
teleurstelling gebracht aan hen, die zoo dachten, want het
cijfer was weder zeer groot, terwijl cle zichtbare voorraad
in Argentijnsche aflaadhavens slechts matig is gedaald. De
groote verlaclen hoeveelheid heeft een drukkenclen invloed
gehad’ op cle stemming aan cle maisniarkt. Ook de groote
bankonisten in cle clestiaatiehavens werkten iii dezelfde
richting en zoowel voor disponibele maIs, alsook ‘vodr latere
aflading zijn cle prijzen in cle afgeloopen w’eek eenige gul-
clens per last gedaald. De consumptie was voldoende om
het aanbod tegen de verlaagde prijzen
01)
te neuieii en
voorraden worden nog steeds niet gevormd. Iii de eerste
haiicl zijn slechts matige zaken tot stand gekomen, omdat
afladers voor latere levering een premie verlangen. Het
aanbod, dat geregeld aan de markt is van Donauivais per
November- cii Decemberaflacling, tot lagere prijzen dan die,
welke voor Platamaïs 01) dezelfde termijnen worden ge-vraagcl, niaken koopers huiverig om zich per later te cii-
gageeren. Ook in Donaumeïs komen slechts geringe zaken tot stand. De vooruitzichten van den ma.ïsoogst in Roeme-nië blijven zeer gunstig en cle opbrengst wordt bij normale
weersomstandigheden tot aan den oogsttijcl door particu-
lieren geschat op 32 millioen quarters, waarvan 14 mil-
lioen quarters voor uitvoer beschikbaar zouden zijn. De
Amerikaansche ruaïsoogst wordt door particuliere experts
geschat op
2.733
niillioen -bushels tegen 2.880 nnllioen
bushels in het begin van Augustus en 2.081 millioen

bus-hels in het vorige jaar. De termijnmarlt in Argentinië
is op cle meeste da-gen der vorige week matig gedaald. E[et
slot was te Buenos Aires 8 centavos per 100 liG, lager, te
Rosa.rio 9 centavos.
De aanvoeren van ge is t aan den Donau zijn in den
laatsten tijd toegenomen en de verschepingen waren in de
vorige w’eek grooter. De prijzen zijn gedaald, ook voor
spoedig verwachte partijen, waarvan het aanbod nog
schaarsch is en waarvoor een vrij belangrijke prernie wordt
gevraagd boven latere levering. lIn verhouding tot cle Do-
naugerst zijn de aanbiedingen van Canadeesche soorten op
liet oogenblik te hoog en daarin komen slechts sporadisch
zaken tot stand.
Ook voor h a v e r was de stemming in de afgeloopen
w’eek niet vast. De omzetten daarin zijn klein en koo’pers
toonen niet dien ondernemiugsiust van eenigen tijd geleden,
toen ha.ver opliep en de koersen in Argentinië verbeterden.
Deze zijn in de afgeloopen w’eek weder gedaald en sloten
10 centavos per 100 KG. lager.

SUIKER.
Gedurende de afgeloopeu week gaven -de verschillende
suikerrnarkten een weinig opgewekt en oninteressant beeld
te zien.
In A ni e r i k a toonden houders van ruwsuiker meer
neiging de lagere biedprijzen van koopers te aceepteeren.
Er werden eenig’e flinke partijen tot ca. 1.38 dc. afgedaan.
De
N
e w’-Y o r k s c h e termijnmarkt verliep tamelijk rus-
tig. Na een flauw begin trokken de noteeringen geleidelijk
aan en het slot luidde als volgt: Sept. 1.36; Oct. 1.34; Dec.
1.34; Jan. 1.34 en Mrt. 1.38, terwijl de laatste noteering
voor Spot Centr. 3.38 was.
De ontvangsten in de Atlantische havens der Ver. Staten
bedroegen deze week 38.000 to’ns, de versmeltingen 52.000
tons tegen 44.900 tons verleden jaar en de voorraden 280.000
t0115 tegen 331.000 tons.
De laatste C u b a-statistiek is als volgt:

– –
1931

1930

1929
tons

‘ tons

tons
Productie …………….3.122.000

4.671.260

5.156.315
Voorr. overgebracht per 1/1 1.390.000

-321.000

193.000
Consumptie …………..98.000

82.000

107.315
Weekontv. afscheephavens 37.976 32.867 49.850
Totaal sedert
1fl. ……..
1.714.065 3.136.142 4.416.167
Weekexport ………….74.654 46.473 94.028
Totaal sedert 1/1. …….. 1.735.057 2.168.371 3.677.099
Voorraad afscheephavens

1.192.932 1.278.971

739.797

binnenland …..1.486.011 1.453.118

632.833
In 11
11
ge 1 a n d waren de marktel.I zeer rustig. Raffi-
nacleurs verlaagden hun vraagl)rijZen met 3 d. In ruw’sni-
ker ging weinig om, terwijl cle stemming op de L o n d e n-
s c h e termijnmarkt zw’ak was. De slotnoteeringen waren
1%, d. lager dan bij opening.
De Zichtbare Voorraden zijn volgens Czarnikow:
1931

1930-

1929
tons

tons

tons
IDuitschlalld 1/8 ………..949.000

463.000

414.000
Tsjecho-Slowakije 1/8

381.000

191.000

155.000
Frankrijk t/S ………..387.000

303.000

242.000
Nederland 118 ………..185.000

138.000

149.000
België 118 ……………90.000

86.000 –

93.000
Hongarije 1/8 …………62.000

25.000

25.000
Polen 1/8 …………….300.000

196.000

: 123.000
Engeland 1/8 Geïmp. Suiker

193.000

238.000

115.000
1/5-13illl.leIll.

.,

– 12.000′

5.000

11.000
Europa ….2:559.000 1.645.000 1.327.000
V. 5. Alle havens 118

502.000

463.000

912.000

Cubaausche havens 1/8 . . 1.406.000 1.419.000

979.000
Cuha binuenla-ud 1/8 …..1.619.000 1.579.000 – 705.000

Totaal ….6.086.000 5.106.000 3.983.000

810

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

9 September 1931

Op J
a v a heeft de
V.I.S.P.
geen verdere belangrijke af.
doeningen tot stand gebracht.
II
i e r te 1 a n d e verkeerde dc markt in gedrukte stem-
ming. De noteeringen 01) de Amsterdamsche terrnijnmarkt
brokkelden zoo goed als dagelijks af.
Op
den laatstcti
beursdag was echter een kleine opleving te bespeuren. De
noteeringen luidden toen als volgt: Sept.
f 7%;
‘Dec.
f 7%;
Mrt.
f8.-
en Mei
f 8%.
De omzet bedroeg
1350
tons.

KATOEN.
Ontvangsten in- en uitvoeren van Amerikaansehe havens.
(In dulzendtallen balen).

t Aug.’31 Overeenkomstige periode
fot

28Aug.’31

1930

1

199

Ontvangsten Gulf -Havens.
I
1
172
636 413
,,

Atlant.Havenslj UitvoernaarGr.Brittannië
1
6

1
32
1

20
‘t Vasteland etc.
1
45

1
187
145
het Orient.. ..
1
92

1
44
1

2
Canada, Mexico
1
8
8
1

7

Voorraden. (In dulzendtallen balen).

Overeenkomstig tijdstip
28
Aug.’31

1930
1929

.Amerik. havens ……….
2761
1881
662
731
559
194
229

.

237
109
Binnenland

…………..
New-York

……………
544
307
51
New Orleans ………….
Liverpool

……………
312 210
313

Marktbericht van de Heeren Sir Jacob Behrens & Sons.
Manchester,
d.d. 26
Aug.
1931.

De Amerikaansche katoenmarkt heeft wederom een kaliue
week doorgemaakt en Donderdag jl. werd een nieuw laag
prijSniveati bereikt, toeic Mid-American spot
3.60
d. no-
teerde. Sedert dien tijd zijn dc prijzen echter opnieuw geste-
gen tot ji. Maandag, toen de markt op
3.82
d. stond, doch
gisteren waren de prijzen veer flauwer. Vandaag noteert
Mid-American spot
3.81
d. In Amerika worden diverse be-

sprekiiigeu gehouden oin cetmige verbetering in den alge-
Itteenen toestand tc brengen, doch tot nu toe is er niets
dcfinitiefs gedaan. Prijzen van Egyptische katoen zijn ge-
stegen, F.G.F. Sakellaridis noteerde gisteren
5.85
d. Liver-
Pool spotverkoopen bedroegen de vorige week totaal
23.580
halen, waarvan slechts
9.040
balen Amerikaansche katoen.

in (te Amerikaanschc garenmarkt is nog weinig te doen. i[et vertrouwen is nog niet teruggekeerd en de tegenwoor-
clige slechte opbrengstprijzen maken het den spinners bijna
omimogelijk eenig voordeel van de daling, en de tegenwoor-
dige lage prijzen van het ruwe materiaal, te trekken. De
handel beperkt zich voornamelijk tot kleine hoeveelheden,
hoewel enkele spinliers, zoowel van grove als medio num-
mers, flinke verkoopen hebben gedaan. Spiuners van In-
dische katoen mak2n eveneens een moeilijken tijd door, daar
hun productie nu duur is, vergeleken met andere Aumeri-
kaansche soorten. Getw’ijnde garens worden slechts weinig
verkocht, hoewel er pogingen in het werk worden gesteld
het dispuut in Schotland’s Gordijnen Centrum tot een mini-mum te beperken. Egyptische garens worden over het alge-
meen slechts weinig verkocht. Zaken, zoowel in twist als
weft, hebben slechts 01) bescheiden schaal plaats en de
meeste spin ners maakten gisteren een slechten tijd door.
En getwijndc garens zijn enkele flinke kwanti voor het
Verre Oosten geboekt, hetgeen een spurt bij enkele fabrie-
ken heeft veroorzaakt. Deze week zijn (te zaken echter kal-
mer, met uitzondering van enkele bescheiden verkoopen van
harde getwiste getwijnde garens voor het veven niet kunst-
zij(le. In andere richtingen is de vraag gering en doubleurs
moeten hunne machines stopzetten. i)e iecente politieke en
economische crisis heeft alle markten gedéprimeerd, doch het is ‘te hopen, dat het nieuwe tiatiomiale Gouvernement,
dat thans gevormd is, alom het vertrouwen zal vestigen.
De Nationale Crisis heeft slechts weinig invloed op den
stand van de doekmarkt gehad. ])it is wel natuurlijk, daar
de handel rustig is en slechts weinig overzeesche markten
voldoende vertrouwen hebben om te ondèrhaiidelen,
0»-
clanks de lage prijzen, die amen nu kan bereiken. Er gaat
heel wat om in prijsaanvragemi, (toch met uitzon(lering van
dc vraag van China voor voorjaarslancies zijn de resul-
tateim teleurStellen(l in (leze soorten begint dc markt meer
ruggesteun te krijgen en koopers ondervinden veel moeilijk-
heden om zoowel levertijd als prijs te garaimcleeren. iii
Lancashire als een geheel genomen, is (Ie situatie vi-ijwel

STATISTISCH OVERZICH

GRANEN EN ZADEN
ZUIVEL EN EIEREN
MINERALEN

TARWE
R000E
MAIS
OERST
LIJNZAAI)
BOTER
KAA
S
e

EIEREN
STEENKOLEN
Westfaalschej
PETROLhUM
ar

n er
Hd’it
0.

loco
AmericanNo.2
3
)
La Plata
A met.

o.

)
loco
La Plata
per K.G.
Eda mm
t
Ikniaar
Gem. not.
Hollandsche
MId. Contmn.
Crude
Rotterdam!
loco
Rotterdam
loco
R’damlAdam
Rotterdam

loco
RdamlA’dam
Leeuwar-
der Comm.
Fabrieks-

Eiermiiii Roermond
bunkerkolen
ongezeefd f.oi,.
l’m 33.9e
Amsterdam
pel00 K.G.
per 100 K.O.
per 2000 K.Q.
e0
per 1960 K.G.
Noteering
kI. m/merk
P. 100 st.
R’damA’darn
per bare1

f1.
0/
II.
0
/5
f1.
0/
R.
0/5
f1.
ole
f1.
0j
f1
ol
o

f1.
0j
0.
0
10
8
0/0
1925 17,20
100,0
13,07
100,0
231,50
100
1
0
236,00
100,0
462,50
100,0
2,31
100,0
56,-
100,0
9,19
100,0 10,80
100,0
1.68
100,0
1926
15,90
92,4
11,75
89,9
174,25
75,3
196,75
83,4
360,50
77,9
1,98
85,7 43,15
‘fl.1
8,15 88,8
17,90
165,7
1.89
112,5
1927
14,75
85,8
12,476
95,4
176,00
76,0
237,00
100,4
362,51
78,4
2,03 87,9
43.30
77,3
7,96
86,7
11,25
104,2
1.30
77,4
1928
13,470
78,3
13,15
100.6
226,00
97,7
228,50
96,8
363,00 78,5
2,11
91.3
48,05
85,8
7,99 87,0
10,10
93,5
1.20
71,4 1929 12,25
71,2
10,87
5

83,2
204,00
88,1
179,75
76,2 419,25 90,6
2.05 88,7
45,40
813
8,11
810,3
11,40
105,6 1.23
73,2
1930
9,67
5

56,3
6,225
47,6
136,75
59,1
111,75
47,4
356,00
77,0
1,611
71,9
38,45
68,7
6,72
73,2
11,35
105,1
1.12
66,7
Jan.

1929
12,35
71,8
12,20
93,3
231,50
100,0 194,25
82,3 365,00
78,9
2,25
97,4
45,95
82,1
9,03
94,4
10,10
93,5
1.16
69,0
Febr.


