Ga direct naar de content

Jrg. 10, editie 481

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 18 1925

18 MAART 105

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.

Economi*schpwStatistische

Beriec”hten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FINANCIËN EN VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE,ÇINTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART

UITGAVE VAN HET INSTITUUT VOOR ECONOMISCHE GESCHRIFTEN

10E
JAARGANG

WOENSDAG I MAART 1925

No. 481

INHOUD.
BIz.
MIJNcoNcEss!Es BIJ DE
Wzr door
Prof. Mr. D. van Blom
230
De wijze van realisatie van de opbrengst van Neder-
landsch-Indische vreemde Valuta.Leeningen door
Dr.
D.
J. Itulshoff Pol
Jr. ………………………
230
Het begrip ,,Waarde” voor de toepassing der Tarief wet
door
J.
van
der Poel
.
………………………
232
Nogmaals: Kroon, Minister en Landvoogd door
Dr:
C.
Oerretson
…………………………………
234
BUITENLANDSCHE MEDEWERKING:
De deviezen der Oostenrijksehe Nationale Bank door
Dr.

R.

Kerschagt

…………………………
236
1)eensche Valutapolitiek
1920—’25
II
(Slot) door
L.
Estrup

…………………………………
238
AANTEEKENINOEN:
Statistisch Overzicht van den economischen toestand
van

Nederland

………………………….
239
Gaat Frankrijk meestbegunstiging verleenen?

De
Fransch-Duitsche onderhandelingen …………
239
Amerikaansche Saldi te Londen ……………….
241
Zilverproductie der wereld in.
1924

……………
241
Dr. Schacht over kapitaalvorming en Organisatie der
geldmarkt iu

Duitchland

………………….
241
OVERZICHT VAN

TIJDSCIII1IFTEN
……..-
………….
242
MAANJJC1.IFEES:
Emissies in

Februari

1925
………………

….
244
Giro-omzet bij De Nederlandsche Bank …………
244
STATISTIEKEN EN OVERZICHTEN
……………..
244-251

WEEKBLAD

ËÖONOM1SCH-StktÏSTJSdHE BERICHTEN

COMMISSIE VAN ADVIES.
J.
van Hasselt Jhr. Mr. L. H. van Lennep;
Prof.
Dr. E. Moresco; Mr. Dr. L. F. H. Regout; Dr. E. van
Welderen Baron Rengers; Mr. Q. J. Terpstra;
Prof. Mr. F. de Vries.

Gedelegeerde léden. Prof. Mr. D. van Blom;
Prof. Mr. H. R. Ribbius.

Redacteur-Secretaris: D. J. Wansinic.
Advertenties f 0,50 per regel. Plaatsing bij abonne-
nsent volgers tarief. Administratie vah abonnementen
en advertenties: Nijgh & van Ditmar’s Uitgevers-
Maatschappij, Rotterdam, Amsterdam, ‘s-Gravenhage.

17
MAART
1925.

De geidmarkt bleef ook deze week zeer ruim, maar

hoewel de prolo»gatierente opnieuw beduidend lager

was en enkele dagen zelfs IY4 pOt. genoteerd werd,

is het aanbod van geld, vooral voor eenigszins ]angeren

termijn, lang niet zoo dringend als voor de maand-
wisseling. Particulier disconto noteerde 2 pOt. Het

aanbod van geld was op dezen koers zeer ruim, maar

desniettegenstaande gelukte het sléchts in zeer enkele
gevallen om zelfs het allerpuikste papier toteen lagere

rente onder te brengen. De nieuwe week opende zelfs

vaster op 2Y8 pOt. * * *

De Minister van Financiën stelt de inschrijving

open op schatkistpapier op 23 Maart a.s. Aangeboden

worden wederom 3- en 6-maands promessen en bil-

jetten met een looptijd van.. 1 jaar tot een totaal

;bedrag van
f
65 millioen..

Op den weekstaat van De Nederlandsche Bank geeft

t
de post binnenlandsche visels, na de kleine stijging

van ver]eden week, thans een daling van f 4,3 millioen

-te zien, welke zich voor het grootste deel verklaren

_lat uit aflossing van 3 millioen schatkistpapier.

De beleeningen blijken met f 3,1 millioen te zijn

jtoegenomen. Deze stijging betreft uitsluitend deffec-

,tenbeleeningen én komt voor het grootte gedeelte

voor rekening van de Hoofdbank.

Het ,renteloos voorschot aan hdt. Rijk daalde met

14,8 millioen. De metaalvoorraad der Bank steeg met

?een goede f 300.000. De post papier op het buitenland

vertocnt een vermeerdering van f 5,9 millioen,’terwijl

de diverse rekeningen op – de actiefzijde der balans

zich rondf 9 millioen lager stelden.
De biljettencirculatie blijkt met f 5,3 millioen te

Isijn afgendmen. ‘De rekenixgcourantsaldi geven een

eruggang van f 4,3 millioen te zien. Het beschikbaar

…tialsaldo steeg met f 2,1 millioen. Het dekkings

percentage bedraagt ruim 55:

De wisselmarkt was wederom vast voor Ponden.

iVrijdag werd een nieuw hoogterecordbereikt en 11,98k

betaald; Een kleine inzinking volgde, maar de stem-

ming bleef vast. Dollars’ waren daarentegen ‘ iets

flauwer; slot ca. 2,50. Fransche franken zeer ge-

‘voelig. De stemming blijft flauw, slechts de krachtige

steun van de Fransche’ regeering houdt den koers

zooveel mogelijk op peil. Behoudens een niet onbe-

langrijke
stijging
van Kopenhagen en Ohristiania

k
aren de overige wissels vrijwel onveranderd.
.1


LONDEN,
16
MAART 1925.

Geld en disconto waren vast gedurende de eerste
helf t van de afgeloopen week, zonder echter eenig

‘teeken van pressie te vertoonen.

Tegen het einde der week werd geld ruim en onder

.den invloed daarvan en van de concurrrentie voor

‘de schatkistpromessen, die nu den gewilden verval-

aatum van de tweede helft ‘van Juni dragen, werd

disconto eveneens iets gemakkelijker;
4
/1 pOt. voor

f
prim a bankwissels.

– Heden geen verandering. Schatkist promessen waren

gezocht â 4
1
1
4
_S/
1e
pOt. De geldruimte zal echter

– vermoedelijk deze week door belastingincasseering

tijdelijk tot begin April verdwijnen.

De Wisselkoersen op New Yôrk • en Amsterdam

“b&vogen zich gedurende de geheele week ten gunste van

het Pond Sterling: Slotkoersen heden 4.78/ : 11.97.

230

ECONOMISCRSTATISTISCHE BERICHTEN

18 Maart 1925

MIJNCONCESSIES BIJ DE WET.

Het stelsel onzer mijnwet van 1810 is, dat mijn-

concessies worden verleend door de Kroon in Rade,

d.w.z. bij Koninklijk Besluit nadat hierop de Raad

van State van advies heeft gediend.
De bedoeling des wetgevers van 1810 met dit voor-

schrift is kennelijk geweest om het scheppen van een

zoo belangrijk ding als eigendomsrecht op delfstof-

afzettingen– een concessie-acte toch geeft, eigen-

domrecht op de mijn — te leggen in dezelfde hand,
die de wetten had te maken en te fatsoeneeren. Des-

tijds immers rustte in Frankrijk – en naar het staats-

recht van dit land hebben wij in dit geval te zien,

want nog steeds is
bij
ons de Pransche mijnwet van
kracht—het zwaartepunt der wetgevende macht bij

deh Oonseil d’Etat, niet
bij
de volksvertegenwoordiging.

Zeker reeds sinds 1848 toen onze Tweede Kamer’

het recht van amendement verwierf, en later te sterkèr

naar mate het zwaartepunt der wetgeving al meer

zich van de Kroon naar de Kamer verlegde, werd
het verleenen van concessies door de Kroon in Rade:

een anomalie, een afwijking van geest en toeleg der
,

wet van 1.810, al bracht de
ongewijzigd
gebleven

letter der wét deze
afwijking
mede, al had de be-

doeling der wet niet zonder
wijziging
van haar tekst

blijvend kunnen worden verwezenlijkt en al zat hier,

ook nog deze (grootendeels trouwens formeele) moei-

lijkheid, dat de Regeering wel van• een raadsadvies,

niet van een wetje kan afwijken. Thans komt een wetsontwerp-Van Swaay van 13

Febr. 1.1. (bijlagen Tweede Kamer No. 307) voorstellen,

deren scheef geworden toestand grootendeels weer
recht te zetten.
De Koninklijke boodschap ten geleide van het
wetsontwerp duidt dit min gelukking aan als ,,eeu
ontwerp van wet tot vaststelling vân een plan voor
mijnontginning’. Van zôôdanig plan toch staat in,

het eenig -artikel van het wetsontwerp zelfs geen

syllabe; uitvoerig ‘wordt het in de Memorie van Toe-
:

lichting ontwikkeld en onze redactie hoopt aan dit,

inderdaad uiterst belangwekkende plan nog de noodige

aandacht te d6en wijden. Dit opstel bepaalt zich tot
den mijnrechtelijken inhoud van het wetsontwerp zelf.,
Het ontwerp wil voor een deel van die terreinen,

waar sinds 1903 de Rijksopsporingsdienst de aanwe-
zigheid van delfstoffen in exploitabele hoeveelheid
heeft aangetoond – ten deele dezelfde terreinen,
als waarvoor het wetje vn 20 Juni 1924 S. 307, op
hetzelfde motief van vondsten door toedoen des rijks,’
de vindersrechten van den staat wettelijk heeft vast-
gelegd – zien bepaald, dat geen concessies er kun-
nen wordeii verleend dan na voorafgaande goedkeu-:

ring dooi- de Staten-Generaal.
Hetzelfde’ dus als reeds één keer geschied is, ten
aanzien n.l. van de routmijn
bij
Buurse (ook eeii
vondst van den Rijksopsporingsdienst) welker con-
cessie steunt op de wet van 18 Juni 1918 S. 421.
Wat thans wordt voorgesteld is hiervan de conse
quentie, is bovendien de inlossing van een beloftë
van méer dan één minister, ligt ten slotte voor de
hand nu telkenmale bij concessie-verleening verkoop
of inbreng van staats-vindersrechten, zal moeten

plaats vinden. /
Op deze motieven heeft zich,
blijkens
de Memorie
van Toelichting, de regering geïnspireerd. Zij zijn
op zichzelf ongetwijfeld ook afdoende. Toch is zuiver
mijnrechtelijk wellicht nog het sterkste argument het
boven aan den geest der wet van 1810 zelve on.tleende
De regeering
zwijgt,
van dit argument. Het zou

haar, welbeschouwd, ook de taak hebben opgelegd,
nog een stap verder te doen, t.w. in de wet van 1810
de Staten-Generaal als goedkeurder van concessies
de plaats te doen innemen van den Oonseil d’Etat als raadgever bij deze gelegenheden. Dit zou zijn
gaan lijken op principieele herziening van ons mijn
recht (al ware ook in dit geval deze gelijkenis niet
meer dan schijn) en nooit nog heeft zich een Neder

landsche regeering tot zoo iets verstout. De eene na

de andere borduurt vlijtig voort aan den broddéllap

van het Nederlandsche mijurecht.

Practisch hindert dit nieuwe toegeven aan de oude
liefhebberij nu weinig. Want buiten de terreinen,

waar thans aan de Staten-Generaal zeggenschap is
toegedacht, zal wel niet veel nog niet geconcedeerde

concessionabele deifstof meer voorhanden zijn. Geheel

ondenkbaar is dit trouwens niet; zoo kan in eenzelfde

veld bruinkool boven. steenkool liggen en dus zeer
wel een bruinkoolconcessie boven een steenkoolconces-

sie en aan een ander dan aan den steenkoolconcessio-
naris worden uitgegeven,
gelijk
ook wel geschied is.
Het wetsontwerp ‘is een late satisfactie voor het

oud-Kamerlid Van Kol, die in 1908 (bijlagen Tweede

Kamer 1907—’08 No. 236) een nimmer afgehandeld,
maar met de hernieuwing der Tweede Kamer in

1909 vervallen en later nooit herleefd wetsontwerp

heeft ingediend van dezelfde strekking, maar van
grootere consequentie.

Van Kol’s ontwerp is in vergetelheid geraakt; de

memorie van toelichting op het nieuwe ontwerp had
het even behooren te noemen. Misschien had dit zelfs

het geheugen van Tweede Kamerleden opgefrischt;

in 1907 toch werd door de Tweede Kamer, den,

22sten October, een door hetzelfde Kamerlid gestelde
motie aangenomen, die tegen het verder verleenen

van particuliere concessies .was gericht en die de

eerste stap was tot het wetsontwerp van 1908, en
niettemin heeft later geen harer leden ooit gekikt als
bruinkoolconcessies werden uitgegeven.

Het ontwerp-Van Kol was consequenter dan het

ontwerp-Van Swaay, gold nI. voor heel het land;

dit laatste deelt nu Nederland feitelijk in twee ge-
bieden, een van concessies-bij-de-wet en een ander
van
concessies-bij-besluit.
En desgevraagd zal’ zijn
steller moeite hebben, dit onderscheid te motiveeren.

Het is waar, in de wet van 1810 zal voortaan het

voorschrift, dat de Kroon in Rade concessies verleent
grootendeels voor parade staan, want dit soort con-

cessies zal in de practijk niet of heel weinig meer

voorkomen. Reden te meer, kan men dan echter
zeggen, om ze ook maar uit de wet te schrappen.

v.B.

DE WIJZE VAN REALiSATIE VAN DK

OPBRENGST VAN NEDERLANDSCH-
INDISCHE VREEMDE VAL UTA-LEENINGEN.

In de Economisch-Statische Berichten van 7 Januari

1925 geeft Prof. Bertrand Nogaro te l’arijs eenige
belangwekkende beschouwingen over eene overeenkomst
tusschen de Fransche Republiek en de Bank van Fran-
krijk betreffende de opbrengst van de 100 millioen

dollar bedragende Morgan-leening.
Bedoelde overeenkomst had tot strekking eenerzijds
de schuld van- deren Staat bij voornoemde bankinstel-
ling te verminderen mâar anderzijds Frankrijk evenzeer

de beschikking te doen houden over het door de op-
brengst der leening verkregen tegoed aan dollars.
Vandaar, dat aan bedoeld contract een zekere dubbel-
slachtigheid’ eigen is en zij naast eene ‘voorloopige
afrekening tusschen den Staat en de Banque de France
tegen muntpariteit ter vermindering der bankschuld
tevens aan laatsgenoemde het recht voorbehoudt tot
terugname (eveneens tegen muutpariteit) van de nog niet definitief verkochte dollars; eerst indien en voor
zoover de dollarbedragen definitief verkocht zijn ver-

liest
Frankrijk
daarover zijne
beschikkingsmacht.
Het kan zijn belang hebben hier te constateeren,

dat dezelfde
moeilijkheden
ten aanzien van den verkoop
– van buitenlandsche valuta-leeningen zich reeds veel
• eerder hier te lande hebben voorgedaan en dat men
zich toen ook al genoopt heeft gezien tot het treffen
– van maatregelen ter opheffing van deze bezwaren.
Ten gevolge van de groote tekorten, die de begrooting
van Nederlandsch-Indië in de afgeloopen jaren aan-
wees, werd het voor dit gebiedsdeel noodzakelijk om

18 Maart 1925

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN-

231

de hoog oploopende vlottende schuld door uitgifte van

leeningen op langen termijn te consolideeren. Kon in

den beginne de inheemsche kapitaalmarkt aan de ge-
stelde eischen ruimschoots voldoen, op den duur ver-

anderde dit, mede ten gevolge van de uitgiften van

den Staat der Nederlanden, van provinciën, gemeenten
en particuliere instellingen, zoodat Nederlandsch-Indië
bij herhaling van buitenlandsche markten, te weten

die te New York en Londen, gebruik ging maken;

veel meer zelfs dan met eenig ander publiek of parti-
culier lichaam hier te lande het geval is geweest.

Deze kapitaalsopname in den vreemde heeft in een

korte spanné tijds (1922 en 1923) een zeer groote

hoogte genomen. Achtereenvolgens werden uitgegeven

de leeningen 1922 A ($ 40.000.000) 1922 B ($40.000.00
0
),
1922 C ($ 20.000.000), 1921 0 (X 5.000.000), 1921 D:
($ 25.000.000), 1923 B (f 6.000.000) en 1923 01

($ 25.000.000).

De moeilijkheden welke nu werden ondervonden bij

de omzetting in Nederlandsche munt van de in dollars
en ponden luidende opbrengsten dezer leeningen – tot
op zekere hoogte overeenkomende met ‘de door Frankrijk

ondervonden bezwaren betreffende de Morgan-leening-
vonden hate oorzaak allereerst in de omstandigheid,

dat het hooge bedrag van de opbrengst van elke leening
het onmogelijk maakte om terstond tot realisatie van

het totaal over te gaan. De verlaging van den wissel-
koers van den gulden tegenover den dollar, die onver-
mijdelijk uit een zoodanigen plotselingen verkoop zou
voortvloeien, zou niet alleen uit algemeen oogpunt
ongewenscht zijn, maat tevens de Indischè schatkist

teveel benadeelen.
Anderzijds
echter werd het ‘door

het Departement van Koloniën als eene noodzakelijk-
heid gevoeld om teistond reeds het
profijt
van bedoelde

opbrengst in kas te hebben.

Met De Nederlandsche Bank (en, voor een gedeelte
van de opbrengst, met De Javasche Bank) werd daarom
ter zake van het provenu van elke vreemde valuta-
leening een contract gesloten, waarvan de hoofd-
zaken hier volgen.

De Nederlandsche Bank (De Javasche Bank) nam
de opbrengst der leening over op den dag, dat deze
krachtens het tusschen Nederlandsch-Indië en het bank-
consortium gesloten contract van overname der leening
door laatsgeuoemde moest worden betaald.

Vanaf dat oogenblik nam de Bank op zich om ge-
regeld en stelselmatig den verkoop van het provenu
bij gedeelten te bewerkstelligen; in de keuze van- de
oogeublikken, waarin zij telkens opnieuw een hoeveel-
heid dollars of ponden verkocht, was
zij
volkomen

vrij, behalve dat
zij
bij belangrjke koersfiuctuaties

zich tevoren de instemming moest verzekeren van het
Hoofd van de 2de Afdeeling (Geldwezen en Belastingen)
van het Ministerie van Koloniën. Een enkele maal is
het ook gebeurd, dat wegens voortdurende sterke af-
brokkeling van de koersen aan de Bank werd opge-
dragen om den verkoop voorloopig geheel stop te

zetten, totdat een betere tijd zou
zij
aangebroken;

toen dit gunstiger
tijdstip
later intrad, is de Bank
weer gemachtigd geworden om met de verkoopen door
te gaan. Door deze voorzichtige
wijze
van verkoopen
werd uiteraard eene nadeelige beïnvloeding der dollar-
of sterlingkoersen voorkomen.
Op denzeifden datum, dat De Nederlandsche Bank
resp. De Javasche Bank het provenu der lêenirig
overnam werd de voorloopige tegenwaarde daarvan; omgerekend tegen den wisselkoers van of omstreek
dien dag, in Nederlandsch, resp. Ned.-Indisch Courant
geschreven ten voordeele van Nederlandsch-Indië in
Nederland (resp. Nederlandsch-Indië). Deze voor-
loopige tegoedschrijv ingen geschiedden in dier voege,
dat in Nederland werd gecrediteerd de
bij
De Neder-

landsche Bank aanehouden relening van den Staat
der Nederlanden, haaar dan met vermelding ,,voor
rekening van het Departement van Koloniën”; dit
gebeurde natuurlijk op grond hiervan, dat hier te
lande de Nederlandsche Staat als kassier van Neder-

landsch-Indië fungeert. Per denzeifden datum etedi-

teerde dan het Departement van Financiën voor

eenzelfde bedrag het Departement van Koloniën, zoo-

dat, te rekenen vanaf den dag van uitbetaling van
het provenu der leening, door het bankconsortium de

tegenwaarde in Hollandsch geld terstond ten voordeele

van Nederlandsch-Indië kwam en hare vlottende schuld
dus met dat bedrag verminderde; dit gaf uiteraard

het groote voordeel, dat sedert dezen dag geen rente

over een bedrag aan vlottende schuld gelijk aan bedoeld

provenu door het Departement van Koloniën aan het

Departement van Financiën meer verschuldigd was.
Voor zoover de tegôeclschrijvingen van de tegen-

waarde in Indië geschiedden (dat gebeurde ni. voor
zoover De Javasche Bank een gedeelte van het provenu

der leening overnam en g’eleidelijk realiseerde), werd
het Gouvernement van Nederlandsch-Indië op hate
rekening bij de Javasche Bank te Batavia voorloopig

gecrediteerd voor de tegenwaarde, alweer berekend

tegen den wisselkoers op of omstreeks den dag dat
de leeningsopbrengst door het consortium aan Neder-landsch-Indië moest worden, voldaan. Hiermede nam
terstond de vlottende schuld – maar dan natuurlijk

de in Indië zelf uitstaande vlottende schuld – met
een bedrag gelijk aan de tegenwaarde af en werd dus
‘de rente uitgespaard, die anders daarvoor aan de

Javasche Bank zou zijn betaald.

Naarmate nu de geleidelijke verkoopingen van De
Nederlandsche Bank (De Javasche Bank) plaats von-
den, werd het voor- of nadeelig verschil van den daar-

bij bedongen koers met den voorloopigen afrekenings-
koers verrekend.

Door deze regeling werd eenerzijds voorkomen, dat

door overhaaste verkoopeu koersnadeel zou worden
• geleden maar
anderzijds
het gevaar van renteverlies
voor Nederlandsch-Indië wegens de uitgestelde ver-
koopen afgewend. Er bestaat in veel opzichten over-•
eenkomst met de regeling terzake van de Morgan-
leening zooals Frankrijk die met de Bank van Frankrijk
heeft getroffen. De verschilpunten komen o.a. hierop
,neer, dat de voorloopi ge afrekeningskoers ter berekening
van de tegenwaarde, waarvoor de schuld aan de Banque
de France werd verminderd, slechts de pariteitskoers
was (5.18 frs. per dollar), welke wel enorm afwijkt
van de omstreeks dien
tijd
heerschende! Nederlandsch-
Indië is in zijn geval heel wat gelukkiger geweest,
door te hebben kunnen -afrekenen tegen den op of
omstreeks den datum der voorloopige afrekening be-
stahnden dollar- of sterlingkoers en heeft daarmede
relatief veel meer rente kunnen uitsparen.

Voorts maakt het Fransche contract
blijkens
art. 4

(zie het nummer der E. S. B. van 7 Januari 1925)
een scherp onderscheid tusschen voorloopige en defini-
tieve vervreemding van den dollar. Dit moet hieruit

worden afgeleid, dat het eerste lid van genoemd
artikel vaststelt dat de Minister van Financiën de
Bank machtigen zal op de wisselmarkt achtereenvolgens
-. gedeelten van de op haar rekening overgeboekte dol-
lars te realiseeren en deze geheel of ten deele, al naar
den toestand van de markt, terug te koopen, terwijl
het derde, lid uitdrukkelijk spreekt van ,,iederen defini-
.tief vervreemden dollar.” Wanneer de dollars definitief

vervreemd
zijn,
zal het verschil tusschen den voor-
loopigen afrekeningsprijs van frs. 5,18 per dollar en den verkoopsprjs, zooals deze voortvloeit uit de uit-
gevoerde realisaties en terugkoopen in de schatkist
worden gestort. Vôör deze definitieve afrekening zullen
de dollars echter, al naar omstandigheden dat noodig
of wenschelijk maken, kunnen worden gerealiseerd en
weer teruggekocht. Een dergelijk onderscheid tusschen
voorloopige en definitieve realisaties kent de voor de
Nederlandsch-Indische leeningen gesloten overeen-
komst niet. Waren dollars of pondensterling verkocht,
dan verviel iedere bevoegdheid van Nederlandsch-Indië
om ze weer te doen’ terugkoopen; eens verkocht bleef verkocht. Dit lag in de rede, omdat het Nederlandsch-
Indië bij de verkoopen slechts te doen was om ge-

232

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN.

18 Maart 1925

leidelijkheid ter voorkoming van eene nadelige be- –

invioeding van den koers op New York of Londen
en niet om, zooals Frankrijk zijnerzjjds wilde, met
het geschapen tegoed in vreemde valuta te kunnen
manipuleeren om gedurende langeren tijd de wissel-

koersen te kunnen beheerschen. Voor zoover echter

nog niet was overgegaan tot den verkoop der Neder-
landsch- Indische dollars bleef Nederlandseb – Indië

bevoegd om last te geven aan De Nederlandsche Bank

(De Javasche Bank) dat een bepaald gedeelte niet
zou worden gerealiseerd doch buy, gereserveerd voor
het doen van betalingen van door Nederlandsch-Indië

in dollars of ponden aangegane schulden. Hiervan is door Indië meermalen gebruik gemaakt voor de vol-

doening van de eerste rentetermijnen yan dezelfde

leeningen, waarvan het dollar- of pondentegoed nog
gedeeltelijk beschikbaar was of wel van vorige dollar-

of sterlingleeningen. Deze gedragslijn werd met opzet

gevolgd, omdat in de afgeloopen jaren de dollar- en

sterlingkoersen aan sterke wisselingen onderhevig
waren en door reserveeringen voor de eerste coupon-

termijnen het risico dezer koerssèhommelingen werd

uitgeschakeld. Ook voor betaling van door het bui-
tenland gedane leveranties werden bedragen gereser-
veerd.

Wanneer deze reserves voor de verrichte betalingen

werden aangesproken, kwam dit in den kasstand van

Nederlandsch-Indië uit door terugboekingen tëgen
denzelfden voorloopigen omrekeningkoers als aan Indië

was tegoedgeschreven op den dag van storting yan,

de opbrengst der leeningen. In dit opzicht werd dus
eene overeenkonistige gedragslijn gevolgd als later bij

de Fransche Morgan-leening werd toegepast. De over

het in het buitenland uitstaande tegoed verworven
1

interest kwam ten goede aan De Nederlandsche Bank
resp. De Javasche Bank. Hierin valt een verschil met
de Fransche regeering waar te nemen, die de ver-

kregen rente aan den Staat voorbehoudt. De regeling

van Nederlandsch-Indië is op dit punt zeker veel
logischer want nu door dit land geen debetrente meer

is verschuldigd over het bedrag, waarmede de vlot-
tende schuld is afgenomen door de onmiddellijke bôe-

king van het proveiiu tegen den voorloopigen om-‘

rekeningskoers, komt hem aan den anderen kant niet
meer de creditrente toe voor de in het buitenland
1

uitstaande onverkochte dollars en ponden.

