Ga direct naar de content

Jrg. 20, editie 1020

Geplaatst als type:
Geschreven door:
Gepubliceerd om: juli 17 1935

17 JULI 1985

AUTEURSRECHT VOORBEHOUDEN.
Economisch~Statistische

Ben* chten

ALGEMEEN WEEKBLAD VOOR HANDEL, NIJVERHEID, FiNANCIËN EN VERKEER

ORGAAN VOOR DE MEDEDEELINGEN VAN DE CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART

UITGAVE VAN HET NEDERLANDSCH ECONOMISCH INSTITUUT

20E JAARGANG

WOENSDAG 17 JULI
1935

COMMISSiE VAN REDACTIE:

P. Lieftïnck; N. J. Polak; J. Tinbergen; F. de Vries en

H. M. H. A. van der Valk (Redacteur-Secretaris).

No. 1020

Redactie-adres. Pieter de Hoochweg 122, Rotterdam.

Aungeteekende stukken: Bijkantoor Ruigeplaatweg.

Telefoon Nr. 35000. Postrekening 8408.
TER INLEIDING.

Advertenties f 0,50 per regel. Plaatsing bij abonnement

volgens tarief. Administratie van abonnementen en adver-

tenties: Nijgh & van Ditmar N.V., Uitgevers, Rotterdam,

Amsterdam, ‘s-Graoenhagc. Postchèque- en giro-rekening No.

14.5192.

Abonnementsprijs voor het weekblad franco p. p. in

Tederland f 20,—. Buitenland en Koloniën f 23,— per

jaar. Losse nummers 50 cents. Economisch-Statistisch

Kwartaalbericht f 1.—. Leden en donateurs ontvangen

het weekblad en het Kwartaalbericht gratis en een reductie

op
de verdere publicaties.

INHOUD.

Blz.
Ter inleiding ————————————–
595

Eenige juridische kairbteekeningen bij het wetsont-

werp tot verlaging viu sommige vaste lasten door

Prof. Mr. M. H. Bregrtein ———————-
596

Huren, hypotheken en overheidsiasten door
Prof.
Dr.

N. J. Polak

————————————
598

Het ontwerp van wet tot vei’laging van vaste lasten

1935

door

A.

A.

van Sandick

………………..
600

Vertraagde aflossing
01)
hypotheken en hare gevolgen

door

S.

W.

Prins

………………………….
601

De
g
edwongen

rente-verlaging

en

de

belegger

door

Jhr.

Mr.

L.

H.

van Lennep

………………….
602

De verlaging van vaste lasten en de gemeenten door

Mr.

M.

Rooy

Jr.

………………………….
603

Beteekenis va.n de verlaging van vaste lasten en huren

voor de hy.potheekbanken dooi-
Mr. J. Wilkens
606

Gevolgen van het wetsontwerp voor de huiseigenaren

door

A.

W.

Hermse

………………………..
607

Hui-en en lasten te Amsterdam door
H. van der Schaar
6] 0

Het rniddenstandsbedrijf en de voorgestelde verlaging

van sommige vaste lasten en van huren door
P. L.

van

der

Leeuw

———————————
611

De iinUoed van het wetsontwerp op de Rijksfonclsen

door

Dr.

J.

van

Hoorn

—————————
613

liet

wetsontwerp

en

de

woningbouwvei-eenigingen

dooi-

J.

Boinmer

…………………………..

614

STATISTIEKEN
….
……………………..

.

615-618
Geldkoersen.
-.
Wisselkoersen.

Bankstaten.

Het wetsontwerp ter verlaging van sommig aste

lasten en van ‘huren, dat op 5 Juli
is
ingediend en de

h-andteekening draagt van alle Ministers, zaL aldus

de Memorie van Toelichting, ingrijpen in overeën-
komsten, omdat de
instandhouding
van de – ohder

gansoh andere omstandigheden gesloten overeedkom-
sten in strijd zou uijn met redelijkheid en billi.jkhei.d.

De Redactie van Econ•om

isc’h-Statjstishe Berichten

aëht dit wetsontwerp -van zeer grootebeteeken’is. Om-

dat ‘het talrijke consequenties -voor zeer ui-teen-1oopnde

gebieden van ons economisch leven met zich brengt,

meent zij goed te doen door het van verschil]ende

kanten te laten behandelen:

Behalve uit algemeen juridisch en economisèh oog-

punt, is -dit wetsontwerp ook behandeld van het stand-

punt van beleggers, hypotheekbafiken, huiseigenaren

en – woningbouwvereenigingen. Tevens, is nagegaan,

welke gevolgen dit ontwerp zal hebben voor de ge-

meente-financiën en voor den middenstand. Het

spreekt vanzelf, dat het door den aard van het ont-

weip niet mogelijk was, het voor iederen medewerker

gereserveerde terrein zoo af te palen, dit elk belang-

rijk onderdeel slechts eenmaal werd besproken. Enkele

belangrijke kwesties vindt men daarom bij meerdere

schrijvers ‘behandeld. Wij achten dit echter in zoo-

verre een voordeel, dat hierdoor de •dbjectiviteit,

waarnaar Onze ‘Reditct’ie steeds streeft en .heef ge-
streefd, nog beter tot haar recht komt.

596

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

17 Juli 1935

EENIGE JURIDISCHE KANTTEEKENINGEN BIJ HET

WETSONTWERP TOT VERLAGING VAN SOMMIGE

VASTE LASTEN.

Toen de redactie tot mij het verzoek richtte op

korten termijn eenige juridische kantteekeningen te

maken bij het wetsontwerp, houdende bijzondere maat-

regelen ter verkrijging ‘van verlaging van sommige

vaste lasten en van huren, heb ik gemeend hieraan

gevolg te moeten geven, ofschoon ik mij bewust was,

dat ‘de beoordee’ling van een wetsontwerp van me in-
grijpenden aard a’ls het hier bedoelde, rijpere ‘overden-

king vereischt dan de korte spanne tijds, die mij voor

liet maken van mijn opmerkingen ter beschikking

stond. Juist de snelheid, waarmede dit wetsontwerp
zal en uit
zijn
aard ook moet worden behandeld,
maakt thet des te nood’zakelijker, dat van ‘meerdere

zijden de structuur ervan wordt beoordeeld, terwijl

voormelde omstandigheid tevens rechtvaardigt, dat

deze beoordeelingen niet het resultaat zijn van een

weloverwogen doordenken der stof, doch slechts een

bescheiden
bijdrage
ter verkleining van het risico,

noodwendig verbonden aan de wijze, waarop tegen-

woordig door wetgevende maatregelen in maatschap-
pelijke verhoudingen moet worden ingegrepen.

,* *
*

De bevoegdheid van den Wetgever tot het nemen

der voorgestelde maatregelen kan zeker niet op goede

gronden worden betwist. Over de doelmatigheid, zelfs

over de rechtvaardigheid dezer maatregelen is ernstig
meeningsverschil’ vanzelfspiekend
mogelijk.
Waar

daartoe meer bevoegden zijn geroepen om in dit irnm-

mer met betrekking tot deze vragen hun oordeel ken-
baar te maken, zal ik mij van een bespreking daarvan

onthouden en mij bepalen tot een waardeering der
uitwerking, die de beoogde maatregelen in het ont-

werp hebben gevonden. Slechts één opmerking in de

Memorie van Toelichting op pag. 2 betreffende den

grondslag van het wetsontwerp gemaakt, meen ik na-
der te moeten beschouwen, omdat het daar gebezigde
argument ten onrechte den indruk vestigt, alsof de
voorgestelde maatregelen ‘in wezen hetzelfde karakter

hebben als het hanteeren van art. 1374 ‘lid 3 van het

Burgelijk Wetboek. ,,Deze contracten” (bedoeld wor-
den die met duurzame bestemming), heet het daar,

,,moeten. thans worden uitgevoerd onder geheel an-
,,’dere omstandigheden dan die, od’der welke zij werden
,,gesloten. Het brengen van wijziging in die contrac-

,,ten, op de wijze als ook in ‘het onderhavige ontwèrp
,,geschied’t, is te beschouwen als een, verdere ‘toepas-
,,sing van het beginsel, ‘dat aan art. 1374 B.W. ‘ten

,,grondslag ligt. Laatstgenoemd artikel toch bepaalt

,,zidh er toe den regel te ‘stellen, dat
bij
de
uitvoering

,,van overeenkomsten de goede trouw moet worden
,,betracht. Het onderhavige ontwerp nu… . gaat een ,,stap verder en grijpt in in overeenkomsten, omdat

,,de
instandhouding
van de onder gansch andere om-

,,standigheden gesloten overeenkomsten zou zijn in
,,strjd met de redelijkheid en billijkheid”.
Gelijk ik elders heb betoogd
1
), geeft art. 1374 li.d

3 B.W. den rechter geenszins de bevoegdheid op
grond van de billi.jkheid in te grijpen in de tusschen

partijen inderdaad getroffen regeling, slechts zal hij
zich bij het vaststellen van den inhoud der tusschen
partijen getroffen’ regeling niet als een letterkiecht
mogen gedragen en, voorzoover de tegengestelde wil
van partijen niet blijkt, dezen inhoud naar redelijk-
heid en billjkheid moeten vaststellen, waarbij
hij
er

vanzelfsprekend rekening mede moet houden, dat par-
tijen aan de veranderde omstandigheden in hct ge-

heel niet hebben gedacht en dus niet zonder meer ge-acht mogen worden de oogenschijnlijke strekking der afspraak ook voor de zoo zeer gewijzigde omstandig-

heden te hebben bedoeld. Verder mag de rechter niet

1)
Beteekenis der wilsovereenstemm’ing voor de uitleg
ging van overeenkomsten, 1935.

gaan. De inderdaad getroffen afspraak van partijen

buiten effect stellen is iets van geheel anderen aard,

is iets, dat slechts den Wetgever vrijstaat. Voor art.
1374 ‘lid
3 B.W. ‘hebben ‘de veranderde omstandig-
heden slechts ibeteekenis, voorzoover zij niet, ‘bij ‘de
overeenkomst geacht moeten worden te
zijn
verdiscon-
teerd. Ik geloof, dat het niet wel mogelijk is zelfs de
tegenwoordige ‘buitengewone ‘omstandigheden als niet
verd’isconteer.d te beschouwen ‘bij ‘het nemen ‘van ‘pand-

‘brieven of ‘het aangaan ‘van hypothecaire gel’dleenin-
gen. De aard van de ‘hypothecaire geldleenin’g, waar-

‘door elk risico op den geidnemer wordt gelegd,
zou daarmede in direct conflict komen. Hier-
mede is – ‘ik wijs hierop nogmaals uitdrukke-

lijk – in geenen’deele geoordeeld over de ‘bevoegd-

heid van den Wetgever om nu zijnerzijds in de getrof-
fen afspraak in te grijpen. Hij doet dan evenwel iets

anders ‘dan een s’tap verder ‘gaan op den weg, door

art. 1314 lid 3 B.W. reeds betreden, hij doet dan iets

van principieel anderen aard. Het onderhavige wets-
ontwerp levert zelve het
bewijs
voor de juistheid van
‘deze stelling, door in ‘zijn ‘systeem volkernen terecht

in art. 22 lid 1 kracht te ontzeggen aan elk bijzonder
beding, ook voorzoover deze voorkomen in thans reeds
bestaande overeenkomsten, waardoor het recht op ver-
laging van huur of erfpacht op grond van de thans

geheel veranderde omstandigheden wordt uitgesicten;
het stellen van een wettelijk maximum voor rente en

huur ook voor nieuwe overeenkomsten laat zich in

het geheel niet wringen onder het beginsel, dat, aan

art. 1314 lid 3 B.W. ten grondslag ligt.
Het hiervoren opgemerkte is niet slechts van aca-

demisch belang. Wanneer de Regeering het onder-

havige wetsontwerp voorstelt als niets’ dan een stap verder op den reeds door art. 1374 B.W. ingeslagen
weg, geeft zij aan dit wetsontwerp juridisch een veel

te onschuldig karakter. Het is geen uitbouw van ons

priv’aatrech’telijk ‘systeem, ‘het is een ‘breuk in dat ‘sys-

teem, een ‘breuk die ‘gerechtvaardigd, die zelfs nood-
zakelijk kan zijn. Men onderkenne het echter als een

breuk, die zich als zoodanig moet rechtvaardigen.

* *
*

Thans nog eenige korte opmerkingen over eenige

artikelen van het wetsontwerp.

Of de in art. 3 sub. a opgenomen uitzondering van
de crediethypotheek in het kader van het vetsont-
werp wel past, komt mij twijfelachtig voor; het daar-
voor in ‘de Mem’orie van Toelichting ‘op pag. 5 ‘gegeven

argument schijnt mij niet zeer klemmend. Indien men
evenwel eenmaal ‘tot het uitz’onderen van ‘deze hypo-
theken besluit, is er m.i. geen aanleiding dit te be-

perken tot hypotheken, gesteld voor
geopende
cre-

dieten. Ook voor zoover een bank zonder eenig cre-diet te openen, dus ‘zonder zich te verbinden credie’t te verleenen, hypotheek heeft bedongen voor al het-
geen ‘de ‘bank uit meer of minder bepaald aangewezen

oorzaken in de toekomst van den cliënt te ‘vorderen
zal krijgen, de z.g. ;,bankhypotheek”, moet de uitzon-
‘dering evenzeer van kracht zijn. Vermoedelijk heeft ‘de

ontwerper van deze bepaling niet anders gewild. Het is m.i. dan echter noodzakelijk de bepaling ongeveer
als volgt te laten luiden:
Art. 1 is niet van toepassing ten aanzien van vor-

deringen tot zekerheid waarvan tot een bepaald in de
acte genoemd bedrag hypotheek is gesteld, wanneer
deze vorderingen eerst na het stellen der hypotheek
zijn ontstaan, met ‘als ‘shuldei’scheres een bankinstel-

ling enz.

In art. 4 treft mij de zinsnede: ,,en van daarmede

bij algemeenen maatregel van bestuur gelijk te stel-
len instellingen”.
Blijkens
het opschrift van § 2 heeft

art. 4 uitsluitend betrekking op obligatieleeningen
van grondcrediet-instellingen. Voormelde toevoeging
aan art. 4 laat echter de mogelijkheid open bij alge-
meenen maatregel van bestuur ook de rentevoet terug

17 Juli 1935

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

597

te brengen voor instellingen, die niet op het terrein

van het grondcrediet werkzaam zijn. Mi. zou deze

zinsnede behooren te luiden: ,,en voor iedere andere

instelling, die zich in belangrijke mate bezig houdt
met het verstrekken van crediet
01)
binnen het Ko-
ninkrijk zich bevindende onroerende zaken, voorzoo-

ver deze met eerstvermelde instellingen bij algemee-

nen maatregel van bestuur zullen zijn gelijkgestelcl.”

Naar mijn meening is art. 5 veel te ruim geredi-

geerd. De strekking is blijkbaar te voor-komen, dat
hy’po-theekbanken in moeilijkiheden geraken, doordat

de aflossingen op de ‘hypothecaire geldieeningen, dië
zij he’hben uitstaan, me

t toepassing van art. 1 van

het wetsontwerp worden verminderd. Evenwel, zoo-
als het artikel ‘thans luidt, heeft niet slechts ‘zulk

een vermindering invloed op de aflossingsplic’ht met
betrekking tot de pandfbrieven, doch ‘heeft de directie

van elke ‘hypotheekbank ‘het in haar macht om naar

willekeur vrijstefling van aflossing ‘te verleenen ‘op
den rug ‘van -de pandbriefhouders, daar zij immers
op de uitstaan-de pan’dbrieven nimmer meer behoeft

af te lossen dan zij in het vorige jaar als aflossing

op de uitstaande hypotheken heeft ontvangen. Tevens
worden ‘hierdoor hypotheekbanken, die niet voor be-
hoorlijk evenwicht ‘tusschen -de op de uit-staande hy-pothecaire geldleenin’gen te verkrijgen aflossingen en
het bedrag der af te lossen pandbrieven hebben ge-
zorgd, ‘terloops ibuiten. ‘het kader van het wetsont-
werp uit eventueele moeilijkheden geholpen. Ik geef
‘toe, dat een bevredigende redactie niet gemakkelijk
is samen te stellen en da-t het misschien noodelooze

moeite sclhijnt te -trachten een bevredigende redactie te
vinden, waar toch in vele pand-brieven met betrekking
to-t aflossing en uirtloting aan de hypotheek{banken
groote vrijheid word-t toegekend. Ik meen eclhter, dat
‘het niet aangaat zonder nood-zaak in te grijpen in
contractueele regelingen en den crediteur in geval-
len, waarin hij dirt vertrouwen aan de uitgeefster der

panid’brieven niet heeft geschonken, -dit thans door
middel van een wet -af te -dwingen, -zonder -dat dit ter
h
ere
ikiug
van het doel, ‘dat -de wet nastreeft, nood-
zakelijk is. Bovendien heeft de ‘than-s gekozen redac-
tie het -groote nadeel, dat de hypotheekbank tegen-
over elken pan’d’briefhou-der zal moeten aan-toonen,
dat zij inderdaad niet meer-heeft ontvangen dan zij
thans voor aflossing beschikbaar stelt, ‘benevens -dat
zij ‘dit bedrag op juiste wijze over haar aflossingsver-
plichtingen ‘heeft omgeslagen. Ik geloof, dat een be-
vredigende oplossing sledhts is te verkrijgen door een
regeling, die in -groote trekken -hierop neerkomt, dat
de hypotheekbank gerechtigd is een bedrag, gelijk
aan hetgeen ‘zij -ingevol-ge verlaging der verp-l-iohte
aflossingen •op ‘de door -haar verstreirte geldleeningen
krachtens art. 1 lid 2 in eeni-g jaar min-der aan af-
loss-ingen heeft ontvangen dan waarop zij ‘inge’v-oige
overeenkomst aanspraak ‘had, in rhet daarop volgend
jaar in mindering te doen st-rekken op de aflossings-
verplidh-t-in-gen, voortvloeiende ui’t door haar uitge-
geven -dbliga-tieleenin-gen, waarvan ‘de rente -in-gevolge
‘ho-t vorige artikel -is teruggobradht, mits d-oor -haar
is voldaan aan cle navolgende formaliteit: véér een

bepaalden ‘datum, ‘b.v. 1 Februari, van het jaar waar-
in zij ‘haar aflossingen wensdht te verminderen, zal zij een voorstel tot vermindering der verplichte nf-
lossinigen, tevens inhouden-de ‘de wijze, waarop de ver-
mindering over de verschillende aflossin’gsverplich-
tin’gen zal worden -omgeslagen, indienen bij de Arron-
dissements Rechtbank van de plaats van vestiging
der bank -onder -overleggin,g van de noodige ‘bewijs-stukken; -de -indiening van ‘dit voorstel word-t gepu-
bliceerd; iedere pan’d’bri-ef’hou’der krijgt ‘het redht ziob
binnen een bepaalden termijn tegen ‘homologatie van
dit voorstel -door de Redh’tbank te verzetten; na ‘ho-
mologatie van ‘dit voorstel -door de Rechtbank wordt
dit -verbinden-d voor alle betrokken pand’briefh-ou-ders.

Art. 6 van het ontwerp geeft mi. duidelijk als

basis voor ‘de canon-verlagin’g ‘den canon aan, die op

1 Januari 1931 bedongen ‘had kunnen worden, -dus
niet den canon, die op 1 Januari 1931 van kracht was,
doordat het erfpachtsrecht reeds véér 1 Januari 1931

was verleend. Waar dit wo -is, treft mij een discon-

gru-entie tussehen -de redactie van art. 12 en ‘de Me-
morie van T’oelidhtin.g -op ‘d-it artikel des te sterker;

immers, wanneer -men art. 12 leest, is •ook weder-

om slechts één interpretatie mogelijk, nl. dat even-
als ‘bij de erfpacht, maatstaf is niet de werkelij-

ke, op 1 Januari 1931 gegolden ‘hebben-de huur,
doch de ‘huur, die, ware ‘het percéel in -zijn tegen-

woord’igen staat op 1 Januari 1931 verhuurd, ‘ho-
‘d’on’gen zou zijn geworden. Slechts ‘bepaalt -het ont-

werp, dat er ‘t.a.’v. de huur van wordt uit-gegaan,

-dat de ‘op 1 Januari 1931 ‘gegolden hebbende huur
ook -de -huur is die op 1 Januari 1931 bedongen had
kunnen worden. Dit ‘i-s -echter niets dan een ver-moe-
‘den, dat voor tegenbewijs wijkt. Derhalve ‘zal, wan-

neer de won-ing op 1 Januari 1931 -verhuurd was
voor een prijs, die ‘hooger was -dan op dien datum
bedongen ba-d kunnen worden, de huurverlaging -meer

bedragen dan 20 pOt. van -de huur, die -op 1 Januari

1931 voor dat perceel ‘gold. Mi. is dit in ‘het kader
van ‘het ontwerp -ook -volkomen ra’tioneel.

De Me’morie van Toelichting •op art. 12 doet het
echter voorkomen alsof het ontwerp ‘den regel bevat,
‘dat de ‘huur, ‘die op 1 Januari 1931 -gegol-den -heeft, beslissend is en -dat ‘het op -de-zon regel slechts twee
uitzonderingen kent: –

(t)
dat ‘het perceel beter of slechter -is geworden sedert
1.
Januari
1931
en dus in zijn tegenwoordi-gen staat meer
of minder huur op
1
Januari
1931
zou hebben opgebi’adit, b)
dat er geen huurprijs bekend is, die op
1
Januari
1931
voor het perceel heeft gagolden.

Waar vooral bij ‘de toepassing van een nieuwe wet

aan de Memorie van Toelichting dikwijls groote waar-‘de wordt toegekend, acht -ik het ‘dringend gewenscht,
dat ‘deze ‘d’iscongruentie wordt op’gcheven.

De verwijzingen, die art.. 6 lid 4 bevat, -adht ik
legisla’tief minder fraai. Mi. ware het ‘beter hier een
bepaling op te nemen, overeenkomende met art. 18
en voorts art. 16 lid 2, 3 en 4 en art. 17 -over te
brengen naar een nieuwe af-deeling, -getiteld: ,,van
de procedure”, waarbij deze artikelen vanzelfspre-
-ken-d een’ige wijzigingen zouden moeten -ondergaan.

Ik geloof, dat in art. 11 -sub. c regel 3 ton onrechte
,,’tengevol’ge van” staat en dat men -in plaats -daarvan
moet lezeji ,,zonder”.

Het komt mij- voor, ‘da’t een uitdrukkelijke ‘bepa-
ling, weergevende het ‘in de Me-niorie van Toelichting
-op art. 12 ingenomen standpunt, dat een -beschikking
van -den inspecteur, resp. van -den Kantonrechter, voor
elken lateren verhuurder of ‘huurder ‘van het betrok-
ken perceel bindend -is, niet overbodig is.

M.i. ware art. 15 al. 2 beter als volgt te redi’geereii:
,,ieder verzoek, ‘dat betrekking heeft op een loopen-de
overeenkomst, moet -den naam en het adres van de
wederpartij behelzen.

Ik zie niet goed -in waarom ihet ontwerp -den in-
specteur niet verplicht, wanneer er een wederpartij
is, aan ‘deze een afschrift van ‘het verzoek te zenden, en waarom het ontwerp deze wederpartij niet in staat
stelt schriftelijk haar standpunt aan den inspecteur
ken-baar te maken. Menig beroep ‘op ‘den Kantonrech-
ter ware, naar ik meen, op ‘deze wijze te voorkorncn.

De ‘bepaling omtrent de veroor’deeling •in de k-osten
van ‘het ‘geding in art. 17 lid 2 is wel zeer summier.
Te wiens -behoeve moet de veroordeeling in de kosten
plaats vinden? –

M. H.
B0005TEIN.

598

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

17 Juli 1935

HUREN, HYPOTHEKEN EN OVERHEIDSLASTEN.

Toen liet eerste aaripassingsontwerp, betreffende de

executie van landbonwhypotheken, was verschenen,
merkten wij op, dat het geen
aanpassing vooi
het

maatschappelijk leven, doch slechts
verlichting voor

in moeilijkheden geraakte personen bracht, maar dat

de bij dat ontwerp eindelijk gedane erkenning van de

noodzaak om van overheidswege in privaatrechtelijke

verhoudingen in te
grijpen
perspectieven opende voor

een meer consequente en sneller werkende aanpas-

singspolitiek. ,,Zou de muis,” zo schreven wij – ,,die

de berg scheen te hebben gebaard, soms een bever

blijken?”
1)

Inderdaad is thans een wetsontwerp verschenen,

dat gedwongen aanpassing beoogt en daartoe in pni-

vaatrechtelijke verhoudingen van buitenaf wijziging

brengt. Men moet het, wil men het goed begrijpen,

lezen als een Hebreeuws boek: van achteren naar

voren. Uitgangspunt is de huurverlaging, die in de

laatste paragraaf v66r de slot- en overgangsbepalin-gen wordt behandeld: alle huren worden, behoudens

bijzondere omstandigheden, gelimiteerd op ten hoog-
ste
80
pOt. van de huiirwaarde per 1 Januari 1.031.

Verlaging van huren zonder gelijktijdige verlaging

van de exploitatiekosten van gebouwde eigendotximen

zou. de aanpassing geheel ten laste van de exploitan-

ten brengen. Daarom is in twee voorafgaande para-

grafen verlaging voorzien van overheidslasten en erf-

pachtseanons. Door deze verlaging zijn vele huiseige-

naren nog lang niet uit de mdeilijkheden. Beperking

van hypotheekrente tot 4% pOt. verlicht daarom hun
lasten.

Deze bijkans laatste consequentie, in het ont-

werp vooropgesteld, trekt uiteraard het meest de aan-
dacht: zij vormt de krachtigste ingreep in de privaat-
rechtelijke verhoudingen. Parallel daarmede gaat een

beperking van pandbriefrente tot 4 pOt.
Voor degeen, die het ontwerp niet in details,, doch
in algemene lijnen wil beschouwen, doen zich twee vragen op: is het rechtmatig en is ‘het doeltreffend?

Er doet zich nôg een vraag op, welke wij hier echter

onibesproken willen laten: de verhouding van deze wijz’

van aanpassing ten opzichte van die door devaluatie.
‘Tjj
zullen in de volgende regelen van het standpunt

(Ier Regering, dat die laatste wijze van aanpassing
niet in aanmerking komt, ihet onderhavige wetsont-

werp bezien
2).

* *
*

Is wat het ontwerp voorziet rechtmatig? Is het
rechtmatig, maximum-huurprijzen en ‘maximum-ren
tevoeten vast te stellen, is het rechtmatig, in lopen-

de huurcontracten, erfpachtsrechten en geldienings-
overeenkomsten wijziging te brengen?

De rechtmatigheid van het vaststellen van niaxi-

rnumprijzen voor•nieuw te sluiten overeenkomsten zal

wel door niemand worden ontkend. Over de doell.ref-
fendheid ervan kan men verschillend denken, maar

het recht
van de overheid om de prijsvorming in het

economisch verkeer te beïnvloeden, is wel buiten kijf.

De overheid maakt
dagelijks
van dit recht gebruik.

Men mag toch niet aannemen, dat prijsverhogenci in-
grijpen rechtmatig en prijsdrukkend ingrijpen on-

rechtmatig moet worden geacht? Voor zoverre liet
nieuwe overeenkomsten ‘betreft, kan de vraag leves-
ti’geud worden ‘beantwoord.

De rechtmatigheid van wijziging van lopende con-

tracten zal veeleer
bestrijders
vinden, zoals de motie-
Knottenbelt van eind 1931 en de Katalyse-artikelen
van sdhrijver dezes in Januari 1932 bestrijding heb-
ben gevonzlen.’
2
).

‘) E.-S.13. 5 Juni 1935, blz, 488.
‘Dat schrijver dezes voorstander
is van
cle laatste
wijze
van aanpassing, veihindert hem niet, deze aangele-genheid van het andere standpunt” te beschouwen.
E.-S.B. 6 en
13
Januari
1932,
blz.
5
en
24.

En toch wordt en werd hij herhaling in privaat-

rechteljke verhoudingen ingegrepen, wanneer een-
vouclige tenui tvoerlegging ‘van die verhoudingen in

strijd zou ‘komen niet het algemeen ‘belang, of de ver-

king van maatregelen, in het algemeen belang geno-

men, zou belemmeren. Ieder in- of ui.tvoerverbod ver-
breekt koopovereenkomsten; het utgel)reide over-

machtshegrip, dat zich sedert 1914 heef t ontwikkeld,

doet de handelsbelemmeringen terdege doorwerken

binnen de pnivaatrechtelijke verhoudingen. Bij de

Beurswet 1,014 (art. 5 en 6) en de op grond van die

wet uitgevaardi gde Beursvoorschriften (art. 26), hij

de Olear’ingwet en hij ‘de Crisi’s-pa’chtwet
zijn
bestaande

privaa’t-rec’htelijke ‘verhoudingen gewijzigd, zonder .dat

‘men de redhtmat’igheid van die wijziging heeft ‘be-
streden.

Waarom zouden nu ‘in een
tijdperk
van
76
grote

nood als thans deze ‘verhoudingen taboe
zij’n,
indien ‘de

overheid, om sanering van het gehele economisch

leven niogelijk te niaken, ze wilde terugbrengen ‘tot dat-
gene, ivat partijen bij liet scheppen der verhouding

hadden bedoeld, en eruit wegnemen wat door

onvoorziene verandering van omstandigheden was

scheef getrokken? De sterke fluctuatie van de koop-

kracht van het geld heeft zulk een onvoorziene veran-

ciering teweeggebracht, die de herziening van lopende

contracten geenzins onrechtmatig doet voorkomen.

* *

Met betrekking tot de doeltreffendheid der maat-regelen dient men zich te realiseren, dat huurverla-

ging het gewenste uitgangspunt is en dat ‘de huur-

prijs samenhangt niet tal van andere prijzen en lasten.
Waarom wil men huurverlaging? Om economische
of sociale redenen? Op economische gronden wil men

verlaging van productiekosten ter aanpassing vaii. ons

kostenpeil aan dat van andere landen. Maar huren
zijn geen productiekosten van bedrijven, die onder buitenlandse mededinging werken. Huren zijn kos-

ten van levensonderhoud of kosten van binnenlandse

distributie en als zodanig alweer van invloed op de
kosten van, het ‘levensonderhoud. Tussen de kosten
van het levensonderhoud en de productiekosten van
bedrijven, die onder buitenlandse mededinging wen-

ken, bestaat geen rechtstreekse
economische
samen-

hang. Wel ‘bestaat er een
sociale
samenihang tussen

kosten van levensonderhoud en lonen: verlaging van
lonen ‘door pressie ‘van overheidswege zonder ‘gelijk-
tijdige verlaging ‘van ‘de kos’ten van het ‘levenson-

derhoud leidt tot sociale
wrijvingen.
De economische

noodzaak tot verlaging van productiekosten en de

sociale samenhang van de tot die productiekosten be-
horencie lonen niet de kosten van levensonderhoud
le.i’dt tot ‘de begrijpelijke eis van ‘huurverlaging.

Een
dergelijke
sociale, niet-economische sameu-

hau’g is er tussen huren van ‘bestaande woningen
of winkels en rente en aflossing op daarop gevestigde

hypothecaire geldleningen. De huur is geenszin.r, af-
hiankelijk van de rentelast, maar geclwoigen huurver-

laging zonder verlichting van die last geeft weer so-
ciale wrijvingen.
Zo kan men alom bij het vraagstuk van de aanpas-
sing constateren, dat naast het economische vraagstuk
van cle stabilisering van het evenwich.t het sociale
probleem optreedt van bevrediging van het rechtvaar-
digheidsgevoel door gelijktijdig en zo veel mogelijk

gelijkmatig offers te vragen van alle leden der samen-
leving, geen enkele, behoudens de allerarmsten, uit-

gezonderd.

lIet ‘hoog ‘blijven en zelfs nog oplopen van ‘de huren
van arbe’iderswon’in.gen is ten dele ‘d’o’or econoni’isdhe,
ten ‘dele ‘door sociale invloeden veroorzaakt. De ver-
mindering van de inkomsten van vele aebeidersgezin-
nen noodzaakte tot het zoeken van goedkopere wo-
ningen. Daardoor ontst’ond vergrote vraag in de laag-
s’te ‘huurk’lassen. Ziedaar de economische oorzaak, die

17 Juli 1935

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

599

de huurdaling daar te’genh’ieid. Het hoge huurpeil
stond weer ‘in Sociale samenhang met de werklozen-
steun. Men mocht den ramp’zaligen werkloze de koop-

kracht niet onthouden om ‘zijn ‘hoge woninghuur te

kunnen voldoen. Huurbijs’lag was dus sociaal nood-
zakelijk, maar diezelfde ‘bijslag werkte economisch

weer mede aan ‘het Ihooghouden der huren.

Uit deze vicieuze cirkel kon men slechts op drie

wijven ‘geraken. De eerste wijze, de huurbijslagen ver-
minderen, in de hoop, dat ‘de verminderde koopkracht
van ‘de werklozen tot ‘huurverlaging zou dwipgen, is
sociaal verwerpelijk, daar hier ‘het risico zou worden

gelegd ‘op ‘hen, ‘die ‘het zeker niet ‘kunnen ‘dragen. De

tweede wijze, de huren van overheidswege omlaag

dwingen, verhuizing van ‘de grenshuurders naar goed-
koper ‘geworden woningen van hogere ‘huurklassen ‘be-
vorderen, ‘ontspanning van de woningmarkt veroor-zaken en ‘d.n de huur’bijslagen intrekken, is .sociaal

beter verantwoord;’deze weg wil de Regeering th.cns
‘op. De ‘derde manier is .die van het ‘bouwen van nicu-ve ‘goedkoope woningen, om door overvloed de huur-

daling te forceren.

Deze derde manier is :gcheel gegrond ‘op economich

ver’ban’d. Immers, ‘het ihuurpeil wordt niet bepaald
door de lasten, ‘die de verhuurders van bestaande wo-ningen ‘hebben op te brengen, maar door. cle vechou-

din’g van de vraag naar woningen en het aanbod van
gerede woningen tezamen met ‘de stichtin’gskosten
van nieuwe. Wilde men 1huurdaling in de laagste
klassen, ‘dan moest men woningen stichten, die men
tegen lage Ihuurpijzen ‘dacih’t te verhuren. Wilde zul:ks
rendabel zijn, dan moesten de grondprijzen van ‘de
monopolistische gemeentelijke ‘gron’dbeclrijven, cle lo-
nen en verdere k’osten in ‘de bouvvakken, ‘de over-
heidsiasten en ‘de tarieven der ‘gemeentebedrijven um-
laag. Zolang ‘dat niet het geval was, ‘kon slechts ‘de
overheid ‘door subsidies in enigerlei vorm ‘of door
‘bouw ‘.00r eigen rekening met opgelegd ‘verlies ‘de
stichting van zulke zeer ‘goedkope woningen ter
han’d nemen. Dat ware productie om overvloed te
scheppen, niet iom in ‘behoeften te voorzien; ‘dat ware dus verspillirug. Wij achten het ‘gelukkig, ‘dat ‘de 11e-
geerin’g niet ‘deze icostbare omweg ‘heeft’ingeslagen
naar ‘de huurdaling, maar recht op haar ‘doel is af-
gegaan.
Toch ‘mag op ‘deze stichtingskosten wel ‘de aandaht
worden ‘gevestigd, ‘daar
zij
in nauw
econo?rcisch
ver-

band staan met ‘het ‘huurpeil. Verlaging van het lazt-
ste zon’der ‘het eerste ‘geeft weer verbreking van evn-
wich’t. Sociaal ‘gez’ien is ‘het moment van huurverla-gin’g een ‘goede gelegenhei’d om verlaging van lonen
en verdere ‘kosten in ‘de ‘bouvvakken te verkrj’gen.

Op dit punt •is ‘het ontwerp onvolledig.
Dat men met ‘de ihuren ‘de hypo’theek’lasten verliglit,
is weer ‘geen economisch-, maar een sociaalgefun-
deerde maatregel. De prjs’dalin’g, ‘die zich van de we-
reldmarktprijzen ‘van ein’dproducten via productiekos-
ten tot de ‘huren ha’d voortgezet, wordt verder door-
gevoerd naar ‘de geldschieters, die tenslotte mede ‘vtn ‘de verlaging van ‘de kosten van het levensonderhoud,
waartoe ook •de ‘huurdaling ‘bijdraagt, profiteeren. De
keten wordt ‘op ‘d’ie wijze ‘gesloten.
Is echter de wijze van verlichting ‘der hypotheeklas-
ten, gelegen in ‘de verlaging van de rentev’oet en ‘liet
aflossingsqnotum, wel ‘de juiste? De prijs-, ‘loon- en
‘huurdalin’gen zijn veranderingen in de vaardeveiihou-
ding ‘van ‘gel’deenh’ei’d tot ‘goederen. Verlaging van
rentev’oet is verandering in het agio van tegenwoor-
di’ge ‘boven toekomstige ‘gel’dsommen. De verhouding
van gel’deenhei’d tot ‘goederen ‘ligt in de ‘h’o’ofdsom uitgedrukt. Slechts ‘door wijziging van de ‘hoofdsom
doet men de prijsdaling voortschrijden, niet ‘door ver-
andering van ‘de reutevoet.
Verandering van ‘de rentevoet, zoals in het ont-
werp voorzien, veronacht’zaamt alle verschillen tus-
sen verschillende ‘hypothecaire leningen. De rente-voet (bevat immers een naar ‘gelang ‘van ‘de eigen-
schappen van schul’denaar en on’derpand zeer Jif-

ferentiële risicopremie. Laat men d’ie niet intact,
clan lokt men opzeggin’gen, executies en allerlei an-
‘dere sociaal-ongewenste gevolgen uit. Het is ook niet

consequent, de huren te verlagen tot een
percerctge

van een
prijs,
‘die ‘op een ‘bepaald tij’dstip gold, en de
rentevoet ‘ongeacht de overeengekomen ‘hoogte tot een

bepaald
cijfer
terug te ‘brengen.
Vermindering van ‘de aflossing werkt, mèt de ren-
teverla’gin’g, voor ‘het ogenblik sociaal-Jbevredi’gen’d,

maar op ‘den duur! Zie ‘slechts eni’ge cijfers. ien

hypotheek van
f 10.000 á 5/
pOt. met
f 300
jaar-

lijkse aflossing wordt veranderd in ‘een van dezelfde

hoofdsom
á 4%
pOt. met
f
100 aflossin’g. Na
vijf
jaar

ware z’on’der wijziging ‘de h’oofdsom verm’inder’d tot

f 8500
en ‘de rentelast tot
f 446,25;
na de wijziging
zijn deze getallen resp.
f 9500
en f 451,25.
Na tien

jaar
zijn
deze getallen
f 7000
en
f 367,50 tegen
f 9000
en
f 427,50.
De renteverlaging wordt ‘d’oor ‘de

vertraagde aflossing in
zijn
tegendeel verkeerd. De

hooggebleven ‘hoofd’sommen brengen het ‘gevaar van
opvra’ging van die ‘hoofdsom’men naderbij.

* *
*

Wil men ‘de sociale consequentie van ‘de sociaal-
gewenste huurverlaging ten volle trekken, en niet
voor ‘enkele jaren een schijnbare socia’le bevredi’gin’g

geven, dan moet men ‘de hoof’dsommen verminderen.
1)

De ‘debiteur bemerkt ‘dit ‘ook in zijn ren’te- en aflos-
sin’gsbedra’gen, ‘de cred’i’teur ‘bemerkt ‘dit ‘bovendien in
‘de betere fundering van het voorschot. De crediet-
markt behoudt het voordeel van ‘de
vrije
economische
‘bepaling van de rentevoet.
Verlaging ‘der hoofdsommen heeft ‘ook verdere
consequenties, voor hypotheekbanken, onroerend-

goe’dm aatsdhappijen, spaarbanken, levensverzekeri rig-
maatschappijen, pensioenfondsen, enzovoort. Die con-
sequent’ies trekt de lezer zelf.
Dergelijke consequenties hebben ‘de verlagingen van
gemeentelijke lasten en ‘gemeentelijke grondprijzen.
De ‘gemeentere’kening moet slui’ten. Moeten die lasten
worden overgewenteld op ‘de huurders, in de vorm verhoging van ‘de personele belasting ‘bij gedaalde
huurwaarden? Dan zijn ‘die ‘huurders nog even ver.
Moeten zij worden ‘opgeslagen op de ‘gemeentefonds-
belasting, 66k i’n ‘steden, waar ‘de hoge inkomens
reeds meer en meer ‘de hoge opcenten ontvludhten?
Of op ‘be:drjfshef,fingen, die ‘dan ook weer een aan-
tal bedrijven naar an’dere, goedkopere plaatsen ver-
jagen? Of zal ‘de consequentie m’oeten zijn, dat ‘de
aanpa’ssingswetten niet slechts strekken om ,,ihet in-
dividuele
bedrijf
of ‘den individuelen sdhu’l’denaar”,
maar ook om ‘de ‘gemeente, ,,die te zwaar on’der den
last zijner vaste verplichtingen ‘gebukt gaat, ‘de ge-
legeu’hei’d te geven ‘zich weder op te richten”
2)?

Daling van prijzen maakt vele financiële reorgani-
saties nodig. Dit ontwerp reorganiseert en mnasse,
maar ‘op een beperkt gebied. Het ‘blijft staan voor ‘cle
economische consequenties èn voor ‘de sociale, het
benadert zelfs niet het nationale ideaal, ‘dat aan
maatregelen als deze ten grondslag kan liggen: door
allen voor allen.
Bij ‘deze netelige materie zij men in’dachtig aan het
‘bekende rijmpje:

Greif’ niema’ls in ein Wespennest,
Doch wenn Du ‘greif’s’t, so greife fest.
P.

Een lersteiclausule voor het geval van spoedie stij-
ging van het prijspeil, bijvoorbeeld door een nieuwe oor-
log, ware daarbij mogelijk.
De aangehaalde ainsneden zijn ontleend aan de Me
morie van Toelichting, ‘blz. 2.

800

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

17
3uli 1935

HET ONTWERP VAN WET TOT VERLAGING VAN

VASTE LASTEN 1935.

De aanpassing kan men definieeren als het trekken

van de consequenties uit de feitelijke veranderingen,

die in den loop van de economische crisis hebben

plaatsgevonden. Tegen een zoodanige aanpassing kan

eigeplijk niemand bezwaar hebben. Verschil van mee-

ning kan echter bestaan over de vraag,
welke
conse-

quenties getrokken moeten worden en
hoe
deze moe-

ten worden getrokken.

Welke waren nu de f..iten, die de aanleiding gaven

tot de indiening van ‘het hovenvermelde wetsontwerp?

Volgens de Memorie van Toelichting deze, dat door

de sterke verminder.ing van de rentabiliteit en de

waarde van cle bedrijven en de eigendommen de hier-
op rustende vaste lasten veel zwaarder zijn gaan druk-

ken. Dit wetsontwerp beoogt nu hierin, voor wat be-

treft de hypothecaire lasten drukkende op liet hui-

zenbezit, verbetering te brengen.

Egeniijk ontbreekt in de M.v. T. een nader bewijs.

dat bij het huizenbezit een dergelijke divergentie tus-

schen opbrengsten (huren) en vaste lasten (rente en

aflossing
0])
hypotheekschuld) iuderdaa.d is ontstaan.

De Regeeri.ng wekt integendeel den indruk, dat deze

divergentie
niet is
opgetreden, door tevens te deere-

teeren, dat de huren in de hij K. B. aan te wijzen

gemeenten, gebracht moeten worden op 80 pOt. van
het huurpei’l van 1931. Ituurverlaginig moge op

zichzelf nuttig zijn, maar als de huren nog moeten

dalen, kan men de verlaging van de hypotheekrente

kwalijk motiveeren door te wijzen op de
stijging
der

lasten ten opzichte van de opbrengsten.

In een wetsontwerp, ‘dat beoogt de lasten aan ‘de

opbrengsten aan te passen, behoort een gedwongen
huurverlaging .dan ook eigenlijk niet thuis. De huren zijn over het algemeen trouwen’s al minstens 20 pOt.

lager ‘dan. in 1931. De Regeenin’g erkent ‘dit zelf in

‘de M. v. T., waarbij alleen een uitzondering fworlt
gemaakt voor sommige ‘groepen van weekwo.ningen.

Realiter zal deze wet dus alleen teweegbrengen een

verlaging van de hypotheekrente (tot 4% pOt.) en in

nader aan te

rij
z
en ‘gemeen ten van ‘de erfpahtscan.on,

(tot 80 pOt. van het niveau van 1931) en de moge-
1 ijkhei d scheppen tot i ncidenteele vermindering van
‘de afiossin’gsom tot desnoods 1 pOt. van het ‘bedrag

der hypotheek. Aan de verlaging van de hypotheek-
rente is verbonden een verlaging van de rente van
pand’brieven tot 4 pOt. en een beperking van ‘de aflos-
sing van pandbrieven ‘tot ‘het ‘bedrag in het voorgaan-
de jaar aan aflossingen ‘op ‘hypotheken ontvangen.
Jui.st ‘omdat ‘op het ‘gebied ‘der huren ‘het ‘directe
effect van ‘de wet ‘be’trekke]ij’k ‘gering ‘zal ‘zijn, is deze
‘maatregel ‘geen middel tot ‘verlaging van ‘de kosten
van ‘het levensonderhoud, maar ‘het is voornamelijk
een poging om ‘liet ‘bedrijf ‘der huiseigenaren (en der
hypotheek’banken) te saneeren. Met ‘dit ingrijpen
komt ‘de ‘wetgever als ‘het ware niet buiten ‘de finan-
cieele regionen en deze maatregel mag ‘dan ook met
‘het strenge oog, ‘dat hier waakt, worden ‘bezien.
Een ieder zal in dezen tijd van depressie een ver-
laging van de hypotheekrente toejuichen. Desondanks
kan men bezwaren hebben tegen gedwongen rentever-
lagirig. In de Memorie van Antwoord op het Ontwerp
van Wet tot Verlaging van de Openbare Uitgaven

stelt de Regeering een gedwongen conversie van de
staatsschuld gelijk aan een gewoon staatsbankroet. Er-
ken’d ‘dient te worden, ‘da’t thet wel wat anders is, of
de Staat rnet ‘bhu1p van ‘den sterken ‘arm ‘des Wet-

gevers zichzelf dan wel een ander verlichting ver-
schaft van contractueele verplichtingen, maar toch
valt niet iii te zien, waarom ‘de ‘gedwongen ver-
laging der hypotheekrente nu opeens een maatregel
van een ,,groote en goede beteekenis” moet heeten,
zooals in de M. v. T. staat te lezen.
De principicele bezwaren tegen deze gedwongen

conversie
zijn
niet alleen van juridischen, maar ook

van economischen aard.

Een van hoogerhand vastgestelde
prijs
is uit den
booze, omdat ‘dit geen prijs ‘is; een vastgeseihroef’de

wisselkoers is verwerpelijk, omdat het dan geen wis-
selk’oers meer is, maar een willekeurige verrekenin’gs-

grootheid en om dezelfde reden is een van .staats-

wege gefixeerde hypotheekrente een economisch mon-

strum. Indien het percentage van 4% pOt. voor hy-

potheken lager is dan hetgeen geldgevers kunnen be-

dingen, ‘hijv. voor ‘cle 2de ‘hypotheken, ‘zullen in de

h.ypotheekacten allerlei nevenbed i ngen word en ge-

maakt om toch, te komen tot de door partijen
redelijk

geachte remuneratie. Dan wordt het beoogde doel in

feite dus toch niët bereikt, maar wel de poort ge-

opend voor allerlei ongerechti gheden.

Dit ontwerp speculeert er op, dat de rente in liet
vrije verkeer lager zal liggen dan de thans vastge-

stelde maximumrente. Komt deze speculatie verkeerd

uit, dan zal er practisch voor hypotheekgevers geen

geld meer te
krijgen
zijn en zal dit ontwerp het hy-

potheekbedrijf dus hebben lamgelegd.
Toch zegt de Regeering met nadruk, te willen wa-

ken tegen de vernietiging va.n het hypothecair ere-

diet en dat schadelijke gevolgen slechts zullen uit-

blijven, indien de publieke opinie rijp is voor een

maatregel als de onderhavige.

Welnu, indien directe
schadelijke
gevol ge.n ui tblij-

ven, dan zal dit voornamelijk hieraan te danken zijn,

dat de afgedwongen renteverlaging binnen redelijke

perken blijft. In vele gevallen is, althans
bij
eerste

hypotheken, de rente reeds 4% pOt., terwijl ook de

4 pOt. pan’dbrief reeds ‘het overheerschende type ‘be-
gon te worden. De
werkelijke
gevaren ‘schuilen in het

precedent, ‘dat thans ‘geschapen is. Het ‘drijven in ‘de
richting van nog radicalere maatregelen zal er d’oor
worden versterkt en dan ‘kan zeer spoedig het moment
komen, waarop vel onherstelbare schade aan het ere-

diet wordt toegebracht.
Wij ‘denken hierbij in ‘de eerste plaats aan ‘den van
v’ershi1len’de zij’de.n gestel’ciea eisoh, dat ook de ‘hoofd-

sommen van leeningen en andere schulden van staats-

wege moeten worden verminderd. Volkomen terecht

zegt de Regeering, dat de druk, dien de dehiteur
voelt, uitsluitend die is van de jaarlijksche rente en

aflossing. Inderdaad, zij die roepen om vermindering

der hoofdsom, met name van de staatsschuld, over-
schatten in sterke mate de economische beteekenis
van het nominale bedrag der hoofdsom. Het over-
groote deel der openbare schuld is, weliswaar niet
formeel, maar wel in feite, perpetueel. Indien zorg-
vuldig wordt gewacht voor het intact houden van het
crediet van de oveiheid, zal het publiek ook niet wei-
geren mede te werken aan het verlengen van afloo-
pen’de leenin’gen, ‘bijv. in ‘den vorm van cons’ol’i’daties
van vlotten’de ‘schuld, waardoor ‘de lasten, verbonden
aan ‘de periodieke aflossingen, grootendeels plegen ‘te

worden opgevangen. Renteverlaging alleen geeft dus,
althans bij het grootste deel van de schuld der pu-
bliekrechteljke lichamen, al een afdoende reëele ver-
lichting van lasten. Natuurlijk kan het in totaal ge-
leende bedrag zoo hoog
zijn
opgevoerd, dat verlaging
van ‘het rentepercentage alleen ‘den rentelast n’iet vol-
doende kan doen verminderen, maar over het alge-
meen is dit de situatie hier te lande niet. Dit roepen
om verlaging der hoofdsommen van overheidswege is
hoogst gevaarlijk, want er is geen beter middel om

het crediet te ondermijnen en een kapitaalvlucht naar
het buitenland te ontketenen, dan juist het spelen
met deze gedachte.
Bij pri’vate schulden speelt ‘de aflossing natuurlijk
wel een rol van heteekenis, zoodat verlenging van de
aflossingstermijnen daar een gunstigen invloed kan hebben. Maar ook hier schuilt in een van boven op-
gelegde verlenging het gevaar, dat toekomstige geld-
gevers erdoor worden afgeschrikt. Zooals hierboven werd geconstateerd, was datgene, wat de wetgever thans tracht te forceeren, reeds groo-ten’deels ‘zonder dwang bereikt. Een verdere rente’da-

17
Juli 1935

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

601
1

ling is tegengehouden door den aanval op den gulden

in April en Mei. Van de gevolgen hiervan heeft de

markt zich al aardig (hersteld. Waarom dan eigenlijk

niet rustig de verdere ontwikkeling, die in de goede
richting ging, afgewacht?

Ook wij verwachten van deze gedwongen rentever-

laging alleen geen directe funeste gevolgen. De pan cl-

brievenmarkt zal er misschien niet veel nadeel van

ondervinden. Gunstig is ook de bepaling, dat de wet

slechts tot 1 Januari 1938 zal gelden. Maar een an-

dere vraag is, of het doel, de saneering van het hui-

zenbedrijf, er door zal worden bereikt. Juist omdat cle

feitelijke veranderingen, die door dit wetsontwerp
worden aangebracht, niet bijster ‘groot zijn, hetgeen
op riohzelf valt toe te juichen, staat dit nog te bezien.
Tn vele gevallen zal, ook mèt deze wet, aan het defi-
nitief ‘veriiesnernen niet vallen te ontkomen. Dit iis
onvermijdelijk en de betrokkenen zullen dit ook die-

nen te erkennen. En het is te hopen, dat
zij
de con-
sequenties ook zullen aanvaarden, maar ook hier valt

te vreezen, dat zij een druk zullen blijven uitoefenen
op ‘de Regeering om ‘hen ook verder te helpen
1),
met
een ‘beroep op datgene, wat (hier staat te geschieden.

‘) Een executieverboci bijv. zou den genadeslag beteeke-
ma voor het hypothecaire crediet.
A. A. VAN SANDTCK.

VERTRAAGDE AFLOSSING OP HYPOTHEKEN
EN HARE GEVOLGEN.

Met verwondering ullen velen kennis genomen
hebben van het wetsontwerp, waarin een gedwongen

verlaging van de rente op pandbrieven en hy’pothe-
ken wordt aangekondigd. In de Meinorie van Ant-

woord op het ‘bezuinigingsontwerp verklaart de Re-
geerirrg immers, dat Zij een gedwongen conversie van
haar eigen leen’in’gen voor het staatserediet uitermate

gevaarlijk acht en tegelijkertijd dient Zij een wets-
ontwerp in, waarbij deze maatregel wordt ‘doorgevoerd
t.a.v. een deel ‘der heleggingswaarden, welker totaal
bedrag ‘dat ‘der staatsieeningen nog verre overtreft.
De bedoeling der Regeering is het deflatieproces
te bevorderen en de kosten van levensonderhoud ver-
der omlaag te brengen door middel van verlaging van
verschillende vaste lasten.. Een zeer zwak punt is
‘hierbij, dat de verlaging van lasten afhankelijk ge-

steld woTdt van de ffnaneieele positie van de gemeen-ten, m.a.w., dat de ‘behoeften der ‘gemeenten voorgaan
en de door de Regeerin’g noodvakeljk geachte verla-
gin’g tengevolge hiervan geheel achterwege krn blijven.
Uit het wetsontwerp blijkt dus, ‘dat de Regeering

den weg ‘van steeds verdergaande ‘deflatie kiest, ‘het-
geen in het algemeen inhoudt, ‘dat met een verdere
waardedaling rekening gehouden moet worden. Ten
aanvien van ‘het huizenbezit ‘zal ‘zich deze vaardeda-
Eng via een voortgezette huurda’ling voltrekken.

Een juist financieel beheer ‘zou hij een ‘dergelijke
gang van ‘zaken met zich meebrengen, ‘dat ‘de afschrij-
vingen met de in versneld tempo optredende waar-
devermin’dering gelijken tred ‘hielden, en dus zouden
worden opgevoerd. In de huidige omstandigheden,
waarin vele (hypohecaire vorderingen niet meer of

nauwelijks ‘door de activa worden gedekt, correspon-
‘deert dit met een versterkte aflossing op de hoofd-

som der ‘hyp. leeningen. Indien dit wordt nagelaten,
-zal de wanvexhou’ding tussehen hypothecaire vorde-
ring en (het correspondeerend actief, tengevolge van
de voortgezette deflatie, steeds grooter worden.
Volgens het aangekondigde wetsontwerp zullen
hypothecaire debiteuren, indien zij kunnen aantoonen,

dat zij tengevolge van ‘de crisisom’stan’di’gheden in ‘de
onmogelijkheid verkeeren (het oorspronkelijk over-
eengekomen aflossingspercentage te voldoen, met een
aflossing van 1 pOt. kunnen ‘volstaan. Nu zal er in
‘de practijk wel niemand zijn, d’ie niet aan crisisin-
vloeden is blootgesteld, terwijl ‘het voor de weder-
partij 1ij den kantonrechter, die over ‘de aanvragen

tot vermindering heeft te ‘beslissen, wel uitermate
•bez’waren’d zal rijn om aan te toonen, dat de aanvra-

ger wel in staat is ‘de oorspronkelijke aflossingsver-
plichting na te komen. Practisdh zal ‘dan ook wel ‘het
ineeren’deel der aanvragers ‘de aflossingsreductie deel-
adhtig worden.

‘In plaats van de vereischte
versterkte
aflossing,

‘komt ‘de gereduceerde aflossing, tengevolge waarvan
‘de reeds gesignaleerde wanverh’ou’din’g tusschen hypo-

thecaire leenin’g en corresp’on’deeren.d actief in sterke
mate wordt vergroot.

Bij ‘hypothecaire leeningen worden de lasten naar
een -zeer nabije toekomst verschoven. Wat zal geschie-

den op het moment, ‘dat ‘het niet-afgelos’te deel der
hypothecaire leenin’g in zijn geheel opeisch’baar wordt?

Indien ‘de Regeering consequent is, kan Zij ook op
dat tijdstip de ‘hypothecaire debi’teuren, wier lasten

Zij thans wil verlichten, niet ‘in ‘den steek laten en
zou Zij tot een
gedwongen
verlenging der hypothe-
caire leeni’n’gen moeten ‘besluiten, waarmede dus de
eerste stap in ‘de richting van een moratoriujn zou

zijn ‘gezet. Doet ‘de Regeerin’g ‘dit niet, clan zuilen

‘de hyp. •de)biteuren, ‘die Zij wil helpen, bij de eindaf-
rekening in een vrijwel hopelooze positie verkeeren.

Het ‘groote Ibezwaar is dan ook, ‘dat tengevolge van

de maatregelen van ‘de Regeering een groote mate
van on’zekeiheid blijft ‘bestaan omtrent •den verderen
afloop. Dit zal vele geid’gevers ervan weerhouden
hun gelden, uit vrees voor toekomstige ‘i’lliquiditeit,
‘onder ‘hypothecair verband uit te zetten, waardoor
“dus ‘het ‘aanbod van gel’d inkrimpt.
Ook ‘bij ‘de ‘hypotheekbanken zal zich dit verschijn-
sel voordoen. Dez’e ‘banken moeten ‘haar beschikbare
middelen verlijgen ‘door afgifte van pan’d’brie’ven.
Tenein’de pandbrieven te kunnen plaatsen, m’oet de

‘heurskoers zioh in ‘de ‘buurt van pan bevinden. Hoe
zal ‘het nu gaan met ‘deze plaatsing, in veilban’d met
de aangekondigde maatregelen?

Zoowel ‘door de ‘voorbgezette deflatie, al’s ‘door ‘de
mogelijkheid van ‘verminderde aflossing komt de vei-
lighe’i’d van ‘cle ‘hypothecaire vorderingen en dus
ook van ‘de ‘hiermede ‘gelijk te stellen pan’d’brieven,
steeds ‘meer in het gedrang. Voorts boeten ‘de pand-
brieven, van hun aantrekkelijkheid in ‘doordat de
‘hypot’heekbanken de verminderde aflossingen op de
hypothecaire vorderingen mogen comnpenseererm met
een verminderde aflossing op haar eigen schulden,
‘dus met een verminderde uitl’oting der pan’d’brieven.
De a’l’dus op twee manieren gecleprecieerde pandbrie-
ven worden nu in ren’te ‘gelijk gesteld met staats-
leeningen en de Regeerin’g verwacht nu klaarblijke-
lijk, dat ook hun
koersen
ten naastehij met die van
staatsleen:i’ngen overeen zullen komen. Deze verwach-
ting is volkomen on’gemotiveerd. liet gevolg -zal
zijn, (lat de hypotheekban’ken ‘geen pan’dbrieven
meer zullen kunnen plaatsen en zelfs, indien het
mogelijk zou blijken de staatsleenin’gen te zijner tijd
in een lager rentetype te converteeren, zou •de positie
van de pan’dbrieven om ‘de ‘hierboven uiteen’gezette
redenen nog ‘dermatd verzwakt Iblijken te ‘zijn, dat een koersstan’d in ‘cle buurt van pari rede’lijkenvijs
niet mag worden verwacht. Hierdoor zullen ‘de ‘hy-
potheek’banken als het ware in een ‘toestand van liqui-
datie komen te verkeeren en het aamtbod van geld
ter uitzetting onder hypothecair verband zal )ok
langs dien weg komen te vervallen.
Naar mijne meening zal de ein’dconclusie ‘dan ook
‘moeten luiden, ‘dat ten gevolge van de voorgestelde
maatregelen ‘het aanbod van gelden ter uitzetting
onder ‘hypothecair ver’ban’d zeer sterk zal afnemen,

waardoor juist ‘het omgekeerde wordt bereikt van
‘hetgeen ‘de Regeering beoogt.

Voorts zal, door ‘het ‘ontbreken van eeuige zeker-
‘heid ‘omtrent den ‘gang van zaken •op den dag, waar-
op ‘de schulden opeischbaar worden, het vertrouwen

nog verder worden onderijn’d en elk initiatief in
de kiem worden gesmoord.

Ik meen ‘dan ook, ‘dat de Regeering langs dezen
weg onmogelijk haar doel kan bereiken.

S. W. PRINS.

‘1

602

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

17 Juli 1935

DE GEDWONGEN RENTE.VERLAGING EN DE

BELEGGER.

Het valt op, dat ‘tot dusverre in cle beschouwingen,
welke in de ‘pers aan het ontwerp van wet houdeude

bijzondere maatregelen ter verlaging ‘van sommige

vaste lasten en ‘van ‘huren gewijd zijn, aan de voor de
beleggers daaruit voortvloeiende gevolgen weinig aan-

dacht besteed is. Nu is de belegger de laatste jaren

taillable et corvéable â merci geweest, maar geheel

van belang ontbloot zal hij nooit worden; uiteindelijk

moeten zoekers van crediet op langen termijn steeds

weer bij hem terecht komen.
De Regeering
wijst
er in de Memorie van Toelich-

ting tot bovengenoemd ontwerp zelve op, dat het veel

moeilijker is de vaste lasten te veranderen, die uit

private reehtsverhoudingen voortsprixiten, ‘dan die,
welke door de Overheid
zijn
opgelegd; immers een

verandering van gene beteekent een wettelijk irigrij-
pen ‘in Iburgerrechtelijke veihoudingen. De Regeerin’g

betoogt, ‘dat dit
onvermijdelijk
kan zijn waar ‘het gaat

om contracten met een meer duurzame bestemming;
deze contracten moeten thans worden uitgevoerd on-
der geheel andere omstandigheden dan die onder

welke zij werden gesloten. Het brengen van wijziging

in die contracten, op de wijze als ook in het onderha-
vige ontwerp geschiedt, zoo vervolgt zij, is te be-

schouwen als een verdere toepassing van het beginsel,

dat aan artikel 1374 Burgerlijk Wetboek ten grond-

slag ligt. Laatstgenoemd artikel toch bepaalt zich er

toe den regel te stellen, dat bij de uitvoering van

overeenkomsten de goede trouw moet worden be-
tracht. Het onderhavig wetsontwerp gaat een stap

verder en
grijpt
in in de overeenkomsten omdat de

instandhouding van de onder gansch andere omstan-d’igheden gesloten overeenkomsten in strijd zou zijn

met de redelijkheid en billijkheid.
Aldus ‘de Memorie ‘van Toelichting, ‘die de sig-

natuur van alle Ministers draagt. Met deze argumen-
tatie kunnen alle wijzigingen in langloopende con-

tracten verdedigd worden en het staat dan ook wel

vast, dat de Regeering zich op een zeer gevaarlijken

weg begeeft, een weg, die naar de grootst mogElijke
rechtsonzekerheid voert. Ik vermoed, dat de devalu-

isten zullen juichen; het is of de Regeering haar ar-

gumenten woordelijk heeft willen overnemen.
De Regeering noemt eenige wetten, die van het-
zelfde beginsel uitgaan, en verklaart dan dat zij niet

zal aarzelen ten deze verdere stappen te doen, indien
de tot dusverre getroffen maatregelen nog niet vol-
doende zullen blijken. – Een verblijdend vooruitzicht!

Belegging in hypotheken en effecten geschiedt al-
tijd op langen termijn; wie zal nog in Nederland dur-
ven beleggen, wanneer steeds de mogelijkheid van in-
grijpen door den wetgever openstaat?
Een tweede vraag ‘die zich voordoet is, velken
rehtsgrond de Regeering kan aanvoeren om hun, die

direct of indirect (nl door het’nemen van pandbrie-
ven) middelen ter beschikking hebben gesteld van de
personen welke geld op hypotheek zochten, zonder

schadevergoeding een deel van hun rechten te ont-

nemen.
Laten wij nu maar eens aannemen, dat het lands-
belang dit ingrijpen in privaatrechtelijke verhoudin-

gen wettigt, dan moet toch het land in zijn geheel de

nadeelige gevolgen aan de contracteerende partijen
vergoeden. Het is te vergelijken met een onteigening
ten algemeenen nutte, die toch ook niet zonder scha-
devergoeding eigendomsrechten aantast. De Regeering
heeft helaas vroeger al vaak gezondigd. De steun aan
de landbouwers – hoe rijk ook – wordt een lands-
belang geacht, maar dan is het niet billijk dezen
&teun door de consumenten, ongeacht hun draag-
kracht, te doen betalen. Oontigenteeringen moeten de
industrie helpen, maar het gelag betalen de verbrui-
kers, de internationale handel en de scheepvaart; de
laatste zal nu ook geholpen worden; de consument en
de handelaar mogen toezien en vinden op hun belas-

tingbiljet ook nog den steun aan de reederijen.
Zij,
die gedurende de beste jaren van hun leven het Rijk

in Nederlandsch-Indië gediend hebben, zien hun pen-
sioenen drastisch verlaagd, maar moeten de landbouw-

en industrieproducten ver boven de wereldprijzen be-

talen.
Het Nederlandsche belastingstelsel beoogt de lasten

zoo billijlc
mogelijk
te verdeelen. Wil de Regeering

bepaalde maatregelen in het belang van het land

doorvoeren, dan brenge
zij
de daarmee samenhan-

gende kosten op de gewone begrooting; de verhooging
van belastingen, die hieruit zou voortvloeien, zou dan

op alle inwoners naar draagkracht drukken en niet

als nu vaak in omgekeerde evenredigheid daarmee.

Wellicht zou dit ook tot gevolg hebben, dat ettelijke

crisis-maatregelen afgeschaft ‘werden.

Bij het onderhavige ontwerp wordt een soortgelijke

onbillijkheid voorgesteld. De toevallige houders van
pandbrieven, die meer dan 4 pOt. rente dragen, en

de personen, die voor meer dan 4% pOt. gelden op

hypotheek hebben uitgezet, worden getroffen, en al-

leen voor de hypotheekbanken stelt de Regeering

eompenseerende bepalingen voor. Moge misschien het
lot van den particulieren belegger niet meer interes-

sant zijn, dan denke men aan de spaarbanken, pen-

sioenfondsen en levensverzekerin’gmaat’schappij en, die

groote posten pandbrieven houden en millioenen op
hypotheek hebben uitgezet. hun winsten bestaan
voornamelijk in de rente-marge; de tarieven van
levensverzekeringen, lijfrenten en pensioenen zijn

steeds ‘op een ‘bepaalden interest-voet gebaseerd.

Ontneemt de staat ten algemeenen nutte dien in-stellingen een deel van haar rente, dan dient zij dat

te vergoeden. Zullen
bij
een verdere gedwongen rente-

verlaging (die m.i. moet volgen, daar de gemeenten
tegenover den lageren canon haar wel zullen eischen)
evenmin compensaties worden gegeven, of zal ‘de

staat de instellingen machtigen pensioenen, lijfren-
ten en kapitaalsuitkeeringen met een zeker percen-
tage te verminderen? Dan worden weer de spaarders

benadeeld.

Alle dergelijke maatregelen zijn devaluaties in het
klein, die ontbillijkheclen, aan muntverlaging verbon-
den, nog accentueeren, daar compenseerende factoren

voor de slachtoffers ontbreken.
De Regeering wijdt aan de bovenbesproken lcwestie
in de Mernorie van Toelichting slechts een paar zin-
nen. Zij schrijft, dat haar ,,het treffen van maat-
regelen hier vooralsnog niet noodzakelijk voorkomt.

Hoofdgevolg van ‘het ontwerp zal
zijn,
‘dat de beleg-

gers in hypothekair crediet in dezelfde positie komen
te verkeeren als zij, die in de afgeloopen jaren hun
Nederlan’ds’he Staatspap ieren hebben geconverteerd.
Aangenomen mag worden, dat zoo goed als men zich

op de gevolgen van deze eonversie heeft weten in te
stellen, dit evenzeer mogelijk zal zijn met de rente-
vermindering, die- door ‘dit ontwerp zal vorclen voor-

geschreven. Natuurljic zullen hier en daar wel eenige
moeilijkheden rijzen,, doch deze zijn bij de onder-
havige materie nooit geheel te voorkomen”.

De ‘vergelijking met ‘de Nederlandsche Staatssc’huld

gaat in het geheel niet op; in de eerste plaats zijn de
conversies vrijwillig geweest; wie dat wenschte, kon
zijn geld terugkrijgen; ten tweede is de belegging in
Nederlandsche schuld, dank zij het voorzichtig finan-

tieel beleid der Regeering, en voorts door de veel
groote couranthei’d, verre hoven die in pandbrieven te
verkiezen; men kan toch niet alle beleggingen in Ne-

derland op een rentevoet van 4 pOt. fixeeren! Eén
blik op de heurscourant zegt dienaangaande genoeg.

Wonderlijk is het argument, dat de benadeelden zich

wel kunnen instellen op de gevolgen. De Regeering
vin’dt blijkbaar den rechtsgrond voor onteigening zon-
der schadevergoeding in de (overigens onbewezen)
capaciteit van de getroffenen om dit nadeel te dra-gen! Dit opent diepe perspectieven, met somberen

achtergrond. Geen eigendom is meer veilig, zoo-

17 Juli 1935

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

603

dra het landsbelang opeisching vordert; indien de

eigenaar maar niet failliet gaat, heeft hij ook geen

recht op schadevergoeding. Wee hem, die Nederland

tot beleggingsterrein kiest.

Overigens wijst de argumentatie van de Regeering

de richting aan, die gevolgd had moeten worden. In-
dien dan de rente van hypotheken tot 4% püt. en die

var pandhrieven op 4 pOt. moest worden terugge-
-bracht, had het wetsontwerp ‘den houders van hoogere

rente dragende vorderingen het recht moeten geven
aflossing te vragen, eventueel omzetting in 4 pOt.

Staatsschuld. De Staat had dan alle pandbrieven en

vorderingen moeten overnemen. Zoo wu het nadeel
ten laste van de gemeenschap en niet van toevallige
slachtoffers zijn gekomen; maar de Regeering durft
dit natuurlijk niet aan!
Artikel 1 lid 1 van het wetsontwerp bepaalt, dat

nieuwe hypothecaire vorderingen geen hoogere rente

mogen dragen dan 4% pOt. Heeft de Regeering

hcusch de illusie, dat beleggers daartoe bereid zullen
worden gevonden? Bij belegging is vertrouwen een

eerste vereischte; de voorstellen van de Regeering en

de uitlatingen in de Memorie van Toelichting heb-
ben dit wel grondig verstoord. Het zal jaren duren,

voordat het weer opgebouwd is. Geeft de Regeering

zich daarvan voldoende rekenschap?
Dit zijn de principieele opmerkingen, waartoe het
wetsontwerp in verband met de belangen van den be-
legger aanleiding geeft. Eenige detailpunten verdie-

nen nog een korte vermelding.
De aflossingen kunnen door den kantonrechter tot
1 pOt. van de oorspronkelijke hoofdsom, worden be-
perkt. Er is blijkbaar niet aan gedacht, dat sommige
beleggers door dit uitstel van aflossing, in groote
moeilijkheden kunnen geraken; zij hebben op het bin-nenkomen van de gelden gerekend en zien zich gedu-
peerd. Kan hiervoor niet een voorziening getroffen

worden?

Ten aanzien van de aflossing van pandbrieven zegt
art. 5: ,,aflossingsvoorwaarden van obligatieleenin-
gen, waarvan de rente ingevolge het vorige artikel is
teruggebracht, worden ten gunste van de in dat ar-

tikel genoemde instellingen beperkt in dien zin, dat van obligaties in eenig jaar nimmer een grooter be-
drag ‘behoeft te worden afgeost, dan in het daaraan
voorafgaande jaar aan aflossingen op de ‘door -die in-
stellingen verstrekte geldleeningen is ontvangen”.
Men kan hieruit niet anders lezen, dan dat de af-
lossing van 3, 3% en 4 pOt. pandbrieven ongewijzigd
blijft; deze komen dus in een betere conditie dan de oorspronkelijke 5 en 4% pOt. stukken! En de hypo-
theekbanken loopen door de beperking van de aflos-
singen der hypotheken naar alle waarschijnlijkheid
vast. Over het algemeen zullen de hypotheekbauken
door de voorgestelde maatregelen niet vooruitgaan;
de waarde van de pandbrieven zal uit dien hoofde
dan ook niet verbeteren.

Dat de Regeering tweede en verdere hypotheken
over één kam scheert, wijst op een gebrek aan diff e-
rentieering, dat bedroevend stemt. Het bezwaar, dat
een tweede hypotheek wellicht op een heel kleine
eerste volgt, ware te ondervangen door de bepaling,
dat -ten
aanzien
van de onderhavige wet tweede en
verdere hypotheken alleen als zoodan-ig worden :tan-
gemerkt, voorzoover zij door vorderingen ten bedrage
van 60 pOt.
‘van
de waar-de van het onroerend goed
worden voorafgegaan.

In artikel 4 van het wetsontwerp wordt van instel-
lingen gesproken welke bij algemeenen maatregel van
bestuur met hypotheekbanken gelijkgesteld kunnen
worden. Sommigen meenen, dat hiermee huizen-
maatschappijen worden bedoeld. Zullen haar ob]iga-
ties in het vervolg 4 of 4% pOt. afwerpen? Het is
niet duidelijk. Een rente van 4 pOt. ware al zeer on-
billijk; de belegger heeft obligaties van huizen-maat-
schappijen -terecht in een andere categorie -geplaatst
dan de pandbrieven, daar immers de risico’s veel

grooter zijn. Maar ja, als de Regeering voor tweede
en verdere hypothelcen geen hoogere rente toelaat,

waarom zou zij dan hier discrimineeren.

Resumeerende kan men zeggen, dat de beleggers

groote principieele bezwaren tegen het ,wntsotwerp
moeten hb’hen en -verder, ‘dat ettelijke detailkwest-ies

beter geregeld kunnen worden.

L. H. VAN
LENNEP.

DE VERLAGING VAN VASTE LASTEN EN DE

GEMEENTEN.

Toen de Regeering het vraagstuk van de vaste las-

ten aanvatte, heeft
zij
terecht begrepen, dat zij in

haar streven tot verlaging ook de
overheidslasten

diende te betrekken. INiet alleen zijn deze, vooral in
de steden, na den oorlog een steeds gewichtiger on-
derdeel van de exploitatiekosten van onroerend goed
geworden, maar bovendien zijn deze lasten
na
het in-

treden van de depressie veelal nog verzwaard, zoodat

zij in versterkte mate zijn gaan drukken op. het, in

rentabiliteit en in waarde verminderende, huizenbe-
zit. De zware druk der overheidslasten is zulk een
apert feit, -dat te’genstan’ders en voorstanders van -de

overige in het ontwerp vervatte maatregelen elkaar
althans op dit punt zullen kunnen vinden.

