Ga direct naar de content

MVO, transparantie en intermediaire organisaties

Geplaatst als type:
Gepubliceerd om: november 16 2007

ondernemingen

MVO, transparantie en
intermediaire organisaties
Maatschappelijke jaarverslagen geven geen objectief beeld
van de invloed van bedrijven op sociaal en milieugebied.
Er is daarom een roep om meer overheidsregulering. Het
succes van sociale jaarverslagen ligt in de hand van sterke
onafhankelijke intermediaire organisaties die de informatie
verzamelen, verwerken en verspreiden.

V

andaag de dag wordt de wereld geconfron­
teerd met complexe sociale en ecologische
vragen. De overheid schiet tekort om deze
problemen adequaat te beantwoorden
(Jeurissen, 2000). Dit heeft geleid tot interesse in
het zelfsturend vermogen van de markt in de vorm
van maatschappelijk verantwoord ondernemen
(MVO), waarbij bedrijven zelf verantwoordelijkheid
afleggen inzake de sociale en ecologische gevol­
gen van hun operaties aan diverse stakeholders
(Graafland en Van de Ven, 2006). MVO is nauw
verbonden met transparantie. Een transparante
organisatie biedt op adequate wijze inzicht in voor de
stakeholders relevante aangelegenheden (Kaptein,
2003). Transparantie kan worden beschouwd als
een integraal onderdeel van MVO (Tapscott en Ticoll,
2003). MVO zal een marginaal verschijnsel blijven
als de maatschappelijk effecten van bedrijfshande­
len intransparant blijven.

Teveel PR in maatschappelijke
jaarverslagen

JOHAN GRAAFLAND EN
LUC LIEDEKERKE
Hoogleraar Economie,
O
­ nderneming en Ethiek
aan de Universiteit van
Tilburg en docent Bedrijfsethiek aan de Katholieke Universiteit Leuven en
Universiteit Antwerpen

692

ESB

Uit een recent onderzoek van Ernst & Young (2007)
blijkt dat bedrijven moeite hebben om hun maat­
schappelijke jaarverslagen de status van glossy prfolder te laten ontgroeien. Deze bevinding staat niet
op zichzelf. Experts op het gebied van sociale jaarver­
slagen hebben al veel eerder betoogd dat de trans­
parantie in MVO tekort schiet. Walden en Schwarz
(1997) tonen bijvoorbeeld aan dat het twijfelachtig is
dat ondernemingen vrijwillig inzicht zullen geven in
informatie die hun eigen winstmogelijkheden kunnen
schaden. Owen et al. (2000) beweren op basis van
interviews dat het management sociale audits vooral
gebruikt als instrument in hun public relations. Het
management is geneigd voornamelijk goed nieuws
naar buiten te brengen, maar is onwillig om slecht
nieuws openbaar te maken (Hooghiemstra, 2000). In
een studie van Australische bedrijven die de milieuwet
overtreden hadden, tonen Deegan en Rankin (1996)
aan dat deze bedrijven desondanks voornamelijk
positief nieuws naar buiten brachten. Het gemiddeld
aantal woorden dat besteed werd aan het negatieve
nieuws was slechts 5,5 woorden. Slechts een op

16 november 2007

de tien ondernemingen verwees in hun jaarverslag
naar de overtreding van de milieuwet. Sterker nog:
de vervolgde ondernemingen besteedden zelfs signi­
ficant meer aandacht aan positief nieuws over hun
MVO dan ondernemingen die niet vervolgd werden.
Dit wijst erop dat bedrijven hun jaarverslag gebruiken
om de aandacht van slecht nieuws af te leiden. Ook
Wiseman (1982) vindt voor ondernemingen in de VS
dat er geen relatie is tussen de milieuprestaties die de
ondernemingen presenteren in hun jaarverslagen en
hun feitelijke milieuprestaties. Berthelot et al. (2003)
refereren naar diverse andere onderzoeken die aanto­
nen dat vrijwillige rapportage van milieueffecten geen
betrouwbare indicatoren levert van de milieuperfor­
mance van bedrijven. Volgens Gray (2001) zijn sociale
jaarverslagen zo incompleet dat men moet conclude­
ren dat zij ofwel zonde van de tijd en het geld zijn of
zelfs een weloverwogen poging vormen om de samen­
leving te misleiden aangaande de kwaliteit van MVO.
Hess en Dunfee (2007) stellen dat, omdat het niet
mogelijk is om te weten of een bedrijf de waarheid
vertelt of enkel goedkope praatjes verkoopt, stake­
holders zich zullen afkeren van dit type informatie.
Wat resulteert is een babbling equilibrium. In deze
situatie kan een bedrijf het imago van MVO aannemen
zonder daadwerkelijk zorg te dragen dat onverant­
woorde zaken uitgebannen worden. Percepties worden
beïnvloed zonder dat er feitelijk iets verandert
(Hess, 2007).