De overeenkomsten met De Nederlandsche Bank
(De Javasche Bank)
zijn
niet gemakkelijk juridisch 1
te bepalen – evenmin als zulks, zooals Prof. Nogaro

opmerkt, met de Fransche overeenkomst terzake van
de Morgan-leening het geval is. Naar
mijn
inzien’
kunnen eerstgenoemde, nog wel gequalificeerd worden,
namelijk als koop en verkoop van dollars of ponderi
tegen een prijs, welke eerst voorloopig door de partijen
is bepaald (tegoedschrijving tegen den voorloopigen
omrekeningskoers) maar nader definitief zal worden vastgesteld (nl. telkens als successievelijk realisaties

plaats hebben) en voorts overeenkomstig art. 1555 B.W.
aangegaan onder het beding van wederinkoop (voor

zoover namelijk dollar- of sterlingbedragen door

derlandsch-Indië worden teruggenomen voor andere
doeleinden.) Geheel in overeenstemming met deze
juridische opvatting’ is, dat de creditrente voor het
onverkocht tegoèd in het buitenland aan De Neder-
landsche Bank (De Javasche Bank) verblijft: deze is
1

immers na den verkoop eigenaar van het tegoed ge-

worden. Dat, zooals hierboven is uiteengezet, het
Departement van Koloniën het recht van ingrijpen’
1

had op de plaatsvindende realisaties, moge op het
eerste gezicht volkomen in strijd zijn met het ver-
r
kregen eîgendomsrecht van De Nederlandsche Bank
1
(De Javasche Bank), omdat een eigenaar nu eenmaal
als regel met zijn eigendom mag doen wat
hij
wil,
maar is toch bij nader inzien niet zoo onbegrijpeljk
omdat de definitieve prijzen voor den verkoop nader
door beide partijen moesten worden vastgesteld en’
deze
prijzen
nu eenmaal afhingen van de realisaties.
if

Een volstrekt onvermogen van Nederlandsch-Indië om
in te
grijpen
in de realisaties zou beteekenen, dat de

prijzen door De Nederlandsche Bank (De Javasche

Bank) eenzijdig zouden kunnen worden vastgesteld,
daar zij dan het recht zouden hebben,gehad om de

tijdstippen van realisaties geheel onafhankelijk te

bepalen. Dr. D. J.
lluLsIoFF
POL Jr. ‘s-Gravenhage.

HET BEGRIP ,,WAARDE” VOOR DE

TOEPAS$ING DER TARIEF WET,

Op blz. 722 en 723 van 3aargang 1924 schreef ik

een en ander over de groote beteekenis, welke bij een

ad valorem Tarief-heffing de definitie van het waar-

debegrip in de betrekkelijke wetgeving heeft en op

welke wijze het begrip ,,waarde” in onze huidige wet-

geving is gedefinieerd. Ik wees er toen op, dat deze

(dubbele) omschrijving wegens haar dualistisch ka-

rakter niet geheel aan redelijke eischen voldoet en dat de eisch van een
goede
waardedefinitie met nog meer
kracht kan worden gesteld, wanneer ‘de heffing in
percentage wordt verhoogd, wijl met de omschrijving.

van het begrip ,,waarde” de opbrengst der belasting
onmiddellijk samenhangt.

Thans heeft een voor kort genomen beslissing van

den Raad van Beroep voor de Invoerrechten opnieuw

duidelijk naar voren gebracht, hoe weinig begrijpelijk

ten gevolge van de dubbele waarde-omschrijving, het

waardebegrip voor hen die daarmede in aanraking
komen is geworden.

In verband daarmede – -verschillende Kamers van

Koophandel schijnen ter zake inlichtingen ,aan den
Minister gevraagd te hebben en ‘de pers heeft zich

eveneens ter zake uitgesproken – lijkt het mij ge-
wenscht, hier eenig beeld van de huidige w’etsbépa-

lingen en de daarvan gemaakte toepassing te geven.
Art. 120,
60
der Algemeene Wet van 1.822 aange-

vuld door art. 32 der Waardewet 1906 en art. XV
der Wet van 31 Dec.1920, Stsbl. 977, luidt:

Art. 120, Go, 2de lid.
Onder den loopenden prijs hier te lande wordt ver-
staan de som, die gerekend wordt op den dag der aan-
gifte voor levering, hier te lande te kunnen worden be-
dongen door de eerste hand in het buitenland, vermin-derd met het invoerrecht volgens het tarief. Voor goe-
deren, waarop het vorenstaande niet kan worden toege-
past,_ daaronder begrepen die, welke door aard, bestem-
ming of opschriften vobr anderen dan voor wie zij be-
stemd zijn, eene mindere waarde hebben, wordt de waarde
gesteld op den prijs bij aanschaffing uit cle eerste hand
ter plaatse van herkomst, vermeerderd met de kosten
van emballage, transport, assurantie en commissie; ter-
‘ijl voor afgescheiden gedeelten van een geheel – geen
zelfstandige handelsartikelen zijnde – de waarde wordt
bepaald in verhouding tot den prijs van het geheel, waar-
toe zij gerekend worden te behooren.

Art. 120, 6°, 3de lid (Art. XV Wet 31 Dec. 1920).
Voor onder normale omstandigheden gekochte en ver-
zonden goederen kan worden volstaan met aangifte van
de w’aarde naar de werkelijke koopprijzen, vrachten en
andere kosten, ook :il zouden hiervoor op den dag der
aangifte hoogere bedragen bedongen kunnen worden.

Art. 120, 6°, 2de lid geéft allereerst een defini-
tie van het uit het Groot Placcaat van 1725 afkom-
stig begrip:
loopende prijs hier te lande.
Van deze
omschrijving hangt per slot van rekening af, hoe
hoog het irivoerrecht inderdaad is. Al naar mate de -,

Wet vaststelt, dat bepaalde kosten en kortingen al
dan niet bij de bepaling der waarde in aanmerking komen, of dat de engros-, dan wel de detailprijzen

als waarde gelden, is het invoerrecht hooger of lager.
• Het artikel onderscheidt nu in hoofdzaak twee:

‘groote rubrieken. lo. Zelfstandige handeisartikelen-
‘met franco levering hier te lande. Onder loopenden
p
r
ij
s
wordt te hunnen aanzien verstaan de au’:, die
gerekend wordt op den dag der aangifte in het bui-
tenland voor levering hier te landé te kunnen worden

bedongen dodr de eerste hand in het buitenland, ver-

IS Maart 1925

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

233

raincierd met het .invoerreeht volgens het tarief. ‘)
2o. a. Zelfstandige handelsartikelen met loco leve-

ring ter plaatse van herkomst (aan de fabriek).

2o. b. Goederen, welke door aard, bestemming

opschriften voor anderen ….(vgl. verder den tekst).

De waarde wordt, waar een loopende prijs hier te
lande voor die goederen moeilijk is te bepalen, voor

deze goederen 2o. a en h, gesteld op den prijs

aan schaffing uit de eerste hand ter plaatse van her-

komst, vermeerderd met de kosten van emballage,

transport, assurantie en commissie.
Beide bepalingen (lo. en 2o.), die in één alinea zijn

geplaatst, hebben hetzelfde doel. Daarom mag worden.

aangenomen, dat de waarde op den dag der aangifte

ook voor de tweede vaarde-definitie beslissend is.

De eerstehandsprijs is ten clezen de grossiersprijs,
die in den regel
lager zal,
doch in verband met onre-

clelijke eischen van trusts e.d. tegenover de eerste

hand, aan welke bedi.ngen de tweede hand niet is ge-

bonden,
hooger kan
zijn dan de detailprijs.

Dè vi.siteerende ambtenaar is geheel vrij in dc

methode van den loopenden prijs te bepalen. Hij is

niet gehouden
aan de factuur – de Wet noemt ze

opzettelijk niet – doch zij is een
hulpmiddel.
En een

hulpmiddel, dat moeilijk is te ontberen, omdat het

aantal ingevoerde artikelen enorm groot geworden is

en nog dagelijks toeneemt. Uit de daarin genoemde
prijzen in verband met cle gemaakte condities en de
wraarschijnlijkeal of niet betrouwbaarheid van de

daarin voorkomende gegevens – daarover client hem zijn warenkennis in te lichten – komt de verif.icatenr

lot de bepaling van den loopenden prijs.
Deze wijze ,van waardebepaling was tot aan den

oorlog zeer bevredigend. De handel ondervond weinig
bezwaren en de Staat kreeg het hem toekomencie.
Toen werd het echter anders. Allerlei abnormale
omstandigheden beïnvloedden koop en inkoop. Vaak
bleek – ik preciseor slechts op één punt – hij aan-
komst in Nederland inmiddels een prijsverhooging

der goederen te zijn ingetredeu. De loopende prijs
op
den dag der aan gife
moest

wor’den aangegeven, en die gaf de overgelegde factuur
niet aan. En daar de a’btenaar de factuur alleen
als toelichting kan (niet eens behoeft) te hezigen,

hield hij zich daaraan niet, doch hield rekening met
de
prijsstijgingen,
ingetreden tussehen den dag van
koop en dien van aangifte. De handel kreëg nu

soms
te betalen naar een
hooger
bedrag, dan hij zelf
uitgaf, doch bovendien belangrijk bezwaar – men

vi.st bijna niet meer
hoe
mei) zou aangeven.

Toen heeft men den Minister om wetswijziging ve-
zocht, in dien zin, dat men steeds de
factuur
als

grondslag der aangifte zou kunnen nemen.
Alhoewel het bekend was, dat daartegen bezwaren
zouden rijzen, is ten slotte aan die verlangens vol-
daan hij Wet 31 Dec. 1020, Stsbl. 977 (art. 120, 60,
3’cle ‘lid).

Door den aangever het
recht
te laten, behouden des-
verkiezende naar den prijs van den dag (volgens art.
1.20,
60,
2db lid) aan te geven, wilde cle Wet blijkens
cle M. v. T. voorkomen, dat hij daling der prijzen het
reeds bestaande verlies voor de importeurs nog niet
door de wijze van waardebepaling werd vergroot.
Voor niet onder normale omstandigheden gekochte
goedere, en voor in ruil, in consignatie of om niet
gezonden goederen, waaromtrent een factuur geen
iiitshcifsel
kan
geven, moest het beginsel van aan-
gifte naar dagprijs onverkort worden gehandhaafd.
Aldus het stelsel der Wet, zooals,het nu luidt. Met
de uitvoering kwamen direct de moeilijkheden.
De Raad van Beroep is van oordeel, dat indien het
tijdstip van bestelling niet kan worden aangetoond,
6f geen orderbevestiging is over te leggen, niet is na te gaan,
welke
in zoodanig geval de door den aan-
1)
1rachtens een vrijgevige Minislerieele Missive dd. 31
Oct. 1923, No. 69, mag ook aftrèk van statistiékrecht –
dat eerst van 1916 dateert – geschieden.

tgever bedoelde werkelijke (n.l. uit werkelijke koop-

prijzen enz. samengestelde), mits normale waarde voor
levering hier te lande is. Immers het aangaan van

een transactie van koop en verkoop wordt onder die

‘omstandigheden niet behoorlijk bewezen en in ver-

band. met den valutastand is niet na te gaan, welke

de werkelijke koopprijs is. De Raad acht, dat art.
120, 6
0
lid 3 in dat geval geen toepassing kan vinden.

Art. 120, 6
0
, 3de lid geeft niet aan, volgens welken

,lcoers facturen in vreemde munt in Nederhandsehe

moeten worden herleid. Dezelfde vraag deed zich

vroeger ook reeds voor, doch kon toen, wijl de loo-

pende prijs immers de maatstaf was, nimmer princi-

pjeel in het geding worden gebracht. Ook waren v66r
den oorlog koersverschillen slechts van zeer bijkom-

stigen invloed. Toen werd tot grondslag genomen do
wisselkoers volgens de off.icieele koersnoteering van den. laatsten beursdag, voorafgaande aan den dag der

aangifte. Dit ministerieel voorschrift kon na de aan-

vulling van art. 120, 60 niet meer woiiden gevolgd.

,

0ok zou, indien dit was geschied, hel hofddoel der

wijziging, (invloed van het
tijdstip
der aangifte op

cle waarde uit te schakelen) juist niet zijn bereikt.

Uit de jurisprudentie van den R. v. B. is een hei-

‘draad te putten hoe thans te handelen, doch dit alles

is te uitorig om hier uiteen te zetten.

Blijkens de redactie wordt ‘ten slotte art. 120; 6
0
,
3de lid ‘alleen toegepast, als de aangever dit begeeit. ITij oet’ dus een beroep doen op het nieuwe art. 120

60, 3de lid, wil dit toepasselijk zijn.

De viiitéerende ambtenaren zullen zich dus hebben’
af te vritgen, èf de aangever dit beroep doet; en of

dit beroep in het geval vân kwestie is te aecepteeren.

Eerst indien vaststaat. baar welkn grondslag’rnen de
waarde wenscht bepaald te z.ieb, kan men beoordeele
of de waarde
juist is
aangegeven.
Dit standpunt neemt, o.a. blijkens hierachter ver-
rnelde communiqué’s ook de Regeering in.

De Raad van Beroep ‘der invoerrechten heeft nu
ter zake het standpunt ingenomen, dat hij, alvorens
eene beslissing nopens de aan het goed te te kennen

I
waarde
‘ te nemen, zich heeft af te vragen, èf de aan-
gever den wensch heeft te kennen gegeven, te decla-
rceren völgens het nieuwe 3de lid. Is dit het ‘geval,

clan gaat de Raad na, of zulks inderdaad
mogelijk is.
Ja
geen
keus gedtan, of heeft b.v. aangever de ,,voor-
deeligste” wijze van ‘berekening verlangd – wat de
Raad gelijk stelt met geen keus doen, uitspraak 1681.6
dan geldt de algemeene regel, n.l. dat het
o2de
alt.
f
120 A.W. de aabgifte van den ioopcnden prijs
eûz. moet worden. gevolgd. Wanneer bij de aangifte,

‘of (aarna, tegenover de ambtenaren, der invoeriech-
ten niet van voorkeur in den een of anderen zin
,b]eelc, wordt de gebruikmaking van. ‘de nieuwe hc-

‘voegdheden bij later beroep op Comm. van Beoordcc-
ling of R. v. B. niet meer toegelaten.
Het ‘schijnt mij juist gezien, ) dat cle zaak aldus

zuiver principieel is gesteld, waar de nieuwe toestand,
het
bestaan
van
twee
waardedefinities, tweeërlci waar-
deherelcening mogelijk maakt.

Het is te
begrijpen,
dat ieder in zijn hart de keus

doet, welke de apellant betrokken hij uitspraak 1.6816
deed, nl.
de voordeeligste.
Doch hij dient zich zelf te
realiseeren,
welke
keus de voordeeligste is en dan in
ronde bewoordingen die keus te doen. Doch bij de
ingewikkeldheid der desbetreffende voorschriften zal
hij zich daarin licht vergissen.

i) Nog duidelijker blijkt dit, wanneer men bedenkt, dat
hij
invoering der nieuwe Tariefwet volgens art. 38
steeds
de factuur . en verdere bescheiden zullen moeten worden
overgelegd. Beteekencle dit vertoonn der factuur op zich
zelf reeds, dat men toepassing art. 120, 6o, 3de lid wenseh-
te, clan zou na invoering der nieuwe wet
steeds
toepassing
van art. 120, 6°, 3de lid moeten geschieden. Er moet blij-
ken, of de factuur wordt overgelegd als toelichting, om
den loopenden prijs beter te kunnen beoordeelen, of om
ivaardebepaling naar de werkelijke koopprjzen te vragen.

234

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 Maart 1925

Dat heeft o.a. ‘s Raads laatste beslissing van. 10

September 1924, No. 16891, die aanleiding is tot het

schrijven an dit artikel, aangetoond.

Deze handelt over de beteekenis van de woorden
de wericelijice koopprijzen, vrachten en andere kosten.

Om het misverstand, ten aanzien dezer beslissing in
breode
kringen
gerezen, goed te begrijpen, dien ik nog

even terug te gaan naar de aangifte volgens den loo-

penden prijs. Deze definitie spreekt alleen van leve-

ring hier te lande zonder bepaalde plaatsaanduiding..

Mits de levering slechts aan deze zijde van de grenzen

geschiedt, is dus aan dezen eisch voldaan. De voor
t

levering aan de grenzen te bedingen prijs wordt dus als grondslag aangenomen. In aansluiting daarrnede

werd bij de waardeberekenirig c.q. de prijs bij aan-

schaffing uit de èerste hand in het buitenland, o.a.

verminderd met de vrachtkosten tot op de. Nederland-

sche grens, met dien verstande, dat deze kostn met.

de ‘vrachtnoteering op het tijdstip van aangifte in

overeenstemming moest zijn. De vracht vanaf de grens

tot het kantoor van .inklaring behoeft dus niet
‘te

worden bijgeteld. Deze berekening is echter alleen

uitvoerbaar, indien de
vracht tot
de grenzen
bekend

is. Dat zal
bijv.
het geval zijn, wanneer de Duitsche
;

Spoorwegmaatschappij vracht tot de grens berekent en
;

de verdere vracht ten hate der Nederlandsche komt.i

Is de
prijs
voor levering in de plaats aan de grens

lager
dan
bij
levei.ing in een plaats verder binnen-
3

waarts.gelegen, dan mag

ook volgens Ministerieele

beslissingen

het verséhil op laatstgenoemden prijs:

in mindering worden gebracht. Onderscheidt ‘de. fabri-,

kant met tusschen franco en niet franco levering,

dan is aftrek van vracht ook niet -toegelatn.

Het doet er dus bij den uitleg der waardedefini
tie art. 120, 60, 2de lid, overigens niet toe, of. de
)

]e.’vering
franco
huis
geschiedt of niet. Beslissend is,
ten dezen, of voor de levering franco thuis op een

plaats aan de grens een
lagere
prijs
zoi kunnen wor-,-

den bedongen, dan voor de levering onder overigensy

gelijke condities naar een verder binnenwaârts gele-
j

gen bestemming. (R. v. B. 12 Maart 1901, No. 13457
En. nu de beslissing ten aanzien’ van
d waarde vol-

gens de
werkelijke
koop
pr’ijzen,
vrachten -en andere

onkosten.
(Art.
120, 6
0
, 3de lid).
De Raad besliste te’ dien aanzien, dat in, dit geval,

het volle bedrag der overige voor het transport in
Nederland van de grens tot na
aankomt
te Amster-i
dam in rekening gebrachte kosten
bij
den.’factuur-.-

prijs moesten worden geteld..
.
Mi.
volkomen terecht. Het 3de. lid, staat geheqi;
onafhankelijk van het tweede, geeft een zelfstand.ige
onschrijving van het waardebegrip; de bijvoeging

,,hier te lande”, noch de omschrijving
.,d,e
dag’ der-
;

aangifte” ‘komeriin het 3de lid yoor.

Onder de
werkelijke
koopprijzen, vrachten enz. kun-:

nen dus geen andere zijn
‘te
verstan, dan die welke

de betrokkene
inderdaad
heeft te vôldoen, totdat
hij

de goederen in’ zijn bezit heeft:

Doch z66zeer was’ ieder gewoon, te handelen vol-
gens het recept ten aanzien der”vaardebepaling vani

den loopenden
prijs
hier te lande gdgeven, dat onge-
veer niemand die beslissing heeft’ hegrepen.
1)

I) Het eerste pers-communiqué was
wel wat kort van,
relactie en maakte een tweede noodig. Het eerste luidde
als volgt;

,

.-
‘.
De
R.
v. B. voor de
mv.
heeW beslist, dat bij aangifte’
der waarde, niet naar den op dat tijdstip geldenden eer-ste-‘
handsprijs, maar naar de werkelijk voor ie
ingevoer’le goe-
deren bestede koopprijzen, vracht- en andere kosten, in liet
aan,
te geven vardebedrag de vofle transportkosten, dus ook
die van de Nederlandsche grens naar de plaats .an,
b6
~
temmink begrepen moet vorclçii.

et
tweede,
luidde: Volgens’ den
al,genseenen
wettelijken
règel moet bij invoer van goedeieo als waarde worden
aan
t

gegeveb dé som die gerekend wordt
op
deii’ dag der aan-
gifte voor levering
hier
te lande
te kunnen worden bedon
gen door de
eerste hand ja het buitenland, verminderd
met het
invoerrecht. De opvatting van den R. v.
B.

Outsider in de ,,N. R. Ot.” bracht er zelfs de con-
stitutie
bij
te pas. ,,De vraag dient te worden gesteld,
,,of,de R. v. B. competent is, deze belasting in te stel-

,,len. Mijn bescheiden meening was, dat deze alleen
,,door de Wetgevende Kamers konden worden inge-
,,stél

Zooals hierboven uiteengezet heeft dat er echter
niets mee te maken.
Wat de Raad gaf was jurisprii-

dentie en n.m.m. juiste jurisprudentie. Ook anderen

hebben zich in de bladen beklaagd en het Departe-

ment is blijkbaar met klachten overstroomd. Ei is

echter niets ongrondwettigs gebeurd en
in
de be-

staande toepassing ten. aanzien van den ,,loopenden

prijs” is er zelfs niets gewijzigd.

Echter wijst een en ander opnieuw op het fatale

dci’ dubbele waardeefinitie. Nog daargelaten,

dat het bestaan daarvan op zich zelf niet gewenscht
is, voert
deze
dubbele omschrijving er toe, dat men

de beide methodes dooreenwart en zich van het ver-

schil daartusschen onvoldoende rekenschap geeft. De

berekening, ,welke der beide methodes voordeeliger is,
is
.
te
gecompliceerd. Wat door aangifte volgens
factuur tegenover ioopeiaden prijs

waarbij
0e.
reke-
ning is te houden met wisselende koersen, wat thans

nog ten opzichte van België en Frankrijk van ‘groot
belang kan ‘zijn

kan zijn gewonnen, wordt mogelijk

weer ouvoordeeliger, omdat, in het eerste geval de

gehee]e vracht, in het laatste alleen die tot de grens
behoeft te worden bijgeteld.

Het lijkt mij al meer de vraag, of het pro der dub-

bele waardedefinitie wel tegen het contra opweegt.

VAN DER POEL.

NOGMAALS: KROON, MINISTER EN

.TJANDVOOGD.

In hét eerste stuk van mijn artik’el ,,Een gevaar-

lijk wetsontwerp” heb ik terloops eenige opmerkingen

gemaakt over de betekenis der ,,beroemde driehoeks-
verhouding” tusschen Koon, Minister en Landvoogd.

Deze opmerkingen hebben het Kamerlid
Oud in de

zitting van 28 Februari aanleiding gegeven tot
S
een
scherpe critiek, eene critiek, die- door Mr. E. van

Raalte, in een hoofdartikel in
,,De Nieuwe Courant”
van 28
Febr.
nader is uitgewerkt.
Tn Dr. Gerretson’s artikel, aldus de afgevaardigde,

,,komen z9nderlinge theorieën voor. Ik lees daarin bijv.,
(lat gesproken
wordt van- de beroemde driehoeksverhou-
ding tusschen Koning, Minister en Landvo’ogd, die in
Nederland de Rijksconferentie moet vervangen. Ik moet
verklaren, dat ik die driehoeksverhouding niet begrijp
en dat ik hieruit den indruk krijg, dat-de heer Gerretson’ met zijn gedachten nog leeft in den tijd van vÔÔr 1848,
toen van een Ministerieele verantwoordelijkheid nog geen
sprake was en dat hij zich dus voorstelt, dat een Koning
uit
de volheid van
zijn macht overleg zou plegen met den
Minister-en den Gouverneur-Generaal, om
ten slotte daar-
uit zijn conclusie te trekken. Dat is ten eenenmale in
strijd’ met onze feitelijke staatsréchteljke verhouding4n.
Er is geen driehoeksverhouding, er

is een verhouding
tussehen den Gouverneur-Generaal en
de Regeering’ in
Nederland, welke Regeering gevormd, wordt door den
Koning en den Minister van Koloniën,
van vie de Ko-
ning onschendbaar is, terwijl, de Minister van Koloniën

cle invoerr. was en is nog, dat bij aangifte volgen’s dezen
regel als waarde kan worden genomen

de eerste hands-
prijs voor levering
aan het
Nederlaudsche .grensstation,
zoodat dan vracht- en andere kosten voor het transport
hiimenelaude niet in de waarde zijn
te.begrijpen.
Niiast voormelden algemeenen regej is nader bij. de Wet,
vastgesteld, dat voor onder normale omstandigheden ge-
kochte en vezonden goederen kan worden volstaan met 1 aangifte van de ‘aarde naar de werkelijke koopprijzën,
vrachten en andere kisten, ook al zouden daarvoor op den
lag der aangifte hoogere bedragen bedpngn kunnen wor-
• den. Kiest nu eeü’ aangeer doze laatste wijze van aangifte,-

diie moet hij volgens gevallen beslissingen van voorelden
rmcl- van beroep in het aan te geven ivaardebedrag de volle

transportkosten, dus ook die ‘van de Nederlandsche grens
naar de plaats van bestemmiug,-bègrijpe’n.

18 Maart 1925

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

235

de verantwoordelij’kheid draagt. Zoo is nu eenmaal de
toestand, en wanneer men op g’rdncl van verkeerde
staatsrechtelijke begrippen dit wetsontwerp gaat bestrij-
den, dan kan ik niet zeggen, dat die bestrijding veel
waard is.’

Mr. van Raalte gaat nog iets verder. Terwijl de heer
Oud uiting geeft aan zijn ,,indruk” omtrent mijn

,,verkeerde staatsrechtelijke begrippen”, bestaat er bij

den jeugdigen jurist van
,,De Nieuwe Courant”
om-

trent mijn opkunde geen twijfelS …..

,,Dr. Gerretson maakt een caricatuur van de minis-
terieele verantwoordelijkheid, die thans op zon opval-
lende manier in het geding wordt gebracht. Aan nog
meer vertroebeling der discussies op dit punt is waarlijk
geen behoefte.”
* *
*

Mijne beide opponenten zijn zeer vooruitstrevende

mannen; het volgt dus vanzelf, dat schrijver van dit

artikel, hun tegentrever, niet anders kan zijn dan
reactionair. Als zoodanig kan ik niet anders dan ge-
voelig zijn voor de welwillendheid, waarmede mijne

denkbeelden, die ik gewoon ben als middeleeuwsch

te zien gekenschetst, in dit geval slechts als van v66i:

1848 worden gedateerd. Nochtans moet ik mij, in alle

bescheidenheid, de opmerking veroorloven, dat het

onderhavige pieeningsverschil niet zoozeer berust op
onkunde mijnerzijds omtrent de beginselen van ons staatsrecht, dan wel op een minder degelijke kennis

van dit onderwerp’ bij mijne opponentén.

Immers, zelfs het vermoeden,

dat ik, sprekende van

de bevelen des Konings, zou hebben gedacht, zou heb-

ben
hunnen
denken aan bevelen, door den Koning
de volheid van zijn macht”, dus als absoluut vorst,

aan. den Landvoogd gegeven, is absurd. Wie, over een
onderwerp van Nederlandsch staatsrecht schrijvende,
handelt van den Koning,- moet, sedert 1815, geacht

worden te spreken over den constitutioneelen Koning;
het is geen gebruik dit

nog eens speciaal te vermel-
den, evenmin als het gebruik is, wanneer men, in ons

land, over een rund sprèekt, er bij te voegen, dat men
niet spreekt over den
bos primigenius
of den
bos

frontosus;
onder normale menschen wordt dan stil-
zwijgend aangenomen, dat men spreekt over het rund,
dat onze gewaardeerde tijd- en landgenoot is.

Doch zelfs hiervan afgezien, het 1R’;R. bevat, in art.

38, eene strafbedreiging tegen den Landvoogd, die
een niet door den Minister gecontrasigneerd bevel
des Konings zou uitvoeren, zoodat de geheele ,,in-

druk” van den heer Oud geen anderen oorsprong kan
hebben dan een gebrek aan kennis van het R.R., ge-
lijksoortig aan dat, hetwelk ten grondslag lag aan het
ingetrokken amendement-Albard,’ hetwelk zijn oor-

sprong dankt aan het feit, dat de auteur art. 37 R.R.
over het hoofd had gezien.

