Ga direct naar de content

Armoede en ondergewaardeerde vormen van werk

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 8 1999

Armoede en ondergewaardeerde vormen van werk
Aute ur(s ):
Cantillon, B. (auteur)
Hoogleraar Sociaal Beleid en directeur Centrum voor Sociaal Beleid, Universiteit Antwerpen.
Ve rs che ne n in:
ESB, 84e jaargang, nr. 4222, pagina D19, 30 september 1999 (datum)
Rubrie k :
Dossier Oorzaken van armoede
Tre fw oord(e n):
technologie

Dit artikel is een reactie op:
L.L.G. Soete en B. ter Weel, Technologie vraagt om meer persoonlijke vaardigheden, ESB-Dossier, 30 september 1999, blz.
D15-D18.
De empirische resultaten van Soete en ter Weel suggereren dat de scholingspremie het hoogst is in de hoogwaardige technologische
sectoren. Hiermee leveren ze een element van verklaring voor de toenemende dualiteit in de beloning van hoger en lager opgeleiden.
De auteurs hebben echter last om de toenemende beloningsverschillen in verband te brengen met groeiende ongelijkheden en
armoede, die wij ook in België vaststellen 1. Immers – zo stellen zij hun besluit – de klasse ‘working poor’ blijft in Nederland (en
België) uitermate beperkt.
Het verband is dus veel complexer dan vaak aangenomen: naast economische veranderingen spelen ook beleidsfactoren (vooral m.b.t.
het niveau van minimumlonen en sociale uitkeringen) een rol. Ook sociologische elementen zijn essentieel om het verband tussen de
ontwaarding van laaggeschoolde arbeid en stijgende armoede te begrijpen.
In onze landen is armoede inderdaad niet zozeer gelieerd met individuele inkomenstekorten bij werkenden. In toenemende mate is
armoede geconcentreerd bij uitkeringstrekkers en laagverdieners wier inkomenstekort niet gecompenseerd wordt door het inkomen van
een eventuele partner, dus bij éénverdieners. De toegenomen financiële kwetsbaarheid van laaggeschoolden is niet alleen het gevolg
van de afname van de vraag naar en de prijs van laaggeschoolde arbeid maar ook van de moeizame toestroom van lager geschoolde
vrouwen op de arbeidsmarkt. De gevolgen van beide ontwikkelingen versterken mekaar op gezinsniveau. Hoger geschoolden genieten
doorgaans een hoge welvaart, niet alleen omdat ze zelf een sterke positie hebben op de arbeidsmarkt maar ook omdat ze doorgaans
samenwonen met een partner die ??k een sterke verdiencapaciteit heeft. Het omgekeerde geldt voor laaggeschoolden waar het
tweeverdienerschap veel minder voorkomt 2.
Zodra niet alleen economische veranderingen maar ook de overgang naar een tweekostwinnerssamenleving als oorzaak van de
dualisering tussen hoog- en laaggeschoolden in de beschouwing wordt betrokken, komt een veel ruimere waaier aan beleidsopties in het
vizier. De plaats en waardering van de vrouw en van de traditioneel aan haar toebedeelde zorgtaken wordt dan cruciaal. Door de
emancipatie van de vrouw heeft de zorgarbeid een prijs gekregen. Het is bovendien aannemelijk dat de technologische revolutie een
opwaarts effect heeft op de relatieve prijs van zorg- en dienstenarbeid. Tegenover de gestegen kosten staat echter dat deze arbeid
maatschappelijk ondergewaardeerd blijft. Daarom is het volume zorg-arbeid, dat vrijkwam door de toetreding van vrouwen op de
arbeidsmarkt, verdwenen in ofwel het zwart-grijze circuit, ofwel in het oneigenlijk gebruik van sociale uitkeringen, ofwel in de voor velen
te belastende ‘dubbele dagtaak’. Omdat zorgarbeid te weinig vermarkt en gesocialiseerd wordt is de arbeidsmarkt structureel
onvermogend om tegemoet te komen aan het noodzakelijk geworden tweede inkomen bij laagverdieners en uitkeringstrekkers.
Het huidige debat rond werk, werk en nog eens werk is dan niet meer alleen een debat over (het in wezen juist begrepen) scholing,
scholing en nog eens scholing. Het wordt dan ook een debat over waarden-hiërarchiëen, over de noodzakelijke reconstructie en
valorisatie van de zorgarbeid, niet alleen als noodzaak in een zorgzame tweekostwinnerssamenleving maar ook als kans om de
economische overbodigheid van sommigen om te buigen naar maatschappelijke waarde.

ESB-Dossier: Oorzaken van armoede
Ten geleide
A. Doelman-Pel, Armoede in het debat
Inleiding

R.H.J.M. Gradus en N.H.J.M. Huppertz, Het meten van armoede
J.L. de Kruijk, Hoe arm zijn de armen?
Handel
J.H. Garretsen en J. Peeters, Globalisering en armoede
R. Went, Globalisering doet meer dan je denkt
Technologie
L.L.G. Soete en B. ter Weel, Technologie vraagt om meer persoonlijke vaardigheden
B. Cantillon, Armoede en ondergewaardeerde vormen van werk
Beleid
B.M.S. van Praag, Ouderen en alleenstaanden: pas op voor de armoedeval!
W. Derksen, Mensen zijn arm omdat andere mensen dat vinden
Maatschappij
B. Goudzwaard, Armoede vanuit maatschappelijk perspectief
R. Janssen, De achterzijde van de verrijking
Epiloog
H.A. Keuzenkamp, Oorzaken van armoede

1 B. Cantillon, L. de Lathouwer, I. Marx, R. van Dam, K. van den Bosch, Sociale Indicatoren 1976-1997, Berichten/UFSIA, Centrum
voor Sociaal Beleid, Antwerpen, 1999.
2 B. Cantillon (red.), De welvaartsstaat in de kering, Pelckmans, Kapellen, 1999

Copyright © 1999 – 2003 Economisch Statistische Berichten (www.economie.nl)

Auteur