Tot deze veronderstelling bestaat des te meer aan-

leiding, omdat bij het streven tot verlaging van be-
lastingen -zich niet terston-d
principieele
vragen op-
dringen, gelijk bij de beoordeeling der andere voor-gestelde maatregelen het geval is. Bij de overheids-
lasten gaat liet in de eerste plaats om de
practische
mogelijkheid tot verwezenlijking der gewenschte ver-
laging.

Het wetsontwerp bepaalt zich tot maatregelen ten
aanzien van
gemeentelijke
lasten. De Regeering moti-
veert deze beperking aldus, dat de rijksbelastinghef-
fer in het algemeen de zakelijke lasten op het onroe-
rend goed niet heeft verzwaard. De hoofdsom van de grondbelasting, welke trouwens voor % gedeelte aan
de gemeenten ten goede komt, wordt nog steeds ge-
heven naar normen, welke lang vôér den oorlog zijn
vastgesteld. Ten behoeve -van de rijksfinanciën zijn
hierop naderhand slechts 20 opcenten gelegd. Veel
zwaarder echter is, zooals in de Memorie van Toe-
lichting terecht wordt opgemerkt, de druk der ge-meentelijke lasten in den vorm ‘an verhoogde op-

centen op de groridbelasting, straatgeld, assurantie-
belasting, precario en dergelijke. Deze komen voor
verlaging derhalve het eerst in aanmerking.
De Regeering heeft overigens reeds getoond, dat zij
ook de rijksschatkist offers wil laten brengen. Bij cle
indiening van het Bezuinigin-gson-twerp is in u-itzieht
gesteld, dat, na aannemin-g van -dat ontwerp om. een
vermindering van de rijksopcenten op de ‘grondbe.
lasting zal worden voorgesteld. In -de Memorie van
Antwoord op -dit ontwerp neemt de Regeering, op
grond van ‘de nader gebleken ongunstiger wending
-in -de opbrengst -der middelen, -de -toegezegde belas-
tingverlaging echter ten deele terug, zonder evenwel
mede te ‘deelen of -ook -genoemde vermindering van
opcenten – aanvankelijk bovenaan het lijstje -der ver-
minderingen geplaatst – -gevaar

loopt niet verwezen-
lijkt te worden. Men zal in elk geval -goed -doen, zijn
verwachtingen niet te hoog meer te spannen.
De Regeering constateert met betrekking tot de
gemeentelijke lasten algemeen bekende feiten, waar-
van de oorzaken ook direct zijn aan te
wijzen.
Het
gemeentelijke belastinggebied is wettelijk beperkt tot
bepaaldelijk aangewezen heffingen, waaronder de za-
-kelijke belastingen een eerste plaats innemen. Daarbij komt, ‘dat in 1929 het reeds bestaande primaire karak-
ter van de opcentenheffing op de grondbelasting nog
is versterkt. Het aantal opcenten op de toen inge-
voerde gemeentefondsbelasting mag nl. niet hooger

zijn dan het getal opcenten op de grondbelasting.
Voordien was reeds bepaald, dat de opcentcn op de
personeele belasting eerst dan tot een honger getal

604

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

17 Juli 195

dan 80 mogen worden geheven, wanneer die op de
grondbelasting op het maximum (80) zijn vastgesteld.

De wetgever heeft met deze wettelijke constructie

er bewust naar gestreefd, ,,het zakelijke element in de

gmeente1ijke belastingheffing meer dan tot dus-

verre naar voren te brengen, d.w.z. haar meer te doen

aansluiten aan de vaste outillage der gemeente”
1)

Deze constructie moest er dus toe leiden, dat hij
ver-
hoo ging
van belastingdruk in elke gemeente het eerst
de zakelijke ‘belastingen verzwaard werden. Deze ten-

dens tot zwaardere belasting van het onroerend goed

is voorts niet weinig versterkt door den eisch tot in-

voering van een straatbelasting, welken het hooger

gezag tot dusver stelde aan de gemeenten, die er niet

of moeilijk in konden slagen, haar begrootingen slui
tend te
krijgen.
Hoewel dit veelal plattelandsgemeen-

ten betrof, waar de overheidslasten op het onroerend goed over het algemeen lager
zijn
dan in de steden,
was deze lastenverzwaring bij den sterk gedaalden

welstand ten plattelande toch zeer onwenschelijk. Be-

doelde eisch ging in elk geval tegen de algemeene

regeeringspolitiek in en was dus een inconsequentie,
welke thans in volle scherpte blijkt.
Tanneer
men dus, met betrekking tot de verzwa-

ring van gemeentelijke lasten de ,,schuldvraag” zou
willen stellen, dan is de rijkswetgever en de rijksre-

geering zeker niet vrij te pleiten. Vooral niet, omdat
de financieele betrekking tussehen het rijk en de ge-

meenten tot 1919 zeer gebrekkig was geregeld, zoodat

de gemeenten,
bij
de toeneming harer wettelijke plich-
ten zonder evenredige financieele compensaties, wel

tot lastenverzwaring werden gedreven. Billjkheids-

halve mag in dit verband echter ook niet onvermeld
blijven, dat, hoe werkzaam de hier aangewezen fac-
toren ook zijn geweest, de
werkelijke
hoogte van de
lasten in tal van gemeenten voornamelijk werd be-

paald door opvattingen omtrent gemeentelijk beheer,
welke niet harmonieerden met de beginselen van een
gezonde belastingpolitiek.

Zijn de algemeene oorzaken van de lastenverzwa-

ring dus zeer wei aanwijsbaar
i
de
omvang
van de
vaste overheidslasten op onroerend goed verschilt

sterk naarmate men te doen heeft met landeljkc dan
wel met stedelijke gemeenten. Hieromtrent doet ir.

H. van der-Kaa, hoofdinspecteur van de Volkshuis-

vesting, interessante mededeelingen in zijn verslag
over 1934. Hoewel de bouwkosten sinds 1930 zoo aan-
zienlijk zijn verminderd, dat de post rente en aflossing

van het bouwkapitaal met ‘vaak 40 pOt. is gedaald,

zijn de huren volstrekt niet in dezelfde mate vermin-derd, omdat de overheidslasten veelal zoo hoog zijn.
Te Amsterdam waren deze in 1930, tezamen met de
kosten van onderhoud en administratie, bijna de
helft
van de exploitatiekosten, in de andere groots ge-
meenten iets minder, in kleinere gemeenten, waar

gebouwd wordt op eigen grond, aanmerkeljk min-
der
2)•
Deze verschillen tusschen groote en kleine ge-
meenten vloeien ten deele voort uit de kosten van
noodzakelijke voorzieningen bij stadsvorming, ten
deele echter ook uit de royale opvattingen, welke in het verleden
bij
stadsuitleg en daarmee samenhan-
gende sociale voorzieningen hebben geheerscht.

Ondanks deze verschillen laat zich echter de stel-
ting verdedigen, dat in vrijwel alle gemeenten, en

dus niet alleen in steden, een verlaging van hier-
bedoelde lasten zou behooren te geschieden. In die
gemeenten immers, waar de huren sinds .1931 door
het natuurlijke spel van vraag en aanbod al 20

pOt. en’ meerzijn gedaald, bestaat thans reeds een zoo
groote spanning tusschen opbrengst en kosten, dat
verlaging van de laatste geboden is. In die gemeen-

Memorie
van
Toelichting
op
dit ontwerp, pag. 6. Jaarverslag van den hoofdinspecteur van den dienst,
belast met het ‘toezicht op de handhaving van de vette-
lijke bepalingen betreffende de volkshuisvesting over 1934.
Overgedruk’t uit Verslagen en mededeel’ingen betreffende
de volksgezondheid April 1935. – Pag.
8
1
9
.

ten verder, waar de nieuwe wettelijke bepalingen tot

het verkrijgen van een huurverlaging – met 20 pOt.

worden toegepast, wordt deze verlaging natuurlijk
evenzeer noodzakelijk.
In welke
mate is
‘deze lastenverlaginig ‘gewensdht?

De ex’loitatie-‘on’tvangs’ten zijn of worden met 20 pOt.

‘verminderd. Wil men de gestoorde ‘of te verstoren
rentabiliteit ‘herstellen, resp. ‘handlha’ven, ‘dan moeten

‘de exploitatiekosten een evenredige vermindering

ondergaan. Een ruwe berekening aan ‘de ‘hand van

de algemeene gegevens van ‘de Uaypotheekbanken toont
aan, ‘dat de rentevermindering en de mogelijke ver-

inging van ‘de afl’ossingstermijnen tezamen den post

rente en aflossing kunnen terugbrengen met onge-

• veer 20 pOt. Wil de Regeerin’g het ‘door ‘haar be-

oogde ‘doel bereiken, dan ‘zouden ‘de ‘overhei.dslasten,
vooral daar waar zij een ‘groot deel van de exploita-

tiekosten uitmaken, een ongeveer ‘gelijke verminde-
rin’g ‘moeten ondergaan.

Walke perspectieven ‘opent nu het wetsontwerp
voor een spoedi’ge en voldoende verlaging der over-
hei’dslasten? Het antwoord moet luiden:
eipenljjk
geen!
In ‘de vierde paragraaf van het ‘ontwerp wor-
den ni. slechts
formeele
regelen ‘gesteld, welker toe-
passiri’g ‘bepaalde gemeenten zal nopen, ‘het vraagstuk

van de lasten op onroerend ‘goed in ‘zijn geheel onder
oogen te zien, ,,opdat ‘daarbij met ‘het ‘doel van dit
wetsontwerp
zooveel mogelijk
rekening kan worden
‘gehouden”. De mate, waarin verlaagd moet worden,

‘is in het ‘geheel niet vastgelegd, want, rzegt.de M. v. T.,
,,verla’gin.g van ‘deze lasten hangt ten nauwste samen

met ‘de financieele positie ‘der betrekken ‘gemeente.
De wetgever kan ‘haar ‘daarom niet ‘dwingend over de

gcheele lijn gaan voorschrijven”. Dit klinkt weinig
hoopgevend;
‘wij
komen zoo aanst’on’ds ‘op ‘deze uitla-
ting terug.

Artikel 8 bepaalt slechts, ‘dat alle op ‘het tijdstip

van de ‘inwerkingtreding ‘dezer . wet geldende veror-

deningen van ‘de na’d’er •door ‘de Kroon aan te wijzen
gemeenten betreffende de heffing ‘van bepaalde be-
lastin’gen vervallen, met ingang van het belasting-

jaar, ‘he.twelk in of met 1936 aanvangt. Deze ‘belas-
tingen ‘zijn: ‘de z.’g. losse precari’o’s, de opcenten ‘op
de ‘hooMsorn der gron’dheiasting, ‘de bouwterrein.-,
straat- en baa’bbelastin’gen, ‘alsmede de bran’dassuran-
tie’belas’t’ing. Met uitzondering van de ‘bouwterrein-, ‘haat- en assurant’iebelasting worden ‘de aangewezen
‘heffingen, althans ‘in ‘de ‘groote ‘gemeenten, algemeen
toegepast Daar ‘kradhtens ‘de Gemeentewet ‘de Kroon de helas t’in’gveror’den’in’gen moet ‘goedkeuren, krijgt

Zij op ‘deze wij’ze een ‘hernieuwde contrôle op deze
belastingen.

In de Memorie van Toelichting wordt ‘niet ver-
klaard; waarom deze herziening tot ‘bepaaldelj’k aan
te wijzen gemeenten moet bli,ven ‘beperkt. Een ge-lijke beperking wordt wel verklaard met betrekking
tot ‘de thuurverlagin’gsmaatregelen. Deze ‘behoeven ni.
alleen te worden toegepast, waar ‘de natuurlijke aan-
passin’g ‘der ‘huren zich niet of niet in ‘voldoende mate
heeft voltrokken. Wij zagen edh’ter reeds, ‘dat een
generale
verlaging vain overhei.dslasten gewen’sdht ‘is,
omdat mede hierdoor ‘de op natuurlijke of gedwon-
gen wijze verstoorde rentabiliteit moet worden ‘her-
steld. Het ‘komt ons ‘dan ‘ook zeker noodzakelijk voor,
dat
alle
‘gemeenteen aan ‘den arbeid worden ‘gezet.
De Regeering acht een verlaging van de gemeen-
telijke ‘lasten ‘op onroeren’d goed noo urgent, dat zij
deze desnoods wil
verkrijgen
‘d’oor een
verschuivmng
van ‘lasten. Om ‘deze mogelijk te maken stelt zij een
wijziging in het systeem ‘der ‘gemeentelijke belastin-
gen voor. Zooals wij’ reed’s zagen, is aan de ‘heffing
van opcenten ‘op ‘de gron’dbelaating voorrang toege-
kend ‘boven de heffing van opcen’ten ‘op de personeele
belasting en •op ‘de gemeentefon’dsbelas’ting. Dezen
band wil de Regeerin’g nu slaken. De opcentenhef-
fing op ‘de personeele belasting en d’ie op ‘de ge-
‘meen’tefon’ds’belasting ‘komen dus elk op zichzelf ‘te
stahn, zoo’da’t het nu mogelijk wordt deze belastingen

17 Juli 1935

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

605

te ver’hoogen,
ter compensatie
van een verlaging van
de grond’belasting.

Het behoeft geen betoog, hoe onwenschelijk in het
algemeen een dergelijke
verschuiving
is, wanneer
ver-
laging
van lasten dringend geboden is. In het bijzon-
der een ‘verhoogin’g van de personeele belasting is
echter verwerpelijk, omdat ‘het noodlijdende café- en
res’taurandbedrijf, waarvoor ‘deze heffing een Ibedrijfs-

belasting is, een verzwarirug van lasten onmogelijk

kan dragen. Ook uit ‘een oogpunt van de belangen

der gemeentekas ‘is zulk een verhooging ‘gevaarlijk,

omdat vooral de hoogstaangesla’genen, ‘die het leeu-
venaan’deel in de opbrengst leveren, haar gemakke-

lijk kunnen •ontt’loopen door naar een ‘goedkoopere wo-ning te vei1huizen.

Een verhoogde heffing van opcenten op de ge-
meentefon’dsbelastinig is voorts in vele gemeenten

niet mogelijk, omdat men reeds aan het wettelijke
maximum toe is. In ‘het ‘bijzonder te Amsterdam en

te Rotterdam, waar ‘de oplossing van het huurvraa’g-
stuk in de lage huurklassen ‘het urgents’t is, is dit

het geval, zoodat ‘dit ,,compensatiemiddel” ‘daar niet
is toe te passen.
Wij
zijn
‘hiermee genaderd tot de vraag, welk effect
van de herziening der gemeentelijke belastin’gveror-
den’in’gen te verwachten is. En dan kan ons uit-
woord, dat zich uiteraard tot een
algemeen
oordeel
moet bepalen, niet ‘dan zeer sceptisch ‘luiden. De toe-
stand van ‘de financin ‘der meeste ‘gemeenten is zeer
zorgelijk. De toenemende werkloosheid en •de nog
steeds vermin’derende opbrengsten van heffingen en
tarieven doen voor ‘de toekomst eerder erger ‘dan beter
verwadhten. Men kan de stelling verdedigen; dat de
toestand juist het ‘precairst is in die gemeenten, waar
het huurvraagstuk het meest nijpt. Deze stelling laat
zich gemakkelijk hewijzen uit ‘de ‘onis’tandi’ghei’d, dat
in die ‘gemeenten het ‘inkomen van de bevolking in
al haar lagen in ‘die ‘mate is aangetast, ‘dat ‘zoowel ‘de
opbrengst ‘der ‘belastingen sterk is ‘verminderd, als ‘het

vermogen om hooge ‘huren te betalen sterk is afge-
nomen. Dit blijken tenslotte twee verschillende aspec.
ten van eenzelfde zaak, de algemeene verarming.
Er zullen natuuriij’k nog wel gemeenten ‘gevonden
worden, waar een verlaging van lasten ‘zonder ont-
wrichting •der financiën mogelijk is. Groot kan het
aantal van deze soort echter ‘niet meer zijn. De nieu-we regeling van de financiering ‘der werkloosihei’ds-
lasten heeft ‘den belastingdruk in ‘cle gemeenten sterk
geëgaliseerd, zoodat er niet veel vrijiheid van bewe-
ging meer over is. Juist de groote steden, waar het
om gaa’t, zullen, op een enkele uitzondering na, niet
tot ‘deze categorie ‘be’hooren.

Te Rotterdaim worstelt men nog steeds met een tekort van ru’im
f
1 milli’oen op ‘de loopen’de be-grooting. Een verlaging van ‘de
zakelijke
belastingen met 20 pOt. zou, globaal ‘berekend,
f
1 .millioen kos-
ten. Met voortgezette bezuiniging, hoe noodig ook bij
‘de steeds afnemen’de ‘draagkracht van de ‘bevolking,
zou zulk een direct ingaande verlaging niet zijn te
financieren, ‘omdat versobering thans eerst op ‘den lan-
gen duur effect heeft. Een nieuwe, terstond weiken-
‘de, vermindering ‘der persoiieelslasten, i:n overeen-stemming ‘met ‘de voorgenomen verlaging der rijks-
salarissen, dempt slechts het reeds bestaande tekort.

Te Amsterdam is de toestand op het oogenblik nog
iets ‘beter, maar ‘de toekonist wordt ‘daar, blijkens uit-
latingen van wethouder Rustige, zeer duister inge-
zien. Middelen ‘om een ‘verlaging van lasten ‘door ‘te
voeren zijn in ‘de hoofdstad evenmin aanwez’i’g. Zulks
te minder, omdat Amsterdam in zijn financiën zwaar
zal worden ‘getroffen, in’dien – wat te verwachten is
– de Kroon ‘de, in het onderhavige ontwerp mede
vervatte, verlaging van ‘de erfpachtscanons op

leze
gemeente toepasselijk verklaart.
Een mogelijke vermindering van de erfpachts-
canons is in ‘de grondpolitiek ‘der ‘gemeenten tot dus-
ver een verwaarloosde factor ‘geweest. In plaats van ‘de ‘oeconomisch gewenschte verlaging, hebben ver-

sch-illen’de gemeenten ‘de laatste jaren een verhooging
toegepast. Alleen, ‘zoo ‘deelt ir. Van der Kaa in zijn
zooeven ‘genoemd verslag mede, ‘de gemeenteraad

van Utrecht heeft ee ‘besluit ‘ge:aonen tot verlaging
.

van •de canons d’oor aan ‘de berekening een lageren
rentevoet ten grondslag te leggen.
1)

De voornaamste gron’d voor de invoering van het

erfpachtstelsel indertijd in verscheidene gemeenten
was gelegen in ‘de verwachte stijging •der ‘grondprij-
zen, welke aan ‘de ‘gemeenschap ten goede ‘diende te
komen. Deze •depressie zon’d’er ‘weerga tast edhter ook

dèze verwachting aan, zoodat •ook het ‘kwade risico

van grondexploi’tatie thans door ‘de ‘gemeenschap moet

worden gedragen. Men moge ‘overigens over het erf-
pachtstelsel denken zoo men wil, zeker is het, ‘dat een
gemeen-te als Rotterdam z’ich op ‘het oo-gen’biik ‘ge-
luk’kig mag prijzen, dat zij
zich
aan ‘het systeem van
grondverkoop
heeft gehouden. Anders zou het onder-
ha-vige ontwerp ruïneus voor -de R’otterdamscihe finan-

ciën zijn ‘geworden. Een gemeente als ‘s-Graven’ha’ge,

waar nog ,,sledhts” 65 ‘opcenten ‘op de gemeente-
fondebelastin’g worden ‘geheven, zal zelfs moeite ‘ge-noeg ‘hebben om een verlaging van lasten èn een ver-
mindering van erfpachtcanons te verwerken. Hoe zal

dit ‘dan echter in andere -gemeenten, ‘die er minder
goed voorstaan, klaargespeel:d kunnen worden?
Men kan na beschouwing van ‘dit alles
‘moeilijk
-tot
een andere conclusie -komen dan ‘dat ‘de ‘door ‘de Re-
geerin’g ‘beoogde verlaging van overhei’dslasten in vele
gemeenten – en vermoedelijk juist ‘de grootste –

niet te verwezenlijken is, -zon-der de financiën te ont-
wrichten. De Regeering zelf heeft blijkbaar ‘ook niet
zooveel verwach’tiû-g van haar streven. Wij vermeld-
‘den reeds haar uitlating, ‘dat de lastenverla’gin’g ten nauwste met de financieele positie van ‘de gemeente
saim-en’han’gt. Ook in (haar ‘overige besdhouwin-gen
komt ‘deze restrictie telkens terug. Wie geen vreem-

‘deling in ‘het 3eruzalem ‘der gemeentefinanciën is,
weet hoeveel ‘waarde aan ‘deze restricti’e moe-t worden
gehecht en begrijpt, hoe weinig er van ‘deze lasten-
verlaging terecht moet -komen.

Steeds verminderende ‘inkomsten der openhare
lihâmen, de onmogelijkheid ‘deswege om de over-
heidslasten te verlagen, welke op ‘het afnemen-de
volksvermogen relatief steeds zwaarder gaan druk-
ken en ‘het vo-lksinkomen ‘ten ongunste influencee-
ren, – ziedaar de vicieuze cirkel, waarin wij in Ne-
‘derlan’d zijn geraakt.

Op welke wijze ‘zal ‘deze ‘ban worden -gebroken? Dit
i de pijnigen’de vraag, welke velen zich stellen. Een
voorloopi’g antwoord i-s, ‘dat het -onderhavige ontwerp ten aan-zien van de ‘ovechei’dsiasten ‘daarin niet slaagt.
Mr.
M. RooiJ Jr.

N a s c h r i f t. Nadat het bovenstaande was ge-

schreven, kwam ons de jongste aflevering van het –
Maandschrift van het Centraal Bureau voor cle Sta-
tistiek in handen (30e. jaargang, No. 6). Daarin wor-
den vergelijkende gegevens over de heffing van op-centen op de gemeentefondsbelasting in de gemeen-
ten -boven ‘de 20.000 -zielen gepubliceerd. Uit den
daarbij afgedrukten staat blijkt eerst recht, hoezeer

de belastingdruk in de groote gemeenten de laatste
jaren is toegenomen. Het grootste deel van (leze ge-
meenten ‘heft in het jaar 1935/36 reeds ‘het maxi-
mum aantal opcenten en i-s voor deze Ibelasting in cle
tweede of derde klasse geplaatst.
Hoewel deze gegevens slechts één der gemeentelijke
belastingen betreffen, Ican men hen zeker als een al-

gemeene barometer voor den stand der gemeente-
financiën beschouwen. Bij gebleken noodzaak tot ver-
zwarirg van lasten hebben de gemeentebesturen er
immers telkens naar gestreefd, don verhoogden druk
zooveel mogelijk over alle daarvoor iii aanmerking
komende heffingen te verdeelen.
Bovenbedoelde gegevens bewijzen, dat wij den toe-
stand der gemeente-financiën niet te zwart hebben
afgeschilderd.
1)
Genoemd verslag, pa.g’. 9,

606

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

17 Juli 1935

BETEEKENIS VAN DE VERLAGING VAN VASTE

LASTEN EN HUREN VOOR DE HYPOTHEEKBANKEN.

Wanneer men vraagt naar de beteekenis van boven-

genoemd wetsontwerp voor de hypotheekbanken – en

daarbij denkt men dan allereerst aan de door de hy-

potheekhanken uitgegeven pandbrieven, waarvan vol-
gens het C. B. S. op 1 Januari ji. een bedrag van

t’ 987.885.200,— uitstond – dan kan men deze vraag

niet beantwoorden zonder het geheele systeem, dat
aan de gepubliceerde wetsvoorstellen tot verlaging

van sommige particuliere en overheidslasten ten

grondslag ligt, in oogenschouw te nemen. Het begrip
,,last” immers is volkomen relatief: voor den huurder

is de huur een last, doch voor den huiseigenaar een

bate; voor de hypotheekbank is de pandbrief een last

en de hypotheekrente een inkomst. Ook de overheid
kan haar uitgaven niet volhouden, wanneer de bevol-

king de belastingen niet meer kan opbrengen en daar-
om mag dit wetsontwerp nimmer beoordeeld vorclen

op zijn merites voor een speciaal onderdeel, doch

moet het als geheel worden bekeken. Zou men hijv. uitsluitend een beschouwing houden

over de gedwongen hypotheek- en pandbriefrentever-

laging, welke het ontwerp bevat, men zou niet fel ge-

noeg daartegen kunnen waarschuwen. Gedwongen ingrijpen in renteverhoudingen immers

heeft te allen tijde het crediet als zoodanig zeer ern-

stig benadeeld en wanneer men eenmaal van de juiste

principes afwijkt, dan vermag niemand te voorspellen,

tot welke maatregelen de Regeering in die richting

nog verder gedreven zal worden.
In dit tijdschrift is daarop in het nummer van 1

Novemiher 1933 door mij gewezen, toen in de Troon-

rede van 1933 niaatregelen tot beperking van ‘het exe-
cutie-recht waren aangekondigd en o.a. de gang van
zaken in Duitschland als waarschuwend voorbeeld

werd aangehaald.
1-loewel het Duitsche systeem-Brüning anders was

dan het Nederlandsche en voorts de toestanden thans

in Nederland anders zijn dan zij destijds in Duitsoh-

land waren, zoo moet ien wel aannemen, dat de Re-
geering wel zeer ernstige motieven ‘heeft om dit alles

te ri’skeeren.
In ieder geval bevat het ontwerp ook het allereerst
noodige: verlaging van de overheidslasten. Hoe zeer
het deze lasten zijn, die loodzwaar op de bestaande
huisexploitaties drukken, vooral wanneer op erfpacht

is gebouwd of in den tijd, toen de bouwmaterialen
zooveel duurder varen dan ‘thans ‘het geval is, is uit-

stekend uiteengezet in het verslag van den Hoofd
inspecteur der Volkshuisvesting over 1934.
De ontzettend gedaalde bouwkosten hchben den

nieuwbouw zoodanig aangemoedigd, dat in 1934 meer
woningen bijgebouwd zijn dan ooit tevoren: met
54.000 woningen is ‘in ‘dat jaar het aanbod toege-
nomen, noodat de woningmarkt totaal gedesorgani-

seerd ‘is en het percentage leegstaande huizen is zoo
groot, ‘dat niet alleen in veel gevallen door onvol-
‘doende huurinkomsten het eigenaarskapitaal verdwe-
nen is, doch ook van verscheiden hypotheken ‘de ge-

regelde betaling van rente en aflossing in gevaar is

gebradht.
Vermoedelijk heeft de Regeering de gevolgen van een tijdelijke groote terughoudendheid van hypothe-
cair kapitaal in verband met het groote woningover-
schot op dit oogenblik niet zoo zwaar laten wegen,

doch het valt m.i. te betreuren, dat de Regeering dan
niet liever aan den aanbouw van nieuwe woningen

paal en perk heeft gesteld en het te veel aan kapi-
taal, in den nieuwbouw gestoken, niet geleid heeft

naar den bestaanden bouw, waarvoor vermindering van den druk der kapitaallasten het meest urgent is.
Verder is het begrijpelijk, dat wie zijn oog voor-
namelijk richt naar degenen, die met veel en uiter-
aard duur kapitaal van anderen hebben gewerkt, het
ingrijpen in de rente lang niet voldoende acht en ver-
mindering van de hoofdsommen of ‘devaluatie ‘bepleit.

Bier raakt men echter een punt van aanpassings-

politiek der Regeering van zoo principieelen aard,

dat een verschil van meening daarover aanleiding

heeft gegeven tot het aftreden van Minister Steen-

Lerghe, die blijkens zijn mededeeling aan de Maas-

bode het probleem stelt als volgt: ,,Voor mij stond nI.

de zaak van den aanvang af theoretisch aldus: of

aanpassen over de heele lijn en op korten termijn,

met inbegrip van aantasting van hoofdsommen of de-

valuatie”.

Men ontmoet deze opvatting dikwijls, doch blijk

baar volgt ‘de Regeering doelbewust een derde sys-

teem, ni. van
‘geleidelijke
aanpassing met Regee-

ringssteun op ‘de meest bedreigde plaatsen zonder

aantasting van de hoofdsommen.

Thans is aan de orde gesteld het probleem van de

huizenexploitatie met hypotheek- en dus grondcre-

dietobligatierente, huren en op het onroerend goed

drukkende overheidsiasten.

Gaat men uit van het Regeerin’gssysteem en is

men zich bewust van het nu eenmaal door een Re-

geering te aanvaarden feit, dat een zekere collectieve

verantwoordelijkheid van allen voor allen – waar-

door dus de zwakken in zekere mate ten koste van de
sterken worden geholpen – in overeenstemming is

met den geest des tijds, dan moet erkend worden, dat

‘het Nederlandsche systeem in deze gunstig afsteekt

bij de
destijds
door Brüning in’Duitschland gevolgde

methode.

in de eerste plaats bevat het Nederlandsche plan

geen executiebeperking, welke beperking slechts tot

nog verdere verstoring ‘zou leiden, saneerin’g zou ver-
hinderen en het crediet nog veel sterker zou aantas-

ten – ‘gelijk in den landbouw dan ook is gebeurd.
Wil men de belangen der pandbriefhouders niet
uit het oog verliezen ten behoeve der hypotheekde-
hiteuren, dan mag dit ook nimmer gebeuren en het

is in dit verband teekenend, dat de huiseigenaren, die

een telegram aan den Minister van Justitie hebben

gezonden, met verzoek om executiebeperking in te
voeren, dit uitsluitend naar aanleiding van opzegging
van
pa.rticu,liere
hypotheken hebben gevraagd.
In de tweede plaats is niet zonder meer niet 20 pOt.
verlaagd, maar heeft men bijv. ‘de huren verlaagd met

20 pOt. vergeleken bij het
peil
van 1931. De verhuur-

der, die dus eigener beweging al voldoende verlaagd
heeft, wordt dus niet benadeeld in vergelijking met
zijn collega, die zijn huren zoo hoog mogelijk heeft

trachten te houden.
Het is jammer, dat men ook voor de hypotheek-

rente niet een dergelijk systeem heeft kunnen vin-
den, doch een practisch uitvoerbaar systeem is niet

zoo gemakkelijk aan te geven.

Wanneer men nl. voor een categorie van debiteu-

ren de hoogere hypotheekrente, welke zij wel kun-
nen betalen, wil handhaven, hoe moet men dan met
de paiidbrieven aan? Piactisch lijkt mij dit dan ook

niet uitvoerbaar; het is zelfs al een groot bezwaar,
dat de pandbriefrente niet definitief als bij conver-
sie op 4 pOt. wordt gesteld, doch de toestand voor
1 Januari 1,938 nader onder oogen zal worden gezien.

Bij zoon onzekerheid wordt de bedrjfspolitiek zeer
moeilijk en de vetgever’zal de normale conversie heb-
ben verhinderd. Zou het daarom niet billijk en ge-

wenscht
zijn
de conversie van pandbrieven definitief

te maken?

Daarvoor pleiten nog meerdere redenen. Het wets-
ontwerp houdt rekening met de werkelijkheid, dat
het uit een oogpunt van soliditeit voor de pandbrie-
ven hoogst gewenscht is de hypotheekbedragen, welke
te ‘hoog geworden -zijn, te verminderen in verhouding
tot de gedaalde waarde van het onder-pand. Daarom
wordt den huiseigenaar ook alleen dan het recht ge-
geven vermindering van periodieke ‘aflossing op de
leeninigen te vragen, wanneer hij noch uit eigen mid-
delen, noch uit de exploitatie van ‘het onderpan’d meer
dan 1 pOt. aflossing kan betalen.

17 Juli 1935

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

607

Daartegenover worden de hypotheekbanken ver-plicht haar normale uitlotingsvoorwaarden voor de

pandbrieven zooveel mogelijk volledig na te komen

en geeft de wet slechts een veiligheiciskiep tegen vast-

loopen.

Er is dus in het ontwerp voor gezorgd, dat pand-

rief
,
houders niet verder worden benadeeld dan de

regeeringspolitiek eischt en dan is het het meest
gewenschte om op de nieuwe basis zoo normaal mo-

gelijk door te werken.

In het Nederlandsche systeem past geen percents-

gew’ijze verlaging van alle hypotheek- ên pandbrief-

rente, die misschien wel billijker zou zijn als men de

deugd van voorzichtige financiering wil beloonen,

maar die voor verzekeringsmaatschappijen, pensioen-
fondsen ena. practische moeilijkheden zou meebren-
gen, indien de rente van than’s reeds 4 pOt. rentende
pandbrieven op 3.2 pOt. zou worden gebracht. Ver-

moedelijk zouden de pandbrïefhouders een dergelijk
systeem
moeilijker
aanvaarden.
Men ‘heeft, om ontduiking te voorkomen, blijkbaar
niet aangedurfd ‘de rente voor nieuwe ‘hypotheken

Vrij te laten. Aangezien er tot dusverre ook veel geld beschikbaar was voor lagere rente dan 4% pOt., heeft

men ‘bljkbaar ‘gemeend dit voorloopig zonder veel ge-
vaar te kunnen doen. Dit is ‘wel zeer betreurenswaar-dig, aangezien de rentemarge voor de hypotheekban-
ken nu wettelijk zal worden teruggdbracht tot maxi-
maal % pOt., een marge, die practisch lang niet
be-
reikt zal worden. Verscheiden leenin’gen immers doen
gaandeweg lagere rente, hetzij omdat een hoogere
rente niet meer ‘betaald
kan,
worden, ‘hetzij om een
buitengewoon sol’iden Post in de portefeuille te kun-
nen ‘behouden. Voorts was in normale tijden, toen
de bedrijfsonkosten ‘behalve ‘door de renternarge
‘ook door de ‘gebruikelijke provisie bij het afsluiten
van veel nieuwe leeningen vergoed kon worden, een
rentemarge van % pOt. ve1 voldoende, doch boven-
al behoort men te bedenken, ‘dat vroeger slechts
zelden groote verliezen behoefden te worden afge-
boekt, terwijl de thans onvermijdelijk door iedere
bank geleden en nog te lijden verliezen geleidelijk

uit de winsten moeten worden afgeschreven.
Voor de hypotheekbanken komt er ter versterking
van de positie harer debiteuren alles •op aan, of ‘de

vaste overheidsiasten inderdaad voldoende verlaagd
zullen worden. Voor ‘den erfpachtscanon is zulks in het
ontwerp opgenomen. In deze verlaging van den erf-pachtscanon is m.i. in zooverre geen onbillijkheid te
zien tegenover hen, die den grond destijds hebben ge-
kocht, als de ‘grondeigenaar ‘de hypothecaire leening,
waarmede ‘hij zijn aankoop heeft ‘gefinancierd, in den
regel reeds in rente heeft zien teruggaan. De ver-
laging ‘der ‘overige vaste lasten, welke juist voor de
huisei’genaren op eigen grond van z’ooveel belang zijn,
moet echter nog nader worden vastigesteki. Z’ou de in-
voering van de vet •op deze verlaging niet ‘kunnen
wachten? Voorts wordt dit ‘gedeelte van ‘het ‘ont-
werp ernstig ontsierd ‘door de
mogelijkheid
van com-
pensatie met verhooging van ‘de personeele belasting. Ver’h’ooging van ‘deze belastingen lijkt volkomen uit-
‘gesloten in ‘deren tijd; ‘de gemeenten zullen haar compensatie niet meer kunnen vinden in een ver-
schuivin’g van lasten, maar op ‘gevaar af anders de
aanpassing sledhts schijn’baar ‘te bereiken, die corn-
pnsatie ‘moeten ‘zoeken in vermindering van de uit-gaven. De ‘heer Drees ‘heeft er in ‘dit verband reeds
op gewezen, ‘dat ‘het wets’ontwerp een leemte ‘bevat,
‘doordat ‘het niet iiïhoudt gedwongen conversie van
gemeenteleeningen, welke hooger renten ‘dan 4 pOt.
Men bedenke, dat de gemeenten ook zwaar geïn-
teresseerd zijn in het huizenbedrijf en dat de hoog-
heid van de ‘overheid niet verhindert, ‘dat •zij even
economisch tracht te handelen als ‘iedere particuliere instelling, ‘door ‘haar ‘hypothecaire voorschotten niet
in rente te verlagen, tenzij de geldleener door extra-
aflossing de hypotheek kan terugbrengen tot een
lager en dus minder risico meebrengend bedrag, dat

de gemeente Den Haag stelt op 60 pOt. van de waar-
de van het onderpand bij herschatting.

Voor de houders van gemeente-obligaties zal het-
zelfde motief gelden als voor die van pandbrieven,

dat zij zich in dezen tijd wellicht een offer in de

rente zullen laten welgevallen, mits de hoofdsornmen

daardoor meer safe worden gesteld.

Of ‘dit bij de pand!brieven het geval zal zijn, valt over het algemeen nog niet precies te zeggen, doch
hangt grooten’deels af van de mate, waarin de ge-

meentelijke lasten voor de hypotheekdebiteuren in-
derdaad verlaagd worden. Of daarin, behalve
bij
erf-
pacht, steeds een voldoende compensatie voor de

huurverlaging te vinden zal zijn, moet dus worden
afgewacht. Voorts vergete men niet, dat de terug-

brenging van te hoog geworden hypotheekbedragen
de grootste zorg van het huidig hypotheekbankbeleid

uitmaakt. Versterking van de positie der debiteuren
en betaling van lagere rente, waardoor gelden voor

aflossing vrijkomen, kunnen daartoe meewerken, doch
een maximum rente-marge van ten hoogste % pOt.

maakt het anderzijds ook weer bezwaarlijker om de’
verliezen op ‘de eene leening, welke men o.a. kan

nemen door den debiteur verder in de rente tegemoet
te ‘k’omen, met ‘de winsten op an’dere, die de hoo’gère
rente wel kunnen betalen, weder eenigszins goed te
maken.

Door de verlaging van ondragelijk geworden erf-
pachtscanon, de voorgenomen verlaging van verdere
overheidsiasten, ‘de renteverlaging, welke voor ver-scheiden debiteuren een versterking van hun positie
beteekent, kan men echter niet zeggen, ‘dat ‘het ‘door
pan’dhriefhou’ders ‘te brengen ‘offer tevergeefs ge-
bracht zal blijken te zijn.
Tenslotte is, nu de Regeering eenmaal haar voor-stellen, welke natuurlijk zeer zorgvuldig
zijn
over-
wogen en waarvan het pro en contra haar bekend is,
heeft ‘gepubliceerd, een verdere
vrijwillige
en altijd
kostbare conversie der nog uitstaande ongeveer

f
700.000.000 hoo’ger ‘dan 4 pOt. rentende pan’dhrie-
ven wel zeer moeilijk geworden.
Mr. J.
VILKENS.

GEVOLGEN VAN HET WETSONTWERP VOOR DE
HUISEIGENAREN.

Het stemt tot verheugenis, dat de Re’gering einde-
lijk blijk geeft ‘duidelijk in te zien, ‘dat ‘de tegenwoor-

clige verhoudingen in de exploitatie der onroerende goederefi onredelijk zijn en van dit gezichtspunt uit
gezien is er reden voor de huiseigenaren om dit ont-
werp welwillend tegemoet te treden.
Helaas blijkt echter datgene, wat dit ontwerp prac-
tisch aanbiedt, van zoo weinig daadwerkelijk belang,
dat voor dit ontwerp thans elke geestdrift van huis-eigenaren misplaatst zou zijn, daar zeer velen onder hen er meer kwaads dan goeds van zullen hebben te
verwachten. Het blijkt toch, dat slechts één ingrijpen-de maatregel van algemeene strekking wordt doorge-
voerd en wel de verlaging van de huur met 20 pOt.
gemeten aan de huurwaarde van 1 Januari 1931.
Te’genover ‘het groote positieve nadeel, ‘dat ‘deze ‘be-
paling dreigt te brengen aan die huiseigenaren, die
tot op heden weinig of geen huurverlaging behoefden
‘toe te staan, valt ‘de van algemeen ontlaste.nde
strekking
zijnde
maatregel – waarbij de rente tot
uniform 4% püt. wordt teruggebracht – in het niet.
Hierhij komt verder, ‘dat ‘de verlaging van overheids-
lasten, waarin het ontwerp wil voorzien, goeddeels
verlagingen in perspectief ‘zijn, waarvan ‘het waar-
schijnlijk ‘i’s, dat de groote meerderheid van huiseige-
naren voorshands practisch geen verlichting zullen
ontvangen.

Vanuit het standpunt van den huiseigenaar gezien
is het ontwerp, voorzien van de hierondervolgende
noodzakelijke wijzigingen en aanvullingen, slechts een
eerste stap en de onvoldoendheid van het thans door
de Regeering voorgestelde valt wellicht hieruit te
verklaren, dat de Regeering er zich ook thans weer

608

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

17 Juli 1935

schroomvallig voor Ihoedt om in ‘deze materie doel-

bewust in te grijpen en de publieke opinie omtrent

de noodzakelijkheid van het hoe en het waarom voor

te lichten; er integendeel den voorkeur aan blijkt te

geven om, ter voorkoming van schadelijke gevolgen,

met maatregelen te wachten tot de publieke opinie
daarvoor rijp is.
De Regeering ‘heeft blijkbaar ‘de hoop op een lager

rentetype dan 4 pOt. binnen afzienbaren tijd opge-

geven, hetgeen de perspectieven voor ‘de huiseigena-

ren nog meer versombert. Het hoogere rentetype voor
hypotheken (4% pOt.) motiveert ‘de Regeering onder

verwijzing naar de marge, welke de hypotheekbaaken

hier te lande in acht plegen te nemen tussc’hen ‘de te

betalen pandbriefrente en de te ontvangen hypo-

theekrente.

Een oogenbiik aanneinen’d, ‘dat deze gedachtengang

in deze omstandigheden juist moet worden geacht,

waarop
wij
nog nader terugkomen, moet hier wor-

deh vastgesteld, dat dit motief op zichzelf nog niet

noodzakelijk behoeft te leiden tot het vaststellen van

het algemeen voor hypotheken geldende rentetype

van 4% pOt. Het zal onze Regeering
ongetwijfeld be-
ken’d zijn, ‘dat het totaal der onder hypothecair ver-

band verstrekte geid’n, afkomstig van ,,particulieren”,
vele malen igrooter is ‘dan de circa 1 m’illiard gulden,

die via de hypotheekbanken belegging op onderpand

van onroerend goed vonden. Waar de Regeering in

de M. v. T. op pag. 3 -zlf aanvoert, dat ‘de pandbrief

in economischen zin overeenkomst vertoont met de
rechtstreeksohe hypothecaire ‘geidleenin’g, zou het o.i.

voor ‘de hand hebben gelegen om ‘dan ook de rente
voor ‘de ‘hypotheken, afkomstig van particulieren,

op dezelfde hoogte te stellen als thans voor ‘de pand-

‘briefrente wordt gedaan en wel op 4 pOt. Als uittzon-
‘derings’bepaling zou dan kunnen gelden, dat de ‘hypo-
theekbanken ‘het ietwat hoogere rentetype zouden
mogen berekenen.

Nu dit niet is geschied, bestaat ‘het gevaar, dat par-

ticuliere geldschieters onder hypotheekverband hun
opzegbare hypotheken zullen oversluiten naar het
door de wet vastgestelde 4% pOt. type, zoodat de mo-

gelijkheid niet bij voorbaat is uitgesloten, dat ver-

schillende eigenaren in plaats van renteverlaging,
renteverhooging zullen hebben te verwachten en daar-
mede, in plaats ‘van verlichting, verdere verzwaring
van lasten.

Het in het ontwerp gestelde uniforme rentetype
lijkt ons echter niet juist. Waar de Regeering een
huurverlagingseisch stelt van 20 pOt., zou het o.i. juis-
ter en ‘billijker zijn geweest, indien zij een renteverla-
ging van 20 pOt. naar maatstaf van de rente van 1931
zou ‘hebben voorgeschreven. Dit ware juister, omdat
dan ook de
bijzondere
risico’s van elke leening in het
nieuwe rentetTpe ‘ver’disconteerd zou’den zijn ‘gebleven,
terwijl bovendien de eigenaren met naar verhouding

yan het onderpand kleine hypotheken – welke reeds
een lager rentetype hebben – thans mede van de

renteverlaging zouden profiteeren. Billijker zou een
dergelijke regeling zeker zijn, omdat bij de thans
voorgestelde regeling de laatste groep huiseigenaren

wel deden in de 20 pOt, huurverlaging, doch niet in
verlaging van rente, ja zelfs het risico van rente-
verhooging loopen. De weinig elegante oplossing dat
de rente voor 2e en 3e hypotheken eveneens op uni-

form 4% pOt. wordt gesteld zou dan niet noodig zijn.
Deze gelijkscha’keling van le, 2e ‘en 3e hypotheek, wat
den rentev’oet betreft, is economisch onjuist en voor
het redhtsgevoel onbevredigend. De huiseigenaren,
die hun eigendommen oveebelast ‘hebben, kunnen
mogelijk van deze regeling profiteeren, echter zonder
dat daardoor uitzicht bestaat op saneering van hun
ongezonde exploitaties, terwijl door de thans voorge-

stelde regeling de solide exploitaties weer wat verder
worden uitgehold.
De in het ontwerp vastgestelde verlaging van de

aflossing tot minimaal 1 pOt. is onvoldoende. Wie

eenigszins nauwér betrokken is bij de woningexploita-

tie weet, dat reeds thans tal van e:igenaren nict in
staat
zijn
ook maar iets af te lossen, zoodat hand-

h.aving van ‘dezen eiscih reeds bij voorbaat voor velen
onvervul’baar is en hen automatisch moet in gebreke

stellen, met ‘gevol’g, ‘dat op ‘groote schaal executies zul-

len moeten volgen, welke slechts zullen worden voor-
komen door een executie-beperking, c.q. executie-ver-

bod. Voorts moet worden gevreesd, dat het afdwingen
van huurcess’ie, ‘hetwe.lk reeds op zeer uitgebreide

schaal plaats vindt, in versterkte mate voortgang zal
vinden.

Deze tegemoetkoming wordt bovendien slechts dan

verleend indien de debiteur, na bevel van den kan-

tonrechter, met bewijsstukken gestaaf de gegevens no-

pens eigen inkomen en vermogen heeft verstrekt.

Zulks beteekent, ‘dat, bij een bepaalde exploitatie,

welke noodlijdend is en geen contractueele aflossing
toelaat, uit andere bronnen van inkomsten of vermo-

gen de tekorten moeten worden aangezuiverd en dat

eerst bij uitputting van deze andere inkomsten- of

vermogensbestanddeelen de verzachting van voor-
waarden – zooals ‘door ons overigens reeds als on-

voldoende werd gekwalificeerd – intreedt. Dit be-
teekent tevens, ‘dat ‘dus eventueele overschotten op

nog niet noodlijdende exploitaties zullen moeten wor-

den overgeheveld naar de noodlijdende, tengevolge

waarvan de natuurlijke reserve-vorming voor de thans

nog gezonde exploitaties wordt belet met het gevolg,

dat bij voortschrijdende huurdaling en het voortschrij-

den van den
tijd,
de nog niet noodlijdende expioita-
ties in versneld tempo noodlijdend moeten worden.
De ‘geëi’sehte ‘inzage in ‘dén vermogenstoestand ‘heeft

klaarblijkelijk tot doel de liquidatie van wellicht nog
‘bestaande vermogensbestand’deelen, waarvan ‘de strek-
kin’g zal zijn, dat de ‘huiseigenaar, behalve he’t reeds

verloren eigen kapitaal tengevolge van het tenietgaan

van de overwaarde, nieuwe kapitalen za] moeten ste-

ken in
zijn
eigendommen.

De heer Mook ‘heeft in zijn te Amsterdam gehou-
‘den congresrede, waarin behandeld is het onder-

werp: ,,ls beperking van het executierecht t.a.. het
onroerend ‘goe’d wensc’helijk?”, aangetoond, dat bij
doorvoering van dezen maatregel door de .gezamen’ljke

huiseigenaren in Nederland wederom circa 1 milliard

nieuw kapitaal in het huizenbezit zal moeten worden
gestoken. Hij uitte reeds toen zijn vrees, dat deze
groep van burgers, na het reeds geleden milliarden-
verlies, tot deze krachtsinspanning niet meer in staat
zal blijken.

Het komt ons voor, ‘dat ‘de Regeerin’g met ‘het voor-
gestelde, het zich gestelde schamele doel – het ver-
krijgen van voorshands verlichting van den dehiteur
– niet zal ‘bereiken. Overduidelijk ‘blijkt, dat sanee-
ring der exploitaties, het rechtzetten van ook blij-
kens de
M.
v. T. inderdaad scheef getrokken verhou-
dingen, niet wordt bedoeld. Het vraagstuk der vaste
lasten wordt niet :bezien van het igezichtspunt van

den thans economisch mogelijken huurprijs, zoodat de
daaruit voortvloeiende consequentie van onvermijde-
lijke schuldherziening niet in het geding komt. Het
perspectief, ‘dat art. 1 van ‘dit ontwerp biedt, is
‘slechts ‘dat van toenemende sdhu’l’dverzwaring bij da-
lende waarde der onderpanden.. Hoe dan ook in dit
verband de tijdelijkhei.d van het ontwerp kan worden

verdedigd met de motiveering: ,,zouden de omstad-
digheden zoo veranderen, ‘dat de ‘druk ‘der •oude lee-
ningen niet meer als hinderlijk zou worden gevoeld”

lijkt raadselachtig en moet menig huiseigenaar als
bitter sarcasme voorkomen.

Het is onze overtuiging, dat zonder ,,saneering”

der exploitaties en schuidverhoudingen geen normale
toestanden kunnen terugkeeren en in het in Juli 1934
door den Ned. Bond van Huis- en Grondeigenaren en
Bouwondernemers ingediende schema tot beperking
van het executie-recht is der Regeering aangetoond,
dat slechts via het vergrooten van aflossingen en het

17 3u1i 1935

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

609

maken van den post rente tot een sluitpost der exploi-

tatie, een saneeririg langs den weg der aanpassing
kan worden tot stand gebracht. Daarbij is tevens ge-

‘bleken, dat ‘cle dan op te brengen rente zeer veel

lager zal moeten zijn dan het door het wetsontwerp

voorgestelde 4% percentage en de hier aan ‘de

hand van de toelichting bij het wetsontwerp verdedig-

de rente van 4 pOt.

Eigenaardig en bevoorrecht is de positie van het

bypotheekbankwezen in dit ontwerp tot verkrijging
van een lager huurpeil. Om tot dit doel te geraken,

worden van de huiseigenaren opnieuw zware offers
gevraagd, terwijl hans ondanks ook de crediteuren

van ‘de ‘hypot’heekbanken, t.w. de pandbrief’hou•ders,

offers zullen hebben te brengen. Nergens echter is in het ontwerp sprake van een offer der bij de explo.ita-ties toch meer rechtstreeks betrokken hypotheekban-

ken. Integendeel, deze instellingen wordt een ruime

marge tusschen pandhriefrente en hypothekrente bij
•de wet gewaarborgd. Tevens wordt hun het recht toe-

gekend om in eenig jaar geen grooter bedrag aan
pandbrieveia af te lossen, dan zij een vorig jaar van hun debiteuren als aflossing hebben ontvangen, een
cii ander zonder eenige nadere motiveering.

T.a.v. de marge van % pOt. tusschen hypotheek- en
pand’briefrente mogen ‘wij verwijzen naar een rede
van Mr. J. Wilkens, waarin aan de hand van uitvoe-
rig cijfermateriaal werd aangetoond, dat het Ned.
1-lypotheekbankbedrijf in het verleden kon werken
met een marge tusschen hypotheek- en pand’briefrente
van pim. 0.6 pOt. Het moet dan ook ten ‘zeerste Ibe-
vreemden, dat de Regeering voorshands, in afwijking van ‘dit cijfer, heeft gemeend % pOt. te moeten voor-
stellen.

Gezien ‘de offers, die de huiseigenaren in het ver-
leden reeds hebben gebracht en in de toekomst nog
moeten brengen; gezien de offers, ‘die de Regeering
meent te moeten opleggen aan de slechts in derde
instantie bij de exploitatie van het onroerend goed
betrokkenen – de pandhriefhouUers – zou het o.i.
noodzakelijk zijn geweest, dist nader werd ‘gemotiveerd,

en met cijfers werd aangetoond, waarom de hypo-
theëkbanken met geen mindere marge dan % pOt.
kunnen volstaan. Voorts zon het dringend noodzake-
lijk ‘zijn, dat werd aangetoond, waarom in ‘dit stelsel

van ,,offers brengen” het obligo van aandeelhoaders
der hypotheekbanken niet onmiddellijk en in zijn ge-
heel wordt opeischbaar gesteld, en welke dringende
redenen er kunnen zijn, .dat op deze wijze de aandeel-

houders der hypotheekbanken hun bijdrage in de te-
korten nalaten. Voorts lijkt het ons geen onbillijke
eisch, ‘dat reserves ‘der hypo’bheekbanken worden aan-
gewend, althans grootendeels, voor het doel waarvoor
zij indertijd zijn geschapen, en zij dus mee worden
betrokken om hnn aandeel in de ,,aanpassing” te dra-
gen, evenzeer als zulks het geval is bij ‘de andere bij
het onroerend goed betrokken categoriën.

T.a.v. de overheidslasten biedt het ontwerp niets
hetgeen na de ‘opmerkingen, ‘die ‘de Regeerin’g in ‘de

M. v. T. hieraan wijdde, en welke wij gedeeltelijk in
de aanvang van deze beschouwing hebben overgeno-men, moet bevreemden. De Regeering stelt verlaging
in het vooruitzicht van grond- en straatbelasting, van precario en ‘bran’dass.-be’lastin’g, doch opent tegelij-
kertijd de
mogelijkheid
voor de gemeente-besturen om
‘de opcenten op de ‘gemeente-fonds’helasting en de per-
soneele belasting te verhoogen. Aangezien een verhoo-
ging van de igemeente-fon’ds’belasting, behalve den
‘huiseiigenaar ‘zelf, ook ‘den ‘huurder treft, terwijl ‘de
verhooging der personeele belasting prompt op cle
huiseigenaren zal worden afgewenteld, zooals cle
laatste jaren na de rigoureuze verhooging dier belas-
ting oa. te Rotterdam is gebleken, komt deze gang
van zaken practisch hier op neer, dat de overheid
met ‘de linkerhand terugnee.mt
, wat ‘zij met de rechter
geeft. De argumentatie dat ,,de wetgever in verband
met de financieele positie der betrokken gemeenten

verlaging niet dwingend over de geheele linie kan

voorschrijven” maakt de in uitzicht gestelde verla-

ging van overheidslasten tot een luchtspiegeling.

Huiseigenaren zijn niet gebaat met een verplaatsing

der lasten; verlaging is en blijft absoluut noodzake-

lijk. Het komt ons voor, .dat ‘de Re’geering t,a.v. ‘de
overbei’dslasten moet bevorderen een ‘verlaging, ana-
loog aan ‘den ‘huurverlagingseisch van 20 pOt., ‘geme-

ten aan de hoogte dezer lasten op 1 Januari 1931.

Met ‘betrekking tot de uitvoeringsvoorschriften ‘zou-
‘den wij nog willen opmerken, .dat ‘de, ingevolge art. 15 ‘gestelde, voorwaarde tot storting van
f 1
ten be-
hoeve van de beschikking van den inspecteur der

directe belastingen inzake vaststelling van de huur-

waarde van 1 Januari 1931 ‘onjuist is. In de eerste
plaats brengt dit voorschrift alweer verzwaring van

lasten in plaats van verlichting en i.n de tweede

plaats behoort o.i. naar analogie van de huurwetten,

deze bemiddeling gratis te ‘geschieden, al.s zijnde in
het algemeen belang. Bier is de overheid de enige

en aangewezen instantie tot het dragen van de aan
‘dezen gang van zaken vastzitten’de onvermijdelijke
kosten.

Aangezien voorts de kantonrechter krachtens dit

ontwerp bevoegd is om, bij de toepassing der wet. zoo-
danige personen op te roepen en al of niet na be-

eediging als getuige of deskundige te hooren als hij
te
zijner
voorlichting noodig acht, terwijl deze per-
sonen verplicht zijn om te verschijnen en de gevor-
derde voorlichting te geven, willen wij niet nalaten
‘op ‘te merlcen, ‘dat het ten behoeve van de ‘gestelde

deskundigheid noodzakelijk zal zijn hierbij de organi-
saties der huiseigenaren in te schakelen. Tegen de
bepaling, dat ‘de kantonrechter, indien hij van oor-
deel is, ‘dat ‘zijn ‘tussehenkomst noodeloos is ingeroe-
pen, de partij die dit deed kan veroordeelen in de
lcosten van het geding tot een bedrag van
f 10
kan in
zoover ‘gerechtvaardigd ‘bezwaar worden gemaakt, als
een nadere aanduiding van ,,noodeloos” achterwege
is gebleven. Een nadere omschrijving zou daarom wei
noodig ‘kunnen blijken, ‘omdat ‘bij onjuiste toepassing
‘het practisch ‘zou kunnen leiden tot dien toestand,
waarbij de beslissingen van den inspecteur van de
directe belastingen eind’beslissingen zouden worden.

Tenslotte moet nog worden opgemerkt, dat in dit
ontwerp niet is voorzien in ‘de mogelijkheid, ‘dat een
crediteur uit hoofde van’bijv. goederecileverantie door

beslaglegging een getroffen regeling tusschen hypo-
theek crediteur en debiteur kan ongedaan maken.

Om dit te voorkomen zou het nooclig zijn de prefe-
rentie van de kosten van beslaglegging bij. dergelijke
gevallen te doen vervallen.

Su’mma Summarum zijn wij van oordeel, dat ‘het
wetsontwerp, in den vorm waarin het thans is ver-
schenen, niet vermag te leiden tot het door de Re-
geering met de indiening daarvan beoogde doel, nl.

tijdelijke verlichting van de lasten van den debiteur.
In afwachting van verder ‘ingrijpende maatregelen,
welke de saneering van de huidige posities ten doel
‘moeten ‘hebben, zal in ‘dit ontwerp ‘de rente’verla’gin’g
uniform moeten worden vastgesteld op 20, pOt. van
de gegolden hebbende rente op 1 Januari 1931. Voorts
moet algeheele vrijstelling van aflossing kunncmn wor-
den verleend, terwijl een daadw’erkeljke verlaging
der overheiclslasten, eveneens van 20 p0t., op korten
termijn onvermijdelijk is.

Tevens zal ter voorlcoming van verdere toeneming

der executies een executies-beperking als sluitstuk
op ‘dit ontwerp moeten worden opgenomen. Het resul-
taat van een en ander zal echter o.i. onbevredigend
moeten blijven, omdat in dit ontwerp niet tot de kern der moeilijkheden wordt doorgedrongen en de nood-
zalceljke aanpassing van de schuldverhoudingen aan
de veranderde omstandigheden is uitgebleven.

A. W.
RERMSE.

610

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

17 Juli
1935
HUREN EN LASTEN TE AMSTERDAM.

Het huurniveau is in Amsterdam sterk beïnvloed

door de Overheid. Deels door publieke lasten, die de

eigenaar van een huis als onbezoldigd ontvanger in
den vorm van huur moet trachten te innen; deels

door den canon, ‘dien de Gemeente [berekende op de

basis van dikwijls hooge rente voor haar leeningen, en

voorts op de hasis van al te royalen stadsaanleg, die
typeerend was voor ‘de weelde-periode, die, blijkens

de feiten, zelfs niet in stand kon worden gehouden

door sociale hervormers.

Typeerend voor de Overheidsbemoeienis op dit ge-

bied is o.a., dat in den canon rente en afsehrijving ver-

disconteerd
zijn
van openbare werken als bruggen,

pleinen, plantsoenen enz., van welke werken de kos-
ten derhalve middels den canon ten laste van de eige-

naren-pachters zijn gebracht. Of ook, hij particuliere

grondexploitatie, door ‘betaling van dan kostprijs dier

werken, redhtstreeks ten laste van de prijzen van

bouwterrein zijn gebracht. Een en ander onderstelde,
dat de huiseigenaar die kosten van zijn huurders zou
kunnen terugvorderen in den vorm van huur.

Ook de Overheidseischen ten aanzien van nieuw-
bouw, die gekenmerkt werden door verwachtingen

omtrent blijvende welvaart, oefenden invloed op de

buur, omdat zij de bouwkosten opdreven en algemeen,
ook van socialistische zijde, erkend werd, dat de lasten
an kapitaal en amortisatie uit de huren gedekt be-

hoorden te worden.
Nog op 3 December 1931 was in den Amsterdamsdhen

Gemeenteraad een debat over het woningpeil, waarbij
de heer Baas (a.r.) in uitzicht stelde, datzij n fractie

zich zou verklaren tegen het verleenen van garantie
voor woningen met een huurwaarde, welke ligt boven

de grens van
f1
of
f 1.50
per week, waarop Burge-

meester en Wethouders bij monde van den heer De

Miranda ,,tot hun leedwezen” moesten mededeelen,
dat ook die verklaring hun standpunt niet zou kun-

nen wijzigen. ,,Woningen met huurprijzen beneden

f 450
worden in Amsterdam nog slechts spaarzaam

gebouwd. B. en W. zullen zich door den heer Baas,

clie een anderen kijk heeft op het arbeidersleven, er

niet van laten weerhouden voort te gaan in de rich-
ting, welke zij tot nu toe hebben ingeslagen.” (Gem.

bl. 1931 II bl.
2880).
Die ,,richting” was het opdrij-

von van het woningniveau en van de kosten, die
maatgevend zijn voor de bepaling der huur.
Ook door de rijkslbouwpremie heeft de Regeering invloed geoefend op het ‘huurpeil, in dien zin, dat zij

in ‘de premie ‘het
&cira
risico schatte, dat den b
ouw

ondernemer van dien tijd, ten laste ‘der publieke kas-

sen, ontnomen behoorde te worden.
Ontelbare millioenen zijn door spaarders in de
volkshuisvesting geïnvesteerd. Kenmerkend daarvoor
is, dat bij onderstelde geringe risico’s met lage rente
genoegen kon worden genomen, zoodat de belegging

van geld in de volkshuisvesting, zoowel voor pand-
briefhouders als andere ‘hypothecaire crediteuren en

ook voor de huiseigenaars, algemeen het karakter
droeg van belegging van spaargelden. Nooit is
‘beweerd, dat ‘de huren in Nederland relatief hoog

waren, en het Wetsontwerp tracht dan ook niet tot
huurdruk te komen met het argument, dat de huren
onredelijk hoog zijn. Integendeel, het merkwaardige

feit doet zich voor, dat het Wetsontwerp erkent, dat
de huren veelal reeds gedaald zijn, en dat desniet-
temin hij Wet ral worden ingegrepen om tot ver-

dere huurdaling te komen.
Het is goed op te merken, in hoeverre de Over-
heid haar moreele verantwoordelijkheid voor het
huurniveau, dat goeddeels door haar eigen maat-
regelen tot stand kwam, aanvaardt, resp. in hoeverre

rij die verantwoordelijkheid afsohuift op de huis-

eigenaars. Het
‘TT
e
tson
t
w
e
r
p ‘wil immers niet alleen

vermindering van lasten voor den ‘huiseigenaar, die
rijn inkomsten reeds zag dalen, maar wil ook for-
ceeren tot verdere huurdaling over de .heele linie, en

wel met 20 pOt. op de ‘basis v.an 1 Januari 1931.
In Amsterdam zal voor onderscheiden woningcom-
plexen de theoretische samenstelling van de huur wel

ietwat verschillen, maar ik meen als een gemiddelde

uit vele exploitaties de volgende becijfering te mogen

geven als voorbeeld:
Grondbelastiag, straatgeld en water ……….14 pCt.
Assurantie-belasting e,n assurantie ………….
Onderhoud ……………………………..15
Onkosten en administratie …………………
5
Canon…………………………………
13
Rente, aflossing en huurverlies …………….
51 Y2

100 pCt.

Het Wetsontwerp suggereert eenigszins een procen-

tueel gelijke verlaging van huren en lasten. Bezien

wij ‘de bovenstaande cijfers, dan
‘blijkt,
‘dat niet voor

verlaging in aanmerking komen:

to.
Onderhoud,
omdat wel ‘door roofbouw eeni’gen

tijd bespaard kan worden op onderhoud, maar alleen

ten koste van de kwaliteit van de woning en tevens
ten koste van vernietiging van kapitaal. Zelfs moet
vastgesteld worden, ‘dat ‘de overproductie van woningen

zoo funeste gevolgen heeft, door de vele verhuizingen

en door onredelijke eischen, die huurders plegen te
stellen, dat zonder twijfel de onderhoudskosten stij-

gen. Verlaging van de huren over de heele linie kan

daarin geen wijziging ten goede brengen, omdat die

huurverlaging geen enkelen nieuwen huurder creëert.

2o. Onkosten en administratie,
omdat in het alge-

meen die kosten reeds zoo zijn uitgezogen, dat er

niets op te besparen valt, terwijl integendeel de toe-

remende moeilijkheden met huurders de administra-

tieve kosten, deurwaarderskosten, enz. doen stijgen.

3o.
Huurverlies,
omdat
bij
de toenemende verar-

ming van de bevolking het verschijnsel van huurver-
lies ernstiger wordt, terwijl bovendien de moraliteit

daalt en elke gelegenheid om met huurschuld te ver-trekken, of ook om een nieuwe woning te huren met
een aantal weken of maanden ,,vrij wonen”, ‘hethuur-
verlies opdrijft. De verwachtingen, die de enkele pu-

blicatie van dit Wetsontwerp opwekt in de richting
van huurverlaging, geeft reeds thans verzwaring van

deze verliezen.

4o. Aflossing,
omdat wel in den geest van ‘het Wets-

ontwerp de aflossing zal kunnen worden terugge-
bracht tot 1 pOt., voorzoover die hooger lag, maar
omdat deze maatregel slechts verschuiving van beta-
lingsplicht is, nog wel naar een periode, die er waar-

lijk niet beter uitziet dan de tegenwoordige.

Stellen wij
15
pOt. voor onderhoud en
5
pOt. voor

onkosten plus administratie, 10
t
12
pOt. van de

huur voor aflossing van hypotheek (rond
2
pOt. van

de hoofdsom) en 10 pOt. huurverlies, dat tegenwoor-
dig vrij normaal begint te worden, dan blijkt, dat het

Wetsontwerp rond
42
pOt. van de normale huur bui-

ten verlaging moet laten.
Voor verlaging komt dan slechts in aanmerking

58
pOt. van de normale huur. Deze
58
pOt. zijn voor

rond
15
pOt. directe Overheidslasten, voor rond 13

pOt. canon en voor rond 30 pOt. rente van hypotheek
en van het eigen kapitaal van den ei’genaar. Indien
het mogelijk ware al deze lasten met een gelijk per-
centage te verlagen, zou, om 20 pOt. ‘huurverlaging
tot stand te brengen, ‘gelijk ‘het Wetsontwerp wil, een
‘verlaging van deze lasten moeten plaatsvinden van
rond 33 pOt. Geschiedde ‘dit, dan zou ook de ‘huis-
eigenaar 33 pOt. van rijn inkomen derven, een per-
centa’ge, beduidend ‘hooger ‘dan ‘het Overheidsperso-
neel tot ‘heden ‘heeft moeten missen. Van zoodanige
verlaging van openbare lasten, tarieven en renten is

echter in het Wetsontwerp geen sprake. Integendeel.
De Gemeentelijke lasten worden nog slechts perspecti-
visdh verlaagd, en geen stervelin’g kan garandeeren,
dat, indien ‘de Gemeentebesturen ‘in den loop van het
volgende jaar weigeren ‘den vetten kluif, ‘die hun •in
‘den huisei’gen’dom ter beschikking staat, ‘los te laten, er
dan in Nederland een Regeering is, ‘die in ‘staat is en

bereid om de Gemeentebesturen te dwingen tot de

17 JnIi 1935

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

611

vereischte verlaging van lasten mee te werken. De verlaging van de hypotheekrente, die het Wets-

ontwerp ‘beoogt, is eigenlijk slechts een caricatuur van

w’erkelijke verlaging van de lasten van den gebouw-
den eigendom. Voor den Collectivisatiebouw heeft

de Regeering den rentevoet op 4 pOt. gesteld, en daar-

bij de woningbouwvereenigingen volkomen vrijgesteld
van conversiekosten. Voor den particulieren bouw

wordt voor hypotheekbanken boven 4 pOt. rente een
marge van % pOt. toegelaten, di. de hoogste marge,
welke deze banken verklaarden noodig te hebben om
haar bedrijf winstgevend voort te ‘zetten op de nor-

male basis. % pCt. hoven 4 pCt. (coliectivisatiebouw-

rente) igeef t reeds een verschil van 20 pOt. ‘ten na-

‘deele van den particulieren eigendom.
Eenige beperking ter zake van in rekening te bren-
gen kosten van conversie ‘der leeningen ontbreekt in
het ontwerp, hoewel todh zulke kosten onder de
huidige onistand’igheden eenigszins hetzelfde karak-

ter dragen alS het sleutelgeid ten tijde van ‘de

Huurwetgeving. Het is bekend, dat verreweg de

meeste hypotheken loopen voor 5 jaren, zoodat den
wetgever tevens bekend was, dat gedurende de

periode, die het Wetsontwerp bestrijkt, een zeer groot
‘deel van de leeningen contractueel afloopt. Het

Wetsontwerp bevat geen enkele beperking van het
recht van opzegging dier leeningen, noch ook een be-

perking, om alsdan de volle hoofdsom te eischen, en
het is niet denkbaar, dat één hypothecair crediteur
genoegen zal nemen met mindei dan het volle pond.

Bij dit alles komt, dat de hoogste rente steeds is be-taald door hen, die de meest riskante posten namen,
hetgeen verband hield met het geringer ‘bedrag van

het eigen-gefourneerde kapitaal.
Door wel den rentevoet te beperken tot 4%, maar den hypothecairen credi’teur vrij te laten in ‘het be-
dingen van provisiën en in lhet opvragen van de
hoofdsom, zal ‘bij de sterke daling van de waarde van
woonhuizen, die reeds intrad en die onder de ver-

king van dit Wetsontwerp nog verwacht moet wor-
den, het effect van ‘deze wettelijke bepaling veelal

niet den huiseigenaar ten goede komen, wiens kapi-
taal ‘hij een relatief-hoege ihypotliecaire leening reeds
versmolten is, doch ‘zal de verlaging van rente tot
4% pOt. slechts een schijnpost ‘zijn, die voor den
hypothecairen cred’iteur ‘het karakter heeft van
,,broek- en vestzak”. De ‘de
1
biteur, die een solied

beheer ‘voerde en ‘door relatief lage iioofdsom een

lager rente ‘betaalde dan 4%, wordt in het geheel
niet geholpen, maar wel wordt hem 20 pOt. Ihuurver-

lwging afgedwongen.
De schijn-amputatie van de rechten van dan hypo-
thecairen crediteur zal dan ook niet den eigenaar
van ‘het buis ten goede komen en practisch stille en

openbare executies bevorderen.

*

Voor den huiseigenaar, die altijd een solied ‘beheer
heeft gevoerd, en die niet al te hooge hy-pothecaire
leeningen sloot, met evenredig lageren rentelast,
‘brengt het wetsontwerp niet de minste verlichting
van rentelast, en voor zijn ‘hypothecairen crediteur
niet de minste ibeperking van inkomen, maar wel
wordt dien huiseigenaar een huurverlaging van 20
pOt. afgedwongen.
De huurverlaging, die véér 1931 p’laatsgreep, wordt
genegeerd. De huurverlaging vanaf 1931 moet min-
•stens 20 pOt. ‘bedreigen ongeacht de vraag, ‘of de
huurder behoefte heeft aan die verlaging of niet.
Tallooze malen zal zich het geval voordoen, dat een in nood verkeerende eigenaar door de Wet gedwon-
gen wordt aan een financieel zeer solieden huurder
huurverlaging toe te staan, die voor den eigenaar
niet alleen vermindering van inkomsten, maar boven-
dien een gekapitaliseerd bedrag aan vernietiging van
kapitaal beteekent. Tallooze malen komt het in de
practijk voor, dat de huur van een winkel sterker is

gedaald dan 20 pOt. na
1931, maar dat de exploitatie

nog een beetje op de been kon worden gehouden,
doordat de huren van de bovenwoningen op peil kon-

‘den worden gehouden. Of andersom.

Weg er mee.
Zoo laat het verhuurdersbedrijf tallooze variaties
zien, die door de ruwe schaaf van het Wetsontwerp

genegeerd worden, op een voor den huiseigendom
noodiottige wijze. Naar mijn overtuiging zal dit Wets-

ontwerp, tot Wet verheven, een sterke opschuiving
bevorderen van den huisei’gendom naar de hypothe-
caire crediteuren, met vernietiging van het kapitaal

van ‘de huiseitgen’a’ars, ‘die in ons ‘goede Vaderland tot
slachtoffers worden gemaakt van ‘de ,,sociale” ‘be-

moeienissen ‘van de Overheid ‘op het ‘gebied van ‘de

volkshuisvesting.
De eenig juiste saneering ‘voor den huisei’gendoin
schijnt mij deze, dat men, uitgaande van de theore-tische samenstelling van de huur in normale tijden,
het percentage, dat de publieke kassen, ‘de hypothe-
caire crediteuren en ‘den ihuiseigenaar van de netto-

huur toekomt, in gelijke verhouding vermindert, en

dat ook tegelijk ‘zorggedragen wordt, ‘dat de loopende
hypothecaire leen’in’gen ‘door een moratorium besten-
digd ‘blijven met een rentelast aa’n pand’briefh’ouders,

en’z., die evenredig vermindert met de vermindering van baten van hypotheekbanken enz. ik iie geen en-

kele reden, waarom speciaal de huisei’genaar in het
algemeen Ibelang geslachtofferd moet worden doo
r
de

Overheid, die zoo grooten invloed heeft geoefend en
zoo groote verantwoordelijkheid heeft aanvaard met
‘betrekking tot de financiering van de volkhuis-

vesting.
Ook
die
eigenaren ‘behooren te worden ‘geiholpen,

die nog solvabel zijn na huurdaling, igelijk het Wets-
ontwerp ook die huurders 20 pOt. huurverlaging

wil toekennen, die nog niet failliet zijn.
Als slotopmerking ‘zou ik hierbij willen stellen, dat

wij thans •oordeelen met de kennis en het inzicht,

welke wij thans hebben.
Wie weet, hoe spoedig de kansen weer keeren? Hoe
spoedig, ‘hetzij door devaluatie, ‘hetzij door een ver-
‘betering in het ‘bedrijfsleven, weer een perio’de aan-
‘breekt, waarin in Nederland de verhoudingen zich
ten gunste wijzigen? Het systeem van het ‘huidige
T
e
t
son
t
,
ver
p brengt mee, dat op groote schaal de
liuiseisgenaars w’orden onteigend ‘zonder schadever-
goeding. Na ‘dit proces ‘zijn de ‘hui’zen ‘dez’elf’de, maar

zijn er andere eigenaars. Deze profiteeren dan
‘vel-

licht ‘van de rampen, welke de tegenwoordige spaar-

d’ers hebben ‘getroffen.
Naar mij wil v’oorkomen, is het ‘deel van het
nationaal vermogen, dat belegd is in de volkshuisves-ting, en ‘de verantwoordelijkheid van de Overheid ter
za’ke zoo groot, ‘dat ‘gezocht moet worden naar midde-
len ‘om te voorkomen, dat deze ramp grooter afme-
tingen aanneemt dan ‘onvermijdelijk is. Daartoe
schijnt mij nuttig de vorming van een ‘soort amorti-
satief’on’ds, ‘dat hier niet ibreeder kan worden ontwik-keld, maar ‘dat voorwaarden ‘behoort te scheppen, op-
dat zij, die thans hun vorderingen, vooral die in.
hoof’dsom, niet voldaan kunnen krijgen wegens de
‘huur- en waardedaling van den gebouwden eigen-
‘dom, ‘die vorderingen te gelegener tijd wellicht vol-
daan zullen krijgen, ‘ind’ien de omstandigheden dit
toelaten, ‘doordat de huren weer stijgen (‘of in een
andere waarde worden uitgedrukt) en ook ‘de waarde
van ‘de huizen ‘zich in opwaartsche richting beweegt,
en ‘dat dan ‘ook die eigenaren, die uit ‘hun ‘bezit ge-
‘zet ‘zullen zijn, hun verlies naar rato vergoed ‘zullen

krijgen. H.
VAN DER SCHAAR.