Dit vooropgesteld moet ik met nadruk vaststellen,
dat de meening van den heer Oud als zou het in

strijd zijn met ons staatsrecht, ,,dat een Koning uit de volheid van Zijn macht overleg zou plegen met
den Minister en den Gouverneur-Generaal, om. ten
slotte zelfst.ndig daaruit zijne conclusie te trek-
ken”,
onjuist is.
Dit overleg, dat de basis is der bedoelde driehoeks-verhouding, is volkomen grondwettig.
Wat
toch is het geval? Koning en Minister hebben
beiden, als physieke personen, een individueelen wil.
In bijkais alle gevallen is het de individueele wil
van den Minister, die in een ministerieel bevel of

besluit wordt geformuleerd. Door deze formuleering
echter wordt ‘s Ministers wil
geacht
te zijn de wil
van den constitutiorieelen Koning, zonder dat, als
regel, de individuéele w’il van den Minister eerst
expresseljk getoett is aan den individueelen wil’ des
Konings. De Minister handelt namens den Koning;
zoo deKoning zich met het beleid des Ministers niet
kan vereenigen, kan hij hem ontslaan. Geen ambte-
naar, die een mirfistorieel bevel ontvangt, waarmee hij
zich niet kan vereenigen, zal er aan denken, v66r hij

dit bevel uitvoert, zich tot de Kroon te wenden, om te
vragen, of de Kroon zijn bezwaren niet deelt, en den

Minister niet liever naar huis zou zenden? De amb-

tëuaar heeft te gehoorzamen of heen te gaan. Gaat

hij heen, dan kan hij zich, in theorie, nog ,,bij re-

queste” tot de Kroon wenden…..doch het resul-

taat van zulk een stap ware al zeer problematisch.

Op dezen regel bestaan slechts twee uitzonderingen,

ri.l. in den driehoek Kroon, Minister en Landvoogd

en in den analogen driehoek Kroon, Minister en Op-
perbevelhebber. Deze uitzonderingen berusten op de

directe correspondentie
tusschen resp. den Landvoogd

en den Opperbevelhebber met de Kroon. Mr. van

Raalte stelt nu ,,dat er een corresponctentie tusschen

den Koning, buiten den Minister om, en den Land-

voogd” (resp. den Opperbevelhebber) ,,zou plaatsvin-
den, laat zich, in ons staatsrecht, kwalijk denken.”
– Het spijt mij, dat zulk eene correspondentie in

het staatsrecht van Mr. van Raalte en zijne leermees-

ters zich kwalijk denken laat. Doch dit doet weinig
ter zake. Ons staatsrecht is -niet beperkt tot datgene
wat zich volgens zekere dogma’s al dan niet denken

laat. Wie het positieve staatsrecht beoefent heeft

zich niet met theorieën, doch met feiten bezig te hou-

den. En nu is het, n’en déplaise Mr, van Raalte, een
feit,
dat er, in sommige gevallen, directe correspon-

dentie tusschen de Kroon en resp. den Landvoogd
en den Opperbevelhebber bestaat. Deze corresponden-
tie behoeft uiteraard niet ,,buiten den Minister om”
te geschieden. Vermoedelijk zal de betrokken func-

tionaris wel cpie van
zijn
missive aan den Minis-
ter zenden. Doch dit is eene formeele kwestie.
Wat van belang is, is dit; dat beide functionaris-
sen, naar constitutioneel gewoonterecht, in ernstige

gevallen aan de Kroon direct kunnen mededeelen.

dat zij bezwaar moeten maken een ministerieel, (di..
Koninklijk) bevel op te volgen, en de redenen daar-
van kunnen uiteenzetten, v66r dit bevel wordt uitge-voerd, of de betrokkenen hun ontslag indienen. Hier-
door wordt de Kroon, in bijzondere gevallen, voor de

nbodzakeiijkheid tot
zelf beraad
gesteld; d.w.z. er ont-
staat de noodzakelijkheid, dat de physieke persoon des

Konings expresselijk overweegt, of hij zijn mdlvi-
dueelen wil kan overeenbrengen met den, in het on-
derhavig bevel .geformuleerden individueelen wil van
den Minister. Wordt de Koning •overtuigd van de

bezwaren van den Opperbevelhebber of den Land-
voogd, dan kan hij daarvan den Minister trachten te
overtuigen. In dat geval zal de Minister zijn bevel of
aanivijzing intrekken of wijzigen. Kan de Kroon den
Minister niet overtuigen, dan kan hij den Minister tot
heengaan dwingen. Ook in dat geval, blijft de Kroon
geheel binnen haar grondwettelijke bevoegdheid,
eii geschiedt niets, dat in strijd is met de eenheid van

Kroon en Minister, met den regel, dat de Koning niet
handelt en niet rechtsgeldig kan -handelen, dan door
den Minister. Immers, wanneer de Koning zijn indi-vidueel inzicht handhaaft tegenovér den Minister, en
deze dus aftreedt (d.w.z. in theorie ,,ontslagen wordt”,
in de practijk ,,zijn ontslag verzoekt”), wordt deze haii-

deling des Konings door den nieuw-optredenden Mi-
nister gedekt, aanvaardt deze dus de verantwoorde-

lijkheid voor het intrekken van het ministerieele
bevel. Dat
mijne
opponenten meenen, dat een zelf-

standig conclusie-trekken tusschen de meeningen van
Landvoogd resp. Opperbevelhebber en Minister plaats.
vindt, komt hieruit voort, dat zij uit het oog verlie-

ien, dat de eenheid van Minister en Koning alleen
gevorderd wordt inzoover de Koning handelt, d.w.z.
1
wil;
niet voor zoover Koning of Minister zich infor-
meeren, of overleggen, d.w.z. hun
wil vormen.
De
Koning heeft
het volste recht
zich, buiten den .Minis-
ter om, te doen voorlichten.
– En nu meene men niet, dat ik hier slechts van
theoretische mogelijkheden heb gesproken. Zoowel in
‘den driehoek, waartoe de Landvoogl behoort, als in
dien, van welken de Opperbevelhebber deel uitmaakt,

236

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18Maart 1925

is een dergelijk beroep op de Kroon,
zelfs
in de laat-

ste jaren, voorgekomen. En, wat eigenaardig is, in

beide gevallen heeft de Kroon de partij van den func-

tionaris gekozen en den Minister weten te overtui-

gen, althans den Minister bereid gevonden zijn mdi-
viclueel.en wil ondergeschikt te maken. aan den inch-

viclueelen wil des Konirigs, en dus de verantwoorde-

lijkheid te aanvaarden voor cle in de intrekking van

het betrokken ministeri.eel bevel, of cie wijziging van

het betrokken rninisterieele inzicht tot uiting ko-

men cie wil swijzigin g van den no nstit-ut ion eelen

Koning.

Over de bctcekenis van deze
?nogehylcheid
van direct
beroep op dc Kroon door den Landvoogd voor de sta-

biliteit van het regecri ngsbeleicl in :[dj zal ik thans

niet uitweidcn.

Waar ilc slechts op wijzen wilde is dit, dat ooic ons

constitutioneel recht niet geheel in de constitutie

besloten ligt, en dat ook ons staatsrecht mogelijkhe-

den kent., clie men- uit cle boeken niet leeren kan.

Dr. C.
GERRic’I’soN.

BUITENLANDSCHE MEDEWERKING.

l)E DEVIEZEN DER OOSTENRIJRSO.l’tE

NATIONALE BANK.

Dr.
1R.
Kerschagi te
WTeenen
schrijft ons:

• Reeds bij het opstellen der statuten van de Oosten-

rijksehe Nationale Bank was aan de vraag vn heit

deviezenbezit en de deviezenzaken der Bank bijzondere

aandacht gewijd. Deze had in hoofdzaak op drie

punten betrekking. In de eersté plaats wist men, dat

nog gedurende ‘jaren de dekking van de Duitsch-

Ootenrjksche bankbiljetten niet uit goud, maar
hoofdzakelijk uit déviezen zou moeten bestaan. Nu
w’as slechts één enkel devies op de wereld geheel
goudwaarde gebleven: de dollar. Daar men echter

natuurlijk den deviezenvoorraad der circulatieb ank
niet tot dollardeviezen wilde beperken; moest men

een zekere waardevastheid der tot den metaalvoor-
raad der bank gerekende deviezen, resp. valuta’s

verzekeren. Men sloeg derhalve in artikel 85 der

statuten twee wegen in: In de eerste plaats beperkte

men de valuta’s en deviezen, welke tot den metaal-
voorraad gerekend mochten worden, tot zoodanige,

,,welke aan geen buitengewone koersschom’melingen
onderhevig zijn”, derhalve tot z.g. ,,edelvaluta’s”.
In de tweede plaats werd in het derde lid vn even-
genoemd artikel bepaald, ‘dat dit bezit aan deviezen
en valuta telkens tot de mtaaldekking moest worden

gerekend tegen den op het einde van het jaar bere-
kenden gemiddelden koers van het laatste afgeloopen:

halfjaar. Verder schreef men in het .7e lid van het
geciteerde artikel voor,’ dat ‘tot aan’ het hevatten

der betalingen in goud op ieder oogenbilk de tegen-
waarde van 25 millioen goudkronen uitdit deviezen-
bezit in den vorm van tegoeden en depots in het
buitenland moest worden aangehouden. Deze bepaling
was overigens in d’e eerste plaats ter onvoorwaar-
delijke beveiliging van het grootste deel van het

aandeelenkapitaal van 30 millioen goudkronen der
nieuwe Oostenrijksche Nationale Bank bedoeld en
hoofdzakelijk op wensch van leidende buitenlandsche
fi nancieele kringen doorgezet. De metaaldekking

werd overigens niet slechts in den- vorm van een

glijdende contingenteering, doch op een met de jareii
stijgend verplicht minimum vastgesteld. De circulatie,
plus’ de tegoeden in rekening-courant, doch onder
aftrek van het voorschot van de Bank aan den Staat,
moeten in de eerste vijf j’aar van het privilege der
Bank voor minstens 20 pOt., in de tweede vijfjaar-

hijksche periode voor minstens- 24 pOt’., in de derde
voor minstens 28 pOt. en daarna voor minstens

331/3 pOt, door ,,go-ud” gedekt zijn.
De toestand kenmerkte’ zich derhalve door de vol-
gende drie factoren:
1. Van de deiezen mochten als metaaldekking

alleen’- del,valuta’s worden a,angewend, die als dekking

der biljettén slechts omgerekend tegen .bovengenoem-

den gemiddelden kors in den ‘metaalvoorraiid
konden worden opgevoerd.

2.. Edelvaluta’s, welke niet onder den z.g. ,,metaal-

voorraad” of de metaaldekking worden opgenomen,

mochten in het geheel niet als dekking, gelijk b.v.

gevormd door wissels, worden aangewend en opge-
voerd.

3. Niet- edelvahita’s, derhalve sterk schommelende

valuta’s en deviezen, verder munten, in zooverre geen

gouden munten, en binnenlandsche wissels, in vreemde

valuta uitgeschreven, mochten eveneens niet als

dekking worden in aanmerking genomen.
De deviezen- en valutabeweging van het jaar 1923

deed de met deze onderscheiding samenhangende
vragen voorloopig minder actueel
schijnen.
In een
buitengewone algemeene vergadering der Bank op

17 April 1923 werd wel tot een
wijziging
van arti-

kel 86 der statuten in dezen zin besloten, dat voort-

aan ook deviezen, valuta’s en in vreemde munt-

eenheid uitgeschreven binnenlandsche wissels tot de
dekking “mochten worden gerekend, doch het had –

voorloopig nog den tijd, alvorens deze bepaling wet
werd. De toestrooming van huitenlandsch kapitaal

vond bijna uitsluitend in dezen vorm plaats, dat het

buitenland Oostenrijksehe effecten kocht. De als ge-

volg hiervan in den vorm van valutaYs en deviezen
binnenstroomende tegenwaaide vond voor een zeer
groot deel haar weg naar de circulatiebank, daar

men zich slechts door verkoop van deviezen en

valuta’s de benoodigde kronenbedragen kon ver-

schaffen. De Oostenrijksche banken en industrieën

verschaften zich dus het benoodigde buitenlandsche
kapitaal niet door aldaar direct een leening of
crediet op te nemen, doch in overwegenden omvang

door afgifte van effecten en voor een niet onbetee-

kenend deel ook door nieuwe uitgiften van aandeelen.
De circulatiebank stroomden verdei nog aanzienlijke

bedragen deviezen en valuta’s uit het staatsbezit,,

gevolg van de Volkdnbondsleening, toe, welke be-
dragen door de Bank in kronen werden omgezet.

Met het inzetten der crisis in het begin van 1924
– nam het probleem van het deviezenbezit der Oosten-

rijksche Nationale Bank echter een geheel aideren vorm aan. De deviezentoestroiming uit aankoopen
– van effecten door het buitenland hield op, ja, met

-: een deel der effectenverkoopen door het buitenland
keerden zekere deviezenbedragen daarheen terug. De
Oostenrijksehe volkshuishduding zocht echter natuurlijk
juist, in de crisis buitenlancisehe kapitaalbulp om iii
gang të blijven. Hierbij speelden vooral twbe fac.
– toren een rol: In de eerste plaats, dat Islochts
korte

buitenlandsche credieten te vërkrijgen waren en ver-
volgens, dat de binnenladsche credietnemers. ‘hun
– buitenlandschen credietgevers garantie m’oesten geven,’
dat zij na afloop .vad ,den crediettermijn in stÉtat
zouden
zijn,
het opgenomen bedrag in de origineelé
valuta terug te kunnen betalen. Daarbij kwam nog
de in den crisistijd dubbel begrijpelijke weusch,- niet
slechts van terugbetaling in de origineele valuta,
doch ook van haar koers verzekerd te zijn. Het iïiicl-
deh hiertoe werd gevonden in het ter hand nemen
van het in Midden-Europa gebruikelijke kost(pension)-
– bedrijf in deviezen door de Oostenrijksche Nationale
Bank.

Allereerst worde’ nu kort uiteengezet,’ wat onder
dit pensionbedrijf wordt verstaar. Het bestaat hieruit,
dat buy. de , heer A., die een zesmaandsôh crediet
van 100.000 pond in Engeland heeft verkregen, dit
bedrag aan de Nationale Bank tegen den ‘koers van
bijv. 300.000 kronen per £ verkoopt, terwijl de Bank
de verplichting op zich neemt, na afloop dezer zes
maanden’ hem hetzelfde pondenbedrag tegen terug-
betaling van hetzelfde bedrag in kronen te leveren.
Voor de zes maanden betaalt A, de in-den-kost-gever
aan de Nationale :Bank, d.i. de in-den-kost-nerner,.

18 Maart 1925

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

237

idiife, :le: .g.

of h:kotgelc oëi

desb’etreffénde kronënbedia.g, ieggen wij 3Y2 pOt.

– Het khrakter vTan deé transactie is theoretisch
verschillend beoordeeld. Sommigen hebben haar als

koop met recht van wederinkoop, anderen als een

soort beleening besçhouwd. Van deze laatste onder-

scheidt zij zich echter bijzonder scherp hierdoor, dat

de in-den-kost-nemer, in ons geval de Nationale Bank, onbeperkt eigenaar van het pondenbedrag

wordt en •harerzijds slechts een leveringsverplichting

van hetzelfde bedrag op zich neemt. De ook in de

A n ge!- S aksische en eenige West- Euro peesche landen

gebruikelijke kost- of reportzaken
zijn
daarentegen
zuiver
termijn-
en speculatie-transacties, welke slechts
den naam met den vermelden vorm van het ,,pen-
sioEibedrijf” gemeen hebben. In het laatste geval zou
bijv; de Bank 100.000 pond tegen den koers van
300.000 kronen in den kost geven,
terwijl
de Bank

A. na afloop van zes maanden tegen den koers van

330.000 kronex ht pondbedrag teruglevert; A. spe-
culeert k la hausse in het pond en â la baisse in
de kroon, de Bank juist omgekeerd. Rente wordt

niet betaald. Ons ,,pensionbedfijf” vertoont echter
de volgende kénmerken:

.1. Het garandeert den buitehlander aflossing in de
origineele valuta en verleent hem volledige zeker-
heid voor korte credieten.

Het garandeert den binnenlandschen crediet-
nemer origineele valuta en koers en draagt bij tot
stabiliseering van de kroon.

Het verzekert de Nationale Bank volledige be-
schikkingsvrijheid over het ontvangen bedrag aan
buitenlandsche valuta.

Het beantwoordt geheel aan het Fullertonsche
principe van de biljettenterugstrooming, doordat na
afloop van den ,,peniontermijn” voor het afgegeven
pondenbedrag een correspondeerend kronenbedrag
binnenkomt.

Met het herstel van de crisis verkreeg in den

herfst van 1924 het ,,pensionbedrijf” verhoogde be-
teekenis en de binnenkomende valutabedragen, zoo
goed als geheel uit edelvaluta bestaande, versterkten

de valuta-positie der Nationale Bank buitengewoon. Daar in overwegenden omvang slechts korte buiten-
landche credieten wei-den verleend, bleek het deviezen-
pensionhedrjf zeer doelm atig, ja, vrjwt:l onontbe?rlijk.
De Nationale Bankwas echter voorloopig genoodzaakt,
deze bedragen als dekking der biljetten, in zôoverre het ‘nI. om edelvaluta ging, onder de metaaldekking
op •te voeren, aangezien
zij
hen krachtens de toen
bestaande statuten niet op andere wijze als dekking
in rekening mocht brengen. De wet van .20 December 1924, B. G. Bl. 18 ex 1925, bekrachtigde de besluiten

van de reeds vermelde buitengewone algemeene ver-
gadering van 17 April 1923. Daarmede outstond voor
de Nationale Bank de mogelijkheid, kostdeviezen als
dekking in rekening te brengen, terwijl zij gescheiden
van het eigefl bezit aan deviezen worden opgevoerd.
Vanaf Januari 1925 worden dan ook de kostdeviezen,
en wel op het oogenblik geen andere dan dollars
en ponden, onder het hoofd ,,Andere dekking” als
,,niet tot den metaalvoorraad gerekende waarden in
buitenlandsche munt” afzonderlijk opgevoerd: Deze

wijziging ging met het volgende communiqué van
de Bank gepaard:
De heden gepubliceerde positie van de Oostenrijksche
Nationale Bank van
7
Januari is krachtens de sta-
tuten wijziging, waartoe de algemeene vergadering van
17
April
1923
heeft besloten, en die door de voor kort afge-
kondigde wet van
20
December
1924, B.
G. Bi. No.
18
ex.
1925,
is bekrachtigd, volgens een nieuw schema opge-
steld. In dit schema komt voor iedere, volgens het ge-
wijzigde artikel
86
der statuten,
mogelijke
soort van
dekking der biljetten een eigen rubriek voor. Derhalve
– verschijnt in aansluiting aan den metaalvoorrâad een
rubriek: ,,Niet tot den metaalvoorraal gerekende waar-
den in buitenlandsch munt”, in welke rubriek die de-
viezen zullen worden opgevoerd, welke tengevolge van
de bepalingen van artikel
85
niet tot den metaalvoorraad

gerekend kunnen worden, alsmede een rubriek ,,Pasmunt”.
De Bank heeft, op het oogenblik noch over deviezen van bedoelde soort noch over pasmunt in noemenswaardigen
omvang de beschikking en voert de desbetreffende be-
dragen onder de ,,Andere activa” op. Zij heeft echter de
nieuwe rubriek aangewend om de tot dusverre onder den metaalvoorraad opgevoerde kostdeviezen daaruit te lich-
ten en gescheiden op te voeren. 1

lierdoor wordt eener-
zijds tot uitdrukking gebracht, dat de leiding van de
Bank niet de bedoeling, heeft, de kostdeviezen bij de
vaststelling van het toelaatbare maximum der biljetten-
emissie op grondslag van den metaalvoorraad in rekening
te brengen, en anderzijds wordt hierdoor rekening ge-
houden met herhaaldelijk geuite venschen naar gescheiden
opvoering van de in de dekking opgenomen kostdeviezen.
De onder de nieuwe rubriek opgevoerde kostdeviezen tot
een bedrag van
1.279
milliard geven niet het totaal bezit
aan kostdeviezen aan; integendeel is een deel daarvan,
ongeveer
400
miiliard, dat niet als dekking wordt
aangewend, onder de ,,Andere activa” begrepen. In den
metaalvoorraad en de nieuwe rubriek worden op het
oogenblik behalve goud slechts dollar- en ponddeviezen
opgevoerd.
Bij vergelijking van den tegelijk hiermede gepubli-
ceerden bankstaat met zijn voorganger moet natuurlijk
tegenover de op het einde des jaars opgevoerden metaal
voorraad, de som van den ,,metaalvoorraad” en van de
,,in den metaalvoorraad niet opgenomen waarden in
buitenlandsche munt”, welke op den heden gepubliceerden
staat voorkomen, gesteld worden, waaruit een daling van
rond
80
milliard volgt; hiervan komt
55
millard voor
rekening van den metaalvoorraad in engeren zin en
rond
25
milliard voor rekening van de voortaan afzon-
derlijk opgevoerde kostdeviezen. Aan de dekking der
circulatie neemt de metaalvoorraad in engeren zin met
40
pOt., de kostdeviezen met
14,53
pCt., beide samen derhalve met
54,53
pCt. tegen
54,60
pCt. in den vorigen
weekstaat deel.

– Het gaat hier,
gelijk
de weekbalans der Oosten-
rijksehe Nationale Bank aantoont, om zeer belangrijke
bedragen ter hoogte van ongeveer 1/3 van het als
metaalvoorraad opgevoerde bezit.
De weekstaat der Oostenrijksche Nationale I3ank-
ziet er nu als volgt uit:

Stand op
28
Febr.
1925.
Actit’a:

(1 goudkroon

14.400
papierkronen)
Metaalvoorraad:
Goud (gemunt en on-

gemunt) (Goudkronen

K.

K.

7.738.803.36)…_….

111.438.768.40(l
Volgens art.
85 der
statuten als dek-
king der circulatie
geldende deviezen en
“valuta (Goudkronen
217.169.417.16) ……3.127.

239607.100

3.238.678.375.500
Andere edelv.aluta:
a) Niet tot den metaalvoorraad gere-
kende

waarden

in

buite’nlandsche
munt

1)

…………………….
L386990.l24.000
6)

,Pasmunt ……………………

Disconto’s

………………….
1.305519.26L500
Beleeningen

…………………
1.497.304.700
Voorschot aan den Staat…………..
2.161.991.119.400
Gebouwen, met inrichting ………….
41.320.000.000
Andere

activa …………………….
.5.855.249.255.100

13.
1
1YI.4.5.44IJ.0U
1)
Op dit oogenbiik slechts kostdeviezen in dollars en
ponden.
Passiva:
Kapitaal (Goudkronen
30.000.000)

432.000.000.000
Reservefonds.
……………………..

4.872.011.100
Circulatie ………………………..
7.181.052.798.200
Rekening-Courant ………………..
913.619.432.500
Overige passiva ………………….
5.459.701.198.400

13.991.245.440.200

Het deviezen- en valutabezit van de Bank is thans
derhalve in de volgende posten verdeeld:
I. Metaalvoorraad: Goud en het verreweg grootste
gedeelte (niet alle) van de edelvaluta, welke krachtens
artikel 85 der statuten tot den metaalvoorraad mag
‘worden gerekend.

233

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 Maart 1925

Andere dekking:

Kostdeviezen in dollars en ponden.
Andere activa; deze omvatten (behalve enkele

andere posten):

a) een zekere, onder den metaalvoorraad niet opge-voerde reserve aan edelvaluta, welke echter krachtens

artikel 85 onder den metaalvoorraad mag worden

gerekend,

5) niet tot den metaalvoorraad gerekende waarden
in buitenlandsche valuta, in zooverre deze niet

onder II zijn opgevoerd. Dit zijn:

deviezen en valuta, welke niet tot den metaal-

voorraad mogen worden gerekend (niet-edelvaluta’s),

uit het ,,pensionbedrjf” afkomstige niet onder II
opgevoerde kostdeviezen.

Door de nieuwe wijze van opstelling van den

weekstaat is voortaan een duidelijk overzicht over

het totale deviezen-bezit van de Oostenrijksche Natio-

nale Bank mogelijk. . Dr. R.
KERSCHAGL.

DEENSCHE
VALUTAPOLITIEK 1920-25.

II
(Slot).

De heer L. Estrup te Kopenhager schrijft ons:

Het eerste deel van dit overzicht werd besloten

-met de mededeeling, dat, nadat in Januari 1924

de werkzaamheden van het Koersegalisatiefonds

waren stopgezet, in het midden van Maart een

Valuta-Centrale, die tot doel had, de ontwikkeling
der valutamarkt te controleeren, werd opgericht.

Einde Maart werden nieuwe verkiezingen uitge-

schreven, die tot den val der linksche Regeering en,

einde April, tot benoeming van het thans regeerende
sociaal-democratische ministerie leidden. Het pro-
gramma van het nieuwe ministerie hield o.a. in, het

valuta- en crisisprobleem in onderling verband op te
lossen en reeds 6 Mei verscheen een valutavoorstel,

hoofdzakelijk gebaseerd op een buitengewone vermo-

gen sbelasting ter aflossing der staatsschuld, bene-
vens uitbreiding van de bevoegdheden der Valuta-Cen-

trale in dier voege, dat de Regeering op verzoek van

deze Centrale den invoer van zekere goederen zou

kunnen belemmeren of verbieden, maatregelen zou

kunnen nemen tot verzekering van matige prijzen,

en tot een behoorlijke verdeeling van in het land

aanwezige voorraden. De onderhandelingen wezen
echter spoedig uit, dat dit voorstel politiek on-
uitvoerbaar was. Hetzelfde was het geval met het

voorstel van de rechterzijde, een reeks invoerrechten
te verhoogen met 100 pOt. Deze omtandighede.n
maakten de valutamarkt weder onrustig, waarna de
Valuta-Centrale met rantsoeneering van de valuta’s

begon, terwijl de Regeering begin Juni met voorstel-
len kwam inzake nieuwe belastingen op inkomen en vermogen, verhooging van den suikeraccijus en van
het invoerrecht op koffie. De raming van de op-

brengst dezer belastingen was 50 mili. kronen, be-
stem.d om de schuld van den Staat bij de Nationale
Bank te verminderen. Bovendien werd voorgesteld,

een buitenlandsche leening van 40 mili. dollars aan

te gaan.
Einde Juni 1924 gaf een nieuwe, sterke koersdaling
der kroon te zien, gepaard gaande met een scherpe cri
tiek vah het bedrijfsleven op de rantsoeneeringspoli-

tiek der Valuta-Centrale. Men verweet de Centrale,
den kooplieden te verhinderen, zich in te dekken

in vreemde valuta,
terwijl
de Centrale zelf niet in
staat was, groote koersdalingen te voorkomen, waar-door de zakenwereld èen belangrijk koersrisico werd opgelegd. Tengevolge van deze critiek werd de poli-

tiek der Valuta-Centrale verzacht, zoodat voor goe-
derenimport valuta op een termijn van maximum drie
maanden mocht worden afgegeven.

