Ga direct naar de content

Input/output

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: mei 28 2014

ESB Input / output

Input //output
Arbeidsmarkt

gebruikt. Dit is bijvoorbeeld het geval bij scholing, die zich in de praktijk vaak richt op de huidige beroepspraktijk, terwijl de overheid ernaar
streeft om juist de algemene inzetbaarheid van
werknemers te vergroten. Hoge gepercipieerde
werkgeverslasten, zoals verplichte doorbetaling
bij ziekte, zorgen ervoor dat werkgevers weinig
geneigd zijn om kwetsbare groepen, zoals ouderen en mensen met beperkingen, in dienst te
nemen.

Van Echtelt et al. onderzoeken ontwikkelingen
op de Nederlandse arbeidsmarkt met gegevens
over de periode 2011–2012 uit het Arbeidsvraagpanel, waarin zo’n 3000 organisaties in
Nederland deelnemen. Zij constateren dat er
verschillen zijn in de mate waarin initiatieven
van de overheid om de arbeidsparticipatie te bevorderen effectief zijn. Dit komt soms doordat
initiatieven, bijvoorbeeld subsidies voor mensen
met beperkingen, niet bekend zijn bij werkgevers. Daarnaast lopen de belangen van de overheid en organisaties soms uiteen, zodat initiatieven niet op de meest effectieve manier worden

Zorgconcurrentie

De optimale vorm van concurrentie in zorgmarkten hangt af van de mate waarin marktimperfecties,
zoals informatieasymmetrie en beperkte reisbereidheid van patiënten, optreden. Dit concluderen
Boone en Douven aan de hand van een theoretisch
model waarin ze de effecten van het gebruik van drie
verschillende vormen van concurrentie op verschillende zorgmarkten bestuderen. In het algemeen is
een systeem waarbij zorgverzekeraars contracten
kunnen afsluiten met zorgverleners optimaal wanneer de contracten gebaseerd kunnen worden op
objectieve informatie over de kwaliteit van behandelingen en zorgverzekeraars daarnaast kunnen afdwingen dat alleen kosteneffectieve behandelingen
worden gegeven. In andere gevallen kan juist een
systeem waarbij patiënten een zorgverlener kiezen
optimaal zijn, bijvoorbeeld bij gynaecologen, waar
onderling vertrouwen belangrijk is. Ten slotte zijn
er gevallen waarin alleen de reistijd telt, zoals spoedeisende hulp, zodat een systeem van regionale monopolies geschikt is.

Echtelt, P. van, J.D. Vlasblom en M. de Voogd-Hamelink
(2014) Vraag naar arbeid 2013. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau.

Ondernemers

Waarom starten zelfstandige ondernemers vaak een bedrijf samen
met hun partner? Aan de hand van
empirisch onderzoek met gegevens
over 1069 Deense ondernemersstellen over de periode 2001–2010
concluderen Dahl et al. dat dit onder andere komt doordat een van
de partners, en vooral vrouwen, in
een onderneming met hun partner
significant meer verdienen dan
wanneer ze elders zouden werken.
Dit loonverschil blijft ook bestaan
wanneer ze stoppen met hun onderneming en zich aanbieden op
de arbeidsmarkt. Daarnaast blijven
ondernemingen van stellen vaker
kleiner van omvang, maar hebben
ze geen lagere winstmarge en gaan
niet vaker failliet.

Genderverschil

Uit onderzoeken blijkt steeds opnieuw dat op de
basisschool jongens beter zijn in wiskunde en meisjes in talen. Golsteyn en Schils onderzoeken of dit
komt omdat jongens en meisjes verschillende cognitieve en niet-cognitieve vaardigheden bezitten
of omdat ze, ondanks dat ze dezelfde vaardigheden
bezitten, deze verschillend inzetten op school. Dit
doen ze met gegevens over 12891 jongens en meisjes uit groep acht van lagere scholen uit het zuiden
van Nederland over de periode 2009–2012. Het
blijkt dat jongens iets betere instrumentele vaardigheden bezitten, zoals logisch en gestructureerd
denken, wat hun goede prestaties op wiskundig gebied kan verklaren. Daarnaast gebruiken jongens en
meisjes hun vaardigheden inderdaad ook verschillend. Meisjes gebruiken op school hun IQ meer dan
jongens. Het grootste gedeelte van de prestatieverschillen wordt echter niet verklaard door verschillen in IQ en niet-cognitieve vaardigheden.
Golsteyn, B. en T. Schils (2014) Gender gaps in primary

