Ga direct naar de content

Jrg. 13, editie 672

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: november 14 1928
U NOVEMBER 1928 Economisch-Statistische Berichten ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER 13E Jaargang WOENSDAG 14 NOVEMBER 1928 No. 672 STOOfflVAART-MAATSCHAPPIJ —NEDERLANDfl – Amsterdam ROTTERDAMSCHE LLOYD Rotterdam MAIL-, PASSAGIERS- EN VRACHTBOOTENDIENST HOLLANDŠJ AVA vice versa via SUEZ KANAAL JAVA ŠNEW VORK LIJN Geregelde vrachtbootendienst tus- schen Nederlandsch-Indië en de Oostkust van Noord-Amerika in samenwerking met andere Maat¬ schappijen. J AVA ŠBENGALEN LIJN Geregelde dienst tusschen Neder- landsch-Indië, Rangoon en Calcutta. JAVAŠPACIFIC LIJN Geregelde vrachtbootendienst tus¬ schen Nederlandsch-Indië, Singa¬ pore en de Westkust van Noord- Amerika. How to write an English Business Letter door J. E. BERRINGTON Prijs … 1.90 NIJGH & VAN DITMAR’S UITG.-MIJ. ROTTERDAM ARNHEMSCHE HYPOTHEEKBANK 4^/2 0 /o Pandbrieven a 99°/0 Hyp. Kap. beschikbaar. Directie: Mr.S. J. v.ZIJST;Mr. J.F. VERSTEEVEN Het Handelsblad 1 o o JAAR het familieblad der beschaafde kringen. Elke advertee rde r weet wat dat zeggen wil! Algemeen Handelsblad Afd. Advertentiën – Amsterdam vROSSEM™S HAVANA MELANGE Nederlandsche Hypotheekbank opgericht te Veendam in ,89°- Directie: Mr. M. 1. BOS Mr. J. WILKENS. Kapitaal . f 4.000.000,Š Reserves . ruim f 2.200.000,Š Hypotheken.f 55.000.000,Š Pandbrieven. f 52.000.000,Š 4‚ /2°/o Pandbrieven b 997,%, Bij omwisseling tegen ingetrokken 5 /2°/o Pandbrieven is de koers tot 15 DECEMBER a.s. 1/2°/o lager. ROTTERDAMSCHE BANKVEREENIGING ROTTERDAMAMSTERDAM %€DEN HAAG KAPITAAL A50.000.000 RESERVE / 20.000.000 DEPOSITO’S CHEQUE REKENINGEN MET RENTEVERGOEDING ALLE BANKZAKEN R. MEESfiZOOHEN A° 1720 Bankiers en Assurantie-Makelaars ROTTERDAM Safe-Oeposit Bezorging van alle Verzekeringen AANTEEKENBOEK VAN RIJKSBELASTINGEN V ermogens-, V erdedigings- Rijksinkomsten- en Perso- neele Belasting 9e, geheel üerheterde en bijgewerkte druk Prijs …1.Š Alom verkrijgbaar bij den Boekh. en bij Nijgh & v. Ditmar™sUitg.-Mij,Rotterdam STEENKOLEN-HANDELSVEREENIGING (COAL-TRADING ASSOCIATION) Hoofdkantoor te Utrecht – Filialen te Amsterdam en Rotterdam ONTVANG- EN BETAALKAS NIEUWE DOELENSTRAAT 20Š22, AMSTERDAM Kapitaal … 5.000.000,Š Reservefonds … 1.000.000,Š Rentevergoeding voor gelden & deposito: direct opvorderbaar .. 2 % met 10 dagen opzegging ….. .. . .. 2M % Voor andere termijnen op nader : overeen te komen voorwaarden OPEN EN GESLOTEN BEWAARGEVING VOLGENS REGLEMENT SAFE-DEPOSIT. RAADGEVEND BUREAU VOOR ORGANISATIE Ir. V. W. VAN GOGH Ir. ERNST HYMANS HEERENGRACHT 125 AMSTERDAM * MINISTERIE VAN KOLONIËN Commissariaat voor Indische Zaken Bij den Belasting-Accountantsdienst in Ned.-Indië kan worden geplaatst een doctorandus in de handelswetenschappen, die met goed gevolg het aanvullingsexamen in de rekening-wetenschap heeft afgelegd. Sollicitaties (ongezegeld) in te zenden bij het Commissariaat bovenvermeld (Afdeeling B, Eerste Bureau), alwaar ook inlichtingen zijn te bekomen. Hoofdlijnen uit de ontwikkeling van het moderne bankwezen in Nederland vóór de concentratie door Dr. P. C. HARTHOORN. Prijs … 3.90, franco per post … 4.Š bij den WESTER BOEKHANDEL te Rotterdam. RESIDENTIE HYPOTHEEKBANK VGRAVENHAGE Anna Paulownastraat 97 Trustee™s en Accountantscontrole Geplaatst Maatsch. Kap. f 1.400.000.Š Reserve f601.000.Š 4èpCt. Hypotheekbr. tegen 981 pCt. Directie: K. E. Abbing, D. van Oordt. VOOR DE AFDEELING Stadsontwikkeling van den Dienst der Publieke Werken te Amsterdam wordt GEVRAAGD een Sociaal-Econoom bij voorkeur met acade¬ mische opleiding, die belast zal worden met het bestu- deeren van de economische grondslagen voor het uit¬ breidingsplan der stad. Salaris nader te regelen. Sollicitatiestukken met opgaaf van verlangd salaris te zenden aan den Directeur der Gem. Arbeidsbeurs, Rasseerdersgracht, Amsterdam. ADVERTEERT IN DIT BLAD! Nederlandsche Handel-Maatschappij Amsterdam Gestort kapitaal f 80.000.000. Š Statutaire Reserve f 40.000.000.Š AGENTSCHAPPEN TE ROTTERDAM EN ™S-GRAVENHAGE Vestigingen in Nederlandsch-Indië, Straits-Settlements, Britsch-Indië, China en Japan i In- en Verkoop van Wissels en Telegrafische Transferten. – Incasseeringen en Financieeringen. – Schrifte¬ lijke en Telegrafische Credieten. – Reiscredietbrieven. – Deposito™s. – Rekeningen-Courant, – Aan- en Verkoop van Effecten. – Administratie van Vermogens. – Open en Gesloten Bewaarneming SAFE-DEPOSIT KQFFERKLUIS U NOVEMBER 1928 AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN Economisch-Statistische Berichten ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN 13E Jaargang WOENSDAG 14 NOVEMBER 1928 No. 672 INHOUD. Blz. Financieele verhouding Rijk en Gemeenten door Mr. J. A. N. Patijn . 094 Internationale regeling van het tentoonstellingswezen door Dr. J. Stroomberg . 998 De Zegelwet en aandeelen zonder nominale waarde door Jhr. Mr. L. H. van Lennep ….. 1000 Deeonsequentiesvan de arbitralerechtspraakin arbeids¬ geschillen door Ir. B. Bölger. 1000 Het Rijnverkeer in het eerste semester van 1928 en het verkeer van Rotterdam met het Duitsche achterland van 1913 tot 1926 door C. Vermey met Naschrift door Mr. Dr. K. F. O. James . 1002 BUITENLANDSOHE MEDEWERKING: Het monetaire vraagstuk in Fransch Indo-China door Prof. B. Nogaro . 1004 Aanteekeningen: Indexcijfers van scheepsvrachten. 1006 Overzicht van Tijdschriften . 1007 Maandcijfers : Emissies in October 1928 . 1007 Statistieken en Overzichten. 1009Š1016 Geldkoersen. I Bankstaten. I Goederenhandel. Wisselkoersen. | Effectenbeurzen, j Verkeerswezen. INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN. Algemeen Secretaris: Mr. Q. J. Terpstra. ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN. COMMISSIE VAN ADVIES: Prof. Mr. D. van Blom; J. van Hasselt; Jlir. Mr. L. H. van Lennep; Mr. K. P. van der Mandele; Prof. Dr. E. Moresco; Prof. Dr. N. J. Polak; Mr. Dr. L. F. H. Regout; Dr. E. van Welderen Baron Rengers; Prof. Mr. H. R. Ribbius; Jan Schil thuis; Mr. Q. J. Terpstra; Prof. Mr. F. de Vries. Gedelegeerd lid: Prof. Mr. Er. G. M. Verrijn Stuart. Assistent-Redacteur: H. M. II. A. van der Valk. Secretariaat: Pieter de Iloochweg 122, Rotterdam. Telefoon Nr. 3000. Postrekening 8408. Advertenties … 0,50 per regel. Plaatsing bij abonnement volgens tarief. Administratie van abonnementen en adver¬ tenties: Nijgh & van Ditmar™s Uitgevers-Maatschappij, Rot¬ terdam, Amsterdam, ™s-Gravenhage. Postchèque- en giro¬ rekening No. 6729. 13 NOVEMBER 1928. Ook deze week kwam er nog geen ontspanning van beteekenis op de geldmarkt. Het aanbod van geld bleef nog steeds gering, zoodat de geldkoersen vrijwel op het hoogste punt bleven. In het begin der week was er voorbijgaand iets meer aanbod, zoodat enkele posten wissels voor 4% pGt. geplaatst konden wor¬ den, maar later moest weder regelmatig 47/16 en 4Yï pCt. worden toegestaan. Ook de prolongatierente bleef boog; de noteering schommelde tusschen 4% a 5 en 5% pOt. Oallgeld noteerde vrijwel dagelijks a 6 pCt. * * * Hoewel bet saldo van f 2 millioen aan rechtstreeks bij De Nederlandsche Bank ondergebracht schatkist- papier, dat verleden week nog in de portefeuille der centrale credietinstelling aanwezig was, inmiddels ge¬ heel blijkt te zijn af gelost, geeft depostbinnenlandscbe wissels op de balans der Bank nog een stijging van f 1,1 millioen te zien. De beleeningen vertoonen een teruggang van f 25 millioen. Het renteloos voorschot aan bet Rijk daalde met f 3,2 millioen. De goudvoorraad der Bank bedraagt f 200.000 minder dan verleden week. De zilvervoorraad klom met een goede f 50.000, de post papier op het buiten¬ land vermeerderde met eenzelfde bedrag, terwijl de diverse rekeningen op de actiefzijde der balans een stijging van f 6,3 millioen te aanschouwen geven. De biljettencirculatie daalde met f 20,8 millioen. De rekening-courant-saldi verminderden met een kleine f 200.000. Het beschikbaar metaalsaldo nam met f 4,1 millioen toe. Het dekkingspercentage be¬ draagt nagenoeg 53. * * * De wisselmarkt bleef flauw. Vrijwel alle koersen liepen evenredig terug. Dollars daalden van 2.49% tot 2.493/i6, Ponden van 12.09 tot 12.07%, Marken van 59.39 tot 59.32 en ook de overige wissels liepen allen Mal °/00 terug, zonder dat voor een enkelen wissel iets bijzonders viel te vermelden. LONDEN, 12 NOVEMBER 1928. Ofschoon de geldmarkt verleden week zeer ge- makkelijk opende op Maandag, kwam een plotselinge schaarschte tot uiting op Dinsdag, welke ook op Woens¬ dag en Donderdag aanhield en die de markt slechts met moeite buiten de Bank hield. Vrijdag en Zater¬ dag was geld zeer gemakkelijk. Toch bleek wel uit de bankstaat van Donderdag, dat de markt geen ruime middelen ter beschikking stonden, zoodat de toestand ook deze week wel vrij moeilijk zal blijven. Disconto was in het begin van de week eveneens geneigd om iets te verzwakken, maar het feit Š zooals trouwens ook niet anders te verwachten was Š dat bet goud uit Zuid-Afrika geheel voor export werd op¬ gekocht en dat de Bank ook bovendien nog goud moest afgeven, bracht disconto weer op bet niveau van 4% terug, terwijl de schatkistpromessen Vrijdag ook iets duurder dan bij de vorige toewijzing geno¬ men werden. Wel bracht de lang aangekondigde zending van £ 2 millioen goud uit Spanje, die aan de Bank toe¬ vloeide, eenige verlichting in de goudpositie, maar er is de laatste weken en maanden toch ook een zeer belangrijk bedrag geëxporteerd en de disconto- markt kan zich dan ook geen lagere prijzen veroorloven. Er worden nog verdere invoeren uit Spanje ver¬ wacht en indien dus de uitvoeren naar Amerika slechts geen grooter proportie aannemen dan ver¬ leden week, dan lijkt een verbooging van het bank- disconto voor het einde van het jaar wel niet waar¬ schijnlijk. De markt hoopt in ieder geval, dat een verbooging niet noodig zal zijn. Men zou bijna zeggen, dat de Bank van Engeland er eveneens zoo over denkt, anders zoude zij op 22 November a.s. niet tot de officieele samensmelting van de currency-notes met hare eigen bankbiljetten overgaan. Evenwel kan zij de uitvoeren naar New York, indien de wisselkoers die mogelijk maakt, niet tegenhouden. 994 ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN 14 November 1928 FINANCIEELE VERHOUDING RIJK EN GEMEENTEN. De redactie zal er wel geen bezwaar tegen hebben, dat ik deze beschouwing aanvang met de mededeeling daartoe te zijn overgegaan op hare uitnoodiging. Dit ter verontschuldiging van het feit, dat ik schrijf over een onderwerp, waarover reeds zoo ontzaglijk veel, en ook in dit tijdschrift, geschreven is. Aanleiding is natuurlijk het jongste wetsontwerp, dat beoogt de financieel© verhouding tusschen het Rijk en zijn gemeentelijke onderdeden te herzien. Eigenlijk dekt het opschrift het onderwerp niet; zeker niet bij een behandeling als in het wetsontwerp aan het onderwerp is ten deel gevallen. Het gaat niet om die verhouding alleen en om —wijziging van eenige bepalingen der Gemeentewetfl, gelijk de titel luidt, maar om de opheffing van de noodtoestand, waarin sommige gemeenten zijn komen te verkeeren; om de herstelling van wanverhoudingen tusschen ver¬ schillende gemeenten, tusschen de eene streek en de andere; om een wijziging van ons belastingstelsel; om de grondslagen van ons gemeenterecht. Ingrijpend is dit wetsvoorstel naar mijne meening, in veel meer¬ dere mate dan de titel zou doen vermoeden, maar ook, dan de voorstellers in de toelichting doen voor¬ komen, en minister de Geer in een interview, kort na de openbaarmaking, wilde toegeven. Van de ver¬ schillende voorstellen, wetsontwerpen en andere, tot regeling van dit onderwerp, die in de laatste 25 jaar zijn gedaan, is dit het meest revolutionnaire, sit venia verbo, en dat acht ik zijn groote verdienste. De wet vaD 1897 was eigenlijk een pis-aller, bestemd om kort te duren. Van de beginselen, waarop die wet steunde, heeft zich echter, voorzoover ik weet, geen vroeger voorstel zoozeer los gemaakt als het thans aan¬ hangige. Dat we hier te doen hebben met een forschen greep, een geniaal stuk werk, het is reeds door velen, die er hun beschouwingen over ten beste gaven, erkend, door voorstanders zoowel als door de weinig talrijke tegenstanders. Er over schrijvende kan men niet nalaten dit eeresaluut aan de ontwerpers (of ontwerper?) te brengen. De gangbare voorstelling ten aanzien van de nood der gemeente-financiën, thans met de hem eigene verve door de heer Wibaut nog weer eens voor¬ gedragen, is de volgende. Er is tweeërlei overheids¬ taak, die ter behartiging van het Rijks-belang en die ter voorziening in plaatselijke behoeften. De eerste is zaak der Regeering, de tweede van de Gemeente¬ besturen. Zoolang de gemeenten de opbrengsten der accijnzen genoten, dus tot 1865, konden zij de aan hun taak verbonden lasten dragen, zij ™t niet altijd zonder moeite. Wat zij daarvoor in de plaats kregen, 4/5 van de opbrengst der Personeele Belasting, was onvoldoende. Hooger steeg de nood naarmate de wet aan de gemeenten lasten oplegde, ter uitvoering van de Rijks-taak, zonder hiervoor vergoeding te geven. Dit onrecht trachtte o.m. de wetgever van 1897 te herstellen, maar hij deed dit alwéér onvoldoende. En sedert werd het steeds erger. De wet heeft al maar door lasten geladen op de ruggen der gemeentelijke pakezels, lasten, waarvan deze laatste even weinig voordeel hadden als gewoonlijk een ezel van de lasten, die hij te dragen krijgt Š het waren immers Rijks¬ belangen Š, maar die ze niettemin hadden te torsen. Een enkele is er reeds onder bezweken en werd dan door de Regeering bestraft met een soort onder-curateele stelling. Bijna alle gaan er onder gebukt en lijden een meer of min kommervol bestaan. In den treure is deze voorstelling herhaald en pleegt dan te worden besloten met donderende verwijten aan achtereen¬ volgende Regeeringen Š zie Wibaut in de Socialisti¬ sche Gids van Nov. ™28 Š die dit schreeuwend onrecht niet herstelden. Van deze voorstelling ontken ik de juistheid ten eenenmale. Ik meen met de schrijver van de Memorie van Toelichting op het wetsontwerp en met Mr. v. Doorninck in zijn afzonderlijke nota bij het verslag der laatste Staatscommissie, dat hier van onrecht geen sprake is, omdat er geen recht was, dat ge¬ schonden kon worden. Naar Nederlandsch staatsrecht dragen de Gemeenten de kosten van zelf-regeering en zelf-bestuur zelve. Formeel heeft de gemeente dus niets te vorderen, wanneer de wet hun zekere uitgaven oplegt. Maar ook —buiten de wet omfl (Mem. v. Toel.) niet, omdat —de gemeenten vormen de locale organisatie van het Rijk; zij zijn vleesch van zijn vleeschfl. Hoe waar dit is, blijkt uit het hopeloos falen van iedere poging om de grenzen van Rijks- en Gemeentebelang te trekken. Het aannemen van deze tegenstelling was m.i. de principieele fout der Staatscommissie, die in ™27 haar verslag uit¬ bracht, en leidde tot de zonderlinge gevolgen, die aanvaarding van haar voorstel zou hebben gehad. Als kenmerkende voorbeelden van onderwerpen, die een Rijksbelang zijn, door het wetsontwerp ook als grondslagen voor de berekening van het aandeel eener gemeente in de opbrengst van het Gemeente¬ fonds aangenomen, gelden politie, armenzorgen onder¬ wijs. Dienen de uitgaven hiervoor geen gemeente¬ belang? Kan iemand uitmaken in hoeverre deze onderwerpen behooren tot de zorg der Rijks- of der gemeentelijke overheid? Of een goede politie, goed onderwijs, voldoende armenzorg, meer zijn een plaat¬ selijk dan wel een landelijk belang ? Het geheelé beeld van lasten, die op de ruggen der gemeenten worden geladen, is onjuist, omdat, wanneer niet de wet deze lasten aan de bevolking had opgelegd, de gemeenten zelve hiertoe hadden moeten overgaan. De oorzaak van de nood, voorzooverre aanwezig, is gelegen in de sedert 1851 veranderde opvattingen ten aanzien van de overheids-taak. Hiermede ging vermeerdering van lasten op de burgerij onvermijdelijk gepaard, en dat deze lasten bij de wet werden opgelegd, en niet gemeentelijk, sproot voort uit de wenschelijkheid om onderwerpen centraal in plaats van gemeentelijk te regelen, die op zoo velerlei gebied is gebleken, in de laatste jaren in sterk toenemende mate. Dat deze ontwikkeling, onder de bestaande wetgeving, die de kosten van het zelfbestuur ten laste van de gemeenten brengt, laatstgenoemde in de verdrukking moest brengen en dat dit kwaad, bij het groote verschil in draagkracht der gemeenten en de toenemende ge¬ makkelijkheid voor de ingezetenen om zich te ver¬ plaatsen, een —zichzelf voorttelend kwaadfl werd, is gemakkelijk te begrijpen. Het is een der meest aan het daglicht tredende van de verschijnselen, die wijzen op de verouderdheid van ons gemeenterecht en daarom is het niet te verwonderen dat een voorstel, dat zich niet bepaalt tot de richtlijnen van de wet van 1897, dat niet door uitkeeringen uit de Schatkist de scherpe kantjes tracht weg te werken, diep ingrijpt in het bestaande gemeenterecht. Dat het ontwerp dit doet, geef ik de heer Wibaut volmondig toe. Al aanvaardt men niet de theorie van het schreeu¬ wend onrecht, al meent men, dat deze theorie tot on¬ aannemelijke voorstellen leidt, zooals van de laatste Staatscommissie, en al zijn er, bij deze opvatting, een aantal gemeenten voor wie er geen reden zou zijn iets in de bestaande toestand te veranderen, zoo behoeft dit niet te leiden tot ontkenning van de dringende behoefte voor een veel grooter aantal ge¬ meenten, dat er wel wordt ingegrepen. Hierover is een ieder het wel eens en de Regeering heeft door de indiening van een voorstel, zoo kort na het ver¬ slag van de Staatscommissie en toch zoo geheel daarvan afwijkende, wel getoond die behoefte te be¬ seffen. Er is een voortvarendheid betracht, waaraan wij in ons land niet gewend zijn en die de Kamer moge navolgen. In het gedeelte van de Memorie van Toelichting, dat spreekt over de nood, waarin de meeste gemeen¬ ten onder het bestaande stelsel zijn geraakt, komen 14 November 1928 ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN 995 eenige beschouwingen voor, waarvan het mij ont¬ zaglijk spijt, dat zij zijn opgenomen, minder nog om wat er staat, dan om wat er uit gelezen kon worden en te verwachten was dat er uit gelezen zou worden. Het zijn de reeds vele malen aangehaalde zinsneden over het beleid der hedendaagsche gemeentebesturen, waaruit meermalen deze gevolgtrekking gemaakt is, dat naar het oordeel van twee ministers de nood der gemeenten niet aan tekortkomingen bij dat beleid is te wijten. —De taak, die de gemeenten in onzen tijd te vervullen hebben, wordt voor een aanmerkelijk deel bepaald niet door den vrijen wil harer bestuur¬ ders, maar door voorbeschikkingfl, aldus leert de Mem. v. Toelichting. Men kan deze zin letterlijk onderschrijven evenals het meeste, dat er aan voor¬ afgaat, en toch hartgrondig betreuren, dat het aldus op deze plaats is gezegd. De Ministers zeggen hier, naar het mij voorkomt, meer dan zij kunnen ver¬ antwoorden. Als vaststaande wordt aangenomen —het feit, dat de gemeenten welke in uitwendige omstan¬ digheden met elkaar te vergelijken zijn, steeds ook in hoofdzaak hetzelfde budgetaire beeld vertoonen, welke personen ook aan het roer staan en hoe ver¬ schillend in beheers- en levensopvatting de meerder¬ heid harer bestuurders isfl. Beschikt men over zoo vele gegevens, en heeft men die zoo grondig bestu¬ deerd, dat deze stelling kon worden neergeschreven ? Zelfs de heer Wibaut, die begrijpelijkerwijs de be¬ doelde beschouwingen met instemming aanhaalt, is deze wegdoezeling van een van de grootste euvelen, waaronder ons nationaal openbaar leven gebukt gaat, te machtig. Hij toch schrijft: —de verschillen in de begrootingen, voortspruitende uit verschillend be¬ stuursbeleid, zijn grooter dan de regeering ons hier wil doen geloovenfl.