Ga direct naar de content

Exit Lakeman

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 12 1999

Exit Lakeman
Aute ur(s ):
Keuzenkamp, H.A.
Ve rs che ne n in:
ESB, 84e jaargang, nr. 4205, pagina 381, 21 mei 1999 (datum)
Rubrie k :
Van de redactie
Tre fw oord(e n):
demografie

Het is tegenwoordig politiek correct om niet politiek correct te zijn. Dat blijkt uit diverse besprekingen in dag- en weekbladen van het
boek van Pieter Lakeman over de economische gevolgen van de immigratie naar Nederland 1. Verschillende commentatoren juichten
bij het doorbreken van weer een taboe: dat op de economische waarde van immigranten. Lakeman kreeg lof voor zijn betoog, waarin hij
concludeert dat Nederland sinds 1972 volgens economische maatstaven overbevolkt is (blz. 178-179). De maatstaf? De marginale
kosten van extra nieuwkomers stijgen, de marginale baten zijn verwaarloosbaar.
Hoera – eindelijk iemand die de economische feiten van gastarbeid en asielzoekerij eens op een rijtje durft te zetten. Dat hoopte ik te
kunnen roepen, toen Binnen zonder kloppen hier op de mat viel. Helaas laat deze studie over de Nederlandse immigratiepolitiek en de
economische gevolgen (zoals de ondertitel luidt) zwaar te wensen over. Dat is jammer, want Lakeman heeft zich bepaald ingespannen om
een indrukwekkende reeks van feiten bij elkaar te halen. Overtuigend laat hij zien dat dat beleid een kwalijke rommel is.
Maar Lakeman wil niet alleen de inconsitentie van beleid en de slechte uitvoering ervan aan de kaak stellen. Ook wil hij meer dan alleen
maar ondernemers aan de schandpaal nagelen, die uit eigenbelang migranten naar Nederland lokten (of, zoals de klm, op grote schaal
mensensmokkel faciliteren en daar lekker aan verdienen). Nee, Lakeman vindt die ondernemers met geldzucht en de politici met
bloedende harten vooral verderfelijk omdat onze economie zwaar gebukt gaat onder de last van migranten. Sinds 1974 bedroegen de
kosten ter financiering van Turken en Marokkanen in Nederland zo’n 140 miljard gulden (blz. 133). Nederland is door de immigratie sinds
1974 verarmd en verarmt nog steeds verder (blz. 149). De gewone Nederlandse man heeft dat mogen betalen: ambtenaren (die op hun
salaris gekort werden om deze kosten te financieren) en mensen met een uitkering, die ook gekort werden omdat het niet meer op te
brengen viel.
Migranten hebben drie fundamentele problemen. Ze werken niet en als ze al werken dan levert dat nauwelijks wat op. Ze fokken als
konijnen. En ze hebben ook nog eens huisvesting nodig. Om met het eerste te beginnen, “Geconstateerd moet worden dat Nederland
sinds 1983 bijna de gehele in Nederland aanwezige Turkse en Riffijnse gemeenschap onderhoudt” (blz. 130; de Riffijnse gemeenschap
slaat op Rif-Berbers uit Marokko). De feiten: de werkgelegenheidsgraad van Turken en Marokkanen bedroeg in 1994 ongeveer 28% 2.
Dat is droef, want veel lager dan de 58% van autochtonen – waar vrouwen overigens veel vaker actief op de arbeidsmarkt zijn. Gelukkig
stijgt de werkgelegenheidsgraad snel: in 1997 al tot 35%. Het werkloosheidspercentage was met tien procentpunt gedaald, tot 21%. Maar,
stelt Lakeman, die allochtonen hebben laag betaalde banen, dus per saldo kosten zelfs de werkenden ons geld. “Op een gezin dat minder
dan gemiddelde belastingopbrengsten veroorzaakt en meer dan gemiddelde kosten veroorzaakt, legt de overheid financieel toe.” Hij
voegt er onmiddellijk aan toe dat dat koel en wreed klingt. Koel zou echter zijn om zindelijke economische argumentatie consequent te
hanteren. In dat geval moeten om te beginnen de marginale belastingbaten van de werkende migrant vergeleken worden met de marginale
publieke kosten. Veel van de overheidsuitgaven (dijken, koningshuis – overigens ook migranten -, leger) zijn ‘vast’. Dat geeft aanleiding
tot schaalvoordelen. Migratie leidt natuurlijk wel tot een stijging van specifieke kosten (scholing, huursubsidie). Of de gemiddelde
collectieve kosten per saldo stijgen is twijfelachtig. Lakeman geeft het antwoord niet. Ook past Lakeman geen welvaartsanalyse toe. Wat
een migrant verdient is slechts een deel van zijn welvaartsbijdrage. Een ander deel is de waardecreatie voor zijn werkgever. En dan
zwijgen we nog over begrippen zoals consumenten- en producentensurplus.
In plaats daarvan gaat Lakeman in op de hoge sociale uitkeringen voor niet-werkenden, opvangkosten, en natuurlijk de kinderbijslag en
huisvestingsubsidies. Voor de aardigheid een zwieper over die kinderbijslag. “In de jaren 1970-1980 ontving Turkije door de WestEuropese kinderbijslag meer dan twintig miljard gulden aan deviezen. Dankzij deze deviezen was Turkije in staat zijn leger te
moderniseren, zich bij de VS als trouwe NAVO-bondgenoot te presenteren en dat argument te gebruiken om lid van de Europese Unie te
worden” (blz. 50). Serieuzer is de kritiek op de enorme cumulatie van sociale uitkeringen. De migranten profiteren van ons omslagstelsel,
klaagt Lakeman (blz. 113). Er valt echter ook een heel ander beeld te schetsen, van een falende uitvoering van de sociale zekerheid, die de
participatie jarenlang belemmerde in plaats van bevorderde.
Nederland is tegen wil en dank een immigratieland. Lakeman vindt het een schande, mij lijkt het meer een feit. Gegeven de migratie is het
zaak om de maatschappelijke waarde van migranten zo groot mogelijk te maken. Voor ‘ons’ is dat nuttig, voor ‘hun’ net zo. Lakeman biedt
daarvoor geen aanknopingspunten. De economische gevolgen van de Nederlandse immigratiepolitiek verdienden een betere analyse

1 P. Lakeman, Binnen zonder kloppen, Meulenhoff, 1999.

2 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Sociale Nota 1999 , blz. 14.

Copyright © 1999 – 2003 Economisch Statistische Berichten ( www.economie.nl)

Auteur