Het speelveld van de overheid
Als bedrijven zelf onvoldoende prikkel hebben om
transparant te zijn over hun MVO-prestaties, rijst
de vraag of de overheid deze situatie kan verbete­
ren door regulering. Moet de overheid het huidige
beleid van zelfregulering verlaten en in plaats daar­
van een strak command and control beleid gaan
voeren, waarbij bedrijven gedwongen worden om
bepaalde informatie te leveren, zoals verschillende
ngo’s bepleiten (KPMG, 2006)? Om deze vraag te
beantwoorden, schetst figuur 1 eerst het speelveld
van actoren die momenteel betrokken zijn bij de
informatiestroom rond MVO. Wij onderscheiden vier
typen actoren: individuele stakeholders in hun rol
van consument, werknemer, investeerder en bur­
ger alsook hun representatieve organisaties zoals
consumentenorganisaties, vakbonden en ngo’s;
informatie kanaliserende intermediaire organisaties;
de overheid; de individuele bedrijven en hun belan­
genorganisaties. De individuele stakeholders of hun
representatieve organisaties kunnen bedrijven direct
benaderen en om meer transparantie vragen in soci­

ale verslaggeving. Als drukmiddel
Economische Zaken, 2007). De Nederlandse overheid subsi­
Teveel bedrijven
kunnen zij hun keuzevrijheid in
dieert het Global Reporting Initiative (GRI), prijzen voor best
de vraag naar goederen en dien­
practices, labels, onderzoek naar transparantie (Minister van
bieden te weinig en
sten respectievelijk investeringen
Economische Zaken, 2004), CSR-toolkits, duurzaamheid­
te gefragmenteerde
in aandelen, interne protesten of
scans en de waakhondfunctie van ngo en verspreidt informa­
in- of uitdiensttreding als werk­
informatie over de keten tie via het Nationaal Contact Punt en verschillende websites.
nemer of publieke meningsuiting
Verder heeft de Nederlandse overheid een MVO-test die
van hun producten en
gebruiken. Omdat individuele
minimumvereisten definieert voor bedrijven die in aanmer­
stakeholders beperkte macht
over de arbeidsomstandig­ king willen komen voor verschillende export- of investerings­
hebben om bedrijven onder druk
subsidies. De Nederlandse overheid heeft ook het onderzoek
heden waaronder deze
te zetten, zullen zij hun acties
naar een conceptueel raamwerk voor een sociaal verslag
vaak coördineren door middel
gefinancierd, resulterend in de publicaties over Richtlijn 400
gemaakt worden
van hun belangenorganisaties.
(Raad voor de Jaarverslaggeving, 2003).
Het tweede type actor is infor­
Beide strategieën ineffectief
mationele intermediaire orga­
Ondanks al deze maatregelen blijft de transparantie van MVO beneden peil.
nisaties, zogenaamde infomediares. Gedurende de
De publieke beschikbaarheid van MVO-informatie is mondjesmaat (Graafland
laatste decennia zijn diverse van deze organisaties
en Eijffinger, 2004). De transparantiebenchmark van het Ministerie van
ontstaan. Tot nu toe is dat een puur door de markt
Economische Zaken laat zien dat slechts vijf procent van de grote ondernemin­
gedreven fenomeen. Consultancy bedrijven, zowel
gen aan alle kwaliteitscriteria van transparantie voldoen. Ngo’s hebben maar een
grote als kleine, ontdekten het MVO-gebied en
beperkte toegang en capaciteit om het handelen van ondernemingen te monito­
spelen vaak een dubbele rol: zij helpen bedrijven om
ren. Informatie is vaak incompleet en niet erg relevant voor verschillende typen
hun MVO-beleid op te zetten, terwijl zij tegelijk au­
stakeholders. Teveel bedrijven bieden te weinig en te gefragmenteerde informatie
dits uitvoeren. Ethische screeningorganisaties zoals
over de keten van hun producten en over de arbeidsomstandigheden waaron­
EIRIS (Londen) of VIGEO (Parijs) verzamelen allerlei
der deze gemaakt worden. Voorts zijn de gegevens in de sociale verslagen vaak
vormen van MVO-informatie van bedrijven, constru­
moeilijk vergelijkbaar over de tijd en tussen bedrijven onderling. Of het bedrijf
eren MVO-profielen en verkopen deze informatie aan
wie daarin geïnteresseerd is. Veel van deze screening haar prestaties verbeterd heeft, is daarom niet na te gaan, zo constateert ook het
recente rapport van Ernst & Young. Alhoewel bedrijven de richtlijnen van het GRI
organisaties zijn ontstaan uit ngo-initiatieven en