Dahl, M.S., M. van Praag en P. Thomp-

school achievement. A decomposition into endowments

Boone, J. en R. Douven (2014) Provider competition and

son (2014) Entrepreneurial couples. Tin-

and returns to IQ and non-cognitive factors. ROA Research

over-utilitization in health care. CPB Discussion Paper, 275.

bergen Institute Discussion Paper, 055.

Memorandum, 007.

EU-doelstellingen

Nederland had in 2012 met vijftien procent het laagste
percentage inwoners met risico op armoede of sociale
uitsluiting van de EU. Dit is een van de aandachtspunten van de Europa 2020-strategie. Nederland presteert
op de meeste van deze doelstellingen, zoals het aandeel

324

15%

hogeropgeleiden en O&O-uitgaven, bovengemiddeld.
Dit geldt echter niet voor het aandeel duurzame energie,
dat met 4,5 procent achterblijft bij de rest van Europa.
CBS (2014) Nederland presteert bovengemiddeld op thema’s
Europa 2020. CBS Webmagazine, 19 mei.
Jaargang 99 (4686) 30 mei 2014

Input / output ESB

Pensionering

Stancanelli en Van Soest bestuderen de effecten van
pensionering op de vrijetijdsbesteding van partners.
Dit doen ze door te kijken naar de zelf bijgehouden
tijdsbesteding van 1043 huishoudens in Frankrijk
vlak voor en na hun pensionering in de jaren 1998
en 1999. Daaruit volgt dat bij pensionering de hoeveelheid samen bestede vrije tijd slechts marginaal
toeneemt. Alleen bij de pensionering van vrouwen
is de toename significant. Het aantal uren individueel bestede vrije tijd neemt bij de pensionering van
zowel mannen als vrouwen wel fors toe. Daarnaast
is de toename van verricht werk in huis – vooral bij
mannen – minimaal even groot als de toename van
vrije tijd. Gemiddeld besteden mannen en vrouwen
op een dag respectievelijk vier en vijf uur vrije tijd
afzonderlijk, en 2,5 uur gezamenlijk.
Stancanelli, E. en A. van Soest (2014) Partners’ leisure time
truly together upon retirement. Netspar Discussion Paper, 012.

Belastingontwijking

Is er een relatie tussen de hoogte van de bonus van
ceo’s en de betaalde vennootschapsbelasting, wat suggereert dat ceo’s door aandeelhouders worden gestimuleerd om belastingen te ontwijken? Schmittdiel
onderzoekt deze vraag aan de hand van gegevens over
2830 Amerikaanse bedrijven over de periode 1992–
2010. Het blijkt dat er over het algemeen inderdaad
een negatief verband bestaat tussen de hoogte van de
bonus van de ceo en de betaalde belasting, vooral in
de sectoren groothandel en retail, elektronica en industrie. Echter, in de sectoren bouw en transport is
het verband juist positief. Verder komt het gebruik
van bonussen voor belastingontwijking vaker voor bij
bedrijven die beter in staat zijn dit te doen, bijvoorbeeld door hun grootte of internationale vestigingen.

Topsectoren

Van Dongen et al. onderzoeken
empirisch de relatie tussen regionale kenmerken en de geografische
concentratie van topsectoren. Het
blijkt dat sommige regionale kenmerken voor bijna alle sectoren van
belang zijn, zoals urbanisatievoordelen en de fysieke bereikbaarheid
(per weg en spoor). Er zijn ook factoren die voor geen enkele sector
relevant zijn, zoals opvallenderwijs
het aantal patenten in de regio. Ten
slotte zijn er factoren die voor specifieke sectoren van belang zijn, zoals de nabijheid van de binnenvaart
voor de sector agrifood.
Dongen, F. van, O. Jonkeren en O. Raspe
(2014) Topsectoren en regio’s. De relatie