De koersdaling in Juni deed den dollar tot 638.00,
het £ sterling op 27.50 stijgen en ofschoon de Na-
tionale Bank een nieuw crediet verkreeg van 5 mill.

dollars was de vraag naar valuta zoo groot, dat dé

banken hunne cliënten op 10 proceit van hetgeen

zij aanvroegen moesten rantsoeneeren. Ten gevolge

hiervan stelde de Regeering begin Juli een Valuta-

raad in, bestaande uit vertegenwoordigers der vier

politieke partijen, de organisaties uit het bedrijfs

leven, de Nationale Bank, het Egalisatiefonds en de

Valuta-Centrale. De raad begon haar beraadslagingen

medio Juli en Minister StauDing verklaarde in zijn

openingsrede, dat noch de Valuta-Centrale, noch de
Nationale Bank bij machte geweest waren de moei-

lijkheden te overwinnen en dat centralisatie van den

valutahandel en van valutaleeningen wel voorbij-

gaand beterschap gaven, maar deze middelen verge-

zelci moesten gaan van maatregelen om de grondoor-

zaken der valutamisère te kunnen opheffen. Als zulke

maatregelen noemde de Minister invoerreguleering,

samengaande met belastingen op het verbruik, bezui-

nigingen in de staatshuishouding, stabilisatie der

kroon op haar tegenwoordigen koers, samengaande

met herstel van de inwisselbaarheid in goud en het
heffen van grondbelasting van alle onroerende goe-

deren. Al deze voorstellen dienden overwogen te
worden.

Op 5 Nov. verscheen een eenstemmig rapport van den
Valutaraad, waarin devaluatie der Kroon afgeraden

werd, over welke maatregel ook in de pers hevig was

gediscussieerd. Een regeling werd voorgesteld, tot –

Juni 1925 een dollarkoers te handhaven, overeei-

komende met een goudwaarde van de papieren Kroon

van 65 Ore, en daarna in halfjaarlijksche termijnen
den koers te verhoogen tot pariteit, een en ander op

een wijze, waarover de Nationale Bank nader met de

Regeering zou onderhandelen. Deze onderhandelingen

hadden ih daaropvôlgende maanden plaats en het
resultaat was de wet van 20 Dec. 1924 inzake va-
lutamaatregelen, gevolgd door een overeenkomst tus-

schen Regeering en Nationale Bank, gedateerd

9 Jan. 1925. De bepalingén dezer wet, met dievan
de wet op de Valutacentrale, vormen den grondslag

voor de regeling, welke op 1 Jan. 1925 van kracht
is geworden. De drie fundamenteele bepalingen dezer

nieuwe valutaregeling zijn de volgende:

T. De
vrijstelling
van inwisselplicht harer biljetten,
die de Nationale Bank geniet, wordt verlengd tot
einde 1926.

ii. De Nationale Bank is verplicht, met ingang
van 1 Februari 1925 tot 1 Juli 1925 den dollar-
koers te stabiliseeren op ten hoogste 5,74, daarna tot
1 Januari 1926 o.p ten hoogste 5,60, tot 1 Juli 1926
op 5,46 en tot 4 Januari 1927 op 5,32. Deze verplich-

ting betreft den verkoop van dollars tot dekking
van goederenimport en andere doeleinden, die niet
nadeelig geacht worden voor de volkshuishouding.

Zouden bijzondere
omstandigheden zich doen gelden,
dan mag de Minister autorisatie vragen om dispen-
satie te verleenen van het vasthouden aan de stijgende
koersen. Voorts heeft hij zich bereid verklaard, wan-
neer de Nationale Bank zulks wenscht, te trachten
de vereischte maatregelen te nemen tot handhaving
dezer koersen en een te sterk aanspreken van het
valutategoed tegen te gaan. Wanneer de Nationale
Bank den Minister verklaart, de koersen niet te
kunnen handhaven, kan de Minister de vrijstelling
van inwisselplicht intrekken.

III. Een crediet van 40 millioen dollar wordt met
staatsgarantie als valutareserve der Nationale Bank
opgenomen. Door directe en indirecte belastingen wordt een valutareserve, groot 40 millioen kronen, opgebracht
bestemd om direct na binnenkomen -de schuld van

den Staat
bij
de Nationale Bank af te lossen
1).
Het

directe opnemen van crediet door den Staat
bij
de
Nationale Bank, zal zooveel
mogelijk
verminderd
worden door uitgifte van schatkistbiljetten.
Als resultaatvan
vijf
jaren conferenties en poli-

‘) [In
1922
nam de Staat nav. de re6rganisatie der
,,Landmandsbanken’
bij
de Nationale Bank een crediet van
Kr.
40
millioen op. – Red.]

18 Maart 1925

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

239

tieke onderhandelihgen, staat thans vast, dat Dene-marken uit de valutamisère wil komen en de kroon

weder op pariteit wil brengen. De stemmen, die
opgegaan zijn voor devaluatie (d.wz. stabiliseering

op het tegenwoordige niveau en het absoluut afzien

van pogingen, de kroon weder op pariteit te krijgen)

zijn maar weinig in getal geweest en hebben

krachtigen tegenstand ontmoet, zoodat men gerust
kan zeggen, dat hiervoor geen sympathie onder let

volk bestaat. Bovendien is geconstateerd, dat iedereen

van oordeel is,dat het na te streven doel moet zijn:

evenwicht in de s.taatshuishouding, beperking van de

particuliere consumtie, vermeerdering der productie,
doorgev’oerde bezuiniging bij Staat engerneenten en

vermindering der schulden. Over deze punten bestaan

slechts kleine meeningsverschillen.
Wat dd middelen betreft kan men verder vaststellen,
dat het op het oogenblik politiek âbsoluut onmogelijk

is een invoerreguleering of dergelijke maatregelen

door te zetten, welke direct verbetering der handels-
balans zouden bewerken. Tevens moet aangestipt
worden, dat een hardhandige discontoolitiek zal

stooten op zeer sterken tegenstand van den landbouw.

De nieuwe valutaregeling berust op dezelfde
grondslagen als de politiek, die men de laatste jaren

gevoerd heeft krachtens de wetten inzake het Koers-

egalisatiefonds en de Valutacentrale.
Eigenlijk lijkt het een onvervulbare taak voor de
Nationale Bank, de.waarde van de Deensche Kroon
binnen twee jaren te vermeerderen van 65 tot circa
70 goud-öre, maar practisch gezien zijn de eischen klei-
ner omdat de dollarkoers in Januari 566.50 was en op
het tijdstip, dat de valutaregeling in werking trad

561.50, terwijl de wet 574 limiteert en eerst na Juli
1925 een 560 vaststelt. Het schijnt, dat het door
de wet aangegeven tempo te langzaam is.
Toegegeven moet worden, dat een werkelijke waar-
borg. evenmin door de thans doorgevoerde valuta-
regeling verstrekt wordt als door de. vroegere. Alleen
bezit men thanè een nieuwen en grooteren voorraad
buitenlandsche valuta en is de Nationale Bank ver-
zekerd van de terugbetaling van 40 miii. kronen
staatsschuld. Daardoor kan zij de biljettencirculatie
iets inkrimpen, maar op de behoefte aan vreemde
valuta heeft men geen grooteren invloed dan voorheen

en het hangt hiervan af, of de. Deensche kroon in

UeO
loop van den tijd naarboven gebracht kan worden,
dan wel of men na verloop van eenigen tijd in de-zelfde situtatie als een jaar geleden zal verkeeren,
toen het Koersegalisatiefonds stopgezet moest worden.
Hier zijn wij tot het punt gekomen waarover hier
te lande sterk gediscussieerd en politieke strijd ge-
voerd werd, de kwestie
D.I.
van de beteekenis der
handelsbalans als oorzaak der dalende kronenkoers.
Hieronder volgt een overzicht van de beweging der
handelsbalans in de periode, waarop het bovenstaande
betrekking heeft.
Invoer minus uitvoer van binnen- en buiten-
landsche goederen.

Mill.Kr.

.

Miii. Kr.

Januari-Maart
1921 + 94

Januari—Maart
1923 + 101
April-Juni

,,
– 59

April—Juni

+ ”
Juli-September

+ 30

Juli-September

+
October-Dec.

+ 68

October-TDec.

+ 73

Januari-Maart
1922 + 19

Januari-Maart
1924 + 42
April-Juni

,,
-j- 110

April-Juni

+ 107

Juli-September
,,
+ 105

Juli-September

+ 5
October-Dec.

,,
+ 36

October-Dec.

+ 65

Volgens deze cijfexs is de handelsbalans doorgaâns
passief geweest, uitgezonderd een periode in 1921
waarin de crisis begon. Het laatste halfjaar 1924
was tot December gunstig, omdat een invoerover-
schot van 24 rfiill. kronen in Juli—November op geen
stukken na tegen de winsten der Deensche scheep-
vaart in dezelfde periode oi
1
tveegt. December wees

echter een belangrijk invoersaldo aan.
Het deflcit der handelsbalans is in de- 4 jaren
1921-24. 133, 369, 345, 219 Mill. kronen geweest.

Wanneer men aanneemt, ‘dat scheepvaart en door-
voerhandel Denemarken jaarlijks van 150-200 Mill.

kronen opleveren,ziet men spoedig, dat op de bewegingen
der betalingsbalans tamelijk nauwkeurig die der

kronenkoers volgen. 1921 toont een batig saldo met
stijgende kroon; gedurende 1922 ontstaat een deflcit

en in -het laatste kwartaal begint de kronenkoers te

dalen. 1923 met een groot deficit der betalingsbalans
toont een sterke inzinking

der kronenkoers, welke
in het eerste halfjaar 1924 voortgezet werd; met

een deflcit.van circa 150 mili. kronen op de handels-
balans
wijst
deze periode een belangrijk minus op de

betalingsbalans aan In het laatste, gunstige halfjaar

van 1924 herstelt de kronenkoei’s zich iets en op het

einde van het jaar was hij ongeveer gelijk aan den

koers, waarmede het jaar begon. Dit bevestigt, -dat het deheele jaar bijeengenonaen de betalingsbalans

-ongeveer in evenwicht moet zijn geweest. Deze on-

miskenbare paralleliteit tusschen de betalingsbalans
en de schommelingen van den kronenkoers, die ook
waarschijnlijk gemaakt wordt door het feit, dat de kroon.

door de opschorting der inwisselplicht los gemaakt

is van het goud, geeft het recht, de nieuwe valuta-

regeling met eenig pessimisme te beschouwen, temeer
wanneer men zich herinnert, dat noch de disconto-

erhooging van 5 op 7 pOt., noch de door de Valuta-
• centrale doorgevoerde rantsoeneering in staat waren
de kroon op peil te houden.
Men zou dq huidige valuta-situatie in Denemarken
als volgt kunnen samenvatten: De welvaart van het
land en de gunstige toestand van het geheeie be-
drijfsleven zijn van dien aard, dat het met betrek-
kelijk kleine offers mogelijk zal zijn, de kroon te doen
stijgen. Noch de oorlog, noch de crisis hebben het
land financieel noemenswaardig uit zijn verband ge-

rukt, of in een onguntige richting gedreven. Alleen
is eenige zuinigheid in openbare en particuliere buis-
houdingen noodzakelijk. L. EsTaup.

AANTEEKENINGEN.

Statistisch overzicht van den economischen
toestand van Nederland. – Op
pag. 243 in dit
no. vindt men bijeengebracht de voornaamste indices,
welke een
aanwijzing
geven omtrent den econo-
ischen toestand van Nederland. Het is de bedoeling,
dat dit overzicht, dat voor een groot deel is samen-
gesteld uit een aantal der sociaal-economische gegevens,
welke worden verzameld door het Centraal Bureau
çoôr-de Statistiek, iedere maand zal verschijoen. De ‘rubrieken spreken voor zichzelf. De
indexcijfers
der

‘effectenkoersen konden nog niet worden ingevuld,, aan-
gezien het Bureau hiervan een nieuwe bewerking onder
handen heeft, waarvan de resultaten eerst in zijn vol-gend Maandschrift zullen worden gepubliceerd. –

– Gaat Frankrijk meestbegunstigireg ver-

leenen? De Fransch-Duitsche onderhande-
lingen. –
In het onlangs •tusschen Frankrijk en
Duitschl and gesloten handelspolitieke compromis heeft
Frankrijk zich, gelijk bekend, verplicht, in het defini-
tieve handelstractaat Duitschland.
de facto
meestbe-
gunstiging te verieenen, een toezegging, die – waar
immers het tha’ns geldende stelsel der Fransche han-
delspolitik principieel toekenning van meestbegunsti-
-ging uitsluit – als ee zeer belangrijk succes voor
de Duitsche onderhandelaars mag worden aangemerkt.
De overwegingen, welke Minister Raynaldy er blijk-
baar toe geleid hebben, een dergelijke verplichting op
zich te nemen, kan men vinden in een rede, welke
hij enkele dagen na het sluiten der voorloopige ovèr-eenkomst voor het Comité Consultatif du Commerce
et de l’Industrie heeft gehouden.. –
. Na eerst enkele andere punten te hebben besproken
en o.m. ontkennend te hebben geantwoord op de
vraag, of Frankrijk naar het stelsel van het enkele
thrief moet terugkeeren, ging hij over tot de gedrags-

240

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 Maart 1925

lijn, door dit land tot duverre bij onderhandelingen

over handeisverdragen gevolgd, en de wijzigingen,

daarin
naar zijn inzicht aan te brengen. Hij zeide:

,,lJe huidige methode, die voortvloeit, zpo niet uit
de wet van 1919, dan toch uit de jurisprudentie, die

er de toepassing van heeft geregeld, heeft te waar-

deeren resultaten opgeleverd en terwijl Frankrijk

zich herstelde heeft zij een noodzakelijke beveiliging
gevormd, zoowel als een middel tot expansie. Echter

zijn in den loop der laatste onderhandelingen, en

meer in het
bijzonder
gedurende die met Duitschiand,

de gebreken van het stelsel
duidelijk
aan den dag

getreden en het is van belang hen in bijzonderheden

uiteen te zetten

De twee doeleinden, welke iedere Staat zich stelt,

wanneer hij over een handeisverdrag gaat onder-

handelen, zijn: 1
0
. de zekerheid, niet te worden achter-

gesteld bij. een buitenlandschen concurrent; 2
0
.
zichzelf

niet te benadeelen door een overmatige bescherming

van de nationale productie.

De voor den oorlog door de meeste landen der

wereld toegepaste methode, correspondeerde met deze
twee doeleinden. De meestbegunstigingsclausule waar-

borgde een behandeling, gelijk aan die van den

buitenlandsehen concurrent. De methode van con-
ventioneele verlaging der rechten of van vastlegging

van rechten in annexen bij het verdrag waarborgde

stabiliteit in de behandeling van de voornaamste

artikelen, die voor uitvoer naar de contracteerende

tegenpartij in aanmerking kwamen.

De wet van 1919, die inderdaad aan het vroegere

régime is toegevoegd, is geïnterpreteerd als de negatie

daarvan; men beroept zich op haar om de meest-

begunstigingsclausule uit te sluiten, evenals, in het
algemeen, alle waarborgen voor
gelijke
behandeling

en ook alle conventioneele verlagingen, ja zelfs con

solidatie van tarieven, doordat Frankrijk zich in alle

gevallen
zijn
volledige vrijheid op tariefgebied voor-

behoudt.

Direct na den oorlog kon men zich niet neerleggen

bij het denkbeeld, dat in handelsovereenkomsten ge-

lijkheid van rechten zou worden erkend, daar deze onver-
eenigbaar was met de omstandigheden, waaronder de
productie en de handel in beide landen plaats vonden,
iioch dat Frankrijk, dat zich moest herstellen, ver-
plichtingen op zich kon nemen, wat de hoogte van

zijn tarief aangaat.
Maar wanneer straks na de herziening van het
tarief, welke het Fransche Parlement moet ter
hand nemen, Frankrijk over een tarief zal beschikken,
gegrondvest op nieuwe fundamenten en aangepast

aan de huidige omstandigheden en gedurende een
zeker aantal jaren van kracht, is het zeker, dat het

geen verdragen zal kunnen. afsluiten, dan door zijn
methode van onderhandelen soepeler te maken en het,
inzooverre een overgangsregime dit ook maar eenigs-
zins toelaat, aan te passen aan de gelijksoortige en
constante wenschen van alle staten, waarmede het

heeft te onderhandelen.
Voorts moet het op veel ruimere schaal
zijn
mini-

mumtarief kunnen toestaan en niet langer, terwijl
het van vreemde landen conventioneele rechten eischt,

daartegenover
zijn
niet voor verlaging vatbare mini-

mumtarief kunnen stellen. Om deze twee voorwaarden
te
verwezenlijken
zou voldoende
zijn:
1
°
. dat Frank-
rijk zijn minimumtarief op eji niveau brengt, hetwelk
ruimere toekenning daarvan veroorlooft en dat het,
wanneer het tegenaanbod zulks rechtvaardigt, een
soort van ,,tarif d’usage” instelt.
De eisch, voort te gaan met de toepassing van

het minimumtarief, met alle schrielheid, waarmede
zulks in de voorafgaande jaren is geschied, is onver-

eenigbaar met de noodzakelijkheid, waarin Frankrijk
zich bevindt, overeenkomsten op langen
termijn
te

sluiten en voor zijn expansie permanente zekerheden
te
verkrijgen.
Het gaat er geenszins om, terug t

keeren tot het stelsel van meestbegunstiging, maar

om door ruimere toekenning van hetminimumtarief,
hetgeen behandeling op voet van meestbegunstiging

impliceert, recht te kunnen doen wedervaren aan de eischen van landen die zich meer en meer verzetten

tegen iedere discriminatie, tenminste wat de voor-

naamste artikelen aangaat, welke
zij
produceeren.
2
°
. Voorts zou
Frankrijk, dat conventioneele rechten

moet eischen en
verkrijgen,
ook niet meer zijn tarief

als in beginsel niet voor verlaging vatbaar daar

tegenover moeten stellen. Een feit is het overigens,

dat ondanks de rigoureuze verklaringen, welke de

tarieven van 1892 en 1910 hebben vergezeld, Frank-

rijk, toen het met zekere landen heeft willen onder-
handelen, verlicht is geweest, dit in zekere gevallen

geenszins te doen op den grondslag van het minimum-

tarief.

Hieruit moet worden geconcludeerd, dat de onaan-

tastbaarheid van het minimumtarief in het verleden

een fictie is geweest, gelijk zij
het waarschijnlijk
in

de toekomst zal
zijn.
Zou het dan niet beter zijn,

de
mogelijkheid
onder het oog te zien, dat hetmini-

mumtarief, vastgesteld op een voldoende •hoog peil

om er met ruime hand ontheffing van te verleenen, dan ook anderzijds in uitzonderingsgevallen in een

bij de wet vastgestelden omvang voor vermindering

vatbaar zal
zijn,
op voorwaarde van een welom-
schreven tegenprestatie.

Het zou zeker een nuttig hulpmiddel bij onder-

handelingen
zijn
— behoudens dan, dat de bevoegdheid,
ervan gebruik te maken, zou moeten worden beperkt

tot drie of vier jaren – bij overeenkomst de tarieven

met 15 â 20 pOt. te verlagen voor artikelen, die
specifiek die van de verdragsluitende tegenpartij zijn”.

De vreemde staten verwachten niet slechts hier

en daar op hun verlangen geretoucheerde tarieven,
maar vooral waarborgen van stabiliteit. ,,Deze waar-borgen”, zeide de Minister, ,,zijn met zooveel kracht
geëischt door de verdragsluitende
tegenpartijen,
dat

de overeenkomsten niet gesloten hebben kunnen wor-
den dan dank zij
tijdelijke
vastlegging van zekere

rechten (als in het tractaat met Spanje), een verplich-

ting, van te voren van wijziging in het tarief kennis

te geven (zooals in het tractaat met Italië), of dank
zij de beperking van de bevoegdheid der regeeringen;
haar tarieven te wijzigen, welke niet zullen kunnen

worden verhoogd dan in een omvang, welke de pro-
ductievoorwaarden of den toestand van de markt
zullen wettigen, waarbij de productieprijs in de beide

verdragsluitende landen op den datum der ondertee-
kening als criterium dient.
Welke
zijn
nu de middelen tot stabilisatie, welke
men onder het oog kan zien als zich verdragende

met de doctrine van
vrijheid
op tariefgebied, waar-

van het Parlement naar het schijnt niet bereid is
afstand te doen? Het schijnt, dat men twee midde-

len in beschouwing kan nemen. –
Dat, aangewend in de overeenkomst met Canada

van 1922 en die met België van 1923 en in een bij-
zonderen vorm in het Fransch-Italiaansche verdrag

van 1923 inzake
zijde.
Dit middel bestaat in een

machtiging tot verhooging der rechten in zoodanigen
omvang, dat hun druk niet toeneemt.
Wanneer verhoogingen van• rechten, welke een

der verdragsluitende landen op het oog heeft, in-
tegendeel op een verzwaring der bescherming tegen
zeer belangrijke uitvoerproducten der andere partij zou uitloopen, zou voorafgaande kennisgeving on-
middellijke onderhandelingen moeten mogelijk maken
en, bij outstentenis van deze, öpzegging op korten

termijn”.
Tot zoover de voorzichtige uitlatingen van den
Minister. Met belangstelling mag worden afgewacht,
of het Parlement t.z.t met hem mede zal gaan.
Volledigheidshalve volgen hieronder thans nog de
bepalingen van bovengenoemd principieel Fransch-
Duitsch compromis, op weiks grondslag 16 dezer de

onderhandelingen over een voorloopig handelsverdrag

zijn hervat.

18. Maart 1925

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

241

Düitschland verklaart zich tot het sluiten van een

voorloopige overeenkomst voor den dutirvan onge-veer negen maanden bereid. Aan de onderhandelin-

gen daarover zullen de in Januari’door de’Fransehe

Regeering gedane voorstellen ten grondslag worden
gelegd, krachtens welke, onder indeeling der Duitséhe

goederen in vier categorieën, voer een deel van den
Duitschen invoer het geldende minimum-tarief, vôor

een ander deel eveneens het minimum-tarief, echter
onder contingenteering der in te voeren hoeveelhe-

den, voor de beide andere categorieën rechten tus-

schen het minimum en het algemeen tarief, of een

voorloopig nieuw, d.w.z. verhoogd minimum-tarief

zal gelden.
• Daartegen verplicht Frankrijk zich, in het defini-
tieve verdrag Duitschiand
de facto
meestbegunsti-

ging te verleenen, welke van kracht zal worden na
een zekere overgangsperiode,’ waarin het Fransche

bedrijfsleven zich aan de nieuwe omstandigheden zal

hebben kunnen aanpassen. Om anderzijds niet te

prejudicieeren op de rechten van het Fransche Par-
lement, dat met een herziening van het thans van

kracht
zijnde
Fransche tarief en verdragstelsel bezig

is, is uitdrukkelijk overeengekomen, dat voor het

geval de in het oog gevatte regeling door de
besluiten van Kamer en Senaat zouden worden

verworpen, Duitschiand het recht zal hebben de
voorloopige overeenkomst met eentermijn van twee
maanden op te zeggen. Tegenover de Fransche
tariefconcessies verleent Duitschland, zoo lang de
voorloopige overeenkomst van, kracht is, meestbe-
gunstiging aan Frankrijk, doch niet principieel en

niet voor alle Fransche goederen. De Duitsche dele-
gatie heeft zich veeleer uitdrukkelijk voorbehouden,
zekere Fransche producten daarvan uit te sluiten.
Daarentegen heeft Duitschiand, wat de voornaam-
ste Fransche artikelen aangaat, zich aan zekere
rechten gebonden.
Het voor de Elzas-Lotharingsche industrie toege-
zegde invoerrechtenprivilege is aan de voorwaarde
verbonden, dat niet andere landen op grond van
hun meestbegunstiging op dezelfde of dergelijke voor-
deelen aanspraak kunnen maken. Het is beperkt tot
bepaalde goederensoorten en zal verlagingen der
rechten voor nog vast te stellen contingenten met
de helft omvatten. De definitieve regeling dezer
kwestie zal eerst bij de latere onderhandelingen plaats
vinden en van Franschen kant
zijn
onder uitdruk-

kelijke erkenning van wederkeerigheid correspondee-
,rende tegenconcessies toegezegd.
Ook de Saarkwestie is in het compromis voor de eerste
maal aangesneden. De .toestand is hier deze, dat het Saargebied tot het Fransche tolgebied behoort, doch
dat de uit het Saargebied afkomstige en van daar
uitgevoerde producten gedurende een periode van
vijf jaren na het van kracht worden van het Vredes-
verdrag vrijen invoer in Duitschiand genoten en
gedurende denzelfden
tijd
de Duitsche invoer van
artikelen van plaatselijk gebruik in het Saargebied
vrij ‘van heffingen s’as. Dit privilege is op 10 Januari
1925 afgeloopen. Voor het met de Duitsche volks-
huishouding nog veel nauwer dan Elzas-Lotharingen
verbonden Saargebied, dat zoowel voor den afzet
v’an zijn productieoverschot als voor het betrekken
van belangrijke half- en eindproducten op Duitschland
is aangewezen, is daaruit een toestand voortgevloeid,
die, naar zich laat denken, de industrie aldaar voor
groote
moeilijkheden
stelt. Volgens de ,,Frkf. Zt
g
.”
wil Frankrijk iedere concessie ‘ten gunste van dat
gebied van nieuwe Duitsche contraprestaties •t.o.v.

Elzas-Lotharingen afhankelijk maken.

Amerikaan.sche saldi te Lndén.
– De
ramingen van de thans te Londen uitstaande Ame-
rikaansche ‘saldi loopen, naar de ,,Times” merkt,
zee’ iiiten.
Cijfers
worden genoemd van £ 30 tot
£ 35 ‘millioen en van £ 35 •tot £ 40 millioen. In
sommige Amerika ansche bankkringen is meii geneigd

‘het ‘op» het;h’oögste:cijfer te houden. Algemeen schijnt

men het er echter over eens te zijn, dat de Amen-

kaansche saldi thans zoo groot
zijn
als nooit te

voren. Het koersrisico op het overgr’oote deel is
gedekt. door termijnverkoopen van sterling, zoodat

wegtrekking waarschijnlijk
niet veel invloed op den

wisselkoers zou hebben. Iutusschen is het feit, dat

te New York nog
bij
voortduring dollars tegen sterling

worden aangeboden een teeken, dat de boogere rente-
stand te Londen, met het vooruitzicht op koerswinst,

nog bélangrjke factoren yoor den dollar-sterling-
koers zijn.

In een nadere beschouwing
wijst
het blad ér op,

dat volgens wisselmakelaars de
stijging
van het pond
vermindering van vreemde valuta tengevolge heeft.

Als yerklaring wordt gegeven, dat, nu sterling de pa-
riteit (4.86%, slotkoers te Londen Maanda’g 11.

4.78/s) zoo dicht nadert, het zijü positie als inter

nationaal betaalmiddel meer en meer herne’emt. Ge-

durende de periode van scherpe fluëtuaties toonden

velen een voorkeur voor den dollar, hetgeen vermeer-

dering van valutazaken tengevolge had. Van de±en
voorkeur begint men in Engeland en op het Conti-

cent, met name in den Engelsch-Franschen handel
terug te komen, met boveuvermeld gevolg.

t
Zilverproductie der wereld in. 1.94». –
Het American Gold and Silver Institute publiceert
de volgende cijfers omtrent de wereldproductie van
zilver in 1924, vergeleken bij 1923 en 1912.
pCt. stijging
(in 1000 oz. fineÇ+)
of daling

1912

1923

1924

Vereen. Staten.

