Ga direct naar de content

Inkomensef fecten van arbeidstij dverkorting

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: april 17 1985

Inkomensef fecten van
arbeidstij dverkorting
DRS. A. BAKHOVEN – DRS. M. VAN SCHAAIJK*
Arbeidstijdverkorting leidt tot uiteenlopende effecten op de inkomensverdeling. In sommige
huishoudens treedt een verlaging van het inkomen op voor zover arbeidstijdverkorting gepaard gaat
met looninlevering; in andere neemt het inkomen toe, met name voor categorieen die dank zij de
arbeidstijdverkorting werk vinden. In dit artikel worden eerst de macro-economische effecten van een
eenmalige arbeidstijdverkorting met 5% gepresenteerd; vervolgens de effecten op de verdeling van
individuele resp. huishoudinkomens. De conclusie is dat arbeidstijdverkorting per saldo een
nivellerend effect heeft op de verdeling van huishoudinkomens. Deze nivellering kan omslaan in een
denivellering wanneer er ten gevolge van de arbeidstijdverkorting schaarste gaat ontstaan aan
bepaalde categorieen hooggekwalificeerde werknemers, hetgeen gepaard gaat met een
inkomensstijging voor deze groepen.

Inleiding

De macro-context

Aan arbeidstijdverkorting (ATV) zijn, naast meer vrije tijd
voor werkenden, een aantal voordelen verbonden. Te denken
valt aan:
– meer werkgelegenheid in arbeidsjaren (niet in arbeidsuren),
althans onder bepaalde voorwaarden, die in de volgende paragraaf nog aan de orde zullen worden gesteld;
– een lagere werkloosheid en een geringere kans om werkloos
te worden;
– lagere collectieve lasten (in samenhang met een lagere werkloosheid);
– wellicht een verlaging van de gemiddelde loonsom per werknemer als bij herbezetting van vrijkomende arbeidsplaatsen
gebruik wordt gemaakt van relatief jonge en dus goedkope
arbeidskrachten, en;
– toename van het inkomen van diegenen dia dank zij ATV
werk vinden.

Deze beschouwing heeft betrekking op de effecten na vier jaar
van gemiddeld 5% ATV voor werknemers bij bedrijven en overheid. Voor zelfstandigen is geen arbeidstijdverkorting aangenomen. Voor de boeren, wier arbeidstijd hoofdzakelijk wordt bepaald door de aard van het produktieproces, lijkt het onwaarschijnlijk dat zij de werknemers met betrekking tot ATV op middellange termijn kunnen volgen. Gegeven de moeilijke financiele positie van het kleinbedrijf zal hetzelfde gelden voor de in dit
bedrijf werkende zelfstandigen.
De omvang van de effecten van ATV wordt mede bepaald
door een vijftal veronderstellingen, die uitvoerig zijn besproken
in de studie van Bakhoven en Jansen. De gemaakte veronderstellingen worden hieronder samengevat.

Uiteraard brengt ATV ook nadelen met zich mee:
– hogere arbeidskosten voor zover de looninlevering achter
zou blijven bij de dating van de arbeidsproduktiviteit per
arbeidsjaar;
– hogere kapitaalkosten indien de tijd dat machines worden
gebruikt, wordt verkort; en
– last but not least het inkomensoffer dat huishoudens gemiddeld moeten brengen.
Dit artikel richt zich op de inkomenseffecten van ATV, in het
bijzonder op de verandering van de inkomensverdeling van huishoudens. Naar verwachting zal het gemiddelde inkomen van
huishoudens dalen. Voor een karakterisering van het inkomensef feet is echter niet alleen dit gemiddelde relevant, maar ook de
spreiding.
Het artikel is als volgt ingedeeld. In paragraaf 2 wordt eerst de
macro-context besproken waarbinnen de ATV wordt behandeld. Hierbij wordt aangesloten bij een van de varianten die is
uitgewerkt in de studie van Bakhoven en Jansen 1). De macroberekeningen geven inzicht in het gemiddelde koopkrachtverlies
per gezin dat optreedt de hantering van een aantal nader gespecificeerde veronderstellingen. In paragraaf 3 wordt ingegaan op
de inkomensef fecten voor de categorieen die dank zij ATV werk
vinden. In paragraaf 4 worden die effecten op de inkomensverdeling van inkomenstrekkers en van huishoudens berekend. Deze verdelingen worden gekarakteriseerd in een getal, de
Theil-coefficient.
390