12,72
5

74,0
12,65
96,7
236,00
101,9 194,75
82,5 357,25 77,2 2,29
99,1
45,40
81,1
9,19
100,1
12,90 119,4
1.11
f.6,1
Maart
Aprll1
12,65 12,12
5

73,5
70,5
12,62
5

11,625
96,6
233,00
100,6
191,75
81,3
359,00
77,6
1,95
84,4
44,60
79,6
8,6
93,2
12,00
111,1
1.11
1.11
f6,1

Mei
11,12
5

64,1
10,57
5

88,9 80,9
218,00
198,25
94,1
85,6
185,25
177,50
78,5
75,2 373,25
363,50
80,7
78,6
1,81
1,86 78,4
80,5
40,25
39,90
71,9
71,3
5,90
6,16 64,3
67,1
11,05 11,15
102,3 103,3
1.16 66,1
69,0,
Juni
10,87
5

63,2
10,20
78,0
193,50
83,6
171,25
72,6
355,25
76,8
1,87
81,0

78,6
6,41
69,8
11,25
104,2
1.30
77,4
Juli

,
12,80
74,3
11,20
85,6 218,50
94,4
191,25
81,0
415,50
89,8
1,88
81,4

80,4
6,88
74,9
11,25
104,2
“1.30
77,4
Aug.
13,125
76,3
10,75
82,2
202,50
87,5
182,75
77,4 452,50
97,8
1,93
83,5
46,15
82,4
7,13
77,7
11,25
104,2
1.30
77.4
Sept.

,,
12,62
5

73,4
10,20
78,0
191,00
82,5
172,00
72,9
506,75
109,6
2,22
96,1
45,25 80,8
8,01
87,3
11,40
105,6
1.30 77,4
Oct.
12,10
70,4 9,87
5

75,6
185,00
79,9
168,00
71,2 516,50
111,7
2,28
98,7
50,25
89,7
9,53
103,8
11,25 104,2
1.30
77,4
Nov.
11,776
68,5 9,20
70,4
174,00
75,2
164,75
69,8
483,25
104,5
2,20
95,2
50,70
90,5
10,60
115,5
11,35
105,1
1.30
77,4
Dec.
Jan.

l93o
12,62
5

73,4
9,35
71,5
166,00
71,7
163,75
69,4 482,00
104,4
2,06 89,2 47,50
84,8 9,97
108,6
11,75 108,8
1.30
77,4

Febr. Maart

12,675
11,72
5

100

73,7 68,2
9,35
8,175
71,5 62,5
149,25
139,00
64,5
60,0
151,25 135,75
64,1
57,5
433,75 398,50
93,8
86,2
2,00
2.03
86,6 87,9
43,95
41,15
78,5 73,5
7,55 6,90
82,2
75,2
11,75
11,75
108,8
108,8
1.21 1.11
1.11

72,0
66,1
,,
April
11,17
63,4 65,0
7,15 7,62
5

54,7
58,3
143,50
180,25
62,0 77,8
125,00
129,75
53,0
55,0
390,00
431,00
84,3
93,2
1,71
1,50
74,0
64,9
41,25
310,50
73,7
65,2
5,18 5,16 56,4 56,2
11,55
11,35
106,9
105,1
1.165
66,1
69,3
Mei

,,
10,45
60,8
6,55
50,1
148,50
64,1
114,50
48,5
405,00
87,6
1,44
62,3 37,20
610,4
5,70
57,7
11,35
105,1
1.18
5

70,5
Mi
10,05
58,4
5,17
5

39,6
145,50
62,9
103,75
44,0
385,50
83,4
1,54
66,7
37,-
66,1
5,09
55,4
11,35
105,1
1.18
6

70,5
Ju
9,55
55,5
5,82
5

44,6
157,75
68,1
108,00
45,8
345,75
74,8
1,72
74,5 39,90
71,3
5,99
65,3
11,35
105,1
1.18
5

70,5
Aug.
9,45
54,9
6,30
48,2
148,00
63,1
116,25
49,3
365,00 78,9
1,58
68,4
40,20
71,8
6,03
65,7
11,35
105,1
1.185
70,5
Sept.
8,40
48,8
5,25 40,2
127,50
55,1
99,00
41,9
318,75
68,9
1,64
71,0
31,55
67.1
7,23
78,8
11,35
105,1
1.18
6

70,5
Oct.


7,40
43,0
4,62
5

35,4
112,25
48,5
86,00
36,4
281,25 60,8
1,63
70,6
36,90
65,9
8,60
93,7
11,35
105,1
1.185
70,5
Nov.

,,
7,25
42,2
4,25
32,5 94,50
‘40,8
82,25
34,9
270,75 58,5
1,58
68,4
36,50
65.2
9,63
104,9
1090
100,9
0.85
f0,6
Dec.
7,07e
41,1
4,30
32,9
96,00
41,5
91,00 38,6
247,75 53,6
1,55
67,1
33,50
59,8
7,97
86,8
10,85
100,5
085
50.6
Jan.

1931
6,52
5

37,9
4,-
30,6
84,50 36,5
86,25 36,5
207,50 44,9
1,61
69,7
32,25 57,6
6,63
72,2
10,30
95,4
0.85 50,6
Febr.

,,
5,775
33,6
3,90 29,8 87,50 37,8
85,75 36,3 206,25
44,6
1,66
71,9 33,80
60,4
6,21
67.6
10,30
95,4
0.85
50,6
Maart

,
5,62
5

32,7
4,20
32,1
103,00
44,5
104,75
44,4
214,00 46,3
1,47
63,6 35,00
62,5 4,94
53,8
10,30
95,4 0.66
39,3
April
5,90
34,3
4,42
5

33,8
112,00
48,4
117,00
49,6
197,75
42,8
1,35
58,4
31,60
56,4
4,20
45,8
10,15
94,0
0.53
31,5
Mei

,,
6,15
35,8
4,975
380
95,75
41,4
124,00
52,5
189.00
4n,9
1.26
54,5
30,85
55,1
4,07
5

44,4
10,00 92,6 0.53 31,5
Juni

,,
5,75
33,4
5,05
38,6
86,75 37,5
116,50
49,4
191,50
41 4
1,29
55,8 33.50
59,8
4,30
46,8
10,00
92,6
0.34
5

20,5
Juli
5,42
5

31,5
4,70
35,9
84,25 36,4
115,75
49,0
211.00 45,6
1,32 57,1
77,75
67,4
4,40 47,9 10,00
92,6
0.24
14,3
Aug.
4,975
28,9
4,02
5

30,8 74,50
32,2
119,50
50,6
185,50
40,1
1,30
56,3
36.00 64,3
4,98
54,2
10,00
92,6
0.43
5

25,9
7 Sept.

,,
4,80
27,9
3,95
30,2 70,00
30,2
108,00
45,8
168,G0
36,3
1,25
7

54,1
132,50
7
1
58,0
1
5,80 63,0
1

10,00
1

92,6


t) Men zie voor de toelichting op dezen staat de nummers van 8 en 15 A,instue 1928 (No. 658 en 659) pag. 689190 en 709.
2)79
Kg. La Plata. 3) = Weat,roi vmSl
ring van de huidige offic. not.wijze (lan. 1928); Barley vanaf 212131; vanaf 912
6415
Z.-Ruas.

9 September 1931

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

811

hetzelfde als tot nu toe; met ccii beetje meer vertrouwen,
zou
de handel wel beter worden, doch er is nog niets defi.
nitiefs te
zeggen.

Liverpoolnoteeringen

Oost. koersen 18Aug.25 Aug.
19 Aug. 26Aug.T.T.opBr.-Indië 1/5j 1/534
F.G.F. Sakellaridis 5,50 5,85 T.T.op Hongkong 1l’. lli/
Q.F. No. 1 Oomra. 2,36 2,64 T.T.op Shanghai 1123 1126/
8

KOFFIE.
De uiterst kalme stemming, waarin het artikel reeds
sedert vele weken verkeerde, hield ook in deze week onaf-
gebroken aan. De wisselkoers in Brazilië handhaafde zich
01)
3
/32
d
.
P’ Milreis en als gevolg daarvan kwam in de
kost- en vrachtaanbiedingen van cle verschillende afscheep-
havens slechts in enkele gevallen een onbeduidende wijzi-
ging, doch meestal bleven zij geheel onveranderd.
De stijging van den wisselkoers, welke, zooals in het
vorig Overzicht reeds was vermeld, door velen verwacht
werd naar aanleiding van de opschorting der aflosalng van
het grootste geJcelte der buitenlandsche leeniugen van Bra-
zilië, bleef tot nu toe uit. Wel seincie Reuter, dat in fina.n-
cieele kringen te Londen werd aangenomen, dat het Brazi-
liaansche Gouvernement trachten zou den Milreis op on-
geveer
4
d. te Stabiliseeren, doch bijzonderheden omtrent dit plan werden niet vernomen. Volgens een bericht in een
der New-Vorksehe bladen zou een Franseh banksyndicaat
een 5 procents leening ten bedrage van $ 55 millioen niet
een looptijd van 1.0 jaar hebben aangeboden, doch ook iii dit
geval werd omtrent de bijzonderheden, zooals hij voorbeeld
de garantie, niets gemeld.
Na een lange periode van droogte is thans in cle meeste
koffie-districten vati Brazilië 1-egen gevallen. Voor de ver-
dere ontwikkeling van den bloei werd hiernaar sterk ver-
langci en er was zelfs reeds van sommige zijden bericht ont-
vangen, dat de droogte schade zou hebben aangericht. Of
dit juist is, zal thans s’el binnen niet te langen tijd moe-
ten blijken.
Volgens mecledeeling van den Koffie-Raad zijn in de vo-
rige w’eek vernietigd 32.000 balen Santos en 15.000 balen
Rio.
De prijzen vals gew’oon goed beschreven Superior Santos
01) prompte verscheping zijn thans 37/6 It 38/6 per cwt.
en van dito Prime 3816 It 3916, terwijl zij van Rio type

New-York 7 met beschrijving, prompte verscheping, bedra-
gen 291- It 29/6.
Nederlauclseh-Indië was met de ongewasschen Sumatra
Robusta-soorten
34
It 34 ct. per 34 K.G-. lager; gew’asschen
Robusta zakte 34 et. in. De noteerin
g
en in de eerste hand
Zfl
01) het oogenblik:
Palembang Robusta, September-verscheping, 1434 ct.;
Benkoelen Robusta, Septeniber-verscheping, 15% ct.; Mand-
heling Robusta, September-verscheping, 16% ct.; W.I.B.
faq. itobusta, Septeniber-verscheping, 2034 ct., alles pci
34 K.G., cif, uitgeleverd gewicht, netto contant.
De notees-ingen aan de Rotterdamsche termijnmarkt be-
wogen zich in uiterst enge grenzen af wisselend op en neder
en sloten dooreen ongeveer ct. per 34, K.G. lager clan een
week tevoren.
De officieele loco-noteeringen werden alhier 1 et. per
34
K.G. verlaagd en kwamen voor Superior Santos op 26
ct. en voor Robusta op 24 ct.
De slot-noteeringen te New’-York van het aldaar geldende
gemengd contract (basis Rio No. 7) waren:
Sept.

Dec.

Mrt.

Mei
4 September …….. $ 4.94

$ 5.20

$ 5.42

$ 5.55
31 Augustus ……… .. 4.90

,, 5.15

,, 5.38

,, 5.49
24 Augustus ……… .. 4.72

,, 5.-

,, 5.22

,, 5.32
17 Augustus ……… .. 5.03

,,
5.28

,. 5.48

,, 5.60
De dezer dagen verschenen Statistiek van de Firma G.
Duuring & Zoon te Rotterdam geeft aan, dat in Augustus
de aanvoer geweest ‘is als volgt:

1931

1930

1929

bn.

bn.

bn.
in Europa ……………986.000

648.000

833.000
Ver. Staten van Amerika 862.000

725.000

837.000

Totaal…. 1.848.000 1.373.000 1.670.000
De Aanvoeren in Europa en in Amerika tezamen gedu-
rende cle eerste acht maanden s’aii het jaar bedroegen
17.908.000 balen tegen 15.308.000 balen in 1930 en 14.681.000
balen in 1929.
De Afleveringen w’aren:

1931

1930

1929

bn.

bn

bn.
in Europa …………….985.000

853.000

867.000
ïj-
Staten van Amerika 761.000

803.000

912.000

Totaal …. 1.746.000 1.656.000 1.779.000
De Afleveringen in Europa en in Amerika tezamen ge-

.N GROOTHANDELSPRIJZEN’)

METALEN

.

