Ga direct naar de content

Effectiviteit van anti-witwasbeleid in Nederland

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: september 19 2008

School of Economics.

ESB

a

a

rik

ik
er

m
-A

Af

a

pa
ro
al
ra

m
-A

Eu

ik

a

ë

er
m

id

-A

er

nt

Nederland was het eerste land dat de omvang
van witwassen heeft laten schatten. Unger

ik

ë

zi

zi

la
ra
st

Omvang van witwassen

Ce

de Utrecht University

Zu

en 3 november 2007 op

25

0

Au

Money Laundering, 2

30

31

4

rd

het congres Tackling

22

oo

en de deelnemers aan

329

500

N

Frans van Waarden

ë

Richard van de Beek,

1006

1000

id

Utrecht. Met dank aan

1403
1500

-A

aan de Universiteit

st

van de publieke sector

Witwassen per regio
(x miljard dollars).

Zu

Hoogleraar economie

Figuur 1

Oo

Brigitte Unger

-A

W

itwassen is het verbergen van
de herkomst van illegaal verkregen opbrengsten of vermogen
­
met als doel deze legaal te
laten lijken. Witwassen kan op verschillende
manieren plaatsvinden, onder andere via het
legale financiële stelsel. Zo kan illegaal verkregen vermogen via financiële instellingen,
zoals banken, of via financiële dienstverleners, zoals advocaten en notarissen, in het
legale circuit worden gebracht. Succesvol
witwassen maakt dat misdaad loont, en geeft
crimi­ elen een prikkel om meer misdaden te
n
plegen. Anti-witwasbeleid is erop gericht om
ervoor te zorgen dat misdaad niet loont, door
te verhinderen dat de overtreder de vruchten
kan plukken van de begane misdaad. Antiwitwasbeleid is hierdoor niet alleen een instrument om de criminele activiteit witwassen aan
de kaak te stellen, het is tevens een onmisbaar
middel om op winst gerichte misdaad aan te
pakken. Wanneer men in staat is het winstoogmerk uit verrijkende criminaliteit te halen, is
dit een positieve manier om criminaliteit in zijn
geheel aan te pakken.

et al. (2006) hebben een studie gedaan naar
de omvang en de effecten van witwassen in
opdracht van het Nederlandse Ministerie van
Financiën. Hiervóór was er slechts de pioniersstudie van John Walker (1995), waarin hij de
omvang van het witwassen voor alle landen
wereldwijd op 2,8 miljard dollar heeft geschat.
In de Verenigde Staten wordt het meeste witgewassen met 1,4 miljard dollar, gevolgd door
Europa met een miljard (figuur 1).
Unger et al. (2006) borduren voort op deze
studie. In beide studies is voor het eerst
gebruikgemaakt van de opbrengsten van crimi­
naliteit, en niet van de witwasgegevens uit
politiedossiers om de hoeveelheid witgewassen
geld te schatten. De door criminologen zo veel
gebruikte politiedossiers als basis voor hun
schattingen hebben verschillende nadelen,
waardoor een verkeerd beeld van de omvang
van witwassen kan ontstaan. De politie registreert natuurlijk slechts een heel klein deel
van deze grotendeels onzichtbare criminaliteit. Er zijn immers geen directe slachtoffers,
zoals bij moord of diefstal wel het geval is.
Verder zijn de cijfers uit de politiedossiers ook
afhankelijk van de prioriteit die de politie aan

zi

Witwassen is een gevaar voor de Nederlandse
econo­­
mie en samenleving. Het Nederlandse stelsel
dat in het melden van ongebruikelijke, in plaats van
verdachte, transacties voorziet, betekent hoge kosten
voor de private sector, terwijl het aantal veroordeelde
witwassers gering is. Vergeleken met andere Euro­
pese landen heeft Nederland een pionierspositie
met betrekking tot witwasbestrijding ingenomen,
maar voor een economische beleidsevaluatie
ontbreken vooralsnog voldoende data.

beleid

Effectiviteit van antiwitwas­
beleid in Nederland

Bron: Walker (1995)