De machinetijd
In bedrijven waarin met zware machines wordt gewerkt,
d.w.z. in bedrijven waarin de toegevoegde waarde maar voor
een klein deel uit loon bestaat, zal ATV niet leiden tot machinetijdverkorting. Hetzelfde geldt voor bedrijven waarin gedurende
vaste tijden wordt gewerkt, zoals in ziekenhuizen, landbouw en
openbaar vervoer.
In de overige bedrijven zal de band tussen arbeidstijd en machinetijd niet worden losgelaten. Hierbij is van belang dat in deze bedrijven met een relatief lage kapitaalcoefficient de gereduceerde capaciteit, voor zover nodig, door te investeren weer gemakkelijk kan worden afgestemd op de afzetmogelijkheden.
Structured arbeidsproduktiviteit per arbeidsuur
Aangenomen is dat alleen in bedrijven waarin de machinetijd
wordt teruggebracht, een (extra) structurele produktiviteitsverbetering per arbeidsuur kan worden gerealiseerd van 20% van de
arbeidstijdverkorting. Dit is mogelijk door de daling van de
arbeids- en machinetijd te concentreren in perioden waarin de
bedrijfsbelasting relatief klein is.

*) De auteurs zijn werkzaam bij het Centraal Planbureau.
1) A. Bakhoven en C. Jansen, Het belang van veronderstellingen bij de

berekening van de macroeconomische effecten van herverdeling van arbeid, KwantitatieveMethoden, mei 1984. CPB-overdruk nr. 180.

Herbezetting bij de overheid

Het arbeidsaanbod
Met betrekking tot het arbeidsaanbod is ten eerste verondersteld dat voldoende passend arbeidsaanbod voorhanden zal zijn.
Deze veronderstelling lijkt meer voor de hand te liggen dan zij in
werkelijkheid is. Ondanks de hoge werkloosheid bestaat in sommige hooggekwalificeerde beroepen nog steeds een aanbodtekort. De figuur geeft een beeld van de ongelijke verdeling van de

werkloosheid. In deze figuur is voor 100 categorieen werkzoekenden, verdeeld naar leeftijd, opleidingsniveau en geslacht, het
percentage werkzoekenden uitgezet tegen de loonshoogte van de
werkenden per categoric. Uit de figuur blijkt dat de werkloosheid het hoogst is bij categorieen die, als ze werk hebben, een
laag loon krijgen. Bovendien kan de geringe bereidheid van Nederlandse werknemers om in continudienst te werken voor het

aanbod nog een beperkende factor zijn.
Het is duidelijk dat deze veronderstelling alleen opgaat voor
een ten opzichte van de werkloosheid matige omvang van de
ATV van 5% na vier jaar of een geringere ATV. Bij een in snel
tempo doorgevoerde ATV van grotere omvang is de kans op het
optreden van bottlenecks op delen van de arbeidsmarkt groot.
Ten tweede is verondersteld dat de door ATV opgeroepen extra vraag naar arbeid een ,,encouraged-worker”-effect zal hebben ten bedrage van 20% van de extra vraag. Deze laatste veronderstelling is met grote onzekerheid omgeven. Gegeven het grote
belang van deze veronderstelling voor de effecten op de inkomens- en welvaartsverdeling is in paragraaf 4 ook een alternatieve veronderstelling behandeld waarbij het ,,encouraged-worker”-effect niet 20 maar 40% bedraagt 2).

Looninlevering
Aangenomen is dat voor zover ATV niet wordt opgevangen
door een structurele verhoging van de arbeidsproduktiviteit per
arbeidsuur, deze gepaard gaat met een evenredige verlaging van
het reele loon. Met name in de kring van werkgevers wordt deze
aanname als optimistisch bestempeld 3). Verondersteld is dat de
verlaging van het loon leidt tot een evenredige verlaging van de
gemiddelde soci ale-zekerheidsui tkeri ngen.

Deze is gesteld op 100%.