HET MIDDENSTANDSBEDPIJF EN DE
VOORGESTELDE VERLAGING VAN SOMMIGE VASTE
LASTEN EN VAN HUREN.
De indiening van het wetsontwerp, houdende bij-
zondere maatregelen ter verkrijging van verlaging

aU sommige
vaste lasten en van huren, geeft – zoo-
als de redactie van dit blad tërecht veionders’telde –
inderdaad gereede aanleiding tot een besch6uwig

612

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

17 Juli 1935

over de beteekenis, welke daaraan uit hoofde van het

belang van de middenstandsbedrjjven moet worden

toegekend. Vooropgesteld moge worden, dat uit mid-
denstaixlskringen ‘heihaaldelijk en met klem ‘hij de
Regeering is aangedrongen op het nemen van maat-
regelen, welke het aanpassingsproces kunnen bevor-
deren.

Zoo richtte de Ned. R.K. Middenstandshond zich
met een uitvoerig adres tot den Ministerraad, waar-
in verzocht werd maatregelen tot stand te ‘brengen,

,,welke in het algemeen cle vaste lasten i.c. huren
e.a., tarieven en belastingen aan de veranderde om-
standigheden aanpassen”.

De I(oninklijke Nederjancische Middenstandsbond

heeft eerst gepleit voor een voorziening ten behoeve

van de huurders van winkelhujzen in dier voege, ,,dat
‘de ‘huurder, ‘clie naar hillijkhei’d en, ‘gelet op ‘de econo-

mische omstandigheden, niet meer in staat is den last

zijner verplichtingen te dragen, in staat wordt ge-
steld zijn huurcontract te verbreken”. Vervolgens
heeft de voorzitter van den K.N.M.B., de heer Ed. G.

Schiirmann, in zijn openingsrede voor de Algemeene
Bondsver’gadering op
2
Juli jl. te Apeldoorn, sterk
dcii nadruk gelegd op de beteekenis van de vaste las.
ten voor het mi ddenstandshedrijf.

Dat de middenstandsbouden z:ich zoo posit:ief voor
maatregelen tot verlaging van kosten en lasten heb

hen uitgesproken is waarlijk geen wonder. Recente

onderzoekingen van het Economisch Instituut voor
den Middenstand
1)
hebben duidelijk bevestigd cle

communis opinio van belanghebbenden, dat er een
steeds grooter wanverhouding ontstaat tusschen om-

zet en bedrijfskosten. Slechts door een drastische ver-

mindering van de belooning der betrokken onder-

nemers – menigmaal beneden het loonpeil der werk-

nemers – konden vele ‘middenstanders zich nog ihet
groote moeite staande houden.

Een beeld van de verstarring van bedrijfskosten

geeft onderstaande tabel betreffende eenige belang-
rijke takken van levensmiddelenhandel (bedragen over 1933 uitgedrukt in procenten van ‘cle overeetikomstige
bedragen in 1928):

Huur tade
I
r
fl
e
t
s
5
t

sij-

Kruideniers …….
100

101

86

119

105

102
Slagers
………..94

102

79

132

97

100
M eIi.

100

92

85

89.

88

91
Groentenhancle]aren
101

99

75

69

90

94

Vooral huren en bonen vertoonen weinig sehom-
meling, hetgeen in verband met ‘het aanhangi’ge wets-

ontwerp van ‘belang is. De heteekenis ‘dezer posten in
het totaal der kosten moge ‘blijken uit onderstaande
percentages:
Huur en loon in procenten van de totale kosten

1928

1933

H

I

Huur taalde

Huur taalde

l Be-

Te-
Be-

o”nen

1 bonen j zain.

23,6 34,8 58,4
23,1
34,5 57,6
Kruideniers

…….
16,2
43,9
60,1
15,2
44,8
60,-
Slagers

………..
Melkhandelaren

.
14,1
38,-
52,1
15,5
38,2
53,7
Groelitenhandelaren
17,5
45,2
62,7
18,7
47,5 66,2

De betaalde bonen vormen verreweg den belang-
rijksten kostenfactoc-; met de ‘huren tezamen vertegen-

woordigen zij ruim ‘de helft ‘der bedrijfskosten.
Dat juist op ‘deze posten nagenoeg niet te bezui-
nigen viel, moest ‘derhalve ernstige gevolgen met zich
brengen. De beteekenis van ‘het verloop ‘der winkel-

huren op het kostenpeil moge ook nog uit de vol-
gen’de meer ‘gedetailleerde gegevens ‘bljken:

1)
,,Kosten en winsten in den kleinbandel” en ,,Vaste
lasten in den kleinhandel”, voorloopige uitkomsten van
het onderzoek resp. te ‘s-Gravenha,ge en te Leeuwarden.
Hieraan zijn ook de in dit artikel verwerkte gegevens
ontleend.
Branche

Aantal

Onver-

L1Jg1ng

gevallen

t.o.v.

t.o.v.
1928

anderd

1928

Kruideniers.
..

46

1

14

26

6
Slagers ……….
72

25

38

9
Meikbanclelaren

15

2

9

4
Groentenhandel

18

5

11

2
De later verschenen rapporten van het Economisch
Instituut voor ‘den Middenstand, naar aanleiding van

on’derzoekin’ge.n naar ‘de vaste lasten in den detail-
handel te ‘s-Graveizha’ge en Leeuwarden, bevestigen,

dat de betaalde loonen en ‘de ‘huren ‘de voornaamste
factoren zijn:


Leeuwarden
1

‘s-Gravenhage
In
%
van
Verande-
In
%
van
denring
in
%
I
sedert
den
rn
%
’28
omzet
sedert
’29

Betaalde huur en/of ex-
f__
2,8
f+
4,2
ploitatie eigen pand
.
4,44
‘l-12,2
7,88
‘-19,6
Water……………
Gas, electriciteit
0,02 0,89
+
11,0

+

0,09
0,94
+
4,2

3,6
Personeele e.a. belast.
0,21
+
9,9
0,48

5,2
Telefoon

………….0,21

2,9
0,45
-14,5
Betaalde

bonen …….
10,51
+ 2,3
10,86
L_19,4
Sociale

lasten

………
0,51
+
2,4
0,39
+26,8
In het vorenstaande is dus wel een rechtvaardiging

te vinden voor de actie der organisaties, te meer waar
die factoren, welke meer direct onder den invloed der

oncl ernemers vallen (onderhoud, afschrijving, ver-
koopmarge) een aanzienlijke aanpassing vertoonen.

Vanzelfsprekend is dan ook, dat de in het wetsont-
werp vervatte verlaging van hypotheekrente, de wijzi

ging in de verplichtingen tot overeengekomen perio-

‘dieke aflossing van ‘hypotheken, de verlaging van erf-
pachtscan•on, ‘de mogelijkheid tot ‘herziening van de

bij gemeenteverordening opgelegde lasten (straatgeld,
assurant-ie-belasting, precario e.’d.) en tenslotte ‘de

huurverlaging in liet algemeen, op instemming van

den middenstand mogen bogen, al valt niet te ontken-

iien, dat te dien aanzien ernstige bezwaren zullen.riJ-

zen. Het feit bij’v, ‘dat ‘de Regeerin’g alle hypotheken
over één kam scheert en geen rekening houdt met cle

stijging van risico voor tweede en verdere hypothe-
ken, kan oolc voorstanders van ingrijpen in de rechts-
betrekkingen
0])
dit gebied niet zonder meer voorbij gaan. Wanneer de Regeering onderaan blz. 6 van de
Mernorie van Toelichting aan de gemeentebesturen
den weg wijst om de aderlatingen van haar budget te
compenseeren met een verhooging van cie personeele

belasting, dan rijst in middenstandskringen terstond
‘de vraag, ‘of -men aldus niet van den regen ‘in den
‘drup komt.

Met betrelcking tot de maatregelen ten aanzien van
hypotheken moge gewezen worden op het practische
bezwaar (dat niet ondervangen wordt), dat de Icos-

ten, voortvloeiend uit de omzetting van een bestaan-

de hypotheek in een nieuwe van lager rente-type
(boete-beding, zegel- en registratie-recht), ongewij-
zigd blijven, waardoor men eerst na verscheidene
jaren eenig voordeel lcan behalen.

Dat de Regeering de mogelijkheid wil openen om

sterker invloed te kunnen uitoefenen op het belei.d
‘der gemeentebesturen ten aanzien van het ‘opleggen
van lasten in den vorm van verhoogde opcenten op
de grondbelasting, straatgel d, assurantie-belasting,

precario en dergelijke, is zonder twijfel noodzakelijk,
doch te vreezen valt, dat het uiteindelijk resultaat
zeer zal tegenvallen. Immers, juist in die gemeenten, waar het bedrijfsleven zwaar gebukt gaat onder deze
lasten, is de kans op verlaging het geringst,- omdat

daar ook de positie der openbare financiën ernstige
zorgen baart.

In dit verband treft het, dat de Regeering de zake-
lijke ‘belasting op het bedrijf (art. 277 c der Gemeen-

tewet) en ook de Vermakelijkheidsbelasting buiten
schot laat. Het ware nu een prachtige gelegenlidid
geweest om althans de zakelijke bedrijfsbelasting ge-

17 Juli 1935

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

613

heel uit de wet te lichten, want als er één heffing in
dit tijdsgewricht ontoelaatbaar is, dan is het wel deze.
Met betrekking tot de beoogde huurverlaging zal
het bij den middenstand voldoening geven, dat in art.

11 sub b van het ontwerp uitdrukkelijk onder ,,ge-

bouw” mede wordt verstaan: ,,winkel, lokaal tot uit-

stalling dan wel koffiehuis of andere inrichting tot

het nuttigen van spijzen of dranken tegen betaling,

enz.”. Fabrieken of werkplaatsen vallen hieronder

dus niet, zoodat het ambachtsbedrijf en de kleine nij-

verheid van deze mogelijkheid tot lastenverlaging niet

kunnen profiteeren. Het uitsluiten van deze catego-

rie wordt niet gemotiveerd, ook niet, door een recht-

vaardiging van de gedane keuze. Op deze leemte moge

‘hier de aandacht worden gevestigd.
De inschakeling van den inspecteur ‘der directe
belastingen, die in de ongetwijfeld talrijke kwesties
omtrent huurwaarde, huurprijs e.d. een Salomo’s oor-

deel zal hebben te vellen, roept herinneringen wak-

ker met betrekking tot het optreden van deze instan-
tie bij de toepassing der Personeele Belasting, welke

tas. bedrijfslokali.teit nu eenmaal niet van den aan-
genaamsten aard zijn. Intusschen achten wij het ver-
klaarbaar, dat de Regeering een bestaand,
zij
het al-

lerminst perfect werkend orgaan heeft willen inscha-

kelen en de mogelijkheid van beroep op den kanton-
rechter geeft tenminste eenige bevrediging van het

rechtsgevoel.
Een andere vraag is echter, of de inspecteurs, die

in den tegenwoordigen tijd toch reeds druk bezet zijn,.

niet overbelast zullen worden, zoodat hun beslissingen

lang zullen
uitblijven
en de wijze van afdoening er

onder lijdt.
Wij hopen verder, dat de inspecteurs niet elke ver-

betering van het huis als een aanwijzing zullen be-schouwen, dat daarvoor ook een hoogere huurprijs
‘dan op 1 Januari 1931 gold, moet worden vastgesteld,
want dan komen vele winkeliers, die door wettelijke
maatregelen of door de concurrentie gedwongen hun
outillage verbeterden, doch veelal toch hun omzetten zagen dalen, in het gedrang.
Het wetsontwerp brengt inderdaad eenige maatre-

gelen, welke het middenstandshedrijf ten goede kun-
nen komen, doch het laat eenige belangrijke onder-

werpen ongemoeid, zooals
het loonpeil,
dat zoowel in

het winkel-, als in het ambachtsbedrijf nog een aan-
zienlijke aanpassing behoeft en
de tarieven van

waterleiding, gas, electriciteit en telefoon.
Preventieve maatregelen ten aanzien van de z.g.
bedrijfstarieven zijn in elk geval noodzakelijk, omdat
te verwachten valt, dat de gemeentebesturen deze

zullen aangrijpen om gaten in hun budget, ontstaan
door toepassing der hierbesproken regeling, te

dichten.

Deze vrees is ook ten aanzien van de Personeele
Belasting geenszins denkbeeldig en in dit verband
moge herhaald worden de noodkreet van het hotel-,
café-restaurantbedrijf, dat gelijkstelling met winkels,
met betrekking tot de heffing ‘dezer belasting, drin-
gend behoeft, wil het niet in ernstig gevaar komen.
Men vraagt zich zelfs af, of men de onbillijke en
principieel onjuiste heffing van Personeele Belasting
van bedrijfsiokaliteiten niet zou kunnen vervangen
door een verhooging van het heffingspercentage der

Omzetbelasting, waardoor deze lasten althans over een broeder vlak verdeeld en dus minder drukkend

worden, terwijl er tevens verband wordt gelegd met
den omzet. Belastingdeskundigen gelieven dit denk-

beeld eens te overwegen!
Summa summarum is dit wetsontwcrp een stap in
de richting van aanpassing der lasten aan de veran-

derde tijdsomstandigheden, doch het betreft blijkens
de considerans slechts sommige lasten en laat dus,
ook in middenstandskringen, verschillende onvervul-de wenschen. De Regeering verdient nochtans waar-
deering voor ihaar welgemeende poging.

F. L VAN
DER LEE1’w.

DE INVLOED VAN HET WETSONTWERP OP DE
RIJ K SF ON D S EN.

De vraag, welke ‘de invloed op de groote fondsen
zal zijn van de ontworpen wet ,,tot ‘het verkrijgen

van verlaging van sommige vaste lasten en van
‘huren’, hangt ‘geheel af van ‘de strekking, die men

voor zichzelf aan dit ontwerp toekent. Is men van meening, dat beoogd wordt het in gang zetten van

een procédé, dat anders niet zou
zijn
aangevangen,

dan zou men de gevolgen van een algemeene rente-

daling op de fondsen als invloed van dit tot wet

geworden ontwerp moeten opvatten. Acht men daar-
en’tegen een dergelijk gevolg ondenkbaar en be-

schouwt men ‘het ontwerp als poging om een vic’ieu-

zen cirkel te doorbreken of om een procédé, waar-

voor de omstandigheden rijp
•zijn
en waarvoor het
materiaal op’getast ligt, te verhaasten, dan zou men
‘voor den invloed op de fondsen alleen in rekening
‘mogen brengen de verminderde rente-opbrengst in

‘den ‘tij’d, waarin men ‘zonder de wet hoogere interes-
ten zou ‘hebben geïncasseerd.
Dit zou dan neerkomen op een eenvoudig reken-
sommetje, waarvan de uitkomst bij de volstrekt n’iet

fantastische bedragen, ‘die ‘de fon’dsen in pandhrie-
ven en ‘hypotheken hebben belegd, binnen bescheiden grenzen zal ‘blijven (‘eind 1932 lhad bijv. het Invalidi-
teitsfonds
f 27Y
milli’oen in pandbrieven en
f
16Y2

millioen in hypotheken ‘belegd; welke natuurlijk thans
lang niet alle een ‘h’oo’gere interest afwerpen dan in
het ontwerp als grens gesteld is; in totaal was toen
‘door ‘dat fonds ‘in effecten, in hypotheken en ,,op

enkele schuldbekentenis”
f
367 milli’oen belegd).
Men zou zioh slechts kunnen afvra’gen, of men
principieel wel gerechtigd ‘is
eenige
verlaging, van
hoe geringen omvang ook, in ‘de opbrengst van ‘de
‘heleggingen der fon’dsen te ‘bevorderen. In het alge-meen is ‘dit stellig uiterst bedenkelijk en particuliere
fondsen zouden een dergelijken maatregel ook nooit
kunnen toepassen, omdat ‘daardoor ‘de noodzakelijke
eo’mrnercieel-financieele leidraad
bij
de ‘belegging’s-politiek zou worden iosgerafel’d en deze ‘laatste zou
afglijden naar een toestand, waarbij niet meer de
bestemming van ‘het fonds, maar allerlei nevendoel-
einden werden gediend.

Dat neemt n’iet weg, dat de Staat ter bereiking van
doeleinden van klaarblijkelijk algemeen belang en
zeker wanneer het ‘den uitweg uit een noodtoestand
‘hetreft, mi. ‘gerechtigd kan worden geacht maatre-
gelen voor ‘te schrijven, die velen vel zouden willen
nemen, indien ‘zij ‘gewaarborgd werden tegen den
voorsprong, die minder serupuleuze medemenshen of concurrenten ‘door het nalaten ‘dier maatregelen zou-
den verkrijgen. Het karakter ‘dier maatregelen brengt
in dezen gedachtengang ‘dan mede, ‘dat ‘daarop geen
uitzonderingen ‘denkbaar zijn, zoodat zij, op het ge-
‘bied der fondsen liggende, ook deze z’ouden moeten
treffen; evengoed als ‘het rechtstreeksch belang der
particuliere fondsen zou moeten wijken voor het be-
oogde en veel ruimere groote doel – waarvan zij
zelf op den ‘duur toch ook vruchten zouden plukken
-, zoo zou men zich ook voor de Rijksf’ondsen hij
‘dien loop van zaken moeten neerleggen. Men lette
op ‘het verschil tusschen eenerzijds een opschepen
van de Rijksfon’dsen met maatregelen als gevolg van
een zeker machtsmisbruik van den Staat, die zelf die
fondsen beheert, en anderzijds – hetgeen ik hier he-
‘doel – het laten •deelen van ‘de Rijksfon’dsen in
maatregelen, die uit economische noodzaak voor alle
natuurlijke personen en rechtspersonen moeten
‘gelden.
Beperkt men zich tot den onmi’ddellijken invloed
van ‘het wetsontwerp zooals het daar ligt en is men
met mij van meenin’g, •dat de uitwerkin’g van de ont-
worpen wet in wezen niet verder kan gaan, dan het
rijpin’gsproces van een verlaging der bedoelde lasten
te versnellen, dan is, voorzoover ik althans kan zien, de stof hiermede uitgeput. Geheel iets anders wordt het, wanneer men. òf ren

614

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

17 Ju1i 1935

het wetsontwerp een verder gaande uitwerking ver-

wacht, 5f, zonder dat, zich aangaande het algemeene
vraagstuk van •den invloed der interestverlaging op

de Rijksfon’dsen wensht te oriënteeren. Ik ben dan
echter minder gauw uitgepraat. J.
VAN HOORN.

HET WETSONTWERP EN DE WONINGBOUW-

VEREENIGINGEN.

Hoewel de woningbouwvereenigingen in mindere
mate bij het wetsontwerp zijn betrokken dan de par-

ticuliere exploitanten, is een beschouwing over de

huren der vereenigings- en gemeentewoningen in dit
verband niet zonder beteekenis.

Sedert de Woningwet van 1901 zijn in ons land

door bouwvereeniingen en gemeenten ongeveer
200.000 woningen gebouwd. Voorzoover deze wonin-

•gen niet speciaal bestemd
zijn
voor financieel zwakke
gezinnen, ligt aan de huurbepaling het beginsel ten
grondslag, dat de huren der bestaande woningen in overeenstemming hehooren te zijn met de normale

kostprijshuur van nieuwe woningen. De huren der

bestaande woningen behoeven niet op elke sehomme-
ling van deze kostprijshuur te reageeren. Zij behoo-

ren wel de tendens, welke het verloop van den kost-

prijs van nieuwe woningen vertoont, op den duur

over te nemen. Ook in dezen crisistijd behoort aan dit
beginsel te worden vastgehouden. Het huurpeil der

bestaande woningen moet zich aansluiten bij het kos-

tenpeil van nieuwe woningen. Het moet niet hooger,
maar ook niet lager zijn.

Is met handhaving van dit beginsel aanpassing van de huren der vereenigings- en gemeentewoningen bij

het gedaalde volksinkomen mogelijk? Wij beantwoor-
den deze vraag bevestigend. Reeds thans is het de

bouwvereenigingen op tal van plaatsen mogelijk be-
hoorlijke woningen te bouwen, waarvan de huurprijs

voor hen, voor wie ze bestemd zijn, niet te hoog is te

achten. De in uitzicht gestelde maatregelen tot ver-
mindering van’ belastingen en erfpachtscanons zal

deze mogelijkheid vergrooten. Geschiedt dit inder-
daad, dan . bestaat het hurenprobleern voor de ver-
eenigings- en gemeentewoningen practisch nog in de

vraag, op welke wijze het verschil in stichtingskosn

tusschen oude en nieuwe woningen moet worden ge-
elimineerd.

lioever kunnen nu de huren der bestaande wonin-
gen dalen, nonder dat dit ‘den nieuwbouw belemmert?
In 1930 stonden de bouwprijzen op ongeveer 160’p0t.
van 1914, bhans op, laat ons zeggen, 115 pOt. De
rente der rijksvoorschotten bedroeg in 19.30 4% pOt.,
thans.4 pOt. Een arbeiderswoning in de groote stad,
welke in 1930 gebouwd werd voor
f
3.500 (zonder
grond), kan dientengevolge aan annuïteit thans
f
1.30
pGr
week minder opbrengen. Voor een woning in een
kleinere stad, in 1930 voor
f
3.000 te bouwen, is de
besparing
f 1.10.
Ruwweg berekend (men bedenke,
dat wij gemiddelden geven en dat de toestand, van
gerneejite op ‘gemeente vrij •sterk uiteenloopt), komt

dit voor de steden neer op een vermindering van de
kostprijshuur voor nieuwe woningen met 20 pOt.

sedert 1930. Voor het platteland, waar de. annuïteit
een grooter deel van de huur uitmaakt, is dit per-
centage hooger.

Reeds thans is, afgescheiden van het ingediende

wetsontwerp, dus een huurverlaging voor de ver-
eenigings- en gemeentewoningen met, laat ons zeg-
gen, 20 5. 25 pOt. gerechtvaardigd. Maatregelen in die
richting zijn reeds genomen, maar hebben nog niet

t.bt voldoende resultaat geleid. Het Regeeringsbesluit van 1934 om de rente der rijksvoorschotten tot 4 pOt.
terug te brengen, heeft voor een deel der woningen,

nl. voor ongeveer de helft, een huurverlaging be-

werkstelligd, welke gemiddeld beneden de 10 pOt.
blijft. Verdere maatregelen, waarover beneden meer,
zijn dus noodzakelijk.

Bezien wij thans ‘het wetsontwerp. Blijkens art. 19

sub e, is het de bedoeling de vereenigings- en gemeen-
tewoningen’ niet ‘te doen vallen onder ‘het voorscihrift
tot huurverlaging. Dit lijkt ons op zichzelf juist. De

huren van bedoelde woningen toch staan reeds onder

reehtstreeksehe contrôle van de overheid en ‘dit sys-
‘term van contrôle, waarbij complex voor complex ‘be

keken wordt, is beter dan een uniform voorschrift,

gelijk het wetsontwerp bevat. Hierbij moet evenwel

nadrukkelijk worden uitgesproken, dat de in het wets-
ontwerp voor de vereenigings- en gemeentewoningen
gemaakte uitzondering alleen dan gerechtvaardigd is,

wanneer de Regeering bereid is op andere wijze voor
deze woningen daadwerkelijk een huurverlaging te

bevorderen, welke ,,im ‘groszen Ganzen” niet ‘geringer

i’s ‘dan ‘die, welke zij voor ‘de ‘particuliere woningen
wenschelijk aøht.

In het voorbijgaan zij opgemerkt, dat de redactie
van ‘art. 19 ‘sub e, waarbij ‘de vereenigings- en ge-

meentewoningen worden uitgezonderd, te eng is.
Daarin toch wordt alleen gesproken van woningen,

gebouwd met geldelijken steun krachtens de Woning-
wet. Een deel der woningen is evenwel gebouwd met

geldelijken steun, krachtens de Gemeentewet verleend.

Bij de redactie dient hiermede rekening te worden
gehouden.

Hetgeen in het ontwerp is bepaald met betrekking
tot ‘de hypotheekrente ‘heeft, hOhou’dens wellicht in

een enkel geval, voor de bouwvereenigingen weinig
beteekenis.

Hetgeen in het wetsontwerp wordt voorgesteld met

betrekking tot den erfpacht’scanon en de gemeente-
lijke belastingen is oo’k voor de ‘bouwvereèni’gin’gen van

groot gewicht. In tegenstelling met de bouwkosten
staan deze lasten aanzienlijk boven het peil van 191.4
en drukken in veel gevallen zwaar op de exploitatie.
Voor de in de jaren 1.928 tfm. 1933 te Amsterdam ge-
stichte vereen i gingscomplexen varieert de erfpachts-
canon van
f
51.24 tot
f
91.40 per woning en per jaar.

De grondbelasting bedraagt er voor de betere vereeni.-
gingswoningen in het algemeen even boven de
f 20
per woning en per jaar en voor de meer eenvoudige
woningen
f
1.5 5.
f
20. De straatbelasting maakt er

ongeveer 75 pOt. van het bedrag der grondbelasting

uit. in de meeste andere gemeenten vordert de grond-
belasting voor de vereenigingsvoningen een bedrag, dat ligt tusschen de
f 11
en
f 20
per jaar.

Op de laatste bijeenkomst van de
landelijke
Organi-
satie der voningbouwvereenigingen werd dan ook na-

drukkelijk uitgesproken, dat een verlaging dezer las-

ten noodzakelijk was. Men heeft zich daarbij, wat den
erfpaehtscan•on betreft, gerealiseerd, hoever die ver-
laging diende te gaan. Wij zijn er ons van hewust, dat
‘het erfpachtstelsel voor ‘de vo’lkrhui’svest’in’g van ‘grbote
beteekenis is en willen er dan ook tegen waken, dat
dit stelsel ondermijnd wordt door het stellen van on-

redelijke eischen. Als redelijk beschouwen wij den
eisch, dat de erfpachtscanon opnieuw zal worden be-

rekend ‘naar een rente, welke ‘overeenkomt met de
‘gemiddelde rente, ‘die ‘de gemeente momenteel be-
taalt voor de ten behoeve van het grondbedrijf aan-

gegane leeningen. Wordt dit door het wetsontwerp
bereikt? Wij zijn hiervan niet volkomen zelder. Inge-
volge artikel 6 zal de canon in bij Koninklijk besluit

aan te wijzen gemeenten worden teruggebracht tot
80 pOt. van dien van 1 Januari 1931. Wij zijn er
heelemaal niet zeker van, ‘dat ‘door ‘deze bepaling
‘de erf’pac’ht’srente ‘in ‘bepaalde ‘gemeen

ten niet zal
worden ‘gedrukt tot ‘beneden ‘de rente, welke ‘de
gemeente zelf moet betalen. Dit zou economisch niet

te verantwoordén zijn. De Regeering neme tegenover
de gemeenten dezelfde voorzichtigheid in acht, welke
zij tegenover de hypotheekbanken betracht. Zij kan
dlit doen door 5f de voorgeschreven verlaging dci erf-
pachtsrerite in ieder geval te beperken tot het peil
der dooi- de gemeente zelf verschuldigde rente, 5f
maatregelen te nemen, waardoor ook voor de gemeen-
tende rentelast. verminderd wordt.

17 Juli 1935

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

615

Wat de gemeentelijke belastingen betreft, spreekt
het vanzelf, dat de ‘houwverecnigingen iedere ver-

laging daarvan toejuichen. In hoeverre het wetsont-
werp zulk een verlaging mogelijk maakt zonder de

genieenten in groote moeilijkheden te brengen, mogen

anderen beoordeelen.
Gelijk wij reeds opmerkten, achten wij een huur-

verlaging van gemiddeld
20 á 25
pOt. sedert 1930

voor de vereenigings- en gemeentewoningen gerecht-

vaardigd. Hierbij komt dan nog de verlaging, welke

door het aanhangige wetsontwerp mogelijk gemaakt

zou worden, hetgeen gemiddeld enkele percenten be-

teekent. Welke Regeeringsmaatregelen zijn er, buiten

hetgeen reeds tav. de rente der rijksvoorsdbotten ge-

daan werd, nu nog noodig?
Van een zeer groot aantal vereenigings- en ge-
meentewoningen, minstens 60.000, is de bouw gefi-
nancierd met kapitaal, niet of slechts voor een klein

deel van het Rijk verkregen. Voor een deel der
overige woningen ‘is het rijksvoorsdhot vervroegd af-

gelost. Voor ‘deze woningen zijn doorgaans leeningen
aangegaan (bij de rijksfondsen, bij pensioenfondsen,
leveusverzekeringsmaalschap’pijen, spaarbanken e.d.,

‘soms ook wel in ‘den vorm van obligatieleeningen op
de vrije markt. In lang niet alle ‘gevallen is de rente

dezer leeningen gedaald of voldoende gedaald. Dik-

wi,jls wordt een noodzakelijke rentevermindering be-
lemmerd door een conversieverbod of door een boete-
beding in geval van conversie, hetwelk het voordeel

eener renteverlaging voor een aantal jaren iliusoir

maakt.
Wat wij van de Regeering verlangen is, dat

zij tracht dezebelemmeringen uit den weg te ruimen
en, zoo noodi’g, door ‘het verleenen van rijksvoorsehot
bepaalde gemeenten en bouwvereenigingen in staat
stelt tot een rente van 4 pOt. te komen. Een goede

stap in deze richting is de door de Regeering i.n het
algemeen Bezuinigingsontwerp voorgestelde wijziging

van de Beleggingswet. Deze stap, waarvan de beteeke-
nis beperkt blijft tot de bij de rijksfondsen loopende
leeningen, dient door andere te wörden gevolgd.
In December 1934 besloot de Regeering om den af-

lossingstermijn der rijksvoorschotten van
50
jaar te

brengen op
75
jaar. Hierdoor zou voor een zeer groot
aantal woningen een belangrijke huurverlaging heb-
ben kunnen plaats vinden. De Regeering is evenwel
op dit besluit teruggekomen en heeft in Mei jI. in
plaats daarvan een bijdragenregeling voor huurver-laging in het leven geroepen. Deze regeling, hoewel

geenszins zonder beteekenis, schiet in zooverre te kort,
dat zij beperkt
blijft
tot de woningen, waarvoor reeds
van rijkswege steun ingevolge ‘de Woningwet werd
verleend.
De mogelijkheid van een oplossing van ‘het ‘hu-
renpro’bleem voor de vele tienduizenden woningen, welke alleen met gemeentelijken steun of met rijks-
steun buiten de Woningwet gebouwd zijn, bevat zij

Tlit. Daarom is er vanuit de kringen der bouwver-
eenigingen bij de Regeering op aangedrongen, dat de
nieuwe bijdragenregeling niet beperkt zou blijven tot
cerstbedoelde woningen. Tevens is het verlangen ge-
uit, dat bij de verleening der bijdragen rekening zou
worden gehouden met den zeer ongunstigen financi-
eelen toestand, waarin verschillende gemeenten ver-
keeren (de eisch wordt nl. gesteld, dat de gemeenten
25
pOt. der
bijdragen
zullen betalen).
Uit het bovenstaande moge blijken, dat voor de ver-
eenigings- en gemeentewoningen het hurenprobleem,
zooals het zich onder de huidige omstandigheden
voordoet, niet onoplosbaar is. Reeds nam de Regee-
ring enkele maatregelen, welke een oplossing, of de
mogelijkheid van een oplossing, naderbij brachten.
Het wadhten is op de nog ontbrekende Regeerings-
maatregelen, welke wij hierboven aangeven en die
thans, tegelijk niet liet tot stan’d komen van de
nieuwe wet, genomen moeten worden.

J.
BOMMER.

STATISTIEKEN.

ZILVERPRIJS
dOUDPRIJS

Londen’)
N.Yorkl)
Londen
9 Juli
1935,.

303
6811
8

9 Juli
1935….
14017
10

,,
1935

.

311/
8

68%
10

,,
1935….
140111
11

,,
1935..

3151 6981
8

11

,,
1935….
140,8
12

,,
1935..

3111
5

68
3
/,
12

,,
1935….
140,11
13

,,
1935..

3051
67%
13

,,
1935….
140111
15

,,
1935..

3031
67%
15

,,
1935.,..
140,9%

16 Juli
1934..

2011
8

4681
8

16 Juli
1934….
1371114

27 Juli
1914..

24
11
/16
59
27 Juli
1914,…
84110j
1) in pence p. oz.stand.
2)
Forelgn silver In $c. p.oz. fine.
3)
in
sh.
p. oz.fine

OPEN
MARKT.

1935

13

1

8113

1/6

24129

Ju

1

Juli

Juli

Juni

1934

9/14
Juni
H
I

1914.

2024
Juli

Amsterdam
Partic.disc.
2
9
.16
21
116.3
2
7
1-3
1
12
31I
2
-41
1

2

Iis-‘ls
3
1
124
1
18
3
1
18-
811
Prolong.

13143I1
2
1
12-3
1
12
3-4
1
2
3
14 3
1
;2
211
4
_21
4

Londen DageId…
1
1.1
‘/,-I
‘(,-I
‘/,-I
3
14-1
114-1
181_2
Parttc.disc.
0
18
6
18
11618 I4
1
I16
718_11116
11_91
j

411
4
_61
4

Berlijn
Daggeld…
3-/4
3-14
2
1
123
3
/4
3-518
37155114

4-514

Maandgeld
2
3
14-315
2314-31/5

2314-315

231
4
3115

371_5
4
1
12-6

Part,
disc.
3
3
3
3
3
3
/4
3
18
2
1
18-
1
12
Warenw.
. .
4_11
4
.1/4
4.
1
14
4_11
4

4_
1
12
4_11

New York
Dageld
1)
11
4
1
14
14
1
14
1
1
I’/-2’/,
Partic.disc.
51
35

51,
6
1

51,6
3
/18116
116-5/16
51
5
_31
4


1) Koers van 12 Juli en daaraan voorafgaande weken t/m. Vrijdag.

WISSELKOERSEN.

KOERSEN IN NEDERLAND.

Data
New
Londen
Berlijn
Parijs
Brussel
Batavia
York6)
6)
S)
S)
S)
1)

9 Juli

1935
1.469,’
7.29
59.23
9.73
24.79
1005i
10

,,

1935
1.46
7
/
8

7.2721,
59.22
9.72Z
24.784
100
5
1
8

11

,,

1935
1.467/
8

7.28/
5

59.23 9.72
24.784
100
12

,,

1935
1.47 7.27
8
/8
59.23
9.71
24.78
1005/
13

,,

1935 1.46
7
18
7.27
59.19
9.704
24.804
1005/
8

15

,,

1935 1.46I2/
5

7.27L4
59.18
9.72
24.784
100
5
1
8

Laagste
d.w
1
)
1.46%
7.26
59.15
9.70
24.75
1001
5

Hoogste d.wl)
1.47
7.29k
59.25
9.734
24.85
100%
Muntpariteit
2.4878
12.1071
59.263
9.747
34.592
100

Zwit-
Data

Weenen
Praag;
:-
lui/aan
Madrid

9 Juli

1935
48.13

6.14
1.48
12.124 20.15
10

,,

1935
48.13

6.14
1.48
12.084
20.15
11

,,

1935
48.12%

6.14
1.48
12.074
20.15
12

,,

1935
48.07%

6.13
1.48 12.09
20.124
13

,,

1935
48.05

6.13
1.48


15

,,

1935
48.08

6.14
1.48
12.06
20.15
Laagste d.w’)
48.02 27.90 6.10
1.45
12.-
20.-
hoogste d.wl)
48.20 27.95 8.174
1.50
12.174
20.25
Muatpariteit
48.003
35.007
7.371 1.488 13.094
48.52

Data
Stock-
Kopen-
Oslo
S)
Hel-
Buenos-
Mon-
holm
6)

hagen)
for!’)
Aires’)
t real’)

9
Juli

1935
37.60
32.55
36.624
3.20
3871
8

1.46
10

,,

1935
37.524 32.50
36.574
3.20
3871
6

1.46%
11

,,

1935
37.574 32.524
36.624 3.20
3871
8

1.46%
12

,,

1935
37.524
32.50
36.574
3.19
38
7
18
1.46%
13

1935
37.474
32.45
36.55 3.19
39
1.46%
15

,,

1935
37.524 32.50
36.574
3.20
39
1.46%
Laagste d.wl)
37.25
32.20
36.25
3.15 38%
1.46
Hoogste d.w’)
37.80
32.75 36.85 3.25
3951
1.47
Muntpariteit
66.671
66.671
66.671
6.266
95%
2.4878
S)
Noteering te
Amsterdam.
$5)

Not, te
Rotterdam.
1)
Part.
ongave.
In ‘t Iste of 2de
No.
van iedere maand komt een overzicht
voor van een aantal niet wekelijks opgenomen wisselkoersen.

KOER$EN TE NEW
YORK. (Cable).

Da a
Londen
($
per

)
Parijs
(3 p. IOOfr.)
Berlijn

1
(3 p100 Mk.)
Amsterdam
(3 p. 100 gld.)

9 Juli

1935
4,96sj
e

6,64
40,43 68,25
10

,,

1935
4,96
ij
s

6,62%
40,36
68,16
ii

,,

1935
4,9571
8

6,62%
40,36
68,16
12

1935
4,95%
6,6151
8

40,37
68,18
13

1935
4,96
6,62y
4
40,39
68,24
15

1935 4,968
6,62%
40,39 68,25

16 Juli

1934
5,04% 6,61
38,37 67,83
Muntparit.eit..
4,86
3,9051
23.81%
40s11

616

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

17 Juli 1935

STATISTISCH OVER2

GRANEN EN ZADEN
1

TUINBOtJWARTIKELEN
VLEESCU

TARWE
80 K.G. La
R000E
MAIS
GERST
K.G.
LIJNZAAD KOM-
IOMMERS
TOMATEN
.
VROEGE
1

AARD-
RUND-
VLEESCH
VARKE:

Plata loco
74 K.G. Bahia
Blanca loco
La Plata
loco
La Plata
La Plata
loco
le soort
A
1
APPELÉN
(versch)
VLEES
(versci
Rotterdam/
Amsterdam
R’dam/A’dam
R’damiA’dam
loco Rotter-
dam/A’dam
R’dam(A’dam
per 100 St.
per 100 K.G.
1

P. 100 K.G.
Gem.v.3kw.
per
ioo
i
per 100 K.G.
per 100 K.G.
per 2000 K.G.
per 2000 K.G.
per 1960 K.G.
Berkeij
Westiand
Groote-
per 100 K.G.
Rotterd
2)
8)
4)
Rodenrijs
1

broek
Rotterdam

1
0
10
fL
fi.
6.
°/o
n.
010
T
°io
T
°io
010
010
1925 17,20
1100,0
13,075
100,0
231,50
100,0
236,00
100,0
462,50
100,0

1926 15,90
92,4
11,75
89,9
174,25
75,3
196,75
83,4
360,50
77,9

1927
14,75
85,8
12,47
5
95,4
176,00
76,0 237,00
100,4
362,50
78,4
-.

1928
13,47
5

78,3
13,15
100,6
226,00
97,7
228,50
96,8 363,00
78,5 7,49
100,0
20,

100,0
4,93
100,0
93,-
100,-
77,50
1929
12,25
71,2
10,87
6

83,2
204,00
88,1 179,75
76,2
419,25 90,6 7,79
104,0
16,-
80,0 3,15 63,9
96,40
103,7
93,12
5

1930
9,67
5

56,3 6.225
47,6
136,75
59,1
111,75
47,4
356,00
77,0
5,24
70,0
20,-
100,0
4,12
83,6
108,-
116,1
72,90
1931
5,55
32,3
4,55 34,8
84,50
36,5
107,25
45,4
187,00
40,4
3,62
48,3
14,50
72,5
4,95
100,4
88,-
94,6
48,-
1932
5,22
6

30,4
4,62
5

35,4 77,25 33,4
100,75
42,7
137,00
29,6
5,71
76,2
11,50
57,5
1,69
34,3
61,-
65,6
37,50
1933
5,02
5

29,2 3,55
27,2
68,50 29,6
70,00
30,0
148,00
32,0 5,57
74,4
8,21
41,1
0,85
17,2
52,-
55,9 49,50
1934
3,67
5

21,4 3,32
5

25,4
70,75
30,6
75,75
32,1
142,50
30,8 5,43
72,6
5,53
27,7
3,23 65,5
61,50
66,1
46,65

1934
4,75
27,6
3,10 23,7
65,25
28,2
58,00 24,6
144,25
31,2
-.
62,50 67,2 53,75
rebr.
3,40
19,8
2,77
6

21,2
65,25


28,2
58,50 24,8
133,00
28,8
63,-
67,7
53,50
Maart
3,25
18,9
2,72
5

20,8
70,75 30,6
58,75 24,9
132,00
28,5

61,75
66,4
50,50
April
3,20
18,6
2,70 20,7
70,50
30,5
56,75 24,0
136,50
29,5
63,50
68,3
49,125
Mei
3,32
5

19,2
2,87
5

21,9 62,00
26,8
63,00
26,7
154,50
33,4

———————-

65,75 70,7
47,50
3,67
5
‘21,4
3,175 24,3 65,00
28,1
74,75
31,7
156,50
33,8

———————

63,25 68,0
43,75
Juli
3,80
22,1
3,30
25,3 71,50 30,9 78,75
33,4
151,25
32,7
5,43
72,6
8,28
41,4
3,52 71,3
63,-
67,7
44,625
Aug.
4,375
25,4 4,27
5

32.7
83,25 36,0 93,50
39,6
159,25
34,4
5,89
29,5
2,93 59,4 63,95
68,8
43,30
Sept.
4,-
23,3
4,15
31,7
77,25 33,4 93,25
39,5
145,50
31,5
2,02
10,1
63,55
68,3
42,62
5

Oct.
3,50
20,3
3,70
28,3
69,50 30,0
93,50
39,6
135,25
29,2
5,92





—-




29,6
60,70
65,3
42,125
Nov.
3,50
20,3
3,45 26,4
71,25
30,8
89,25
37,8
127,75
27,6










53,75
57,8
44,50
Dec.
3,45
20,1
3,55 27,2
76,25
32,9 91,00
38,6
134,00
29,0

—————














53,15
57,2
44,65

Jan.

1935
3,30
19,2
3,52
5

27,0
74,25
32,1
89,25
37,8
137,25
29,7
53,62
5
57,7
45,62
2

ebr.
3,20
18,6
3,375

25,8
68,00
29,4
71,25
30,2
124,25
26,9
51,90
55,8
47,55
Maart
3,20
18,6
3,075 23,5
67,75
29,3
64,00
27,1
120,50
26,1



—–




51,40
55,3
51,20
April
4,07
5

23,7
2,95
22,6
70,75
30,6
66,75
28,0
125,00
27,0
51,925
55,8
50,25
Mei
4,05 23,5 2,90 22,2
59,90
25,9
67,25 28,5
125,50
27,1

————-

50,80
54,6 48,50
Juni
4,025
23,4
2,90
22,2
57,50
24,8 75,00
31,8
124,25
26,9

————-

—-

——–

48,-
51,6
46,126
1

Juli
3,95 23,0 2,70
20,7
,

54,00
23,3 73,00
30,9
121,50
263

————-

————-

49,-S)
52,7
46,50
5
) 8
3,65
21,2 2,50
19,1
52,50
22,7
62,00
26,3
120,00
260

————-

49,_S)!
52,5
.

46,506)
15
3,75 21,8 2,40
18,4
52,00
22,5
62,001
26,3
1
122,00
26,4
1
; ivsenzie voor ue toeiicnting op oezen staat ae nos. van S, 15 Aug. 1928, 25 Febr. 1931 en IS Febr. 1933.
2)
Tot Jan. 1931 Hard Winter No. 2. van Jan. 1
16 Dec. 1929 tot 26 Mei 1930 7415 K.G. Hongaarsche vanaf 26Mei1930 tot 23 Mei 1932 74 K.G. Zuid-Russische; van 23 Mei 1932 tot 2Oct. 1933 No. 2 Canada.
Canada. Van 19Sept.’32 tot 24Juli’33 62163 K.G. Z.-Russ.
5
)6 Juli.
6
)13 Juli.
7)
4Juli.
6
)11 Juli.
9)
5Juli.
10)
12Juli.

Vervolg STATISTISCH OVERZ

MINERALEN
TEXTIELGOEDEREN



DIVERSEN
STEENKOLENWestfaalsche/
PETROLEUM
BENZINE

KATOEN WOL
WOL
gekamde
KOE-
KALf
Hollandsche
Mid. Contin.
Crude
Gulf exp.
A
gekarnde us
ras
Australische,
HUIDEN SALPE’
Middling
locoprijzen
F. G. F.
Sakella-
U.

.
No.
1
bunkerkolen,
ongezeefd f.o.b.
t1iii

.

0
64(66°
$cts. per
M

5

V.
1
ering.
CrossbredColo-
nial Carded,
Gaaf, open
kop
Old.
p
lOOK.
R’damjA’dam
000
K.G.
per
oc S.
g.
per barrel
U.S.ganon
New-York
rides
uomra
Liverpool
oco

1h
or
per

.
50’s Av.
loco 57-61 pnd.
netti
per Ib.
Liverpool
Bradford per Ib.

f1.
°/o
$
01
$cts.
0
10
$ ets.
to
pence
0/

pence
°
/o
pence
0
/s
pence
0
!o

f1.
1925
10,80
100,0
1.68
100,0
14,86
100,-
23,25
100,0
29,2?
100,-
9,35
100,-
55,00
100,0
29,50
100,0
34,70
100,0
12,-
1926
17,90 165,7
1.89
112,5
13,65
91,9
17,55
75,5
16,24
55,5
6,30
67,4
47,25
85,9
24,75
.
83,9
28,46
82,0
11,61
1927 11,25
104,2
1.30
77,4
14,86
100,-
17,50
75,3
16,78
57,3
7,27
77,8
48,50
88,2
26,50 89,8 40,43
116,5 11,48
1928
10,10
93,5
1.20
71,4 9,98
67,2
20,00
86,0
19,21
65,6
7,51
80,4
51,50 93,6
30,50
103,4
47,58
137,1
11,48 1929
11,40
105,6
1.23
73,2
10,-
67,3
19,15
82,4
17,05
58,2
6,59 70,5
39,-
70,9
25,25 85,6
32,25
92,9
10,60 1930
11,35
105,1
1.12
66,7 8,77 59,0
13,55
58,3
12,-
41,0
3,92
41,9,
26,75
48,6
16,25
55,1
25,36
‘73,1,
9,84
1931
10,05
93,1
0.58
34,5
5,04
33,9 8,60 37,0 7,33
25,0 3,08 33,0
21,50
39,1
12,00
40,7
18,65
53,7
8,61
1932
8,00
74,1
0.81
48,2
4,50
30,3 6,45
27,7
5,21
17,8
3,11
33,3
16,00
29,1
8,50 28,8
11,15
32,1
6,15
.1933
7,00 64,8 0.45
26,8
3,61
24,3
6,75
29,0
5,13
17,5
2,78 29,7
19,25
35,0
9,50
32,2
13,26
38,2
6,18
1934
6,20
57,4
0.63
37,5
2,88
19,4
7,35
31,6
5,32
18,2
2,68
28,7
19,25
35,0
10,25
34,7
12,07
34,8
6,11

Jan.

1933
7,05
65,3 0.53
31,5 4,16
28,0 6,15
26,5
5,13
17,5
2,95
31,6
15,75
28,6 8,25
28,0
11,50
33,1
6,30
Febr.,,
7,20
66,7
0.38
22,6
3,97 26,7 6,10 26,2 4,98
17,0
2,78 29,7
15,50
28,2
8,25 28,0
10,38,
29,9
6,40
Maart

,,
7,25
67,1
038
22,6
3,87k
26,1
6,40
27,5
4,97
17,0
2,77
29,6
15,25
27,7 7,75 26,3
10,75
31,0
6,40
April

,,
7,25
67,1
0.37
22,0
3,67
24,7
6,65
28,6
5,18
17,7
2,68 28,7
15,75
28,6
7,75
26,3
11,25
32,4
6,40
Mei
7,15
66,2 0.23
0
14,0
2,95
19,9
7,30 31,4
5,60
19,1
3,07 32,8
17,00
30,9
8,25 28,0
12,25
35,3
6,40
Juni
7,15
66,2
0.25
5
15,2
3,02
20,3
7,85
33,8
5,85
20,0
3,25 34,8
18,50
33,6
9,00 30,5
15,75
45,4
6,40
Juli

,,
7,05 65,3
0.41
24,4
3,33 22,4 7,60 32,7 5,76
19,7
3,20 34,2
20,75

,
37,7
9,75
33,1
16,-
46,1
6,40
Aug.
6,95
64,4 0.37
22,0
3,37
22,7
6,90
29,7 5,39
18,4 2,91 31,1
20,75
37,7
9,75

33,1
14,75
42,5 5,80
Sept.
6,85
63,4
0.52 31,0
3,50
23,6 6,60 28,4 4,70
16,1
2,54
27,2
21,50
39,1
10,50
35,6
15,13
44,1
5,85
Oct.


6,60
61,1
0.66 39,3
4,04
27,2
6,40
27,5
4,55
15,5
2,48 26,5 20,75 37,7
10,75
36,4
14,50
41,8 5,90
Nov.
6,75
62,5
0.66
39,3
3,72 25,0
6,25
26,9
4,63
15,8
2,39 25,6 23,75 43,2
12,00
40,7
13,38
38,6 5,95
Dec.
6,95

.
64,4
0.67
39,9
3,75 25,2
6,50
28,0
4,89
16,7
2,38
25,5
25,00 45,5
13,25
44,9
13,50
38,9
6,-

Jan.

1934
6,65 61,6
0.66 39,3
3,74
25,2 7,10
30,5
5,47
18,7
2,59
27,7 27,00
49,1
14,75
50,0
13,-
37,5
6,15
Febr.

,
6,30 58,3
0.64
38,1
3,25
21,9 7,50 32,3
5,64
19,3
2,68
28,7 23,75 43,2
12,75
43,2
13,-
37.5
6,20
Maart

,,
6,25 57,9
0.63
37,5
3,05
20,5
7,40
31,8 5,50
18,8
2,76
29,5
23,25

42,3

11,75
39,8
12,50
36,0 6,25
April

,,
6,30
58,3
0.62
36,9
2,795
18,8
6,95
29,9 5,37
18,3
2,50
26,7
23,00
41,8
11,50
39,0
12,-
34,6 6,30
Mei

,,
6,25
57,9 0.62
36,9
2.88
19,4
6,80

29,2 5,20
17,8
2,48 26,5
21,00
382
10,50
35,6
11,88
34,2
6,30
Juni


6,15
56,9 0.62
36,9
2,83
19,0
7,15
30,8
5,23
17,9
2,77
29,6
19,00
34,5
9,50
32,2
11,50
33,1
6,30
Juli

1
6,15
56,9 0.62
36,9 2,68
18,0
7,55
32,5
5,22
17,8
2,83 30,3
17,00
30,9
9,00
30,5
11,50
33,1
6,30
Aug.
6,15
56,9
0.82 36,9 2,68
18,0
7,85
34,0
5,32
18.2
2,85 30,5
16,00
29,1
8,50
28,8
11,75
33.9
5,80
Sept.
6,00
55,6
0.62
36,9 2,74
18,4
7,70
33,1
5,06
17,3 2,71
29,0
15,00
27,3
8,50
28,8
12,-
34,6
5.85
Oct.
6,00 55,6
0.62
36,9
2,60
17,5
7,40 31,8
4,93
16,8
2,57 27,5
15,00
27,3
8,50 28,8
12,50
36,0
5,90
Nov.
6,10 56,5
0.62 36,9
2,53
17,0
7,40
31,8
5,42
18,5
2,67 28,6
15,00
27,3
8,75
29,7
12,-
34,6
5,95
Dec.
6,05 56.0
0.62
36,9
2,76
18,6
7,50
32,3 5,43
18,5
2,77 29,6
14,50
26,4
8,50
28,8
11,25
32,4
6,05

lan.

1935
6,05
56,0
0.625
37,2
2,97
5

20,0 7,55
32,5
5,38
18,4
2,99
32,0
14,75
26,8
8,25
28,0
10,75′
31,0
6,15
I2eb
r
,,
6,05
56,0
0.62
5

37,2 2,75
18,5
7,50
32,3
5,24
17,9
3,-
.32,1
14,00
25,5
7,75
26,3
10,50
30,3
6,20
Maart
5,90
54,6 0.62
36,9
2,74
18,4
6,80
29,2
4,85
16,6
2,79
29,8
13,75
25,0
7,50
25,4
10,25
29,5
6,25
April

,,
6,00 55,6
0.63
37,5
2,99
20,1
7,05 30,1
4,89
16,7
2,89
30,9
14,75
26,8 8,00
27,1
10,75
31,0
6,30
Mei
6,05
56.0 0.62
36,9
2,970
20,0
7,30
31,4
4,06
16,9
3,07
32,8
16,00
29,1
8,50
28,8
11,75
33,9 6,30
Juni
6,05
56,0
0.62 36,9
3,15
21,2
7,-
30,1
4,82
16,5
2,98 31,9
16.75
30,5
8,50
28,8
12,-
34,6 6,30
1Juli
6,05 56,0
0.62
36,9
3,10
2
)
20,9
7,25
31,2
4,85
4
)
16,6
3,11
4
)
33,3
17,75
6
)
32.3
8,75
6
) 29,7
6,30
8

»

,,
6,05 56,0
0.62
36.9 3,103)
20,9
7,25
31,2
4,80
5
)
16,4
3,115)
33,3
18,75
7
)
34,1
9,00
7
)
30,5
630
5

»

»
6,05
56,0
0.62 36,9
7,30
31,4
.
6,30
1)
Jaar- en maandgem. afger. opus pence.
2)6
Juli.
3
)13 Juli.
4)3
Juli. 6)10
Juli.
6)4
Juli.
7
)11
Juli. 8)2 Juli.
9)9
Juli.

17 Juli 1935

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

617

GROOTHANDELSPRIJZEN
I
)

ZUIVEL EN EIEREN
ME’1’ALJfN

BOTER
KAAS
Edammer
EIEREN KOPER
LOOD
TIN
IJZER
Cleveland GIETERIJ-
IJZER
ZINK
GOUD
ZILVER
cash
perK.
K.G.
Leeuwar-
Heffing
Alkmaar
Fabrieks-
Cern. not. Eierniijn
Standaard
Locoprijzen Locoprijzen Londen Locoprijzen
Londen per Foundry
No. 3 f.o.b.
(Lux III) p.
Locoprijzen Londen
cash
Londen . Londen pet

derConim.
Noteering

Crisis
Zuivel-
kaas
kI. m/merk Roermond
p. 100 st.
Londen
per Eng. ton
per Eng. ton
Eng ton
,

Middlesb.
Eng, t. f.o.b.
Antwerpen
per
Eng. ton
per ounce
fine
Standard
Ounce
Centr.
per50 K.G.
Eng.ton
per

f1
‘Ç
“IE
1E
‘”
f1.
1

°!o
T”
1
iI

£
°/
o

sli.
010
pence!
0
10

1925
123
.
1
100,0

56,-
100,0
9,18
1100,0
62.116
100,0
36.816

1100,0
261.171-

i
100,0
73-
100,0
671-
100
1

36.316
100,-
85/6
100,-
321/
100,0

1926
1,98
85,7

43,15
77,1
8,15
88,8
58.1/-
93,5
31.116
85,3 290.17/6
111,1
866
118,5
688
102,5
34.26
94,3
851-
99,5
28
1
/i6
89,3

1927
2,03
87,9

43,30
77,3
7,96
86,7
55.141-
89,7
24.41-
66,4
290.41 –
110,8
731-
100,0
6416
96,3
28.10/-
78,8
851-
99,5
26
3
14
83,3

1928
2,11
91,3

48,05 85,8 7,99
87,0
63.161-
102,8
21.11-
57,8
227.51-
86,8
661-
90,4
6218
93,5
25.516
69,9
851-
99,5
261
81,1

1929
2,05 88,7

45,40
81,1
8,11
88,3
75.14/-
121,9
23.51-
63,8
203.1516
77,8
7016
96,6
68/9
102,6 24.1716
68,8
851-
995
2471
76,2

1930
1,66
71,9

38,45
68,7 6,72 73,2
54.131-
88,0
18.116
49,6
142.51-
54,3
671-
91,8
596
88,8
16,17f-
46,6
851-
95
17
15
/1
.55,4

1931
1,34
58,0

31.30
56,9
5,35 58,3
36.51-
58,4
12.11-
331
110.11-
42,0
551-
75,3
4716
70,9
11.1016
31,9
9216
108,2
13/
41,6

1932
0,94 40,7

22,70 40,5 4,14
45,1
22.171-
36,8
8.121-
236
97.21-
37,1
421-
57,5
371-
55,2
,9.16i
27,1
1181-
138,0
12
7
/8
40,1

1933
0,61
26,4
0,96
20,20
36,1 3,71
40,4
22.2/6
35.6
7.1716
216
131.181-
50,1
411-
56,2
351-
52,2
10.1216
29,4
12417
3
14
145,8
12118
385
1934
0,45
19,5
1,-
18,70
33,4
3,45
37,6
18.1416
30,2
6.1516
1
8:6
141.1916
54,2
40!-
54,8
3317
50,1
8.91-
23,4
13717
3
1
4

161,0
131/
40,7

Jan.’34
0,50
21,6
1,-
20,40
36,4
5,05
55,0
21.71-
34,4
7.71-
20,2
148.31-
56,8
3916
54,1
361-
53,7
9.121-
26,5
12916
151,5
12
3
14
39,7
Feb.,
0,47
20,3
1,-
21,55
38,5
3,68
40,1
20.916
33,0
7.41-
19,8
140.131-
53,7
3916
54,1
3615
54,4
9-16
24,9
13711
160,3
12’1
38,9
Mrt.,
0,44
19,0
1,
19,90
35,5
2,71
29,5
20.31-
32,5
7.316
19,7 144.1516
55,3
4016
55,5
3513
52,6 9.21- 25,2
13618
159,8
12
5
/8
39,3

Apr.,,
0,42
18,2
1,-
17,20 30,7
2,72
29,6
20.1416
33,4
7.416
19,8
150.1016
57,5
4116
56,8
3412
51,0
9.716
25,9
135114
158,0
12
7
1
38,7

Mei,
0,41
17,7
1,-
16,05
28,7
2,54
27,7
20.4!-
32,5
6.1616
18,7
144.1916
55,4
4016
55,5
3219
48,9 9.21-
25,2
13613
159,4
12
1
/
37,5

luni,
0,41 17,7
1,-
19,40
34,6
2,74
5

29,9
19.1816 32,1
6.141-
18,4 140.11-
53,5
4016
55,5
3119
47;4
8.161-
24,3
137184
161,1
12
1
14
38,1
“luli,
0,40
17,3
1,-
21,50
38,4
2,81
30,6
18.11/-
29,9
6.14/6
18,5
142.91-
54,0
4016
55,5
3214
48,2 8.61-
22,9
137111
161,4
12
3
14
39,7
Âug.,
0,43
18,6
1,-
20,90
37,3 3,32
5

36,2
17.61-
27,9
6.14/-
18,4
139.716
53,2
401-
54,8
3216
48,5
8.716
23,2
13816
162,0
13
40,5
Sept.,
0,43
18,6
1,-
18,121
32,4
3,31
36,1
16.10/-
26,6
6.5/6
17,2
137.17/-
52,8
3916 54,1
3216
48,5
7.171-
21,7
1411-
164,9
13
1
/
40,9
Oct.,
0,43
18,6
1,-
17,37
1

31,0 3,95
43,0
16.31-
26,0
6.61-
17,3 137.1916
52,7
3916 54,1
32;6
48,5
7.71-
20,3
141/10
165,9
14
43,6
Nov.,
0,47
20,3
1,-
17,-
30,4
4,52
5

49,3
16.1116
26,7
6.81-
17,6
139.81-
53,2
40j-
54,8
3216
48,5
7.7/6
20,4
139164
163,2
14
7
/
46,3
Dec.,
0,54
23,4
0,95
15,12
0

27,0
4,07
44,3
16.161-
27,1
6.6/-
17,3
137.8/6 52,5
3916 54,1
34j1
50,9
7.4/6
20,0
140164
164,4
14
11
/16
45,7

Jan.35
0,58
25,1
0,90
1495
26,7 3,12
5

34,0
16.191-
27,3
6.51-
17,2 138.111-
52,9
39/6
54,1
3416
51,5
7.6/6
20,4
1411104
165,9
14/
45,9
Feb.,
0,52
22,5
0,95
14,375
25,7
3,20
34,9
16.41-
.26,1
6.41-
17,0 136.81-
52,1
39/6
54,1
34/6
51,5
7.3/6
19,8
142/8
166,9
14
11
/i
46,1
Mrt.,,
0,37
16,0
1,02
5

13,30
23,8
2,74
29,8
16.81-
26,4
6.716
17,5
124.5/6
47,5
381-
52,1
33/9
50,4
7.-!-
19,4
1475
172,4
15/
49,0
Apr.,
0,37
16,0 1,08
11,50
20,5
2,31
5

25,2
18.8/-
29,6
7.5/6
20,0
131.-16
50,0
3816
52,7
3316
50,0 7.111-
20,9
14415
168,9
18/1
56,6
Mei ,,
0,34
14,7
1,10
11,85
21,2
2,38
5

26.0
20.-/-
32,2
8.616
22,9
135.516
51,7
391-
53,4
3316
50,0
8.1516
24,3
142134
166,4
20
62,3
Juni,
0,41 17,7
l,07
11,95
21,3
2,415
26,3
18.161-
30,3
8.1116
23,5
136.5/6
52,0
3916 54,1
3316
50,0
8.111-
23,6
141/6
165,5
19
5
/8
61,1
Juli,
0,43
7
)
18,6
1,


11,-
9
)
19,6
2,45
25,7
17.111-
28,3
8.316
22,4
137.1816
52,7
3916 54,1
3316
50,0
8.716
23,2
141144
165,4.
18/4
58,4
0,43
8
)
18
,
6
1
1,-
12,25
10
1
21,9
2,375
25,9
17.16/6
28,7
8.51-
22,6
138.91-
52,8
3916 54,1
3316
1

50,0
8.61-
22
,
9
1
140
1
9

164,6
118
1
14
56,8
1,-
1
2,45
26,7
19.5/- 31,0
8.101-
23,3
139.41-/j
53,2
3916
54,1
3316
1

50,0
8.716
23,2.
1140/94
164,7
18
5
/
56,4

sept. 1932 79 K.G. La Plata; van 26 Sept. 1932 tot 5 Febr. 1934 Manitoba No. 2
3)
Tot Jan. 1928 Western; vanaf Jan. 1928 tot 16 Dec. 1929 American No.
2,
van
1928 Malting; van Jan. 1928 tot9 Febr. 1931 American No. 2, van 9 Febr. 1931 tot 23 Mei 1932 64/5 K.G. Zuid-Russische. Van 23 Mei-19 Sept. 1932 No. 3

GROOTHANDELSPRIJZEN.

BOUWMATERIALEN

.
KOLONIALE PRODUCTEN

VURENHOUT
S T E E N E N
CACAO
COPRA KOFFIE
RUBBER
SUIKER
THEE
INDEXCIJFER

Orond
Kolo
nlale

basis 7″ f.o.b.
Zweden/
.
binnenmuur

buitenmuur
G.F. Accra
per
Ned.-Ind.
f.rn.s.

.
Robusta
Locoprijzen
Standaard
Ribbed Smoked
Sheets

Witte kristal-
suiker loco
All. N.-I. theev.
A’dam gem. pr
.
Finland
perstandaard
per

per
50 K.G. c.i.f.
per 100 K.G.
Rotterdam
‘loco Londen
R’dam/A’dam
100 K.G.
Java- en Surna-
tratheep.I/2K.G.
stoffen
pro-
van 4.672 M
3
.
per 1000 stuks per 1000 stuks Nederland
Amsterdam
‘/o K.G.
per
per Ib.
per

ducten


“7”
‘i’

f
0
1
f
0/
sh.

/
01
“ets.

‘ik”

Sh.
“i’
f1.
cts.
010
1925
159,75
100
15,50
100,-
19,-
100,-
4216
100,-
35,87
5

100,0
61,375
100,0 2111,625
100,0 18,75
100,0
84,5
100,0
100.0
100.0
1926
153,50
96,1
15,75 101,6 19,50 102,6
491-
115,3
.34,-
94,8
55,375
90,2
2′-
67,4
17,50
93,3
94,25
111,5
96.0
102.6
1927
160,50
100,5 14,50
93,5
18,50
97,4
681-
160,0
32,62
5

90,9 46,875
76,4
1,6,375
51,6
19,12
5

102,0
82,75
97,9
87.5
109.1
1928
151,50
94,8
12,-
77,4
18,50
97,4
5713
134,9
31,87
5

88,9
49,625
80,9
-,10,75
30,2
15,85
84,5
75,25
89,1
84.6
97.4
1929
146,00
91,4
14,-
90,3 21,25
111,8 45110
107,9
27,37k
76,3 50,75
82,7
-110,25
28.8
13,-
69,3
69,25
82,0
81.9
85.5
1930
141,50
88,6
12,50
80,6
20,75
109,2
34111
82,2
22,625
63,1
32
52,1
– 5,875
16,5
9,60
51,2
60,75
71,8
66.0
64.3
1931
110,75
69,3
10,25
66,1
20,25
106,6
2215
52,8
15,375
42,9
25
40,7
-3
8,4
8,-
42,7
42,50
50,3
46.8
46.6
1932
69,00
43,2
9,25
59,7
15,-
78,9
1916
45,9
13,-
36,2 24
39,1
-1,75
4,9 6,32
5

33,7
28,25
33,4
36.1
38.0
1933
73,50
46,0
10,-
64,5
12,75
67,1
1514
36,0
9,30
25,9 21,10
34,2
-12,25
6,3 5,52
5

29,5
32,75
38,7
35.2
34.7
1934
76,50
47,9
8,50
54,8
10,50
55,3
1316
31,8
6,90
19,2
16,80
27,4
-13,875
10,9
4,07
5

21,7 40
47,3
34.4
32.1

in.

’33
70,00
43,8 9,25
59,7
13,50
71,1
1616
38,8
11,50
32,1
24
39,1 – 11,625
4,6
5,37′
28,7
25 29,6 33.2
34.1
ebr.
,
70,00
43,8
9,25
59,7
13,-
68,4
15/9
37,1
10,62
5

29,6
23,751
38,7
-1115

1
4,2
5,60
29,9
26,75
31,7
32.1
34.4
Lrt.

.
,
70,00
43,8
9,50
61,3
12,25
64,5
1613
38,2
10,37
5

28,9
23,50
/’ 38,3
-(1,5

1

4,2
6,-
32,0
26,25
31,1
32.4 34.9
pr.

,
70,00
43,8 9,75
62,6
12,75
67,1
1515
36,3
9,50
26,5
23,50 38,3 -11,625
4,6
6,07′
32,4
27,50
32,5 32.8
34.9
lei
,
70,00
43,8
9,50
61,3
12,50
65,8
1616
38,8 9,50 26,5
23
37,5
-12
5,6
6,02
5

32,1
26,50
31,4
34.2
‘35.0
ml

,
72,50
45,4
10,-
64,5
13,-
68,4
1811
42,6
10,-
27,9
22,50
36,6
-12,375
6,7
6,35
33,9
31
36,7
37.2
31.5
ill

,
75,00
46,9
10,25
66,1
13,-
68,4
1718
41,6
9,475

26,4
22,50
36,6
-‘2,625
7,4
5,92
5

31,6
3350
39,6
38.2 31.4
ug.

,
75,00
46,9
10,50
67,7
13,-
68,4
1615
38,6
8,75
244
20,75 33,8
-1
2
.
62
5
7,4
5,27
5

28,1
3525
41,7
36.5
35.6
ept. ,
80,00
50,1
10,50
67,7
12,50
65,8
14/5 33,9
8,25
230
19,75
32,2
-12,5
7.0
5,375

28,7
36,75 43,5 36.7 34.6
ct.
,
80,00

50
1
1
.10,50
67,7
12,50
65,8
1217
29,6 7,62
5

21,3
17,75
28,8
-12,625
7,4 4,90
26,1
42,25 50,0 36.5
33.4
ov.
,
75,00
46,9
10,-
64,5
12,50
65,8
1216
29,4
8,-
22,3
16,25
26,5
-12,75
7,7
4,65
24,8 40,50 47,9 36.4
32.7.
ec.

,
75,00
46,9
10,75
69,4
12,50
65,8
1115
26.9
7,9714
22,2
16
‘ 26,1
-12,875
8,1
4,75 25,3
41
48,5
31.1
31.3

Jan.
1
34
75,00
46,9
10,75
69,4 12,75
67,1
12110
30,2 7,45 20,8
16,50
26,9
-12,875
8,1
4,95
26,4
45,50
53,8
36.0 83.8
Feb.,
80,00
50,1
10,50 67,7
12,50
65,8
1415
33,9 7,25 20,2
17,25
28,1 .
-13
8,4
4,975

26,5
46,75
55,3
35.9
35.9
Mrt.,
80,00
50,1
9,75
62,6
12,-
63,2
1411
33,1
7,-
19,5
17,75 ,
28,9
-/3,25
9,1
4,52
5

24,1
45,50
53,8
35.1 35.2
Apr.,
80,00
50,1
9,75
62,6
12,-
63,2
14/4
33,7
6,55
18,3
‘17,75
28,9
-/3,625
10,2
4,25
22,7
44,25
52,4
35.6
34.5
Mei
,
80,00
50,1
9,25 59,7
11,25
59,2
1512
35,7
6,72
5

18,7
17
27,7
-14
11,2
4,15
22,1
42,75
50,6
35.1
34.3
luni,
77,50
48,5

8,-
51,6
10,-
52,6
15
1
4
36,1
7,-
19,5
17
27,7

1
4
11,2
4,20
22,4
41,-
48,5
34.5
33.8
luli
,
77,50
48,5
7,50
48,4
10,-
52,6
13
1
11
32,7
6,92
5

19,3
16,75
27,3
-/4,375
12,3
3,975

21,2
.
40,50
47,9
34.1
32.2
Aug.,
75,50
47,3
7,25
46,8 9,50 50,0
12
1
10
30,2
6,87
5

19,2
1

16,50
26,9
-/4,5
12,6
3,975

21,2 39,75
47,0
33.9
31.4
Sept..
73,50
46,0
7,-
45,2 8,75
46,1
12
1
5
29,2 6,65
18,5
1

16,50
26,9
-/4,5
12,6
3,72
19,9
33,50
39,6
33.1
29.5
Oct.,
7300
45,7
7,-
45,2 8,75
46,1 11/7
27,3
6,70
18,7
1

16,50
26,9

1
4,125
11,6
3,52
5

18,8
32,75
38,8
32.7
27.8
Nov.,
73,00
45,7
7,-
45,2 8,75
46,1
12(3
28,8
6,62
5

18.5
16
26,1
.13,875
10,9
3,15
16,8
33
39,1
32.7
27.6
Dec.,
73,00
45,7
7,-
45,2 8,75
46,1
1218
29,8
7,17
5

20,0
/

16
26,1
-13,875
10,9.
3,375

18,0
34,50
40,8
32.1 28.6

Ian.
1
35
66,00
41,3
7,25
46,8 8,50
44,7
1411
33,1
8,77
5

24,5
16
26,1
-13,875
10,9
3,50
18,7
33,75
39,9
32.9 29.5

F
eb.
,
66,00
:41,3
6,75
43,5
8,25
43,4
1412
33,3
9,375

26,1
15,625
25,5
/3,75
10,5
3,45
18,4
32
37,9
32.4 28.9
Mrt.,
59,00
36,9
7,-
45,2
8,25
43,4
13/3
31,2
8,57
5

23,9
14,625
23,8
-13,25
9,1
3,55
18,9
29 38,3
30.9 27.4
Apr.,
60,00
37,6
7,-
45,2
8,25
43,4
13/6
31,8
9,15
25,6
14,50
23,6
-13,375
9,5
4,85
22,1
31,25
37,0
32.1
28.5
Mei
,,
57.50
36,0
7,-
45,2 8,25
43,4
13/4
31,4 9,50
26,5
14,125
23,0
-34375
9,6
4,20
22,4
32,75
38,8
33.3
28.6
Juni,
57,50
36,0
7,25
46,8
9,-
47,4
13/3
31,2
9,07b
25,3
13,875
22,6

1
3,625
10,2
3,87
5

20,7
30,25 35,8
33.2 27.8
1

Juli,
57,50
36,0
131-
8
)
30,6 8,12
5

22,6
13,50
22,0
-13,625
10,2
3,625
19,3
30,25
6
)
35,8
33.0
27.1
3
,
57.50
36,0
13(2
9
)
31,0
7,87
5

22,0
13,50
22,0

1
3,5


9,8
3,625
19,3
/
33.0 26.9
57,50
36,0
1 1
7,75
21,6
13,50
22,0
-/3,625
10,2
3,625
.

19,3
1

,
33.4
.27.0

B. Alle Pondennoteeringori vanaf 21 Sept.
1
31 zIjn op goudbasis omgerekend; de DIIarnoteeringen vanaf 20April ’33
zin
in verhouding van de depreclatle
n den Dollar t.o.v. den Gulden verlaagd.

_618

ECONOMISCH-STATISTISCHE BERICHTEN

17
Juli
1935

NEDERLANDSCHE BANK.
Deze kolom was 10 Juli ji. uItgesteld.

Verkorte Balans op 15 Juli 1935.
BANK VAN ENGELAND.

________

Bankbilf.
1 Bankbilf.
Other Securities
Activa.
and
Advances
Securitles
Binnen!. Wis-( Hfdbk.
f

22.779.487,94
Data
_____________
Metaal
c

in
n
BankinglDisc.
Departm.
se1s,Prom.,

Bijbnk.
,,

310.227,79
Juli

1935
1
193.264

401.371 51.346

1 1
13.488
1

12.550
1
enz.in
disc.Ag.sch.
,,

2.543.227,59

25.632.943,32
Papier o. h. Buiten!. in disconto

……

26 Juni 1935
193.322

396.860
55.857
10.165

12.426
1
Idem eigen portef.

f

356.500,-
22 Juli

1914
40.164 29.317

33.633
Af:Verkochtmaarvoor
Other Dep osus
1
Dek-
de bk.nog niet afgel.

356.500,-
Data
Gov
1

.
Sec.
Public
Depos.
Bankers

Other
Reserve!
kings-
Beleeningen
____________
________
Accountsl
perc.
1)
Hfdbk.
f

90.801.948,781)
mci. vrsch.
1
Bijbnk.
,,

7.003.192,47
in rek.-cr
t.

3 Juli’35

98.196

9.629

110.513

37.978

51.8931 328
Ag.sch.