93(4543S) 19 september 2008

45

de bestrijding van deze criminaliteit geeft. Als witwasserij een groter
politiek probleem wordt, gaat de politie hier een hogere prioriteit in
haar opsporingsactiviteiten aan geven en komen er meer politiedossiers. Wanneer nu het aantal gerapporteerde witwasgevallen als basis
voor de statistiek wordt gebruikt, lijkt het of het probleem toeneemt,
terwijl dat louter een resultaat van de opsporingsprioriteit is. Daarom
lijkt het een betere strategie om de omvang van witwassen te schatten
op basis van de opbrengsten van criminaliteit (bijvoorbeeld drugsproductie maal de gemiddelde verkoopprijs van drugs) waar meer gegevens over zijn. Unger et al. (2006) schatten dat er in Nederland 18,5
miljard euro, rond vijf procent van het bruto binnenlands product, witgewassen wordt. Het meeste geld komt van buitenlandse criminaliteit,
vooral uit Amerika, Duitsland, Rusland, Italië, het Verenigd Koninkrijk
en Frankrijk, en stroomt via Nederland naar Suriname, de Nederlandse
Antillen, Turkije, Colombia en Spanje. Uit dit onderzoek is ook gebleken
dat, naar volume gemeten, sectoren als die van de trustkantoren en het
vastgoed, als witwas-verdachte aangemerkt kunnen worden.

Problemen van witwassen
In het rapport van Unger et al. (2006) worden 25 potentiële ­ ffecten
e
van witwassen genoemd. Op korte termijn kan witwassen een ­ ositief
p
effect hebben: zolang de criminaliteit buiten Nederland blijft en er
alleen maar jaarlijks 18,5 miljard euro extra geld binnenstroomt om
witgewassen te worden, betekent dit meer liquiditeit en vraag in Neder­
land. Dit heeft een positief effect op de Nederlandse economische
groei.
Maar op lange termijn kan de strategie ‘laat het geld maar naar binnen,
maar de criminaliteit buiten’ gevaarlijk zijn, omdat criminelen vaak
het geld volgen en zich vestigen in het land waar witgewassen wordt
(Masciandaro, 1999). Dit heeft een stijging van de criminaliteit als
gevolg, wat weer een negatief effect op de groei heeft, omdat de
samenleving en het bedrijfsleven eronder lijden.
Voorbeelden van deze negatieve effecten zijn criminelen die hun eigen
transportbedrijf opzetten om makkelijker drugs te kunnen transporteren, of tien keer meer voor een pand bieden dan een niet-criminele
bieder, om het voor drugshandel of mensensmokkel te kunnen gebruiken. Criminelen die eigenlijk geen winst nodig hebben uit hun bedrijf,
kunnen door oneerlijke concurrentie eerlijke aanbieders verdrijven.
Andere gevaren van witwassen zijn vooral reputatieschade voor het
financiële stelsel en het corrumperen van bepaalde beroepsgroepen die
bij het witwassen meehelpen, zoals advocaten, makelaars en notarissen.
In het geval van terrorismefinanciering kunnen criminelen de legale economie gebruiken voor illegale doeleinden. Zowel voor witwassen als voor
terrorismefinanciering geldt dat het een risico vormt voor de integriteit
van het financiële stelsel en voor het vertrouwen dat de maatschappij in
de werking van financiële markten heeft. Witwassen kan negatieve sociaal-economische gevolgen hebben, zoals meer corruptie en onderling
wantrouwen in transacties. Bovendien vormen georganiseerde criminaliteit, waar witwassen onlosmakelijk mee verbonden is, en terrorisme een
directe bedreiging voor de openbare orde en veiligheid.

46

ESB

93(4543S) 19 september 2008

Figuur 2

Criminele geldstromen naar en uit
Nederland (euro’ s).
van Nederlandse
criminaliteit

14,5 miljard
VS,
Rusland,Italië
Duitsland,
VK,
Frankrijk..

+ 4 miljard
Nederland
=18,5 miljard

+ door
stroom

Suriname,
Colombia
Antillen,
Spanje
Turkije

Bron: Unger et al. (2006)

De grotere kans op pervertering van bepaalde
beroepen zoals makelaars, accountants en
notarissen, zonder wier ondersteuning witwasconstructies niet mogelijk zijn, op corruptie
en toename van criminaliteit, en op het gevaar
dat criminelen het politieke en democratische
stelsel ondermijnen, zijn redenen om witwassen onder controle te houden. Op lange
termijn is witwassen een tikkende tijdbom voor
de Nederlandse samenleving, economie en
politiek.