Effecten na vier jaar.
Uit label 1 kan worden afgeleid dat 5% ATV bij bedrijven
leidt tot ca. 2% meer werkgelegenheid (bij de overheid tot 5%).
Het produktieverlies is gering, zodat die ATV bij bedrijven voor
ca. 2% wordt opgevangen door een verhoging van de arbeidsproduktiviteit. Hiervan is 1% structured; de rest hangt samen
met een betere benutting van het arbeidspotentieel. Dit laatste
betekent een verbetering van de winstpositie van bedrijven.
Het inkomensoffer van huishoudens bedraagt gemiddeld ca.
3

/4%.

Tabell. Macro-economische effecten (na vierjaar) van een eenmalige ATV met 5 Vo.
Niveauveranderingen

t.o.v. centrale projectie

Loonsom per werknemer (%)
Prijspeil particuliere consumptie (%)
Reeel vrij beschikbaar huishoudinkomen (%)
Volume particuliere consumptie (%)
Volume investeringen bedrijven excl.

woningen (%)
Volume goederenuitvoer (°/o)
Produktievolume bedrijven (%)
Arbeidsproduktiviteit per arbeidsjaar («/o)
w.v structureel a) (%)

Werkgelegenheid bedrijven
– arbeidsjaren (%)
– arbeidsuren (°/o)
Werkloosheid (x 1.000 arbeidsjaren)
Saldo lopende rekening (°7o nni)
Collectieve-lastendruk (°/o nni)

-4 a-3,5
0,5 a 1
-1 a-0,5
-0,5 a 0

4,5 a 5
-1

-0,5 a 0
-2,5
-4
2
-2,5 a -2

-90
-0,5

-2 a-1,5

a) 5% ATV minus 1% structurele verhoging arbeidsproduktiviteit per uur.

De effecten van ATV op de inkomensverdeling

In paragraaf 2 is gesproken over gemiddelde inkomensoffers.
In deze paragraaf wordt de veronderstelling ingevoerd dat voor

Financieringstekort collectieve sector

alle werknemers en uitkeringsgerechtigden het procentuele bru-

Dit tekort is constant verondersteld, hetgeen inhoudt dat lagere uitkeringen leiden tot een verlaging van de collectieve lasten,
waarbij gekozen is voor verlaging van de lasten voor gezinnen.

Figuur. Verband tussen werkzoekenden in procenten van het
arbeidsaanbod (in September 1983) en loonshoogte (van 1979)
voor 100 categorieen met verschillende leeftijd, opleidingsniveau en geslacht
Werkzoekenden (in procemen)
48-

Loonshoogte per categoric
xl.OOOgld.

Bron: eigen berekening op basis van CBS, Loonstructuuronderzoek 1979 en gegevens van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

ESB 24-4-1985

to-inkomensoffer gelijk is.
De netto inkomensverdeling van werknemers verandert nauwelijks of niet door de bruto looninlevering voor ATV, een gevolg van het feit dat een bepaalde loonsverlaging in procenten
van het bruto loon op alle inkomensniveaus een ongeveer gelijk
effect in procenten van het netto loon oplevert (1 % bruto verlaging levert grofweg 0,6% netto verlaging op. De hogere inkomens kennen meer progressie, maar tevens bedraagt voor die
groep het netto inkomen een lager percentage van het bruto in-

komen). Vervolgens wordt verondersteld dat de verlaging van
collectieve lasten proportioneel naar inkomenshoogte wordt
aangewend en dat de inkomens van uitkeringsgerechtigden zodanig worden aangepast dat zij hetzelfde procentuele netto inkomensoffer brengen als werkenden. De looninlevering en verlaging van collectieve lasten leidt dan niet tot een verandering in de
inkomensverdeling.
ATV levert, behalve de genoemde met de looninlevering en
collectieve-lastenverlaging samenhangende generieke koopkrachtdaling, ook positieve koopkrachteffecten op. Een aantal
personen zal immers dank zij ATV een baan krijgen. Dat levert
voor de betrokkenen een — vaak aanzienlijke — stijging van het
netto inkomen op. In label 2 wordt voor verschillende calegorieen langdurig werklozen aangegeven welke netto inkomensmutatie ze ondervinden als ze werk krijgen. De label geeft maxi2) Een ,,encouraged-worker”-effect van 20% komt overeen met de bevindingen van J.J. Siegers in: Arbeidsduurverkorting en het arbeidsaanbod door gehuwde vrouwen, Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Den Haag, november 1983.
3) Zie bij voorbeeld W. Bremer, F.J. Jansen en K. Kok, Arbeidstijdverkorting in het bouwbedrijf- onderzoek onder hoofdaannemersbedrijven in de bouw, Economisch Instituut voor de Bouwnijverheid, Amsterdam, 1984.