TEXTIELGOEDEREN
DIVERSEN

ZILVER IJZER
Cleveland
KOPER
TIN
LOOD KATOEN WOL
gekamde
WOL
gekamde
KOE-
KALK-
cash Londen
per
Foundry No.3 Standaard
Locoprijzen locoprijzen Locoprijzen
Mlddling locoprijzen
Australische,
Australische,
CrossbredColo-
HUIDEN
Gaaf, open
SALPETER
Gid. per
Sta1rd
f.o.b.
Middlesbrough
Londen
Londen per
Eng. ton
Londen
per Eng. ton
New-York
Merino, 64’s Av.
loco Bradford
nial Carded,
kop
100 KG.
Cunce
per Eng, ton
per Eng, ton
per Ib. per Ib.
SO’s Av. loco 57-61 pnd.
netto
Bradford per Ib.

pence
i
/o
Sh.
i/o
£
i
/o
ig
°
/o
£
°!o
$
cts.
0(
pence
0
10
pence
0
1
f1.
0
/0
f1.
0(
3

32
1
/8
100,0
731- 100,0
62.116 100,0
261.171-
100,0
36.816
100,0
23,25
100,0
55,00
100,0
29,50
100,0
34,70
100,0
12,-
100,0
28
11
1
‘6
89,3
8616
118,5
58.11-
93,5
290.1716
111,1
31.116
85,3
17.55
75,5
47.25
85,9
24,75
83,9
28,46
82,0
11,61
96,8 26
3
14
83,3
731-
100,0
55.141-
89,7
290.41-
110,8
24.4!-
66,4
17,50
75,3
48,50
85,2
26,50
89,8 40,43
116,5
11,48
95,7
26
1
116
81,1
661-
90,4
63.16/-
102,8
227.51- 86,8
21.11-
57,8 20,00
86,0
51,50
93,6
30,50
103,4
47,58
137,1
11,48
95,7
247/
1
,
76,2
7016
96,6
75.14/-
121,9
203.15
1
6
77,8
23.5/-
63,8
19.15
82,4
39,-
70,9
25,25
85,6
32,25
92,9
10,60
88,3
17
1
3/,
55,4
671-
91,8
54.13!-
88,0
142.51-
54,3
18.1(6
49,6
13,55
58,3
26,75
48,6
16,25
55
1
1
25,36
73,1
9,84 82.0
26′
81,8
66)-
90,4
75.10/6
121,7
222.716
84,9
22.21-
60,7 20,20
86,9
45,75
85,0 28,75
97,3 37,50
108
1
1
11,70
97,5
25
7
1
80,7
66/6
91,1
78.-16
125,7
222.111-
85,0
23.216
63,5
20,10
86,5
44,25
80,5 27,75
94,1
34,50
99,4
1,70
97,5
26
81,0
671-
91,8
89.81- 144,0
221.0/6
84,4
25.816
69,7
21,25 91,4
44,00
80,0
27,50
93,2
36,-
103,7 1,70
97,5
25:1
4

80,2
68/-
93,2
82.1716 133,5
207.516
79,2
24.161-
68,0 20,45
88,0
43,25
78,6
27,25
92,4
33,50
96,5
11,70
97,5 25
1
/16
78,1
6916
95,2
75.416
121,2
197.516
75,3 23.191-
65,8
19,40
83,4
41,50
75,5
26,25
89,0 30,50 87,9
11,70
97,5
24
1
14
75,6
711-
97,3
74.111-
120,1
200.51-
76,5 23.141-
651
18,75
80,6
40,00
727
25,75
87,3
3450
99,4
1,70
97,5
21
1
(1
75,7
7216
99,3
72.1216 117,0
209.516
79,9
22.16/-
62:6
18,65
80,2
38,75
705
24,75
83,9
32:25
92,9
9,18
76,5
246
1n
75,7
7216
99,3
73.171-
119,0
210.111-
80,4
23.31-
63,6
18,60
80,0
37,00
67,3
24,00
81,4
29,75
85,7
9,28
77,3
23″/
73,9
7216
99,3
74.191-
120,7
205.516
78,4
23.11/-
64,7
18,90
81,3
34,25
62,3
23,75
80,5
31,25
90,1
9,39
78,3
2311
34

71,8
7216
99,3
72.16/-
117,3
188.916
72,0
23.4/6
63,8
18,45
79,4
32,50
59,1
22,50
76,3


9,49
79,1
22
1
116
70,7 72/6
99,3 70.51-
113,2
182.-/6
69,5
21.13/-
59,4
17,50
75,3
34,25
62,3
23,00
78,0
27,25 78,5
9,70
80,8
22
1
14
69,3 72/6
99,3
68.616
110,1
178.18/6 68,3
21.916
59,0
17,25
74,2
31,25
56,8 21,25 72,0
27,75
80,0
9,90 82,6
20″/,
65,3
72/6 99,3
71.916
115,1
174.131- 66,7
21.11/-
59,4
17,15
73,8
29,50
53,6
19,25
65,3
26,63 76,7
10,11
84,3
20116
62,6
7216
99,3
71.1216
115,4
174.41-
66,5
21.4/-
58,2
15,45
66,4
28,50
51,8
17,75
60,2
24,50
70,6
10,21
85,1
191/
59,5
701-
95,9
68.19/6
111,1
165.18J-
63,4
18.161-
51,6
15,20
65,4
26,25
47,7
16,50
55,9

69,2
10,21
85,1
19
9
/16
61,0
6716
92,5
61.31-
98,5
161.1716
61,8
18.616
50,3
16,45
70,8
27,25
49,5
17,25
58,5
24,13
69,5
10,21
85,1
18
15
/,6
59,0
67/6
92,5 53.91-
86,1
145.-1-
55,4
17361-
48,9
16,50
71,0 28,75 52,3
18,00
61,0
26,25
75,6
10,21
85,1

16
1
/16
50,0
6716
92,5
50.1/6
80,7
136.416
52,0
17,191-
49,3
14,50
62,4
27,75
50,5
17,50
59,3 26,63
76,7
10,21
85,1
16
49,9 67/6
92,5 48.21-
77,5
134.1716
51,5
18.31-
49,8
13,10
56,3
27,00
49,1
16,75
56,8
24,25
69,9
9,18
76,5
16
3
/8
51,0
651-
89,0
47.151-
76,9
135.516 51.7
18.61-
50,2
11,95
51,4
27,25
49,5
16,50
55,9
24,88
71,7
9,28
77,3
16
11
/16
52,0
6316
87,1
46.61-
74,6
132.61-
50,5
17.181-
49,1
II,-
47,3
27,00
49,1
15,75
53,4
28,50 76,4
9,39
78,3
16
1
/
51,5
63165
87,1
43.-1-
69,3
117.131-
44,9
15.15/6
43,2
10,55
45,4
24,50
44.5
14,50
49,2
26,25
75,6
949
79,1
16
5
1s
51,9
63168
87,1
46.816
74,8
113.161-
43,5
15.1816
43,7
10,85
46,7
24,00
43,6
13,00 44,1
25,25 72,8
9,70
80,8
165/
51,9
63166
87,1
47,616
76,2
115.31-
44,0
15.516
41,9
9,95
42,8
22,50
40,9
12,50
42,4

72,0 9,90
82,6
13
7
1
43,2
6016
8,9
45.7/6
73,1
116.8!-
44,4
14.-/6
38,5
10,30
44,3
21,25 38,6
12.00
40,7
24,63 71,0
10,11
81,3
12
1
1
38,9
5816
80,3
45.116
72,6
117.-16 44,7
13.5/6
36,4
10,95
47,1
21,75
39,5
12,00
40,7
22,50
61,8
10,21
85,1
13
7
/16
41,8
5816
80,3
45.116
72,6
122.1/-
46,6
13.3(6
35,2
10,90
45,9
25,25
45,9
14,50
49,2
22,25
64,1
10,21
85,1
13’/8
40,9
58/6
80,3
42,15/6
68,9
113.41-
43,2 12.10/-
34,3
10,25
44,1
24,50 44,5
14.50
49,2
22,25
64,1
10,21
85,1
12
15
/, 40,3
5816
80,3
39.616
63,4
104.171-
40,0
11,10/6
31,6
9,40
40,4
23,50
42,7 13,00
44,1
121,75
62,7
10,21
85,1
12
7
/8
40,1
5816
80,3
36.616
58,5
106.216
40,5
11.1116
31,8
9,10
39,1
22,00
40,0
1

12,50
42,4
19,13
55,1
10.21
85,1
1311
4

41,2
5816
80,3
34.141-
55,9
112.5/6
42,9
12.1516
35,1
.25
39,8
22,25
40,5
1

12,50
42,4
20,25
58,4
8,26
68,8
1213116
39,9
5816
80,3
1

32.151-
52,8
1

114.1916
43,9
11.191(i
32,9
7,20
31,0
1

22,25
40,5
1

12,00
40,7
/18,75
54,0
7,-
58,3
13
40,5
1

5816
80,3
31.101-
50,7
115.-/-
43,9
10.1716
29,9
6,70
7

28,8 21,008 38,2
1

11,50
8

39,0
1
7,-
58,3
invoering van ee huidige officieele noteeringswijze (lan. 1928);vanat 16 Dec.1929 74/5 K.G. Hongaarsche; vinaf 26Mei1930 Z.-Ruasische. ‘)Malting vôôr de Invoe-
6)Noteering Schotland 59(6.
6
)581-.
7)
4 Sept.
6)
3 Sept.

812

ECONOMISCH-STATISTiSCHE BERICHTEN

9 September 1931

durende de eerste acht maanden van het jaar waren
16.379.000 balen tegen 14.953.000 balen in 1930 en
14.482.000 balen in 1929.
Vanaf 1 Juli tot 31 Augustus waren cle Aanvoeren in
Europa en in Amerika tezamen 3.748.000 balen tegen
2.929.000 balen in 1930 en 3.395.000 balen in 1929, terwijl
de Afleveringen bedroegen 3.511.000 balen tegen 3.242.000
balen in 1930 en 3.430.000 balen in 1929.
De zichtbare voorraad was op 1 September in Europa
2.456.000 balen tegen 2.455.000 balen op 1 Augustus. In
Amerika bedroeg hij 1.592.000 balen tegen 1.491.000 balen
op 1 Augustus. In Europa en in Amerika tezamen was de
zichtbare voorraad dus op 1 September 4.048.000 balen
tegen 3.946.000 balen op 1 Augustus. Hij bedroeg op 1 Sep-
tember 1930 – 2.650.000 balen en op 1 September 1929 –
2.850.000 balen.
De zichtbare wereldvoorraad was op 1 September 6.961.000
balen tegen 7.014.000 balen op 1 Augustus en 5.522.000 ba-
len verleden jaar (in deze cijfers zijn niet begrepen de ‘voor-
raden in het binnenland van Brazilië, waarvan het cijfer
van 1 September nog niet bekend is, doch die op 1 Augus-tus bedroegen 20.807.000 balen en op 1 September 1930 –
23.681.000 balen). Rotterdam, 8 September 1931.

THEE.
De theemarkt te Londen gaf in de afgeloopen week van
een verbeterde stemming blijk. Vooi de meeste sorteeringen
bestond goede vraag tot vorige prijzen en somtijds iets hoo-ger. Gewone kwaliteiten liepen
Y
4
d. duurder, met uitzon-
clering van Ceylon-thee, waarvan de gewone soorten
Y
4
tot
Y2
d. lager waren.
Volgens mededeelingen van de Vereeniging voor de Thee-
cultuur in Ned.-Indië bedroeg de thee-uitvoer van Zuidelijk
Britseh-‘Indië gedurende de maand Juli 4.017.000 lbs. tegen-
over 5.741.000 lbs. in Juli 1930. Gedurende Jan-Juli werden
in totaal uitgevoerd 28.121.000 lbs. (v.j. 27.403.000 lbs.).
De thee-voorraden te Londen bedroegen per ultimo Augus-
tus 1931: 205.9 millioen lbs. tegenover 214.9 millioen lbs. per eind Augustus 1930. De vracht op thee van Ned.-Indië
naar Nederland is verlaagd van
f
30.- tot
f
27.- per
kubieke meter. Amsterdam, 7 September 1931.

STEENKOLEN.
De vraag op de kolenmarkten blijft uiterst gering. De
eenige soort, die in de afgeloopen vijf weken iets omhoog

gegaan is, zijn Northunibcrlaïids, omhoog gegaan niet door
een uitgebreide vraag, doch slechts omdat het quotacijfer,
dat intusschen vail 70 op 73 gebracht is, feitelijk iets te
laag was. Men vreest in Engeland, dat de vraag nog meer
zal terugloopen, omdat ook in Italië, dat tot de beste af-
nemers van Engelsehe kolen behoort, zeer groote voorraden
aanwezig zijn.
In Duitschland blijft de productie op peil, niettegen-
staande de •voorraden bij de mijnen, dus exclusieve de Syn-
dicaatsvoorraden, per einde Augustus ongeveer 9 millioen
ton bedroegen. (Cokes en briketten in kolen omgerekend).
De mijubouwvereeniging in Groot-Brittannië heeft uit-
noodigingen gezonden aan vereenigingen van mijneigenaars
in de verschillende kolenvoorbbrengende landen met het
doel in conferentie bij elkaar te komen te Londen. De mees-
te vereenigingen hebben toegezegd zoodat het vraagstuk van
een rationeele verdeeling van productie en afzet in de al-
lernaaste toekomst onder de oogen kan worden gezien.
De prijzen zijn:
Northuinberland Ongezeefde ………….
f
9.-
:Durham Ongezeefde …………………..9,75
Cardiff 2/3 large 1/3 smalls ……………11,60
Schotsche Gezeefde (Prime Lothians) ..,, 8.60
Yorkshire gewasschen Singles …………, 9.40
Westfaalsche Vetförder ……………….10,60
Vlamstukken T …………..11,75
Smeenootjes ……………,, 11.50
Gasvlamförder …………. ..11.-
Gietcokes …………….. ..14.-
flollandsche Eierbriketten ……………,, 13.-
alles per ton van 1.000 KG. franco station R’dam/A’dani.
Ongezeefde bunkerkolen feb. R’dam/A’dam
f 10.-.
Markt flauw.

8 September 1931.

IJZER.
De exportmarkt voor ruw ijzer is de laatste veertien da-
gen merkbaar zwakker geworden. Lux 3 noteert thans in
Schotland 1 sh. lager, nl. 52 sh. fot Grangemouth. De po-
sitie der Clevelandproducenten is vrijwel onveranderd ge-
bleven. Ondanks de productiebeperking nemen cle voorraden
toe. ])e daling van het prijsniveau, welke veertien dagen ge-
leden op de staalmarkt geconstateerd werd, is nog niet tot
staan gekomen. Zoowel de prijzen voor halffabrika.ten als
voor eindproducten zijn verder achteruitgegaan. Stafijzer
noteert thans 63-64 sh. fob. Antwerpen.

Vervolg STATISTISCH OVERZICHT VAN GROOTHANDELSPRIJZEN.

DIVERSEN
KOLONIALE PRODUCTEN
INDEXCIJFEBS

1
VURENI-IOUT
RUBBER’)
Standaard
SUIKER
KOFFIE
THEE
COPRA

Bruto-
gewicht v. d.


