Gister is er dan overeenstemming bereikt over de pensioenen. Op een dissonant na zijn het eigenlijk best redelijke voorstellen, hoewel de plannen eigenlijk om de verkeerde, budgettaire redenen worden doorgevoerd.
Hoofdpunt is dat het maximale opbouwpercentage waarbij volledig gebruik gemaakt kan worden van het gunstige fiscale regime voor de pensioenopbouw wordt verlaagd van maximaal 2,25% naar 1,875% in 2015.
© 2013 Het Financieele Dagblad
—
2,25% naar 1,875% in 2015
Storend in de maatschappelijke discussie is dat sociale partners doen alsof veel minder pensioen kan worden opgebouwd. Dat is in beginsel niet waar. De overheid vermindert alleen de subsidies op de pensioenopbouw. Uiteraard leidt dat mogelijk tot een lager pensioen. Maar als pensioenen lager worden dan gewenst, dan kunnen sociale partners altijd afspreken meer pensioen op te bouwen voor werknemers. Dat zal alleen niet langer met overheidssubsidie gebeuren voor de pensioenopbouw die boven het maximale opbouwpercentage van 1,875% uitgaat. Overigens berichtte De Volkskrant vandaag dat 86% van de werknemers in 2015 een opbouwpercentage heeft dat lager ligt dan 2% per jaar. Het is dus maar de vraag hoeveel mensen echt worden geraakt door de maatregel.
Het draait dus allemaal om de subsidie op de pensioenbesparingen. Hoe ontstaat die overheidssubsidie? De pensioenpremies zijn meestal aftrekbaar tegen hogere tarieven dan waartegen de latere pensioenen worden belast. Ouderen betalen in de eerste twee belastingschijven geen AOW-premies meer. Dat scheelt 18 procentpunten in de tarieven. Door dit verschil in belastingtarieven bij aftrek en uitkering ontstaat een aanzienlijk fiscaal voordeel. Een tweede fiscaal voordeel ontstaat omdat de aangroei van pensioenvermogen niet wordt belast, terwijl spaargeld wel wordt belast in Box-3.
Het CPB heeft wel eens berekend dat het fiscale voordeel voor een gemiddelde werknemer van beide fiscale voordelen ongeveer even groot is. De subsidie op iedere gespaarde pensioeneuro – ten opzichte van een zelf gespaarde euro in Box-3 – bedraagt zo’n 30-50 cent, afhankelijk van de inlegtijd. Die pensioensubsidies kosten de schatkist nu zo’n 2% van het nationale inkomen aan gederfde belastinginkomsten. Dat is een gigantisch bedrag.
Door lagere opbouwpercentages kunnen mensen minder pensioen opbouwen onder het fiscaal gunstige regime, waardoor de overheid bespaart op de belastingsubsidies voor de pensioenen. Daarvoor is veel te zeggen. Mensen worden dan aangezet wat later met pensioen te gaan en meer te investeren in hun menselijk kapitaal. Op dit moment hebben mensen zeer veel geld en tijd in de pensioneringsfase van hun leven. Beter is om een deel van dat geld eerder in te zetten voor investeringen in menselijk kapitaal (van jonge kinderen of hoger onderwijs) of om het spitsuur te ontlasten (kinderopvang).
Ook kunnen de belastingtarieven structureel lager worden waardoor het arbeidsaanbod minder wordt verstoord. (De overheid gebruikt het geld nu voor tekortreductie. Dat is hetzelfde als lagere toekomstige belastingen, want staatsschuld is uitgestelde belastingheffing.)
Als de overheid vindt dat mensen een bepaald pensioen moeten opbouwen uit paternalistische overwegingen dan is dat natuurlijk goed te verdedigen. Onduidelijk is waarom dit dan gesubsidieerd moet worden. Het is dus, kortom, prima dat de opbouwpercentages wat worden verlaagd.
Ook gaat de regering onderzoeken om pensioenpremies in te zetten voor de aflossing van hypotheekschulden. Dat is een goed plan en zou vele vliegen in een klap slaan. De balans van Nederland wordt korter met minder hypotheekschulden en lagere pensioenvermogens. Daardoor wordt Nederland financieel minder kwetsbaar, minder een boom-and-bust economie. En het zou helpen om de woningmarkt uit het slop te halen en de economie te stimuleren. Ook zien mensen dan meer dat zowel huizen als pensioenen onderdeel zijn van de financiële planning over het leven. Die twee moeten in verband met elkaar worden gezien.
Wel een dissonant is dat de hoogste inkomens feitelijk volledig de dans kunnen ontspringen bij de aftopping van de pensioenpremies boven een inkomen van 100.000 euro. Deze groepen krijgen nu een belastingvrijstelling in Box-3 als ze sparen voor hun pensioen. De aftopping van de pensioenpremies boven een inkomen van een ton is daarmee een wassen neus geworden.
De hoogste inkomens profiteerden namelijk nauwelijks van het fiscale voordeel door het verschil in belastingtarieven waartegen premies worden afgetrokken en uitkeringen worden belast; voor inkomens boven 100.000 euro zal dat vrijwel altijd 52% zijn, zowel voor als na pensionering. Het enige fiscale voordeel dat ze hadden was de vrijstelling van Box-3. En die blijft dus gehandhaafd. Het rijkste smaldeel van de bevolking heeft er via een omweg voor gezorgd dat ze nauwelijks kan worden geraakt door de aftopping van de pensioenpremies. Die aftopping is daarmee een inhoudsloze symboolmaatregel geworden.
Conclusie: lagere subsidies voor pensioenen via lagere opbouwpercentages zijn op zich goed te verdedigen. Ook dat pensioenen kunnen worden ingezet om hypotheken af te lossen. Maar de maatregel om pensioenopbouw voor inkomens boven 100.000 euro vrij te stellen in Box-3 is onzinnig. Top de pensioenopbouw dan maar niet af.
Auteur
Categorieën