37.606.789,13
,,
26 Juni’35

96.186

16.163 1102.361

38.755

56.4631 35,8
op onderp.

f
135.411.930,38
’14
22 Ju!i

11.005

14.738

42.185

29.297 52
) Verhouding tusschen Reserve en Deposits.
op
Effecten

……
f
129.812.37i88′)
BANK VAN FRANKRIJK.
Op Goederen en Spec.
,,

5.599.558,50
1
Tegoedl
Wis-

Waarv.
Belee-
Renteloos
135.411.930,38
1
)
Voorschotten a. h. Rijk …………….
,,
Data
Goud Zilver

In
buiteni.
het
1
1

sels
:
ningen
voorschot
~v.
d.
Munt, Goud ……
f
114.593.850,-
‘-
1
tenl.
Staat

28Juni’35 71.017
730
7
1
9.224
1.2031
3.200
N.[untmat., Goud
• .
,,
571.105.123,08

f

685.698.973,08
21

,,

’35 70.770
746
4
8.288
1.174
5.192 3.200
Munt, Zilver, enz.

,,

22.419.962,13
23 Ju!i’14
4.104 640


1.541
8769

Muntsnat., Zilver.
.
,,

_

Data
Bonsv.d
zeifst.

________

(
1ç;
Circulatie
kekg. Courant

_

,,

708.118.935,21
1
)
Belegging van kapitaal, reserves en pen-
sioenfonds ……………………39.594.297,94
,,
amort.k. zelfst.
1
Parti-
1

Staat jamort.k. culieren
Gebouwen en Meub. der Bank ……..
,,

4.600.000,-

Diverse rekeningen ………………
,,

3.496.793,26
28Juni’ 35

5.805

2.399

82.099
1
166

2.816

10.969

StaatdNeder!.(Wetv.27/5J’32,S.No.221)

15.486.148,55
21

’35

5805

2328
1

80.703
,,

.

.
1

1
1

169 1

2.767

111.077

23 Juli’14

1

5.912
401

943
f

932.697.548,66
1)
Sluitpost activa.DUITSCHE_RIJKSBANK.
Passiva.
Daarvan
1
Devlezen

1
Andere
_
Kapitaal
………………….
.
…..

f

20.000.000,-
Reservefonds ……………………

4.049.884,01 Data
ud

bij
Go

tenl.
bal-
circ.
1
als goud-
1
1

dekking

1
wissels
en
Belee-
ntngen
Bijzondere reserve

………………
,,

5.675.000,-
_____________
banken
1)

geldenae
1
cheques

Pensioenfonds

………………….
,,

9.917.053,32
Bankbiljetten in omloop …………..

821.640.750, –
,,
30 Juni 1935
856

22,1
,
1
1

4,0
3.878,7
1

89,5

Bankassignatiën in omloop ……….
,,

18.484,54
22

,,

1935
84,7

22,1
1

4,0
3.395,5
1

35,3

Rek.-Cour. j Het Rijk
f

15.342.147,50
30 Juli

1914
1.356,9



750,9 50,2

saldo’s:

1. Anderen
,,

54.158.007,54
,,

69.500.155,04
Data
Effec-

Diverse
Circu-
Rekg…
Diverse
Diverse
rekeningen ………………
,,

1.896.221,75
ten

Activa’)
latie
Crt.
Passiva

f

932.697.548,66
30 Juni 1935

336,6

648,9
3.895,2

1
819,0
1

217,1
Beschikbaar metaalsaldo

…………
f

352.171.961,69
22

,,

1935

336,5

1

666,1
1

3.502,3
754,3
1

213,4
Minder bedrag aan bankbiljetten in om-
loop dan waartoe de Bank gerechtigd is

880.429.905,.-.
30 Juli

1914

330,8

200,4 1.890,9
944,-

40,0

Schatkistpapier, rechtstreeks bij de Bank
1)
Onbelast.
1)
W.o. Rentenbankscheine
30, 22 Juni
1

resp. 36, 51 miii.

ondergebracht

………………..
,,


NATIONALE BANK
_______
VAN BELGIE
_________

(in Belga’s).

Goud
.
_________
Rekg. Crt.
Waarvan aan Nederlandsch-lndië
(Wet van IS Maart 1933, Staatsbiad No. 99) ……../ 71.153.775,-
..
Waarvan in het buitenland

…………….
………

18.529.152,51
Data
Voornaamste
posten
in duizenden guldens.
1935

0
‘-0

.o
Goud
1
Andere
1
Beschikb.j
Dek-
Data
Munt
1
Muntmat.r
Clrculatleiopelschb.l
1
schulden

Metaal-
1

saldo
kings
perc.
.

J
15

uli

‘35114594
571.105
821.6411
69.519
1
352.172
78
4 Juli
60

1

125 1162

40
4.078

27 11.240

8

,,


35
1
113594
1
567.250
830.1871
62.432
346.264
79
27 Juni
3.5901

63

1.446
112

166

40
4.031
1

29

1.344
FEDERAL RESERVE BANKS.
25 Juli

‘141
65
.
70
3!
96.410

310.4371
6.198 43.521
54
_____________________
Goudvoorraad
Wissels
__________
Totaal
1
Schatkist-
1
Belee-
1
Papier
T5lveï
______________________
Goud-
her-

1
__________
In de
Data
bedrag
promessen
ningen

op het
reke-
Data
,,Other

In
_______________________________________________
Idlsconto’slrechtstreeksl
bultenl. ningen
1)
Totaal
bedrag
certifi-
1

caten’)
cash”
2)

disc.

member
bank

V.
d.
1
1
s

1

open
markt
gekocht
15 Juli

1935

25.633
1

1
135.412

357

3497
8

,,

1935

26.151
1

141.463

786

3.008
19Juni’35
6.141,3
1

6.119,5
1

234,0
6,9

1
4,7
25 Juli

1914

67.947

61.686

20.188

509
12

,,

’35
6.041,3
1

6.019,5

1

233,4
4,7
1)
Onder de ictiva.
Belegd
1
)
ÇJ
Totaal
1
Goud-
1
1
Algem.
1
JAVASCHE BANK.
_______
Data

In
Gov.
U. S.
Sec.
___________

1
1
Incircu-
Gestort
Kapitaal
Dek-
1
kings-
perc.3perc._4)

Dek-
1

ktngs-
Andere
Beschikb.
Data
Goud Zilver
Circulatle
opelschb.
metaal-

19Juni’351 2.430,2 13.188,3 15.423,01 146,6
1

74,
,
0

1


12

,,

‘I
2.430,3

3.178,4

5.329,1
1
146,6

738


schulden
saldo

13Juli’35
2)
126.490
173.100
26.890 40.494
6

1351)
,,
123.520
174.620
31.860 40.928
Deze certificaten werden door de Schatkist aan de Reserve Banken

15Juni1935
107.003

1

23.366′
175.663
32.440 47.128

’34
gegeven voor de overname van het goud, toen de $ op 31Jan.

van
100
0

59.06
cents werd gedevalueerd.
Other Cash” does not inciude Federal Reserve Notes or a Bank’s
8

,,

1935
107.002

24.198
177.162 29.643
48.478
own’iederal Reserve
bank
notes.

25 Juli 1914
22.057

31.907 110.172
12.634
4.842
2)

Verhouding

totalen

goudvoorraad

tegenover

opelsebbare
schulden: F.
R.
Notes
en netto depoatto.
4)

Verhouding totalen
voorraad muntmateriaal en wettig
betaalmiddel tegenover idem.
Wissels.
1
I
1
Diverse
i
Dek-
Data
1

bulten
Dis-

1
Belee-
reke-

1
kings-
PARTICULIERE BANKEN AANGESLOTEN BIJ EET
N.Ind.
betaalb.
conto’s
1
1
ningen 1
1
ningen’)
percen-
tage
FED. RES. STELSEL.

13 Juli ‘351)

2.790
260

12.640

60
Data

Aantal
leening.I

Dis-

1
conto’s

1
Beleg-
Irve
de
Totaal
depo-

1
Waa
rv
an
time
6

,,

‘358)

2.890
78.320

12.570

60
en

1
g
in
g
en
sito’s

1
deposits
beleen.

1
banks
15Juni1935

1.732
11.000

55.655

12.057

63
l2Juni’351

1

7.567

110.933

13.916
1
20.458
1

4.398
8

,,

1935

1.173 10.949

1

54.215

11.930

63
5

’35

1

10.919

1
3.732
1
20.197
1

4.424
25
Juli1914

6.395
7.259
1

75.541

2.228

44
De posten van De Nod. Bank, da Javasche Bank en de Bank of Eng.
l)
Sluitpost activa.

2)
Cijfers
telegrafisch ontvangen,
land zijn In duizenden, alle overIge posten In mililoonen van de be-
treffende
valuta.

Economisch~S t*átlstisc
,
h

0

Kw’
artaalbericht

Uitgave van het Nederlandsch Economisch Instituut

(Bijvoegsel van het Weekblad ,,Economisch-Statistische Berichten”)

No. XVIII

WOENSDAG, 17 JULI 1935

INLEIDING.

INHOUD:

BIz.

De onrust, die gedurende de grootste helft van het

afgeloopen kwartaal ten. opzichte van de goudvaluta’s

heeft geheerscht, is aan het einde van het eerste half-

jaar tot staan gekomen. De goudafvloeiingen in

Frankrijk, Nederland en Zwitserland, die in deze

korte periode een grooten omvang hadden aangeno-

men, ‘hebben weer ‘plaats gemaakt voor goudtoevloei-

ing. De rust is teruggekeerd, doch de onzekerheid

‘blijft ‘bestaan. Deze onzekerheid vloeit voornaimelij’k

voort «it de steeds ‘grooter wordende economische en

:bu’dge’taire moeilijkheden ‘in deze landen. Daar ‘de

voorwaarden voor een ‘herstel nog altijd niet vervuld

zijn, is’oleeren ‘deze landen zich door toenemende be-

scherming van het binnenlandsche ‘bedrijfsleven steeds
meer ‘van ‘de wereldmarkt.

Hetzelfde verschijnsel doet zich in de laatste maan-

den ook in Duitschland en Italië voor. Ook daar spitst

cle toestand zich toe. In deze landen gaat het uitvoe-

jeu van openbare werken, gepaard met een expansieve

credietpolitiek op basis van een
prijs-
en kosten-

niveau, dat tén opzichte van de meeste andere.landen

veel te hoog is.

In Engeland, dat tot dusverre geen politiek van

het uitvoeren van openbare werken heeft gevolgd,

‘heeft de ‘handel’s-, de monetaire en de credietpolitiek

een niet ‘onbelangrijke opleving teweeggbraah’t, d’ie

nog steeds aanhoudt. De credietpolitiek is geheel op

de binnenlandsche markt gericht en laat zich moeilijk

in internationaal verband voegen. Dit is ook een van
de redenen, dat Engeland nog steeds afwijzend staat

ten opzichte van een internationale valuta-stabilisatie.

De expansieve cred’iet’pol’itiek heeft echter noch in En-

geland, noch in Zweden tot een economische isolee-

ring geleid. Zoowel het volumen van den invoer als

van den uitvoer is ‘in ‘heide landen toegenomen.

Het zijn vooral de contingenteeringspolitiek en de
clearingovereenkornsten, die – de Volkenbond heeft

er en’ige weken ‘geleden teredht ‘op gewezen – aan

‘de internationale ‘handeishetrekkingen afbreuk doen,

‘de prj’sdaling versterken en daarmede den ;interna-

tionalen toestand voorbduren’d veradherpen. Gezien ‘de

jongste ontwikkeling op d’it gebied in
:de
goudianden,

‘in Duit’sdhland en Italië en de onzekerheid op ‘het,

gebied van ‘de internationale valuta’s, moeten ‘de voor-

uitzichten nog steeds ongunstig ‘vorden genoemd.

inleiding………………………………….
619

Deloop der

prijzen

…………………………..
620

Productie van voedings. en genotmiddelen ………….
620

Productie van metalen en andere grondstoffen ……..
622

Deviezenmarkt………………………………
623

Voorraadstatistiek van groothandelsartikelen ……..
623

Geld. en kapitaalmarkt

……………………….
625

Lijnen betreffende de conjunctuur in Nederland

…….
626

De economische toestand van Nederlandsch-Indië……
630

De gevolgen van de financiering der werkverschaffing

in Dujtschland

………………………………
632

De gewijzigde economische politiek in Italië ……….
638

Het herstel van de conjunctuur in Zweden …………
640

Resultaten

van

de

actieve

conjunctuurpolitiék

in

Duitschiand, Italië en Zweden ………………..
644

De

loop

der

prijzen

van

groothandelsartikelen

ge.

durende het tweede kwartaal van
1935
…………..
646

De economische toestand van:

Duitschland
………………………………655

Groot-Brittannië …………………………..
655

Vereenigde Staten…………………………..
657

Conjunctuurgegevens betreffende:

Nederland
………………………………..659

Nederlandsch-Indie………………………….
660

Duitschland………………………………..
661

Italië
……………………………………662

Zweden
………………………………….662

CONTENTS..

Business couditions in bhe Neher1ands ………….
627

The economic situation in the Netherlands Indies . ..
630

Monthly ‘business statistios of the Nether1nds ……
659

Monthly business statisbies of ‘the Netherlands Indies .
660

14Q

30

20

932

1
933

193
4
1

1935

30

IA

PROI GlONlSîOfftl
~„
KlLONlf

620

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

17 Juli 1935

DE LOOP DER PRIJZEN.

In het begin van ‘het tweede kwartaal
zijn
de

prijzen ‘over vrijwel de ‘geheele linie gestegen. Bij

grondstoffen heeft ‘deze stijging zich verder ‘doorge-

zet. Het was zelfs mogelijk de daling ‘van de eerste

maanden van 1935 teniet te ‘doen. Deze stijging was

voornamelijk aan de metalen eii aan wol te danken.
De prijsstijging van koloniale producten was slechts
van korten duur. Aan ‘het einde van ‘het tweede kwar-

taal ih’eef t weer een onafgebroken daling plaats ge-

vonden en werd een nieuw ‘dieptepunt berikt. De

graanp’rijzen verteonen, na een groo’te sb’h’ommeling,
weer een kleine ‘verbetering. Het n’i’veau lig’t overi-

gens nauwelijks ‘iets ‘boven ‘het laagtepunt van dit

jaar.

1925
=
100.

Tot een ‘van de belangrijkste factoren, welke aan de
prijsverbetering medewerkten, ‘bchoort de koersstij-
ging van het Pond, waardoor in het
a
l
gemeen
de
prijzen ‘aan’ta-okkeii, in tegen-stelling, met ‘den invloed,
wel’ken ‘het verloop van ihet Pond in ‘het eerste kwar-
taal uitoefen’de. Dit verklaart ‘ook, dat ihet vooral ‘de

grondstoffen en de tarwe zijn geweest, welke in het

afgeloopen kwartaal in ‘prijs zijn gestegen.
Factoren, welke mede invloed op de markten ‘heb-
‘ben gehad, ‘zijn voornamelijk vertrouwensfact’oren ‘ge-

weest. Hieraan was het te wijten, dart de aanvanke-
lijke stijging zidh niet kon doorzetten. Wij ‘herinneren
aan ‘de situatie in de Vereenigde Staten, waar, na de

‘bekende beslissing van het Hoo’ggereehtohof linzake

de codes, ‘een vrees voor
prijsdaling
‘ontston’d, en aan

het wantrouwen tegen de ‘goudvaluta’s en met name
te’gen den Franschen Franc, ‘hetgeen
tijdelijk
in de

‘goudian’den de
prijsstijging
van ‘goederen heef t ge-
stimuleerd.

Het indexcijfer van groot’han’de’lsprj’zen in Italië

blijft nog ‘steeds
‘stijgen,
zulks als ‘gevolg van de toe-
nemende
hanrdelsbeleniineringen
en de actieve con-

junctuurpolit’iek, waarover elders in ‘dit nummer
uit-

voerige hesdhouwingen
zijn
te vinden. In Duitsh-

land ‘zijn de groothan’delsprj’zen al sedert Augustus

1934 vrij stabiel. Op ‘de sterke
prijsdaling
in Frank-

rijk in 1934 en begin 1935 is ‘in April en Mei een
reactie gevolgd. In de laatste weken schijnt de prijs-

‘daling ‘zich weer voor-t te zetten.

In Nederland ‘bleef, na een korte kleine stijging
‘in April, ‘het niveau laag, vergeleken
bij
dat van 1934

en het eerste kwartaal van 1935. Het cijfer ‘van de

Vereenig’de Staten is in de maand Juni weer eenigs-
zins ‘gedaald. Het gedurende dit kwartaal ‘onafgebro-

ken gestegen cijfer ‘van Engeland geeft einde J’uni/

‘begin Juli een kleine reactie te zien.

Productie van voedings- en genotmiddelen.

De internationale tarwep,ositie blijft nog steed’s

zeer onzeker; ‘de werel’duitvoer is van Augustus tot

April beneden de ram

ing en -de uitvoeren in de over-eenko’msti’ge perio’de van vorige jaren ‘gebleven. Dit
is vooral ‘hieraan toe te schrijven, dat de Europeesche
landen weer min-der geïmporteerd hebben.
De netto-invoeren ‘van tarwe (en meel) in Europa

waren als volgt
1):

In millioenen quintalen.
Gr. Britt. Andere
Totaal
Or. Britt. Andere Totaal
en

Europ. Euro a

en

Europ.. °ur a

Ierland landen

Ierland landen

O
Campagne 1934-35

Campagne 1933-34
Totaal Aug-April
43,0

29,2

72.2

48,2

31,2

79,4
Totaal Campagne
61,0
1
) 45,0
1)
106,0
1
)
64,5

42,4 106,9
1)
Ramiag Maart
1935.

Ofsclhoon men, op grond van de ui

tputting der
voorraden en een-ige ‘vertraging in het binnenkomen
van ‘de nieuwe ‘oogsten in meerdere irnportlan’den, ge-

‘durende ‘de laatste drie maanden (Mei t/’m. Juli)
‘grootere invoeren verwacht, zullen invoeren in

‘)
Ontleend aan: Bulletin Mensuel cle Stat’i’stique Agri-
cole ert Commerciale, Juni
1935.

18 September 1931
=
100
1913= 100
1914
=
100

1913
=
100

lndexc. ;,ghe Economist”

Data
Ji
1J1f
.3
Zweden2)
O,
‘5
Totaal
Grond-

index
stoffen
.
s
N
Zo

,
u
in

p$

30 Dec. ’31,
108.9
117.1
94.4
9,6.1
93.4 96.9
94.6
85
109.9 (76.5)
119 83.1
103
131.0
105
110.0
114.1

27 Jan. ’32
108.3 115.7
93.8
93.5
93.6
95.8
91.6
84
108.5 (77.6)
118
80.8
101
130.0
93
108.4 120.5

21 Sept.’32
106.0
117.4 89.6
90.5 89.7
91.2
87.1 76
109.4 (72.6)
119
77.0
95
132.4
83
104.5 126.5

11 Jan. ’33
101.8
109.7 80.3
83:1
87.1
90.7
83.8
75 104.1

(70.9)
117
75.3
91
123.5
77
99.8
139.8

6 Sept.’33
108.6
118.4 118.2
102.8
88.8
86.3
86.6
75
108.0 (65.0)
128
71.5
91
136.1 69
107.6
137.8

31
Jan.
’34
108.8
118.0 124.8 105.6
87.2 84.4
88.5
79
111.3

(67.9) 130
69.8
92
133.8
68
110.3 132.6

28 Mrt. ’34
108.3
121.4
127.5 107.3
85.9
84.2
88.1
79
111.7 (64.9)
129
68.9
91
134.1
68
112.5
133.7

23 Mei ’34
108.2
121.4 128.8 109.5
84.7 83.9
88.5
77
113.2 (65.7)
128
67.7
89′
133.8
67
111.1
133.1

18juli’34
109.5
124.8
136.7
113.2
81.4 83.2
91.1
77
114.0 (65.4)
129
67.9
89
136.3
66
112.5
131.6

29Aug.’34
111.1 129.1
150.6
115.6
82.0
84.1
92.0
78
116.0 (66.1)
134
68.3
90 137 9
67
112.9
133.7

26 Sept.’34
108.7 125.7
149.0
116.1
81.4
84.3
92.5
77
115.1

(64.5)
135
67.7
89
137.2
67
112.5 135.4

24Oct. ’34
107.9 124.2
146.2 114.3
79.8
84.4 93.0
77
114.8 (64.0)
135
67.3
90
137.2
68
111.5 137.4

21
Nov.
’34
106.7
120.5 149.0 114.4
79.1
84.8
93.1
77
115.4 (65.6)
136
67.2
89
135.1
67
111.2
136.8

19

,,

’34
108.7 123.4
153.1
113.7
78.6
85.2 92.9
78
115.6

65.2)
135
67.4
89
134.1
67
111.2 136.8

30Jan.
’35
110.3 124.6
152.4
118.3
79.1
85.6
92.8
78
116.4 (65.1)
135
68.0
88
134.1
67
111.5
137.1

27 Feb. ’35
109.9
123.9
153.9
118.9
78.4
87.0
92.7
77
115.8 (64.4)
135
67.2
88
133.4
66
112.3 139.1

27
Mrt.
’35
109.4
123.3 147.6
117.9
77.7
89.4 92.6
75
116.1

(62.8)
132
66.9
86
132.6
65
112.5
138.7

10 Apr.’35 109.9
124.4
150.1
118.5
78.4
91.3 92.6
– –

– –



24

,,

’35
110.5
124.5
151.6
118.6 78.2
91.7
92.6
76
116.8 (64.4)
132
55.1
87
65
113.2
137.8

8 Mei ’35
111.3 124.1 149.5
119.2
78.2
92.3
92.6

– –



22

,,

’35
113.5
127.7
151.4 119.9
79.6
93.5
92.7
75
117.7 (65.7)
131
57.3
88
113.2

5 juni’35
112.7
126.2
146.1
120.1
79.3
95.3 92.9

19

,,

’35
112.7
125.6 144.2
118.9
78.9
96.4 93.0
75
3 Juli
’35
111.8
124.5
143.0
118.3
1
)
77.7
1
)
96.5
1
)
92.9
1
)


Deze cijfers hebben betrekking op 26 Juni.
2)
Maandgemiddelden. Cijfers tusschen haakjes goudp,ariteit.

17 Juli 1935

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

621.

Europa gedurende •het ‘loopende oogstjaar toch onder
die van liet voorafgaande jaar ‘blijven.
Met het oog op de betrekkelijk gunstige weerver-

houdingen en tengevolge van de uitbreiding van de
bebouwde oppervlakte, door de Europeesche landen,
wordt een oogst verwacht, ‘die eeuigszins boven dien

van het voorafgaande jaar ligt. Het Internationaal
Landbouw Instituut heeft onder zeer ‘groote reserves
een schatting gepubliceerd, die hieronder vergeleken
is met de oogsten van vroeger.

Europeesche ‘tarweproductie in miilioeneu quintalen.
Impot-tianden Exportiandea Totaal

Ramitig 1935 ………..320

110

430
Oogst

1934.
……….325

92

417

1933 ………..352

124

476

1932 ………..330

76

406

1931 ………..265

126

391

De ramiiag van den oogst van wintertarwe in de
Vereenigde Staten bedraagt
120
millioen quintaien.
Deze hoeveelheid is iets grooter dan de magere resul-
taten der beide voorafgaande jaren (in
1934
en
1933
resp.: 110 en
95
millioen quintalen); maarblijft nog
30
püt. onder de gemiddelde productie van
1928-
1932,
welke
168
millioen quinta’I.en groot was. De
vooruitzidhten voor voorjaarstarwe in de Vereenigde

Staten ‘zijn gunstig, in tegenstelling tot de •misoog-
sten in
1934
en
1933.
Wanneer de toestand ‘zoo blijft,
zal de te verwachten ‘oogst niet alleen voldoende zijn
om de ibinnenlandsche behoefte te dekken, maar zal
‘ook een uitvoeroversdh’ot ter beschikking komen. In

Canada •i’s, wanneer in Juli genoeg regen valt, een
rijke oogst, grooter dan in de twee voorafgaande
jaren, te verwachten. Daardoor heeft Canada nu be-
sloten tot liquidatie van ‘de ‘oude voorraden, welke
ongeveer
200
millioen ‘bushels groot ‘zijn.
De vrees voor liquidatie van deze voorraden heeft
in den laatsten tijd den tarweprijs sterk gedrukt. In-
tussc’hen bewijst ook dit voorbeeld weer, ‘hoe ‘gevaar-
lijk het ‘is de prijzen te beïnvloeden door het uit de
markt nemen van groote voorraden.
Ook de Fransdhe Regeering heeft onlangs toe-
stemming verleend tot export van verdere 100.000 ton tarwe, hetgeen den Fransdhen Staat op enorme
vergoedingen zal ‘komen te ‘staan.

De met
mais
bebouwde oppervlakte van de belang-
rijkste productielanden, waarvan men tot nog toe over
gegevens ‘beadhikt, -zijn
1):

In 1000 ha
Gem.
1934/35 1933/34
1928/29-193233
Europa (12 landen)

…..i2.47
11.78
11.547
Ver. Staten, Canada, Mexico 38.424
45.041
44.782
Turkije, Cambodge,
Korea, Syrië

758 640
532
Egypte, Fr. Marokko, Kenya,
Tunis, Mgiers, Eritrea

.

1.146
1.101 1.227
Argentinië

………….7.030
6.514
5.550
Zuid-Afrika

…………2.700
2.633 2.366

In de Vereeni’gde Staten en in Mexico heeft men
cle met maïs bebouwde oppervlakte sterk beperkt. in
Argentinië ‘daarentegen is de met maïs bebouwde op-
pervlakte weer uitgebreid en ‘bedraagt thans
7,9
pOt.
meer ‘dan in
1933
en zelfs
26,7
pOt. meer dan het ge-
middelde van de vijf voorafgaande j’aren.

Marsproduotie in de voornaamste landen.
in 1000 quintalen.
1
)
Gein.
1934/35 1933/34 1928/29-1932133
Europa (12 landen)
181.243 152.003
153.024
Ver. Staten, Canada, Mexico
369.456 617.868
670.431
Turkije, Cambodge, Korea,
Syrië,

Libanon

……..
8.612

8.526 6.558
Egypte, Fr. Marokko, Kenya,
Tunis, Algiers, Eritrea


19.236

17.046
21.719
Argentinië

…………..
115.000

65.260 77.209
Zuid-Afrika

………….
17.216

21.683 15.324
Totaal
710.763 882.386
944.265

i) Ontleend aan: Bulletin Mensuel ‘de Statistique Agri-
cole et Commerciale, Juni 1935.

De oogst
1934/35
was dus ca.
20
pCt. kleiner dan

de voorafgaande en
25
pCt. lager ‘dan het gemid-

delde in de jaren
1928-1932.
Maar de maïsoogst in
Argentinië is veel 1hooger dan in de voorafgaande

jaren. Argentinië staat nu ‘op de tweede plaats van
de maisproducenten van ‘de wereld.

De toestand op de koffiemarkt blijkt duidelijk uit
de volgende tabel.
1)

Hoeveelheid in 1000 balen

van

. 60 kg voor I3razilië en
± 66 kg voor andere koffie.

cd
2
m CL
E

!

n.
°-r”

°.

1931 …… 15.973 7.772

23.745

22.932 6.386 4.786

1932 …… 14.832 7.575

22.407

21.850 6.941 5.105

1933 …….11.717 8.395

20.112

20.834 9.980 4387

1934 …… 16.586 8.102

24.688

22.630 8.559 6.419

1935…….12.522 7.120

19.642

20.788 7.380 5.379

De vernietiging in Brazilië bedroeg sedert
1931
35.023.000
balen; waarvan
5.882.000
balen voor de
loopen’de campagne.

De ‘statistische positie van koffie is veel verbeterd

sedert het voorafgaande jaar, vooral tengevolge van
veel kleinere Bra’ziliaansohe oogsten en een eenigs-

zins lagere productie van diverse soorten. De zicht-
bare voorraden ‘op 1 Juni waren
8,6
pOt. kleiner lzn in ‘het voorafgaande jaar. De vermindering van het

wereldverlbruik, vooral ‘in ‘de Ver. Sta’ten en Duitsoh-

land, is echter een ernstig verschijnsel, dat de prijzen
ongunstig beïnvloedt.

De positie van
suiker
op Jav.a is het eerste halfjaar
s’terk verbeterd door de grootc afdoeningen van de
Nivas; ‘deze ‘bedro’egen:

1 Jan.-28 Juni 1935

1 Jan.-29 Juni 1934
ca. 902.700 ton

ca. 547.600 ‘ton
De suikervoorraad op Java verminderde van
2.328.000
ton op 1 Juni
1934
tot
1.424.000
ton ‘op
1 Juni
1935.

De prijs is echter thans niet hooger ‘dan verleden
jaar, toen nog ‘groote voorra’den •de ‘markt drukten.
Eén van de ‘oorzaken hiervan is het overschrijden

‘door Cuiba van ‘het quotum van dit jaar met meer
clan
200.000
ton. Daarbij komt de onzekerheid om-
trent de toekomst van het Ohadbourneplan, dat op
31
Augustus aflo’opt.

De Regeering in Nd.-In’clië ‘stelde de volgende
maatregelen ten behoeve van cle suikercultuur vo3r:
J.aarlijksehe vaststelling ‘van ‘den maximum aan-
plant.

Medewerk-ing tot rationaliseering en saneering van de industrie.

Het met regeerin’gshulp ‘in stand houden van
een single seller.

De

verschuivingen

van de werel’duitvoeren
van
thee
‘tengevolge van ‘de restrictie ‘blijken uit ‘de
vol-
gen’de ‘gegevens, ontleend aan de Vereenigiug
voor
‘de Thee-Cultuur in Nederlandsch-In’dië:

Uitvoer van thee in 1000 kg.
Rest’rictic-fanden
1932

pCt.

1933

pCt.

1934
pCt.
N. Br.-Indië

153.947

36

138.703

35

125.519
33
Z. Br.-I.ndië

.

24.727

5

21.659

6

22.875
6
Ceylon

…….114.676

27

97.759

25

99.029
26
Java

……..64.188

15

59.397

15

51.351
13
Sumatra

14.580

3

12.447

3

12.885
3
O’ztsiders:
Japan …….13.396

3

13.371

3

14.511

4
Formosa

6.933

2

8.319

2

10.834

3
China …….37.928

9

41.613

11

46.768 1.2

Totaal.. 430.375 100 393.259 100

383.772 100
Terwij’l ‘het ‘aandeel der restrictielanden uiteraard
naar ‘verhouding tot ‘het beperkinigspercentage daalt,
stijgen ‘de uitvoeren der outsi’ders. In Juni
1935
‘zijn
1)
Samengesteld volgens. ,, Le Café” van E. Lauenville,
Le Havre.

022

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

17 Juli 1935

de prijzen veer bijna gelijk aan clie van vôôr cle res-

trictie, ruim 2 jaren geleden.
De poiitie is nu edhter ongunstiger, daar de res-

trictie de kostprijien verhoogde. T-Jet t!heerestrictie-

plan blijkt n’iet elastisch genoeg te zijn. ‘Het plan
wordt ongeveer 5 maanden ‘tevoren voor een periode

van 12 maanden ‘vasbgesteld. Bovendien heeft het
Internationale Thee Comité eeni’gszins overhaast ge-

handeld met de verlaging van ihet restrictiepercen-

tage in :het tweede jaar. Tenslotte zijn de producen-

ten ook niet gbaat door de iuogelijIheid van een

onbeperkte carry-over, die het plan toelaat.

Productie van metalen en andere grondstoffen.

De gecontroleerde productie van tin is in Jun:i ver-

hoogd tot 50 pOt. van de standaardproductie. Deze

vcrhooging was een logisch gevolg van de gunstige

statistische positie van tin en werd dan ook’ vrij alge-

meen verwacht. De voorraden waren in belâhgrijke

mate afgenomen en aan tin voor directe levering was
zelfs een gebrek ontstaan, hetgeen duidelijk bleek uit

het groote versdhil tusschen den locoprijs en den prijs

voor levering ‘over drie maanden.
1-Jet verbruik bleef zich, vergeleken bij het jaar

1934, op een hoog niveau bewegen, al werd het top-
cijfer van Maart 1035 niet meer bereikt en al deed

de terugslag van de beslissing van het Amerikaansche

T-Iooggerechtshof zich ook gevoelen. De hooge prijs

deed’ stemmen van Engelsche zijde opgaan om tot een

verlaging te komen. Het aandeel van de Britsche

landen in de wereldproductie is van bijna 43 pOt. in

1920 tot ruim 36′ püt. in 1934 afgenomen ‘). Men
hoopt deze vermindering door een lageren prijs te

kunnen ondervangen, terwijl daardoor tevens het ge-
bruik ‘van substituutartikelen zou afnemen. In plaats
van een verhooging van de productiequota met 5 pOt.
had men van Engelsche zijde gaarne een percentage

van 10 of zelfs 15 gezien.

Er bestaat, wat de
koperpositie
betreft, éen tegen-
stelling tusschen de Vereenigde Staten en de rest van
de wereld. De scheiding wordt sterk in de hand ge-
werkt door •het hooge Amerikaansche invoerrecht en

de vaste prijs, welke door de codes is bepaald. De toe-
stand is aldaar van de twee het minst gunstig. Dit
vindt vooral zijn oorzaak in het feit, dat de public

uti.lities, in den regel de grootste verbruikers van
koper, tengevolge van de tegen hen gevoerde actie,
aanmerkelijk minder afnamnen. S,inds einde Mei heeft
de heele onzekerheid van het bedrijfsleven der Ver-

eenigde Staten de toestand nog verergerd.
De statistische positie daarentegen verbetert gaan-

deweg. De voorraden zijn de laatste jaren constant

blijven afnemen (van 790.000 ton aan het einde van
1932 tot 477.000 ton aan het einde van het eerste

lcwartaal 1935).
De wereldprijzen buiten de Vereenigde Staten zijn
na het tot standkomen van de internationale restric-
tie-overeenkomst blijven stijgen en bereikten in Mei

den hoogsten stand sedert Februari 1934. In het al-
gemeén kan men zeggen, dat de groote stimulans van

de bewapeningen uitgaat. Ook de speculatie in ver-
band met de valuta-onzekerheden (met name te
Frankrijk) heeft de stijging bevorderd. Het uitblijven
van deze prikkel, vermeerderd met de onzekerheid,
welke na het ongrondwettigverklaren van de codes
heerschte (hoewel de Amerikaansche producenten ook
zonder codes op de zelfde wijze zullen blijven samen-
werken, is het zeer ‘de vraag ‘of zij de véstgestelde
prijs van 9 ets. zullen handhaven) heeft in’ de’ maand

Juni evenwel een niet onbelangrijke prijsdaling

veroorzaakt.

Voor’ de
ijzer- en
staalmarkt is het afgeloopen

kartaal voornamelijk de tusschen Engeland en het

1ternationaal Ruwstaalkartel gesloten dvereenkomst

1)
Zie E.-S.B. van
5
Juni
1935
omtrent de sterke uit-
breiding van de tiuproductie in de Belgische Congo.

belangrijk ‘geweest
1)
Hiermede is een bron van groote

onzekerheid weggenomen, hoewel nog geenszins om-
trent alle punten overeenstemming (bestaat. Een ver-

laging van het in Maart jl. verhoogde Engelsehe in-

voerrecht ging er mede gepaard. Voor de hij het

Ruwstaalkartel aangesloten landen is deze overeen-
komst van groote beteekenis, alhoewel erken’d moet
worden dat zij, da wel voornamelijk België als groot-

ste exporteur naar Engeland, zware offers hdbben

moeten brenigen. Voor de productiecijfers ‘zij verwezen
naar ‘de opgave aan het slot van .het marktoverzidht.
2)

In ons vorige k’wartaaio’verzie’ht is er reeds op

gewezen, dat de Amerikaansdhe katoenrestrictie het

relatieve aandeel van de Vereenigde Staten in de we-

relcliproductie heeft doen afnemen: Ook •de uitvoer
verminderde tengevolge van ‘de kunstmatig hoogge-

houden
prijs,
in zeer sterke mâ’te.
(In 1000 da.)
Uitvoer uit

Periode
1932/33 1933/34 1934/35
Ver. Staten ………..
1.8-15.5 15.600 15.307

9.273
Egypte …………….
1.8- 1.5

2.152

3.440

2.902

Br.-I,ndië

…………..
1.8- 2.5

2.748

2.922

3.464

Brazilië

……………
1.8-31.1

10

167

883
Argentinië ………….
1.8-31.3

102

77

150

Ontleend aan de ‘Fran’kfuj’ter Ze.itu’ng van
2
Juni
1935.

1-let voorstel van Roosevelt om tot een intern atio-

nale katoenrestrietie te komen is alleszins begrijpe

lijk. Liet zijn vooral de Zuid-Amerikaansche staten,

welke hun productie zooveel mogelijk trachten te sti-

muleeren (ook Sovjet-Rusland). De Braziliaansche

katoen is in veel opzichten met de Noord-Amerikaan-

sche te vergelijken en wordt met veel lagere kosten

voortgebracht.
De Vereenigde Staten hopen de concurreerende

landen tot een overeenkomst te bewegen door hen te
bedreigen met dumping, welke door een exportpremie
door te voeren zou zijn, terwijl eveneens dé finan-

cieele en handelspolitieke druk dp Brazilië dit doel

heeft (omstreeks 80 pOt. van de Brailiaansche koffie gaat naar de Vereenigde Staten). Bij het grootc aan-

tal produceerende landen is het bereiken van zulk

een overeenkomst evenwel niet waarschijnlijk.

Hoewel de situatie van
wol
‘in het begin van ‘het

jaar onzeker was als gevolg •van politieke en finan-

cieele factoren, kwam er in April meer vertrouwen
door ‘de ‘gunstige berichten uit Austraiië en het toe-

nemende verbruik. Ondanks het feit, dat door de vlucht in goedéren, als gevolg van de vrees voor

devaluatie, ‘de noteeringen wel wat kunstmatig wer-
den geacht, ontwikkelde ide toestand ‘zich bevredigend.

De rnbbersituatie is nog zeer onoverzichtelijk. De
verschillende, ‘vooral ‘van Engelsche zijde gedane, voor-

stellen om tot de oprichting van een bufferpool te
komen en daardoor de werking van de restrictie meer

effectief te maken,
wijzen
niet op groote tevreden-

heid. T’och begint zich eenigerma’te een verbeterde

tendens af te teekenen. Hoewel de voorraden nog niet
veel verschillen van d.ie van 1934, is het feit, dat er

een gestadige vermindering plaats had, reeds opmer-

kelij k.
Netto

Wereldverbr. Exp,overschot (+) Voorraden
3)
Jan. tjm

Wereld-

van ruwe

of verbruiks-

einde
Mei

exporten

rubber

overschot (—)

Mei
1933

306.859

306.596

263

591.697

1934

510.905

424.061

+ 86.844

682.293

1935

356.336

327.191*)

— 55.032*)

648.991
*) Totaal over vier eerste maanden.

Op den duur zal bij de thans van kracht zijnde be-
perking en een op dit peil zich handhavende con-
sumptie, een verdere voorraadvermindering moeten

volgen. Het ‘is waarschijnlijk, dat-ook de prijzen dan
zullen verbeteren. Sedert ‘April evenwel ‘bewegen
deze zich op een peil, dat léger is dan

eenige prij
s

sinds de invoering van de restrictie.

Zie E-S.B. van
26
Juni
1935.
Zie pag.
649.
– 3)
Zonder de voorraden van ruwe rubber in de restric-
tie-gebieden.

17 Juli 1935

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

63

Deviezenmarkt.

In cle achter •ons liggende periode is wel duidelijk

cle samenhang ‘tussehen geld- en ‘kapitaalmarkt eener-
zijds en de ‘deviezenmarkt anderzijds gebleken.
1)

Tevens is ook uit ‘de dikwijls paniekaohige goudver-

schcrivingen, gepaard met iheftige fluctuaties der wis-
selkoersen, gebleken, hoe uiterst labiel de economi-
sche ‘toestand in de gou’cllanden nog is. Van ‘het einde

van Maart tot liet einde van Juni is de deviezen-

markt practiscih niet in ru’st’geweest. Het eerste kwar-
taal gaf een ‘doorloopende vermindering van ‘de goud-

en deviezenvoorraden ‘van de Belgische en Zwitsersohe
circu’latiebanken ‘te rien, ‘terwijl daarentegen de edel-

metaalvoorraa’d hij de Banque ‘de France stijgende was
en ‘in Nederland per saldo eenige ‘vermindering
plaats ha’d.
Een plotselinge ommekeer in de verhoudingen
:1)
Daarom laten wij deze keer dit overzicht voorafgaan
aan dat ‘van ‘de geld- en kapitaahna.rkt.

vond met de devaluatie van de Belga plaats. Eener-
zij’ds was het ‘on’zekerheidselenien’t ten aanzien van
België’s devies ‘thans weggenomen en repatrieerde

een helangrijk bedrag aan vludh’tkapitaal, anderzijds
trad nu eerst recht het wantrouwen in de valuta’s

der overige goud’lan’den op den voorgrond. Voor Bel-

gië heeft dit tot ‘gevolg gehad, dat tot 20 Juni ji.
een sterke goudstroom zidh riht’te naar •de Banque

Nationale, aooda’t haar gou’d’voorraa’d ‘aan het eind
van Juni iets grooter was ‘dan aan den aanvang des

jaars, ongerekend de Iherschatting van ‘den goudvoor-raa’d. Door de ‘hersoh’atting en ‘de gou’dtoevloeiing is

‘de gou’d’vo,orraad thans 1 milliarci Belga’s grooter
‘dan aan ‘den aanvang van het jaar.

Voor Nederland, Zwitserland en Frankrijk had d i t

edhter ‘tot gevolg, ‘d’at er een sterke goud’drainage
optrad, welk ‘goud ‘ook zijn weg vond naar ‘de Te
r

eeni’de Staten, welke aldus ‘hun eclelmetaalvoorra-

den nog meer konden accumuleeren. Daarbij stonden

VOORRAADSTATISTIEK VAN GROOTHANDELSARTIXELEN.
1)

TIN’)
LOOD’)
ZINK
1
RUBBER4)
PETRO-
LEUM
STEEN-
KOLEN
SUIKER’)
KOFFIE’)
THEE
TARWE’)
KATOEN
10)

[ereld
Kartel
Wereld Vereen.
Staten
Europa
Wereld
Wereld7
L
Londen
mOtel’.
Wereld Wereld

‘IE
I•E
In 1000
tons
1
.

,c
°

1
31

.
3)
in miH.

dam

31
fl1000
long-
in 1000 tons
in milI. in mili.
in mill.
in mili.
.

.

‘1
I,,
‘”‘t”
in mill.
in 1000
tons barrels
tons.
tons
balen lbs.
qtis. bal,,,

1925
17.1
11
153.3

27


3.3
13 9.6
8

50
187.3
31.5
5.635
26
1926
15.8
11
230.9

42
– –
3.2 12 10.98
53
191.3
57.4 40.5
8.225
35
1927 15.6
11
263.5

44
543
5.7
3.8
15 18.4
8

89 213.0
64.7
47.3
7.037
28
1928
24.9
15
300.6

44
624
6.0 4.4 16
18.8
83
220.5
88.2 50.0 7.024 28
1929
32.4
18
379.1

47
630
5.0
6.7
25
25.1
118 260.4
69.6
72.9 7.234 28
1930
46.6 29
90.5
503.0

70
603
17.4
8.5 31
29.3
131
261.6 68.5
72.9
9.731
32
1931
59.2
44
148.3
640.0

94
568
20.7
8.8
33
34.3
154
244.7 89.4
76.1
10.709
48
1932
55.9 56
177.0

148.6
639.1

93
525.
20.8
8.9
33
28.4
121
285.8
64.2
74.1
10.807
49
1933
29.1
23
210.5

134.2,
663.6

82
513
18.9
8.3
31
7.711)
32
269.8
75.2 66.6
10.240
42
1934
17.1
13
229.2

110.3
736.4

80
8.1
31
7.511)

32
279.2
74.7
8.193
34
Jan.
1
33
54.3
42 188.6

152.2
– –
508
19.5
8.6
33
27.1
115
295.5
83.9
80.4
10.832
45
Febr.
52.7
41
194.7

150.0


503
19.7
8.5
33
25.4
108
292.1
98.6
77.6
10.365
43
Maart
51.7
40
198.7

151.3
– –
510
20.4
8.9
34
24.7
105
275.6
95.9 72.2
9.866 41
April
49.9 39 201.9

148.2


504
21.0
8.3
32
23.7
101
262.4
96.8 65.3
9.362
39
Mei
48.9
38
202.2

141.9
– –
510
21.1
8.4
32 21.8
93
257.4
114.2
59.4
8.661
36
Juni
46.6
36
198.3

131.8
– –
514
21.0
7.7
30
20.9
89
244.8
115.3
57.3
8.038
33
Juli
44.9
35
180.6

128.1


521
21.0
7.4
28
20.3
86
234.4
119.1
57.5
7.510
31
Aug.
40.0
31
170.1

125.5
– –
530
21.2
6.9
27
20.2
86
235.1 106.0
60.3
7.088 29
Sept. 35.9
28
175.1

129.2


530
20.9
6.4
24
21.3
91
235.3
96.1
64.5
7.871 32
Oct.
33.8
26
184.1

130.8
– –
526
20.4
7.2
27
22.5
96
248.3
89.2
64.6
9.253
38
Nov.
31.7
25
197.5

128.7
– –
518
19.9
8.9
34
22.6
96
254.5
94.0
62.6
10.842 46
Dec.
29.1 23
210.5

134.2
– –
517 18.9
8.3
32
7,711
33
269.8 75.2
66.6
10.240 42
Jan.
’34
28.4 22 214.8

139.9
668.8

72
515
18.6 7.7
29
7.8″
33
275.1
81.1 72.8
9.761
40
Febr.
27.6
21
222.4

134.2
664.6

71
509
18.7
7.7
29
7.6″
32
265.8 77.8 69.8
9.011
37
Maart
24.4
19
227.7

123.8
670.5

72
507
18.6
8.0 30
8.1″
34
251.5
69.8
66.6
8.536
35
April
22.4 18
244.6

113.8
669.0

72
506
18.6
7.9
30
16.5
8

70
239.2
84.8
61.9
8.026 33
Mei
21.0
16
237.3

115.1
698.5

75
504
18.6
8.0 30
8.6″
37 222.0
88.2
58.0 7.406 30
Juni
20.1
16
239.7

111.0
677.5

73
508
18.8 6.5
25
14.0
60
212.2
83.7
56.5
6.948 29
Juli
20.6
16
239.3

106.3
680.1

73
510
19.0
6.9
26
12.3
52
208.9 84.0
59.7
6.571
27
Aug. 19.6
15
231.1

109.7
683.3

73
508
19.0
6.4
24
10.7
46
219.4
91.9
61.4 6.302
26 Sept.
18.7
15
225.5

113.1
700.2

75
505
18.4
5.7
22
10.8
46 232.5 88.2
63.3
6.987
29
Oct.
20.4
16
224.5

112.6
693.2

74 18.2
0.5
25 9.5
40
257.4
88.2
62.2 7.940
33
Nov.
18.6
15
226.5

111.4 696.1

75
17.5 7.9
30
7.411
31
260.7
83.2
59.0
8.249
34
Dec.
17.1
13
229.2

110.3
744.7

80
8.1
31
7.5
11

32
279.2
74.7 63.6
8.193
34
Jan.
’35
17.1
13
226.4
751.2

80
7.4
28
7.2″
31
285.2
82.9
64.6
7.693
32 Febr. 21.9*
17
219.1
731.0

78
7.7
29
14.3
Cl
280.8 85.4
60.2
7.260
30
Maart
20.8
16
222.1 727,4

78
8.1
31
14.8
63
267.2
88.3 55.7
6.647
27
April
20.0
16
215.0
728.4

78
7.6
29
14.9 63
254.8
92.4
50.7
6.091
25
Mei
18.2
14
1

6.8 26
7.4
12

31
233.3
94.4
47.6
5.331
22
Juni
15.3

1

12
,
93.3
4.724
19
*)
Waarvan
7.5
behoort tot de z.g. bufferpool.
7)
Nietinbegrependebinnenl.voorr.inBrazilig.3dertJni
1)
De cijfers hebben
betrekking op het einde van de maand

niet inbegrepen de gouvernementsvoorraden
van Sao Paulo.
(jaar) of het begin van
de daarop volgende maand.
8)
Zonder Rio.
2)
De visible supply volgens W. II. Gartsen
(vroeger Ricard en
9)
Statistiek
van George Broomhall. Zichtbare voorraden
Freiwald).
Het werelciverbruik
bedr.
in
1932
ruim
117.000
ton,
in de tweede
hand in de
Ver. Staten en Canada, en in de
Voorraden
in de
Ver. Staten en Engeland.
voornaamste
havens
van
Groot-Brittannië,
in Europa,
Ar-
Gegevens
van het

International
Rubber
Regulation

gentinië
en Australië
en
stoomende partijen.
Commïttee.

Voorraden

buiten

de

restrictiegebieden

n
10)
Liverpool Cotton
Association. De cijfers
hebben
betrek-
zeilende voorraden;
vanaf
1928
ook voorraden in
restrictie-
king op de voorraden in
Engeland, op het Continent, in
de
gebieden.
Ver.
Staten, te Alexandrig,
te Bombay
en in
den Oriënt.
)
Zichtbare voorraden volgens Czarnikow.
11)
Zonder
Santos.
8)
Volgens opgave
van de firma G. Duuring
&
Zoon.
12)
Zonder
Rio en Santos.

624

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

17 J’uli 1935

in April vooral De Nederlandsche Bank en ‘de Zwit-

sersche Nationale Bank Ibloot aan groo’te goudopvra-

gingen, welke hieraan geen belemmeringen in den
weg legden, doch ‘door middel van d’isoontoveiiioo-

gingen en een tegengaan der speculatie, door zich
van de ‘medewerking der particuliere banken te ver-

zekeren, het ‘vertrouwen in de valuta trachtten te

doen ‘terugkeeren. Terwijl de vraag naar goud hij De

Nederlan’dsdhe Ban’k eind April reeds weer geluwd
was, zette deze zich in Zwitserland en Frankrijk

voort.
In Zwitserland was immers nog de dreiging aan-

wez’ilg, welke ‘gelegen was ‘in een aannem’inig bij

referendum van ‘het socialistische crisisinitiatief,

vaarva velen

al ‘of niet terecht vreesden, dat

het een eind sou maken aan ‘de ‘deflati’onistisdhe maat-

‘regelen en tot ‘devaluatie zou leiden.
Bovendien begon in Zwitserland ‘zoowel als in

Frankrijk ‘de ongezonde’ ‘toestand ‘der staatsfinanciën

steeds grootere publieke aaii’dadht te trekken.
Tegen het ein’d van Mei spitste ‘de toestan’d zic’h
toe in Frankrijk, waar Premier Fla’n’din en Minister
Germa’in-Martin, ‘die aanvankelijk gepoogd had-

den door steun aan de ‘geld- en kapitaalmarkt, in

F
,—-

L

Z1

Il

W5L

FRPNKIJI(

S

-.
KtPLREI’4T

7
…•

:

OFF.MSCOMT0

=

,

L
-“‘—–•’
PART D’SCOWTO

’32

’35

het ‘bijzonder voor staatsfondsen ‘met de hulp van de
Banquo ‘de Fr.ance (welke echter niet werd verleend),
een daling der rente te bewerkstelligen, thans meen-

den van ‘k’oers te moeten veranderen en volmachten aanvroegen, teneinde de staatsfinanciën te saneeren.
Een •hefti’ge kapitaal’v’ludht en groote opvra’giugen
van gou’d, ‘ook uit het ‘binnenland voor opp’ottin’g,

ontwikkelden zich en scherp ‘daalde de ‘goudvoorraaci
hij de Banque ‘de France. Een driemaal iherhaalde

d’iscontoverhoogin’g, ‘gepaard gaan’de met ‘belemmerin-
gen voor de speculatie, verzekeringen van ‘trouw aan

het goud en steun van ‘de En’gelsche en Amerikaan-
scihe wisselk’oersnivelleeringsfon’dsen en van ‘buiten-

lan’dsdhe circulatidhan’ken, welke ‘de ‘banken een
wenk gaven, ‘geen credieten voor speculaties tegen
den Franc te verstrekken, evenals het ‘optreden van
het nieuwe Min’isterie-Laval, ‘deden ‘de rust weder-
keeren. Intusscheu had zich on’der den invloed van
deze gebeurtenissen ook in Nederland ‘de ‘kapitaal-
vlucht, zij het ‘in belangrijk mindere mate dan ‘begin
April, weer ontketend. Het verwerpen van het crisis-

initiatief in Zwitserland en het ui’t’treden van Mi-
nister Steen’herghe uit het kabinet waren factoren,
die ‘in beide landen het vertrouwen in de ‘handhaving

der ‘gou’dpariteiten ‘hch’ben versterkt: Zoo sluit dan
dit kwartaal met een lichte toevloeiing van gou’d
naar de ‘kelders der Nederlandsche, Zwitsersohe en
Fransche Banken, ‘terwijl thans daartegenover de

Toeneming
(–)
of
afneming (-) goud- en deviezenvoorraad.

De Nederiandsche Bank
Banc1ue Nat. de Beigique
1) Jlanque de France
Zwitschersche Nt. Bank

tot
miii. Guldens
,
tot
miii; Beiga’s
tot

,
miii.
Frs.
tot
miii.
Zw.
Frs.

1935
-‘

135
3.1,
+

45
1935
4.1
100
1935
7.1
,

2

7.1

10.1
+

1
11.1

2
15.1

14.1

17.1
+

2
18.1

79
23.1.

.
27

21.1

20.3

.
24.1

3
25.1
+

76
31.1

48

28.1

6.2
31.1

7
1.2

134
7.2

14

6.2

1.1
7.2

5
8.2
+

1
16.2

7

13.2
+

0.4
14.2


15.2
+

8
23.2

16

18.2

4.3
21.2

4
22.2
+

149
28;2

2

25.2



28.2

3
1.3
+

157
7.3

5

4.3

7.3

8.3
-F

422
15.3

2

11.3
+

0.1
14.3

45
15.3
+

6
23.3

16

18.3
.f.

1.5
21.3

155
22.3
+

28
30.3

60

25.3

,
28.3

70
29.3
+

39
1.4

33.1
4.4
+
340
2)
5.4

592
6.4

118

8.4

105.4
11.4
+
232
12.4

571
15.4

140

15.4

11.8 19.4
+
40 19.4

358
23.4

54

23.4

19.3
25.4
+

60

,
26.4

133
30:4
-‘

34

29.4
+

2.1
2.5
+
38
3.5

295
7.5

26

6.5
+

0.6 9.5
4-

47
10.5

345
15.5

79

13.5

0.1
16.5 +

85.
17.5

448
23.5

58,

20.5
+

7.5
23.5
,

+
149
24.5
-3.025
31.5

10

27.5

6.6
29.5
+
178
31.5
-4.048

3.6

24.9
5.6
.-f-

98 7.6
. –
1.957
7.6

26
11.6

2.9
13.6 +
81
14.6

42
15.6

17.6
.4-

1.5
20.6
+

2
21.6
+

20
22.6
+

7

24.6
+

7.2
27.6

19
28.6
+

278
29.6
+

26

1.7
+

31.0
4.7

36
6.7
+

26

8.7
-4-

22.8

J)
Exclusief deviezenportefeuille.
) Hersohatting goudvoorraa’d
01)
nieuwe pariteit en voorts in mi’ilioenea J3eiga’s
van
nieuwe pariteit.

17 Juli 1935

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

625

Nationale Bank van België eenige goudverliezen te
boeken heeft, welke op repatrieering van vluehtkapi-taal terug te brengen zullen zijn.

In Nederland en Zwitserland is de goudvoorraad
thans op een peil gekomen, maar weinig boven
dat van 1931 liggend, terwijl bij Zwitserlzivd ‘het be-
drag van
226
miljoen op
7
Juli wel heel wat ge-
ringer is ‘dan het bedrag van 510 mill’ioen in het

na:jaar van
1932.

Uit onze grafiek betreffende de wisselkoersen op
landen niet gedeprecieerde valuta blijkt, dat goud en

‘daaraan gehedhte valuta’s ‘hun verlies in het afgeloo-
pen kwartaal ‘hehben ingehaald (pag.
624).
De Lire
noteert nog steeds een 6 pOt. beneden pariteit. De
Dantziger Gulden ‘kon niet gehandhaafd worden en

noteert sedert Mei 1935 op ca. 55 pOt. der oude
pariteit.

Geen wonder, dat, bij de ‘bovengeschetste onrust op
de deviezenmark, gevoegd ‘hij het inzicht dat een

‘herleving van den in’ternationalen ‘handel slechts
‘verwacht kan worden onder voorwaarde van stabili-
tei t der internationale valuta’s, s’taibil’isatiegeruchten
en sta’bilisatieplannen in :het afgeloopen kwartaal

niet van de ‘lucht waren. Wij herinneren slechts aan

de redevoeringen van Mor’genthau en Huil, welke ver-
klaarden, dat Amerika ‘geen belemmering zou ‘willen
vormen voor een ‘internationale stabilisatie. Chamber-
la
‘in echter méende, ‘dat een definitieve sf,ah’ilisatié
niet urgent was. In Engeland wenscht men ‘d’it vraag-stuk niet los te bezien van een ‘definitieve vastlegging
van de pariteit van ‘den Dollar, terwijl men voorts
meent, .dat de monetaire politiek ‘der Vereeni’gde Sta-
ten nog te veel onzekerheden biedt ‘ilverpolitiek!),
evenals ‘de .situatie in ‘de goudlan’den. Ook wenicht
men een regeling van ‘de internationale schulden, zon-‘der welke ‘het ‘handhaven van ‘den ‘gou’den standaard
niet mogelijk zal rijn. Daarbij vreezen velen in Enge-
land, ‘dat een ‘herstel van den gouden standaard, het-

welk gepaard ‘zou moeten gaan met een ‘herstel van
‘het Vrije kapitaa’lverkeer, aanleiding zou worden tot

een sterke stijging van ‘de kapitaalrente, waardoor ‘de
binnenlandsche conjunctuur in Engeland gevaar
loopt. Voorts is ‘ook ‘de strijd nog niet uitgevochten
tussdhen hen, die een staibiliseering der valuta’s wil-
len laten voorafgaan aan een opheffing ‘der interna-
tionale handelsbelemmeringen en hen, die een ge-

leidelij’k herstel van ‘den interna’tionalen ‘handel ven-
schen, ‘vddr men zich ‘vastlegt ‘op ‘bepaalde pariteiten.

Geld- en kapitaalmarkt.
De geschetste gebeurtenissen ‘hebben niet nagelaten
haar weerslag te werpen op ‘de geld- en kapitaalmarkt.
In België keerde plotseling ‘het vertrouwen terug,
zoodat ook ‘den banken vederoin aanzienlijke deposi-to”s werden toevertrouwd, die hij’droegen tot veriete-

ring van haar positie. Vastrentende fondsen, in het
bijzonder staatsfondsen, stegen aanzienlijk. ‘Gebruik
makend van het gunstige oogen’blik, greep ‘de Regee-
ring •dezen toestand aan om de staatsfinanciën een he-
lan’grjke verlichting te ‘doen ‘ondergaan. Reeds medio
Mei, nauwelijks 134 maand na ‘de ‘devaluatie, besloot
de Regeering tot een omvangrijke conversie-operatie

ZW
ITgERLA’1
D

5-

REN9MNT
/
3’/t%

PQOWEON
/
-….

3-


OFFiCELOtScoNTo
2

PART. DISCONTO

’32
‘3

ZWI
SER.LA
ID
fl
.
4
UE

NEDEJ

BEtGI

MD

MONET
lE G
1
LID-

EN DEVIEZEN
fOORR
‘DEN

n millio
nen
$
von ou’
e
por,4€

.2.2….
_iQ’i
1a3,2

1944
•_

Tav. Italië namen wij, in tegenstelling met de graiiek
ii het vorige Kwartaalbericht thans de deviezenvoorraad
ook 01),
doch de goudvoorraad ‘in het buitenland werd
‘ede rom buiten beschouwing gelaten.

der verschillende st.aatsobl’i’gaties in een 4 pOt. ,,Dette
u nifiée”, ‘daarbij ‘zoodanige voorwaarden stellend
1),

‘dat eerder van een ged’w’on’gen ren’teverla’ging gespro-
ken kan worden. Hoewel een Reguleeringsf’onds van
Frs. 1 milliard was ingesteld, ‘kon ‘de Regeerin’g toch niet ‘verhinderen, ‘dat ‘de koers dezer obligaties tot 90
, 92 pOt. in’za’k-te. Volgen’s sommigen zou ‘hieraan ‘de
invloed van ‘de fbanken, welke druk ‘op ‘de Regeerin’g
wilden uitoefenen in ‘verband met ‘de op 10 Juli in-
gestelde ‘ban’kcontrôle, niet vreemd zijn.

In ‘de ‘drie an’dere goudianden edhter hadden de
gebeurtenissen op de deviezenmarkt en de gou’daf-
vloeiin’gen een verstijving van ‘de gel’dmarkt tenge-
volge, zooda’t ‘de ge’l’dren’ten ‘belangrijk ‘öpliepen, ‘he-
‘halve i’n Zwitserland, waar me.n meer den weg van
cred’ietres’trictie Ibewandelt. Bijgaan’de ‘grafieken van
particulier en officieel ‘disconto, ‘heneens van ‘het
rendement ‘op obligaties toonen een en ander du’ide-
lijk aan.

De hooge rente voor effecten:heleen’ing, ‘de vrees
voor ‘verliezen op obligaties hij eventueele devalua’tie
en, vooral ‘in Zwitserland, verkoopen van ‘buiten-
lan’dsch ‘bezit aan fon’dsen in ‘het land van den deibi-teur ‘dreven ‘de koersen ‘der obligaties omlaag, terwijl
inci’denteele stijgingen van aandeelkoersen eveneens
voor een groot ‘deel ‘op valuta-angst terug te brengen
zijn. Voor ‘den economischen toestand in deze landen
is dit een te ‘betreuren gevolg. Het bemoeilijkt con-
vèrsie-‘o’peraties en belemmert de emi’ssiebedrijvi’ghei’d.
In Zwitserland werden ‘de moeilijkheden, waarin’
vele banken verkeerden als gevolg van ‘het bevriezen
van vorderingen vooral ‘op Du’itsh’land, steeds dui-
delijker. Ook de ‘hinnenlan’d’sche iiitzettinge’n voldoen

Zie E.-S.B. van
22 Mei 1935,
pag.
456.

60(j

kieft

9
0

oo

100

626

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

17 Juli 1935

ERSEM

BADEE
M

—NEDERLAtiD

ZW
TSERLAI’I

ft

.
FRAMKRI)K
g
(193ioo)

.
_.l

1
S-,

50-

_iI!lIlI!l”IIlIIIllIPIIlIlIIlIl!IIililIlII’iIIIIIlIII!IllJIIiiIl


1930
1931
19,2
1933
1934
1935

Nederland: Koersiudex vig. Bank v. Handel en Scheep-
vaart. Zwitserland: Koersen vig. Schweiz. Naitionalbank.
Frankrijk: Rekenkundig gemiddelde van aandeelen.koer-
sen Banque de Paris et des Pays Bas, Socité Générale en
Crdit Lyounais.

niet steeds aan eischen van liquiditeit. Terwijl •de

koersen .der bankaaudeelen tot voor kort gesteund
werden, moest men eindelijk deze politiek ‘laten va-
ren, zoodat in ‘de scherpe daling der bankaan’deelen
de werkelijke situatie thans bloot komt. Zoo ‘heeft

men bij ‘de Bas’ler Handelsbank voor een deel der crediteuren op grond van ‘de nieuwe bankwet een

moratoriu’m moeten toestaan. De Nederiandsdhe ban-
ken zijn belangrijk meer liqui’de en in ‘bijgaande gra-
fiek ‘komt duidelijk het versdhil in ivaardeering der

‘ban’kaandeelen tot uiting. De koersen ‘der Fransche

bankaandeelen ‘ontwikkelden ‘zidh in den loop van ‘dit

jaar tamelijk ‘stabiel.
In Engeland ‘bleef de ‘geidruimte ‘groot, hoewel

de rente iets aantrok: 3-maan’ds disconto was in 5juni
0,68 pOt., in Maart 0,57 pOt., in Januari nog 0,39

pOt. Van de storingen op het Continent merkte dus
ook de Engelsche geldmarkt weinig. De Bank of

En’gland heeft een statistiek opgesteld van ‘de (mn-versies, welke ‘sedert 1932 plaats hadden. Wij laten

deze hieronder volgen.
Conversies, in millioenen Ponden.
1932 1933 1934 1935

Britsohe locale publieke lichamen
. 2,7

0,5

5,1 13,2

Britsche particuliere ondern. ….
14,7

64,3 44,3 37,3
Brï’tsohe Overzeesohe Regeerin’gen .
24,4 129,7 68,3 24,3
Buiteulandsehe Regeeringen . ….
0,1 –

26,2 8,2

Totaal

…………………..
41,9

194,5 143,9

83,0

Gemiddelde rentebesparing in pCt.
1,3

1,5

0,9

1,2

Hi:erlbij is de igroote con’versie-opera’tie van de Brit-
sche Regeerin’g van 1932 ‘buiten beschouwing gelaten.
Terwijl de index ‘der aandeelk’oersen het peil van
het ‘topjaar 1928 heeft berei’kt, blijven de emissies,
hoewel er een stijging is waar te nemen, nog beneden
die van de jaren vôôr de crisis. In het afgeloopen
halfjaar waren van deze emissies 90 pOt. voor het
binnenland, terwijl in het overeenkomstig ‘semester
van 1934 ca. % ‘binnenlandsche leenin’gen en ca. die voor overzeesdhe bezittingen betrof. Buiteuland-

sdhe emissies
blijven
‘zeer gering.
In ‘de Vereeni’gde Staten is ‘de ‘geldruimte onver-
anderd groot gebleven, terwijl er ook ‘geen reden
aanwezi,g is, waarom deze ‘zou verminderen, ‘daar het bedrijfsleven nog steeds geen credierten ‘vraagt en ‘cle
enorme goudvoorraden ‘de Regeerin’g in staat stellen

een kunstrna’ti’ge geldruimte te scheppen, welke zij
voor de financiering van haar ‘groote projecten noo-

dig heeft. Het ‘bedrag aan emissies was in de eerste vijf maanden van ‘dit jaar lager ‘dan in ‘de overeen-
komstiige periode van 1934: $426 mil’lioe’n tegenover
$ 470 mili’ioen, terwijl ‘hiervan 1het grootste deel voor
rekening kwam van puibliekrechtelijke li’clhamen.

LIJNEN BETREFFENDE DE CONJUNCTUUR IN
NEDERLAND.

(Samengesteld in overleg met het Centraal Bureau

voor de Statistiek te ‘.s-Ora.venhage.)

Inleiding.

Sedert het ein’de van ‘het vorige jaar wijzen de

gegevens betreffende ‘den economischen toestand van Nederland op een voortduren’de ‘verscherping’ van ‘de ‘depressie. Van een stabilisatie op het zeer lage niveau
kan nog niet worden ‘gesproken. De ‘in’dus’trieele ‘be-

drjvi’g’heid blijft nog steeds dalend, ‘de werkloohei’d,

‘bevrijd ‘van seizoenssch’ommelirgen, blijft ‘stijgen en
‘de uitvoer neemt nog voortdurend af. Bij deze on-

gunstige factoren, die voor onze volks’huis’hou’ding van

groo’te ‘beteekenis ‘zijn, (heeft zich in de laatste maan-
den een onguns’ti’ge ontwikkeling op ‘de geld- en kapi-
taalmarkt gevoegd; inmiddels ‘is een gedeeltelijk

herstel ingetreden.
Over het algemeen echter heeft de toestand op de

geld- en kapitaalmarkt zidh, afgezien van een’ige en-
‘derbrekinigen, ‘in ‘deze ‘depressie zeer ‘bevredigend ont-

wikkeld. De geidrente was ‘sterk ‘gedaald en de over-
vloed van liqui’de middelen schiep, mede tengevolge
van ‘het streven van de Regeerin’g naar een sluitende

‘begrooting, oo’k een gunstigen toestand ‘op de kapi-
taalmarkt. De rente van overhei’dsleen’in’gen was op 4,

in enkele ‘gevallen reeds op 34i pOt. teruggebradht,

de markt voor pandb
r
ie’ven en hypotheken volgde, ‘zij

het weliswaar in een ‘zeer vertraa’gd tempo, ‘deze be-
weging. De valuta-crisis in de ‘belangrijkste gou’dlau-
‘den, waarvoor de devaluatie van ‘de Belga de directe

aanleiding was, heeft deze ‘gunstige situatie ver-
st’oord. Hoewel in ‘de laatste weken weder een ver-

betering heeft plaatsgevonden, ‘zijn de vroegere ver-
houdingen nog niet hersteld.
Het in ‘het ‘begin van deze maand ingediende wets-
ontwerp tot verlaging van sommige vaste lasten en
van huren ibeteekent een keerpun’t in de tot dusverre

gevolgde politiek, voorzoover deze erop gericht was
de verlaging van de kapitaalrente zich geheel langs

natuurlijken weg te laten voltrekken. Naast het in-
terventionisme op agrarisch en industrieel gebied,
wil de Regeering thans ook in de renteverhoudingen

ingrijpen, om langs dezen weg het deflatieproces te

versnellen.

Industrieele bedrijvigheid.

De totale industrieele werklooshei.d blijft sedert het midden van 1933, toen een verbetering ten op-

zichte van het voorafgaande jaar was waar te nemen
en zoodoende tenminste eenige stabiliteit op het be-
reikte lage niveau van bedrijvigheid verwacht zou

kunnen worden, een onmiskenbare stijgende tendens
behouden. Het percenta’ge der werklo’os’hei’dsdngen in
‘de maanden Januari t/na. April wijst ‘duidelijk op
voortduren’den achteruitgang ‘der bedrijvigheid, ter-
wijl ‘de v’oorloopige gegevens, welke tot Juni bekend
zijn, evenmin een veibetering laten zien.

1932 1933 1934 1935
Jan. ………
29.5

38.7

34.4

38.9
Febr . …….
29.1

35.7

30.7

37.8
Met. ………
26.8

30.8

27.7

34.2
April’) . ….
24.6

27.2

26.6

32.2
1)
De gegevens over April zijn n’iet geheel vergelijkbaar
met die van Jan. tfm. Maart, doch wel onderling.

Het totaal aantal werkloozen was in ‘de eerste helft
van Juni 350.000 tegenover 292.000 in begin Juni
1934 en 214.000 begin Juni 1933. De daling sedert
April was resp. 19.000, 29.000 en 53.000. Gezien den
veel grooteren omvang ‘der werkloosheid, ‘is de kleiner
wordende sei’zoensdalin’g oo’k een ‘ongunstig teeken.

Indien men de bedrijvigheid meet aan den invoer
van grondstoffen, ‘komt men tot ‘dezelfde conclusie,

‘hoewel ‘de omslag ‘hier later schijnt plaats te vinden.

1922f
25 = 100
Jan. ‘t/m. Apr.

1932 1933 1934 1935

Grondstoffen ……………..
111

114

121

110

voor prod.midd.’i’n’dustr. ………
89

101

112

83

cons.-
11

………..130

125

132

134

17 Juli
1935

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

627

Vooral de sterke daling van den invoer van grond-

stoffen voor de kapitaalgoederen-industrie is opval-
lend, thoewel hier welliciht vbôrinkoopen van ijzer in
verband met den bruggenbouw van invloed zijn ge-
weest.

Een ontleding der werkloosheid naar de bedrijfs-

takken toont aan, dat de stijging overal plaatsvindt.
Het
bouwbedrijf
heeft een, bij de overeenkomstige
maanden van vorige jaren, grootere werkloosheid.
Ook was de seizoensverbetering in dit jaar veel gerin-

ger dan vroeger. De voorloopige cijfers geven ook voor

Juni een ongunstiger beeld, vergeleken met vorige

jaren. Onderstaande tabel, waarin tevens liet bedrag

der aanbestedingen en het aantal der in uitvoering

gekomen woningen is opgenomen, geeft een overzicht
van den toestand in het bouwbedrijf.

Jan. t/m. April

Juni Juni
1934

1935

1934
1
) 19351)
weiikloosheid (pCt.) .

37.8

46.6

27.7

33.1
aanbestedingen
(miii. Gici.) . . 34.55

23.55


in uitvoering gekomen
woningen 17682
2)

15365
2) –

De voorloopige Juni-cijfers zijn alleen onderling ver-
gelijkbaar.
Jan. t/in. Maart.

120
1H
1
vtociry
or
CIOCULATIOfI

11
0
r,_iil.,

1

00 IJEXCES
IÎIPOT5OFI
PAW t

5 OF)

ATEPoL
.

1
‘.
JNDU5TQIAL

260
g

220
70

1/lJ
[
‘•

8060

A

1
t)


1140
50


EXPOPT
IMPO4
VALUE

100

[

60
EXPORT 0
F TIIOM OPPODU
S

SHAPE5

5Z
100

/


i
1EWON3ii%
60
.
.___.Ç
._.
,
“-‘t
Jn
STATE
BOND5

60



TRlV


1
2%L40.

20°

60.
COST OF
UVtNG

l0


80
.

REAL
WAC,eS

5C2C-

00

WHOLESALE PRICES

(925
929
1950
93!
932
1933
1

1934
1935

BUSINESS CONDITIONS IN THE NETHERLANDS.

(Issuecf in conjunction with the Centraal Bureau voor

de Statistiek at the Hagne.)

Since the end of last year the data concerning the

economie aituation of the Netheriands point to a continual
aggravation of the depression. rph
ere
is no questiion of
stabilisation at the very low level yet. Industr.ial activity
continues to deeiine. The import of raw materials, es-
pecially for capital goods, is moving at a very low ebb.

Unemployment, correeted for seasona.i fluctuations, has
continually inereased since the middie ° of 1933. In the
building industry the situation is conbinually becoming
worse. In the textile and metal industries also. The deve

lopment in the movement of ‘trade is also ve.ry unfavour-

able. Owing to the low quotas allowed, accompanied by
the continuai decline of the purdhasing power in the home
market, dmports show the greater decrease. But expo rts
are also continually deereasing.

The •situation in agriculture is oharacterised by a rise

in the output of dairy produets, whioh are thrown on the
world market at a loss. The Government has, therefere,

taken •measures to restrict production. Market gardening
is suffering •badly under the diffieulties of our clearing
regulations with Germany and the raising of bariffs in
saveral countries.

To these unfavourabie factors en unsatisfactory develop-
ment of the money and capital market has been added
during the last few months.
Apart from a few interrupbions, the situntion in the
money and capital niarket hhs developed very satisfactor-
iiy during this depression. Interest en nioney had fallen
coiisiderabiy and the abundance of •Liquid resources, cou-
pied with the Government’s endeavonrs ‘to aehieve a bal-
anced budget, also created a favonrable situation in the
capital market. The interest oro State and Municipal ioans
had been genera.11y reduced to 4 %, in a few cases to

34. %, already; the market in debenture bonds and mort-
gages, albeit at it much siower rate, followed this move-
ment. The eurrency crisis in the most Important gold
countries, for which ‘the devaivation of ° tho Beiga was
directly responsible, has disturbed this favourable situ-
ation.