,


basis
7′
f.o.b.
Ribbed Smoked
Witte kristal-
Robusta
Afi. N.-I.
theev.
Ned.-Ind. f.m.s. buit, handel
1)11
o

n
Zweden!
Sheets
suiker loco
Locoprijzen
A’dam gem. pr
.
per
100 K.G.
Nederland
-C’)’n
Finland
loco Londen
R’dain!A’dam.
per 100

O.
K.
Rotterdam
per
1
11
K.O.
Java-
en Suma-
tratheep.’!,KQ.
Amsterdam
1925= 100
,


per
Ib.
_______
_______
In-

Uit-
voer

voer


f
0
10
Sh.
0
10
II.
0
10
cts.
°lo
cts.
01
f
0
10
1925
159,75 100
2111,625 100,0
18,75 100,0
61,375
100,0
84
1
5
100,0 35,875
100,0 100
100
100,0 100,0
1926
153,50
96,1
2j-
67,4
17,50
93,3
55,375 90,2
94,25
111,5
34,-.
94,8
112
128
93,2
92,9
1927
160,50
100,5
116,375
51,6
19,125
102,0
46,875
764
82,75
97,9
32,625
90,9
113 116
95,4
89,5
1928 151,50
94,8
-110,75
30,2
15,85
84
1
5
49,625 80:9
75,25
89,1
31,87′
88,9
118
128
96,4
87,6
1929
146,00
91,4
-110,25
28,8
13,-
69,3
50,75
82,7
69,25 82,0
27,37
5

76,3
122 132
91,6
82,6
1980
141,50
88,6
-15,875
16,5
9,60 51,2
32
52,1
60,75
71,8
22,62′
63,1
124 135
75,5
69,4
Jan.

1929
152,50 95,5
-19,875
27,9
13,775
73,5 53,125 86,6
77,25
91,4
29,-
80,8
III
119
94,2
84,6
Febr.

,,
150,00
93,9
1j-
33,7
13,375
71,3
54
88,0 74,25
87,9
28,62′
79,8 75 83
94,2
85,4
Maart

,,
147,50
92,3
110,125
34,0
13,50
72,0
54 88,0 72,75
86,1
27,62
5

77,0 82
111
94,8
85,8
April
147,50
92,3
-110,5
29,5
13,375
71,3
54
88,0 74,25
87,9
26,75
74,6
110 142
92,9
83,9
Mei

,
145,00
90,8
-110,875
30,5
12,25
65,3
54
88,0
73,50.
87,0
25,87
5

72,1 135 144
91,6
81,7
juni
147,50
92,3
-1
1
0,625
29,8
12,00
64,0
54
88,0 69,50
82,2
24,87′
69,3
137 134
91,0
81,9
uli
145,00
90,8
-III
30,9
13,425
71,6
54
88,0 68,50
81,1
27,50
76,7
144
147
91,0
83,7
Aug.
145,00
90,8
-110,5
29,5
13,00
69,3 53,50 87,2
64
75,6
27,25
76,0
151
149
91,6 83,6
Sept.
145,00
90,8
-110,125
28,4
13,475
71,9
51,75
84,3
64
75,6
28,25
78,7
135 144
91,0 82,0
Oct.
142,50
89,2
-19,625 27,0
13,30
70,9
48,50
79,0
66
78,1
27,50
76,7
137 146
90,3
80,5
Nov.
142,50
89,2
-/8,125
22,8
12,50
66,7
41,75
68,0
66,50
•78,7
27,25
76,0
128
143
88,4 78,8 Dec. 142,50
89,2
-18
22
1
5
12,075
64,4
36,75
59,9
60,75
71,8
27,125
75,6
123
125
87,1
78,8
lan.

1930
147,50
92,3
-/7375

20,7
11,675
62,3
35
57,0
60,50
71,6
26,875
74,9
128
136
84,5 76,9
l’ebr.
147,50
92,3
-18
22,5
11,40
60,8
35
57,0
58,25
68,9
26,37
6

73,5
112
126
81,3 75,2
Maart
147,50
92,3
-/7,625
21,4
10,70
57,1
35
57,0
62,25
73,7
25,25
70,4
125
131
78,7
74,2
April
147,50
92,3
-17,375
20,7
1055
56,3
35
57,0
59,50
70,4
26,12
5

72,8
115 127
78,7
72,8
Mei

,,
145,00
90,8
-16,875
19,3
9

$O
52,3
34,75
56,6 58
68,6
25,50
71,1 132
132 76,1
72,0
juni

,
145.00
90,8
-16,125
17,2
9,775
52,1
33
538
58
68,6
22,875
63,8
131
133
76,1
70,4
Jul[
142,50
89,2
-/5,625
15,8
9,27
5

49,5
31,50
51:3
55,50
65,7
21,75
60,6
138
141
74,2
69,3
Aug.
142,50
89,2
-j4,875
13,8
8,50 45,3
29,50
48,1
55,25
65,4
20,-
55,7
129
145
73,5 67,9
Sept.

,,
140,00
87,6
-/4,125
11,6
7,975
42,5
28,25
46,0
59,50
70,4
19,25
53,7
122 126
72,3
65,4
Oct.
132,50
82,9
-14
11,2
8,62
5

46,0
29 47,3
66,50
78,7
18,75
52,3
128
152
71,6 64,6
Nov.

,,
130,00
81,4 -14,375
12,3
8,75
46,7
29
473
68,25
80,8
19,375
54,0
121
139 71,0
63,3 Dec.

,,
130,00 81,4
-14,375
12,3
8,20
43,7
29 47,3
66,75
79,0
19,-
53,0
105 129
69,0
61,3
lan.

1931
125,00
78,2
-14,
2
5
11,9
8,20
43,7
28 45,6
66,25
78,4
18,25
50,9
121
132
67,7
59,2
ebr.

,,
125,00
78,2
-J3,875
10,9
8,20
43,7
26,25
42,8
53 62,7
18,125
50,7
96
121
67,1
59,4
Maart

,,
April
125,00 125,00
78,2 78,2
-/3,75
-/3,125
10,5
8,8
8,30
8,575
44.3
25,50
2475
41,5
45 53,3
18,62
5

51.9
107 140
66,5
59,1
,,
Mei

,,
125,00
78,2
-13,125
8,8
8,50
45,7 45,3 25′
40.3 40,7
43
40,25
50,9 47,6
17,50 15,37
5

.
48,8 42,9
110
114
138
141
65,8
65,8
58,4
56,8
Juni

,,
110,00
68,9
-/3,125 8,8
8,57
5

45,7
25,75
42,0
39.50
46,7
14,125
39,4
127
133
64,5 56,8
Juli

,,
110,00
68,9
-/3
8.4
8,77
5

46,8
27
41,0
38,25
45,3
15,-
41.8
138
153
62,6
55,8
Aug.

,,
100,00
62,6
-12,5
7,0
7,90
42,1
25,50
41,5
38,50
45,6
14,125
39,4
55,6
7
Sept.
100,00
62,6
-12,3125
6,5
7,625
40,7
24
39,1
13,375
37,3
1)
Jaar- en maandgem. afger. op
1
1
pence.

Economisch-Statistische Berichten

BIJ VOEGSEL BETREFFENDE ENKELE BRABANTSCHE INDUSTRIEËN.

WOENSDAG 9 SEPTEMBER 1931

No.
II

DE OPKOMST VAN DE NOORD-BRABANTSCHE INDUSTRIE.

Door Prof. Dr. Z. W. SNELLER.

Onze kennis van de economische geschiedenis van
Noord-Brabant is niet dan hoogst onvoldoende. Wij
weten, dat onder de Republiek de toestand verre van
gunstig was – rector Goossens van Tilburg is het voor enkele jaren nog weer komen bevestigen -,
maar hoe de economische gesteldheid was, in vergelij-
king met die van andere diluviale gebieden in Neder-land en daar buiten, buy. Overijsel, Belgisch Brabant
en Westfalen, en welke kiemen van economisch leven
er scholen in den bodem en hoe die kiemen tot ont-
wikkeling zijn gebracht, dat alles ontsnapt goeddeels
aan onze ivaarneming. Eerst een reeks van econo-
misch-historische detail-studies zal hier opening van
verborgenheden kunnen geven.

Als vaak de arme diluviale landatreken was ook
Noord-Brabant van ouds een gebied van textiel-nijver-
heid. De schrale bodem dwong den landman tot het
zoeken naar bijv erdienste; de grauwe winterdagen en
cle lange avonden in het eenzame land boden gelegen-
heid die te vinden in spin- en weefbedrijf. Deze huis-
nijverheid kwam in afwisseling en ook in samenwer-
king met de agrarische productie voor, wijl de grond-
stof vaak werd betrokken van eigen akker en eigen vee.

Reeds in de 16e eeuw moet de wol- en de linnen-nijverheid in Noord-Brabant niet zonder beteekenis
geweest zijn. In 1547 verleende Karel V aan ‘s-Her-
togenbosch octrooi voor het heffen van belastingen
op verbruiksartikelen. De druk dezer
accijnzen
werd
toen gelegd o.a. op ,,lynen lakens, door die buytenman
oft die bynnenman (d.w.z. door den bewoner der pro-vincie of door den Bosschenaar) bynnen den Bossche vercoft” – ‘s-Hertogenbosch was destijds een belang-rijke linnenmarkt —; voorts op wollen lakenen ,,byn-
nen der stadt (ni. ‘s-Hertogenbosch), tot Oisterwijck
of te Thilborch gemaeckt; item Weertsche, Neertsche,
Kesselsche, Geldropsche ende diergelycke lakens”.
Deze accijusregeling geeft dus iets als een staalkaart
van de toenmalige Noord-Brabantsche textielindus-
trie. Als dorpen en landstadjes van textielbedrijf zou-
den we voorts nog Helmond, Eindhoven, Stratum,
Gemert en Woensel kunnen noemen — hun linnenwe-
vers komen in de 16e eeuw als ingeschreven poorters
in de Utrechtsche stadsregisters voor; tenslotte Breda,
waar ondernemers waren gezeten, die linnen lieten
weven in de stad en op het omliggende platteland.
In de 16e eeuw vormden de Nederlanden één econo-
misch rayon, dat zijn brandpunt in Antwerpen vond.
in deze stad, markt- en stapeiplaats van wereldbetee-kenis, concentreerde zich de in- en uitvoerhandel der
Nederlanden. Voorzoover de Brabantsche textielnij-
verheid boven de vervulling der locale behoeften ging
en werkte voor export, geschiedde die export over
Antwerpen; ook het Bossche linnen, dat ter bleeking
vaak naar Haarlem werd gezonden, kwam meestal in
Antwerpen met den wereldhandel in contact.

* *

Deze oriënteering der Brabantsche nijverheid ver-
anderde in 1585. Antwerpen viel toen in Spaansche
handen; de Geuzen sloten de Schelde; de handel
kwijnde weg van de eens zoo trotsche Scheldestad.

Toen waakte in het Noorden het economisch leven op
en werd Amsterdam de groote handelsmetropool, de
internationale stapelmarkt, waar de draden van den
wereidhandel in elkander werden gestrengeld. Onder
de prikkeling van Amsterdam, en ook van Rotterdam,
dat mede een zelfstandige internationale marktfunc-
tie verwierf, zij het van geringer beteekenis dan Am-
sterdam, groeiden Leiden en Haarlem, de eerste als
stad van wol-, de tweede van l.innenbedrjf.
De gang der dingen in Leiden en Haarlem was in
groote trekken •deze, dat de wol- en linnennijverheid
er gaandeweg vervangen werden door den handel in
wollen en linnen stoffen, met welken nog •de eindbe-
verkingen van het goed bleven verbonden. Haarlem
bezat van ouds dit meer commerciëele karakter; Lei-
den verkreeg het gaandeweg, •beide onder invloed van
de hooge bonen, die in de tijden v66r de industriëele
revolutie, d.w.z. van de mechaniseering der nijver-
heid, toen bijna alle nijverheidsproductie nog door
handenarbeid geschiedde, een overwegende beteekenis
bezaten. In de dure Hollandsche binnensteden was de
weverj niet meer vol te houden; zij werd weggeperst
naar het goedkoope platteland, naar Twente, dat in samenwerking met Haarlem werkte; naar Brabant,
dat in economische afhankelijkheid van Leiden en
Haarlem kwam.

Want hoe weinig er ook bekend moge wezen van
de geschiedenis der Brabantsche textielnijverheid in
de 11e en 18e eeuw, dit mag niet worden vergeten,
dat haar nieuwe ontwikkeling in de zoozeer gesmade
tijden der Republiek van uit het handeldrijvende Hol-
land werd in gang gezet. Tilburg begon te leven in
afhankelijkheid van Leiden, dat opdrachten voor spin-
nen en weven gaf; Eindhoven en Helmond in afhan-
kelijkheid van Haarlem. De textielondernemers der Hollandsche steden – de drapeniers en lakenreeders
hier, de linnenreeders ginds — namen de goedkoope
platte1andsnijeren in hun dienst; hun kapitaal en
hun handelsrelaties maakten er de nieuwe opleving
der nijverheid, mogelijk.

