Ga direct naar de content

input/output

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: november 28 2008

input
Kredietcrisis

Chronisch ziek

Omdat de kredietcrisis al een jaar lang geduurd heeft, geven
Struijs en Pilic van de Rabobank een overzicht van de maatre­
gelen die overheden en centrale banken genomen hebben. Zij
stellen dat de eerste ingrepen van de centrale banken van een
jaar geleden, die bestonden uit het beschikbaar stellen van extra
liquiditeit, onvoldoende waren om het vertrouwen in de financiële markt te herstellen. Om het vertrouwen te herstellen grepen
diverse overheden hierom in, in de vorm van kapitaalverstrekking en garantstelling. Volgens de auteurs zijn deze maatregelen
effectief, omdat er voorzichtige tekenen van ontspanning op de
geldmarkt zichtbaar zijn. Zo is het Europese driemaands interbancaire tarief in een maand gedaald van 5,4 naar 4,4 procent.

Voor het Sociaal en Cultureel Planbureau analyseren Cardol
et al. de positie van chronisch zieken op de arbeidsmarkt. Zij
stellen dat het overheidsbeleid zich op dit terrein vooral gericht
heeft op het wegnemen van belemmeringen voor de toetreding
tot de arbeidsmarkt, zoals de toegankelijkheid van gebouwen en
openbaar vervoer voor rolstoelen. De auteurs constateren dat
ook persoonlijke percepties van chronisch zieken bijdragen aan
de prestaties op de arbeidsmarkt. Zo hebben mensen met een
baan de perceptie dat de gevolgen van een ziekte minder erg
zijn. Omgekeerd zorgt de mate waarin iemand zijn ziekte ervaart
als hinderlijk voor een lagere werktevredenheid.

Struijs, A. en D. Pilic (2008) Een (in)greep vanuit de staatskas? Rabobank

chronisch zieken met een langdurige lichamelijke beperking: de rol van individuele

themabericht nr 25.

competenties. Den Haag: SCP.

IJsland

Ei

Voor het Centre of Economic Policy
Research analyseren Buiter en Sibert
het bankenmodel in IJsland. Het fundamentele probleem van de IJslandse
bankensector is dat IJsland een klein
land is met een eigen valuta en een
internationaal actieve bankensector.
Door de grote hoeveelheid uitstaande
buitenlandse leningen was het onmogelijk voor de IJslandse centrale bank
om effectief als lender of last resort
op te treden. Hierdoor ontstaat volgens de auteurs de mogelijkheid dat een bank run door een tekort aan liquiditeit optreedt,
zelfs wanneer banken solvent zijn. Buiter en Sibert stellen dat
de crisis in IJsland niet plaats had hoeven vinden als IJsland
deel was geweest van het eurogebied, zodat de ECB als lender
of last resort had kunnen optreden.

Om de concurrentiepositie van de Nederlandse eiersector
tussen nu en 2012 in te schatten, maakt Van Horne van het
LEI een vergelijking tussen een aantal EU-landen, Brazilië en de
Verenigde Staten. Hij stelt dat de kostprijs van eieren binnen de
EU sneller zal stijgen dan de kosten buiten de EU. Deze prijsstijging komt onder meer door het duurder worden van op graan
gebaseerd kippenvoer, wat Brazilië en de Verenigde Staten beter
kunnen opvangen door een relatief groot lokaal aanbod van
graan. De kosten in Nederland en Duitsland zullen daarnaast
sneller stijgen dan in de rest van Europa, omdat in deze landen
extra regels zullen worden ingevoerd op het gebied van dierenwelzijn en milieu.

Buiter, W. en A. Sibert (2008) The Icelandic banking crisis and what to do about it:

Cardol, M., M. Emmen en M. Rijken (2008) Werk en tevredenheid onder

Horne, P. van (2008) Productiekosten van eieren. Een internationale vergelijking.
LEI-rapport nr 2008-071.

Kunstenaars

the lender of last resort theory of optimal currency area’s. CEPR policy insight nr 26.