The secoiid quarter of 1935 was eharacterised by great
uueasiness on the market for foreign exchanges. In this
per.iod De Nederlandsehe Bank lost ore ‘balance
f
132 mii-
iin (.up bill ltth June
f
194 million) in gold, as a ion-
sequeuce of whioh the gold reserve ,has fallen considerably.
The abundance of available money was reduced as
it
result
of this and 1)e Node rlandsehe Bank was compelied jto
make use of the bank rate weapon. This resulted in an
end being made to the conversions also, as the prices of
bonds fel! sharply. There w’ere practically no new issues.
AIthough au iniprovement has again set in during the
last few weeks, former conditions have not yet been
restored, which proves that confidence bas not yet heen
completely re-established.
The Bill introduced in the early part of this month
for reducing some fixed charges and the lowering of
rents signifies a turning point in the policy followed
hither-to, •wbich aimed at aiiowiiug the reduotio.n of the
rate of interest to accomplish itseif automatically. The
Bill is mainly concerned w.itjh the reuts and interest oer
mortgages of houses. The rate of insterest on debenture
bonds and direct mortgages will •be reduced. In several
munioipaiities the house rents will be reduced to 80 %
of the 1931 level, it is here espeoiaily a question of the
smaller houses, as the rente of inost of ‘the larger houses
have already declined more than 20 %. Ground rents
will probably alfo be iowered ‘to 20 % below the 1931
level. Besides the intervention in agricuitural and indus-
trial spheres, the Government has, therefore, now the
intention to take action with regard to the rate of in-
terest on private baas.

628

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

17 Juli
1935

De werkloohei’cl in de
extiel’industrie
is nog
steeds toenemende en ligt ver hoven het peil in voor-
afgaande jaren. Het indexcijfer bedroeg in April
33.0

tegen
26.1
in April
1934
en
22.7
in April
1933.
Split-

sing der textielindustrie naar de katoen- en de wol-
nijveriheid, waarvoor de werklooshei.dsgegevens van
resp. Almelo ‘en Tilburg representatief zijn, levert .ht volgende resultaat op.

Juli 1933 Juli 1034 Jan. 1935 Maart 1.935
Almelo ………..32.8

35.0

39.0

36.5
Tilburg ……….12.5

27.7

24.0

28.5

De voorloopige werkloosheidscijfers over begin
Juni zijn eveneens zeer ongunstig. Het percentage

bedroeg
47.9
tegen
34.1
in Juni
1934.

Ook ‘de metaalindustrie ‘blijft een toenemende

werkloosheid vertoonen. De opdrachten voor den
scheeps1bouw moeten veelal met financieelen steun van
de Overheid afgewerkt worden, aangezien zij anders

verlies zouden opleveren
1).
Wij geven hieronder de

definitieve gegevens betreffende de werkloosheid in

de metaalindustrie en eenige andere bedrijfstakken,
waaruit wel duidelijk blijkt, dat de toestand op dit

gebied zich steeds verder in ongunstigen zin ontwik-
kelt April April April

1933

1934 1935
Metaalindustrie, .scheepsb ………… 37.5

37.1

41.0
Steenkolenmijucu ……………….6.7

17.2

20.2

i)rukkersbedrijvei.

…………….. 15.4

16.2

16.9
Ïloutbewerking …………………37.0

33.9

40.7
Kleedingindustric ……………….9.4

15.0

17.2

].derjndustije …………………12.0

12.2

18.1
Voedings- en genotmidcl. bedrijven

18.1

18.4

21.6
Verkeerswezen …………………22.3

29.0

33.5

Handelsbeweging.
De omvang der handelsbeweging blijft zich in on-
gunstigen zin ontwikkelen. Zoowel de in- als de uit-
voer bewegen zich in dalende richting, waarbij op te
merken valt, dat de invoer door het zich steeds uit-

breidende contingenteeringsstelsel in den laatsten tijd
sneller daalt dan de uitvoer. De steeds verdergaande

inkrimping der handelsbeweging is wel een duidelijk
teeken voor het aanhouden der depressie in Neder-
land. le halfjaar.
1929 1931 1932 1933 1934 1935
Invoer (iii miii. Gld.)

1.325 987 677 563 537 455

Uitvoer ( ,,

,,

,, )

960 677 418 355 339 319
Percentage invoe…gedekt
door uitvoer ………..72.5 68.6 61.8 63.1 62.9 70.0

Vooral tegenover het voorafgaande jaar is de in-

voer sterk achteruitgegaan. Het percentage van den
invoer, dat door uitvoer is gedekt, en dat gedurende
de crisis vrij sterk gedaald is, verbeterde dientenge-volge en bereikte bijna weer het peil van
1929. Zoo-

doende is de verhouding tusschen in- en uitvoer, zoo-

als deze in ‘de jaren védr de crisis was, weer op een
sterk verlaagd niveau hersteld.
Gaan wij de ontwikkeling van den export gecluren-
de de laatste jaren na, waarbij wij ook seizoenscorrec-

tie toepassen, dan ontstaat het volgende beeld.
Ie kw. 4e kw. Ie kw. 2e
kw.
4e kw. Ie kw. 2e kw.
Uitvoer (iii miii 1933 1933 1934 1934 1934 1935 1935

gulden) ……177.4 178.6 167.8 170.9 177.4 159.6 159.2
Uitvoer (gecorrig.
v. seizoensfluct.) 188.7 172.4 178.5 180.1 171.2 169.8 167.8

Hieruit ‘blijkt weer, dat ook de voor seizoensbewe-
ging gecorrigeerde cijfers sedert het midden van

1934
een aanhoudende daling te zien geven.
De ontwikkeling gedurende de laatste diie maan-
den, vergeleken met dezelfde maanden van vooraf-
gaande jaren, wordt in onderstaande tabel weerge-

geven. Hieruit blijkt eveneens het snelle tempo dr

invoerdaling:
(In
miii.
(lid.)
:tn’oer

Uitvoer

1933 1934 1935

1933 1934 1935

April …………89

85

78

54

54

50

Mei ………….97

87

78

61

57

58

Juni ………….97

89

73

63

59

51

t)
Overzidht in de Economische en Sociale Krouiek”
van Mei 1935.

Landbouw.

In het vorige Kwartaalbericht wezen wij reeds op
de stijgende mellcproductie bij •dalen’den ‘hoterui’tvoer

en sterk gedaalde binnenlandsche koopkracht. De

Regeerin’g is, om een steeds verdergaande stijging
van den melksteun te voorkomen, overgegaan tot be-

perking van de productie. Slechts ‘over een percen-

tage van ongeveer
89
van ‘het melkvet, •dat gemiddeld

in de jaren
1933
en
1934
werd geproduceerd, zal in

het melkjaar, ‘dat loopt van 1 Juni
1935
tot 1 Juni

1936,
regeerings’toeslag worden uitgekeerd. Bij de

beperking wordt een sterk onderscheid toegepast in

verband met het verschil ‘in bedrijven, zoodat •het

heperkin’gspercentage wel van
5-40 pOt.
uiteen kan

loopen.
De maatregelen zullen zich niet onmiddellijk doen

gevoelen; immers, ‘het ‘vee loopt thans in de weide en

de veehouders zijn daardoor niet in staat de melk-

productie te beperken. Bovendien is de grasgroei op

het oogenblik gunstiger dan in den drogen zomer van

1.934.
Vermoedelijk zal de melkproductie dus voor-

loopig hooger blijven dan verleden jaar. De stijgende
;boterproductie zal ‘de af’zetmogelijk’heden in het bin-

nenland overtreffen en ‘dit grootere quantum
‘zal

tegen ‘verlies latende prijven naar het buitenland

moeten worden verkocht.
De productie van melk en boter bediroeg volgens

(le wekelijksche opgaven in de Staatscourant:

Productie van

Melk iii miii. leg

Boter in 1000 ton

1934

1935

1934

1935

4e maand 4 weken . . 248,6

280,6

7,2

7,9

5e

,,

4

,,

. . 302,1

330,7

8,8

9,7

6e

,,

4

,,

. 304,0

333,8

8,5

9,5

854,7

945,1

24,5

27,1

De Regeering vond in den lagen melkprijs aanlei-
ding, de zuivelproducenten te verplichten een zeker percentage van de ter verwerking aangeboden melk

aan de veehouders terug te leveren in den vorm Vafl
ondermelk voor veevoer. Een belangrijke mogelijk-
heid tot afzet van ondermelk ligt in het verwerken

van ondermelk tot magere melkpoeder, hetgeen ook
als pluimvee- en varkensvoeder kan ‘dienen.
De prijzen zullen door de Oveihei’d worden vast-
gesteld. Om dit ondermelkplan te verwezenlijken,
wees de Regeeriug in Mei verschillende soorten visch-

en beendermeel als crisisproducten aan en monopo-

liseerde den invoer er van
t)
terwijl de Nederland-

sc:he Zuivel Centrale gemachtigd werd een hoeveel-

hei’d van
5
millioen leg magere melkpoeder aan te

koopen, welke voor ‘pluimvee- en varkensihouders he-
schikbaar zal worden gesteld tegen matige prijzen.

Uit de in Februari
1935
gehouden varlccnstelling

bleek hoe zeer de varkensstapel ingekrompen is. Het

aantal bedroeg
2):

Sept.

1932 …………..2.735.733
Nov.

1933 …………..2.483.710
Nov.

1934 …………..1.750.423
Febr.

1935 …………..1.389.460

De tuinbouw
wordt bijzonder hevig getroffen door

(Ie in het buitenland toegepaste tariefverhoogingeu
en vooral door de betalingsmoeilijkheden met Duitsch-
land. De uitvoeren van de voor dit jaargetijde be-
lan’grijkste producten zijn ‘in nevenstaan’de tabel op-

gen om en.
De hetaliugseontingenten voor versche groenten

voor het tweede kwartaal
1935
waren beperkt tot

50
pCt. van de waarde der in
1934
naar Duitschland

uitgevoerde groenten en , voor vroege aardappelen

zelfs tot
25
pOt. dier waarde. Terwijl in Juni
1934

voor J’ 506.000
aan vroege aardappelen naar Duitsh-

land werdl uitgevoerd, is voor dit jaar in Juni slechts

f 123.000
beschikbaar.

In
1934
was 61 pOt. van alle uitgevoerde bloem-

Ned. Staatscourant No. 91, 1935.
De Landbouw Ci’isismaatregelen, hunne werking en
uitvoering VI, 1935.

17 ,Tuli 1935

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

629

Gewicht in 1000 tonnen, waarde in
f
1000.

Jan. t/m. Juni.

Soort
1929 1932 1933
1934 1935

fgewicht
7,7
0,2
8,8 6,5
4,4
Bloemkool.

waarde
1833
752 876
634 485
j idem
19,1
29,4
28,3 24,7
21,0
Sla

………..idem
6006 5878
3770
3845
3019

5
lclem
9.8 16,9 17,6 17,6
12,2
Tomaten ……

idem
5356
5462 4742
3691
2170
Vroege

(idem
223,3 279,8
121,9
116,0 51,8
Aardappelen..

idem
7934
10301
3284
3284
2081

J
idem
18,6
18,6
17,5
21,7
13,0
Komkommers

idem
4334
2432
2005
1966 986

kool,
50
pOt. van alle uitgevoerde sla, bijna 70 pOt.
van alle geëxporteerde tomaten,
97
pOt. van de kom-

kommers voor het buitenland, 81 pOt. van de augur-

ken en
50
pOt. van de vroege aardappelen voor de

Duitsche markt bestemd. Doordat in Duitschiand de

prijzen voor deze producten stijgen, beteekent dit voor onze exporteurs hoogere vorderingen bij het
Clearinginstituut; daardoor is het ‘beschikbare bets-

lingscontingent eerder uitgeput. Teneinde cle Neder
landsche tuinders van de hooge Duitsghe prijzen te

doen profiteeren, heeft de Nederlandsche Groenten-
en Fruitcentrale het aanbod voor Duitschiand op
onze veilingen beperkt. Door de hoogere prijzen
raakte het contingent echter te vlug uitgeput, zoo-
dat na
15
April geen hoogere bedragen over de

clearing zouden worden gefactureerd clan door cle
Centrale telkens zouden worden vastgesteld.

Van
27
Mei af werden voor het tweede kwar-

taal geen vereffeningscertificaten voor bloemlcool
meer afgegeven. Reeds eerder had hetzelfde zich voor-
gedaan voor spinazie en sla.
Daardoor kon het uitvoerverbod voor komkommers

en bospeen op 17 Juni worden ingetrokken en het
dreigende exportverbod voor tomaten worden afge-

wend.

Geld. en kapitaalmarkt.

Terwijl het eerste kwartaal gekenmerkt werd door
een in het algemeen dalende tendens der buitenland-

sche deviezen (het Pond daalde b.v. van
f
7.28 op

2
Januari tot
f 6.89 op 4
Maart), trad daarna een krachtig herstel ‘in, waardoor het Pond thans weer een peil bereikt heeft, ongeveer gelijk aan dat van
het begin van het jaar.

Aanzienlijke reportnoteeri ngen voor buitenlandsche
‘deviezen gaven blijk ‘van een ‘zekere vrees voor de
stabiliteit van den Gulden, terwijl de koersen ‘her-
haaidelijk de ‘gouduitvoerpunten overschreden, waar-
door goudafvloeiingen plaats ‘hadden. Overzien wij
het afgeloopen halfjaar, dan blijkt dat er drie
perioden rijn geweest, waarin goud afvloeide. In
de vijf weken van
14
Jan. tot
18
Febr, ver-
loor De Nederlan’dshe Bank
f
31.5
millioen goud,
in ‘de vier weken van
25
Maart tot
23
April
viel de groote vermindering in den goudvoorraad van
f 169.5
miliioen en tenslotte verdwenen in de drie

weken van
20
Mei tot 11 Juni nogmaals
f 34.5
mil-

lioen. Rekening houdend met de sporadische goud-
terugvloeiingen, welke plaats hadden, verloor Dc Ne-
clerlandsche Bank van
31
Dec.
1934
tot 11 Juni
1935
f 223
millioen goud, dat is
26.3
pOt. van den voor-
raad op
31
Dec.
1934
aanwezig. Tot
9
Juli is de goud-
voorraad weer gestegen met
f
62.5
millioen.
Sinds ultimo
1932 is
dit ‘de derde maal geweest,
dat
hij
De Nederlandsghe Bank groote ‘goudont-
trokkingen plaats hadden. Van eind
1932
tot medio
Juli
1933 (63”
maand) verloor De Nederlandsohe
.Bank
f 292
millioen en van eind
1933
tot
26
Maart

1934
(
drie maanden)
f 1.36
millioen goud. Steeds

trad weer eenig herstel op, doch het vorige niveau kon niet worden bereikt. De laagste stand van den
gou’dvoorraad op 11 Juni jl. is
f 414
millioen lager

6

NEDERLAND

5-
Ii

RI
. ..’
.


j
0F.DlSCONTO

T

‘•–.
/J
,JPART.DISCNTO

1
’32
’33
1
34
1

’35

dan de stand op ulto. December
1932 (f 1.033
mil-

lioen); ‘de vermindering bedraagt
40
pOt. Daarmede

‘heeft de voorraad edel metaal vrijwel het peil bereikt,
‘dat in de jaren
1929
en
1930 als
normaal kon gelden.

Een der oorzaken van de groote geldruimte in Neder-
land is daarmede verdwenen.
Ook in .de vori’ge perioden van goudonttrekkingen
was een vers’tijvin.g van cle ‘geidmarkt met stijgende
disconto’s het gevolg. In
1933
was De Nederlandsche
Bank aldus genoodzaakt ‘het disconto te ver’hoogen
tot
4,5 pOt.,
terwijl dit in
1934
niet noodig was. In
cle kort achter ons liggende periode edhter moest
het w.a’pen der discontoverhooging weer gehanteerd
worden: in twee ttsppes werd het veihoogd tot
4,5
pOt., terwijl na de vcrlaging tot
4
pot, al spoedig
wederom een ver’hoogiig noodig werd ‘geacht tot
5
pCt. (1 Juni), waarna op
27
Juni het ‘disconto weer
op
4 pOt.
verlaagd kon wor’den en sedert
6
Juli
33′
pOt. is.
Ook in de afgeloopen periode ondervond cle kapi-
taalmarkt den weerslag van de onrust op de deviezen-

en geldlmarkt. Terwijl in de eerste vier maanden van
dit jaar nog voor
f 56,9
millioen nieuw kapitaal
werd geplaatst (v.j.
f
23,6),
kwam de emissiebedrj-
vigheid in Mei geheel tot stilstand, terwijl de ‘rit-
gifte van nieuw kapitaal in Juni slechts
f 2,7
inil-
lioen bedroeg. Ook de periode .der groote conversies sdhijnt voorshands afgesloten te zijn.

Conversies in millioenen Guldens.
1932
1933
1934

1935
ie

kwartaal

……120,9
205,4
307,4

152,6
Ze

.,

129,8
1
7
1
923,3

23,5)
3e

,,

1,0
4,9
642,5


4e


11,1
157,4

Totaal

……..251,7
222
2
5
2030
1
6


April
23.3, Mei 0,25, Juni nihil

Hoewel ‘alle obligaties in koers daalden, was de
daling bij pan’dbrieven toch wel sterker.
De gemiddelde koersen van zes
4
pOt. pand-
brieven waren:
Januari
99.3;
Februari
99.1;
Maart
99.5;
April
95.6; Mei 91.7;
Juni
89.7;
zood.a’t •het koersverlies in
‘drie maanden circa 10 pOt. ‘bedroeg.
De koersen van industrieele aancieelen ondervon-den ondanks de mogelijkheid van steun van de zijde
van ‘hen, die de gevolgen van een eveutueele deva-
luatie vreesden, toch een ‘geringe daling. Dit was
eveneens ‘het geval met ‘de overige Nederlandsohe
fondsen, nan’deelen van In’disdhe ondernemingen ech-
ter en sterker nog petroleumaandeelen ‘konden in de
afgeloopen
4
maanden ‘stijgen.
Hoewel ‘de omloopssne’lhei’d van saldi bij dan Post-
chèque- en Girodienst over April en Mei een lidhte
verlbeterin’g toont, ook ‘wanneer men rekening houdt
met ‘de sei’zoensfluctuaties, blijft ‘het peil laag.

II
630

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

17
Juli
1935

DE ECONOMISCHE TOESTAND VA?

NEDERLANDSCH-INDIË.

(Samengesteld in overleg met het Centraal

voor de Statistiek te ‘s-Gravenhage.)

In den economischen toestand van Nederlandsch-

Indië hebben gedurende het eerste kwartaal van
1935
geen wijzigingen van principieelen aard plaatsgevon-

den. De algemeene tendenzen, zooals verdergaande
deflatie, verschuivingen bij den in- en uitvoer, begin-

nende inçlustrialisatie en steeds diepergaand Regee-

ringsingrijpen, handhaafden zich ook in deze periode.

De stabilisatie van het economisch leven op het peil,
zooals dit gedurende de crisisjaren bereikt werd, had
ook nu verderen voortgang. Niettemin blijven er bin-

nen Ibepaalde ‘grenzen soms noemenswaardige verande-

ringen plaats vinden. Voor het eerste kwartaal van
1935
kan in dit verband op een kentering in den bui-ten1andshen handel worden gewezen, welke, indien

zij zich zal voortzetten, een ongunstigen invloed op
het economisch leven zal uitoefenen.

De waarde van den uitvoer namelijk, welke nu reeds
sedert
1933
een stijging vertoonde, en in
1934
weer
boven het peil van
1932
was gekomen, bleef in het
eerste kwartaal van
1935
onder de resp.
cijfers
van
1933
en
1934.
De invoerwaarde daarentegen, die zich
sedert
1933
in dalende richting bewoog, liet in het
eerste kwartaal van
1935
een
stijging
tegenover de-
zelfde periode van
1934
zien. Het gevolg van deze in
tegengestelde richting verloopende ontwikkeling was,
dat het in
1934
zoo aanzienlijk toegenomen uitvoer-
overschot in de eerste drie maanden van
1935
weer
een teruggang vertoonde.

value of the Netherlands In’dies.

Imports Exports Exoess of Expoi-ts
in million guilders
82.2

124.7

42.5 62.2

134.5

72.3 69.2

123.5

54.3

Om een beter inzicht in dezen ontwikkelingsgang
te verkrijgen, zullen wij tot een nadere ontleding van resp. uit- en invoer overgaan. Terwijl de waarde van

den uitvoer met ca. 8 pOt. t.a.v. het vorige jaar ver-
minderde, steeg het gericht voor hetzelfde tijdvak met
9
pOt. De gewichtstoeneming is volgens onderstaande

tabel, ontleend aan het ,,Economisch Weekblad” van
24
Mei, met zekere verschuivingen gepaard gegaan:

Export wei.ght of •the Netherlauds Indies in the
first quarter.
(in million kg)

Aardolieproducten (Petroleum) …….
Suiket (Sugar) …………………
Suikerresidu (Sugar residues) ……..
Overige producten (other goods) …….

Uit deze tabel blijkt, dat de gewichtsstijging aan

soortelijk goedkoope producten als suikerresidu en

aardoliën moet worden toegeschreven. Verrassend is
evenwel de toegenomen suikeruitvoer, welke nu voor
het eerst sedert langen tijd, en daarbij voor ibij het
einde van
1934
vergeleken, gunstiger
prijzen,
plaats
vindt. Belangrijke stijgingen vertoonde vooral de af-
zet naar Britsch-Indië, Japan en Engeland. De uit-
voerwaarde bedroeg in het eerste kwartaal van
1935
f 11
millioen tegen
f 10.6
millioen in dezelfde
periode van
1934.

De daling der groep ,,overige producten” in de op-
genomen tabel moet voor het grootste gedeelte bij de
onder de restrictie vallende rubber-exporten gezocht
worden. De meeste andere producten, met uitzonde-ring van tin en tinerts, koffie, cassave en vezels, zijn,
wat de gewichten betreft, t.a.v. het eerste kwartaal
van
1934
gestegen.

In waarde zijn de uitvoeren, vergeleken met de-
zelfde periode van
1934,
als volgt geweest.

THE ECONOMIC SITUATION IN THE NETHERLANDS
INDIES.

(Issued in Conjunction with the Centraal Bureau voor
cie $tatistiek at the Hagne.)
No a.lteratious of a fund’amental tature took place in
the economie situation of the Netherlands Indies during
the first quarter of 1935. The general tendenoies, such
as
continuou.s •deflation, mutations in conneetion with lui-
ports and exports, commeneing industrialisation, and
more and more intensive interventions on the part
of the Government, were also maintained in this period.
The stabilisation of economie ‘life at the level reacheci duriug the years of .depression, made further advances
also now. Nevertheless, vithin certain liinit, changes
worthy of mention sometimes continue to take place.
In this conocetion attention has to bë drawn to a
change in the ratio of the value of iinports and exports. Imports began, for the first time after a long decline, to
risc again, whereas exporte moved in just the contrary direction. The development of the total figures is mdi-cated in the first table, in which also the falling excess
of exports comes to the front.
The decline in exports ‘is snainly to be aseribed to
commodities, such as minerai oils, copra, cassava and cof-
fee, ‘the export of which hits been left entirely free. By
the side of these the export of rubber bas decreased as a
consequence of the restriction.
rphe
export of sugar and
tea has risen. The risc in the export of the former corn-
modity is important, especially in view of the constant
decline during the last few years. Au analysis of the export gives as a result ‘that the export ivhich is still
free is falling considerably, while that of commodities
whioh come under the restrictions is entirely dependent
on the quota permitted.
The risc in imlorts is, inter alia, caused ‘by the heavy
imports of nee un consequence of ‘the fail’ure of rthe erops
in Java. By the side of this the import of metals and
machinery is increasiug in connection wJth the industrial
exteusion. The import of most of the other products is
d’echni’ng as a resu.lt of the atringent quota measures. In
this way there is to ‘be observed a tendency to shif t as
regards the composition of the imports ‘and exports.
A ohange has taken pl’ace in ‘the price movement since
February, that is to say, the prices of export goods, after
a slight risc duning upwards of a year, have declined
sharply, while the priees of import goods have not con-
tinued ‘to faIl, ‘partly, perhaps, through the restrictive
measures (quotas) as a consequence of w•hieh the barter
rate, which improved in 1934, bas again developed unfa-
voura’bly.
Government ‘intervention has displayed itself in various
fields.
Besides the intervention with respect to rubber and
sugar, in the past quarter that important product cul-
tivated by the natives: capoc, has been subjeoted to a
regulation, ‘the aim being to restrict and improve pro-
duction by means of export liceuces. Further, quotas were
introduced with regard to a number of now products,
mhile the quotas fixed formerly for many articles have
been probonged.

ondernemingsrubber (es’tate rubber) …..
bevolkingsrubber (naitive rubber) ……..
koffie (coff ee) ……………………..
thee (‘tea) ………………………….
suiker (sugar) ……………………..
aardoliën (petroleum) ……………….
copra (copra) ………………………
cassaveproduoten (cassava products) ……

De toeneming van den thee-uitvoer is een gevolg
van de verhooging van het quotum, terwijl de ver-
mindering van den rubber-export (vooral het ge-

wicht) eveneens bij de restrictie gezocht moet worden.
Afgezien van deze onder restricties vallende produc-
ten (hierbij moeten ook tin en suiker gerekend wor-
den), wordt de ‘daling van den uitvoer dus, wat de

waarde betreft, vooral veroorzaakt door de koffie-,
copra-, cassa’ve- en ‘aardolie-uitvoeren. De nog vrije uit-

voer vertoont dus een gestadigen achteruitgang, ter-

wijl de uitvoer der onder restricties vallende produc-
ten geheel afhankelijk is van de toegekende perceti-
tages.

17 3u1i 1935

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

831

1928 1929

4930

1931

4932

1933

4934

1935

FOREICN
TRADE
7

•____
i
BAR TER
-RATE

IMPOJOTS
IN/
MIL LN GLD

rn
MILLN.
GLD

EXPORTED
QUANTITIES
6 MOMTNSMOVING AVERAGE

C0PnA/1(o00roN/_
r
_
RUBBEE
(000ro

CANE SUCAE
(10000
ro,)

NDEXNUMBERSoPRlCE5
(1928.
1
00)


W/iOLESALE

OF
91
PRIC&5
1/OP
AD
EXPART
RETAIL PRICLS


ROME MADE GOODS

FINA

tII
C[I
t

i’
°°
_.
/
/NDEXN(JNBLRS

..
t

V
CLEARINGs
£YBANKo,rJAVA
If,OEXP1 1928100)
or SrocH.PJ?Icrs

19U

1929

1930

1931

4932

1933

1934

4935

Een nadere beschouwing van den invoer doet,
vooral wat het invoer
gewicht
aangaat, de oorzaak der
stijging reeds spoedig ontdekken. Bijgaande tabel over
gewicht en waarde van den invoer in de eerste kwar-
talen van 1933, 1934 en 1935 toont di

t aan:

Import weight and value of the Netherlands Indies.
Value

Weight in miii. kg

in miii. guilders

ist quarter

lst quarter

1933 1934 1935 1933 1934 1935

Rijst (nee) ……..
129.8

39.4 171.6

6.7

1.6

6.6
Machines (engines) .

5.4

6.6

8.9

4.5

4.4

6.0
IJzer en ijzeriegee-
ringen (metais) ..

46.8

40.7

57.2

5.4

4.7

6.7
Overige producten
(Other goods) . .. .
297.3 254.6 237.5 65.6 51.5 49.9

Totaie invoer (total
imports) ……..
479.3 341.3 475.2 82.2 62.2 69.2

De invoerstijging krijgt zoodoende een geheel ander
beeld. De door Regeeringsingrijpen in het vorige jaar
sterk verminderde rijstinvoer is nu, in verband met
de voedselvoorziening, tengevolge van mislukte rijst-
oogsten, weer enorm gestegen. Daarnaast blijft de
import van madhines, ijzer en ijzerlegeeringen, mede
tengevolge van de toenemende indu-strialisatie, een

Import weight in the first quarter
1)

in miii. kg

Decrease
1935
0fl
1933 1934 1935

1934

1933

Cement (cement) ……
45.7
13.7 11.2

18
0
/0

75.5 Bier (beer)

……….
6.2 2.6 2.0

23 o/

67.7
Kedeiee (soya beans)..
17.5
16.4
3.5
.__79
O/

80.0
Garens en manufacturen
(yarns, piece goods)
.
25.6
19.5
17.9

8
0/

30.1
Aardewerk (earthen-
ware)

…………
8.2
4.9
3.8
-22
0
/0

53.7
Meststoffen (fertiiizers)
14.3 14.7 13.3
– 10
0
/0

7.0
1)
Ontleend aan ,,Economisch Weekblad” van
24
Mei
1935.

aanzienlijke stijging vertoonen. De overige import-

goederen evenwel zijn meestal tengevolge van in-
voerbeperkingen aan een -steeds voortgaande dahug
onderhevig. Uit de igewichtscijfers blijkt wel diii-

delijk de ‘werking der contingenteeringen.

Bij den invoer vinden dus verschuivingen plaats, die
in verband met de gewijzigde eoononiisdhe constella-

tie, een
blijvend
karakter kunnen hebben. Hetzelfde
was, tengevolge van de diverse restriotie-maatregelen,
bij den ex

poi-t waar te nemen. Het is dus zeer wel mo
gelijk, dat de verandering in de samenstelling van den

in- en uitvoer, welke reeds eenigen tijd viel aan te

toonen, doch in de laatste maanden
duidelijker
vor-

men aanneemt, nog van verderen invloed op de totale
handelsbeweging en de handelsbalans zal blijken te zijn.

De verdere voortgang der industrialisatie
blijkt
uit
de steeds binnenkomende berichten over oprichting van nieuwe bedrijven. De belangrijkste hiervan zijn
die van een aardewerkfabriek, een weverj en een fa-
briek voor gecondenseerde melk.

Terwijl in 1934 het indexeijfer der prijzen van in-

voerartikelen aan een voortdurende daling onder-
hevig was en da-t der uitvoergoederen zich in

stijgende richting bewoog, is het verschil tussohen
beide
prijzen
in de laatste maanden weer kleiner ge-
worden. In hoeverre de tot staan gekomen prijsdaling
van ‘invoergoederen een gevolg is van de toenemende
contingenteeriugen is niet na te gaan. Het verschijn-
sel is in elk geval opmerkelijk, temeer daar de prijzen
van faibrica-ten op de wereldmarkt nog blijven dalen.

Weliswaar is er, vergeleken met het begin 1934, een
verbetering in de verhouding ingetreden, doch na

Januari 1935 vindt de ontwikkeling weer in tegen-
gestelde richting plaats. De voedingskosten voor een Europeesch gezin bleven tamelijk stabiel, terwijl die
voor de Inla.ndsche bevolking nog licht stegen.

De steeds verdergaande daling der bankbiljetten-

circulatie wijst erop, dat het deflatieproces op dit ge-
bied nog niet ten einde is. De daling der bedragen,
verrekend in de clearinig, is eveneens een in deze
richting wijzend versdhijnsel.

Het Regeeringsingrijpen uitte zich op verschillend
gebied.. Door de beslissing van het Internationale

Comité werd het restrictiepercentage voor rubber be-
paald op 25 pOt. voor het eerste, 30 pOt. voor het
tweede kwartaal van 1935, en 35 pOt. voor het tweede

halfjaar. Het stelsel van ,,individueele restrictie”
werd met ingang van 1 April 1935 tot eenige streken

in Sumatra voor de bevolkingsrubber uitgebreid.

Door de kapokbelangenordonnantie 1935 wordt
voor dit bevolkingsproduct een diepgaande regeling
getroffen. Een kapokcentrale zal naast het geven van
advies aan den Directeur van Economische Zaken ten
aanzien van de uitvoerlicentieering werkzaam zijn
op het gebied van voorlichting en propaganda. De

exporteurs moeten zich laten inschrijven, zoodat de
quota, welke hij Regeeringsverordening worden vast-
gesteld, onder hen verdeeld kunnen worden. Daar
Nederlandsch-Indië een monopolistische positie t.a.v.
kapok inneemt, en productie-beperking door het
groote aantal kleine producenten niet
mogelijk
is,
kan regeling van den uitvoer een aanmerkelijke ver-
betering in de thans zeer ongunstige situatie bij de
kapokteelt beteekenen.
Verder besloot de Regeerinig in principe de be-
moeiing met de suikercultuur voort te zetten. Op het
gebied van de invoerbeperkingen
zijn
weer een aan-
tal maatregelen getroffen. Wij noemen slechts de con-tingenteering van kunstmeststoff en, electrische gloei-
peren, tandenborstels, petroleumlampen en eenige
textielgoederen. Verlengd werden de maatregelen

t.a.v. cement, bier en verschillende manufacturen. De
suikerinvoer werd, ‘ook wat kionstjes suiker betreft,
verboden.

Vermelding verdient tenslotte, dat de Bedrjfsregle-
menteeringsordonnantie 1934 voor het eerst op
eenige
bedrijfstakken
van toepassing werd verklaard.

201

151
101

50 0
40

30

20

10
ii:

0 90

101

632

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

17 Juli 1935

DE GEVOLGEN VAN DE FINANCIERING DER WERK-
VERSCHAFFING IN DUITSCHLAND.

Inleiding.

De wijze van financiering der Duitsche werkver-

schaffing heeft reeds herhaaldelijk de meening doen

postvatten, dat de gevolgen dezer financiering een

infiationistisch karakter dragen. Het feit, dat het

Rijk bij voortduring creclieten bleef opnemen, welke
voor het in stand houden der z.g. ,,Staatskonjunktur”

noodig waren, deed velen erop wijzen, dat een dergç-

lijke credietuitbreiding noodzakelijk tot inflatie moest

leiden. Van Duitsche
zijde
werd het inflationistische

karakter dezer financieringswijze steeds weer ont-

kend, waarbij vooral gewezen werd op de stabiel ge-

b]even bankbiljettencirculatie en de dalende geld-

rente; bovendien werden steeds verklaringen van in

Rijksbankkringen invloedrijke personen geciteerd,

welke moesten aantoonen
;
. dat de Rijksbank onder

geen omstandigheden de financiering zou blijven steu-

nen, zoodra •deze inflationistisdhè gevolgen ou kun-
nen krijgen, en dat de Rijksank haar volle aandacht

aan deze gevaar’ljke klip besteedde.
Deze verklaringen doen evenwel sterk denken aan
de beschouwingen in de Ver. Staten in de jaren vôôr

1929, toen daar eveneens onder het verwijzen naar de
niet gestegen bankbiljettencirculatie in het algemeen

iedere infiationistische tendens werd tegengesproken,

terwijl er, woals later bleek en ook is aangetoond, tot
op zekere hoogte een vrij sterke credietinfla’tie ge-

heerscht heeft. Het doel van dit onderzoek zal daar-

om zijn, na te gaan wanneer crediet-uitbreiding de
mogelijkheden van .inflationistische gevolgen in zich
draagt en hoe deze tot uiting kunnen komen. Boven-
dien zal aangegeven moeten worden, op welke gebie-
den van liet economisch leven de gevolgen van een infiationistische crediet-uitbreiding bepaalde wijzi-
gingen teweeg brengen. Aan deze theoretische be-
schouwing over inflatie-verschijnselen, welke in dit

verband natuurlijk verre van volledig moet blijven en

slechts met het oog op een practische toepassing op-
gesteld is, zullen de gegevens van het Duitsche eco-

nomisch leven worden getoetst.

Uiterlijke v erschijni’rsgsvormen van inflatie.
Het is genoeg bekend, dat een uitbreiding van de
geldcirculartie, onverschilli’g of deze door Staats-, bank-
of giraalgeld wordt veroorzaakt, indien de totale goe-

derenvoorraad niet of in geringere mate vermeerdert,
aan iedere geldeenheid een kleinere waarde geeft,
hetgeen dus neerkomt op prijsstijging. Uitbreiding

van de geldcirculatie kan evenwel ook op andere

wijze dan via den Staat of de banken geschieden, in-

dien ni. opgepotte bedragen weer in omloop komen. in dit geval zal dus, zonder dat de bankbiljettenom-
loop der circulatiebank een stijging aanwijst, tegen-
over iedere goederen-eenheid een grootere geld-een-
heid komen te staan. Het oppotten van geld is dus
identiek aan een vermindering van den geidomloo.
Iloarding is zoodoende een deflatieverschijnsel. Het weer in omloop komen van opgepot geld moet dus als

een teeken van een herstel van het vertrouwen wor-
den beschouwd. Daarnaast zal evenwel in een inflatie-

periode een zoo klein mogelijke kas worden aange-
houden, waardoor dus eveneens veel opgepot geld in
omloop komt. Deze twee gevallen kunnen moeilijk

gescheiden worden.
Daarnaast bestaat er nog een andere factor, welke,
zonder dat de totale geldhoeveelheid verandert, in-vloed uitoefent op het prijsniveau, nl. de oml’oops-
snelheid. Een grootere ‘omloopssnellhei’d bij een gelijk

gebleven geldcirculatie komt overeen met een uit-
breiding der circulatie. Maar ook de vergrooting der
•oinloopssnelheid kan uit een ver:betering der conjunc-
tuur re,suleeren, zonder dat er eenige inflationistisdhe

tendens aanwezig is. Dit neemt niet weg, dat tijdens
een inflatie juist de sterk verhoogde omloopssneiheid
van groeten invloed is.
Met deze factoren ‘zal. bij een beschouwing van

de •ge]dcirculatie terdege rekening moeten worden

gehouden.
Een vergrooting van de geldcirculatie, welke in in-

tensiteit de toeneming der goederenproductie over-

treft, zal dus op den langen duur een prijsstijging
veroorzaken, waarvan de oorsprong niet ligt bij fac-

toren in de goedereuproductie, doch integendeel aan

het geld is te wijten. Een prijsstijging, welke ge-
heel of grootendeels zulk een karakter draagt, zal

daarom een aanwijzing zijn van een infiationistische

tendens in de geld- en credietpolitiek.
Tijdens een inflatie zal de prijsstijging, veroorzaakt

‘door ‘de toegenomen geldcirculatie, nog versterkt wor-

den door ‘de z.g. vlucht ‘in de ‘goederen. De vrees voor
een inflatie
drijft
velen tot ‘het koopen van indus-

trieele en bankaan’deelen, waardoor ‘de ‘koersen hier-

van een sterke stijging
te zien geven. Naast deze meer

uit speculatieve overwegingen veroorzaakte stijging,

treedt ook tengevolge van andere factoren een stij-

ging der koersen op. De groote vraag naar goederen

zal vele binnenlandsche industrieën een opleving

‘doen ondergaan, waardoor ook uitzicht op veihoogde
dividenden den koers beïnvloedt. De koersen van de

vas’te-rentedragende fondsen zullen daarentegen, daar

hier natuurlijk geen uitzicht op inflatie-winsten be-

staat, door aanbod afbrokkelen. Bovendien zal dc stij-

gende geldrente van nadeeligen invloed op de koers-

beweging
zijn,
terwijl de koersen van Staatsfondsen

in ‘de ‘gesdhokte Staatsfinanciën een speciale aan-

leiding ‘tot dalen heb’ben. Het tegengestelde ‘beloop van
aandeelen- en ‘ebligatiekoersen kan daarom als een
aanwijzing voor een inflatfonis’tischen ‘toestand gelden.

De rente op de geidmarkt zal door de groote vraag
naar credieten voor goederen en fondsen en door het
ger.inge aanbod van geld op korten termijn een stij-ging vertoonen. Het aanbod van geld op korten ter-
mijn neemt af, daar de bezitters hiervan zich even-
eens naar ‘de kapitaalmarkt wenden en tot ‘de voor-

raadvorming v.an goederen overgaan.
flet op deze wijzen opgedreven ‘b’innenlandsche prijs-
niveau ‘doet nog op een ander gebied zijn uitwerking
gevoelen. Wij ‘doelen ‘hier op ‘den ‘buitenlan’dschen
‘han]el. Indien de ui’breid’ing der gel’dcirculatie ge-
paard gaat met een evenredige stijging van ‘den vis-
seik’oers op ‘het ‘buitenland (‘de koers van ‘de valuta
zal dan in het buitenland dalen), dan zal de binnen-

landsche prijsstijging voor het buitenland zonder ver-
deren invloed kunnen blijven, in de meeste gevallen
van inflatie is de toestand zelfs zoo, dat de stijging
van het binnenlandsche prijsniveau langzamer plaats
vindt dan de stijging van den wisselkoers op het bu:i-
tenland, ihetwelk ‘dus een voordeel ‘voor ‘het buiten-
land beteekent om in het land, waar de inflatie

heerscht, te koopen. Deze stimuleering van den uit-
voer zal met een ineenschrompeling’ van den nu duur
geworden invoer gepaard gaan. Blijft evenwel naast

den uitgebreiden ‘gel’domloop ‘de buitenlandsche wissel-
koers stabiel, dan zal het binnenlandsche prijsniveau
tegenover het buitenland te hoog worden, waardoor

in den buitenlandschen handel juist een tegengestelde
a].s hierboven vermelde beweging zal worden waar-
genomen. De invoer uit het goedkoopere buitenland

zal neiging vertoonen te
stijgen,
terwijl de uitvoer

te duur wordt, en dus zal afnemen.
Bij het aantoonen van
prijsstijging
of -daling zal

‘men steeds het relatieve ‘karakter hiervan ‘in ‘het oog
moeten houden. Een stabiel ‘blijven ‘der prijzen in ién
land, ‘bij ‘het gelijktijdig ‘dalen ‘der prijzen in de ove-
rige ‘landen zal tenslotte hetzelfde effect heibben als

een prijsstijging zelve.

J3eteekenis’ van speciale omstandigheden.

Wij hebben hierboven eenige verschijningsvormen
van inflatie (de graad van inflatie kan hierbij buiten
beschouwing blijven) aangegeven’. Het spreekt even-
wel vanzelf, dat iedere inflatie een individueel karak-
ter ‘draagt, waardoor nu weer ‘de eene, dan weer de andere groep van verschijnselen de overhand heeft.

17 3uli 1935

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

633

Tengevolge van verschillende tegenwerkende krach-

ten is het zeer wel mogelijk, dat sommige uitings-
vormen niet het verwachte karakter aannemen of

zelfs in een tegengestelde richting werken. Het is

daarom wenschelijk met de speciale omstandigheden,

waaronder het betreffende land verkeert, rekening
te houden. Een generaliseeren met behulp van de uit

de ervaring stammende verschijningsvormen, kan
vooral tegenwoordig, nu
het
economisch leven een
zooveel meer gecompliceerd en vaak geheel ander
karakter lheeft, tot verkeerde conclusies leiden.
Om dus de kennis, welke
wij
van eventueele infia-

tieverschijnselen bezitten, op ons geval te kunnen toe-

passen, moet allereerst de
wijze
van financiering in
dat land nagegaan worden. Er zal daarbij onmiddel-

lijk blijken, dat door den geheelen opzet en het ‘le-
geeringsingrijpen op haast elk gebied, een eventueel
inflati’oni’st’i’soh gevolg in D uitschlan’d andere vormen

moet aannemen dan dit in andere landen het geval
‘is geweest. Het ‘is ‘daarom noodzakelijk ‘alle krachten

en invloeden naar hun waarde te meten, voordat een
gevo’lgtrekkin.g gemaakt wordt.

Karakter van de financiering.
De bedoeling ‘van de Duitscihe werkversdhaffin’gs-

politiek was oorspronkelijk ‘door middel van ‘Staat’s-

opdrachten op velerlei gebied de in’dustrieele bedrijvig-
heid te stimuleereri, waardoor werkverruiming ont-
staan zou. De grootere werkgelegenheid zou het volks-
inkomen en dientengevolge het verbruik doen toene-
men, hetgeen in de volgende phase het ingrijpen van
den Staat overbodig zou kunnen maken. Uiteindelijk
doel was dus, de werkversdhaffing als ,,Ankurbelun’g”

te gebruiken om de industrie zelf op gang te bren-
gen. De werkverschaffingsprojecten zouden, althans
wat hun kolossa’len. omvang betreft, slecht’s een tijdelijk
karakter moeten dragen. Voor de financiering is het
daarom van groote beteekenis, of de oorspronkelijke
opzet kans van slagen heeft.

De financiering geschiedt voornamelijk ‘door mid-
del van credie’ten. Voor de verseh’illende opeenvol-
gen’de werkverscihaf±in’gsplannen is op feitelijk prin-

cipieel gelijke wijze ‘door middel van wissels crediet
‘opgenomen. Tot op heden is sood’o’en’de voor ruim
R.M. 5 mjill’i’ard crediet op ‘korten termijn verleend.
De verdeeling •is in millioenen R.M. ‘dë volgende:

Voor: ,,Piefbau”

…………………………..
1.050
Woningbouw

………………………..
1.300
verkeersou’der’nemin.gen ……………….
1.700
Landbouw …………………………..400
,,Bedarfsdecktrngsschei.ne” ………………
70
,,Reic,hsanstalt f,Ir Arbeitslosenversicherung”
600

Totaal ……..
5.120

Naast de-ze uitgaven moeten nog ‘ettelijke mi’lliar-
den noor ‘de uitvoering van ‘het bewaperuingsprogram-

ma in rekening worden gebradht. De ju’iste ‘hoogte van ‘het ‘bedrag is geheim gchou’d’en, ‘doch gezien
‘den omvang der bewapenin’gspl’annen en het feit, dat
‘het ‘grootste gedeelte hiervan, van ‘begin af aan moest
worden ‘opgebouwd, ‘mag men er zeker wel ettelijke
mi’ll’i’ard’en. voor rekenen. De niet geheim gehouden

enorme bedragen, welke andere landen hiervoor ge-
bruiken
1),
rec’h’tvaavdi’gen ‘deze veronderstelling.

Gevolgen, voor de productie.

De credietex’pan’sie in verband met ‘de uitvoering
dezer projecten zal in ‘den heginne gepaard igaan met
een uitbreiding ‘der productie, vooral in deze takken
‘der ‘industrie, welke het uitgangspunt voor de uit-
voering ‘der plannen vormen. Dit zijn ‘dus voorname-lijk de ‘industrieën van kapitaa’lsgoederen. Voor zoo-
ver de ,,Anlçurbelun!gs”-politiek ‘de sfeer ‘der ver-bruiksgoederen betrof, zal ook ‘daar eenige uitwer-
king te z’ien moeten zijn. De productie-gegevens ver-
liepen nu als volgt (1928 = 100):

1)
Zie o.a. de beschouwingen in het ,,Wochenberieh’t des
Instituts fOr. Konjunkturforschung” van
20
Maart
1935.

Jaargemi.ddeide laatste cijfer
Voortbreugiing van

1932 1933 1934

1935
productie-middelen

50.2 58.5

81.0

100.2
w.v. ruw ijzer ………..
33.4

44.7

74.2

96.5
verbruiksgoederen ……..
77.7

84.8

93.1

82.6

Uit ‘bovenstaande tabel blijkt duidelijk, ‘dat ‘de
maatregelen ten bate ‘van verbruiksgoederen (‘huwe-
‘li,j’ksieenin’gen e.d.) grooten’deel’s reeds hebben ui tge-

werkt. 1-let normale verbruik schijnt nog geen sterken

‘stimulans van de opleving ‘ondervonden te hebben,

zo’oals ook uit ‘de omzetten in den kleinhandel blijkt.
Het zwaartepunt ‘der werkversdhaffin’g (‘ook voor-
zoover deze niet de ‘bew’apen’in’gs’in’dustrie betref t)
ligt, zooa’ls uit ‘de tabel ‘der v’erdeelin’g naar de ver-
‘sebillende ‘doeleinden blijkt, bij de v’oortbrenging van
goederen, welke uiteindelijk weinig opbrengst opleve-

ren. In’dïen ‘dus eenmaal ‘de voorbereidingen haar st’i-
snuleerende uitwerking ‘hebben gehad, zal tegenover
de ‘sterk ‘gestegen totale ‘geljdIh’oeveelheid geen even-
red.ig ‘toegenomen goed’erenhoeveelIhei
,
d staan, welke
in econoin’ischen 7in pro’ductief kan worden genoemd.
Wan’t de ‘door de werkverschaffin’g ‘bv. aangelegde
rj’ksaut’owegen zullen, ‘indien ‘zij’ eenmaal gereed ge-

komen zijn, zeker niet die opbrengsten kunnen op-

leveren, welke tegenover ‘de credietuitbre’i’d’ing hier-

voor opwegen. Tegenover ‘de ‘sterke vermeerdering
van credieten ral dus uiteindelijk ‘geen evenredige
rendabele goederenpro’ductie staan. Hierin ligt nu
een inflat’i’on’istiscjh gevaar. Een uitweg ‘zou hier te
vinden zijn, ‘indien ‘van particuliere zijde de ,,Staats-
konjun’ktur” zou kunnen worden ‘overgenomen. De
vraag rijst daarom, ‘hoe ‘het nu met ‘de opleving in het

particuliere ‘bedrijfsleven gesteld is.
Daarbij moet ‘allereerst ‘in het oog worden gevat,
‘dat ‘de sterke Staats-‘inmen’gin’g ‘de belangstelling ‘der
particuliere bedrijven na’ar eigen uitbreiding ‘doet
verminderen. Dat het particuliere bedrijfsleven nog
niet op gang gekomen is, blijkt o.a. sterk uit de
lban’kgegevens. Hieronder geven wij ‘de halanscijfers
van ‘de vijf ‘groote ‘banken:
31
Dec.
31
Dec.
31
Dec. 31
Dec. April
in miii. R.M.
1929

1931

1933

1934

1935
Crediteuren …….
12.001

7.493

6.468

6.195

6.184
Debi’teuren ……..
5.887

4.821

4.215

3.939

3.766
Wissels ………..
2.998

1.379

1.489

1.687

2.018
Het ‘i’s ‘hierbij opvallend, .dat de credietbeh’oefte van
het particuliere bedrijfsleven nog ‘steeds adhteruit-
gaande is, terwij’l tevens ook de crediteuren (maar
hier ‘speelt ‘de ‘achteruitgang ‘der bu’itenlan’d’sche cre-
diteuren waarschijnlijk een ‘belarugrijke rol
1))
steeds
verder ‘verminderen. De post wissels ‘daarentegen ver-

toont sedert 1933 een voortdurende en sterke stij

ging. Aan’gez’ien het bedrag aan ban’d’elswissels niet is
toegenomen
2),
moet ‘de vermeerdering van dezen post
geheel aan ‘de ‘opname van ‘de ‘z.g. verk’verschafin’gs-
wissels worden toegeschreven. Deze gegevens toonen
duidelijk aan, ‘dat van een opleving buiten de ‘door

‘den Staat gefinancierde bedrijven, althans uit ‘de bank-
staten, wein’i’g ‘valt te ‘bespeuren. En dit is van gro’ote
betee’keni’s voor den ‘geheelen opzet ‘der werkverschaf-
firugsfin:ancierinig, ‘daar ‘hierbij van ‘de veron’derste’l-
l’in’g werd uitgegaan, ‘dat ‘de sterk toenemende parti-
culiere bedrijvigheid ‘de inf’lati’oni’stiscihe werking ‘der
credietui threi’d’ing you ku’nnen ‘voorkomen.

De financiering der ,,Staat’s’kon’junktur” voltrok
zicih
grooten’deels ‘buiten de particuliere banken om, en wel via ‘de z.g. ,,Son’derinst’itu’te”, de Oeffa, enz.
D.a’t het particuliere ‘bedrijfsleven nog weinig lust
tot nieuwe ‘in’ves’teerinigen toont, ‘blijkt ook uit ‘de
halansigegevens van 11 ‘groote N.V.”s, met een aan,’dee-
lenkapita’a’l van R.M.
1.5
‘rni’l’l’iard, waarbij ‘de cijfers
voor 1932 = 100 ‘zijn gesteld.
1932 1933 1934
Vast kapitaal ……………………
100

94

91
Effecten ………………………..
100

97

144 Deelnemingen

…………………..
100

100

95
Banktegoed

…………………….
100

98

87
Bankschulden

…………………..
100

71

77

,,Der Wirtschaf.tliche Ratgeber” van
15
Sept. 1934.
,,Der Deutsche Oekonomist” van
15
Mr’t.
1935.

634

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

17 Juli 1935

Deze cijfers
1)
staan wel in sterke tegenstelling met

den geweldigen opbloei van ‘de ,,Staa’tskonjunktur”.
De •bankschul’den ‘dezer ondernemingen zijn sedert

1933 wel iets toegenomen, ;dodh de daling hiervan

was sterker dan die ‘bij het banktegoed.

De industrieele ondernemingen vertoonen een op-

merkelijke ‘teru’ghou’ding wat betreft ‘het doen van
nieuwe investeerin’gen. Indien deze soms plaats von-
den, ‘dan was het weer lhet Staa’tsinitiatief, hetwelk

hiertoe aanleiding gaf. De tot nog toe gepubliceerde
verslagen van naamlooze vennootsdhappen toonen eveneens, aldus het ,,Viertaljahrsheft zur Konjunk-

turforschung”, dat de ondernemingen een vastlegging

v:an ‘haar middelen op langen termijn nog niet aan-
‘durven. Zij tradhten ‘haar liquiditeitsposi’tie eerder

nog door aankoop van effecten te verhoogen. De ver-

nTindering der bankdeposi’to’s zal hiermede ‘dan ook
wel verband houden. En voor ‘de gebieden, waar •de

Staat nieuwe inves’teeringen wensohelijk adht (,,Er-
satzstoff”-industrieën), toont het particuliere bedrijfs-

leven uit rentabiliteitsoogpunt vooralsnog weinig be-

langstelling.
Niet’tegenvtaande de ‘gerin’ge deelneming van het
particuliere bedrijfsleven aan den opbloei, en ondanks

het ,,Aniei’bestorlegesetz”, ‘dat de ‘dividend -ui’tkeerin-

gen boven 6 pOt. verbiedt, en slechts u’irtkeeringen
tot 8 pCt. toelaat voor ‘ondernemlingen, die reeds in
1933 meer dan 6 pCt. uitkeerden, ‘terwijl de rest der

winst aan de Goiddisk’on’bank toekomrt, welke ‘haar
in Rijksleen’inigen of in door ‘het Rijk gegarandeerde

leenin’gen moet ‘beleggen, een maatregel, waarop wij

‘hieronder nog ‘terugkomen, ‘vertoonen de koersen van
aandeelen een opmerkelijke voortdurende stijging. Dat

192
2
t/26I00

85
KOE 5ENAANDEELOl

$0.
75
70
65

REMOstEMr

OBuep’r,Es
t

’15

PARrIOJLaR PICOViTO

3.0

1934

935

hierbij specula’tie en vludht in aandeelen een rol spe-
len, kan moeilijk worden ontkend. Een factor van be-

teekenis hij de koersrtijgin,g der aandeelen zijn de
aandeelen der door de werkversohaffing en ,,Ersatz”-

productie sterk bevoordeel’de industrietakken. Het
uitzidht op grootere toekomstige winsten ‘heeft de ‘be-
lan’gstelling der beleggers sterk in ‘deze richting ge-

trokken.
De bedoeling van 2het ,,Anleilhestodkgesetz” was, be-

halve het verkrijgen van middelen voor •de werkver-

sc’haffi’ngsfinanoiering, ‘de koersen der obligaties op
peil te houden. Men was ni. bevreesd, ‘dat na het
doorvoeren der groete conversies in Februari en
Maart de koersen van a’andeelen tè sterk zouden
s
tijgen, terwijl die van obligaties een ge’vaai1ijke af-

brokkeling zouden te zien geven. Deze vrees was,
gezien het gedwongen ‘karakter, dat ‘de oonversies in

zekeren zin toch ‘hadden, ‘zeker niet ongegrond. De
Regeering wilde namelijk vanuit een bewust con-
unctuurpolitiek oogpunt ‘het rente-niveau verla’gen,

voordat het bedrijfsleven ‘dit lage niveau ‘had ge-
accepteerd. In dit geval varen voorzorgsmaatregelen,

welke eventueel tegenwerken’de krachten konden op-
vangen, dan ook gewenscht. Deze opzet ‘is grooten-
deels gelukt, ‘hoewel de koersstijging van aandeelen

er niet geheel mee is geremd.

1)
Ontleend aan het ,,Vierteijahrsheft zur Koujunktur-

forschung”, Heft
1,
Teil A, 1935.

Gevolgen voor het prijs- en loonniveau en den

kleinha,ndel.
Wij sullen nu ‘de uitwerkingen der werkversohaf-
f’ingsplannen van een andere zijde bel’idhten. De

ui’bvoering ‘der groote werken ‘bracht in haar eerste

stadia een groote vraag naar ‘verse’hillende goederen

met zidh mee. Met bhulp ‘der enorme cred’ie’tu’itlirei-

ding kon aan deze vraag voldaan worden. Dit ver-

oorzaakte evenwel •op ‘haast elk gebied der volkshuis-

houding een vrij aanzienlijke prijsstijging.

1913
=
100.
Mei
Dec.
Mei

Indexeijfer
1932
1933
1934
1934
1935
Reagibelegroothandeisprijzen 50.3
57.3 62.9
65.2
68.7

,,

,,
96.5 93.3
96.2 101.0
100.8
A.grar. producten
(191 3/’14
=
100)
.
91.3 86.8
91.5
100.5
100.6
Kosteav. levensonderhoud
120.6 118.0 119.6 122.2
122.8
voeding

……..
115.5 113.3 116.1 119.1
120.2
kleeding

……..
112.2
106.7 109.6
116.1
117.7

Deze stijgende beweging op ‘het geheele gebied der

prijzen ‘heeft ‘in ‘het midden van ‘het vorige jaar ‘door
de gevaarlijke vormen, welke zij aannam, de aandacht

van de Regeerinig ‘op dit gebied gevestigd. De toen
‘benoemde Commissaris voor de Prijzen moest de

stijging zooveel mogelijk tegengaan. Vergeleken met

het buitenland is het Duitsche prijsniveau evenwel

‘belangrijk ‘gestegen.

EMMER

a
WENEN

EEM:*
RE
R&Wm.W
,

MEENSE

L
E”
— -3

De ontwikkeling ‘der bonen daarentegen ging niet
parallel met ‘de ‘prijsstijging. Daarbij moet men nog
bedenken, dat de werktijden ‘dikwijls verkort zijn, ter-
wijl ‘de bonen van vele n’ieuw tewerkgestelden, voor-
al wat de ‘z.g. ,,zusiitzliche Besohiifti’gten” betreft,
nog laag ‘gbouden moesten worden.

Mei Dec.
1932 1933 1934 1934
Uurlooneu vakarbeiders
in Rpf……
81.6 78.5 78.3 78.4
Uui’looneu •hulparbe’iders in
Rpf
……64.4 62.3 62.2 62.2

Het totale inkomen uit bonen en salarissen is wel-
iswaar door ‘de algemeene opleving in ‘het ‘bedrijf
S-

leven gestegen; een groot gedeelte van ‘d(-ze inko-
mensstijging ‘berust evenwel op de uitvoering der
werkverschaffin’gsplannen en zal van de voortzetting
‘hiervan afhankelijk zijn.

3e kw. ’33 le kw.
’34 4e
kw, ’34 le kw. ’35
(in
miii. R.Iht.)

Tot-inkomen uit Loo-
nen en Salarissen
1)

6.826

6.951

7.513

7.309
t)
Ontleend aal, ,,Vierteljzhrsheft zur Konjunkturfor-
shu ng”.
April Oct. April
1933 1934 .1934 1935
Aantal werkzanlen

(induiz.)

(regulair) volgens de
Ziekte-verzekeringsstatiStiek . 12.770 14.570 15.300 15.530

110

100

90

80

70

60

50

40 926 I99
1930

1931

1932

933 l93′.i

1035

17 J’uli 1935

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

635

De gegevens betreffende ‘de loonscmmen geven niet
die stijging te zien, welke ‘het aantal ‘tewerkgestel’den
vertoont. Vergeileken me

t de optredende prijsstijging
is de ontv’ikkelin’g voor den in’d’ividueelen consument
derhairve niet zoo onverdeeld guns’tig.

Het is begrijpelijk, dat •de omzetten ‘in den klein-
‘handel, en daardoor de voorbbrenjging in ‘haar ‘geheel,

afgezien van een tijdelijke ‘opleving, in dat geval niet
zulke ‘goede uitzi-dhten op een verbetering hebben.

De reeds plaats gevonden toeneming -der omzetten

in den klein’h-andel berust voor een deel zeer zeker

op een verbetering in den algemeenen ‘bedrjfstoe-
s-tand, ‘d-o-dh ‘zal -ongetwijfeld voor een ander deel te
verklaren ‘zijn uit een neiging ‘der bevolking, om zich

voor eenigen tijd vooruit te dekken. De ‘onzekeiheid
van •den igchecl’en toestand en vooral de kwestie der
grondstoffenvoorzi-ening veroorzaken soms een ner-

veuze ‘golfbewegin-g in de verhru’ikerssfeer. Dat zulk
een toestand door den ‘een ‘of anderen bij’ko’msti’gen
factor een ‘groeiende vlucht in ,,Saclhwerte” veroorza-
ken kan, waarvan een moeilijk te remmen inflationis-
tisdh-e prijsstijging ‘het gevolg kan ‘zijn, is niet te loo-
chenen. Wij geven ‘hieronder eenige om’ze’tgegevens

van den klein’han’del in ‘de maanden om October ‘van
h-et vorige jaar, toen een ‘dergelijke omzetstijging
plaats vond; ‘deze ‘hamstergdlf had evenwel geen blij-
ven’d-e gevolgen.

1928 = 100

Sept. Oct. Aug. Sept. Oct. Mrt.
1933 1933 1934 1934 1934 1935
Totaal omzetten klein-
handel

………….
57.1

59.9

62.2

62.9

71.5

64.9

Gevolgen voor de hondelsbeweginq.

Wij wezen ree’ds op ‘de ‘moeilijkheden in ‘verband
met ‘de grondstoffen-voorziening. De uitvoering ‘der

werkverschaffingsplannen vere’isdhte een belangrijken
invoer van vele grondstoffen, waarin Duitsc’hlan’d
zelf niet kon voorzien. De ‘betaling ‘van -dezen ‘invoer
zou, normaal ‘gezien, moeten geschieden door uitvoer

‘of levering van diensten. D-ooh juist ‘het aanvatten

ider wer-k’versdhaffingspl-annen v-eroorzaakte, z’ooals

hierboven reeds werd aangegeven, in het ‘binnenland
een prijsstijging. Afgezien ‘van andere exp-ortmoei’lijk-
‘heden, was vooral het feit, ‘dat de Duitsc’he uitvoer
te ‘duur werd, va

n ‘beslissende beteekenis voor -den achteruitgang hiervan. Bijgaande tabel toont de ont-
wikkeling ‘der
1
handelsbeweging aan. Het cijfer van ‘den uitvoer van eindfthrikaten, verminderd met dat
van -den invoer van grondstoffen, i’s voor ‘de veran-
derde omstandigheden ‘zeer markant.

1929 1930 1931 1932 1933 1934
MilLioenen R.M.
invoer

levensmiddelen en ‘dranken
319 247 164 124 90 89
uitvoer
levensmiddelen en dranken

58 40 30

17

14 10

&ildo-ntvoer
. . . 261 207 134 107

76

79
invoer

van ein’dfabrikaten ……
189 150 102

61

56

63
uitvoer


van ein-dfabrikarten ……
819 753 615 374 316 271

Saldo-uitvoer

630 603 513 313 260 2O
invoer
grondstoffen …………
600 459 290 201 202 217
uitvoer
ei-n-dfabi’. veriiiindeal met –

-invoer grondstoffen
. . 219 294 325 173 114

54

Nadat ‘in -den eersten tijd ‘het in’voersaldo door
gou’dafgifte werd géf-inancierd, -moest ‘d’it -al spoedig
‘d’oor ‘het ‘opraken van ‘den goud-voorraad ‘der Rijks-
bank ‘stop-gezet worden. Ook ‘het ‘stelsel van diverse
soorten ‘goedkoope Mark-en ‘had ‘geen succes, terwijl
het bovendien

todh n-og ‘binnen ibepaaJde ‘grenzen
moest blijven. Tengevolge ‘van ‘de

zich steeds meer op-
stapelen’de moeilij:leden moest Dui-tshlan’d een aantal ‘handels- en betal-ings-verdragen sluiten, waardoor het
niet steeds in d-e -gelegenheid zal zijn voo goedkoop mogelijk te importeeren. Met ‘dit al ‘zal de stij-gen’de
tendens ‘van ihet ‘biunenlan’dsche prijsniveau nog ver-

sterkt worden. De moeilijkheden
hij
‘de grondstoffen-
voorziening brachten ‘de Rijksregeerinrg ertoe vele

grondstoffen in ‘het ‘binnenland -zelf ‘te -laten produ-
ceeren of er e-en ‘geschikte ,,Ersatz” v-oor te ‘zoeken.

Voor dit doel
zijn
nu reeds -honderden milli-oenen
R.M. via de werkversdh’affinrg gebruikt. De ‘omstel-
lin-g van vele industrieën op de ,,Ersatzpro’dukti-on”
zal echter ‘weer ‘het ¶hare er toe
bijdrugen
om het ‘bin-
neulan’d-sehe
prijspeil
op te
‘drijven,
terwijl ‘het finan-

cieren met ‘behulp van credi-eten van zulke indus-
trieën -op ‘den ‘duur het infla-ti-onistisch gevaar zal kun-

nen v-ersterken. Om ‘den uitvoer, welke nog 12 pOt.

van de totale Dui’tsehe ‘indus’trieele productie be-
‘draagt (in 1931 wa’s ‘dit 30 pOt.), ‘todh nog eeni-gszins

te sbirnu’leeren, deed een’i’gen tij’d ‘geleden het plan
tot ‘stidhting van een expor’t-subsi’diefonds veel ‘van
‘zich ‘spreken. Dit fonds, ‘dat R.M. 700 mdl. -moet
‘bedragen, ‘zal
11

it een belasting van de binnenland-

sdhe ‘omzetten ‘der industrie, welke waarschijnlijk tus-
schen 2 en 6 pOt. zal varieeren, worden ‘gevormd.
In ieder geval is ‘het gevaar voor -een ‘verdere prijs-
stijging ‘hierdoor niet ‘denkbeeldig. –

Gevolgen voor de geld- en kapitaalmarkt.

De allereerste uitwerking ‘der financiering van -de
werleversehaff

inig was ‘dus, zoo’als wij gezien ‘heb-ben,
een prijsstijging -op haast elk gebied. De financiering,
welke ‘grooten’deels ‘d’oor ‘de •gel’dmarkt p-laats von’d,
veroorzaakte ‘daar in ‘den ‘beginne wel eenige verstij-
ving, dodh ‘door ‘het besdhikbaar zijn van -vele -l’iqui’de
middelen in ‘het particuliere ‘bedrijfsleven, werd het
aanbod van ‘geld ‘op korten termijn voo groot, ‘dat ‘het
zelfs ‘kon gebeuren, dat de gel-dren’te in ‘den -laatsten
tijd een uitgesproken ‘dalende ‘tendens had.
Het
Rijk voerde ‘sedert ‘het ‘vori’ge jaar een ‘d-oel’be-
wuste politiek om de -gel’drente en tevens ‘de kapitaal-
rente op een niveau ‘terug te brengen, dat -ook op
de -andere groote Europeesche geidcentra -als norm-aal
beschouwd kan w-orden. De reeds hierboven genoem-
de couvers-iepoli-t-iek ‘heeft -dezelfde ‘strekking gehad en leidde even-eens to-t een gun’sti’g resultaat.
De bedoeling blijft evenwel de groote hoeveelheid
verkverschaffingswissels door leeningen op de kapi-
taalmarkt onder te brengen. Hiermede werd reeds een

begin gemaakt door bij de spaarbanken een bedrag
van R.M. 500 millioen onder te brengen. Daarop zou-
den op gelijke wijze de verzekeringsinstellingen met

R.M. 500 m’illi-oen en ‘de ‘hui&bezittersleenin’g met R.M.
250 mil-lioen, aan ‘de -beurt ‘komen. Z-oodoen’de zijn
reeds ca. R.M. 1V2- milliard in langer loopen’d credie’t
omgezet. Ook ‘het ‘overige gedeelte van de werkver-
schaffin’g-swi-ssels zal op ‘deze wijze in den loop van den tij’d in -lang cred-iet moeten worden omgezet. De
uitgifte -van Sola’wi-ssel-s ‘d’oor de Gol’d’diskonthank
(drie-maands promessen), welke moesten dienen om ‘cle

Rijksbank van een deel der werkverschaffingswissels
te ‘bevrijd-en, maakte -een bedrag uit van R.M. 250
millioen. De emissie ‘der Solawissels werd gemotiveerd
door te wijzen op de groote ruimte op de geldmarkt
en het gebrek aan een deugdelijk beleggingspapier
op ‘k-orten termijn. Tegen-over ‘deze enorme ‘cred’iet-
uitbreiding -staat op den duur evenwel ‘geen geste-
gen goederenpro-ductie. In ieder ‘geval geen goederen-
product-je, -welke in de verbruikerssfeer komt. Daar-
‘do-or ‘zal, -indien het tot stan-d brengen van ‘de projec-
ten eenmaal is geschied, thet gevaar ‘van een inflatie
niet gering -zijn.

Om de door den Staat gefinancierde opleving gaan-
‘de ‘te ‘houden, zal verdere credietuitbreidin’g -op min-stens even groote schaal moeten plaats vinden. Tndien
dit niet geschiedt, staat men voor de moeilijkheid

van een toenemende werkloosheid en een algeheele
ineenstorting van het in de afgeloopen drie jaar op-
getrokken -op’bouwplan. Reeds nu blijkt (zie vol-
-gerede grafiek), ‘dat ‘iedere periode van beperking

van den invoer van grondstoffen, in zekere mate ge-
paard gaat met een inkrimping der bedrijvigheid. Bij
de voortbrenging is het vooral de productie van ver-

636

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

17 3uli 1935

bruiksgoederen, welke onder de grondstoffenmoeilijk-

heden te lijden heeft. Ook in de andere productie-
groepen is soms een reactie waar te nemen, waarbij

men moet bedenken, dat de voorraden nog een zekere
rol spelen. Verdere financiering, zonder het proLleern

van inflatie echter in een acuut stadium te brengen,
is vrijwel onmogelijk. Dit wordt zelfs in Rijks’bank-

kringen ingezien.
1)

HVOER
CRONOS1OFFE

me

F594

.

PR0D.’JERBRUIKSGOE

__/_
/

-.

INDUSTRItLE P
)DUCTIE/

60
/

APNTM WERÇ1AME PESON94

93Z
953
193Ls

935

De positie der Rijksbank ‘heeft overigens tijdens de
uitvoering der werkverschaffing belangrijke wijaigin-

gen ondergaan. De voornaamste hiervan is ‘het feit,

dat •de wisselportefeuille nagenoeg geheel uit werk-
verschaffingswissels is gaan bestaan. Het bedrag aan
haudelswissels is zeer miniem. Juist het feit ook, dat
de Rijksbank op wo groote sdhaal de .werkverschaf-

fingswissels disconteerde, heeft er, naast het gcbrek
aan normale handelswiaseis, toe bijgedragen, de on-
gewone ruimte op de geidmarkt te doen ontstaan.

Voor de Rijksbank is de toestand daarbij ook niet be-
haaglijk, daar de sedert Januari 1933 R.M. 2.524

millioen bedragende post ,,wissels en cheques” in Mei
1935 tot R.M. 3.732 millioen was gestegen, waar dan
nog bij komt dat dit hoogere bedrag slechts den naam
met het vroegere gemeen heeft, maar verder weinig

uit te staan heeft met het liquide credietinstrument,
waaronder de wissels gerangschikt worden.
l)e bankbiljettencirculatie der Rijksbank, het punt,
waarop in den laatsten tijd in Duitschiand zooveel
wordt gewezen, is niet belangrijk gestegen. Van rond
R.M. 3.500 millioen in einde 1932 is zij tot R.M.
3.810 millioen in midden Mei 1935 toegenomen. Deze
stijging is op zichzelf dan ook niet groot. Men moet

hierbij evenwel bedenken, dat juist in de laatste
twee jaren grootere bedragen aan opgepotte bankbil-

jetten weer in omloop
zijn
gekomen. Dit wordt tron.-

wens •ook van Dui’tshe zijde toegegeven
2
). De aati-

houdend toenemende inlagen hij de spaarbanken moe-
ten, naast de verbeterde inkomenspositie, voor een

belangrijk deel eveneens verklaard worden uit het
terugvloeien van tijdens de crisis opgepotte bedragen.

Dec.

April April
Totaal inlagen

1928 1930 1932 1933 1934 1935
Spaarbanken
in miii. R.M. .
6.990 10.400 9.917 10.808 11.669 13.118

Uit bovenstaande tabel blijkt duidelijk, dat de in-

lagen ibij de spaarbanken haast onafgebroken blijven
toenemen. Het is evenwel een feit, dat gedurende
perioden van onzekeiheid, zooals tijdens de bank-
crisis van Juli 1931 het geval was, de inlagen sterk
verminderen. Dit heeft zich tijdens de nieuwe Regee-

ring evenwel niet voorgedaan.

Getuige de uitlatingen van Dr. Dreyse in ,,Die
Staatsbauk” van April ji.
O.a. door Dr.
K.
A. Herrmaixn in ,,Ban,k-Arehiv” van
1
Febr. 1935.

Totaal inlagen

Juni
1931 Aug. 1931
Oct.
1931
1)ec.
1931
Spaarbanken
in
miii.
R.M…
11.225

10.505

9.936

9.722

Bij de huidige ontwikkeling van het betalingsver-

keer, waarbij credieten voor het meerendeel niet in

bankbiljetten worden opgenomen, doch eenvoudig op
een andere bankrekening worden overgeschreven, zal

de totale bankbiljettenomloop weinig over den tota-

len geidomloop kunnen zeggen. En juist de financie-

ring der groote werkverschaffingsobjecten is door

middel van de diverse geld-instituten geschied, zon-

der dat daarbij baar geld in grooteren omvang noodig

zal zijn geweest.

• De sterke toeneming van het giro-verkeer is even-

eens een verschijnsel, dat op een stijgende tendens in

den totalen geldomloop
wijst.
De groote stijging van

het
aantal
overschrijvingen bij het spaargiro-verkeer

wijst op een verhoogde omloopasneiheid op ‘dit gebied.

Wij geven hieronder enkele gegevens over ‘den geld-

omloop, voorzoover deze te verkrijgen
waren:

160-

1932

100

140-

A

/

/
1

20

v1’V


S

D0

80


1953
J931
1955

spaargi roverkeer (aantal).
— — —

,,

(waarde).
iostahequeverkecr (waarde).
wisselverkeer (waarde).
X X X X giroverkeer Rijksbank (waarde).

Deze lijnen wijzen
duidelijk
op een toegenomen

e1domloop. Het is zeer goed mogelijk, dat hier reeds
‘de infiationistische tendens der enorme credietuit-
breiding in haar eerste stadium tot uiting komt. 1-let
herstel van vertrouwen zou hier evenwel gedeeltelijk ook een rol kunnen spelen, omdat veel •opgepot geld
weer in den omloop is gebracht.

Gevolgen voor de open.ba.re
financiën.