In de tweede helft der 17e eeuw zien we Tilburg
en omgeving in relatie met Holland komen. In de
1.8e eeuw werkten de Brabantsche huisnijveren in en
om Tilburg vooi de Leidsche lakenreeders. Een Leidsch
getuigenis •van 1157 zegt het met zooveel woor-
den, sprekend van ,,lakenen, dewelke voor Leydsche
gedebiteerd worden (d.w.z. als Leidsche in den handel
worden gebracht), maar veelal voor rekening van
onze kooplieden (d.w.z. de Leidsche lakenreeders) ten
platten lande als Oosterhout, Oisterwijk, Tilburg en
elders in de Meyerije van ‘s-Hertogenbosch gefabri-
ceerd worden, alwaar de levensmiddelen en huishuur
beter koop zijn als in onze stad, en alwaar de arbeids-
hen, schoon voor minder loon werkende, den bboey
en welstand dier plaatsen groteljks bevorderen”.
Voorloopig hielden de Leidsche ondernemers de
fijnere eindbewerkingen, vollen en droogscheren en
verven, nog in eigen hand, en had het ruwere spinnen
en weven in Tilburg c.a. plaats. Uit Holland kwamen
de opdrachten; uit Holland kwamen ook de grbndstof-
fen; naar de Hollandsche opdrachtgevers ging het

XVIII

BIJ VOEGSEL ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
9 September 1931

ruwe geweven product. Het was in één woord de ,,com-
missionaire wollenlakenfabriek”, die in de 18e eeuw
het karakter van Tilburgs wolnijverheid bepaalde.
Maar de tendena tot emancipatie was aanwezig,
welke zich in •de tweede helft der 18e eeuw dan ook
geleidelijk voltrok. Tenslotte trokken Leidsche onder-
nemers met pak en zak naar Brabant over. Zoo de be-
kende patriot Pieter Vreede, die zich in 1190 in Til-
burg vestigde en daarmede het zelfstandig worden van
de Tilhurgsche wolnijverheid tot uitdrukking bracht.
* *
*
Wij zouden nu over de linnennijverheid van Eind-
hoven en over haar groei onder de schuts van Hol-
land moeten verhalen. Helaas ontbreken echter de ge-
gevens voor het teekenen van een nauwkeurig beeld.
Het archief te Eindhoven is arm aan oude stukken, en

slechts uit enkele verspreide gegevens valt er een
voorstelling te vormen, die echter aan duidelijkheid
veel te wenschen overlaat. Die gegevens doen ons in
en om Eindhoven een linnennijverheid zien, geleid
door ondernemers, die hun garen uit Holland ontvin-
gen, die het lieten verwerken door wevers in het klei-
ne landstadje en op het platte land en die hun lijn-
waden dan weder naar Holland zônden.
Des te beter zijn wij, dank zij den arbeid van den heer Heeren, over het minder belangrijke Helmond
ingelicht. Ook daar bestond een belangrijke linnenwe-
verj. Oudtijds was deze zelfstandig boerenbedrijf,
met verkoop aan den collecteerenden handel, die den
boerenwever opzocht onder zijn strooien dak of moge-
lijk hem ontmoette op de linnenmarkten.
Uit zulk een collecteerenden handelaar kon licht
een ondernemer groeien, die eenig kapitaal bezat, de
grondstof, het linnen garen, uitgaf aan de thuiswe-
‘ers, van hem de geweven stof ontving, soms ook
zorgde voor bleek en opmaak en dan het lijnwaad in
den handel bracht. Sporen van zulk een kapitalis-
tisch-georganiseerde huisindustrie zijn reeds aanwe-
zig in het laatst der 17e eeuw, echter zwak, daar de
Helmondsche entrepreneurs niet economisch zelfstan-
dig waren, maar stonden in dienst van •de Haarlem-
sche linnenreederij.
De geschiedenis herhaalt zich. Zooals Tilburg is
opgekomen in afhankelijkheid van de wolstad Leiden,
zoo Helmond in afhankelijkheid van de linnenstad
Haarlem, echter met dit onderscheid, dat het linnen-bedrijf te Haarlem,
gelijk
wij zagen, reeds vroeg een
commerciëel karakter droeg en dus te eerder ertoe
kwam onderdeelen ian de bewerking uit te geven bui-ten Haarlem, in het goedkoope Brabantsche land.
In Haarlem woonden de ,,fabriqueurs”, die meest
apprêteurs en handelaars waren, de ,,heeren fabri-
queurs”, zooals men in Helmond dee.moedig zeide,
dankbaar •gestemd jegens de principalen, die aan de
,,commissiebazen” de opdrachten verstrekten, hun de
geschoren kettings deden toekomen en later het linnen
van hen terug ontvingen. Deze Helmondsche ,,com-
missiebazen” hadden weder de weverspatroons met
hun knechts en leerjongens in hun dienst, hetzij
in Helmond zelf, waar zij met die wevers in één gilde vereenigd waren, hetzij op het omgelegen platte land.
Aanvankelijk werd meest uit linnen geweven, tot ongeveer het midden der 18e eeuw. Toen kwam de
buitenlandsche mededinging op met kracht, van Hani-
burg en Bremen, met hun Silezische en Westfaalsche
linnens; ook van het voor vlasbouw en bleekerij zoo
geëigende Ierland. De lElaarlemsche reeders werpen
zich dan op de bontweverij, d.w.z. op de weverj van
wit-blauw-geruite of -geblokte stof. Uiteraard volgt
Helmond na. De witte lijnwaden, en later de •bonte
goederen, werden door de Haarlemsche ondernemers
naar West-Indië geëxporteerd.
Een mededeeling uit het jaar 1771 teekent het Hel-
mondsche bedrijf met een enkelen trek, sprekend van
,,bonte lijnwaten, door cooplieden van Haarlem al-
hier in commissie om te weven gezonden, die daar-
mede handel drijven principalijk op de West-Indiën.”
Natuurlijk moesten de’ Helmondsche commissieba-
zen er naar streven van hun Haarlemsche opdracht-
gevers los te komen en ,,een fabricq voor eygen reke-
ning” bij de hand te nemen. Het is dezelfde gang van
zaken, dien we reeds in Tilburghebben gezien.
Het woord ,,fabricq” mag ons niet in verwarring
brengen. Het bedoelt niets anders dan het entrepre-
neursbedrijf i.n de huisindustrie, maar nu van den
tot economische zelfstandigheid gekomen entrepre-
neur. Zulk een zelfstandig ondernemer, zij het in zak-formaat, was Johannes Raymakers, de stamvader van
een Bra’bantsch fabrikantengeslacht, wiens koopmans-
hoekje uit 1772 en volgende jaren is bewaard geble-
ven., Raymakers treedt op ons toe als een man van
veelzijdige activiteit; hij heeft loonwevers in dienst;
laat in loon bleeken; verzendt goederen naar Haarlem
voor de apprêtuur; maakt reizen naar Haarlem en
Amsterdam; verkoopt er ‘bonte ljnwaden. Hij houdt
een kruidenierswinkeltje, waar ‘hij zout, koffie en olie
debiteert. Hij staat onder verdenking van gedwongen
winkelnering.
Het is alles wat klein en wat beperkt, maar als na
1795, onder invloed van het continentale stelsel en
den concurrentiestrijd’ met Engeland, de industriëele revolutie inzet; als mede onder Franschen invloed de gildehand gebroken rordt, waarin deze entrepreneurs gevangen zaten, dan zal ‘de Helmondsche huisindus-
triëele organisatie uitgroeien tot een fabriekssys’teem;
de aan den gildeband ontsprongen entrepreneurs
worden fabrikanten; de uit de gildenorganisatie weg-
gegleden loonwevers declasseeren tot fabrieksarbei-
ders, onder wie zich gaandeweg ook de ‘boerenwevers
mengen, die zich los maken van het land.

Alen zou de ‘geschiedenis ‘der Langstraatsche schoen-
en leerindustrie in bijzonderheden willen kennen. Zij
kan waarschijnlijk een dankbaar object voor een mono-
graphische studie zijn. Zoolang deze monographie
èvenwel niet geschreven is, zullen we ons met schema-
tische kennis moeten behelpen.
– Reeds in het midden der 18e eeuw moet d’e schoe-nenindustrie in ‘de Langstraat van zekere beteekenis
zijn geweest. Dit ‘blijkt o.a. uit een ordonnantie van
het Gerecht van Leiden, van 1742, waarin wordt op-
gemerkt, dat toevoer van ,,schoenmakerswerk in de
Larigestraet. . . . gemaekt”, de stedelijke markt be-
derft, ten nadeele van de stedelijke schoenenmakers.
Het schoenwerk, dat uit de Langstraat kwam, was
lager in prijs dan dat van Leiden.
Wij zien hier hetzelfde verschil in productiekosten
zich openbaren, dat ook bij ‘de weverij kon worden
opgemerkt. Het was den Hollandschen stadsbewoners
onmogelijk te concurreeren tegen de Brabantsche plat-
telandshixisindustrie.
Als huisindustrie, onder leiding van entrepreneurs,
heeft de Langstraatsche schoenenindustrie ‘bestaan tot
ver in de 19e eeuw. Die ondernemers vonden afzet voor hun handwerk, voornamelijk in de steden van
Nederland. Zij hadden thuiswerkers in dienst; of
verzamelden enkele handwerkers in een loods. Mag
men de geruchten gelooven, die over ‘deze entrepre-
neurs de ronde doen, dan muntten zij niet uit door
sodiaal besef. Lage bonen en dwang van winkelne-
ring worden hun ten laste gelegd.
Heel langzaam aan moderniseerde zich de nijver-
heid. Het Gemeente-verslag van Waalwijk vermeldt
in 1859 de invoering van de stikmachine, voor het
vasthechten van het overleer. Dit begin van mechani-
seering schiep intusschen nog geen fabriekssysteem.
Dit brak eerst door, toen ook het walsen en stanzen
en de overige bewerkingen ‘machinaal geschieden kon-
den. De arbeiders werden toen geconcentreerd om de
machine in de fabriek, waar de stoom de beweeg-
kracht ging leveren. Zoo groeide in het laatst der 19e
eeuw de moderne schoenindustrie, die zich in Brabant’
een waardige plaats veroverde naast de beide andere
historisché industrieën van inheemschen grond, de
wol- en de linnennijverheid. ‘

9 September 1931
BIJVOEGSEL ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

XIX

DE NEDERLANDSCHE SIGARENNIJVERHEID.

Door H. VAN DER PtJTT.

Wanneer men hoort spreken van Brahantsche in-
du.strie, denkt men onmiddellijk aan het sigarenbe-
drijf.

Niet ten onrechte. Geen enkele industrie is daar
zoo verbreid en algemeen.

Vooral in Zuid-Oost Brabant kan men haast geen
plaats – hoe klein ook – aanwijzen waar niet een of
meerdere sigarenfabrieken gevestigd zijn. In Eind-

hoven telt men 51 sigarenfabrieken; i.n het geheele
district van de Kamer van Koophandel van Eindho-
ven 167. In de proviincie Noord-Brabant wordt ruim
65 pOt, van het geheele sigarenverbruik geprodu-
ceerd.
Voor de sigarenindustrie hebben de Brabantsche

industriedagen, die toch voornamelijk de bedoeling
hebben om de bevordering van het Nederlandsch Fa-
brikaat te propageeren, niet die beteekenis als voor de
bedrijven, die met ‘buitenlandsche concurrentie te
kampen hebben.

De Nederlander weet gelukkig, dat er geen betere
e.0 goedkoopere sigaren zijn dan de Nederlandsche en
als hij ‘daar al niet grondig van overtuigd was, zou-
den de invoerrechten hem wel leeren, om aan het na-
tionaal product de voorkeur te geven.
Het invoerrecht
01)
sigaren bedraagt 30 pOt. van
de waarde met een nlinimum van
f
15 per 1000. Daar-
door werd cle abnormale invoer, die in het valutajaar
1922 circa 400 millioen bedroeg, afdoende gekeerd.
De invoer van sigaren was in 1929 991.000 stuks;
in 1930 913.000. De talrijkheid der bedrijven is een
beletsel tot kartelvorming, bevordert zelfs sterk de
haast ongezonde concurrentie.

De zeer matige prijzen, ‘diie de fabrikanten op de
Nederlandsche markt bedi’ngen kunnen, zijn oorzaak,
dat, alhoewel de export naar de meeste landen door
hooge tarieven wordt tegengehouden, deze in de laat-
ste jaren toch niet terugloopt, dank zij de behoorlijke
afname van onze koloniën.

Uitvoer
van sigaren.
Totaal
Ned.-Inclië

1926

………..
49.285.000 26.096.000
1927

………..
55.266.900
29.790.000
1928

………..
58.552.000 32.192.000
1929

………..
57.439.000 32.556.000
1930

………..
51.084.000
31.123.000

Aangezien de totale sigarenproductie in Nederland
1.419.816.000 stuks bedraagt, ziet men dat de export in verhouding slechts een zeer gering gedeelte ervan
uitmaakt, nl.
mi’n4er dan. 4 pCi.!
Van de allergrootste beteekenis is het binnenlandsch
verbruik.
Het verbruik van sigaren heeft zich als volgt ont-
wikkeld:

1925 . . . . 1.062.972.000

1928 . . . . 1.266.889.000

1926 . . . . 1.145.089.000

1929 . . . . 1.346.089.000

1927 . . . . 1.197.612.000

1930 . . .. 1.369.650.000

Voor de vervaardiging van deze hoeveelheden zijn ruim 20.000 arbeiders noodig. In 1916 was het aantal
27.000. Men mag gerust aannemen, dat de overtollige
werkkrachten door overlijden en door overgang naar
andere industrieën zijn afgevloeid. Schakelt men deze
crisisperiocle uit, dan kan van een beteekenende werk-
loosheid niet gesproken worden. Dit is ten deele ook
toe te schrijven aan het feit, dat in de laatste jaren
slechts weinig leerlingen werden aangenomen.
Merkwaardig is wel, dat nog steeds circa 1500 Bel-
gen op de Brabantsche sigarenfabrieken werkzaam
zijn.
Blijkens een uitlating van een afgevaardigde van den Ohr. Tabaksbewerkersbond van Brussel op het
jongste congres van den Ned. R.K. Tabaksbewerkers-
bond hebben de tabaksbewerkers van België hun Mi-
nis’ter van Financiën overgehaald om het voorstel tot
verhooging van invoerrechten op sigaren terug te
nemen op grond van het feit, dat er meer sigaren
door Belgische onderdanen in Nederland worden ge-
fabriceerd dan Nederlandsche sigaren in België in-
gevoerd. Meermalen heeft men de vergelijking ge-
maakt tusschen de rookcapaciteiten van een Neder-
lander en een buitenlander.

Rookt een Nederlander (vrouiven en kinderen in-
begrepen) per jaar 171 sigaren, een Belg rookt er 80,
een Duitscher 120, een Deen 90, een Amerikaan 55.

Schakelt men vrouwen en kinderen uit, en neemt
men aan, dat de helft van de rookers ook sigarenroo-
kers zij:n, dan komt men op een gemiddeld sigarenver-
bruik van 800 per jaar.