391

Tabel 2 Koopkrachtmutatie die personen met een bijstandsuit-

Effecten van ATV op de verdeling van huishoudinkomens

kering a) thans ondervinden als ze werk vinden (in procenten)
Minimumlonen

Personen met hetzelfde
bruto loon als de modale
werknemer

Jongere 16 jaa
Jongere 17 jaa

Jongere 18 jaa
Jongere 19 jaa
Jongere 20 jaa

Jongere 21 jaa
Jongere 22 jaa
Alleenstaande

ge effecten zijn bij de gehanteerde veronderstellingen van lonen,

+ 140 a 364 b)
+ 175 a 430 b)
+ 0(106)c)
+ 10(130)
+
+
+
+

26(112)
36
37
34

uitkeringen, belastingen en premies verwaarloosbaar van omvang.
De werkgelegenheid zal – gegeven onze veronderstellingen ten gevolge van ATV met 115.000 arbeidsjaren stijgen. Deze stijging wordt gerealiseerd door een vermindering van de werkloosheid met 90.000 en extra arbeidsaanbod (ten gevolge van het
,,encouraged-worker”-effect) met 25.000. Zoals in de vorige paragraaf is vermeld, kan worden aangenomen dat een vermindering van de werkloosheid met 90.000 arbeidsjaren, proportioned verdeeld zal zijn over de werkloosheidscategorieen ongehuwden, gehuwde mannen en gehuwde vrouwen. Verondersteld
is dat het extra arbeidsaanbod hoofdzakelijk kan worden toegerekend aan gehuwde vrouwen. Daarbij is ervan uitgegaan dat bij
gehuwde vrouwen het werkgelegenheidseffect in personen gemeten 20% hoger is dan in arbeidsjaren. Wat betreft ongehuwden
en gehuwde mannen is verondersteld dat de personen die werk

+ 74

Gehuwde zonder werkende
partner
Een van tweeverdieners

0
+ °°e)

+ 28 d)

+ °° e)
a) Voor thuiswonende jongeren kinderbijslag.
b) De kinderbijslag per kind varieert met het aantal kinderen per gezin.
c) Tussen haakjes thuiswonende jongeren.

d) Berekend exclusief kinderbijslag.
e) Exclusief effect alleenverdienerstoeslag op huishoudinkomen.

Tabel 3. Werklozen maart-mei 1981
Aantallen
werklozen
x 1.000
Mannen en vrouwen 15-19 jaar

Ongehuwden > 24 jaar
Gehuwde mannen > 24 jaar
Gehuwde vrouwen > 24 jaar

74,3
87,5
121,6
76,8
64, l a )

Totaal

424,3

Mannen en vrouwen 20-24 jaar

Aandeel
categoric
in totaal

38

In deze paragraaf worden de effecten van ATV op de verdeling van huishoudinkomens berekend, in het bijzonder de effecten die samenhangen met de grotere werkgelegenheid. De overi-

Werklozen in

procenten van
het aanbod
18,6
10,0

29

8,7

18
15

3,5
9,6

100

7,7

a) Waarvan 45,5 behorende tot de beroepsbevolking van minder dan 20 uur per

week.
Bron: CBS, Sociale Maandstatistiek, april 1983. Deze gegevens zijn gebaseerd op de

Arbeidskrachtentelling 1981. Daarin wordt een werkloosheidsdefinitie gehanteerd
die iets afwijkt van de gebruikelijke definitie van de geregistreerde werkloosheid.