veelal zeggen te ondersteunen, doen zich in de praktijk grote verschillen voor in
waren aanvankelijk klein, maar zijn inmiddels ge­
de toepassing daarvan. De conclusie is daarom dat de strategie van zelfregule­
professionaliseerd zowel organisatorisch als metho­
ring en facilitering onvoldoende vrucht afwerpt.
dologisch, met eigen professionele standaarden ten
Ngo’s pleiten daarom voor een command and control beleid. Wettelijk verplichte
aanzien van de kwaliteit en methode van onderzoek
rapportering zal tot meer sociale verslagen leiden en tot meer objectieve informa­
(Zie CSRR-QS European voluntary guidelines for SRI
tie. Het creëert een level playing field tussen bedrijven die wel transparant zijn
research). Hun rol beperkt zich niet tot het verza­
en bedrijven die dat niet zijn. In verschillende Europese landen tekent zich een
melen en controleren van MVO-informatie, maar ook
trend af dat overheden een beleid van zelfregulering verlaten en experimenteren
in de communicatie daarvan aan het publiek. Op
met verplichte vormen van rapportering, zoals Denemarken, Zweden, Noorwegen,
webgebaseerde spelers zoals het Kauri-netwerk in
het VK en Frankrijk (KPMG, 2005). Ook in Nederland bestaat al een wette­
België en nieuwe bladen zoals P3 in Nederland of
lijke verplichting voor grote bedrijven om in hun jaarverslag te rapporteren over
Alter Business in België populariseren recente MVOarbeid en milieu. Deze verplichting vloeit voort uit Europese wetgeving (richtlijn
ontwikkelingen. De directe invloed van deze infome­
2003/51/EG). Echter, de wet biedt geen concrete richtlijnen ten aanzien van
diares is evenwel beperkt. Overheden hebben tot nu
welk type informatie vereist is. Bedrijven houden daarom een grote mate van vrij­
weinig gedaan om hun ontwikkeling te steunen.
heid in het toepassen van deze wet.
De derde actor is de overheid. De overheid heeft
Aan het uitbreiden van de wettelijke verplichting kleven evenwel verschillende
twee beleidsopties om transparantie in MVO te
nadelen. Allereerst, alhoewel de informatietechnologie de verzameling en bewer­
bevorderen: de command and control benadering en
king van informatie veel goedkoper heeft gemaakt, zijn er aan het verzamelen
stimulering van zelfregulering (Kolk et al., 2001). Bij
van informatie op het gebied van MVO nog steeds belangrijke kosten verbonden,
de command and control benadering dwingt de over­
zeker als deze informatie ook betrekking dient te hebben op alle leveringen die
heid bedrijven informatie over de sociale en ecolo­
voorafgaan aan het eindproduct. Een tweede probleem is de begrensde rationa­
gische effecten van haar onderneming te publiceren
liteit van de stakeholders. De kennis van het complete productieproces is vaak
in het jaarverslag. Een dergelijk beleid bestaat uit
drie elementen. Allereerst is een set van regels nodig beperkt. De informatie kan daarom ook makkelijk misbruikt of verkeerd geïnter­
preteerd worden. Een derde probleem is dat het vaak moeilijk is om de juiste
die aangeeft welke MVO-informatie bedrijven die­
mate van detail voor te schrijven. Teveel detail maakt de informatie complex en
nen te publiceren. Vervolgens dienen er procedures
ontoegankelijk, maar te weinig detail bergt het gevaar dat de informatie inhouds­
te zijn die de controle op deze informatie mogelijk
loos wordt. Een voorbeeld hiervan is de financiële bijsluiter voor bankproducten
maakt en sancties stelt op nalatigheid. Tenslotte
die de Autoriteit Financiële Markten verplichtte bij de verstrekking van complexe
dient de informatie verspreiding te vinden onder
financiële producten als hypotheken, koopsompolissen en beleggingsfondsen. De
de relevante stakeholders. De tweede strategie die
bijsluiter beoogde het inzicht in en de vergelijkbaarheid van deze producten te
de overheid kan volgen gaat uit van zelfregulering,
verbeteren om de financiële consument te beschermen. Uit een evaluatie bleek
waarbij de overheid diverse additionele middelen
inzet om de transparantie in MVO te faciliteren. Deze echter dat de bijsluiter onduidelijk en te complex is en nauwelijks wordt gelezen.
Slechts zeven procent van de consumenten van een complex financieel product
strategie is in Nederland prominent (Ministerie van