*) Het is nog geen tien jaar geleden, dat B. en W. der onderscheidene gemeenten een circulaire ontvin¬ gen, waarin de aandacht werd gevestigd, namens de Minister van Binnenlandsche Zaken, op het ondoor¬ dacht verhoogen door verschillende Gemeenteraden van de loonen van Gemeente-personeel, en op de noodzakelijkheid om bij overneming door de Gemeente van eenige taak, die tot dusver door particulieren was vervuld, vooraf de debet- en creditzijde van de zaak voldoende tot haar recht te doen komen. Aan het slot werden de Burgemeesters uitgenoodigd niet te huiverig te zijn met voordrachten tot vernietiging van besluiten wegens strijd met het algemeen belang. Geschillen tusschen colleges van Gedeputeerde Staten en Gemeentebesturen over het financieel beleid van laatstgenoemde zijn vrijwel aan de orde van den dag. Begrootingen van groote gemeenten is goed¬ keuring onthouden op grond, dat het algemeen finan¬ cieel beleid van het Gemeentebestuur afkeuring vond. Gemeentelijke bewaarscholen zijn gesloten moeten worden, rechtmatig het personeel toekomende perio¬ dieke verhoogingen niet uitbetaald kunnen worden, omdat de Gemeente geen geld meer had; waren deze hoogst bedenkelijke verschijnselen een gevolg hiervan, dat de taak van het Gemeentebestuur bepaald wordt door voorbeschikking? De afkeer™ van de belastingbetaler, zoo merkt de Heer Wibaut op 2), voor gemeentelijke inkomsten¬ belasting is nog veel grooter dan voor rijks-inkom- stenbelasting. En tamelijk naïef laat hij hierop volgen: —verklaren kunnen wij dit nietfl. Ik geloof, dat ik die verklaring kan geven. Bij een groot deel der belas¬ tingbetalers bestaat de overtuiging, dat de Gemeente¬ raden zich veelal hun verantwoordelijkheid ten aan¬ zien van de gelden, die zij geroepen zijn te beheeren, niet voldoende bewust zijn. Ik voor mij deel die overtuiging, en daarom acht ik het zoo te betreuren, dat in een door twee Ministers geteekend Staatsstuk de gedachte wordt gewekt alsof voor die overtuiging geen grond aanwezig ware. 1) Soc. Gids Nov. 2) Het Haagsche Volk van Maandag 15 October 1828. Men zal misschien tegenwerpen, dat dit in de Memorie van Toelichting niet wordt gezegd, dat integendeel op een andere plaats uitdrukkelijk wordt opgemerkt, —dat het budget van elke gemeente in laatste instantie mede door de eigen gemeentelijke gestie beïnvloed wordtfl. Wie echter het geheele stuk onbevangen leest, zal moeten erkennen, dat aan die invloed van de gemeentelijke gestie een kleine plaats wordt toegekend en dat het volkomen begrijpelijk is, dat velen er een mild oordeel over bedoelde gestie in hebben gelezen. Het is buitengewoon moeilijk, of eigenlijk ondoen¬ lijk, het aandeel van het financieel beleid van het Gemeentebestuur in de geldnood eener gemeente te bepalen. Het wordt niet bepaald door het bedrag aan min of meer onverplichte uitgaven, dat op een gemeente-begrooting voorkomt. Ook de wijze, waarop een Gemeentebestuur de min of meer verplichte taak der Gemeente uitvoert, kan zeer verschillend zijn, b.v. de uitvoering der Onderwijs-wetten. Men zal wel mogen aannemen, dat de Gemeenten, waar de nood het hoogst gestegen is, over het algemeen het zuinigst worden beheerd. Nood leert bidden. En zeker zal die nood dikwijls zijn ontstaan, zonder dat het financieel beleid van het Gemeentebestuur daar schuld aan had. Overtuigender dan de Memorie van Toelichting ten deze, acht ik het verweerschrift van Gedeputeerde Staten van Friesland aan de Kroon in zake de niet goedgekeurde begrooting der gemeente Wijmbritse- radeel. Ged. Staten schrijven: —Wij wijzen er op, dat wij hier nu hebben een der goede Friesche plattelandsgemeenten; een gemeente, wier huishouding een toonbeeld van soberheid is; uit wier begrooting alles, wat maar eenigszins kan worden nagelaten, door de eischen, waarvoor zij zich bij het sluitend maken van haar budget jaarlijks ziet gesteld, is geschrapt; die ook op de personeelskosten sterk heeft bezuinigd en die haar belastingen alge¬ meen tot de maximale grenzen heeft opgevoerd.fl Na dit laatste te hebben toegelicht, vervolgen Ged- Staten: —Het blijkt, dat het tot zoo aanmerkelijke hoogte opgevoerd zijn der gemeentebelastingen hier volstrekt niet is te wijten aan een sterke uitbreiding der ge¬ meentelijke bemoeiingen op sociaal gebied. In alles is de gemeente steeds zoo sober mogelijk te werk gegaan. Het zijn de vele wetten, wettelijke voor¬ schriften en regeeringsmaatregelen der opvolgende regeeringen, welke voortdurend nieuwe lasten op de schouders der gemeenten leggen, die den noodtoestand veroorzaken.-Deze vele wetten, algemeene maatregelen van bestuur en ministerieele voorschriften hebben het gebied der onverplichte uitgaven zoozeer inge¬ krompen, dat een gemeentebestuur, dat tot beperking der uitgaven wil overgaan, in vele opzichten met machteloosheid is geslagen. Daarnaast hebben rijks¬ bezuinigingsmaatregelen, als bijv. intrekking van de rijksbijdrage voor krankzinnigenverpleging, verhooging van het getal leerlingen per klasse bij het lager on¬ derwijs enz., precies omgekeerd voor de gemeenten gewerkt, terwijl tenslotte het rijk zijn bijdragen en tegemoetkomingen in onderscheiden uitgaven, als bijv. art. 68 en 205 der 1. o.-wet, sterk verminderde of geheel beëindigde.fl Het oordeel omtrent de doelmatigheid van het ge¬ meentelijk beleid in Wijmbritseradeel blijft natuurlijk voor rekening van Gedeputeerden van Friesland. Ik neem aan, dat dit juist is en dan hebben wij hier een sprekend bewijs van de dringende noodzakelijkheid van een regeling als het wetsontwerp beoogt te brengen. Hoe weinig bevrediging de voorstellen der Staats¬ commissie zouden hebben gebracht, blijkt uit de toe¬ voeging van Ged. Staten, dat volgens die voorstellen Wijmbritseradeel nog minder zou ontvangen dan volgens de wet van 1897. De formule van art. 4 van het ontwerp, die aan¬ geeft in welke verhouding de verdeeling van het 996 ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN 14 November 1928 Gemeentefonds onder de Gemeenten zal geschieden, neemt als factor voor die verdeeling op de uitgaven voor politie, lager onderwijs en armenzorg, met in¬ begrip van de voorzieningen tegen werkloosheid. In de toelichting wordt opgemerkt, dat het hier niet gaat om een vergoeding per verzorgd belang, maar om het vinden van een juist verhoudingscijfer, wes¬ halve het niet noodig was alle in aanmerking komende uitgaven op te sommen, doch kon worden volstaan —een zoodanig complex van belangrijke en op ver¬ schillend terrein liggende uitgaven in aanmerking te brengen als voor de relatieve belastheid der gemeente in ™t algemeen maatgevend kan worden geachtfl. Deze overweging had m.i. er toe moeten leiden de voorzieningen tegen werkloosheid niet op te nemen. Hieronder toch vallen uitgaven van deels zeer be- denkelijken aard, uitgaven, die hun oorsprong vinden in toestanden tijdens of kort na den oorlog en toen niet bedoeld waren als blijvende maatregel; waarvan het zeer twijfelachtig is of zij aan onze volkskracht niet meer kwaad dan goed doen. Door deze uitgaven op te nemen onder degene, die het bedrag der uit- keering voor een gemeente bepalen, geeft men de gemeente een belang bij het bestendigen en opvoeren daarvan, wat mij niet in het algemeen belang schijnt. Juist op uitgaven als deze zal de gestie van het ge¬ meentebestuur een groote invloed uitoefenen. De gemeenten, die de meeste werkloozen hebben, worden het meest gebaat door de werkverschaffingen, welke met Rijkssteun worden uitgevoerd, en de bijslagen, welke het Rijk toekent. Men late deze uitgaven buiten beschouwing voor de bepaling van het bedrag, dat de Gemeente uit het Gemeentefonds beurt. Het gevaar, dat de formule van art. 4, krachtens welke de uitkeeringen uit het Gemeentefonds worden bepaald, zal leiden tot opvoering van de uitgaven, die als maatstaf gelden, bestaat natuurlijk niet alleen voor die betreffende werkloosheid, maar voor al de in het artikel genoemde. De regeling komt feitelijk neer op het dragen van een deel dier uitgaven door het Rijk en mijn ervaring in zake regelingen, waarbij het Rijk belangrijk meedraagt in de kosten Š ik denk b.v. aan het Nijverheids-onderwijs Š is niet, dat die zuinig werken. Toch geloof ik, dat het voor¬ stel, behoudens het hierboven omtrent de werkloos¬ heidsvoorzieningen opgemerkte, goed is. In de eerste plaats zijn de uitgaven, die invloed op de uitkeering hebben, slechts één der factoren, die bij de bereke¬ ning gelden ; hun invloed is dus een beperkte. Dan hangt de hoogte van het bedrag der uitkeering van zoo vele onbekende cijfers af, dat vooraf nooit vast¬ staat, welk deel zal worden vergoed; de Gemeente, die f 1000.Š voor Politie of Onderwijs uitgeeft, is die f 1000.Š kwijt en weet niet hoeveel zij er in de vorm van meerdere uitkeering van terug zal krijgen. Maar bovenal, hoe is het boven aangeduide gevaar te vermijden? Zal bij de uitkeering uit het Gemeente¬ fonds rekening worden gehouden met de druk der uitgaven eener gemeente, dan zal noodzakelijkerwijs stijging dier uitgaven een gunstige invloed uitoefenen op de uitkeering. Dit ware alleen te ontgaan door met de uitgaven in ™t geheel geen rekening te houden. Dan bleef practisch voor de bepaling van de uitkee¬ ring alleen de draagkracht der gemeente als maatstaf over, wat m.i. geheel verkeerd zou zijn. Immers een groote gemeente met een welvarende bevolking, die groote uitgaven op allerlei gebied heeft te doen, zou weinig ontvangen, terwijl plattelandsgemeenten, met een weinig draagkrachtige bevolking, maar zeer weinig uitgaven, onevenredig veel zouden krijgen. In het stelsel van het wetsontwerp kan naast de draag¬ kracht, een deel der gemeentelijke uitgaven als maat¬ staf voor de verdeeling niet worden gemist. Evenzeer past in het stelsel van het ontwerp de afschaffing van de forensen-belasting, die ik van ganscher harte toejuich. Even billijk als het is, dat iemand die b.v. in twee Gemeenten een woning tot zijn beschikking heeft, in die beide Gemeenten in de verterings-belasting wordt aangeslagen, even onbil¬ lijk is de overmatige belasting met 1/3 van het bedrag der inkomsten-belasting. Hetgeen dienaangaande in de Mem. van Toelichting wordt opgemerkt, schijnt mij onpmstootelijk juist. Er zijn tegen de afschaffing der forensen-belasting bezwaren ingebracht vanuit Gemeenten, voor wie die afschaffing wel eens minder gunstig zou kunnen werken. Het zou inderdaad wel eens kunnen blijken, dat het wegvallen van deze slagboom een uittocht uit enkele Gemeenten tengevolge had. Wie zal het kunnen zeggen ? Het ontwerp is ook in dit opzicht ingrijpend. Maar mag dit een reden zijn om de forensenbelasting te behouden? Een belasting mag toch niet strekken om de menschen aan een Gemeente te binden. De overheid heeft niet het recht hen, die, om welke reden ook, liever elders wonen dan waar zij werken, of zich de weelde van twee woningen kunnen veroorloven, hierin te bemoeilijken. Ook hier geldt, dat de wetten er zijn voor de menschen en niet omgekeerd. Weinig minder ingrijpend dan de afschaffing van de forensen-belasting is het omzetten van de per- soneele belasting in een gemeentelijke verterings¬ belasting. De gronden, die de Memorie van Toelich¬ ting hiervoor aanvoert, zijn m.i. sterk. Ook krijgen de gemeenten, wier vrijheid van beweging door het ontwerp zoo sterk wordt belemmerd Š hierover nader Š, door deze verteringsbelasting eenige vrijheid terug, hoewel ik niet geloof, dat de elasticiteit van deze belasting groot is. Er is echter tegen de gedachte overdracht een practisch bezwaar ingebracht, dat mij heelgroot schijnt. In ditzelfde tijdschrift1) heeft Prof. van der Grinten al gewezen op de aanmerkelijke kosten van schatting en controle, die deze belasting vergt. Heeft men zich ingedacht, wat dit beteekent voor ruim 1000 ge¬ meenten ? De Gemeenten worden hier voor een taak gesteld, die vooral in de kleine en middelsoort ge¬ meenten zwaar zal wegen. De Gemeenten missen de gegevens en de ervaring, die de Rijksbelasting-dienst gaandeweg heeft verkregen. Een groot bedrag zal aan ambtenaren heengaan. Prof. van der Grinten stelt daarom voor de perso- neele belasting Rijksbelasting te laten, maar de op¬ brengst aan de Gemeenten uit te keeren. Hij stuit hierbij echter op het bezwaar, dat er Gemeenten kunnen zijn, die het geheele bedrag der personeele belasting niet noodig hebben. Ik zou in overweging willen geven een stap verder te gaan en de opbrengst in het Gemeentefonds te storten. Van Haagsch stand¬ punt is deze gedachte onbaatzuchtig. De rijke Ge¬ meenten zullen naar verhouding veel personeele belasting betalen. Het zou echter geheel in de lijn van het ontwerp liggen om te nivelleeren. Een leemte in de artikelen, die op deze belasting betrekking hebben, acht ik, dat zij progressie toe¬ laten en deze niet begrenzen. Even noodzakelijk als het was, en altijd geoordeeld is, de progressie bij de inkomstenbelasting in de Gemeentewet eenigszins te matigen, is het dit bij een verteringsbelasting, met name voor de grondslag huurwaarde. Een ander bezwaar van Prof. van der Grinten, dat me bijzonder belangrijk voorkomt en dat ik me daarom veroorloof te herhalen, is dat de aftrek voor nood¬ zakelijk levensonderhoud ook voor ongehuwden f 800,Š bedraagt. Ik begrijp trouwens niet hoe, ook voor gehuwden, een zelfde bedrag voor noodzakelijk levens¬ onderhoud kan worden aangenomen voor de kleinste plattelandsgemeente en voor Amsterdam. Thans loopen de bedragen voor aftrek in de verschillende gemeenten vrij ver uiteen en het schijnt me technisch niet onuitvoerbaar, door een classificatie der Gemeenten, een rechtvaardiger verdeeling van de lasten, meer !) Zie E.-S.B. van 17 Oct. jl. 14 November 1928 ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN 997 aansluitende aan de levensstandaard in de verschil¬ lende deelen des lands, vast te stellen. De Gemeenten zullen mogen kiezen of zij van de grondbelasting, die Rijksbelasting blijft, de opbrengst voor het gebouwd of voor het ongebouwd uitgekeerd willen hebben. Evenmin als in de nota Kan-Treub, waaraan dit denkbeeld is ontleend, zijn in de Mem. v. Toelichting de gronden te vinden, waarop dit voor¬ stel berust. In het Weekblad voor Gemeentebelangen van 19 October jl. wijst de heer Walch op de on¬ rechtvaardigheid tegenover Gemeenten, waar de op¬ brengst van het gebouwd en het ongebouwd ongeveer even groot is en welke dientengevolge zonder goede redenen een veel geringere bate ontvangen dan Ge¬ meenten, waar de opbrengst van beide middelen sterk uiteenloopt. Tegen deze opmerking schijnt mij weinig in te brengen. De eenige manier om deze onrecht¬ vaardigheid op te heffen, schijnt me, dat het Rijk de geheele opbrengst der grondbelasting aan de Ge¬ meenten afdraagt. Volgens de Mem. v. Toelichting wordt de afstand, op de voet van het ontwerp, ge¬ raamd op 15 a 16 millioen. De geheele opbrengst is volgens de begrooting voor ™29 geraamd op 21 % millioen. Hetgeen het Rijk meer zou afdragen zou dus naar raming ongeveer 6 millioen bedragen. De kosten voor het Rijk van het geheele ontwerp (onge¬ rekend de garantiebepaling van art. 6) zouden dan stijgen van 18 tot 24 millioen. Het komt me voor, dat het belang eener, betere, rechtvaardiger regeling dit offer wel waard is en de Gemeenten kunnen die. 6 millioen best gebruiken. Er is der Regeering veel verweten, dat voldoende cijfers ter beoordeeling van de geldelijke gevolgen van het ontwerp ontbreken. Zeker is, dat die cijfers ontbreken, doch ik zie niet goed hoe dit anders kon. De Regeering wilde als grondslag voor de uitkeeringen uit het Gemeentefonds een zoo laat mogelijk jaar nemen. Daarentegen is het onvermijdelijk, dat tusschen de indiening van het ontwerp en de inwerkingtreding der wet eenige jaren verloopen. Ergo schijnt het me moeilijk te ontgaan, dat die indiening geschiedde op een tijdstip, dat de juiste cijfers ontbraken. Tegen dat het ontwerp in openbare behandeling komt, zullen zij er zijn. Voor een globale berekening beschikte de Regeering blijkbaar over de noodige cijfers, die echter, vermoedelijk omdat ze zeer globaal zijn, niet zijn overgelegd. De Vereeniging van Nederlandsehe Gemeenten is thans aan het cijferen en in afwachting van deze berekeningen is het onmogelijk voor een bepaalde Gemeente de gevolgen na te gaan. Men kan alleen uitrekenen, wat een Gemeente volgens de garantie- bepalingen van art. 6 ten hoogste of ten minste uit het Gemeentefonds zal ontvangen en wat in die twee gevallen onderscheidenlijk de uitkomst zal zijn. Voor den Haag is die berekening de volgende: De Gemeente derft (volgens de begrooting voor 1929): 1. Opbrengst Gem. Ink,belasting (netto) f 12.500.000 2. Uitkeering wet 1897 .— 1.400.000 3. Opcenten Personeel . — 3.800.000 f 17.700.000 De Gemeente krijgt: 1. Hoofdsom grondbelasting. f 1.500.000 2. Opbrengst verteringsbelasting (ge¬ raamd op tegenw. pers. belasting in hoofdsom plus opc.). — 7.300.000 f 8.800.000 Een bedrag van f 8.900.000 of rond 9 millioen zal dus moeten worden gedekt door: lo. Uitkeering uit het fonds, en 2o. Opcenten op de Gemeentefondsbelasting. De helft van de gemiddelde opbrengst als bedoeld bij art. 6 bedraagt Ü x … 11.200.000 = f 5.600.000; H x f 11.200.000. = f 8.400.000. Wordt het minimum genoten dan moet uit opcenten komen:. f 9.000.000 af. . ….. _5.600.000 f 3.400.000 De opbrengst van de Gemeentefondsbelasting in Den Haag wordt geschat op hoogstens f 10.000.000. Dan te heffen rt 34 opcenten. (Er worden reeds 50 op¬ centen op de Vermogensbelasting geheven.) Wordt het maximum genoten, dan moet uit opcenten komen:. f 9.000.000 af. — 8.400.000 f 600.000 Volstaan kan dan worden met ongeveer 6 opcenten. Deze uitkomsten hebben mij eenigzins verrast. In het ongunstigste geval zou den Haag ongeveer f 900.000,Š d.i. ± 7°/o meer inkomstenbelasting moeten betalen dan op dit oogenblik. Wanneer een rijke Ge¬ meente er zoo afkomt, waar de belastingen lager zijn dan in de andere grootere Gemeenten, die er dus vermoedelijk beter op zullen worden, terwijl een aantal kleine Gemeenten er veel bij zullen voor¬ uitgaan, wie betaalt dan het zaakje? Het Rijk krach¬ tens de garantie-bepaling van art. 6 ? Ten slotte een woord over het ontwerp in verband met de gemeentelijke autonomie. De eerste indruk, die het ontwerp, zooals het in de dagbladen stond weergegeven, maakte, was dat het de autonomie vrijwel ophief. Een nadere bestu- deering heeft me doen zien, dat verschillende artikelen de Gemeente meer vrijheid laten dan uit de korte samenvatting van het ontwerp bleek. Toch is nog mijn zeer besliste meening, dat het een groote greep in de autonomie doet en de Gemeenten in een ver¬ houding tot het Rijk brengt, die niet in overeen¬ stemming is met wat de Grondwetgever zich heeft gedacht. Bij de eischen, die naar hedendaagsche op¬ vattingen op allerlei gebied aan de overheid worden gesteld, behoeft een Gemeente-bestuur, zal het wer¬ kelijk de zelfstandigheid bezitten, die art. 144 der Grondwet het toedacht, de bevoegdheid om in ruime mate over geldmiddelen te beschikken. Autonomie beteekent de vrijheid voor de Raad, behoudens hooger toezicht, om kostbare werken te doen uitvoeren, proefnemingen op sociaal gebied te doen, kunst en wetenschap te bevorderen, in het algemeen alles te doen, wat in het belang der Gemeente noodig of wenschelijk wordt geacht, en de burgerij de belas¬ tingen op te leggen, die voor de bestrijding der uit¬ gaven noodig zijn. Deze uitgaven kunnen in achter¬ eenvolgende jaren sterk uiteenloopen. Daarom is geen volledige Gemeentelijke autonomie bestaanbaar, tenzij de Gemeente beschikt over een belasting met een groote mate van elasticiteit. Aan deze eisch voldoet feitelijk alleen een inkomstenbelasting. Volgens het ontwerp zullen de Gemeenten in plaats van de af geschafte inkomstenbelasting zelve kunnen heffen een verteringsbelasting en, onder zekere voor¬ waarden, 80 opcenten op de Gemeentefondsbelasting. De elasticiteit van de eerste is gering. Die van de opcenten houdt op bij het cijfer 80. In een op 5 October jl. gehouden interview heeft minister de Geer, volgens het verslag in de dagbladen, gezegd, dat de Gemeenten de 80 opcenten —lang niet steeds noodig zullen hebbenfl. Een aantal gemeenten zullen ze dus vermoedelijk wel aanstonds noodig hebben, en op den duur, wanneer wederom zwaardere lasten op de Gemeenten mochten worden gelegd, zal het aantal Gemeenten, dat de grens van het toege- stane aantal opcenten bereikt, steeds grooter worden. Men vergete ook niet, dat de uitkeering uit het Ge¬ meentefonds voor altijd, dat is zoolang de wet onge¬ wijzigd blijft, is beperkt tot 3/4 van het bedrag, dat over de drie, aan 1 Mei 1929 voorafgaande jaren per inwoner aan Gemeentelijke inkomstenbelasting werd geïnd. Een Gemeente, die de volle 80 opcenten heft, mag trachten zooveel mogelijk uit biljarten of 998 ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN 14 November 1928 speelvaartuigen te halen, doch feitelijk ligt ze aan banden. In hetzelfde interview heeft de minister de aan¬ tasting der autonomie ontkend onder verwijzing naar de Provinciale autonomie, terwijl toch het terrein voor belastingheffing voor de Provinciën evenzeer is afgebakend als trouwens volgens de bestaande wet¬ geving ook voor de Gemeenten reeds het geval is. De beweerde aantasting der autonomie ligt echter niet in het feit, dat het recht tot belastingheffing wettelijk wordt begrensd, maar in de wijze, waarop het ontwerp dit doet. Autonomie is nooit geweest, ook op ander dan financieel gebied, een onbeperkte bevoegdheid voor de Gemeente om te doen, wat haar goed dacht. De bestaande afbakening liet de Ge¬ meente vrijheid genoeg, evengoed als de Provincie bij de uitvoering harer veel bescheidener taak altijd voldoende ruimte heeft gehad om in de middelen te voorzien, die zij daarvoor behoefde. Volgens het ontwerp evenwel wordt voortaan aan de Gemeenten een grens voor haar bewegingsvrijheid gesteld, die door vele harer m.i. spoedig zal worden bereikt en ze zal brengen in een toestand, anders dan de Grond¬ wetgever van 1848 zich die dacht. Het verwijt, dat een Regeering of wet de autonomie der Gemeente aantast, wordt in ons land niet licht geteld. Van oudsher hebben wij aan het zelfbeschik¬ kingsrecht der Gemeente, dat onder de Republiek nog zooveel grooter was, veel beteekenis gehecht. Ik maak mij over die aantasting niet zoo ongerust. Ons Gemeenteleven is veel te krachtig, te reëel, om te kunnen verdwijnen. Het zal zich, ook als het ontwerp wet wordt,, handhaven. Maar wel zal de autonomie zich naar de gewijzigde omstandigheden moeten vervormen, en dat wel niet zoozeer om de beperking in vrijheid tot belastingheffing, die het ontwerp wil aanbrengen, als ten gevolge van tal van omstandigheden, die samenhangen met de geheele ontwikkeling der maatschappij. Feitelijk is de auto¬ nomie, buiten de wet om, reeds belangrijk gewijzigd. Het hedendaagsche verkeer; de voorziening in ver¬ schillende behoeften, zooals electriciteit, telefoon; dezelfde omstandigheden als de behoefte aan ge¬ westelijke uitbreidingsplannen hebben doen geboren worden; de veranderingen in maatschappelijke ver¬ houdingen, genoemd op bladz. 