Ga direct naar de content

Energietransitie kan goedkoper

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: december 19 2021

Het lijkt erop dat we begin 2022 weer een missionair kabinet hebben. Voor de energietransitie werd dat hoog tijd. De opwarming van de aarde wacht niet (IPCC, 2021), terwijl de Nederlandse doelstellingen uit het zicht raken (Raad van State, 2021) en de huidige Europese ambities een aanscherping ­vereisen (Brink et al., 2021). Een impuls is dus nodig.

De nieuwe coalitie lijkt die impuls te gaan geven (Coalitieakkoord, 2021). Zo is er afgesproken om het Nederlandse klimaatdoel voor 2030 te verhogen, komt er een minister voor Klimaat en Energie, en wordt er tot 2030 via een Klimaat- en transitiefonds 35 miljard euro beschikbaar gesteld.

Voldoende geld

Met die 35 miljard komt er dus veel extra geld beschikbaar voor de transitie. Bovendien draagt het Europese beleid bij. Zo berekenen Kurt Kreulen, Harry van Til, Dian Phylipsen, Monique Voogt en Wimar Bolhuis in deze ESB dat Nederland mede dankzij de Green Deal flink hogere opbrengsten mag verwachten van de emissie­handel. Verder doet de Europese Centrale Bank een duit in het zakje door het monetaire beleid te vergroenen (zie de bijdrage van Dirk Broeders, Jan Willem van den End en René Rollingswier). Geld genoeg, lijkt het.

Maar geld alleen is niet voldoende. Dat blijkt maar weer uit de bijdrage van Daan Hulshof en Machiel Mulder aan dit nummer. Ze berekenen dat de subsidieregeling voor hernieuwbare energie (SDE++) – een van de kerninstrumenten in het huidige transitiebeleid – veel te genereus is. Voor wind-op-land-projecten, waarvoor er in 2019 en 2020 een subsidieaanvraag werd gedaan, schatten zij dat de overheid circa een half miljard euro aan overwinsten heeft gefinancierd. Daarmee zou een groot deel van het uitgegeven subsidiebedrag verspild geld zijn.

Beprijzing nog te beperkt

Dat verspilde geld valt goed te praten. Aan het voortbestaan van de mensheid geef je immers liever wat te veel geld uit dan wat te weinig. Maar het wringt wel dat er tegelijkertijd nog het nodige schort aan het instrument waarmee de transitie tegen de laagst mogelijke maatschappelijke kosten kan worden behaald: een uniforme beprijzing van de CO₂-uitstoot (Vrijburg et al., 2018).

Corjan Brink en Herman Vollebergh laten in dit nummer zien dat de beprijzing van de CO₂-uitstoot ondanks de recente aanscherpingen nog verre van optimaal is: kleingebruikers (veelal huishoudens) betalen voor hun elektriciteit en brandstof een prijs die ver uitgaat boven de aangerichte milieuschade, terwijl een fors deel van de uitstoot van de grootverbruikers in de landbouw en industrie buiten schot blijft.

Die ongelijkmatige beprijzing betekent dat grootverbruikers maar weinig prikkels ervaren om de uitstoot te beperken, terwijl kleingebruikers hoge kosten maken. Dat is onrechtvaardig, ondoelmatig, en beperkt de effectiviteit van het beleid.

Bovendien kunnen de hoge kosten voor kleinverbruikers het draagvlak voor de transitie aantasten. De recente sterke stijging van de energieprijzen waardoor er tienduizenden huishoudens klem zouden zitten (Mulder et al., 2021), zijn wat dat betreft een nuttig waarschuwingssignaal.

De huidige hoge energieprijzen komen overigens maar beperkt voort uit de energietransitie en hebben vooral te maken met de werking van de internationale gasmarkt, zo legt Machiel Mulder uit in deze ESB. Een eventuele sterke stijging van de emissieprijs in het Europese emissiehandelssysteem zou echter wel een vergelijkbaar prijsopdrijvend effect voor de consument kunnen hebben.

