Ga direct naar de content

Internationale inkomens­verhoudingen na de crisis

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: december 29 2017

Wanneer we ervan uitgaan dat inkomensongelijkheid een belangrijk aspect is van maatschappelijke ongelijkheid, dan dringt zich vanzelf­sprekend de vraag op hoe groot die inkomensongelijkheid is. Is de trend stijgend of stabiel? Wat is de rol van inkomensheffingen en sociale-uitkerings-regelingen daarin? En wijkt Nederland in internationaal perspectief soms af?

Op basis van 293 microdatabestanden heeft het team van het onderzoeksprogramma ‘Hervorming van sociale regelgeving’ van de Universiteit Leiden onlangs het niveau en de ontwikkeling van de inkomensongelijkheid in de periode 1967–2014 voor 47 landen in kaart gebracht (Caminada et al., 2017a). De data zijn afkomstig van het LIS Cross-National Data Center (LIS: Luxembourg Income Study) – dat is hiervoor de beste bron. De mate van inkomensongelijkheid is hieronder samengevat met behulp van de Gini-­coëfficiënt, waarbij een hoge waarde van de Gini een hoge inkomensongelijkheid impliceert.

Gemiddeld over 47 landen bedraagt de Gini van primair inkomen uit loon, vermogen en winst uit onderneming 0,483. Door sociale uitkeringen en inkomensheffingen daalt de scheefheid met 28 procent tot een Gini van 0,347 voor het gestandaardiseerde besteedbaar inkomen.

De diverse onderscheiden sociale uitkeringen dragen voor 81 ­procent bij aan de inkomensherverdeling; de resterende 19 procent kan ­worden toegerekend aan inkomensheffingen.

Figuur 1

Nederland bevindt zich in een kopgroep van landen waar de ongelijkheid van besteedbare inkomens uiteindelijk relatief laag is (Gini 0,264), mede omdat ons stelsel via sociale uitkeringen en inkomensheffingen de initiële scheefheid van het primaire inkomen (Gini 0,475) ongeveer halveert. Nederland staat op plek 5 van de 47 landen indien wordt gerangschikt naar de mate van herverdeling van inkomen. Met name de AOW en aanvullende pensioenen hebben een groot nivellerend effect (samen 56 procent), terwijl 28 procent van de herverdeling kan worden toegerekend aan de inkomensheffingen (dit is vergelijkbaar met Caminada et al., 2017b).

Hoewel internationaal en nationaal steeds vaker zorgen worden geuit over een toenemende inkomensongelijkheid (met name aan de top), blijkt dat de inkomensverdeling als geheel in veel landen niet veel is veranderd sinds de Grote Recessie. Wel is er in veel landen sinds 2007 sprake van een toename van de ongelijkheid van primaire inkomens. Maar deze stijging is vrijwel volledig tenietgedaan door de toegenomen ­herverdeling via sociale uitkeringen en directe belastingen. Anders dan vaak wordt aangenomen, is de herverdelende werking van verzorgingsstaten sinds de Grote Recessie niet afgenomen, maar juist toegenomen. Met name de vaak publieke pensioenen blijken de inkomens­ongelijkheid sterk te verminderen.

De kwalitatief steeds betere microdata over inkomens bracht ons deze kennis en het nadere inzicht. Maar dergelijke empirische analyses kunnen niet aantonen waarom de inkomens(her)verdeling verandert. Dat is niet zonder meer het effect van sociaal of fiscaal beleid. Zo mag verwacht worden dat wanneer de primaire-inkomensongelijkheid stijgt, de stelsels van sociale uitkeringen en inkomensheffingen automatisch een meer herverdelend effect sorteren vanwege de progressiviteit van deze systemen. Maar ook demografische ontwikkelingen kunnen een deel van de veranderingen in de herverdeling verklaren. Zo is het aannemelijk dat de vergrijzing – die zich in veel landen voordoet – leidt tot meer herverdeling via oudedagsvoorzieningen. Ook de kleiner wordende huishoudens en de veranderende arbeidspatronen zijn van belang.

Toekomstig onderzoek kan een licht werpen op de oorzaken van ­veranderingen in de inkomens(her)verdeling. Daarbij spelen een groot aantal factoren een rol, die bovendien sterk verschillen in de tijd, tussen sociaal-economische groepen, tussen generaties, tussen landen en zo meer. Elke individuele beslissing om iets te doen of te laten, beïnvloedt immers de inkomensverdeling.

Literatuur

Caminada, K., J. Wang, K. Gouds­waard en C. Wang (2017a) Income inequality and fiscal redistribution in 47 LIS-countries, 1967–2014. LIS Working Paper, 724. ­Luxembourg Income Study.

Caminada K., K. Goudswaard en J. Been (2017b) De ontwikkeling van inkomensongelijkheid en inkomensherverdeling in Nederland 1990–2014: achtergrondinformatie. Research Memorandum. Afdeling Economie, Universiteit Leiden.

Auteur

Categorieën