2 van de Mem. van Toelichting, zij alle hebben de autonomie tot op zekere hoogte aangetast, haar tot iets anders ge¬ maakt dan Thorbecke en de grondwetgever voor oogen stond. Maar evenmin als het Gemeenteleven hierdoor is verloren gegaan, zal het sterven onder de banden, die het ontwerp de autonomie zijns ondanks aanlegt. Een goede regeling van de financieele ver¬ houding tusschen Rijk en Gemeenten is niet te maken zonder de autonomie aan te tasten. Onder deze wet zal de Gemeente, zij het met minder vrij¬ heid dan tot dusverre, zich kunnen blijven ontwik¬ kelen, en daarom besluit ik deze beschouwing met de wensch, vdat,het ontwerp, zoo mogelijk eenigszins gewijzigd, spoedig in het Staatsblad verschijne. J. Patijn. INTERNATIONALE REGELING VAN HET TENTOON- STELLINGS WEZEN. De handel heeft, sedert het midden der vorige eeuw, een overwegend internationaal karakter verkregen. Talrijke factoren, als o.m. de nog steeds in snel tempo voortschrijdende ontwikkeling van het verkeerswezen, het doordringen van de vrijhandelsgedachte in meer¬ dere landen, de toepassing van betere handels-usances, enz. droegen daartoe het hunne bij. Het vroegere dikwijls nauwe contact van producent en consument, de directe handel, geraakte daardoor echter meer en meer op den achtergrond, steeds tal¬ rijker schakels plaatsten zich tusschen de uiteindelijke partijen, het distributie-proces werd immer gecom¬ pliceerder, het marktoverzicht steeds moeilijker. Als organen ter bevordering van eommercieele relaties en het verspreiden van meerdere kennis betreffende ver¬ schillende industrieele producten en handelswaren, verkregen de jaarmarkten en jaarbeurzen, evenals de tentoonstellingen, onder deze omstandigheden een groeiende beteekenis. Toch bestaan tusschen beide instituten, zoowel in karakter als historische ontwikkeling, groote ver¬ schillen. De jaarmarkt en jaarbeurs immers beoogen in de allereerste plaats een nauw contact van pro¬ ducenten en handelaren te bewerkstelligen, het niet werkelijk geïnteresseerde publiek wordt zooveel mo¬ gelijk geweerd, het afsluiten van leveringscontracten is hierbij overwegend doel. Anders echter staat het met het wezen der tentoon¬ stellingen; het geven van een algemeen beeld van de ontwikkeling van nijverheid, handel, verkeerswezen, enz. treedt hierbij als regel, meer dan het tot stand brengen van belangrijke eommercieele transacties, op den voorgrond. Daartoe moet het groote publiek worden bereikt, het bezoek daarvan op allerlei wijzen, als bijv. door het geven van gelegenheid tot het hou¬ den van congressen, het verleenen van reducties op verkeerstarieven, door de aanwezigheid van vermake- lijkheidsattracties enz. worden aangemoedigd. Gaat de oorsprong der jaarmarkten tot in de 14e en 15e eeuw terug, de tentoonstellingen daarentegen dateeren van veel lateren tijd; zij toch zijn een pro¬ duct der Industrieele Revolutie. Belangstelling moest toen worden gewekt voor de opkomende nijverheid, vooroordeelen wilde men overwinnen, aangetoond diende, dat het machinaal bereide product den toets der vergelijking met het handwerk kon doorstaan. Bovendien poogde men voortdurend, door het uit¬ loven van beduidende belooningen, industrieelen tot het aanbrengen van verbeteringen in werkwijzen en techniek te stimuleeren. Aanvankelijk hadden dergelijke organisaties een zeer beperkt nationaal karakter; buitenlandsche voort¬ brengselen werden met groote gestrengheid geweerd. De eerste tentoonstelling van dezen aard, uitgaande van de Society for the Promotion of Arts, Manu¬ factures and Commerce, werd in 1756 te Londen ge¬ opend; in 1791 volgde het Europeesche Continent met een dergelijke expositie te Praag, waarna spoedig meerdere landen Š o.a. Nederland in 1820 te Gent, 1825 te Haarlem en 1830 te Brussel Š een gelijken weg betreden. Gezien het beoogde doel, bevordering van de nationale nijverheid, werden de kosten dezer tentoonstellingen grootendeels uit Regeeringsfondsen bestreden. Verlangende den gezichtskring te verruimen, be¬ gonnen echter reeds spoedig stemmen te weerklinken om ook niet-nationale producten ter expositie te brengen. Pogingen evenwel, daartoe in 1835 te Brussel en in 1849 te Parijs aangewend, eindigden, door heftig verzet van industrieelen en handelaren met een volslagen fiasco; in wezen ging het bij de kwestie betreffende de al of niet-toelating van buitenlandsche voortbrengselen om de strijdvraag van vrijhandel en protectie. Engeland, waar in de veertiger jaren der vorige eeuw, onder leiding van Cobden, het fifree-tradefl- beginsel grooten aanhang had verworven, gaf even¬ wel spoedig het goede voorbeeld. Op een in 1851 te Londen gehouden expositie zijn Š zij het ook wel¬ iswaar met zeer gemengde gevoelens van de zijde van vele Engelsche industrieelen Š%€voor het eerst artikelen van vreemden oorsprong tentoongesteld. Bedoeld jaar werd daardoor tot een mijlpaal in de geschiedenis van het tentoonstellingswezen, de reeks van z.g. wereldtentoonstellingen was daarmede ge¬ opend; in het tijdvak van 1851Š1900 werden er niet minder dan 12 gehouden. Daarmede veranderde het tentoonstellingswezen tevens geleidelijk van karakter; het aanvankelijke doel, opwekken tot industrieel- technische verbeteringen, werd meer en meer los ge- 14 November 1928 ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN 999 laten, trad althans op den achtergrond; het zijn van een attractie van hef groote publiek, teneinde dit middels grootsch opgezette reclame met diverse nieuwe voortbrengselen in kennis te brengen, werd hoofdzaak. Kosten noch moeiten werden gespaard om vorige tentoonstellingen te overtreffen; grootere, betere en duurzamer gebouwen werden noodig, de smakelijke, decoratieve aankleeding der inzendingen ging steeds hooger eischen stellen. In welke mate de omvang der tentoonstellingen groeide, blijkt wel hieruit, dat voor die in 1851 te Londen gehouden een terrein van 9Jdi H.A. voldoende was, de in 1904 te St. Louis gehouden expositie besloeg daarentegen een opper¬ vlakte van niet minder dan 500 H.A. Langzamerhand begon echter, vnl. als gevolg van de snelle opvolging van tentoonstellingen Š zoowel van de wereldtentoonstellingen, als van die, welke zich op beperkter terrein bewogen Š bij talrijke exposanten een —Ausstellungs-Müdigkeitfl tot uit¬ drukking te komen, een reactie trad in, de belang¬ stelling, vooral van de zijde van handelaren en indu- strieelen verminderde. Velen toch, dikwijls door onder¬ linge concurrentie tot deelname genoopt, gingen zich af vragen, of de dikwijls vele jaren achtereen voor expositieruimte, inrichting, vertegenwoordiging, enz. bestede groote moeiten en kosten wel voldoende door meerdere omzetten en hooger winstcijfers wer¬ den vergoed. Ook de dikwijls zeer lichtvaardige op¬ zet van vele tentoonstellingsplannen, waarbij som¬ tijds de belangen van organisatoren een beslissender rol speelden dan die der exposanten, leidde meer¬ malen tot groote teleurstelling. Een drang naar overleg, zoowel nationaal als inter¬ nationaal, teneinde tot een betere regeling van het tentoonstellingswezen te komen, in het bijzonder voor een juister verdeeling van de tijdstippen der expo¬ sities, begon zich te openbaren. In Frankrijk werd daartoe reeds in 1895 het —Comité Francais des Expositions a 1™Etrangerfl op¬ gericht, andere landen volgden als o.m. Duitschland met het — Ausstellungs- und Messe-Amt der Deutschen Industriefl, terwijl in Nederland de —Vereeniging van Tentoonstellingsbelangenfl tot stand kwam. Tevens werd bovendien naar de vorming van een internatio¬ nale organisatie gestreefd. Pogingen daartoe waren reeds na afloop van de Parijsche wereldtentoonstelling van 1867 aangewend. Door deelnemers, comités en jury-leden werd toen besloten tot oprichting van de —Association Inter¬ nationale pour le Développement des Expositionsfl, als permanent lichaam, dat nieuwe tentoonstellingen zou voorbereiden, zich daarbij opgedane ervaringen ten nutte makende. Het is hiermede echter bij goede voornemens ge¬ bleven; iets daadwerkelijks werd nimmer tot stand gebracht, terwijl de organisatie in den loop der jaren uiteenviel. In 1907 kwam echter, op uitnoodiging van de Fransche nationale organisatie, andermaal een aan¬ tal afgevaardigden van verschillende landen, ook van Nederland, bijeen, teneinde over een internationale aaneensluiting te beraadslagen. Als resultaat der onderhandelingen werd, op een het volgend jaar te Brussel gehouden conferentie, de —Fédération Inter¬ nationale des Comités Permanentes d™Expositionsfl met een vast hoofdbureau in België™s hoofdstad opgericht. Bovendien streeft ook de, in 1920 opgerichte, Internationale Kamer van Koophandel naar innige samenwerking op het gebied van het tentoonstellings¬ wezen. Ingevolge een resolutie, van het in Juni- Juli 1927 te Stockholm gehouden congres, werd daartoe nog in October van bedoeld jaar een —Comité des foires et expositions internationalesfl opgericht. Dit tracht het aantal internationale jaarmarkten en tentoonstellingen zooveel mogelijk te beperken en voor de bestaande tot een juiste tijdverdeeling te geraken. Door de Kamer wordt daartoe o.m. halfjaarlijks een overzicht gepubliceerd, waarin alle bij haar bekende te houden algemeene en bijzondere jaarmarkten en tentoonstellingen, geografisch alsmede productsge- wijze gerangschikt, zijn vermeld. Gingen de hiervoor geschetste pogingen tot inter¬ nationaal overleg alle van het particulier initiatief uit, ook langs diplomatieken weg werd gepoogd tot een goede oplossing van het probleem te geraken en een bevredigde internationale regeling tot stand te brengen. Op uitnoodiging van Duitschland kwamen hiertoe in 1912 te Berlijn de afgevaardigden van vijftien landen bijeen. De daar gesloten conventie, waartoe ook Nederland toetrad (zie Staatsblad 1914 No. 259), heeft haar practische beteekenis echter nimmer kunnen bewijzen; voor toch het verdrag door alle partijen werd geratificeerd brak over Europa de Titanenkrijg los, die dit werelddeel jarenlang in vuur en vlam zou zetten. Het is daarom toe te juichen, dat kortgeleden door de Fransche Regeering opnieuw uitnoodigingen voor een, nog dit jaar te Parijs te houden, —Conférence diplomatique rélative aux Expositions internatio¬ nalesfl werden rondgezonden. Nadat, in overleg met de nationale organisaties in andere landen, het —Comité Francais des Expositionsfl, op uitnoodiging van het Departement van Handel, het vraagstuk sinds 1925 in studie nam en besprekingen voorbe¬ reidde, zullen vervolgens de regelen der Berlijnsche Conventie van 1912 endaarin wenschelijkgeachte veran¬ deringen ter conferentie in discussie worden gebracht. Hier de te behandelen —Propositionsfl uitvoerig in beschouwing te nemen, is niet mogelijk; zij sluiten zich deels bij de vroeger vastgestelde regelen aan, vertoonen daarvan echter ook belangrijke afwijkingen. Gepoogd wordt niet slechts tot een klassificatie der tentoonstellingen te geraken en daarvan de periodi¬ citeit te regelen, ook wil men uniformiteit brengen in de aan exposanten op de verschillende tentoon¬ stellingen toe te kennen belooningen. Men onderscheidt daartoe achtereenvolgens de —ex¬ position universelle,fl die een beeld poogt te geven van —la totalité des productions de 1™activité humainefl, vervolgens de —exposition généralefl, die —sans viser 1™universalité, embrasse de nombreux groupes de pro¬ ductionfl, enz., tenslotte de —exposition spécialefl, betreffende —une seule science appliquée.fl Voordat nu in een zelfde land wederom een wereld-, algemeene- of bijzondere tentoonstelling Š voor wat deze laatste categorie betreft, liggende op het zelfde terrein van wetenschap Š mag worden gehouden, moet, volgens de voorstellen, sedert de voorafgaande gelijksoortige expositie, minstens een tijdvak van respect, vijftien, tien en vijf jaar zijn verstreken. Als internationaal zullen verder slechts die tentoon¬ stellingen worden aangemerkt, waarbij het buitenland langs diplomatieken weg tot deelname werd uitge- noodigd. De toe te kennen onderscheidingen zijn verder in zes groepen verdeeld, t.w. in: eereprijzen, eerediploma™s, gouden-, zilveren- en bronzen medailles, alsmede eervolle vermeldingen. Bovendien worden verschillende voorschriften gegeven, o.m. regelende de verplichtingen van het land, dat tot deelname uitnoodigt, de vrijstelling van tentoonstellingsgoederen van rechten enz. Wordt de ontworpen regeling Š zij het ook met kleine afwijkingen Š door partijen aanvaard, dan zal daarmede een probleem, dat dringend voorziening behoefde, nader tot een goede oplossing zijn gebracht, het internationale expositie-wezen ten zeerste zijn gediend, en zullen ter bestrijding van het tentoon- stellingeuvel Š aldus kwalificeerde de Nederlandsche Vereeniging voor Tentoonstellingsbelangen kort ge¬ leden zeer juist den huidigen toestand Š zoo noodig in nader internationaal overleg, afdoende maatregelen mogelijk worden. Dr. J. Stroomberg. 1000 ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN 14 November 1928 DE ZEGELWET EN AANDEELEN ZONDER NOMINALE WAARDE. Vóór de wijziging van 1917 bepaalde de zegelwet, dat alle niet door het Rijk of zijne Koloniën uitge¬ geven effecten moesten gezegeld worden. In voornoemd jaar zijn daarvan uitgezonderd de bewijzen van aan¬ deel in binnen het Rijk gevestigde Naamlooze Ven¬ nootschappen, commanditaire Vennootschappen op aandeelen en andere Vennootschappen en Vereeni- gingen, welker kapitaal geheel of ten deele in aan¬ deelen is verdeeld, voor zoover deze bewijzen aandeelen aanduiden in geplaatst kapitaal, dat volgens de Re- gistratiewet 1917 met evenredig registratierecht is belast. Niet alleen met het uniforme stelsel van zegeling is toen gebroken, maar ook met het beginsel van het heffen van een recht evenredig met de op het stuk uitgedrukte (eventueel daaruit af te leiden) nominale waarde. Zooals bekend, wordt het registratierecht over de reëele waarde der aandeelen op het oogen- blik der uitgifte berekend. Ten aanzien van aandeelen in buitenlandsche vennootschappen is waarschijnlijk uit practische overwegingen, het oude systeem ge¬ handhaafd; deze worden nog steeds naar de nominale waarde gezegeld. Eigenlijk kan niet van de nominale waarde van een aandeel gesproken worden. Een aandeel vertegen¬ woordigt niet een zekere vordering in geld, maar een zooveelste deel van het vermogen Š dus van alle activa en passiva Š der vennootschap. Bij de reederij gaat de wetgever zelf van dit beginsel uit; en in de Vereenigde Staten wordt de uitgifte van aandeelen zonder nominale waarde meer en meer toegepast. Volgens de zegelwet moeten echter stukken, waar¬ van kapitaal noch rente is uitgedrukt, en waarvan niet na te gaan is, hoe groot het kapitaal of de rente is, met een vast recht van een gulden vijftig cent belast worden. Dientengevolge ontving de fiscus voor buitenlandsche aandeelen zonder nominale waarde een in verhouding tot de reëele waarde gemeenlijk zeer gering bedrag. Zeer sterk kwam dit uit toen van een juist opgerichte Amerikaansche Maatschappij, wier vermogen bijkans uitsluitend uit kasmiddelen bestond, de aandeelen zonder nominale waarde in den vorm van certificaten aan de Beurs te Amsterdam werden geïntroduceerd. De Minister van Financiën meende, dat hier het geval wel heel duidelijk was, en richtte dus de volgende aanschrijving tot de ontvangers : —Volgens artikel 60, laatste lid, der Zegelwet 1917 —is op effecten een vast recht van f 1,60 schuldig, —wanneer noch kapitaal noch rente is uitgedrukt en —niet is na te gaan, hoe groot kapitaal of rente is. —Meermalen worden aandeelen in maatschappijen —zonder vermelding van de nominale waarde ter —zegeling aangeboden, terwijl uit de balans of op andere —wijze, buiten den inhoud van het stuk om, de nomi- —nale waarde kan worden nagegaan. Mij is de vraag —gedaan, of de ontvanger die aandeelen behoort te —zegelen Š naar de nominale waarde Š dan wel —met f 1,50. —Het komt mij voor, dat deze vraag in den eerst —gemelden zin moet worden beantwoord. De in artikel —60, laatste lid, gemaakte tegenstelling, tusschen —eenerzijds het feit, dat geen kapitaal of rente is —uitgedrukt en anderzijds het feit, dat kapitaal —of rente niet is na te gaan, rechtvaardigt de mee- —ning, dat men ook buiten het stuk mag gaan om —de nominale waarde daarvan vast te stellen. —Het komt mij daarom gewenscht voor, dat de —ontvangers van het buitengewoon zegel, indien hun —stukken als hierbedoeld ter zegeling worden aan¬ geboden, zoo nauwkeurig mogelijk onderzoeken of —hun op een of andere manier de nominale waarde —van het effect blijkt. —Uit den aard der zaak zal het voor de ambte- —naren, die bij zegelcontrole deze stukken aantreffen, —niet mogelijk zijn na te gaan of ze juist gezegeld —zijn. Ik machtig daarom de ambtenaren om, indien —zij dergelijke stukken aantreffen, die buitengewoon —gezegeld zijn, aan te nemen, dat de zegeling juist —is geschied.fl Wat in deze aanschrijving het eerst opvalt, is het gewagen van: —de nominale waardefl. Dat er geen nominale waarde van een aandeel bestaat en deze tot dusverre alleen uit practische overwegingen kunst¬ matig gecreëerd, maar dan ook arbitrair door de oprichters vastgesteld wordt, neemt de Minister niet aan. Bij een netto vermogen van f 100.000,Š kan men evengoed eene naamlooze vennootschap oprichten met f 100.000,Š nominaal kapitaal, als met f 1000,Š kapitaal en f 99.000,Š reserve. Hoe zal het dan ooit voor den ontvanger mogelijk zijn, de nominale waarde vast te stellen? De beoordeeling van een ingewikkelde balans (bijvoorbeeld die van een holding company) laten we daarbij nog buiten beschouwing. En ver¬ andert de nominale waarde dan met iedere balans? De publicatie van den Minister van Financiën wekt den indruk, dat hij het liefst de buitenlandsche aandeelen naar de reëele waarde zou willen belasten. Dit is echter in strijd met de bepalingen der zegelwet, die steeds van zegeling volgens de nominale waarde gewaagt. De ontvanger, die volgens de aanschrijving handelt, zal echter altijd bij een reëele waarde moe¬ ten terecht komen. De uitspraak van den rechter is over het boven¬ genoemde geval gevraagd; met belangstelling zal men deze tegemoet zien. – L. H. van Lennep. DE CONSEQUENTIES VAN DE ARBITRALE RECHT¬ SPRAAK IN ARBEIDSGESCHILLEN. Het groote conflict in de ijzer- en staalindustrie in het Roergebied heeft de consequenties van de wettelijke arbitrale rechtspraak in Duitschland weer in vollen omvang aan de orde gesteld en het is ongetwijfeld ook voor ons land van belang deze conse¬ quenties eens onder de oogen te zien. Wij zullen daarom allereerst den algemeenen opzet van deze recht¬ spraak in het kort nagaan, daarna eenige regels wijden aan het huidige conflict om ten slotte te wijzen op de gevolgen, die men in het algemeen heeft kun¬ nen constateeren. De opzet van de regeling is voor Duitschland onge¬ twijfeld zeer eenvoudig. Door de verordening van 30 October 1923 zijn in geheel Duitschland bemiddelings- raden ingesteld, die uit evenveel werkgevers als arbeiders bestaan, terwijl de Regeering der onder¬ scheidene landen een onpartijdig voorzitter benoemt. Behalve deze raden kan de Regeering van het Rijk nog voor belangrijke economische districten Rijks¬ bemiddelaars benoemen. De taak van deze bemiddelings- raden en van den bemiddelaar is duidelijk, zij moeten bij een conflict trachten de partijen tot elkaar te brengen, hetgeen uiteraard van belang is als de onderhandelingen zijn afgebroken en de een voor den ander niet weer het initiatief tot nieuwe onder¬ handelingen wil nemen. Wanneer dit echter niet gelukt, is de practijk, dat de raad eventueel de be¬ middelaar een arbitrale uitspraak doet, waarover de partijen zich dan kunnen uitspreken. Formeel is het echter niet juist, dat de Rijksbemiddelaar, dit op eigen houtje doet, daar volgens de verordening eerst nog een Bemiddelingskamer moet worden inge– steld, die de uitspraak geeft. In het huidige conflict is de arbitrale uitspraak niet door een meerderheid in deze kamer gegeven en dat is dan ook het formeele bezwaar van de werkgevers tegen de bindendver- klaring. Wordt nl. deze uitspraak niet door beide partijen aanvaard, dan kan zij bindend verklaard worden, hetzij door den Rijksminister van Arbeid, wanneer het conflict zich buiten de grenzen van het district uitstrekt, hetzij door den Rijksbemiddelaar, wanneer het conflict slechts directe beteekenis heeft voor het betrokken district. De juridische beteekenis – ..1 -.. %€- %€== 14 November 1928 ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN 1001 van deze bindendverklaring is, dat zij in de plaats treedt van (—ersetztfl) de aanvaarding van de uit¬ spraak en geheel dezelfde toestand schept als hadden de partijen uit eigen beweging een schriftelijke over¬ eenkomst gesloten. Dit is van belang, omdat daaruit volgt, dat het niet opvolgen van deze bindendverklaring in geen enkel opzicht wil zeggen dat men zich daardoor tegen het Staatsgezag keert. De gevolgen zijn dezelfde als die, welke voortvloeien uit het overtreden van de be¬ palingen eener C.A.O. en dus van louter privaat- rechtelijken aard. De eene partij krijgt een actie tegen de andere wegens contractbreuk, kan dus even¬ tueel schadevergoeding eischen of wat voor sancties verder bepaald zijn. Maar dit blijft steeds van pri- vaatrechtelijken aard. Wat is nu het geval bij de ijzer-en staalindustrie. Reeds geruimen tijd werden tusschen de werkgevers- en arbeidersorganisaties onderhandelingen gevoerd over een door de arbeiders geëischte loonsverhooging. De werkgevers wenschten eerst de loonen ongewij¬ zigd voor een jaar te verlengen en verklaarden zich daarna bereid de verdiensten der minst betaalde ar¬ beiders te verhoogen. Dit aanbod werd nog uitgebreid tot de vaklieden, die slechts het richtloon ontvangen, wanneer de overeenkomst voor den werktijd tevens verlengd zou worden. De arbeiders wilden niet verder gaan dan hun eisch van 16 Pf. per uur verhooging tot 12 Pf. per uur terug te brengen. Bij de onderhandelingen wezen de werkgevers er op, dat in de laatste jaren alle winsten waren gebruikt om het bedrijf te rationaliseeren, verder waren daar¬ voor groote kapitalen geleend, die thans natuurlijk zwaar op de bedrijven drukken. Een loonsverhooging zou thans niet mogelijk zijn zonder evenredige ver¬ hooging van de prijzen der producten en die zou zeker tot minder orders en dus werkloosheid voeren. Sinds Januari 1927 zijn de loonen contractueel reeds met 11 pCt., in werkelijkheid echter met 16 a 16 pCt. gestegen. De arbeiders bleven echter op hun stuk staan, zoodat men niet tot overeenstemming kwam. Dit gaf de Regeering aanleiding een arbiter te be¬ noemen, die bepaalde, dat vanaf 1 November alle uurlooners boven 21 jaar een toeslag van 6 Pf. per uur zouden moeten hebben en de arbeiders, die in stukloon staan een van 2 Pf. per