Wat wordt er aan het
probleem gedaan
De geschiedenis van de anti-witwaswetgeving
vindt zijn oorsprong in het illegaal verklaren
van opbrengsten van drugsgerelateerde misdrijven, zoals beschreven in het VN-verdrag
tegen sluikhandel in verdovende middelen
en psychotrope stoffen (Wenen 1988). Dit
hield in dat aanvankelijk de enige overtreders
die vervolgd konden worden voor witwassen,
d
­ iegenen waren die de opbrengst van het
p
­ roduceren en verkopen van drugs probeerden
wit te wassen.
Veel landen hebben echter de ­ anbevelingen
a
van de Financiële Actiegroep (FAG) en de
bepalingen uit het Straatsburgse Verdrag
inzake het witwassen, opsporen, inbeslag­
nemen en confisceren van de opbrengsten
van misdrijven (1990) overgenomen, en ook
het witwassen van opbrengsten, verkregen uit
misdrijven anders dan drugsdelicten, strafbaar gesteld. Deze maatregel heeft een grote
impact gehad, met als resultaat dat misdrijven, zoals fraude, corruptie, wapen- en mensensmokkel alle onder de anti-witwaswetgeving zijn komen te vallen (Busuioc, 2007).
In Nederland is witwassen pas eind 2001 als
delict in het Wetboek van Strafrecht opge-

nomen. Het is dus een vrij nieuw onderwerp
in de Nederlandse wetgeving. De definitie
van witwassen in het Nederlands Wetboek
van Strafrecht refereert aan alle misdrijven
(dus niet overtredingen) als basisdelict voor
witwassen:
Schuldig aan witwassen is “hij die van een
voorwerp de werkelijke aard, de herkomst, de
vindplaats, de vervreemding of de verplaatsing
verbergt of verhult, dan wel verbergt of verhult
wie de rechthebbende op een voorwerp is of
het voorhanden heeft, terwijl hij weet/redelijkerwijs moet vermoeden dat het ­ oorwerp
v
(onmiddellijk of middellijk) afkomstig is uit
enig misdrijfâ€. (Voorwerpen zijn alle zaken
en vermogensrechten; Nederlands Wetboek
van Strafrecht, artikel 420bis, 420quater en
420ter, 18 oktober 2004).
Een vergelijking van definities in nationale wetgevingen en internationale standaarden levert
een rijk geschakeerd beeld op, zelfs binnen
Europa. In de verschillende nationale wetboeken van strafrecht lopen vooral de omschrijvingen van de onderliggende misdrijven (de
basisdelicten) uiteen. Zo worden in Nederland
alle misdrijven als basisdelict erkend voor witwassen. In Zwitserland en Oostenrijk kwalificeren enkel gedragingen waarvoor respectievelijk
minimaal een jaar en drie jaar gevangenisstraf
kan worden opgelegd als basisdelict. Andere
landen hanteren een lijst met gedragingen die
als basisdelict aangemerkt worden. Deze lijsten
verschillen onderling, inhoudelijk, maar ook
in omvang. Zo worden in de Verenigde Staten
ruim honderddertig strafbare gedragingen
gekwalificeerd als onderliggend misdrijf, terwijl
dit in Griekenland slechts bij zestien gedragingen het geval is. Een voorbeeld van een inhoudelijk verschil is het handelen in soft drugs,
iets dat in de Verenigde Staten als basisdelict
gekwalificeerd wordt, maar in Nederland niet
in aanmerking komt als onderliggend delict
voor witwassen. Ook belastingontduiking kan in
de Verenigde Staten als onderliggende misdaad
voldoen, terwijl dit in Nederland alleen mogelijk is wanneer de ontduiking aan fraude verbonden is. Zelf witwassen, dus als de crimineel
niet via iemand anders maar zelf zijn eigen
criminele opbrengsten witwast, is geen basis-

delict voor witwassen in Oostenrijk terwijl het dat in Nederland wel is
(Unger, 2008).
In Nederland is witwassen een misdrijf waarvoor gevangenisstraffen tot
een maximum van vier jaar bovenop de veroordeling van de onderliggende misdaad gegeven kunnen worden. Naast het bestraffen van witwassen geeft het Nederlandse Wetboek van Strafrecht en het Wetboek
van Strafvordering de mogelijkheid voor bevriezing en inbeslagname van
eigendommen verkregen door criminele activiteiten. Deze ontnemingswetgeving (artikel 36 van het Wetboek van Strafrecht) richt zich specifiek op het afnemen van crimineel vermogen. Hiervoor beschikbare
instrumenten zijn: het ontnemen van wederrechtelijk verkregen voordeel
en het verbeurd verklaren van in beslag genomen vermogen.