In het bovenstaande zijn een aantal Duitsche con-

junctu urgegevens bekeken in verband met de uitwer-
king ‘der financiering van de werkversohaffinig. De
gevolgen ‘van deze credietuiijbrei’ding ten opzichte

van de verhouding tusschen binnen- en buitenland-
sche koopkracht van de Mark zijn hierbij niet verder
nagegaan. De dalende ‘binnenlan’clsche koopkracht, ten-

gevolge van een reëele ‘daling van de bonen hij ‘cle

steeds toenemende (h
u
jt
en
l
an
d
s
dhe, ‘veroorzaakt even-

eens moeilijkheden, welker oplossing niet licht opge-
vat kan worden. De uitwerking op de Rijksbegrooting
is, mede door het achterwege blijven der laatste be-

grootin’g, niet nagegaan.
De inkomsten bedroegen in het (begrootingsjaar
1934/’35 R.M. 7.041 millioen,
terwijl
de uitgaven een

hoogte van R.M. 8.220 millioen bereikten. Het tek’)rt
‘bedroeg na verrekeninig met restbedragen van ‘het
vorige jaar R.M. 1.119 miljoen. Door middel van de
spaarbanken- en de Rijksieening 1934 kon ‘het op

17 Juli 1935

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

637

R.M. 354 milli’oen teruggebracht worden. De vlotten-

cle schuld van het Rijk is door de versdhi’llende tekor-
ten reeds tot R.M. 2.211 opgeloopen en bedraagt nu
in totaal R.M. 2.901 millioen. Samen met de ver-

plichtingen tengevolge van de werkverschaffing, zal

deze groote vlottende schuld op het gbied der finan-
ciën nog veel moeilijke problemen stellen.

Door het geheimhouden van belangrijke onderdee-
leia bij de financiering (voornamelijk de ‘bewapenings-

uitgaven) is een •beshouwinig van het beloop der
Rijksshulden van geen groote wa.rde meer. In ieder
geval zal het Rijk de militaire uitgaven eveneens

door creclietul breiding moeten financieren.

Samenvatting.

De geheele ontwikkeling kan daarom als volgt
worden samengevat. Tegenover de sterke eredietuit-
breiding komt uiteindelijk een economisch voor het

meerendeel weinig productieve goederenhoeveelheid
te staan. Zoodra dus de factoren, welke den tegen-
woordigen opbloei veroorzaakt hebben, hun uitwer-

king niet meer zullen doen gevoelen, zal de geheele

tot nu toe gevoerde politiek moeten worden opge-
geven. Om dit te voorkomen, zal met het financieren
van nieuwe projecten voortgegaan moeten worden.

Daarmede komt evenwel het inflatie-gevaar dreigend
naar voren. De werkverschaffingsfinanciering heeft
Duitso’hland ‘zjoodoeude in een vicieusen cirkel ge-
bracht, waaruit moeilijk te ontkomen is. Juist in de
laatste maanden beginnen de groote werkverschaf-
fingswerken hun einde te naderen, terwijl de Rijks-bank het gevaar van een vevdere credietuitbreiding
gaat inzien.

Men moet, om den huidigen toestand in Duitsch-
land te begrijpen, de ontwikkeling, welke tot dien
toestand heeft gevoerd, nagaan. Daar een muntdepre-
ciatie in Duitschiand, in verband met de nog versch
in het geheugen liggende inflatie-periode van na den
oorlog, zeer zeker onsympathiek zou worden ontvan-
gen, bleven er voor de Duitsche regeerders slechts
twee mogelijkheden.. De eene was een over alle linies
doorgevoerde deflatie-politiek. Deze aanpassing aan
het lage internationale
prijzen-
en kostenniveau werd
door Dr. Brüning op doelbewuste wijze nagestreefd.
De gevolgen hiervan waren, dat het Duitsche prijs-peil vrijwel in overeenstemming met dat in het bui-
tenland daalde. De Duitsche uitvoer bleef voor het
buitenland goedkoop, zoodat de handelsbalans een
voortdurend positief saldo vertoonde. De aanpassing
leidde in het
binnenland
evenwel tot een stijgende
werkloosheid, temeer omdat de internationale toestand niet verbeterde.

De op Brüning volgende Regeeringen zagen zich
voor het alternatief gesteld, de deflatie-politiek voort
te zetten of een nieuwe richting in te slaan, nl. die
van binnenlandsche werkverruiming. Zij kozen met
hun groote werkversehaffin’gsplannen ‘de laatste. Hier-
mede moesten evenwel geljktijidig de gevolgen van
zu2k een politiek worden aanvaard. In het bovenstaan-de zijn deze noodzakelijke consequenties uitvoerig be-
sproken. Oredietexpansie, een
stijgend
binnenlandsch
prijs- en kostenpeil, daardoor passiveering van de handelsbalans; dit alles kan nu in Duitschland ten
duidelijkste worden waargenomen. Ook deze keuze bracht moeilijkheden met zich mede. Want een stij-
gend binuenlandsch prijsniveau bij een gelijkblijvend
of dalend in de andere landen, veroorzaakt spannin-
gen, welke, indien zij te lang duren, ook voor de bin-
nenlandsche conjunctuur gevaar kunnen opleveren.
Een prijsstijging moet in het algemeen, vooral na
zulk een daling als in de algeloopen depressie heeft plaats gevonden, als een gunstig teeken worden be-
schouwd. Heeft deze prijsstijging evenwel plaats in
één enkel land, terwijl de beweging in de overige lan-
den tegengesteld blijft, en staat dit land in levendige economische verbinding met die andere landen, dan
wordt de gunstige werking in het binnenland voort-

durend gecompenseerd door de storende invloeden,

welke de divergentie met het buitenlandsche peil ver-
oorzaakt. Duitschiand heeft als het ware een te ver-
wachten toekomstige prijsstijging reeds in het bin-

nenland kunstmatig opgewekt, in de hoop, dat het

buitenlandsche niveau zich over niet al te langen tijd
bij deze opwaartsche beweging zou aansluiten. In het

begin van 1933 waren trouwens verschijnselen, welice
in ‘deze ridhting wezen, aanwezig. De hiervoren op-

genomen grafiek over de prjsbewegiig in verscihil-

lende landen toont de ontwikkeling duidelijk aan.

Vergelijken we nu de gevolgen der gevoerde finan-
cieringswijze met de in het begin opgesomde inflatie-
verschijnselen, dan blijkt de huidige ontwikkeling

in ‘dit opzicht een paradoxaal karakter te dragen.
Want naast duidelijke infiationistische verscihijnselen
zien wij gegevens,
we
rlk
e
juist in tegengestelde ridh-
tinig wijzen.

Van deze laatste groep kunnen wij opsommen:

dalende geidrente:
de ruimte op de geldmarkt
(de oorzaken hiervan werden reeds gemernoreerd) is

in tegenspraak met de in tijden van inflatie heer-
schende groote vraag naar middelen op korten ter-

mijn;

dalende obliga.tie-rendementen:
te verwachten
was juist stijging der rendementen, dus daling der
koersen. Door de doelbewuste maatregelen der Regee-

ring, welke daling van geld- en kapitaalrente na-streefde, werd de tijdelijk optredende koersdling
weer teniet gedaan. In hoeverre hierdoor de obligatie-
koersen kunstmatig op peil worden gehouden, is niet
na te gaan;

vermindering der debiteuren bij de groote ban-
ken:
in de
lijn
zou liggen, dat tengevolge van moge-
lijkheid van inflatie-winsten ‘de credie’taanvragen hij
de banken zouden stijgen. Het bijzondere karakter der
opleving (nl. het door den Staat voor bepaalde doel-
einden gefinancierd worden) liet dezen factor on-
werkzaam blijven;

toenemende inlagen bij de spaarbanken:
een
vlucht in goederen, zooals deze in inflatie-perioden
voorkomt, zal de opvragingen sterk doen toenemen.

Hier doet zich evenwel het tegenovergestelde geval
voor.

In de riehting van een beginnende of in zwakke
vormen misschien reeds aanwezirge inflatie, wijzen de
volgende verschijnselen:

de sterk vermeerderde geldomloop:
dit geldt
vooral voor het wissel- en giroverkeer, zooals de gra-
fiek duidelijk aantoont. Het in omloop komen van

opgepot geld uit de jaren der deflatie, waar wij reeds
Op
wezen, speelt hier ecihter eveneens een rol;

het verhoogde niveau der groothandeisprijzen en
kosten van levensonderhoud.
Ondanks de prijsregelen-
de werking van den commissaris voor de prijzen, is de
prijsstijging voelbaar (zie eveneens grafiek);

de stijging van de koersen van aandeelen..
Voor
zoover deze
stijging
niet toe te
schrijven
is aan de
betere positie van eenige bedrijfstakken, draagt zij
een inflationistisch karakter. Dit wordt nog versterkt
door het feit, dat ondanks het ,,Anleilhestockgesetz”
de koersen voortgaan met stijgen.

Tusschen deze twee sterker sprekende groepen in, liggen verschijnselen, welke niet gemakkelijk in een
dezer groepen kunnen worden ingedeeld. In ieder
geval
blijkt
uit bovenstaande opsomming, dat de ont-
wikkeling afwijkt van verschijnselen, die in inflatie-

perioden waren op te merken. Het lijdt geen twijfel
dat dit voor een belangrijk deel aan het sterke Re-
geeringsingrijpen is toe te schrijven. De verdere ont-
wikkeling van het economisch leven in Duitschland
zal dan ook moeten aantoonen, in hoeverre nu reeds
de sterke credietexpansie invloed ‘heeft gehad op de
verscihillende gebieden. Boven’dien zal dan ‘blijken, of

de volgens velen aanwezige inflationistiscihe tendens
zidh ‘zoo zal uiten, dat zij werkelijk belangrijke ge-
volgen kan hehben.

638

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

17 Juli 1935

DE GEWIJZIGDE ECONOMISCHE POLITIEK IN ITALIË.

De economische politiek van Italië wordt voorna-

melijk geleid door politieke overwegingen. Zoowel het

bevorderen van den socialen vrede, het ‘staibiliseeren

van de Lire, als het bestrijden van de crisis en haar

sociaal schadelijke gevolgen, hebben een politieken

achtergrond.
Aanvankelijk werd, gelijk in vele andere landen,

een politiek van deflatie toegepast. Aanpassing van

liet binnenlandsch prijsniveau aan dat van de wereld-

markt werd tot doel gesteld, waardoor tevens de

goudvoorraden van de Bank van Italië zouden worden
beschermd. Vanaf den tijd van de sta’biliseering van

de Lire (1926) tot in 1934 heeft men deze politiek

gevoerd
.
. De groothandelsindex is (1913 100) van

meer dan 650 in 1926 tot het diepste punt 213 in

Juli 1934 gedaald. De kosten van levensonderhoud

daalden van ruim 650 in 1926 tot 415 in Aug. 1934,

hetgeen evenzeer een dieptepunt was (1913/14 100).

Verschillende vormen van onmiddellijk ingrijpen
bevorderden dedeflatie. De salarissen van de aoibte-
naren werden tweemaal, in 1931 en in 1934, verlaagd.

Dit geschiedde met een beroep op de sterk gestegen

koopkracht van de Lire, welke het noodzakelijk maak-

te de salarissen aan de nieuwe financieele verhoudin-

gen aan te passen. De bonen, volgden, zij het ook in

mindere mate.
Tegelijk
met de salarisverlaging werd

een huurverlaging van kracht, voor woonhuizen van

12, voor winkels en kantoren van 15 pOt. Door die

t.a.v. winkels werd tevens aan winkeliers, die met een

beroep op de hooge huren hun
prijzen
hoog hielden,

deze mogelijkheid ontnomen. Om verder het goede

voorbeeld te geven, werden de verkoopprijzen van de

onder staatstoezicht staande coöperatieve vereenigin-

gen met 10 pOt. verlaagd. Al deze maatregelen wer-
‘den nog versterkt ‘door het streven naar een lage
rente, welke met het oog op de doorvoering van de
conversies noodzakelijk was en welke men gerecht-

vaardigd achtte, omdat het diepste punt van de crisis
overwonnen scheen. Na de conversies in November
1934 volgde edhter weer een discontoverhooging. De

circulatie van bankbiljetten is van Lire 18.3 milliard
uIt. 1926 tot Lire 13.1 milliard ult. 1934 verminderd.

Toch ‘bleef een consequente deorvoering van de de-
flatiepolitiek over alle linies adhterwege. Er werd

namelijk getracht tegelijkertijd de werkloosheid door
middel van openbare werkverruiming op groote shaal
te verminderen (stratenbouw, electrificaties, agrari-
sche verbeteringen). Tusscdien 30 Juni 1922 en 30 Juni 1934 is een bedrag van ongeveer Lire 34 mii-

hard aan werkversdhaffing ‘besteed. Deze werkvevrui-
aning, gepaard gaande met een steun aan die bedrijfs-
takken, welke door de aanvankelijk ‘gevoerde deflatie-

politiek in het nauw waren gaibraciht en met een
systeem van opvoedende rechten, waarmede de nog
grooten’deels jonge industrieën werden igeholpen,
1)

heeft voor een gedeelte het effect van ‘de prijsver

laging tegengewerkt. Iii dezelfde richting werkte de
‘bescherming van den Landbouw, die de prijsdaling
van voedingsmiddelen rende. De hierna te bespreken
continigênteerin’gsmaat’rdgelen ‘van Fehruari 1935
vormden de definitieve wijziging van ‘deze politiek.

De gevolgen van ‘de maatregelen, welke gericht

waren op een binnenlandsdhe opleving, ‘zijn tweeërlei
geweest, ni. een gestegen industrieele pioductie, ‘ge-

paard gaande met een verminderende werkloosheid, en een toenemende spanning tusschen den invoer en
den uitvoer. Indien wij met de eerste gevolgen aan-

vangen, dan
blijkt
de algemeene productie-index van

73 in 1932 (1928 = 100), tot 80.5 in 1933 en tot 88.3

in 1934 te
zijn
gestegen. Dit resultaat is in de eerste
plaats te danken aan de opleving in het bouwbedrijf.

1)
De industnia.Iisatie van Italië heeft de volle aandacht
van de Regeering. Een van de laatste phasen in deze ont-wikkeling vormen de plannen in het gebied van Bolzona,
waar een chemische, een autombiel-, een metaajwareil- en een ‘textielfabriek zullen worden opgerichte

Speciale fiscale voordeelen werkten het bouwen sterk
in de hand. Ook wordt huizenbezit als belegging meer

en meer gezocht (de nagestreefde rentedaling van
staatspapieren bevorderde ‘dit tevens) en de Overheid
werkte ‘door ‘het ‘bouwen van nieuwe stads’gedeelten

en ‘zelfs nieuwe steden •eveneens stimuleerend. (Zie
de grafiek op ibiz. 655).

Deze opleving kwam natuurlijk vele andere indus-

trieën ten goede. Naast de cementindustrie valt hier

de ijzer- en staalindustrie te noemen, hoewel de hier
te constateeren vooruitgang ook aan de bewapeningen
is toe te schrijven.
De werkloosheid is door deze opleving verminderd
tot een maandgemiddelde van 963.177 in 1934, tegen

1.018.955 in 1933 en 1.006.442 in 1932.

Een van de hierboven genoemde maatregelen, de
uitvoering van de werkverschaffingspiannen, had

evenwel nog een tweetal andere gevolgen. In de eer-

ste plaats steeg de staatsschuld van Lire 83 milliard

in 1928 tot Lire 103 milliard in 1934, wat voorname-
lijk een gevolg was van het leenen voor de tekorten.
De
gezamenlijke
rentedienst neemt dan ook een be-
drag van Lire 4690 millioen, d.i. een vierde gedeelte van de totale uitgaven van ‘de begrootin’g, in beslag.

In steeds
belangrijker
mate werden vervolgens in-

voeren van grondstoffen vereischt. De exportkracht van Italië nam evenwel, mede door het lage buiten-
landsche prijsniveau, af, waardoor voor de betaling

der benoodigde grondstoffen moeilijkheden ontston-
den. De vergroote invoer van grondstoffen, welke

naar aanleiding van de omschreven opleving in ver-
sdhillende ‘industrieën en ‘de openbare werkverschaf-
fing noodzakelijk werd, versterkte deze moeilijkheden.

In millioenen Lire

1929

1932

1934

Invoer van voedingsmiddelen……
4.933

1.934 1.130
Uitvoer van voedingsmiddelen. .. ..
. 3.935 2.200 1.650

Actief (+) of pass. (—)
Saldo van voedingsmiddelen

……

998
+
266

+
520
Invoer van fabrikaten …………
8.699 3.353
3.060 Uitvoer

,,

,,

…………
9.722 3.985
2.850

Actief (+) of pass. (—)
Saldo van fabrikaten

…………
+
1023
+
632
—210
Invoer van grondstoffen ……….
8.033
2.981
3.400
Verschil uitvoer van fabrikaten en
invoer van grondstoffen ……..
+ 1.689 + 1.004 -. 550

In millioenen Lire

1929

1932

1933

1934

Totaal invoer ……..
21.665

8.268

7.413

7.667

Totaal uitvoer ……..
. 15.236

6.812

5.974

5.225

Ontleend aan ,,Aperçu Gnral du Commerce Mondial
1934′.

Wij zien, ‘dat de invoer van voedingsmiddelen in
sterkere mate is afgenomen dan de uitvoer, wat mede
aan de agrarisdhe steunmaatregelen moet worden toe-geschreven. Ondanks den steun aan de ‘industrie blijkt
bij de handelsbeweging ‘van fabrikaten het omgekeèrde
het geval te zijn.
De ongunstige invloed van de groote invoerover-
schotten op de betalingsbalans werd versterkt door
een drietal oorzaken. Deze oorzaken waren de volgen-
de. De ontvangsten uit het vreemdehingenverkeer
namen van Lire 2.1 milliard in 1929 af tot Lire 1.3
milliard in 1931 en Lire 0.8 milliard in 1932. De ont-
vangsten i:iit de scheepvaart toonden groote vermin-
derin,gen, terwijl de, in vroeger
tij’d
voor Italië zoo

belangrijke overmakingen van emigranten bijna ge-
heel ui’t’bleven. Liet gevolg van deze samenwerkende
‘ongunsti’ge factoren ‘van handels- en betalingsbalans
was, ‘dat in 1934 Lire 1.5 milliard van de centrale
bank af’vioei’de (zie ook grafiek op ‘biz. 625).

De Regeering, welke de handhaving van de Lire
als een eerezaak beschouwt, moest ‘op de genoemde
vermindering van de ,goud.dekkin.g wel met bijzondere

maatregelen reageeren.
De bemoeiirigen van de Bank van Italië met het
deviezenverkeer waren reeds in Mei 1934 ‘niet onaan-
zienlijk verscherpt. Het ‘decreet van 8 Dec. 1934 heeft
alle banken verplicht haar buitenlandsche , credjeten

17 Juli 1935

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

639

aan het Nationale Valuta Instituut -te cedeeren. Par-

ticulieren moesten van de bedragen, welke zij aan
buitenlandsche fondsen bezaten, opgave doen. In Ja-
nuari 1935 werd deze aangifteverplichting ook uitge-

breid tot de buitenlandsche credieten in Italië. Zoo
had een centralisatie van de geldtransacties met het

buitenland plaats.
De oorzaken der passieve betalingsbalans waren

hiermede echter geenszins weggenomen.

Deze lagen voornamelijk in de ongunstige on-twik-

kelin-g van de handelsbalans. Drie oplossingen
waren mogelijk. In de eerste plaats had Italië

een consequente deflatiepolitiek kunnen voeren,

waardoor het prijsniveau zou zijn gedaald en cle
verhouding tusschen in- en uitvoer zou zijn verbeterd.

Deze politiek kwam echter niet overeen met het pro-
gram van -operbare werken, -den steun aan -den Land-
bouw en aan de industrie. Een andere mogelijkheid

bestond in een -devaluatie van de Lire, waartegenover
de Regeering volstrekt afwijzend stond. In deze om-
standigheden bleef er niets anders over dan een tus-

sciheuveg, dien -de Regeering reeds ‘in 1934 was opge-
-gaan in verband met de contrôle -op de deiezenpositie.
Wij komen -dan tot de maatregelen, welke genomen

zijn -om de afhankelijkheid van het buitenland zo’o-

veel mogelijk te verminderen. Deze maatregelen zijn
te on-dersdheiden in twee soorten: de technische en
de handelspoli’tieke. Het vinden van ,,Ersatz”-goede-
ren wordt algemeen bevorderd. Op dit terrein zijn
o.a. te noemen de proeven, welke genomen
zijn
om

benzine gedeeltelijk te vervangen door een product
uit ‘birinenlandsche grondstoffen en waarvoor men
alcohol uit suikerbieten -denkt te bereiden. Wij noe-
men in -di-t verband nog het opvoeren van -de binnen-

lan-dsche kolen-, electricitei’t- en graanprbductie, de
pogingen -om -katoen -door hennep ‘te vervangen en

de uitbreiding van -den veestapel.

Op de onmiddellijke afsluiting van den buitenland-
schen invoer was de versterkte contingen’teering ge-

ridht,
1
)-aangekondigd -bij -het -decreet van 16 Fchruari
1935. Deze -datum vormt dan •ook, zooals -gezegd, liet
eigenlijke keerpunt -in de economi-sdhe politiek en de
-definitieve afwendin-g van de -oude richting. Reeds

direct hierna begonnen de prijzen verder ‘te stijgen,.
het eerst van -dde artikelen, welke met bui-tenlandsohe
grondstoffen worden voortgehradht, later terugwer-
ken’d -op goederen van zuiver binnen-landsohen oor-
sprong. De groothan-desindex, welke, na het diepte-
punt van het midden van 1934, reeds langzaam was
gestegen, steeg -van 282 in Februari 1935 tot 299 in
April (1913 = 100). Zie ook -de grafiek op -bl’z. 634).
De kosten van levensonderhoud stegen iets, dodh
bleven nog aanzienlijk beneden de cijfers van de eer-

ste maanden van 1934.

De Overheid en de partijbes’turen lieten de prijs-
beweging den vrijen loop. Zij reken-den •op een terug-
slag, omdat zij de -stijigin’g voor een -groot -deel aan

speculatie toeschreven en dus van voorbij-gaanden
aard achtten. Daar deze verwadhting niet werd be-
waarheid, heeft de Regeering :hoo-gere invoercontin-
genten v-oor enkele grondstoffen -toegestaan, om ‘daar-
mede de -mogelijkheden van prijsstijging ‘te vermin-
deren. Zoo werd de in Februari 1935 Ibeperkte kolen-
invoer reed-s spoedig weer vrijgegeven. Ondanks
tegenmaatregelen bleef de tendens tot stijging van

het prijsniveau ‘toch bestaan.
Dat de politiek van Italië nu geheel autarkisch
is -georiënteerd, werd -openlijk uitgesproken -door,
– de

commissie van -defensie, welke reeds 12 jaar aan een
onafhankelijk worden van ‘het buitenland werkt.
De structuur van -den Italiaan-schen buitenland-

schen handel -ondergaat op het oogenblik, tengevelge
van de in het binnenland gevoerde politiek, een wij-
zicging. De na 16 Februari bestaande tijdelijke rage-

1)
Ongeveer tegelijkertijd werd -de textielindu-s’trie ver-plicht meer binneulandsche wol te -gebruiken. De schapen-
teelt wordt o.a. -door -belastingvermindering bevorderd.

ling, welke, gewijzigd, tot 1 Juli een voorlo-opi’g ka-
rakter behield, werd na dien datum vervangen door

invoer-vergunningen, te geven -d-oor den inmiddels
-hen-oem-den -deviezencommi-ssaris, aan wien de op-

dracht gegeven is, -het ge-heele handels- en betalings-

verkeer me-t het buitenland te regelen. -De na 16 Fe-
bruari ‘gesloten ‘handelsverdragen -zijn alle igdbaseerd
op ‘het beginsel der compensatie, zoodat uit- en invoer

met het -be-trokken land tegen elkaar moeten ‘opwegen.
Zoowel in- als uitvoer zijn, op een enkele uitzonde-
ring na, kleiner -dan •in -dezelfde maanden van 1934.

In- en uitvoer -in mi-ilioenen Lire.
1934

1935
Invoer Uitvoer Invoer Uitvoer
Januari
……….
642.9

405.8

620.7

376.9
Februari
……..
686.0

410.0

626.0

390.8
Maart
……….
678.1

457.4

670.2

392.1
April
…………
640.4

406.4

649.7
1
)

426.2
1
)
Mei
…………
621.1

435.6

552.9
1
)

380.4
1
)
1)
Voorloopige cijfers.

De algemeene productie-index is sinds het begin
van 1935 niet onbelangrijk gestegen. Naast de oor-zaken, welke hier reeds in 1934 van invloed waren

zullen de bewapeningsopdrachten een niet te onder-
schatten aanleiding zijn geweest,
terwijl
ook ‘de bin-

nenlan-dsdhe industrie uit ‘de prijsstijging
en de nog

-toenemen-de afsluiting van ‘het buitenland voordeel

zal trekken. – –
De werkloosheid geeft, in overeenstemming hier-
mede, in de eerste maanden van 1935 een gunstig
beeld te zien. Welk deel van ‘deze vermindering aan
de in December 1934 ingevoerde 40-urenweek is te
danken, kan niet worden nagegaan. Zeker is evenwel
dat de vermindering reeds v66r die invoering was

waar te nemen.

Aantallen geheel werkloozen.
Einde van de mnd. 1932

1933

1934

1935
Januari
……

1.051.321 1.255.470 1.158.418 1.011.711

Februari
….
1.147.945 1.229.387 1.103.550

955.533

Maart
……
1.053.016 1.081.536 1.056.823

853.189

April
……..
1.000.025 1.025.754

995.548

803.054

Mei
……..
968.456 1.000.128

941.257

755.349
Opgave ,,Bulletin Mensuel” van den Volkenbond.

Niettegenstaan’de het feit, dat de 011-gunstige -beta-lingdb’alans den gou’d’voorraad van ‘de Bank van Italië
steeds ‘deed vei-min-deren, (in den i-oop van 1934 heeft
een vermindering van Lire 9.146 milliard tot Lire
7.656 milliard plaats gevonden, op welk laatste peil
de goud- en deviezenvoorraad zich nog steeds beweegt)
en -de pos-itie van -de Lire tamelijk zwak i-s, ging de Bank van Italië in Maart 1935 tot een verlaging
van ‘het -disconto over. Deze maatregel ‘is voorname-
lijk -het gevolg van den wensch, het bedrijfsleven te
stimuleeren. Daarom moet ‘hij niet als een ‘gel-dpoli-
tieke, ‘dodh veeleer -al-s een doelbewuste conjunctuur-
politieke maatregel worden beschouwd.
Sedert het ‘begin van het jaar vertoont het ver-
‘loop ‘van de koersen van olbligaties en aan-deelen, in
tegenstelling met -de vroegere tendens, een afwijkend
beeld. De eerste zijn gedrukt, terwijl ‘de aan’deelen-
markt vast gestemd is- (-de 36 pOt. Staatsleen-ing
daalde van 97.17 in begin Februari 1934 tot 85.02 in
Dec. 1934 en 70 in ‘begin Juli 1935. De aandeelen
verliepen -als volgt – Dec. 1925 = 100: Dec. 1932:
48.12; Dec. 1934: 65.14; 25 Mei 1935: 75.01. Ont-
leen-d aan ,,T-he Econ-omist” van 13 Juli 1935). De eigenlijke oorzaak van ‘het gedrukte voorkomen van de -obli’gat’iekoersen -is te zoeken in – -den onzeke-
ren politieken toestand, zoowel t.a.v. – Abess-inië
-als -wat betreft Europa, terwijl tevens een an-gst
-voor ‘devaluatie zijn psydhologisdhen invloed zal
hebben -d-oen gelden. Me-t het oog op een e’ventueele
nieuwe leening, welke zeker
onvermijdelijk
zal zijn,
-komt ‘deze ibaisse zeer -ongelegen. Men heeft nu ge-
probeerd ‘de ‘hausse -van -aan-deelen tegen te gaan door
een zekerlieidsstalling van 25 pOt, voor nieuwe ‘ter-
mijnzaken te eisehen, of de aan’deelen ven tevoren te
-doen deponeeren. Dit werd -ook voor prolonga4ies ver-
plicht gesteld. Staat-spapieren waren speciaal -hier-

640

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

17 3u1i1935

roo
r
gesdhikt, omdat 2ij tegen van termijn tot ‘termijn

gefixeerde koersen als ‘zekerheid konden dienen. Ook

werden deze gesteund door de bepaling, dat huis-
eifgenaren het zekerhei-dsdepôt voor den huurder (2
maanden huur) in -staatspapieren moesten (beleggen.

Ondanks ‘dezen dwang -is de markt van obli’ga-tiën

sledht-s v-oorbijgaand gestimuleerd en de koersen ble-

ven zoo zwak, dat de mogelijkheid, op ‘het oogeublik

ccii nieuwe leening op de markt te plaatsen tegen

aannemelijke voorwaarden,- ‘zeer klein is. De Staats-
opdrachten, welke aan de industrie wôrden verstrekt,

geven de aan-deden een gunstige markt. Ook hier kan

angst voor devaluatie koersverhoogend hebben ge-

werkt. De prijsstijging en de reeds genoemde opleving
in enkele bedrijfstakken werkten eveneens in deze
richting. De door -de Itahaanshe Regeering -in den

geest ‘van de op renteverlaging geridhtê politiek door-

gevoerde convers-iemaatregele van Setbèi •en Oc-
tober 1934 -werden reeds in dit (blad ‘besprbked.
1)
De

Staatsfinanciën kenmerken zich de laatste jaren door

aanzienlijke tekorten.

In millioenen Lire.
Inkornsten U-i-tgaven Tekorten

1930,31. .

20.387

20.891

504

1931/32.

19.324

23.191

3.807
1932133..

18.217

21.766

3.549
1933,34..


18.057

21.398

6.377
3
)

1934135.
.1)

17.946

. 20.285

2.339
4
)
1935136.
.2)

– 17.988

19.6451.

1.657
Herziene .soh-atting, volgens den stand van
31/3’35

niet -inbegrip van Lire
465
millioea voor Oost-Afrika.
Schatting, zonder de uitgaven in Oost-Afrika.
Met in-begrip van Lire
3036
rni11’ien speciale uitga-
ven voor de conversie, grootendeels -bestaande uit vooruit-
betaalde ienten, warrnede de. bud,getten van de komende
jaren worden ontlast. ) Wordt volgens schatting iechoogd met Lire
512
m-il-

iion
(luchtvaart) en Lire
370
millioen (Oost-Af r-ika).
Ontleend aan -de Frakfurter Zeituiig van
30 Juni 1935.

In: de èerst 10 maanden van het lopnde begroo-

ti-ngsjaar was er een tekort van Lire 2.195 millioen,
geen rekening ‘h-oudenide met -de Lire 620 mill-ioen, die
reeds voor Oost-Afrika zijn uitgegeven. De Ibegroo-
tung voor 1935/’36 geeft evenwel, ondanks de nieuwe

ciedieten •voor de luchtvaart, een .vermindering van
het tekort te zien (Lire 1.657 m-i’lli-oe’n). De verdere

u-i’tga-ven voor Oost-Afrika zullen edhter ‘hierbij geteld

moeten worden. Het is dan ook waarsdhijnlij’k; dat
-het beeld, -bij. het laatste jaar vergeleken, niet veel
‘zal veranderen. -Om de tekorten zoowel ‘van het loo-
pende als het komende jaar zonder een iberoep op de
kapitaalmarkt te dekken, liet ‘de Minister ‘van Fi-
nanciën -zidh machtigen tot .ui-bgifte van Lire 1 mii-
-1,iard 4 pOt. spha-tkistbiljetten, welke uitgifte ziette-
gen-staande het gedrukte aanzien van -de heleggings-
markt een succes werd. In. Juni is aan den Minister
van Financiën machtiging verleend over te gaan tot

intrekking van

de ‘zilveren munten van 5, 10 en 20

Lire. Het biedt de mogelijkheid om de tekorten te
financieren -zonder ‘het wettelijk percentage van de
bankbiljetten-dekking . te -moeten verlagen. De in-
trekking van het zilvergel-d zal namelij’k met de uit-
gifte van Staatskas’biljetten gepaard gaan, welke bil-jetten -door zH-ver zullen worden -gedekt: Er is hier
echter -geen percentage van dekking voorgeschreven,
zooda’t ‘de hoeveelheid staat’skasbiljetten rekbaar -is en
een inflationisti-sdh gebruik van -deze madhtiginlg

kan worden gemaakt. –
Naast elementen van expansie -in het (bedrijfsieven

tengevolge van het uitvoeren van -openbare werken,
‘de afsluit-ing van -het buitenland en ‘de u-itgaven voor
‘bewapening, vindt een toenemen-de erpansie ‘van ere-
dit plaats,- welke -de betalingsbalans steeds on’gun-
s-tiger ‘beïnvloedt. Dit moet tenslotte leiden, -èf -tot een ‘verdere depreciatie van -de Lire, ôf tot een ver-
der.m-anipuleeren van ‘de beta-l-in’gsbalank De andere mogelijkheid, die van een consequente -deflatiepolitiek

is definitief opgegeven. –

1)
Zie
E.-S.B.
van
30
Jan.
1935.

HET HERSTEL VAN DE CONJUNCTUUR IN ZWEDEN.

De buiten-gewoon sterke -opleving, welke in Zweden

-in ‘den laatsten tijd plaat-s vindt, ‘heeft ‘de aandacht
van
velen:
op -de. -oorzaken van -dit her-stel ‘doen ves-

tigen.- Het valt evenwel niet gemakkelijk, om na een

nauwkeuri’ge ‘bes-tudeerin’g -der feiten, een conclusie
ten gun-s-te van een bepaalden factor te trekken. De

-veelal verkondigd-e -meening, dat de ‘depreciatie van

‘de Kroon den conjunctuur-omslag teweegge’bracht -zou
hdb’ben, -lijkt aanvankelijk ‘door de feiten -tegen-gespro-

ken -tè w-orden. Terwijl de depreciatie nl. nog in Sep-
‘teniber 1931 plaats vond, bereikte -de ‘depressie eerst

in ‘het midden -of tegen het einde van 1932 ‘haar diep-
tepunt, terwijl van een al-gemeenen omslag eerst in

‘den zomer vn 1933- gesproken kan worden.

De volgende cijfers geven den econoz-i-sdlien toe-

stand sedert 1929 -aan:

– .

1929 1930 1931 1932 1933 1934
Productie-index,
industrie ………
110

106

93

87

90

110
Werkloosheid,
industrie ……..
10,2

11,8 16,7

22,2

23,4

18,0
Waarde v.
d. uitvoer
inmillioenen Kr…
1812 1550 1122

947 1079 1302

In de onderstaande -grafiek is de productie van

-versdh-illen-de
zijden
bekeken. Allereerst is een ver-

‘deeling gemaakt naar -productieta’kken voor de voort-

brengin’g van kapitaal-goederen en ver(bruiksgoederen.

De -ontwikkeling dezer ‘beide
lijnen
geeft vrijwel ‘het

normale ‘beloop weer. De voortbren-gi-n-g van kapitaal-

goederen is tijdens de crisis -het sterkst -getroffen,
doch het herstel is nadien ook veel krachtiger. De

stijging in de productie ‘van verbruiks-goederen uit

-zich vooral sedert de tweede ‘helft -van 1933.
Naast deze splitsing der productie -geeft – de gra-

fiek er ook een -in goederen bestemd voor het ‘binnen-
land en die voor het -buitenland. De product-je van

voor het buitenland bestemde goederen vertoont veel
heviger -schommelingen, dan die, welke op de binnen-

-landshe markt zijn aangewezen. – –

100

9
0

:t,

80

‘?

:iVs

1!
70

915 -1930

100
3
•..

plod ,nd,

19511

1935

– De v-oor-tïhrenging -van productiemiddelen en die
van voor de ibuitenlandsche markt bestemde -goederen
loopt ‘dan ook sedert het in -midden 1932 opgetreden
‘herstel vrijwel parallel. Eerst in -het laatste jaar is
-de -stijging
‘bij
de productie van kapitaal-goederen
s-terker. H-ieruit – zou men kunnen afleiden, dat juist
in den laatsten tijd

-de vraag -naar kapi-taalgoederen

uit het

binnen-land (begint te groeien.
Uit de grafiek is dus allereerst af te lezen, -dat -het
‘herstel -zijn eerste uitingen
-bij
de pro-ductie van voor
het buitenland ‘bestemde ‘goederen vindt, -op den v-oet
-gevolgd -door een uitbreiding van ‘de – productie van
kapitaal-goederen. De daardoor verhoode activiteit werkte in tweede instantie op de productie van ver-

1bruiksgoederen in, waarbij de
stijging
steeds mark-an-
-t-er wordt. De toegenomen vraag naar bi-nnenlandsche
producten uit -dien ‘h-oof-de werd nog veriterkt door

het feit ‘der depreciatie, waarbij ‘invoer van huitin-

la.nclsche fahrika’ten in vele gevallen te duur werd.

Zoodoende kan ook de in het laatste jaar opgetreden
sterke stijging •der productie van kapitaalgoederen
misshien ‘hierin een verklaring vinden, ‘dat de toe-

genomen activiteit, zoowel voor cie ‘buitenlandsdhe als
nu ook voor de ‘binnenlandsdhe markt, vervanging van
‘bestaande ‘of iaanschaffing van nieuwe installaties
noodig maakte.

Daarnaast zal de, eveneens als secundaire factor op-

tredende, toegenomen ‘bouwbedrijvigheid een stimulee-
ren’den invloed •op •de productie van kapi’taalgoederen
Ihehben ‘gehad. De voortdurende verbetering van de
productie voor het binnen- en buitenland vei
4
hoogde
de koopkradht der bevolking do’or de toegenomen

werkgelegenheid. De stijging van het looninkomen
ging gepaard met een tamelijk stabiel
‘blijven
der
kosten van levensonderhoud. De v•oortbrenging van
verbruiksgoederen en van goederen voor de binnen-

landsehe markt, welke al sedert het einde van 1932
was gestegen, maar tot het midden van 1933 nog
weinig verbetering ‘had getoond, steeg uoodoende door de samenwerking der verschillende hierboven ver-mei-
de factoren, nadien in een Vrij snel tempo.
Voor de bouwbedrjvigheid beschikt men niet over

goede gegevens voor het geheele land. Op 1 April
1933 ontstond een hevig conflict in deze industrie,
het’welk 1 Febr. 1934 eerst werd bijgelegd en daar-
door de bouwbedrijvigheid in de groote steden on-
gunstig beïnvloedde. Buiten de groote steden zette
– dank zij den Regeeringssteun – een vermeer-derde
bouwactiviteit reeds sedert eind 1933 in. Na bijleg-
ging van het conflict (begin 1934) ‘steeg de bouwbedrj-
vigheid overal belangrijk. In 1935 stijgen de aanvra-

gen nog steeds en bereiken de hoogte van 1929, vooral
door veel moderniseeringen van bestaande gebouwen.

1934 was verder een recordjaar voor de Zweedsche
ijzerindustrie.

Productie
in
1000 tons.
i)

1932
1933
1934
Ruwijzer

………………………
262,2 320,4
522,8
Smeedijzeren

.halfpro’d.

…………..
535,1
640,5
873,9
Plaatijzer

….. . ………………..
386,8
465,2
622,9
1)
Ontleend aan Swedish Economie Revlew,
Mrt. 1935.

De productie van smeedijzer en staal was de groot-
ste, die ooit bereikt werd, ‘de ruwijzerproduc’tie was

grooter dan in een der jaren na den oorlog het geval
was geweest.

De gestegen productie was in de eerste plaats het

gevolg van stijgende binnenlandsche vraag naar ijzer, speciaal voor de bouwmarkt. De exporten stegen wel-

iswaar, maar niet in verhouding tot de productie.
De textïelindustrie – na de ijzer-, hout- en papier-industrie de belangrijkste bedrijfstak – vertoonde in
1934 een sterke verbetering, die nog steeds aanhoudt.

Werlrloosheid.
Voor de vaststelling van de werkloosheid bestaan
twee verschillende opgaven: de
cijfers
van de werk-
loosheidscommissie en die van cle vakvereenigingen.
Deze loopen niet zonder meer parallel, want veel
bosch- en landarbeiders zijn niet georganiseerd, maar
ontvangen wel werkloozens-teun. Aan den anderen

kant wenden veel georganiseerde werkloozen zich niet
tot ‘de werkloosheidscommjssje.
1)

Werkloosheidscommissie Vakvereenigings- steunaanvragen

statistiek
in duizenden

Pere. der werkloozen
1932

1933

1934

1932

1933

1934
le kwartaal 107

186

166

24,0

28,4

24,1
2e

,,

104

159

121

19,7

21,9

16,2
3e

,,

100

145

83

20,0

19,4

12,8
4e

,,

144

169

90

25,7

23,2

18,5

Door de sterke seizoensinvloeden is het moeilijk
‘het ‘moment van een ommekeer juist te bepalen. Ter-
1)
Verschillende gegevens zijn ontleend aan het artikel
van Prof. B. Ohlin ,,Le redressement économique et les
problèines de l’emploi en Suède” verschenen ‘i’n ,,Revue In-
ternationale du Travail” van April en Mei 1935.

wijl ‘de economische toestand in ‘het 3de kwartaal van

1933 reeds vexibeterd was, nam het aantal ‘gesteun-
den toe.
1)

Van het laatste kwartaal van 1933 af daalt ‘de

werkloosheid sterk. Volgens soha-ttingen is ‘het aantal
werkl’oozen in 1934 30
t
50.000 igrooter dan in 1929.
Intussehen is edhter het aantal mannelijke werkkraoh-
ten met ongeveer 100.000 toegenomen, waaruit volgt,

dat het aantal werkende arbeiders in 1934 grooter
was dan in 1929. Een gedeelte van ‘de sedert 1929
nieuw aan’gekomen arbeidskrachten is ‘dus in het pro-

ductieproces opgenomen. Hierbij zijn niet gerekend
de 40.000 arbeiders, die in de we rkversehaffing arbei-
den en welke in de sta.tistiek als werkloozen worden
‘geregistreerd.

Hondelsbewe
ging.

De positie der Ihandelsbeweging van Zweden blijkt
dui’deljk uit de volgende tabel.
2)

Handelsvolumen van belangrijke landen. 1932 = 100.

Invoer

1929 1931 1932 1933 1934

Goudbloklanden(beh.Italië) 123,2 120,6 100 101.5

91,4
11 Sterlingbloklanden. .. 137,7 115,6 100 101,7 111,4
Groot-Brittannië
……..
114,2 114,5 100 102,3 107,8
Zweden
…………….
109,4 109,2 100 104,0 118,4
Ver. Staten

………
161,8 123,2 100 108,1

106,5

Uitvoer

1929 1931 1932 1933 1934
Goudbloklanden(beh.Italië) 151,5 130,6 100

98,0

99,7
11 Sterlingbioklanden. .. 137,7 101,5 100 108,3 110.1
Groot-Brittannië
……..
158,4 100

100 102,5 109,0
Zweden
…………….
241,0 132,5 100 124,3

187,0
Ver. Staten
…………
191,9 128,2 100

98,7 108,1

De uitvoer van Zweden berei’kte weliswaar nog
niet het peil van 1929, d’oöh steeg na 1932 meer
dan van de andere ‘landen. Hieraan zal de devaluatie wel niet geheel vreemd zijn. Dodh ook de oplevende
werel’dvraag naar productiemiddelen – stijgende in-
voer van hout in Engeland en de ‘groote behoefte aan
ertsen voor ‘oorl’ogsv’oorberei’din’gen – zijn factoren,
die den uitvoer ‘hebben gestimuleerd.
Voor Zweden is de uitvoer van hout en houtpro-
ducten verreweg het !belan
,
grjkst, zooa’ls blijkt uit den
volgenden staat ):

Enkele uitvoerproducten van Zweden in procenten van
de totale ui’tvoerwaam’de.
1931 1932

1933
Hout: ruw en gezaagd
…… ……
10,8

11,4

12,1
11

geschaafd

……………..
3,2

3,4

3,9
Houten voorwerpen ……… ..

.1,4

1,3

1,2
Papierpulp
…………………..
19,3

17,9

21,5
Papi.er en karton
……………..
11,1

12,3

10,8

Totaal hou’t, papier, enz
….. …

45,8

46,3

49,5
IJzerer’ts

……………………
5,2

2,6

3,2
IJzer- en staa.1produoten
……….
8,7

10,4

10,5
De invoer van granen en suiker is verminderd
tengevolge van de groote oogsten in het binnenland,

mede veroorzaakt door regeerin’gsmaatregeien. De in-
voeren ‘van grondstoffen (ijzer, koper, katoen, wol
enz.) namen toe, waardoor de totale invoer in 1934
grooter wa’s dan die in 1933.

In 1934 namen de ijzer-in- en -uitvoeren als volgt

IJzer en Staal
…………………
+ 99 %

+ 20 %
Machines, voertuigen, enz. ……… + 45 ,,

+ 32

1

let zijn dus vooral de invoeren van ijzer en staal
voor verdere verwerking (‘bouw- en machine-indus-
trie), die sterk stegen. De vergroote invoer van

grondstoffen en prodrtctiemiddelen is niet alleen aan
‘het uitvoeren van ope.nhare werken toe te schrijven.

Men heft de verklaring van dit verschijnsel ge-
zocht ‘in een meer liberale politiek t.o.v, de werkloosheid
van de zijde van de nieuwe socialistische Regeering met
het sedert Juli 1933 in werking getreden programma van openbare werken. Prof. Ohlin wijst echter nog op andere
oorzaken.
Ontleend aan het Vierteljahrsheft für Konjunkturfor.
sehung 1935 A.
Ontleend aan Aper9u Gnral du Commerce Mon-
dia! 1934.

642

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

17 3uli 1935

Immers, zoowel in de industrie, die voor het ‘binnen-

land, als in die, welke voor export werkt, is in 1934
een ‘zeer steike ‘verbetering ‘in’getre-den, waard-oor pro-
ductiemi’d’delen ‘voor uitbreiding en vervanging nood-

zakelij-k ‘zijn.

Prijzen.

De ‘groothan’del-sprijzen bleven, hoewel aanvanke-
lijk anders werd verwacht, ook na de devaluatie da-

len. Eerst -in April 1933 stegen ‘zij een weinig, ter-
wijl ook 1934 een lidhte stijging (van ca. 4 pOt.) te
zien gaf. Over het geheel genomen is evenwel de

prijsstijging niet n’oemen.swaard geweest, zoodat het

v’ooi’deel ‘der ‘depreciatie, vooral •ook hij den uitvoer,
van veel ‘gew’iebt was. Daarbij komt nog, dat de prij-

zen der invoergoederen niet met het volle ‘depreciatie-

percentage stegen, daar ‘de wereldmarktprijzen juist

•in ‘deze jaren een dalende tendens ‘hadden, waardoor

een. groot gedeelte der stijging weer ‘gecompenseerd

werd. Bovendien heeft ‘de concurrentie op ide Zweed-
-sdhe markt er zorg voor gedragen, dat het buitenland
-met zijn prijzen steeds aan den a’gen kant bleef. De

prijzen der ingevoerde grondstoffen stegen ‘zoodoen-

de met slecht-s 19 pOt., tegen een depreeiati’e-percen-
ta’ge van 43. De kos-ten van levensonderhoud bewogen
-zich na de ‘depreciatie eveneens verder in -dalende

richting. Tot aan het begin van 1933 bedroeg de
daling nog 4 pOt. Nadien is een opmerkelijke stabi-
liteit waar te nemen. Het i-s een doel’bewuste wënsch

der Regeerinig dit stabiele niveau• der -kusten van
-levensonderhoud -zon-veel’ moelij k te han’dhaen,
waarin zij ook tot dusverre ‘vrij goed -is geslaagd.

Bank-, crediet- en geidwezen.

Toen Zweden in September 1931 het voorbeeld van
Engeland volgde en de Kroon ‘deprecieer-de tot ge-

leidelijk 7 pOt. beneden de Britsche valuta, had men

als principe de koopkracht van de Kroon te stabili-

seeren. Er heerschte eerst een zekere vrees voor in-flatie in die periode en daarom verhoogde de Rijks-

‘bank haar disconto tot 8 pOt. Daar ec’hter spoedig
bleek, dat zoowel groothandelsprijz,en als ook kosten

van levensonderhoud daalden in plaats van stegen,

werd een politiek van goedkoop geld ingeluid.
Aangezien ‘de Rijks’bank ‘d’irecten invloed op ‘de wis-
selkoersen wil-de uitoefenen, -ging. zij tot •groote aan-
-köopen van goud en ‘buitenl-an’d-scbe deviezen over.
Dit ‘drukte ‘de waarde van de Kroon op ‘de ‘buiten-
‘ian’dsche beurzen, ‘he’bgeii in de afgeloopen jaren in
de lijn ‘der gevoerde economische politiek lag. Het
hieronder op-genomen ‘staatje geeft een beeld van de
ontwikkeling van -den goud- en -deviezenv-oorraad -der

Rijksbank. –
Tegelijkertijd v-oerde de Rijks-bank een open-markt
politiek, welke voor ‘de particuliere banken een groo-
ten ‘steun -beteekende. Door cred’ie-tverruimin-g, naast
verlaging ‘van het ‘disconto, werd -gestreefd naar een
licht stijgen-de -ten’den-s in de groolihandelsprijzen bij
zooveel mogelijk ‘stabiel blij-ven der kosten van levens-
-onderhoud. Het is wel merkwaardig, dat na ‘de -depre-
ciatde, in Mei 1933, maatregelen genomen m-oesten

worden -om verdere
prijs-daling
tegen te ‘gaan. Door-
dat Zweden ‘geen vaste markt voor ‘kortloopende
shatkistwi-ssels heeft, kon ‘de Zweedsehe Rijksban-k
niet, zooals ‘de centrale ‘banken in Engeland en -de
Vereenigde Staten, zoo. actief in-grijpen door den aan-

Regeerings-

Goud-

Buiteni.
papier

voorraad

deviezen

in miii. kronen

Juni
’31 •…
3.2
239.3
79.7
’32.
.

•-
218.4 206.0
1.1
’33
. .. .
235.1
216.3
3.6
Dec.

’33
… .
226.2
259.7
228.6
Juni

’34
… .
151.1
331.7 351.5
Dec.

’34….
149.3
351.3 364.5
Juni
’35
.. ..
128.6
355.3
423.2

koop va-n schatkiswissels. Niettemin
blijkt
de mate

van ‘de gevoerde open-markt-politiek eenigs’zins uit
den post regeerin’gspap-ier v-an de Zwendsche Rijks-

bank, op de tabel -in -de vorige -kolom. Hieruit ziet
men, dat vooral -in 1932 -op -groote -schaal aankoopen

‘heb-ben plaats gevonden. Nadien vermindert evenwel
het bedrag aan regeerin.gspapier.

Ondanks de ‘depreciatie van de Kroon vertoonen
de -o-bligat-iek-oersen in ‘groote trekken een stijging,

slechts enkele malen onderbroken door een geringe

daling. De koersdaling in het begin van 1933 werd
veroorzaakt door de vrees voor doorvoering v-an -groo-

te werkverschaffingsprojecten, waardoor het Staats-

cred-ie’t ‘zou -kunnen worden geschaad. Op een amorti-

satie-leenin’g van 4 pOt. op 2-8 Februari 1933, welke

tegen 97 werd geëmitteerd, werd slechts voor
60
pOt.

in-geteekenid. De opleving in ‘de tweede helft van 1933

‘maakte de geldmarkt door t-oevl-oeiin-g van middelen

veel ruimer. De Regeering maakte toen hiervan ge-

bruik door 44 pOt. leenin’gen in een 4 pOt. type te

converteeren en bovendien nog v-oor Kr. 158 -mili.
nieuwe middelen op te nemen. Na een korte -aarze-
ling in -het begin van 1934, wederom na indiening

‘der begrootin’g met de werkversc’haffin-gsp-lannen,

zette de koersstijging in ‘den zomer zich weer voort.
De toestand was t-oen ‘zelfs zoo, dat een 3’ pOt.
amortisatieleenin-g tegen 99 vele malen -werd over-

teeken-d. In ‘het ‘begin van 1935 vond evenwel weder-
-om een koersdaling plaats, ditmaal niet tengevolge

va-n ‘budgetaire redenen. Per ‘saldo is echter de koers,
stijging, vergeleken met verleden jaar, nog zeer aan-

zienlijk.

95

‘__
‘L.)
WERK1OHEIO

INVOER

60

“S’
WTVOER

EXPORT
Vi
RERTS

0′
HOUT

•’

‘EVXEIOXP
991!R_

.1-
_
RKN4i1.W
W
600:
P


:
VAA
DaLEN XOERSEN

90-
-S-

.
……

ir

..


1
9
29
1930
1931
jgxo
103%

17 Juli 1935

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

643

De lage rentevoet had voor het geiheele (bedrijfs-
leven, maar vooral voor het bouw(be’drijf een stimu-
leeren-den invloed.

De financiering der werkverschaffin’g ibracht voor
de geld- en kapitaalmarkt eveneens zijn problemen

mee. De .Rijks’bank kreeg tot taak de scha-tkistwissels
van de particuliere banken te lierdisconteeren, en
rood-oende ‘steun te verleen-en aan het vlotte ‘verloop

der financiering. In April 1932 werd zoo door de
Rijktbank voor een (bedrag van Kr. 240 mill. ge-
herdisconteerd. Na-dien nam dit (bedrag voortdurend

af, zoodat de steun der Rijksbank slechts korten tijd
noodig was. Sedert den herfst van 1933 hbben de
(banken zelfs een bedrag van Kr. 300 miii. (bij de
Rijk-sbank uitstaan.

De ruimte op de kapitaalmarkt was van dien aard,
‘dat in 1934 voor het eerst sedert de financieele crisis
in 1931 een-ige nieuwe ‘buitenlan-dsche leeniugen
•op de Zweedsche obligatiemarkt werden geplaatst:
een Finsche Staatsleening, een leening van de Ge-

meente Helsingfors; een leening van de Noorsche
Kommunalbank en een van de Stad Reykjavik.
Het aantal aandeelenemissies in 1933 was gering

en in 1934 slechts weinig hooger. Zij bedroegen
slechts ca.
X
van het bedrag der in de jaren 1928-
1931 geëmitteerde aandeelen.

De zeer gunstige positie op de kapitaalmarkt maak-
te het zelfs mogelijk in Maart 1935 een Zweedsohe
Staatsleening van 2Y2 pOt., groot Kr. 50 millioen,
tegen 963 pOt. te plaatsen ter conversie van oude
obl’i’gatieleeningen.

0v erheiclsf iii anciën.

De resultaten van de conjunctuurpolitiek op de
staatsfinanciën blijken o.a. uit de volgende cijfers
1):

Jaar eindigend
30
Juni
117133 117
1
34
In millioenen Kr.
1930 1931 1932 1933 1934 31/3
1
34 31/3
1
35
Uewone uitgaven..
702 734 766 801 772 585 609
Uitg. v.d. kapitaald.
109

85 128 266 200 121 240
Daarvanuitleening.
40

37

67 167 162 109 230
Staatsschuld ……
1801 1846 2155 2359 2349 2340 2490
1)
Ontleend aan Kommersielle Meddelanden.

Zweedsche Staatsschuid.
1)

(in millioenen Kr.)

Geconsolideerde Schuld 1934

1933

1932
Obligatieleeningen ……
1978

1893

‘1769
Staatsschuldoblig………
70

34


Leeningen v. Staatsinsteil
262 2310 230 2157 201 1970

Vlottende Schuld


KortloopendeSchatkistoblig.
127

204

215
Schatkistwissels ……..
30 157

-__ 204

17 232

Totaal Nat. Schuld

2467

2361

2202
1)
Ontleend aan: Review
of
the Bond Market in Swe-
den, G-öteborgs Bank.

De vroegere conservatieve leeningspolitiek werd in

1931/’32 opgegeven. De Staat leende om ‘het crisis-
tekort van 70 millioen te dekken. In de ‘volgende be-
grooting (1932/’33) weerspiegel-de zich -de hevige cri-
sis; 160 mil-lioen moesten worden geleend, waarvan
ca. Kr. 50 m

illioen voor openbare werken. De begroo-
ting van 1933/’34 werd ‘volgens ‘de principes van de
nieuwe

socialistische Re’geerin’g vastgesteld. Werkver-
schaffing met behulp van Staats’leenin-gen werd
doorgevoerd. De -successierechten werden verhoogd om de Staatsfinanciën niet te zeer te verzwakken.
De -begrooting voor 1934/’35 week niet veel van
de vorige ‘af. Alleen zijn de toegestane -credieten nu
ook vollediger gebruikt dan in het voorafgaande jaar.
Volgens het -rapport van – Karin Kock
1)
werden er
voor werkverschaffing in 1932 en 1933 telkens Kr. 126 milli-oen; in 1934 ca. Kr. 200 milli-cen besteed. In -het
plan voor het jaar 1935/’36 behoeft – voor werkver-sohaffin-g en niet-rendabele -openbare werken niet
meer ‘geleend te – worden -door de groote verbetering
in den algemeen-en toestand van het land. De Staats-
begrooting voor 1935/’36 i-s in evenwicht met een be-

t)
Zie ook E.S.B. van 10 Juli.

drag van Kr. 1065 -milli-oen, dat is Kr. 41 millioen
iin’der dan het vorige jaar. De dienst der leeninigen
zal Kr. 145 miljoen min-der vergen; aan belastingen
worden Kr. 104 millioen meer verwacht, zonder ‘dat
deze verhoogd -zijn.
Samenvatting.

Het is zeer moeilijk, -om aan te geven, welke fac-
tor de belangrijkste oorzaak is voor den markanten

opbloei in Zweden, welke wellicht alleen nog door
de sterke industrieele -opleving in Tapan wordt over-
troffen. Er is alle reden voor, om aan te nemen,

da-t een samenvallen van verschillen-de factoren
tot dit ‘gunstige resultaat heeft -geleid. Het is

niet mogelijk, elk der factoren te isoleeren -om den
invloed hiervan kwantitatief vast te -stellen. Even
(bezwaarlijk is -het, -om aan te toonen, ‘bij welke feiten
de -onmiddellijke stoot tot de opleving -gezocht moet

worden. Indien men -de munt-deprecia-tie als onmiddel-
lijke oorzaak wil aangeven, dan doet zich direct de

vraag voor, waarom het -herstel eerst in 1933 optreedt,

terwijl ruim een jaar na de deprecia-tie eerst ‘het diep-
tepunt -der ‘depressie wordt bereikt. Natuurlijk kan
hierbij -het feit, dat verschillen-de tegenwerken-de
krachten -de uitwerking der -depreciat-ie ‘hebben geni-
velleerd, een rol hebben gespeeld. Als zulke tegen-
werkende krach-ten worden voor het jaar 1932 o.a.
genoemd de Kreu-ger-affaire, -de in dat jaar sterk
voelbare Russishe concurrentie op de hout-markt, en
cle ernsti’ge arbeidsconflicten, voornamelijk in de zoo

belangrijke houtpulpin’dustrie. Terwijl nu in 1932

juist tegenwerken’de krachten in het -spel waren,
traden in 1933 en na-dien juist versdhillende bij-om-

standigheden op, welke de -ontwikkeling in gunstigen
zin beïnvloed-den.

Prof. Ohlin meent, dat -in 1933 de beginnende op-
leving veroorzaakt werd door de ontwikkeling van
den uitvoer, door meer activiteit in het binnenland
tengevolge van de muntdepreciatie en de verbetering
van de landbouwrsituatie door de crisismaatregelen en
de goede oogsten. De financieele politiek (openbare
werken en subsidies) was niet van meer invloed dan
in het voorafgaande jaar. De drie zoojuist vermelde
factoren waren primair voor de oplossing; de aankoo-pen van productiegoederen waren een secundairc fac-

tor, die zich in 1934 voortzette. De stijging van de
exporten in 1933 oefende in datzelfde jaar slechts een
geringe invloed uit op de industrieën die voor het

binnenland produceeren. Secundaire reacties hebben
een zekere tijd noodig. De eerste impuls voor de op-
leving van de binnenlandsche industrieën was waar-
schijnlijk, aldus Prof. O-h-lin, -de ‘devaluatie.
Als factoren, welke tot het herstel en de -opleving
heb-ben medegewerkt, kunnen wij derhalve na boven-
staande conjunctuuranalyse, de volgende opsommen:

to. Vermindering van den invoer van buitenland-
schei fabricaten in 1932 en 1933, waardoor de binnen-
ian-dsche industrie zich kon uitbrei-den.
2o. Dit -beteekende ‘tevens een steun voor de pro-
‘ductie van kapitaa]igoederen, -omdat de installatie voor
de binnenlan-dsahe industrie moest worden uitgebreid
en vervangen.

3o. Uitv-oerbevorderin-g -door devaluatie; waarbij
-zon-der twijfel de parallelle (beweging met het Pond
Sterling, doch op een lager niveau (ongveer 7 pOt.
lager), van beteekenis is geweest.
4o. Een ‘betere werel’dmarkt voor kapitaalgoederen,
vooral voor hout en ijzer, waardoor het exportquan-
tu-m zeer sterk ‘kon stijgen.
5o. Openbare werkverschaffing.
– 6o. De verbetering in den Zweedschen -landbouw,
mede -tengevolge van ‘goede -oogsten, waardoor de in-
voer daalde.

7o. Sterke daling van de kapitaalrente, die
v
o
ora
l
het bouwibedrjf heeft gestimuleerd.
80. Het vergroote inkomen in de volks-huis-houding
werkte weder gunstig op de industrie van verbruiks-
goederen. ‘ –

644

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

17 Juli 1935

VERGELIJKING VAN DE RESULTATEN VAN EEN

ACTIEVE CONJUNCTUURPOLITIEK IN DUITSCHLAND,
ITALIË EN ZWEDEN.

Tot de industrielanden, waar het bedrijfsleven zich

in de laatste jaren heeft hersteld, behooren o.a.

Duitschiand, Italië en Zweden. In tegenstelling met

Engeland is het herstel van de inciustrieele bedrijvig-

heid in deze landen in meerdere of mindere mate be-

vorderd door het voeren van een actieve conjunctuur-

politiek, uitgaande van de Overheid. In de hieraan

voorafgaande beschouwingen is voor genoemde lan-
den, alhoewel deze een verschillende economische

structuur hebben, nagegaan, tot welke gevolgen het

stimuleeren van de bedrijvigheid heeft geleid. Daar-bij is reeds gebleken, dat er tusschen Duitschiand en

Italië op verschillende onderdeelen van het econo-

misch leven een merkwaardige overeenstemming valt

te coiistateeren, terwijl de ontwikkeling van de con-
junctuur in Zweden op verschillende gebieden een

afwijkend beeld vertoont.
Vatten wij de resultaten van bovenstaaandc con-

junctuuranalyse samen, dan zijn voor de drie genoem-

de landen evenwel verschillende gemeenschappelijke

trekken op te merken. Gemeenschappelijk is het her-stel van de industrieele bedrijvigheid. Een weerspie-
geling hiervan vormt de dalende werkloosheid. Dit

moet echter het onmiddellijke gevolg zijn van een

actieve conjunctuurpolitiek, omdat deze in de eerste
plaats op deze doeleinden is gericht. Hiermede gaat gepaard een ongunstige ontwikkeling van de open-

bare financiën, tengevolge van groote uitgaven voor

openbare werkverschaffing. Weliswaar anticipeert de
Staat op het rijker vloeien van inkomsten in de toe-
komst als uiteindelijk resultaat van de ,,Ankurbe-
lun’g”, doch de eerste gevolgen zijn een vermeerde-

ring van de staatsschulden. De middelen voor deze
financiering worden gevonden 6f vrijwillig, 6f ge-

dwongen, 6f op korten termijn.
Op dit gebied openbaart zich reeds het eerste ver-

schil tusschen de genoemde landen. in Duitsciland
en Italië worden de middelen voornamelijk gedwon-
gen en/of op korten termijn bijeengeibracht; in Zwe-

den is de stijging van de staatsschuld op normale

wijze op de kapitaalmarkt gefinancierd en vertoonen

de inkomsten inderdaad reeds een stijging. De toe-
stand op de kapitaalmarkt is in dit land bovendien
veel gezonder dan in Duitschland en Italië. De kapi-
taal- en geldrente is, weliswaar mede dank zij de
hulp van de Zweedsche Rijksbank, laag. Ook in

Duitschland is de kapitaalrente in den laatsten tijd

gedaald, als gevolg echter van indirecte staatsinter-
ventje. In Italië daarentegen is de kapitaalrente, ver-
geleken met het vorige jaar, gestegen, ‘ondanks de ver-
laging van het officieele disconto in Maart, hetgeen
niet een geldpolitieke, maar een conjunctuurpolitieke

maatregel was.
Gemeenschappelijk zijn verder de stijging van ‘groot-

handelsprijzen en de kosten van levensonderhoud,

doch deze prijsstijging heeft in Zweden een geheel
ander effect gehad dan in de beide andere landen.
Zulks komt wel zeer sterk tot uiting in de handels-
beweging. 1-let uiteindelijke resultaat is, dat in
Duitscliland en italië de invoer geheel onder staats-

contrôle is gekomen, en de uitvoer is blijven dalen.
In Zweden ‘daarentegen is de invoer na een daling
langzamerhand weer gaan stijgen, terwijl de uitvoer

zich buitengewoon gunstig ontwikkelt. Deze markante

tegenstelling tusschen de handelsbeweging van
Duitschiand en Italië eenerzijds, die van Zweden an-
derzijds, vormt voor een ‘belangrijk deel den neerslag
van den aard van de conjunctuurpolitiek in deze lan-

den. Daarom zullen wij thans de oorzaken van deze
ongelijke ontwikkeling trachten te analyseeren; uiter-

aard moeten onze beschouwingen in dit kader beknopt

blijven.
* *
*

Een actieve conjunctuurpolitiek heeft tot uitgangs-

punt een liberale credietpolitiek, daar het uitvoeren

van openbare werken meestal moet worden gefinan-
cierd met middelen, die niet uit de gewone begroo-

ting kunnen worden geput. Deze credietpolitiek be-

invloedt het prijsniveau, hetzij door het remmen van

een prijsdaling, hetzij door een directe prijsstijging.
Hoewel de prijsbeïnvloeding slechts van geringen in-
vloed kan zijn in een ernsti’ge ‘depressie, als gevolg
van de overtollige productiecapaciteit, zal de vraag

naar goederen in elk geval toenemen. Deze goederen
komen voor een deel, uit het binnenland, voor een

deel uit het buitenland. De reacties op den invoer
zullen verschillend zijn naar gelang de behoefte aan
noodzakelijke goederen meer in het binnenland dan

wel in het buitenland kan worden gedekt.
Er zal dus een tendens bestaan tot vermeerderden

invoer, waartegenover niet een overeenkomstige uit-

voervermeerdering staat, omdat de openbare werk-
verschaffing meer op het voortbrengen van goederen

voor binnenlandsch dan voor buitenlandsch gebruik

gericht is. Voorzooverre de uitvoer van het betreffen-
de land bestaat uit goederen, die ook bij de uitvoe-
ring van openbare werken gbruikt kunnen worden, zal de uitvoer van deze goederen zonder twfei ver-

minderen, als gevolg van de stijgende binnenlandsche
vraag. Indien de uitvoer van een dergelijk land bo-
vendien plaatsvindt naar landen, wier invoercapaci-

teit niet vermeerdert, dan zal de handelsbeweging
van dat land ongunstig worden beïnvloed, waardoor
een tekort ontstaat op de betalingsbalans. Indien dat
tekort niet uit anderen hoofde verminderd kan wor-
den en het land door het buitenland geen credieten

beschikbaar worden gesteld, dan zal goudafvloeiing

nioeten plaatsvinden, die een dergelijken omvang kan

aannemen, dat het ingrijpen in de deviezenpositie

noodzakelijk wordt.
Dit proces heeft, zij het weliswaar op verschillende

wijzen, in Duitschlan’d en in Italië plaats gevonden.
De toestand in beide landen verschilde principieel

hierin, dat Duitschland in tegenstelling met italië

een groote buitenlandsche schuld bezat, die onmiddel-

lijk de ongunstige gevolgen van een actieve conjunc-
tuurpolitiek voor de Duitsche betalingsbalans accen-

tueerde.
In Italië heeft het daarentegen langer geduurd,

voordat het bovengeschetste proces zich ontwikkelde.
Hoewel reeds vSér de crisis aan werkverschaffing
aandacht werd besteed, is sedert 1931132 in toenemen-
de mate het uitvoeren van openbare werken ter hand genomen. Tegelijkertijd – en hier openbaart zich een
verschil met Duitschland – is een druk op het prijs-

en loonniveau uitgeoefend, voodat de exportkrac t van
Italië op de wereldmarkt niet zoo snel verminderde

al’s van Duitsëhland. De agrarische prijzen zijn
echter, evenals in Duitsohiand, ‘door allerlei maatrege-
len zeer sterk gesteund en hebben de daling van de
kosten van levensonderhoud geremd. Bovendien bezat
de Banco Italiano een vrij aanzienlijke goud- en de-
viezenportefeuille, die het tekort op de betalings-

‘balans •kon aanzuiveren.
In 1934 werden de moeilijkheden in Italië steeds
grooter. De uitgaven voor werkverschaffing en sub-
sidies moesten worden verminderd, een nieuwe druk

op het prijs- en kostenniveau werd uitgeoefend, doch
ook deze maatregelen konden niet voorkomen, dat de
deviezenpositie zoo ongunstig werd, dat een staats-contrôle door middel van contingenteering van den

geheelen invoer moest worden ingevoerd.
Sedert het begin van dit jaar verkeert Italië, wat

zijn handelsbeweging betreft, in vrijwel dezelfde po-
sitie als Duitschland, zij het dat er een gradueel ver-
schil bestaat. Dat in Duitschland op het gebied van

het betalingsverkeer wellicht strengere maatregelen
bestaan dan in Italië, doet verder niets ter zake.
Principieel is er geen verschil meer op te merken.
De gevolgen van het ingrijpen in de handels- en
betalingsbalans in Italië worden reeds waarneembaar
en wijzen geheel in ‘de richting van de versohiju-

17 Juli 1935

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

645

selen, die sedert eenigen tijd in Duitschland zijn op

te merken. Door de beperking van den invoer en de

geringe depreciatie van de Lire, stijgen de prijzen

van buitenlandsche goederen. De stijging van de bui-tenlandsche wisselkoersen heeft tot dusverre nog niet

den uitvoer gestimuleerd. Indien echter getracht
wordt, zooals in Duitschiand, sommige goederen door
surrogaten, die duurder zijn, te vervangen, dan zal

dit ook den uitvoer nadeelig moeten beïnvloeden.
Hetzelfde is het geval bij een verdere stijging van

het binnenlandsche prijsniveau bij gelijkblijvende wis-
selkoersen op het buitenland.
De gebeurtenissen in Duitschiand en Italië wijzen

erop, dat het voeren van een actieve conjunctuur-
politiek onder ‘de genoemde emstandigiheden tot een

steeds verdergaand staatsingrjpen heeft geleid en
gepaard is gegaan met een toenemende isoleering van
het buitenland. Het is aan geen twijfel onderhevig,

dat de actieve conjunctuurpolitiek in deze landen tot

een verscherping van den internationalen toestand

heeft bijgedragen.

Op dit gebied raken
wij
het principieele verschil

met Zweden. Dit land heeft geen politiek van econo-
mische isolatie gevolgd. Integendeel, zijn betrekkin.-

gen met het buitenland qijn op het oogenblik om-

vangrijker ‘dan enkele jaren geleden. Dit blijkt niet
alleen uit den gestegen invoer en uitvoer, dodh ook
uit den export van kapitaal naar Noorwegen, Finland
‘en Denemarken.

De overeenkomst tusschen Zweden eenerzijds en

Duitschiand en Italië
anderzijds
gaat dan ook niet

verder dan enkele geheel voor de hand liggende ver-

schijnselen. De gestegen productie en de gedaalde
werkloosheid in Duitschiand en Italië zijn de directe
gevolgen van een actieve conjunctuurpolitiek; in

Zweden zijn deze verschijnselen nog aan andere oor-
zaken toe te schrijven.

Dit komt wel zeer sterk tot uiting, indien de stij-
ging van de productie vergeleken wordt met de waar-
de van den uitvoer. In Duitschland en Italië gaat de
gestegen productie gepaard met een vermindering
van den uitvoer, in Zweden is een parallelliteit tus-

shen beide •op te merken.

1100099
00
WIlSOIL
TASt
1 s-•

‘”‘•
r’t

00
20

100

00′

9)2 9)3
l93′
935
9)2
933
193’4
19351
19J2
1933
939
933

De vraag rijst echter, waarom Zweden, wat zijn

uitvoer betreft, een
afwijkend
beeld vertoont, terwijl

in alle drie landen (ook tenslotte in Italië) een prijs-
stijging heeft plaatsgevonden. De reden ligt voor een
deel in de monetaire politiek. De prijsstijging in Zwe-
den heeft plaatsgevonden na een depreciatie van on-geveer 45 pOt. ton ‘opzidhte van de goudvaluta’s. De
prijsstijging, die daarna is ingetreden, is zeer beperkt
gebleven. in goud omgerekend, verkreeg Zweden
daardoor een belangrijk voordeel op de buiteu]and-

sche markten, hetgeen den uitvoer stimuleerde. Dit ging bovendien gepaard met een grootere vraag op
de wereldmarkt naar de belangrijkste uitvoerproduc-
ten van Zweden (hout, papier en ijzererts). Bovendien
had de devaluatie tot gevolg, dat de binnenlandsche
markt beschermd werd en sommige producten, die
vroeger ingevoerd werden, thans in eigen land ver-
vaardigd konden worden. De verbetering in het bin-
nenland is echter voorafgegaan door een actieve con-

junctuurpolitiek, die zonder
twijfel
de binnenLand-

iche bedrijvigheid heeft gestimuleerd, al komt dit

eerst in 1933 en 1934 tot uiting. Het is zeer goed

mogelijk, dat de depressie in 1932 door het uitvoeren
van openbare werken is verzacht. Aan welke van deze factoren de grootste beteekenis

moet worden toegekend, is niet zonder meer na te
gaan. In elk geval heeft het opgeven van de goud-
pariteit een mogelijkheid van credietexpansie gescha-

pen, welke in Zweden zeer gunstige gevolgen voor de
kapitaalmarkt heeft gehad, en er toe heeft geleid, dat

de middelen voor het uitvoeren van openbare werken

tegen een lage rente op de kapitaalmarkt, dus op

langen termijn, konden worden opgenomen. Belangrijk

is ook, dat de prijsstijging in Zweden binnen zeer

enge grenzen is gebleven.
Hoewel in alle drie landen de Overheid stimulee-
rend heeft gewerkt, moet men er voor waken ‘hieraan

dezelfde beteekenis toe te kennen. Om genoemde lan-

den op dit gelbied met elkaar te kunnen vergelijken,
zou allereerst moeten worden nagegaan, welke betee-
kenis de werkloohei’d in ‘deze landen heeft; hoe de
verhouding tussehen industrie en Landbouw is; ‘boe
de samenstelling en geografische verdeeling van den

uitvoer is en nog een aantal andere
belangrijke
fac-

toren. Intusscthen is ‘het mogelijk, dit probleem zeer

globaal ook van en anderen ‘kant te benaderen. De
uitgaven voor openbare werken in de ‘betreffende lan-
den ‘zijn voor ‘de laatste jaren bij benadering te be-rekenen. Wanneer men deze bedragen, zooa’ls hier-
onder is geschied, in verband brengt met den uitvoer,
dan heeft men althans eenig houvast.