Voor het National Bureau of Economic Research verklaart
Hamilton waarom de ruwe-olieprijs in de zomer van 2008 zo
hoog was. Hij stelt dat dit komt door een combinatie van een lage
vraagelasticiteit, een verhoogde vraag door economische groei in
opkomende economieën en de beperkte mogelijkheden van de
OPEC om extra olie te produceren. Daarnaast stelt Hamilton dat
de schaarste speculatie gestimuleerd kan hebben, hij verwacht
namelijk niet dat de fundamentele determinanten van de ruweolieprijs in een paar maanden zo veel veranderd zijn dat de
stijging van de olieprijs alleen daaruit verklaard kan worden.

Voor het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt vergelijkt Coenen de situatie van Nederlandse afgestudeerden van
het kunstvakonderwijs met andere Europese landen en afgestudeerden in het totale hbo-onderwijs. Nederlandse afgestudeerden vinden in vergelijking tot Europese kunstenaars relatief snel
een baan. Zestig procent van de afgestudeerden is binnen zes
maanden werkzaam en nog eens dertig procent vindt binnen de
daarop volgende drie maanden een baan. Vijf jaar na het afstuderen is ongeveer elf procent werkloos, tegenover 3,5 procent
van het totale aantal hbo-afgestudeerden. Het gemiddeld bruto
startsalaris voor afgestudeerden van het kunstvakonderwijs ligt
met 1014 euro per maand onder het Europese gemiddelde van
1090. Van de afgestudeerden van het kunstvakonderwijs werkt
vijftig procent als zelfstandige, tegenover vijf procent van de
totale hbo-afgestudeerden.

Hamilton, J. (2008) Understanding crude oil prices. NBER werkdocument nr

Coenen, J. (2008) De arbeidsmarktsituatie van afgestudeerden van het Nederlandse

14492.

kunstvakonderwijs in internationaal perspectief. ROA technical report nr 2008/3.

Olie

708

ESB

93(4548) 28 november 2008

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders
te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

output
Integratie

Criminelen

Het Centraal Bureau voor de Statistiek bericht over integratie en
stelt daarbij dat niet-westerse allochtonen op diverse gebieden
achterstanden hebben op autochtonen en westerse allochtonen. De achterstanden zijn in de loop van de tijd wel kleiner
geworden, met name voor tweedegeneratie-allochtonen. De
werkloosheid van niet-westerse allochtonen is tussen 2005 en
2007 gedaald van 27 procent in 2005 naar vijftien procent in
2007, terwijl deze daalde van elf procent naar acht procent voor
autochtonen. De arbeidsparticipatie van allochtonen blijkt daarnaast sterker afhankelijk van de conjunctuur dan de participatie
van autochtonen, omdat zij vaker een flexibel contract hebben.
Onder de hoogopgeleiden is er volgens het CBS vrijwel geen
verschil tussen allochtonen en autochtonen.

Criminelen investeren minder in hun
eigen menselijk kapitaal dan nietcriminelen. Webbink et al. vragen zich
voor het Centraal Planbureau af waarom
dit zo is. Zij stellen dat uit de bestaande
literatuur vaak naar voren komt dat een
grotere investering in onderwijs de kans
op crimineel gedrag verkleint, terwijl de
causaliteit ook andersom kan liggen. Om
dit te onderzoeken gebruiken de auteurs data over Australische
tweelingen en vinden dat crimineel gedrag op jonge leeftijd een
sterk negatief effect heeft op de keuze voor de investeringen
in menselijk kapitaal. De auteurs stellen dat hun bevindingen
suggereren dat het bestrijden van jeugdcriminaliteit kan zorgen
voor een hoger gemiddeld opleidingsniveau.

CBS (2008) Jaarrapport integratie 2008. Voorburg: Centraal Bureau voor de
Statistiek.

Webbink, D., P. Koning, S. Vuji en N. Martin (2008) Why are criminals less
educated than non-criminals? CPB discussieartikel nr 114.