De inhoudelijke beleidsmaatregelen
Om de strijd tegen het witwassen aan te binden heeft de Financiële
Actiegroep ter bestrijding van het witwassen van geld (FAG), een intergouvernementeel orgaan opgericht in 1989 door de G-7-landen in
Parijs, veertig aanbevelingen ontwikkeld. Er waren toen 33 landen aangesloten, die aan deze vorm van witwasbestrijding meededen (later zijn
hier nog landen bijgekomen en zijn er negen aanbevelingen toegevoegd
om terrorismefinanciering te bestrijden). De aanbevelingen van de FAG
zijn door de EU omgezet in richtlijnen ter voorkoming van het misbruik
van financiële stelsels voor witwassen.
In mei 2008 heeft de Tweede Kamer ingestemd met de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). Hiermee
wordt de Europese derde witwasrichtlijn in de nationale wetgeving
verwerkt en worden de Wet identificatie bij dienstverlening (Wid) en de
Wet melding ongebruikelijke transacties (Wet Mot) samengevoegd. In
het kader van de derde richtlijn hebben de lidstaten hun stelsel van een
rule based (normgestuurde) naar een risk based (risicogestuurde) benadering veranderd. Onder het normgestuurde stelsel moesten meldingsplichtigen volgens een door de overheid bepaalde lijst van indicatoren
vaststellen of een persoon of transactie verdacht is. Onder het nieuwe
risicogestuurde stelsel moeten de meldingsplichtigen zelf bepalen hoe
zij dit risico herkennen, tevens moeten zij zelf een benadering ontwikkelen om verdachte transacties in te kunnen schatten. Dit impliceert
dat verdacht gedrag nu niet meer gedefinieerd wordt door nauwkeurige
regels (bijvoorbeeld contante transacties boven de 15.000 euro zijn
verdacht), maar dat verschillende betrokkenen, zoals banken, advocaten, makelaars, notarissen, accountants en belastingadviseurs hun
eigen interpretatie van verdacht gedrag mogen en moeten bepalen en
derhalve de facto voor zichzelf (en daarmee van elkaar verschillende)
regels opstellen (Costanzo, 2007).
Om ervoor te zorgen dat al deze betrokken partijen in staat zijn een
risicogestuurde benadering toe te passen, schrijft de nieuwe Wwft
onder andere voor dat bepaalde beroepsgroepen een opleiding moeten
volgen om enige kennis op te doen over de bestrijding van witwassen.
De nieuwe richtlijn en de omzetting in het Nederlands recht heeft dus
nogal wat kosten voor de private sector. Een belangrijk voordeel van de
wijzigingen is dat er speelruimte blijft om inschattingen van wat moge-