mum effecten. Voor personen die nog niet zo lang werkloos zijn
en een WW- of WWV-uitkering ontvangen is het effect veelal
minder.
De spectaculairste koopkrachtstijging doet zich voor bij thuiswonende jongeren en gehuwde vrouwen die werk vinden. (Voor
de laatste categoric stijgt de koopkracht veelal van nul naar iets,
d.w.z. een oneindig grote procentuele mutatie.) Dat zijn tevens
de groepen met het relatief hoogste werkloosheidspercentage,
zie label 3.
In de figuur is al aangegeven dat de werkloosheidspercentages
het hoogst zijn bij categorieen die – als ze werk hebben – een
laag loon verdienen. Dat betekent dat een vermindering van de

werkloosheid — zeker bij een proportionele afname onder de
verschillende werkloosheidscategorieen — leidt tot minder ongelijkheid in de inkomensverdeling. Het is waarschijnlijk dat de
werkloosheid onder verschillende categorieen proportioned zal
dalen. Er blijkt nl. een tendens te bestaan tot stabiele werkloosheidsverhoudingen tussen categorieen. Zo was ondanks de verdrievoudiging van de werkloosheid van 1979 tot 1983 weinig ver-

anderd in het patroon van de werkloosheid naar opleidingsniveau. Ook de verhouding van de werkloosheidspercentages van

mannen van oudere leeftijd, van middelbare leeftijd en van jongeren varieerde in de na-oorlogse periode weinig bij verandering
in het werkloosheidsniveau, bijzondere ontwikkelingen als sa-

menhangend met verandering in minimum jeugdloon en invoering van de WAO daargelaten.
Bij ATV mag men verwachten dat de werkgelegenheid, en dus
de inkomens, met name de lagere, zullen stijgen. Dat heeft een
nivellerend effect op de inkomensverdeling van inkomenstrekkers.
Daarnaast is er ook een denivellerend effect. Voor sommige

categorieen (voornamelijk in de hogere-loongroepen), kan door
ATV schaarste ontstaan met een opwaarts effect op hun loonpeil
(zie paragraaf 2).
ATV roept dus een gevarieerd aantal inkomenseffecten op 4).

vinden, een loon verdienen tussen het minimum en het modaal

loon. Bij de gehuwde vrouwen die werk vinden is dezelfde inkomensverdeling gehanteerd als bestaat bij de reeds werkende gehuwde vrouwen.
De inkomensverdeling van inkomenstrekkers verandert bij
ATV om drie redenen:

— een aantal inkomenstrekkers die als werklozen veelal een
laag inkomen hadden, vindt werk en ziet zijn inkomen stijgen. Daardoor wordt de inkomensverdeling van inkomenstrekkers minder ongelijk (regel a in de eerste kolom van label
4);
— een aantal gehuwde vrouwen dat geen werk buitenshuis, en
dus geen eigen inkomen had, vindt werk en een inkomen. Zij
gaan daarmee deel uilmaken van de inkomenstrekkers. Aangezien ze veelal een laag inkomen hebben, neemt daardoor de
ongelijkheid in de inkomensverdeling van inkomenslrekkers
loe. (Uiteraard is er een afname in de ongelijkheid in de verdeling wanneer daarin ook de nul-inkomens zijn opgenomen.);
— door ATV zal er aan bepaalde calegorieen arbeid schaarste
kunnen ontstaan met een opwaarts effect op hun loonpeil, of
althans minder looninlevering voor ATV. De effecten daar-

Tabel 4. Ongelijkheidscoefficienten a) van de netto inkomensverdeling van inkomenstrekkers en de netto verdeling van huishoudinkomens
Netto inkomensverdeling

Netto verdeling van
huishoudinkomens

inkomenstrekkers
Theil-coefficient in procenten
Basis
Verandering in de Theil-coefficient bij
ATV door:
1 . meer werkgelegenheid ongehuwden
en gehuwde mannen
2. meer werkgelegenheid gehuwde
vrouwen
3. 1 + 2

14,22

10,79

-0,16

-0,18

+ 0,16b)

+ 0,04

0

-0,14

a) Theil-coefficienten. De Theil-coefficient (T) is gelijk aan:
K

T = I y. In y./n.
i= 1 ‘
y = inkomens in klasse i in procenten van het totale inkomen;
n. = aantal inkomenstrekkers resp. huishoudens in klasse i in procenten van het
totaal aantal inkomenstrekkers resp. huishoudens;
K = aantal onderscheiden klassen.

b) Het effect zou qua teken omslaan indien ook de nul-inkomens in de beschouwing
zouden worden betrokken.