ESB

16 november 2007

693

heeft meerdere bijsluiters met elkaar vergeleken en heeft enigszins
baat daarvan gehad (NRC, 2 juli 2004). Tot slot zullen er ook veel
kosten zijn aan het controleren van de informatiestroom. In dit
verband is het veelzeggend dat in 2005 slechts vijftien procent
van de bedrijven die wettelijk verplicht zijn te rapporteren over
duurzaamheid daadwerkelijk indicatoren van hun duurzaamheid­
prestaties in hun jaarverslag presenteren (Bartels, 2006). Al met
al bestaat er gerede twijfel of een strikt command and control
beleid wel tot het gewenste niveau van transparantie leidt.

Versterking van de rol van intermediaire organisaties
Als aan zowel zelfregulering als command and control belangrijke
nadelen verbonden zijn, hoe kan de overheid dan ervoor zorgen dat de transpa­
rantie in MVO verbetert? De sleutel ligt bij een versterking van de positie van de
intermediaire organisaties. In dit verband is een vergelijking met de rapportering
van financiële informatie nuttig. Historische studies (Barton en Waymire, 2004;
Van Overfelt, 2007) laten zien dat rapportering van financiële informatie in
eerste instantie op een vrijwillige wijze tot stand kwam, maar gekenmerkt werd
door grote afwisseling in de mate van rapportering en de betrouwbaarheid van in­
formatie. Het duurde meerdere decennia vooraleer een min of meer betrouwbaar
systeem van financiële rapportering tot stand kwam. Tegenwoordig is de finan­
ciële informatievoorziening een in grote mate zelfsturend subsysteem dat geken­
merkt wordt door een mix van zelfregulering en klassieke command and control,
waarbij de rechtstreekse ingreep van de overheid gradueel toegenomen is,
meestal als antwoord op een serie schandalen zoals recent nog gebeurde met de
Sarbanes-Oxley wetgeving. Financiële informatie wordt aangeleverd door bedrij­
ven, maar gecontroleerd door onafhankelijke professionele organisaties. Rating
organisaties zoals Moody’s of Standard & Poor’s vertalen de financiële informatie
in duidelijke indicatoren voor gebruikers. Internationale accountantsorganisaties
zijn constant bezig om de bestaande accountingtechnieken te evalueren en te
verbeteren teneinde de kwaliteit en vergelijkbaarheid van de financiële informa­
tie te bevorderen. Deze professionele organisaties worden zelf weer gereguleerd
door een mix van zelfregulerende lichamen en stringente wettelijke regels. MVOrapportering staat in vergelijking met financiële rapportering duidelijk nog in de
kinderschoenen en is in die zin vergelijkbaar met de situatie in de jaren twintig
van de vorige eeuw. Met het ontstaan van intermediaire organisaties en de stan­
daardisering van financiële informatie werden belangrijke stappen vooruit gezet.
Tot nu toe is de positie van de intermediaire organisaties op het gebied van MVO
evenwel te zwak. Infomediares zoals Innovest Strategic Value Advisors bieden
hun klanten informatie over de milieu- en sociale prestaties van bedrijven, maar
figuur 1