uur. Door elkaar een vermeerdering van de loonen met 4 a 5 pCt. De arbeiders aanvaardden deze uitspraak, de werkgevers niet. Een bespreking in het Rijksministerie van Arbeid om nog tot elkaar te komen, duurde 13 uur tot ™s morgens half vijf, doch gaf weer geen resultaat. Intusschen werd de uitspraak door den Rijksminister van Arbeid bindend verklaard. De werkgevers bleven op hun standpunt staan, dat zij de verantwoordelijk¬ heid voor de doorvoering der loonsverhooging niet konden dragen en betwisten verder op de hier reeds genoemde formeele gronden de rechtsgeldigheid der bindendverklaring. Zij hadden dus geen aanleiding het reeds op 13 October aan de arbeiders tegen 1 November gegeven ontslag te herroepen, zoodat op 1 November bij geen der fabrieken meer eenig dienst¬ verband met de arbeiders bestond en de fabrieken dan ook gesloten werden. Dit zijn zoo kort en objectief mogelijk de feiten, die tot de uitsluiting aanleiding gaven. De verdere ontwikkeling ervan is natuurlijk zeer interessant, doch aangezien het aspect, zich dagelijks wijzigt is het nu nog niet den tijd daarover te schrijven. De aanleiding is trouwens minstens even belangrijk. Want zelfs uit deze korte beschrijving zal wel duidelijk zijn gebleken, dat ook met het systeem, dat thans in Duitschland bestaat, de oplossing der sociale vraag¬ stukken niet alleen nog niet is gevonden, doch ook nog niet veel verder is gebracht. Ja, men mag zelfs vragen of men er feitelijk, vergeleken met vroeger, nog niet op achteruit is gegaan. Over dit systeem van arbitrage is heel wat geschre-. ven en het is onmogelijk. dat alles in een tijdschrift¬ artikel samen te vatten. Maar vrijwel alle schrijvers zijn het er over eens, dat door deze arbitrale recht¬ spraak het verantwoordelijkheidsgevoel der partijen, die onderhandelen, sterk is gedaald. Men leunt als het ware tegen den scheidsrechter aan, het hindert niet, eisch maar raak, als het te gek is, zal de scheids¬ rechter dat wel zeggen en hoe meer er gevraagd wordt, hoe meer kans er bestaat, dat de scheidsrechter, die vrijwel steeds aan het middelen gaat, zoowat net uit’ komt op wat men eigenlijk wil. Werden dan ook vroeger nog wel eens C.A.O. zonder het stellen van eischen en zonder onderhandelingen vrijwel ongewij¬ zigd verlengd (al leidt het instituut der C.A.O. evenals in ons land, zelf ook al tot een cumulatie der wenschen en grieven tegen den tijd dat de C.A.O. afloopt), tegenwoordig is daar geen sprake van. En trachtte men vroeger inderdaad tot overeenstemming te komen, ook dat is veel minder sterk, nu men weet, dat, als men niet tot elkaar komt, er nog niets ver¬ loren is. Immers men hoopt, dat de arbiter ten slotte nog steeds meer zal geven dan men met onderhan¬ delen kan krijgen. Verder komt het voor, dat de ver’ tegenwoordigers der partijen het onder elkaar wel eens zijn, doch de verantwoordelijkheid niet voor de eigen leden wenschen te dragen (die altijd erg gauw vinden dat men teveel heeft toegegeven) en dan ver¬ zet men zich ten slotte- toch maar tegen de overeen¬ komst om de verantwoordelijkheid op den arbiter af te kunnen schuiven. Een bezwaar tegen de arbitrage is verder nog, dat ze onweerlegbaar een tendenz heeft tot loonopdrij- ving, die niet door de natuurlijke ontwikkeling van het bedrijf wordt gedragen, doch die in uiterlijke, deels politieke, deels gevoelsmotieven haar oorzaak vindt. Immers men mag nog zoo™n goed arbiter zijn, men moet in een land als Duitschland rekening houden met politieke en psychologische factoren, wil men niet de kans loopen de openbare orde te verstoren op een wijze, die tot zeer ernstige gevolgen aan¬ leiding zou kunnen geven. Wanneer men dan ook, zooals Dr. A. A. van Rhijn in ,,De Nederlanderfl, op de psychologische fout der werkgevers, om in weerwil van de bindendverklaring de uitsluiting door te voeren, wijst, dan raakt men de kern der kwestie niet. Deze zit veel dieper. De fout zit in het systeem, dat er op gericht is door een onpartijdige derde te doen uitmaken wat het loon moet zijn. Dit zal, als het er werkelijk op aan komt, (en over andere gevallen behoeven we niet te praten, dan geeft elk systeem wel een oplossing) steeds tot conflicten moeten leiden. Slechts zij, die verantwoorde¬ lijk zijn voor de leiding in de onderneming, kunnen in laatste instantie uitmaken wat de onderneming kan dragen. Van tweeën een: óf de leiding durft de verantwoording op zich te nemen en dan kan ze daar ten slotte ook wel zonder arbiter toe gebracht worden, óf ze durft dat niet. In het laatste geval kan ze de uitspraak niet aanvaarden en als ze daartoe dan door een bindendverklaring gedwongen wordt, blijft haar niets anders over dan de zaak te sluiten. Elke andere weg moet op den duur of tot het fascisme of tot het socialisme leiden: een van hoogerhand geregeld en bestuurd bedrijfsleven, waarbij de functie van ondernemer, zooals we die tegenwoordig kennen, niet meer bestaat.1) Dit zijn, ontdaan van alle franje, de consequenties van de arbitrale rechtspraak in belangengeschillen met betrekking tot de arbeids¬ voorwaarden, waarvan wij, naast de ervaringen, die in Australië en andere landen zijn opgedaan, op het oogenblik in het Roergebied wederom een sprekend voorbeeld zien. Ir. B. Bölger. Haarlem, 8 November 1928. i) Het gaat hier natuurlijk alleen om de onvermijdelijke consequenties; de al of niet wenschelijkheid daarvan is een tweede vraag, die wij hier geheel buiten beschouwing laten. 1002 ECONOMISCH-STATISTTSCHE BERICHTEN 14 November 1928 HET RIJNVERKEER IN HET EERSTE SEMESTER VAN 1928 EN HET VERKEER VAN ROTTERDAM MET HET DUITSCHE ACHTERLAND VAN 1913 TOT 1926. De jongste beschouwing van den heer Mr. Dr. K. F. O. James in het vorig nummer van dit tijd¬ schrift wekt, hoewel zulks wel niet in de bedoeling van den schrijver kan hebben gelegen, den indruk, dat het met het stukgoedverkeer via de Rotterdamsche haven in werkelijkheid niet zoo slecht gesteld is. Daar mij gebleken is, dat deze natuurlijk geheel onjuiste meening na lezing der beschouwing van de hand des heeren James inderdaad in sommige kringen heeft post gevat, lijkt het nuttig den werkelijken toestand met een enkel woord nader te belichten. Voorop zij gesteld, dat voor een juiste beoordeeling ran het havenverkeer als welvaart brengenden factor de scheidingslijn tusschen massaal vervoer en stuk¬ goed niet scherp genoeg kan worden getrokken. De eerste categorie, hoe welkom ook en onmisbaar als basis voor een gunstige ontwikkeling van het haven¬ bedrijf te Rotterdan, brengt afgezien van de aan¬ zienlijke gemeentelijke baten uit hoofde van haven¬ geld e.d. slechts voordeel aan een beperkt aantal ondernemers, de z.g. machinale bedrijven. Handen¬ arbeid wordt hierbij goeddeels zoo niet geheel uit¬ geschakeld en wanneer het machinaal bedrijf zijn taak heeft vervuld is het belang, dat de te Rotterdam gevestigde werkgevers in het havenbedrijf bij deze ladingsoort heeft, afgeloopen. Geheel anders is het met het stukgoed. Bij de behandeling van dit laatste zijn allerlei schakeeringen van ondernemers betrokken. Expediteurs, veemen, locale transport-ondernemingen, beëedigde wegers en meters, kortom het geheele uit¬ gebreide complex van werkgevers speelt bij de be¬ handeling van het stukgoed een rol en de beste graadmeter voor het welvaartspeil in een haven van zoo bijzonder karakter als Rotterdam is dan ook een levendig verkeer van stukgoederen. De achteruitgang nu van dit laatste, zoo recht¬ streeks als middellijk, is oorzaak, dat tal van bloeiende ondernemingen van weleer thans een kwijnend bestaan voeren. Deze achteruitgang is verder de onmiddellijke aanleiding geweest tot de instelling een tweetal jaren geleden van de z.g. stukgoed-commissie, welker leden, door B. en W. in overleg met de Kamer van Koop¬ handel benoemd, een uitgebreid onderzoek naar de oorzaken dezer vermindering hebben ingesteld en naar middelen hebben gezocht om den schadelijken invloed daarvan zooveel mogelijk te keeren. Een simpele vergelijking met het havenverkeer te Antwerpen en te Hamburg toont hoe belangrijk het stukgoed te Rotterdam, waar het slechts een naar verhouding gering percentage van het totaal uit¬ maakt, bij dat der beide concurreerende havens, waar juist het stukgoed in aanzienlijke mate praedomineert, ten achter blijft. Een enkele blik op het lijnennet, dat Antwerpen met vrijwel alle landen der wereld verbindt, op het aantal lijnen en de veelvuldigheid harer afvaarten is voldoende om te doen zien, dat Rotterdam in dit opzicht verre bij de Scheldestad ten achter blijft. Natuurlijk mag bij de beoordeeling van dezen toestand niet uit het oog worden verloren, dat België een eigen, bloeiende industrie heeft, die krachtigen steun verleent aan het havenverkeer te Antwerpen en een basis vormt voor de vele buiten- landsche lijnen, die Antwerpen in haar vaarplan hebben opgenomen, maar hierbij dient er onmiddellijk op gewezen, dat Antwerpen, gesteund door voorkeurs¬ tarieven van en naar Zwitserland via Duitschland Š de gemiddelde kilometervracht van Bazel is ca. 50 pCt., die van Konstanz ca. 35 pCt. hooger naar de Hol- landsche dan naar de Belgische grens resp. Duitsche Noordzeehavens Š door de surtaxes d™entrepót en d™origine en andere privileges Rotterdam als transito- haven voor verkeer van en naar Zwitserland en Elzas-Lotharingen geheel heeft weten uit te schakelen. Terloops zij er in dit verband op gewezen, dat de gemiddelde vrachten van de Elzassische grens tot Antwerpen nog niet de helft bedragen van die tot de Nederlandsche grens, waarbij dan nog gevoegd moet worden de vracht op het traject EsschenŠ Rotterdam! Teneinde te voorkomen, dat Zwitsersch vervoer via de theoretischgoedkoopere routeFrankrijk- Luxemburg over Rotterdam zou worden geleid, wordt om een ander voorbeeld te noemen voor een vijf tons wagonlading van Sterpenich naar Antwerpen de transitovracht van B. Frs. 6.85 per 100 KG. bere¬ kend, terwijl van dezelfde grensplaats tot Rozendaal de norm aal-vracht van B. Frs. 16.30 berekend wordt, waarbij dan nog komt de vracht op het traject Ro¬ zendaalŠ Rotterdam! Is het wonder, dat onder een dergelijk régime van kunstmatige bevoorrechting de haven van Antwerpen prospereert en dat het stuk¬ goederen verkeer te Rotterdam kwijnt? Het beeld ware intusschen even onzuiver als on¬ volledig, indien bij een beschouwing over het Rotter- damsch stukgoederenvervoer ‘niet tevens de vinger wordt gelegd op een andere wondeplek. Zoo mogelijk van nog grooter beteekenis en invloed zijn de voor¬ keurstarieven der Duitsche Spoorwegen. Op volmaakt willekeurige wijze, slechts geleid door den wensch om zooveel mogelijk verkeer over de Duitsche Noordzee¬ havens te leiden, werden en worden ook thans nog speciale voorkeurstarieven door de Directie der Duit¬ sche Spoorwegen in het leven geroepen. Verkeer, dat weleer steeds over Rotterdam werd geleid Š men denke om slechts één enkel voorbeeld te noemen aan het zoo omvangrijke vervoer van Nürnberger en Thüringer waren Š en waarvoor Rotterdam uit geographisch oogpunt de aangewezen verschepingshaven is, vindt thans, mede door de intrekking der —Binnenwasser Umschlagtarifefl zijn weg over Hamburg en Bremen. Blijkt het ten einde bepaalde transporten voor de eigen havens te secureeren noodig om de normale tarieven aanzienlijk te verlagen, de invloed der scheepvaart- kringen te Hamburg en Bremen bij de Directie der Duitsche Rijksspoorwegen is groot genoeg om het in werking treden van een nieuw voorkeurstarief te verzekeren. Het zou mij te ver voeren en valt bovendien buiten het bestek dezer beknopte beschouwing om door cijfer¬ reeksen het aanzienlijk nadeel aan te toonen, dat Rotterdam door deze —actieve handelspolitiekfl van Duitsche en Belgische zijde berokkend wordt. Het moet zelfs den niet-insider duidelijk zijn, dat het boven in het kort geschetste complex van steun¬ maatregelen als een zuigpomp werkt op het stuk- goederenverkeer in Rotterdam™s haven. Rotterdam staat tegenover deze tarieven-politiek der omringende landen vooralsnog goeddeels machte¬ loos. Soepele toepassing der overheidstarieven, die op bepaalde punten voor wijziging vatbaar zijn, voort¬ durende paraatheid waar het geldt de verbetering der haven-outillage, ziedaar enkele middelen die, hoezeer allerminst een correctief, nochtans nuttige verdedigingswapenen zijn in het economisch arsenaal, waarover Rotterdam™s haven beschikt. Noodlottig ware het, indien inderdaad de meening zou veld winnen dat het met Rotterdam™s stukgoed¬ verkeer —niet zoo erg gesteld is als sommige pessi¬ misten willen doen geloovenfl. In den huidigen strijd om de suprematie, een strijd, waarin Rotterdam™s rivalen geen middelen schuwen om het eigen verkeer ten koste der concurreerende havens te vergrooten, verliest Rotterdam Š de practijk leert zulks helaas Š geleidelijk terrein. Slechts de grootste krachtsin¬ spanning, zoo van particulier initiatief als van de zijde der, overheid, gepaard aan breede visie en nauwe samenwerking tusschen allen wier belangen op het spel staan, zal Rotterdam op den duur in staat kun¬ nen stellen zich te handhaven op de plaats, die het zich in de jaren, die aan den wereldoorlog vooraf¬ gingen, heeft weten te veroveren. Het elastisch karakter der statistische gegevens, 14 November 1928 ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN 1003 welker beoordeeling zoo licht tot onjuiste conclusies leidt, heeft ook ditmaal den bekwamen overzicht¬ schrijver op een enkel punt parten gespeeld. In zijn jongste beschouwing komt de heer James aan de hand van het door hem bestudeerd cijfermateriaal tot de conclusie dat Amsterdam™s massaalverkeer een stijgende lijn volgt. Deze conclusie nu vindt in de feiten geen steun. Het is den schrijver klaarblijkelijk ontgaan, dat de schijnbare —Amsterdamschefl ver¬ meerdering in het credit moet worden geboekt van het Hoogovenbedrijf te Velzen, welks ertsaanvoeren op IJmuiden en zand-transporten naar het Ruhr- gebied verwerkt zijn in de Amsterdamsche totaal¬ cijfers. Eens te meer blijkt hieruit, dat conclusies uit statistieken getrokken en niet getoetst aan de practijk maar al te vaak aanvechtbaar zijn. c. V. # * * N aschrift. Verre van een repliek te willen leve¬ ren op de aanteekeningen van den heer Vermey inzake mijn beschouwingen betreffende het verkeer van Rotterdam met zijn achterland, grijp ik gaarne de gelegenheid, mij door de redactie geboden, aan, om eenige passages in dat artikel, waarop de heer Vermey den vinger heeft gelegd, wat nader uit te werken, en daardoor ook een wellicht bij anderen gewekten, verkeerden indruk weg te nemen. Bij de beschouwing der cijfers van de Duitsche verkeersstatistieken kwamen wij tot de conclusie, dat de Duitsche naoorlogsche spoorwegpolitiek het verkeer per rail tussehen Nederland (Rotterdam) en het Duitsche achterland onzer haven, reeds in 1926 sterk had aangetast. Weliswaar vertoonde het Rijn- verkeer ten gevolge van de buitengewone uitbreiding van het vervoer van steenkool nog weinig de ge¬ volgen dier politiek, maar het werd waarschijnlijk geacht, dat ook het verkeer langs den waterweg, voor zoover het betreft het stukgoedvervoer, aan die gevolgen niet ontkomen was. Dat sindsdien de ont¬ wikkeling in voor Rotterdam ongunstigen zin zich heeft voortgezet, werd nog minder uitgesloten geacht. Wij hadden er aan kunnen toevoegen, dat andere gegevens, welke echter binnen het gestelde kader moeilijk nader behandeld konden worden, op de waar¬ schijnlijkheid dezer ongunstige ontwikkeling wijzen. Aan een en ander hebben wij vastgeknoopt een korte beschouwing over de ontwikkeling van het Rijnverkeer sinds den oorlog, waarbij vermeld werd, dat het aandeel van Rotterdam in het totale stuk¬ goedvervoer langs Lobith eerder toe dan af is ge¬ nomen, en dat voorts het aandeel der Belgische havens in het totale Rijnverkeer sinds 1913 gedaald is. De Heer Vermey meent, dat deze constateering zonder meer den verkeerden indruk zou kunnen wekken, dat het met Rotterdam en deszelfs stukgoed¬ vervoer nog niet zoo slecht gaat, terwijl de Rijnvaart op België in een weinig rooskleurigen toestand zich zou bevinden. Wij moeten er daartegenover op wijzen, dat wij onze conclusies ook op dit punt met vele reserves omkleed hebben, en er met name op wezen, dat het Rotterdamsche aandeel veel bescheidener is, wanneer de steenkool, a fortiori, wanneer het overige massa¬ goed aan de totaalcijfers onttrokken wordt, dan wanneer alleen met deze laatste wordt rekening ge¬ houden. Daar wij niettemin met den Heer Vermey van oordeel zijn, dat de weergegeven indruk volstrekt onjuist zou zijn, willen wij gaarne zijn betoog, dat wij overigens geheel onderschrijven, aanvullen door het cijfermateriaal op dit punt een weinig nader uit te werken. Een beschouwing over de cijfers van het goederenverkeer ter zee zou ons echter te ver voeren en trouwens niet geheel ter zake zijn, nog afgezien van het feit, dat voor Antwerpen™s verkeer ter zee slechts cijfers tot 1926 bekend zijn. Intusschen zal ook bij een meer ingaande beschouwing van het Rijn¬ verkeer blijken, dat voor een optimistische samen- vatting als hierboven werd geschetst, inderdaad al zeer weinig reden is. Hierbij moeten wij er intusschen bij herhaling op wijzen, dat het niet zonder meer mogelijk is, het Rijnverkeer van Antwerpen in 1913 met dat van na den oorlog te vergelijken, daar de Rijnvaartsta- tistiek over het eerste jaar slechts cijfers voor het verkeer op de Belgische havens gezamenlijk geeft. Vandaar, dat wij in ons artikel ons bepaalden tot het aangeven van het aandeel der Belgische havens in het totaal Rijnverkeer, waaronder derhalve niet alleen valt het verkeer op de drie Rijnmondhavens, maar ook op alle overige Nederlandsche en Belgische, aan den Rijn of daarmede correspondeerende wateren gelegen plaatsen. Dat de uit deze cijfers te trekken conclusies beperkte strekking en w’aarde hebben, worde gaarne erkend, maar zij zijn nu eenmaal de eenig mogelijke, zoolang men aan de officiéél bekende cijfers strikt vasthoudt. Wanneer men daarentegen Š op de basis der verhouding tussehen Antwerpen en de andere Belgische havens in het Rijnverkeer van 1925 en 1926 Š berekent, welke het Rijnverkeer van Antwerpen in 1913 ongeveer is geweest1), dan wordt een meer ter zake dienende en in zeker opzicht juis¬ tere, maar uiteraard ten aanzien van het Antwerpsche aandeel in 1913 niet geheel nauwkeurige vergelijking mogelijk. Het betreft dan slechts de zuivere ver¬ houding tussehen het drietal aan de Rijnvaart deel¬ nemende zeehavensteden. Op dezen grondslag nu zijn de volgende tabellen opgesteld. Verdeeling van het Rijnverkeer over de Rijnmondhavens sinds 1913. Totaal 1913 1925 1926 1927 leSem.™28 Rotterdam .. . + 76,5 o/0 77,4 o/0 79,3 o/0 80,5 o/— 79,- o/0 Amsterdam .. + 5,2 — 6,6 — 5,9 — 5,6 — 6,5 — Antwerpen… +18,3 — 16,- — 14,8 — 13,9 — 14,5 — Totaal zonder steenkool. Rotterdam …+78,-o/0 75,4 o/0 70,8 »/* 77,4 o73,8 o/0 Amsterdam .. ± 6,- — 6,1,, 7,- — 5,8 — 6,6 — Antwerpen… + 16,- — 18,5 — 22,2 — 16,8 — 19,6 — Totaal stukgoed. Rotterdam .. . ± 63,3 o/0 57,6 «/— 57,6 o/0 53,9 o/0 58,4 o/0 Amsterdam .. ± 19,1 — 13,3 — 15,2 — 15,2 — 12,7 — Antwerpen… +17,6 — 29,1 — 27,2 — 30,9 — 28,9 — Blijkt uit de eerste tabel, dat het aandeel van Rotterdam in het vervoer tusèchen de Rijnmonden en den Rijn boven Lobith voor het huidige ongeveer 80 pOt. bedraagt en sinds 1913 inderdaad zelfs een weinig gestegen is, de tweede staat doet zien, dat deze stijging geheel toegeschreven moet worden aan het ontzaglijk vermeerderde kolentransport, waarvan Rotterdam uiteraard het meeste profiteerde, Dit transport buiten beschouwing gelaten, is het Rotter¬ damsche aandeel niet alleen geringer, maar is ook de stijging sedert de vooroorlogsche jaren in een daling veranderd, een daling, welke zich nog sterker afteekent, wanneer alleen op het stukgoed gelet wordt. Tegenover deze daling van het Rotterdamsche aan¬ deel Š- de steenkool altijd buiten beschouwing ge¬ laten Š staat een toeneming van het Antwerpsche aandeel in de rijnvaart Š eveneens afgezien van het steenkoolvervoer Š welke vooral bij het stuk¬ goedvervoer niet onaanzienlijk mag worden genoemd. Zooals wij in eerste instantie reeds opmerkten, moet derhalve de relatieve achteruitgang der Bel¬ gische havens in de totale rijnvaart Š welke boven¬ dien veel geaccentueerder is dan volgens de boven¬ staande tabel het geval blijkt te zijn voor Antwerpen alleen Š geheel toegeschreven worden aan het niet gelijk opdeelen met Rotterdam in het kolentransport langs den Rijn. Mochten de hangende plannen ten aanzien van een uitgebreid kolenvervoer per rail van x) Wij hebben voorzichtigheidshalve een dergelijke aparte berekening gemaakt ten aanzien van het vervoer van alle goederen, van alleen steenkool en van alleen massagoed en stukgoed. 1004 ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN !4 November 1928 de Roer naar Antwerpen werkelijkheid worden, dan is het niet uitgesloten, dat ten slotte ook hier de Scheldestad onze haven naar de kroon zal steken. De heer Vermey heeft voorts den nadruk gelegd op het feit, dat Rotterdam ingevolge de Duitsche spoorwegpolitiek tegenwoordig een heel wat geringer verkeer over zijn haven ziet gaan, dan waarop zijn geographische positie het recht geeft. Dat zulks reeds in 1926 het geval was, kon bij de bespreking der Duitsche verkeersstatistieken met cijfers worden aangetoond. Met den heer Vermey nemen wij aan, dat deze gang van zaken zich sindsdien heeft voort¬ gezet. Wij willen zulks zelfs gaarne met een indirect bewijs adstrueeren door te wijzen op het verschil in ontwikkeling tusschen Hamburg en Rotterdam sinds het jaar, waarop onze laatste directe gegevens Š die der verkeersstatistieken Š betrekking hadden. De ontwikkeling van hel goederenvervoer ter zee sinds het le semester van 1927. Totaal. leSem.™27 2eSem.™27 leSem.™28 3ekw.™28 Rotterdam …. 100 o/0 103 o/0 88 o/— 93 o/0 Hamburg. 