Ga direct naar de content

Economentop 40 2019

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: december 19 2019

Wie is dit jaar de best publicerende econoom in Nederland? En welke publicatietrends zijn er? Dat en meer in deze Economentop 40 2019.

In het kort

ESB dankt Pieter Vreeburg en Peter van den Landen (Erasmus Universiteit Rotterdam) voor het samenstellen van de top

In het kort

– Nederlandse economen publiceren minder, maar beter.
– 39 van de 40 plekken in de top worden bezet door mannen.
– Er zijn acht nieuwe binnenkomers en een nieuwe nummer één.

Goed publiceren in internationale, wetenschappelijke gepeerreviewde tijdschriften is belangrijk voor onderzoekers aan de universiteit. Vandaar dat ESB u al jaren onder de kerstboom een ranking brengt van de Nederlandse economen die in de afgelopen vijf jaar het best gepubliceerd hebben in zulke tijdschriften. Sinds 2014 doen we dat volgens de in kader 1 beschreven methode; zie ook Phlippen (2014) en Abbring et al. (2014). De ranking van dit jaar volgt dezelfde methode als van voorgaande jaren.

Dit jaar hebben we daarbij de analysesoftware onder de loep genomen. We hebben de analyse grotendeels geautomatiseerd waardoor de kans op menselijke fouten afneemt en vervolganalyses mogelijk worden. Om te controleren of we geen structurele fouten maken, hebben we met een paar onderzoekers contact opgenomen om hun publicatie­records te verifiëren.

Minder maar betere publicaties

Die verificatie hebben we mede uitgevoerd omdat er een trendbreuk in de data zit. Voor het eerst in jaren publiceren Nederlandse economen namelijk minder artikelen: 5.180 in de periode 2014–2018 tegenover 5.275 in de periode 2013–2017. Dat is een afname van bijna twee procent, terwijl het aantal academische economen blijft groeien.

Het goede nieuws is dat de impact van de publicaties toeneemt. De article influence score (AIS) van de gemiddelde Nederlandse economische publicatie steeg met bijna vijf procent van 0,752 naar 0,788. Door deze toename in impact stijgt de totale impact – aantal artikelen maal score per artikel – van Nederlandse economen toch met bijna drie procent.

Deze verbetering in impact per artikel, gecombineerd met een lager aantal gepubliceerde artikelen, zie je op alle fronten terug. Voor iedere instelling is de impact per gepubliceerd artikel hoger in de Economentop 2019 dan in de Economentop 2018, met de Universiteit Utrecht als positieve uitschieter (+12 procent). Alleen de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR) en de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) tellen meer publicaties in de top 2019 dan in de top 2018.

Ook in de individuele top 40 geldt gemiddeld een hogere impact per artikel (1,38 versus 1,32) en een lager aantal publicaties in 2019 dan in 2018 (opgeteld 460 in plaats van 470).

Institutenranking

De champagne mag ontkurkt worden aan de Burgemeester Oudlaan in Rotterdam, zie tabel 1. Als alle publicaties van alle medewerkers worden meegeteld, bouwt de EUR zijn voorsprong ten opzichte van Tilburg University (TU) en de Vrije Universiteit Amsterdam (VU), respectievelijk de nummers 2 en 3, verder uit. Wel moet daarbij worden opgemerkt dat Tilburg meer invloedrijke artikelen publiceert dan alle andere instituten. De gemiddelde AIS van een artikel uit Tilburg is 1,04 tegenover gemiddeld 0,74 bij de andere universiteiten.

Tabel 1 ESB

Ook voor de Rijksuniversiteit Groningen is er goed nieuws. De noorderlingen halen de Universiteit van Amsterdam (UvA) in en schuiven een plaats omhoog in de institutenranking. Het gelag voor de UvA zal zuur zijn. Waar ze in 2014 nog op de derde plaats stonden, staan ze vijf jaar later op de zesde plaats. Ik hoop dat ze de weg naar boven weer weten te vinden als het op de score door het hele instituut aankomt.

De individuele ranking

In de individuele ranking doet de UvA echter goede zaken, zie tabel 2. Net als vorig jaar staan er twee onderzoekers van de UvA in de top drie, maar de volgorde is anders. Thomas Buser, zie zijn profiel in kader 2, heeft met een aantal mooie publicaties de eerste plaats weten te bemachtigen. Voor zover ik heb kunnen nagaan is het voor het eerst dat iemand die geen hoogleraar is de lijst aanvoert.