Gemiddelde Gemiddelde
Landen

waarde van uitgaven voor
den uitvoer

openbare
werken.
Duitschiand
1)
(in millioenen

per jaar
Rijksmark)………………410

740
Italië
2)
(in milliarden Lires)

7.1

3.0
Zweden3) (in millioenen Kronen)

1.107

150

Voor Duitschiand over de jaren
1933
en
1934.
Voor Italië over de jaren
1931, 1932, 1933
en
1934.
Voor Zweden over cle jaren
1932, 1933
en
1934.

Deze gegevens wijzen er op, ‘dat de uitgaven voor
openibare verkverscihafflng in Zweden relatief van veel geringeren omvang zijn dan in Duitschlan’d en
Italië. Bovendien moet men voor deze landen nog
rekening houden met de
aanzienlijke
uitgaven voor
bewapeningsdoeleinden, die niet geheel bekend zijn.

Afgezien van de reeds genoemde verschillen, heeft
Zweden ook nog op het gebied van den invoer een
andere ontwikkeling te zien gegeven. De invoer is
na de ‘depreciatie gedaald, daarna weer gestegen; in
Duitsohland ‘en Italië is de invoer in den ‘laatsten
tijd gedaald. De ‘vermindering van den invoer in Zwe-
den vond langs natuurljken weg plaats, omdat deze
steunde op de vrije vraag uit het binnenland, in
Duitschiand en Italië beslist op het oogeublik de
Overheid over den omvang en de samenstelling van
den invoer. Dit is van groot belang, omdat een staats-
toezicht op den invoer niet impliceert, dat met eco-
nomische motieven rekening zal worden gehouden.
Op grond van bovenstaande uiteenzettingen is het

onder meer duidelijk, dat de ontwikkeling van de
conjunctuur in Zweden een veel gezonder karakter
draagt dan in Duitschland en Italië. In Zweden
openbaart het herstel van de conjunctuur zich op
vrijwel
alle
gebieden (productie, werkloosheid, prij

zen, in- en uitvoer, kapitaalmarkt); in Duitschiand

en Italië ‘daarentegen is ‘de verbetering tot enkele
gebieden beperkt. Zeer belangrijke onderdeelen van
het economisch leven, zooals de handelsbeweging en
de kapitaalmarkt, verkeeren nog in een erustige de-
pressie. Deze onharmonische ontwikkeling moet tot erustige gevolgen leiden, indien de actieve conjunc-
tuurpolitiek wordt voortgezet enfof niet gepaard gaat
met een zeer ‘drastische verlaging van het prijs- en
kostenniveau.

646

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

17 Juli 1935

DE LOOP DER PRIJZEN VAN GROOT-

HANDELSARTIKELEN GEDURENDE HET

TWEEDE KWARTAAL VAN 1935.
*)

TARWE.

In het tweede kwartaal van 1935 stonden de tarwe-

markten sterk onder den invloed van ôogstberichten
op het Noordelijk halfrond. In de Vereenigde Staten

waren vooral in April de vooruitzichten voor winter-
tarwe verre van rooskleurig. Droogte heerschte in

het Zuid-Westen en zandstormen richtten groote
schade aan. Het verschijnsel der zandstormen wordt
geweten aan de ontbossehing en het veranderen van
te veel prairiën in bouwland, waartegen van regee-

ringswege maatregelen worden genomen. De toestand

leek ernstig en de opbrengst van wintertarwe dus-dani.g in gevaar gabraoht, dat den hoeren vrijheid

werd gelaten in de grootte der met zomertarwe te be-
bouwen oppervlakte.

De koersen te Ohicago stegen in dien tijd tot boven
een Dollar per bushel. Ook te Winnipeg vond een

belangrijke verhooging plaats, tot bijna 10 Dollar-
cents boven den ‘voor ‘den eersten
termijn
te Winnipeg
vastgestelden minimumprijs. Van de gelegenheid om

in dien tijd een flink gedeelte van haar tarwebezit te
.verkoopen heeft de Oanadeesghe Regeering geen ge-
bruik gemaakt. De tot steun van de markt opgekochte

voorraden werden hoog in
prijs
gehouden, zoodat
slechts kleine hoeveelheden naar Europa werden ver-

kocht, daar de leiders der Canadeesche tarwepolitiek

meenden later nog betere
prijzen
te zullen maken.
Aanvankelijk leek het of hun speculatie zou geluk-

ken. Argentinië en Australië hadden kleinere tarwe-

oogsten dan in het vorige jaar en daarvan in ruime

mate verscheept naar Europa en ook naar het Verre
Oosten, waar een extra groote vraag bestond.
Ook in Argentinië liepen de koersen op tot een peil

dat men er lang niet gekend had. In Europa waren

de vooruftzichten van den rdeuwen oogst ook niet

overal even gunstig, in het Noorden ondervond het
gewas den nadeeligen invloed van koud en regenach-
tig weer; in Spanje, Italië en Noord-Afrika deed

droogte een beperkte opbrengst verwachten.

het weer ideaal geweest, zoodat ruime opbrengsten

verwacht mogen worden. De voorraad van 228.000.000

hushels der Canadeesche Regeering vormden een ge-
vaar voor de markt en eind Juni waren verschillende
plannen in overweging, wat te doen met deze voor-

raden en welke maatregelen te treffen voor den

nieuwen oogst. De tarwemarkten in Europa onder-

gingen den invloed der :Europeesche en Amerikaan-

sche oogstberichten, de fluctuaties zijn er niet zoo
groot geweest als in Amerika, omdat het aanbod van

Argentijnsche tarwe een rem was en te groote prijs-

verhoogingen tegenhield. De daling is er in Juni dan

ook kleiner geweest dan in Noord-Amerika. Op som-

mige tijdstippen, als •de statistisehe positie en de

oogstvooruitzichten vaste markten deden verwachten,
zijn flinke zaken tot stand gekomen.

Italië kwam wegens de uitputting der voorraden
van den ouden eigen oogst en door ongunstige voor-

uitzichten van den eigen nieuwen oogst sterk als koo-

per in de markt. In de laatste maand waren de koo-pers terughoudend en kochten zij niet meer dan het
dadelijk noodige, in afwachting van de verdere ont-

w’ikkeling der te velde staande oogsten.

ROGGE.

De zaken in rogge -zijn gedurende het geheele af-ge-
loopen kwartaal sleepend geweest wegens onvoldoen-
den afzet. De
prijzen
hebben dan ook -in vaste pevio-
des slechts weinig kunnen stijgen. in de Vereenigde

Staten werden geregeld Poolsche en Plata rogge ge-
kocht, tot de vooruitzichten van ‘den nieuwen rogge-

oogst in de Vereenigde Staten een ruime opbrengst

deden verwachten. Toen werden Poolsche en Argen-

tijnsehe rogge uit de Vereenigde Staten naar Europa
aangeboden, en verscheiden
partijen
zijn ook naar

0060E.Ç 010 ¶0006

1


I

_______

1029

1930

1051

¶032

¶933

1034

– 935

1932

De Oainadeesche speculatie is in den loop van het
kwartaal gebleken mislukt te zijn. De weersomstan-
digheden in de Vereenigde Staten verbeterden, de
oogstberichten werden gunstiger en de officieele en

particuliere oogstschattingen gaven hoogere vermoe-
delijke opbrengstcijfers dan men voor mogelijk had
gehouden. Al naar de berichten ‘beter werden, daalden
de koersen te Ohicago, tot zij einde Juni ongeveer 20

l)ollarcents per bushel lager waren dan op het hoog-
ste punt in April. In Europa zijn de omstandig-

heden eveneens verbeterd, alleen in Frankrijk wordt
nog over schade geklaagd. Het landbouwbureau te
Rome schatte de trwe-opbrengst in Europa buiten
Rusland onlangs ongeveer even groot als in het
vorige jaar. De koersen in Zuid-Amerika daalden ook
sedert het hoogste punt in April. Al was die daling
niet zoo groot, en al is het aanbod van tarwe uit Ar-gentinië niet dringend, de voorraden zijn er nog niet
uitgeput. Winnipeg ging mee met de algemeene prijs-
daling en de koersen daalden er tot slechts weinig
boven het minimum. De voorjaarsuitzaai van tarwe

had weliswaar laat plaats gevonden, doch sedert was

) De in
de
grafieken geteekende prijzen (goudprijzen)
zijn
maancigemiddelden,
zoodat de curve dus niet de be-
weging van week tot week aangeeft.

Nederland verkocht, onder de prijzen welke door de
productielan’den -zelf werden gevraagd. De Poolsdhe Re-

geering heeft, toen de Amerikaansche vraag ophield,
een compensatie accoord met Nederland gesloten voor
den uitvoer van 30.000 tons rogge. Van de hiertegen
door de Nederlandscihe Regeering uitgegeven invoer-

consenten is slechts een matig gebruik gemaakt. De
vooruitzichten van den rogge-oogst in Europa en in
Noord-Amerika zijn gunstig, wat in de volgende

maanden ruim aanbod van buiteulandsche rogge doet
verwachten.

MAIS.

In het begin van dit kwartaal hebben de prijzen

voor Platamais zich goed kunnen handhaven. De
voorraden van den ouden oogst in Argentinë waren
wel verminderd; de Vereeni-gde Staten waren wegens

het tekort aan zelf verbounode •maïs geregeld koopers
in Argentinië, en daardoor waren de naar Europa
verscheepte hoeveelheden niet te groot voor de be-
hoefte. De kwaliteit van de laatste verschepingen van

den ouden oogst was niet best, en voor het vormen
van voorraden niet geschikt. Daarvoor was trouwens toch weinig aanleiding, want spoedig zouden de ver-

schepingen beginnen van den nieuwen oogst, waar-
van de opbrengst zeer groot beloofde te worden en
waarvoor de
prijzen
op latere afladiiag belangrijk
lager waren dan ‘die, welke voor spoedige posities van

den ouden oogst werden betaald. De opbrengst in

Argentinië is gebleken een record •te
zijn
en wordt
geschat op 52.900.000 quarters. De grootste opbrengst was tot nog toe die in 1931, toen zij 49 millioen quar-
ters bedroeg. Na begin April zijn de koersen in Ar-
gentinië gedaald tot sleohts weinig boven de vast-

17 Juli 1935

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

647

gestelde minimumprij’zen en ‘daarna hëb’ben slechts
kleine prijsverhoogingen plaatsgevonden, welke iteeds

weder verloren gingen. Het slot te Buenos Aires was

einde Juni nagenoeg gelijk aan dat van eind April.
Zonder groote fluctuaties zijn de prijzen voor maïs

ly

–___

9929.

1920

1931

1932

1937

fl920

2121

in Europa allengs verlaagd. Platamaïs is practisch
de eenige maïssoort, welke wordt aangeboden. In het
begin van dit kwartaal kwam nog Zui.d-Afrikaansche •maïs ter markt, doch •dit is nagenoeg opgehouden.

GERST.

In het begin van dit kwartaal waren de prijzen
voor gerst gedrukt ‘door ‘het ‘groote, van vroegere in-
koo

pen afkomstige, aanbod in de tweede hand van

Platagerst. De eerste hand was voor de geldende prij-
zen geen verkooper en nieuwe zaken kwamen toen niet
tot stand. Nadat het aanibod verminderde en de aan-

wezige voorraden, mede door goede vraag van Enge-

land, slonken, konden de prijzen aanmerkelijk ver-
beteren. Geregeld vonden aankoopen in Argentinië
plaats, welke eehter niet van grooten omvang waren
omdat de prijs aanmerkelijk iboveu dien voor maIs

stond. In Juni zijn de koersen te Winnipeg gedaald,
waardoor ook de invoer op beperkte schaal van Oana-
deesche gerst mogelijk werd. Tegen het einde der

,

k


9-
______

-,—

$920

1930

$937

$932

933

1934

911

maand vond verdere prijsverlaging plaats, ook van
spoedige, doch vooral van de latere termijne’u, door
ruim aanbod van Roemeensche, Russische en Perzi-
sche gerst. Vooral in de twee eerste landen zijn de
vooruitzichten van den gerstoogst zeer goed en aan-
biedingen worden geregeld gedaan ter verlading ge-
‘durende ‘de zomermaanden op een lager prijspeil, dan ‘het voor spoedig verwachte partijen geldende.

LIJNZAAD.

Sinds de laagste noteeringen van half Maart van
dit jaar hebben de prijzen eigenlijk geen verandering
van eenigo beteekenis ondergaan. De afzet van het
artikel is evenwel in vrijwel alle landen van Europa
betrekkelijk groot geweest en zelfs Duitschland heeft,
tengevolge van ‘een guustigen stand der clearing-

rekening met Argentinië, de mogelijkheid gehad be-
hingrijke posten lijnzaad uit dat land te betrekken.
Begin April en eind Mei heeft een kleine verbetering
in de prijzen in Guldens plaats gehad, maar in beide

gevallen was dit slechts te wijten aan valuta-omstan-
digheden en aan een tijdelijke inzinking van den Gul-
den tegenover het Engelsche Pond. Immers, de Ar-
gentijnsche valuta is vastgeklonken aan het Engclsch
Pond en maakt dus de beweging van dat Pond mede.
Intusschen zijn de prijzen na deze tijdelijke verhoo-
ging weer verder teruggezakt en staan nu weer dicht
bij het laagste niveau van dit jaar, resp. ca
.
f
119. De

laatste daling is hoofdzakelijk teweeggebracht door
de gunstige berichten omtrent de oogsten op het
Noord-Amerikaansche Continent en door de stagnatie
in den afzet naar Europa in de laatste weken. Aandacht verdient het, dat Britsch-lndië, hetwelk

een goeden lijnzaad-oogst heeft gehad en een export-

surplus vaii ca. 230.000 tons heeft, thans ternauwer-
nood als exporteur te voorsdhijn komt. Dit is wel

terug te voeren op de zeer kleine oogsten, die Britsch-

Indië
vooi
koolzaad en grondnoten heeft gehad. Ar-

gentinië is dieiitengevolge de eerste helft van dit

jaar vrijwel de eenige leverancier geweest en heeft
in de eerste zes maanden ruim 1.100.000 tons, d.i.

circa 60 pOt. van zijn oogst, geëxporteerd. Het in Ar-
gentinië nog aanwezige surplus van dezen oogst be-

draagt ca. 800.000 tons en zal dus, indien inderdaad

Nodrd-Amerika goede oogsten krijgt,
voldoende zijn,

om aan iedere redelijke vraag te voldoen.

MEER-
929

1930

1931

1973

Berichten omtrent de komende groote graanoogsten
oefenen een ongunstigen invloed uit op den afzet van

lijn’zaad en de slec)hte monetaire toestanden in geheel
Europa
zijn
natuurlijk tevens oorzaak van den ge-
ringen. ondernemingslust. Het gevolg is, dat na de

betrekkelijk groote importen in het eerste halfjaar,

een stagnatie in zaken is ingetreden en dat de naar
Nederland s’toomende hoeveelheden en de in ons land
in den ‘loop van ‘de maand Juli ‘verwachte kwantiteiten
uitermate klein zijn. Daar staat evenwel tegenover,
‘dat de loco-voorraden, zoowel in Rotterdam als in

Amsterdam, met bijna 20.000 tons, onder de omstan-
digheden van het oogen4lik voldoende zijn om aan de geringe vraag te voldoen.

BOTER.

In dit kwartaal krijgt onze botermarkt, in verband

met de seizoenuitbreiding der melkproductie, steeds haar grootste kwantum te verwerken. Bij de huidige
constellatie van den binnenlandsehen afzet komt dit
neer op een zeer groote uitbreiding van den export.
Gedurende de beriehtsperiode kon hiervoor het Duit-

sche afzetgebied nog maar in
bijzonder
bescheiden
mate in aanmerking komen. Tengevolge van de con-
tingenteering van den uitvoer, in verband met de
ongunstige positie op de clearing en voorts alp ge-
volg van ‘het ‘groote exporteursrisico, bleef ‘deze ex-
port in het afgeloopen kwartaal ver beneden het ver-
dragseontingent, evenals onder de cijfers, welke dien-
aangaande de overeenkomstige maand van 1934 nog te zien ‘gaf. Eind Mei stond de uitvoer naar Duitscli-
land ‘zelfs practi’sch stop.
Op het Belgische afzetgebied is tegenwoordig in
den voorzomer niet veel staat meer te maken, daar
dit land dan
zijn
contingent aanzienlijk verkleint, in

verband met de groote productie in het binnenland.
Dit jaar begon men daarmee echter al in April. zoo-dat de Belgische afzet voor dit geheele kwartaal als
factor van beteekenis practisch uitviel.
Onze markt stond dan ook gewoonlijk uitsluitend
onder den invloed van de verhoudingen in Engeland.
In den aanvang van dit kwartaal waren deze ongun-
stig. Reeds sedert half Februari heerschte er op de
Engelsche markt een apathische stemming onder de
koopers, welke, zooals reeds in het vorig kwartaals-
overzicht vermeld, bezwaarlijk haar motiveering kon
vinden in de statistische positie van het product. De

•..194’flltSX

“-

648

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

17 Juli 1935

aanvoeren uit de Dominions waren inderdaad in som-

mige weken belangrijk, waartegenover de Deensche
en de Baltische boters weer minder aangeboden wa-
ren, terwijl de koelhuisvoorraden bij voortduring ver

achter bleven bij die van het vorig jaar.

Onze markt heeft zich gedurende de maand April

intusschen goeddeels aan den ongunstigen invloed

der Engelsche markt kunnen onttrekken, doordat de

Vereenigde Staten voor
vrijwel
ongelimiteerde hoe-
veelheden op onze markt traden en naar verhouding

aantrekkelijke
prijzen
konden besteden. Eind April

raakte de daar heerschende boterschaarschte over-

wonnen en kwam deze steun aan onze markt te ver-

vallen, waardoor de export wederom geheel op En-

geland aangewezen werd en de
prijzen
opnieuw tot

Nieuw-Zeelandsch peil terugzakten.

Begin Mei werd het mengpercentage in de marga-

rine weer op
25
pOt. gebracht.

Eerst medio Mei, toen wederom een koelhuisrege-
ling werd ingesteld, kwam er verbetering; in hoof d-

zaak stond deze echter in verband met de opleving

van de markt in Engeland. De vaste markt hield tot
het einde van het kwartaal aan en er konden toene-

mende hoeveelheden onzer boter tegen oploopende
prijzen naar deze markt geëxporteerd worden.

Toen half J’uni wederom een garantieregeling met

betrekking tot de heffingsgelden bij den export naar

Du’itsdhland werd ingesteld, kreeg de vraag voor boter

naar dit afzetgebied weer een normaler verloop.

Tav. den binnenlandsdhen handel, welke kalm ver-

liep, vallen geen bijzonderheden te vermelden.

Boter in tons.

Invoer

1

Uitvoer

1932193311934 19351 1932
1
1933
1
1934

1935

le halfj. 3.792 310 129 100

8.400 17.283 20.744 24.011
2e ,,

437 347 403 – 11.977 11.090 16.142 –
le.kwart. 3.165 114 32

99

3.824 6.454 6.325 7.559
2e kwart. 627 196 98

1

4.577 10.829 14.419 16.452
3e kwart. 196 125 143 – 4.151 6.287 10.163 –
4e kwart. 241 232 260

7.826 4.803 5.979 –
Jan ….. .1.252

15 12

86

1.060 1.905 1.753 2.299
Febr. .. 1.606

58

8

853 1.916 1.703 2.042
Maart .. 307

41 13

12

1.911 2.633 2.870 3.218
April .. 268 128 15

1.600 2.407 3.847 4.956
Mei …. 110

21 38

1

1.881 4.047 5.522 6.630
Juni …. 251

47 45

1.096 4.375 5.050 4.868

EIEREN.
Uitvoer van Eieren in schaal in tons.

Versche eieren
Kalk

Koelhuis
eieren en
op andere
Waarvan naar

Duitsch-
Groot-••
T
ot
al
e
uitvoer
eieren
wijze ge-

land
Britannie
conserv.
eieren

1920 ….
433

441
– 30
1923 ….
13.522

11.383
107
1.374
1925 ….
43.864 31.492
11.826
1.359
3.129
1926 ….
53.598
38.632
14.571
2.258
2.940
1927 ….
63.904 45.593
16.580 3.880
2.714
1928 ….
66.762
46.782
17.716
6.032 2.829
1929 ….
71.827 52.329
16.977
6.872 2.886
1930 •…
76.073 50.888
21.260
6.595 2.285
1931 ….
77.958
52.687
22.117 6.586
1.655
1932 ….
75.020′
62.667
10.223
3.964
1.076
1933 ….
53.503 41.842 7.566 2.663
810
1934
.
..
.
61.417 47.901
7.173
2.418
468
Ie
halfj.

31
47.675
32.056
13.396
334
547
’32
48.374
40.904′
6.065
700 334
’33
31.325
24.374
4.211
134
32
’34
37.160
29.279
4.045
235
254
’35
37.341
18.461
14.957
1.135
179
Jan. ’35
4.504 2.584
1.465
965 94
Februari
4.729 2.327
1.554
106
51
Maart
. .
6.320
3.356 2.353
11
33
April

. .
6.432
2.733 2.969
19
1
Mei

.
..
.
8.572 4.188 3.509
21

Juni….
6.784
3.273 3.107
13

•_____
____
______________

11U

1933

1932

19

1934

liii

KAAS.

De kaashandel bood dit kw’artaal een uiterst troos-

tel’o’ozen aaniblik. De ‘toestand tea aanzien van ‘het beta-

lingsverkeer met 1)uitchland greep in den afzet van

dit product diep in. Het zeer groote kwantum, dat

onder deze omstandigheden niet naar Duitschiand

kon worden geëxporteerd, drukte op de markten el-

ders, vooral in Engeland, waardoor een hernieuwde

daling der
prijzen
niet uitbieef. Begin Juni onder-

ging de markt een zeer geringe verbetering.


-4-

Kaas in tons.

Invoer

1

Uitvoer

1932 11933 11934 11935
I
1932
I
1933
1
1934
1
1935

le halfj.
I
239
1
162i 194 i 161 136.603 30.9891 29.5651 29.546
2e

,,
249 205 466

40.535
32.923 31.624

le kwart.
128
90
108
90
16.302 15.953
13.184
14.107
2e kwart.
111
72 86
71
20.301
15.036
16.381
15.438
3e kwart.
109 95
366

22.161
17.855
16.881 –
4e kwart.
140 110
99

18.374
15.067
14.740

Jan

•…
37
27
31
30
5.883
4.910
4.426 5.526
Febr.

..
44
26
39 23
5.457
5.232
3.956 4.148
Maart ..
47
37
39 37
4.962
5.811
4.802 4.433
April

..
37
25
30
24
6.397
4.438
5.101
4.643 Mei

….
38
25 35
22
6.299 5.064
5.418 5.412
Juni ….
36
22
21
25
7.605
5.534
5.862
5.383

omee

In zijn vergadering van 12 Juni 11 heeft het

International Tin Oommittee besloten de export-quota
der ,,Signa’tory Oountries” wederom met
5
pOt. te
verih’oo’gen met iingang van 1
Juli 1935,
voorloopig
voor drie maanden, wa’ardoor de quota thans ‘gestegen
zijn ‘tot
50
pOt. der Standard tonnages. Deze ver

•meerderin’g bedraagt 690 tons ‘tin per maand.
Hoewel ‘het verloop der zichtbare ‘voorraden, welke
‘in het afgeloopen kwartaal met rond
5.500
‘t’ons zijn
afgenomen, ‘oogensehij’n1ijk een grootere quota-ver-
h’ooging ‘zou veroorloven, zoodat er verwachtingen
waren van een ‘ver’hooginig van 10 en zelfs
15
pOt.,
was ‘het Tin Oom’mittee blijkbaar van oordeel, ‘dat ‘het
veililger was de ontwikkeling der ‘dingen voorname-

lijk in Amerika eerst af te wachten, al’vorei:is een
roy’aler standpunt in te nemen.
Bij
deze ‘overweging
zal wel een voorname rol hebben ‘gespeeld ‘de ‘beken-
de uitspraak van het Hooggerechtshof in Amerika betreffende de N.R.A., welke n’iet nagelaten heeft
een at’mos’pheer van onzekerheid te ‘scheppen in het
bedrijfsleven ‘in het ‘algemeen, terwijl ‘bovendien wo-

wel de ‘tinplate- als de au’tom’obielin’dustrie aldaar
reeds lagere pro’duc’iecijfers te zien geven. D’aar
tevens ‘de afname ‘van bin gedurende de zlomermaan-den ‘doorgaans ‘op een laag niveau belandt, mag rede-
lijkerwijs worden verwacht, dat de tinconsumptie in

‘de naaste toekomst een dalende lijn zal vertoonen.
Mocht echter ‘in ‘de ‘komende maanden de vraag
naar tin igrooter ‘blijken dan verwach,t wordt, ‘dan be
schikt men nog over. de z.g. Bufferstock, waardoor

17 Juli 1935

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

649

groote prijssohommelingen kunnen worden voorkomen.

De prijs van cash tin te Londen, welke op 1 April £ 216% bedroeg, liep geleidelijk op tot £ 232 op 23
Mei, om vervolgens weer iets te -dalen, zoedat het
kwartaal sloot op £ 228%.

Tengevolge van een gebrek •aan cash tin op de
Lon-densdhe matkt, ‘hetwelk voornamelijk daaraan was
toe te ‘sdhrij’ven, dat termijn-speculanten, welke ,)bear”
posities hadden l’o’open, rih moesten dekken, ontvik-
ke’lde er ‘aicih een belangrijke ,,’backwardation”, welke

op een ge-geven moment zelfs ‘opliep tot ruim £ 12.
Het -totaal der zichtbare voorraden, inclusief de

Bufferstoek, bedroeg ‘op uit. Maart 20.813 Vons, uit.
April 19.997 t’ons, ult.
Mei
18.187 ton’s en uit. Juni
15.301 tons.

Een ‘overzidht van de ‘exporten der ,,signatory
countries” en Siam volgt hieronder.
1935
le kwartaal April Mei

bus

tons tons
Ned.-Indië

………………….
3.276

2.411

1.171
I’,laiakka

…………………..

7.171

4.204

2.547
I3olivia

…………………….
4.754

2.125

1.720

Nigeria …………………….
1.060

422

452
Siarn

………………………
3.091

847

599

19.352

10.009 6.489

IJZER.

Terwijl in het afgeloopen kwartaal op sommige
binnenlandsche markten de situatie van ruwijzer een
kleine ‘vei1beteriu’g te zien gaf, ‘is ‘het met ‘de export-
vraa’g naar d it product nog treurig ‘gesteld.

In ‘de eerste plaats ‘heeft de ‘devaluatie van ‘den Bel-
gischen Franc de opbrengst van (het ruwijzer in ‘dit belangrijke afzetgebied, doen dalen. In het gunstig-
ste geval is de ruwijzerprijs, nl. die van gieterij-ijzer,
als gevolg van de waardevermindering van •den Bel-
gischen Franc met 19 pOt. gestegen, terwijl de deva-luatie 28 pOt. bedraagt. En dan moet als oorzaak van

de steeds grooter wordende belemmeringen van den
internationalen handel in ruwijzer worden genoemd het nog altijd uitbreidende stelsel van contingentee-
ringen, alsmede de moeilijkheden Ibij ‘het verkrijgen
van voldoende bu itenlandsche betaalmiddelen. In den
laatsten tijd zijn het vooral Italië, Denemarken, de
Ba’lkanlanden en een enkel Oostzeelan.d, die in ‘dit
opzicht van zich doen spreken.

Daarentegen is er eenige opleving te bespeuren in
Engeland en in Duitschland. Wat Engeland betreft,
is er een gunstige uitwerking te bespeuren van de
gesloten overeenkomst met de staalproducenten van het vasteland, waarbij zoowel de import van staal in
Engeland als de uitvoer van Engeisch staal naar de
landen buiten het Internationale Ruwstaalkartel voor
een tijdperk van vijf jaar zijn vastgelegd. Voorloopig
is het voornaamste resultaat van deze overeenkomst
wel de sterke beperking van den Engelschen import
van stalen halffabri.katen en eindproducten van het
vasteland. Het optimisme in de Engelsche staalin-
dustrie vindt uitdrukking in de talrijke nieuwe plan-
nen voor de reorganisatie en de uitbreiding van
staalfabrieken in Wales, de N.O.-kust en Schol.land.
Ongetwijfeld zal de ruwijzermarkt hiervan in de
naaste toekomst den weerslag ondervinden.
In ‘Duitschland zijn den laatsten tijd maatregelen
genomen om het verbruik van ruwijzer uit te breiden.
I[ierop komen wij terug.
Met den omzet op de Fransche ruwijzermarkt gaat
het de laatste maanden vrij slecht. Dit geldt speciaal
den verkoop van gieterij-ijzer, waarvoor men, zooals

men weet, aan het begin van 1935 met betrekking

tot de regeling van de prijzen en den verkoop in het
binnenland tot overeenstemming is gekomen. Het ge-
volg van deze overeenkomst was, dat de prijs van

g’ieterij-ijzer werd verhoogd met Frs. 50 -tot Frs. 260

ddpart Longwy voor P.L. No. 3. De Fransehe markt
is tot dusver op dit niveau gebleven. De genoemde

overeenkomst voor gieterij-ijzer liep tot 30 Juni. Het

ging hier om niet overdreven eischen omtrent de

quota van de opzeggende leden. Daar de besprekingen

niet tot een resultaat leidden, werd het kartel ver-

lengd tot 31 Juli. De verkoopen voor Juli werden

voorloopig beperkt tot 10.000 ton (oude cijfer
20.000 ton). Echter is men met de besprekingen nog

geen steek opgeschoten, en daarom werd besloten om

langs anderen weg tot overeenstemming te komen.
Men handhaaft het ‘systeem om voor elk ‘bedrijf een
verkoopquotum te berekenen naar gelang van zijn
productiecapaciteit. Echter zal voor elk der kleine

ondernemingen een minimumquotum, een ‘z.g. be-

staansminimum, worden vastgesteld. Het berekenen
van deze bestaansminima zal ongetwijfeld veel tijd

kosten, daarom heeft men de kartelovereenkomst ver-
lengd tot 31 October 1935. Tegelijk met het gieterij-

ijzerkartel werd ook het reeds langer bestaande hema-
tietkartel tot ein’de October verlengd. In het alge-

meen is het met den verkoop van hematiet in het

binnenland beter gesteld dan met den afzet van gie-
terij-ijzer. In de laatste week van Mei werd de rio-
teering van hématite de moulage, franco Nord, die
reeds aan het begin van dit jaar met Frs. 50 tot

Frs. 360, en kort daarna tot Frs. 370 gestegen was,
met Frs. 20 tot Frs. 390 verhoogd.

Zooals reeds aan het begin van dit overzicht werd
vermeld, steeg -de Belgische n’oteerin’g voor Lux 3
tengevolge van de devaluatie met 19 pOt., en wel
tot Frs. 370 franco grens. Wij hebben’hier met-de groot-
s’te ver.h’oo’gin’g te doen: de prijs voor hématite ‘d’aff i-
nage steeg met 14 en voor ‘Dhomas-ijzer met 18 pOt.
Tengevolge van den hierboven geschetsten slechten
‘toestand ‘op de exportm’arkt is ‘de noteering van Lux

3 fob. Antwerpen op het oude zeer lage niveau van
33-34 gouden Shillings gebleven.

•_

Na eenige maanden van levering op zeer korten
termijn zijn de verbruikers van Oleveland gieterj-
ijzer thans overgegaan tot het hernieuwen van groote
loopende contracten. Als men bedenkt, dat de pro-
ductie van Oleveland No. 3 beperkt is tot twee hoog-

ovens en dat bovendien de voorraden zeer gering
zijn, dan ontkomt men toch niet aan den indruk, dat
liet met den verkoop van dit product in Engeland

allesbehalve rooskleurig gesteld is. Een feit is, dat
de verkoop in Schotland te lijden heeft van da con-
currentie van een of twee hoogovens in Schotland,

die verleden jaar met de productie van ruwijzer met
een hoog fosforgehalte zijn begonnen. Het daarvoor
gebruikte erts is waarschijnlijk afkomstig uit Britsch

West-Afrika (Sierra Leone). Een feit is, dat voor de’
beperkte productie van het Oleveland-product een

behoorlijke prijs op de binnenlandsche markt kan wor-
den gemaakt.’ Ook in het loopende kwartaal werd de
oude prijs van Oleveland No. 3 van
67
1
6
franco Midd-
leshrough, 6713 franco Falkirk en 7013 franco Glas-

gow gehandhaafd; op de exportmarkt, waar de notee-
ring ettelijke Shillings lager ligt, wordt dit product
niet of nauwelijks ‘aangeboden. Anders is de positie
van de hematietmarkt. Aan de N.O.-kust werken niet
minder clan 9 hoogovens op hematiet, de binnenland-

650

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

17 Juli 1935

sche vraag is thans zoo, dat men er hard over denkt,
nog twee hoogovens extra op hematiet te laten loo-
pen. Ook voor dit product wordt een flinke prijs ge-

maakt op de binnenlandsche markt, ni. van
6816

franco Middlesbrough. De exportprijs steeg in Juni

met 1/- tot 631- fob. Middlesbrough.

Voordat de overeenkomst tusschen de Engelsche
producenten en het Internationale Ruwstaalkartel tot

stand was gekomen, was er een oogenblik van groote
luwte in de vraag naar hematiet, tengevolge waarvan

op ‘de exportmarkt kortingen werden gegeven op ‘de

genoemde noteering van 631-. Thans echter blijken de

moeilijkheden voor ‘den afzet in het binnenland over-
wonnen te ‘zijn en is de vraag aoodanig, dat men zelfs

aan uitbreiding van de productie denkt.

Hoe het overigens met de positie van de Engelsche

producenten op de exportmarkt gesteld is,
blijkt
wel

uit de verschepingscijfers van ruwijzer van de Tees,

die voor
bijna
de helft uit export bestaat. Verscheept

werd in April, Mei en Juni resp. 12.000 ton, 9.900

ton en 7.000 ton. Dit is dus een zeer sterke achteruit-

gang. De cijfers toonen ook een achteruitgang in de

verschepingen naar Engelsche havens. Een feit is, dat vooral Zuid-Wales de laatste maanden minder

heeft ngen’omen. Zooals gezegd, verminderden ook ‘de

verschepingen naar Schotland.
Dat de positie der Engelsche staalproducenten be-
langrijk is verbeterd, blijkt wel uit het feit, dat men
2
den
prijs
van basisch ruwijzer in Juni met Shil-

ling heeft verhoogd. Bovendien werd de productie

in Schotland uitgebreid. Vooral van bovengenoemde

uitbreiding der staalcapaciteit verwacht men veel
werk, in de tweede plaats moet de vermindering van
den Engelschen invoer van stalen haiffabrikaten en

afgewerkte producten door de Engelsche producenten
worden gecompenseerd; tenslotte kan nog worden
vermeld, dat er zich een flinke activiteit in het

bouwbedrijf heeft ontwikkeld, terwijl er verschillen-

de electrificatie-plannen op touw
zijn
gezet.

De positie van de Duitsche ruwijzer-markt is tame-
lijk gunstig. De verbruikers zijn echter weer tot het
vormen van voorraden overgegaan, terwijl de voor-

raden bij de hoogovens zeer beperkt zijn. Ook op de export-markt konden de Duitsche producenten suc-

ces boeken: in den laatsten tijd werden er flinke hoe-

veelheden naar Hongarije, Zweden en Finland uit-
gevoerd. Op alle mogelijke manieren wordt het ruw-
ijzerverbruik in Duitschiand bevorderd. De ,,Ueber-
vachungsstelle für Eisen und Stahl” heeft besloten, dat met ingang van 1 April het ruwijzer-percentage
bij de voortbrenging van Siemens-Martin staal 634

hooger moet worden gesteld. Het aandeel ruwijzer in
de ovenlading behoeft echter de 50 pOt. niet te boven
te gaan. Als onmiddellijke aanleiding tot dit besluit
werd genoemd de schaarsohte aan schroot. Zooals be-
kend heeft het Roheisen-Verband een overeenkomst
met de ,,Arbeitsgemeinschaf t der Verarbeitungsin-
dustrie”, waarbij het Roheisen-Verband voor elke ton

geëxporteerd gietwerk een vergoeding verleend van
R.M. 12, op voorwaarde dat minstens 95 pOt. van de

ruwijzer

behoefte bij het Verband wordt gedekt. Vol-
gens het nieuws uit de vakpers zou dit percentage

onlangs verhoogd zijn tot 100.
Uit de hieronder vermelde productiecijfers voor
ruwijzer in West-Europa blijkt, dat de productie in
de eerste vijf maanden van 1935 vooruit is gegaan.

Jan.-Mei
jan.-Mei
1935

1934
(in 1000
M.
tons)
Frankrijk ……………………..
2.408

2.556

Duitschiand (incl. et
Saargebied)

4.927

3.915
Engeland ………………………
2.685

2.422
België …………………………
1.253

1.187
Luxemburg …………………….
790

780
Totaal West-Europa ……………..
12.063

10.860
Ver. Stwten van Amerika …………
8.378

7.994

Het grootste aandeel in dezen vooruitgang heeft

wel Duitschiand, inclusief het Saargebied. De pro-

ductie in België en Luxemburg is vrijwel gelijk ge-

bleven aan die in dezelfde periode van 1934, terwijl

de Fransche voortbrenging achteruitgegaan is.

STEENKOLEN.

De contingenteering van den invoer van steen-
kolen, nmvattende: huisbrand, industriekolen, cokes,

eokesgruis en steenkooibriketten, is voor den duur

van negen maanden van 1 Juli af verlengd, op den-

zeifden grondslag als voor de eerste zes maanden van
dit jaar, nl. 60 pOt. van den invoer over de basis-

periode 1933, terwijl voor de verdeelirig der toew’ij-

zingen gebaseerd wordt op den gemiddelden invoer in
het 3e, 4e en le kwartaal van de jaren 1931132,

1932133 en 1933134.
In Engeland is de productie al eenige jaren door
quota vastgesteld; sinds 1 Januari 1935 echter ver-

den ‘de hoeveelheden verdeeld over de ‘binnenlandshe

en exportmarkten. Deze splitsing
blijkt
geen succes

te zijn, vooral voor de kleinere ondernemingen, waar-

van vele, door de opleving van de industrie, haar

binnenlandsch maximum reeds bereikt hebben en nu
de productie moeten stoppen of het risico loopen

groote boeten te ‘krijgen. In Zuid-Wales werd het bin-

nerdandsdhe quotum eerst verhoogd met 400.000 tons,

later met nog eens 100.000 tons voor J:ie’t 2e kwartaal.

De export naar
Frankrijk
en Italië is nog steeds

onbevredigend; men vreest voor verdere beperking
van den invoer van kolen in Italië met ingang van
1 Juli. terwijl hier het betalingsrisico ook een
rol speelt, want ibetaling moet plaats vinden over ‘de

elearin’g, waarvan ‘de stand zoo is, dat de Engels’.he
exporteurs ‘zeer lang op ‘hun geld moeten ‘wachten.

Een vergelijking van de Engelsche en Poolsche
exportcijfers over het eerste kwartaal 1935 met die
over het. eerste kwartaal 1934 geeft een beeld van het
resultaat van de werking van het Anglo-Polish Ooal
Agreement. Engeland exporteerde 91.328 tons (= 1
pOt.) meer, Polen 278.000 tons (= 11.6 pOt.) minder.
Polen verloor vooral veel terrein in de Scandinavi-
sohe landen, en in .den lerschen Vrjstaat, ‘die een
einde maakte aan den economischen oorlog met En-
geland en per 1 Februari den invoer van andere dan
Engelsche kolen radicaal verbood. Hierdoor verloor Polen alleen al 175.000 tons. Een eigenaardig bèeld
vertoont Italië, waar Engeland 40.841 tons = 3.5 pOt.
verloor, Polen 115.000 tons en 31.6 pOt. voorui’bging.
Van de dezer dagen tot stand gekomen overeen-komst tusschen de British Iron & Steel Federation

en ‘het Internationaal Staal Kartel, welke o.a. den in-
voer in Engeland beperkt, wordt voor de Engelsche
kolenindustrie veel heil verwacht door de te ver-
wachten opleving in de ijzer- en staalindustrie.
Uit Westfalen wordt een productievermeerdering
van ca. 3 millioen ton gemeld over de periode
Januari/Mei 1935 (39.13 m.) tegenover Januari/Mei
1934 (36.17 m.) Er waren eind Mei ruim 10.000
mijnwerkers meer aan het werk dan een jaar geleden.
Over de eerste vier maanden steeg de export met
bijna 1 millioen ton van 6.86 tot 7.80, terwijl over
dezelfde periode de invoer daalde van 1.70 tot 1.54 millioen ton. De Duitsche Rijnhavens, die voor den
overslag van kolen in aanmerking komen, en de

Duitsche Rijnscheepvaart, die een groot deel van
haar bestaan in de kolentransporten vindt, zijn een
actie begonnen tegen de bevoordeeling van de Duit-
sche Noordzeehavens boven de Rijnmondinghavens als

17 Ju1i 1935

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

651

exporthavens van Westfaalsche kolen. Het resultaat
van deze actie is, vooral voor Rotterdam, van het

allergrootste belang. Van den toch al zoo teruggeloo-

pen kolenui.tvoer over de Rijnmondinghavens is sinds

den val van de Belga een gedeelte van wat Rotterdam
kreeg naar Antwerpen overgebracht.

De toestand in den Belgischen Mijnbouw blijft
steeds even precair. De kosten van het levensonder-
houd stijgen, loonsverhoogingen worden geëiseht, die

de meestverouderde mijnen niet kunnen dragen; ge-
volg: staking. Op ingevoerde kolen wordt een invoer-

recht geheven om daaruit uitvoerpremies te kunnen
betalen en zoodoende de eigen productie te i’timu-
leeren. De Kamer van Koopihandel van Antwerpen en

diverse andere instanties ijveren voor de afsdhaffin’g

van ‘de invoerrechten. Men zegt evenwel niet, waaruit

dan de uitvoerpremies moeten worden betaald. De
werking van het Kolenkautoor stelt nog steeds te-
leur, en de met dit kantoor opgedane ervaring heeft
het tot nu toe onmogelijk gemaakt om tot een Na-

tionaal Cokeskantoor te komen; er was te veel tegen-
stand. Per 1 Juni werden de prijzen van industrie-
kolen en briketten met Frs. 5 verhoogd. De import-,
export- en produetiecijfers vertoonen slechts lichte

sdhommelinigen vergeleken hij vorig jaar.

PETROLEUM.

De opheffing van alle ,,Codes” tengevolge van de
uitspraak van de U. S. Supreme Court, heeft ook aan
de Amerikaansche petroleumindustrie dezen belang-
rijken steun bij de handhaving van een eenigszins
redelijk prijs- en loonniveau doen ontvallen. Dat de

Code, ondanks alle tegen zijn bepalingen gevoerde
acties, voor de petroleumindustrie veel meer was dan

een wassen neus, bleek ten duidelijkste daaruit, dal
het American Petroleum Institute, de grootste veree-
niging van belanghebbenden bij de petroleumindus-

trie, onmiddellijk het parool uitgaf, dat de industrie
vrijwillig de bepalingen van ‘den Code zou naleven,
alsof deze nog van kracht was. Over het algemeen is
dit ook geschied, al kan niet worden ontkend, dat vrij

gauw verschillende locale benzine-oorlogen uitbraken,
en dat vooral in Californië de situatie voor de indus-
trie moeilijker werd. Maar over het algemeen is het
toch gelukt, de prjsstructuur te handhaven, en eind

Juni 1935 liggen de Mid-Oontinent prijzen en de Golf
exportprjzen, practisch ongewijzigd tegenover eind Mei, een stuk boven die van een jaar geleden. U. S.
Motorbenzine met ,,octane-cijfer” 62 en minder
1)

werd eind Juni met 4
1
/s â 4
7
18 cts. genoteerd tegen
3% â 4 ets. een jaar geleden; de betere benzine met octane-cijfer 63-70 wordt met 5% á 5
5
/s ets. ‘betaald
tegen 4% â 4% ets. een jaar geleden (Mid-Oontinent-
prijzen), terwijl voor U. S. Motorbenzine de Golf-
exportprijs nu 5
t
5% ets. is tegen 4% i 4% ets. eind
Juni 1934, en ‘benzine van 64-66
1
Bé nu 5% â 5
3
/8
noteert tegen 4%’
t
4
9
/8
een jaar geleden. Ook de prij-
zen van lampolie, stook- en gasolie zijn, al is het niet
in die mate, ‘beter ‘dan een jaar geleden, en zij kon-
den zich althans tot nu toe handhaven.

dig evenveel Olie wordt gewonnen als in Oklahoma en
Oalifornië, de twee daaropvolgende staten, samen,
niet geaarzeld, de hun ter beschikking staande mid-
‘delen tegen overtredingen ‘der door hen zelf uit,ge-

vaardigde wetten tegen overproductie en verspilling
streng toe te passen. Aangezien de uitspraak van de

U. S. Supreme Court bovendien de z.g. Connally wet,

d.w.z. het verbod van vervoer in den tusschenstaat-

schen handel van illegaal gewonnen ruwe olie of den-
vaten ‘daarvan, niet ‘heeft aangetast, bleef daarmede

een verdere steunpilaar der stabiliteit gehandhaafd.

Tenslotte blijkt, dat het benzineverbruik gedurende

de laatste maanden niet slechts het reeds gunstige

cijfer van 1934 gestadig overtreft, maar dat het ook
het hoogste ooit bereikte is. Dit heeft daartoe geleid,

dat ondanks de nog steeds zeer hooge productie en
verwerking van ruwe olie, de voorraden van benzine
bij de raffinaderijen sinds het begin der zomercam-

pagne van 37.4 tot 30.8 millioen barrels zijn gedaald,

tegen een daling van 37.1 millioen barrels tot 33.2
millioen een jaar geleden. Minder gunstig is het ver-

ioop der totale benzine voorraden: daling van 61.1

tot 56.3 millioen barrels tegen een daling van 67.1
tot 58.8 millioen barrels een jaar geleden. (Bepaalde
statistische wijzigingen maken, dat ‘de
cijfers
met vorig
jaar niet volkomen vergelijkbaar zijn.) Bovendien zul-

len de voorraden van uit ,,hot oil” geproduceerde
benzine verminderd zijn.

De prijsontwikkeling in Roemenië was gedurende
de laatste maanden Vrij onafhankelijk van de bewe-ging van de Golf-exportprjzen; de Roemeensche no-

teeringen lagen zeer belangrijk boven de Amerikaan-

sehe. Dit is vooral aan de vraag van bepaalde zijde
(Duitschiand en Italië) toe te schrijven, waarbij ook
de verrekenin’gs-‘o’vereenkomsten een rol spelen. Bo-

vendien hebben de stijgende prijzen tot terughouding
der verkoopers geleid, die van een verdere stijging
der prijzen hopen te profiteeren. Of deze verwachting inderdaad zal worden vervuld, schijnt ons, gezien ook

het feit, dat de helft van het hoofdverbruiks-seizoen
voorbij is, aan eenigen twijfel onderhevig.

De uitvoer van Russisehe petroleum is ook gedu-
rende de eerste maanden van dit jaar verder afge-
nomen. Ook deze – door een toegenomen binnen-
landsch verbruik gecompenseerde, of zoo men wil:
veroorzaakte – vermindering van den Russischen ex-
port, is voor den
prijs
van de Roemeensche olie een belangrijke steun. Voor de Europeesche verbruikers
is echter, naast ‘den Golf-expo’rtprijs ‘de exportprijs van
Oonstantza ‘de meest belangrijke. Roemenië is in de
laatste jaren een veel ‘grooter exporteur dan Rusland. De stabiele Amenikaansche prijzen en de verbeter-

de Roemeensehe zullen op den duur ook tot prijsver-

hoogingen in sommige consumptielanden moeten lei-
den, al is in enkele dezer landen van den kant der

regeeringen tegenwerking tegen een prijsverhooging,
die deze verbetering der exportnoteeningen reflec-
teert, vast te stellen.

KATOEN.

UX

0.50

90

1999

1930

195

1932

1933

‘934

1933

Misschien wordt de neiging der petroleumindustrie,
om deze prijzen te handhaven vermeerderd door een
dreigement, dat haar nog steeds boven het hoofd
hangt: de federale contrôle, al zijn de kansen op ver-
wezenlijking ervan sinds het Nir.a-oordeel ook kleiner
geworden. Maar tenslotte hebben de afzonderlijke
staten, en in de eerste plaats Texas, waaj tegenwoor-
1)
Dit cijfer drukt de maat uit,
waarin de benzine het
schadelijke ,,klo.ppen” van den motor overw,int.

De prijzen van ruwe katoen ‘hebben ‘in het afgeloo-
pen kwartaal weinig ‘gefluctueerd. De katoenprijs;
welke te Rotterdam op 1 April ji. 21.5 et. per %. kg
bedroeg, is in den loop van ‘d’ie maand eenigsz’ins ge-
stegen, terwijl ‘ook begin Mei de prijzen Vrij vast
waren, in ‘verband met ‘de minder gunstige oogstbe-
richten uit Arnerika. In ‘de tweede ‘helft van Mei werd
een prijs van 23.25 cl. bereikt, ‘doch ‘daarna zijn de
prijzen weer gedaald in verband met de vrees, dat de
Ameri’kaansche Regeerin’g den minimum-prijs van 12

Am. centen niet oou han’dlh’aveu. Het bleek tenslotte,
dat deze vrees overdreven moest worden geacht, z’o’o-
dat in ‘den ‘loop ‘van Juni ‘de prijzen weer eenigszins
gestegen zijn en de noteering op het eind van ‘de
maand 22.5 et. ‘bedroeg.

De vraag ui’t ‘de industrie blijft vrij bevredi’gen’d;
maar omdat Amerikaansche katoen ‘in verhouding tot

652

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

17 Juli 1935

andere katoensoorten tamelijk duur blijft, neemt het

percentage van Amerikaan’sohe katoen in het wereld-

verbruik geleidelijk ‘af.

WOL.

De tendens op de wolmarkt gedurende liet tweede

kwartaal was bepaald vast. De reeds aan het eind van

het eerste kwartaal waargenomen omslag kwam van

week tot week duidelijker tot uitdrukking, en een
011-

onderbroken stijging bracht de prijzen voor wol op

een ongeveer 30 pOt. hooger liggehd niveau, in ier-
gelijking tot de laagste noteering van begin Maart.

Vooral voor fijne Merinowol bleef veel vraag be-

staan, terwijl crossbreds de opwaartsche beweging in
langzamer tempo volgden. Deze prijsstijging werd in

van Russisdhe zij’de. In Engeland gaat het met den

verkoop van het Ru’ssisohe ‘hout nog ‘steeds niet naar
wenseh en er wordt nu getradht een zoo groot moge-

lijk kwantum op ‘het Continent ‘te plaatsen, wat niet
gemakkelijk zal zijn. Dui’tschland zit nog steeds met

zij’n ‘heta’lingsmoei’lijkhe’den, terwijl Frankrijk ‘den in-
voer van ‘hont beduidend ‘heeft beperkt. Het ligt dus

voor de hand, dat Nederland een grootere hoeveelheid

te sli’kk’en ‘zal
krijgen
dan ‘de toestand van ‘den hout-

handel feitelijk n’oo’d’ig maakt en het staat te ‘bezien

of zelfs ‘de ‘tegenwoord’i’ge lage prijzen zich zullen ‘kun-
nen handhaven. lle’t ‘is bijna niet aan te nemen, dat

men ‘inderdaad tot een verdere verla’gin’g zal willen

oveigaan en er bestaat veel meet een neiging in ‘de

cxportland’en om ihet
prijspeil
te verhoogen, omdat

de ‘handel op ‘het oogen’hli’k al met verlies werkt en

een verdere verlaging absoluut een ‘déihâcle tengevol-

ge zou ‘hebben.

hoofdzaak bevorderd door werkelijke behoeften van

den kant der consumenten. Groote behoefte van
Japan en Engeland droegen er in de eerste plaats
toe bij, dat de prijzen opliepen, ofschoon ook de con-

currentie ‘van het Continent ‘hier deel aan had.
De beweging der prijzen werd ondersteund door
berichten over een aanzienlijke productieverminde-
ring (10 pOt.) van de eerstkomende Australische
scheer, welke aan groote droogte in de voornaamste

schapenteeltgebieden van het Australische continent

moet worden toegeschreven.

ÏOU
‘T.

Van een verbetering ‘in den ‘h.oubhandel kan dezen
keer, evenmin ‘als in ons laatste bericht, me’l’dinig wor-
den gemeakt. Wij zouden bijna zeggen, dat de toestand
nog ongunstiger is geworden, daar de prijzen in het
laatst van het tweede kwartaal nog ‘verder zijn terug-

geloopen. Dit is mede een gevolg ‘van de verlaagde

Russisc’he noteeringen, nl. van
f
71.50 basis 7″ c.i.f.

op
f
69.—. (Ter vezigelijking diene, dat véér den oor-
log voor 7″ ‘hattens f97.— f.o.b. werd betaald!).
De Fin’she en Zweed sche afladers hebiben dienten-
gevolge hun prijzen ook moeten herzien, ofschoon
liatsbgeaoemden er feitelijk nog niet toe zijn over-
gegaan. De belangstelling voor de Zweedsche speci-
ficabies is ‘hier nl. zoo gering, dat verkoopers er het
nut niet van konden ‘inzien om op dit oegenbl’ik tot
een nieuwe prijsverlaging te besluiten. De vraaig naar
Zweedsch hout zou hierdoor niet noemenswaardi’g worden gestimuleerd en ‘de markt zou er nog nieer

door worden bedorven.
• De Pinsohe ‘afla’ders ‘of, ‘beter gezegd, een gedeeite
hiervan, zitten evenwel n’og met te ‘groote voorraden,
veike om moer dan één reden moeten worden o’pge-

ru’im’d. Er zijn versh’illende kleine iafladers, die abso-
luut moeten verkoopen en ‘den laatsten tijd ‘hoort men
dan ‘oo’k van steeds lagere prj’zen. Deze zijn evenwel
lang niet algemeen. De noteer’inge’n loopen nogal uit-
een, nl. van £ 8.-/- voor de betere producties bot
£ 7.101- voor de minder goede merken. In Engeland
moet reeds â £75!- zijn gedaan, terwijl enkele restant-
specifica’ties â £ 7.-/- van ‘de ‘hand zijn gedaan. Dit
zijn echter op zichzelf staan’de gevallen en in Neder-
‘land ‘is er vrij zeker n’iet onder £ 7.10/- afgesloten.
De aandrang om te verkoopen komt in ‘hoofdzaak

Het ‘gaat in ‘de bouwwereld nog steeds niet naar

wenscih. Er wordt te scherp geconcurreerd en er ‘is
te weinig werk. Onze export gaa’t adhteruit, ‘terwijl in-

•dustrie en sdheepsbouw een zeer slehten tijd ‘beleven.
Eeni’ge verbetering ‘in den algemeenen toestand is

voor’ioopig n’iet te verwachten en wij ‘vreezen, dat van een’ige opleving in ‘den ‘h’outhan’del, ‘in de naaste toe-
komst althans, ‘geen ‘sprake kan zijn.

RUBBER.

Behalve ‘door ‘de gewone, ‘den ru’bberprjs ;bepalen’de

factoren, werd de markt dezen keer door een aantal

buitengewone beïnvloed. Wij noemen de uitspraak
van het U. S. Supreme Oourt i.z. de Nira-Codes, de

gebeurtenissen op de internationale wisselmarkten en,

last not least, de aankondiging eener heffing van een fiscaal uitvoerrecht op ondernemingsrubber in Ned.-

Indië, terwijl in dit verband ook nog de verhooging
van het uitvoerrecht op inlandsche rubber dient te
worden genoemd. De uitspraak van het Hoogste Ame-
rikaansche rechtscollege remde de neiging tot nieuwe
aankoopen. De zwakke houding van Fransche en

Zwitsersche Francs alsmede van den Gulden leidde

daartegenover tot aankoopen, die onder meer nor-male omstandigheden niet, of althans niet in dezen
omvang waren geschied. De aankondiging der lief-fing van een uitvoerrecht kwam voor de Nederland-
sche producenten zeer onverwacht. Immers had men,
vroegere uitlatingen van den Ministerpresident al of

niet juist interpreteerende, gemeend, dat een derge-
lijk recht, zoo ooit, dan toch pas bij een prijs van 24
â 25 ets. zoude worden geheven, terwijl nu wordt

overwogen, om
Y2
ct. per 34 kg te heffen bij een

marktprijs te Batavia voor standard sheets van min-

der dan 18 ets. per 34: kg, en bij een prijs tussehen 18

en 20 ets. tot een heffing van 1 ct. over te gaan.
Dit bedrag wordt met 34 ct. verhoogd voor eiken cent
boven den marktprijs van 20 ets. Onder een markt-
prijs van 17 ets. is géôn uitvoerrecht verschuldigd.

De Regeering schat de opbrengst van dit recht in

1936 op
f
4.6 millioen, waaruit blijkt, dat zij, reke-

ning houdende met een restrictie van 30 pOt., zich op
een gemiddelden prijs van 20 ets. baseert. De mb-
hermaatschappijen meenen, dat een marktprijs van
20 ets. voor de allermeeste maatschappijen niet loo-

nend kan zijn, aangezien de productiekosten tenge-

volge der restrietie zullen stijgen. Ook heeft men be-
zwaar tegen de keuze van de marktnoteering te Ba-
tavia als basisprijs, omdat, de rubberprjs niet te Ba-
tavia, maar te Londen ‘wordt ,,gemaakt”.

17 Juli 1935

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

653

De – uit fiscale en hillijklheidsov.erwegingen –

onvermijdelijke aanvulling van dit uitvoerrecht wordt
verkregen door een overboeking van
f
3.3 millioen
uit de opbrengst van het uitvoerrecht op bevolkings-

rubber ten gunste van de algemeene landsm’iddelën.

Dit uitvoerrecht beloopt sinds 1 Juli 10Y2 cts. per
f4
kg drooggewicht, nadat het tusschen 16 Juni en
30 Juni 11 ets. had ‘bedragen en is, zooals bekend,
‘de eenigs2ins ruwe, maar in sommige gebieden alleen

mogelijke methode, om tot een beperking der produc-
tie ‘der lbevoikingsnbber ‘te komen.
De drastische verhooging was noodzakelijk; terwijl

de uitvoer van ondernemingsrubber gedurende de

rente vijf maanden van het restrictiejaar nagenoeg

12.000 ton beneden de toegestane quota was gebleven,
heeft de uitvoer van inlandsche rubber de quota met
20.271 ton overschreden, waarvan meer dan de helft,

nl. 12.011 ton in Mei, zoodat Ned.-Indië de totale
quota met 8.305 ton in de maanden Januari-Mei heeft
overtroffen. Deze overschrijdingen zullen gedurende
de maanden Juni—December moeten worden goedge-
maakt, en in verband daarmede moet er aan worden
herinnerd, dat de uitvoerquota voor Ned.-Indië van
1 Juli af slechts 60 pOt. bedraagt tegen 65 pOt. voor
dc andere landen. In tegenstelling tot Ned.-Jndië
heef t Malakka pl.m. 9000 ton en Oeylon pl.m. 3000
ton minder uitgevoerd dan hun quota’s beloopen.
In deze sterke vermindering der quota, in de ver-
plichting, het teveel geleverde in te halen en in den
begrijpelijken weusdh der Neclerla’ndsehe producen-
ten, den prijs op een peil te brengen, waar het uit-
voerrecht voor hen dragelijker woidt, ‘ziet men eenige

feiten, die op een verbetering van den rubberprijs in
een niet al te ver
verwijderde
toekomst duiden. Ech-

ter zal een verhooging slechts mogelijk zijn, wanneer

zich ook het verbruik volgens wensch ontwikkelt. In
Amerika beliep het gedurende de eerste vijf maanden 219.192 ton tegen 21.6.595 voor hetzelfde tijdperk in
1934 en slechts 130.971 ton in 1933. De productie van
automobielen is nog steeds zeer bevredigend; een
recordverbruik van benzine duidt op een bijzonder
levendig verkeer, en dit beteekent slijtage van ban-
den. De automobielproductie van Engeland en
Du’itschland ontwikkelt ziøh eveneens gunstig.

SUIKER.

De verbeterde tendens, waarvan in het vorige
kwartaa’lverslag gewag werd ‘gemaakt, heeft zich ge-
accentueerd in een niet onbelangrijke prijsstij’gin’g in
Amerika gedurende April en Mei. De geruchtmaken-
de uitspraak van het Hoogste Gerechtshof ‘der Ver.
Staten over de N.R.A. heeft hieraan plotseling een
einde gemaakt. De vrees, d
a
t ook de diverse contin-
genteeringsmaatregelen, o.a. voor suiker, als onwet-
nig zouden worden verklaard, veroorzaakte eene kleine
paniek. Zoodra echter ‘de Regeering bekend maakte,
dat geen verandering gemaakt zou worden ‘in de ver-
dragen met de diverse suikerimporteeren’cle landen,
herstelde het vertrouwen in ‘de markt zich eenigszins,
vooral met het oog op de werkelijk niet ongunstige
statistiek voor suiker in Amerika. Het is edhter niet
te verwon’deren, dat er thans een groote mate van
terug4houdendheid door de speculatie aan den dag
wordt gelegd. Het ilooge Gerechtshof zal pas in het najaar weer zitting houden, aldus den President ge-
legenheid ‘gevende ‘de N.R.A. en eventueel ook ver-
dere instellingen of maatregelen in gewijzigden vorm
voort te kunnen zetten.
De overige markten, zooals Londen en Amsterdam,

hebben niet van de vaste stemming in Amerika ge-
profiteerd. Meer ‘dan ooit kwam het isolement van
Amerika ‘tengevolge van de maatregelen der A.A.A.

(American A’gricultura’l-Act) tot uiting.

De New-Yorksdhe ‘termijnnoteeringen stegen ge-

duren’de A’pril met 10 tot 15 punten en in Mei met
nog verdere 10 ii 15 punten. Eind Mei volgde de

scherpe daling van totaal ca. 40 punten. In Juni trad
echter ‘direct een he
r
stel in. De markt kon
zich
even-

wel niet op het niveau van het begin van ‘die maand
handhaven, ‘zoodat het eind van het kwartaal met

ongeveer dezelfde noteeringen komt als aan het be-
gin golden en wel met 2.37 dc. voor Juli, 2.41 dc. voor
Sept., 2.46 ‘d.c. voor Dec. en 2.32 d.c. voor Jan. 1936.

In Londen trok ‘cle markt gedurende April met
ca.
2
d. aan. Midden Mei trad reeds een reactie in
en ‘de noteeringen ibrokkelden, vooral voor ‘de latere

maanden, langzaam af. Het laagste punt werd in de
‘derde week van Juni bereikt, doch de maand eindigde
weer iets hooger met Sh. 4/6 voor Juni, Sh. 4/7%
voor Augustus, Sh. 4/7 voor December en Sh. 4/9
voor Maart 1936. Het is hoofdzakelijk aan ‘de zeer
voorzichtige en handige inkooppofitiek van ‘het groo-
te Engelsche raffinadeurs-concern te wijten, dat de
prijzen op ‘de Londensche markt zoo laag bleven, ter-
vijl ‘de raffina’derjn toch flinke hoeveelheden ruw-
suiker in te dekken hadden. Vermelding verdient de

in’dieuing van een rapport ‘der, een jaar geleden door
de Regeering ingestelde, commissie Greene betref-
fende den steun aan de Biebsuikerinriustrie, waarvan
in E.-S.B. van 1 Mei jl. eene behandeling voorkomt.
De Amsterciamsche markt trok van tijd tot tijd ‘de
aandacht door op devaluatieverwachting gebaseerde –
meest ‘buitenlan’dsche – inkoopen. Verder had de
markt een vrij rustig verloop, totdat ongeveer ihalf
Juni een reactie de noteeringen binnen twee weken

f
f4 lager bracht, hoofdzakelijk tengevolge van ver-
koopdrang door ‘de voorloopi’g ‘geweken kans op waar-
devermindering van dan Gulden. De slotnoteeringen
luidden als volgt:
j’
3% voor Juni,
j
3f4 voor Augus-
tus,
f
3% ‘voor December en
f
4.—. voor Maart 1936.

In Java ‘heeft ‘de Nivas haar, vraaigprijzen geleide-
lijk niet
f
f4 tot
f
4.— voor witte suiker, basis
Westkust van Britsh-In’dië, verhoogd.
Voor ‘den oogst 1936 werd een aanplant in den
grond gebradht, die naar schatting het volgend jaar
565.000 ‘tons kan opbrengen, waardoor men in 1937
door de voorraden ‘heen zal zijn, wanneer verkoopen en afschepingen op cle tegenwoordige ‘basis gehand-
haafd worden.
Gedurende ‘de verslagperiode werd ‘door ‘de N’ivas ruim 300.000 tons afgedaan eh totaal sedert 1 Januari
900.000 ton.
Zooals uit het bnvens’taande kan worden opgemerkt hChben thans wel’haast zuiver plaatselijke omstandig-
heden en factoren hot aanzien van ‘de verschillende
markten beïnvloed. Een’ige andere factoren, ‘al zijn deze van minder belang voor marktstemmingen ge-
weest, ‘dienen nog te worden gereleveerd.
Willett & Gray schatten het wereldverbruik van
suiker ‘gedurende het kalenderjaar 1934 op 25.868.000
tons, tegen 24.677.000 tons in 1933 en 24.985.000
tons in 1932.
Ierland heeft het invoerrecht op suiker van Sh.
18/8 op Oh. 21/- per cwt. verhoogd. Een duidelijke
maatregel om invoer te ‘beletten.
De Ouba-oogst leverde ca. 2.550.000 tons op, het-

54

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

17 Juli 1935

geen ruim 200.000 ‘ton’s meer is ‘dan verwajciht werd,
doch volgens ‘de laatste herighten rai ‘dit meerdere kwantum ‘gedurende dit jaar niet aan ‘de markt ge-

bradht worden.
Tenslotte ‘zij vermeld, ‘dat ‘de ibietuitzaai dit jaar

in Europa volgens F. 0. Li’dht 4 ‘pOt. kleiner is ‘dan

verleden jaar,
waarbij
Rusland niet meegerekend is

en 1.4 pOt. minder inclusief Rusland, hetgeen onge-
veer overeenkomt met ‘de verwachtingen.

KOFFIE.

In den ioop van het tweede kwartaal daalde de no-

teerin’g van loco Robusta van 1436 op 1336 ct. per
1%
kg en die van loco Superior Santos van 16 op 14 ct.
De kost- en vrachtaanbiedingen van Brazilië liepen

tot in de tweede helft van Mei geleidelijk terug van

5.50 Gouddollar per cwt. tot 5, herstelden zich tot in
het begin van Juni tot 5.35 om daarna wederom te

dalen tot 5.05. Ongeveer denzelfden loop namen de

aanbiedingen van Rio type New-York 7 met beschrij-
ving. Tot in het einde van Mei daalden zij van 4.60
Gouddollar per cwt. tot 4.15, liepen daarna op tot

4.30 om aan het einde van het kwartaal wederom te

sluiten op 4.15 Gouddollar per cwt., alles prompte

verscheping.
De cifprijs op prompte verscheping van Neder-
landsch-Indië daalde bijna onafgebroken, met uitzon-
dering van een kleine opleving in het laatst van

April, van 13% op 11% ct., en die van ongewasschen

Palembang Robusta van 9% op 8 ct. per 341 kg.

1

•_– ___

De n’oteerin’gen aan ‘de Rotterdamsdhe termijnmarkt

bleven, behoudens kleine schommelingen, tot aan het

einde van Mei vrijwel onveranderd, waarna zij plot-
seling ongeveer 1 ct. omhoog gingen. Deze stijging
was het gevolg van vrees voor devaluatie van ons be-
taalmiddel, doch spoedig daarna daalden zij wederom

tot op het vorig niveau. Aan het einde van het kwar-
taal zijn zij dan ook ongeveer geheel gelijk aan die

van het begin.
De stemming voor het artikel was voortdurend

gedrukt. Van eenige opleving in den handel viel

niets te bespeuren, hetgeen bij de tallooze belemme-
ringen, waaronder de export te lijden lheeft, wel geen
verwondering behoeft te baren. Bovendien zijn de be-

richten, welke voortdurend van het groote productie-
land Brazilië worden ontvangen, niet bemoedigend.

De koersfluctuaties aldaar te lande, de onzekerheid
betreffende de verder te verwachten maatregelen op

het gebied van de Braziliaansche koffiepolitiek en de
nog altijd groote veorraden zijn niet ‘geschikt om veel
vertrouwen in ‘de toekomst te wekken.

THEE.

Moest in ‘het vorige overziht ‘over een teleurstel-
lend prijsverloop worden geschreven, ook thans moet
ons overzidht minder opgewekt ‘luiden. Nadat ‘de
prijzen in veiling te Amsterdam in het begin van het
tweede kwartaal iets varen aangetrokken, gaven de
volgende veilingen wederom lagere prijzen te zien.

115)1 rTS SF0/.))

1929

1430

1931

1932

1933

1934

1935

Het gemiddelde ‘der ‘veilingen ‘gedurende het eerste
halfjaar van 1935 ‘beliep 3136 cents tegenT 44 ets. in

hetzelfde tijdperk van 1934.

De gemiddelde veiiin’gprijwn waren achtereen-
volgens:

4
AprIl …
29% cbs. per •h.kg in entrepôt (v. jaar 43%)
18

…..33%

,,

,,

,,

,,

,,

( ,,

,,

44,/)

2 MeI . …. 33%

,,

,,

,,

,,

,,

(,,

,,

44%)
16

,……323/

,,

,,

,,

,,

,,

( ,,

,,

42%)
6 Juni . . . . 30

,

(

,, 41
20

,.

…. 303′

,,

,,

,,

,,

,,

( ,,

,,

40%)

Het staat nu te bezien, in ‘hoeverre het ‘hoegere

restrictiepercentage, ‘dat sinds April in werking is

getreden, en waarvan ‘de uitwerking langzamerhand

wel in ‘de aanv’oercijfers tot uiting zal komen, dit

aanhoudende lage
prijspeil ten ‘gunste zal kunnen ;be-

invloeden.

Het veilin’gaan’bod te Amsterdam vermeerderde ge-

durende het eerste halfjaar met 16 pOt.:

4
Apr1
12.009 kn. Ned.-Ind. thee ‘directen aanvoer
18

,,

12.554 ,,

,;

,,

,,

,,

11
2 Mei

12.747

,,

,,

,,

,,

11
16

,,

13.348

,,,,,
6 Juni

17.303 ,,

20 ,,

12.406

Totaal 2de kwart. 80.367 (v. jaar 67.259)
le ,, 73.717 ( ,, ,, 65.624)
lehalfj. 154.084 ( ,, ,, 132.883)

Veili’n.gaanbod ‘te Londen.
1935

1934
le kwartaal ……….883.238 kisten

901.942 kisten
2e

,,

825.344

,,

915.538
le halfjaar ………..1.708.582 kisten 1.817.480 kisten

Hier bedroeg de afueming t.’o.v. 1934 ‘dus 6 pOt.
De voorraden thee ‘te Aimsterdam vertooneil nog

steeds ‘geen opwekkend beeld. Aan ‘het einde van het
eerste ‘halfjaar 1935 waren 2ij bijna een millioen pon’d
grooter dan in 1934.

Voorraden Ned-Indisohe thee bij het Thee-Etablissement
te Amsterdam (in kisten).

1935

1934

Aanvang le kwartaal ……74.699

75.232
IJltimo le

,,

88.268

69.799

11

Ze

,,

93.340

83.691

Deze cijfers •zijn vooral
wo
‘ongunstig, omdat hier-
uit
blijkt,
‘dat de voorraden in 1935 met rond 18.600
kisten en in 1934 met sledh’ts 8.400 kisten toenamen.
Van meer belang voor de statistische positie van het artikel zijn de cijfers van ‘de Londensehe voor-
raden. Deze liepen gedurende ‘de eerste helft van 1935
met 54.6 millioen ‘lbs. terug (in 1934: 57.6 miii. l’bs.).

Voorraden’thee in Londen (in 1000 lbs.) 1935 1934
Aanvang le kwartaal ……………..279.178 269.794
tJltimo le
,,
……………..267.160 251.475
224.575 212.207

Gunstig steken ‘de
cijfers
van ‘den invoer tot ver-
bruik ‘hierbij ‘af. In Nederland liepen ‘deze namelijk
van 3.877.000 ‘leg in ‘de eerste helft van 1934 op tot
5.273.000 leg in ‘het eerste ‘halfjaar 1935.
Gedurende dezelfde versla’gperi’ode liep de uitvoer
echter (belangrijk terug, nl. van 3.097.000 kg op
2.035.000 leg. De ‘oorzaak hiervan ‘is voornamelijk te
zoeken in ‘de vele exporfimoeilijleheden, welke ‘het den
handelaars in vele gevallen ‘onmogelijk maken thee
van onze ‘markt naar elders te verkoopen.
De cijfers van ‘de ‘invoeren tot verbruik in Enge-
land geven een gunstige ‘ontwikkeling te zien:

Jan./Me.i 1935 ………187.713.000 lbs.
1934 ………184.019.000

ZILVER.

1.

929

1930

1931

3932

1903

1)4

lOSS

17 Juli 1935

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

655

DE ECONOMISCHE TOESTAND VAN DUITSCHLAND,
GROOT.BRITTANNIE EN DE VEREENIGDE STATEN.

(Samengesteld in overleg met het Centraal B-u.reau

voor de Statistie1 te ‘s-Gra.venhage.)

Duitschiand.

De econom’i’scdhe toestand van Du-i-tsdhlan-d heeft in
het afgeloopen kwartaa’l weinig ‘wezei:ilijke verande-
ringen ondergaan. De zich in tegengestelde ric)htin-

gen bewegende ‘ontwikkeling -van de ibinnen-landsdhe

conjunctuur en van den bui-ten’landsdhen handel ‘ble-ven de kenmerkende verschijnselen. Daarbij ‘blijft het
vra’ags-tu’k ‘der grondstoffen-voorziening, waarvan het

aanhouden der ‘binnenlan’d’sdhe ‘opleving ‘grootendeels
nog afhankelijk ‘is, ‘in een -acuut stadium
De ‘index ‘der indu’s-trieele- productie, welke mede

iii -verband met de -teruggave -van het Saaiigdbied vol-
gens een nieuwe methode wordt berekend, ‘bleef zich
in s’tijgen’de richting -voorbbewegen. Z’ooals uit on’dei-
staande taibl ‘blijk-t, is ‘de ontwikkel-inigstendens even-
wel bij ‘de vo’ortbrenjginig van kapi-ta-a’l’goederen nog

steeds ‘divergeernd met idie hij ‘de verbruiksgoederen.