100 — 110 — 109 — 112 — Massagoed. Rotterdam …. 100 — 108 — 83 — 94 — Hamburg. 100 — 112 — 104 — 115 — Stukgoed. Rotterdam …. 100 — 79 — 107 — 83 — Hamburg. 100 — 108 — 112 — 109 ,, Wat de laatste opmerking van den Heer Vermey ten aanzien van het Amsterdamsche massavervoer langs den Rijn betreft, moge opgemerkt worden, dat, wanneer inderdaad ten onrechte de aanvoeren naar Velzen in de Amsterdamsche cijfers zouden zijn op¬ genomen, waardoor dan de stijging sinds 1913 zou moeten worden verklaard, de verantwoordelijkheid daarvoor terugvalt op de samenstellers der Rijnvaart- statistiek. Daarin wordt toch het Rijnverkeer op Nijmegen, Arnhem, Utrecht, Dordrecht, Rotterdam, Vlaardingen, Schiedam, Delft, ™s-Gravenhage, Leiden, Amsterdam, Terneuzen en —andere Nederlandsche havensfl apart genoemd, zoodat verwacht mag worden, dat de aanvoeren voor Velzen onder het verkeer op —andere Nederlandsche havensfl en niet onder dat op Amsterdam zijn opgenomen. In de jaarverslagen der Rotterdamsche Kamer van Koophandel worden evenzeer deze Rijn vaartcijfers voor Amsterdam zonder eenige beperkende aanteekening genoemd. Onze meening vindt bovendien versterking in het feit Š al is hierin op zichzelf zeker geen bewijs gelegen Š dat onder de aanvoeren langs den Rijn naar —andere Nederlandsche havensfl juist groote quanta steenkool, steen en zand voorkomen, dezelfde goederen dus, die volgens de Nederlandsche haven¬ statistieken in —IJmuidenfl in groote hoeveelheid langs kanalen en rivieren worden aangevoerd. K. F. O. James. BUITENLANDSCHE MEDEWERKING. HET MONETAIRE VRAAGSTUK IN FRANSCH INDO CHINA. Prof. B. Nogaro te Parijs schrijft ons: Het monetaire vraagstuk van Fransch Indo-China zal binnenkort weder aan de orde komen. Reeds meer dan vijftig jaren geleden werd het onder omstandighe¬ den, vrijwel analoog aan die, waarin het nog heden verkeert, opgeworpen, doch sedertdien nog niet tot oplossing gebracht. Thans mag een oplossing echter wel spoedig verwacht worden, daar hiervoor op het oogenblik in Frankrijk een gunstige stemming heerscht, die steun vindt bij eenige financiers, speciaal op de hoogte van de Indo-Chineesche zaken. Men weet, dat Fransch Indo-China een zilveren munt, den piaster, heeft. Hierbij dient echter in de eerste plaats te worden vermeld, dat zijn muntstelsel in werkelijkheid niet zoo eenvoudig is. De gangbare munt, die in de behoefte aan klein wisselgeld bij de inlanders voorziet, bestaat uit kleine zinken en, in Annam, ook uit kleine koperen munten, die echter geen vasten koers ten opzichte van den piaster bezitten. Ongetwijfeld worden ze hierom niet officieel in be¬ taling genomen, wat weder ten gevolge heeft, dat zij niet inwisselbaar zijn in piasters. Aanvankelijk werd de verspreiding van den piaster door de in Cochin-Ghina gevestigde Fransche autori¬ teiten begunstigd, ten einde voor de kolonie een munt in het leven te roepen, die als basis voor den handel met het buitenland zou kunnen dienen. Men mag hierbij echter niet vergeten, dat op dat tijdstip Š 1862 het bimetallisme nog de overhand had en dat zilver in zeer veel landen nog vrij mocht worden aan¬ gemunt. De geringe schommelingen tusschen de werkelijke waarde van het zilvergeld in Frankrijk en de handels¬ waarde in piasters waren voldoende om bij het bestuur moeilijkheden te doen ontstaan. Het weigerde dan ook spoedig de verordeningen van de kolonie ten op¬ zichte van het moederland op te volgen door post¬ wissels met een vasten koers af te geven. De moge¬ lijkheid om voor een bepaald bedrag aan francs tegen een vasten koers op de wisselmarkt piasters te koopen en deze vervolgens naar de kolonie te zenden, gaf inderdaad tot voor het moederland eenigszins bezwa¬ rende speculaties aanleiding. De moeilijkheid werd nog grooter, toen einde 1873 het algemeen verbod tot vrije aanmunting van zilver in de landen met den dubbelen standaard de inwisseling van munt- materiaal of ingevoerde buitenlandsche zilveren mun¬ ten in wettig betaalmiddel tegen een vasten koers onmogelijk maakte. Het zilver werd thans door de Westersche landen nog slechts als een gewoon handels¬ artikel beschouwd; de prijs was veranderlijk en de wisselkoersen op landen met den zilveren standaard schommelden met de zilverprijs. Indo-China had in werkelijkheid den zilveren standaard, niet omdat zilveren muntmateriaal vrij kon worden aangemunt, doch omdat de buitenlandsche piasters, speciaal de Mexicaansche, die in heel Oost- Azië in omloop waren, in betaling werden aangeno¬ men voor hun waarde aan fijn zilver. Het Fransche gezag wettigde dezen feitelijken toestand, door in 1872 den Mexicaanschen piaster als wettig betaal¬ middel toe te laten en vervolgens in 1874 den Ameri- kaanschen —trade dollarfl; enkele jaren later, aan het einde van 1879, besloot het Fransche bestuur zelf tot het slaan van piasters, halve piasters en stukken van 20 en 10 centimes over te gaan. Aanvankelijk was de Fransche piaster met een gewicht van 27 gram 215 en een gehalte van 0,900 gelijk aan den Amerikaan- schen —trade dollarfl. In 1895 echter werd het gewicht van eerstgenoemden tot 27 gram (de pasmunt in dezelfde verhouding) en in 1898 het gehalte tot 0,835 teruggebracht. Behalve dezen Franschen piaster, die slechts tot beperkte bedragen werd aangemunt, bezat Indo-China feitelijk geen nationaal ruilmiddel. De verschillende buitenlandsche piasters bleven tegen een koers overeenkomstig het fijn-zilvergehalte in omloop. Zij konden vrij worden in- en uitgevoerd. Op deze wijze behield Indo-China den zilveren standaard met een ruilmiddel, dat schommelde ten opzichte van dat van het moederland. Deze gang van zaken moest wel ernstige schade aan de kolonie berokkenen. De ambtenaren, die aan¬ vankelijk een groot deel van de in Indo-China ge¬ vestigde Europeanen vertegenwoordigden, leden nadeel van den schommelenden wisselkoers; want, daar zij hun loopende behoeften ter plaatse dekten en hun spaarpenningen naar het moederland zonden, was de koopkracht van het geld onstabiel in de kolonie in¬ dien zij in francs, in het moederland indien zij in piasters werden uitbetaald. Voorts schiep de schom¬ melende wisselkoers van Indo-China voor Fransche en Europeesche kapitalisten, geneigd tot geldbeleg- 14 November 1928 ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN 1005 ging in Indo-China, een betreurenswaardige onzeker¬ heid. Indien zij bij een dalenden piasterkoers hun geld wilden opvragen, waren zij aan enorme verliezen blootgesteld. De koers van den piaster, die nauw samenhing met den prijs van het zilver daalde jaren lang bijna voortdurend. De reeds in de kolonie gevestigde Europeesche ondernemingen leden evenwel geen verliezen door deze daling. De exporteurs van landbouwproducten, welker prijzen op de wereldmarkt in verhouding tot goud werden bepaald, verdienden bij de daling van den piaster, daar zij eenerzijds meer piasters voor iederen franc, pond sterling of dollar kregen, terwijl anderzijds hun onkosten zooals b.v. loonen, die afhingen van de kosten van levensonderhoud der inlanders, in piasters berekend werden. Bovendien verkeerde de vèrverwijderde kolonie Indo- China in een zeer eigenaardigen toestand, doordat een groot deel van haar buitenlandschen handel op andere landen van Oost-Azië geconcentreerd was, die nog langen tijd den zilveren standaard behielden, en speciaal op China, dat dezen standaard ook thans nog heeft. Men zeide, dat —stabilisatie van het Indo- Chineesche geld ten opzichte van den franc een tegen¬ overgestelde werking ten opzichte van het Chineesche geld beteekendefl en hield langen tijd staande, dat dit nadeel het van het voordeel eener muntunie met het moederland heeft gewonnen. Ten slotte moet nog opgemerkt worden, dat de Bank van Indo-China uit de wisselarbitrage belang¬ rijke winsten behaalde en zich niet zeer beijverde om het geldstelsel der kolonie te wijzigen. * * * Welke technische middelen bestonden er overigens voor de verwezenlijking van de stabilisatie van den wisselkoers met Indo-China ten opzichte van den franc ? Een doodeenvoudige oplossing, die zich onmiddellijk opdringt, is de invoering in Indo-China van het Fransche geld. In werkelijkheid zouden slechts de Europeanen van de goudstukken gebruik maken, ter¬ wijl het 5 francs-stuk, dat zeer veel overeenkomsten met den piaster vertoont, dezen had kunnen vervan¬ gen. Daar het aan den anderen kant een vaste waarde ten opzichte van den gouden franc had, leek het, alsof de invoer van een voldoende hoeveelheid vijf- francsstukken het muntvraagstuk van Indo-China had kunnen oplossen. In 1878 werden wel pogingen aangewend om den piaster door het 5 francsstuk te vervangen. Het laatste werd zelfs bij voorkeur aan¬ genomen en was zeer gezocht, doch, daar de wettelijke waarde hooger was dan het zuivere zilvergehalte en de kolonie bovendien bijna steeds betalingen aan het moederland had te doen, werd het ook weer even snel uitgevoerd. Om op deze basis een herstel tot stand te brengen, had men niet alleen een zeer grooten voorraad vijffrancsstukken naar Indo-China moeten zenden, doch tevens alle buiten!andsche piasters aan de circulatie moeten onttrekken. Onder deze voor¬ waarden zou Indo-China een geldstelsel hebben gekre¬ gen, aansluitend bij het Fransche, onder dezelfde voor¬ waarden als de landen van de Latijnsche muntunie. Door een onbeperkt gebruik van postwissels zou de regeling der wisselkoersen bovendien zeer verge¬ makkelijkt worden. Op deze wijze blijft b.v. ook steeds een stabiele wisselkoers tusschen Frankrijk en Algerië gehandhaafd. Het Bestuur van de Algerijnsche Poste¬ rijen had reeds zeer vroeg een rekening-courant bij de Schatkist geopend, waardoor het inderdaad in staat was tot onbeperkte bedragen en tot een vasten koers wissels op Frankrijk af te geven. Deze rekening- courant vormt een soort elastische conversie-kas, ge¬ baseerd op een onbeperkt crediet, door de Fransche schatkist ten gunste van de kolonie geopend. Het groote gebruik van postwissels in francs tegen een vasten wisselkoers, werd echter, zooals boven reeds aangeduid, spoedig weer opgegeven, daar men speculatie met het zilvergeld niet had weten te voor¬ komen. Het vraagstuk van het herstel van het geldwezen scheen derhalve op heel andere gronden te rusten, daar de kolonie een eigen munt met den zilveren standaard bezat, terwijl het moederland, dat sinds lang den dubbelen standaard had opgegeven, den gouden standaard voerde. Eerst in 1902 werd het vraagstuk van de munt- verhouding tusschen Frankrijk en Indo-China in zijn geheel bestudeerd. Voor het eerst werd thans een Commissie gevormd, die bij haar werkzaamheden de voetsporen van verscheidene voorgangers, speciaal van Engeland ten opzichte van Engelsch-Indië, kon volgen. Evenwel waren de resultaten van deze proefnemingen nog niet voldoende bekend. Hoewel reeds in 1893 met de hervorming van de Indische munt een aanvang werd gemaakt, waren de plannen eerst in 1900 vol¬ tooid; de juiste oorzaak van dit beslissende doch late resultaat was zeker nog niet duidelijk gebleken. Men hield bovendien vol, dat Indo-China, in tegenstelling met Indië, geen actieve betalingsbalans ten opzichte van de landen met den gouden standaard bezat. —Zoolang Indo-China tegenover zijn goudschuld aan Europa slechts de zilvervordering op Oost-Azië kan stellen,fl zeide het Commissielid, de heer Arnauné, —is de stabilisatie van den piaster nutteloos.fl Deze rede- neering was niet juist, daar het zilversaldo stellig een goudwaarde vertegenwoordigde en ter vereffening van schulden aan landen met den gouden standaard had kunnen worden gebruikt. De debiteuren van Indo-China, landen met den zilveren standaard, zijn wel degelijk genoodzaakt, zich ter vereffening hunner schulden in Fransche piasters betaalbare wissels te verschaffen. Ten opzichte van de landen met den gou¬ den standaard zou dus de schuld van Indo-China door zijn vorderingen op de landen met den zilveren standaard kunnen worden vereffend, mits het globale saldo dezer rekeningen in evenwicht werd gehouden. Hoewel het betoog van den heer Arnauné onjuist was, droeg het er ongetwijfeld toe bij, den arbeid van de Commissie, die toch al zeer aarzelend scheen, te doen mislukken. Eerst in 1907 en daarna in 1Ö14, onder voorzitter¬ schap van den heer Albert Sarraut, werden nieuwe commissies bijeengeroepen. Van deze laatste commissie, maakten schrijver dezes en verschillende andere over¬ tuigde voorstanders der stabilisatie deel uit. De arbeid dezer Commissie werd door den grooten oorlog onder¬ broken. De beraadslagingen van de Commissie van 1902 waren evenwel niet geheel nutteloos geweest. Zij had goede maatregelen ter voorbereiding van een munt- herstel, analoog aan het Britsch-Indische, aan de hand gedaan, namelijk den koers van den Indo-Chineeschen piaster los te maken van den zilverprijs. Bij veror¬ dening van 3 Juni 1903 verbood de algemeene regee- ring van Indo-China den invoer van Mexicaansche piasters, terwijl zij door opheffing van de in 1898 opgelegde uitvoerrechten den uitvoer hiervan ver¬ gemakkelijkte. Ten einde den wederinvoer van Fransche piasters te beletten werd vervolgens bij verordening van 3 Januari 1905 de uit voer verboden, terwijl eindelijk bij een verordening van 3 December 1905 de Ameri- kaansche piasters ophielden wettig betaalmiddel te zijn. Vanaf dit tijdstip had Indo-China dus niet meer een zilveren standaard: het had een eigen zilveren munt, die niet vrij mocht worden aangemunt, en het liet geen vreemde munten, die voor haar waarde aan fijn zilver zouden worden aangenomen, meer toe. Het gevolg hiervan was, dat Indo-China den zilveren standaard voerde, wanneer zijn betalingsbalans pas¬ sief was, daar het voor de vereffening nog slechts beschikte over het aanwezige buitenlandsch zilvergeld of over Fransche piasters, die na machtiging door 1006 ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN 14 November 1928 de Bank van Indo-China mochten worden uitgevoerd, terwijl, wanneer de betalingsbalans actief was, het buitenland zijn schuld slechts kon delgen door betaling van een agio op piasters, waardoor de koers van den piaster boven de zilverwaarde steeg. * * * Het monetaire vraagstuk van Frankrijk was ten opzichte van zijn groote kolonie in Oost-Azië na den oorlog geheel veranderd. De metaalwaarde van den piaster, die bijna voortdurend was gedaald, was sedert¬ dien aanzienlijk toegenomen, zoodat, terwijl de waarde van het goud was gedaald, de stijging der wereld- prijzen voor Indo-China ongeveer geneutraliseerd werd. De bewoners konden de in vreemd geld geno¬ teerde goederen ten gevolge van de gestegen waarde van den piaster veel duurder betalen, zonder hiervoor in verhouding meer piasters te moeten uitgeven. Men kan ongetwijfeld hiertegen inbrengen, dat dooi¬ de toeneming van de waarde van den piaster de winst uit den uitvoer zou dalen. Voor een zelfde hoeveelheid buitenlandsch geld verkreeg men immers hoe langer hoe minder piasters. Daar de wereldprijzen evenwel ten opzichte van de buitenlandsche ruil¬ middelen en zelfs ten opzichte van goud aanzienlijk waren gestegen, woog deze stijging min of meer tegen die van den piaster op. Men prees toen de scherpzinnigheid van eenige hooggeplaatste personen, die de stabilisatie van den piaster vóór den oorlog hadden tegengehouden, waar¬ door de kolonie voordeel had getrokken van een ruil¬ middel, dat ten gevolge van zijn toeneming in waarde op zoo™n gelukkige wijze de prijsstijging krachteloos gemaakt had en zoodoende een onverwachte stabiliteit van de koopkracht teweeg had gebracht. De depreciatie van den Franschen papierfranc was overigens van dien aard, dat het tot stand brengen van een vaste verhouding tusschen de waarden van het Indo-Chineesche geld en dat van het moederland moest worden ontraden. Niettegenstaande optimisten de voordeelen van den monetairen toestand van Indo-China prezen, ver¬ wekte deze niet minder jammerklachten in handels¬ kringen, waar men zich erover beklaagde, dat de onstabiliteit van het plaatselijk geld ten opzichte van goud bij voortduring den invoer van buitenlandsch kapitaal verhinderde en dat de stijging van den piaster een belemmering voor den uitvoer was. In 1919 kwam te Parijs een nieuwe commissie bijeen, terwijl te Saigon een plaatselijk Comité werd opgericht. De resultaten van het monetaire herstel in Britsch-Indië waren thans beter bekend en de commissies spraken den wensch uit tot de instelling van den goudwisselstandaard, terwijl de koers, waarop gestabiliseerd werd, in een vaste verhouding tot den dollar zou worden gebracht, hetgeen de beste oplos¬ sing scheen om de belanghebbenden nader tot elkander te brengen. Op te merken valt evenwel, dat het muntstelsel van Indo-China gedurende den oorlog door een nieuw belangrijk feit was gewijzigd. Men had namelijk naast het gemunte geld ook papiergeld uit moeten geven, dat, nadat het eerst tegen zilvergeld inwisselbaar was, later aan een geforceerden koers werd onder¬ worpen. Deze gedeeltelijke vervanging van zilvergeld door papieren geld bood ook zekere voordeelen. Het is inderdaad veel moeilijker een ruilmiddel, dat een eigen handelswaarde heeft, zooals het zilver, met betrekking tot het goud te stabiliseeren, dan een zuiver fiduciair ruilmiddel, zooals het papiergeld. Om de stabilisatie van een zuiveren papieren stan¬ daard te verzekeren, is het voldoende, dat men over een goudreserve, of over credieten beschikt, om, indien dit noodig mocht zijn, tegen een vasten koers wissels op het buitenland af te geven en tegen denzelfden koers het overschot van de aangeboden buitenlandsche wissels op te nemen. Wanneer daarentegen het binnen – landsche ruilmiddel zelf een handelswaarde heeft, die boven de wettelijke waarde kan stijgen, zooals dat zich reeds meerdere malen in landen met den zilveren standaard, waar een monetair herstel tot stand was gekomen, heeft voorgedaan, ontstaat er een tendens tot uitvoer van dat geld, wanneer het een agio ver¬ toont, en veroorzaakt zoodoende een stijging van den wisselkoers boven de wettelijke hoogte. In ieder geval schijnt deze waarheid niet door iedereen in Indo-China tijdens de zittingen van de Commissie in 1920 duidelijk te zijn waargenomen. De toenmalige algemeene regeering, geïnspireerd door de Bank van Indo-China, handelde integendeel alsof zij het systeem van den zilveren standaard wenschte te zien bevestigd. In plaats van de aanzienlijke buiten¬ landsche credieten te besteden voor de vorming van een reservefonds, dat voor de stabilisatie van den wisselkoers ten opzichte van goud zou kunnen dienen, bestemde de algemeene regeering van Indo-China deze bedragen voor het aankoopen van zilver. * * * Men mag veronderstellen, dat, zoodra er over¬ eenstemming tusschen de belanghebbenden omtrent het monetair herstel van Indo-China zal zijn ver¬ kregen, dit zonder groote moeilijkheden tot stand zal kunnen komen. Hoewel de werking van den goud¬ wisselstandaard goed bekend is en veel gemakkelijker kan worden toegepast in een land met een zuiver fiduciaire circulatie, dan in een land, dat den zilve¬ ren standaard voert, is het niet onmogelijk dit stelsel in Indo-China in te voeren. Bovendien is het niet noodzakelijk, dat Indo-China een goudreserve vormt of buitenlandsche credieten opneemt. Het zal vol¬ doende zijn, indien het systeem, dat in Algerië en thans ook in andere koloniën of protectoraten, zooals Marokko en Madagaskar, toepassing vindt, ook tot dit land werd uitgebreid. Door een ten gunste van deze koloniën bij de schatkist geopende rekening- courant, zijn de Posterijen en de circulatiebank in staat tot onbeperkte bedragen postwissels of wissels af te geven, ten einde de vereffeningen met het moe¬ derland tegen een vasten koers te verzekeren. Deze speciale rekening van de Schatkist is, zooals boven reeds aangeduid, een soort elastische conversiekas, tot onbegrensde bedragen en zeer geschikt om de stabilisatie van den wisselkoers ten opzichte van het moederland absoluut te verzekeren. Voor de toepassing van dit systeem is het boven¬ dien van weinig belang, of de plaatselijke munt¬ eenheid de franc dan wel een aparte munteenheid is. Het muntwezen hangt niet af van de benaming van het geld, noch van de eenheid van de gekozen rekening, doch van de mogelijkheid, om het binnenlandsche ruilmiddel steeds tegen een vasten koers in buiten- landsch geld om te wisselen. AANTEEKENINGEN. Indexcijfers van scheepsvrachten. fiThe Economistfl schrijft: Ons algemeen index¬ cijfer van scheepsvrachten bedraagt voor de maand October 120,91, hetgeen een stijging van 4,4 pCt. be- teekent voor deze maand. Een jaar geleden stond het indexcijfer op 123,06, terwijl het voor October 1925 115,75 en voor de overeenkomstige maand van 1924 134,43 bedroeg. De laatste bewegingen in de ver¬ schillende groepen zijn in nevenstaande tabel aan¬ gegeven. Vergeleken met den toestand van een jaar geleden is het indexcijfer voor de Europeesche wateren on¬ geveer 7 pCt. hooger, terwijl de cijfers van Noord- Amerika en Indië respectievelijk 7 en 8 pCt. lager zijn. De tweede tabel toont de wijzigingen in iedere groep en sub-groep tegenover de cijfers van de vorige maand; het cijfer 100 stelt telkens het gemiddelde niveau gedurende de periode 1898Š1913 voor. Gedurende de afgeloopen maand nam het aantal verschepingen met volle ladingen aanzienlijk toe. 14 November 1928 ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN 1007 Datum Europeesche wateren Noord-Amerika Zuid-Amerika Britsch-Indië Verre Oosten en Stille Zuidzee Australië T otaal Basis (Gemiddelde v. 1898Š1913) (Gemidd.v.1913) Febr. 1920 Dec. — Dec. 1921 Dec. 1922 Dec. 1923 Dec. 1924 Dec. 1925 Dec. 1926 Oct. 1927 Nov. December — Januari 1928 Februari — Maart — April — Mei — Juni — Juli — Aug. Sept. Oct. 100 110,0 814.3 268,9 160,1 137,1 134,0 117.4 117,0 139.7 109.8 108.8 105.6 106.7 105.6 101.7 101,6 101.5 99,6 103,4 105,3 108.9 116.9 100 113.1 529.9 277.2 164.1 135.2 132.7 129.2 121,6 150.1 128.1 128.9 116,2 106.9 106.4 104.8 103.7 100.7 100.4 103.7 111.3 112.4 120,0 100 123.4 757.5 244.1 163.7 129.2 120,1 119.5 117,0 145,9 116.4 120,1 113.6 111.4 106.2 102.8 106.6 106,0 100,8 105.7 107,1 111.7 115.4 100 106.3 744.8 256.8 144.4 122,6 124.4 119.8 110,1 132.9 116.4 117.6 114,2 113.6 112.4 106.7 105.9 110,1 104,0 99,4 108.4 109,0 106.9 100 117,4 587,0 286.7 141.3 136.1 125.1 129.3 110.1 129,2 123.6 125.8 124.9 121.4 114.1 115.1 116.2 111.9 108,8 110.3 116,2 116.7 121.3 100 127.9 712.2 347.2 166.5 159.3 144,2 161,1 154.9 179,8 144.2 140.7 139.8 127.3 114,0 119.3 126.4 124.6 123.7 131.8 137.1 136.2 145,1 100 116.3 691,0 280,1 156.7 136.6 130.1 129.4 121.8 147.3 123.1 123.6 119,0 114.6 109.7 108.4 110.1 109.1 106.2 109,0 114,2 115.8 120.9 Index¬ cijfer + of Š Golf van Biscaye; uitgaande vracht.. — — — thuisvracht. Middell. Zee; uitgaande vracht. — — thuisvracht. Noord-Amerika.. Zuid-Amerika; uitgaande vracht …. — — thuisvracht. Indië; uitgaande vracht. — thuisvracht. Het verre Oosten, enz….. Australië. 