63.767

73.296

64.792

+ 1,6,

Canada ……..
31.625

17.755

20.364

– 35,6

Mexico ………
81.234

90.859

92.000

+
13,3

Noord.Amerika
176.626 181.910 177.156
+

0,3
Centr.-Amerika
2.846
2.500
2.500

12,2
Zuid-Amerika

13 981
27.355
26.500
+
89,5
Europa

……..
15.992
8.214
9.000


43,7
Australië …….
14.738 10.868
10.800

26,7
Azië

……….
5.505
10.027
9.500
+
72,6
Afrika ………
1.218
1.544
1.600


±
31,5

Totaal ….
230.904 242.418 237.056

+ 2,7

Dr. iS’chacht over kapitaalv orming en

organisatie der geldrnarkt in’Duitsch-
1
a ii. d. –
Onlangs’ he’eft de President van de Reichs-
bank te Hamburg een rede gehoudeii, waarin
hij
o.m.
bovenstaande kwesties ‘besprak.
Wat het eerste punt aéngaat ‘stelde
hij
de vermin-
lering van ‘het Duitsche volksvermogen en -inkomen
bij voor den oorlog vergeleken op 40 pOt. en meende
in dit verband het Duitche consu’mtiepeil nog veel
te hoog te moeten, noem’en.

Het’ sparen neemt echter gelukkig sterk toe. Bij
de spaarbanken en coöperatieve credietvereenigingen
zijn de tegoeden van 400 millioen in het jegin vai
1924 tot 2 milliard in den aanvang van 1925 opge-
loopen, waarvan men ongeveer een half milliarçl als
tegoed in rekening-courant kan aanmerken. De groei

van eigen vermogen en premieresei’ves der verzeke-
niugmaatschappijen zal met rond een half milliard
wel juist geschat worden. De crediteuren der banken
kunnen thans,op ongeveer 6 milliard worden aange-
nomen; hierbij gaat het natuurlijk om beweeglijke
tegoeden op. korten termijn.

Bij de post bedragen de saldi tegoed in rekening-
coui’ant ca. een half milliard, bij de Staats- eu ge-
meentelijke banken ca. 1,5 milliard. Alles bijeenge-
nomen mag volgens Dr. Schacht de toestand, die een
vlottend kapitaal van 8 h 9 millia.rd te zien geeft,
n’iet onbevredigend worden genoemd en doet zij een
zeker vertrouwen in de toekomst gerechtvaardigd
schijnen.
Wat de aanwending der gelden van openbare licha-
pieia aangaat eiscirte hij terugkeer naai den tijd van
voor den oorlog, waarin de Reichsbank .sléchts de

242

ECONOMISCHSTATISTISCHE BERICHTEN

18 Maart 1925

taak van clearing-instituut op den top van jiet beta-.

lingsverkeer te vervullen had. Hoezeer zij thans als

credietgeefster werkzaam is – de aan het economisch –
leven beschikbaar gestelde bedragen beloopen in door-

snee 3 milliard – blijkt ook hieruit, dat zij rond de –

helft van den wisselomloop in portefeuille heeft. Een

gunstig teeken van verbetering is de goifbeweging

in de bankstaten op de betalingstermijnen, waaruit
een regelmatig toestroomen en afvloeien der gelden

blijkt. In den laatsten tijd heeft zich echter bij de par-

ticuliere banken de wisselpdrtefeuille vermeerderd.

Zoolaiig vraag en aanbod op de geldmarkt nog in

zoo abnormale verhouding staan kan van de rantsoe-

neeringspolitiek geen afstand worden gedaan.

De disontoverlaging moet derhalve voor alles als

een experiment worden beschouwd, waartoe werd be-

sloten,-omdat kapitaalvermeerdering slechts door ver-

hoogde productie mogelijk is en deze dus in de eerste

plaats uit den credietnood moet worden geholpen.

Terloops zij opgemerkt, dat in de in het No. van 4

Maart 11. besproken,.niet zeer afdoende officieele toe-

lichting der ‘discontôverlaging niets wat doet denken

aan dit argument – nog wel hoofdaanleiding tot den
maatregel – voorkomt.

Het komt er nu voor het gelukken van het expe-.
riment op aan, aldus Dr. Schacht, alle beschikbare

gelden aan het bedrijfsleven te doen toekomen. Met

het bankier-spelen der verschillende openbare instel-
lingen is het vrijwel uit. Met de Posterijen is een

regeling getroffen, waarbij deze een deel harer gel-

den als.vlottende middelen behouden, een ander deel
door aankoop van wissels uit de portefeuille van

Reichsbank en Seehandlung dezen instituten ter be-

schikkine stellen en een ander deel in solide fond- Wel twi r t s ch a ftlich es Ar chi v. – Jena,
sen, goudpandbrieven enz., wordt belegd. De over-• Januari 1925.
eenkomst met de Seehandlung houdt in, dt zij zich

Dr.
li’r.
v. Gottl-Ottlilienfeld,
Vom Wirtschaftsle-
weder volgens haar oude beginselen oriënteert, vol- ben und seiner Theorie;
Dr. W. Sombart,
Die Idee
gens welke zij op de Berljnsche geldmarkt, zich be- des K’lassenkampfes; Dr. B. Harms,
Die Schicksals-
perkende tot-gelden op korten termijn in het vérkeer stunde der deutschen Handelspolitik;
Dr. M. Sering,
met de groote banken, als ,,Kassen-Ausgleichstelle” Agrarkrisis und Zollschutz;
Dr. F. Bach fa/s&,
Zur
fungeert en afziet van het verleenen van lange cre- auswiirtigen Politik Bismarcks;
Prof.
Dr. E. Hantos,
dieten aan handel en industrie. . . ‘ Die Wirtschaftspolitik in Mitteleuropa;
Dr. R. Lund-
Ten slotte heeft de Reichsbank zich bereid ver-
borg,
Das Staatensystem und die Einteilung der

klaard, ook boven de eredietcontingenten goede bank- Staaten.
accepLCn in disconto te nemen, inzooverre deze door

J o u r n a 1 d es E c o n o m i s te s. – Parijs, 15
een andere bank, derhalve met een drde handteeke- januari 1925.

ning worden aangeboden. De banken kunnen hier-

Yves-Guyot,
L’inveotaire de la situation financière
door met meer zekerheid dan tot dusverre disponeeren

de la France;
P. Cassoute, Les accords commerciaux;
Te hopen is, dat het bankaccept aldus weder in’
J. B. Legros,
Chronique de l’inflation;
N. Mondet,
meerderen omvang zijn taak zal kunnen vervullen, ‘Pi-évisions pour 1925;
G. de Nouvion,
Les comptes’
zoodat zich langs dezen weg langzamerhand een vrije: des chemins de fer de l’Etat en 1923-
X.,
Bases de
markt zal vormen, waarop de Reichsbank tot haar bo- – la politique internationale utiJitire –
P
.
Yves S’ébil-
vengenoemde taak, elearin-instituut op den top van
lot,
Venise et son avenir;
J. B. L.,
La culture du blé
het betalingsverkeer te zijn, kan terugkeeren. et
la préhistoire;
Le Boy,
Aux pénitenciers militaires
africains;,
J. Lef ort,
Les physiocrates et la Chine;
B. L. L. E.,
La Ligue du Libre-échange (janvier 1925).

De Naamlooze Vennootseap. – Roer-
mond, 15 Februari 1925. –
Prof. Mr. M. W. F. Treub,
Regeeringsbemoeiing
niet het bedrijfsleven in Nederland en Ned.-Indië,
II;
Mr. J. M. J. A. Simns,
De Nederlandscie taal
en hare spelwijze.in statuten van NV. en andere Ne-
derlandsche rechtspersonen;
H. J. Franck,
De moei-
lijke jaren van het Nederlandsche bankwezen;
Dr. M.
van Haaften,
Levensverzekering en inkomstenbelas-
ting; ‘Prof. Dr. J. W. Hedemann,
De Kartelwetge-
ving in Duitschland. ‘

Journal of the Insti’utb’of Bankers.
– Londen, Februari’ 1925,
bevat oa.: ‘
M.
s:
Herries,
Overseas commercial credits.

Tijdschrift voor Economische Geo-
g r a p h i e. —’s-Gravenhage, 15 Februari 1925.
Ir. Joh. A. Tenge,
Het grondgebruik in Neder-
land;
C. T’Viskerke,
Tsjecho-Slowakije economisch-geo-
grafisch beschouwd.

OVERZICHT VAN TIJDSCHRIFTEN.

D e E e o n o ni i s t. – ‘s-Gravenhage, Febivari
1925.

Prof. Mr. Dr. A. van Gun,
:De staatsfinanciën;
W. C. Posthunrus Meyjes,
Eenige aanteekeningen be-
treffende oorzakèn en gevolgen van kapitaalexport;
H. T. Hoven,
De overgang van het Pensioenfonds

voor weduwen en weezen vain burgerlijke ambtenaren
naar het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds.

T h e Q u a r t cr1 y J our n al of E c o n om ie
5.
– Oambridge, Mass., Februari 1925.
A. A. Young,
The trend of economics;
W. F.
Layton,
British opinion on the gold standard;
J. E.
Orcho,rd,
A proposal for regulation of the coal;
R. C.
Epstei’ri,
Industrial profits in 1917; J. W. Angeil,
Moné’tary theory and monetary policy.

Shmo1lers Jahrbue’h. – München, Leip-
zig, September 1924.
F. Lens,
Friedrich List und der Liberalismus;
R.
Lie fnann,,
Zurechnung und Vertei1ng;
H. Honeg-
ger,
Die Krisis der statischen Nationalökonomie;
W.
Zinrmerniann,
Fords Evangelium von der technisch-
sozialen Dienstleistung;
C. A. Verrijn Stuart,
Wiedej–
aufbau und Freihandel;
C. Lang,
Die wirtsehaftli-
chen Möglichkeiten eiher Ertragsteigerung der land-
wirtschaftlichen Erzeugung; F. Beckmann,
Interes-
sengemeinschaft und Gemischtes Unternehmen;
A.
iS’chulte,
Bericht über das Werk ,,Geschichte der gros-
zen Ravensburger Handelsgesellschaft 1380-1 530″;
B. Braubach,
Stoa und Demolcratie in der Ideenwelt
der französischen Revolution (Condorcet) –

ONTVANGEN•

Restauration financière de la Hongrie,
huitième Rap-
port du Commissaire Général de la Société des
Nations pour la Hongrie ler-31 déeembre 1924.

Idem. Neuvième Rapport. ler-31 janvier 1925.,
Genève. Société des Nations.

Le ,Relivement financier de l’Autriche
(deuxième
– année), vingt-troisième rapport du Commissaire

Général de la Société des Nations pour l’Autri-
che. (Période du 15 octobre au 15 novembre 1924.

Oinquième mois de la quatrième étape.); Idem,
vingt-quatrième rapport. (Période du 15 novem-
– bre au 15 décembre 1924. – Sixième mois de la

– IVe étape.); Idem, (troisième année) vingt-cin-

quième rapport. (Période du 15 décebre 1924

au 15 janvier 1925). -Idem, vingt-sixième Rap-

port. (Période du 15 janvier. aü 15 fév-ier).
Genève. Soeiété des Nations.

Auswahi von Valoren der Schweizerbörsen.
Dezembe
-1924. (Schweizerischer Bankverein).

18
Maart
1925
.


ECONOMISCH-STATISTISCHE
BERICHTEN

243

STATISTISCH OVRZIOHT VAN DEN ECONOMISCHEN TOESTAND VAN NEDERLAND.
.

(Gegevens meerendeels ontleend aan het Maandschrift van het Centra1 Bureau voor de Statistiek.)

9 4
1925
Januari

.
Juni
Juli
Aug.
Sept.

I

Oct.
Nov.

I

Dec.
Jan.
1924

1
1925

Arbeidsmarkt
.
.
.

.. .
Bedrag der gehouden
aanbesfeiingen
X
f
1000
14.435
11.629 10.248
6.020
8.376
6.612
179fl
7.197
6.662 7.197

waaronder voor
fabrieksbouiv
X t 1003 …………………
Staats- en part.
mijnen.
Aantal arbeiders op ten der maand
315
29.525
233
29.651
261
29.774
126
29.656
439
29.623
112
29.643
278
29.966
296
3u.143
738
29683,
296
30.143
Metaalindustrie.
Aantal arbeiders op 1 Januari en 1 Juli
. .
26.207
4
)
29.006
:
26.2074)
1)
Gemiddeld aantal taken der -bij

I

Amsterdam
Haren-

de

Havenarbeids-Reserve”
in-
bedrijf

geschreven —
losse
arb. p. week
18,6 20,1

17,1
17,9
.
18,5
21,3
16)
26,6
224

Rotterdam

Idem

………………………………
Zeevissrherij,aantal
vaartuigen, welke de

uitoefenden
.
41
,6
744
40,3
743
390
§762
45,3
§759
51,0
j780
16)
55,5
§731
§571
65,5

Indexcijfer der Werkloosheid.
s
,i
a
ui.
.j
..

412.

.

Arbeidsbemiddeling.
2)
.

Aanbiedi”gen v.
J

Ingeschreven ged. de mand.
..

. .
40.2
46,7
442
48,6
65,4
487
65,1
52,8 74,8 58.5 87,0
52.8
8.3,9
62.5
117,5
52,8
8,9
werkzoekenden. 1

Overgebl. op het einde
V.
de mnd

8
Aanvragen

van
J

Ingeschreven ged. de maand
.
..
de

59.7
30,4 6,0

62,7
19,9)
5,5

64,0
.
19,5
4,9
220
5,7
206
4,7
17,0
4,0
17,5
3,7

1
19,6
4,2
22,2
3,9
19.6
42
werkgevers.
.

Overgebi. op het einde v.

mnd

x
Plaatsinen…………………………………..)
15,0
53
5
39j»54
18
,
1
15,4

Arbeidsloonen.
T
.
11
Ondergrondsche arbeiders ……….
f

bij

de mijnen
f5,96
f5,95
f5,93
f5,92 f5,62 f5,65
f5,48 f5,50

II
f6,33 f5,50
Bovengrondsche

……….

‘t.

(loon

per dienst)
,, 4,27
114,23
,, 4,27
,, 4,23
,, 4,05
,, 4,08
,, 4,05
,, 4,04
,, 4,33
,, 4,04
0,98
,,0,96
,,0,96
,,0,96
,,0.95
,,O,()9

,,097
,,090
,, 1,03
.,,
0.90 0,93
,,0,91
,,0,91
,,0.91
,,091
,,0,’2
0,94
,,0,93
,,0,98 ,,0,93
084
,,0,81
,,0,82
,,0,84
,,0,84
,,0,92
,0,85
,.0,82
,, 0,89
,,0,82

,,

l

Metselaar

uurinkomen

……………..

ouwbedrijven
<

Timmerman

……………..
ms er am.

Opperman

,,

..
.

Wapentabriek te Hembrug

……..)

..
0,57
)
0,754)
,,0,705)
,
.
,
1
0,66
4
)
,,0,75
4
)
,,0,4i6
4
)
Metaalindustrie,

uurinkomen …………………………..

Artillerie
.

.
h-

Fabrieken

van munitie en

ontplof-

I

4
c

,

bare stoffen te Hembrug……….(
,, 0,7 1 4)
,, 0,63 5)
0,57
,, 0,7 1
4)
,, 0,57
n

Constructiewerkplaatsen te Delft

. .

)

.

8I4
.
Voortbrenging en verbruik.

(
aanvoer

in

Ned.

havens

6)

X

1000

K.G.
Zee.

J

rvaaronder.huring.X
1000 K.G ………..
§ 5.643
§3.012
§
1.26

§
8994

§
11.046
§6.760
§
8567
§
1.922

§

2.833

§
13.630
§ 10..’39
3.561

§
23.690
2ft333
§
5.504
§
17.198
3.390 §

3.823

§

8.328 4.738
1.935 •
.

§ 2.822 §

168
§

1.222
.

§

392
§
1.146

§

1.972
§

2.417
§

4.323
§

2.798
§

950
§

34

§

445
§

532
§

475
§

496
§

533
§

495
§

511
539
§

489
§

539
Voor binnenlandsch verbruik beschikbaar gekomen hoe-

673
954 870
§
.
§

846

visschertj.

opbrengst
X
t

1000

…………………….
.

‘.

waaronder haring
X
f
1000

…………

§

811
§
1.028

§

589
§
§

.861
§

Productie der
kolenmijnen
)< 1000 ton
7)
……………….

15.967
16.569

16.662
18.490
14.857
21.720
15.912
17
)
17.067
13.064
17.067
veelheid
steenkolen
X

1000 tont)

…………………..
In consumtie gebrachte
suiker
9
)
X
1000
K.G.

……… ..
1.214
1.011

714
1.300
.184
781
1.199
704
2.601
704
Aan de consumtie onttrokken
suiker
10) X 1000 ((.0……..
Schepen
in
aanbouw
op
den laatsten van het kwartaal: in-
houd in bruto Registerton
II)
96.453 88.643

124.767

Handel en Verkeer.
189
111
198 134
174
138
190
163
218
173
218
1.9
219


136
211
140 178
117
211
140
,

millioenen)

…………………….

Saldo

invoer.

78
64
36
27
45 58 83
71 61 71
3,7
15,8
166
14.6 14,6
§

12,9
§

12,1
§

13,1
13,8
§

13,1
Ontvangsten per
dagkilorneter
sedert 1Jan. (in gId.)

. .. .
120,78
123,62 126,63 127,49
§
127,73
§
126,44
§
125,11
§

116,0
12i43
116,0

f
Nieuwe Waterweg’

N R
T’ ‘
‘1.366
344
1.420
365
1.466
393
1.482
3
1.672
1.697
369
1.574
370
.
1.514
.367
1.041
1.514 367

Handelsbeweging

zonder

gouden

en

(
Invoer
………….

Ontvangsten
der
Spoorwegmoatsch.
(in millioenen)
………

o

aringen

‘1.

Ijmuiden

j.ifl

zilveren munt en muntmateriaal (in

Uitvoer

………..

Inl,laringen

L

f
(geladen rivierscliepen in
l00
ton
1.691
1.325
2.247
1.134
2.207.
1.184
2.252
1.213 2.251 1.615
1
560
1.468
2.099
1.437
1.981
1.279
1.096 589
1.981
1.279

…………………

Uitklaringen)

v
a n

1000 ((.0.) …………………..
Opgelegde zeeschepen
old. leo der maand: aantal
17)
Idem:
bruto inhoud in
1000
registertonnen
……………..
6
31
211
129
33
188
28
137
12
51
8
39
5
20 22
109
28
172
22
109


,

j.
…………
.
1.795 1.930
1.221
1.628 1.858
1.88

).691
1.257
1.342
1.257
Gelost bij invoer
eer<
Geladen bij uitvoer

<. .
480
534
501
574
751
730
596
635
390 635
in

e

avensld)

urgeoerd met overlading)

0fl
1722 1488
1459
1.475
2.692
.L!1
J,683_
1.815
.,….,.
1.815

Prijzen, kosten van levensonderhoud.
lndexcijfers Ier
grooihandeisprijzen
in Nederland
f

1 . .
151
151
151
158
161
161
160 160 156 160
(1913

=

100)14……………………………k

2

. .
149 149
151
161
166 166
164
161
153
161
Kosten van

(
Arbeidersgezinnen

A’dam (Vrt. ’20 =
10(i).
81,1
82.5
84
1
6
levens-

<

Arl’eidersgez. te ‘s-Gravenhage (1921

100′.
841)
83,5
84
1
1
onderhoud.

l

Amblenaarsgez.te’s_GraVenhage(1921=100)
84
1
1

Financiewezen.
Opbrengst
Rij
ksmiddelen
(totaal)

. .
34,5
37,4
41,3 36,3 40,2 41,3 32,5 40,9 36,0
40,9
Beu’sbe.’asting
………………..
oe


mi
i

nen,
0,226 0,323
0,271
0,266
(1,323
0,262
0,257
0,523
0439
0,523
Invoerrechten

……….
(fl
2,57
2,76 2,76
3,04
3,14
2,81
337
2,86 2,76
2,86
Statistiekrecht
………..
)

..
0,280
‘0,344
0,347
0,368
0,397
0,370
0,368 0,355
0,304
0,355

Gegireerd
door den
Postch.
en
Girodienst
(in millioenen)..
161
229
.
298
298
2709
Giro-omzet bij de Ned. B,znk
(in millioenen)

…………
,
2195 2137 2082
2277 2501
2281
2526
2703 2462

,

gemi

e

r

.
3,27
2,91
2,68
2,15
2,39 2,90
3,11
4,60 4,42
4,75 4,34
3,81)
3,61
2,63 2,59 4,63 4,85
263
2,59
,
2
,
95

1.
Nederl. Staatsleeningen

[ObI.]…………..
II.
Provinc. en gemeent. leeningen [ObI.]
.
‘n

III.
Hypbanken werkz. in Nederl. [Pbr.]
……..

Particulier disconto)’

‘dd

Id

ct

…………………
Prolongatie

……………………

IV.

Spoorwegleeningen

[ObI.]
………………
Fondsen!
tin.
1
1V
……………………….

V.

Nedeil. Bank

[Aand.]

…………………….
Bank- en credietinst.

[Aan’).]

……………
[Aand.]
Scheepvaartmaatch.

…………….
Emissies
(in millioenen)

……………………………….
97,5
‘17,9
63,0
16,3
29,7
3,7
23,2
18,6
11,9
18,6

Aantal uitgesproken Faillissementen.
360
348 340
424]353
352
4(0
31

§
Voorloopige cijfers.

,

.

niet in dezelfde maand, dan toch binnenkort de consumenten bereikt.
11
Het aantal vaste arbeiders bedroeg eind Mei 1924 pIm. 1825.
1]
Om-

101
D.w.z. waarvoor restitutie van accijns
is
verleend wegens uitvoer vattende de werkzaamheden van 39 districtsarbeidsbeurzen, van drie

in den vorm van

suikerlioudende goederen.

ii]

Cijfers

van

Lloyds,
andere arbeidsbeurzen en voor zoover bekend, van de correspo»dent-

ontleend aan Bulletin Mensuel de la Société des Nations.
111
Te Ano-

schappen

der

arbeidsbemiddeling.

3J

le

halijaar.

41
Op

1

januari.

sterdani

en

te

Rotterdam.

ii]

Amsterdam,

l4otterdam,

Vlis’ingen,
1]
Loon
op 1 Juli.

01

Zowel

door Nederlandsche als buitenlandgçhe

Vlaardingen, Hoek van Holland, Terneuzen, Zaandam, DeIfzijI, Harlin- schepen.
71
Kolenslik
niet
inbegrepen.
Wel
zijn inbegrepen de steen-

gen, Maassluls, Dordrecht, Ijmuiden en overige havens.

141
Herziene
kolen, we ke voor eigen gebruik dienen, alsmede de kolen, die aan de

cijfers.
1 =
Algem. lndexcijfer.
2 =
Indeacijfers van voedingsmiddelen
mijnwerkers gegeven worden [z.g. ,,Deputatkohlen]”.

6]
Saldo invoer

ed.
19]

Totaal

sedert

1

Sept. 1924.
16]
De week, waarin een’ staking

plus
eigen productie.
8]
D.w.z. onder betaling van accijns in het vrije

viel buiten beschouwing gelaten.
17] W.

400.1.00
((0.
in October-tjm.
verkeer gebracht.

Aangenomen mag worden, dat deze suiker,’
zoo
al

December frauduleus in consumçtiegebracht.

244

:

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18
Maart
1925

MAANDCIJFERS.
.
STATISTIEKEN EftOVERZICHTEN.

EMISSIES
IN
FEBRUARI
1925.
– –
N.B. *** beteekent
:
Cijfers nog niet ontvangen.

Prov. en Gemeentelijke Leeningen.
f

6912.500,-

GELDKOERSEN.
.
zijnde:

.
BANKDISCONTO’S.
Arnhem
f
7.000.000,- 5X’O/
o
obL
Disc
Wissels. 4
15Jan.’25
Zwits. Nat. Bk. 4
16Juli’23
98

0/0.

‘)
Ned.
Bk.

17Jan.’24
iBel.Binn.Eff.
41l5Jaii,.’25
N.Bk.v.Denem.7

Industri6ele ondernemingen ……,,

5.380.625,-
Vrsch. inR.C.
5415 Jan.’25 ZweedscheRbk 54
8 Nov. ’23
zijnde:
August Thyssen Hütte Gewerksehaf t
Javasche Bank
.
..
4420 Oct: ’24
Bankv.Noorw. 6
26Nov.
1
29

$
700.000,—

7
0
/0
5-jar. Sinking
BankvanEngeland.5

5Mrt:
1
25Bk.v.
Tsjecho-

Fund Hypotheek Goudobligatiën
Duitsche Rijksbk..

9
26Feb.’25

slowakijë. .-. II
27Mei’24

980
/0.
Bank v. Frankrijk 7
11Dec. ’24
N.Bk.v.O’rijk. 13
6Nov. ’24

Siemens
&
Haiske A. G.,
$
750.000,-


7 o

3-jar.

verzekerde

Sinking
BelgischeNat.Bnk.
5422 Jaio.’23
N. Bk.v. Hong.
1218Sept.’24

FundGoudobligatiën aflosbaar tot Fed.Res.Bank N.Y.3426
Feb.’25
Bank v. Italië.
5411Juli ’22

ten minste 100 o,’, k 99

/0
Bank van Spanje.. 5
33Mrt. ’23
Z..Afr.Res.bnk 54
Siemens-Schuckertwerke

G. m. b. H.

$
750.000,- 7
0/
lO-jar. verzekerde

OPEN MARKT.
Sinking Fund Goudobligatiën af-
Amsterdam
Londen
Berlijn
t

New
York
losbaar tot ten minste

102
oj

11

.

Part.
Prolon-
9634

0/,
Data
Part.
disconto
1
Part,
Part.
disc.

Cail-
1(,3mnd)
Rubber-Maatschappi.jen

………..,,

i.000.000,-
disconto
gatie
(3mnd.)1
disc.
mon1)

zijnde:

N.V. Rotterdam -Tapanoeli Cultuur-
14 Mrt.

’25 17/

2

14

47/

‘i

4_(
Maatschappij
f1.000.000,-
8
0/
9-14M.

1-2

134-2

434-

4-5k
couv.

Hyp. Obligatiën /t 100 o/.
2-7

,, ’25 2_
1
/8

18%_2

4
34

H

‘/8

314

Diversen

…………………..643.000,–
,,
23-28 F. ’25 1..
7
/6

1%

3%-4%

3
‘/o-4
4y,-534

zijnde:
i0-15f. ’24 47/

48% _5

49/

Caritas Verband (Vereenigingen van
12-17M.123

‘/,’/8
23_334

2X-34

– –
434_6

den H. Vincentius It Paulo, de H.
20-24Jli’14 3i/,’/,

2-33(

23(_(

20/8_34

104 _2

Elisabeth,

verschillende vereeni-
1)
Koers v. 13Maart en daaraan voorafgaande wéken
tjm.
Vrijdag..
gingn vor Maatschappelijk werk
e. a.) 1-lamburg
flSO.000,_
7 o
WISSELKOERSEN
3.jar.

obi.

/t 99J

o/0.

N.V. Nederlandsche Algemeene Trust-
KOERSEN IN NEDERLAND.

Data
1

New
Londen
BerlijnI
Parijs
BrusseilBatavial)
en Hypotheek-Maatsch.
»
Nedral-

trust”
.f
500.000,-

6
0/

obl.