Transparantiepolitiek van overheid: het speelveld

694

ESB

16 november 2007

deze informatie is niet publiek
beschikbaar. Een van de vereisten
is daarom bedrijven te verplichten
MVO-informatie te verstrekken
volgens de standaarden van deze on­
afhankelijke accountantorganisaties
en deze informatie publiek beschik­
baar te maken. Het versterken van
de rol van infomediares zal tot een
daling van de kosten van het aan­
bieden van MVO-informatie leiden.
Intermediares zijn in staat om de
ruwe data te verwerken tot hanteerbare indicatoren
naargelang de behoeften van verschillende stakehol­
ders. Lagere kosten zijn cruciaal voor het proces van
verdere professionalisering van MVO-transparantie
(Fung et al., 2004). Het vergroot het aantal bedrij­
ven dat een positief belang heeft bij transparantie­
systemen voor MVO. Een beperkt wettelijk kader
waarbij bedrijven verplicht worden informatie be­
schikbaar te stellen conform de standaarden van
intermediaire organisaties kan hierbij nuttig zijn.
Het kan een verdere standaardisering van de infor­
matiestroom mogelijk maken en draagt bij tot een
level playing field voor concurrentie op het gebied
van MVO die de ondernemingen met best practices
bevoordeelt. Als voldoende ondernemingen belang
krijgen bij transparantie, zal dit een push geven voor
verdere verbetering van de regelgeving. Wij verwach­
ten dat deze professionele standaarden, bedrijven
voldoende vrijheid zullen bieden in de wijze waarop
zij MVO rapporteren, maar dat de scope en nauw­
keurigheid van de standaarden geleidelijk zal ver­
beteren. In de VS duurde het immers vele jaren om
het huidige niveau van geavanceerde accountant­
standaarden te ontwikkelen na de introductie van de
wettelijke verplichting van verstrekking van financiële
informatie in 1934. Gedurende deze tijd was publi­
catie een wettelijke plicht, maar de precieze invulling
van deze plicht ontwikkelde zich geleidelijk naarge­
lang de behoeften en de mogelijkheden.
Intermediaire organisaties kunnen ook belangrijk
bijdragen aan de kwaliteit van de informatie. Door
de externe verificatie die infomediares bieden zal de
betrouwbaarheid van de informatie verbeteren. Zij
hebben er geen belang bij om negatieve informatie
achter te houden. Dit komt de volledigheid en onpar­
tijdigheid van de informatie ten goede. Ook zijn deze
organisaties in staat om aan te geven welke mate
van detail van informatie nodig is. Dit voorkomt dat
jaarverslagen een hoog PR-gehalte krijgen zonder
veel controleerbare details. De kennis van infome­
diares stelt hen ook in staat om geen onrealistische
en kostbare details te eisen of complexe informatie
die niet betrouwbaar is. Voorts zal standaardisatie de
vergelijkbaarheid van de MVO-informatie verbeteren.
Al deze verbeteringen dragen ertoe bij dat de baten
voor de vragers naar deze informatie hoger worden.
Naarmate gebruikers meer baat hebben van MVOinformatie, zal de kans dat deze informatie gebruikt
wordt in de dagelijkse besluitvorming toenemen.

Tot nu toe is de
positie van de
intermediaire
organisaties op het
gebied van MVO
evenwel te zwak

Conclusie
Momenteel steunt het MVO-transparantiebeleid van
de overheid voornamelijk op zelfregulering en facili­
tering. Dit biedt bedrijven te weinig prikkels om hun
MVO-prestaties naar buiten te brengen. Een strin­
gent command and control beleid zal echter hoge
kosten met zich brengen. Een verbetering van de
transparantie in MVO kan alleen worden bereikt door
een versterking van de rol van intermediaire organi­
saties, zoals ook heeft plaatsgevonden in de finan­
ciële informatiestroom. Dit verzekert een kostenef­
ficiënt proces van geleidelijke professionalisering van
de MVO-informatievoorziening, waarbij procedurele
kwaliteitseisen zoals compleetheid, vergelijkbaar­
heid, onafhankelijke verificatie en onpartijdigheid
steeds beter gerealiseerd zullen worden. Als het voor
steeds meer aanbieders en vragers interessant wordt
om deze kennis aan te bieden en te gebruiken, ligt
een opwaartse spiraal van verdere professionalise­
ring in het verschiet.