137,62 138,71 130,79 100,41 119,96 97,42 133.37 107.37 106,47 121,25 145,10 4- 10,52 + 9,68 -j- 8,68 4 1,39 4 7,59 Š 4,83 4- 12,28 _ 2,11 _ 2,09 4 4,56 4 8,90 Een levendige vraag voor tonnage van Canadeescli graan ging gepaard met een voortdurende vraag naar schepen van den kant van La Plata graan- verschepers, terwijl veel meer zaken dan anders werden gedaan in diverse thuisvracbten, zooals b.v. salpeter en suiker. De verschepingen van Indië waren lusteloos, maar op andere plaatsen toonde de markt een vastere stemming dan gedurende de afgeloopen twaalf maanden het geval is geweest. In verband met het uitzenden van schepen naar over- zeesche laadhavens, was de tonnage, beschikbaar voor kolentransport, hier tijdelijk schaarsch, zoodat de noteeringen voor uitgaande vrachten naar Noord- Europa en de Middellandsche Zee snel stegen. De vrachten voor verschepingen naar La Plata daalden tengevolge van de betere vooruitzichten voor thuis- vrachten van Zuid-Amerika, maar bleven toch nog meer dan 20 pOt. hooger dan het vrachtenpeil van de eerste acht maanden van dit jaar. Onderstaande tabel toont de verhoudingen van het indexcijfer tot het gemiddelde van 1913, waarbij het jaar 1926, waarin ons indexcijfer niet zuiver was door de stopzetting (1913= 100) Maand 1924 1925 1927 1928 Januari. Februari. Maart. April….. Mei. Juni. Juli . Augustus. September. October. .. November . December. Jaarl. gemiddeld. 117,11 123,78 122,09 117,22 114,27 108,62 103.75 104,43 110,50 115,55 112.76 111,21 113,U 114,49 115,96 106,63 104,24 98,23 91,74 94,90 95,87 98,19 99,49 102,23 104,67 102,22 118,59 120.54 118,58 111,06 111,41 106.54 101,61 105.51 107.51 105,78 106,27 102,31 109,61, 98,47 94,33 93.17 94,59 93,79 91,29 93,73 98.17 99,54 103,93 van den Britschen kolenuitvoer, is weggelaten, wegens de slechte voorstelling van het werkelijk prijsverloop. De vooruitzichten voor de —trampflvaart zijn be¬ moedigender dan eenigen tijd geleden, maar de hoe¬ veelheid opgelegde tonnage, die onmiddellijk weer in vaart gebracht kan worden, is waarschijnlijk te groot om eenige hoop te kunnen koesteren voor een aanzien¬ lijk en blijvend herstel van het vrachtenpeil. OVERZICHT VAN TIJDSCHRIFTEN. De Ec onomist. Š Haarlem, Juli-Aug. 1928. J. van der Poel, De plaats der invoerrechten en ac¬ cijnzen in het Nederlandsch belastingstelsel I; Ir. F. W. t Hooft, Sterftetafels, sterftecijfers en generatie- tafels. Idem. Š Haarlem, September 1928. J. van der Wijk, De Gemiddelden wet; J. van der Poei, De plaats der invoerrechten en accijnzen in het Nederlandsch belastingstelsel II. Idem. Š Haarlem, October 1928. Dr. R. van Genechten, Is de wet der verminderde meeropbrengsten een grondslag voor de volkshuis¬ houding? Prof. Dr. Z. W. Sneller, De opkomst van de plattelandsnijverheid in Nederland in de 17e en 18e eeuw. Political Science Quarterly. Š N ew York, Haart 1928. M. Newcomer, Tendencies in State and local fi¬ nance and their relation to State and local functions; J. Dickinson, A working theory of sovereignty. II; M. E. Townsend, The contemporary colonial move¬ ment in Germany; M. H. Cochran, Historiography and war guilt; W. A. Robinson, Sixty years of Cana¬ dian Federation. Idem. Š New York, Juni 1928. R. G. Tugwell, Experimental control in Russian industry; C. J. Friedrich, The issue of judicial review in Germany; A. von Wegerer, The Russian mobili¬ zation of 1914; B. H. Williams, Capital embargoes; C. Brinton, Political ideas in the Jacobin clubs; W. L. Westermann, The progress of the Cambridge An¬ cient History. DeNaamloozeVennootschap. Š Amster¬ dam, 15 Juli 1928. C. J. J. Janssen, Compensatie van winsten en ver¬ liezen bij een in Ned.-Indië gevestigde Naamlooze Vennootschap, die haar bedrijf ten deele in Nederland uitoefent; Th. Speetjens, Een machtsaanval op de Banque de Bruxelles. Vernuftig verweer van het be¬ stuur; Dr. G. W. M. Huysmans, Financieel-economi- sche beschouwingen uit de practijk voor Directeuren van N.V.-schappen. De rentevoet in het algemeen; A. Venverloo, De waarde van een claim Nederlandsch- Indische Gas Maatschappij. Met naschrift door Th. Speetjens; B. v. d. Berg, Reorganisatie van vennoot¬ schappen en de Dividend- en Tantième-belasting; W. A. Alting Mees, Is de Claim inkomen in den zin der wet op de Inkomstenbelasting? Met naschrift door A. J. van Soest. MAANDCIJFERS. EMISSIES IN OCTOBER 1928. Staatsleeningen. f 3.412.500,_ zijnde: Zuid-Amerika Republiek Peru$ 1.500.000 6 o/— buit. Sinking fund Goud obi. a 91 o/0.… 3.412.500 Prov. en Gemeentelijke Leeningen . . — 38.052.575,Š zijnde: Nederland Gem. Amsterd. … 7.000.000 41* o/0 obl. è 99:/— o/— .. … 6.991.250 Gem.Helmond … 1.000.0001) 4% o/— obl. a 98% o/o.. … 987.500 Gem. Rotterdam/9.500.000 4K °/o obl. a 99:/, »/—..… 9.488.125 1008 ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN 14 November 1928 Gem. Utrecht … 6.600.0002) 4% °/o obl. a 99% o/0 .. … 6.583.500 Duitschland Gem.BreslauM. 15.000.000 8 o/0 obl. a 93% o/0 =>) ..… 8.415.000 Gera. Coblenz M. 4.000.000 8 o/— obl. a 93 o/0 3) …. … 2.232.000 Gemeente Gelsenkirchen M. 6.000.000 8 o/0 obl. a 93,2 o/0 3).… 3.355.200 Bank- en Credietinstellingen. f 6.465.000,Š zijnde: Nederland Aandeelen Hollandsche Bank voor Z.-Amerika … 2.500.000 aand. a 100 o/0.… 2.500.000 Obligatiën Bank voor Nederlandsche Gemeenten … 2.000.000 4% o/— schuldbr. a 99% o/0 … 1.985.000 Hollandsche Buitenland Bank … 2.000.000 20-j. 7 o/0 obl. serie A a 99 o/0 … 1.980.000 Hypotheekbanken . — 6.091.000,Š zijnde: N ederland Aandeelen Bataaf sche Hypotheekbank … 100.000%aand.a220o/05) … 220.000 Overijselsche Hypotheekb. …900.0004) aand.a 140o/06) … 1.260.000 Overijselsche Hypotheekb. …700.00;.4) aand.a 165o/07j … 1.155.000 Duitschland Pandbrieven Bayerische Handelsbank, %€BodenkreditanstaltG.M. 2.000.000 7 o/0 hyp. bel.- vrije goudpandbr. a 96o/0 … 1.152.000 Bayerische Hypotheken – und Wechselbank G.M. 2.000.000 7 o/— hyp. bel.- vrije goudpandbr. a 96 o/— … 1.152.000 Bayerische Vereinsbank G.M 2.000.000 7 o/— hyp. bel.vrije goudpandbrie- ven a 96 o/— .… 1.152.000 Industrieele Ondernemingen. — 8.593.125,Š zijnde: N ederland Aandeelen Ver.Kon. Papierfabrieken der firma van Gelder Zo¬ nen … 900.000 6 o/0 cum. pref.winstd.aand.allOJ/0 … 990.000 Ver. Kon. Papierfabrieken der firma van Gelder Zo¬ nen … 2.100.000 aand. a 150 o/0.… 3.150.000 Obligatiën N.V. Ned.-Ind. Portland Cem. Maatsch. … 600.000 6 o/0 conv. obl. a 100 «/— … 600.000 België Obligatiën Brasserie de la Chasse Royale … 875.000 6% o/0 winstd. obl. a 97% o/—.. … 853.12 » Frankrijk Aandeelen S. A. des Automobiles Peu¬ geot Fr. frs. 15 000.000 eert. v. aand. B a 200 »/— … 3.000.000 Electr.-, Gas-, Tel.-, Telegr.- en Wa- terl. Maatschappijen . — 8.547.500,Š zijnde: N ederland Aandeelen Nationaal Bezit van Aan¬ deelen A.N.I.E.M. (Alge- meene Nederlandsch-In- dische Electriciteit Mij.) … 1.625.000 aand. a 130 o/0 … 2.112.500 N ederlandsch-Indië Aandeelen Gemeenschappelijk Elec- triciteitsbedr. Bandoeng en Omstr. Ind. … 320.000 aand. a 175 »/—.… 560.000 Duitschland Obligatiën Rheinisch-Westfalisches Elektrizitiitewerk A. G. $ 2.500.000 6 o/0 gecon. hyp. goud-obl. Leening van 1928 a 94 o/0.… 5.875.000 Diverse Cultuurondernemingen… f 500.000,Š zijnde: N ederlandsch-Indië Obligatiën SumatraKoffie-enRubber- Cultuur Mij. —De West¬ kustfl … 500.000 7% o/— obl. a 100 o/,.-.… 500.000 Diversen . — 1.182.500, zijnde: Nederland Aandeelen Bouw-Mij. Oostduinlaan … 50.000 aand. a 125 o/0. . … 62.500 J. P. Wijers™ Industrieën Handels-Onderneming … 1.000.000 aand. a 112 o/0 … 1.120.000 Spoorweg-Maatschappijen. — 6.475.000, zijnde: Frankrijk Obligatiën Spoorw.-Maatsch. Parijs- Oiléans (Compagnie du Chemin de Fer de Paris a Orleans) … 7.000.000 5 «/— obl. a 92% o/—….… 6.475.000 Totaal…. f 79.319.100,Š 4) Van deze leening diende … 644.500 voor conversie. 2) Deze leening diende geheel voor conversie. 3) Introductie ter beurze; eerste koers van afgifte. 4) Waarop 10 o/0 te storten. 6) Koers voor aandeelhouders; koers voor vrije inschrij¬ vers 260 %. 6) Koers voor aandeelhouders. 7) Koers voor vrije inschrijvers. Totaal der emissies in Januari. . . . f 51.704.447,50 Februari . . — 66.561.262,50 Maart …. — 88.269.392,50 April …. — 37.665.310,Š Mei .— 65.445.950,Š Juni. — 48.421.770.Š Juli . — 55.719.150, Augustus . . — 3.628.405,Š September.. — 88.402.635,Š October . . — 79.319.100,Š Algemeen Totaal. f 585.137.422,50 Bovendien : … 5.790.000,Š 3,m. Schatkistpromessen a … 989,05 — 4.020.000,Š 6/m. — — — 978,60 — 55.190.000,Š 4i«/, Schatkistbiljetten. — — 1.000,25 Voorts werd in de afgeloopen maand hier te lande de inschrijving opengesteld op een beperkt bedrag aand. Hudson Motor Car Co. a 86 o/0, op een beperkt bedrag aand. A Associated Gas & Electric Company a $ 50r/,, op een be¬ perkt bedrag 8 »/0 obl. Provincie Hannover a 93Ł/, «/— en op de volgende obligatieleeningen: Rente- Emissie- Guldens voet koers Missiehuis voor vreemde Missiën .. 500.000 5 »/0 100 o/0 Ursulinenklooster te Dombovar …. 200.000 8 o/0 99 o/0 Zusters v. d. H. Johannes den Doo- per te Leutesdorf. 100.000 7| o/0 994«/— E.E. P.P. Jezuieten te ™sHeerenberg 180.000 5 »/0 100 o/0 Congregatie der Dochters v. d. Al- lerheiligstenVerlosserte Würzburg 600.000 7 o/0 97^o/0 St. Jozefstichting te Malang. 100.000 5 o/0 100 »/— Congregatie der E.E. Z.Z. van den Goeden Herder te Beuthen. 100.000 7 «/— 98 o/0 H. Thomas van Aquino te Amsterdam 150.000 5 o/0 99|«/— 14 November 1928 ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN 1009 STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN. N.B. *** beteekent: Cijfers nog niet ontvangen. GELDKOERSEN. BANKDISCONTO’S. w . fDisc. Wissels. 4fl3 Oct.™27 TT7Bel.Binn.Eff. 5~ 13 Oef.™27 (Vrsch.inR.C. 6 18 Oef.™27 %€JavascheBank…. 4 lJf Juli™26 Bank van Engeland 4+27 Apr. ™27 Duitsche Rijksbank 7 5 Oef. ™27 Bank v. Frankrijk. 319 Jan.™28 BelgischeNat.Bnk. 4 80Juni™28 Fed. Res. Bank N.Y. 5 12 Juli ™28 Bank van Spanje.- 5 23Mrt.™23 Zwits. N at. Bk. 3+22 Oef. ™25 N.Bk.v.Denem. 5 23Juni™27 Z weedscheRbk 4±21f Aug.™28 Bank v.Noorw. 5+26 Mrt.™28 Bk. v. Tsjecho- slowakije ..5 8Mrt.™27 N.Bk.v. O™rijk. 6+ 16 Juli ™28 N. Bk. v. Hong. 7 1 Oct. ™28 Bank v. Italië. 5^25Juni™28 Z.-Afr.Res.bnk 5+ 9 Jan.™28 OPEN MARKT. 1928 1927 1926 1914 10 Nov. 5/10 Nov. 29 Oct./ 3 Nov. 22/27 Oct. 7/12 Nov. 8/13 Nov. 20/24 Juli Amsterdam Partic.disc. Prolong. .. Londen Daggeld .. Partic.disc. Berlijn Daggeld .. Partic.disc. 30-55 d… 56-90 d… Waren- wechsel. New York Daggeld !) Partic.disc. 4>/2 43/4-5 21/2-31/2 43/8 41/2-6 61/4 61/4 63/4 7-1/4 45/8 43/s-1/a 43/4-51/4 21/2-43/4 4% 41/2-81/2 61/4-3/8 61/4-3/8 61/4-7/8 6-71/, 45/, 43/8-1/2 41/2-5 21/2-5 43/8-7/16 6-9 63/8-5/8 63/8-5/8 63/4-7 7-81/4 45/8 43/8-7/16 41/2-3/4 3-43/4 43/8-7/i6 41/2-7 65/8 65/g 67/8-7 6-81/4 45/s 43/8-1/2 41/2-5 3-41/2 45/16-3/8 4I/2-6V2 63/4 63(4 7-3,8 31/2-3/4 3% 31/4-3/8 31/2-4 3-43/4 411/16-3/4 21/2-51/2 43/4 45/s 47/8-51/4 41/4-3/4 31/8Š3/16 21/4-3/4 13/4-2 21/4-3/4 21/8-1/2 13/4-21/2 ‘) Koers van 9 Nov. en daaraan voorafgaande weken t/m. Vrijdag. KOERSEN TE NEW YORK. (Cable). Data Londen (% per Ê) Parijs ($ p. 100 fr.) Berlijn ($ p. 100 Mk.) Amsterdam ($ p. 100 gld.) 6 Nov. 1928 7 — 1928 8 — 1928 9 — 1928 10 — 1928 12 — 1928 14 Nov. 1927 l untpariteit,. 4,84is/16 4.8^7/3a 4.8427/— 4,8427 /s2 4,8427/3, 4,87:/,, 4,8667 3,90% 3,90s/8 3,90s/e 3,905/, 3,90s/, 3,93 13,92 23,81% 23,82 23,81-5/, 23,81% 23,81i/, 23,86 23,81% 40,11 40.13 40.14 40,13% 40,13% 40,36% 40»/lt KOERSEN TE LONDEN. Plaatsen en Landen Noteerings- eenheden 27 Oct. 1928 3 Nov. 1928 5/10 N Laagste |! 10 Afov. 1928 Alexandrië. . Athene …. Bangkok _ Budapest . .. B. Aires . .. Calcutta …. Constantin.. Hongkong .. Piast. p. £ Dr. p. £ Sh.p. tical Pen. p. £ d. p. $ ISh. p. rup. Piast. p. £ Sh. p. $ Sh.p. yen Escu. p. £ d. per $ d. per $ $ per £ d. per Mil. Sh. p. tael id. p. $ $P-£ Zl. p. £ 97% 374:-, l/10fV 27.84 47 5/, 1 6S/«4 965 2/06/, 1/11»/, 107% 23% 506/, 4.851/, 558/«4 2;727/aa 2/4 39.70 436/4, 97% 375 1/lOi/j 27.831 ‚716/s; 1/6 8/,2 957 % fi/619/s2 1111* 107% 23% 50i/, 4.85i/, 56%4 2/726/32 2/4 39.69 435/,, 07™/,, 374% 1/10* 27.80 4729/64 Wi. 950 2/0% i/io+J 107 23 50% 4-85% 529/32 2/7% 2/316/4, 39.66 43s/,, 97»/,, 375% 1.10%, 27.81 47% l/67.64 970 2.Off 1/11* 107% 24 507/, 4.85s/, 569 ° 64 2,81/8 2/45/32 39.69 437/,, 97% 375 1.10»/, 27.82 473l/64 1 6*e4 905 2/0+f 1/11* 1078/, 23% 506/, 4.85/, f, 68/ /fi4 2/725/32 2/43/b4 39.67 436/,, Lissabon Mexico. Montevideo Montreal R.d. Janeiro Shanghai .. . Singapore. .. Valparaiso %. Warschau .. !) 90 dg. WISSELKOERSEN. KOERSEN IN NEDERLAND. Data New York *) Londen V Berlijn *) Parijs V Brussel V Batavia l) 6 Nov. 1928 7 — 1928 8 — 1928 9 — 1928 10 — 1928 12 — 1928 Laagste d.w.1) Hoogste d.w1) 5 Nov. 1928 29 Oct. 1928 Muntpariteit 2.495/,, 2.495/4, 2.49% 2.491/, 2.493/,, 2.493/4, 2.491/4, 2.498/, 2.49»/, 2.49»/, 2.48?^ 12.08% 12.08% 12.08 7 12.08 12.08 .12.077/, 12.07»/, 12.09 12.09 12.09* 12.10% 59.38 59.38 59.35+ 59.321 59.33fl 59.32 59.31 59.40 59.37+ 59.42 59.26 9.73| 9-7 3 J 9.73+ 9.73+ 9.731 9.73? 9.72fl 9.75 9.74 9.74+ 9.75 34.65+ 34.65 34.63+ 34.62fl 34.62+ 34.62 34.61 34.68 34.65+ 34.00+ 34.59 100 100 100 100* 100 100 99% 100% 100 100* 100 Data Zwit¬ serland *) Weenen V Praaj? Boeka¬ rest i) Milaan **) Madrid *V 6 Nov. 1928 7 — 1928 8 ,, 1928 9 — 19:8 10 — 1928 12 — 1928 Laagsted.w.i) Hoogste d. w1) 5 Nov. 1928 29 Oct. 1928 Muntpariteit -17.97% 47 97% 47.97 47.95 47.96 47.96 47.93 48 _ 47.99 48Š 48.Š 35.07% 35.07% 35.05 35.03 35.05 35.05 35Š 35.12% 35.07% 35.07% 35.Š 7.38 7.37+ 7.37+ 7-37+ 7.37 7.38 7.35 7.40 7 37+ 7.38+ 2) 1.49+ 1.50″ 1.49+ 1.50 1.50 1.50 1.47 1.52 1.49+ 1.50+ 48Š 13.05+ 13.05 J 13.05fl 13.04 13.05 13.03 13.07+ 13.06″ 13.06 13.09 40.19 40.20 40.20 40.15 40.14+ 40.10″ 40.25 40.23 40.14 48Š Data Stock¬ holm *) Kopen¬ hagen*) Oslo *) Hel¬ sing¬ fors !) Buenos- Airesl) Mon¬ treal !) 6 Nov. 1928 7 — 1928 8 — 1928 9 — 1928 10 — 1928 12 — 1928 Laagste d.w.1) Hoogste d.w1) 5 Nov. 1928 29 Oct. 1928 Muntpariteit 66.65 66.62+ 66.62+ 66.62+ 66.62+ 66.62+ 66.57+ 66.67+ 66.65 06.67+ 66.67 66.45 66.45 66.42+ 66.42+ 66.42+ 66.42+ 66.37+ 66.47+ 66.47+ 66.50 66.67 66.45 66.45 66.42+ 66.42+ 66.42+ 66.42+ 60.37+ 66.47+ 66.47+ 66.50 66.67 6.27+ 6.27+ 6.27+ 6.27+ 6.27 6 27+ 6.26 6 29 6.27+ 6.27+ 6.26+ 105 i/g 105i/, 105’/, 105 1051/, 105 104% 105»/, 105!/, 104ot 105»/, 2.491/, 2.49»/,, 2.49»/,, 2.49 2.481»/,, 2.481»/,, 2.48% 2 49»/, 2.49% 2.49»/, 2.48% *) Noteering te Amsterdam. **) Noteering te Rotterdam. ‘) rarticuüere opgave. ») Wettelijk gestabiliseerd tusschen 7.534;s en 7.21i/j. In het eerste nummer van iedere maand komt een overzicht voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen. ZILVERPRIJS 5 Nov. 6 — 12 Nov. 20 Juli Londen1) 1928. . 26% 1928.. 26n/19 1928.. 26»/, 1928.. 26ii/— 1928.. 2611/16 1928.. 26% 1927.. . 26n/]e 1914.. 24’»/,, N.York») 58 57% 5 7 v/8 57t/8 58 57 % 59 GOUDPRIJS 8) Londen 5 Nov. 1928…, 84/11% 6 — 1928…. 84/11»/, 7 — 1928…. 84/11% 8 — 1928…, 84/11% 9 — 1928…. 84/11% 10 — 1928…. 84/11% 12 Nov. 1927… . 84/11% 20 Juli 1914… . 84/11 l) in pence p.oz. stand. 2) Foreign silver in ic. p. oz. fine. 3) in sh. p. oz. fine STAND VAN ™s RIJKS KAS. De Minister van Financiën maakt bekend: Vorderingen. 31 Oct. 1928 7 Nov. 1928 Saldo bij de Nederlandsche Bank…. Saldo b. d. Bank voorNed. Gemeenten Voorschot op ultimo Sept. 1928 aan de gem. op voor haar door de Rijks¬ administratie te heffen gemeentelijke inkomstenbelasting en opcenten op de Rijksinkomsten belasting. Voorschotten aan Suriname. Kasvord. weg. credietverst. a/h. buitenl. Daggeldleeningen tegen onderpand van Staatsschuldbrieven . Saldo der postrekeningen van Rijks¬ comptabelen . Vordering op het Staatsbedrijf der P.. T. en T. 2). … 83.904,64 — 39.254.999,95 — 10.188.383,98 — 135.775.958,01 %€— 11.388.675,33 — 4.065.348.03 … 689.742,80 — 39.254.999,95 — 10.381.061,37 —135.207.994,11 — 19.376.875,09 — 3.365.348,03 ld. op andere Staatsbedrijven *). Verplichtingen. Voorschot door de Nederl. Bank …. Schatkistbiljetten in omloop1). Schatkistpromessen in omloop. Waarvan direct bij de Ned. Bank .. Zilverbons in omloop. Schuld a.d.Bank v. Ned.Gemeenten2).. ld. aan Ned.-Indië . ld. aan Curacao. Id. a. h. Alg. Burg. Pensioenfonds 2) .. ld. a. h. Staatsbedrijf d. P., T. en T. 2).. ld. aan andere Staatsbedrijven 2). ld. aan diverse instellingen 2)… … 14.030.256,97 — 68.985.000 Š — 82.450.000,Š — 21.000.000 Š — 11.882.425,50 — 21.784.917,53 — 173.556,96 — 935.941,23 — 20.207.562,62 — 1.640.000,- 7.921.318,33 … 10.297.774,55 — 77.304.000,- — 67.260.000,- — 11.739.100,Š — 18.315578,63 — 20.956,96 — 1.289.687 Š — 26.026.614,74 — 1.640.000 Š — 7.602.548,68 1) Waarvan … 12.056.000 vervallende op 1 Juli 1929. Ó In rekg.-crt. met ™s Rijks Schatkist. NEDERLANDSCH-INDISCHE VLOTTENDE SCHULD. 3 Nov. 1928 10 Nov. 1928 Vorderingen: Saldo bij ™s Rijks kas. Saldo bij de Javasche Bank. Verplichtingen: Betaalmiddelen in ™s Lands Kas…. Waarvan Muntbiljetten. Muntbiljetten in omloop . Schuld aan het Ned.-Ind. Muntfonds.. Idem aan de Ned.-Ind. Postspaarbank. … 22 983.000,- — 17.287.000 Š —43.070.000, — 813.000,- — 622.000,- … 23.028.000 Š — 17.434.000 Š — 43.475.000,Š — 813 000,- — 598.000,- 1010 ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN 14 November 1928 NEDERLANDSCHE BANK. Verkorte Balans op 12 November 1928. Activ&a Binnenl. Wis- f Hfdbk. f 71.416.266,74 seis, Prom.,| Bijbnk. — 6.472.165,97 enz.in discj Ag.sch. — 13.173.743,78 Papier o. h. Buitenl. in disconto._ _ Idem eigen portef. . f 188.255.874,Š Af :Verkochtmaar voor de bk. nog niet afgel. — Š Btr,fïï, fiET- in rek.-crt.ï B»tak’ 91.062.176,49 188.255.874,- op onderpJ Ag.sch. 44.780.962,94 9.071.584,78 57.474.198,53 / 111.326.746,25 Op Effecten… Š Š f Op Goederen en Spec. — 107.622.146,25 3.704.600,Š Voorschotten a. h. Rijk Š ___ Munt en Muntmateriaal Munt, Goud_. — f 67.264.750,Š Muntmat., Goud – — 367.511.463,26 111.326 2.890 .746,25 040,25 Munt, Zilver, enz.. Muntmat., Zilver .. 434.776.213,26 21.690.468,92 Belegging !/— kapitaal, reserves en pen¬ sioenfonds .-. Gebouwen en Meub. der Bank Diverse rekeningen … Passiva. Kapitaal.Š.. Š.. Reservefonds….. — Š Bijzondere reserve. Pensioenfonds .— Bankbiljetten in omloop.Š Š — Bankassignatiën in omloop. Rek.-Cour. … Het Rijk _ saldo™s: Anderen f 29.135.368,72 Diverse rekeningen . . Š._……… 456.466.682,18 24.638. 5.000. 35.958. 881,88 000,Š 460,83 f 915.598.861,88 20.000. 7.157. 8.000. 5.545. 835.339. 286. 29.135. 10.134. 000,Š 903,12 000,Š 688,32 220,Š 430.72 368.72 251,Š _f_915.598.861,88 Beschikbaar metaalsaldo.. Op de basis van ,/, metaaldekking — — Minder bedrag aan bankbiljetten in om¬ loop dan waartoe de Bank gerechtigd is. f 283.017 — 110.065. 998,21 7 91,,32 1.415.089.990,- Voornaamste posten in duizenden guldens. Dala 12 Nov. 5 — 29 Oct. 22 — 15 — 8 — 14 Nov. 25 Juli ™28 ™28 ™28 ™28 ™28 ™28 ™27 ™14 Goud Munt Muntmat. 67.265 67.472 67.483 67.484 67.486 67.489 67.842 65.703 367.511 367.504 367.504 367.504 367.506 367.506 318.266 96.410 Circulatie 835. 856. 828. 811. 824. 833. 820. 310. 339 169 703 753 298 041 252 437 Andere opeischb schulden 29.422 29.794 34.207 37.688 39.285 48.407 57 011 6.198 Data Totaal bedrag disconto’s Schatkist- promessen rechtstreeks Beschikb. Metaal¬ saldo 283.018 278.908 284.109 286.663 283.598 279.857 237.428 43.5211) Dek- kings perc. 53 51* 53 54 53 52 47 54 12 Nov. 1928 91.062 Š 111.327 188.256 5 — 1928 89.953 2.000 136.357 188.194 29 Oct. 1928 82.408 21.000 117.041 186.795 22 — 1928 71.840 19.000 107.366 185 313 15 — 1928 68.368 15.000 109.576 202.337 8 — 1928 77.987 24.000 103.149 199.515 14 Nov. 1927 162.450 Š 130.621 131.111 25 Juli 1914 67.947 14.300 61.686 20.188 ]) Op de basis van */b metaaldekking. *) Sluitpost activa. SUR1NAAMSCHE BANK. Voornaamste posten in duizenden guldens. Belee- ningen Papier op het buitenl. Diverse reke¬ ningen 2) 35 958 29.698 26.813 34.347 37.370 49.702 61.845 509 Data Oct. Sept. 13 6 29 22 15 — 15 Oct. 5 Juli 1928.. 1928 – 1928.. 1928 Š 1928- 1927- 1914- Metaal Circu¬ latie Andere opeischb. schulden Disco nt. 936 935 960 961 961 1.156 645 1.523 1.591 1.626 1.460 1.496 1.556 1.100 691 654 566 590 629 649 560 1.068 1.066 1.067 1.062 1.061 917 735 i) Sluitpost der activa. Div. reke¬ ningen i) 463 464 456 434 470 625 396 JAVASCHE BANK. Voornaamste posten in duizenden guldens. De samengetrok¬ ken cijfers der laatste weken zijn telegrafisch ontvangen. Data Goud Zilver Circulatie Andere opeischb. schulden Beschikb. metaal¬ saldo lONov.1928 3 — 1928 27 Oct. 1928 13 Oct. 1928 6 — 1928 29Sept.l928 22 — 1928 12Nov.l927 13Nov.l926 25 Juli 1914 18′ 187 187 171.560 171.762 171.938 172.093 182.737 198.370 22.057 .700 .500 .300 15.642′ 15.940 15.558 15.379 17.109 28.065 31.907 323.500 321.000 320.700 327.506 323.727 319.978 320.206 323.676 337.036 110.172 65.400 65.200 62.700 50.277 51.792 54.073 49.134 70.253 63.803 12.634 32.140 33.020 33.940 36.089 37.494 37.875 39.736 121.362 146.757 4.842*) Data Dis¬ conto™s Wissels, buiten N.