ESB

93(4543S) 19 september 2008

47

lijk witwassen zou kunnen zijn aan specifieke sectoromstandigheden
aan te passen.
In Nederland moeten bedrijven en instellingen niet alleen verdachte
transacties, maar ook transacties die op basis van subjectieve en
objectieve indicatoren uit de Wet Mot als ongebruikelijk aan te merken
zijn, melden bij de Financial Intelligence Unit (FIU-Nederland). Voor
de ­eorganisatie in 2008 was dit bij het Meldpunt Ongebruikelijke
r
Transacties (MOT). Met dit beleid stelt Nederland strengere eisen aan
de meldplicht dan alle andere Europese landen (Unger et al., 2008).
De minister van Financiën is verantwoordelijk voor het toezicht op
meldingsplichtige partijen en heeft hiertoe vier toezichthouders aangewezen: de Nederlandsche Bank voor banken, geldtransactiekantoren,
verzekeraars, casino’s en creditcardmaatschappijen; de Belastingdienst
voor handelaren in zaken van grote waarde en makelaars in onroerend
goed; het Bureau Financiële Toezicht (BFT) voor advocaten, notarissen,
accountants en belastingadviseurs; en de Autoriteit Financiële Markten
(AFM) voor beleggingsinstellingen en assurantietussenpersonen. Het
BFT valt primair onder de verantwoordelijkheid van de minister van
Justitie (Algemene Rekenkamer, 2008).
De FIU-Nederland beoordeelt de door de private partijen aangeleverde
informatie en geeft de transacties die als verdacht aangemerkt kunnen
worden door aan opsporingsdiensten. Als zij strafbare feiten constateren, leggen ze deze vast in een proces-verbaal. Het proces-verbaal gaat
naar het OM. Deze kan seponeren, een transactie aanbieden (verdere
vervolging stoppen als een geldsom betaald of een taakstraf uitgevoerd
wordt), of de zaak voor de rechter brengen. Als de rechter de ­ erdachte
v
Tabel 1

Totaal aantal ongebruikelijke en verdachte transacties in
Nederland in 2006.

Aanbieders money transfer
Traditionele melders (banken, geldwissel- en
geldtransactiekantoren, casino’s, creditcardmaatschappijen)
waarvan banken
Handelaren in zaken van grote waarde
(diamanten, schepen, auto’s, antiek)
Overheid (douane, belastingdienst, toezichthouders)
Vrijberoepsbeoefenaren
Accountants
Advocaten
Notarissen
Makelaars in onroerend goed
Belastingadviseurs
Bedrijfseconomisch adviseurs
Onafh. juridisch adviseurs
Trustmaatschappijen
Totaal

Ongebruikelijk
146.158
12.257

4.518

4.850
13.470

2.206
793

680

108

308
76
10
158
2
13
43
0
5
172.873

118
15
4
58
2
1
37
0
1
34.531

Bron: Jaaroverzicht FIU-Nederland 2007

48

ESB

Verdacht
28.994

93(4543S) 19 september 2008

schuldig acht, kan hij een gevangenisstraf, een
taakstraf of een geldboete opleggen (Algemene
Rekenkamer, 2008).

Effectiviteit van het beleid
De Algemene Rekenkamer heeft onlangs
het Nederlandse witwasbeleid bekritiseerd
vanwege de versnippering van het toezicht
en de inefficiënte uitvoering van het antiwitwasbeleid.
Maar wat weten we eigenlijk over de effectiviteit van het Nederlandse witwasbeleid? Voordat het rapport van de Algemene
Rekenkamer in mei 2008 uitkwam, was er in
principe alleen bekend hoeveel ongebruike­
lijke transacties er elk jaar gemeld worden
en hoeveel transacties de FIU-Nederland als
verdacht beschouwt. Het jaaroverzicht van de
FIU-Nederland geeft hier een gedetailleerd
beeld van. In 2006 waren er 172.873 ongebruikelijke transacties en 34.531 verdachte
transacties. Geldtransactiekantoren, zoals
Western Union en Moneygram, meldden de
meeste transacties (omdat zij ook alle contante transacties boven de tweeduizend euro
als ongebruikelijk moeten melden), gevolgd
door traditionele melders en handelaren in
zaken van grote waarde, waarbij autohande­
laren met 13.146 van de 13.470 meldingen
de lijst aanvoerden. De meeste meldingen
betreffen autoverkopen boven de 15.000 euro.
De opsporingsinstanties maakten in hun
opsporingsonderzoeken gebruik van slechts
zes procent van de 172.873 meldingen van
ongebruikelijke transacties. Niet meer dan
zo’n 11.000 meldingen werden dus verder
vervolgd. Meestal gebruikten de instanties
ook andere informatie in hun onderzoeken,
vooral voor complexere witwasconstructies
(Algemene Rekenkamer, 2008, pag. 16). De
opsporingsdiensten droegen in 2006 767
strafbare feiten met betrekking tot witwassen over aan het Openbaar Ministerie. Van
de 2.787 feiten die in de periode 2002 tot
augustus 2007 via de opsporingsinstanties bij
het OM binnen­ wamen, werd ruim zeventig
k
procent gedagvaard en strafrechte­ijk vervolgd.
l
Voor het totaal van de vervolgde witwasmisdrijven komt de kans op een sanctie uit op
een redelijke 62 procent en de strafkans op

Tabel 2

Administratieve lasten als gevolg
van de Wet Mot, 2002 (nulmeting)
en 2004 (miljoen euro)1.