Tabel 2 ESB

Kader 2 – Profiel nieuwe nummer één: Thomas Buser

Thomas Buser is universitair hoofddocent in empirische gedragseconomie aan de Universiteit van Amsterdam en onderzoeker bij het Tinbergen Instituut.
Buser deed zijn bachelor in economie aan de Université de Lausanne in Zwitser­land, en volgde zijn master aan de University of Warwick. Hij deed een Research Masterprogramma aan het Tinbergen Instituut, met een focus op empirische micro-economie en econometrie. Hij promoveerde op gedragseconomie aan de Universiteit van Amsterdam, en is daar sindsdien ook gebleven. Hij heeft verschillende prestigieuze beurzen in de wacht gesleept, zoals een NWO Veni Research Grant, en een ERC Starting Grant.
Buser doet onderzoek naar het verband tussen persoonlijkheidskenmerken en loopbaanresultaten. Ook onderzoekt hij man-vrouwverhoudingen. Hij is vooral geïnteresseerd in de sociale component van economisch onderzoek – de ’fluffy stuff’, zoals hij het zelf noemt. In zijn werk gebruikt hij laboratorium- en veldexperimenten, evenals register- en enquêtedata. Zo vond hij aan de hand van een laboratoriumonderzoek onder Nederlandse middelbareschoolleerlingen dat, hoewel jongens en meisjes evenveel academisch vermogen hebben, het vooral de jongens zijn die voor de meer prestigieuze academische paden kiezen. In hetzelfde onderzoek wordt gevonden dat jongens een stuk competitiever zijn dan meisjes.
In de Economentop 40 staat hij al jaren in de top 10. Hij kwam in 2015 binnen op plek 30, en tussen 2016 en nu is hij opgeschoven van plek 6 naar plek 1.

Buser streeft daarmee Hessel Oosterbeek voorbij die op drie eindigt. Op twee komt Bart Bronnenberg, marketinghoogleraar in Tilburg, die onderzoekt waarom mensen dingen kopen. Bronnenberg is daarmee een van de stabielere factoren in de lijst: de afgelopen jaren stond hij achtereenvolgens op plaats vier, vijf en vijf.

Net als vorig jaar kent de ESB-Economentop dit jaar negen nieuwkomers. Vier van hen (Harry Huizinga en Reyer Gerlagh uit Tilburg, Arnold Bakker van de EUR en Erik Plug van de UvA) hebben er in eerdere jaren al ingestaan. Welkom terug!

Kader 3: Profiel hoogste binnenkomer: Aurélien Baillon

De hoogste binnenkomer dit jaar is ­Aurélien Baillon. Hij is hoogleraar economie van de onzekerheid aan de School of Economics van de Erasmus Universiteit Rotterdam.
Na een bachelor economie en management in Cachan, koos Baillon voor een research master in economische theorie en econometrie aan de Universiteit van Toulouse. Hierna promoveerde hij aan de Arts et Métiers ParisTech, de technische universiteit van Parijs. Zijn proefschrift luidde het begin in van een succesvolle carrière binnen de gedragseconomie in Rotterdam.
De van origine Franse econoom focust in zijn onderzoek op het keuze­gedrag van individuen. Hij gebruikt inzichten uit de psychologie om subjectieve economische keuzes te verklaren. Veel van het onderzoek van Baillon gaat over risicoaversie en specifiek de aversie jegens onzekerheid.
In zijn TED talk in 2017 aan de Erasmus legt hij uit hoe hij in zijn onderzoek door middel van experimenten probeert mensen de ‘waarheid te laten vertellen’. De inzichten zijn bruikbaar voor economisch onderzoek, omdat kwalitatieve metingen aan subjectiviteit onderhevig zijn met onjuiste conclusies tot gevolg. Het door hem genoemde econo-mische ‘waarheidsserum’ vormt een rode draad in zijn werk.
Voor zijn onderzoek heeft Baillon meerdere onderscheidingen gekregen. Zo ontving hij zowel de Veni als de Vidi Grant van de NWO, werd hij in 2012 uitgeroepen tot het Top Talent van de ESE en werd hij een jaar later bekroond als topdocent aan dezelfde universiteit. Ook publiceerde hij in onder meer Econometrica en The Journal of Economic Theory. Dit heeft logischerwijs geresulteerd in de elfde plaats in de Economentop.

Vijf zijn echt nieuw, waarbij Aurélien Baillon opvalt. Deze van origine Franse gedragseconoom aan de Erasmus is de hoogste nieuwe binnenkomer op plaats 11, zie zijn profiel in kader 3. Ook nieuw zijn de gedragsonderzoekers Joris Knoben van de Radboud Universiteit – hij kijkt naar gedrag van bedrijven – en Utz Weitzel die naar de financiële markt kijkt. Weitzel is overigens afgelopen jaar overgestapt van Utrecht naar de VU. Bart Los en Gaaitzen de Vries, beiden onderzoekers van handelsstromen uit ­Groningen, completeren als nieuwe binnenkomers de top.

Speciale vermelding verdient opnieuw Olivier Marie van de EUR. Met slechts twee (!) – invloedrijke – publicaties (Review of Economic Studies en Journal of Political Economy, beide in 2017) weet deze arbeidsmarkteconoom met een interesse in criminaliteit in de top te blijven.