-Ind. betaalb. Belee- ningen Diverse reke¬ ningen^) Dek- kings- percen- tage lONov. 1928 3 — 1928 27 Oct. 1928 13 Oct. 1928 6 — 1928 29Sept.l928 22 — 1928 12 Nov.1927 13 Nov.1926 25 Juli 1914 169.500 165.700 159.400 *** *** *** 58.172 51.342 52.812 50.549 32.139 49.254 2.228 48 49 49 50 50 50 51 51 56 44 9.850 13.047 12.399 12.671 11.800 12.446 7.259 33.174 33.281 32.961 31.698 27.649 23.346 6.395 93.298 94.070 92.080 90.607 126.619 95.552 47.934 !) Sluitpost activa. a) Basis */» metaaldekking. BANK VAN ENGELAND. Voornaamste posten, onder bijvoeging der Currency Notes, in duizenden ponden sterling. Data Metaal Circulatie Currency Notes Bedrag Bankbilj. Gov. Sec. 7 Nov. 1928 31 Oct. 1928 24 — 1928 17 — 1928 10 — 1928 3 — 1928 9 Nov. 1927 22 Juli 1914 164.989 164.921 166.737 167.147 167.501 168.227 151.637 40.164 133.936 134.502 133.179 133.501 134.194 135.007 135.929 29.317 292.919 291.567 291.056 293.288 295.831 295.947 296.742 56.250 56.250 56.250 56.250 56.250 56.250 56.250 243.501 241.915 241.533 243.901 246.502 246.553 247.015 Data Gov. Sec. Other Sec. Public Depos. Other Depos. Reserve Dek- kings- perc.l) 7 Nov.™28 31 Oct. ™28 ™28 24 17 10 3 9 — ™28 — ™28 — ™28 Nov.™27 22 Juli ™14 44.553 42.623 37.300 34.015 31.110 37.110 41.310 11.005 39.690 42.562 39.396 41.490 45.183 40.668 54.854 33.633 17.739 14.133 10.123 11.217 13.934 10.006 18.413 13.736 99.589 103.523 102.170 100.012 97.751 102.446 95.467 42.185 50.804 50.168 53.308 53.397 53.057 52.970 35.458 29.297 42»/, 478/8 48 47>S 47*/, 31*/, 52 i) Verhouding tusschen Reserve en Deposits. BANK VAN FRANKRIJK. Voornaamste posten in millioenen franoe. Data Goud1) Zilver Te goed in het buitenl. Wis¬ sels Waarv. op het buitenl. Belee- ningen Renteloos voorschot a.d. Staat2 2 Nov.™28 26 Oct. ™28 19 — ™28 12 — ™28 3 Nov.™27 23 Juli™14 30.772 30.786 30.751 30.715 5.545 4.104 732 732 732 732 343 640 13.900 13.983 14.092 13.836 55 22.134 22.678 21.557 21.648 2.317 1.541 18.679 18.525 18.516 18.425 6 8 2.274 2.099 2.103 2.140 1.662 769 3.200 3.200 3.200 3.200 Data Bons v. d. zelfst. amort, k. Diver¬ sen 3) Circulatie Rekg. Courant Staat Zelfst. amort, k Parti¬ culieren 2 Nov.™28 26 Oct. ™28 19 — ™28 12 — ™28 3 Nov.™27 23 Juli™14 5.930 5.930 5.930 5.930 1.974 1.270 1.210 1.196 23.912 62.759 61.327 61.440 62 021 55.855 5.912 7.724 7.727 7.647 7.675 36 401 4.340 4.201 4.059 3.865 5.435 6.880 5.900 5.459 10.225 943 x) Bij de stabilisatie van den franc op 25 Juni is de goudvoorraad gewaardeerd volgens de nieuwe waarde van den franc.2) De schuld van den Staat aan de Banque de France is op 25 Juni afgelost. 3) Sluitpost activa. 14 November 1928 ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN 1011 DUITSCHE RIJKSBANK. Voornaamste posten in millioenen Reichsmark. Data Goud Daarvan bij bui¬ ten l. circ. banken i) Deviezen als goud- dekking geldende Andere wissels en cheques Belee- ningen 7 Nov. 1928 31 Oct. 1928 23 — 1928 15 — 1928 7 — 1928 7 Nov. 1927 30 Juli 1914 2.539,9 2.532.8 2.510.7 2.508.7 2.487.1 1.852.1 1.356.9 85,6 85,6 85,6 85,6 85,6 67,5 168,1 163,3 163.2 149,6 151,9 298.3 2.182,9 2.348,3 1.963.7 2.062,3 2.345.8 2.388,2 750,9 33,8 95.2 31,0 114,9 59.2 32,0 50.2 Data Effec- ten Diverse Activa2) Circu¬ latie Rekg.- Crt. Diverse Passiva 7 Nov. 1928 31 Oct. 1928 23 — 1928 15 — 1928 7 — 1928 7 Nov. 1927 30 Juli 1914 92,3 93,5 93,5 93,5 93,5 92,1 330,8 547,7 513.3 542,2 538.6 538.7 619.4 200.4 4.410,3 4.672,0 4.034,7 4.293.8 4.592,1 4.020,5 1.890.9 585.2 493,9 729.3 606,1 511.3 616,8 944,- 266.7 268.7 265,2 269,4 269.7 345,1 40,0 1) Onbelast. >) W.o. Rentenbankscheine 7 Nov., 31, 23, 15, 7 Oct. ™28, 7 Nov. ™27, resp. 45; 15; 59; 40; 27; 38 mill. NATIONALE BANK VAN BELGIË. Voornaamste posten in millioenen Belgas. Data 1928 Goud Goud en zilver b. d. schatkist Binnen- en buitenlandsche wissels Beleeningen op Belgische Staatsfondsen Voorsch. aid. Staat voor inge¬ trokken marken Circulatie Rekg. Crt. es %€Ki C3 S “‚S C C^-I Ł*- 0 c ~ V5 CS £ I’S S. ^ -e [5 5 a Łc: $ <2 7 Nov. 31 Oct. 25 — 18 — 11 — 8 Nov.i 820 813 811 808 808 691 540 544 518 513 512 452 44 44 44 44 44 42 606 617 604 590 591 501 44 53 47 53 55 45 367 371 372 373 373 400 2.285 2.325 2.249 2.248 2.280 1.999 10 29 13 14 2 26 89 52 98 84 67 69 i) 1927. VEREENIGDE STATEN VAN NOORD-AMERIKA. FEDERAL RESERVE BANKS. Voornaamste posten in millioenen dollars. Data Goudvoorraad Wettig betaal¬ middel, Zilver etc. Wissels Totaal bedrag Dekking F.R. Notes In her- disc. v. d. member banks In de open markt gekocht 24 Oct. ™28 17 — ™28 10 — ™28 3 — ™28 26Sept.™28 19 — ™28 26 Oct. ™27 2.646,2 2.636,1 2.624,7 2.616,6 2.633,0 2.625,9 2.956,6 1.248,9 1.279,7 1.268,0 1.248.3 1.280.4 1.239,1 1.665,3 132.1 133.3 128.2 134.8 138,1 142.4 135.8 911,9 935,8 993.4 1.025,9 1.010,8 1.093,8 402.4 401,5 379.4 331,8 310,0 263.4 237,2 301,1 Data Belegd in U. S. Gov. Sec. F. ft. Notes in circu¬ latie Totaal Depo¬ sito™s Gestort Kapitaal Goud- Dek- kings- perc. i) Algem. Dek- kings- perc.2) 24 0ct.™28 231,0 1.710,4 2.374,5 145,9 64,8 68;0 17 — ™28 231,4 1.717,1 2.395,1 145,7 64,1 67,3 10 — ™28 226,7 1.725,2 2.345,8 145,6 64,5 67,6 3 — ™28 230,6 1.703,6 2.414,0 145s7 63,6 66,8 26Sept.™28 229,0 1.681,6 2.366,2 145,6 65,1 68,5 19 — ™28 224,7 1.679,5 , 2.459,0 145,4 63,5 66,9 26 Oet. ™27 510,6 1.703,0 j 2.403,5 131,3 72,0 75,3 t) Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opeischbare schulden: F. R. Notes en netto deposito. J) Verhouding totalen voorraad munt- materiaal en wettig betaalmiddel tegenover idem. PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ HET FED. RES. STELSEL. Voornaamste posten in millioenen dollars. Data Aantal banken Dis¬ conto™s en beleen. Beleg¬ gingen Reserve bij de F. R. banks Totaal depo¬ sito™s Waarvan time deposits 17 Oct. ™28 10 — ™28 3 — ™28 26Sept.™28 19 — ™28 19 Oct. ™27 632 632 634 635 635 660 15.946 15.908 15.952 15.808 15.869 15.056 6.464 6.352 6.401 6.502 6.526 6.083 1.725 1.689 1.716 1.692 1.739 1.754 20.403 20.168 20.230 20.107 20.220 20.071 6.921 6.906 6.905 6.923 6.914 6.369 Aan het eind van ieder kwartaal wordt een overzicht gegeven van enkele niet wekelijks opgenomen bankstaten. EFFECTENBEURZEN. Amsterdam, 12 November 1928. Politieke gebeurtenissen hebben grooten invloed uitgeoefend op de houding van de internationale fondsenmarkten gedurende de achter ons liggende berichtsweek. In de eerste plaats heeft als zoodanig gegolden de presidentsverkiezing in de Ver- eenigde Staten. Hoewel de beurs te New York hiervan den sterksten indruk heeft gekregen, is de verkiezing van den heer Hoover aan de overige fondsenmarkten niet onopgemerkt voorbijgegaan. Te New York echter is een nieuwe hausse ingetreden, welke aanvankelijk alleen beperkt is, gebleven tot industrieele fondsen, doch waarin later ook spoorwegaandeelen ten volle hebben kunnen deelen. Dit laatste is vermoedelijk het gevolg geweest van de bekende conciliante houding van den heer Hoover ten aanzien van samenwerking tusschen verschillende spoorwegsystemen. Het geheele land heeft vrij¬ wel in fondsenspeculaties deelgenomen, waardoor eenerzijds de technische positie van de markt onoverzichtelijker is ge¬ worden, anderzijds wordt verondersteld, dat vele kleine bezitters bij een eventueelen ommekeer van de markt niet spoedig tot realisatie zullen overgaan. De toeneming van de makelaarsvoorschotten heeft dan ook geen reactie in het leven geroepen. De markt te B e r 1 ij n heeft slechts tijdelijk een achteruit¬ gang te zien gegeven in verband met de uitsluiting in de ijzer¬ en staalnijverheid. De koersverliezen waren bovendien van weinig beteekenis. Weliswaar is de handel niet bijzonder uitgebreid geweest, doch de gunstige tendenz voor kalisoorten en, later, ook voor kunstzijde aandeelen heeft de vrees voor verwikkelingen in de staalnijverheid geheel overschaduwd. Ook de geldmarkt heeft er toe bijgedragen een opgewekte stemming in het leven te roepen. Te P a r ij s heeft de beurs eveneens sterk onder den in¬ vloed gestaan van voorvallen in de wereld van de politiek. Het aftreden van het ministerie Poincaré heeft de opgewekte stemming, te voorschijn gebracht door de ruime houding van de geldmarkt Š in het parquet was geld verkrijgbaar a 37/s pCt., in de coulisse werd niet hooger besteed dan 6Y2 pCt. Š verloren doen gaan. De markt heeft zich echter spoedig hersteld en tegen het einde van de berichtsperiode, toen een nieuw ministerie was gevormd, is de tendenz weer opgewekt geworden. In het bijzonder werden aandeelen Citroen uit de markt genomen. De markt te Londen is vrijwel onverschillig gebleven onder de berichten, welke melding maakten van de verkiezing van den heer Hoover. Men had de kans op diens overwinning reeds tevoren in de koersen verdisconteerd, zoodat het feit zelf niet meer zulk een grooten indruk heeft gemaakt. Hierbij kwam, dat de geldmarkt stijver is geworden; weliswaar heeft de aanvoer van £ 2.000.000 goud uit Spanje een zekere ont¬ spanning veroorzaakt, doch de vrees voor een discontover- hooging is toch grooter geworden. Desondanks is de afdeeling voor beleggingsfondsen vrij vast gebleven, terwijl ook tal van nieuwe emissies een goed onthaal hebben gevonden. Ten onzent is de beurs tamelijk kalm geweest. De beleggingsmarkt heeft geen fluctuaties van beteekenis in het licht gesteld, ondanks het feit, dat ook de geldmarkt in ons land geen verruiming heeft ondergaan. Over het algemeen was voor beleggingsfondsen wel een lichte tendenz tot daling op te merken, doch in de practijk is het niet tot groote verschillen gekomen. 6 % Ned. Werk Schuld 1922: 1037/8, 1035/8; 472 % Ned. Werk Schuld 1917: 100V4; *7*% Ned. Indië 1926: 995/16, 9913/32 ; 5 % Mexico £ 100-10Ö0 (afg.) 8, 83/16; 5 % Brazilië 1913 £20-100: 77l/4, 775/8; 8% Sao Paulo 1921: I06V8. De overige marktafdeelingen zijn merkwaardig rustig ge¬ bleven onder de krachtige hausse van de Amerilcaansche marlet. In deze afdeeling echter zijn de omzetten aanmerkelijk toe¬ genomen en heeft men vaak prijzen betaald, welke boven Amerikaansche pariteit lagen. Vooral was dit het geval op den dag, waarop de uitslag van de verkiezingen bekend is geworden; toen ontbraken aanwijzingen van New York, omdat de beurs daar ter plaatse op den verkiezingsdag ge¬ sloten was gebleven en was men dientengevolge geheel aan zich zelf overgelaten. In verband hiermede is het verklaarbaar, dat de later ingetreden stijging te New York hier slechts zwak¬ ken weerklank heeft gevonden. Tegen het einde der berichts¬ periode is de belangstelling voor spoorwegaandeelen hier overgenomen. Anaconda Copper: 180, 193Y4; American Smelting & Ref. Cy.: 268Ys, 2731/2 (ex. div.); Studebaker: 775/18, 767/s; U. S. Leather: 33Y4, 3315/i(i.; U. S. Steel Corp: 16D/8, 164Y4; Atchison Topeca: 1933/4, 1965/8; Baltimore & Ohio: 114, 122; Erie: 57Ys» 601/2; Missouri Kansas & Texas: 447/8, 495/46; St. Louis & San Francisco: 115, 1195/s; Union Pacific: 207% 220%; Wabash Railway: 773/s, 7815/16. De petroleumafdeeling heeft, voor zoover het aandeelen 1012 ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN 14 November 1928 Koninklijke Petroleum betreft, een sterke uitbreiding van den handel ondergaan. Ook de omzetten in claims zijn vrij ruim gebleven. Hetzelfde valt op te merken ten aanzien van aan¬ deelen en claims Dordtsche Petroleum Industrie Maatschappij. Niettemin zijn de koersvariaties buitengewoon gering geweest. Dit was niet het geval voor aandeelen Perlak, voor welk fonds een stijging van eenigen om vang waar te nemen is geweest. Dordtsche Petroleum Ind. Mij.: 377 (ex. claim …488), 378%; Gee. Holl. Petr.: 210; Kon. Ned. Petr.: 4017/s (ex. claim …251.75), 402%; Perlak Petroleum: 133, 141; Peudawa: 251/2; Marland Oil: 45lx/32, 45%6. De afdeeling voor suikeraandeelen heeft den gunstigen in¬ vloed ondergaan van de hoogere noteeringen voor Cubasuiker. Wel was de verheffing van de koersen niet al te groot, noch zijn de omzetten sterk toegenomen, doch de grondtoon van de markt is veel vaster geworden. Cultuur Mij. der Vorsten¬ landen: 152%, 157; H.V.A.: 657, 666; Javasche Cultuur Mij.: 3721/!!, 375%; Maron: 238, 245; Moormann: 320; Ned. Ind. Suiker Unie: 245, 246x/2; Poerworedjo: 97%, 97%; Sindan- glaoet: 398, 403; Suiker Cultuur: 241x/2, 2423/4; Tjepper 680, 690. Daarentegen hebben rubberaandeelen zich op den achtergrond bewogen. De lichte achteruitgang van den rubberprijs heeft de gansche markt geleid en de hernieuwde vermindering van de voorraden te Londen heeft vrijwel geen invloed uitgeoefend. Met spanning wacht men nadere berichten af omtrent de ver¬ schepingen uit Malakka en Ceylon, welke wellicht zullen ver¬ oorloven een prognose op te stellen. Amsterdam Rubier: 238%, 2331/2; Deli Batavia: 166%, 161; Hessa Rubber: 318, 3121/2; Indische Rubber: 270, 260; Java Caoutchouc: 151%, 147; Kali Telepak: 250, 244; Kendeng Lemboe: 3293/4, 320%; Majanglanden: 290, 294; Ned. Ind. Rubber en Koffie: 279, 276; R™dam Tapanoeli: 106%, 104x/2; Ser- badjadi: 19P/2, 187%; Sumatra Caoutchouc: 176, 1721/2; Su¬ matra Rubber: 1873/4, 179; Ver. Ind. Cultuur Ond.: 132, 130; Intercontinental Rubber: 95/s, 9X7/32. De tabaksmarkt bleef eveneens tamelijk verwaarloosd. Af en toe werd een kooporder geplaatst, waardoor het peil lichtelijk kon stijgen, doch de grootste verbetering bleef toch steeds nog tot slechts enkele procenten beperkt. Arendsburg: 674, 679; Besoeki Tabak Mij.: 527, 535; Deli Batavia: 5183/4, 518; Deli Mij.: 423%, 422%; Ngoepit: 342, 348; Oostkust: 181, 179%; Senembah: 500, 504. De scheepvaartafdeeling heeft zich in de belangstelling van het publiek mogen verheugen. Niet in dien zin, dat de handel uitgebreide vormen heeft aangenomen, doch het aanbod is vrijwel geheel verdwenen en aan de vraag kon derhalve slechts tegen stijgende prijzen worden voldaan. Voornamelijk was dit het geval bij aandeelen Holland Amerika Lijn en Kon. Ned. Stoomboot Mij. Holland Amerika Lijn: 82, 85; Java China Japan Lijn: 137, 138%; Kon. Ned. Stoomboot Mij.: 93x/2, 95x/2; Ned. Scheepvaart Unie: 203%, 205; Solleveld: 64, 62; Stoomv. Mij. Nederland: 2013/4, 201. Industrieele aandeelen hebben zich voor het grootste ge¬ deelte op den achtergrond bewogen. De aankondiging, dat binnenkort een uitgifte van nieuwe aandeelen Philips zal plaats vinden, heeft geen uitwerking gehad. Voor kunstzijde ontstond tegen het einde van de berichtsperiode groote be¬ langstelling. Voorts werden ruime omzetten opgemerkt in aandeelen van Berkel™s Patent Š mede in verband met de uitgifte van nieuwe aandeelen Š in aandeelen Sofiliege en in aandeelen Kftchenmeister™s Internationale Ultraphoonmaat- schappij, welke laatste ongeveer 35 pet. boven den emissie- prijs werden verhandeld. Van Berkels Patent: 282, 263x/2 (ex. div. 15%; ex claim … 92,50); Centrale Suiker Mij. 75, 80%; Hollandsche Kunstzijde Ind.: 206, 210; Internationale Viscose: 1093/4, 110%; Mackubee: 177, 1823/4; Margarine Unie: 239, 2395/g; Ned. Kabelfabriek: 650, 690; Ned. Kunst¬ zijdefabriek: 410, 428; Philips Gloeilampenfabriek: 777, 7853/4; Ougrée Marihaye: 367%, 366; Separator: 176x/4, 178; Küchen- meister™s Ultraphoon Mij. 9 Nov. 1928: 163, 169%; Fin. Mij. van Kurkondememingen: 115, 1327/g; Zweedsche Lucifer Mij.: 445%, 447x/2. Mijnaandeelen waren stil en weinig veranderd. Alg. Ex¬ ploratie Mij. 122x/4, 1223/4; Billiton le Rubriek: 980, 995; Boeton Mijnbouw Mij.: 2075/s, 208x/2; Müller & Co™s Mijnbouw Mij.: 106x/4, 104x/4; Oost Borneo: 69, 75x/4; Rëdjang Lebong: 154x/2, 152; Singkep Tin Mij.: 365x/4, 360. Van bankaandeelen waren de locale fondsen lichtelijk aan¬ geboden, terwijl Indische credietinstellingen gevraagd waren, in verband met de betere houding van de suikermarkt. Am- sterdamsche Bank: 1873/4; Holl. Bank voor Zuid-Amerika: 68, 64x/2; Incasso Bank: 1233/4, 124; Koloniale Bank: 239, 240; Ned. Ind. Handelsbank: 166, 1677/g; Ned. Handelsbank: 1713/4, 1733/s; R™damsche Bankverg: 106, 105%; Twentsche Bank: 140. GOEDERENHANDEL. GRANEN. 13 November ] 928. Aan de tarwemarkt hebben de prijzen deze week, vooral wat Noord-Amerika aangaat, niet veel wijziging ondergaan. Zij hebben zich echter goed kunnen handhaven, hetgeen niet nalaat in ruimen kring eenige verbazing te wekken, omdat de voorraden speciaal in Canada zoo buitengewoon groot zijn en in Argentinië en Australië binnenkort groote oogsten worden verwacht. Wel heeft in het begin der week de druk dier groote voorraden weder eenige prijsdaling aan de termijn- markten zoowel in Noord-Amerika als in Argentinië teweeg¬ gebracht, maar later trad toch weder eenig herstel in, hetwelk gedeeltelijk veroorzaakt werd door berichten omtrent te sterken regenval in Argentinië, maar vooral door de goede vraag naar de lagere grades van Canadeesche tarwe in ver¬ schillende Europeesche invoerlanden. In de tweede helft der week namelijk zijn de omzetten op verschillende markten zoowel in Engeland als op het vasteland wat toegenomen en in Engeland bestond goede vraag vooral ook voor reeds afge¬ laden partijen. Dit wijst op beperkte voorraden bij de Engelsche molens, welke reeds geruimen tijd door gebrek aan vertrouwen in de tarweprijzen nagelaten hebben tot groote inkoopen over te gaan. Sedert 1 Augustus heeft dan ook de invoer van tarwe in Groot-Brittannië slechts 5.58 millioen quarters bedragen tegen 6.74 millioen in het overeenkomstige tijdvak van het vorige jaar, terwijl ook de invoer van meel vrij wat kleiner was. Nog steeds heeft de bevredigende kwaliteit der lagere Canadeesche grades tengevolge, dat deze ook in Engeland voortdurend worden gekocht en de betere soorten een veel kleiner percentage van den omzet uitmaken dan gewoonlijk. Ook op het vasteland kwamen dagen voor met goeden omzet en dat de wereldverschepingen deze week groot waren en de naar Europa onderweg zijnde voorraden zijn toegenomen, maakte op de markt slechts weinig indruk. De bedoelde stoomende hoeveelheid bedroeg op 10 November bijna 6 millioen quarters, terwijl een week tevoren slechts 5.35 millioen naar Europa onderweg waren. Toch is de stoomende voorraad nog altijd veel kleiner dan het vorige jaar om dezen tijd, toen hij 7.1 millioen quarters bedroeg. Behalve de zoo- even genoemde oorzaken heeft tot de iets betere stemming aan de tarwemarkt van de tweede helft dezer week ook bijge- Industrieele Disconto Maatschappij AMSTERDAM LONDEN MAATSCHAPPELIJK KAPITAAL … 25.000.000.- BERLIJN DARIJS KOPENHAGEN VOLGESTORT GEPLAATST EN RESERVES /12.900.000- Financiering van den afzet van industrieele producten. 14 November 1928 ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN 1013 AANVOEIIEN in tons van 1000 KG. Artikelen Rotterdam Amsterdam Totaal 4/10 Nov. 1928 Sedert 1 Jan. 1928 Overeenk. tijdvak 1927 4/10 Nov. 1928 Sedert 1 Jan. 1928 Overeenk. tijdvak 1927 1928 1927 Tarwe. Rogge . Boekweit. Maïs. Gerst . Haver . Lijnzaad. Lijnkoek.,. Tarwemeel . Andere meelsoorten …. 