In Denemarken heeft men het verbruik van siga-ren bevorderd door verhooging ‘van den accijns op
sigaretten. Hetzelfde geschiedt hier ook, doch niet
met gelijke uitwerking. De in Denemarken in 1928
ingestelde belastingverhooging liet nl. de sigaren vrij.
Ei et gevolg daarvan was, dat het sigarettenverbruik
daalde van 1544 millioen stuks (1928) op 1018 mii-
lioen (1929) en de consumptie van sigaren steeg van
209 milli.oen (1928) op 263 millioen (1929). De fiscus
ontving desniettegenstaande in 1929 circa 4 millioen
Kr. meer dan in 1928.

De wetgever heeft ook hier te lande gevoeld, dat
cle sigarenindustrie van zeer groote beteekenis is voor
de nationale welvaart, omdat de kosten van dit pro-
duct voor meer dan een derde deel door het loon wor-
den gevormd.

Het is in vele landen zoowat de gewoonte geworden,
om telkens wanneer er tekorten op de begrooting ont-
staan, de tabaksbelasting te ,,’herzien”. Nederland heeft
reeds een aanvullend& accijns op sigaretten gekregen.

De gevoelige terugslag, die de belastingverhoog.ing
in Duitschland op den Nederlandschen tabakshandel
heeft teweeggebracht, duidt erop, dat de direct be-
langhebbenden bij een ‘bloeiend sigarenbedrijf niet
alleen onder de werkgevers en werknemers gevonden
worden, maar dat de tabakshandel en de Indische
planters in hun eigen belang’ met de meeste zorg
zuilen waken voor •de industrie.

De tabaksmaatschappijen en de tabakshandel heb-
ben bij onze sigarenindustrie zeer groote belangen. In de jaren 1929 en 1930 werd voor ongeveer 9 millioen
gulden per jaar Sumatratabak verwerkt, dat is onge-
veer een zevende van. den oogst. Het is een bekend
feit, dat – nu de animo van de Duitschers om het
dure zandbiad te koopen geluwd is – het juist •de
Nederlandsche fabrikanten zijn, die de prijs van het
,,fancy” bepalen.

Dat de tabaksaccijns onze rookers toch al niet on-beduidend belast, blijkt uit de volgende vergelijking. De opbrengst van de tabaksbelasting was in 1930 in:

Duitschlaud
. f 686.000.000

Nederland
. . . f 28.818.611
Denemarken.,,
17.550.000

Noorwegen …..
10.790.350
België ……
..,
16.822.260
Zwitserland ..
12.205.888
Engeland …..
753.516.240

Vermeldde ik reeds, dat ‘de werkgelegenheid in de
sigarenindustrie in de laatste jaren ongeveer gelijk is gebleven, merkwaardig is het wel, dat de groot-
industrie zich steeds verder ontwikkelt ten koste van
de kleinbedrijven.

In de eerste plaats dient opgemerkt, dat het ver-
meerderd verbruik van de laatste jaren geen werk-
gelegenheid tengevolge heeft gehad, omdat deze ver-
meerdering hoofdzakelijk op rekening komt van de
goedkoope eigarillos, die meest machinaal worden ver-
vaardigd, zoodoende is er voor uitbreiding van cle
kleinindustrie in die richting geen gelegenheid.

XX

B.EJVOEGSEL ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
9 September 1931

Aantal Aantal
fabrieken
sigarenmakers

1925 1927 1928 1925 1927 1928
1-10
sigarciimakers
588

844

580
2022 2574 1905
11-50

143

144

132
3065 31.87 2921.
51-100

.,

27

28

28
1938 2074 2108
meer clan 100

..

22

22

25
3368 3767 4929

Van de 20.000 arbeiders, die in 1928 in de industrie xverkzaam waren, werkten er ongeveer 60 pOt. bij 53
firma’s en thans is dit percentage zeker. tot 65 pOt.

gestegen.

Voor den sigarenfabrikant is de teruggang van het
verbruik van dure sigaren van zeer groote beteekenis.
:Daardooi- immers wordt het winstcijfer sterk beïn-
vloed.
Het volgend staatje bewijst deze teruggang.

Verbruik van sigaren.
mi mider clan
5
et.
5
t/m. 10 cts.
v.
10
cts. en hooger

1923

11

0
/0

82.20
0
/0

6.80
0/

1926

17.23 ,,

76.67 ,,

6.10
1929 . . ..

20.99

73.13

5.88 1930

20.73 ,,

73.55
,;

5.72

DE BRABANTSCHE LEDERINDUSTRIE.

Door Mr. W. P. M. VAN DER LOO.

De lederindustrie kan zeker tot de ,,echte” Bra-
bantsche industrieën gerekend worden. Het grootste
deel der Nederlandsche lederfabrieken – waaronder
de ijoornaamste – bevindt zich immers in Noord-
Brabant. In 1929 waren daar 96 van de 119 groote
ondernemingen en 65 van de 75 kleinere. De belang-
rijkste centra zijn: Dongen, Eindhoven, Gilze-Reijen,
Loon op Zand, Oisterwijk, Tilburg en Waalwijk.
Sinds den oorlog is de aard van deze industrie sterk
veranderd; terwijl het aantal ondernemingen ver-minderde, steeg de sterkte van het personeel aan-
merkelijk.
Bestonden er immers volgens een uitgave van de
Directie van den Arbeid in 1910/1911 431 inrichtin-
gen met 2.005 daarin werkzame personen, in 1928
waren er 116 ondernemingen met een personeelsterkte
van 3.220 personen en bovendien 79 kleine kuiplooie-
rijen. Vele kuiplooierijen werden lederfabrieken; het handbedrijf werd machinaal bedrijf; langdurige looi-
ing werd snel looiing. In 1911 waren er 117 onder-
nemingen met krachtwerktuigen en 245 zonder. In
1927 was deze verhouding 142 en 58. In 1910111 waren
er 392 kuiplooierijen, die met 2 of 3 arbeiders werk-
ten. Thans is er een fabriek, die ongeveer 900 arbei-
ders in dienst heeft.
De groei der productie moge blijken uit de volgen-
de gegevens:
In 1910111 werden ongeveer 925.000 huiden en vel-
len verwerkt.
In 1929 was het verbruik van runder- en buffel-
huiden pl.m. 1.078.000 stuks; en van kalfsvellen:
1.770.000 stuks.
1

let verbruik van schapenvellen was in 1929 onge-veer even groot als in 1911. Het getal verwerkte gei-
tenvellen en paardehuiden liep terug. In 1910111 wer-
den 70 pOt. van de tot zoolleer verwerkte huiden kuip-
gelooid en 30 pOt. vachegelooid. In 1929 waren deze cijfers resp. 95 pOt. en 5 pOt.
De productie van overleder ging nog veel sterker
vooruit dan die van zoolleder.
De verhoudingscijfers van de totale waarde van
overleder, zoolleder en tuigleder waren resp. in 1917
en 1928: 27,54; 67,42; 5,2.
Het zoolleder wordt meestal. niet in heele huiden
verkocht, maar verdeeld in croupons en afval (halzen,
liezen, e.d.). Bedraagt de croupon ongeveer 50 pOt.
der oppervlakte van de huid, haar verkoopsprijs is
ongeveer 72 pOt. van •de totaal-opbrengst. De afval wordt voor het grootste deel verwerkt in de schoen-
fabrieken.
Hieronder volgt een staat van de Nederlandsche
productie en afzet van plantaardig gelooid zoolleder
(afval inbegrepen) )
Uit deze statistiek blijkt, dat voor zoolleder een
uitvoersaldo bestaat en de Nederlandsche zoolleerfa-
brieken dus geheel in staat zijn, de binnenlandsche
behoefte te bevredigen.

) Alle cijfers ontleend aan de publicaties van het Cen-
traal Bureau van de Statistiek. De getallen over
1931
heb-
ben betrekking op de maandei Januari tfm. Juli.

Invoer

Uitvoer

Productie in Nederland
1000
KG.
1000
Gid.
1000
KG.
1000
Old.
1000
KG.
1000
Old.

1928 . . 673

1.218

1.030

1.988

9.389

18.198
1929 . . 406

772

993

1.500

9.661

15.910
1930 . . 297

537

1.213

1.620

19311) 201

276

646

853

Verbruik Nederi. Schoenfabrieken Voor reparatie
1000 KG. 1000 GId.

1000
liG. 1000 liG.

1928
……..
4.915

8.055

4.116

9.345
1929
……..
4.903

7.102

4.199

8.080

De gemiddelde prijzen van uitgevoerd vachezool-
leder in huiden en croupons, bedroegen resp. in 1927,
1928, 1929, 1930 en eerste halfjaar 1931 per KG.

f
2,49;
f
2,75;
f
2,22;
f
1,99 en
f
1,88.
In 1929 waren de productieverhoudingen van resp.
vaclie-huiden en croupons, vache-afval; kuipgelooid
huiden en croupons; kuipgelooid afval in 1000 EG.:
5.017; 4.313; 260; 71 en in 1000 Gld.: 10886; 4283;
676 en 65.
Hier volge een statistiek betreffende plantaardig en
chroomgelooid overleder:

1000 liG. 1000 Glcl. 1000 KG. 1000 Gid.
Invoer

Uitvoer
1928
…………..
932

9.908

1.472

16.424
1929

…………..
864

8.311

1.410

14.736
1930
…………..
908

7.454

1.519

13.757
19311)
………….
521

3.826

809

6.379

Productie in Neclerla.ud. Verbruik Ned. Schoenfabrieken.

vierk.

vierk.
voet

1000 Gkl.

voet

1000 Old.
1928 . 32.298

23.460

i4.802

11.576
1929

31.657

20.705

19.509

10.865

Voorts een statistiek over voeringleder, tuig- en
zadelleder, drijfriemenleder, zeemleder.

Invoer

Uitvoer
1000 liG. 1000 Gid. 1000 liG. 1000 GId.
1928
………..
1.029

5.039

856

3.978
1929
………..
1.010

5.048

823

3.601
1930
………..
1.168

5.079

695

2.915
19311)
………
608

2.463

409

2.112

In totaal wordt in Nederland ieder geproduceerd
in 1928 voor ptm.
f
48.531.000. In 1929 voor

f
42.102.000.
Uitgevoerd werd in 1928 voor
f
24.886.209 (zonder

lakleder, waarvan geen statistieken gepubliceerd
worden). In 1929 was dit:
f
23.480.422. De uitvoer
heeft met ernstige moeilijkheden te kampen door de
steeds hooger wordende invoerrechten, die overal ge-lieven worden. Engeland en Nederland zijn de eenige
landen, waar geen invoerrecht op leder bestaat. De
overgroote meerderheid der lederfabrikanten is ge-organiseerd in de Federatie van Vereenigingen van
Nederlandsche Lederfabrikanten, die zich de econo-
mische behartiging •der lederfabrikanten ten doel
stelt. Sinds het begin van dit jaar worden onderhan-
delingen gevoerd over afsluiting eener collectieve
arbeidsovereenkomst.

‘) De cijfers over
1931
hebben betrekking op de eerste
6
maanden van dit jaar.

9 September 1931
BIJVOEGSEL ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

XXI

DE NEDERLANDSCHE WOLNIJVERHEID.

Door Mr. B. J. M. VAN SPAENDONOK.
De wolnijverheid neemt na de katoenindustrie on-
der de verschillende branches der textielnijverheid in
Nederland de eerste plaats in, zoowel wanneer men
rekening houdt met de waarde der geproduceerde
goederen, als met het aantal arbeiders, dat in de be-
drijven te werk wordt gesteld. Wanneer wij in dit
verband over de Nederlandsche wolnijverheid spreken,
dan vatten wij onder deze benaming samen de f abri-
cage van sajet en garens, van wollen en halfwollen
man ufacturen, alsmede van wollen dekens. Andere
textielbedrijfstakken, die eveneens wol verwerken,
zooals bijv. de tapijtfabrieken, de tricotagefabrieken, de trijpfabrieken, alsmede ondernemingen, die nauw
met de wolnijverheid verbaid houden (wolwasscherij-
en, kunstwolfabrieken, loonververijen), laten wij der-
halve hier buiten beschouwing.
De onder de wolindustrie in den hierboven aan-
gegeven zin te rangschikken ondernemingen zijn in
het algemeen tot de middeigroote bedrijven te reke-
nen. Groot-bedrijven iii den eigenlijken zin des woords,
zoekt men er tevergeefs onder en wanneer men een
enkel bedrijf met een personeel van boven 500 arbei-
ders buiten beschouwing laat, is een onderneming
met een personeel van 100 tot 300 man als het nor-
male type te beschouwen.
Volgens de meest recente statistische gegevens –
die over 1929 – telde Nederland 78 ondernemingen,
die tot de wblnijverheid kunnen worden gerekend,
met ‘een totaal-personeel van 11.802 man, overeenko-
mende met een gemiddelde personeelsterkte van 150
man. Deze 78 ondernemingen hadden tezamen 257.764
spilien en 4.982 weefgetouwen.
Zoowel het aantal spillen als het aantal getouwen
vertoonden
i11
de nâ-oorlogsjaren geen wijziging van
beteekenis: het verlies in aantal spillen en getouwen
door de liquidatie van een. 6-tal ondernemingen sinds
1921., werd gecompenseerd door de uitbreiding der
overige inrichtingen.
Eenige verdere •gegevens mogen den omvang der
Nederlandsche wolnijverheid nader illustreeren.
In deze 78 ondernemingen werden in 1929 verwerkt
3.178.000 EG. vette wol, 3.874.000 EG. gewasschen,
ruggewasschen en gekamde wol, alsmede 2.619.000
EG. niet zelf gesponnen garens.
Terwijl in de hoeveelheden verbruikte vette wol en
verbruikte gewasschen, ruggewasschen en gekamde wol in de nâ-oorlogsjaren geen ingrijpende verande-ring optrad, vertoonde het verbruik van niet zelf ge-
sponnen garens een belangrijke stijging, zooals onder-
staande cijfers illustreeren: Verbruikte garens

(niet zelf gesponnen)
1921

………………………
970.000 KG.
1922

………………………
1.160.000
1923

………………………
1.210.000
1924

………………………
1.230.000
1925

……………………..