Aan de ranking van de instellingen waar de toppers werken, wijzigt het een en ander, zie figuur 1. De Erasmus is nu ongedeeld eerste en de VU moet genoegen nemen met de tweede plaats. En waar vorig jaar Tilburg en de UvA met beide zes toppers een gedeelde derde plek bezetten, loopt Tilburg nu uit naar zeven en valt de UvA terug naar vijf. Verder valt op dat het Centraal Planbureau (CPB) en de Radboud Universiteit Nijmegen nieuw binnenkomen. De intrede van het CPB heeft te maken met de aanstelling van Marcel Timmer als onderdirecteur daar, de Radboud met de opkomst van Joris Knoben. De Nederlandsche Bank en de Universiteit Leiden zijn uit de lijst verdwenen.

Figuur 1 ESB

Women in economics

Tot slot, helaas, een minder florissante boodschap: het aantal vrouwelijke economen in de top valt tegen. Marketinghoogleraar Els Gijsbrechts uit Tilburg is de enige. Over de beperkte representatie van vrouwen in de economische wetenschap is de afgelopen jaren al flink wat gezegd; ik wijs graag naar ons dossier over Women in economics van vorig jaar (ESB, 2018).

Kader 1 – De telmethode

Voor het berekenen van de scores en het samenstellen van de Economentop 40 wordt er gebruik­gemaakt van de Web of Science-database van ­Clarivate Analytics (voorheen onderdeel van Thomson Reuters) voor de periode 2014–2018.
Geteld worden alleen de artikelen die zijn verschenen in een tijdschrift binnen het domein ‘Economie’, waarvan er ten minste één auteur op het moment van publiceren een affiliatie had met een Nederlandse universiteit. Het domein ‘Economie’ is voor deze top gedefinieerd als zijnde alle tijdschriften die voorkomen op de Tinbergen Journal List (www.tinbergen.nl) of de toptijdschriften op de ERIM Journal List (www.erim.eur.nl, alleen categorie P* en P). Alle andere documenttypen in Web of Science worden niet meegeteld.
De score van ieder individueel artikel wordt bepaald aan de hand van de gemiddelde article influence ­score (AIS) van het tijdschrift in de periode 2014–2018, en wordt gewogen voor het aantal auteurs. De volgende formule is gebruikt om de score van ieder individueel artikel te bepalen:

\\(P_i = W_{(auteur)} × W_{(influence)}\\)

waarbij:
\\(P_i\\) = de score van artikel i
\\(W_{(auteur)}\\) = het gewicht van de auteur volgt uit
de breuk van 2 / (1+#auteurs)
\\(W_{(influence)}\\) = de gemiddelde AIS van het tijdschrift in
de periode 2014–2018

De totaalscore van een wetenschapper zijn de scores van zijn of haar vijftien hoogst scorende artikelen bij elkaar opgeteld. Ten slotte zijn de wetenschappers met een kleinere Nederlandse aanstelling dan 0,5 FTE uit de resulterende ranglijst verwijderd. De bovenste veertig posities op de uiteindelijke ranglijst vormen gezamenlijk de Nederlandse Economentop 2019.
Hierbij is net als voorgaande jaren de AIS van een publicatie in American Economic Review: Papers & Proceedings (AER: P&P) tot 25 procent van de waarde van een publicatie in de reguliere AER verlaagd. Volledige consistentie met de totale AIS van de AER betekent dat publicaties in de reguliere AER een beetje zouden moeten worden opgewaardeerd. Dat is niet gedaan, omdat het onduidelijk is wat die ophogingsfactor zou moeten zijn. Vanaf mei 2018 heeft AER de papers and proceedings ondergebracht in een afzonderlijk, jaarlijks verschijnend, tijdschrift (AEA Papers and Proceedings).
Om de score per instituut te bepalen, is ieder artikel op basis van de affiliatie-informatie van de auteurs in Web of Science toegewezen aan een of meer instituten. Per instituut telt een artikel hoogstens eenmaal mee, ongeacht het aantal aan het instituut verbonden (co)auteurs. Artikelen met auteurs van verschillende instituten zijn bij alle relevante instituten meegeteld. Vervolgens zijn de scores van alle artikelen van een instituut gesommeerd. De resulterende ranglijst vormt de Nederlandse Institutentop voor 2019.

Literatuur

Abbring, J., B. Bronnenberg, P. Gautier en J. van Ours (2014) Alternatieve Economentop met meer kwaliteit. ESB, 99(4684), 266–269.

AEA (2017) About AEA papers and proceedings. American Economic Association. Publicatie te vinden op www.aeaweb.org.

ESB (2018) Women in economics. ESB-dossier, 103(4767S).

Phlippen, S. (2014) De Economentop 2014. ESB, 99(4699&4700), 786–788.

Auteur

Categorieën