LITERATUUR
Bartels, W. (2006) Directieverslagen te mager, People Planet Profit, 5(1),
29.
Barton, J. en G. Waymire (2004) Investor protection under unregulated financial reporting, Journal of Accounting and Economics, 38,
65–116.
Berthelot, S., D. Cormier en M. Magnan (2003) Environmental disclosure research: review and synthesis. Journal of Accounting Literature,
22, 1–44.
Deegan, C. en M. Rankin (1996) Do Australian companies report
environmental news objectively? An analysis of environmental
disclosures by firms prosecuted successfully by the environmental
protection authority. Accounting, Auditing & Accountability Journal, 9(2),
50–67.
Ernst & Young (2007) De balans opgemaakt. Kwaliteitsvergelijking maat­
schappelijke jaarverslagen 2006, http://www.ey.nl/?pag=788&nieuws_
id=3113.
Fung, A., D. Weil, M. Graham en E. Fagotto (2004) The political economy
of transparency: What makes disclosure effective? Ash Institute for
Democratic Governance and Innovation, Working paper OP-03-04.
Graafland, J.J. en S. Eijffinger (2004) Corporate social responsibility of
Dutch companies: Benchmarking, transparency and robustness. De
Economist, 152(3), 403–426.
Graafland, J. en B. van de Ven (2006) Strategic and moral motivation
for corporate social responsibility, Journal of Corporate Citizenship,
22(juni), 111–123.
Gray, R. (2001) Thirty years of social accounting, reporting and auditing: What (if anything) have we learned?. Business Ethics: A European
Review, 10(1), 9–15.
Hess, D. (2007) Social reporting and new governance regulation: The
prospects of achieving corporate accountability through transparency. Business Ethics Quarterly, 17(3), 453–76.
Hess, D. en T. W. Dunfee (2007) The Kasky-Nike threat to corporate
social reporting: Implementing a standard of optimal truthful
disclosure as a solution, Business Ethics Quarterly, 17(1), 5–32.
Hooghiemstra, R. (2000) Corporate communication and impression
management: New perspectives why companies engage in social
reporting. Journal of Business Ethics, 27(1–2), 55–68.
Kaptein, M. (2003) De open onderneming: een bedrijfsethisch vraagstuk, In: M. Kaptein en Wempe, J. De Open Onderneming. Rotterdam:
Erasmus Universiteit Rotterdam.
Kolk, A., Tulder, R. van en I. Sloekers (2001) Werken gedragscodes
kinderarbeid?, ESB, 86(4295), 160–163.
KPMG (2005) KPMG International Survey of Corporate Responsibility
Reporting 2005. Amsterdam: KPMG.
KPMG (2006) Carrots and sticks for starters. Current trends and approaches
in voluntary and mandatory standards for sustainability reporting, www.
unep.fr/outreach/reporting/docs/Public-UNEP-KPMG-Report-FIN.pdf.
Jeurissen, R. (red.) (2000) Bedrijfsethiek. Een goede zaak. Assen: Van
Gorcum.
Ministerie van Economische Zaken (2004) Transparantie benchmark.
Den Haag: Ministerie van EZ.
Ministerie van Economische Zaken (2007) Terugblikken en vooruitzien.
Voortgangsonderzoek Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
(2001–2006). Den Haag: Ministerie van EZ.
Overfelt, W. Van, M. Deloof, en A. Vanstraelen (2007) The quality of
unregulated financial reporting: evidence from the early 20th century.
Ongepubliceerd manuscript.
Owen, D.L., T.A. Swift, C. Humphrey en M. Bowerman (2000) The new
social audits: Accountability, managerial capture or the agenda of
social champions? The European Accounting Review, 9(1), 81–98.
Raad voor de Jaarverslaggeving (2003) Annual Report Guideline 400.
Deventer: Kluwer.
Ruhnka, J.C. en H. Boerstler (1998) Governmental incentives for
corporate self-regulation. Journal of Business Ethics, 17(3), 309-26.
Tapscott, D en D. Ticoll (2003) The naked corporation: How the age of
transparency will revolutionize business. New York: Free Press.
Walden, W.D. en B.N. Schwarz (1997) Environmental disclosures and
public pressure policy. Journal of Accounting and Public Policy, 16(2),
125–54.
Wiseman, J. (1982) An evaluation of environmental disclosures made
in corporate annual reports. Accounting Organizations and Society, 7(1),
53–63.

ESB

16 november 2007

695

Auteurs