Banken
Aanbieders money transfer
Overige melders
Totaal

2002
20,6
7,8
13,8
42,2

2004
26,4
7,8
17,7
51,9

De variabele lasten voor de banken bedragen 609 euro per
melding en dalen sinds de nieuwe WetMot is ingevoerd. De vaste
kosten zijn 6,2 miljoen euro.

1

Bron: Ministerie van Financiën (2005)

54 procent. In het geval dat een strafrechtelijk feit bij het OM of bij de rechter belandt, is
de kans op veroordeling groot. Van de feiten
resulteerden er 865 stuks in een gevangenisstraf (deels voorwaardelijk), 288 in een taakstraf en 68 in een geldboete (deels voorwaardelijk), variërend van honderdveertig tot één
miljoen euro (Algemene Rekenkamer, 2008,
pag. 79). Gemiddeld over de laatste vijf jaar
zijn in Nederland jaarlijks rond de honderdvijftig mensen veroordeeld tot een gevangenisstraf
vanwege criminele activiteiten met betrekking
tot witwassen. Hiermee komt de kans dat een
melding van een verdachte transactie tot een
gevangenisveroordeling leidt op 0,4 procent,
dus bijna nul. De kans dat deze veroordeling
op basis van een van de 172.873 ongebruikelijke transactie meldingen gebeurt, waarvan
er slechts 11.000 daadwerkelijk verder onderzocht worden, is nog kleiner. Hoe lang de
gemiddelde gevangenisstraf voor witwassen
is, lijkt zelfs de Algemene Rekenkamer niet
te hebben kunnen achterhalen. Dit zijn echter
niet de enige lage percentages. De kans dat
iemand gepakt wordt voor het niet nakomen
van de meldingsplicht is ook bijna nihil. In de
periode van 2002 tot augustus 2007 hebben
toezichthouders en opsporingsinstanties 371
overtredingen van de Wet Mot, Wid en de
Sanctiewet 1977 aan het OM doorgegeven,
wat neerkomt op gemiddeld 75 overtredingen
per jaar. Als iemand betrapt wordt voor het
niet melden, heeft hij echter wel een grote
kans (88 procent) om gestraft te worden
(Algemene Rekenkamer, 2008). Op het eerste
gezicht ziet zo’n resultaat er vernietigend uit
voor het Nederlandse witwasbeleid. Er zijn dan

ook goede aanbevelingen opgenomen in het Rapport van de Algemene
Rekenkamer uit 2008, over hoe de organisatie van toezicht en opsporing
verbeterd zou kunnen worden.

Directe en indirecte baten
De baten van het beleid kunnen allereerst het behalen van de directe
doelen zijn, zoals minder witwassen en minder criminaliteit. Wat dat
betreft: er is geen bewijs dat witwasbeleid effect heeft op witwassen of
criminaliteit. Baker (2005, 2007), Reuter en Truman (2004) en Walker
(2007) zijn allen van mening dat anti-witwasbeleid geen daling van
criminaliteit of witwasserij heeft opgeleverd. Ook de Verenigde Naties
blijven pessimistisch. Het UNODC (2006) heeft vastgesteld dat de
drugscriminaliteit wereldwijd stabiel is, dus niet daalt.
De directe baten zijn op het eerste gezicht niet duidelijk, er zijn echter
ook indirecte baten van beleid. Het eerste is preventie. Als er strenger
toezicht op witwassen wordt gehouden, gebruiken criminelen andere
wegen, kanalen en landen om geld wit te wassen, en in het gunstigste
geval neemt de witwasactiviteit af of in ieder geval minder toe. “Een
politieman moet gemiddeld acht jaar geduldig op straat staan voordat
er daar een criminele activiteit plaatsvindt, omdat zijn aanwezigheid
het criminele verdrag voorkomtâ€, aldus criminoloog Michael Levi in
een gesprek waarin hij naar het werk van Kevin Heal van Home Office
v
­ erwijst (Heal en Laycock, 1986). Indirecte baten zijn ook de reputatie
van beleid en financiële sector. Versterkt toezicht kan de stabiliteit en
de reputatie van de Nederlandse financiële sector vergroten, ook al is
het beleid louter symbolisch. Wat telt is de indruk die gemaakt wordt:
op andere landen, op gebruikers van de financiële sector, op criminelen. Nederland heeft met zijn voorlopersrol in anti-witwasbeleid een
behoorlijke internationale reputatie opgebouwd. Walker (2007) ziet in
het strenge toezicht op het financiële stelsel als gevolg van anti-witwasbeleid de grootste kracht van dit beleid.
Wanneer we bovenstaand in overweging nemen en nog eens naar de
succeswaarde van het opsporingsbeleid kijken, is die 0,4 procent misschien toch niet zo laag. Het blijft lastig dit, op het eerste oog teleurstellende resultaat, op zijn waarde te schatten. Want indirecte baten
zoals preventie of reputatie-effecten zijn nog veel moeilijker in te
schatten.