/1.
York’)
•)
•)
9834

0/,

Spoorweg-Maatschappijen
……..48.000.000,-
,,
10
Mrt. 1925
2.50
8
8

11
.
93
*
59.61 12.84
12.6049934

zijnde:


11

1925
2.503/,
11.95*

59.60
12.96
12.6549934
12

1925
2.50o/,
11.95*

59.60
12.90 12.654
9’/8
Maatschappij

tot

Exploitatie van

13

1925
2.50I/,
11.974 59.524
12.89
12.674
9934
Staatsspoorwegen f
25.000:000,-
14

1925

11.974
59.524
12.90 12.65
9934
5
0/

obl.

It
96
0/0.
16

1925
2.50
11.974
59.50
12.844
12.65
9934
ilollandsche IJzeren Spoorweg-Maat- Laagsted.w.’)
2.49
7
/
8

11.934
59.474
12.78
12.57

199
1
/
8

schappij
f
25.000.000,- 5
O/

obl.
Hoogste d.w’)
2.5034
11.984 59.65
12.97
12.69
100
It

96o/.
9 Mrt. 1925

9.508/,,
11.934 59.60
12.93
12.61

19934

Totaal ….

f

61.936.125,-
2

,,

1925
2.508/
8

11.934
59.624 12.78,
12.55
9934
Muntpariteit
12.48y
4

12.10
59.26
48.-
48.-
1
100

Hiervan was
f
4.475.000,_ voor conversie van de 7
%
leening 1920 bestemd.

.
*
Noteering
1)
Particuliere
te Amsterdam.
opgave.
**)

Noteering te Rotterdam.

Deze leeningen waren,
op
nom.
f
500.000,- na, bestemd.

Data
Zwit

1
serland
1
Weenen
1
Praag
Boeka-
Milaan
1
Madrid
voor

conversie

van de restanten der 6
0/

leeningen van
deze maatschappijen, die per
1
April 1925 It pan aflosbar’
*)
1
1)
rest’)
**)
*)

zijn gesteld.

.
10
Mrt. 1925
48.224
35.30
7.44
1.24
10.22
35.40

Totaal der emiesies in Januari ….

f

18.577.625,-


11

,,

1925
48.224
35.30
7.43
1.24
10.26 35.51

Febrüari
. . ,,

61.936.125,-
12

1925
48.224
35.30
7.44
1.24
10.24
35.514
13

1925
48.274
35.30
7.43
1.24
10.14
35.55
Algemeen Totaal.
.
f

89.513.750,

14

1925
48.25
35:30
7.44
1.24

Bovendien:

.
16

1925
48.25 35.25
7.43
1.22
10.18
35.54

f
13.120.000
1
– 3/m. Schatkistpromessen It ‘994,94
Laagsted.w,1)
48.15
35.10
7.41 1.20
10.09
35.45

190.000,- 6/m.

,, ,,

990,-
Hoogste d.wl)
48.30 35.40
7.46
1.30
10.29
35.60

11.681.000,- 4
o/,
Schatkistbiljetten..
,,
,,1.007,77
9 Mrt. 1925
48.20 35.28 7.44
1.24
10.27
35.524

terwijl

voorts

hier

te

lande

gelegenheid bestond tot infl:
2

1925
48.174
35.15
7.41
1.26
10.10
35.524

schrijving

op
de uitgiften van een beperkt bedrag aand.-
Mun tpariteit
48.-
35
.-
50.41
48
.-
48
.-
48.-

It 40
°/o
H. U.
van La Soie de Valenciennes en 6
0
/0
conv.
8)
Noteering
1)

Particuliere
te Amsterdam.
opgave.
8$)

Noteering
te Rotterdam.

oblig. It 40

/0
H.
U.
van The Cuba
Cy.

Data
1
Stock-
1
holm’) Jhagen*)J
Kopen-
Oslo
)
I

Buenos.
ires
1)

1
Mon-
treal
1)
fors’)
GIRO-OMZET BIJ DE NEDERLANDSCHE
BANK.
JO
Mrt. 1925
11

1925
67.474 67.474

44.85

38.25

44.90

38.274
6.30
6.30
99Y
4

99
2.49
7
/8
2.497/,

Februari 1925
Februari 1924


12

1925
67.50
45.10

38.35
6.30-
99
2.497/,
Posten Bedrag
IPosten Bedrag
13


1925
14

1925
67.45 67.45

45.20

38.40

45.15

38.40
6.30 6.30
99
99
2.497/,
2.49
7
/
8

Voor reke-
ninghouders
‘49.218
f2.239.410.000

56.310
f2.130.652.000.
‘-
16

1925
67.40 45.25

38.55 6.30
99 2.491/
2

waarvandoor

,
Laagsted.w.’)
67.25
44.774 38.174
6.274
987/
8

2.4934

de

11.-bank
Hoogste d.w
1
)j
67.55 45.25

38.55
6.324
99
2.501/
4

plaatselijk
36.180
,,1.941.897.000
37.245
1.888.993.000v
,,
9 Mrt. 1925
67.45
44.85

38.25 6.30
9934
2.50
2

1925
67.50 44.70

38.15 6.30
9/8
2.4984
Ter voldoe-
Muntariteit
166.67 66.67

66.67
48.-
1
105
2.4894
ning van
Rijkebelast.
1.642
.
,,

9.233.000

6.519
,,

10.921.000
)
Noteering
1)
Particuliere
te Amsterdam.
opgave.
0*)


Noteering
te Rotterdam.

18
.Maart
1925

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

245.1

KOERSEN TE NEW YORK, (abIe).

a a
D
Londen
($
per £)
Parijs
($
p.lOOfr.)
Berlijn
($p.
IOOMk.)

Amsterdam
(op.
100 gld:)

10
Maart

1925
4,77 5,15
23,80
39,94
11

1925
4,773/
8

5,15
23,80
39,93
12

1925
4,78’/
5,13
23,80.
39,95
13

1925
4,78%
5,16
23,80
39,99
14

1925
4,787/
8

5,15
23,80
40,02
16

1925
4,78s
5,14 23,80
39,97

3 Maart

19251
4,76k
5,04 23,80
39,42
kluntparitéit
. .
4,8667
19,30
23,81%
405/
1
6

KOERSEN VAN DE VOLGENDE PLA2TSEN TE LONDEN

Plaatsen
en
Landen
Nofeerings-128
eenhe den
Febr.I
1925
7 Mrt.
/
1925

ILaagstelHoogstel
,

9114
Maart
’25
114
Mrt.
19
2
5

Aiexandriö
Piast. p.
£
9715182
9715/

971,
97
18 S

Bangkok ._.
Sh. p. tical
1/10I
1/101J
1/10
1
1
s

1110Ij
1/I01
B. Aires’)
d. p.
$
45%
455/
451/
455/
8

45
1
/9
Calcutta
Sh. p. rup.
1/6
1,6
1/516
//J6
1 5531 /32

Constantin.
.
Piast.p
952k’
952
1
4
920
‘950
935
Hongkong -.
8h. p.
$
2,329/32
1


2S
/
321532

2/3%
2/3’sj
16
2’3′
3
1 1

82
Lissabon’) ..
d. per Mii.
213
/32
8
2″!
2
2
8
/s 27/
16
532
Mexico ..
d. per
$
26
26 25 27 26
Montevideo’)
d. per$
478%
47
1
4
473.(
483/
485/
5

Montreal

$
per
£
4.76} 4.77
4.77
4.
791.
4
’79
1

R.d.Janeiro
1)

d. per Mii.
59/
59/
16
5175
/32
n215

/32
5105
/32
Shanghai ..
8h. p. tael
311
1
7/
16

3115/
1

3/0%
3/1si
3/0k
Singapore._..
id. p.
$
2/4
1
/
1
6
2141/
11

2:355/16
4
S

2′

/32
214

Vaiparaiso
2
).
pesop.y,
42.80 44.90
1
41.80 42.80
41.80
Yokohama
Sh. p. yen
11729/

1

38

1/8
5
/
1/82/
19

1/811/16
1

/32
itoersen aer vooraigaanae aagen.
‘) 1
eiegranscn transler,.
.5 su ug.

ZILVERPRIJS 1)
GOUDPRIJS’)
Londen N.Yorkl) Londen
9Mrt.
1925..

323/
16

68%
9Mrt.
1925..
86/8
10

,,
1925..

321
16

681/
8
.
10

,,
1925..
8619
-11

,,
1925..

3211
9

6811
9

11

,,
1925..
8618
12

,,
1925..

31
15
/16
677/
9

12

,,
1925..
86/7
13

,,
1925..

31
15
/
68
13

,,
1925..
86/4
14

,,
1925..

3115
67%
14

,,
1925..

.15
Mrt.
1924..

33
/
63%
14 Mrt.
1924..
96/3

20Juli
1914..

2415/16
541/9
20Juli
1914..
84110
1) p. oz
stand.
2)
Foreign silver.
3)
p.
oz.
line.

STAND VAN ‘s RIJKS KAS.
De Minister van Financitn maakt bekend:

Vorderine’en

1

9
Maart
1925

/

16
Maart
1925

Saldo’ bij Nederi. Bank..
f


f


Saldo bij betaalmeesters..
5.191.189,46,
5.511.059,09
Voorschot
op
uit. Feb. 1925
aan de gemeenten
op
voor haar door Rijk te
heffen gem: ink.bel. en
opcentenopRijksink.bel.
‘,,

74.130.993,09
,,

72.797.629,72
Voorsch. aan de koloniën
,,
14.844.780,26
,,

14.180.311,44
Voorsch, a.
h

bisitenland
,;217.140.153,63 ,,216.472.176,11
Daggeldleeningen

tegen
onderp. v.schatk.papier
,

Verplichfingén.

Voorsch. door de Ned. Bank
f
14.450.038,40

f

9.557.519,37
Schatkistbiij. in omloop’)
,,165.906.000,- ,,165.220.000,-
Schatkistprom. in omloop ,,115.490.000,-
,,117.490.000,-
Waarv. direct bij Ned. Bk.
,,

5.000.000,-
2.000.000,-
Zilverbons(met inbegrip
v.
de bedragen bij de betaal-
,,
21.105.335,50
,,
20.072.242
1

Door den Postch.- en Giro-
meesters in kas)
……..

dienst in
‘s
Rijks Schat-
•kist gestort
………..
,,

38.915.271,25
34.987.449,99
1)
Waarvan
/
37.056.000
vervallen
op of
na
1
April
1927.

NEDERLANDSCH-INDISCHE VLOTTENDE SCHULD.
De Minister van Koloniën maakt bekend:
7Maart1925
1

14
Maart
1925

Voorschot uit
‘s
Rijks
kas aan N.-I.

-.

._
f

5.166.000,-

f

4.664.000,-
md. Schatk.prom. in oml.
.70.000.000,
,,
72.500.000,-
Voorsch. Jav.Bk. aan N.-I.
6.103.000
,,

7.173.000,-
Muntbiljetten in omloop.
35.321.000,
,-


,,
34.786.000,-
Ten voordeele
v.
N.-I. ge-
boekt beleggingsgeld
v.

h. N.-I. muntfonds….
,,

4.682.000,-
,,

4.682.000,-

Totaal
.

.
fl2l.272.000,_
I
fl23.805.000,_

NEDERLANDSCHE BANK.

Verkorte Balans
op
16 Maart
1925.

.

Activa.
Binneni. Wis-I

Hfdbk.
f

38.152.079,84

sels, Prom.,
Bijbnk.

21.1 38.138,89
enz.in disc.Ag.sch. 39.160 704,74

f
98.450.923,47
Papier
o.
h. Buitenl. in disconto

. -.

Idem eigen portef.
.
f
127.111.455,-
Af :Verkochtmaar voor
de bk. nog niet afgel.

,
127.111.455,-
Beleeningen
mcl. vrsch.
nfdbk.

74.293.094,47

in rek.-crt.
Bijbnk.

10.534.256,60

op
onderp.
Ag.sch.

69.764.413,09

f

154.591.764,16

Op
Effecten.
.

.


f
152.609.214,16
Op
Goederenen Spec.
,,

1.982.550,_
154.591.764,16
Voorschotten a.
h.
Rijk.
.. .,. .-. –
8.048.963,85
Munt en Muntmateriaal
Munt, Goud
.

f

56.283.740,-
Muntmat., Goud

,,
448.204.462,02

f
504.488.202,02
Munt, Zilver, ens..

20.661.473,14
Muntmat., Zilver

Effecten

,,
525.149.675,16

BeleggingRes.fonds.
f

5.652.695,17
id. van
‘,
5
v.
h. kapit.,;

3.999.926,63
965262180
Gebouwen en Meub. der Bank

.. .

.,
5.212.500,-
Diverse rekeningen
72.408.370,94

f
1.000.626.274,38
Passiva.
Kapitaal

f
20.000.000,-
Reservefonds
5.655.237,53
Bijzondere reserve


8.235.000,-
Bankbiljetten in omloop

S95.528.210,-
Bankassignatiën in
omloop. .-. ….. ,,
1.985.773,48
Rek.-Cour.J Het Rijk
f


saldo’s:

Anderen,,

49.309.055,08
49.309.055,08
Diverse rekeningen

_……

,,
19.912.998,29

f

1.000.626.274,38

Beschikbaar metaalsaldo
.

f
335.415.887,37
Op de boei8 van sl
o
metaaldekking…
146.051.279,66

Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop
dan waartoe de Bank gerechtigd is.
1.677.079.435,- Voornaamste posten ‘in duizenden
guldens.

Data
Goud
I
Zilver
Circulatle
opeischb.I
schulden/
Metaal-Ikings
saldo
perc.

16 Mrt. ’25
504.488
20.661
895.528
51.295 335.416
.55
9

’25
504.484
20.333 900.867
54.947
333.285
’55
2

’25
504.484
20.613
911.541 49.406
332.538
54
23 Febr.’25
504.485
19.427
.879.793
65.650 334,452
55
16

’25
504.511
19.285
‘892.178
65.073
331.949
55
’25
504.511
17.441
902.701 55.387 329.937
54

17
Mrt. ’24
51.711
9.708
985005
.20.247
389.780
5.

25

Juli
2
14
162.114
8.228
‘310.437
6.198
43.521
1
)
54

1
Totaal
1
iiervan
Schatkist-
t
1

Beiee-
Papier

op
het
Diverse
Data
bedrag
dlSÇOflO’5I
promessen
1

ningen.

I

bulten-
Irechtstreeksl
.
land
1
)

ningen

16 Mrt. 1925

98.451

2.000 154.592
127.111
72.408
9

1925 102.758

5.000 151.462 121.205
81.404
2

,,

1925 100.491


155.902
132.174 70.813
23 Febr. 1925 102.576


149.805
127.872

75.976
16

,,

1925 104.392
,


152.049
123.471
85.869
9

1925 109.294


151.433 120.130 92.689

17 Mrt. 1924 247.019

82.000
131.434
23.182
42.868

25
Juli

1914

67.947

14.300
61.686
20.188
509
1) Op
de basis van
215
metaaldekking.
2)
Sluitpost activa.

SURINAAMSCHE
BANK
Voornaamste posten in

duizeaden guldens.


Data
Metaal
ci
r
Andere
Opelsfhb.
chulden
Dlscont.
D’

ek
nen1

7 ‘Febr.

1925..
1.070 1.632

666

1.036
,
358

31

Jan.

1925..
1.081
‘1.684
688

1.040
377
24

1925..
1.086
1.494
924
1.044
‘433
17

1925..
1.076
1.537
941 1.041
474
10

1925..
1.060
1.592 969 1.048
576

9
‘Febr.

1924..
1.170
1.531
605 1.092
‘473

5
J-uli

1914-
645
1.100
580
735
396
‘5
aiuispuss uer activa.

OF

246

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 Maart 1925

JAVASCHE BANK.

Voornaamste posten in duizenden guldens. De samengetrok-
ken cijfers der laatste weken zijn telegrafisch ontiangen.

Data

Goud

Zilver

Circulatie
I
opeischb.
metaal-
schulden saldo

141%lrt.1925

18.U00

277.000

54.500 118.700

7 ,, 1925

185.750

277000. 61.000 118.150

28Feb.1925

185.750

272.500

70.000 117.250

7Feb. 1925 1 33606

5 .8u0 280.568

75.244 115.032

31Jan.1925 133.542

51.613

276.526

90.971 112.453

24

1925 133.666

51.7t’9

270.119

99.113 111.203

17

1925 133.670

51.400
1
280.922

99.859 109.651

15 Mrt.1924 154.700

6:3.042 261.880

70.90 152.815

17 Mrt. 1923 159.046

59.948 264.411 100.865 146.615

25Juli1914 22.057
.__31.907

110.172

12.634

4.842
2

Wissels,

lee

.

Dek-
Dis-

buiten

Be-

verse

kings-

a a

conto’s

N.-Jnd.

ningen
n
f
n
e
e
e
;;
r
,

percen-
_______
betaaib.

g

tage

14Mrt 1925

110,70

***

56
7

1925

111.450

55
28Feb.1925

1090

.

54

7Feb.1925

0982 17.979

59.009

77.246

52

31 Jan:1925 29.357

17.803

06.961

78.327

51
24

1925 30.102 17.284

65.583

84.355

49
17

1925 30.357

16.803

75.630

83.966

49

15Mrt. 1924 35.222 17.744

64.865

18.043

65
17 Mrt. 1923 36.346 34.037

63.073

30.984

60

25 Juli1914
j
7.259

6.395

47.934

2.28

44
1)
Sluitpost activa.
1)
Basis
tJ
metaaldeicking.

BANK VAN ENGELAND.
‘oornaamste posten, onder bijvoeging der Currency Notes,
in duizenden ponden sterling.

Currency Notes

Data
Metaal
Circulati
ell

Bedrag
I
Goudd.

I
00v. Sec.

11 Mrt. 1925
128.609
194.200
284.685
27.000 235.379

4

,,

1925 128.611
124.827
284.019 27.000 234.007

25 Febr. 1925
128.587 124.803
281.165
27.000
231.779
18

1925
128.579 124.232
282.020 27.000 232.687
ii

1925
128.577 124.848
283.013
27.000
233.699

4

,,

1925
128.573
125.465
282.879
27.000
234.139

12 Mrt. 1924
128.098
125.042
280.591
27.000 235.908

22 J’uli

1914
.40.164
29.317


Data
Oov.
Other
Public
Other
1rve
Dek-
kin gs
Sec. Sec.
Depos. Depos.

11
Mrt. 25
40.097
78.160
13.688
110.460
24.159
19
4

.,

1
25 43.607
80.049
9.825 119.105
23.535
18
K
25 Feb. ’25
41.927
74.400
16.144 105.543
23.534
19
3
/8
18

’25
43.942 75.045
13.705
111.244
24.097
194
11

“25
45.820 73.460
9.569
115.081
23.479
18
7
/
8

4

’25
67.503 73.688
11.049
134.913
22.858
15/

12 Mrt.’24
48.182
72.158
19.271
105.597
22.807
18,26

22 Juli ’14
11.005
33.633
13.735
42.185 29.297
527/
3

) vernouuing tuascnen nebejve en ueposlLa.

BÂNK VAN FRANKRIJK.
Voornaamste’ posten ‘in millioenen 1 rnncs.


Waarv.
Te goed Buit. gew.
Schat-
1
Data
,
Goud
in het’
Zilver
in het
voorsch.
kistbil-
se Is

buiten!, buiten!.
ajd. Staaljjetten
1)

12Mrt.’25
5.546
1.804 307 573
21.800
4.950
6.059
5

.,

’25
5.546
1.864
306
574
21.900
4.942 6.467
26Feb. ’25
‘5.540’
1.864 306 573

21.900
4.925
5.10,1
19

’25
5.546
1:864
305 573
21.900
4.920
5.000′
12

’25
5.546
1.864
305
573
21.900
4.916
4.807

13Zslrt.’24
5.541
1.864
298 560
23.000
4.643 4.500

23Juli’14
4.104

639



1.541′

Waarvan
Uitge-
fi
e
Rekg.
Courant
Data
op het
buiten!. stelde
Wissels
n ngen
.
Circulatie ,Parti-
cuUeren
Staat
,

12Mrt.’25

27
.8
3.103
40.871
1.866
12
5

’25

24
8
2.998

40.887
2.105
10-
26Feb. ’25
. –
17
8
2.974
40.792
2.014
.

13
19

’25

17
8
3.006 40.771
1.929
13
12

«:
’25
23
8′
3.072

40178
1.878
10

13 Mrt. ’24
.
34
’12
2.481′
39.930 2.406
17

23 Juli ’14

24
13
2.445
38.895 2.229
24
1)
In disc, genomen wgens voorsch. v:d. Staat al buiten!. regeeringen.

DUITSCHE RIJKSBANK.
Voornaamste posten in millioenen Reichsmark.

Daarvan,
Leviezen
Andere

a a
OU
bij bui-
ten!. circ.
als goud-
dekking
wissels
en
Belet-
ntngen
banken
1)

geldende
cheques

7 Mrt. 1925
985,2 269,1
328,4
1.033,1
8,3
28 Febr. 1925
907,3
207,3
302,4
1.737,2

90,2
23

1925
880,0
201,4
293,3
1.485,2
15,9
14

,,

1925
865,8
198,7

.
.

288,6
1.574,8
31,6
7

1925
844,8
198,7
281,6
1.646,8
47,1
31Jan.

1925
834,2
198,7.
278,1 1.770,7 81,7

23 Juli

1914
1.356,9


750,9 50,2.

Schuld

D
a
0
Effec-
Diverse
Circu-
Rekg.-
Diverse
aan
ten
Activa
3
)
lalie
Crt.
Passiva
Renten-
bank

7 Mrt.

1925
112,1
1.373,4
2.035,5
925,2 1.216,9
216,2
28 Febr. 1925
112,1
1:083,6
2.106,2
917,5 1.517,0 237,7
23

,,

1925
110,2
1.689,0 1.682,8
1.021,6
1.474,7
260,0
14

,,

1925
110,1
1.629,4
1.760,0
929,3
1.486,3 290,2
7

1925 109,9
1.027,5 1.834,5
818,7 1.533,2
32″;l
31 Jan.

1925
110,1.
1.506,6 1.901,3
746,8
1.534,4
347,6

23 Juli

1914
330,82Ç.
‘200,4
1.890,9
944,-
40,0
1

‘)unneiast. ) w.o. scnatic.paper. ) wo. «entennanKscnelne:
3
J.vtrc,
28, 23,14,7 Febr., 31Jan. resp. 313; 240,7; 370,4; 312,4; 261,7; 186,4 mOl.

BANQUE NATIONALE DE BELGIQUE.
Voornazmste posteri in millioenen francs.

u
a..

Data


•9

12Mrt.’25
378
85
480
1.320 318
5.200
7.568
250
5

,,

’25
378
85
480
1.341 431
5.200
7.611
167
26Feb. ’25
377
85
480 1.325 356
5.200
7.599
225
19

»

’25
377
85
40
1.293 362
5.200
7.567
181
12

’25
377 85
480
1.348 328
5.200 7.030
169
5

’25
377
85
480
1.441
389
5.200
7.641
233

13Mrt.’24
358
•85 430
1.384
339
5.300
7.622
281
VEREENIGDE STATEN VAN NOORD.AMERIKA.
FE])ERAL RESERVE BANKS. Voornaamste posten in millioenen dollars.

Goudvoorraad
Wettig
Wissels

Data
betaal
middel,
Totaal
Dekking
1 1
In her-
d

c.v.d. t
In de
open
bedrag
1

F. R.
Notes
Zilver
etc.
,ember

1
markt
banks

1
gekocht

25 Feb.’25
2.893,6
1.647,9 136,0 433,8 317,2
18

’25
2.905,3
V

1.752,1
139,9
342,5 311,7
11

1
25
2.896,3
1.760,7
144,7
331,8 324,6
4,

’25
2.920,9
1.777,9
143,7
322,4
‘308,0
28Jan.’25
2.939,4
1.784,3 143,2
273,7
307,8
21

’25 2.944,7
1.795,3
138,7

202,8
306,2

27 Feb.’24
3.122,7
2.151,2
107,0 531,6
263,3

Belegd

F. R.
Notes
Totaal

Gestort
Uoua-
1

Dek-
Algem.
Dek-
Data
in U.S.
Gov.Sec.
in circu-
Depo-

sitO’s
Kapitaall
kings-
kings-
latie
1

perc.
1
)
perc.
2
)

25Feb.’25
365,0
1.728,8

2.269,6

113,6

72,3
75,8
18

’25
378,2 1.698,9

9.257,1

113,5

73,4 77,0
11

’25
390,1 1.713,7

2.242,5

112,3

73,0 76,9
4Jan.’25
388,8 1.690,4

2.267,6

112,3

73,8
77,4
28

’25
‘394,1
1.084,3

2.265,2

112,2

74,4
78,0
21

’25
423,5
1.698,6

2.216,1

112,2

75,2 78,8

27 Feb.’24
.
155,8
2.022,3

1.985,8

110,9′

77,8
80,6
1)
Verhouding totalen goudvoorraad tegenover opeischbare schulden:
F.
R.
Notes
en netto deposito.

2)
Verhouding tolalen voofraad munt-
materiaal en wettig betaalmiddel tegenover idem.
PARTICULIERE
BANKEN AANGESLOTEN BIJ
HET
FED. BES. STELSEL.


Voornaamste posten in millioenen dollars.

Data
Dis-

Reserve

Totaal Aantal

conto’s

Beleg-

hij de

depo-
Waarvan
time

1
banken

en

gingen

FR.

sito’s
beleen.

banks

739

13.171

5.405

1.647

18.052

deposits
4.936
18 Feb.’25
11

’25
739

13.115

5.432

1.651

18.131
4.925
4

’25
740

13.113

5.453

1.655

18.073
‘4.900
28 Jan.’25
736

13.051,

5.488

1.640

18.012
4.863
21

,,

’25
736

13.087

5.548

1.602

18.147

4.869

20 Feb.’24
758

11.927

4.494

1.398

15.536
4.176
Aan het
eind’ van ieder kwartaal wordt een
overzicht
gegeven van
enkele niet wekelijks opgenomen baukstaten.

18 Maart 1925

ECON9MISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

247

EFFECTENBEURZEN.

Amsterdam, 16 Maart 1925.