In de volgende paragraaf wordt bezien wat voor effect men daar-

4) Zie ook H. de Groot, C. de Haan en E. Pommer, Een algemene arbeidsduurverkorting met 10%, SCP cahier, nr. 30, Rijswijk 1982. Daar-

van per saldo mag verwachten op de inkomensverdeling van

in worden inkomenseffecten onder veronderstelling van 100% herbezet-

huishoudens.

ting berekend.

392

Tabel 5. Wijzigingen in de inkomens- en welvaartsverdeling bij
hoger arbeidsaanbod of denivellering
Veranderingen in
de Theil-coefficient door:
ATV conform label 4
20% extra arbeidsaanbod
Extra denivellering

Netto inkomens
verdeling inkomenstrekkers

0 a)
+ 0,15 a)
+ 0,10

Netto inkomensverdeling
huishoudens
-0,14
+ 0,08

+ 0,09

a) Zie noot b label 4.

eigen inkomen een denivellerende invloed heefl op de huishoudinkomensverdeling .

Wij slellen ons hier de vraag of die conclusie nuancering behoefl gelel op hel gehanleerde slatislische maleriaal. Immers,

Odink e.a. 2) vonden op basis van de inkomensslalisliek van hel
CBS voor 1975 dal hel arbeidsinkomen van de gehuwde vrouw

van zijn moeilijk in kaart te brengen. Ter illustratie – en niet
meer dan dat – zijn in label 5 de effecten gepresenteerd van
een netto inkomensverhoging van 1 % van de inkomenstrekkers op anderhalf maal het niveau van modaal en hoger.

Om de effecten op de huishoudinkomensverdeling te kunnen
kwantificeren is het nodig de inkomens van inkomenstrekkers
per huishouden samen te voegen tot huishoudinkomens.
ATV werkt op verschillende manieren door in de inkomensverdeling. De inkomenstoename die alleenstaanden en gehuwde
mannen die werk vinden ondervinden, leidt tot minder ongelijkheid in de huishoudinkomensverdeling. Daarentegen leidt de
toename van de dubbele inkomens tot een grotere ongelijkheid
van de verdeling van huishoudinkomens. (De kwestie van de nulinkomens speelt hier niet 5).) Per saldo leidt de inkomensverbetering die de toename van werkgelegenheid voor betrokkenen
met zich meebrengt tot een geringere ongelijkheid in de huishoudinkomensverdeling.
In label 5 zijn nog de effecten op de persoonlijke en de huishoudinkomensverdeling behandeld van iwee allernatieve
veronderslellingen. De eersle heefl belrekking op hel ,,encouraged-worker”-effecl. Berekend zijn de gevolgen indien dil effect niet 20%, zoals in paragraaf 2 is verondersleld, maar 40%
bedraagt van de exira vraag naar arbeid. De iweede variant heefl
belrekking op denivellering ( 3 /4% nelto inkomensstijging voor
inkomenstrekkers op het niveau van anderhalf maal modaal en
hoger). Deze denivellering kan optreden, zo hebben wij reeds
vermeld, indien door ATV schaarste gaat ontslaan bij hoger gekwalificeerd (hoger belaald) personeel.

enige nivellerende werking heefl op de inkomensongelijkheid
van alle echlparen. Die conclusie is door De Kam e.a. 3) beslreden: zij vonden op basis van het Aanvullend Voorzieningengebruik Onderzoek 1979 (AVO 1979) juist een denivellerende invloed van arbeidspanicipalie van gehuwde vrouwen. Zij wezen
er daarbij op dal in de door Odink e.a. gehanleerde dala de vele
lage inkomens van gehuwde vrouwen van zelfslandigen een be-

langrijke rol spelen. De statisliek van de personele inkomensverdeling is immers gebaseerd op fiscale dala.
Het komt ons voor dal hun verschil in uitkomsl daarnaasl ook
verband zou kunnen houden mel hel feit dal de data op verschillende jaren betrekking hebben: de beroepsbevolking van gehuwde vrouwen nam in de periode 1975-1979 immers mel 21% toe.
Van belang is overigens ook welke huishoudinkomensverdeling
men voor ogen heeft bij de discussie over de invloed van de inkomens van de werkende gehuwde vrouwen. De huishoudinkomensverdeling van de echtparen met twee verdienende partners
(dus niel van alle huishoudens) wordt ongelijker als men de inkomens van de gehuwde vrouwen daaruit weglaat. Op die huishoudinkomensverdeling heefl de arbeidspanicipalie van gehuwde vrouwen een nivellerende invloed. (Alihans op basis van de
inkomensstatisliek van hel CBS. De Kam e.a. vinden op basis