Het kostenplaatje
Dankzij de Rekenkamer weten we nu het een en ander over de effectiviteit en de baten van het anti-witwasbeleid. Om ook iets over de efficiency ervan te kunnen zeggen moeten we deze baten tegen de kosten
af kunnen wegen. Dat is echter niet mogelijk. Over de kosten van het
beleid tasten we nog grotendeels in het duister. Wat zijn de kosten van
wetshandhaving en het implementeren en uitvoeren van het beleid?
Hoeveel mensen besteden hoeveel procent van hun tijd aan het melden
en interpreteren van ongebruikelijke transacties of leveren anderszins
een bijdrage aan de bestrijding van witwaspraktijken? Hoeveel kost hun
opleiding? Personeelskosten, opleidingskosten en softwarekosten voor
witwasbestrijding zouden behoorlijk kunnen zijn. Alleen over de kosten

ESB

93(4543S) 19 september 2008

49

van banken weten we iets. Volgens hun berekeningen uit 2004 kost
een melding van één ongebruikelijke transactie een bank 609 euro aan
varia­ ele kosten en het geheel aan meldingen wordt geschat op ongeb
veer vijftig miljoen euro per jaar (tabel 2). Variabele kosten bestaan
vooral uit personeelskosten, vaste zijn bijvoorbeeld computersoftwarekosten. Tot op heden is er echter nog geen volledigere kosten-batenanalyse van het anti-witwasbeleid gemaakt.

Costanzo, P. (2007) The risk-based approach in the third

Conclusie

prise. Nijmegen: Wolf Legal Publishers, 69–95.

Kunnen we uit deze gegevens echt concluderen dat het Nederlandse
witwasbeleid nog slechts geen of weinig positieve effecten heeft gehad?
Momenteel is Eurostat bezig om data voor alle EU-landen te verzamelen over de effectiviteit van hun anti-witwasbeleid. Niet ondenkbaar
is dat het duidelijk zal worden dat Nederland relatief meer personeel voor de bestrijding van witwassen ingezet heeft dan de meeste
andere landen. Nederland is oprecht bezorgd over de reputatie van het
f
­inanciële stelsel en pakt het witwasprobleem serieus aan.
In het land der blinden is éénoog koning. Nederland weet meer over
witwassen, doet meer onderzoek naar witwassen, doet meer om witwassen te bestrijden, krijgt er daardoor meer ervaring in en heeft ook meer
media-aandacht voor witwassen gegenereerd dan de meeste andere
landen. Witwassen is in Nederland een thema geworden, terwijl andere
Europese landen nog maar nauwelijks met dit relatief nieuwe onderwerp
hebben leren omgaan.
Hoewel het noodzakelijk is om aan sommige punten meer aandacht
te schenken en te verbeteren, zoals de versnippering van het toezicht
(Algemene Rekenkamer, 2008), het melden van ongebruikelijke in
plaats van verdachte transacties (Unger et al., 2008), de samenwerking
tussen ministeries en opsporingsinstanties, het verzamelen van data en
gegevens door het Ministerie van Justitie, zoals bijvoorbeeld ­ traffen
s
en veroordelingen voor witwassen, is het Nederlandse witwasbeleid in
vergelijking met andere landen zo slecht nog niet. Nederland begrijpt
als geen ander land dat we als samenleving aan de bestrijding van witwassen moeten blijven werken. En terwijl andere landen net beginnen
met het opzetten van een anti-witwasbeleid, is Nederland al bezig met
wat het het liefst, het vaakst en het best doet: de reorganisatie van de
uitvoering van het beleid.