Wat den loop van zaken op de internationale beurzen
aangaat is gedurende de berichtsperiode te Berlijn na’
een periode van lusteloosheid de fondsenmarkt plotse-
ling veel levendiger geworden, hetgeen gepaard is gegaan
met een vrij aanmerkelijke stijging – althans voor
sommige fondsen – van het koerspeil.. De oorzaak
dient voornamelijk te worden gevonden in de ruimere
geldmarkt. Tegelijkertijd schijnen omvangrijke termijn-
posities, welke tot nu toe een krachtigen druk op de
koersontwikkeling hadden uitgeoefend – vooral in ver-
band met het feit, dat de juiste positie niet bekend was
en hieruit dus allerlei verwikkelingen verwacht konden
worden – te zijn geliquideerci, waardoor de naaste toekomst,
in technisch opzicht, met veel grooter vertrouwen tegemoet
werd gezien. Daarnaast hebben de berichten omtrent een
groote Britsche scheepsbouwopdracht aan de Deutsche Went in het licht gesteld, dat Duitschland, althans voor
deze industrie, zijn concurrentiecapaciteit volledig heeft
herkregen. Wat den toestand der financiën betreft heeft
het een guhstigen indruk gemaakt, dat de totale reparatie-storting door Duitschland, welke per 28 Februari 1.1. 500
millioen gouden marken moest hebben bedragen, 580 millioen
heeft beloopen.
Te New York daarentegen is voor het eerst sedert de
presidentsverkiezing een bepaald flauwe stemming ontstaan,
ondanks de omstandigheid, dat de berichten uit de indu-
strieele centra nog steeds gunstig blijven luiden. Zoo zijn
b.v. de onuitgevoerde orders der Steeltrust per einde
Februari toegenomen van 5.037.000 ton – per einde
Januari – tot 5.285.000 ton. Klaarblijkelijk echter is de
speculatie van meening, dat een periode van sterk uitge-
sproken hoogconjunctuur niet kan worden verwacht, waar-door men gemakkelijker tot realisaties komt, vooral indien,
zooals in de meeste gevallen voorkomt, dit met goede winst
kan geschieden. De scherpe flucluaties in de prijzen van
graan hebben voorts aanmekelijke verliezen veroorzaakt,
welke voor een deel door xerkoopen op de fondseninarkt
gedekt moesten worden.
Te Parijs is de beurs nog steeds •niet opgeekt ge-
worden, noch wat de omzetten, noch wat het koerspeil
betreft. Er is echter wel eenige rust ingetreden, nu de
financieele debatten in de Kamer tot een einde zijn ge-
komen en men derhalve niet plotseling voor onaangename
verrassingen kan worden gesteld. Ook de slechts lichte
stijging van het algemeen indexcijfer heeft een bemoedi-
gende uitwerking gehad. Per einde Februari bedroeg dit
526 tegen 525 per einde -‘Januari; het indexcijfer voor
kleinhandelsprijzen te Parijs is in het tijdsverloop van een maand van 408 tot slechts 410 gestegen.
Te L o n d e n is de markt gedurende het grootste deel
der berichtsperiode lusteloos geweest, vooral in verband
met de – onjuist gebleken – verwachting, dat het bank.
disconto opnieuw zou worden verhoogd. Toen dit eenmaal gebleken was is een betere stemming op de beurs ontstaan,
voornamelijk voor beleggingsfondsen. Toch is de markt als
geheel niet opgewekt geworden. De industrieele moeilijk.
heden zijn van te ernstigen aard – getuige ook de reeds
vermelde scheepsbouworder, welke naar Duitschland is ge-
gaan – terwijl bovendien de vooruitzichten voor een ver-
laging van het belastingpeil veel mindèr optimistisch zijn
geworden. Voorts hebben de cijfers van den buitenlandschen
handel over Februari in zooverre een minder gunstigen
indruk gemaakt, dat het weliswaar sterk afgenomen invoer-
saldo slechts werd verkregen door een geringeren invoer, terwijl de export niet is toegenomen.
Ten onzent is het verloop der beurs eveneens Vrij
kalm geweest. Voor
beleggi’ngs[onclse.n is
de aandacht niet meer zoo sterk gespannen, als enkele weken geleden nog
het geval is geweest. Zelfs is op verschillende obligatie-
uitgiften slechts voor een zoodanig bedrag ingeschreven,
dat de toewijzingen ten volle plaats konden vinden. Dit
was o.a.-het geval met de leeningen der gemeenten ‘s Graven-
hage, Dordrecht, met die van de Deli Spoorweg Mij., van
de Zwitsersche Staatsspoorwegen, enz. Het animovoor
dergelijke leeningen begint derhalve iets af te nemen, tenzij
bijzonder gunstige voorwaarden aan de uitgifte worden
verbonden. 6 pCt. Ned. Werk. Schuld 1922: 103
3
,.
,’.103
5
/,,
10311/; 4X pCt. Ned. Werk. Schuld 1917: 92, 91i1,1
16
;

7 pCt. Ned. Indië: 10234 , 102
7
/
8
, 10213/; 5 pCt. Brazilië

.1913: £20, 100,
55/8,
5534; 8 pCt. Sao Paulo 1921 :
987/
8
,

99i., 9934.
Van de aandeelensoorten hebben
rubbcrwaarden
opnieuw
de meeste aandacht getrokken. De handel is in het laatste
deel van de benichtsperiode wel iets. ingekrompen, doch

het koerspeil heeft in de meeste gevallen hiervan geen
nadeelige gevolgen ondervonden. Tegenover enkele liqui-
daties kon voldoende vraag worden gesteld. Amsterdam
Rubber: 19014, 19134, 188; Indische Rubber Comp.: 262,
267, 260; Kendeny Lemboe: 22034, ‘2134, 217; Ned. md.
Rubber, Koffie: 2:15, 238, 23l,, ; Serbadjadi: 22234, 216,
220; Tjaboeni Tjip: 114, 11014, 114.
De
t,baksrnarkt
heeft een grillig verloop gehad. Meeren-
deels viel er een dalende richting te constateeren, welke
ook geen einde heeft genomen, nadat op de tweede voor-
jaar-inschrijving opnieuw bevredigende prijzen waren be-
steed. Af en toe echter viel een herstel op te merken, het-
geen dan echter gewoonlijk aan contraminedekkingen moest
worden toegeschreven. Over het algemeen blijkt men ter
beurze tea opzichte van de naaste toekomst van tabaks-
nandeelen niet al te optimistisch te zijn gestemd. Arends-
burg: 398, 395, 392. Deli Batavia:.358, 351, :47. Dcli Mij.:
36634, 36, 36534 . Ngoepit: 27134, 26434, 259. Senembah:
360, 38134, 384.
De
Suikerna”rkt
heeft slechts geringe variaties aange-toond, in overeenstemming met de vrijwel ongewijzigde
noteeringen voor Cubasuiker. Toen echter. de fondsenmarkt
in New York, tegelijk met de daling op de graanmarkten,
een ongedecideerd aanzien begon.te vertoonen, zijn hier
ter beurze ook enkele verkooporders naar voren gekomen,
waardoor het algemeen koerspeil ten slotte is gedrukt.
Cultuur Mij. de Vorstenlanden: 16834 , 1663% – Handels liij.
Amsterdam: 49634, 49334, 487. Java Cultuur Mij: 372, 365,
3111. Ned. md. Suiker Unie; 249, 251, 245. Pagottan: 286,
283, 27834. Suiker Cultuur Mij: 264, 262, 261. Poerworedjo:
12934. 12814.
Ongeanimeerd was vooral de
petroleumafcleeling,
voor-
namelijk ten gevolge van de omstandigbeid,.dat het buiten-
land voor aandeelen Koninklijke Petroleum gedurende de
achter ons liggende week bijna niet als kooper is opge-
treden. Een uitzondering vormde de beurs van Parijs,
waar men bij een reactie in den koers van het Fransche
betaalmiddel nog enkele kooporders voor het fonds heeft
verstrekt. De lusteloosheid voor petroleumaandeelen in hèt
algemeen is ook tot uiting, gekomen, doordat de vo6rloo-
pige regeling omtrent de schadevergoeding aan de Roe-
meensche petroleummaatschappijen geen enkelen indruk op
het koerspeil der desbetreffende fondsen heeft gemaakt.
Dirdtsche Petroleum: 379, 36234, 36534 ; Geconsolideerde
Petroleum: 186, 18134, 1801/; Kon. Nederi. Petroleum:
4031,, 3863%
eD
e
scheepvaartnzarkt
was zoo goed als verlaten. De be-
richten van de .vracbtenn3arkten zijn niet van dièn aard
geweest, dat een stimuleerende werking hiervan kon uit-
gaan. Holland-Amerika Lijn: 6434, 6334, 63; Java-China-
Japan Lijn: 107, 106; Kon. Ned. Stoomboot Mij.: 74, 73
1
/8,
73; Ned. Scheepvaart Unie: 136, 13534; Stoomvaart Mij.
Nederland: 158, 15634, 15734.
Binnen landsche industrieele aandeelen
zijn voor som-
mige soorten nogal bewogen geweest. Zoo bestond op en-
kele dagen voor aandeelen Nederlandsche Kunstzijdefabrie-
kefi’ goede vraag, waardoor het fonds aanmerkelijk in koers
kon stijgen. Spoedig daarna trad echter een reactie in.
Ook Jurgensaandeelen waren eenigszins aangeboden. Op-
gewekt bleven akndeelen Vereenigde Touwfabrieken, ter-
wijl voor aandeelen Philips’ Gloeilampen een bescheiden
vraag iets hoogere koersen te voorschijn riep. Centrale
suiker: 120, 119, 11881,; Feijenoord: 128
1
4, 130; Gero.
fabriek: 86, 84, 87; Hollandsche Kunstzijde Industrie: 15731,,
15634, 158 ; Jurgens: 8834, 807/
8
, 87; Leerdam: 343% , 32,
2934 ; Mijnbouwkundige Werken: 734, 7434, 75; Ned. Gist-en Spiritusfabriek: 380, 37634, 379; Ned. Kunstzijdefabriek:
360, 36934, 35634 ; Philips Gloeilampen: 34034,
34234,
348.
M/jnaandeelen
waren stil en nagenoeg op onveranderd
koerspeil. Billiton Mij. Iste Rubber: 468, 470; Redjong
Leboog: 249, 250; Siloengkang 110, 111, 10934; Singkep
Tin Mij.: 206, 200, 205. Hetzelfde was voor
Bankaandeelen
het geval. Amster-
damsche Bank: 141, 1401,,, 140; Incasso Bank: 10534, 106;
Koloniale Bank: 1.92, 18911/
16
, 188’1. ; Ned.-Ind. Handels
Bank: 14634, 145V
4
, 14534 ; Nederl. Handel Mij. 129
l6/,,

12834; 126
5
,
8
; R’damsche Bankvereeniging: 75, 7434, 73;
Twentsche’Bank: 118.
De
Amerikaansche markt
was, in overeenstemming met
de aanwijzingen van New York, iets lager.. American
Water. Wurks: 185, 203, 217; Anaconda Copper: 86i 8434,
8234; Studebaker: 1115, 1086, 1098; United States Steel:
124, 125, 12434 ;.Atchison Topéca: 12234, 121’i,, 120; Ene:
31s,, 3134; Baltimore en Obio: 8:334, S
18/
4
, 82; St. Louis
en St. Francisco Res.: 71, 7034, 717/
6
; Union Pacific: 15034,

1497/
s
, 140; Wabash Railway: 24
17
/
321
25
17
1
32
, 2534.
Prolongatie varieerde.van 134 tot 2 pCt.

Z48

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18
Maart
1925

GOEDERENHANDEL.

GRANEN.

17 Maart 1925.

In de afgeloopen week heeft de graanmarkt onrustige
tijden doorgemaakt, met prijsdalingen van een omvang,, die
gelukkig slechts zelden voorkomt. De week begon voor broodgraan nog in vrij vaste stemming, met eenig prijs-
herstel na de flauwe Noord-Amerikaaosç-he markten van
6 en 7 Maart. De vraag in de invoerlanden was echtei

niet
sterk en ofschoon tot de gedaalde prijzen wel meer gekocht
werd dan anders op flauwe markten dikwijls het geval is,
werd toch in de meeste invoerlanden geen groote omzet
bereikt. Vrij aanzienlijke prjsverhooging werd op 9 en 10
Maart te Chicago en Winnipeg veroorzaakt door het maand-,_
rapport van het Ministerie van Landbouw te Washington, –
volgens,’,hetweik cle tarwevoorraad bij de boeren der Ver-, eenigde Staten op 1 Maart nog slechts 114 millioen bushels’
bedroeg, tegenover 134 rnillioeu op 1 Maart 1924, terwijl de
oogst van 1923 125 millioen bushels minder tarwe had
voortgebracht dan clie van 1924. Ook de voorraden in de
elevators van het binnenland der Vereenigde Staten wareu
veel kleiner dan in het vorige jaar. Volgens het maand-
rapport beliep deze ditmaal 69 millioen bushels en in het
vorige jaar 90 millioen. Uit al deze cijfers blijkt wel, in
hoe sterke mate in dit seizoen uit cle Vereenigde Staten
tarwe is uitgevoerd.’ Het maandrapport werd dan ook hlge-
meen als een. hausse-factor -beschouwd, doch toename der
zaken in Europa_had dat niet ten gevolge. De naar ,Euro-
peesche havens onderweg zijnde hoeveelheid tarwe is zoo
groot, en ondergaat nog zoo voortdurend

vermeerdering,
dat verbruikers er zeker van zijn, voorloopig. gemakkelijk hun behoefte te kunnen dekken. Het’ is waarschijnlijk, dat
cle zeilende voorraad aan het einde van Maart tot 12 mil-lioen quarters zal zijn gestegen, wat ruim de helft zal zijli
van de geheele Europeesche behoefte voor h’et restant van
het seizoen. Afname van den zeilenden voorraad zal dan
tegelijkertijd toename van de aankomsten in Europa betee-
kenen en gezien de groote iokoopen, die dit jaar reeds ge-
schied zijn, en die bijv? in Engeland 3 millioen quarters,
grootr zijn dan in1het vorige jaar, kan die toename der
aanvoeren zeer goed moeilijkheden in
.
den af zèt met zich
brengen. Australië gaat voort met veel tarve af te laden,
en ‘in Argentinië was met groote aanvoeren naar de havens – ‘het aanbod meestal dringend en daalden de prijzen. Slechts
een enclen .dag heeft in Noord-Amerika de vaste stem
:

ming geduurd, die door het mtandrapport was te weeg’
gebracht. Reeds op 11 Maart ging zoowel te ,Chicago 4l1
te Winiiipeg de geheelé prijsverhooging weder verloren, en
tot een werkelijk sensatïoiieele verlaging kwam het op
den 13den toen Mei-tarwe te Chicago bijna 15 dollarcent
per 60, lbs. lager was eii Winnipeg 14 centen lager sloot’
dnn den vorigen dag. Zooals uit de zooeven genoemde cijfers ‘blijkt, is dit totaal verlies van het vertrouwen in
het tegenwoordige prijspeil niet het gevolg geweest van
overgroote voorraden oude tarwe in Amerika. De oorzaak’
ligt meer in de onbevredigende . Europeesche vraag, de’
sterke concurrentie van het Zuidelijk halfrond en den aaIL’
drang, om zooveel mogelijk oude tarwe af te zetten vdSr
de nieuwe tot lagere prijzen ter beschikking komt. Dit”
streven, bestaat eveneens in Argentinië ‘en Australië en
men mag wel verwachten, dat vÔÔr 31 Juli deze beide
exporthinden verreweg het grootste gedeelte van hun uit-voeréurplus zullen hebben verscheept. Deze wedloop om
gedurende de nôg overblijvende maanden- van het seizoen
te profiteeren van de nog steeds groote tarwehehoefte van
Europa, moest wel, nu het nieuwe seizoen steeds nader
komt, en men i Noord-Amerika met leede oogen aanzag, dat A.ustralië en Argentinië steeds tot wat lagere prijzen,
hcui tarwe kwijt raakten, tot een prijsdaling leiden. Ook
regen in enkele gebieden van de wintertarwe der Vr-
eenigde Staten, die over droogte klaagden, heeft de ver
Inging in de hand gewerkt en van 10 tot 13 ‘Maart daal-,
(Ten te Chicago de Juli-termijn 1534. en de September-ter-‘
mijn 12% cent per 60 lbs. Natuurlijk is het zeer goed
mogelijk, dat de sprong omlaag van 13 Maart wel wat al
)

te groot geweest is. Op den volgenden dag viel reeds weder,

eenig herstel te constateeren, doch het ziet er naag uit,, dat de tarweprjs nu voor goed op,een wat lager niveau
is aangeland. Op 16 Maart was de markt weder zeer flauw
en nog weder aanzienlijk, lager dan op den 13den. De prijs-
verlagingen bedragen sedert 9 Maart te Wirinipeg 1934
22 en voor oude tarwe te Chicago 19 dollarcent per 60 -lbs.,
‘terwijl te Çhicago Juli 173% en September 143% cent ge-
vallen is., Sedert het begip der maand is tarwe in Noord-
Amerika nu reeds ongeveer 1734 pCt. goedkooper geworden.
Argentinië deed in flinke mate aan de prijsverlaging
mee. Geen enkelen keer was daar gedurende deze ,week-

sprake van een neiging tot herstel en vooral op 13 en
16 Maart traden groote )rijSverlagingen in.
01)
laatstge-
noemden datum was het slot aan de terinijnmarkten ,te
Buenos ‘Aires en Rosaido 90 en 75 centavos lager dcii ‘ecn
veek tevoren. De verlaging was dus minder ‘sterk dan in
Noord-Amerika.

Het ligt voor de hand, dat de zeer flauwe •houding der
markten in de uitvoerlanden den omzet in Europa ‘nog verder heeft doen verminderen. De behoefte aan tarwe blijft daar even goed bestaan, al zullen dan binnenkort
uit den zeer grooten zeilenden voorraad de aanvoeren toe-
nemen. Juist met het oog daarop en wegens de mogelijk-
heid van nog verdere prijsdaling zijn de laatste dagen de
zaken naar de invoerlanden weder afgenomen. In Enge-
land waren zij toch al klein, en in ladingen is zelfs gedu-
rende deze week slechts een enkele transactie gerappor-
teerd, doch België en ook Duitschland begonnen juist weder
een wat’grooteren omzet te verkrijgen. Tot de zoo sterk ge-
daalde prijzen wordt tot nog toe slechts weinig tarwe ge-
kocht. In Nedei

land waren de laatste dagen cle zaken hI zeer gering, en ook Engeland onthield zich bijna geheel
van zaken, In Duitschland echter is nog weder het een
en andler gekocht en wanneer de markt Weder een wat
stabieler’ aanzien moeht verkrijgen; valt ook, in den out-
vang der zaketi w’eder een herstel te verwachten. Tn Europa
zijn nu vrijwel overal de vooruitziçhten van ‘het winter-
gi

aan gunstig, omdat overal, waar men over droogte had
geklaagd, nu flinke regen is gevallen. Slechts uit Rusland
blijven neg ongunstige berichten komen. Men geeft zich
daaj

nu groote moeite om den uitzaai van zomertarwe zoo
goed mogelijk te doen slagen, doch uit alle berichten blijkt – de vrees, dat het resultaat niet geheel bevredigend zal zijn,
en dat rle nieuwe Russische graanoogst al evenmin vol-
doende zal opleveren als de vorige.
R o g ge heeft’ zich aan de markt te Chicago op dezelfde
wijze bewogen als tarive, behalve dat een pi’ijsverhoogiug,
zooals wegens het Washingtonsche maandrapport voor
tarwe heeft plaats gevonden, voor rogge nauwelijks te con-
stateeren is geweest. De ,verschepingen van rogge waren
de’ laatste week it’cl grooter dan de vorige en cle beschik-
bare

voori

aad onderging eenige vermindering, doch eene
vertraging van het snelle témpo der prijsdaling, waaraan
rogge onder den invloed der tarwe niet kon ontkomen,
heeft dit nauwelijks tweeg gebracht. De prijs te Chicago
is van 10 tot 13 Maart voor Mei-rogge met ongeveer 25
dollarcent per 56 lbs. gedaald. Een daarop gevolgd herstel
‘hield geen stand en op 16 Maart sloot Mei 27 en Juli
21% dollarcent per 56 ,lhs, lager dan een week tevoren.
De roggeprijs ‘te Chicago is nu sedert het begin van Maart
voor den Mei-termijn 25 pCt.
ift
prijs gedaald. Op dit peil
is de laatste dagen in Duitschland de vraag verbeterd en
op 16 Maart zijn naar de Noorcl-Duitsche havens weder
heel wat zaken gedaan. -‘
Ook •vooi-
fl1
al s was de marktstemming bijna degeheele
week slecht. Aanvankelijk bestond wegens het koude weder
iets betere vraag in Engeland- naar stoomende Plata-rnaïs,
ook wegens de zeer kleine Argutijnsc-he verschepingen,
doch’ flauwe markten in Argentinië iaakten daaraan
spoedig weder een einde en de vraag aan de Eugelsche
markten bleef over het algemeen onbevi-ecligend.. Het-
zelfde kan worden gezegd van het vasteland en overal
is de maïspi-ijs in den loop der week aanzienlijk -ge-
daald. Toch is het aanbod niet groot en hoewel van
Zuid-Afrika den laatsten tijd meer wordt afgeladen,
zijn van de andere uitvoerlénden de verschepingen niet groot genoeg om het totale aanbod overvloedig te doen
zijn. Algemeen groote voorraden in de inyoerlanden maken,
het echter bij voortduring bewaarljk, voor nieuwe aan
;

voeren plaatsing te vinden. Ook heeft de flauwe mafsmarkt
te Chicago haar uitwerking doen gevoelen.’ Door groote
aanvoeren en onder den invloed van de tarsvemarkt is
maïs daar van 9 tot 16 Maart ongeveer 10 dollarcent per
.

56 lbs. gedaald.
Aan de termijnmarkten te Buenos Aires en Rosario iva-,
ren de prijzen voor nieuwe mais dagelijks lager, en de,
totale prijsdaling dezer w’eek bedroeg daar 75 centavos
per 100 KG. De Balkan is voôr spoedige verlading sle,cits
met beperkte hoeveelheden maIs, aan de markt, doch op
;

April’ wordt het aanbod dringender tot
dagclijks
iagere.
prijzen. I maïs zijn de naar Europa onderweg zijnde ho-
veelheden niet groot.

Ge r s t was de laatste dagen der week zeer ,flauw’,- we-l-
gens sterke prijsdaling te Winnipeg, en tot sterk geclaal-‘.
den prijs werden naar Nederland en Duitsehland eenige
zaken in Noord-Amerikaansche soorten gedaan. Ook de te
Antwerpen aanwezige partijen Doaugerst werden ‘telkens lager q.angeboden. De afzet van gerst bleef eehter slecht,,.

18 Maart 1925

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

249

Noteeringen.

Chicago

Buenos Aires
Dato

Tarwe

Maïs

Haver, Tarwe

Maïs
L(nzaad
Mei
I
Mei
I
Mei

Mrt.
I
Mrf.
I
Mrt.

14Mrt.’25
1695/
8

12211
8

47
16,401)
9,351)
123,501)
7

,,

’25
1805t,
128
7
/
8

51
t
17,05
10,-

23,70
14Mrt,’24
105
3

46
10,50
8,-I)l 18,70
14Mrt.’23
119k
73%
44tj
11,70
9,-

19,70
14Mrt.’22
134
61 381/
8

13,60
2
)
8,30
2
)

20,30
2
)
20Juli’14
82
563/
8

36%
9,40
5,38

13,70

1)
Per Mei.
2)
Per April

Locoprij’zen te Rotterdam/Amsterdam.

s
oorten
16Maart
1925
9Maart
1925
17Maart
1924,

T
arwe
*

…………
1
18,-
191/
2

12,25
Rogge (No. 2 Western).
2
14,40 16,30
10,-
Maïs (La

Plata) ………
S
225,-
230,-
228,-
Gerst (48 Ib. malting)

.
250,-
260,.-
215,-
Haver (381b. white clipp.)’
11,75
4
)
1211,

1
10,75
Lijnkoeken (Noord-Amen

kavan La Plata.zaad)
1
13,25 13,30 14,65
Lijnzaad (La Plata)

..
. .
503,-
512,_
404,-
1)
per 100 KG.

2)
per 2000 KG.

8)
per 1960 KG.
•No 2 Hard/Red Winter Wheat.
4)
Canada No. 3.

– AANVOEREN in tons van 1000 KG.

Rotterdam

II

1

Amsterdam

Artikelen

,

,

1

8
1
14
Maart
1

Sedert

1
Qvereenjc.
II 8114
Maart
1

Sedert

1
Overeenk.

1925

1
Jan.
1925

tijdvak
1924

1925

1Jan.
1925
1
tijdvak
1924

Totaal,

23.445
162.416
166.934
Tarwe
..- ……………
Rogge

……………
2.551
16.331 108.073 503
8.641 6.356
Boekweit

……………..
Mais

…………….
18.187
163.667 134.556
3.893 32.720
89.870
5.899 18.638
48.243
Lijnzaad …………..
1.918
41.167
48.648

Gerst ………………..
Haver

……………..

3.040
52.456
32.996
Lijnkoek ……………
Tarwemeel
105
23.525
45.052
Andere meelsoorten

2.166
1.228

ondanks het prijsherstel, dat later te Winnipeg plaats vond.
Voor h a v e r bestaat tot cle lagere prijzen, die vooral
in Canada sterk zijn gedaald wegens de algemeen flauwere
stemming der graanmarkt en de zeer groote in Noord-
Amerika aanwezige voorraden iets betere vraag op het
vasteland, doch in Engeland bleef de omzet teleurstellend.

SUIKER.
NOTEERINGEN.

Amster-
Londen
New
York
96pCt.
White Java’s
Cuba’s
Data
dam per Tates
f.o.b. per
96
pCt. c.i.f.
Centri-
Maart
Cube,
fugals
No.
1
Mei(Juni
MaartiApril

kristal-
Sh.
Ski.
Ski.
$
cts.
suiker
basis 990
16Mrt ’25
(ZI”/
ic

37/6
1711
151_
4,77
9

,,

’25
,,21ll/,
37/_
17/11,
15/1k
4,84
16Mrt ’24
,,36l.
66/-
.26/9
2819
7,03
I6Mrt ’23
,,37,-
65/9 26/3
27/10k
7,40

ruwe-
suiker

4 Juli ‘ 141
11
11’3132
18/_-

3,26
2)
11
1
413
/
32


baçis 990
1)
Het verschil tusschen ruwsuiker 88′ en kristalsuiker
99
1
)
is aan te nemen op
f
3,- per 100 KG.

De verschillende suikermarkten waren deze week prijs-•
houdend gestemd.
In A me r i k a bleef de speculatie zich voor het artikel
interesseeren en veroorzaakte aan het eind der week eene
vaste stemming wegens ruime aankoopen van Cubasuiker.
Voor Spot C. en suiker op termijn waren de noteeringen
als volgt:

Sp. C. Mrt. Mei Juli Sept.
Slot voorafgaande week …….4,84 3.06

3.14 3.29 3.43
Opening verslagweek ……..4,84 3.02 3.10 3.24 3.38
Slot verslagweek …………4,77 3103 3.10 3.27 3.40
De ontvangsten in de Ati. havens der V.. S. bedroegen
deze week 73.400 toas, de versmeltingen 79.000 tons (tegen
71.000 tons in 1924) en de voorraden 93.000 tons.
In pronipte C u b a-suiker kwamen flinke afdoenimigen
tot stand tot prijzen varieerend tusschen 3 dc. en 3 dc.
c.
&
fr. New York, terwijl ook eenige ladingen naar Enge-
land werden verkocht tot 15/- ‘cii.
De C ii b a-statistiek is als volgt:
1925

1924

1923
Tons

Tons

Tons
Weekontvangsten 7 Maart. ’25.. 194.094 226.477 196.326
Tot. sedert 1Dec.’24-7Mrt. ’25.. 1.758.332 1.548.349 1.541.626
Aantal werkende fabrieken 179 176 180
Weekexport 7 Mrt. 1925 …… 134.126 170.7.91 158.391
Totaal 1 Jan._7 Mrt. ’25……1.074.706 1.054.705 1.044.582
Totale
voorraad
op 7 Mrt.’25 .. 683.626 493.644 497.944


5.450 8.563 167.866 175.497


1.725
16.331
109.798



8.641
6.356
1.420
20.844
15.896
184.511
150.452
38
1.328
9.412
34.048 79.282

150

18.788
48.243

9989
17.835
50.556 66.483
– –
700
52.456
33.696
450
4.247
1.890
27.772 46.942



2.166
1.218

In E
11
ge 1 a n d verhoogden Raffivadeurs deze week den
prijs van hun product met 3 cl.

en 6 d.
De Board of Trede-statistiek over Februari geeft de vol-gende cijfers te zien:

Februari

Januari/Februari
1925

1924

1925

1924
Import Riet ……..75.816

91.003 132.516 197.237
Geraffineerd

50.956

32.880 119.729 – 82.818

Totaal …………..126.772 123.883 252.245 280.055

– Voorraad in Entrepot 111.200 141.000


11
in Raffinaderij

27.750

39.000


Opbrengst

55.620

81.165 103.506 160.290
Tot. binnenl. verbruik 121.036 114.772 246.766 242.640
Totale uitvoer

4.351

7.417

8.486

14.561
Voorr.
op
31 Jan.

1925J
148.700
1924
f172.150 tons
11

,, 28 Feb.

k
138.950

k
180
.
000

C. Czarnikow’s overzicht (Ier zichtbare voorraden is als
volgt:

1925

1924

1923
Tons Tons Tong
Duitschland 1 Febr. ’25 ……863.000 890.000 960.000
‘.Tsjechoslowakije 1 Febr. ’25 .. 694.000 501.000 412.000
Frankrijk 1 Febr.’25 ……..488.000 253.000 205.000
Nederland 1 Febr. ’25……..219.000 154.000 294.000
België 1 Febr. ’25 ……….228.000 117.000 107.000
Engeland 1 Mrt. ’25 ……..

