Ga direct naar de content

Evolutie-economie

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: januari 19 1994

Evolutie-economie
Nog niet zo lang geleden maakten wiskundigen zich
meester van een groot aantal economische vraagstukken. Mathematisch geschoolde modellenbouwers losten belangrijke optimaliseringsproblemen
op en verwierven snel veel aanzien in de wetenschap. De
hoogtijdagen van de wiskunde in de economie lijken
echter voorbij. De algemene afkeer van kwantitatieve
methoden lijkt soms zelfs zo’n omvang aan te nemen
dat onrecht wordt gedaan aan de grote verdienste die
zij voor de economische wetenschap hebben gehad.
Ook een kortstondige vrijage met de psychologie
heeft de economische wetenschap geen grotere maatschappelijke rol gegeven. De zoektocht naar nieuwe
impulsen gaat dan ook onverminderd voort: sinds
kort zijn biologen in de gratie. The Economist spreekt
van ‘evo-economics’ en stelt dat het economisch handelen van mensen mede verklaard kan worden met
behulp van bevindingen uit de Darwinistische evolutieleer met betrekking tot groepsgedrag1. Waar economen vragen naar het nut dat individuen aan economische handelingen toekennen, vragen biologen
naar de gevolgen van het handelen voor het overleven van de groep. De klassieke economie, die ons
leert dat mensen uitsluitend handelen om het eigen
belang te maximaliseren, wordt vanuit het grensgebied van de biologie en de economie aangevuld met
het besef dat mensen ook samenwerking zoeken uit
opportunisme.
Dit is een belangrijk inzicht dat de economie kan
helpen met het oplossen of op z’n minst beter begrijpen van het prisoner’s dilemma dat het uitsluitend najagen van eigenbelang tot collectief nadeel leidt: hoewel het voor alle partijen afzonderlijk rationeel is om
de ander te wantrouwen, is het gemeenschappelijk
nut daardoor uiteindelijk geringer. De evolutietheorie
geeft aan dat ook zaken als vertrouwen, samenwerking en altruïsme in het menselijk handelen belangrijk zijn. Wederkerig altruïsme of ‘tit-for-tat’ verklaart
niet alleen het groepsgedrag van dieren, maar ook
dat van mensen. Alleen de motieven zijn voor economen en evolutionisten verschillend: economen nemen aan dat het doel consumptie is, voor evolutionisten is het doel voortbestaan en voortplanting. Door
zelf loyaal te zijn en het vertrouwen van de medemens niet te beschamen maar te belonen, kan het prisoner’s dilemma worden ontweken en ontstaan ‘winwin’-relaties, geheel in lijn met de menselijke natuur.
Alsof de werkelijkheid op de theorie vooruitloopt, hebben Europese topondernemers verenigd in
de European Round Table onlangs naar voren gebracht dat het bedrijfsleven het scheppen van materiële welvaart niet als hoogste doel beschouwt. Het is
een middel om onder meer sociaal welzijn en verbetering van het milieu te realiseren2. Voorwaarde voor
een daarop gericht bedrijfsbeleid is echter wel dat de
samenleving haar doelstellingen helder maakt en
prioriteiten kiest. Daaraan ontbreekt het in hoge
mate. Het is gemeengoed geworden om te constate-

ESB 19-1-1994

ren dat er sprake is van ‘demosclerose’: de onzichtbare, bijna metafysische macht is in handen van een
kluwen instanties en verenigingen.
“Het gaat daarbij om de ongrijpbaarheid van een gewatteerde octopus,,3. Hierdoor bevinden westerse
democratieën zich in een impasse
van immobilisme en ervaren overheden een legitimatiecrisis. Met andere woorden: overheden hebben in
toenemende mate problemen om
zich op de oorspronkelijke kerntaken te concentreren en duidelijk te
maken welke hun prioriteiten zijn.
De overlevingsdrang van de samenleving waarmee men zich verw.J. de Ridder
bonden voelt, leidt tot steeds meer uitingen van economisch nationalisme. Zo vierde Ahold, dat in het
buitenland groter is dan in Nederland, zijn jubileum
van het predikaat ‘Koninklijke’ onlangs met het boek
In dienst van het Koninkrijk; de pers ageert steeds vaker tegen overheidsopdrachten
die aan buitenlandse
aanbieders worden verstrekt in gevallen waarin Nederlandse produkten van topkwaliteit zijn; en ondanks de mondialisering van kapitaalverkeer en produktie wordt de roep om een nationaal
industriebeleid steeds luider.
Met de Wereldkampioenschappen
voetballen
voor de boeg viert het nationalisme ook zichtbaar
hoogtij. (Wij zijn een land van klerken, nu wij Cruijff
geen vijf ton willen betalen voor het winnen van de
titel, schreef NRC Handelsblad op 29 december
1993). Dit nationalisme is in de eerste plaats een uitkomst voor politiek Den Haag. Het is immers een
kapstok waarmee de overheid aan gezag en legitimiteit kan winnen. Minister Andriessen heeft al opgeroepen tot een nationale conferentie op 24 maart a.s.
over de aanpak van de werkloosheid. Een nationaal
marathon-debat over de vormgeving van het technologiebeleid in Nederland is bij de Stichting Maatschappij en Onderneming in voorbereiding.
Daarnaast is het nationalisme een instrument
voor het bedrijfsleven. Het stelt ondernemers in de
gelegenheid een lans te breken voor een concurrerende marktsector in Nederland. Waar zij aansluiten
op de veranderende politieke agenda, kunnen zij opnieuw deelnemen aan het publieke debat over de
economie waarvan zijzelf de motor zijn. Daarbij worden ook de evolutie-economen uitgenodigd om te
participeren. Omdat zij aan het nationale streven
naar behoud van de samenleving een eigen bijdrage
leveren, worden zij met open armen ontvangen.
1. Evo-economics,
The Economist, 25 december 1993, blz. 91.
2. European Round Table of 1ndustrialists, Healing the crisis,
a charter for Europe’s industrialfuture, december 1993.
3. B. Knapen in NRC Handelshlad, 24 december 1993.

Auteur