bron: evaluatie van de keten ongebruikelijke transacties. Den

AML/CFT Directive, The overall assessment of ML/TF risks
at the country level. Paper voorbereid voor het congres
Tackling Money Laundering, Universiteit Utrecht, november 2007.
Duyne, P.C. van (2007) Criminal finances and state of the
art: Case for concern? In: Duyne, P.C. van, A. Maljevic, M.
van Dijck, K. von Lampe, J. Harvey (red.), Crime business
and crime money in Europe: the dirty linen of illicit enterFaber, W. en A.A.A. van Nunen (2003) Uit onverdachte
Haag: WODC.
Heal, K. en G. Laycock (red.) (1986) Situational crime
preventing: From theory into practice. Londen: HMSO.
Masciandaro, D. (1999) Money laundering: the
economics of regulation. European Journal of Law and
Economics, 7, 225–240.
Masciandaro, D., E. Takats en B. Unger (2007) Black
finance, the economics of money laundering. Cheltenham:
Edward Elgar.
Ministerie van Financiën (2005) Kabinetsplan aanpak
administratieve lasten, 9 april 2004. Staatscourant, 25
augustus 2005, 164, 7.
Reuter, P. en E.M. Truman (2004) Chasing dirty money: the
fight against money laundering. Washington: Institute for
International Economics.
Ringguth, J. (2002) Money laundering – The criminal
dimension. gepresenteerd op het congres, Stop Money
Laundering Conference, 26 februari 2002.
Takats, E. (2007) A theory of ‘Crying Wolf’: The economics
of money laundering enforcement. IMF Working Paper No
07/81, april 2007. http://ssrn.com/abstract=979035.
United Nations Office on Drugs and Crime (2006) World
drug report 2006. New York: Verenigde Naties.
Unger, B., G. Rawlings, M. Busuioc, J. Ferwerda, M.
Siegel, W. de Kruijf en K. Wokke (2006) The amounts and
the effects of money laundering. Den Haag: Ministerie van
Financiën.
Unger, B. (2007) Money laundering, tax evasion, capital
f light, tax havens, the rule based and the risk based approach: Keep it simple. Paper voorbereid voor het congres,
The Transnational Institute Seminar on Money Laundering,
Tax Evasion and Financial Regulation, 12 en 13 juni 2007,
Amsterdam.
Unger, B. (2008) Bestrijding van witwaspraktijken, een

Literatuur

strafrechtelijk, economisch en fiscaal perspectief. In:

Algemene Rekenkamer (2008) Bestrijden witwassen

Werkblad Fiscaal Recht, 676, 10 januari 2008, 31f.

en terrorismefinanciering. Den Haag: Tweede Kamer,

Unger, B., M. Stouten en H. Addink (2008) Crying wolf?

vergaderjaar 2007–2008, 31477, 1–2.

Reporting money laundering transactions in the US and the

Baker, J. (2005) Capitalism’s Achilles heel. New Jersey: John

Netherlands. Paper ingediend bij the Review of Law and

Wiley & Sons.

Economics.

Baker, J. (2007) Measuring capital f light and money launde-

Walker, J. (1995) Estimates of the extent of money launde-

ring. Paper Paper voorbereid voor het congres Tackling

ring in and through Australia. Paper voorbereid voor de

Money Laundering, Universiteit Utrecht, november 2007.

Australian Transaction Reports and Analysis Center,

Busuioc, M. (2007) Defining money laundering, predicate

september 1995. Queanbeyan: John Walker Consulting

offences– The Achilles’ heel of anti-money laundering legis-

Services.

lation. In: Unger, B. (2007) The scale and impacts of money

Walker, J. (2007) Measuring money laundering. aper

laundering. Cheltenham: Edward Elgar, hoofdstuk 2,

50

ESB

voorbereid voor het congres, Tackling Money Laundering,

15–27.

Universiteit Utrecht, november 2007.

93(4543S) 19 september 2008

Auteur