Ga direct naar de content

Getto’s in Holland?

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 18 1989

Getto’s in Holland?
L.J. Emmerij
Drie maanden geleden schreef ik op
deze plaats over het verhaal dat een
Zweedse professor in Utrecht had gehouden, waarin hij het Nederlandse beleid hekelde dat tot een hoge werkloosheid heeft geleid en op termijn de vorming van getto’s tot gevolg zal hebben.
Therborn beweerde onder meer dat: 1.
Nederland te veel nadruk heeft gelegd
op loonmatiging; 2. de economische
groei hier zo laag is door onze eigen
fout; 3. het taboe op uitbreiding van de
collectieve sector onzinnig is; 4. er te
weinig wordt uitgegeven voor scholing;
en 5. een dynamisch ondernemerschap
en een actief arbeidsmarktbeleid ontbreken1. Drie weken geleden is van de
hand van Pieter Broertjes een boekje
verschenen dat het verhaal van Therborn herdrukt met de readies daarop
van een negental Nederlanders zoals
opgetekend door Broertjes2.
1982 minister van Sociale Zaken en
Deze publikatie is vooral interessant Werkgelegenheid. Zijn verhaal is het
door het onderscheid dat de lezer kan toppunt van onmacht en politieke impomaken tussen diegenen onder de groep tentie. “Mijn beleid was het enige mogevan negen die voornamelijk passief en lijke”, daar komt het ongeveer op neer.
defensief reageren enerzijds en zij die Aan het eind zegt hij toch nog plotseling
ook met beleidsalternatieven komen dat “we bereid moeten zijn tot het neanderzijds. In de eerste categorie vin- men van onorthodoxe maatregelen”,
den we vooral mensen die een zekere zonder uiteen te zetten hoe die er dan
verantwoordelijkheid hebben gehad moeten uitzien.
voor het beleid of dat nog steeds hebWie had gedacht dat de vakbond dan
ben. Zo is de reactie van Albeda, minis- wel met een constructief beleidsalternater van Sociale Zaken tussen 1977 en tief zou komen, komt bedrogen uit. Ook
1981 (en dus aan het begin van de ver- Karin Adelmund en Ruud Vreeman besnelling in de werkloosheid), inderdaad perken zich tot readies op Therborn. Zij
nogal onmachtig en futloos. Zo van: “Ik zijn het grotendeels eens met de
heb gedaan wat mogelijk was, punt uit”. Zweedse analyse, maar beperken hun
En vooral, opvallend weinig ideee’n over beleidsvoorstellen tot traditionele arhoe hij het dan wel zou doen in de jaren beidstijdverkorting en Arie van der
negentig “met de PvdA in de regering”. Zwans WRR-rapport uit 1980! Wel inteBij J.E. Andriessen, ex-minister van ressant is het idee, dat later door Bram
Economische Zaken in 1965-1967 en Peper wordt uitgewerkt, dat het toekomnu voorzitter van de NCW, is het van stige werkgelegenheidsbeleid per sechetzelfde laken een pak. “Nederland is tor en per regio moet worden toegeNederland en Zweden is Zweden en spitst om meer greep te krijgen op vraag
alle vergelijkingen van de Zweedse pro- en aanbod.
fessor gaan mank”. Vooral niet potverBram Peper, sinds 1982 burgemeesteren, is ongeveer het enige idee dat we ter van Rotterdam, heeft in het begin
meekrijgen. Marcel van Dam, sinds van zijn verhaal ook de defensieve re1986 voorzitter van de VARA, is het wel actie van de bestuurderdie zich verantmet de diagnose van Therborn eens, woordelijk voelt voor de huidige situatie
maar heeft evenmin veel positiefs te en die gedeeltelijk tracht te rationalisemelden. Hij is weliswaar tegen traditio- ren. Zo vindt hij dat er geen sprake is
nele vormen van arbeidstijdverkorting van gettovorming in Nederland. Als ras(de 36-urige werkweek), maar is ook nu echte Rotterdammer kan ik hem verzenog blijven steken in de vijfurige werk- keren dat de stad waarvan hij burgedag. Hij zou zelf best als proefkonijn wil- meester is hard op weg is naar zo’n silen fungeren; oh nee, niet voor zijn ei- tuatie en je moet blind zijn om dat niet
gen baan maar voor die van z’n secre- te zien. Maar Peper heeft ook constructieve beleidsalternatieven en dat heeft
taresse ….I
Als klap op de vuurpijl krijgen we Jan hij in deze bundel gemeen met Kees
de Koning, minister sinds 1977 en sinds Schuyt en ondergetekende.

ESB 17-5-1989

Het beleidsalternatief dat naar voren
komt kan als volgt worden samengevat.
De sociale uitkeringen die nu bij wijze
van spreken op een negatieve manier
worden besteed om uitgestotenen een
bestaansbasis te geven, moeten op een
positieve wijze worden ingezet om de
uitgestotenen weer terug te brengen
naar de arbeidsmarkt. Dat betekent een
actief arbeidsmarktbeleid met scholingsverlof en -plicht voor vier of vijf procent van de beroepsbevolking. Dus
scholingsverlof als een vorm van arbeidstijdverkorting gericht op specifieke
groepen en met stridere sociale controle. Meer in het algemeen behoort er een
radicaal andere aanpak te komen van
het gebruik van sociale-zekerheidsgelden. Die moeten komen onder de hoede van gemeenten en besteed worden
via wijkontwikkelingsmaatschappijen.
Een definitieve afrekening dus met de
centralistische aanpak. Vanzelfsprekend moet dit gebeuren in een stimulerend macro-economisch kader waar de
publieke investeringen niet het kind van
de rekening worden, maar integendeel
worden ingezet om technologische en
infrastructurele veranderingen te bewerkstelligen.
Het is pas vanaf het moment dat de
werkloosheid zichtbaar beter is geworden dat een radicale ommekeer in het
sociale beleid mogelijk wordt op zulke
gebieden als de norm van het gezinsinkomen, het sociale-zekerheidsstelsel
en het begrip van volledige werkgelegenheid. Dit is een subtiele gedachte
van Kees Schuyt: het moet eerst beter
gaan alvorens radicale veranderingen
kunnen worden doorgedreven.
Een interessant boekje waarin twee
scholen tegenover elkaar staan. De ene
die de werkgelegenheid opoffert aan
andere beleidsdoelstellingen zoals inflatiebestrijding. De andere die zich niet
bij zo’n keuze neerlegt, maar aantoont
dat deze doelstellingen elkaar niet uitsluiten. Het trieste van de jaren tachtig
is geweest dat er ook op het gebied van
de beleidsideeen sprake is geweest van
gettovorming.

1. L.J. Emmerij, Ommezwaai, ESB, 15 februari 1989.

2. Pieter Broertjes, Getto’s in Holland; visies
op armoede en werkloosheid, Van Gennep,
Amsterdam, 1989.

471

Auteur