145.000 188.000 266.000

Totaal (Europa)

2.637.000 2.103.000 2.174.000
V.S. Atlant. havens 11Mrt.’25

93.000 163.000 129.000
Cuba alle havens 7 Mrt. ’25

684.000. 494.000 498.000
binnenl. 21 Feb. ’25,

212.000 325.000 243.000

Totaal

3.626.000 3.085.000 3.044.000

Op J a v a vond in het begin der- vorige week de eerstè
verkoop plaats van suiker uit oogst 1926. Na4at -reeds se]ert eenigen tijd onderbande1igen gaande waren tus-
iehen de V.I.S.P. en enkele koopers, die
f
11 voor de eerste
leveringen uit dien oogst boden, waarop eene verkoop-
limite van
f 12 voor Superieur en
f
11 voor No. 16 &/h.
werd gesteld, werden ten slotte 10.000 tons Superieur tot

f
11 echter voor Juni/Augustus levering afgesloten, zoodat
de eerste leveringen nog onverkocht zijn. Hiermede werd
door de V.T.S.P. voor het eerst afgeweken van het systeem
om, slechts op elkaar volgende leveringen te beginnen met
de eerste aanvoeren te verkoopen. –
1J’iI dn (litarigen oogst werd. Superieur late levering
tot f11 en No. 16 &/h. vroege levering tot f10 verhan-
deld, terwijl de V.T.S.P. No. 16 &/h. 1ttere levering tot

f
9% verkocht. –
Voor prompte Superieure ‘suiker was de noteening on-
geveer
f
1
3%.
II i e r te 1 en de zwakte de markt gedurende de eerste
slagen der week iets af, doch konden prijzen na de betere
teicleuz, welke toen van New York uitging, ‘weder wat
aantrekken. De isoteeringemi waren aan het slot
f
217% voor

250

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

18 Maart 1’925

Mei en Augustus en
f
21 voor October/December, waar-
toe verkoopers. De omzet bedroeg
deze
week ongeveer 8400
tons.

KATOEN.

Marktl)erinht van cle Heeren Sir Jacob Behrens & Sons,

Manchester, d.d. 4 Maart 1925.

Prijzen van Amrikaansche katoen hebben neiging tot
stijgen, speciaal tengevolge van speculatieve transacties.
Oisteren noteerde Mid. American Spot 56 punten hooger
dan verleden Dinsdag, terwijl verkoopen in Liverpool wat
minder zijn dan gedurende de’ laatste twee weken het geval
is geweest. Katoen beweegt zich geregeld van producent
tot consument, terwijl ook de export op dezelfde schaal
doorgaat. In prijzen van Egyptische kâtoen is deze week
weinig veranderink gekomen en verkoopen zijn slechts gering.
Spinners van Amerikaansche garens zijn bepaald vester
in prijs en doen hun best om de stijging van het ruwe
materiaal te volgen, echter niet steeds met succes. Er ver-
den hier en daar enkele flinke posten geboekt, doch de
meeste zaken waren alleen met concessies mogelijk. Dodr
de verminderde productie in verband met den korteren
werktijd hebben de meeste spinners echter met verkoopen
geen bijzondere haast in tegenstelling met eenigen tijd gi-
leden. Over het algemeen zijn de Amerikaansche soorten
dan ook wel iets vaster, hetgeen wel eenigszins zaken tegen-
houdt. Over Egyptische garens valt niets nieuws te ver-
melden; er gaat weinig om en dan nog alleen voor directe
behoefte. Hier en daar vraagt men naar substitutes voor
Sakel in 60cr twist en lager. Spinners en doubleurs zijn
over het algemeen goed bezet met orders, welke echter
grootendeels aanzienlijk beneden het tegenwoordig prijs.
niveau geboekt zijn r

De
I
verhoogde kazen- en garenprijzen hebben een ‘ver-
meerderde vraag tegen betere prijzen in de doekinarkt ten-
gevolge gehad. De grootere Oostersche markten houden
zich echter nog afzijdig, hoewel zij een niet onaanzienlijk
aandeel hebben in de verschillende biedingen, die momen-
teel aan de markt zijn. Fabrikanten blijven hun positieS
handhaven en prijzen blijven vast, zoodat het verschil tus-
schen het prijsidee van koopers en verkoopers nog steeds niet kleiner wordt. Gebleekte stapelgoederen is voor ver-
koopers momenteel nog het beste artikel en hieruit blijkt
ook wel de vastheid der markt. Naar andere soorten is
minder belangstelling, hoewel men meer geneigd is fancy-
goederen te koopen, indien maar eenigszins behooi-lijke
prijzen te krijgen zijn en in dit artikel zijn dan ook enkele
flinke
…………
Manchester, d.d. 11 Maart1925.

f
Prijzen van Arnerikaansche lcatoen bleven de vorige week
geregeld stijgen, terwijl alle maanden voor dit seizoen j.l.
Vrijdag boven
14
d. noteerden. JJ. Maandag en gisteren-
morgen liepen prijzen in Liverpool echtei- weer terug tot het
niveau van een week geleden. Er is echter meer omgezet;
verleden week werden in totaal 50.000 balen verkocht, terwijl
het totaal Zaterdag 15.000 bedroeg, waarvan 6.000 balen
Vrijdagnamiddag, waaruit wel blijkt, dat er meer zaken
gedaan worden dan men oppervlakkig wel zou denken .Prij ren
van Egyptisehe katoen zijn gedurende het laatste gedeelte
der vorige week dagelijks gestegen, terwijl een nieuwe stjjging
van 100 ‘punten op Maandag F.G.F. Sakel Spot op 37.25
bracht, waarmede een nieuw record voor dit seizoen gevestigd
werd. Er had gisteren een daling van 60 punten plaats, doch
hedenmorgen openden futures 60/70 punten hoogei- dan het
slot van gisteren, terwijl er vrij veel verlcocht wordt.
Spinners van Amerikaansche garens hebben een moeilijken
tijd om de stijging van het ruwe materiaal te volgen. Over het
algemeén zijn spinmarges zeker meer dan een kwart penny per 1h. slechter dan toen katoen ccii penny lager noteerde.
Zaken bljjven beperkt tot de groverc nummers, zoowel twist
als weft, terwijl voor de medium nummers en ringtwist ook weinig belangsteffing bestaat. Er is geen gebrek aan vraag,
doch biedingen zijn over het algemeen wat aan den lagen
kant.’ Ook voor Holland worden verschillende raken afgesloten,
en kwam voor deze markt gisteren ook een aanzienlijke post
in twistgaren tot stand. Naar getwijnde garens bestaat ook
meer belangsteffing, zoowel vooi’ onze Noordelijke en &idden-
markten alsook voor Duitschiand. In de Egyptische soorten
zijn de fluctuaties van het ruwe materiaal een beletsel voor
den handel en wor4t er uitsluitend voor directe behoefte ge-
kocht, hoewel producenten thans over het algemeen wel een
vluggere levering kunnen garandeeren dan eenigen tijd geleden
het geval was. Er loopen geruchten, dat er meer gebruik wordt
gemaakt van de goedkoopere Europeesche kunstzijdeals
substitutes voor de Egyjitische soorten.
De doekmarkt is vast met neiging tot stijging, wat een ver-

meerderde vraag tot iets betere piijzen naar diverse soorten
tengevolge heeft gehad, hoewel de handel nog van weinig
heteekenis is en nog niet als voldoende beschouwd kan worden.
De Oostersche markten houden zich ‘nog wat terug, hoewel
er wel wat meer belangstelling is. Speciaal voor de nabije Oostersche markten, Zuid-Amerika, Afrika en de binnen-
landsche markten wordt nogal wat gedaan. Wat wij gedurende
de laatste weken geschreven hebben, is ook thans nog van
toepassing en profiteeren speciaal de fabrikanten van de
gewone bleek- en stapelsoorten, waarvan de positie momenteel
beter is dan gedurende langen tijd het geval was. Fabrikanten
van specialiteiten, vooral die gefabriceerd van Egyptische
garens, hebben dringend behoefte aan lagere katoen- en
garenprijzen.

KOFFIE.

In het einde der voorlaatste en in den aanvang der
afgeloopen week werd van enkele zijden in Frankrijk be-
richt, dat er eenige opleving viel te bespeuren en dat de
vaste houding der termijnmarkt te New York ii het begin
dezer maand voor een deel was toe te schrijven geweest
san indekkingen van houders van loco koffie, die te New York termijnen tegen hun voorraad hadden afgegeven en
nu; bij een plotseling opkomen van vraag voor consumptie,
zeer steik als koopers van termijnen moesten optreden.
Niet alleen ten oi:izent, doch ook aan de overige markten
en eveneens te New York, is van clie opleving niet veel te
bemerken geweest en zelfs te Havre moge een moment
van beterschap in zaken er dan ook wellicht in werkelijk-heici zijn geweest – is klaarblijkelijk de rust weder terug-gekeerd. Van alle zijden luiden de berichten thans weder,
dat de afzet onbevredigend is en de consumptie slechts
schoorvoetend, en clan nog alleen in het allernoodzakelijk-
ste geval, als kooper iii de markt is.
Op onze termijnmarkt trokken in den laatsten tijd de
dichtstbijzijnde maanden in verhouding iets aan en boven-
dien is de dispariteit tusscheu onze en de New Yorksche
markt iets – zij het ook nog niet veel – verminderd. Dit
was trouwens hoog noodig, want in’ de laatste weken was deze reeds lang bestaande wanverhouding nog aanmerke-
lijk vergroot, hetgeen o.a. duidelijk blijkt’ uit eene verge-
lijking der nöteeringen op 27 Januari en 7 Maart M.
namelijk:

New York.

Rotterdam.

Mei

Sept.

Dec.

Mei

Sept.

Dec.
27 Jan. .. 19.35′

17.58

17.08

59y,

56X

54
l
7 Maart. 19,70

17.69

17.05

57

53

51

rl
egeIiover
eene rijzing te New York van 0 k 35 punten
per Am. pond (dat is in Mcd. Ct. van 0 1. 1 c. pi .KG.)
stond in dezelfde periode eene italing ‘te Rotterdam van
21% a
31% c. per
1%
KG’. Daar de Rotterdamsche markt
in de laatste dageq de daling te New York slechts in ge.
ringe mate gevolgd heeft, it dit verschil thans iets kleiner
geworden.
De term ijnnoteeringen aan de ochtend-call waren te:

Rotterdam (Stntos-contraet)

Amsteid. (Gemengd con-

basis Good

tract) basis Santos Good

Mrt. Mei Sept. Dec. Mrt. Mei Sept. Dec.

17 Mrt. 601/

578%

531

5134 587/
8
56

505

4934 10

601/
8
57%
5334
52a

58
7
/
a
56

515/
8
50
3

598,

57 . 536, 517f

57y
4
54X 5034 49
24 Febr. 58/
1
56

5234

56i

5334 493/

47I4

])e slot-noteeringen te New York van’ het aldaar gel-
dende gemengd contract (basis Rio No. 7) w’are:

Mrt.

‘Mei

I
Sept.

Dec.

16 Maart ……$ 20,20

$ ‘19,20

$ 17,12 ‘ $ 16,56
9

……….., 21,03

19,80

17,74

17,15
2

21,01

19,84

17,80

17,23
2Febr………

20,26

,, 18,88

,, 16,85

,, 16,28

De loco-noteeriugen bleven onveranderd 75 ct. voor Su-
perior Sautos en 62 et. voor Robusta.
De kost- en vrachtaanbiedingen voor prompte versche-
ping van Brazilië liepen’ in de laatste dagen ongeveer
2/-
A
4/- per cwt. terug, en luiden thans voor goed be-
schreven Superior ongeveer 116/- 1 117/- en voor dito Prime
ongeveer 120/-
a
112/-. Biedingen op de fijne kwaliteiten werden in de meeste gevallen van de hand gewezen, doch
met de mindere en met de ordinairste soorten, waarvan nog steeds Vrij ruim aanbod voorhanden is, toonden de
afladers zich minder vasthoudend en een bijkomend bod
gaf meestal aanleiding tot zaken.

Rotterdam, 17 Maart 1925.

18 Maart 1925

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

251

THEE.

De theemarlet in de afgeloopen week bepaalde zich tot
cle theeveiling van den 12en dezer. Het aanbod was betrek-
kelijk groot en omvatte 16.000 kti. Neci.-Ind. thee. Waar
Londen ook -nog in (leze week noteeringen zond, welke
ongeveer 4 d. lager waren dan in de voorafgaande week, nam Amsterdam tea volle die stemming over. Biedingen
ivaren zeer traag en met uitzondering van cle Sumatra-
merken, clie zich in de veiling zeer goed hielden – de prij-
zen waren ongeveer 3-6 ets. lager clan die der vorige
veiling – liepen de prijzen in veiling van 10-16 ets.
beneden die der vorige. –
Het prijsniveau voor de ordinaire soorten, welke in vei-
ling het meest zijn achteruitgegaan, is thans 9-12 ets.
lager dan verleden jaar om dezen tijd, terwijl cle betere
soorten slechts een teruggang aantoonen van 4-8 ets. –
Opvallend was de zeer geringe belangstelling van buiten-
landsehe zijde, terwijl voor binnenlancische rekening niet
(lan het hoognoodige werd gekocht. Men vertrouwt de markt
blijkbaar nog niet. Er werd dan ook aanvtn-kelijk onge.
veer 50 püt. van het aanbod in. veiling opgehouden en
hoewèl nog verschillende partijen onmiddellijk na de vei-
ling afdoening konden vinden, bleef er nog een groote
hoeveelheid onverkocht. –
De maaiidstaat van dcii ,,Board of Trade” over Februari
toont ten opzichte van verleden jaar een vermeerdering
aan van den invoer tot verbruik van 2 millioen lbs. Daar-
entegen is de uitvoer in Februari 1,8 millioen lbs. terug-
geloopen, terwijl de aanvoer in die maand 3,5 millioen
lbs. grooter was dan verleden jaar. De voorraad iii entre-
pôt heeft dan ook een vermeerdering ondergaan met 94
millioen lbs., terwijl die voorraad in Februari 1924 slechts
met 5,3 millioeu lbs. was toegenomen.
De voorraad in entrepôt toont op ulto. Februari 234,5
millioen lbs. een cijfer, dat echter zeer sterke verminde-
ring zal ondergaan in de eerstvolgende maanden. Het In.
clian Tea Association toch meldt, dat cle voorraad in
Britsch-Indiö van den afgeloopen oogst alles bijeen nog
slechts 1,2 millioen ibs. bedraagt. Hoewel liet teleurstel-
end is, dat de uitvoer is afgenomen en de voorraden Al
entrepot momenteel hoog zijn, zijn de vooruitzichten van
cle marktpositie voor de naaste toekomst niet veel in
oH-
gunstigen zin gewijzigd.
amsterda, 16 Maart.

STEENKOLEN.
Alhoewel ze langzaam gaat, is de groote lijn in de rjs-
beweging op de verschillende kolenmarkten toch duidelijk
te onderkenneii. Zij .ligt in de dalende richting. Zooals
on.derstaand genoemde prijzen aanduiden gaat het met de
prijzen, vooral met de Westfaalsche, bergafwaarts en ten
slotte ziet ook Engeland in, dat het op den duur niet
aangaat cle eene mijn na de andere stil te leggen, resp.
het leger van werkloozen te vergrooten, terwijl er door
aanneming van lagere prijzen toch wel kolen te verkoopen
zijn. De verliezen, die de mijnbesturen zich tijdelijk ge-
troosten, zullen stellig door een komende verlaging der
onkosten, waaronder ook de bonen, gecompenseerd worden.
De prijzen zijn als volgt:
Northumberland Ongezeefcle ..
f
12,-
Durham Ongezeefde ……….,, 12,75

Cardiff Ongezeefde ………… ,, 14,75


Schotsche Gezeefde .. …….. ,, 11,25
Yorkshire Gewasschen. Doubles ,, 13,.-
Westfaalsche Vetförder ……. ,, 13,— –
Vetstukken……

15,25
Smeenootjes ….

14,75
Gasvlamförder . .

12,90
Gietcokes ……

17,-
alles per ton van 1000 K.G., franco station Rotterdam/
Amsterdam.
Westfaaische bunkerkolen f.o.b. Rotterdam/Amsterdam

f
11.25.


Markt flauw.

17 M&art 1925.

VERKEERS WEZEN.

VRACHTENMARKT.


In de graauvrachtcinnarkt van Noord-Amerika was de
vraag naar ruimte in de a.fgeloopen week iets beter van
de Gulf maar bleef liet vrachtenpeil op een laag niveau,
daar tea gevolge van de slechte toestanden in de La Plata-
markt veel booten geneigd zijn vandaar in ballast naar
de Gulf te korne’i om voor Europa te laden. Voor een boot
van 35.000 cjtrs. werd 3/3 per qtr. besteed. Van de Nor-
thern Bange naar Havre/Amsterdam worden bijna geen
ladingen aangeboden, terwijl in meel geen verdere afslui-
tingcn tot stand kwamen.

De vraag naar ruimte voor suikerverschepingen van
West-Indië is verminderd en ook hier wordt de vraôhten-markt gedrukt door Plate tonnage. Booten van circa 6b00
tons kunnen niet meer dan 20/9 bedingen naar U. K./Con-
tinent per April/Mei.
Van de North Pacif ie is geen verbetering te melden;
geen afsluitingen vonden plaats en de vracht is nominaal
circa 38f 9 voor booten van middelbare grootte naar ‘U. K.j
Continent.
De River Plate heeft een verdere vrachtverlaging te zien
gegeven en tot 16/- werd door reeders geaccepteerd van
‘Upriver naar U. K./Contineut met volle opties. lechts
prompte booten zijn afsluitbaar. Tonnage blijft in ballast
vertrekken naar Noord-Amerika, Chili en zelfs Australië.
Ook de salpetervrachtenmarkt laat geen verbetering zien
en er vonden geen afsluitingen plaats. Echter wordt ge-
hoopt dat bevrachters weder aan de markt zullen komen
zoodra de prijzen voor dit artikel voor liet volgende sei-
zoen zullen zijn vastgesteld.
Alle afdeelingen in het Verre Oosten hebben eveneens
– een flauw voorkomen gehad. Van Wiadiwostock is voor
de promptere maanden geen vraag; slechts voor Juni en
juli worden op basis van 30/- naar U. K./Continent en
en 31/3 Scandinavië zaken in uitzicht gesteld. De vraag
naar ruimte voor olie is niet verbeterd; toch is het niet
onmogelijk dat binnenkort cle vracht waaraan reeclers vast-
houden, n.l. 85/-, te maken zal zijn.
,Australië is onveranderd met slechts enkele afsluitingen
van Zuid/Victoria/Sydney tegen 401- voor tonnage van
circa 8500 tons en 42/6 voor tonnage van, circa 6000 tons
per April/Mei laden. Van West-Australië werd echtér de
betrekkelijk goede, vracht van 40/- voor een 7000 tonuer
er tweede helft April laden, betaald.
De Burmah rijstmar-kt leverde weinig vraag naar ruimte
op en bev’rachters slaacIen erin goedkoopere vrachten te
krijgen: Een 8000 tonner werd tegen 30/9 gedaan

Havre/
Hamburg range per Maart/April, maar een handige boot
van 6500 tons heeft sindsdien 29/6 naar dezelfde range
geaccepteerd per 15/30 April.
Britsch-Indië is, practisch gesproken, zonder zaken en
de vracht op cl.w. ba’sis van BombayfKarachi is élechts
nominaal in de buurt van 24/. tot 25/-. –
– Van de Zwarte Zee en de Donau valt ook weinig te ver-
melden. Voor een handige boot van circa 3000 tons is 171-
te krijgen naar U. K./Continent met de Scandinavische
pties. Ook de Middellandsche Zee is zeer stil. De laatste rtsbevrachtingen waren: Melilla/Botterdam 6/3; Algiers/
Newport 6/-; Carthagena/Baltimore 816. In fosfaat werd
ccii boot van Tunis naar Plymouth tegen
716
gesloten.
Alexandrië is zeer rustig maar tonnage kan worden afge-loten naar Ruil tegen 11/- per 60 cbf t. Wat vruchten van
Zuid-Spanje betreft, ook deze markt is met uiterst weinig
zaken. Van de Golf van Biscaye zijn hij meer aanbod van
booten de vrachten gezakt: Bilbao/Rotterdam 6/-, Micldles-
boro 6/9, Cardiff 6/3 en Oslebshausen 6/6.
De uitgaande kolenvrachtenmarkt vara Engeland behoudt
cen”vrij vaste tendens, speciaal in de richting van Zuid-
Amerika en de Oostelijke Middellandsche Zee. Naar Buenos-
Aires varieerden de vrachten tusschen 15/6 en 1616 voor
prompte booten, Alexandrië betaalde 11/9 en Port Said
11/3. De vrachten naar de dichterbij’ gelegen destinaties
waren echter kalm. Van Zuid-Wales werd gesloten: G’hent
3/-, Rouaa,n 3/9, Huelva 8/-, Algiers 9/. terwijl van de Oost-
kust wei-cl gedaan Hamburg 3/10 ; imsterdam 4/-; Ant-
werpen 2/9, Nantes 5/6.
De time-charter vrachtenmarkt blijft levendig voor de
States/VlTest-Iudië en voor kleine booten wordt voor 3/6
maanden van $ 1,20 tot $ 1,75 betaald. Voor oplevering
op het Continent kunnen Mn of twee groote booten ge-
‘plaatst worden tegen 319 tot 4/- voor 6/9 maanden stuk-

goed, vaart. 16 Maart 1925.

RIJN VAART.
Week van S
tfm.
14 Maart 1925.

Behalve de aanvoeren van erts, die beduidend meer waren
dan de voorafgaande week
;
bleef de toestand onveranderd.
De beschikbare scheepsruimte bleef t voldoende, hoewel
ergeleidelijk meer vraag voor erts kwam.
De ertsvrachten bedroegen gemiddeld fi. 0.40/0.50 met
-_– bostijd, terwijl naar den Bovenrjn voor ruwe pro-
ducten in doorsnee II. 1._11.10 met verkorten bostijd werd
betaald
Het sleepboon werd genoteerd volgens het
27K
ets. tarief.
De waterstand naar den Benedenrjn bleef gunstig, naar
den Bovenrjn werd op beperkten diepgang afgeladen.
De toestand in de Ruhrhavens bleef ongewijzigd.

252

18 Maart 1925

DE TWENTSCHE BANK

Amsterdam – Rotterdam – ‘s-Graveuhage – Dordrecht – Utrecht – Zaandam – Zwolle

Maandstaat op 28 Februari 1925

DEBET

Aandeelhouders nog’ te storten 90 pOt. op aandeelen B,
waarvoor waarborg gedeponeerd ………………….

Deelneming in de firma’s:

B. W. BLIJDENSTEIN & Co., te Londen

B. W. BLIJDENSTEIN Jr. te Enschede ………….

LEDEBOER & Co., te Almelo
Deelneming in bevriende Bankinstellingen

f.10.737.431,13
waarvoor in geld gestort ……………………….

waarvoor effecten gedeponeerd ……………………

Effecten van Aandeelhouders
gedeponeerd bij bevriende instellingen …………….

ten eigen gebruike ……………………………..

f
2.707.200,-

2.000.000,-

30.874.200,—

f

1.539.900,—

8.435.000,-

19

8.032.231,13

Kassa, Wissels en Coupons …………………………

Nederlandsche Schatkistbiljetten en Schatkistpromessen .
Saldo’s bij Bankiers

………………………………

Daggel dleenin gen…………………………………..

Saldo te ontvangen en te leveren Fondsen
.
…………….

Prolongatiën gegeven ……………………………….

Eigen Effecten en Syndicaten ……………………….
Oredietvereeniging ……………. . …………………

f
56.932.185,51
Af: loopende Prornessen

…………………………..

10.900.000,-

Voorschotten tegen Onderpand of Borgtocht en SaldiRek. Ort
f
51.398.144,61
Af: loopende Promessen

……………………………,,

2.715.842,23

Voorschotten op Consignatiën ……………………….
Gebouwen

………………………………………..
(•Oft
“.

35.581.400,-

39.689.843,76

7.318.628,76

19.984.299,13
800.000,-

1.159.466,09

16.100.005,-

8.723.503,15
46.032.185,51

48.682.302,38′
2.206.363,26
4.723:482,48

Totaal……
f
249.008.610,65

CREDIT

Kapitaal ………………………………………….
f
36.000.000,-‘Reservefonds. .

..
.
.,, ‘8.584.219,51
Buitengewone Reserve

……………………………

1.800.000,—

Waarborgfonds Credietvereeniging ……………………

5.302.927,50

Reserve .Oredietvereeniging ………………………….

2.353.896,16

f
54.041.043,17
Aandeelhouders voor gedeponeerd als waarborg voor 90 pOt.

storting op aandeelen B:

Effecten …………………… ……
f

1.533.800,-

Contanten ………………………..

6.100,-

in Leen-Depot Effècten …………….. …………..

34.047.600,-

Contanten ……………………….

9.550,-

Totaal Effecten …………………………
Totaal Contanten ………………………..
Zieken- en Pensioenfonds ……………………………

Deposito’s

……………………………………….

Prolongatie-Deposito’s

…………………………….

Saldi Rekeningen Courant

…………………………

,,-

.voor gelden in het Buitenland
Oredietvereeniging …………..

B. W. Blijdenstein & Co., Londen, B. W. Blijdenstein Jr.,
Enschede en Ledeboer & Co., Almelo
Daggeldieeningen

Te betalen wissels

…………………………………

Diverse Rekéningen ……..

…………………………

f
67.546.744,37
7.853.960,91
3.263.229,56

35.581.400,-
15.650,-
2.262.844,82 42.637.557,25
4.920.i00,-

78.663.934,84

7.174.585,90

100.000,-
21.769.673.39 1.841.821,28

Totaal …..’.
f
249.008.610,65

Auteur