April April Dec. April
1928 = 100

1933 1934 1934 1935
In.dexcijfer inclu’str. productie

58.5 79.4 84.3 94.5
Kapi’taalgoedereu ……………..42.8 71.9 80.1 100.2
Verbru.ikagoederen (met elas’t. vraag) 74.7 90.0 86.3 84.2

De werkl’oosheiid ‘steeg gedurende den ‘winter in
sterkere mate dan volgens -‘het seizoen zou zijn te
verwachten. In het voorjaar -verbeterde ‘de arbei’ds-
markt echter veer aanzienlijk, zo-odat ‘het April-cijfer
met 2.23 mil-l

i’oen werkioozeu weer onder ‘het tot nu
toe laagste cijfer -van October 1934 ligt, toen 2.27

mi ili-oen werkl’oozen werden geregistreerd. In April
1934 was ‘het – aan-tal werld’o-ozen 2.61 mi’ll’i-oen. De
groote vermindering -van ihet aantal werk’ioozen ‘heeft
reeds ‘in ‘de afgeloopen jaren plaatsgevonden. Het
komt er nu ‘vooral -op aan, het tegenwoorditge niveau
te ‘handhaven.
De -verkeersin’ddces ih-an’dhaven zich, wat -het -spoor-
wegverkeer en ‘de zeesdheepv-aart betreft, op een ‘goed
peil en

verbeteren nog zelfs eenigszins. De ‘binnen-
sdbeep vaart ‘daarentegen toont een ‘kleinen ‘achteruit-
gang ‘ten -opuidh-te van het vorige jaar. –

– 1933 Apr.’34 Apr.’35
Wagonladingen (in duiz. p. werkd.) 104.9 114.8 119.6
Binnengek. zeeschepen(l.000t.) .. 1.592 1.820 2.002 (Mrt.)
Binnen scheepvaart (1.000 t.) . .. . 8.492 10.741 9.684 –

De ‘omzetten ‘in ‘d-en klein’han’del -bewogen uich in ‘de
eers-te vier maanden -v-an ‘dit jaar op een iets hooger
niveau ‘dan in ‘het voorafgaande jaar. Brengt men ‘de
prijsstijging in rekening, ‘dan blijkt ‘de omzet-vermeer-
dering edhter nog n

iet ‘belangrijk te zijn.

1933 Jan/April ’34 Jan./April ’35
Omzetten in kleinhan-clel 100

101.0

105.7
Groothan’delsprij’z-en

100

102.9

1082
Kosten van voeding …..100

103.2

105.2
kleed-ing

100

102.2

109.7

De !b-ui’ten’lan’dsche handel blijf

t nog steeds ‘de volle
aa-n’dac’h’t ‘vragen. Door -de ‘sciherpe inv’oeroontrôle is
het -de Regeering gelukt, -het passieve saldo eeni’gszins
te verminderen, ‘hoewel ‘het nog -steeds niet -wegge-
werkt kan worden. Door de talrijke ciea

ringverdragen
en oompen’s-a-bietran-sacties treden in ‘de geografische
verdeeling van den Duitscihen in- en uitvoer be-

langrijke versdhuiv-Enigen °P

in miii. R.M.

Jan/Mei 1933 Jan/Mei 1934 Jan.fMei 1935
Invoer

1731

1926

1808
Uitvoer

1994

1747

1643
Saldo ……..+ 263

– -179

– 165

In den laatsten tijd wordt ‘het ‘inv-oeroversdhot ge-
m

i’d’del’d steeds kleiner. In Maart en in Mei was er
zelfs een klein ui-t,v’oersa’l’do. In ‘hoeverre ‘dit zidh zal
handhaven, ‘dien-t te worden ‘afgewacht.
De prjen ‘bewegen zidh, zooals ‘oo’k uit -de tabel
hierboven ‘blijkt, in stijg’en’de ric)h-ting. Gedurende de
laatste a-an’den is in de ‘stijgen’de beweging even-
wel een -kleine ‘stilsten’d ingetreden.

300

BOUWBEORUJGHE(D
/

6-MAAND8.MOV(NC

t932=IQO
/

150-

1
II
1

,
S,

00 ITA’

i/DuLTgCHIjNo
Ii

I0-
I
I

1/

/


VR STATEN–1
!

/

•…..s..i.
is

•…..s.s
ii.ii,..,iL

1-935

De dikke lijnen -in de grafiek zijn ‘de bewegende 6-
maandsgem.iddelden. De dunne lijnen stellen de maand-
cijfers over de laatste maanden voor. – –

De gel’dm-arkt ‘blijft -zich ‘door groote ruim-te ken-merken. De koersen van ‘d-e gel’drente ‘behouden ‘hun
dalende tendens. –
De aan’deelenkoersen -ondergaan ‘vooral -in ‘de ‘laatste
maanden, on’danks ‘het ,,Anleihestockgesetz”, een ster-ke stijging. Die van ‘obligaties kunnen zich, -ook na ‘de
groote con’versi-es, goed ‘handhaven.

Juni Dec. MeI
1924/
1
26 = 100

1933 1934 1934 1935
Index aandeelenkoersen ……….67.3 76.2 79.8 91.0
Mijnbouw en zware industrie …..72.8 84.9 85.5 97.0

Gcrnidd obi’gatiekoer.sen
t)
…..82.4 90.1 93.8 95.3

Groot-Brittannië.

Algemen.

Terwijl ‘het reed’s in -de eerste twee maanden van
1935 bleek, ‘dat ‘de lichte oonjunctuurterugsiag van
de tweede ‘helft van 1934 weer overwonnen zou wor-
-den, gaven ‘de ‘volgende maan’den van ‘het eerste ‘half-
jaar van 1935 ‘hiervan ‘duidelijk ‘blijk. In April 1935
steeg het
-in’dex.cijfer
‘van ‘de bedrijvigheid (‘di-t ‘betreft
‘vooral industrieën voor ‘het binnenland) volgens
,,The Economist” v-oor ‘het eerst -op het hooge peil van
112 en in Mei bedroeg ‘het 113. Ook ‘de w-erkloos’heids-
cijfers, ‘die no’g in Januari en Februari eeni’ge on-
gerusthei’d gewekt ‘hadden, namen een ietwat gun-

stiger verloop. De keleinhandel wa-s ‘in April leven-
diger, speciaal ook -door ‘de voorberei-d-inigèn van de jub’ileu’mfeesten in Londen.

Industrie.
V’oora’l ‘de industrieën van kapitaalgoederen zijn

1)
Tot Aug. 134 van het 6 pCt.-type, -nadien 41 pCt.

656

ECONOML3CH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

17 Juli 1935

weer goed van rders voorzien. De
bovwbedrjvigheid

nam in April toe en was grooter dan een jaar ge-
leden. De waarde der bouwplannen buiten Londen

was in Mei 33 pOt. ‘grooter dan verleden jaar. Ter-
wijl tot dusverre % van de ‘b’ouw.bedrij’v’iigiheid op

particulier en
1%
op Staatsinitiatief gehaseerd is,
wordt verwacht, dat in de toekomst meer publieke

werken zullen worden uitgevoerd.

De
ijzer-
en staa2productie steeg sedert de tijdelijke
Overeen
k
oms
t ‘van Engeland met het continentale

ruwst’aalkarte’l op 30 April 1.1. Deze overeenkomst

werd ‘begin Juni door een definitieve 5 ja’arlijksohe
gevolgd. Op 8 Augustus treedt ‘de nieuwe regeling

tussohen de British Iron and Steel Federati’on en ‘het

Internationaal Kartel in werking. De ‘importen van alle ijzer- en staalproducten van

de kartelianden naar Groot-Brittannië mogen in ‘de

eerste 12 maanden niet ‘honger ‘zijn dan 670.000 ton,

daarna 525.000 ton per je.ar.
De Britsche exporten naar ,,neutrale” markten
worden naar verhoud’in’g van ‘de totale exporten van
1934 gestabiliseerd. De nieuwe overeenkomst is zeer

gunstig voor de Brit’scihe industrie, want de import-
quota voor ‘het komende jaar zijn niet veel hooger

dan het cijfer voor 1933 (643.000 ton) en dit wais ‘het
laagste ‘over vele jaren; ‘voor de volgende 4 jaren is
‘het quotum ‘van 525.000 ton ‘dus zeer ‘zeker gunstig.

(In 1931 ‘bedroeg de invoer 2.840.000 ton!). Boven-
‘dien was 1934 een vrij ‘goed jaar voor den Brit’sdheu
ijzerexport en ‘dit werd als ‘basis voor den uitvoer

naar neutrale ‘markten ‘gekozen.
De ibinnenlandschc markt breidt ‘zich u’it naa’r mate

‘de opleving ‘aanhoudt en ‘de plannen voor open-

bare werken tot uitvoering komen. De volgende cijfers
geven ‘een beeld van de situatie tot op heden:

Productie

Buiten!. handel
in 1000 ‘tous
Stalen staven Ijzer en staal

Maandgcm

Ruwijzer

en gieitijzer Invoer Br. uitvoer

1913 …….855.0

638.6

185.9

414.1

1929 ……. ‘632.4

803.0

235.2

364.9

1932 …….297.8

438.5

132.7

157.4

1Ö33 …….344.7

585.3

80.9

160.2

– ‘

1934 …….498.2

738.3

113.9

187.8

1935
Jan . …….
521.2

,757.8

130.5

181.2
Mei

…….558.9,

853.3

86.4

213.9

De uitv’oercijfers ‘zijn minder gestegen dan ‘die van
de totale productie, ‘zij ontwikkelen ‘zich ‘edhter naar
verhouding tot andere exportgoederen ‘vrij gunstig, vooral naar de Dominions en ‘koloniën, ecihter ook naar Denemarken, Rusland, Ver. Staten, Argentinië

en Irak.
De v’oorzitter van de federatie van de
constructie-

en
scheepsbouwnijverhei’d
verklaarde in ‘de jaarverga-
dering in Mei, dat in sommige afdeel’ingen ‘van deze
nijverheid de vraag grooter is dan de productie-capa-
oiteit; vooral wat ‘betreft de constructie-industrie.

Voor den
vliegtuigbomv
‘staan groo’te verbeteringen
in het vooruitzicht. De ‘grootere ‘verko’open van
auto-

?aobielen
he!b’be’n
de uitbreiding ‘van eenige fabrieken
nood’i’g gemaakt.
Bij het Parlement is ‘een afzetpian voor
kolen
voor

de
geheele
Lancas’hire en Ohes’hirepro’ductie inge-
diend. Alle kolen, voor’bgebrach’t in een ‘groot produc-
tiegebied, ‘zullen door een centraal verko’opsagent’schap
verkodht worden. Dit neemt van elke mijn zoov,eel
af als ‘de productie ‘van het ‘voorafgaande jaar be-
droeg. Wanneer minder afgenomen wordt, betaalt het
agentsdhap een compensatie, indien meer, dan betaalt
de mijn een bedrag aan ‘het agentsclh’ap. D’it is de
logische ontwikkeling van de productierege’l’ing op
regionale basis.
Van de volgende maand af ‘zullen nieuwe restric-
ties voor ‘den ‘invoer, van Britshe kolen in Italië in werking treden. Vroeger voorzag Groot-Brittannië
voor 90 pOt. in ‘de kolenvoor’z’iendng van Italië; l’ater
daalde ‘dit percentage ‘op 40. In Februari 1935 werd
het Brit’sche contingent in Italië op 35 pOt. van het
voorafgaande jaar gesteld; ten’gevol’ge van een voor-

l’oopige regeling op 80 pOt. ‘werd de toestand ‘daarna

beter. Italië is naast Frankrijk ‘zie beste markt voor
E’n’gel’scihe kolen. In den laatsten tijd is Duitshland

evenwel bezig Engeland te verdringen. Door ‘de bin-

n’en’landsche Britsche vraag naar industriekolen en
de tijdelijke verbetering van de exporten naar Italië
was de productie van mndustriekool in April en Mei

niet ongunstig. Voor ‘huisbrand deed ‘zidh natuurlijk

‘het na’dejende warme ‘sei’zoen gel’den.
In ‘de katoenindustrie ‘is de toestand nog steeds

somber, alhoewel er ‘wat meer vraag naar garens was.
Nog steeds is e’r geen ‘definitieve rege’linlg ‘tot stand

gekomen voor ‘de vern’ie’ti’ging ‘van spoelen, ‘terwijl er
ook geen voortgang te bespeuren ‘is om tot vrijwil-

lige rational’isatie te ‘geraken. De commissie, die het

schema heeft opgesteld, heeft in Juni een resolutie
aangenomen, waarin ‘de wensdh wordt geuit, ‘dat ‘de

Regeering ‘het schema spoedig ‘zal uitvoeren. Het voor-
ziet ‘in de sl’oop’in’g ‘van 10.000.000 ‘s’pind’els, hetwelk
maximaal £ 2.000.000 zou kosten en welk plan zou
worden gefinancierd door een heffin’g van ‘ongeveer

£ 180.000 per jaar, ‘gedurende 15 jaren.
De kunstzijde-inid’ustrie daarentegen ‘behoort tot de

Bri’tshe ‘bedrijfstakken, ‘die ‘het best met orders

‘zijn bezet.
De Engelsdhe bieisuikerindustrie neemt me-t be-

‘hu’lp van Staatssu’b’si’d’ie – ‘d’ie vermoedelijk tot 31
Au’g. 1936 verlen’gd ‘zal worden – een gunstige posi-
tie in, ‘die zich uit in b’on’usu’i-tkeeringen der suiker-maatschappijen. De Lahourp’artij zal -voorstellen om
‘de subsidie alleen te verlengen op voorwaarde, ‘dat

alle suikerfabrieken in Groot-Brittannië ‘in een groo-

te nationale corporatie worden vereeniigd.

Werkloosheid.

De werkloosheid ‘daalde in April voor ‘het eerst
tot een peil, ‘dat la’ger was ‘dan in eenilge maand sedert

1930. Het
‘cijfer
blijft echter ook in Mei no’g s’t’ee’ds
‘boven ‘de 2.000.000. In Mei daal’de ‘de ar:beidsgelegen

heid alleen in ‘den ‘kolenmijnhouw van Yorkghire en de M’idlan’ds; ‘ook in de m’otorvoert’uigindustrie, de
iinnenin’dustri’e en ‘de ka’toen’hleekerijen nam de ‘werk-

loosheid toe. De ‘bouwbedrjvih’eid’, de machine-indus-
trie en de ‘levensm’Fddelenin’dustrie zorgden vooral
voor nieuwe werkgelegenheid.

Handel.
Terwijl de achteruitgang van den ‘invoer in het
eerste kwartaal – ‘vooral ‘wat igrondstoffen betrof –
als een bedenkelijk
verschijnsel
gold, is de flink ge-
stegen ‘invoer in Mei, vooral ‘van grondstoffen, als

petroleum, koper, ‘lood, meer bemoedigend. De totale
uitv’oeren veran’deren weinig, handhaven zich edhter
op een ‘hooger niveau dan in het ‘voorafgaande jaar;
vooral de exporten van ruw ijzer, madh’ines en motor-
voertuigen zijn grooter dan ‘in ‘de beide voorafgaande

jaren.

,1-iandels- en Land bouw politiek.
De wenso’h om alle ‘contingen’t’eeringen af te sc’haf-
ten en er een systeem van ‘heffingen ‘op ‘den invoer
voor in de plaats te
steflen;
komt ‘steeds meer raar
voren. Het ‘bedrag, uit ‘deze heff’in’gen verkregen, zou
‘dan kunnen dienen om een ‘subsidie ‘te geven aan de
Bri’tsch’e ‘producenten. Het gevolg van ‘de werking der
afzetorgan’isaties in combinatie met contin’genteerin-
gen is geweest, dat ‘de prijzen voor de betreffende
producten stegen en h.v. hacon ‘buiten het bereik
van vele verbruikers kwam.
De ‘overeen-komst van Ottawa met de Domini’ons
loopt voor zuivelproducten ‘op 15 Nov. as. ten ein’de.
Die voor v’leesh ‘liep reeds het vorige j’aar af. Tot
nu toe hebben ‘alle pogingen van ‘de Bri’tsche Regee-
ring om met ‘de Regeeringen van Nieuw-Zeeland en Aus’tra’lië voor deze producten tot een nieuwe over-
eenkomst te komen, ‘gefaald. Mr. Ell’i’ot kondigde in
Juni aan, ‘dat de ‘baeonrest’rictie
verqengd
zou wor-
den, maar ‘dat ‘de Regeerin’g van begin van het vol-
gende jaar ‘af vermeerderde ‘invoeren zou toestaan

17 Juli 1935

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

657

tegen een heffing, waarvan de •opbrengst aan de bi-

nen’ianclsche producenten ten goede zou komen. De
voorgestelde verandering eiscjht echter volgens het

verdrag, de toestemming van Denemarken. Het is
moeilijk denkbaar, dat verandering van de contingen-

teering in een ‘heffing voor ‘lauden als Denemarken

en Zweden een ‘voordeel
ZOU
Ibeteekenen. Dii zal dus

voorloopig wijz’igingen tegenihouden. Eind Juni vroeg

Mr. Elliott het Heuse ‘of Gom’inons nog eens ‘dri’e

maanden verlenging voor de rundvieeschsubsidie.
Ook ‘hiervoor v.ou liii een ‘invoerredht met preferentie
voor Domini’ons willen ‘invoeren, maar de overeen-

komst met Argentinië verbiedt dit tot November 1937.

Geld- en lcapiaalmar1ct.

Het is ‘duidelijk waar te nemen, dat de koopkradht
der bevolking grooter is dan een jaar ‘geleden. De
geldcircu’la’tie is met ongeveer 110 mii] ioen of 3 pOt.
gestegen. De Londensdhe clearings voor Mei zijn
6.9 pOt. ‘hoo’ger. De voorschotten van banken aan

het zakenleven beginnen mi eindelijk ook •de groo-
tere bedrijviglheid te weerspiegelen. Alleen ‘het wis-
selcred’iet is geringer ‘dan ooit te voren,
-‘deze crediet-

orm wordt steeds meer teruggedronigen. Opvallend

is het geringe aantal nieuwe em’issies ‘in April, ‘het-

geen veroorzaakt werd door voortgezette afwezig-
hei’d van Regeerings- en gemee’nieleenin;gen aan de

markt. In Mei was ‘hei aantal emissies weer veel groo-

ter; dit ‘werd vooral d’oor uitgiften voor o’verzeesehe
gebieden veroorzaakt. In Juni is ‘bekend igemaakt, dat
het bedrag en ‘de datum van uitgifte ‘van stedelijke leeninigen on’derzooht moet worden door ‘de Bank
van Engeland -om te voorkomen, dat een opeen’hoo-

p’in’g van aanbod ontstaat. De stad Glatgow wensdhte
zidh hieraan itiet te onderwerpen en nam een 3 pOt.
hypothecaire leening ‘groot •f 2i’, millioen op ter con-

versie van de uitstaande 5Y
,
2
,
pOt. obligaties, waarbij

zij de Londensohe kapitaalmarkt met succes passeerde.
De koersontwikkelin.’g van Engelsdhe Staatspapie-
ren was in April en ‘begin Mei omlaag geridht en
ging pas weer ‘opwaarts ‘door de Franebewegin’g. De

g rooie luchtvlootplannen maken de hudigetvooruit-
zichten sledht; men vreesde •ook voor doorvoering
van L’i’oyd Geomige’s kostbare werkverschaffin’gsp’lan-
nen. Bu’iten’d’ien werden veel igemeen’teleeni’n’gen, die
gedurende den boom voor ,,gilt-ed’ge” op de markt

‘kwamen, niet volteekend. Een positieve reden – naast
deze negatieve – voor de verslappin’g van ‘de kapi-
taalmarkt, moet gezooh’t worden ‘in ‘de kapitaa’lterug-
‘betalingen ‘door de industrie (Oa’ble & W’ireless, Ve-
nezuelan O’il). Zulke ‘terugstortingen veroorzaken
groote liquidaties van ,,gilt-edge” papieren (‘bij de
Venezuelan Oil bijv. bedroegen ‘deze £ 3.56 millioen).
De rente op korten termijn ligt, sedert ‘de nieuwe
overeenkomst ‘hieromtrent ‘in het ‘begin van het jaar

werd afgesloten, iets hooger.
Vereenigde Staten.

In de afgeloopen maanden heeft de opwaartsche
beweging, welke van Sep’t. 1934 tot ‘begin 1935 plaats
v’on’d, zich niet kunnen doorzetten. De algemeene pro-

duetie-in’dex is na Januari geleidelijk gedaald, hoewel
tot Mei (nadien zijn nog geen definitieve cijfers ‘be-
kend) ‘de teruggang zeer beperkt is gebleven.

I’uclexcijfer van de iadustrieeie productie
1923-1925 = 100
(met seizoenscorrectiie).
1932 1933 1934 1935
Jan . ………..

72

65

78

90
Feb…

………

70

63

81

89
Maart ………
67

60

84

88
April ………
63

66

85

86
Mei ………..
60

78

86

85

Tel ligt het niveau, voor de eerste vier maanden
althans, boven de o’vereenkoms’tige periode van 1934,
maar dit ‘is voornamelijk het gevolg van de stijging
van de automobielproductie. Deze teruggang is de
derde inzinking, welke na Roosevelt’s optreden op de
periodes van korte opleving ‘zijn ‘gevolgd. Van ver-
schillen’de zijden wordt weliswaar verwacht, ‘dat ‘de

huidige ‘daling niet zoo diep zal gaan, als in 1934

het ‘geval is ‘geweest, ‘doch ‘de cijfers l)eWijZefl dit
nog niet ‘direct. Zoo ‘daalt ‘de bezetting van ‘cle staal-
industrie bijv. nog steeds. hoe dit ook zij, de ‘toestand
is nog steeds verre van rooskleurig. De bouwbedrj-

vigheid en ‘het ‘transportwezen verkeeren nog steeds
in een gedeprimeerden ‘toestand; in het bouwbedrijf

‘heeft echter in de laatste maanden een verbetering

plaats gevonden.
De automobielproductie, welke sedert begin Decemn-
her 1934 reeds sterk was opgevoerd, als gevolg van

cle •heh’oef te aan vernieuwing (‘het grootste gedeelte
‘der aanwezige automobielen werd v66r 1929/’30 ge-
kooht) en ‘cle sterke verbetering van de modellen van

1935, was in April ‘hooger dan sinds 1929 het geval
is geweest, vooral wat betreft vradhtauto’s en ‘begon

begin Mei af te nemen, als ‘gevolg van seizoensin-
vloeden en stakingen, welke laatste moeilijkheden in-

middels reeds weer tot ‘het verleden bohooren.

IIIIiE
‘II

§§MARINEIIIII

i!!lIIIII

4w

U!4
1

!!IIIi.

uiiiuiiïi(11

JAM. ‘EBR.MtAPI. MEJ JUMI jULI AUG.EPT.00T. NOV.0EC.

De ijzer- en staalindustrie, welke steeds sterk den
invloed van ‘de automo’h’ielindustrie ondervindt, ver-
toonde in iets zwakkere ‘mate hetzelfde ‘beeld. Tegen-
over een ‘bezetting van 49 pOt. in Maart, bedroeg
deze in April 53 pOt., terwijl ‘dit cijfer voor Mei
42.7 pOt. was, cijfers, welke belangrijk ‘hooger ‘ijn
‘dan ‘die in de overeenkomsti’ge maanden van 1934,
maar v’oor een rendabele productie toch nog te laag.

Juni vertoont zelfs nog ‘lagere cijfers; zoo was de capa-
c’iteit in de laatste weken van deze maand resp. 38.3,
37.7 en 32.8 pOt. Alleen vertoonde April 1934 een
an’der beeld, maar ‘de betrekkelijk groote productie
van ‘begin 1934 moet ‘toegeschreven worden aan de
vrees voor stakingen en prijsstijgingen, welk specula-
tief ‘karakter ‘de productie ‘in ‘de af’gel’oopen periode

niet ‘draagt.
In de textielin’dustrie blijven ‘de moeilijkheden nog
bestaan. Wel was de productie ‘belangrijk ‘hooger ‘lan
in ‘de ‘eerste maanden van 1934, vooral in Januari en
Februari, maar de consumptie nam ‘de grootere voor-
ra’den in onvoldoende mate op, zoodat een prijsdaling
‘het ‘gevolg was. Men ‘heeft zidh ‘daardoor gedwongen
gezien ‘de productie ‘in te krimpen. Dat ‘de toestand
echter nog onbevredigend is, blijkt wel uit ‘de ‘benoe-
ming van een commissie, welke een onderzoek moet instellen naar ‘de processing taxes, naar de loonsver-
schillen tussehen ‘het Noorden en ‘het Zuiden, naar
het effect van den Japansohen import en van den
tegenwoordigen prijs van ‘de ruwe katoen op de bin-

nenlan’dsche consumptie.
Een verbetering in de bouwibedrijvigheid uitte zieh
vooral in den woningbouw door particulieren. In de

700

60C

50C
40C

3°c

20(

10(

658

ECONOMISCH-STATISTISCH KWARTAALBERICHT

17 Juli 1935
“Iluul

I!i!lIHII

!II!IPI

IiÏiIHflhii

J iM A M J JA SO NO

eerste ‘helft van Mei werd zelfs ‘het [hoogste cijfer van

de drie afgeloopen jaren ‘bereikt. Daarentegen vond
er in den aanbouw van overheidswege, scholen, enz.,
een teruggang plaats. Hetneifde geldt voorden bouw

van kantoren, faibrieken enz., maar in Mei trad ook
daarvoor een lichte ver’betering in.
Maar zooals ook uit ‘het onderstaande staatje blijkt,
is het peil van 1929 nog lang niet ‘bereikt.
huizenbouw in de eerste
4
maanden (in miii. Dollars).

1929 ……..721,2

1933 ……..58,9
1931 ……..329,1

1934 ……..80,5
1932 ……..114,0

1935 ……..113,5

De bedrijfadrukte van de spoorwegen handhaafde

zich ongeveer •op het niveau van 1934; ‘voor ‘het per-
sonenvervoer viel eenu’ge verbetering te constateeren,

tegenover een vermindering van het vrachtvervoer. De exploitatiekosten daarentegen namen toe, waar-
door een derde gedeelte van de spoorwegonderne-
mingen niet in staat is geweest de exploitatiekosten
te dekken. Door een besluit van de Interstate Tra’de
Commission zijn nu de tarieven verhoogd, waardoor
men weer ‘hoopt op een rendabele exploitatie. De
slechte toestand ‘blijkt voldoende uit de groote werk-
loosheid, ‘die er Ibij de spoorwegen rheersht, meer dan
elders, en uit de lage koersen van de spoorwegobliga-
tiën, welke in ‘de laatste maaden lager waren dan
sinds 1933 ‘het geval is geweest.
De warenhuisomzetten waren in April iets ihooger
dan ‘in April 1934, in Mei ‘daarentegen iets inger. De
verkoopen op ‘het platteland han’d’haafden zidh. De

oogstverwadh’tingen zijn goed en de ‘grootste toene-
ming van de koopkracht gaat ‘dan ook vooral uit van
de lancibouwbevolking. Vergeleken bij ‘het vorige jaar zijn de prij’zen van landbouwproducten belangrijk ge-
stegen; zoo bedroeg het indexcijfer voor Maart 108
tegen 76 in Maart 1934.
Een werkelijke verbetering van de conjunctuur in
de Vereeni’g’de Staten wordt nog steeds tegenghou-
den door de groote mate van onzekerheid, die er
heetscht. In ‘de afgeloopen maanden is dat weer lui-
de].ijk gebleken, toen een aantal ingediende wetten
grooten tegenstand bij het Parlement ontmoette.

Zoo b.v. de ,,Erncrgeiicy Relief Appropriations Act”,
waarover enkele maanden is gediscussieerd. Deze wet,
welke $.
4,8
mllhiard beschikbaar stelt voor w&rkversohaf-
fiug e.d., beoogt de tewerkstelling van
3
1
/
2
millioen
arbeIders, welke thans steun trekken.’) Veel stof heeft
de beslissing van het Hooge Gerechtshof inzake de
N.I.R.A. doen opwaaien. 1)or deze beslissing, welke de

1)
Zie E.-S.B. van
8
Mei
1935.

codes ongrondwettig verklaarde, scheen de New Deal van
Roosevelt ernstig bedreigd. Ook de Frasier-Lemke Act,
welke de overneming van landbouwhypotheken beoogde,
w’ercl in strijd met de grondwet verklaard en hetzelfde lot
trof de Railroad Pension Act, welke verplichte pension-
leering van spoorwegambtenaren ten doel stelde.
1)e NJ.R.A.-beslissiiig is ook van invloed geweest op
andere wetten. Zoo is de Agricultural Adjustmen’t Act
zoodanig geamendeerd, dat de rechtspraak er geen vat op
zou kunnen krijgen. Inmiddels is de ,,Sociail Securi’ty-Bill”
tot wet verhe’ven en ook de ,,Faimi-Cred.it-BihI”. De laatste
wet autoriseert den ,,Land Bank Commissioner”
7500
maximum te betalen aan boeren, die daardoor van pach-
ter tot eigenaar kunnen worden.
De Fedra1 Home Loan Bank Act is niet andere wetten
in dier voege geamendeerd, dat dc Owuers Loan Corpora-
tion thans leeniage.n kan verstrekken tot een totaal be-
drag van
$4.750
milhioen togen $
3000
millioen voordien.
De Wagner.Labour-Rcla,tionsBill, velke werd aangenomen,
regelt de instelling van een Nationalen Raad voor het
besiechten van geschillen tusschen w’erkgevers en werk-
nemers en stelt de laatsten in ‘de gelegenheid collectieve
arbeidscontracten te sluiten op basis van het ,,closed-shop”
beginsel. De Banik.ing Act en de Guffey-Coal-Control-Bill zijn
nog in behandeling. De laatste wet beoogt de Instelling
vaji een Federale commissie, welke den arbeidsduur, ar-
beIdsvoorwaarden en verkoopeondities zal moeten regelen
in de bitumineuze-,kool-jndustrie, waarin reeds eenigen
tijd een ernstige staking dreigt. Ook de Rayburn-Act, wel-
ke de opheffing van de ,,utility-holding-companies” regelt,
heeft haar beslag nog niet gekregen. Tijdens de behande-
ling heeft het Congres de ,,doodvonnls”-eiausule uit het
ontwerp gelicht en een alternatief-voorstel aangenomen,
dat door de Intersta,te Conimerce Commission was voor-
gesteld en waarbij de Security Comniission de bevoegdheid
zal krijgen om de holding companies ite ontbinden, wan-
neer na het instellen van een enquête gebleken is, dat zij oiinoodig zijn. Het laatste punt voor dit .zittingsjaar vor-
men de belas’tingvoorstellen van den President. Deze voor-
stellen dienen tweeërlei doel: meerdere inkomsten en
betere verdecling der rijkdommen.

In het veto dat Roosevelt uitsprak over de ,,Vete-

ran’s Bonus-Bill”, daarbij gesteund ‘door den Senaat,

meent men een teeken te zien dat de Regeering niet
denkt aan uitbreiding van ‘degeldcirculatie met nieuw
gedrukt bankpapier. Ondanks de verlagingen van het

muntrecht van zilver van 50 pOt. op 40 pOt., waar-
door de zilverprijs steeg tot 17.57 ets. per ounce fijn,

schijnt men in Washington ook niet geneigd te zijn
tot een doorvoering

van de Silver-Purc)hase Act van
1934, waardoor de zilverprijs zou kunnen
stijgen
tot
$ 2.20 per ounce fijn. Dit beïnvloedde ook de geld- en
kapitaalmarkt. De rentestand, waartegen de Regee-
ring op korten termijn kon leenen, is nog meer ge-
daald. Deze bedroeg in Mei voor negen-maands schat-
kistpapier slechts 0.14 pOt., terwijl voor zes-maands
papier niet meer dan 0.10 pCt. werd genoteerd. Het rendement van alle industrieele obligaties ‘be-
droeg op 31 Mei volgens Moody 4.65 en op 21 Juni
4.55, tegen 4.73 op 4 Jan. 1935 en 5.60 op 21 Juni
1933.
De kapitaalmarkt toont over het algemeen nog
geen teekenen van ‘herstel, ondanks de nog steeds toe-

nemende credietreserves en de lage geldrente. Dc
voorwaarden, waaron’der deze iiqu’ide middelen naar
de kapitaalmarkt vloeien, zijn echter nog niet ver-

vuld. Tot de belangrijkste factoren behoort zonder
twijfel ‘de zekerheid van meer stabiele verhoudingen dan in de laatste jaren het geval i.s geweest. Zoolang
deze voorwaarde niet vervuld is, zal ook op de kapi-
taalmarkt geen belangrijk ‘herstel kunnen plaats-
vinden.

100

8o

60

110

10

17 Juli 1935

MONTHLY BUSINESS STATISTICS OF THE ‘NETHERLANDS.
*)

659

Production and trade.

Production
Imports
1)
Exports
1)

i
Construct.
contracts1)


‘3

.


1

‘t
II
1

Cn
.,,
–.
1000

.

in
in in
in in
in
in ten

n

.
in

in

in in in

tons

B.
‘ii

Id
mi
.
g
miii.
&
in miii.
K.G.
miii.
l

tons
1000
miii.
1000
miii.
thou-
tin
OflS
1000 1000 1000
1000
mijl.
R.T.
gid.
gid.
gid.
tons
gid.
sands
gid.
tns
tons
tons
gid.

1925
593 101
9.55
0.36

205
121
2.56
4.121 0.62
151
164
52 631
24
3954

31
237 1.280
7.7
6.6
36.5
54
1926
737 148
11.33
0.39

203
125
3.04
4.69 0.67
146
193
52
899
1

28
325
4

100
444
1.744
7.9
7.0
35.9
58
1927
791 172
11.07
0.48
7,5
212
139
3.28
5.32 0.59
158
210
58 751
29
318e
173
579
2.158
7.7
8.1
38.8
54
1928
910 173
13.35
0.57
5,6
224
157
4.02
6.38 0.59
166
225
67
849
27
573
336
633 2.431
7.4
7.7
43.8
58
1929
965 172
14.84
0.68
5,9
229
161
4.27
6.87 0.62
166
228
72
895
27
503
875
717
2.271
6.0
8.0
45.9
63
1930
1.018

187
15.42
0.29
7,8
202
146
3.36
6.52 0.67
143
222
62
929
23
412
908
743
1.992
5.7
7.8
45.0
59 1931
1.075 108
12.66
0.16
14,7
158
128
1.95
4.67 0.54
109
230
45 941
17
243
706
791
1.588 4.5 7.2
39.4
49
1932
1.063

49
7.44
0.10 25,3
108
101
1.57
3.15:
0.37
71
204
28
764
12
163
530 686 1.380
1.3
6.4
35.0
38
1933
1.048

32
9.08
0.12 26,8
101
112
1.42
3.42 0.47
61
189 25
704
13
194
564
683
1.356
0.9
5.3
31.3 40 1934
1.038

55
7.75 0,13 27,9
87
113
1.50
3291
0.62
59 197 23
751
14
179
684
670
1.360 0.8
5.1
31.0
27

J.’34
1.070
7.15
0.08 31,9
100 120
2.05
4.961
0.92
56
202
22
645
13
184
630 655
1.297
0.9
4.4
32.7 44
Feb.
974

51
6.93
0.17 29,1
82 118
1.10
2.49 0.18
51
207 20
643
13
132
359 750
1.488
0.8
4.0
31.6
31
Mar.
1.070J
9.19
0.05 26,5
94 128
1.18
2.99 0.39
61
236
23
807
15
166
314 802 1.590
1.0
4.8
34.5
33
Apr.
959
11.28
0.28 25,4
86
123
1.19 3.11

0.47
54
197
20
793
14
148
281
675
1.372
0.8
5.1
26.8
32
IVlay
1.002

55
9921
9.38
0.15
25,3
87
126
1.49
3.17 0.73
57
193
21
770
13
135
358 682 1.444
0.8
5.4
29.7
30
June
7.44
0.10 25,2
89 112
1.74
3.67

1.16
59
1,67
22
811
14
206 474 696 1.472
0.7
5.9
41._
30
July
1047
10.34
0.20
26,7
86
109
2.25
3.52 1.15
58
190
24
788
13
217
717
639 1.345
0.7
5.5
47…
28
Aug.
1.053, 71
6.81
0.09
27,3
89 106
1.46
3.19 0.73
69
194
22
878
17
148
801
690
1.433
0.7
5.9
39.-
20
Sept.
1.026)
6.29
0.04 27,5
78
98
1.39
3.25 0.75
69
183
25
792
13
183
992 704
1.374
0.7 5.4
23.6
9
Oct.
1.126
4.51
0.06 28,2
87 99
1.43
3.03 0.54
62
202
27
758
11
230
1.171
665 1.339
0.9
5.1
24.0
25
Nov.
1,044

48
5.22 0.24 29,6
88
103
1.54
3.10

0.21
60
206
26
681
13
195
1.080
471
953
0.7
4.9
23.6
28
Dec.
976)
8.43 0.08
33,5
75
115
1.24
3.00 0.15
56
185
23
645
13
209
1.026
613
1.208
0.7
4.7
18.1
19

J.’35
1.024
6.52 0.16
35,7
76
112
1.15
2.60 0.45
55
192
23
675
14
166
726 539
1.009
0.5
5.5
26.9
21
Feb.
938

60
5.70
0.02 35,2
70
109
1.28
2.03 0.70
51
208
22
607
13
141
595 686 1.347
0.5
4.1
24.7
19
Mar.
931)
7.91 0.07
32,0
80
109
1.73
2.60 0.59
54
235
24
672
13
164
554
641
1.214
0.5 4.4
25.2
26
Apr.
984
9.00
0.08
30,2
78
112
1.53
3.03 0.64
50
203
22
642
11
137
481
599
1.123
0.4 4.6
19.3
28
Mei
78 58
193
26
777
13
140
570
667
1.244
0.3
5.4
21.0
20
Juni
J
73
.
51
174
21
662
12
135
574 568
1.029 0.4 5.4
24.5
22


Capital market
MoflY
Prices
Transport’)
market
Stock exchange Savings-
Indexnumbers of
Shipping

.0

Capital Issues
Prices5)
Tonnage banka
0
of ships
….’a
.-

.
Cd
E
a
._0.2
=
um
a
‘0
‘0
0.
.-.a
._
.0

Wo

u,

0a
0
,3
0.0
1
0
0
.
.,,
o

.”<
0
0
bn
0
0
0
a
0

0
0


——
—————–
—————

i

=
1929=1
i924-IOct.I’231
-Spt. 301
in 10 miliion
1 1

in miiiion
0
In miii ion guilders
In pCt.
cubic metr.
1

Guiiders
—-
100
I’24=iOOI

1925
– –


25
18
15
10
5

20
304
191
2,88
3,08
155


5.00
4.24
13.6 6.31
342
1926




39 36
16
23
6
33
299 209
2,92 2,88
145

95,1 5.22
6.10
13.6
6.23
312
1927




41
4
13
28
8
33
321
225
3,83
3,76
148

94,9
5.95
4.80
13.5
6.23
296
1928
– –


55
4
30 25
28
27
332
242
4,16 4,18
149

95,8
6.14
5.03
14.5
6.42
266
1929 158 168
433
125
38
7
27
11
24
14
343
257
4,89 4,82
142

95,1 6.02
4.12
15.0
6.79
236
1930
149 126
265
83
50
5
29
21
2
48
367 292
2,17
2,06
117
79
91,1 5.95
4.00
14.6
6.62
255
1931
118 94
168
50
28
40 24
4
1
27
429 302
1,56
1,42
97
67
85,5
5.17
3.85
13.7
6.37
284
1932
76
67
116
25
37
23
35
2
0
37
490 294
1,18
0,85
79
51
79,7
4.42 3.16
11.6
6.09
378 1933
84
79
138
23
30
19
29
1
0
30
516
307
1,28 1,08
74
50
78,9
4.62 3.15
10.2
6.06
382
1934
76
77
158
16
17.7
169
17.7

1.4
16.3
511 313 1,10
0,82
78
54
79,3
4.93 3.38
9.4
5.99
387
J.’34
79 85
159
19
6.0
1.4
6.0


6.0 518
312
1,00
0,50
79
55

4.72 3.24
10.1
5.86
377
Feb.
81 89
159
19
1.9
306
1.9


1.9
521
314
1,00
0,75
80 55

4.23 3.08
8.1
5.75
388
Mar.
80
87157
20 4.2

4.2


4.2
517
313 1,07
1,23
79 55
80,1
4.75
3.17
9.7
6.01 408
Apr.
77 85
158
19
11.5
902.6
11.5


11.5
509
308 1,86
2,04
79
58

5.01
2.96
9.0
6.17
342
May
75
81156
17
3.6
15
3.6

0.6
2.9
507
309 1,22
1,37
77
58

5.20
3.47
9.4
5.68
416
June
71
73 154
15
7.1
5.7
7.1


7.1
506
310
1,00
0,77
76
55
79,2
5.15
3.46
9.0
6.22
418
July
72
69
157
15
0.9
108.0 0.9


0.9
506
311
1,00
0,74
77
53

5.53
3.41 10.8
5.93
294
Aug.
Sept.
75
77
72
71156
158
15
16
2.7 2.2
49.0 485.5
2.7 2.2


0.1 0.9
2.6
1.3
509
510 314 315
1,00 1,00
0,72
0,60
78
77
55 55

79,3
5.48
4.76 3.65
3.36
10.9
9.3
5.85
5.80
330 434
Oct.
77
70
161
14
2.7
97.5
2.7


2.7
510
316
1,00
0,62
77
52

5.15 3.67
9.3
6.08
453
Nov.
75
68
161
13
150.6
7.6
150.6


150.6
513
319
1,00
0,62
77
51

4.54
3.53
8.4
5.84
415
Dec.
72
68
161
12
18.6
52.3
18.6

15.0
3.6
513
321
1,00 0,51
78
51
78,6
4.64
3.51
8.4
6.66
370

J.’35
74
75
169
19
6.9
77.1
6.9


0.9
516 326
1,00
0,51
78
50

4.37
3.51
8.9
5.66
426
Feb.
78
80
172 20
11.7
26.4
11.7


11.7
522 329
1,00
0,56
77
49

3.95 3.08
7.1v 5.34
373
Mar.
79 78 171
18
11.5
49.1
11.5

0.5
11.0
522
331
1,00 0,61
75
49
77,4
4.81
3.43
7.6v
5.75
388
Apr.
81 82
175
19
26.8
23.3
26.8


26.8
516
3,23
3,57
76
50
4.67
3.49
8.3v
5.73
402
Mei
83 84
180
17

0.2
5





2,95
75
Juni
83
1

86
180
18
2.7

2.7

1.9
0.8
1

75

*) The yearly figures are caiculated from the monthly averages, with the exception of the data of savings-banks. which give the Decem-
ber-figures. 9 Central Bureau of Statistics.
2)
From January ’32 preiiminary figures. ‘) The figures from 1925.-1927 refer to June.
4)
Gross
weight in tons.
5)
Source: Bank voor Handel en Scheepvaart. Rotterdam
(Copyriglit).
6)
Department of Agricuiture. New series, started
Juiy 1929.
7)
Bureau of Statistics Amsterdam. v=preliminary.
1
(metric) ton = lOu0 K.G.

660

MONTHLY BUSINESS STATISTICS OF THE NETHERLANDS INDIES.
*)

17 Juli 1935

Foreign trade’)
__________________________________
Production of
1)
Imports
Exports

2
v


:
>
-;
.
O
w
G)

:

.


,.’

o

-‘
O
-‘

:
‘e
. .
:
.

In 1000 kilograms
miii.
n nililion kilograms
miii.
In million kilograms
miii.
1

gid.
gid.
gid.

1925
70.0
150.1-

-190.04.2
5.8-29.3

80.1
1926 74.5
123.4




132.1
234.4
– –
166.8
5.1
6.2

31.4

57.6
1927
75.2
117.4



137.0
630.3
10.5
8.1
193.9 5.5 7.2

25.4

61.8
1928
83.6 234.8







—-

– –

131.7
801.4
12.9 10.7
255.0
5.8
9.7
2.8
36.7
231.3
48.1
1929
88.1
279.7
– –

60.3
120.3
842.7
13.6 12.4
248.0
6.9 7.0 2.7
37.8
299.4
32.2

1930 12.794 5.341
3.136
849 3.581
69.5
236.0

7.0
12.4
52.3
100.3
830.3
13.4
9.9
185.0
6.0 5.2
2.9
31.3
356.0
30.8

1931
13.901
6.059
3.817
776
4.387
45.7
183.2

3.1 10.2
50.7
67.6 675.5
15.0
9.8 129.5 6.6 5.8 2.3
30.0 286.8
21.9

1932
12.728
5.979
4.884
688
6.091
32.9
143.4
13.0
1.9
10.2
35.3
48.2
714.0
13.3
6.8
125.2
6.5
9.6
1.4
39.9
328.2
15.3

1933
14.232 5.389 4.207
532
7.318
26.7
138.6
13.7
2.1
10.9
29.6
40.9
707.0
15.0 13.3
96.0 6.0
6.0
1.2
40.5 366.7
14.2

1934
15.424 5.067































4.775
576 7.903
24.5
131.8
14.4
2.6
10.3
23.1
43.8 750.3
16,8
20,4
90.8
5.4
6.5
1.5
34.6
409.3
19.3

J.’34
14.382
4.680















575
446 7.397
23.8
109.0
14.8
2.4
9.1
10.8
39.7
716.7
14.5
21.4
54.9
5.5
5.7
1.0
32.0 445.3
15.9

Feb.
15.317
4.798
736
566
6.009
17.9
100.2
12.0
1.9
7.3
12.5
42.3
685.7
16.5
20.6 70.0
4.5
5.8
1.5
32.4
377.0
24.4

Mar.
16.406 4.961
1.183
616 6.493
20.4
125.2
13.9
2.3
9.3
16.0
52.5
787.4
19.4
29.2
94.6
5.7 6.5
1.4
33.4
405.4
32.1

Apr.
16.226 5.295 2.268
685
6.255
23.7
135.6
13.8
2.3
10.6 17.5
43.9 726.0
17.2
29.0
68.6
4.4
5.0
1.3
30.2
433.2 20.2

May
17.273 5.541
5.422
669
5.738 27.2
145.0
14.6
3.2
12.4
16.0
45.2 758.9
27.2
39.4 66.9
6.5
5.8
1.7
36.7
418.9
18.0

June
15.229
5.017
13.397 629
5.953
27.0
130.5
14.2
2.9
12.6
14.8
41.9
700.9
9.7
23.3
91.1
5.6 8.7
1.9
30.9 381.4
14.9

July
15.175 4.733
15.751
709
7.820 25.5
127.0
14.2
2.7
11.3
19.8
43.3 821.9
12.7
20.6 95.6
5.8 9.4
2.3
36.3
465.7
17.8

Aug.
14.904 4.174
10.307
777
10.443
25.4
116.3
12.7
3.0
11.0 18.9
43.2 665.4
13.7
15.6
107.3 5.3
10.1
1.6
33.1
330.0
17.8

Sept.
15.094
4.455
4.175
612
11.308
24.2
125.5
12.8
2.4
10.2
21.9
44.0 754.2
16.0
19.1
126.6
4.3
9.0
1.9
35.0 389.1
19.8

Oct.
15.322 5.758
1.760
539
10.682
23.4
133.2
14.2
2.3
8.325.2
39.0
774.5
13.2
6.2
103.8
4.9
7.1
1.4
40.3
430.8
15.6

Nov.
15.407
5.453
1.058
369
9.768 27.4
152.4
16.1
2.7
10.1
46.4
40.7
724.3
16.1
6.1
111.3
5.8
5.5
1.5
36.8
357.7
13.3

Dec.
16.825 5.884
671
301
6.966
28.2
181.4
19.9
3.1
11.0
58.0 50.4
888.1
25.1
14.4
99.4
6.1
4.6
1.7
38.8
476.8
22.2

J.’35
14.769 5.583
455
565
7.591
25.7
176.9
19.5
3.7
8.2
71.3 38.6
770.9
8.9
11.4
131.4
5.2
4.8
1.5
33.4
383.5
12.9

Feb.
14.743

5.267 552 584 6.187
19.6
134.4
16.5
2.4
6.1
48.4 37.2
756.8
11.0 19.9
86.3
5.8
5.0
1.0
34.2
408.9
7.6

Mrt.
14.411
5.918
987
702
6.694
23.9
163.9
21.2
2.8
8.852.0
47.7
863.6
13.3
10.5
99.5
6.2
4.3
1.0
37.7
502.4
23.8

Apr.
83.5

Stock exchange
Money
market
1)
______

Capital
Prices
1)
Traffici)
market index numbers of

.>.
Indexnurnbers of
issuespia –

Receipts of
0) b
ced abroad
Shares
4
Wholesaie
Retaii
0
Freight

s
°
prices
pnces
0
rates

Z.-
..
09
0-
0

0
..o)

0
.Q
,
69

9
E
UIl
.
.-
0iU
oo
0
c
0
O
…..
oo
00
o

0)709

0

0

100



n mi ion gui
.
ers
in million
guilders

191


19231 15
= 100

in m
Ilion
1

gui ders

397-

-34.7
11.5172
146
169
152 166
104.0
108.0
– –

1926 334
81
333



22.4
12.1
165 137
170
148
163
103.8
109.6

1927
317
106
349
1.2


20.9
9.4
160
130
166
147
161
103.0
106.7
6.1
1.6

1928
100
314
100
318
0.4


11.1
30.5
155 125 160 148
161
102.9
103.6
6.4
1.4

1929
234
398
487
443
99
305
111
306
1.0
1.8

4.1
61.9
155 123 162 145
161
97.7
100.3 6.5
1.4

1930
111
293
361
357
100
270
59
231
5.6
2.9

0.9
115.2
146 88 156 143
163
90.1
100.5
5.5 2.6

1931
52
182
242
251
96
243
48
198
9.6 6.6

1.6
102.1
115 66 134 133
146
85.9 97.9
4.4 2.4
1932
27
107

————

138
176
92
221 49 155
6.1
13.0
86

104.4
95 52
107
116
123
80.4
86.1
3.4
2.1

1933
43
113
136
211
94 199
43 134 5.3
15.8
62
– –
82 43
93
105 105
66.9
87.3
2.6
1.9

1934
62
94
151
243
187
36
125
4.9
13.5
50
0.1
12.6
74
43 86
95 93
62.8
82.3
2.3
1.8

J.’33
53
137



——



155
241
92
201 45
153
5.4
15.9
59


78 48 93
105 105
68.1
87.3
3.1
1.9

Aug.
55
128 145
234
95 196
45
133
5.3
15.8
57


78 45
92
104 103
68.1
87.3
3.0
1.8

Sept.
50
109
132
213
95
194
44
133
5.1
15.7
56
– –
77
41
90
103
102
68.1 87.3
2.7
1.8

Oct.
48
97
120
220
94
190
42
129
5.0
15.5
55
– –
76
40
90
103
101 67.0
87.3
2.5
1.9

Nov.
48
87
108
215
91
188
40
129
4.9
15.3
54
– –
76
39
89
101
100
64.6 87.3
2.3
1.8

Dec.
49
97
123
215
93
188
39 116
4.9
15.0
53
– –
75
40 90
99
100
63.5
87.3
2.3 2.2

J.’34
52
100
130
230
97
191
38
145
4.9
15.2
52


75
43 90
99 99
63.5 82.8
2.2
1.9

Feb.
53
107 136
240
98
191
35
110
5.0
15.2
53


75 43 89 99 97
64.6 82.7
1.9 1.7

Mar.
55
104
136
243
98
192
35
116
5.0
14.9
53
– –
75
43 89 99 96
64.7
82.3
2.1
1.7

Apr.
56
98 138
247
99
190
35
110
5.1
14.8
52

0.6
75
42
87
98 95
64.7
82.2
2.2
1.6

May
68
99
145
253
99
188
34
130
4.9
14.4
51
– –
74
42
86
97
94
64.7
82.1
2.3
1.8

June
66
96 154
251
99

187
35
130
5.0
13.9 49

0.1
74
42
85 95 93
64.5
82.2
2.5
1.7

July
68
92
158
255
1001
186
36
137
4.8
13.3 48


74
41
85 95
91
61.6 82.2
2.7
1.8

Aug.
73
94
168
256
100*

184
37
117
4.9
12.9 48
0.1
0.5
74
42
83
94
90
61.6
82.1
2.6
1.7

Sept.
72
94
168
236
100*

186
38
108
4.7
12.4
48 0.9

74
42
84
93
90
61.6 82.0
2.5
1.7

Oct.
66
87
164
238
100
186 38
126
4.7
12.0
48

0.5
74
45
83
92
89
61.6
82.1
2.3
1.8

Nov.
58 79
153
232
10015,8

183
37
121
4.6
11.5
49

150.0
73
46
83
92 89
60.6 82.2
2.1
1.8

Dec.
61
79 159
232
101,
1
,
180
39
148
4.6
11.-
50
– –
73 46 83 92
89
60.4 82.2
2.3
2.2

J.’35
82
88 168
237
104
179
35 148
4.7
10.5
52

72
47
83 92 88
60.4
82.3
2.7
1.8

Feb.
80
94
166
233
101*

176
34 106
4.7
10.5
54


72
44
83 92 87
60.4 82.3 2.8
1.6

Mar.
73
92
165
208
100
176
35
114
4.8
54
0.5

72
42
84 92 88
60.4
80.7
2.6
1.7

Apr,
76
100
162 215
175 36


72 43
84
92
88
60.2
80.7
Mei
79
100
163
226
174
83 92
88

Juni
86

1
97
169
233
*)
The
yeariy
from
1930
figures
all
factory
are caiculated
from
except
the
residue.
monthly
1) Up
averages.
to
1930
only
1)

Figures
outer
from
the
provinces. Central
from
1930
Office
Java,
for Madura
Statistics.
and outer
2)
Up
to
1930,
provinces.
au
4)
Source:
kinds
of sugar,
Bank
voor Handel
en
Scheepvaart
sugar,
(Copyright).
9)

Yeariy
average
respectively
1925126
1926/27,
etc.
6)
Without
arrears
of dessa-banks
in
outer
provinces.
7)

From
June
1934
the dry
weight
bas been
calculated
from
the
latex-figures.
8)
From
January
1934
export gross weights.
1
(metric)
ton
= 1010
K.G.
9)
Since
May
1934
quotation
N.
E.
1.
Loan
1934.

17 Juli 1935

CONJUNCTUURGEGEVENS BETREFFENDE DUITSCHLAND.
*)

661

.

Productie
1),
Handel en Verkeer

Productie.index van Buitenlandsche handel
Scheepvaart-

Datum
4

0

langr.havens
verk. v. d. be-
2
fl
0)
-.

=

.

.!
Invoer Uitvoer
,=
E-
o•
1-

0

.
v
)o
.0

Totaal
Grond- Fabri-
Totaal

Grond-
Fabri-
.
.E
stoffen
katen
stoffen
katen
o
o
0

Gemiddeldevanl928lOO
in millioenen R.M.
9
l
l:

1926
• .
80,8
78,7
81,5 96,5 82,7 76,7
60,7
82,8
833 412
114
868
228
596
35
3.190
3.183

1927
. .
101,1
100,4
101,4 102,0
111,3 112,6
79,7
108,5
1.186
599
212 900 217 644

286
3.389
3.374 417,6
1928
. .
100,0 100,0
100,0 100,0 100,0
100,0 100,0
100,0
1.167
602 204
1.023
229 740

144
3.678 3.653
428,3
1929
. .
95,8
103,2 104,0
108,3 113,8
112,5

100,9
92,4
1.121
600
189
1.124
244
819
3
3.637
3.598 445,5
1930
. .
87,1
85,5 91,2
94,7 82,5 80,5
83,1
90,0
866 459
150
1.003
204
753
137
3.671
3.644 380,3
1931
. .
68,5
61,0 80,5
78,7
51,6
57,5
59,5
87,7 561
290
102
800
151
615 239
3.366
3.331
319,8
1932
. . 54,0
45,7
74,0 69,0 33,4
40,0
38,2 80,0
389 201
61
478
86
374
892.943
2.909
240,8
1933
. .
61,5
53,7
80,0 73,2
44,7
53,1
41,9
90,6
350
202
56
406
75
316
56
3.01.5
2.999
242,9
1934
. .
80,9
77,2 89,5
83,1
74,2
82,6
63,7 98,7
371
217
63
347
66
271

243.275
3.251 277,1
J. ’33
5)

61,1 53,7
78,9 70,3
44,0
52,2 45,6
94,7
360
218
58
385
76
298
25
3.344
3.288
260,0
Aug.
62,9
54,3
83,4 69,5 47,5
55,3
47,6
96,6
347
210
54
413
78
320
663.437
3.489
262,8
Sept.
65,3 56,9 85,3 72,3
45,3
51,3
49,1 97,3 337 201
58
432
77
336
95
3.048 3.144
260,3 Oct.
67,8 59,7
87,3
75,7
49,3
58,1
43,9 97,2
347
195
60
445
83
343
-t-.

98
3.165 3.037
258,3
Nov.
69,0
60,6
89,2
81,8
52,7
63,8
42,9
96,6
351
195
54
394
74
303
433.071
3.038
259,5
Dec.
68,8
60,4 88,8 83,9 53,3
64,2
52,4 97,7
374
208
60
424
74
331
502.941
2.903
275,7
Jan.’34
71,0
64,5 86,6 82,6 54,3
66,5 41,9 98,3
372 225
56
350
78
259

222,124
2.808 239,1
Febr.
75,0 69,6 88,0 82,0
60,8
72,4 49,6
101,2 378 238
57
343
71
260
352.637
2.694
232,7
Mrt.
80,5
76,6 89,9 80,2
65,1
75,6
58,7
103,4
378 245
62
401
72
315
23
3.171 3.133
271,9
April
79,4 75,0
90,0
81,1
72,0 86,0 62,2
103,3
398 253
63
316
66
240
823.137
3.042
249,4 Mei
81,2
76,7
92,0 81,0
73,8
87,0
61,5
105,1
380
240
62
337
61
265
43
3.379
3.464
266,1
Juni
81,2
77,1
90,9
77,2
74,1
81,5
69,1
104,1
375
224
64
339
64
267

363.358
3.398
285,3
Juli
82,4 79,0
89,7
79,0
76,6
84,3 69,4
103,2
363
199
62
321 62
250

423.545
3.503
299,3
Aug.
81,5
79,2 87,0
80,1
80,0
83,6
67,1
92,0
342
195
64
334
64
262

8
3.706
3.629 300,2
Sept.
84,9 82,7
90,2
82,8 80,3
82,4
74,3
94,0
352
200
75
350
66
278
2
3.499 3.553
294,6 Oct.
84,7
81,2
93,1
86,3 84,4
88,9 62,7
93,8
349
186
61
366
68
290
17
3.428
3.311
302,1
Nov.
84,7 81,7
92,0 92,3 85,6
91,7
66,1
94,3
346
186
59
356
62
285
103.348
3.325
291,7
Dec. 84,3
83,4
86,3
92,4 83,4 91,4
81,5
92,0
399
212
67
354
62
285

453.265
3.147
292,3
Jan.’35
85,0 84,4
86,3
89,3
88,1
92,3
93,1
404
233
66
299
59
234

105
3.020
2.997
253,9
Febr.
86,0
86,1
85,7
86,9
89,6 93,6
93,0
359 209
58
302
61
237

572,655
2.738 245,0
Maart
92,0 94,8
87,0
91,8
100,2
105,4
93,37)
353 212
49
365
67
292
+

12
3.236
3.121
286,5
April
94,5 98,8
84,2 92,2
96,5
107,7
91,7
359
221
52
340
59
275

19
3.129 3.097
Mei
1
333
219

1
42
1

337

1
62
1

270
+

Kapitaalmarkt
2)

Geldmarkt 2)
Emissies2)

Prijzen
Effectenbeurs
lndexcijfer van
0

ca
0

4)0
2′)
0 =.0
) =
.0
.?P


.0 ‘=

Q.0
0

-o.o..0
.

1924-1926
=
100

j
in millioenen R.M.
ina10
1
9
1
1
0r

2
1
,
10
1
ó
i
000

1926..
109
118
121
97
121 113
500
368
133
82
418
310
189
3.089
5,31
4,91 6,57
134
141
1.003
1927 ..
158 162
163
130
174
155
479a 361a
118 120
359
358
121a
4.693
6,05 5,47 7,82
138
148
475

1928 ..
148
159
128
101
174
142
477b 355b
122
112
365
321
156b
6.990
6,74 6,54 8,22
140
152 665

1929 ..
134
153
120
85
168
123
253 224
29 82
171
174
78e
9.016
7,68 6,87 8,97
137
154
821
1.915
1930 ..
109 130
111
73
139 94
388
290
98
46
342
224
164
10.400
5,06
4,43 6,14
125
147
945
3.139
1931 ..
194
165
29
53
140
136
57
9.722
8,37 6,78
8,71
111
136
1.133
4.573
1932 ..
81
81

13
68
37
44
9.917
6,23 4,95 6,73
97
121
717
5 575
1933
. .
67.3
56.2 74.4 46.7 68.0 74.4
126
126

8
118 39
87
10.808
5,11
3,88
5,78
93
118
326
4.804
1934
. .
77.5
58.6 86.0
54.7
80.3
87.5
83
83

12
71
30
53
12.350
4,68 3,77
5,07
98
121
231
2.719
J.
5)
’33
68.5 55.9 78.4 50.9 67.0 77.0
129
129

3
126
36
93
10.490
5,04 3,88
5,79
94
118
262
4.464
Aug.
66.2
55.2
74.1
49.6
65.9
75.3
134
134

12
123 38 96
10.545
5,11
3,88 5,79
94
118
255
4.124
Sept.
62.5 53.3 67.7 46.7
63.7 70.3
121 121

9
111
39
82
10.561
5,16
3,88
5,79
95
119
218
3.849
Oct.
62.1 52.5 66.7
45.5 61.8 70.2
134
134

5
129 41
93
10.618 5,12 3,88 5,79
96
119
250 3.745
Nov.
64.0
53.2
67.7
45.8
63.3 72.0
129
129

5
124 50
79
10.684
5,05 3,88
5,74
96
120 221
3.714
Dec.
67.4
55.1
73.8
47.3
68.7 74.6
115
115

2
112 36 78
10.808
5,14 3,88 5,69
96
121
197
4.059
Jan.’34
70.2 56.6

——







76.0 49.5
71.9 77.3
128
128
10 118
57
71
11.234 4,78
3,88
5,18
96
120
270
3.773
Febr.
73.9
58.9
81.2
52.3 75.5
82.2
141
141

18
123
52
89
11.565
4,85
3,88 5,06
96
120
227
3.373
Mrt.
77.0 58.7
86.4
54.6
78.3
87.1
82
82

6
76
35
47
11.621
4,93 3,88
5,06
96
120
274
2.798
April
75.0
56.1
85.0
53.7
76.3
85.6
62
62

5
57
30 32
11.669
4,68 3,88 5,06
96 120
225
2.609
Mei
73.3 54.9 83.1 52.3
73.7
81.9
72
72

7
65
41
31
11.688
4,69 3,88 5,06
96
120
249
2.529
Juni
76.2 56.5 87.5
54.3
78.5
86.4
67
67

4
63
44 23
11.668
4,56 3,76 5,06
97
122
227 2.481
Juli
77.7
57.2
88.7 54.7
82.0
88.5
79
79

6
73
42
37
11.675
4,68
3,75 5,06
99
122
196
2.426
Aug.
80.0 57.9
88.0
55.9
83.2 92.2
57 57

14
42
11
46
12.160
4,69 3,75 5,06
100
122
213
2.398
Sept.
83.1
60.8 90.4 57.7 87.3 94.3
49
49

5
44
10
39
12.213
4,71
3,75 5,06
100
122
208 2.282 Oct. 83.2
62.2
92.3 58.3
88.0
94.2
82
82

5
77 15
67
12.242
4,61 3,75 5,06
101
122
267
2.268
Nov.
80.4
61.7 86.8 56.7
84.3
90.4
74 74

24
50
10
64
12.273
4,46
3,63 5,06
101
122 211
2.353
Dec.
79.8
61.6 86.8
56.7 84.7
89.6
105
105

39
66
10
95
12.350 4,55
3,50 5,06
101
122
210
2.604
Jan.’351
83.5
65.8
90.0
57.8 89.1
93.8
99 99

11
88
1


12.688 4,15
3,45
4,29
101
122
259
2.974
Febr.
86.4
70.6
91.6 59.4
92.8
98.3
285 285

8
277


12.911
4,22 3,38
3,81
101 123
244
2.816
Maart
87.8 70.0
92.0 60.7 94.9 99.9
124
124

5
119


13.022
4,34 3,38 3,68
100.8
123
220
2.402
April
89.3
71.4 96.8
63.5
96.2
102.2
13.118
4.13 3.38
363
100.8
122
238
2.334
Mei
3.78
3.09 3.63
100.8
123
2.020
‘) De jaarcijfers
zijn
berekend
uit
de gemiddelde
maandcijfers.
1) Ontleend
scheine”.
4)
De
aan het
cijfers
hebben
Institut
fûr
betrekking
op
Konjunkturforschung”.
het
einde van
de
2) Ontleend
maand,
aan resp.
van
Wirtschaft
het jaar.
und Statistik”.
5)
Vanaf
Juli
1933
3)
Vanaf
1
gedeeltelijk
Oct.
1932
mci.,,
Steuergut-
van 5, b)
1,

c)
2,
buiteni.
em.
in Duitschianci.
v.
=
voorloopig.
6)

Met Saargebied.
7)
Zonder Saargebied.
voorloopig.
a) waar-

662

CONJUNCTUURGEGEVENS BETREFFENDE iTALIË.

17 Juli 1935

Productie,Handel en Verkeer

Kapitaalmarkt Geld-

Prijzen

Productie
Buitenlandsche
handel
4
)
Vervoer

r
nark

;
h

-:z-
-:-

co
“-
E



I92=
MIII.
tons
=•
m.milLLJre
Hoeveeff
mmiliijre
-ç;–000-;;-
1925= 100

1925
– –
198


109
2183
1523 100 100

4836
1387
746
100

100
7,3
646

1926

654
200
236

1390
114
2157
1555
98,5
96,8
621
736
4885
1476
473

82,9
8,0 654

1927

650
307
232

2034
279
1698
1303
96,1
100,6
603
792 4693
1581
264
97,1

72,2
7,8
527
100,0

1928
100
704 360 256
871
2167
324
1827
1213
112,9 105,5
630
801
4724
1697
450 102,5
85,0
5,5
491
92,2

1929
109,2
758
398
291
1089
2695
301 1806
1270
112,1
114,9
669
810
5029
1777
607

100,6!
85,8
6,7
481
93,9

1930
100,3
835
329
290
1157
2512
425
1446
1010 103,7
109,3
473
633
4467
1774
514

101,7
77,8
5,9
411
90,7

1931
84,7
826
277
256 668
2882
734
970
851
88,2
113,1
314 529
3683
1644
361 104,1
61,0
5,9
342
81,9

1932
73,0
834
257
265
556 2673
1006
689
568
80,0
91,1
248
332 3088
1599
304 105,6
46,8
5,8
310
78,1

1933
80,5
922 317 295
836
3096
1019
618 498
82,2
91,0
262 282 2813
1666
279 109,8
53,8
3,9
283
74,7
1934
88,3
990
328
335 902
4021
964
639 435
85,9 86,8
288 243
2784
1853
296 113,0
62,1
3,2
276
70,9

J.’33
70,9
870
271 166
829
3088
1225
668 453
81,6
80,1
340 254
2613
137

108,7,
53,4
4,4
296
76,4

Feb.
74,5
795
266
180
801
2851
1229 605
476
75,9
83,9
271
260
2587
1609
129 108,4
51,1
4,3 293
75,7

Mrt.
80,9
867 322
275 914 3104
1082
654 564
80,6
100,4
284 340 2927
J
270 108,8
50,8
4,2
287 75,1

Apr.
82,7
837
296
335
836
2910
1026
605
487
76,4 85,9
250
284
2585
480 109,2
50,7
4,0 283
74,5

Mei
86,5
909 352
369
833
3102
1000
592
510
78,2
95,8
267
298
2785
1640
396 109,0
52,3
4,0
281
74,7

Juni
79,1
894
350
340
782
3062
884 794 636 109,2
115,4
365
346
2680
333 109,0
52,8
4,0
279
74,3

Juli
84,9
983 338 353
821
3120
824
505
431
66,4 80,0
229
227
2945
(
149 108,&
51,3
4,0
275
73,5

Aug.
82,3
952 293 350
810
2900
889
531
458
71,9 85,0
232
270
2928
1711
134 109,0
53,3
4,0 276
73,9

Sep.
85,4
963 336
350 826
3157
907 583
464
77,1
88,0
258
269
3185
(
443 110,8
55,4
3,7
276
73,9

Oct.
83,1 1001 344 344 832
3341
963
588 516
81,0
93,8
243
259 3169
(
168

111,9
55,9
3,5
277 73,7

Nov.
79,8
997
331
258
872
3212
1066
578
478
82,8
90,3
234 250
2802
,1728
149 112,0
58,8
3,5
280
74,0

Dec.
75,9
993
300
215
877
3308
1132
710
507
100,0
102,4
272 298
2548
J
559 112,6
58,7
3,2
284

J.’34
72,2
941
301
187
983
3495
1158
643
405
82,8
76,9
338
227
2683
84 113,2
60,7
3,0 278
74,8

Feb.
77,3
852
293 203 957
3367
1104
686
410
89,6
79,8
340
227
2633
}1697{

118
112,0

62,4
3,0 276
74,1

Mrt.
84,5
977
342
305 1004
3849
1057
678
457
88,2
87,8
337
250
2815
254
113,1

62,7 3,0
275
73,8

Apr.
86,9
938
301
340 858
746
996 640 407
85,9 81,0 298
229
2455
(
274
113,4

57,1 3,0
275
73,7

Mei
89,5
1032
347 399
898
3903
941
621
436
80,8
85,0
296 258
2647
}1895
147
113,8

57,7
3,0
274
69,8

Juni
85,7
1009
329
392
824
4656
831
813
541
108,7
104,0
325
309
2635
418
113,5

58,7
3,0
275 69,0

Juli
91,7
1055
350 405
863
4178
887 487
369
66,4
72,3
215
194
2863
220
113,4

61,2
3,0
273
69,0

Aug.
87,0
1009
306 392 934
4130
867 517
411
72,8
85,6
217 242 2917
}1771
381
113,8

64,8
3,0
275
68,8

Sep.
93,5
1005
332 408
895
4175
887
564
385
77,2
79,2
233 220
3031
993
112,7

65,1
3,0
275
69,0

Oct.
95,3 1040
363
406
957
4527
905
624
448
85,4 93,3
269 232 3237
(
230
113,4

65,1
3,0 276
69,2

Nov.
94,8
1011 349
320 822 4394 970
633
429
85,5 87,0
267
208 2839
t2049J
111
112,7

64,6
4,0
277
69,7

Dec.
89,7
1011
319 261 827
4424 962 762 530
107,4 112,6
306
317
2655
J
319
110,5

65,1
4,0 279
69,9

J.’35
92,5
900 326 205
928
4798
1012
621 377
81,3
78,1
300 205
2582
(
295 112,0

67,2
4,0
280
69,8

Feb.
97,2
192
213 824
4684
956
626
391
81,4
82,9
313
202
2495
}17 09
110,7

66,7
4,0
282
69,9

Mrt.
103,6
853
670 392
3,5
289
70,0

Apr.
803
650
426
299
70,9

Mei
1

755 553
380

i

Vierteij.
Instit.
0.
Konjunkturf.
2)
Bollettino
di Notizie
Economiche.
8)
Bulletin
Mensuel,
Volkenbond.

4)
De
cijfers
van
in-
en uitvoer
houden in
de maanden
Juni
en
December
de postzendingen
over
het halfjaar
in.

CONJUNCTUURGEGEVENS
BETREFFENDE
ZWEDEN.
*)


Productie, Handel en Verkeer
Kapitaalmarkt
.
Geld-
P r ij
z
e n
,.
nark’
Productie
Buitenlandsche
handel
Vervoer
Emissies
.
t
>

van Obli-

Indexcijfers van

E
gaties
CD

25
cm




Uitvoer van


0
0

Cd

HVII
Ii
!!_U
I

1925-

……

.
_____
.
9
31112,’
lmnd
u..

30=
100

.

In 1000 ton
E
bb

24=
loo
han-
delsp.
Juli’14
= ioo

_____
.
1fl
1000 ton
in millioen
Kronen
.
in 1 00 ton
fl1000
Mi. Mijl.
Kr.

.


in miii. Kr.

1
1


100

1925
90
36
43
11,0
121
113
733
99 32
436

1767
16
10,7

788
113,6
5,20
161
154 166 176

1926
93
38
43
12,2
124
1181

634
109 34
389 831
1824
13
12,2
8,8
965
124,9
4,50
149
142
154
172
1927
96
35
43
12,0
132 135
893
121
34
456
838
2101
22
20,6
14,2
1494
146,0
4,15
146
138
149
169

1928
104
33
50
10,6
142
1311
424
111
33
473 831
2096
31
28,5
21,5
2094
170,4
4,01
148
144 149 173

1929
110
40
60 10,7 149
151
908
149
40
530
916
2386
23
19,4
23,8
1923
154,4
4,74
140
135 142 169

1930
106 38
52
12,2
139 129
782
137
36
435
831
2342
21
73,3 63,2
2256
131,8
3,72
122
117
123
164
1931
93
32
46
°

17,2
119 94
375
130
40
305
748
2197
28
45,7
44,3 2232
79,4
4,09
111 107 111
158

1932
87
22
45
22,8
96 79 185
107
39
309
641
2028
11
38,7
22,0
862
57,3
4,39
109
109 110
156

1933
90 27
53
23,7
91
90
239
160 43
384
691
2173
8
56,1
44,4
784
64,8
3,17
107
107
109
153

1934
110
44
73
19,0
108
108
568
167
46
377 818
2378
10
41,2
41,2
1042
75,7
2,5
114
110
116
155

J.

’34
103 36
57
24,6
98 89
210
159
44
112
685
2057
7
1476
71,7
2,5
112
108 115
153

Feb.
104
39
65
24,7
90 66
244
77 37
70
655
1662
10
}34,7
}15,9
1710
75,6
2,5
112
110 115

Mrt.
107
40
72
24,7
100 83
453
53
51
95
773
1884
8
1034
71,4
2,5
112
109
115

Apr.
110
40
71
20,6
110 92
615
169
46
159
766
2070
5
1075
76,0
2,5
113
110 115 153

Mei
111
50
85
16,2 110
112
704
187
46
442
809 2497
11
27,8 37,4
990
74,0
2,5
113
110 116

Juni 112 40
60
15,0
103
125
663
183
46
733
802
2659
14
J
753
71,3
2,5
114
111
116

Juli
107
43
64
14,4
99
109
697
173 43 531
828
2862
6
664
73,4
2,5
°

114
111
116 155

Aug.
112
49


86


14,4
113 116
658
159 ‘
46
569
865

2894
18


55,6 38,8
590
73,5
2,5

114
109
116

Sep.
112
43
78
14,2 110
126
742
197
47
534 828 2597
5
J
770
76,0
2,5
114
109
116

Oct.
111
45
79
16,0
129 115
612
178
45
489
1024
2515
13
°
1469
81,8
2,5
114
111
116 155

Nov.
114
53
90
18,2
128
121
608
202
53
428 1020
2433
17
46,7
44,2
957
80,2
2,5
115
112 116

Dec.
114 50
72
25,0
110
139
655
264
49
357
758
2459
13
J
1010
83,0
2,5
115
113
118

J.

’35
116 54
75
22,6
109 83
532
142
43
163
758
2181

9
1373
85,8
2,5
115
112
116 155

Feb.
117
47 72
20,6
99
80
510
89 48
55
774 1870
8
24,7
18,8
1096
84,1
2,5
115
112
116

Mrt.
120
50
80
18,8
111
82
595
46
53
74
878
2036
7
J

J
1172 80,1
2,5
115
111
116

Apr.
126
1 00
683 170
54
119
17
699
83,1
2,5
115 111
115 155

J
De
gegevens
over
de afzonderlijke
jaren
(1925-1933)
hebben
betrekking
op
maandgemddelden.
Gegevens
ontleend
aan Kommerslelia
ddeianden.
2)
Ontleend
aan
Bulletin
Mensuei
de Statistique.

Auteur