Ga direct naar de content

Het omturnen van Nederland

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 27 1994

Het omturnen van
Nederland
De avond dat ik dit stukje schrijf, vermeldt de voorpagina van NRC Handelsblad
“Werkloosheid ongekend snel boven 500.000”, “Nederland na Griekenland traagste groeier van Europa” en “Technologie
blijft achter bij bedrijven”. Ook wordt bericht dat
staatssecretaris Wallage het kabinetsvoorstel over een
versoepeling van de ontslagbescherming zal steunen.
Hij keerde zich daar eerder tegen en meent dat het
mogelijk moet zijn het kabinetsbesluit te herroepen
als het kabinet met werkgevers en werknemers gaat
praten.
Nederland heeft een metamorfose nodig om de
weg omhoog terug te vinden. Er bestaat echter een
gevaar dat de revitalisering van Nederland een subcultuur wordt, van dezelfde mensen die dezelfde
stukjes in ESB schrijven en dezelfde dingen op congressen zeggen als vijftien jaar geleden, zij het op
een steeds modernere manier. Ouderen onder de
lezers herinneren zich wellicht de commissie- Wagnero Het zal hun zijn opgevallen hoeveel gelijkenis
er zit tussen de conclusies van destijds en die van
het onlangs gehouden Platform Globalisering.
De theorie van de lange golf zegt dat een nieuwe
structurele bloeiperiode pas kan beginnen als aan
twee voorwaarden is voldaan: er moet nieuwe technologie zijn waarop nieuwe bedrijfstakken kunnen
ontstaan en daarmee nieuwe werkgelegenheid, en
er moet consensus zijn over de maatschappelijke
normen, waarden en doelstellingen. Aan de eerste
voorwaarde is voldaan; de potenties van informatietechnologie, biotechnologie en nieuwe materialen
zijn voldoende voor een wereldwijde economische
groeiperiode waar ‘la belle époque’ en de naoorlogse
periode sober bij afsteken. Bij de tweede voorwaarde
blijven we steken. Over de doelstellingen bestaat
wellicht nog de meeste overeenstemming: individualisering en pluriformisering, invoering nieuwe technologie, mondialisering en realisatie van een milieuvriendelijker economie. In de normen en waarden
blijven we steken. Er is een felle weerstand tegen
aantasting van de verzorgingsstaat en er is gebrek
aan overeenstemming over wat er moet geschieden
om te komen tot een ‘werkstaat’. Nederland staat
wat dit betreft niet alleen; het is een Europees probleem.
Als je een soortgelijke situatie in een bedrijf
tegenkomt – noodzaak tot vernieuwing en sterke
weerstand daartegen – zorg je eerst voor een draagvlak voor verandering door de mensen in werkgroepen zelf te laten vaststellen hoe het bedrijf er voor
staat. Vervolgens is het zaak om met hen te overleggen over mogelijke oplossingsrichtingen. Zodra er
overeenstemming is over de probleemstelling en de
oplossingsrichting zet je werkgroepen op die op een
gecoördineerde wijze oplossingen vinden voor deel-

ESB 27-4-1993

problemen. Die werkgroepen bestaan uit mensen die de oplossingen straks zelf moeten implementeren, niet uit stafdiensten of externe
adviseurs die voor de implementatie
geen verantwoordelijkheid dragen.
Zo kun je in twee jaar tijd een bedrijf een eind kantelen.
Op nationale schaal kun je dit
op deze wijze niet uitvoeren maar
een paar lessen vallen over te nemen. Geef het Platform Globalisering een follow-up in die zin dat er
consensus uitkomt over de nationale probleemstelling en de nationale
oplossingsrichting. Zet, na een nationaal debat, uitmondend in een tweede-kamerdiscussie, een projectorganisatie op waarin groepen leidinggevenden met vertegenwoordigers van een dwarsdoorsnee uit de samenleving, zich buigen over probleemvelden. Deze groepen voeren de oplossingen vervolgens zelf uit. Ze
moeten dus bestaan uit ambtenaren, parlementariërs,
bestuursleden van branche-organisaties, vakorganisaties en politieke partijen, en vertegenwoordigers van
verzorgingsstaatorganisaties.
Mensen die het werk
straks moeten uitvoeren of die de oplossingen er bij
hun achterban door moeten krijgen. Geen professoren, wel inhoudelijk sterke procesbegeleiders.
Een utopie? Na de oorlog hadden we een dergelijke opzet in de vorm van de Stichting van de Arbeid,
die in hoge mate bijdroeg aan de snelle wederopbouwen de snelle economische groei van die tijdl.
Een dergelijke opzet kon tot stand komen door de in
de oorlogsjaren gegroeide consensus. Misschien is de
druk om tot zo’n consensus te komen nog niet groot
genoeg. Misschien hebben we onder politici teveel
Chamberlains en te weinig Churchills. Ik denk niet
dat we ooit zo’n verhullende verkiezingscampagne
hebben gehad met het accent op allerlei persoonlijke
kenmerken. Kennelijk is de economische achteruitgang nog geen politiek issue.
Ik hoop desondanks dat er een kabinet komt dat
de moed heeft na de verkiezingen de dingen bij de
naam te noemen en dat het een nieuwe Stichting van
de Arbeid opricht langs bovengenoemde lijnen. Of
zouden de partners in de bestaande Stichting het
initiatief moeten nemen?

1. D.V. Stikker, Memoires, Nijgh & van Ditmar,

1966.

J.G. Wissema

Auteur