Bereikbaarheid
Bhansing van het EIM stelt dat het midden- en kleinbedrijf
wordt geconfronteerd met knelpunten op het gebied van bereikbaarheid door een toenemende verkeersomvang. Hierbij stelt
de auteur wel dat de bereikbaarheidsproblemen zijn afgenomen
ten opzichte van vijf jaar geleden. In 2003 zei nog 22 procent
van de middelgrote en kleine ondernemingen dat zij hinder
ondervonden op het gebied van bereikbaarheid, tegenover
vijftien procent in 2007. Volgens de auteur komt dit niet zozeer
doordat de problemen kleiner zijn geworden, maar doordat er
zich een proces van gewenning heeft voorgedaan. Bhansing
stelt dat de overheidsmaatregelen om meer wegen aan te
leggen en te verbreden kunnen helpen bij het verlichten van de
bereikbaarheidsproblemen.

Innovatie

Bhansing, P. (2008) MKB pakt knelpunten van bereikbaarheid aan. Zoetermeer:

De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
onderzoekt de relatie tussen onderwijs en innovatie in de OESOlanden. De organisatie stelt dat hoewel de meeste OESO-landen
een economie willen zijn die gebaseerd is op kennis en innovatie,
dit nog niet blijkt uit de manier waarop onderwijs in deze landen
gegeven wordt. De OESO stelt dat onderwijsomgevingen die
mensen effectief voorbereiden op een arbeidstoekomst in een
innovatieve economie zich kenmerken door maatwerk, groepsgericht leren en tentamens die niet alleen de kennis, maar ook
het diepere begrip van de student testen. Het op onderzoek en
ontwikkeling gerichte leren kenmerkt zich volgens de organisatie
door een concentratie op processen in plaats van uitkomsten.

EIM.

OESO (2008) Innovating to learn, learning to innovate. Parijs: OESO.

Doelen

Overleven

Voor het Centre for Economic and Financial Research onderzoeken Suvorov en Van de Ven in hoeverre het stellen van doelen
dienst kan doen als een zelfreguleringsmechanisme. Een zelfreguleringsmechanisme kan volgens de auteurs nuttig zijn als een
irrationeel hoge waarde wordt toegekend aan de huidige consumptie, het zogenaamde hyperbolic discounting. Door gebruik
te maken van het feit dat mensen verlies zwaarder wegen dan
winst, stellen de auteurs dat het stellen van eigen doelen een
geloofwaardig mechanisme tegen kortzichtigheid kan zijn. Als
het niet-nakomen van het doel ervoor zorgt dat zelfrespect verloren wordt en de kosten van het verliezen van zelfrespect groot
zijn, is het mogelijk om hiervan een geloofwaardig instrument te
maken.

Voor De Nederlandsche Bank analyseren O’Donell et al. wat de
effecten van de eigen subjectieve levensverwachting zijn op de
leeftijd waarop werknemers pensioneren. Er blijkt een positief
verband te zijn tussen de subjectieve levensverwachting en de
uittredingsleeftijd, zodat een persoon die optimistischer is over
zijn verwachte leeftijd, later de arbeidsmarkt verlaat. Daarnaast
vinden de auteurs dat iemand die veel bezittingen heeft,
gemiddeld eerder uittreedt, en iemand met een hoog loon later
uittreedt. Mannen en vrouwen verlaten de arbeidsmarkt gemiddeld later als hun partner ook werkt, terwijl vrouwen de arbeidsmarkt eerder verlaten voor elk kind dat zij hebben, wat volgens
O’Donell et al. de suggestie wekt dat deze vrouwen de arbeidsmarkt verlaten om op eventuele kleinkinderen te passen.

Suvorov, A. en J. van de Ven (2008) Goal setting as a self-regulation mechanism.

O’Donell, O., F. Teppa en E. van Doorslaer (2008) Can subjective survival

CEFIR/NES werkdocument nr 122.

expectations explain retirement behaviour? DNB werkdocument nr 188.

De auteur heeft verklaard dit artikel alleen te publiceren in ESB en niet elders

te publiceren in wat voor medium dan ook. Het is wel toegestaan om het artikel voor eigen gebruik
en voor publicatie op een intranet van de werkgever van de auteur aan te wenden.

ESB

93(4548) 28 november 2008

709