1.270.000
1926

………………………
1.680.000
1927

………………………
2.180.000
1928

………………………
2.480.000
1929

………………………
2.619.000

Deze belangrijke toename in het verbruik van niet
zelf gesponnen garens moet worden toegeschreven aan
een stijging in het verbruik van buitenlandsche kam-
garens, in welke richting ook de
cijfers
der handels-statistiek een aanwijzing geven. De invoer toch van
wollen garens in Nederland bedroeg in dezelfde jaren
als volgt (zie tabel bovenaan volgende kolom).
Deze belangrijke toename van geïmporteerde wollen
garens vindt haar verklaring in de omstandigheid,
dat Nederland niet over een eigen kamgarenindustrie
beschikt. Afgezien toch van enkele ondernemingen,
die op een bescheiden productie van kamgarens zijn
ingesteld, wordt het overgroote kwantum der in Ne-
derland verwerkte kamgarens uit andere landen inge-

KG.

Gld.

1921
……………
1.527.000

7.333.000
1922
……………
3.058.000

13.104.000
1923
……………
2.428.000

10.708.000
1924
……………
2.518.000

13.071.000
1925
……………
2.395:000

12.817.000
1926
……………
3.348.000

15.720.000
1927
……………
4.024.000

18.876.000
1928
……………
3.890.000

20.825.000
1929
……………
4.101.000

19.785.000
1930
……………
4.343.000

16.804.000

oerd. Bij dezen invoer nemen de kamgarenspinne-rijen van Frankrijk, Duitschland en België de voor-
naamste plaats in.
Uit een en ander moet echter niet worden afgeleid,
dat de meeste weverijen uitsluitend gekochte garens
zouden verwerken. Het tegendeel is namelijk het ge-val. Van de 78 ondernemingen toch in de wolnij ver-
heid zijn er 55 spinnerijen-weverijen, 9 uitsluitend
spinnerjen en slechts 14 uitsluitend weverijen.
Ook wat de ‘beteekenis betreft, nemen de spinne-
rijen-weverijen de voornaamste plaats in. De gecom-
bineerde
bedrijven
toch (spinnerijen-weverjen) be-
schikten over 204.474 spillen en 4.443 getouwen met
een personeel van 9.071 man, terwijl de 14 uitslui-
tenci weverijen beschikten over slechts 539 getouwen
met 754 man personeel. De 9 uitsluitend spinnerijen
telden 53.290 spillen met 1.977 arbeidskrachten.
De spinnerijen-weverijen fabriceeren practisch uit-
sluitend strijkgaren, hetwelk in het eigen bedrijf
wordt verwerkt.
Het sterk toegenomen verbruik van kamgarens
heeft tengevolge gehad, dat in de laatste jaren bij
een vaak bevredigende
bedrijvigheid
in de weverijen,
de spinnerijen slechts op sterk beperkte capaciteit
konden draaien.
De ondernemingen, die uitsluitend garens produ-ceeren voor de verwerking in andere bedrijven, zijn
in verschillende categorieën te onderscheiden, nI.
sajetgaren-spinnerijen, tapijtgaren-spinnerijeu en
loonspinnerijen voor wollenstoffenfabrieken. Deze in-
deeling geeft den aard hunner producten reeds aan. Wat de geografische verdeeling der wolnijverheid
over Nederland .betref t, zijn er van de 78 onderne-
mingen, 48 in Tilburg gevestigd, 9 in het overige ge-
deelte van Noord-Brabant (Eindhoven, Geldrop en
Goirle), 9 te Leiden en 12 in andere plaatsen met
name Almelo, Arnhem, :Delden, Hengelo, Maastricht,
Vaals, Veenendaal, Wierden en Wormer.
Van de 257.764 spillen op 31 December 1929 waren..
er 161.959 in Tilburg in •bedrjf, terwijl van de 4.982
weefgetouwen de Tilburgsche fabrieken er 3.499 be-
vatten.
Uit deze
cijfers
volgt, dat circa 60 püt. der onder-

ROTTERDAMSCHE

BÂNKVEREENIGING
ROTTEDAi1 AMSTEPDAM ‘S.GRAVENRAGE

KAPITAAL 150.000.000
RESERVE 120.000.000

SAFE DEPOSIT

LOKETTEN TER BERGING
VAN WAARDEN

150 KANTOREN IN NEDERLAND

XXII

BIJVOEGSEL ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
9 September 1931

nemingen, die tot de Nederlandsche wolnijverheid
kunnen worden gerekend, in Tilburg zijn gevestigd
en 73 pOt. in de provincie Noord-Brabant. Deze on-
dernemingen zijn voor het grootste deel bedrijven,
die zoowel de spinnerij als de weverij omvatten.
Nemen wij als uitgangspunt het antal spinspillen,
clan blijkt van het totaal-aantal spinspillen Brabant
68 pOt. te bevatten, terwijl er van het aantal weef-
getouwen niet minder dan 18 pOt, in Noord-Brabant
(Tilburg 10 pOt.) zijn opgesteld.
De productie in de 18 tot de wolnijverheid te reke-
nen ondernemingen vertegenwocidigde. volgens de
laatst beschikbare gegevens — die ovér 1929 – een
waarde van
f
68.843.000 verdeeld als volgt:

Sajet en garens ………………….
f
15.764.000
Wollen dekens …………………..,, 5.721.000

Wollen en halfwollen manufacturen . . . . ,, 43.662.000
Overige producten, waaronder ook afval ,, 2.761.000
Nemen wij als grondslag het aantal weefgetoawen,
dan is het aandeel van Noord-Brabant in (Tezen om-
zet circa 53 millioen gulden en het aandeel van Til-burg circa 48 millioen gulden. Deze productie vindt in hoofdzaak haar afzet in het binnenland.
Van den totaal-afzet in 1929 toch van
f
69.111.000
werd voor
f
51.612.000 in Nederland geplaatst, ter-
wijl voor een bedrag van
f
11.439.000 met buitenland-

sche bestemming werd verkocht.
De manufacturen nemen uit den aard der zaak bij
den export de eerste plaats in en wel voor een bedrag
van f15.208.000 in 1929.
Het cijfer van uitgevoerde wollen garens bedroeg
in hetzelfde jaar
f
3.083.000, terwijl voor een bedrag
van
f
553.000 aan wollen en halfwolleia dekens werd

uitgevoerd.
Bij haar uitvoermogelijkheden is de Nederlandsche

wolindustrie zwaar gehandicapt door de protectiori-
nistische handelspolitiek der meeste landen, die voor
den export in aanmerking komen. Terwijl vrijwel in
alle exportlanden de eigen wolnijverheid door hooge
tariefmuren is omringd, is de Nederlandsche wolin-
dustrie op haar eigen markt aan een zeer hevige con-
currentie blootgesteld. De voor industrie-doeleinden
bestemde garens kunnen toch in het algemeen geheel
vrij van invoerrecht in Nederland worden geïmpor-
teerd, terwijl alleen de garens in een
bijzondere
op-
making, die dezelve tot toonbankartikel stempelt, aan
een invoerrecht van 8 pOt. zijn onderworpen.
Op wollen dekens en wollen en halfwollen mana-facturen wordt een zeer bescheiden invoerrecht van
8 pOt. ad
valorem geheven.
De in verhouding tot den bescheiden omvang der
Nederlandsche markt abnormaal hooge
cijfers
van in
Nederland ingevoerde wollen en halfwollen manufac-
turen, alsmede van wollen en halfwollen confectie-
goederen, wijzen duidelijk uit, aan welke scherpe bui-
tenlandsche concurrentie de Nederlandsche wolnij-
verheid heeft weerstand te bieden.
In 1930 toch werd hier te lande voor een bedrag
van niet minder dan
f
33.516.000 aan wollen en half-
wollen manufacturen ingevoerd en daarenboven voor
een bedrag van
f
28.141.000 aan wollen en half wollen
bovenkleeding voor mannen, vrouwen en kinderen.
Aangenomen kan worden, dat bij een totale con-
sumptie aan wollen en halfwollen manufacturen van

f
100.000.000 in Nederland slechts 50 pOt. door de
Nederlandsche industrie wordt geleverd en de overige
50 pOt. door het buitenland.
Mogen de handelspolitieke verhoudingen onder den
invloed van Genève zich in gunstige richting ontwik-
kelen: dan is daarmede tevens de toekomst der Ne-
derlandsche Wolindustrie verzekerd!

DE ONTWIKKELING VAN DEN NEDERLANDSCHEN UITVOER VAN KUNSTZIJDE.

Door H. M. H. A. VAlS’ DER VALK.

De snelle uitbreiding van de kunstzijde-industrie
in •de periode van 1924 tot 1929, welke misschien al-
leen geëvenaard wordt door de ontwikkeling van de

chemische industrie, heeft een productiecapaciteit
in het leven geroepen, welke de huidige consumptie
thans verre overtreft. Sedert 1924 is de wereldproduc-
tie voor de afzonderlijke jaren, vergeleken met de
voorafgaande jaren, als volgt gestegen:
1925

1926

1927

1928

1929
28
0/

21
0
/0

23
0/

22 %,

28 %

In overeenstemming met de sterk gestegen pro-
ductie van kunstzijde, is ook de uitvoer aanzienlijk
toegenomen. Alvorens tot een nadere beschouwing
van den Nederlandschen uitvoer van kunrtzijde over
te gaan, willen wij eerst eenige aandacht schenken
aan de wereldproductie. Deze heeft zich sedert 1913
als volgt ontwikkeld
1)
(zie tabel bovenaaan blz.
XXIII).

Terwijl ons land in 1913 nog in het geheel geen
kunstzijde produceerde en zijn aandeel in de totale
wereldprodactie in 1924 2.2 pOt. bedroeg, was dit in
1930 tot 4.5 pOt, gestegen. Tevens blijkt uit deze tabel,
dat evenals v66r den oorlog de kunstzijde-industrie
slechts in enkele landen is geconcentreerd. Alleen
heeft zich na den oorlog een verschuiving in de groot-
te van de productie der verschillende landen voltrok-
ken. Landen als de Ver. Staten, Italië, Japan en en-
kele andere hebben hun productie aanzienlijk uitge-
breid, terwijl Duitschland en Groot-Brittannië hun
domineerende plaats hebben verloren. Daarbij moet men in het oog houden, dat een zeer belangrijk deel
van de Amerikaansche productie onder contrôle staat
van Courtauld (Engeland) en ook de Glanzstoff

1)
Ontleend aan liet Handbuch der Internationalen Kunst.
seide Industrie.

(Daitschland) groote belangen in de Amerikaansche
kunstzijdeproductie fbezit.
Door de algemeene depressie, die vrijwel allerwe-
gen de consumptie heeft verminderd, is in 1930 de
productie in alle landen, behalve in Tsjecho-Slowa-
kije en Japan gedaald. Daarom trekt vooral de sterke
stijging van de productie van Japan met 43 pOt., ver-
geleken met 1929, de aandacht.
Hoewel de wereldproductie in 1930 met ongeveer
7 pOt. is gedaald, is de wereiduitvoer in het afgeloo-
pen jaar nog iets gestegen, zooals uit het volgende

overzicht blijkt
1):

Uitvoer van kunatzijde.

1929

1930
herleid herleid Hoeveelheid In

tot een

tot een
millioen
K.G.
perc.van perc.van
Landen

1925 1926 1927 1928 1929
1930*)
1925

1929

Belgie
…………
3.32 3.22 3.72 3.98 3.19 3.03

96

95

Frankrijk
………
0.64 1.09 4.84 5.12 6.52 7.94

1.019

122

Duitschiand
…….
3.80 3.66 4.41 6.29 8.99 6.96

237

77

Italië
…………..
7.26 9.79 14.76 15.00 17.59 18.67

242

105

Nederland
……..
3.04 5.54 7.20 7.78 8.85 9.22

291

104

Zwitserland
…….
1.87 2.95 3.33 3.76 3.93 4.32

210

110
Gr.-Brittannië

3.27 2.65 3.79 4.33 3.70 2.92

116

79

Totaal
……
23.20 28.90 42.05 46.25 52.77 53.06

228

101
Totale waarde in

millioen
$ ……
63.3 61.2 78.5 85.4 81.4 80.6

129

99
Gemiddelde prijs

in
$ per 100 K.G.
272.8 211.7 186.7 184.6 154.3 151.9

57

98

Index-

Hoeveelh 100 125 181 199 228 229


cijfers

Waarde

lOO 97 124 135 129 127

Voer
v1u
J
Prijs
…..
100

78

68

68

57

56

5)
Voorloopige cijfers.

• Terwijl Nederland, wat de productie betreft, de
zesde plaats inneemt, staat ons land bij den uitvoer

1)
Ontleend aan het ,,Mmoranclum sur la Production et
le Commerce
1925-1929130″,
uitgave van de Service d’Etu-
des Economiques van den Volkenbond.

0 September 1931
BIJVOEGSEL ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

XXIII

Productie van kunstzijde in 1000 KG.

LANDEN
1913 1924 1925
1926 1927
1928
1929 1930

700
17.470
23.200 28.100 34.100
42.200
58.200
54.700
Vereenigde Staten …………………
3.500
10.740
11.700 14.000
16.000
19.400
19.200
18.000
Duitschiand …………………..
Groot.Brittannië

………………
3.000 10.860
12.700
11.500
17.600
22.700 25.100
22.500
Italië ……………………….
..
10.450 13.850
16.500 16.800
20.400 28.200
25.600
Frankrijk…………………….
1.500
5.590
6.500
9.000 12.000 13.500
22.400
20.100
1.530
4.000 6.500
8.000
8.500
9.300
8.250 B1gi6

………………………
1.300
..
4.030
5.000
5.000
6.000
6.500
7.000
5.600
150

.
.150

2.000
2.500 3.600
4.500
5.500
5.500
4.300

Nederland

……………………-

700
1.000
1.500
1.500
1.800 1.800
2.100
750
Zwitserland …………………….

.

600 800
1.000
2.000
1.300
2.200 2.300
Oostenrijk

…………………..
Tsjecho.Slowakije

……………..

