Ga direct naar de content

Groene franje

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: april 1 1993

Groene franje
“Milieubeleid mislukt over de hele linie”, zo vatte
NRC Handelsblad het commentaar op de nleuwe,
uitgelekte milieuprognoses van het Rijksinstituut
voor Volksgezondheid en Milieuhygiene (RIVM)
samen. Volgens de voorlopige prognoses zal de CO2uitstoot in het jaar 2000 zijn toegenomen in plaats
van gedaald, zal het energieverbruik zijn gestegen in
plaats van afgenomen, groeit het autoverkeer veel
sterker dan beoogd en blijft de uitstoot van vervuilende stoffen in de landbouw ruim boven de doelstellingen. Dit betekent dat de milieudoelstellingen
van het NMPPlus op bijna geen enkel punt worden
gehaald. Alleen de vermindering van de uitstoot van
zwaveldioxide (belangrijk voor het tegengaan van
de verzuring) verloopt volgens plan.
Als oorzaken van de tegenvallende milieu-uitkomsten worden genoemd dat de bevolking sneller
groeit dan verwacht, dat het autoverkeer veel sterker
toeneemt dan was verondersteld en dat de energieprijzen lager zijn dan waarvan was uitgegaan. Dat de
milieudoelstellingen niet worden gehaald, ligt dus
aan de voorspellingen, niet aan het beleid. We stuiten hier op een verschijnsel dat bekend is van het
bezuinigingsbeleid onder de kabinetten-Van Agt.
Als het kabinet zijn ombuigingsdoelstellingen niet
haalde, kwam dat steevast door verkeerde prognoses en ‘onverwachte tegenvallers’; aan de beleidsinzet kon het niet liggen. Pas toen onder Lubbers
vermindering van het financieringstekort volgens
een precies aangegeven tijdpad tot hoogste beleidsprioriteit was verheven, bleek het wel mogelijk de
doelstellingen te halen. Zo geldt ook voor de in het
NMP Plus geformuleerde milieudoelen dat die best
haalbaar zijn, als ze maar voldoende prioriteit krijgen. Maar dan moet er wel een werkelijke keuze
voor het milieu worden gemaakt.
Het is duidelijk dat het beleid gericht op vermindering van het energieverbruik en daardoor vermindering van de COz-uitstoot in de wielen wordt gereden door een lage prijs van energie. De sterke daling
van de ruwe-olieprijs in 1986/87 heeft wat dat betreft geen goed gedaan. Maar als het het kabinet werkelijk menens was geweest met het terugdringen
van het energieverbruik, had het, desnoods op nationale schaal, een regulerende energieheffing kunnen
invoeren. Die mogelijkheid werd echter al van tafel
geveegd nog voor het rapport-Wolfson over de regulerende energieheffingen in de openbaarheid kwam.
Ook de groei van het autoverkeer kan best worden
afgeremd. Maar dan moet de benzineprijs misschien
wel met een gulden per liter omhoog. En wellicht
moet Nederland dan zijn ambities als transport- en
distributieland laten varen. Weinig politieke partijen
zullen daarmee de verk’iezingen in willen gaan. Ook
op het terrein van de landbouw is het gemakkelijker
de pijnlijke maatregelen nog wat uit te stellen (vergelijk het onlangs aangenomen noodwetje inzake de
mestverwerking) dan vast te houden aan het straffe

ESB 31-3-1993

beleid dat noodzakelijk is om de milieudoelstellingen te realiseren.
Zoals elk beleid is het milieubeleid een afweging
van kosten en baten. De handicap van het milieubeleid is dat de kosten hoog zijn en direct voelbaar, terwijl de baten diffuus zijn en pas op lange termijn
merkbaar (voor een deel pas in volgende generaties). Gegeven de hoge tijdvoorkeur voor huidige
boven toekomstige behoeftebevrediging verdwijnen
lange-termijnbelangen als verbetering van het milieu
al snel uit het beeld. Een tweede moeilijkheid is dat
veel milieuproblemen een grensoverschrijdend karakter hebben. Daardoor is het niet erg lonend lokale maatregelen te treffen als de buren dat niet doen.
Zo blijft men zich achter elkaar verschuilen. Nederland wacht tot de Europese Gemeenschap maatregelen neemt; de Europese Gemeenschap wacht tot er
in de VS wat wordt gedaan. En een groot deel van
de wereld wacht tot rijke landen met milieuhulp
over de brug komen.
Die patstelling kan pas worden doorbroken als
er directe belangen (dreigen te) worden geschaad.
Als de aantasting van het milieu op grote schaal tot
ziekte en sterfte leidt of als op grote schaal kapitaal
wordt vernietigd, met andere woorden als de wal
het schip begint te keren. Dat stadium is nog niet bereikt, althans er heerst nog geen algemeen gevoelen
dat het al zover is. Daardoor behoudt het milieubeleid een zekere vrijblijvendheid. Als puntje bij paaltje komt, kunnen de politici de milieudoelstellingen
gewoon naast zich neerleggen zonder daarvoor door
de kiezer te worden gestraft. Want ook de kiezer is
niet doordrongen van een werkelijk gevaar. Hij gooit
weliswaar braaf zijn glas in de glasbak, maar laat
zich zijn vliegreisje niet afpakken.
Natuurlijk wordt er serieus over het milieu gesproken en nagedacht. Er worden nota’s geschreven,
doelstellingen geformuleerd en beleidsmaatregelen
ontwikkeld. Maar een fundamentele keuze voor een
andere manier van produceren en consumeren die
niet ten koste gaat van het milieu, blijft uit. Het is als
met de bedrijven die onlangs door de consumentenorganisaties werden aangeklaagd omdat zij hun verpakkingen voorzien van groene stickers en milieuvriendelijke teksten, zonder dat zij hun produkten
en produktieprocessen aan de eisen van milieubehoud hebben aangepast. Zo ook voorziet het kabinet zijn beleid van een fris groen kleurtje, maar onderneemt het geen werkelijke pogingen om produktie, consumptie en behoud van het milieu met elkaar
te verzoenen.
L. van der Geest

1. NRC Handelsblad, 25 maart 1993, biz. 3.

Auteur