Bankenconcurrentie

Een toename van de concurrentie in de bankensector heeft een ambigu effect op het risicoprofiel
van banken. Dit concludeert Arping aan de hand
van theoretisch onderzoek. De verschillen in concurrentie worden gesimuleerd door verschillen
in marktmacht in de markt voor deposito’s, zodat
meer marktmacht leidt tot hogere winstmarges.
Meer concurrentie zorgt er dus voor dat de winstmarges afnemen, waardoor de bank meer risico
loopt om failliet te gaan. Tegelijkertijd zullen banken door het verhoogde risico op faillissement hun
portefeuille minder risicovol gaan inrichten. Dit
zorgt ervoor dat het netto-effect van concurrentie
op het totale bankrisico tweeledig is. Het is daarom
nuttig om te onderzoeken waardoor een verlaging
van het risicoprofiel van de bezittingen van een
bank wordt veroorzaakt. Wanneer het komt door
meer concurrentie, hoeft het totale bankrisico immers niet af te nemen.

tussen vestigingsplaatsfactoren en de concentratie van de topsectoren. Den Haag:

Arping, S. (2014) Does competition make banks more risk-

Planbureau voor de Leefomgeving.

seeking? Tinbergen Institute Discussion Paper, 059.

Ongelijkheid

Innovatiesteun

Saiki en Frost onderzoeken het effect van onconventioneel monetair
beleid, zoals kwantitatieve verruiming, op de inkomensongelijkheid
in Japan. Uit hun analyse van gegevens op huishoudensniveau over de
periode 2002–2013 concluderen zij
dat de inkomensongelijkheid sinds
2008 is toegenomen als gevolg van
monetair beleid. Dit komt doordat
het onconventionele beleid ervoor zorgt dat de geldhoeveelheid
toeneemt, waardoor prijzen van
aandelen en andere bezittingen
stijgen. Hogere inkomens, die gemiddeld meer vermogen hebben,
profiteren hierdoor meer van de
stijgende prijzen en hogere winsten
op kapitaal dan lagere inkomens.

In Europa zijn ongeveer vierhonderd programma’s
om innovatie bij industriële midden- en kleinbedrijven te stimuleren. Deze programma’s kunnen
enerzijds private investeringen in innovaties vervangen die zonder steun ook uitgevoerd zouden kunnen worden, (crowding out) en anderzijds nieuwe
innovaties steunen die zonder steun niet zouden
worden gedaan. Beleid zou zich vooral op de laatste categorie moeten richten. Radicic et al. stellen
aan de hand van empirisch onderzoek met gegevens
over 312 bedrijven uit zeven EU-landen uit 2010
dat het beter is om innovatiesteun niet primair te
verlenen aan projecten en bedrijven waarvan de
verwachte rendementen hoog zullen liggen, maar
om de steunprogramma’s willekeurig te verdelen.
Dit zorgt ervoor dat ook innovaties die zonder publieke steun niet zouden worden gedaan, worden
doorgezet, waardoor de effectiviteit van de steunprogramma’s kan worden verhoogd.

Saiki, A. en J. Frost (2014) How does

Radicic, D., G. Pugh, H. Hollanders en R. Wintjes (2014) The

Schmittdiel, H. (2014) Are CEOs incentivized to avoid cor-

unconventional monetary policy affect

impact of innovation support programmes on SME innova-

porate taxes? Empirical evidence on managerial bonus con-

inequality? Evidence from Japan. DNB

tion in traditional manufacturing industries: an evaluation

tracts. Tinbergen Institute Discussion Paper, 048.

Working Paper, 423.

for seven EU regions. UNU-MERIT Working Paper, 033.

Promovendi

Promovendi hebben de eerste jaren na het behalen van
hun mastertitel gemiddeld een lager salaris dan andere
afgestudeerden, maar verdienen vanaf elf jaar werkervaring meer. Over het gehele werkzame leven levert promoveren een positief rendement op van tussen de zes en de
Jaargang 99 (4686) 30 mei 2014

6%

negen procent, afhankelijk van de meetmethode.
Steeg, M. van der, K. van der Wiel en B. Wouterse (2014) Individual Returns to a PhD Education in the Netherlands. Income differences between Masters and PhDs. CPB Discussion Paper, 276.

325

Auteur