850
1.000 1.200 1.500
3.000
2.800
2.100
Polen…………………………
Japan

900
1.330 4.120 4.500
6.500
10.700
15.300

Wereldproductie

………………..
11.000
66.900 85.800
103.700
127.400 155.000
196.700
183.200

op de tweede plaats – in 1930 bedroeg onze uitvoer
17.4 pOt. van den werelduitvoer – daar bijna onze
geheele productie over de grenzen gaat. Onze kunst-
zijde is dus een exportartikel in den waren zin des
woords. Er zijn weinig industrieën in Nederland,
waar een zoo groot gedeelte van de productie wordt
uitgevoerd.
De uitvoer is sedert 1921 onafgebroken gestegen
en heeft zich ook in de laatste jaren zeer gunstig
kunnen ontwikkelen, ondanks de felle concurrentie,
waaraan onze industrie is blootgesteld, en welke o.a.
tot uiting komt in de enorm gedaalde uitvoerprijzen.
De beide verschijnselen van onafgebroken stijging
van het gewicht en daling van de waarde van den
uitvoer blijken uit de volgende tabel:

Uitvoer van kuustzijde.
Gewicht in tonnen Waarde in
f
1000 Prijs per KG.
(bruto)

(bruto)
1921

364

3.512

9.65
1922

794

6.774

8.53 1923
…….
1.754

11.932

6.80
1924
…….
2.555

14.916

5.84
1925
…….
2.847

15.360

5.40
1926
…….
5.325

20.931

3.93
1927
…….
6.952

25.895

3.73 1928
…….
7.601

29.170

3.84
1929
…….
8.602

27.256

3.17
1930
…….
8.919

23.898

2.68 1931
(le halfj.)
4.804

9.935

2.07

De prijzen staan thans op een niveau, waarop een
loonende productie nauwelijks meer mogelijk schijnt.
1-let is dan ook te verwachten, dat de wereldproductie
dit jaar wederom een daling zal ondergaan, om zich
aan het verminderde verbruik aan te passen.
Niettemin is het van beteekenis, eens na te gaan,
op welke
wijze
onze kunstzijde-industrie, ondanks de
vele moeilijkheden, die haar in de laatste jaren door
verhooging van invoerrechten in belangrijke invoer-
landen in den weg zijn gelegd, voor haar gestegen productie een afzet heeft kunnen vinden. Wij heb-

ben daarvoor een opstelling gemaakt van de geogra-
fische verdeeling van den uitvoer vanaf 1921, die
men hieronder aantreft.
Op grond van dit overzicht kunnen wij de vol-
gende opmerkingen maken:

De uitvoer is het grootst naar die landen, die
zelf een belangrijke kuustzijde-industrie bezitten
(Duitschiand, België, Zwitserland, Tsj echo- Slowakije
en Spanje), met uitzondering van Italië, de Ver. Sta-
ten en Engeland, die invoer door hooge rechten vrij-
wel onmogelijk maken. Dit
verschijnsel
is o.a. aan
de volgende omstandigheid toe te schrijven.

De kunstzijde-industrie heeft zich in die landen
gevestigd, waar van oudsher een textielindustrie be-
stond. Deze gaat langzamerhand, althans voor een
gedeelte van de verwerking van wol en katoen op die van kunstzijde over. Nederland maakt hierop een uit-
zondering. In ons land is de
kunstzijde-industrie
vrij-
wel geheel op buitenlandschen afzet gericht, aange-
zien onze textielindustrie t.o.v. die in groo

tere lan-
den -te klein is. Bovendien komt daar nog bij, .dat
onze textielindustrie – overwegend stoffen fabriceert,
waarvoor kunstzijde niet gebruikt kan worden.
In overeenstemming met den voortdurend geste-
gen uitvoer is ook het aantal landen, waarheen de
uitvoer zich richt, toegenomen. Terwijl in 1923 de
uitvoer zich over 13 landen verdeelde, was dit aantal
in 1930 tot 44 gestegen, hetgeen erop wijst, dat de
Nederlan’dsche kuristzijde-industrie in een betrekke-
lijk korten tijd in de geheele wereld een afzet voor
haar, producten heeft kunnen vinden.

Dit is mede een gevolg van de omstandigheid,
•dat
zij
door verhooging van de invoerrechten in ver-
sc’hillendo landen nieuwe afzetgebieden heeft moeten
veroveren. Uit het overzicht blijkt duidelijk, welken
invloed . het in 1930 verhoogde invoerrecht van de
.Ver. Stite heeft gehad. Terwijl, in de 4 jaren van
.1926 tot 1929 gemiddeld jaarlijks meer dan 1 mii–lioen KG. werd geëxporteerd, daalde de uitvoer in

Uitvoer van Kunstzijde in tonnen (bruto).

cn

.0

:. 1

0 1

,

,.

0

2 ,

0

=

0

‘0


‘n
cd

0I=
.5

o

d

,,

.,

.

00 –
0

0

0

N

‘0
“0

1921

49 –

3

129 103

3 59

4

1

1

6

1 –

1 – – – – – – – –

1 – – –

3

364
1924

86

16 304

289 828 58247 340

7 148

8 109 –

24

22

5

17

1

46

2.555
1925

90

4

88

651 752 145 281 276

7249

71

93

6

36

2

.4

1

1

4

1

14

1

1

69

2.847

1920

2 –

1

96 16 – 61 21 — –

2 –

1

1—————— – 2

203
1923

12 – 37

551 374 22250 194 -158 20110 –

4————. – 11

7 –

4

1.754

126

831

29

57 1.699542 383 389 190

27361 218 211

5 108

.10

10

15

3

13

39

1

1

2

9

12 160

5.325

1922

48

2 20

100211 17229115 – 34

8 – –

4——————.

6.. 794

1927

2.101

84

19 1.404 291 449 295 416

99652296

36

11 269

54

52

27

40

57

87

9

9

1

19

8 167

6.952
1928

2.551 151 124

930 284 711 257 259 140 509 423

22

16213 111

73

27 153

99

68

11

28 – .4211

17 209

7.601 1929

2.890 .354 120 1.372

39 859 249 244 159 447 267

68

17 196

53 136

50 160

44 136

16

63

7 409

48 190

8.602
1930

2.940 454 128

706

27 945 491 262 217 655 353

99

15240

8 155

54208

32240

34

61

19240

76 260

8.919
19311) 1.466 281

26

109 -297 328 168 112 289 613 – -101

59

38 124 -194 – 47

35 158 84 315

4.804

9 Iste halfjaar.

XXIV

BIJ VOEGSEL ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN
0 September 1931

1930 reeds tot ruim 700.000 KG. en bereikte in de
eerste helft van dit jaar nog juist de 100.000 KG.
1).

Eenzelfde verschijnsel, hoewel niet zoo duidelijk, is
hij den uitvoer naar Canada op te merken. Ook de
daling van den uitvoer naar Groot-Brittannië

is zeer

aanzienlijk. Terwijl de Ver. Staten en Groot-Brittan-
nië in 1926 nog 42 pOt, van dan geheelen uitvoer af-
namen, was hun aandeel in 1930 gedaald tot 8 pOt.

en ‘bedroeg voor de eerste helft van dit jaar nog

slechts 2 pCt.
4. De uitvoer naai Duitschiand bedraagt ongeveer

30 pOt. van onzen uitvoer en ‘dit land is voor onze
kunstzijde-indu.s’trie het belangrijkste afzetgebied.
1)
In een artikel ,,Rayon and the Tariff” verschenen in
The Quarterly Journal of Econoniics, gaan de schrijvers
F. W. Taussig en H. D. White cle ontwikkeling van de
kunstzijde-industrie in de Ver. Staten na. Zij erkennen, dat het invoerrecht op kuastzijde aldaar een belangrijke ‘indu-
strie in het leven heeft geroepen, vooral daar in het begin de moeilijkheden voor vestiging zeer groot zijn, maar dat thans, tenminste voor een belangrijk deel van de Amen-
kaansche kunstzijde-productie, bescherming niet langer noo-
dig is.

INHOUD.

Blz.
De opkomst van de Noord Brabantsehe industrie door
Prof. Dr. Z. W. Sneller ……………………XVII
DeNederlandschesigarennijverheid door
H. van derPutt XIX
De Brabantsche lederindustrie door
Mr. W. P. M. van
der Loo ………… . …….
………………..
xx
De Nederlandsche wolnijverhèid door
Mr. B. J. M. van Spaendonck

………..
…………………..

XXI
De ontwikkeling van den Nederlandschen uitvoer van
kunstzijde
door
,
H. M. BI. Â. van der Valk ……..XXII
De Nederlandsche industrie op de binnenlandsche
markt………………………. …………xxiv

5. Bij die landen, waar de conjunctuur i.n 1930 nog
betrekkelijk gunstig was (België, Noorwegen, Dene-
marken, Zweden en Zwitserland), is in dat jaar een
stijgende uitvoer te constateeren. De uitvoer naar
enkele landen (bijv. Oostenrijk, Duitschland), waar
reeds een ernstige depressie heerschte, is echter in
1930 eveneens gestegen. Daarentegen is de uitvoer
naar verschillende andere, ernstig door de crisis ge-
troffen landen (Brazilië, Chili en Siam), sterk afge-

nomen.

DE NEDERLANDSCHE INDUSTRIE OP DE BINNENLANDSCHE MARKT.

In verband met de leus, welke thans allerwegen in
Nederland wordt gehoord ,,Koopt Nederlandsch Fa-
brikaat”, – de Brabantsche Industriedagen hebben
immers ook ten doel het koopen van Nederlandsche, in het bijzonder Brabantsche producten aan te moe-
digen – is het van belang kennis te nemen van de
berekeningen, die het Centraal Bureau voor de Sta-
tistiek over ‘het verbruik van Nederlandsche goederen

in ons land heeft gemaakt.
In de onderstaande tabel zijn die goederen opgeno-
men, welke, zonder bepaalde bescherming, aan buiten-
landsche concurrentie bloot staan en het is wel op-
merkelijk, ho voor een groot aantal van deze artikelen
de Nederlandsche industrie de binnenlandsche markt
vrijwel beheerscht (zie de hooge percentages)
Doch ook bij de lage percentages moet dadelijk nog

Tak van industrie

Soort van het product

Gluc.- en dextrïnefabnieken
Dextrine………………
Marganinefabriekea ……..Margarine ……………..
Zeepnijverheid ………….Zachte zeep …………….

Toilet- en medicinale zeep
BIuish. en. textielzeep …….
Zeep- en vaschpoeder …….
Rijwielindustrie …………Rijwielen ………………
Frames …………………
Cacao- en chocoladefabrieken . Cacaopoeder ……………
Chocolade-artikelen . . . ……
Wolnijverheici …………..Wollen dekens ………….
Andere weefsels ………..
IÇatoennijverheid ………..Garens van katoen ………
Katoenen dekens ……….. Andere weefsels …………
Leerlooierijen ……………oolleder ………………
Dnijfniemenleer ………….
Tuig- en zaalleer ………..
Schoenfabriekeni ………..Schoenen, laarzen, pantoffels,
enz.
Idem………………….idem’
Papiernijverheid ………..Pakpapie.
1-Tou’tvrij druk- en schnijfpa-
pier…………………
Courantenpapier ………..
Meelfabrieken ………….Tarwebloem en -meel …….
Rubbernijverheid ………..Rijwielbuitenbanden ……..
Idem binnenhanden ………
Fabrieken van emaillewaren . Emaillewaren …………..
Fabrieken van houten, moe- Bouten, moeren, klinknagels,
ren, enz . ……………..

schroeven

……………
Draadnagels en spijkers …..

niet geconcludeerd worden, dat de binnenlandsche
fabrikant in den concurrent ie-strij d een groot deel
van de markt, waarop hij als vanzelf is aangewezen,
aan den buitenlandschen concurrent moet afstaan. Een
deel van de lage percentages is een gevolg van het
feit, dat het een groot aantal, dikwijls zeer verschil-

lende artikelen omvat. Eerst een verdere onderverdee-
ling der producten zou hier het juiste inzicht kunnen
verschaffen.
l,Tanneer men

de reeks van percentages over de
verschillende jaren nader beschouwt, dan zietmen in
de meeste ‘gevallen, .dat de binnenlandsche fabrikant
het terrein behield of vooruitging; typeeren’d is de
rijwielindustrie, die na 1921 in enkele jaren de Neder-

landsche markt ,,veroverd” heeft.

Aandel van de Nederl. fabrieken in het
bi unenlari dsch verbruik (iii percenten)
W = nfd. waarde
II
= D.
hoeveelh.
1923 1924 1925 1926 1927 1928 1929
95

94

96

96

99

100

100

BI
95

97

95

98

90

97

94

BI
99 100

98

99

100

100

100

BI
100 100

100

100

100

100

100

BI
– – 61 66 67 62 53
BI
– – – 90 94 95 95 BI
– – – 96 95 93 90
BI
45 67 93 92 93 97 99
BI
– – – – 95 96 97
BI
– – 97 97 95 99 99 W
98 96

96

97

97

98

98 W
94 89

90

92

94

94

96 W
45 41

42

41

45

45

46 W

± 48 ± 40 ± 50

55

55

59

59
BI
55 73

87

85

94

91

88 W
78 71

74

76

74

75

76 W

93

96

BI

78

75

IR
– –

– – 94 80
BI

42

44
35
50
68
71 73
75
77
BI
67

63
66
65
74 59 56
61
58
BI
81

81
73 68
75
75
71 71
78
BI
64

52
38
45 52 49
41
47
54
BI
26

9
10 19
26
31
.
27
26
33
BI
52

50
47
54
59 61
64
64
63
W

– –
-.

62
65
64
67
W
42
55
54.
56
W
1921 1922
Glucose ……………….-

74
– 98
lOO 100
1.00 100

– 38

99

98
96

95
54 46
+ 48 + 43
86 82
82 78

±58 ±40 48 59

61

64

71

65

64

BI

78 63 69 81

81

83

85

83

83

W

54 60 50 65

64

68

77

80

80

BI

Auteur