20.210 1.984 17.111 25.226 2.955 4.261 3.390 3.532 671 1.904.735 182.954 14.054 882.291 450.356 173.085 166.053 170.999 95.126 10.484 1.889.445 357.418 16.416 1.202.923 424.709 188.198 221.785 165.364 105.380 10.749 140 3.801 944 9.627 1.330 58.983 182.146 13.177 617 340 001 1.184 33.076 39.252 743 67 203.998 13.021 2.829 200.279 38.700 1.963.718 182.954 14.054 1.064.437 463.533 173.702 506.054 172.183 128.202 10.484 1.928.697 358.261 16.483 1.406 921 437.730 191.027 422 064 165.364 144.080 10.749 dragen de opnieuw in sterkere mate opgetreden kooplust in Britsch-Indië, dat behalve nieuwe Australische tarwe ook weder oude Plata-tarwe kocht. Tevens werkt tot de vrij goede handhaving van den niet flauwen grondtoon der markt nog de groote invoerbehoefte van het verre Oosten mede, waar misschien weliswaar in China de koopkracht door noodlijdende districten niet groot is, doch waar toch zeker wegens de hier en daar optredende voedselschaarschte in ruime mate buiten- landsche tarwe gekocht wordt. De verschepingen naar niet- Europeesche destinaties hebben dit jaar sedert 1 Augustus reeds 4.38 millioen quarters bedragen tegen 2.9 millioen in hetzelfde tijdperk van het vorige seizoen. Ook het steeds meer waarschijnlijk wordende vooruitzicht, dat Rusland er ten¬ slotte wel toe zal moeten overgaan, broodgraan te impor- teeren, heeft een weinig als haussefactor gegolden, doch groote kracht ging daarvan niet uit, want op denzelfden dag, waarop uit Winnipeg bericht kwam, dat Rusland als kooper voor tarwe optrad, daalde daar juist de markt onder den druk der groote voorraden. Verdere verbetering der markt is behalve door de groote Noord-Amerikaansche voorraden en de goede vooruitzichten in het Zuidelijk halfrond nog tegengewerkt door regenval in die streken der tarwegebieden van de Vereenigde Staten, waar over droogte geklaagd werd, alsmede door mede- deelingen uit Frankrijk, dat de opbrengst van den tarwe-oogst daar zooveel meevalt, dat die waarschijnlijk grooter zal blijken te zijn dan in het vorige jaar. Uit Duitschland komen telkens weder klachten over onvoldoenden meelafzet, hetgeen de toe¬ name van den kooplust tegenhoudt en in Centraal-Europa beklaagt men zich zeer over de groote voorraden aan tarwe, waarvoor geen voldoende afzet te vinden is. Speciaal in Hongarije is dat het geval, omdat de omliggende landen, die gewoonlijk van Hongarije tarwe betrekken, dat nu niet doen. Bij de groote waarschijnlijkheid, dat binnenkort in Argentinië een groote oogst aan tarwe zal worden binnengehaald, zijn de Argentijnsche verschepingen den laatsten tijd grooter geweest en ook deze week waren zij weder voor dezen tijd van het jaar van flinken omvang. Toch is wegens de goede oogstvooruit- zichten de Argentijnsche tarwemarkt deze week overwegend flauw geweest met een prijsverlaging aan de termijnmarkten van 20 a 35 centavos per 100 KG. Te Chicago en Winnipeg bedroeg de prijsdaling ten slotte ruim 1 dollarcent per 60 lbs. Rogge is in Noord-Amerika in het begin der week flauw geweest tengevolge van onvoldoende vraag in Europa, waar niet slechts in verreweg het grootste gedeelter der behoefte door de eigen oogsten wordt voorzien, maar waar tevens de kwaliteit der Amerikaansche rogge van den nieuwen oogst teleurstelling wekt. De vraag daarvoor is dan ook bij voort¬ during onbevredigend en verschepingen van rogge uit Noord- Amerika waren deze week aanzienlijk kleiner dan den laatsten tijd het geval was geweest. Ook in Noord-Amerika zelf is de kooplust voor rogge niet groot en er hebben zich daar sedert eenigen tijd aanzienlijke voorraden gevormd. Eenig prijs¬ herstel is tenslotte wel ingetreden en op 10 November sloot de termijnmarkt te Chicago voor rogge op vrijwel hetzelfde niveau als een week tevoren. Maïs opende deze week nog in vaste stemming, doch reeds zeer spoedig ging die verloren, hetgeen vooral het gevolg geweest is van goedkoop aanbod uit Noord-Amerika, waar het weder gunstig was voor het ter markt brengen van de nieuwe maïs. Zeer welkom zijn voor den Europeeschen importhandel den laatsten tijd de berichten uit Amerika over de goede kwali¬ teit der nieuwe maïs, omdat bij het ontbreken van een export- surplus van eenige beteekenis in Zuid-Oostelijk Europa en de afname der Argentijnsche verschepingen de Noord-Ameri¬ kaansche maïs in dit seizoen een groote rol op de Europeesche markt zal dienen te vervullen. Toen de markt tengevolge van het iets goedkoopere Noord-Amerikaansche aanbod een minder vaste houding aannam, was ook Platamaïs spoedig weder vrij wat goedkooper te koop, vooral toen ook aan de termijnmarkt te Argentinië een verlaging intrad en bovendien in Europa de vraag afnam. Daar was namelijk de kooplust voor Platamaïs op aflading tot de zeer veel hoogere prijzen dan die, waarvoor maïs uit Noord-Amerika te koop is, al spoedig aanzienlijk bekoeld, terwijl tevens voor spoedige Plata¬ maïs de markt hier en daar en vooral ook in Nederland gedrukt werd door groote aanvoeren. Vrij groote verschepingen van maïs uit Argentinië hebben bovendien deze week een herstel tegengehouden, dat toch wegens den beperkten omvang van de naar Europa onderweg zijnde hoeveelheden en de groote waarschijnlijkheid, dat binnenkort Noord-Amerika de maïs- markt zal beheerschen, anders wel door velen werd verwacht. Ook de nog steeds lage prijzen van voergerst houden voor maïs prijsstijging tegen, omdat zij het verbruik van de dure maïs belemmeren. Hetzelfde is ook het gevolg van de in ver¬ gelijking met maïs lage prijzen voor tarwe en rogge, waardoor deze graansoorten vrij algemeen als veevoeder worden ge¬ bruikt. Zaken in Platamaïs en Noord-Amerikaansche maïs, welke eenigen tijd naar Honagrije en zelfs naar Zuid-Slavië zijn gedaan, zijn dan ook den laatsten tijd niet meer voorge¬ komen. Slechts Platamaïs van den nieuwen oogst ter ver¬ scheping in den volgenden zomer worden in Oostenrijk en Hongarije vrij geregeld verhandeld. Verbetering is echter op de maïsmarkt in de tweede helft der week ingetreden, toen het Washingtonsche maandrapport per 1 October werd bekend gemaakt. Dit rapport bevatte namelijk een schatting van den maïsoogst der Vereenigde Staten van 2895 millioen bushels, terwijl de schatting een maand geleden 2903 millioen bedroeg en in 1927 2786 millioen bushels werden binnengehaald. Daar verhooging der raming dus was uitgebleven, Volgde hierop zoowel aan de Argentijnsche termijnmarkten als te Chicago een prijs verhooging, die ook in Europa gevolgd werd, maar op 12 November stelde de Europeesche maïsmarkt teleur en zakten ook te Buenos Aires en te Rosario de prijzen weder wat in. Te Chicago was de markt gesloten, nadat de prijsstijging der laatste dagen het prijspeil daar in vergelijking met het begin der week 2 a 2J/2 dollarcent per 56 lbs. had bedragen. In Argentië bedroeg de prijsdaling, die ook op 12 November nog eenigen voortgang maakte, 5 a 15 centavos per 100 KG., maar op den 13den scheen de grondtoon der markt toch weder wat beter, ook in Europa. Vaster is in den loop dezer week de markt geloopen voor gerst. Aanvankelijk was Noord-Amerikaansche voergerst in Nederland nog tot zeer lage prijzen te koop als gevolg van den druk, die geoefend werd door de bekende, speciaal in Duitsch¬ land, ondervonden moeilijkheden met de kwaliteit. Tot weder aanzienlijk verlaagde prijzen werd veel gerst, die oorspronkelijk naar Duitschland bestemd was, aan de Nederlandsche markt opgenomen, en tegelijkertijd ontwikkelde zich hier in verband met de lage prijzen een zeer levendige vraag voor deze gerst- soort, omdat de bedoelde moeilijkheden in Nederland in steeds mindere mate ondervonden worden. Ook in Duitschland zijn dë ervaringen den laatsten tijd wat beter geworden en de om¬ streeks het midden der week begonnen verbetering der prijzen voor Noord-Amerikaansche voergerst heeft later verderen voortgang gemaakt met levendige vraag zoowel voor aange¬ komen en spoedige partijen als voor latere aflading. Dit is ge¬ paard gegaan met een aanzienlijke verhooging der prijzen in overeenstemming met de eveneens aan de termijnmarkt te Winnipeg opgetreden prijs verhooging. Belangstelling be¬ stond in Duitschland vooral voor Canadeesche gerstsoorten, maar in Nederland werd speciaal voergerst uit de Vereenigde Staten gekocht. Van minder beteekenis zijn de zaken in gerst deze week in Engeland geweest, terwijl voor andere soorten dan Noord-Amerikaansche en Canadeesche gerst de vraag overal onbevredigend is. Donaugerst is dan ook overal flauw en moeilijk te plaatsen en houders hebben zich genoodzaakt gezien hun prijzen geregeld te verlagen zonder daarmede te bereiken, dat zaken van eenige beteekenis naar West-Europa tot stand konden komen. Nu de moeilijkheden met de Noord- Amerikaansche voergerst iets minder ernstig worden, bestaat voor de koopers der invoerlanden, minder aanleiding om voor Donaugerst zooveel hoogere prijzen te betalen. Aan de 1014 ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN 14 November 1928 termijnmarkt te Winnepeg heeft de prijsverhooging voor gerst in den loop der week lx/4 a ls/4 dollarcent per 48 lbs. bedragen, nadat eerst een daling van lI/2 cent had plaats gevonden. In overzeesche haver zijn de zaken naar Europa deze week weder van weinig beteekenis geweest. In Engeland werden wel beperkte hoeveelheden van de goedkoope haversoorten der Vereenigde Staten gekocht, doch over het algemeen was de omzet in Engeland beperkt en vooral voor nieuwe Platahaver en Chilihaver bestond slechts zeer weinig belangstelling. Duitschland is voortdurend met aanbod van haver aan de markt en zoolang Canada en de Vereenigde Staten hunne prijzen niet verlagen, houdt dit aanbod zaken in overzeesche soorten tegen. SUIKER. Voor het oogenblik schijnt de daling der prijzen op de ver¬ schillende suikermarkten tot stilstand gekomen te zijn en plaats gemaakt te hebben voor eene verbeterde stemming. Het lage niveau, waarop de prijzen waren aangeland, heeft althans tot meerder interesse zijdens Raffinadeurs en spe¬ culanten aanleiding gegeven. In New York reageerde de termijnmarkt hierop met oploopende noteeringen en het slot lag de afgeloopen week ongeveer 10 punten hooger voor alle posities dan de opening. De noteeringen aan het einde der week waren :Dec. 2.05; Jan. 2.05; Mrt. 2.12; Mei 2.19; Juli 2.26; en Sp. C. 3.89. , Nadat voor Ruwsuiker 2. Š d. c. c. & fr. was betaald op basis van Cubasuiker, kon de prijs hiervoor weder komen op eene noteering van 2y32 d. c. De ontvangsten in de Atl. havens der V. S. bedroegen deze week 26.000 tons, de versmeltingen 64.000 tons tegen 49.000 tons in 1927 en de voorraden 234.000 tons tegen 197.500 tons. De laatste Cuba statistiek is als volgt: Cubaansehe prod, tot 6 Nov Consumptie. Weekontv. afscheephavens. Totaal sedert 1 Jan. Weekexport. Totale export sedert 1 Jan. Voorraad afscheephavens… Voorraad Binnenland …. 1928 1927 1926 Ton Ton Ton 4.037.833 ‚4.508.521 4.884.658 88.060 126.521 130.000 18.377 36.483 43.959 3.694.090 4.113.444 4.545.144 46.814 69.845 59.858 3.211.778 3.615.664 4.170.054 445.164 497.780 375.090 292.831 268.556 209.514 Naar verluidt werd door President Machado het decreet geteekend, waarbij de datum van het begin van den a.s. Cubaoogst op 1 Jan. 1929 werd vastgesteld. De restrictie heet beëindigd te zijn. In Genève hebben onlangs door het Comité voor Economische vraagstukken van den Volkenbond besprekingen plaats gehad, waarbij ook de Wereld-Suikerpositie ter sprake kwam. Tastbare resultaten werden weliswaar nog niet be¬ reikt, doch het Sub-Comité zal op de eerstvolgende zitting van het Comité in Januari a.s. deze aangelegenheid ingrijpend in behandeling nemen. In Engeland verhoogden Raffinadeurs den prijs van hun product deze week met 3 d. Op de termijnmarkt konden de noteeringen tusschen S1^ en 6 d. verbeteren. Voor ruw¬ suiker sloten de noteeringen als volgt: Dec. .. Sh. 9/3 Mei Sh. 9/6?^ Maart — 9/4^ Aug. — 9/9% Sept. — 9/10%,’ De Zichtbare voorraden zijn volgens Czamikow: 1928 1927 Duitschland 1 Oct. Tsjechoslowakije 1 Oct. Frankrijk 1 Oct. Nederland 1 Oct. België 1 Oct. Polen 1 Oct. Engeland 1 Oct. geïmpt. suiker — 1 — Binnenl. suiker Totaal Europa.. V.S. Atlant. havens 3 Oct. .. Cubaansehe Havens 29 Sept.. . Cuba binnenland 29 Sept. .. Totaal . 1926 Ton Ton Ton 101.000 80.000 79.000 47.000 9.000 44.000 62.000 07.000 45.000 33.000 29.000 63.000 25.000 14.000 18.000 14.000 4.000 22.000 134.000 258.000 371.000 2.000 Š _ 418.000 461.000 642.000 343.000 183.000 216.000 630.000 672.000 603.000 459.000 464.000 458.000 1.850.000 1.780.000 1.919.000 Op Java verkochten de V.I.S.P. nog ongeveer 5000 tons Superieur uit oogst 1928 tot / 13,50 per 100 KG. De markt voor tweedehands suiker was stil, en er kwam in de prijzen na¬ genoeg geen verandering. Hier te lande opende de markt op vrijwel dezelfde noteeringen als aan het slot der voorafgaande week. Evenals in het buitenland verbeterde de stemming en werd meer kooplust kenbaar, waardoor prijzen aantrokken en aan het slot de stemming zelfs vast genoemd kon worden. De laatste noteeringen waren: Dec. ongeveer … 133/d; Mrt. / 14ys; Mei … 14y4 en Aug. … 143/4. De omzet bedroeg deze week 3350 tons. STATISTISCH OVERZICHT Jaargemidd. 1925 Januari 1926 Februari — Maart — April — Mei — Juni — Juli Augustus — September — October — November — December — Januari 1927 Februari — Maart — April — Mei — Juni — Juli Augustus — September — October — November — December — Januari 1928 Februari — Maart — April — Mei — Juni — Juli Augustus — September — October — 5 November ., 12 — TARWE HardWinter No. 2 loco Rotterdam/ Amsterdam per 100 K.G. ROGGE American No.22) loco Rotterdam per 100 K.G. fl. 17.20 *16,90 *16,30 *15,375 *16,10 *16,325 *16,125 *16,20 15,35 14,80 15,75 16,025 15.40 15,225 15,225 15,05 14.80 15,75 15.60 15,10 34,875 14,70 13,725 13,45 13.40 13,50 13.80 14.60 15,30 15.30 14375 14.25 12,00 11,65 12,28 12.30 12.25 °/o 100,0 98.3 94.8 89.4 93.6 94.9 93.7 94.2 89.2 86,0 91,6 93.2 89.5 88.5 88.5 87.5 86,0 91.6 90.7 87.8 86.5 85,5™ 79.8 78.2 77.9 78.5 802 84.9 88.9 88,9 83.6 82,8 69,8 67.7 71.4 71.5 71.2 fl. 13,075 11.475 t 11,525 f 11,475 f 11,45 f 11,00 11.125 12,175 11.825 11,95 12,325 12,60 12,20 12,50 13,05 12,70 12.825 13.575 13,20 12,05 11,45 12,15 11,45 12.125 12.575 12,70 12,875 14,00 14,975 15.475 14,275 13,075 12,625 11.575 12,27 12,00 12,25 °/o 100,0 87,8 88,1 87.8 87.6 84.1 85.1 93.1 90.4 91.4 94.3 96.4 93,3 95.6 99.8 97.1 98.1 103.8 101,0 92.2 87.6 92,9 87.6 92.7 96.2 97,1 98.5 107.1 114.5 118,4 109.2 100,0 96.6 88.5 93.8 91.8 93.7 i) Men zie voor de toelichting op dezen staat * Manitoba No. 3. f Zuid-Russische. MAÏS La Plata loco R™dam/A™dam per 2000 K.G. GERST Amer.No.23) loco Rotterdam per 2000 K.G. LIJNZAAD La Plata loco R™dam/A™dam per 1960 K.G. STEENKOLEN Westfaalsche bunkerkolen, ongezeefd f.o.b. R™dam/A™dam per 1000 K.G. PETROLEUM Mid. Contin. Crude 33 t/m 33.90 Bé s.g. per barrel IJZER Cleveland Foundry No. 3 f.o.b. Middlesbrough per Eng. ton KOPER Standaard Locoprijzen Londen per Eng. ton fl. 231.50 190.25 174,00 167.75 177.50 168.50 171,00 175.25 170.50 170,00 175.50 177.75 173.50 165,00 167,00 164.50 173,00 172.75 175,25 171.50 178.50 179.50 178.75 184.75 201,00 207.50 226.50 240.75 239.50 238.50 234,00 246.75 214.75 198.75 218.50 230,00 227,00 °/o 100,0 82,0 75.2 72.5 76.7 72.8 73.9 75.7 73.7 73.5 75.8 76.8 74.9 71.3 72.1 71.1 74.8 74.6 75.8 74.1 77.1 77.5 77.2 79.8 86.8 89.6 97.8 104,0 103.5 103,0 101,0 106.6 92.8 85.9 94.4 99.4 98,1 fl. 236,00 184.25 175,00 174.50 194.75 192.50 198.75 200.50 190.50 204.75 218.75 215,00 210.75 222.25 230,00 219.25 237.50 258.25 246,00 235.75 252.50 233.25 230.50 233.25 246.25 247.75 243.75 255.75 261,00 260.75 252.50 241,00 226.75 198.25 189.50 180,00 189,00 °/o 100,0 78.1 74.2 73.9 82.5 81.6 84.2 85,0 80.7 86.8 92.7 91.1 89.3 94.2 97,5 92.9 100,6 109,4 104.2 99.9 107,0 98.8 97.7 98.8 104.3 105,0 103.3 108.4 110,6 110.5 107,0 102,1 96.1 84,0 80.3 76.3 80.1 fl. 462.50 370.75 353,00 330,00 335.75 334.50 360,25 382.50 376.50 360.25 367.75 382.50 373.75 362.50 373.75 354.75 351.50 373.75 372.75 367.75 368.25 369.50 359,00 349.75 348.25 361,00 361,00 350.75 358.25 372,00 365.25 359.75 350.75 350,75 366,00 377,00 381,00 u/o 100,0 80,2 76.3 71.4 72.6 72.3 77,9 82.7 81.4 77.9 79.5 82.7 80.8 78.4 80,8 76.7 76,0 80.8 80.6 79.5 79.6 79.9 77.6 75.6 75.3 78,0 78,0 75.8 77,5 80.4 79,0 77.8 75.8 75,8 79,1 81.5 82,4 fl. 10,80 10,05 10,20 9,85 10,00 13.10 13,85 16.35 17.25 25,50 31.10 38.25 19,00 13.35 12.10 11.25 11,00 10.95 11,00 11,10 11,05 10,90 10,90 10,65 10,60 10,30 10,00 9.95 10,05 10,60 10,10 10,10 10,05 10,00 9,95 10.25 °/o 100,0 93.1 94,4 91.2 92.6 121.3 128,2 151.4 159.7 236,1 288,0 353.7 175.9 123.7 112,0 104,2′ 101.9 101.4 101.9 102.8 102,3 100.9 100,9 98.6 98.1 95.4 92.6 92.1 93.1 98.1 93.5 93.5 93.1 92.6 92.1 94,9 $ 1.68 1.51 1.80 1.80 1.80 1.93 2.05 2.05 2.05 2.05 2.05 1.81 1.75 1.75 1.70 1.26 1.22 1.22 1.22 1.22 1.22 1.22 1 22 1.22 1.22 1.22 1.21 1.19 1.19 1.19 1.19 1.19 1.21 1.21 1.39 1.18 _5) °/o 100,0 89,9 107,1 107,1 107.1 114,9 122,0 122,0 122,0 122,0 122,0 107,7 104.2 104.2 101.2 75,0 72,6 72,6 72,6 72,6 72,6 72,6 72,6 72,6 72,6 72,6 72,0 70,8 70,8 70,8 70,8 70,8 72,0 72,0 70,8 70,2 _5) de nummers van 8 en 15 Augustus 1928 (No. 658 en 659) pag. 689/90 en 709. Sh. 73/- 70/- 70/6 70/6 70/6 73/- 76/6 87/- 90/6 94/6 118/- 120/6 99/6 85/6 83/6 81/- 80/- 74/- 70/- 70/- 69/- 65/- 65/- 65/- 65/- 65/- 65/- 65/6 66/- 66/- 66/- 66/- 66/- 66/- 66/- 66/- 66/- °/o 100,0 95,9 96,6 96,6 96.6 100,0 104,8 119.2 124,0 129.5 161.6 165,1 136.3 117.3 114.4 111,0 109,6 101.4 95,9 95,9 94,5 89,0. 89,0 89,0 89,0 89,0 89,0 89.7 90,4 90,4 90,4 90,4 90,4 90,4 90,4 90,4 90,4 ÖZ.l/O 59.3/- 59.12/- 58.15/6 57.7/6 56.9/6 56.17-6 58.2/- 58.19/6 58.15/- 58.7/6 57.6/6 56.19/6 55.7/6 54.16/- 55.17/- 55.2/6 54.14/- 54.2/6 53.19/- 55.5/6 54.13/- 55.5/- 59.1/- 60.2/- 62.-/- 61.12/- 61.3/6 61.14/6 2) = Western vóór 95.3 96,0 94.7 92.4 91,0 91.6 93.6 95,0 94.6 94,0 92,3 91.8 89.2 88.3 89.9 88,8 £8,1 87,2 86.9 89.0 88,0 89,0 95.1 96.8 99.9 99.2 98.6 99.4 101,1 102,9 101.3 100.7 102,1 105.7 108.7 109.3 de invoering va: 62.15/- 63.17/- 62.18/- 62.10/6 63.8/- 65.12/- 67.10/- 67.17/6 14 November 1928 ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN 1015 KATOEN. Ontvangsten in- en uitvoeren van Amerikaansehe havens. (In duizendtallen balen). 1 Aug. ™28 tot 2 Nov. ™28 Overeenkomstige periode 1927 1926 Ontvangsten Gulf-Havens. — Atlant.Havens Uitvoer naar Gr.Brittannië — . —™t Vasteland etc. — — Japan. | 4213 477 1462 472 4034 310 1651 363 5153 722 1756 338 Voorraden. (In duizendtallen balen). Zaken in de doekmarkt zijn van weinig beteekenis geweest. De iets flauwere katoenprijzen schijnen een goede vraag te hebben meegebracht en aan de beurs schenen fabrikanten gisteren druk bezig te zijn hun calculaties te herzien. Er gingen geruchten, dat er tegen het einde van de vorige week meer zaken gedaan werden in dhooties en lichtere soorten voor Indië, doch dit schijnt geen invloed op de markt te hebben gehad. In afwachting van het Bureau-Rapport, dat morgen verschijnt, valt er momenteel weinig over de markt te zeggen, met uitzondering misschien, dat de algemeene gevoelens optimistischer en prijsideeën van koopers niet zoo hopeloos meer zijn als een tijdje geleden. Dit wordt algemeen beschouwd als een teeken, dat men meer belangstelling in de markt begint te toonen. 2 Nov. ™28 Overeenkomstig tijdstip 1927 1926 Amerik. havens. Binnenland . 2050 1034 10 239 269 2309 1196 215 392 618 2389 1261 93 526 478 New York. New Orleans. Liverpool . Marktbericht van de Heeren Sir Jacob Behrens & Sons. Manchester, d.d. 7 November 1928. Amerikaansehe katoen heeft zich gedurende de afgeloopen week tusschen nauwe grenzen bewogen en het ongunstige weer schijnt geen invloed op noteeringen te hebben. Het volgend Bureau-Rapport verschijnt morgen en het gemiddelde der privé-schattingen is iets onder 14l/2 millioen balen. Het is wel vermeldenswaard, dat de afname van Engeland tot eind October gedurende de laatste drie jaren nog geregeld is toe¬ genomen, evenals het percentage voor het Continent. Het percentage door Amerika afgenomen is overeenkomstig ver¬ minderd en heeft gedurende de beide laatste jaren minder dan 50 procent bedragen. Egyptische katoen is vast geweest. Bijna alle spinners rapporteeren een buitengewoon flauwe week voor garens. Verkoopen zijn grootendeels gering ge¬ weest en elke order boven 5000 pond schijnt een zeldzaamheid te zijn. De eenige markt, die in dit opzicht vermeld dient te worden is Indië, waarvoor een goede handel in 60er ringbundels bestaat en waar ook een opleving in Medio ringnummers heeft plaats gehad. Prijzen van Amerikaansehe garens noteeren 1/i d. lager dan de vorige week. Egyptische garens zijn onver¬ anderd in prijs en de handel is kalm. Verkoopen hebben voor¬ namelijk voor binnenlandsch verbruik plaats gehad met uit¬ zondering van enkele zaken in gekamde garens voor Indië. Liverpoolnoteeringen Oost. koersen SOOct. 6Nov. 310ct. 7Nov. T.T. opBr.-Indië 1/673T 1/6/j F. G.F. Sakellaridis 17,75 17,80 T.T.op Hongkong 2j0^ 2|0)£ G. F. No. 1 Oomra 6,65 6,40 T.T. op Shanghai 2/7^ 2/7# KOFFIE. In de afgeloopen week was koffie iets flauwer gestemd, in tegenstelling met de vorige week, toen de markt over het algemeen genomen vrij vast was. De kost- en vracht-aanbie- dingen van Brazilië liepen voor Santos en voor Rio circa 7 v » v v »» 728.100,Š 7.020.000,Š 7.102.530,01 38.340.000,Š 41.222.536,48 23.849.782,33 400.000,Š 10.680.236,19 582.424,01 15.736.325,Š – — 122.802.912,91 Voorschotten op Consignatiën. — 1.685.833,45 Gebouwen .. — 5.956.832,79 Totaal. f 276.107.613,17 CREDIT Kapitaal…….. Reservefonds.. Aandeelhouders voor gedeponeerde Effecten als waarborg voor 90 pCt. storting op aandeelen B . … 728.100,Š in Leen-Depot. — 37.611.900,Š Zieken- en Pensioenfonds Deposito™s. Prolongatie-Deposito™s . . Saldi Rekeningen-Courant ..f 81.504.021,01 — — — voor gelden in het Buitenland .. — 3.669.368,63 f 36.000.000,Š — 14.500.000,Š — 38.340.000,Š — 3.392.528,63 — 67.072.391,05 — 5.578.300,Š Daggeldleeningen. De Nederlandsche Bank- . Te betalen Wissels. Geaccepteerd door derden Diverse Rekeningen. — 85.173.389,64 — 1.000.000,Š 5.427.977,42 — 13.005.472,14 — 2.697.940,43 — 3.919.513,86 f 276.107.513,17 Totaal U NOVEMBER 1928 1SE JAARGANG No. 672 Nederlandsch Indische Handelsbank AMSTERDAM ™S-GRAVENHAGE ROTTERDAM BATAVIA AMOY.AMPENAN,BANDOENG,BOMBAY,CALCUTTA, CHERIBON, GORONTALO, HONGKONG, KOBE, MAKASSAR, MEDAN, MENADO, PALEMBANG, PASSOE- ROEAN, PEKALONGAN, PROBOLINGGO, SEMARANG, SHANGHAI, SINGA¬ PORE, SOERABAYA, TEGAL, TJILATJAP, TOKIO, WELTEVREDEN, YOKOHAMA Naamlooze Vennootschap Maatschappij tot Vervaardiging van Snijmachines volgens —van Berkel™s Patentfl en van andere Werktuigen, te Rotterdam. Uitgifte van 4667 Aandeelen a…800 Ł-nom.elk De ondergeteekende bericht dat, behoudens goedkeuring van de aanhangige voorstellen tot statutenwijziging door de Vergadering van Aandeelhouders en de daarop te verkrijgen Koninklijke Bewilliging, de Inschrijving op bovengenoemde aandeelen, uitsluitend voor Aandeelhouders, zal zijn open¬ gesteld op: MAANDAG 19 NOVEMBER a.s. van des voormiddags 9 tot des namiddags 4 uur, tot den koers van 175 °/0 bij hare kantoren te Amsterdam, te Rotterdam en te VGraven- hage, op de voorwaarden van het prospectus dato 10 Novem¬ ber 1928, waarvan exemplaren met inschrijvingsbiljetten bij bovengenoemde kantoren verkrijgbaar zijn. AMSTERDAMSCHE BANK Amsterdam, 10 November 1928. N.B. De aandacht wordt er op gevestigd dat claims van Aandeelen a … 640,Š nom. bruin gekleurd zijn, die van Aandeelen a … 320,Š nom. blauw. Naamlooze Vennootschap Wilton’s Machinefabriek en Scheepswerf Rotterdam Scheepsbouw en Machinefabricage. Speciale inrichting voor reparatiën van eiken omvang. Vijf droogdokken met lichtvermogen tot 46000 ton. m Dwarshelling. Drijvende kranen met een lichtvermogen tot 120 ton. ~ , , 6707, 6708, 7303 _ . , .. Telefoon: 73Q4 7305 ?325 Telegramadres: —WILTONfl Rotterdam ‘nm, Waarom adverteeren in, en ™n exempl. koopen van KELLY™S DIRECTORY! Omdat deze uitgave jaarlijks wordt gekocht en geraadpleegd door tien. duizende gr o o te firma™s over de geheele wereld, en U, wanneer Uw naam daarin opvallend is gedrukt, voortdurend exportaanvragen zult ontvangen. Op Uw beurt vindt U er de adressen in van alle handelslichamen, welke in Uw artikel belang stellen, zoodat de gelegenheid om het aantal Uwer relaties uit te breiden, voor het grij. pen ligt. Wanneer U Exporteur, Importeur, Fabrikant of Groothandelaar is, moogt U niet nalaten zich ten minste van de uitstekend bekend staande Kelly™s Directory op de hoogte te stellen. Vraagt kosteloos prospectus of bezoek van een vertegenwoordi. ger aan NIJGH & VAN DITMAR™S UITGEVER S-MA ATS CHAPPIJ WIJNHAVEN 113 Š ROTTERDAM TELEFOONNUMMER 7843 NIJGH & VAN DITMAR™S BOEK- EN HANDELSDRUKKERIJ, ROTTERDAM

Auteur