Ga direct naar de content

Honderd jaar na Marx

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: maart 23 1983

ECONOMISCH STATISTISCHE BERICHTEN
Honderd jaar na Marx
Op 14 maart jl. is de honderdjarige sterfdag van Karl Marx
herdacht; in Moskou en Peking met officiele plechtigheden,
in kapitalistische landen met wetenschappelijke bijeenkomsten, artikelen en uiteenlopende herinneringen. Hoezeer ook
zijn leer nog steeds de scherpste tegenstellingen vermag op te
roepen, hoezeer ook in zijn naam bleed is gevloeid, er is geen
twijfel over mogelijk dat Marx een van de grootste en invloedrijkste denkers is geweest die de klassieke economic
heeft voortgebracht. En een derde van de wereldbevolking
leeft onder een economisch regiem waaraan zijn naam wordt
verbonden.
Het indrukwekkende van Marx als economist is zijn
heroi’sche poging om de gehele maatschappelijke ontwikkeling te verklaren vanuit fundamentele economische bewegingswetten (het historisch materialisme). In Marx’ visie zijn
het niet ideeen die de wereld regeren, zoals Hegel en Comte
voor hem hadden gesteld, maar materiele factoren: de produktiekrachten en de produktieverhoudingen (de maatschappelijke onderbouw) bepalen de ontwikkeling van de samenleving met inbegrip van de ideeen en instituties die zich
vormen op het gebied van het recht, de politick, de godsdienst en de cultuur (de maatschappelijke bovenbouw).
Centraal in de denkwereld van Marx staat de verhouding
tussen arbeid en kapitaal. De kapitaalbezitters organiseren
het produktieproces en eigenen zich de meerwaarde van de
arbeid toe. Hun onderlinge concurrence dwingt hen echter
tot steeds kapitaalintensievere produktiewijzen, waardoor
de meerwaarde, die gekoppeld is aan de inzet van arbeid,
tendentieel daalt. Door maximale expansie en steeds verdere
kapitaalaccumulatie trachten de kapitaalbezitters hun winsten op peil te houden, maar het gevolg is slechts toenemende overcapaciteit en verder krimpende winsten. Uiteindelijk
mondt het proces uit in een crisis. Alleen de sterkste ondernemingen overleven deze crisis; zij nemen de kapitaalgoederen van de ten onder gegane concurrenten beneden hun werkelijke waarde over en heroveren hun greep op de markt. Het
proces herhaalt zich, maar nu in verhevigde vorm en leidend
tot een nog diepere crisis; daarbij nemen de onderdrukking
en uitbuiting van de arbeidskrachten steeds grotesker vormen aan. Uiteindelijk volgt onvermijdelijk de totale ineenstorting van het kapitalistische systeem; het proletariaat voltrekt de revolutie, de onteigenaars worden onteigend en de
klassenloze maatschappij wordt gevestigd.
Hoe fundamenteel Marx’ inzichten in de aard van het kapitalisme, in de betekenis van economische factoren voor het
gehele maatschappelijke leven en in de rol van de klassenstrijd in de menselijke historic ook zijn, zij zijn niet toereikend geweest om de economische en maatschappelijke ontwikkelingen die zich sedert zijn dood hebben voltrokken, geheel juist te voorspellen. De concentratie- en accumulatietendens, de expansiedrang en de periodieke crises van het ka-

ESB 23-3-1983

pitalisme zijn door Marx buitengewoon scherp voorzien,
maar van een voortschrijdende ,,Verelendung” en totale ineenstorting van het kapitalistische systeem is geen sprake geweest. Anders dan Marx had verwacht kreeg het marxisme
ook geen voet aan de grond in de hoogstontwikkelde gei’ndustrialiseerde landen als Engeland, Duitsland of Frankrijk,
maar, na de revolutie van 1917, in het tsaristische Rusland
dat door Marx als achtergebleven gebied was beschouwd —
bovendien nam het een vorm aan die een nieuwe onderdrukking van het volk inhield.
In de ge’industrialiseerde landen trad de veronderstelde polarisatie tussen een steeds kleiner wordende kaste kapitaalbezitters en een steeds groeiende categorie proletariers niet op.
Wat Marx niet heeft voorzien, is de scheiding die is opgetreden tussen de eigendom en het beheer van het kapitaal en de
afzwakking van de klassentegenstellingen die daarvan het gevolg was. De leiding van het produktieproces werd losgemaakt van het bezit van de produktiemiddelen; zij kwam in
handen van managers die zelf in dienst waren van het kapitaal. Bovendien bleek ook het proletariaat mee te delen in de
vruchten van de economische ontwikkeling. En daarmee
nam voor de arbeidende klasse de noodzaak af de rol te spelen die in het historisch materialisme van Marx voor haar
was weggelegd.
Waren daarmee de interne bedreigingen voor het kapitalisme afgewend? Volgens Schumpeter niet. In zijn Capitalism, socialism and democracy (1943) zet hij uiteen hoe de
schaalvergroting en de scheiding van eigendom en beheer in
het bedrijfsleven leiden tot een bureaucratisering die het kapitalisme in zijn kern aantast en het Uiteindelijk naar zijn
ondergang voert. De voormalige ,,entrepreneur” wordt vervangen door een risicomijdende bureaucraat, die niet bereid
en in staat is de enorme risico’s van het ondernemen aan te
gaan die essentieel zijn voor het voortbestaan van de kapitalistische produktiewijze. Dit wordt versterkt door een overheid en een intellectuele elite die zich niet met het onbeschaafde kapitalisme kunnen identificeren en het van binnenuit uithollen. Niet het proletariaat maar de bureaucratic
zal het kapitalisme om hals brengen. De eens zo krachtige
veste wordt niet in een gewelddadige klassenstrijd gesloopt,
maar brokkelt geleidelijk af (,,crumbling walls”) onder invloed van een sluipende bureaucratisering, waarna er een
nog ongedefinieerde vorm van socialisme voor in de plaats
komt.
Marx’ visie werd — althans in het westelijk deel van de
wereld — niet door de feiten bewaarheid, zal die van Schumpeter uitkomen of zal het kapitalisme zich opnieuw weten
aan te passen? De geschiedenis zal het leren. De geschiedenis
die volgens Marx door mensen wordt gemaakt, maar niet
door hen naar hun hand gezet.
L. van der Geest

257

Auteur