Om onverwacht hoge uitstootprijzen te voorkomen, pleit Roweno Heijmans in dit nummer voor de invoering in het Europese emissiehandelssysteem van een prijsband die prijsstijgingen beperkt. De minimumprijs van zo’n band zorgt er bovendien voor dat ook bij een onverwachte prijsdaling de voor de transitie benodigde investeringen op gang blijven. De onderkant van die prijsband kent Nederland overigens al op nationaal niveau, met dank aan de CO₂-heffing die dit jaar is ingevoerd.

Aan de ongelijke beprijzing van de CO₂-uitstoot die Brink en Vollebergh constateren, wordt er echter te weinig gedaan. In het coalitieakkoord staat het voornemen om de CO₂-heffing te verhogen en deze door de tijd heen te laten oplopen. Ook wordt de vliegticket­belasting verhoogd, en begint men aan voorbereidingen om vanaf 2030 rekeningrijden in te voeren. Maar met deze ingrepen lijkt de ongelijkmatige beprijzing allesbehalve opgelost.

Meer coördinatie

Naast subsidies en beprijzing kan tot slot meer beleidscoördinatie helpen om de energietransitie te bespoedigen. Op dat vlak geeft dit themanummer een aantal handvaten voor beleid.

Zo wijzen Ton van der Wijst en Alexander van der Vooren op het gevaar van een eenzijdige focus op het beperken van de CO₂-emissies, in het licht van de bredere ‘groene’ transitie die nodig is. Naast de opwarming van de aarde zijn ook het verlies aan biodiversiteit, milieuschade (onder andere door stikstof) en de uitputting van grondstoffen een bron van zorg. Een eenzijdige focus op de energietransitie kan ten koste gaan van de biodiversiteit en de transitie richting een circulaire economie, wat de energietransitie op termijn kan remmen doordat de andere groene problemen de kosten ervan verhogen. Ze pleiten daarom voor een integrale benadering van de ‘groene’ transitie.

Robert Hensgens, Paul Nillesen en Rob Wessels vrezen dat netbeheerders onvoldoende middelen hebben om de voor de energietransitie benodigde aanpassingen aan het elektriciteitsnet te doen. Zij pleiten daarom voor een aanpassing van de inkomstenregulering door de Autoriteit Consument & Markt.

En met enige coördinatie kunnen er synergievoordelen behaald worden in het beleid om de industrie te verduurzamen, zo tonen Gert Buiten, Cees Diks, Albert Faber, Eelke Heemskerk, Carolina Mattsson, Frank Takes en Peter Sloot aan in hun artikel.

Eén coördinatiewens in dit themanummer lijkt, tot slot, alvast te zijn gehoord door de coalitie: in het coalitieakkoord staat ook het voornemen om een onafhankelijke wetenschappelijke adviesraad voor het klimaatbeleid in te stellen, à la het ‘OMT voor het klimaat’ dat Frans Rooijers in zijn column voorstelt.

Literatuur

Brink, C., J. Noteboom en H. Vollebergh (2021) Europese Green Deal dwingt tot aanscherping Nederlands klimaatbeleid. ESB, 106(4800), 360–363.

Coalitieakkoord (2021) Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst – Coalitieakkoord 2021–2025: VVD, D66, CDA en ChristenUnie. Te vinden op www.kabinetsformatie2021.nl.

IPCC (2021) Climate change 2021: the physical science basis. Working Group I contribution to the Sixth Assessment Report of the Intergovernmental Panel on Climate Change, 6 augustus.

Mulder, P., F. Dalla Longa en K. Straver (2021) Hogere gasprijzen leiden tot energiearmoede bij duizenden extra huishoudens. Blog op esb.nu, 14 oktober.

Raad van State (2021) Klimaatdoelen uit zicht, er zijn nú extra maatregelen nodig. Publicatie 28 oktober. Te vinden op www.raadvanstate.nl.

Vrijburg, H., C. Brink en J. Dijk (2018) Instrumentkeuze voor efficiënt en effectief klimaatbeleid. In: D. van Soest, S. Smulders en R. Gerlagh (red.), Klimaatbeleid: kosten, kansen en keuzes: Preadviezen 2018. Amsterdam: KVS, p. 79–90.

Auteur

Categorieën