van hel AVO 1979 geen nivellerend effect.) Op de huishoudinkomensverdeling van echtparen (alleenverdieners en dubbelverdieners te zamen) exclusief zelfstandigen heefl de arbeidsparlicipalie van gehuwde vrouwen echler een denivellerend effecl. (Odink e.a. die de zelfslandigen meenemen in hun berekeningen, vinden hier een licht nivellerend effect.) Op de huishoudinkomensverdeling van huishoudens inclusief alleenstaanden
(waaronder veel jeugdigen met een laag inkomen) heeft de participalie van gehuwde vrouwen uileraard een grolere denivelleren-

Conclusie

de invloed.

Naar verwachling leidl arbeidstijdverkorling (ATV) lot een
verlaging van hel gemiddelde gezinsinkomen. Voor een karaklerisering van de inkomenseffeclen is echler niel alleen dil gemiddelde relevanl maar ook de spreiding.
Voor zover ATV leidl lol een vermindering van de werkloosheid zal de verschuiving van inkomens naar voormalige werklozen per saldo een nivellerend effecl hebben op de huishoudinkomens. Indien echler ATV in een grole omvang en in een snel lempo wordl doorgevoerd, kan er op deelmarkten van de arbeidsmarkt schaarste ontstaan, waardoor op die deelmarkten de lonen gaan slijgen. In dal geval moel rekening worden gehouden
mel de mogelijkheid dal ATV een denivellerend effecl op de
huishoudinkomens heefl. Helzelfde geldl voor een sterk extra

arbeidsaanbod.
A. Bakhoven
M. van Schaaijk

5) Bij deze conclusie dat een toename van dubbele inkomens tot een
schevere verdeling van huishoudinkomens leidt, past een statistische
kanttekening. Deze is geplaatst in de bijlage.

Appendix

Statistische kanttekening
De voorgaande berekeningen zijn gebaseerd op de inkomensslalisliek van hel CBS 1). Daarbij hebben we gewerkl met de inkomensverdeling exclusief zelfstandigen. We hebben immers
ESB 24-4-1985

voor zelfstandigen en nun medewerkende partners geen arbeidstijdverkorling aangenomen. Onder de gegeven veronderslellingen leiden berekeningen op basis van deze slatistiek lot de conclusie dal de toename van hel aanlal gehuwde vrouwen mel een

Theilcoefficienten huishoudinkomensverdeling a), 1980 (exclusief zelfstandigen)
Tweeverdieners echtparen
Echtparen (eenverdieners + tweeverdieners)

Echtparen + alleenstaanden

4,9 (5,7) b)
6,6 (6,2)

10,8(9,3)

a) Berekend op basis van globale klasse-indeling.
b) Tussen haakjes bij weglating van de inkomens van de gehuwde vrouwen.

We wijzen er op dal onze berekeningen gebaseerd zijn op een
aanlal globale veronderslellingen. Zo is aangenomen dal de inkomensverdeling van gehuwde vrouwen die dank zij arbeidstijdverkorling werk vinden gelijk is aan die van de gehuwde vrouwen die reeds inkomen uil arbeid hadden. Voorts is een nogal ruwe klasse-indeling gehanleerd. De resullalen van onze berekeningen dienen daarom le worden gezien als globale indicalie
en zeker niel als exacle raming.
Voorls moel worden gewezen op hel feil dal we hebben gewerkl met een ongeslandaardiseerde huishoudinkomensverdeling. Er is niet gecorrigeerd voor het verschijnsel dat de reele besledingsposilie van een huishouden mede wordl bepaald door de
huishoudgroolle, hel aanlal volwassenen en kinderen per huishouden.

1) CBS, De personele inkomensverdeling 1980, 1984.
2) J.G. Odink en H.A. Pott-Buter, Echtparen met dubbele inkomens,
ESB, 12augustus 1981.

3) C.A. De Kam, E.J. Pommer en C.J. Wiebrens, Dubbel en dwars:
over dubbele inkomens in 1979, ESB, 19 September 1982.

393

Auteurs